diff --git "a/data_00026.jsonl" "b/data_00026.jsonl" new file mode 100644--- /dev/null +++ "b/data_00026.jsonl" @@ -0,0 +1,1000 @@ +{"url": "data/BWBR0049230/manifest.xml", "content": "2024-01-132024-01-17T07:21:05+01:002024-02-22T06:28:37+01:00BWBR0049230.WTI2024-01-139999-12-312024-01-139999-12-312024-01-17T07:23:31+01:002024-02-22T06:28:53+01:0034788cfd50cdf1eeda2f58d71caf4cd0a6c058924e047efb5aedcad579993ac6299d0c3453ba07732f85677db28f487943367cc6c41e5e0162cf9e19870f05ad752fc", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049231/2024-01-13_0/xml/BWBR0049231_2024-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 19 december 2023 tot vaststelling van het Specifiek interventiebeleid NVWA diergezondheid (IB03-SPEC 16, versie 02)202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024\n Specifiek interventiebeleid NVWA diergezondheid (IB03-SPEC 16, versie 02)202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 8.1 van de Wet dieren, artikel 6, zevende lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019 en het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024;\n Besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:\n202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 1\n Onderwerp\n \n Het Specifiek interventiebeleid NVWA diergezondheid beschrijft, binnen de kaders van het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (AIB), de klasseindeling en de interventies voor de beoordeling van specifieke overtredingen van de wetgeving in het domein diergezondheid. Dit domein heeft betrekking op het houden van en de handel in dieren, inclusief de verplaatsingen naar andere lidstaten en derde landen. Dit specifiek interventiebeleid heeft onder andere betrekking op het primaire bedrijf, (dieren)vervoer, verzamelcentra en slachthuizen en ziet tevens op hobbymatig gehouden dieren. Op overtredingen met betrekking tot diergezondheid anders dan in dit document of een ander specifiek interventiebeleid beschreven, blijft het AIB van toepassing.\n De Europese wetgeving over diergezondheid is samengebracht in één kader, namelijk de Diergezondheidsverordening (EU) 2016/429 en daarmee samenhangende gedelegeerde en uitvoerings- verordeningen. Daarbij ligt de focus op bevordering van diergezondheid via preventie, monitoring en bestrijding. De Verordening en de gedelegeerde- en uitvoeringsverordeningen, voorzien in uniforme, rechtstreeks werkende regels voor exploitanten, houders van dieren en voor de overheid. Aanvullende nationale bepalingen ten aanzien van diergezondheid zijn geregeld in de Wet dieren en de onderliggende besluiten en regelingen. Dit specifiek interventiebeleid ziet op alle Europese en nationale regelgeving met betrekking tot diergezondheid.\n202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 1.2\n Achtergrondinformatie\n \n De Europese regels betreffende diergezondheid zijn opgenomen in de Verordening (EU) nr. 2016/429 en zijn daarmee rechtstreeks van toepassing binnen de Europese Unie. Enerzijds betekent dit dat bepalingen uit de verordeningen niet geïmplementeerd mogen worden in nationale regelgeving, anderzijds behoeven bepalingen uitwerking in nationale regelgeving om de verordening te kunnen uitvoeren. Het gaat dan bijvoorbeeld om het strafbaar stellen van overtredingen van bepaalde voorschriften uit de verordeningen en de mogelijkheid om uitvoering te kunnen geven aan bindende onderdelen uit die verordeningen.\n De Wet dieren biedt de grondslag om overtredingen van bepalingen uit de verordeningen strafbaar te stellen.\n De verordeningen laten voor sommige onderwerpen, onder voorwaarden, ruimte aan lidstaten om aanvullende regels te stellen. Voor Nederland is het van belang om aanvullend op de Europese regels nationale regels te stellen om de diergezondheid te beschermen. De noodzaak voor het stellen van aanvullende nationale regels komt ook voort uit het feit dat de verordening voor sommige thema’s geen of beperkt regels stelt. Terwijl het voor een effectieve preventie, bewaking, monitoring en bestrijding wel noodzakelijk is om die aanvullende regels te stellen.\n Niet alle Europese regels die zien op dieren en ziekten zijn door de Verordening (EU) nr. 2016/429 vervangen. Naast de Verordening (EU) nr. 2016/429 blijft een Europese richtlijn, een besluit en twee verordeningen van toepassing die gaan over overdraagbare ziekten, inclusief zoönosen (zie hoofdstuk 2.2).\n202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 2\n Definitie inspectie en wettelijke basis\n \n \n 2.1\n Definitie inspectie\n \n Elke vorm van controle door een inspecteur van de NVWA om na te gaan of de wet- en regelgeving inzake identificatie en registratie van dieren, diergezondheid en vervoer van dieren of dierlijke producten wordt nageleefd. De inspecteur kan, als dit de efficiency van de uit te voeren inspectie ten goede komt, er voor kiezen om deze van tevoren aan te kondigen. Dit laat onverlet dat de inspecteur ook zonder aankondiging een inspectie kan uitvoeren.\n202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.2\n Wettelijke basis\n \n Dit specifiek interventiebeleid ziet toe op:\n \n \n –\n \n Verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (PbEU 2016, L 84);\n \n \n –\n \n Verordening (EU) nr. 517/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees parlement en de Raad wat betreft een doelstelling van de Unie voor het verminderen van de prevalentie van bepaalde serotypes van salmonella bij legkippen van Gallus gallus en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2160/2003 en Verordening (EU) nr. 200/2010 van de Commissie;\n \n \n –\n \n Verordening (EU) Nr. 200/2010 van de Commissie van 10 maart 2010 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees parlement en de Raad wat betreft een doelstelling van de Unie voor het verminderen van de prevalentie van serotypen Salmonella bij volwassen vermeerderingskoppels van Gallus gallus;\n \n \n –\n \n Verordening (EU) nr. 200/2012 van de Commissie van 8 maart 2012 tot vaststelling van een doelstelling van de Unie voor het terugdringen van Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium bij koppels slachtkuikens;\n \n \n –\n \n Verordening (EU) nr. 1190/2012 van de Commissie van 12 december 2012 tot vaststelling van een doelstelling van de Unie voor het terugdringen van Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium bij koppels kalkoenen;\n \n \n –\n \n Verordening (EU) 2021/520: Uitvoeringsverordening (EU) 2021/520 van de Commissie van 24 maart 2021 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad wat betreft de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren (PBEU 2021 L229);\n \n \n –\n \n Verordening (EU) 2021/963: Uitvoeringsverordening (EU) 2021/963 van de Commissie van 10 juni 2021 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van de Verordeningen (EU) 2016/429, (EU) 2016/1012 en (EU) 2019/6 van het Europees parlement en de Raad wat betreft de identificatie en registratie van paardachtigen en tot vaststelling van modelidentificatiedocumenten voor die dieren (PBEU 2021 L213);\n \n \n –\n \n Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (PbEU 2003, L 325);\n \n \n –\n \n Richtlijn 2003/99/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönosen en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad (PbEU 2003, L 325);\n \n \n –\n \n Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönosen en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad (PbEU 2002, L 31);\n \n \n –\n \n Verordening (EU) nr. 576/2013 van het Europees parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 998/2003 (PbEU 2013, L 178) en de artikelen 2.2, tiende lid, 2.4, tweede lid, 2.5, tweede lid, 2.6, tweede lid, 2.7, tweede lid, 2.12, 3.1, tweede lid, 5.4, tweede lid, artikel 6.4, eerste lid;\n \n \n –\n \n Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad;\n \n \n –\n Gedelegeerde verordening (EU) 2020/688 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad wat betreft de diergezondheidsvoorschriften voor verplaatsingen binnen de Unie van landdieren en broedeieren;\n \n \n –\n Gedelegeerde verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking, uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekte;\n \n \n –\n Gedelegeerde verordening (EU) 2020/686 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad wat betreft de erkenning van inrichtingen voor levende producten en de traceerbaarheids- en diergezondheidsvoorschriften voor verplaatsingen binnen de Unie van levende producten van bepaalde gehouden landdieren;\n \n \n –\n Gedelegeerde verordening (EU) 2019/2035 van de Commissie van 28 juni 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad wat betreft regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren;\n \n \n –\n Gedelegeerde verordening (EU) 2020/691 van de Commissie van 30 januari 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad wat betreft regels voor aquacultuurinrichtingen en vervoerders van waterdieren;\n \n \n –\n Gedelegeerde verordening (EU) 2020/990 van de Commissie van 28 april 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad wat betreft de diergezondheids- en certificeringsvoorschriften voor verplaatsingen binnen de Unie van waterdieren en producten van dierlijke oorsprong van waterdieren;\n \n \n –\n Gedelegeerde verordening (EU) 2020/1625 van de Commissie van 25 augustus 2020 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad wat betreft regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren;\n \n \n –\n Gedelegeerde verordening (EU) 2020/687 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad wat regels voor de preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten betreft;\n \n \n –\n \n Uitvoeringsverordening (EU) 2020/999 van de Commissie van 9 juli 2020 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad wat betreft de erkenning van inrichtingen voor levende producten en de traceerbaarheid van levende producten van runderen, varkens, schapen, geiten en paardachtigen;\n \n \n –\n \n Uitvoeringsverordening (EU) 2020/690 van de Commissie van 17 december 2019 tot vaststelling van voorschriften voor de toepassing van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees parlement en de Raad wat betreft de in de lijst opgenomen ziekten waarvoor bewakingsprogramma’s van de Unie gelden, het geografische toepassingsgebied van dergelijke programma’s en de in de lijst opgenomen ziekten waarvoor de ziektevrije status van compartimenten kan worden vastgesteld;\n \n \n –\n \n Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Commissie van 3 december 2018 betreffende de toepassing, op de categorieën in de lijst opgenomen ziekten, van bepaalde regels voor de preventie en bestrijding van ziekten en tot vaststelling van een lijst van soorten en groepen soorten die een aanzienlijk risico vormen in verband met de verspreiding van die ziekten;\n \n \n –\n \n Wet dieren;\n \n \n –\n \n Besluit diergezondheid;\n \n \n –\n \n Regeling diergezondheid;\n \n \n –\n \n Besluit houders van dieren;\n \n \n –\n \n Regeling houders van dieren.\n \n \n202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 3\n Werkwijze\n \n \n 3.1\n Het bepalen van de ernst van de overtreding\n \n Overtredingen worden ingedeeld naar de klassen zoals gedefinieerd in het AIB. Bij de indeling in de klassen is met name beoordeeld in hoeverre een overtreding een risico kan vormen voor de voedsel- veiligheidvoedselveiligheid (tracering), de verspreiding van dierziekten, de herstelbaarheid daarvan, ondermijning van het systeem en of er sprake is van calculerend en/of bewust risiconemend gedrag. Hoe groter het risico, hoe ernstiger de overtreding wordt gekwalificeerd.\n De kwalificatie in het interventiebeleid van de boetecategorieën naar ernst kan verschillen van de kwalificatie naar ernst van de overtredingsklasse in de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren. Dit is verklaarbaar, want het doel van de kwalificering en de criteria zijn verschillend. In het specifiek interventiebeleid is het doel het bepalen van de overtredingsklasse en in de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren gaat het om het bepalen van de hoogte van de boete.\n Bij een aantal overtredingen bepalen de omstandigheden van het geval of de niet naleving wordt aangemerkt als geringe lichte overtreding, middelzware overtreding of zware overtreding. De volgende indeling wordt aangehouden:\n Aard en ernst van de overtreding:\n Licht feit, gering risico op aantasting diergezondheid, volksgezondheid, of geringe ondermijning van het systeem. Er zijn in de bijlage een aantal feiten benoemd die onder deze categorie vallen. Voor de klasse lichte overtredingen geldt dat bij een vierde constatering van een overtreding van klasse licht wordt overgegaan naar de interventie die volgt op de constatering van een klasse middelzware overtredingen. Dat betekent dat een officiële waarschuwing dient te volgen, conform het AIB. Bij een vijfde constatering kan er overgegaan worden op een interventie conform de klasse zware overtredingen.\n Middelzware overtreding/ zware overtreding\n Bij de meeste overtredingen bepalen de omstandigheden van het geval dan wel de omvang van de overtreding of de niet-naleving wordt aangemerkt als middelzware overtreding of zware overtreding.\n Indeling van overtredingen in verschillende overtredingsklassen heeft op een aantal verschillende manieren plaatsgevonden:\n Getalsmatige criteria\n Bij diverse overtredingen is de indeling in overtredingsklasse zwaar gebaseerd op getalsmatige criteria. In die gevallen is de overtreding die in categorie zwaar is ingedeeld exact geformuleerd. Overtredingen van dezelfde norm die als lichte overtreding zijn aangemerkt betreffen geringe afwijkingen. In dat geval worden kleine afwijkingen (zoals weinig dieren, of afwijkingen die een klein risico vormen) ingedeeld als lichte overtreding.\n Alle overige overtredingen van diezelfde norm, die niet vallen onder de exacte omschrijving behorende bij zwaar, en geen ‘lichte overtreding’ zijn, worden beschouwd als middelzware overtreding. In het specifiek interventiebeleid zijn deze overtredingen aangeduid als ‘niet zijnde zwaar of licht’.\n Structureel / incidenteel\n Andere overtredingen zijn niet op basis van een getalsmatig criterium ingedeeld, maar zijn als een zware overtreding ingedeeld als er sprake is van structurele overtredingen van die norm. De tegenhanger van een structurele overtreding is een incidentele overtreding (overtredingsklasse middelzwaar). Onder incidentele overtreding wordt verstaan: een overtreding die betrekking heeft op een gering aantal dieren, of een overtreding die slechts een geringe afwijking van de norm is.\n Om bij indeling van bepaalde overtredingen rekening te houden met grote én met kleine bedrijven, komen bij een aantal normen 2 criteria voor, bijvoorbeeld minimaal 10% én minimaal 10 dieren.\n202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.2\n Herhaalde overtreding\n \n Met een wettelijke norm die betrekking heeft op vergelijkbare gedragingen wordt bedoeld overtredingen uit hetzelfde deel van Verordening (EU) 2016/429, zoals bijvoorbeeld tracering, monitoring, verplaatsingen, identificatie en registratie van dieren of salmonella.\n202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.3\n Het bepalen van interventies bij een overtreding\n \n Bestraffende sanctie\n Overtredingen worden bestuursrechtelijk of strafrechtelijk afgehandeld. Aan het Openbaar Ministerie worden overtredingen voorgelegd indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder zij zijn begaan daartoe aanleiding geven. Uitgangspunt is dat bij een zware overtreding, dan wel een herhaalde middelzware overtreding, in elk geval een bestuurlijke boete wordt opgelegd of een proces-verbaal wordt aangezegd.\n De NVWA treedt met name in overleg met het Openbaar Ministerie over mogelijke gevallen van:\n \n \n a.\n moedwillig begane overtredingen (opzettelijk, calculerend gedrag);\n \n \n b.\n frauduleus handelen;\n \n \n c.\n stelselmatige overtredingen;\n \n \n d.\n overtredingen waarbij een buitenlandse overtreder is betrokken.\n \n \n Bestuursrechtelijke handhaving\n Op basis van de Wet dieren is de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bevoegd om bestuursrechtelijke maatregelen te nemen die gericht zijn op het herstel van de gevolgen van de overtreding of het voorkomen van verdere overtreding. Verder is de minister bevoegd om bij bepaalde overtredingen van de Wet dieren een bestuurlijke boete op te leggen. Deze bevoegdheden zijn mede aan de NVWA gemandateerd.\n In de bijlagen van dit specifiek interventiebeleid is vastgelegd op welke wijze wordt geïntervenieerd bij het constateren van een overtreding.\n202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.4\n Stapeling\n \n Ten aanzien van het stapelen van overtredingen geldt, bij het opleggen van de bestuurlijke boete, dat er wordt uitgegaan van maximaal vijf overtredingen per controlemoment.\n202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.5\n Melding klachtambtenaar Veterinair Tuchtcollege\n \n In het geval personen die zijn toegelaten tot het beroepsmatig verrichten van diergeneeskundige handelingen tekortschieten in de zorgplicht voor dieren, kan er een melding worden gedaan bij de klachtambtenaar ten behoeve van het Veterinair Tuchtcollege. Dit gelet op artikel 4.2 van de Wet dieren. Dit kan naast een bestuurlijke of strafrechtelijke interventie plaatsvinden. Personen die hier onder vallen zijn onder andere dierenartsen, dierenartsassistenten-paraveterinair en dierverloskundigen.\n202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.6\n Erkenningen, registraties en certificaten\n \n Een maatregel die genomen kan worden bij een omissie is het intrekken van een erkenning, registratie of het niet afgeven of intrekken van een certificaat. Ook kan de frequentie van toezicht worden verhoogd.\n202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.7\n Meldingen aan lidstaten\n \n Bij constatering van tekortkomingen, die in andere lidstaten zijn gemaakt of ontstaan wordt de betreffende bevoegde autoriteit van dat land, via het National Contact Point geïnformeerd over deze niet-naleving.\n202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 4\n Divers\n \n Vervanging\n Deze beleidsregel vervangt het op 30 oktober 2023 vastgestelde Specifiek interventiebeleid NVWA diergezondheid (IB02-SPEC 16, versie 01). Hiermee wordt de inhoud van de beleidsregel in overeenstemming gebracht met het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024.\n Citeertitel\n Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Specifiek interventiebeleid NVWA diergezondheid (IB03-SPEC 16, versie 02)’.\n Inwerkingtreding\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.\n Bijlage\n De bijlage van deze beleidsregel is te vinden op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n Deze beleidsregel wordt in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n namens deze:\n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n Bijlage\n \n \n Gepubliceerd op www.nvwa.nl/interventiebeleid.\n \n202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n202419712-01-202419-12-2023202419712-01-202419-12-202313-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049231/manifest.xml", "content": "2024-01-132024-01-17T07:22:14+01:002024-01-17T07:22:14+01:00BWBR0049231.WTI2024-01-139999-12-312024-01-139999-12-312024-01-17T07:23:30+01:002024-01-17T07:23:30+01:0068396f0b67fb1f7a848500d656143497efe8cf4f3baceee82579402b48773b020374ab3bc10a132e25ac53d867e00814afb505984161e30f944fc689758f8648f6a20", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049232/2024-01-13_0/xml/BWBR0049232_2024-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Justitie en Veiligheid van 23 december 2023 tot vaststelling van het Specifiek interventiebeleid NVWA experiment gesloten coffeeshopketen (IB03-SPEC 30, versie 03)202420012-01-202423-12-2023202420012-01-202423-12-202313-01-2024\n Specifiek interventiebeleid NVWA experiment gesloten coffeeshopketen (IB03-SPEC 30, versie 03)202420012-01-202423-12-2023202420012-01-202423-12-202313-01-2024\n \n \n \n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 8 van de Wet experiment gesloten coffeeshopketen, de artikelen 10, eerste lid, onder d, en 13a van de Mandaatregeling VWS en het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024;\n Besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:\n202420012-01-202423-12-2023202420012-01-202423-12-202313-01-2024\n \n \n 1\n Onderwerp\n \n Het Specifiek interventiebeleid NVWA experiment gesloten coffeeshopketen beschrijft, binnen de kaders van het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (AIB), de klasseindeling van en de interventies voor specifieke overtredingen van de wetgeving bij het experiment gesloten coffeeshopketen. De NVWA houdt toezicht op de naleving van de normen die zien op de teelt en de kwaliteit van de hennep of hasjiesj, de verpakking hiervan, en het afficheringsverbod voor de telers.1Een uitwerking van de verdeling van toezichts- en handhavingstaken is opgenomen in het Toezicht- en handhavingsarrangement EGC. Welke normen dit betreft, is nader uitgewerkt in de bijlage. De NVWA is bevoegd tot handhaving van voormelde normen, voor zover deze zien op de telers. Voor wat betreft overtreding van de op grond van artikel 21, tweede lid, van het Besluit experiment gesloten coffeeshopketen (Besluit EGC) aan de aanwijzing te verbinden eis dat voldaan moet worden aan de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, wordt verwezen naar het specifieke interventiebeleid IB03-SPEC 05.\n Naast de NVWA zijn ook de IJenV en deelnemende gemeenten betrokken bij het handhaven op de normen die voortvloeien uit de wetgeving bij het EGC.\n Overtredingen die door de inspecteur/toezichthouder worden waargenomen en die niet in dit IB03-SPEC 30 zijn opgenomen, worden voorgelegd aan de afdeling Expertise van de directie Handhaven teneinde een interventie te bepalen.\n202420012-01-202423-12-2023202420012-01-202423-12-202313-01-2024202420012-01-202423-12-2023202420012-01-202423-12-202313-01-2024\n \n \n 2\n Definities en wettelijke basis\n \n \n 2.1\n Definities\n \n In aanvulling op de definities en begrippen uit het AIB gelden de volgende definities:\n \n \n \n \n \n \n \n Inspectie:\n \n \n Elke vorm van controle door een inspecteur van de NVWA om na te gaan of de wet- en regelgeving inzake het experiment gesloten coffeeshopketen, specifieke onderdelen waarvoor de NVWA als toezichthouder en handhaver is aangewezen, wordt nageleefd. De inspecteur kan, als dit de efficiency van de uit te voeren inspectie ten goede komt, ervoor kiezen om deze van te voren aan te kondigen. Dit laat onverlet dat de inspecteur ook zonder aankondiging een inspectie kan uitvoeren.\n \n \n \n \n Toezicht- en handhavingsarrangement EGC:\n \n \n Document waarin de (toezichts- en handhavings)taken en bevoegdheden van de IJenV, NVWA, gemeenten en politie/OM in het kader van het EGC zijn uitgewerkt, waaronder welke informatie onderling wordt gedeeld.\n \n \n \n \n Herinspectie:\n \n \n Een inspectie (op afstand) ingesteld door een inspecteur van de NVWA die volgt op een eerder ingestelde inspectie, waarbij een overtreding is geconstateerd van de wet- en regelgeving inzake het EGC en naar aanleiding waarvan het noodzakelijk wordt geacht om na de tijdens de eerdere inspectie aangegeven termijn na te gaan of afdoende corrigerende maatregelen zijn genomen om de overtreding op te heffen en nieuwe overtredingen te voorkomen.\n \n \n \n \n \n202420012-01-202423-12-2023202420012-01-202423-12-202313-01-2024202420012-01-202423-12-2023202420012-01-202423-12-202313-01-2024\n \n 2.2\n Gebruikte afkortingen\n \n \n \n \n \n \n \n \n AIB\n \n \n \n Algemeen interventiebeleid\n \n \n \n \n \n EGC\n \n \n Experiment gesloten coffeeshopketen\n \n \n \n \n IJenV\n \n \n Inspectie Justitie en Veiligheid\n \n \n \n \n SPEC\n \n \n Specifiek interventiebeleid\n \n \n \n \n \n202420012-01-202423-12-2023202420012-01-202423-12-202313-01-2024202420012-01-202423-12-2023202420012-01-202423-12-202313-01-2024\n \n 2.3\n Wettelijke basis\n \n Binnen het EGC gelden nationale regels. De belangrijkste wettelijke bepalingen die van belang zijn voor dit specifieke interventiebeleid zijn de Wet experiment gesloten coffeeshopketen (Wet EGC), het Besluit experiment gesloten coffeeshopketen (Besluit EGC), de Regeling experiment gesloten coffeeshopketen (Regeling EGC) en het Besluit aanwijzing toezichthouders naleving Wet experiment gesloten coffeeshopketen en verlenen mandaat en machtiging voor uitvoering en handhaving van die wet.\n202420012-01-202423-12-2023202420012-01-202423-12-202313-01-2024202420012-01-202423-12-2023202420012-01-202423-12-202313-01-2024202420012-01-202423-12-2023202420012-01-202423-12-202313-01-2024\n \n \n 3\n Werkwijze\n \n \n 3.1\n Samenwerking met andere handhavende instanties: handhavingsarrangement\n \n Naast de NVWA zullen IJenV en de burgemeesters van de deelnemende gemeenten (waar de coffeeshops gevestigd zijn) toezicht houden op de normen die voortvloeien uit de regelgeving experiment gesloten coffeeshopketen en deze normen handhaven. Politie en OM zijn verantwoordelijk voor het opsporen en vervolgen van strafbare feiten. De (toezichts- en handhavings)taken en bevoegdheden van de IJenV, NVWA, gemeenten en wanneer de politie/OM geïnformeerd willen worden zijn in het Toezicht- en handhavingsarrangement EGC uitgewerkt. Evenals welke informatie onderling wordt gedeeld.\n Op basis van artikel 46 van het Besluit ECG en de uitgewerkte afspraken in het Toezicht- en handhavingsarrangement EGC zal de NVWA informatie over geconstateerde overtredingen en opgelegde sancties met de andere genoemde partijen in artikel 46 van het besluit en het arrangement delen. Deze informatiedeling zal worden uitgevoerd conform hetgeen in voorgenoemd artikel en arrangement is beschreven.\n Ten aanzien van de handelingen, bedoeld in artikel 3, onderdelen B en C, van de Opiumwet, geldt het in die artikelonderdelen omschreven verbod niet, voor zover die handelingen worden verricht in het kader van de voorbereiding, uitvoering en afbouw van het experiment en in overeenstemming met de eisen die aan die handelingen bij of krachtens artikel 6 of 7 van deze wet worden gesteld.\n202420012-01-202423-12-2023202420012-01-202423-12-202313-01-2024202420012-01-202423-12-2023202420012-01-202423-12-202313-01-2024\n \n 3.2\n Het bepalen van de ernst van de overtreding\n \n Overtredingen worden ingedeeld naar de klassen zoals gedefinieerd in het AIB. Bij het beoordelen van de ernst van de overtreding wordt rekening gehouden met de omvang van (het risico op) gevolgen voor de gezondheid, en of er sprake is van ondermijnend gedrag. Hoe groter (het risico op) de gevolgen is, des te hoger wordt de overtreding in de bijlage geclassificeerd.\n In de bijlage van dit document zijn de bepalingen van de geldende wetgeving ingedeeld in een overtredingsklasse met bijbehorende interventie(s).\n Een aantal normen is in twee of meer overtredingsklassen (zwaar, middelzwaar en/of licht) ingedeeld, omdat de mogelijkheid tot beoordeling van de ernst van de overtreding afhankelijk is van de feiten en omstandigheden van het geval. De inspecteur zal op basis van de feiten en omstandigheden de overtredingsklasse hanteren die behoort bij de ernst van de mogelijke gezondheidsschade, veiligheid en/of ondermijning van het systeem.\n202420012-01-202423-12-2023202420012-01-202423-12-202313-01-2024202420012-01-202423-12-2023202420012-01-202423-12-202313-01-2024\n \n 3.3\n Het bepalen van interventies bij een overtreding\n \n Bestraffende sanctie\n Overtredingen van de normen die zien op de kwaliteit van de hennep of hasjiesj en de verpakking hiervan, uit de Wet EGC, worden doorgaans bestuurlijk beboet maar kunnen, indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan daartoe aanleiding geven, aan het Openbaar Ministerie (OM) worden voorgelegd voor strafrechtelijke afdoening en/of intrekken van de aanwijzing door de Ministers (Minister van Volksgezondheid en Minister van Justitie en Veiligheid). Het OM beslist of het overgaat tot strafrechtelijke afdoening.\n De kolommen ‘interventies’ en ‘follow-up na overtreding; interventies bij herhaalde overtreding’ in de bijlage van dit document vermelden uitsluitend de bestuurlijke boete als bestraffende sanctie die doorgaans wordt toegepast. Dit laat onverlet dat, als een overtreding zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk kan worden afgedaan, op grond van de specifieke feiten en omstandigheden kan worden besloten om in plaats van een bestuurlijke boete een proces-verbaal op te maken ten behoeve van strafrechtelijke afdoening. Op voorhand is niet in de bijlage van dit document aan te geven wanneer wordt overgegaan tot een strafrechtelijke bestraffende sanctie. Daarom vormt deze paragraaf een aanvulling op bovengenoemde kolommen in de bijlage.\n Bij niet-naleving van de regels van het experiment kan in beginsel zowel strafrechtelijk worden vervolgd als bestuursrechtelijk worden gehandhaafd, maar uitgangspunt is dat bestuurlijke handhaving het primaat heeft. Afbakening tussen het strafrechtelijke traject, door OM en politie, en het bestuursrechtelijke traject is beschreven in het Toezicht- en Handhavingsarrangement EGC. Evenals wanneer wordt geëscaleerd van bestuursrechtelijk handhaving naar strafrechtelijke handhaving.\n202420012-01-202423-12-2023202420012-01-202423-12-202313-01-2024202420012-01-202423-12-2023202420012-01-202423-12-202313-01-2024\n \n 3.4\n Herinspectie\n \n Na het constateren van een zware of middelzware overtreding kan een extra inspectie worden uitgevoerd om na te gaan of gemaakte afspraken over het opheffen van de overtreding zijn nagekomen. Binnen het EGC zal de herinspectie gecombineerd kunnen worden met de periodiek geplande volgende inspectie.\n202420012-01-202423-12-2023202420012-01-202423-12-202313-01-2024202420012-01-202423-12-2023202420012-01-202423-12-202313-01-2024202420012-01-202423-12-2023202420012-01-202423-12-202313-01-2024\n \n \n 4\n Divers\n \n Vervanging\n Deze beleidsregel vervangt het op 10 april 2023 vastgestelde Specifieke interventiebeleid NVWA experiment gesloten coffeeshopketen (IB02-SPEC 30, versie 02). Hiermee wordt de inhoud van de beleidsregel in overeenstemming gebracht met het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024.\n Citeertitel\n Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Specifiek interventiebeleid NVWA experiment gesloten coffeeshopketen (IB03-SPEC 30, versie 03)”.\n Inwerkingtreding\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.\n \n Bijlage\n \n De bijlage van deze beleidsregel is te vinden op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n202420012-01-202423-12-2023202420012-01-202423-12-202313-01-2024202420012-01-202423-12-2023202420012-01-202423-12-202313-01-2024\n \n \n \n Deze beleidsregel wordt in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n namens dezen:\n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n202420012-01-202423-12-2023202420012-01-202423-12-202313-01-2024\n \n \n Bijlage\n \n \n Gepubliceerd op www.nvwa.nl/interventiebeleid.\n \n202420012-01-202423-12-2023202420012-01-202423-12-202313-01-2024\n \n202420012-01-202423-12-2023202420012-01-202423-12-202313-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049232/manifest.xml", "content": "2024-01-132024-01-17T07:21:22+01:002024-02-22T06:28:35+01:00BWBR0049232.WTI2024-01-139999-12-312024-01-139999-12-312024-01-17T07:24:31+01:002024-02-22T06:28:54+01:004785427a712609ede323e8af5cc006bee53b02844224ad0abfd3e2284cf3e0f271744698c2d748951daf7b2fd962c8a60dd2416619db9551ce1f3f59b5cc028fbdca7", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049233/2024-01-13_0/xml/BWBR0049233_2024-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 19 december 2023 tot vaststelling van het Specifiek interventiebeleid tabak en rookwaren (IB03-SPEC 31, versie 17)202420112-01-202419-12-2023202420112-01-202419-12-202313-01-2024\n Specifiek interventiebeleid NVWA tabak en rookwaren (IB03-SPEC 31, versie 17)202420112-01-202419-12-2023202420112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 13 van de Tabaks- en rookwarenwet, de artikelen 10, eerste lid, onderdeel d, en 13a van de Mandaatregeling VWS en het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024;\n Besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:\n202420112-01-202419-12-2023202420112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 1\n Onderwerp\n \n Het Specifiek interventiebeleid NVWA tabak en rookwaren beschrijft, binnen de kaders van het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (AIB), de klasseindeling van en de interventies voor de beoordeling van specifieke overtredingen van de wetgeving in het domein tabak en rookwaren.\n Overtredingen die door de inspecteur/toezichthouder worden waargenomen en die niet in dit IB03-SPEC 31 zijn opgenomen, worden voorgelegd aan de Afdeling Expertise van de Directie Handhaven teneinde een interventie te bepalen.\n202420112-01-202419-12-2023202420112-01-202419-12-202313-01-2024202420112-01-202419-12-2023202420112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 2\n Definities en wettelijke basis\n \n \n 2.1\n Definities\n \n In aanvulling op de definities en begrippen uit het AIB gelden de volgende definities:\n \n \n \n Inspectie: Elke vorm van controle door een inspecteur van de NVWA om na te gaan of de wet- en regelgeving inzake tabak en rookwaren wordt nageleefd. De inspecteur kan, als dit de efficiency van de uit te voeren inspectie ten goede komt, ervoor kiezen om deze van tevoren aan te kondigen. Dit laat onverlet dat de inspecteur ook zonder aankondiging een inspectie kan uitvoeren;\n \n \n \n Herinspectie: Een inspectie (op afstand) ingesteld door een inspecteur van de NVWA die volgt op een eerder ingestelde inspectie, waarbij een overtreding is geconstateerd van de wet- en regelgeving inzake tabak en rookwaren en naar aanleiding waarvan het noodzakelijk wordt geacht om na te gaan of afdoende corrigerende maatregelen zijn genomen om de overtreding op te heffen en nieuwe overtredingen te voorkomen.\n \n \n202420112-01-202419-12-2023202420112-01-202419-12-202313-01-2024202420112-01-202419-12-2023202420112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.2\n Wettelijke basis\n \n In het domein tabak en rookwaren gelden zowel nationale als internationale (EU) regels. De belangrijkste wettelijke bepalingen die van belang zijn voor dit specifieke interventiebeleid zijn de Tabaks- en rookwarenwet en het daarop gebaseerde Tabaks- en rookwarenbesluit en de Tabaks- en rookwarenregeling. Daarnaast geldt de Richtlijn 2014/40/EU betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en de bijbehorende Uitvoeringsbesluiten van de Commissie ((EU) 2015/2186, 2015/2183, 2015/1842, 2015/1735, 2015/109, 2016/586 en 2016/787).\n202420112-01-202419-12-2023202420112-01-202419-12-202313-01-2024202420112-01-202419-12-2023202420112-01-202419-12-202313-01-2024202420112-01-202419-12-2023202420112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 3\n Werkwijze\n \n \n 3.1\n Het bepalen van de ernst van de overtreding\n \n Overtredingen worden ingedeeld naar de klassen zoals gedefinieerd in het AIB. Bij het beoordelen van de op te leggen interventie wordt rekening gehouden met de omvang van (het risico op) gevolgen voor de volksgezondheid, de herstelbaarheid daarvan en of er sprake is van calculerend en/of bewust risiconemend gedrag. Hoe groter (het risico op) de gevolgen, des te hoger wordt de overtreding in de bijlagen geclassificeerd.\n In de bijlage zijn de bepalingen van de geldende wetgeving ingedeeld in een overtredingsklasse met bijbehorende interventie(s).\n202420112-01-202419-12-2023202420112-01-202419-12-202313-01-2024202420112-01-202419-12-2023202420112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.2\n Het bepalen van interventies bij een overtreding\n \n Bestraffende sanctie\n Overtredingen van de Tabaks- en rookwarenwet worden doorgaans bestuurlijk beboet maar kunnen, als de NVWA daar aanleiding toe ziet, aan het Openbaar Ministerie (OM) worden voorgelegd voor strafrechtelijke afdoening. Het OM beslist of het overgaat tot strafrechtelijke afdoening. In één geval schrijft de Tabaks- en rookwarenwet voor dat uitsluitend strafrechtelijk kan worden gesanctioneerd, namelijk indien de in de bijlage ter zake van de overtreding voorziene boete aanmerkelijk wordt overschreden door het met de overtreding behaalde economische voordeel (artikel 11b, derde lid, Tabaks- en rookwarenwet).\n Afgezien van het in artikel 11b, derde lid, van de Tabaks- en rookwarenwet beschreven geval is strafrechtelijke afdoening niet voorbehouden aan een vooraf aan te geven overtreding van een bepaald voorschrift, maar kan in beginsel bij alle overtredingen van de bij of krachtens de Tabaks- en rookwarenwet gestelde voorschriften noodzakelijk zijn.\n De kolommen ‘interventies’ en ‘follow-up na overtreding; interventies bij herhaalde overtreding’ in de bijlage van dit spec vermelden uitsluitend de bestuurlijke boete als bestraffende sanctie die doorgaans wordt toegepast. Dit laat onverlet dat, als een overtreding zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk kan worden afgedaan, op grond van de specifieke feiten en omstandigheden kan worden besloten om in plaats van een bestuurlijke boete een proces-verbaal op te maken ten behoeve van strafrechtelijke afdoening. Op voorhand is niet in de bijlage van dit spec aan te geven wanneer wordt overgegaan tot een strafrechtelijke bestraffende sanctie. Daarom vormt deze paragraaf een aanvulling op bovengenoemde kolommen in de bijlage.\n202420112-01-202419-12-2023202420112-01-202419-12-202313-01-2024202420112-01-202419-12-2023202420112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.3\n Herinspectie\n \n Na het constateren van een zware of middelzware overtreding kan een extra inspectie worden uitgevoerd om na te gaan of gemaakte afspraken over het opheffen van de overtreding zijn nagekomen.\n202420112-01-202419-12-2023202420112-01-202419-12-202313-01-2024202420112-01-202419-12-2023202420112-01-202419-12-202313-01-2024202420112-01-202419-12-2023202420112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 4\n Divers\n \n Vervanging\n Deze beleidsregel vervangt het op 23 oktober 2023 vastgestelde Specifieke interventiebeleid NVWA tabak en rookwaren (IB02-SPEC 31, versie 16). Hiermee wordt de inhoud van de beleidsregel in overeenstemming gebracht met het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024.\n Citeertitel\n Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Specifiek interventiebeleid NVWA tabak en rookwaren (IB03-SPEC 31, versie 17)’.\n Inwerkingtreding\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.\n Bijlage\n De bijlage van deze beleidsregel is te vinden op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n202420112-01-202419-12-2023202420112-01-202419-12-202313-01-2024202420112-01-202419-12-2023202420112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n Deze beleidsregel wordt in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n namens deze:\n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n Inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n202420112-01-202419-12-2023202420112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n Bijlage\n \n \n Gepubliceerd op www.nvwa.nl/interventiebeleid.\n \n202420112-01-202419-12-2023202420112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n202420112-01-202419-12-2023202420112-01-202419-12-202313-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049233/manifest.xml", "content": "2024-01-132024-01-17T07:21:04+01:002024-06-04T07:04:17+02:00BWBR0049233.WTI2024-03-082024-01-132024-03-072024-01-139999-12-312024-01-17T07:23:35+01:002024-03-08T07:15:33+01:00353114afafc9f7f8e777dba93e0e93e8e16793126a346638c262d3dfeb978f2202facc8fc2c7d3bcde9fc001939fe8ae30818bf5e6e14e6a8fd8e36d395c72e2b0a61", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049236/2024-01-13_0/xml/BWBR0049236_2024-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 19 december 2023 tot vaststelling van het Specifiek interventiebeleid NVWA diervoeder (IB03-SPEC 35, versie 05)202420412-01-202419-12-2023202420412-01-202419-12-202313-01-2024\n Specifiek interventiebeleid NVWA diervoeder (IB03-SPEC 35, versie 05)202420412-01-202419-12-2023202420412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 8.1 van de Wet dieren, artikel 6, zevende lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019 en het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024;\n Besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:\n202420412-01-202419-12-2023202420412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 1\n Onderwerp\n \n Het Specifiek interventiebeleid NVWA diervoeder beschrijft, binnen de kaders van het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03), de klassenindeling van en interventies voor de beoordeling van specifieke overtredingen van de diervoederwetgeving.\n Overtredingen die door de inspecteur/toezichthouder worden waargenomen en die niet in dit IB03-SPEC 35 zijn opgenomen, worden voorgelegd aan de afdeling Expertise van de directie Handhaven teneinde een interventie te bepalen.\n202420412-01-202419-12-2023202420412-01-202419-12-202313-01-2024202420412-01-202419-12-2023202420412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 2\n Begrippen en wettelijke basis\n \n \n 2.1\n Begrippen\n \n In aanvulling op de definities en begrippen uit het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03) geldt de volgende definitie:\n \n \n \n Tolerantie: Toegestane afwijkingen tussen vermelde waarden en geanalyseerde waarden.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Afkortingen\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n GGO\n \n \n Genetisch gemodificeerde organismen\n \n \n \n \n HACCP\n \n \n Hazard Analysis Critical Control Points\n \n \n \n \n MRL\n \n \n Maximum Residue Limit\n \n \n \n \n Vo.\n \n \n Verordening\n \n \n \n \n \n202420412-01-202419-12-2023202420412-01-202419-12-202313-01-2024202420412-01-202419-12-2023202420412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.2\n Wettelijke basis\n \n Op het werkterrein van diervoeder gelden met name Europese regels. De belangrijkste wettelijke bepalingen die van belang zijn voor dit specifiek interventiebeleid zijn neergelegd in:\n \n \n \n \n \n \n \n \n Europese wettelijke basis\n \n \n \n \n \n \n Verordening (EG) nr. 178/2002\n \n \n \n tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden\n \n \n \n \n Beleidsregel nadere invulling Verordening (EG) 178/20021\n \n \n Houdende nadere invulling van de artikelen 18, 19 en 20 van Verordening (EG) 178/2002\n \n \n \n \n \n Verordening (EG) nr. 183/2005\n \n \n \n tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne\n \n \n \n \n \n Verordening (EG) nr. 1829/2003\n \n \n \n inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders\n \n \n \n \n \n Verordening (EG) nr. 1830/2003\n \n \n \n betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG\n \n \n \n \n \n Verordening (EG) nr. 1831/2003\n \n \n \n betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding\n \n \n \n \n \n Verordening (EG) nr. 999/2001\n \n \n \n houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën\n \n \n \n \n \n Verordening (EG) nr. 767/2009\n \n \n \n betreffende het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 79/373/EEG van de Raad, Richtlijn 80/511/EEG van de Commissie, Richtlijnen 82/471/EEG, 83/228/EEG, 93/74/EEG, 93/113/EG en 96/25/EG van de Raad en Beschikking 2004/217/EG van de Commissie\n \n \n \n \n \n Verordening (EG) nr. 68/2013\n \n \n \n betreffende de catalogus van voedermiddelen\n \n \n \n \n \n Verordening (EU) nr. 2017/625\n \n \n \n inzake officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn\n \n \n \n \n \n Verordening (EG) nr. 396/2005\n \n \n \n tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EG van de Raad\n \n \n \n \n \n Verordening (EU) nr. 2019/1793\n \n \n \n betreffende de tijdelijke verhoging van de officiële controles en noodmaatregelen met betrekking tot de binnenkomst in de Unie van bepaalde goederen uit bepaalde derde landen tot uitvoering van de Verordeningen (EU) 2017/625\n \n \n \n \n \n Richtlijn 2002/32/EG\n \n \n \n inzake ongewenste stoffen in diervoeding\n \n \n \n \n \n Verordening (EU) nr. 2020/354\n \n \n \n tot vaststelling van een lijst van bestemmingen voor diervoeders met bijzonder voedingsdoel\n \n \n \n \n \n Verordening (EG) 2015/786\n \n \n \n tot vaststelling van criteria voor de aanvaardbaarheid van zuiveringsprocedés die worden toegepast op producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren, als bedoeld in Richtlijn 2002/32/EG van het Europees parlement en de Raad\n \n \n \n \n \n Verordening (EG) nr. 152/2009\n \n \n \n tot vaststelling van de bemonsterings- en analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders\n \n \n \n \n \n Nationale wettelijke basis\n \n \n \n \n \n \n Wet dieren\n \n \n \n Wet van 19 mei 2011, houdende een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (Wet dieren)\n \n \n \n \n \n Besluit diervoeders 2012\n \n \n \n Besluit van 12 november 2012, houdende regels inzake diervoeders (Besluit diervoeders 2012)\n \n \n \n \n \n Regeling diervoeders 2012\n \n \n \n Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 20 augustus 2010, nr. 145464, houdende voorschriften inzake diervoeders (Regeling diervoeders 2012)\n \n \n \n \n \n \n 1 Algemene Levensmiddelenverordening en in uitvoeringsverordening (EU) 931/20112\n202420412-01-202419-12-2023202420412-01-202419-12-202313-01-2024202420412-01-202419-12-2023202420412-01-202419-12-202313-01-2024202420412-01-202419-12-2023202420412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 3\n Werkwijze\n \n \n 3.1\n Het bepalen van de ernst van de overtreding\n \n Overtredingen worden ingedeeld naar de klassen zoals gedefinieerd in het Algemeen Interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03).\n De ernst van de overtreding wordt onder andere bepaald door de mate van het (risico op) gevaar voor de veiligheid van mens, dier en/of milieu. Hoe groter het risico is, des te hoger wordt de overtreding in de bijlage geclassificeerd.\n In bepaalde gevallen hebben zich (nog) geen daadwerkelijke negatieve gevolgen voorgedaan als gevolg van de overtreding, maar is niet gewaarborgd dat dit zich niet zal voordoen: er bestaat een (gering tot ernstig) risico op negatieve gevolgen voor de veiligheid van mens, dier en/of milieu. Bijvoorbeeld: een inrichting voldoet niet aan de wettelijke eisen. Hier geldt dat hoe groter het (risico op) gevaar voor de veiligheid van mens, dier en/of milieu is, des te hoger een overtreding in de bijlage wordt geclassificeerd.\n In de bijlage van dit document zijn de bepalingen van de geldende wetgeving ingedeeld in een overtredingsklasse met bijbehorende interventie(s).\n Voor een klasse lichte overtreding zal de werkwijze gevolgd worden conform het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024.\n202420412-01-202419-12-2023202420412-01-202419-12-202313-01-2024202420412-01-202419-12-2023202420412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.2\n Het bepalen van interventies bij een overtreding\n \n Bestraffende sanctie\n Overtredingen van de Wet dieren worden doorgaans bestuurlijk beboet. Indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder deze is begaan daartoe aanleiding geven, legt de NVWA deze aan het Openbaar Ministerie voor. Dit volgt uit artikel 8.10, eerste lid, van de Wet dieren. Het OM beslist of het overgaat tot strafrechtelijke afdoening. Afgezien van de in artikel 8.11 genoemde overtredingen is strafrechtelijke afdoening niet voorbehouden aan een vooraf aan te geven overtreding van een bepaald voorschrift, maar kan in beginsel bij alle overtredingen van de bij of krachtens de Wet dieren gestelde voorschriften noodzakelijk zijn.\n De kolommen ‘interventie bij eerste overtreding’ en ‘interventie bij herhaalde overtreding’ in de bijlage van dit document vermelden uitsluitend de bestuurlijke boete als bestraffende sanctie die doorgaans wordt toegepast. Dit laat onverlet dat, als een overtreding zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk kan worden afgedaan, op grond van de specifieke feiten en omstandigheden kan worden besloten om in plaats van een bestuurlijke boete een proces verbaal op te maken ten behoeve van strafrechtelijke afdoening. Op voorhand is niet in de bijlage aan te geven wanneer wordt overgegaan tot een strafrechtelijke bestraffende sanctie. Daarom vormt deze paragraaf een aanvulling op de inhoud van de bijlage.\n In alle gevallen geldt overigens dat een strafrechtelijke bestraffende sanctie (een proces verbaal) te allen tijde kan worden gecombineerd met een bestuursrechtelijke corrigerende interventie (een herstelmaatregel).\n202420412-01-202419-12-2023202420412-01-202419-12-202313-01-2024202420412-01-202419-12-2023202420412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.3\n Herinspectie\n \n Na het constateren van een overtreding klasse zware overtreding of middelzware overtreding kan een extra inspectie worden uitgevoerd om na te gaan of gemaakte afspraken over het opheffen van de overtreding zijn nagekomen. Herinspecties kunnen in rekening worden gebracht bij het bedrijf.\n202420412-01-202419-12-2023202420412-01-202419-12-202313-01-2024202420412-01-202419-12-2023202420412-01-202419-12-202313-01-2024202420412-01-202419-12-2023202420412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 4\n Divers\n \n Vervanging\n Deze beleidsregel vervangt het op 15 november 2021 vastgestelde Specifiek interventiebeleid diervoeder (IB02-SPEC 35, versie 04). Hiermee wordt de inhoud van de beleidsregel in overeenstemming gebracht met het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024. Tevens wordt de bijlage vanaf nu weergegeven op de website van de NVWA (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n Daarnaast is een nadere informatie opgenomen over de Beleidsregel nadere invulling Verordening (EG) 178/2002.\n Inwerkingtreding\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.\n Bijlage\n De bijlage van deze beleidsregel is te vinden op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n Citeertitel\n Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Specifiek interventiebeleid NVWA diervoeder (IB03-SPEC 35, versie 05)’.\n202420412-01-202419-12-2023202420412-01-202419-12-202313-01-2024202420412-01-202419-12-2023202420412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n namens deze:\n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n202420412-01-202419-12-2023202420412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n Bijlage\n \n \n Gepubliceerd op www.nvwa.nl/interventiebeleid.\n \n202420412-01-202419-12-2023202420412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n202420412-01-202419-12-2023202420412-01-202419-12-202313-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049236/manifest.xml", "content": "2024-01-132024-01-18T07:53:28+01:002025-01-25T06:16:06+01:00BWBR0049236.WTI2025-02-222024-01-139999-12-312024-01-139999-12-312024-01-18T07:53:37+01:002024-01-18T07:53:37+01:00501956386269ae1f7463784224222cb20f12981432e0007d58f5e5a8e60c105689222ca0d4108113d780aae345644a3249dfcd363612fbebf33a677c29b126d4ce466", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049237/2024-01-13_0/xml/BWBR0049237_2024-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 december 2023 tot vaststelling van het Specifiek interventiebeleid NVWA toezicht op voedselveiligheid bij horeca, ambachtelijke productie, retail en instellingen (IB03-SPEC 37, versie 08)202420512-01-202419-12-2023202420512-01-202419-12-202313-01-2024\n Specifiek interventiebeleid NVWA voedselveiligheid bij horeca, ambachtelijke productie, retail en instellingen (IB03-SPEC 37, versie 08)202420512-01-202419-12-2023202420512-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 25 van de Warenwet, de artikelen 10, eerste lid, onderdeel d, en 13a van de Mandaatregeling VWS en het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024;\n Besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:\n202420512-01-202419-12-2023202420512-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 1\n Onderwerp\n \n Het Specifiek interventiebeleid NVWA toezicht op voedselveiligheid bij horeca, ambachtelijke productie, retail en instellingen beschrijft, binnen de kaders van het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (AIB) en de Warenwet, de interventies voor het betreffende werkterrein.\n Het interventiebeleid is van toepassing op bedrijven die op grond van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 852/2004 geregistreerd zijn (of zouden moeten zijn) en die rechtstreeks leveren aan de eindverbruiker en/of – eventueel als nevenactiviteit – leveren aan andere detailhandel en/of horeca.\n Overtredingen die door de inspecteur/ toezichthouder worden waargenomen en die niet in IB03-SPEC 37 zijn opgenomen, worden voorgelegd aan de afdeling Expertise van de directie Handhaven teneinde een interventie te bepalen.\n202420512-01-202419-12-2023202420512-01-202419-12-202313-01-2024202420512-01-202419-12-2023202420512-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 2\n Definities en wettelijke basis\n \n \n 2.1\n Definities\n \n Voor algemene definities wordt verwezen naar het AIB en de Verordening (EG) Nr. 852/2004. Hieronder is een aantal specifieke definities opgenomen in aanvulling op de definities en begrippen uit het AIB.\n \n \n •\n \n Incidentele waarneming: waarneming op dat moment, eenmalig voorkomend, geen aanwijzing dat de situatie vaker of structureel voorkomt.\n \n \n •\n \n Structurele waarneming: vastgesteld wordt dat de situatie geen incident is, maar toezichthouder neemt in overweging dat de situatie vaker is voorgekomen op basis van feitelijke waarneming eventueel in combinatie met een interview en/of documentcontrole:\n \n \n –\n vaker voorkomt in de tijd/ periode. Dit kan zijn voorafgaand of tijdens de inspectie; en/of\n \n \n –\n voorkomt op meerdere punten in het bedrijf.\n \n \n \n \n •\n \n Spoedsituatie: situatie die direct gevaar voor de volksgezondheid oplevert waarbij direct ingrijpen vereist is.\n \n \n202420512-01-202419-12-2023202420512-01-202419-12-202313-01-2024202420512-01-202419-12-2023202420512-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.2\n Wettelijke basis\n \n Voor toezicht op de voedselveiligheid gelden zowel Europese als nationale regels. De wettelijke basis voor het Specifiek interventiebeleid toezicht op voedselveiligheid bij horeca, ambachtelijke productie, retail en instellingen is de Warenwet, met onderliggende besluiten en regelingen, in het bijzonder:\n \n \n •\n \n Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen (BBL);\n \n \n •\n \n Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen;\n \n \n •\n \n Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden;\n \n \n •\n \n Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne;\n \n \n •\n \n Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne;\n \n \n •\n \n Verordening (EU) 2017/625 van het Europees parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen;\n \n \n •\n \n Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen;\n \n \n •\n \n Verordening (EG) nr. 1169/2011 van het Europees parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten;\n \n \n •\n \n Warenwetregeling allergeneninformatie niet-voorverpakte levensmiddelen;\n \n \n •\n \n Warenwetbesluit informatie levensmiddelen;\n \n \n •\n \n Wet natuurbescherming. Strafbaarstelling is opgenomen in artikel 1a onder 2° van de Wet economische delicten;\n \n \n202420512-01-202419-12-2023202420512-01-202419-12-202313-01-2024202420512-01-202419-12-2023202420512-01-202419-12-202313-01-2024202420512-01-202419-12-2023202420512-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 3\n Werkwijze\n \n \n 3.1\n Het bepalen van de ernst van de overtreding\n \n Overtredingen worden ingedeeld naar de klassen zoals gedefinieerd in het AIB.\n De belangrijkste wegingsfactor bij een overtreding is het gezondheidsrisico voor mens of dier. Het gaat daarbij om de aard (ernst) van het risico dat ontstaat als het zich voordoet.\n Uitgangspunt voor de ernst van de overtreding is een veilig (eind)product. Dit kan ook een halffabricaat of grondstof zijn. De veiligheid heeft betrekking op de volksgezondheid, zoals vastgelegd in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 178/2002.\n202420512-01-202419-12-2023202420512-01-202419-12-202313-01-2024202420512-01-202419-12-2023202420512-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.2\n Het bepalen van interventies bij een overtreding\n \n Bestraffende sanctie\n Overtredingen van de Warenwet worden in de regel bestuurlijk afgedaan. Dit houdt in dat overtredingen van deze wet doorgaans worden gehandhaafd met een bestuurlijke boete en niet via het strafrecht.\n Een overtreding van de Warenwet kan echter niet met een bestuurlijke boete worden afgedaan als voor die overtreding op basis van de Wet op de economische delicten een hogere geldboete kan worden opgelegd dan de in de bijlage ter zake van de overtreding voorziene bestuurlijke boete, en indien de opzettelijke of roekeloze overtreding een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft óf de in de bijlage ter zake van de overtreding voorziene bestuurlijke boete aanmerkelijk wordt overschreden door het met de overtreding behaalde economisch voordeel (artikel 32a, derde lid, Warenwet). Daarnaast is in de Richtlijn voor strafvordering Warenwet een aantal situaties beschreven die zich lenen voor enkel strafrechtelijke afdoening.\n Strafrechtelijke afdoening is niet voorbehouden aan een vooraf aan te geven overtreding van een bepaald voorschrift, maar kan in beginsel bij alle overtredingen van de bij of krachtens de Warenwet gestelde voorschriften noodzakelijk zijn.\n De kolommen ‘Interventie bij eerste overtreding’ en ‘Interventie bij herhaalde overtreding’ in de bijlage van dit document vermelden uitsluitend de bestuurlijke sanctie als bestraffende sanctie die doorgaans wordt toegepast. Dit laat onverlet dat, als een overtreding zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk kan worden afgedaan, op grond van de specifieke feiten en omstandigheden kan worden besloten om in plaats van een bestuurlijke interventie een proces-verbaal op te maken ten behoeve van strafrechtelijke afdoening. Op voorhand is niet aan te geven wanneer wordt overgegaan tot een strafrechtelijke bestraffende sanctie. Daarom vormt deze paragraaf een aanvulling op bovengenoemde kolommen in de bijlage.\n In alle gevallen geldt overigens dat een strafrechtelijke bestraffende sanctie (een proces-verbaal) te allen tijde kan worden gecombineerd met een bestuursrechtelijke corrigerende interventie (een herstelmaatregel).\n Formulebedrijven\n Bij formulebedrijven met meerdere locaties kunnen overtredingen een locatie overstijgend karakter hebben omdat de formule de voedselveiligheid op uniforme wijze borgt bijvoorbeeld met een hygiënecode of een zelf opgesteld voedselveiligheidssysteem. Voor formulebedrijven is een passende toezichtmethode beschikbaar. Deze methode wordt formuleaanpak genoemd en is te vinden op de NVWA website in het webdossier Aanpak formulebedrijven levensmiddelen.\n Externe link:\n \n https://www.nvwa.nl/over-de-nvwa/inhoud/hoe-de-nvwa-werkt/toezicht-maatregelen-en-boetes/aanpak-formulebedrijven-levensmiddelen.\n Voor de formuleaanpak geldt:\n \n \n •\n Tijdens een handhavende steekproef wordt voor iedere zware of middelzware overtreding altijd een bestuurlijke boete opgelegd.\n \n \n •\n Bij formulebedrijven met het oordeel ‘voldoet’ wordt bij de uitvoering van een inspectie in het kader van verminderd toezicht alleen bij een zware overtreding een bestuurlijke boete opgelegd. Middelzware of lichte overtredingen worden vastgelegd en gecommuniceerd met de belanghebbende.\n \n \n •\n Binnen de formuleaanpak vinden alleen herinspecties en/of herbemonsteringen plaats na constatering van een zware overtreding.\n \n \n Aangemelde bedrijven bij het Checkpunt Voedselveiligheid programma\n In haar risicogerichte toezicht maakt de NVWA gebruik van geaccepteerde private systemen – de zogenaamde zelfcontrolesystemen – die conform een door de NVWA vastgestelde systematiek controleren. Dit systeem vervangt het toezicht niet, maar kan van invloed zijn op de bezoekfrequentie, de diepgang, de tijdbesteding en de maatregelen in het bedrijf. Via onderstaande link is meer informatie te vinden over het Checkpunt Voedselveiligheid programma.\n Externe link: https://www.nvwa.nl/onderwerpen/kwaliteitssystemen-zelfcontrolesystemen-en-toezicht-nvwa/horeca-ambacht-zorginstellingen-retail-voedselveiligheid-haccp/zelfcontrolesystemen-horeca-ambacht-zorginstellingen-retail-en-toezicht-nvwa.\n Voor het Checkpunt Voedselveiligheid programma gelden de volgende afwijkingen van het interventiebeleid:\n \n \n •\n Tijdens de steekproef (ter verificatie van de werking van het systeem in de praktijk) wordt alleen bij een zware overtredingen bestraffende sanctie toegepast. Bij middelzware of lichte overtredingen worden geen corrigerende interventies toegepast. Wel worden deze vastgelegd en gecommuniceerd met ondernemer en het betreffende controle- en adviesbureau.\n \n \n •\n Tijdens de steekproef (ter verificatie van de werking van het systeem in de praktijk) wordt bij constatering van herhaalde overtredingen niet opgeschaald. Alle steekproefinspecties binnen het Checkpunt Voedselveiligheid programma worden afzonderlijk van elkaar beoordeeld.\n \n \n •\n Ook bij herinspectie en herbemonstering na een eerdere overtreding geconstateerd bij een steekproefinspectie binnen het Checkpunt Voedselveiligheid programma gelden de bovenstaande afwijkingen.\n \n \n202420512-01-202419-12-2023202420512-01-202419-12-202313-01-2024202420512-01-202419-12-2023202420512-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.3\n Herhaalde overtreding en herinspectie\n \n Herhaalde overtreding\n Er is sprake van een herhaalde overtreding wanneer tijdens een (her)inspectie opnieuw een overtreding wordt geconstateerd van dezelfde wettelijke norm, of van een wettelijke norm die betrekking heeft op vergelijkbare gedragingen, die bij de overtreder binnen de daaraan voorafgaande periode van twee jaar eerder is geconstateerd. Een herhaalde overtreding is beperkt tot dezelfde locatie.\n Wettelijke normen die hetzelfde doel beogen hebben bijvoorbeeld betrekking op acties gericht op:\n \n \n 1.\n procesbeheersing\n \n \n 2.\n hygiëne\n \n \n 3.\n bouwkundige zaken\n \n \n 4.\n onderhoud van apparatuur\n \n \n 5.\n warmteborging\n \n \n 6.\n koelketen\n \n \n 7.\n vriesketen\n \n \n 8.\n onveilige producten\n \n \n 9.\n kwaliteit drinkwater gebruik\n \n \n 10.\n voorkoming van verontreiniging van levensmiddelen door huisdieren\n \n \n 11.\n wering, bestrijding of voorkoming van ongedierte in algemene zin\n \n \n 12.\n informatievoorziening\n \n \n 13.\n overig\n \n \n Herinspectie\n Na het constateren van een zware of middelzware overtreding wordt een extra inspectie uitgevoerd om na te gaan of gemaakte afspraken over het opheffen van de overtreding zijn nagekomen.\n \n \n 1)\n Zware overtreding:\n De overtreding en het daadwerkelijke risico moeten onmiddellijk door de ondernemer worden opgeheven of binnen een aantoonbaar afgesproken termijn. De bevindingen worden vastgelegd in het bedrijfsdossier. Er wordt binnen een termijn van drie maanden een retribueerbare fysieke herinspectie of herbemonstering uitgevoerd.\n \n \n 2)\n Middelzware overtreding\n De overtreding en het daadwerkelijke risico moeten onmiddellijk door de ondernemer worden opgeheven of binnen een aantoonbaar afgesproken termijn. Er wordt bij een eerste overtreding een schriftelijke waarschuwing gegeven. De ondernemer krijgt de mogelijkheid om binnen een afgesproken termijn schriftelijk (digitaal) te reageren op de schriftelijke waarschuwing. In deze reactie beschrijft en/ of toont de ondernemer aan welke acties zijn ondernomen om de overtreding op te heffen. De bevindingen worden vastgelegd in het bedrijfsdossier. Voor bedrijven die vallen in het traject van verscherpt toezicht geldt maatwerk.\n Er wordt binnen een termijn van drie maanden een retribueerbare fysieke herinspectie of herbemonstering uitgevoerd, tenzij;\n \n \n o\n door de inspecteur onderbouwd en beargumenteerd een andere termijn is afgesproken met de overtreder;\n \n \n o\n de schriftelijke (digitale) reactie van de ondernemer op de schrtelijke waarschuwing heeft geleid tot adequate opheffing van de overtreding.\n \n \n \n \n 3)\n Lichte overtreding\n Er wordt geen herinspectie en/of herbemonstering uitgevoerd. De bevindingen worden vastgelegd in het bedrijfsdossier. Tijdens de volgende inspectie wordt beoordeeld of de geringe overtreding is opgeheven. Het al dan niet opgeheven zijn van de geringe overtreding wordt in het bedrijfsdossier vastgelegd.\n \n \n202420512-01-202419-12-2023202420512-01-202419-12-202313-01-2024202420512-01-202419-12-2023202420512-01-202419-12-202313-01-2024202420512-01-202419-12-2023202420512-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 5\n Divers\n \n Vervanging\n Deze beleidsregel vervangt het op 25 november 2022 vastgestelde Specifiek interventiebeleid NVWA voedselveiligheid bij horeca, ambachtelijke productie, retail en instellingen (IB02-SPEC 37, versie 07). Hiermee wordt de inhoud van de beleidsregel in overeenstemming gebracht met het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024.\n Citeertitel\n Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Specifiek interventiebeleid NVWA voedselveiligheid bij horeca, ambachtelijke productie, retail en instellingen (IB03-SPEC 37, versie 08)’.\n Inwerkingtreding\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.\n Bijlage\n De bijlage van deze beleidsregel is te vinden op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n202420512-01-202419-12-2023202420512-01-202419-12-202313-01-2024202420512-01-202419-12-2023202420512-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n Deze beleidsregel wordt in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n namens deze:\n \n G.C.J.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n202420512-01-202419-12-2023202420512-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n Bijlage\n \n \n Gepubliceerd op www.nvwa.nl/interventiebeleid.\n \n202420512-01-202419-12-2023202420512-01-202419-12-202313-01-2024\n \n202420512-01-202419-12-2023202420512-01-202419-12-202313-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049237/manifest.xml", "content": "2024-01-132024-01-18T07:53:31+01:002024-07-11T06:32:28+02:00BWBR0049237.WTI2024-08-012024-01-132024-07-312024-01-139999-12-312024-01-18T07:53:44+01:002024-08-01T06:28:10+02:005340750282fbe317db9e72b217f8a7072f9817adc6d552a7c1d9db827afe735414b3f8a3b3590ea5f55e5048859ae7b99ff44c2b0b3a723a26fbc1a4aa9ce567847ee", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049238/2024-01-13_0/xml/BWBR0049238_2024-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 december 2023 tot vaststelling van het Specifiek interventiebeleid NVWA samenstelling levensmiddelen (IB03-SPEC 32, versie 04)202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC32202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC3213-01-2024\n Specifiek interventiebeleid NVWA samenstelling levensmiddelen (IB03-SPEC 32, versie 04)202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC32202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC3213-01-2024\n \n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 25 van de Warenwet, de artikelen 10, eerste lid, onderdeel d, en 13a van de Mandaatregeling VWS en het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024;\n Besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:\n202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC32202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC3213-01-2024\n \n \n 1\n Onderwerp\n \n Het Specifiek interventiebeleid NVWA samenstelling levensmiddelen beschrijft binnen de kaders van het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03), de klasseindeling en interventies voor de beoordeling van specifieke overtredingen van wetgeving die vastlegt aan welke samenstellingseisen bepaalde categorieën levensmiddelen moeten voldoen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om voedingssupplementen, kruidenpreparaten, levensmiddelen met toegevoegde vitaminen en mineralen, en de vier categorieën levensmiddelen voor specifieke groepen, namelijk volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding, bewerkte levensmiddelen op basis van granen en babyvoeding, voeding voor medisch gebruik en de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing. Dit specifiek interventiebeleid beschrijft ook de klasseindeling voor het gebruik van nieuwe voedingsmiddelen.\n Het kan voorkomen dat bij een inspectie van een product blijkt dat er geen sprake is van een levensmiddel maar dat het product onder de strekking van de Geneesmiddelenwet valt. De NVWA is, naast Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, toezichthouder op de Geneesmiddelenwet. Het beleid voor de Geneesmiddelenwet is vastgelegd in Beleidsregels bestuurlijke boete Ministerie Volksgezondheid Welzijn en Sport 20191 https://wetten.overheid.nl/BWBR/0041790/2020-01-01.. Voor de volledigheid zijn in dit interventiebeleid verwijzingen naar die Beleidsregels opgenomen. Indien de tekst van de interventieregels voor de Geneesmiddelenwet van dit specifiek interventiebeleid verschilt van de Beleidsregels dan zijn de Beleidsregels leidend.\n Overtredingen die door de inspecteur/ toezichthouder worden waargenomen en die niet in dit IB03-SPEC 32 zijn opgenomen, worden voorgelegd aan de afdeling Expertise van de directie Handhaven teneinde een interventie te bepalen.\n202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC32202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC3213-01-2024202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC32202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC3213-01-2024\n \n \n 2\n Definities en wettelijke basis\n \n \n 2.1\n Voor de definities wordt verwezen naar het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024\n \n \n202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC32202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC3213-01-2024202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC32202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC3213-01-2024\n \n 2.2\n Wettelijke basis\n \n De belangrijkste wettelijke bepalingen die van belang zijn voor het Specifiek interventiebeleid NVWA samenstelling levensmiddelen zijn:\n \n \n −\n \n Geneesmiddelenwet;\n \n \n −\n \n Warenwet;\n \n \n −\n \n Richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik;\n \n \n −\n \n Verordening (EU) 2015/2283 betreffende nieuwe voedingsmiddelen;\n \n \n −\n \n Warenwetbesluit nieuwe voedingsmiddelen en genetisch gemodificeerde levensmiddelen;\n \n \n −\n \n Verordening (EU) nr. 609/2013 voor zuigelingen en peuters bedoelde levensmiddelen, voeding voor medisch gebruik en de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing, en daaraan gerelateerde uitvoeringshandelingen 2In de overgangsperiode geldt hiervoor nog de oude wet- en regelgeving, namelijk Richtlijn 2006/141/EG, Richtlijn 1999/21/EG, Richtlijn 96/8/EG en Richtlijn 2006/125/EG, en bijbehorende implementaties in de nationale wetgeving. Zie verder https://ec.europa.eu/food/safety/labelling_nutrition/special_groups_food_en.;\n \n \n −\n Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/127 inzake de bijzondere samenstellings- en informatievoorschriften betreffende volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding en inzake informatievoorschriften betreffende de voeding van zuigelingen en peuters;\n \n \n −\n Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/128 inzake de bijzondere samenstellings- en informatievoorschriften betreffende voeding voor medisch gebruik;\n \n \n −\n Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1798 inzake de bijzondere samenstellings- en informatievoorschriften voor de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing;\n \n \n −\n \n Richtlijn 2006/125/EG inzake bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding voor zuigelingen en peuters;\n \n \n −\n \n Warenwetbesluit bijzondere voeding 2016;\n \n \n −\n \n Warenwetbesluit Kruidenpreparaten;\n \n \n −\n \n Warenwetbesluit voedingssupplementen;\n \n \n −\n \n Richtlijn 2002/46/EG inzake voedingssupplementen;\n \n \n −\n \n Warenwetregeling voedingssupplementen;\n \n \n −\n \n Warenwetregeling vrijstelling voedingssupplementen;\n \n \n −\n \n Verordening (EG) Nr. 1925/2006 betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen;\n \n \n −\n \n Warenwetbesluit Toevoeging micro-voedingsstoffen aan levensmiddelen;\n \n \n −\n \n Warenwetbesluit Informatie levensmiddelen;\n \n \n −\n \n Verordening (EU) nr. 1169/2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten;\n \n \n −\n \n Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen;\n \n \n −\n \n Verordening (EG) Nr. 178/2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden;\n \n \n −\n \n Warenwetregeling Vrijstelling vitamine D;\n \n \n −\n \n Warenwetregeling vrijstelling toevoeging foliumzuur en vitamine D aan levensmiddelen;\n \n \n −\n \n Warenwetbesluit additieven, aroma’s en enzymen in levensmiddelen;\n \n \n −\n \n Verordening (EG) Nr. 1333/2008 inzake levensmiddelenadditieven;\n \n \n −\n \n Warenwetbesluit Meel en brood.\n \n \n202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC32202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC3213-01-2024202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC32202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC3213-01-2024202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC32202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC3213-01-2024\n \n \n 3\n Werkwijze\n \n \n 3.1\n Het bepalen van de ernst van de overtreding\n \n Overtredingen worden ingedeeld naar de klassen zoals gedefinieerd in het Algemeen interventiebeleid van de NVWA 2024 (NVWA-IB03).\n De ernst van de overtreding wordt bepaald aan de hand van het gevaar voor de volksgezondheid en de mate waarin de consument kan worden misleid door afwijkingen in samenstelling. Een afwijking van samenstelling van een levensmiddel kan in mindere of meerdere mate misleidend zijn. Dit wordt van geval tot geval beoordeeld. Ook de doelgroep waarvoor een product is bestemd, bepaalt de ernst van de overtreding. Overtredingen van wetgeving die ziet op de aanwezigheid en hoeveelheden van bepaalde stoffen of ingrediënten met als direct doel de volksgezondheid te beschermen, worden altijd aangemerkt als ernstig. Hetzelfde geldt voor overtredingen van wetgeving die vereist dat de veiligheid van voedselingrediënten vooraf is getoetst.\n De bepalingen van de geldende wetgeving zijn ingedeeld in een overtredingsklasse met bijbehorende interventie(s).\n202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC32202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC3213-01-2024202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC32202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC3213-01-2024\n \n 3.2\n Het bepalen van interventies bij een overtreding\n \n Bestraffende sanctie\n Overtredingen van de Warenwet worden doorgaans bestuurlijk beboet. Aan het Openbaar Ministerie (OM) worden overtredingen voorgelegd indien voor daarvoor op basis van de Wet op de economische delicten (Wed) een hogere geldboete kan worden opgelegd dan de voorziene bestuurlijke boete, en:\n \n \n −\n indien de opzettelijke of roekeloze overtreding een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft óf\n \n \n −\n de in de bijlage ter zake van de overtreding voorziene bestuurlijke boete aanmerkelijk wordt overschreden door het met de overtreding behaalde economisch voordeel (artikel 32a, derde lid, Warenwet).\n \n \n Strafrechtelijke afdoening is niet voorbehouden aan een vooraf aan te geven overtreding van een bepaald voorschrift, maar kan in beginsel bij alle overtredingen van de bij of krachtens de Warenwet gestelde voorschriften noodzakelijk zijn.\n De kolommen ‘interventies’ en ‘follow-up na overtreding; interventies bij herhaalde overtreding’ in de bijlage van dit document vermelden uitsluitend de bestuurlijke boete als bestraffende sanctie die doorgaans wordt toegepast. Dit laat onverlet dat, als een overtreding zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk kan worden afgedaan, op grond van de specifieke feiten en omstandigheden kan worden besloten om in plaats van een bestuurlijke boete een proces verbaal op te maken ten behoeve van strafrechtelijke afdoening. Op voorhand is niet in de bijlage van dit document aan te geven wanneer wordt overgegaan tot een strafrechtelijke bestraffende sanctie. Daarom vormt deze paragraaf een aanvulling op bovengenoemde kolommen in de bijlage.\n Voor overtredingen van de Geneesmiddelenwet kan aan de hand van artikel 5.1 van het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03) worden bepaald of ze aan het OM worden voorgelegd.\n202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC32202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC3213-01-2024202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC32202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC3213-01-2024\n \n 3.3\n Herhaalde overtreding\n \n Er is sprake van een herhaalde overtreding wanneer tijdens een (her)inspectie opnieuw een overtreding wordt geconstateerd van dezelfde wettelijke norm, ongeacht ten aanzien van welk product, die bij de overtreder in de daaraan voorafgaande periode van 2 jaar reeds eerder is geconstateerd.\n202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC32202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC3213-01-2024202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC32202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC3213-01-2024202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC32202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC3213-01-2024\n \n \n 4\n Divers\n \n Vervanging\n Deze beleidsregel vervangt het op16 november 2020 vastgestelde Specifiek interventiebeleid NVWA samenstelling levensmiddelen (IB02-SPEC 32, versie 03). Hiermee wordt de inhoud van de beleidsregel in overeenstemming gebracht met het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024. Tevens wordt de bijlage vanaf nu weergegeven op de website van de NVWA (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n Citeertitel\n Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Specifiek interventiebeleid NVWA samenstelling levensmiddelen (IB03-SPEC 32, versie 04)’.\n Inwerkingtreding\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.\n Bijlage\n De bijlage van deze beleidsregel is te vinden op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC32202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC3213-01-2024202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC32202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC3213-01-2024\n \n \n \n Deze beleidsregel wordt in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n namens deze:\n \n G.C.J.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC32202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC3213-01-2024\n \n \n Bijlage\n \n \n Gepubliceerd op www.nvwa.nl/interventiebeleid.\n \n202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC32202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC3213-01-2024\n \n202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC32202420212-01-202419-12-2023IB03-SPEC3213-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049238/manifest.xml", "content": "2024-01-132024-01-18T07:53:29+01:002024-02-21T09:58:33+01:00BWBR0049238.WTI2024-01-139999-12-312024-01-139999-12-312024-01-18T07:53:41+01:002024-02-21T10:00:04+01:0048129ffb7f54f5096c69a8eb0ec7337e1535ab41778dbeffa68932a65084da46d37813ae87e7ee4c8d66e4d7c91285251d56ccf13b1bcfaf651c879464cefb4145f10", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049239/2024-01-13_0/xml/BWBR0049239_2024-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 december 2023 tot vaststelling van het Specifiek interventiebeleid NVWA voedselinformatie levensmiddelen (IB03-SPEC 42, versie 06)202420812-01-202419-12-2023202420812-01-202419-12-202313-01-2024\n Specifiek interventiebeleid NVWA voedselinformatie levensmiddelen (IB03-SPEC 42, versie 06)202420812-01-202419-12-2023202420812-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 25 van de Warenwet, de artikelen 10, onder d, en 13a van de Mandaatregeling VWS en het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024;\n Besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:\n202420812-01-202419-12-2023202420812-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 1\n Onderwerp\n \n Het Specifiek interventiebeleid NVWA voedselinformatie levensmiddelen, voorheen genaamd “etikettering levensmiddelen”, beschrijft binnen de kaders van het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03) de klasseindeling en interventies voor de beoordeling van specifieke overtredingen ten aanzien van voedselinformatie. Voorbeelden van voedselinformatie zijn etiketten, presentatie en reclamefolders (inclusief websites). Levensmiddelenfabrikanten moeten verplichte voedselinformatie bij levensmiddelen verstrekken. Daarnaast kunnen levensmiddelenfabrikanten ook vrijwillig informatie verstrekken, op voorwaarde dat deze voldoet aan de van toepassing zijnde regelgeving.\n Overtredingen die door de inspecteur/toezichthouder worden waargenomen en die niet in dit IB03-SPEC 42 zijn opgenomen, worden voorgelegd aan de Afdeling Expertise van de Directie Handhaven, teneinde een interventie te bepalen.\n202420812-01-202419-12-2023202420812-01-202419-12-202313-01-2024202420812-01-202419-12-2023202420812-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 2\n Begrippen en wettelijke basis\n \n \n 2.1\n Begrippen\n \n Voedselinformatie: informatie over een levensmiddel als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van Verordening (EU) Nr. 1169/2011 en informatie op verpakte levensmiddelen die tussen bedrijven worden verhandeld (B2B).\n202420812-01-202419-12-2023202420812-01-202419-12-202313-01-2024202420812-01-202419-12-2023202420812-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.2\n Gebruikte afkortingen\n \n BB Bestuurlijke boete\n OW Officiële waarschuwing\n Voor overige definities en begrippen wordt verwezen naar het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03).\n202420812-01-202419-12-2023202420812-01-202419-12-202313-01-2024202420812-01-202419-12-2023202420812-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.3\n Wettelijke Basis\n \n De wettelijke basis voor het Specifiek interventiebeleid voedselinformatie levensmiddelen is de Warenwet en de Europese wetgeving met betrekking tot levensmiddelen.\n De belangrijkste wettelijke bepalingen krachtens de Warenwet zijn:\n \n \n •\n \n Warenwetbesluit informatie levensmiddelen;\n \n \n •\n \n Warenwetbesluit hoeveelheden voorverpakkingen;\n \n \n •\n \n Warenwetbesluit nieuwe voedingsmiddelen en genetisch gemodificeerde levensmiddelen;\n \n \n •\n \n Warenwetbesluit bereiding en behandeling van levensmiddelen;\n \n \n •\n \n Warenwetbesluit gereserveerde aanduidingen;\n \n \n •\n \n Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen;\n \n \n •\n \n Warenwetbesluit suikers;\n \n \n •\n \n Warenwetbesluit smeerbare vetproducten;\n \n \n •\n \n Warenwetbesluit meel en brood;\n \n \n •\n \n Warenwetbesluit verduurzaamde vruchtenproducten;\n \n \n •\n \n Warenwetbesluit voedingssupplementen;\n \n \n •\n \n Warenwetregeling vrijstelling voedingssupplementen;\n \n \n •\n \n Warenwetregeling vrijstelling vitamine D;\n \n \n •\n \n Warenwetbesluit honing;\n \n \n •\n \n Warenwetbesluit cacao en chocolade;\n \n \n •\n \n Warenwetbesluit koffie- en cichorei- extracten;\n \n \n •\n \n Warenwetbesluit kruidenpreparaten;\n \n \n •\n \n Warenwetbesluit verpakte waters;\n \n \n •\n \n Warenwetbesluit vlees, gehakt en vleesproducten;\n \n \n •\n \n Warenwetbesluit vruchtensappen;\n \n \n •\n \n Warenwetbesluit zuivel;\n \n \n •\n \n Warenwetbesluit visserijproducten, slakken en kikkerbillen;\n \n \n •\n \n Warenwetbesluit specerijen en kruiden;\n \n \n •\n \n Warenwetbesluit bijzondere voeding;\n \n \n •\n \n Warenwetregeling diepgevroren levensmiddelen;\n \n \n •\n \n Warenwetregeling allergeneninformatie niet-voorverpakte levensmiddelen;\n \n \n •\n \n Warenwetregeling caseïne en caseïnaten;\n \n \n •\n \n Warenwetregeling gedehydrateerde melk;\n \n \n •\n \n Warenwetregeling handelsbenamingen vis;\n \n \n •\n \n Warenwetregeling vrijstelling jam met verlaagd suikergehalte.\n \n \n De belangrijkste Europese wettelijke bepalingen zijn:\n \n \n •\n \n Verordening (EU) Nr. 1169/2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten;\n \n \n •\n \n Verordening (EG) Nr. 1924/2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen;\n \n \n •\n \n Verordening (EG) Nr. 1925/2006 betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen;\n \n \n •\n \n Verordening (EU) Nr. 609/2013 voor zuigelingen en peuters bedoelde levensmiddelen, voeding voor medisch gebruik en de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing;\n \n \n •\n Gedelegeerde Verordening (EU) Nr. 127/2016 betreft de bijzondere samenstellings- en informatievoorschriften betreffende volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding en informatievoorschriften betreffende de voeding van zuigelingen en peuters;\n \n \n •\n Gedelegeerde Verordening (EU) Nr. 128/2016 betreffende de bijzondere samenstellings- en informatievoorschriften betreffende voeding voor medisch gebruik;\n \n \n •\n Gedelegeerde Verordening (EU) Nr. 1798/2017 betreffende de bijzondere samenstellings- en informatievoorschriften voor de dagelijkse voeding van volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing;\n \n \n •\n \n Richtlijn (EEG) Nr. 211/1976 inzake het voorverpakken naar gewicht of volume van bepaalde producten in voorverpakkingen;\n \n \n •\n \n Verordening (EG) Nr. 1333/2008 inzake levensmiddeladditieven;\n \n \n •\n \n Verordening (EG) Nr. 1334/2008 inzake aroma’s en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in levensmiddelen;\n \n \n •\n \n Verordening (EG) Nr. 1332/2008 inzake voedingsenzymen;\n \n \n •\n \n Verordening (EG) nr. 853/2004 inhoudende specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong;\n \n \n •\n \n Verordening (EU) Nr. 432/2012 tot vaststelling van een lijst van toegestane gezondheidsclaims voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan;\n \n \n •\n \n Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen;\n \n \n •\n \n Verordening (EU) nr. 1151/2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen;\n \n \n •\n \n Verordening (EG) Nr. 1379/2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten;\n \n \n •\n \n Richtlijn (EG) Nr. 112/2001 inzake voor menselijke voeding bestemde vruchtensappen en bepaalde soortgelijke producten;\n \n \n •\n \n Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 828/2014 betreffende de voorschriften voor de voorlichting van de consument over de afwezigheid of de verminderde aanwezigheid van gluten in levensmiddelen;\n \n \n •\n \n Verordening (EG) Nr. 608/2004 inzake de etikettering van voedingsmiddelen en voedselingrediënten met toegevoegde fytosterolen, fytosterolesters, fytostanolen en/of fytostanolesters.\n \n \n202420812-01-202419-12-2023202420812-01-202419-12-202313-01-2024202420812-01-202419-12-2023202420812-01-202419-12-202313-01-2024202420812-01-202419-12-2023202420812-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 3\n Werkwijze\n \n \n 3.1\n Het bepalen van de ernst van de overtreding\n \n Overtredingen worden ingedeeld naar klassen zoals gedefinieerd in het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03).\n Wanneer er door een overtreding een gevaar voor de volksgezondheid of gevaar voor de veiligheid van de consument kan ontstaan, of een overtreding ernstig misleidend is, dan is er sprake van een zware overtreding. Er is sprake van een middelzware overtreding wanneer een overtreding misleidend en/of feitelijk onjuist is. Wanneer er door een overtreding geen gevaar voor de volksgezondheid of gevaar voor de veiligheid van de consument kan ontstaan, er geen sprake is van misleiding en er geen feitelijke onjuistheden, niet zijnde een middelzware overtreding zijn geconstateerd dan is sprake van een lichte overtreding.\n In de bijlage bij in dit document zijn de bepalingen van de geldende wetgeving ingedeeld in een overtredingsklasse met bijbehorende interventie(s).\n202420812-01-202419-12-2023202420812-01-202419-12-202313-01-2024202420812-01-202419-12-2023202420812-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.2\n Het bepalen van interventies bij een overtreding\n \n Bestraffende sanctie\n Overtredingen van de Warenwet worden doorgaans bestuurlijk beboet. Aan het Openbaar Ministerie (OM) worden overtredingen voorgelegd indien voor daarvoor op basis van de Wet op de economische delicten (Wed) een hogere geldboete kan worden opgelegd dan de voorziene bestuurlijke boete, en:\n \n \n −\n indien de opzettelijke of roekeloze overtreding een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft óf\n \n \n −\n de in de bijlage ter zake van de overtreding voorziene bestuurlijke boete aanmerkelijk wordt overschreden door het met de overtreding behaalde economisch voordeel (artikel 32a, derde lid, Warenwet).\n \n \n Strafrechtelijke afdoening is niet voorbehouden aan een vooraf aan te geven overtreding van een bepaald voorschrift, maar kan in beginsel bij alle overtredingen van de bij of krachtens de Warenwet gestelde voorschriften noodzakelijk zijn.\n De kolommen ‘interventies’ en ‘follow-up na overtreding; interventies bij herhaalde overtreding’ in de bijlagen van dit document vermelden uitsluitend de bestuurlijke boete als bestraffende sanctie die doorgaans wordt toegepast. Dit laat onverlet dat, als een overtreding zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk kan worden afgedaan, op grond van de specifieke feiten en omstandigheden kan worden besloten om in plaats van een bestuurlijke boete een proces verbaal op te maken ten behoeve van strafrechtelijke afdoening. Op voorhand is niet in de bijlagen van dit document aan te geven wanneer wordt overgegaan tot een strafrechtelijke bestraffende sanctie. Daarom vormt deze paragraaf een aanvulling op bovengenoemde kolommen in de bijlagen.\n202420812-01-202419-12-2023202420812-01-202419-12-202313-01-2024202420812-01-202419-12-2023202420812-01-202419-12-202313-01-2024202420812-01-202419-12-2023202420812-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 4\n Divers\n \n Vervanging\n Deze beleidsregel vervangt het op 15 juli 2023 vastgestelde Specifiek interventiebeleid voedselinformatie levensmiddelen (IB02-SPEC 42, versie 05). Hiermee wordt de inhoud van de beleidsregel in overeenstemming gebracht met het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024. Tevens wordt de bijlage vanaf nu weergegeven op de website van de NVWA (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n Citeertitel\n Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Specifiek interventiebeleid NVWA voedselinformatie levensmiddelen (IB03-SPEC 42, versie 06)”.\n Inwerkingtreding\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.\n Bijlage\n De bijlage van deze beleidsregel is te vinden op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n202420812-01-202419-12-2023202420812-01-202419-12-202313-01-2024202420812-01-202419-12-2023202420812-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n Deze beleidsregel wordt in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n namens deze:\n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit,\n \n G.C.J.M.\n Bakker\n \n \n202420812-01-202419-12-2023202420812-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n Bijlage\n \n \n Gepubliceerd op www.nvwa.nl/interventiebeleid.\n \n202420812-01-202419-12-2023202420812-01-202419-12-202313-01-2024\n \n202420812-01-202419-12-2023202420812-01-202419-12-202313-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049239/manifest.xml", "content": "2024-01-132024-01-18T07:53:34+01:002024-01-18T07:53:34+01:00BWBR0049239.WTI2024-01-139999-12-312024-01-139999-12-312024-01-18T07:53:37+01:002024-01-18T07:53:37+01:005196164b4e3c5e9d08771bc86747f868a131475b7b77d4dd6d17cd7f795c4451e55212e827bef8e50108bc03ce2dd9f7a4b9532e32a5f5f2b5593800d17ba4fcacb97", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049241/2024-01-13_0/xml/BWBR0049241_2024-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 december 2023 tot vaststelling van het Specifiek interventiebeleid NVWA chemische stoffen in eet- en drinkwaren (IB03-SPEC 43, versie 05)202420912-01-202419-12-2023202420912-01-202419-12-202313-01-2024\n Specifiek interventiebeleid NVWA chemische stoffen in eet- en drinkwaren (IB03-SPEC 43, versie 05)202420912-01-202419-12-2023202420912-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 25 van de Warenwet, de artikelen 10, onderdeel d, en 13a van de Mandaatregeling VWS en het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024;\n Besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:\n202420912-01-202419-12-2023202420912-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 1\n Doel en toepassingsgebied\n \n Het Specifiek interventiebeleid NVWA chemische stoffen in eet- en drinkwaren beschrijft binnen de kaders van het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 de interventiegrenzen voor de beoordeling van specifieke overtredingen voor het werkterrein chemische stoffen en geeft per overtreding invulling aan het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024.\n Overtredingen waarin dit document niet voorziet, worden voorgelegd aan de Afdeling Expertise van de Directie Handhaven teneinde een interventie te bepalen conform de beoordelingskaders uit dit interventiebeleid.\n202420912-01-202419-12-2023202420912-01-202419-12-202313-01-2024202420912-01-202419-12-2023202420912-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 2\n Definities en wettelijke basis\n \n Hieronder is een aantal specifieke definities opgenomen in aanvulling op de definities en begrippen uit het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03).\n202420912-01-202419-12-2023202420912-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.1\n Definities en gebruikte afkortingen\n \n Inspectie\n Elke vorm van controle door een inspecteur van de NVWA om na te gaan of de wet- en regelgeving inzake gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt nageleefd. De inspecteur kan, als dit de efficiency van de uit te voeren inspectie ten goede komt, er voor kiezen om deze van te voren aan te kondigen. Dit laat onverlet dat de inspecteur ook zonder aankondiging een inspectie kan uitvoeren.\n Herinspectie\n Een inspectie (op afstand) ingesteld door een inspecteur van de NVWA die volgt op een eerder ingestelde inspectie, waarbij een overtreding is geconstateerd en naar aanleiding waarvan het noodzakelijk wordt geacht om na de tijdens de eerdere inspectie aangegeven termijn na te gaan of afdoende corrigerende maatregelen zijn genomen om de overtreding op te heffen en nieuwe overtredingen te voorkomen.\n Gebruikte afkortingen\n CSI Coördinerend Specialistisch Inspecteur\n MRL Maximum Residu Limiet\n202420912-01-202419-12-2023202420912-01-202419-12-202313-01-2024202420912-01-202419-12-2023202420912-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.2\n Wettelijke Basis\n \n De wettelijke basis voor dit specifiek interventiebeleid is de Warenwet (WW) en de daarin opgenomen EU verordeningen, waarvan de belangrijkste zijn:\n \n \n –\n Algemene levensmiddelenverordening (EG) nr. 178/2002\n \n \n –\n \n Verordening (EU) Nr. 2023/915 (contaminanten),\n \n \n –\n \n Verordening (EG) Nr. 396/2005 (residuen van gewasbeschermingsmiddelen),\n \n \n –\n \n Verordening (EG) Nr. 1333/2008 (additieven),\n \n \n –\n \n Verordening (EG) Nr. 1829/2003 (GGOs) en\n \n \n –\n EG Verordening 733/2008 (radioactiviteit).\n \n \n –\n \n Verordening (EG) Nr. 315/93 Verontreinigingen in Levensmiddelen\n \n \n –\n \n Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen\n \n \n \n Voorts zijn de volgende (meest recente versies of vervangingen van-) documenten, richtlijnen, verordeningen van belang:\n \n \n –\n ‘SANTE/11312/2021 Guidance document on analytical quality control and method validation procedures for pesticide residues and analysis in food and feed’,\n \n \n –\n ‘SANTE/10704/2021 Information note on Article 20 of Regulation (EC) No 396/2005...’\n \n \n –\n EU1793/2019 (uitgebreide officiële controles op invoer),\n \n \n –\n 333/2007 (bemonsteringswijzen en analysemethoden),\n \n \n –\n 519/2014 (bemonsteringwijzen voor grote partijen)\n \n \n –\n \n Richtlijn 2002/63/EG (houdende vaststelling van communautaire bemonsteringsmethoden...).\n \n \n In artikel 12, eerste lid, van het Warenwetbesluit Bereiding en Behandeling van Levensmiddelen zijn geen getalsmatige limieten opgenomen. Die zijn daarom als volgt vastgesteld, op basis van analogieën met Verordening (EU) 2023/915 en/of gebaseerd op EFSA opinions (uitgedrukt in microgrammen per kilogram of liter):\n 5 voor aflatoxine B1 en 10 voor aflatoxinen totaal in ‘overige specerijen of kruiden’.\n 2 voor ochratoxine A in bier.\n 10 voor ochratoxine A in gedroogde vruchten, anders dan gedroogde druiven.\n 10 voor ochratoxine A in noten, pitten en oliehoudende zaden voor directe humane consumptie.\n 20 voor ochratoxine A in noten, pitten en oliehoudende zaden om te sorteren/behandelen.\n 15 voor ochratoxine A in ‘overige specerijen of kruiden’.\n 10 voor ochratoxine A in zoethoutwortel voor directe humane consumptie.\n 400 voor zearalenon in rijst zemelen.\n202420912-01-202419-12-2023202420912-01-202419-12-202313-01-2024202420912-01-202419-12-2023202420912-01-202419-12-202313-01-2024202420912-01-202419-12-2023202420912-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 3\n Werkwijze\n \n \n 3.1\n Het bepalen van de ernst van de overtreding\n \n Overtredingen worden ingedeeld naar de klassen zoals gedefinieerd in het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03). De ernst van de overtreding wordt onder andere bepaald door de mate van het (risico op) gevaar voor de veiligheid van mens, dier en/of milieu. Hoe groter het risico is, des te hoger wordt de overtreding in de bijlage geclassificeerd. Bijvoorbeeld een overschrijding van de MRL die als ‘schadelijk’ wordt beoordeeld (overschrijding van de acute referentie dosis wordt ingedeeld in een zware overtreding. Wanneer een overschrijding van de MRL als ‘ongeschikt’ wordt beoordeeld dan wordt deze ingedeeld in middelzware overtreding. In bepaalde gevallen hebben zich (nog) geen daadwerkelijke negatieve gevolgen voorgedaan als gevolg van de overtreding, maar is niet gewaarborgd dat dit zich niet zal voordoen. Bijvoorbeeld: een overschrijding van een MRL in een product tijdens een lopende productie.\n Dit specifiek interventiebeleid volgt deze klasseindeling.\n In de bijlage genoemd in dit document zijn overtredingen van chemische stoffen in voedsel ingedeeld in de verschillende klassen met de daarbij behorende specifieke interventies.\n Meerdere overtredingen in 1 monster, of in meerdere monsters die genomen zijn op 1 locatie, worden per geval beoordeeld zoals in de bijlage aangegeven.\n202420912-01-202419-12-2023202420912-01-202419-12-202313-01-2024202420912-01-202419-12-2023202420912-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.2\n Het bepalen van interventies bij een overtreding\n \n Bestraffende sanctie\n Overtredingen van de Warenwet worden doorgaans bestuurlijk beboet. Aan het Openbaar Ministerie (OM) worden overtredingen voorgelegd indien voor daarvoor op basis van de Wet op de economische delicten (Wed) een hogere geldboete kan worden opgelegd dan de voorziene bestuurlijke boete, en:\n \n \n –\n indien de opzettelijke of roekeloze overtreding een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft óf\n \n \n –\n de in de bijlage ter zake van de overtreding voorziene bestuurlijke boete aanmerkelijk wordt overschreden door het met de overtreding behaalde economisch voordeel (artikel 32a, derde lid, Warenwet).\n \n \n Strafrechtelijke afdoening is niet voorbehouden aan een vooraf aan te geven overtreding van een bepaald voorschrift, maar kan in beginsel bij alle overtredingen van de bij of krachtens de Warenwet gestelde voorschriften noodzakelijk zijn.\n202420912-01-202419-12-2023202420912-01-202419-12-202313-01-2024202420912-01-202419-12-2023202420912-01-202419-12-202313-01-2024202420912-01-202419-12-2023202420912-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 4\n Divers\n \n Vervanging\n Deze beleidsregel vervangt het op 16 november 2020 vastgestelde Specifiek interventiebeleid chemische stoffen in eet- en drinkwaren (IB02-SPEC 43, versie 04). Hiermee wordt de inhoud van de beleidsregel in overeenstemming gebracht met het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024. Daarnaast bevat deze beleidsregel enkele redactionele wijzigingen en verduidelijkingen en enkele nieuwe EU-verordeningen en ‘guidances’.\n Citeertitel\n Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Specifiek interventiebeleid NVWA chemische stoffen in eet- en drinkwaren (IB03-SPEC 43, versie 05)’.\n Inwerkingtreding\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.\n Bijlage\n De bijlage van deze beleidsregel is te vinden op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n202420912-01-202419-12-2023202420912-01-202419-12-202313-01-2024202420912-01-202419-12-2023202420912-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n namens deze:\n \n G.C.J.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n202420912-01-202419-12-2023202420912-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n Bijlage\n \n \n Gepubliceerd op www.nvwa.nl/interventiebeleid.\n \n202420912-01-202419-12-2023202420912-01-202419-12-202313-01-2024\n \n202420912-01-202419-12-2023202420912-01-202419-12-202313-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049241/manifest.xml", "content": "2024-01-132024-01-18T07:53:30+01:002024-12-12T16:26:11+01:00BWBR0049241.WTI2024-12-122024-01-132024-12-112024-01-139999-12-312024-01-18T07:53:42+01:002024-12-12T07:17:04+01:0039204927625500470dfad88f1b47d4876f0ac5cf6ea4bda1b51eb7b6b17beb13d3457c9c0b9647e7e2556607c1f6197b1f69ca25f9ba8295d0a90e4a6cf86f99d720e", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049242/2024-01-13_0/xml/BWBR0049242_2024-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 december 2023 tot vaststelling van het Specifiek interventiebeleid NVWA levensmiddelen microbiologie (IB03-SPEC 44, versie 08)202421012-01-202419-12-2023202421012-01-202419-12-202313-01-2024\n Specifiek interventiebeleid NVWA levensmiddelen microbiologie (IB03-SPEC 44, versie 08)202421012-01-202419-12-2023202421012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n De Minister Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 25 van de Warenwet, artikel 10 van de Mandaatregeling VWS en het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024;\n Besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:\n202421012-01-202419-12-2023202421012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 1\n Onderwerp\n \n Het Specifiek interventiebeleid NVWA levensmiddelen microbiologie beschrijft, binnen de kaders van het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03), hierna: AIB, de interventiegrenzen voor specifieke overtredingen binnen het toezichtdomein (levensmiddelen)microbiologie voor bedrijven die een verplichting hebben ten aanzien van de verordening 2073/2005.\n Op andere overtredingen met betrekking tot levensmiddelen microbiologie dan in dit document beschreven, is het Specifiek interventiebeleid NVWA voedselveiligheid industriële productie, vis, zuivel en eieren (IB03-SPEC 39) van toepassing. Laatstgenoemd document heeft betrekking op voorschriften waarvan de naleving in beginsel tijdens een inspectie in het bedrijf kan worden vastgesteld. Voor deze beleidsregel IB03-SPEC 44 is dit pas na analyse van het monster op het laboratorium toepasbaar.\n202421012-01-202419-12-2023202421012-01-202419-12-202313-01-2024202421012-01-202419-12-2023202421012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 2\n Definities en wettelijke basis\n \n Voor definities wordt verwezen naar het AIB.\n202421012-01-202419-12-2023202421012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.2\n Wettelijke basis\n \n De wettelijke basis voor het Specifiek interventiebeleid NVWA levensmiddelen microbiologie is:\n \n \n –\n \n Warenwet\n \n \n \n –\n \n Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen (WBbl);\n \n \n –\n \n Verordening (EG) nr. 2073/2005\n \n 1\n \n Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen\n ;\n \n \n –\n \n Verordening (EG) nr. 178/2002\n \n 2\n \n Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden\n .\n \n \n202421012-01-202419-12-2023202421012-01-202419-12-202313-01-2024202421012-01-202419-12-2023202421012-01-202419-12-202313-01-2024202421012-01-202419-12-2023202421012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 3\n Werkwijze\n \n \n 3.1\n Het bepalen van de ernst van de overtreding\n \n Overtredingen worden ingedeeld naar de klassen zoals gedefinieerd in het AIB. Dit specifiek interventiebeleid volgt deze klasseindeling. In de bijlage genoemd in dit document is vastgelegd op welke wijze wordt geïntervenieerd bij het constateren van een overtreding.\n202421012-01-202419-12-2023202421012-01-202419-12-202313-01-2024202421012-01-202419-12-2023202421012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.2\n Het bepalen van interventies bij een overtreding\n \n Bestraffende sanctie\n Overtredingen van de Warenwet worden doorgaans bestuurlijk beboet. Aan het Openbaar Ministerie (OM) worden overtredingen voorgelegd indien voor daarvoor op basis van de Wet op de economische delicten (Wed) een hogere geldboete kan worden opgelegd dan de voorziene bestuurlijke boete, en:\n \n \n –\n indien de opzettelijke of roekeloze overtreding een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft óf\n \n \n –\n de in de bijlage ter zake van de overtreding voorziene bestuurlijke boete aanmerkelijk wordt overschreden door het met de overtreding behaalde economisch voordeel (artikel 32a, derde lid, Warenwet).\n \n \n Strafrechtelijke afdoening is niet voorbehouden aan een vooraf aan te geven overtreding van een bepaald voorschrift, maar kan in beginsel bij alle overtredingen van de bij of krachtens de Warenwet gestelde voorschriften noodzakelijk zijn.\n ‘Interventies’ en ‘follow-up na overtreding; interventies bij herhaalde overtreding’ in de genoemde bijlage van dit document vermelden uitsluitend de bestuurlijke boete als bestraffende sanctie die doorgaans wordt toegepast. Dit laat onverlet dat, als een overtreding zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk kan worden afgedaan, op grond van de specifieke feiten en omstandigheden kan worden besloten om in plaats van een bestuurlijke boete een proces verbaal op te maken ten behoeve van strafrechtelijke afdoening. Op voorhand is niet in de bijlagen van dit document aan te geven wanneer wordt overgegaan tot een strafrechtelijke bestraffende sanctie. Daarom vormt deze paragraaf een aanvulling op bovengenoemde kolommen in de bijlage.\n202421012-01-202419-12-2023202421012-01-202419-12-202313-01-2024202421012-01-202419-12-2023202421012-01-202419-12-202313-01-2024202421012-01-202419-12-2023202421012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 4\n Divers\n \n Vervanging\n Deze beleidsregel vervangt het op 16 november 2020 vastgestelde Specifiek interventiebeleid NVWA levensmiddelen microbiologie (IB02-SPEC 44, versie 07). Hiermee wordt de inhoud van de beleidsregel in overeenstemming gebracht met het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024.\n Citeertitel\n Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Specifiek interventiebeleid NVWA levensmiddelen microbiologie (IB03-SPEC 44, versie 08)’.\n Inwerkingtreding\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.\n Bijlage\n De bijlage van deze beleidsregel is te vinden op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n202421012-01-202419-12-2023202421012-01-202419-12-202313-01-2024202421012-01-202419-12-2023202421012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n Deze beleidsregel wordt in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n namens deze:\n \n G.C.J.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n202421012-01-202419-12-2023202421012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n Bijlage\n \n \n Gepubliceerd op www.nvwa.nl/interventiebeleid.\n \n202421012-01-202419-12-2023202421012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n202421012-01-202419-12-2023202421012-01-202419-12-202313-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049242/manifest.xml", "content": "2024-01-132024-01-18T07:53:09+01:002024-11-27T11:24:23+01:00BWBR0049242.WTI2024-12-202024-01-132024-12-192024-01-139999-12-312024-01-18T07:53:42+01:002024-12-20T07:18:50+01:00319242375f13c336bed9ba6e7dd18bb90b78bac37b3b12a78339e784deac0bbb966c3f5f8e9ecd6453d990ae9068b66377afc4732e5a381b24dc133809475f157419c", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049243/2024-01-13_0/xml/BWBR0049243_2024-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 19 december 2023 tot vaststelling van het Specifiek interventiebeleid NVWA visketen kust- en binnenvisserij (IB03-SPEC 47, versie 04)202421212-01-202419-12-2023202421212-01-202419-12-202313-01-2024\n Specifiek interventiebeleid NVWA visketen kust- en binnenvisserij (IB03-SPEC 47, versie 04)202421212-01-202419-12-2023202421212-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n l>Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 54a Visserijwet 1963, artikel 6, zevende lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019 en het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024;\n Besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:\n202421212-01-202419-12-2023202421212-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 1\n Onderwerp\n \n Het Specifiek interventiebeleid NVWA visketen kust- en binnenvisserij beschrijft binnen de kaders van het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 de klassenindeling en interventies voor specifieke overtredingen in het domein visketen kust- en binnenvisserij en geeft daarmee invulling van het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024.\n Overtredingen met betrekking tot de visketen kust- en binnenvisserij waarin dit document niet voorziet worden voorgelegd aan de afdeling Expertise van de directie Handhaven van de NVWA.\n202421212-01-202419-12-2023202421212-01-202419-12-202313-01-2024202421212-01-202419-12-2023202421212-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 2\n Begrippen\n \n \n 2.1\n Definities\n \n Voor de definities wordt verwezen naar het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024.\n \n AIB\n Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03)\n \n Behavi Rapport tbv het bevoegd gezag\n \n PV Proces-verbaal pro Justitia,\n \n Ri Richtlijn\n \n RvB Rapport van bevindingen\n \n OW Officiële waarschuwing\n \n Vo Verordening (EG) Nr. (gevolgd door volgnummer/jaartal)\n202421212-01-202419-12-2023202421212-01-202419-12-202313-01-2024202421212-01-202419-12-2023202421212-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.2\n Wettelijke basis\n \n Op het domein kust- en binnenvisserij gelden nationale regels. De wettelijke basis voor het specifiek interventiebeleid is:\n \n \n –\n \n Visserijwet 1963 en onderliggende besluiten en regelingen, te weten de Uitvoeringsregeling Visserij, Uitvoeringsregeling Zeevisserij en het Reglement Binnenvisserij;\n \n \n –\n \n Wet Natuurbescherming;\n \n \n –\n \n Reglement minimummaten en gesloten tijden;\n \n \n –\n \n Verordening (EG) Nr. 1241/2019;\n \n \n –\n Verordening TAC en Quota.\n \n \n202421212-01-202419-12-2023202421212-01-202419-12-202313-01-2024202421212-01-202419-12-2023202421212-01-202419-12-202313-01-2024202421212-01-202419-12-2023202421212-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 3\n Werkwijze\n \n \n 3.1\n Het bepalen van de ernst van de overtreding\n \n Overtredingen worden ingedeeld naar de klassen zoals gedefinieerd in het AIB.\n Het overtreden van de regelgeving voor de kust- en binnenvisserij kan ernstige gevolgen hebben voor natuur en milieu. Uitgangspunt van het Specifiek interventiebeleid NVWA kust- en binnenvisserij is dat de ernst en de omvang van de gevolgen bepalend is voor de indeling van de overtreding in klassen, ongeacht of die gevolgen direct of pas na verloop van tijd optreden. Tenzij in dit specifieke interventiebeleid anders is bepaald, geldt het volgende:\n \n \n –\n Er is sprake van een zware overtreding wanneer een van de doelstellingen van de regelgeving voor de kust- en binnenvisserij wordt overtreden, namelijk een duurzame exploitatie van visbestanden en biodiversiteit in het ecosysteem;\n \n \n –\n Er is sprake van een middelzware overtreding wanneer er weliswaar geen sprake is van een zware overtreding, maar dat de handeling of gedraging dusdanig ongewenst is dat herhaling van de overtreding moet worden voorkomen;\n \n \n –\n Er is sprake van een lichte overtreding wanneer (het gevolg van) het feit eenvoudig en snel kan worden hersteld en er geen gevolgen zijn voor natuur en milieu.\n \n \n202421212-01-202419-12-2023202421212-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.1.1\n Bepalen zware of middelzware overtreding\n \n Bij een aantal overtredingen is de overtreding ingedeeld als zwaar en middelzwaar, en is de overtreding gespecificeerd in twee regels. Dit omdat de ernst van overtreding verschilt bij de mate van de overtreding. Voor een aantal overtredingen, met betrekking o.a. tot het bijhouden van administratie, of het onder zich hebben van ondermaatse vis, staat in de bijlage van dit document wanneer welke interventie wanneer moet worden toegepast. Daarnaast is in de klasseindeling het overtreden van vergunnings- en ontheffingsvoorwaarden ingedeeld als zwaar en middelzwaar. Door verschillende publieke organen worden vergunningen en/of ontheffingen afgegeven, elk met hun eigen voorwaarden. Daarnaast kunnen en worden deze voorwaarden vaak veranderde klasseindeling van vergunnings- en ontheffingsvoorwaarden is in het interventiebeleid ingedeeld als een zware overtreding of een middelzware overtreding, aan de hand van de ernst van de overtreding, is het een ernstig risico voor de biodiversiteit en duurzaamheid of een risico voor de biodiversiteit en duurzaamheid wordt dan bepaald welke klasseindeling de overtreding wordt toebedeeld.\n202421212-01-202419-12-2023202421212-01-202419-12-202313-01-2024202421212-01-202419-12-2023202421212-01-202419-12-202313-01-2024202421212-01-202419-12-2023202421212-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.2\n Het bepalen van de interventie bij een overtreding\n \n Bestraffende sanctie\n Het overtreden van de Visserijwet 1963 en de Wet natuurbescherming is strafrechtelijk handhaafbaar. Het OM bepaalt de straf of maatregel. Daarnaast kan er op basis van een Behavi opgemaakt door de NVWA door de provincie of ander bevoegd gezag een bestuurlijke maatregel worden opgelegd.\n202421212-01-202419-12-2023202421212-01-202419-12-202313-01-2024202421212-01-202419-12-2023202421212-01-202419-12-202313-01-2024202421212-01-202419-12-2023202421212-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 4\n Divers\n \n Vervanging\n Deze beleidsregel vervangt het op 16 november 2021 vastgestelde Specifiek interventiebeleid visketen kust- en binnenvisserij (IB02-SPEC 47, versie 03). Hiermee wordt de inhoud van de beleidsregel in overeenstemming gebracht met het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024. Tevens wordt de bijlage vanaf nu weergegeven op de website van de NVWA (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n Citeertitel\n Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Specifiek interventiebeleid NVWA visketen kust- en binnenvisserij (IB03-SPEC 47, versie 04)’.\n Inwerkingtreding\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.\n Bijlage\n De bijlage van deze beleidsregel is te vinden op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n202421212-01-202419-12-2023202421212-01-202419-12-202313-01-2024202421212-01-202419-12-2023202421212-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n Deze beleidsregel wordt in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n namens deze:\n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n202421212-01-202419-12-2023202421212-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n Bijlage\n \n \n Gepubliceerd op www.nvwa.nl/interventiebeleid.\n \n202421212-01-202419-12-2023202421212-01-202419-12-202313-01-2024\n \n202421212-01-202419-12-2023202421212-01-202419-12-202313-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049243/manifest.xml", "content": "2024-01-132024-01-18T07:53:09+01:002024-01-18T07:53:09+01:00BWBR0049243.WTI2024-01-139999-12-312024-01-139999-12-312024-01-18T07:53:54+01:002024-01-18T07:53:54+01:0036303296b01983a683003cb68f00ef4a89b6a93b19b8862431359c34f5273ee9134e939c1c54881b5b93ca99d330109ae7d7646d2401a460000a455d155607a3c2ff1", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049244/2024-01-13_0/xml/BWBR0049244_2024-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 december 2023 tot vaststelling van het Specifiek interventiebeleid NVWA attractie- en speeltoestellen (IB03-SPEC 46, versie 08)202421112-01-202419-12-2023202421112-01-202419-12-202313-01-2024\n Specifiek interventiebeleid NVWA attractie- en speeltoestellen (IB03-SPEC 46, versie 08)202421112-01-202419-12-2023202421112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 25 van de Warenwet, de artikelen 10, eerste lid, onderdeel d, en 13a van de Mandaatregeling VWS en het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024;\n Besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:\n202421112-01-202419-12-2023202421112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 1\n Onderwerp\n \n Het Specifiek interventiebeleid NVWA attractie- en speeltoestellen beschrijft, binnen de kaders van het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03) (AIB) en het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen, de klasse-indeling en de interventies voor specifieke overtredingen binnen het toezichtdomein attractie- en speeltoestellen.\n Overtredingen die door de inspecteur/toezichthouder worden waargenomen en die niet in deze beleidsregel zijn opgenomen, worden voorgelegd aan de afdeling Expertise van de directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.\n202421112-01-202419-12-2023202421112-01-202419-12-202313-01-2024202421112-01-202419-12-2023202421112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 2\n Begrippen\n \n \n 2.1\n Definities\n \n Hieronder is een aantal specifieke definities opgenomen in aanvulling op de definities en begrippen uit het AIB.\n \n \n \n Certificaat van Goedkeuring: Certificaat afgegeven door een door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de minister) aangewezen keuringsinstelling (AKI), waaruit blijkt dat het attractie- of speeltoestel is goedgekeurd en voldoet aan de eisen van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2023 (WAS2023).\n \n \n \n Ernstig letsel / gezondheidsschade1Bij de inschatting welk letsel of welke gezondheidsschade kan worden veroorzaakt, wordt uitgegaan van de ongunstigste situatie die redelijkerwijs in een realistisch scenario kan ontstaan.: Alle vormen van verwonding die ingrijpende en nadelige, mogelijk blijvende of fatale gevolgen hebben voor personen en waarvoor professionele medische behandeling nodig is.\n \n \n \n Letsel / gezondheidsschade:\n Alle vormen van verwonding die geringe nadelige gevolgen hebben voor personen en waarvoor geen professionele medische behandeling nodig is.\n \n \n \n Merk van Afkeuring (MvA): Een door een inspecteur van de NVWA op het attractie- of speeltoestel aangebrachte aanduiding waaruit blijkt dat het betreffende toestel niet aan de wettelijke eisen van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2023 voldoet.\n \n \n \n Merk van Goedkeuring (MvG): Een merkteken afgegeven of aangebracht door een AKI, waaruit blijkt dat het attractie- of speeltoestel is goedgekeurd en voldoet aan de eisen van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2023.\n \n \n \n Uniek Registratienummer: Een identificatienummer dat door de NVWA wordt uitgegeven en dat door een AKI op een attractie- of speeltoestel wordt aangebracht.\n \n \n \n Afkortingen:\n \n \n \n –\n \n AIB\n Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03)\n \n \n –\n \n AKI Aangewezen keuringsinstelling (aangewezen instelling)\n \n \n –\n \n CvG Certificaat van Goedkeuring\n \n \n –\n \n MvA Merk van Afkeuring\n \n \n –\n \n MvG Merk van Goedkeuring\n \n \n –\n \n OW Officiële waarschuwing\n \n \n –\n \n VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n \n \n –\n \n WAS2023\n Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2023\n \n \n \n –\n \n Wed\n Wet op de economische delicten\n \n \n \n –\n \n WvSr\n Wetboek van Strafrecht\n \n \n \n –\n \n WW\n Warenwet\n \n \n \n –\n \n WWR\n Warenwetregeling attractie- en speeltoestellen\n \n \n \n \n \n202421112-01-202419-12-2023202421112-01-202419-12-202313-01-2024202421112-01-202419-12-2023202421112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.2\n Wettelijke basis\n \n De wettelijke basis voor het specifiek interventiebeleid is de Warenwet met het onderliggende Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2023en de Warenwetregeling attractie- en speeltoestellen.\n202421112-01-202419-12-2023202421112-01-202419-12-202313-01-2024202421112-01-202419-12-2023202421112-01-202419-12-202313-01-2024202421112-01-202419-12-2023202421112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 3\n Werkwijze\n \n Interventies om de overtreding van het WAS2023 te beëindigen en (eventuele) gevaren die daar het gevolg van zijn weg te nemen of te verminderen vormen de basis van het SPEC46.\n Het WAS 2023 staat zowel bestuursrechtelijke als strafrechtelijke interventies toe. Het toepassen van strafrechtelijke interventies betekent geen uitsluiting van het toepassen van corrigerende interventies onder het bestuursrecht. Het waarborgen van de veiligheid heeft altijd de hoogste prioriteit.\n Indien een onderwerp niet behandeld wordt in het SPEC46 wordt het AIB gevolgd.\n202421112-01-202419-12-2023202421112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.1\n Het bepalen van de ernst van de overtreding\n \n Overtredingen worden ingedeeld naar de klassen zoals gedefinieerd in het AIB.\n Bij het bepalen van de ernst van de overtreding bij de handhaving van het WAS wordt het spelelement dat essentieel is bij attractie- en speeltoestellen meegewogen. Voor iedereen, maar in het bijzonder kinderen, geldt dat zij spelenderwijs leren omgaan met risico’s; voor deze inherente speelrisico’s wordt enig letsel dat kan worden opgelopen geaccepteerd.\n Bij het beoordelen van de op te leggen interventie wordt rekening gehouden met de ernst van het gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de consument/gebruiker van het attractie- of speeltoestel. Het gevaar kan direct of indirect aanwezig zijn. Van direct gevaar is onder andere sprake als een toestel een technisch mankement heeft of verkeerd geïnstalleerd is. Van indirect gevaar kan sprake zijn als de vereiste documenten ontbreken (zoals het Certificaat van Goedkeuring).Ook wordt gekeken of er sprake is van calculerend en/of bewust risiconemend gedrag door de fabrikant/gemachtigde van de fabrikant/importeur/distributeur/verhuurder/ beheerder/huurder van het attractie- of speeltoestel.\n De inspecteur bepaalt en onderbouwt op basis van de feiten en omstandigheden het gevaar van de overtreding en daarmee de overtredingsklasse (de ernst van de overtreding).\n In de bijlage is een aantal normen in twee of meer overtredingsklassen ingedeeld, zwaar, middelzwaar en/of licht, omdat de klassenindeling van de overtreding afhankelijk is van de feiten en omstandigheden van het geval. De inspecteur zal op basis van de feiten en omstandigheden de overtredingsklasse hanteren die behoort bij de ernst van de mogelijke gezondheidsschade.\n Zware overtreding\n Er is sprake van een zware overtreding wanneer een attractie- of speeltoestel wordt vervaardigd, verhandeld of gebruikt dat niet voldoet aan een wettelijke eis waardoor in een realistisch scenario ernstig letsel kan worden veroorzaakt.\n Er is tevens sprake van een zware overtreding indien geen gevolg is gegeven aan een maatregel met eis tot herstel of behandeling, of als een eerder buiten gebruik gesteld toestel toch in gebruik is.\n Voorts is sprake van een zware overtreding wanneer de verplichte keurings- en/of beoordelingsprocedure niet is nageleefd voor:\n \n \n –\n een attractietoestel; of\n \n \n –\n een speeltoestel, waarvan de mogelijke gevaren niet eenvoudig kunnen worden vastgesteld, of bij duidelijke gevaren, waardoor ernstige letsels kunnen ontstaan.\n \n \n Ook is er sprake van een zware overtreding als een attractietoestel of speeltoestel niet tijdig bij de NVWA is aangemeld én het:\n \n \n –\n verhindert dat er gecontroleerd wordt of aan de wettelijke voorschriften is voldaan, doordat de locatie, eigenaar en keuringsstatus niet bekend zijn via het RAS; of\n \n \n –\n geen speeltoestel betreft waarvan de gevaren eenvoudig kunnen worden vastgesteld en er geen letsel kan ontstaan.\n \n \n Er is tevens sprake van een zware overtreding wanneer er getracht wordt de verplichte keurings- en/of beoordelingsprocedure bij een andere AKI te laten uitvoeren voordat het aangeboden toestel is goedgekeurd door de AKI waar het toestel als eerste is aangeboden ter keuring.\n Middelzware overtreding\n Er is sprake van een middelzware overtreding wanneer een attractie- of speeltoestel dat wordt vervaardigd, geproduceerd, verhandeld of gebruikt niet voldoet aan een wettelijke eis en dat daardoor in een realistisch scenario letsel kan worden veroorzaakt.\n Er is tevens sprake van een middelzware overtreding indien beheersverplichtingen niet aantoonbaar, onvoldoende of niet tijdig worden nageleefd.\n Voorts is sprake van een middelzware overtreding wanneer de verplichte keurings- en/of beoordelingsprocedure niet is nageleefd voor een speeltoestel, waarvan de gevaren eenvoudig kunnen worden vastgesteld en er geen letsel kan ontstaan.\n Ook is sprake van een middelzware overtreding wanneer een attractietoestel of speeltoestel niet tijdig bij de NVWA is aangemeld. In een tweetal uitzonderingen kan worden opgeschaald tot een zware overtreding (zie zware overtreding).\n Daarnaast is er sprake van een middelzware overtreding indien een ongeval met ernstig letsel niet onverwijld wordt gemeld bij de NVWA.\n Lichte overtreding\n Er is sprake van een lichte overtreding wanneer een attractie- of speeltoestel dat wordt verhandeld of gebruikt niet voldoet aan een wettelijke eis, maar waardoor geen aantoonbaar veiligheidsrisico bestaat voor personen.\n In de bijlage zijn de bepalingen van de geldende wetgeving ingedeeld in een overtredingsklasse met bijbehorende interventie(s).\n202421112-01-202419-12-2023202421112-01-202419-12-202313-01-2024202421112-01-202419-12-2023202421112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.2\n Het bepalen van interventies bij een overtreding\n \n \n 3.2.1\n Corrigerende interventies\n \n Voor deze beleidsregel specifieke voorbeelden van corrigerende interventies zijn:\n Besluit eis tot herstel of behandeling\n Op grond van artikel 27, lid 1, WW, wordt de marktpartij van een attractie- of speeltoestel opgedragen binnen een gestelde termijn aan het toestel vastgestelde tekortkomingen ten opzichte van de wettelijke eisen te verhelpen.\n Besluit tot buitengebruikstelling\n Op grond van artikel 30, lid 1, WW, wordt een attractie- of speeltoestel buiten gebruik gesteld. Ten bewijze daarvan wordt het toestel door de inspecteur van de NVWA verzegeld.\n202421112-01-202419-12-2023202421112-01-202419-12-202313-01-2024202421112-01-202419-12-2023202421112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.2.2\n Bestraffende sancties\n \n Bestraffende sancties zijn bedoeld om te straffen en dienen als afschrikkend middel. Deze interventie wordt toegepast bij de zware overtredingen en bij de herhaalde middelzware en lichte overtredingen.\n Een bestraffende sanctie kan worden opgelegd op grond van het bestuurs- of strafrecht. Voor het strafrecht houdt dit in dat de inspecteur een proces-verbaal opmaakt dat daarna wordt voorgelegd aan het Openbaar Ministerie voor verdere afdoening. Voor het bestuursrecht betekent dit dat de inspecteur een Rapport van Bevindingen opmaakt ten behoeve van het opleggen van een bestuurlijke boete.\n De NVWA kan bij overtredingen van het WAS bestuursrecht en strafrecht toepassen. In algemene zin sluit dit specifiek interventiebeleid daarmee aan bij het AIB. Specifiek voor het WAS2023 kan strafrechtelijke afhandeling worden toegepast in de volgende gevallen:\n \n \n –\n Er is iemand overleden\n \n \n –\n Er is (ernstig) letsel opgetreden\n \n \n –\n Er is sprake van aanpassing van het plaats delict of beïnvloeding van slachtoffer/getuigen,\n \n \n –\n Er is sprake van valsheden of andere misleiding rondom het incident\n \n \n –\n De intentie van de overtreder is gericht op bewust niet-naleven, of er is sprake van opportunistisch, calculerend en/of bewust risiconemend gedrag,\n \n \n –\n De economische voordelen behaald door de overtreding zijn aanmerkelijke hoger dan de hoogte van een bestuurlijke boete.\n \n \n202421112-01-202419-12-2023202421112-01-202419-12-202313-01-2024202421112-01-202419-12-2023202421112-01-202419-12-202313-01-2024202421112-01-202419-12-2023202421112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.3\n Herhaalde overtreding en herinspectie\n \n Herhaalde overtreding\n Er is sprake van een herhaalde overtreding wanneer tijdens een (her)inspectie opnieuw een overtreding van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen 2023 wordt vastgesteld. Meer specifiek van artikel 4 van dit besluit. Dit is van toepassing in het geval een dergelijke overtreding bij de overtreder in de daaraan voorafgaande periode van 2 jaar reeds eerder is geconstateerd.\n Herinspectie\n Na het constateren van een zware of middelzware overtreding kan een extra inspectie worden uitgevoerd om na te gaan of gemaakte afspraken over het opheffen van de overtreding zijn nagekomen.\n202421112-01-202419-12-2023202421112-01-202419-12-202313-01-2024202421112-01-202419-12-2023202421112-01-202419-12-202313-01-2024202421112-01-202419-12-2023202421112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 4\n Divers\n \n Vervanging\n Deze beleidsregel vervangt het op 14 juni 2023 vastgestelde Specifiek interventiebeleid NVWA attractie- en speeltoestellen (IB02-SPEC 46, versie 07). Hiermee wordt de inhoud van de beleidsregel in overeenstemming gebracht met het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024.\n Citeertitel\n Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Specifiek interventiebeleid NVWA attractie- en speeltoestellen (IB03-SPEC 46, versie 08)’.\n Inwerkingtreding\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.\n Bijlage\n De bijlage van deze beleidsregel is te vinden op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n202421112-01-202419-12-2023202421112-01-202419-12-202313-01-2024202421112-01-202419-12-2023202421112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n Deze beleidsregel wordt in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n namens deze:\n De inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n202421112-01-202419-12-2023202421112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n Bijlage\n \n \n Gepubliceerd op www.nvwa.nl/interventiebeleid.\n \n202421112-01-202419-12-2023202421112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n202421112-01-202419-12-2023202421112-01-202419-12-202313-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049244/manifest.xml", "content": "2024-01-132024-01-18T07:53:31+01:002024-01-18T07:53:31+01:00BWBR0049244.WTI2024-01-139999-12-312024-01-139999-12-312024-01-18T07:53:39+01:002024-01-18T07:53:39+01:00537169cde70a7a56f5a2434936986f6147916b2e9ca3ce8831fd0bf73309d566c1bcf0469ef1e5b5988e1d262d309ab59edadeca124c83e2e704be389b62af225c36b", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020564.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020564\n Instellingsbesluit commissie auteursrecht 2006\n KB\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020564/2006-12-03/0\n Staats- en bestuursrecht\n Bestuursrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2006-12-03\n 2007-06-21\n 2006-12-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020564/2006-12-03_0/xml/BWBR0020564_2006-12-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020564/BWBR0020564.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020564/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020565.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020565\n Regeling metrologische merktekens\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2016-04-22\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020565/2016-04-20/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2016-04-20\n 9999-12-31\n 2016-04-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020565/2016-04-20_0/xml/BWBR0020565_2016-04-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020565/BWBR0020565.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020565/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020566.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020566\n Regeling gebruik en installatie EU-meetinstrumenten\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-07-01\n \n \n 2019-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020566/2019-07-01/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2019-07-01\n 9999-12-31\n 2019-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020566/2019-07-01_0/xml/BWBR0020566_2019-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020566/BWBR0020566.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020566/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020567.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020567\n Overgangsregeling IJkwet/Metrologiewet\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020567/2006-11-29/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2006-11-29\n 2007-01-31\n 2006-11-29\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020567/2006-11-29_0/xml/BWBR0020567_2006-11-29_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020567/BWBR0020567.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020567/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020568.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020568\n Regeling vrijstellingen Metrologiewet\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020568/2010-01-01/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2010-01-01\n 9999-12-31\n 2010-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020568/2010-01-01_0/xml/BWBR0020568_2010-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020568/BWBR0020568.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020568/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020569.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020569\n Regeling verlenging duur erkenningen landelijke publieke omroepen\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2021-04-01\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020569/2006-12-01/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2006-12-01\n 2021-03-31\n 2006-12-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020569/2006-12-01_0/xml/BWBR0020569_2006-12-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020569/BWBR0020569.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020569/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020570.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020570\n Besluit instelling Commissie van onderzoek naar de betrokkenheid van Nederlandse militairen bij mogelijke misstanden bij gesprekken met gedetineerden in Irak\n ministeriele-regeling\n nl\n Defensie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020570/2006-11-23/0\n Staats- en bestuursrecht\n Militair recht \n Defensie\n 2006-11-23\n 9999-12-31\n 2006-11-23\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020570/2006-11-23_0/xml/BWBR0020570_2006-11-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020570/BWBR0020570.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020570/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020571.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020571\n Instellingsbesluit Klankbordcommissie bureaucratiebenchmark onderwijs\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020571/2006-12-07/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2006-12-07\n 2007-07-30\n 2006-12-07\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020571/2006-12-07_0/xml/BWBR0020571_2006-12-07_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020571/BWBR0020571.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020571/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020572.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020572\n Besluit aanwijzing toezichthouders Visserijwet 1963\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-07-07\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020572/2014-12-06/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2014-12-06\n 2016-07-04\n 2014-12-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020572/2014-12-06_0/xml/BWBR0020572_2014-12-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020572/BWBR0020572.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020572/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020573.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020573\n Wijzigingsregeling Regeling maximumtarief en bekendmaking tarieven taxivervoer (invoering transparante tariefstructuur)\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020573/2007-12-23/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2007-12-23\n 9999-12-31\n 2007-12-23\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020573/2007-12-23_0/xml/BWBR0020573_2007-12-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020573/BWBR0020573.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020573/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020574.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020574\n Besluit vaststelling beleidsregels en subsidieplafond Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Programma ondersteuning buitenlands beleid)\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020574/2006-12-06/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2006-12-06\n 2007-12-31\n 2006-12-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020574/2006-12-06_0/xml/BWBR0020574_2006-12-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020574/BWBR0020574.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020574/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020575.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020575\n Wijzigingsregeling Regeling geluidwerende voorzieningen 1997 (aanpassingen in uitvoering en enkele technische verbeteringen)\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020575/2006-12-03/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2006-12-03\n 9999-12-31\n 2006-12-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020575/2006-12-03_0/xml/BWBR0020575_2006-12-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020575/BWBR0020575.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020575/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020576.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020576\n Wijzigingsregeling Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006 (periode 1 juli tot en met 31 december), enz.\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020576/2006-12-07/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2006-12-07\n 2008-12-31\n 2006-12-07\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020576/2006-12-07_0/xml/BWBR0020576_2006-12-07_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020576/BWBR0020576.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020576/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020577.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020577\n Regeling afsluiten elektriciteit en gas van kleinverbruikers\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020577/2007-12-01/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2007-12-01\n 2011-09-30\n 2007-12-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020577/2007-12-01_0/xml/BWBR0020577_2007-12-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020577/BWBR0020577.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020577/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020580.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020580\n Beleidsregels kostenvergoeding subsidie milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006\n beleidsregel\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020580/2006-12-15/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2006-12-15\n 9999-12-31\n 2006-12-15\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020580/2006-12-15_0/xml/BWBR0020580_2006-12-15_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020580/BWBR0020580.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020580/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020582.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020582\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Natuur- en Landschapsbeheer vanaf 1945 (Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020582/2006-12-09/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2006-12-09\n 9999-12-31\n 2006-12-09\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020582/2006-12-09_0/xml/BWBR0020582_2006-12-09_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020582/BWBR0020582.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020582/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020583.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020583\n Regeling materieelbeheer museale voorwerpen\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020583/2007-04-01/0\n Financieel en economisch recht\n Financiën\n 2007-04-01\n 2008-12-02\n 2007-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020583/2007-04-01_0/xml/BWBR0020583_2007-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020583/BWBR0020583.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020583/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020584.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020584\n Inkomstenbelasting, aanmerkelijk belang, verzamelbesluit\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020584/2012-09-04/0\n Belastingrecht\n Inkomstenbelasting\n Belastingen\n 2012-09-04\n 2012-09-14\n 2006-12-06\n 2012-09-14\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020584/2012-09-04_0/xml/BWBR0020584_2012-09-04_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020584/BWBR0020584.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020584/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020585.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020585\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Natuur- en Landschapsbeheer vanaf 1945 (Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020585/2006-12-09/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2006-12-09\n 9999-12-31\n 2006-12-09\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020585/2006-12-09_0/xml/BWBR0020585_2006-12-09_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020585/BWBR0020585.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020585/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020586.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020586\n Wet handhaving consumentenbescherming\n wet\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2025-02-05\n \n \n 2024-04-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020586/2024-04-01/0\n Contracten, schade en aansprakelijkheid\n Consumentenrecht\n Economie en ondernemen\n 2024-04-01\n 2025-02-03\n 2024-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020586/2024-04-01_0/xml/BWBR0020586_2024-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020586/BWBR0020586.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020586/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020587.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020587\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Natuur- en Landschapsbeheer vanaf 1945 (Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020587/2006-12-09/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2006-12-09\n 9999-12-31\n 2006-12-09\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020587/2006-12-09_0/xml/BWBR0020587_2006-12-09_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020587/BWBR0020587.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020587/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020588.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020588\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Natuur- en Landschapsbeheer vanaf 1945 (Minister van Buitenlandse Zaken)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020588/2006-12-09/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2006-12-09\n 9999-12-31\n 2006-12-09\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020588/2006-12-09_0/xml/BWBR0020588_2006-12-09_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020588/BWBR0020588.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020588/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020589.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020589\n Inkomstenbelasting, kapitaalverzekering eigen woning en vóór 2001 bestaande kapitaalverzekeringen in box 3\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020589/2009-04-28/0\n Belastingrecht\n Inkomstenbelasting\n Belastingen\n 2009-04-28\n 2009-05-19\n 2006-12-06\n 2009-05-19\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020589/2009-04-28_0/xml/BWBR0020589_2009-04-28_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020589/BWBR0020589.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020589/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020592.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020592\n Regeling omgevingslawaai luchtvaart\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2024-01-01\n \n \n 2022-03-08\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020592/2022-03-01/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2022-03-01\n 2023-12-31\n 2022-03-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020592/2022-03-01_0/xml/BWBR0020592_2022-03-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020592/BWBR0020592.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020592/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020593.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020593\n Regeling modelraketten\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-11-10\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020593/2015-11-07/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2015-11-07\n 9999-12-31\n 2015-11-07\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020593/2015-11-07_0/xml/BWBR0020593_2015-11-07_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020593/BWBR0020593.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020593/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020595.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020595\n Besluit vaststelling vergoeding voorzitter en leden Adviescommissie groeifaciliteit\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2021-09-08\n \n \n 2021-09-08\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020595/2021-09-07/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n Werk- en loopbaan\n 2021-09-07\n 9999-12-31\n 2021-09-07\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020595/2021-09-07_0/xml/BWBR0020595_2021-09-07_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020595/BWBR0020595.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020595/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020596.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020596\n Regeling EOS: demo tender 2007-I\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020596/2007-07-29/0\n Ondernemingspraktijk\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Waterrecht\n Economie en ondernemen\n Milieu, ruimte en water\n 2007-07-29\n 2009-12-31\n 2007-07-29\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020596/2007-07-29_0/xml/BWBR0020596_2007-07-29_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020596/BWBR0020596.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020596/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020598.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020598\n Regeling ISOM tender 2007-1\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020598/2006-12-07/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2006-12-07\n 2008-12-31\n 2006-12-07\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020598/2006-12-07_0/xml/BWBR0020598_2006-12-07_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020598/BWBR0020598.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020598/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020599.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020599\n Omzetbelasting, vrijstelling; diensten en nauw daarmee samenhangende leveringen door werkgevers- en werknemersorganisaties aan hun leden tegen statutair vastgestelde contributie\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-07-26\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020599/2006-12-07/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingrecht\n Formeel belastingrecht\n Belastingen\n 2006-12-07\n 2016-07-22\n 2006-12-07\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020599/2006-12-07_0/xml/BWBR0020599_2006-12-07_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020599/BWBR0020599.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020599/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020600.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020600\n Wijzigingswet Wet op het primair onderwijs en Wet medezeggenschap onderwijs 1992 (buitenschoolse opvang)\n wet\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-04-01\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020600/2007-01-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2007-01-01\n 2020-03-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020600/2007-01-01_0/xml/BWBR0020600_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020600/BWBR0020600.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020600/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020601.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020601\n Regeling verslaglegging AWBZ\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020601/2014-04-01/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2014-04-01\n 2014-12-31\n 2014-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020601/2014-04-01_0/xml/BWBR0020601_2014-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020601/BWBR0020601.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020601/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020602.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020602\n Interim-besluit Commissie van advies inzake de waterstaatswetgeving\n KB\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020602/2007-01-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Bestuursrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2007-01-01\n 2009-12-21\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020602/2007-01-01_0/xml/BWBR0020602_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020602/BWBR0020602.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020602/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020603.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020603\n Intrekkingsregeling diverse regelingen in verband met wijziging Wet geluidhinder\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020603/2007-01-01/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020603/2007-01-01_0/xml/BWBR0020603_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020603/BWBR0020603.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020603/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020604.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020604\n Wijzigingsbesluit Besluit personenvervoer 2000 (gebruik elektronisch vervoerbewijs openbaar vervoer)\n AMvB\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020604/2007-04-01/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2007-04-01\n 9999-12-31\n 2007-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020604/2007-04-01_0/xml/BWBR0020604_2007-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020604/BWBR0020604.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020604/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020605.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020605\n Regeling maximering herverzekering exportkredieten en investeringen 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-11-10\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020605/2007-01-01/0\n Financieel en economisch recht\n Economie en ondernemen\n 2007-01-01\n 2014-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020605/2007-01-01_0/xml/BWBR0020605_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020605/BWBR0020605.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020605/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020606.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020606\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz.\n wet\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020606/2009-05-01/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2009-05-01\n 9999-12-31\n 2009-05-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020606/2009-05-01_0/xml/BWBR0020606_2009-05-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020606/BWBR0020606.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020606/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020607.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020607\n Wet implementatie kapitaalakkoord Bazel 2\n wet\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020607/2007-01-01/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020607/2007-01-01_0/xml/BWBR0020607_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020607/BWBR0020607.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020607/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020608.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020608\n Wijzigingswet Elektriciteitswet 1998 en Gaswet (nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer)\n wet\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020608/2014-08-01/0\n Mededingingsrecht\n Milieu, ruimte en water\n 2014-08-01\n 9999-12-31\n 2014-08-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020608/2014-08-01_0/xml/BWBR0020608_2014-08-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020608/BWBR0020608.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020608/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020609.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020609\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Gewasbescherming vanaf 1945 (Minister van Verkeer en Waterstaat)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020609/2006-12-13/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2006-12-13\n 9999-12-31\n 2006-12-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020609/2006-12-13_0/xml/BWBR0020609_2006-12-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020609/BWBR0020609.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020609/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020610.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020610\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Gewasbescherming vanaf 1945 (Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020610/2006-12-13/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2006-12-13\n 9999-12-31\n 2006-12-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020610/2006-12-13_0/xml/BWBR0020610_2006-12-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020610/BWBR0020610.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020610/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020611.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020611\n Wet inburgering\n wet\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2022-02-05\n \n \n 2022-02-05\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020611/2021-12-31/0\n Migratierecht\n Vreemdelingenrecht\n Immigratie, integratie en inburgering\n 2021-12-31\n 2021-12-31\n 2021-12-31\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020611/2021-12-31_0/xml/BWBR0020611_2021-12-31_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020611/BWBR0020611.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020611/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020612.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020612\n Regeling inhoudelijk verslag nieuwkomers 2006\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020612/2006-12-10/0\n Migratierecht\n Vreemdelingenrecht\n Immigratie, integratie en inburgering\n 2006-12-10\n 2008-01-18\n 2006-12-10\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020612/2006-12-10_0/xml/BWBR0020612_2006-12-10_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020612/BWBR0020612.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020612/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020613.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020613\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Gewasbescherming vanaf 1945 (Minister van Financiën)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020613/2006-12-13/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2006-12-13\n 9999-12-31\n 2006-12-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020613/2006-12-13_0/xml/BWBR0020613_2006-12-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020613/BWBR0020613.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020613/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020614.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020614\n Verordening heffing fonds sociale aangelegenheden vleesindustrie (PVV) 2004\n pbo\n nl\n Productschap Vee en Vlees\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2021-10-08\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020614/2006-12-03/0\n Agrarisch recht\n Levensmiddelenrecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2006-12-03\n 2021-09-29\n 2006-12-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020614/2006-12-03_0/xml/BWBR0020614_2006-12-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020614/BWBR0020614.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020614/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020615.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020615\n Verordening heffingen fonds sociale aangelegenheden vleeswarenindustrie (PVV) 2004\n pbo\n nl\n Productschap Vee en Vlees\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2021-10-08\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020615/2006-12-02/0\n Agrarisch recht\n Levensmiddelenrecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2006-12-02\n 2021-09-29\n 2006-12-02\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020615/2006-12-02_0/xml/BWBR0020615_2006-12-02_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020615/BWBR0020615.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020615/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020616.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020616\n Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht\n wet\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-07-21\n \n \n 2019-07-21\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020616/2019-07-21/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen\n Financiën\n 2019-07-21\n 9999-12-31\n 2019-07-21\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020616/2019-07-21_0/xml/BWBR0020616_2019-07-21_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020616/BWBR0020616.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020616/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020617.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020617\n Besluit HPA verdeling vlasvezels en hennepvezels seizoen 2005/2006\n pbo\n nl\n Hoofdproductschap Akkerbouw\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020617/2006-12-03/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2006-12-03\n 2009-02-13\n 2006-12-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020617/2006-12-03_0/xml/BWBR0020617_2006-12-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020617/BWBR0020617.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020617/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020618.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020618\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Gewasbescherming vanaf 1945 (Minister van Justitie)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020618/2006-12-13/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2006-12-13\n 9999-12-31\n 2006-12-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020618/2006-12-13_0/xml/BWBR0020618_2006-12-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020618/BWBR0020618.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020618/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020619.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020619\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Gewasbescherming vanaf 1945 (Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020619/2006-12-13/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2006-12-13\n 9999-12-31\n 2006-12-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020619/2006-12-13_0/xml/BWBR0020619_2006-12-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020619/BWBR0020619.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020619/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020620.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020620\n Besluit aanwijzing onderwerpen ex artt. 6 en 7, Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002\n ministeriele-regeling\n nl\n Algemene Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020620/2007-01-01/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2007-01-01\n 2007-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020620/2007-01-01_0/xml/BWBR0020620_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020620/BWBR0020620.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020620/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020621.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020621\n Verordening bestemmingsheffing dakdekkersbedrijf hellende daken 2007\n pbo\n nl\n Hoofdbedrijfschap Ambachten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-10-30\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020621/2006-12-02/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2006-12-02\n 2019-10-15\n 2006-12-02\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020621/2006-12-02_0/xml/BWBR0020621_2006-12-02_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020621/BWBR0020621.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020621/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020622.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020622\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Bosbouw 1945–1983 (Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020622/2006-12-14/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2006-12-14\n 9999-12-31\n 2006-12-14\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020622/2006-12-14_0/xml/BWBR0020622_2006-12-14_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020622/BWBR0020622.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020622/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020623.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020623\n Verordening bestemmingsheffing glazenwassersbedrijf 2007\n pbo\n nl\n Hoofdbedrijfschap Ambachten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-10-30\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020623/2006-12-02/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2006-12-02\n 2019-10-15\n 2006-12-02\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020623/2006-12-02_0/xml/BWBR0020623_2006-12-02_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020623/BWBR0020623.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020623/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020624.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020624\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Bosbouw 1945–1983 (Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020624/2006-12-14/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2006-12-14\n 9999-12-31\n 2006-12-14\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020624/2006-12-14_0/xml/BWBR0020624_2006-12-14_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020624/BWBR0020624.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020624/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020625.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020625\n Verordening bestemmingsheffing rietdekkersbedrijf 2007\n pbo\n nl\n Hoofdbedrijfschap Ambachten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-10-30\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020625/2006-12-02/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2006-12-02\n 2019-10-15\n 2006-12-02\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020625/2006-12-02_0/xml/BWBR0020625_2006-12-02_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020625/BWBR0020625.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020625/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020626.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020626\n Verordening bestemmingsheffing schoenherstellersbedrijf opleiding 2007\n pbo\n nl\n Hoofdbedrijfschap Ambachten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-10-30\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020626/2006-12-02/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2006-12-02\n 2019-10-15\n 2006-12-02\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020626/2006-12-02_0/xml/BWBR0020626_2006-12-02_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020626/BWBR0020626.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020626/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020627.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020627\n Verordening bestemmingsheffing pianotechnisch bedrijf 2007\n pbo\n nl\n Hoofdbedrijfschap Ambachten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-10-30\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020627/2006-12-02/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2006-12-02\n 2019-10-15\n 2006-12-02\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020627/2006-12-02_0/xml/BWBR0020627_2006-12-02_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020627/BWBR0020627.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020627/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020628.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020628\n Verordening bestemmingsheffing schoorsteenvegersbedrijf 2007\n pbo\n nl\n Hoofdbedrijfschap Ambachten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-10-30\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020628/2006-12-02/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2006-12-02\n 2019-10-15\n 2006-12-02\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020628/2006-12-02_0/xml/BWBR0020628_2006-12-02_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020628/BWBR0020628.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020628/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020629.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020629\n Wijzigingswet Wet luchtvaart (Experimenten Schiphol)\n wet\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020629/2006-12-13/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2006-12-13\n 9999-12-31\n 2006-12-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020629/2006-12-13_0/xml/BWBR0020629_2006-12-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020629/BWBR0020629.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020629/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020631.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020631\n Besluit inwerkingtreding artikel 14a Bekostigingsbesluit W.V.O. voor scholengemeenschap mavo-aoc\n KB\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020631/2006-12-13/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2006-12-13\n 2008-07-31\n 2006-12-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020631/2006-12-13_0/xml/BWBR0020631_2006-12-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020631/BWBR0020631.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020631/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020632.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020632\n Regeling tegemoetkoming Wajongers\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2025-01-01\n \n \n 2025-01-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020632/2025-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2025-01-01\n 9999-12-31\n 2025-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020632/2025-01-01_0/xml/BWBR0020632_2025-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020632/BWBR0020632.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020632/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020633.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020633\n Tijdelijke regeling invoering Wft\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020633/2009-01-01/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2009-01-01\n 2009-02-11\n 2009-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020633/2009-01-01_0/xml/BWBR0020633_2009-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020633/BWBR0020633.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020633/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020635.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020635\n Besluit aanwijzing verboden plaats (2006)\n KB\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020635/2013-04-01/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2013-04-01\n 2013-08-14\n 2006-12-10\n 2013-08-14\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020635/2013-04-01_0/xml/BWBR0020635_2013-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020635/BWBR0020635.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020635/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020636.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020636\n Tijdelijke regeling bijzondere positie ROC Flevoland\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020636/2006-12-15/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2006-12-15\n 2011-12-31\n 2006-12-15\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020636/2006-12-15_0/xml/BWBR0020636_2006-12-15_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020636/BWBR0020636.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020636/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020638.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020638\n Wijzigingsbesluit Beleidsregels CWI inzake uitvoering Wet arbeid vreemdelingen per 14 december 2006\n zbo\n nl\n Centrale Organisatie Werk en Inkomen\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020638/2006-12-14/0\n Migratierecht\n Vreemdelingenrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Immigratie, integratie en inburgering\n Werk- en loopbaan\n 2006-12-14\n 2013-12-31\n 2006-12-14\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020638/2006-12-14_0/xml/BWBR0020638_2006-12-14_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020638/BWBR0020638.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020638/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020639.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020639\n Regeling vaststelling percentages verdeelsleutel rijksbijdrage educatie\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020639/2007-01-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2007-01-01\n 2008-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020639/2007-01-01_0/xml/BWBR0020639_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020639/BWBR0020639.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020639/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020640.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020640\n Tijdelijke regeling overgangsbudget ROC’s in verband met invoering van de Wet inburgering\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020640/2006-12-15/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2006-12-15\n 2009-12-31\n 2006-12-15\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020640/2006-12-15_0/xml/BWBR0020640_2006-12-15_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020640/BWBR0020640.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020640/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020641.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020641\n Circulaire Ambtstoelage burgemeesters, (onkosten)vergoedingen wethouders, raadsleden en commissieleden\n circulaire\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-01-01\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020641/2007-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n Werk- en loopbaan\n 2007-01-01\n 2018-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020641/2007-01-01_0/xml/BWBR0020641_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020641/BWBR0020641.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020641/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020642.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020642\n Besluit instelling taskforce management overstromingen\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020642/2006-12-13/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2006-12-13\n 2008-12-30\n 2006-12-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020642/2006-12-13_0/xml/BWBR0020642_2006-12-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020642/BWBR0020642.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020642/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020644.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020644\n Wijzigingswet Arbeidstijdenwet (vereenvoudiging wet)\n wet\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020644/2007-04-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Werk- en loopbaan\n 2007-04-01\n 9999-12-31\n 2007-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020644/2007-04-01_0/xml/BWBR0020644_2007-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020644/BWBR0020644.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020644/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020645.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020645\n Wet werken aan winst\n wet\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-01-01\n \n \n 2019-01-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020645/2019-01-01/0\n Belastingrecht\n Belastingen\n 2019-01-01\n 9999-12-31\n 2019-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020645/2019-01-01_0/xml/BWBR0020645_2019-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020645/BWBR0020645.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020645/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020646.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020646\n Regeling vrijwillige inburgering niet-G31 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020646/2013-01-01/0\n Migratierecht\n Vreemdelingenrecht\n Immigratie, integratie en inburgering\n 2013-01-01\n 9999-12-31\n 2013-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020646/2013-01-01_0/xml/BWBR0020646_2013-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020646/BWBR0020646.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020646/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020647.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020647\n Tijdelijke regeling eenmalige tegemoetkoming pensioenverevening\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020647/2007-09-06/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Pensioenrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2007-09-06\n 2007-12-31\n 2007-09-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020647/2007-09-06_0/xml/BWBR0020647_2007-09-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020647/BWBR0020647.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020647/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020648.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020648\n Besluit melding voorvallen in de burgerluchtvaart\n AMvB\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-07-10\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020648/2008-10-15/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2008-10-15\n 2019-07-09\n 2008-10-15\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020648/2008-10-15_0/xml/BWBR0020648_2008-10-15_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020648/BWBR0020648.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020648/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020649.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020649\n Besluit sollicitatieplicht werknemers WW 2007\n zbo\n nl\n Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020649/2007-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2007-01-01\n 2008-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020649/2007-01-01_0/xml/BWBR0020649_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020649/BWBR0020649.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020649/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020650.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020650\n Beschikking wijzigingspercentage optie- en naturalisatiegelden\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020650/2007-01-01/0\n Migratierecht\n Nationaliteitsrecht\n Immigratie, integratie en inburgering\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020650/2007-01-01_0/xml/BWBR0020650_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020650/BWBR0020650.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020650/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020651.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020651\n Besluit premievaststelling vrijwillige verzekering ZW 2007\n zbo\n nl\n Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020651/2007-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020651/2007-01-01_0/xml/BWBR0020651_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020651/BWBR0020651.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020651/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020655.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020655\n Vrijstellingen gewasbeschermingsmiddelen 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020655/2007-09-13/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-09-13\n 2007-12-31\n 2007-09-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020655/2007-09-13_0/xml/BWBR0020655_2007-09-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020655/BWBR0020655.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020655/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020656.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020656\n Wijzigingsbesluit Ontslagbesluit (vervallen van de zogenoemde verkorte procedure)\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020656/2007-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Werk- en loopbaan\n 2007-01-01\n 2007-02-28\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020656/2007-01-01_0/xml/BWBR0020656_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020656/BWBR0020656.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020656/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020657.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020657\n Regeling inburgering\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2022-02-08\n \n \n 2022-02-08\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020657/2021-12-31/0\n Migratierecht\n Vreemdelingenrecht\n Immigratie, integratie en inburgering\n 2021-12-31\n 2021-12-31\n 2021-12-31\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020657/2021-12-31_0/xml/BWBR0020657_2021-12-31_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020657/BWBR0020657.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020657/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020658.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020658\n Besluit vaststelling beleidsregels subsidiëring Gedetineerdenbegeleiding\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020658/2008-11-12/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2008-11-12\n 2011-11-14\n 2008-11-12\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020658/2008-11-12_0/xml/BWBR0020658_2008-11-12_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020658/BWBR0020658.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020658/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020659.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020659\n Besluit premievaststelling vrijwillige verzekering WAO 2007\n zbo\n nl\n Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020659/2007-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020659/2007-01-01_0/xml/BWBR0020659_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020659/BWBR0020659.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020659/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020660.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020660\n Besluit premievaststelling vrijwillige werkloosheidsverzekering 2007\n zbo\n nl\n Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020660/2007-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020660/2007-01-01_0/xml/BWBR0020660_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020660/BWBR0020660.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020660/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020661.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020661\n Besluit premievaststelling vrijwillige verzekering WIA 2007\n zbo\n nl\n Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020661/2007-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020661/2007-01-01_0/xml/BWBR0020661_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020661/BWBR0020661.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020661/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020664.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020664\n Besluit vaststelling beleidsregels en subsidieplafond Europafonds 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020664/2007-05-11/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2007-05-11\n 2007-12-31\n 2007-05-11\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020664/2007-05-11_0/xml/BWBR0020664_2007-05-11_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020664/BWBR0020664.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020664/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020665.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020665\n Regeling aanpassing bedragen leerlinggebonden budget in het voortgezet onderwijs schooljaar 2006–2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020665/2006-12-17/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2006-12-17\n 2014-01-22\n 2006-12-17\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020665/2006-12-17_0/xml/BWBR0020665_2006-12-17_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020665/BWBR0020665.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020665/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020666.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020666\n Regeling administratie biobrandstoffen wegverkeer\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020666/2011-01-01/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2011-01-01\n 2011-05-03\n 2010-02-09\n 2011-05-03\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020666/2011-01-01_0/xml/BWBR0020666_2011-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020666/BWBR0020666.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020666/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020667.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020667\n Inkomstenbelasting, herinvesteringsreserve\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020667/2011-12-09/0\n Belastingrecht\n Vennootschapsbelastingrecht\n Belastingrecht\n Inkomstenbelasting\n Belastingen\n 2011-12-09\n 2011-12-21\n 2009-12-16\n 2011-12-21\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020667/2011-12-09_0/xml/BWBR0020667_2011-12-09_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020667/BWBR0020667.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020667/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020668.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020668\n Besluit vaststelling beleidsregels en subsidieplafond voor subsidieverlening op grond van Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Indonesiëfaciliteit)\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020668/2010-03-30/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2010-03-30\n 2011-12-31\n 2010-03-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020668/2010-03-30_0/xml/BWBR0020668_2010-03-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020668/BWBR0020668.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020668/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020669.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020669\n Bijstellingsregeling accijns, motorrijtuigenbelasting en belastingen op milieugrondslag 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020669/2007-01-01/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingrecht\n Milieubelasting\n Belastingen\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020669/2007-01-01_0/xml/BWBR0020669_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020669/BWBR0020669.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020669/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020670.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020670\n Regeling gegevensverstrekking met persoonsgebonden nummer BVE\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020670/2006-12-17/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2006-12-17\n 2009-12-31\n 2006-12-17\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020670/2006-12-17_0/xml/BWBR0020670_2006-12-17_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020670/BWBR0020670.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020670/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020671.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020671\n Regeling model rapportageformulier Besluit glastuinbouw\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020671/2010-07-14/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2010-07-14\n 2012-12-31\n 2010-07-14\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020671/2010-07-14_0/xml/BWBR0020671_2010-07-14_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020671/BWBR0020671.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020671/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020672.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020672\n Regeling afgeschermde rekeningen Wft\n zbo\n nl\n De Nederlandsche Bank N.V.\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-10-13\n \n \n 2018-10-13\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020672/2018-10-13/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen\n Financieel en economisch recht\n Financiën\n 2018-10-13\n 9999-12-31\n 2018-10-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020672/2018-10-13_0/xml/BWBR0020672_2018-10-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020672/BWBR0020672.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020672/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020673.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020673\n Regeling liquiditeit Wft\n zbo\n nl\n De Nederlandsche Bank N.V.\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020673/2007-12-20/0\n Financieel en economisch recht\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2007-12-20\n 2011-04-30\n 2007-12-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020673/2007-12-20_0/xml/BWBR0020673_2007-12-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020673/BWBR0020673.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020673/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020674.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020674\n Besluit inburgering\n AMvB\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2022-02-05\n \n \n 2022-02-05\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020674/2021-12-31/0\n Migratierecht\n Vreemdelingenrecht\n Immigratie, integratie en inburgering\n 2021-12-31\n 2021-12-31\n 2021-12-31\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020674/2021-12-31_0/xml/BWBR0020674_2021-12-31_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020674/BWBR0020674.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020674/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020675.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020675\n Wijzigingswet Elektriciteitswet 1998 (aanpassingen wijze stimulering milieukwaliteit elektriciteitsvoorziening)\n wet\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020675/2007-01-01/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020675/2007-01-01_0/xml/BWBR0020675_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020675/BWBR0020675.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020675/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020676.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020676\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Arbeidsinspectie 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020676/2008-06-01/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2008-06-01\n 2008-08-22\n 2008-06-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020676/2008-06-01_0/xml/BWBR0020676_2008-06-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020676/BWBR0020676.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020676/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020677.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020677\n Besluit vaststelling subsidieplafond subsidiëring Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Terugkeer en migratie)\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020677/2006-12-16/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2006-12-16\n 2007-12-31\n 2006-12-16\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020677/2006-12-16_0/xml/BWBR0020677_2006-12-16_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020677/BWBR0020677.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020677/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020678.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020678\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Haaglanden 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020678/2010-07-30/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2010-07-30\n 2011-12-16\n 2010-07-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020678/2010-07-30_0/xml/BWBR0020678_2010-07-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020678/BWBR0020678.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020678/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020679.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020679\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar SIOD 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020679/2007-01-01/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2007-01-01\n 2007-05-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020679/2007-01-01_0/xml/BWBR0020679_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020679/BWBR0020679.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020679/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020680.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020680\n Beleidsregels uitvoering Bijdragebesluit kosten opsporing en ruiming conventionele explosieven Tweede Wereldoorlog 2006\n beleidsregel\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020680/2006-12-29/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2006-12-29\n 2009-09-30\n 2006-12-29\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020680/2006-12-29_0/xml/BWBR0020680_2006-12-29_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020680/BWBR0020680.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020680/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020681.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020681\n Verzamelwet arbeidsverhoudingen en arbeidsmarkt 2006\n wet\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020681/2012-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Werk- en loopbaan\n 2012-01-01\n 9999-12-31\n 2012-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020681/2012-01-01_0/xml/BWBR0020681_2012-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020681/BWBR0020681.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020681/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020682.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020682\n Circulaire Effecten wijziging Wet Kinderopvang per 1 januari 2007\n circulaire\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020682/2007-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Familie, jeugd en gezin\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020682/2007-01-01_0/xml/BWBR0020682_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020682/BWBR0020682.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020682/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020684.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020684\n Regeling dierenvervoer 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020684/2012-10-01/0\n Agrarisch recht\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2012-10-01\n 2014-06-30\n 2012-10-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020684/2012-10-01_0/xml/BWBR0020684_2012-10-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020684/BWBR0020684.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020684/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020685.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020685\n Wet medezeggenschap op scholen\n wet\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2024-08-01\n \n \n 2024-08-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020685/2024-08-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2024-08-01\n 9999-12-31\n 2024-08-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020685/2024-08-01_0/xml/BWBR0020685_2024-08-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020685/BWBR0020685.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020685/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020686.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020686\n Besluit vaststelling Subsidieplafond ORET 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020686/2007-04-12/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2007-04-12\n 2007-12-31\n 2007-04-12\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020686/2007-04-12_0/xml/BWBR0020686_2007-04-12_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020686/BWBR0020686.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020686/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020687.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020687\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar VROM-IOD 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020687/2007-01-01/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2007-01-01\n 2007-05-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020687/2007-01-01_0/xml/BWBR0020687_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020687/BWBR0020687.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020687/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020688.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020688\n Vaststellingsbesluit Controleprotocol Regionale Politiekorpsen\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020688/2007-01-01/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2007-01-01\n 2007-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020688/2007-01-01_0/xml/BWBR0020688_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020688/BWBR0020688.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020688/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020690.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020690\n Regeling bescherming persoonsgegevens Ministerie VROM\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020690/2006-12-17/0\n Privacy\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2006-12-17\n 2014-04-10\n 2006-12-17\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020690/2006-12-17_0/xml/BWBR0020690_2006-12-17_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020690/BWBR0020690.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020690/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020691.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020691\n Regeling strafbaarstelling ongeoorloofde overdracht programmatuur en technologie van strategische goederen door middel van elektronische media, faxapparaten of telefoon\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020691/2006-12-17/0\n Belastingrecht\n Invoer en douane\n Belastingen\n 2006-12-17\n 2008-07-31\n 2006-12-17\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020691/2006-12-17_0/xml/BWBR0020691_2006-12-17_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020691/BWBR0020691.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020691/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020692.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020692\n BTW-compensatiefonds, personeelsverstrekkingen\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020692/2007-01-01/0\n Financieel en economisch recht\n Financiën\n 2007-01-01\n 2009-06-25\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020692/2007-01-01_0/xml/BWBR0020692_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020692/BWBR0020692.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020692/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020695.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020695\n Overdrachtsbelasting/omzetbelasting, verkoop onder voorwaarden door woningcorporaties\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020695/2006-12-20/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingrecht\n Formeel belastingrecht\n Belastingen\n 2006-12-20\n 2011-03-28\n 2006-12-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020695/2006-12-20_0/xml/BWBR0020695_2006-12-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020695/BWBR0020695.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020695/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020698.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020698\n Beleidsregel partieel gebruik van de standaardbenadering onder de IRB\n zbo\n nl\n De Nederlandsche Bank N.V.\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020698/2007-01-01/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen\n Financieel en economisch recht\n Financiën\n 2007-01-01\n 2014-07-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020698/2007-01-01_0/xml/BWBR0020698_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020698/BWBR0020698.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020698/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020700.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020700\n Regeling solvabiliteitseisen marktrisico Wft 2011\n zbo\n nl\n De Nederlandsche Bank N.V.\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020700/2011-12-31/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen\n Financieel en economisch recht\n Financiën\n 2011-12-31\n 2013-12-31\n 2011-12-31\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020700/2011-12-31_0/xml/BWBR0020700_2011-12-31_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020700/BWBR0020700.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020700/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020701.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020701\n Skal-Tarievenblad 2007\n zbo\n nl\n Stichting Skal\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020701/2007-01-01/0\n Agrarisch recht\n Levensmiddelenrecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020701/2007-01-01_0/xml/BWBR0020701_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020701/BWBR0020701.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020701/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020702.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020702\n Wijzigingsbesluit Besluit trekkende bevolking WPO\n AMvB\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020702/2007-02-21/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2007-02-21\n 9999-12-31\n 2007-02-21\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020702/2007-02-21_0/xml/BWBR0020702_2007-02-21_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020702/BWBR0020702.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020702/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020703.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020703\n Besluit Vaststelling Subsidieprogramma CO2-reductie Innovatieve Biobrandstoffen voor transport\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020703/2006-12-21/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2006-12-21\n 2008-12-31\n 2006-12-21\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020703/2006-12-21_0/xml/BWBR0020703_2006-12-21_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020703/BWBR0020703.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020703/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020704.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020704\n Tijdelijke subsidieregeling Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020704/2007-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2007-01-01\n 2008-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020704/2007-01-01_0/xml/BWBR0020704_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020704/BWBR0020704.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020704/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020705.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020705\n Regeling prudentieel toezicht financiële groepen Wft\n zbo\n nl\n De Nederlandsche Bank N.V.\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020705/2009-01-01/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen\n Financieel en economisch recht\n Financiën\n 2009-01-01\n 9999-12-31\n 2009-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020705/2009-01-01_0/xml/BWBR0020705_2009-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020705/BWBR0020705.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020705/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020706.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020706\n Wijzigingsregeling Tijdelijke subsidieregeling stimuleren leeftijdsbewust beleid 2006\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020706/2006-12-20/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2006-12-20\n 2007-12-31\n 2006-12-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020706/2006-12-20_0/xml/BWBR0020706_2006-12-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020706/BWBR0020706.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020706/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020708.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020708\n Regeling transitokentekens\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2021-01-14\n \n \n 2021-01-14\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020708/2021-01-05/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2021-01-05\n 9999-12-31\n 2021-01-05\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020708/2021-01-05_0/xml/BWBR0020708_2021-01-05_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020708/BWBR0020708.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020708/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020710.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020710\n Regeling indexering AKW- en TOG-bedragen januari 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020710/2007-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2007-01-01\n 2008-09-24\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020710/2007-01-01_0/xml/BWBR0020710_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020710/BWBR0020710.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020710/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020711.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020711\n Regeling geurhinder en veehouderij\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2024-01-01\n \n \n 2022-12-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020711/2022-12-01/0\n Agrarisch recht\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n Milieu, ruimte en water\n 2022-12-01\n 2023-12-31\n 2022-12-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020711/2022-12-01_0/xml/BWBR0020711_2022-12-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020711/BWBR0020711.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020711/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020712.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020712\n Mandaatregeling en volmacht Luchtverkeersleiding Nederland 2006\n zbo\n nl\n Luchtverkeersleiding Nederland\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020712/2008-12-30/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2008-12-30\n 2011-03-06\n 2008-12-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020712/2008-12-30_0/xml/BWBR0020712_2008-12-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020712/BWBR0020712.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020712/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020714.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020714\n Regeling vergoedingen Agentschap Telecom 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020714/2007-07-20/0\n Ondernemingspraktijk\n Informatierecht\n Telecomrecht\n Economie en ondernemen\n 2007-07-20\n 2007-12-31\n 2007-07-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020714/2007-07-20_0/xml/BWBR0020714_2007-07-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020714/BWBR0020714.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020714/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020715.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020715\n Besluit verlening mandaat en machtiging directeur Agentschap EVD met betrekking tot subsidiëring Indonesiëfaciliteit\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020715/2010-01-01/0\n Internationaal publiekrecht\n Staats- en bestuursrecht\n Bestuursrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2010-01-01\n 2010-01-06\n 2006-12-20\n 2010-01-06\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020715/2010-01-01_0/xml/BWBR0020715_2010-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020715/BWBR0020715.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020715/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020717.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020717\n Regeling bekostiging hoger onderwijs 2006\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020717/2006-12-20/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2006-12-20\n 2006-12-31\n 2006-12-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020717/2006-12-20_0/xml/BWBR0020717_2006-12-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020717/BWBR0020717.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020717/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020719.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020719\n Besluit vaststelling beleidsregels en plafond subsidiëring Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (programma Intensivering Bilaterale Betrekkingen West-Europa)\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020719/2006-12-20/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2006-12-20\n 2008-07-26\n 2006-12-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020719/2006-12-20_0/xml/BWBR0020719_2006-12-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020719/BWBR0020719.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020719/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020720.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020720\n Beschikking aanwijzing exameninstelling klein vaarbewijs 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020720/2007-01-01/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2007-01-01\n 2009-06-30\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020720/2007-01-01_0/xml/BWBR0020720_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020720/BWBR0020720.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020720/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020721.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020721\n Besluit mandaat en machtiging SenterNovem Subsidieprogramma CO2-reductie Innovatieve Biobrandstoffen voor transport\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020721/2010-01-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2010-01-01\n 2010-06-07\n 2008-07-01\n 2010-06-07\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020721/2010-01-01_0/xml/BWBR0020721_2010-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020721/BWBR0020721.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020721/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020722.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020722\n Besluit forfaitair percentage afval 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020722/2006-12-21/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2006-12-21\n 2014-12-31\n 2006-12-21\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020722/2006-12-21_0/xml/BWBR0020722_2006-12-21_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020722/BWBR0020722.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020722/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020724.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020724\n Registratiebesluit externe veiligheid\n AMvB\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2024-01-01\n \n \n 2015-07-17\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020724/2015-07-17/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2015-07-17\n 2023-12-31\n 2015-07-17\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020724/2015-07-17_0/xml/BWBR0020724_2015-07-17_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020724/BWBR0020724.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020724/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020726.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020726\n Regeling solvabiliteitseisen operationeel risico Wft 2010\n zbo\n nl\n De Nederlandsche Bank N.V.\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020726/2010-10-31/0\n Financieel en economisch recht\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2010-10-31\n 2013-12-31\n 2010-10-31\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020726/2010-10-31_0/xml/BWBR0020726_2010-10-31_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020726/BWBR0020726.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020726/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020727.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020727\n Instellingsbeschikking Examencommissie buitengewoon opsporingsambtenaar openbaar vervoer 2006\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020727/2006-12-21/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2006-12-21\n 2008-07-02\n 2006-12-21\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020727/2006-12-21_0/xml/BWBR0020727_2006-12-21_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020727/BWBR0020727.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020727/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020728.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020728\n Mandaatbesluit LNV Agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen, onderdeel Bureau Diergeneesmiddelen\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020728/2006-12-21/0\n Staats- en bestuursrecht\n Bestuursrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2006-12-21\n 2012-05-11\n 2006-12-21\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020728/2006-12-21_0/xml/BWBR0020728_2006-12-21_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020728/BWBR0020728.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020728/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020730.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020730\n Wijzigingsregeling Uitvoeringsregeling en beleidsregel BDU verkeer en vervoer\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020730/2006-12-21/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2006-12-21\n 9999-12-31\n 2006-12-21\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020730/2006-12-21_0/xml/BWBR0020730_2006-12-21_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020730/BWBR0020730.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020730/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020731.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020731\n Subsidieregeling sanering verkeerslawaai\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2024-12-05\n \n \n 2024-12-05\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020731/2024-12-03/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2024-12-03\n 9999-12-31\n 2024-12-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020731/2024-12-03_0/xml/BWBR0020731_2024-12-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020731/BWBR0020731.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020731/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020732.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020732\n Regeling solvabiliteitsmarge en technische voorzieningen verzekeraars\n zbo\n nl\n De Nederlandsche Bank N.V.\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020732/2008-09-01/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen\n Financieel en economisch recht\n Financiën\n 2008-09-01\n 2015-12-31\n 2008-09-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020732/2008-09-01_0/xml/BWBR0020732_2008-09-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020732/BWBR0020732.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020732/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020733.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020733\n Overdrachtsbesluit Wet melding zeggenschap en kapitaalbelang in effectenuitgevende instellingen\n AMvB\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020733/2006-12-21/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2006-12-21\n 2006-12-31\n 2006-12-21\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020733/2006-12-21_0/xml/BWBR0020733_2006-12-21_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020733/BWBR0020733.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020733/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020734.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020734\n Vrijstellingsregeling visserij\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-11-07\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020734/2007-12-14/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-12-14\n 2008-12-31\n 2007-12-14\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020734/2007-12-14_0/xml/BWBR0020734_2007-12-14_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020734/BWBR0020734.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020734/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020735.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020735\n Regeling tarieven luchtvaart 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020735/2007-07-21/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2007-07-21\n 2007-12-31\n 2007-07-21\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020735/2007-07-21_0/xml/BWBR0020735_2007-07-21_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020735/BWBR0020735.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020735/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020738.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020738\n Subsidieregeling voorlichtingsbeleid Tweede Wereldoorlog\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020738/2008-08-07/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2008-08-07\n 2009-12-31\n 2008-08-07\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020738/2008-08-07_0/xml/BWBR0020738_2008-08-07_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020738/BWBR0020738.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020738/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020740.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020740\n Regeling bijzondere restituties bij uitvoer bepaalde soorten rundvlees\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020740/2014-06-27/0\n Agrarisch recht\n Belastingrecht\n Invoer en douane\n Belastingen\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2014-06-27\n 9999-12-31\n 2014-06-27\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020740/2014-06-27_0/xml/BWBR0020740_2014-06-27_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020740/BWBR0020740.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020740/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020741.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020741\n Besluit wijziging beleidsterreinen met de aangelegenheden Minister zonder portefeuille\n KB\n nl\n Algemene Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020741/2007-02-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020741/2007-02-01_0/xml/BWBR0020741_2007-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020741/BWBR0020741.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020741/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020743.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020743\n Wijzigingsbesluit Algemeen Rijksambtenarenreglement, enz. (formalisering Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 2005–2006)\n AMvB\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-01-01\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020743/2007-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Werk- en loopbaan\n 2007-01-01\n 2019-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020743/2007-01-01_0/xml/BWBR0020743_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020743/BWBR0020743.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020743/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020744.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020744\n Mandaatbesluit Agentschap NL Vervolgsubsidieregeling BANS klimaatconvenant 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020744/2010-01-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2010-01-01\n 2013-04-30\n 2010-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020744/2010-01-01_0/xml/BWBR0020744_2010-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020744/BWBR0020744.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020744/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020745.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020745\n Mandaatregeling meldpunt ongebruikelijke transacties\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020745/2013-01-02/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2013-01-02\n 2013-05-24\n 2010-09-22\n 2013-05-24\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020745/2013-01-02_0/xml/BWBR0020745_2013-01-02_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020745/BWBR0020745.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020745/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020746.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020746\n Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SIOD 2006\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020746/2006-12-22/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2006-12-22\n 2008-12-31\n 2006-12-22\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020746/2006-12-22_0/xml/BWBR0020746_2006-12-22_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020746/BWBR0020746.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020746/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020747.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020747\n Besluit bekendmaking beleidsregels inzake de toelating van biociden en gewasbeschermingsmiddelen (Handleiding toelating bestrijdingsmiddelen versie 1.0)\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020747/2006-12-22/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2006-12-22\n 2009-12-31\n 2006-12-22\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020747/2006-12-22_0/xml/BWBR0020747_2006-12-22_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020747/BWBR0020747.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020747/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020748.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020748\n Wet inrichting landelijk gebied\n wet\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2024-01-01\n \n \n 2019-01-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020748/2019-01-01/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Omgevingsrecht\n Milieu, ruimte en water\n 2019-01-01\n 2023-12-31\n 2019-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020748/2019-01-01_0/xml/BWBR0020748_2019-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020748/BWBR0020748.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020748/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020749.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020749\n Beleidsregel positie van onderzoek, onderzoeksrapporten, publicaties en adviezen\n zbo\n nl\n Autoriteit Financiële Markten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-02\n \n \n 2016-07-16\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020749/2016-07-03/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen\n Financiën\n 2016-07-03\n 2016-07-13\n 2007-01-01\n 2016-07-13\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020749/2016-07-03_0/xml/BWBR0020749_2016-07-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020749/BWBR0020749.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020749/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020750.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020750\n Besluit implementatie kapitaalakkoord Bazel 2\n AMvB\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020750/2011-02-16/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen\n Financiën\n 2011-02-16\n 9999-12-31\n 2011-02-16\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020750/2011-02-16_0/xml/BWBR0020750_2011-02-16_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020750/BWBR0020750.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020750/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020751.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020751\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Inspectoraat-Generaal VROM 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020751/2010-06-25/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2010-06-25\n 2011-12-31\n 2010-06-25\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020751/2010-06-25_0/xml/BWBR0020751_2010-06-25_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020751/BWBR0020751.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020751/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020752.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020752\n Vrijstelling verbod deltamethrin en permethrin ter bestrijding Culicoïdes III\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020752/2006-12-22/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2006-12-22\n 2007-04-03\n 2006-12-22\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020752/2006-12-22_0/xml/BWBR0020752_2006-12-22_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020752/BWBR0020752.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020752/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020753.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020753\n Besluit vaststelling subsidieplafond en bekorting werkingsduur beleidsregels subsidiëring Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (HGIS Cultuurprogramma 2007)\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020753/2007-07-22/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2007-07-22\n 2008-12-31\n 2007-07-22\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020753/2007-07-22_0/xml/BWBR0020753_2007-07-22_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020753/BWBR0020753.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020753/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020754.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020754\n Beleidsregel Meldingsformulier transacties in financiële instrumenten in de eigen uigevende instelling\n zbo\n nl\n Autoriteit Financiële Markten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020754/2007-01-01/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020754/2007-01-01_0/xml/BWBR0020754_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020754/BWBR0020754.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020754/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020755.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020755\n Regeling vaststelling subsidieplafond subsidies Subsidieregeling voorlichtingsbeleid Tweede Wereldoorlog voor 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020755/2006-12-22/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2006-12-22\n 2009-12-31\n 2006-12-22\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020755/2006-12-22_0/xml/BWBR0020755_2006-12-22_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020755/BWBR0020755.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020755/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020756.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020756\n Beleidsregel Model verplichte reglement\n zbo\n nl\n Autoriteit Financiële Markten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-07-16\n \n \n 2016-07-16\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020756/2016-07-03/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen\n Financiën\n 2016-07-03\n 2016-07-13\n 2007-01-01\n 2016-07-13\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020756/2016-07-03_0/xml/BWBR0020756_2016-07-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020756/BWBR0020756.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020756/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020757.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020757\n Wijzigingsregeling Warenwetregeling vaststelling van tarieven voor retributies levensmiddelen, enz.\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-12-06\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020757/2007-01-01/0\n Levensmiddelenrecht\n Gezondheid en zorg\n 2007-01-01\n 2017-12-04\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020757/2007-01-01_0/xml/BWBR0020757_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020757/BWBR0020757.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020757/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020758.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020758\n Besluit overdracht zorg voor het beleid inzake buisleidingen\n KB\n nl\n Algemene Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020758/2006-12-22/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2006-12-22\n 9999-12-31\n 2006-12-22\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020758/2006-12-22_0/xml/BWBR0020758_2006-12-22_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020758/BWBR0020758.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020758/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020759.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020759\n Wijzigingsbesluit Voertuigreglement (eisen die worden gesteld aan dimlichten met gasontladingslichtbronnen)\n AMvB\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020759/2006-12-22/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2006-12-22\n 2009-04-30\n 2006-12-22\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020759/2006-12-22_0/xml/BWBR0020759_2006-12-22_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020759/BWBR0020759.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020759/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020760.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020760\n Regeling Controle en Administratie AWBZ-verzekeraars\n zbo\n nl\n Nederlandse Zorgautoriteit\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020760/2006-12-20/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2006-12-20\n 2014-12-31\n 2006-12-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020760/2006-12-20_0/xml/BWBR0020760_2006-12-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020760/BWBR0020760.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020760/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020761.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020761\n Regeling AO/IC AWBZ-zorgaanbieders\n zbo\n nl\n Nederlandse Zorgautoriteit\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020761/2006-12-20/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2006-12-20\n 2007-04-19\n 2006-12-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020761/2006-12-20_0/xml/BWBR0020761_2006-12-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020761/BWBR0020761.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020761/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020762.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020762\n Besluit voorkoming verontreiniging door schepen\n AMvB\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2022-06-03\n \n \n 2022-06-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020762/2022-06-01/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Waterrecht\n Vervoersrecht\n Milieu, ruimte en water\n Verkeer en vervoer\n 2022-06-01\n 9999-12-31\n 2022-06-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020762/2022-06-01_0/xml/BWBR0020762_2022-06-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020762/BWBR0020762.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020762/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020764.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020764\n Regeling solvabiliteitseisen kredietrisico en grote posities Wft 2010\n zbo\n nl\n De Nederlandsche Bank N.V.\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-01-02\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020764/2011-12-31/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen\n Financieel en economisch recht\n Financiën\n 2011-12-31\n 2013-12-31\n 2011-12-31\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020764/2011-12-31_0/xml/BWBR0020764_2011-12-31_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020764/BWBR0020764.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020764/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020765.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020765\n Regeling experiment kousenhulpmiddelen\n zbo\n nl\n Nederlandse Zorgautoriteit\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020765/2006-12-20/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2006-12-20\n 9999-12-31\n 2006-12-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020765/2006-12-20_0/xml/BWBR0020765_2006-12-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020765/BWBR0020765.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020765/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020766.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020766\n Regeling AO/IC DBC GGZ\n zbo\n nl\n Nederlandse Zorgautoriteit\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020766/2006-12-20/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2006-12-20\n 2009-12-23\n 2006-12-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020766/2006-12-20_0/xml/BWBR0020766_2006-12-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020766/BWBR0020766.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020766/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020767.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020767\n Regeling Instructie DBC-registratie\n zbo\n nl\n Nederlandse Zorgautoriteit\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020767/2006-12-20/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2006-12-20\n 9999-12-31\n 2006-12-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020767/2006-12-20_0/xml/BWBR0020767_2006-12-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020767/BWBR0020767.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020767/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020768.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020768\n Regeling DBC GGZ Validatie\n zbo\n nl\n Nederlandse Zorgautoriteit\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020768/2006-12-20/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2006-12-20\n 2009-10-13\n 2006-12-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020768/2006-12-20_0/xml/BWBR0020768_2006-12-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020768/BWBR0020768.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020768/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020771.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020771\n Regeling normen studiefinanciering 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020771/2007-01-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2007-01-01\n 2007-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020771/2007-01-01_0/xml/BWBR0020771_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020771/BWBR0020771.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020771/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020772.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020772\n Wijzigingswet Arbeidsomstandighedenwet 1998, enz. (vergroten verantwoordelijkheid werkgevers en werknemers voor het arbeidsomstandighedenbeleid)\n wet\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020772/2007-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Werk- en loopbaan\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020772/2007-01-01_0/xml/BWBR0020772_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020772/BWBR0020772.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020772/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020773.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020773\n Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020773/2012-04-01/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2012-04-01\n 2012-06-30\n 2012-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020773/2012-04-01_0/xml/BWBR0020773_2012-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020773/BWBR0020773.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020773/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020774.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020774\n Regeling overgangsbepalingen Reconstructiewet concentratiegebieden\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020774/2006-12-23/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Omgevingsrecht\n Milieu, ruimte en water\n 2006-12-23\n 2014-06-30\n 2006-12-23\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020774/2006-12-23_0/xml/BWBR0020774_2006-12-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020774/BWBR0020774.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020774/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020775.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020775\n Besluit toekenning vaste beloning leden Commissie van Toezicht Terugkeer\n KB\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020775/2006-12-23/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n Werk- en loopbaan\n 2006-12-23\n 9999-12-31\n 2006-12-23\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020775/2006-12-23_0/xml/BWBR0020775_2006-12-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020775/BWBR0020775.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020775/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020777.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020777\n Subsidieregeling Voorlichtingsbureau Short Sea Shipping 2007–2009\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020777/2007-01-01/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2007-01-01\n 2009-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020777/2007-01-01_0/xml/BWBR0020777_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020777/BWBR0020777.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020777/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020778.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020778\n Regeling staten financiële ondernemingen Wft 2011\n zbo\n nl\n De Nederlandsche Bank N.V.\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2024-02-17\n \n \n 2024-02-17\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020778/2024-02-15/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen\n Financieel en economisch recht\n Financiën\n 2024-02-15\n 9999-12-31\n 2024-02-15\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020778/2024-02-15_0/xml/BWBR0020778_2024-02-15_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020778/BWBR0020778.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020778/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020779.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020779\n Beleidsregel versoepeling ervaringsvereiste voor de toepassing van de IRB\n zbo\n nl\n De Nederlandsche Bank N.V.\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020779/2007-01-01/0\n Financieel en economisch recht\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020779/2007-01-01_0/xml/BWBR0020779_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020779/BWBR0020779.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020779/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020780.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020780\n Regeling vaststelling subsidieplafond en behandelingstermijn SZW-subsidieregeling preventie van arbeidsuitval\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020780/2007-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2007-01-01\n 2008-09-24\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020780/2007-01-01_0/xml/BWBR0020780_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020780/BWBR0020780.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020780/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020781.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020781\n Vergoedingenregeling bestuur ZorgOnderzoek Nederland\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-01-01\n \n \n 2020-01-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020781/2020-01-01/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Staats- en bestuursrecht\n Bestuursrecht\n Gezondheid en zorg\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2020-01-01\n 9999-12-31\n 2020-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020781/2020-01-01_0/xml/BWBR0020781_2020-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020781/BWBR0020781.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020781/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020782.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020782\n Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, vaststelling marktrente\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020782/2007-12-20/0\n Belastingrecht\n Vennootschapsbelastingrecht\n Belastingrecht\n Inkomstenbelasting\n Belastingen\n 2007-12-20\n 2008-01-05\n 2006-12-23\n 2008-01-05\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020782/2007-12-20_0/xml/BWBR0020782_2007-12-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020782/BWBR0020782.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020782/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020783.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020783\n Subsidieregeling Veilig Verkeer Nederland 2006\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020783/2008-07-01/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2008-07-01\n 2009-12-31\n 2008-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020783/2008-07-01_0/xml/BWBR0020783_2008-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020783/BWBR0020783.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020783/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020784.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020784\n Wijzigingsregeling Subsidieregeling voor motorrijtuigen met emissiearme dieselmotor en recht op teruggaaf BPM (aanpassing aan vrijstellingsregeling Wet BPM)\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020784/2007-01-01/0\n Belastingrecht\n Milieubelasting\n Belastingen\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020784/2007-01-01_0/xml/BWBR0020784_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020784/BWBR0020784.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020784/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020786.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020786\n Regeling voorkoming verontreiniging door schepen\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2024-04-18\n \n \n 2024-04-18\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020786/2024-04-16/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Waterrecht\n Vervoersrecht\n Milieu, ruimte en water\n Verkeer en vervoer\n 2024-04-16\n 9999-12-31\n 2024-04-16\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020786/2024-04-16_0/xml/BWBR0020786_2024-04-16_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020786/BWBR0020786.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020786/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020787.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020787\n Nadere aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten AWBZ 2006\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020787/2006-12-23/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2006-12-23\n 2009-06-30\n 2006-12-23\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020787/2006-12-23_0/xml/BWBR0020787_2006-12-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020787/BWBR0020787.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020787/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020788.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020788\n Circulaire Wijziging in de financiële arbeidsvoorwaarden sector Rijk per 1 januari 2007\n circulaire\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020788/2007-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020788/2007-01-01_0/xml/BWBR0020788_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020788/BWBR0020788.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020788/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020790.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020790\n Loonheffingen, inkomstenbelasting, heffingsaspecten stagiairs\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020790/2006-12-23/0\n Belastingrecht\n Loonbelasting en premieheffing \n Belastingen\n 2006-12-23\n 2010-12-21\n 2006-12-23\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020790/2006-12-23_0/xml/BWBR0020790_2006-12-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020790/BWBR0020790.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020790/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020791.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020791\n Subsidieregeling ESF 2007–2013\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-11-07\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020791/2009-04-04/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2009-04-04\n 2009-08-31\n 2009-04-04\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020791/2009-04-04_0/xml/BWBR0020791_2009-04-04_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020791/BWBR0020791.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020791/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020792.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020792\n Vrijstelling ter bestrijding van de aardappelspindelknolviroïde (PSTVd)\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020792/2006-12-24/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2006-12-24\n 2007-05-13\n 2006-12-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020792/2006-12-24_0/xml/BWBR0020792_2006-12-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020792/BWBR0020792.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020792/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020797.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020797\n Regeling vaststelling premieopslagen ter financiering van een werkgeversbijdrage in kosten kinderopvang 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020797/2007-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Familie, jeugd en gezin\n 2007-01-01\n 2007-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020797/2007-01-01_0/xml/BWBR0020797_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020797/BWBR0020797.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020797/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020798.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020798\n Instellingsbesluit commissie CAS en archiefketen\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020798/2006-12-24/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2006-12-24\n 2013-06-30\n 2006-12-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020798/2006-12-24_0/xml/BWBR0020798_2006-12-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020798/BWBR0020798.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020798/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020799.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020799\n Circulaire afbakening tussen politie- en justitiekosten 2007\n circulaire\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-05\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020799/2007-01-01/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2007-01-01\n 2011-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020799/2007-01-01_0/xml/BWBR0020799_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020799/BWBR0020799.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020799/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020800.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020800\n Regeling inrichting landelijk gebied\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2024-01-01\n \n \n 2016-01-23\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020800/2016-01-23/0\n Agrarisch recht\n Ondernemingspraktijk\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Omgevingsrecht\n Economie en ondernemen\n Landbouw, natuur en voedsel\n Milieu, ruimte en water\n 2016-01-23\n 2023-12-31\n 2016-01-23\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020800/2016-01-23_0/xml/BWBR0020800_2016-01-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020800/BWBR0020800.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020800/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020801.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020801\n Regeling vergoedingen OPTA 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-02\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020801/2007-01-01/0\n Informatierecht\n Telecomrecht\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2007-01-01\n 2007-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020801/2007-01-01_0/xml/BWBR0020801_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020801/BWBR0020801.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020801/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020803.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020803\n Circulaire Wijzigingen op de Levensloopregeling rijkspersoneel\n circulaire\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-01-08\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020803/2006-12-21/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Werk- en loopbaan\n 2006-12-21\n 2018-12-31\n 2006-12-21\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020803/2006-12-21_0/xml/BWBR0020803_2006-12-21_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020803/BWBR0020803.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020803/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020804.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020804\n Verzamelwet sociale verzekeringen 2007\n wet\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020804/2008-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2008-01-01\n 9999-12-31\n 2008-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020804/2008-01-01_0/xml/BWBR0020804_2008-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020804/BWBR0020804.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020804/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020805.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020805\n Regeling aanwijzing diploma’s financiële dienstverlening Wft\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020805/2012-11-10/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2012-11-10\n 2012-12-31\n 2012-11-10\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020805/2012-11-10_0/xml/BWBR0020805_2012-11-10_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020805/BWBR0020805.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020805/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020806.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020806\n Besluit afschaffing Pemba WAO\n KB\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020806/2006-12-23/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2006-12-23\n 2007-12-31\n 2006-12-23\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020806/2006-12-23_0/xml/BWBR0020806_2006-12-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020806/BWBR0020806.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020806/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020807.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020807\n Beleidsregel Meldingsformulier voor bestuurders en commissarissen\n zbo\n nl\n Autoriteit Financiële Markten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020807/2007-01-01/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2007-01-01\n 2007-04-04\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020807/2007-01-01_0/xml/BWBR0020807_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020807/BWBR0020807.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020807/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020808.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020808\n Beleidsregel Meldingsformulier substantiële deelneming\n zbo\n nl\n Autoriteit Financiële Markten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020808/2007-01-01/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2007-01-01\n 2007-04-04\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020808/2007-01-01_0/xml/BWBR0020808_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020808/BWBR0020808.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020808/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020809.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020809\n Pensioenwet\n wet\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2025-01-30\n \n \n 2025-01-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020809/2024-01-01/1\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Pensioenrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2024-01-01\n 2024-12-31\n 2025-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020809/2024-01-01_1/xml/BWBR0020809_2024-01-01_1.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020809/BWBR0020809.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020809/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020810.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020810\n Beschikking rendementen gesubsidieerde woningbouw, december 2006\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020810/2007-02-01/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Huurrecht\n Bouwen, wonen en leefomgeving\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020810/2007-02-01_0/xml/BWBR0020810_2007-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020810/BWBR0020810.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020810/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020811.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020811\n Beleidsregel Derde landen beleid\n zbo\n nl\n Autoriteit Financiële Markten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-01-03\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020811/2007-02-08/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen\n Financiën\n 2007-02-08\n 2018-01-02\n 2007-02-08\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020811/2007-02-08_0/xml/BWBR0020811_2007-02-08_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020811/BWBR0020811.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020811/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020812.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020812\n Besluit verhoging IVA-uitkering\n KB\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020812/2007-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Werk- en loopbaan\n 2007-01-01\n 2009-07-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020812/2007-01-01_0/xml/BWBR0020812_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020812/BWBR0020812.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020812/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020813.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020813\n Beleidsregel Teakhoutprojecten\n zbo\n nl\n Autoriteit Financiële Markten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020813/2007-01-01/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2007-01-01\n 2011-12-13\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020813/2007-01-01_0/xml/BWBR0020813_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020813/BWBR0020813.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020813/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020814.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020814\n Beleidsregel Ondernemen of beleggen\n zbo\n nl\n Autoriteit Financiële Markten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020814/2007-01-01/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2007-01-01\n 2010-07-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020814/2007-01-01_0/xml/BWBR0020814_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020814/BWBR0020814.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020814/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020818.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020818\n Wijzigingsbesluit Besluit fiscale eenheid 2003 (in verband met de Wet werken aan winst)\n AMvB\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020818/2007-02-16/0\n Belastingrecht\n Vennootschapsbelastingrecht\n Belastingen\n 2007-02-16\n 9999-12-31\n 2007-02-16\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020818/2007-02-16_0/xml/BWBR0020818_2007-02-16_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020818/BWBR0020818.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020818/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020820.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020820\n Beleidsregel Tweehoofdige Leiding\n zbo\n nl\n Autoriteit Financiële Markten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020820/2007-01-01/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2007-01-01\n 2011-12-13\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020820/2007-01-01_0/xml/BWBR0020820_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020820/BWBR0020820.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020820/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020821.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020821\n Beleidsregel beleggingsinstellingen in een niet-aangewezen staat\n zbo\n nl\n Autoriteit Financiële Markten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020821/2007-01-01/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2007-01-01\n 2013-10-27\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020821/2007-01-01_0/xml/BWBR0020821_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020821/BWBR0020821.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020821/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020822.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020822\n Beleidsregel Aanbieden beleggingsinstellingen onder verschillende namen\n zbo\n nl\n Autoriteit Financiële Markten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020822/2007-01-01/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2007-01-01\n 2013-10-27\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020822/2007-01-01_0/xml/BWBR0020822_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020822/BWBR0020822.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020822/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020823.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020823\n Beleidsregel Actief zijn in Nederland\n zbo\n nl\n Autoriteit Financiële Markten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020823/2007-01-01/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2007-01-01\n 2013-10-27\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020823/2007-01-01_0/xml/BWBR0020823_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020823/BWBR0020823.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020823/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020825.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020825\n Besluit verlenging instellingsduur Visitatiecommissie Juridische functie en Wetgeving\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020825/2007-01-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2007-01-01\n 2007-03-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020825/2007-01-01_0/xml/BWBR0020825_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020825/BWBR0020825.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020825/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020826.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020826\n Regeling vakbekwaamheid technische hulpmiddelen strafvordering\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-02-28\n \n \n 2018-02-28\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020826/2018-02-27/0\n Informatierecht\n Telecomrecht\n Procesrecht\n Strafprocesrecht\n Economie en ondernemen\n Rechtspraak\n 2018-02-27\n 9999-12-31\n 2018-02-27\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020826/2018-02-27_0/xml/BWBR0020826_2018-02-27_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020826/BWBR0020826.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020826/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020828.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020828\n Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet\n wet\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-01-01\n \n \n 2019-01-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020828/2019-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Pensioenrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2019-01-01\n 9999-12-31\n 2019-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020828/2019-01-01_0/xml/BWBR0020828_2019-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020828/BWBR0020828.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020828/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020829.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020829\n Wijzigingswet belastingwetten ter vermindering van administratieve lasten (Wijzigingsplan «Paarse krokodil»)\n wet\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2023-06-01\n \n \n 2023-06-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020829/2023-06-01/0\n Belastingrecht\n Belastingen\n 2023-06-01\n 9999-12-31\n 2023-06-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020829/2023-06-01_0/xml/BWBR0020829_2023-06-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020829/BWBR0020829.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020829/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020830.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020830\n Belastingplan 2007\n wet\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020830/2008-12-31/0\n Belastingrecht\n Belastingen\n 2008-12-31\n 9999-12-31\n 2008-12-31\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020830/2008-12-31_0/xml/BWBR0020830_2008-12-31_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020830/BWBR0020830.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020830/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020831.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020831\n Besluit tarieven Dienst Wegverkeer 2007\n zbo\n nl\n Dienst Wegverkeer\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020831/2007-11-23/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2007-11-23\n 2007-12-31\n 2007-11-23\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020831/2007-11-23_0/xml/BWBR0020831_2007-11-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020831/BWBR0020831.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020831/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020833.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020833\n Beleidsregel Meldingsformulier voor geplaatst kapitaal uitgevende instellingen\n zbo\n nl\n Autoriteit Financiële Markten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020833/2007-01-01/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2007-01-01\n 2009-02-19\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020833/2007-01-01_0/xml/BWBR0020833_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020833/BWBR0020833.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020833/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020834.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020834\n Beleidsregel churning\n zbo\n nl\n Autoriteit Financiële Markten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020834/2007-01-01/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2007-01-01\n 2011-12-13\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020834/2007-01-01_0/xml/BWBR0020834_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020834/BWBR0020834.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020834/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020835.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020835\n Mandaatbesluit verklaringen van geen bezwaar markten in financiële instrumenten in Nederland\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020835/2007-01-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Bestuursrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2007-01-01\n 2008-03-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020835/2007-01-01_0/xml/BWBR0020835_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020835/BWBR0020835.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020835/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020836.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020836\n Beleidsregel Internet\n zbo\n nl\n Autoriteit Financiële Markten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020836/2007-01-01/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2007-01-01\n 2011-12-13\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020836/2007-01-01_0/xml/BWBR0020836_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020836/BWBR0020836.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020836/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020837.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020837\n Beleidsregel Deskundigheid dagelijks beleidsbepalers artikel 4:9 Wft\n zbo\n nl\n Autoriteit Financiële Markten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020837/2007-01-01/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2007-01-01\n 2010-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020837/2007-01-01_0/xml/BWBR0020837_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020837/BWBR0020837.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020837/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020838.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020838\n Regeling vaststelling van de drempel en de compensatieregeling bij de gewichtenregeling voor het schooljaar 2007–2008\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020838/2006-12-24/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2006-12-24\n 2008-07-31\n 2006-12-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020838/2006-12-24_0/xml/BWBR0020838_2006-12-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020838/BWBR0020838.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020838/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020839.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020839\n Regeling aanpassing stichtings- en opheffingsnormen basisscholen in verband met gebiedswijzigingen per 1 januari 2006\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020839/2006-12-24/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2006-12-24\n 2013-07-31\n 2006-12-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020839/2006-12-24_0/xml/BWBR0020839_2006-12-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020839/BWBR0020839.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020839/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020840.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020840\n Wijzigingsregeling enige fiscale uitvoeringsregelingen 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020840/2007-01-01/0\n Belastingrecht\n Belastingen\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020840/2007-01-01_0/xml/BWBR0020840_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020840/BWBR0020840.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020840/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020841.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020841\n Regeling vaststelling model financiële verantwoording en controleprotocol rijksbijdrage educatie 2006\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020841/2006-12-24/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2006-12-24\n 2007-12-31\n 2006-12-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020841/2006-12-24_0/xml/BWBR0020841_2006-12-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020841/BWBR0020841.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020841/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020842.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020842\n Beleidslijn verklaringen van geen bezwaar markten in financiële instrumenten in Nederland\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-02\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020842/2006-12-22/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen\n Financiën\n 2006-12-22\n 2008-02-06\n 2006-12-22\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020842/2006-12-22_0/xml/BWBR0020842_2006-12-22_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020842/BWBR0020842.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020842/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020843.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020843\n Regeling normen tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020843/2007-01-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2007-01-01\n 2008-07-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020843/2007-01-01_0/xml/BWBR0020843_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020843/BWBR0020843.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020843/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020844.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020844\n Regeling EOS: LT tender 2007-I\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020844/2007-08-19/0\n Ondernemingspraktijk\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Waterrecht\n Economie en ondernemen\n Milieu, ruimte en water\n 2007-08-19\n 2009-12-31\n 2007-08-19\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020844/2007-08-19_0/xml/BWBR0020844_2007-08-19_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020844/BWBR0020844.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020844/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020845.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020845\n Regeling aanpassing grondslagen en percentages wetten voor oorlogsgetroffenen per 1 januari 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020845/2007-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Pensioenrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2007-01-01\n 2008-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020845/2007-01-01_0/xml/BWBR0020845_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020845/BWBR0020845.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020845/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020849.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020849\n Besluit aanwijzing toezichthouders DNB\n zbo\n nl\n De Nederlandsche Bank N.V.\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2022-04-09\n \n \n 2022-04-09\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020849/2022-01-01/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen\n Financieel en economisch recht\n Financiën\n 2022-01-01\n 2022-04-06\n 2007-01-01\n 2022-04-06\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020849/2022-01-01_0/xml/BWBR0020849_2022-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020849/BWBR0020849.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020849/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020850.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020850\n Instellingsbesluit Commissie besluitvorming stemmachines\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020850/2007-07-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2007-07-01\n 9999-12-31\n 2006-12-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020850/2007-07-01_0/xml/BWBR0020850_2007-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020850/BWBR0020850.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020850/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020851.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020851\n Regeling financiële ondersteuning eCultuur-projecten (Interregeling)\n zbo\n nl\n Mondriaan Fonds\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020851/2006-12-22/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2006-12-22\n 2008-12-30\n 2006-12-22\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020851/2006-12-22_0/xml/BWBR0020851_2006-12-22_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020851/BWBR0020851.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020851/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020852.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020852\n Vervolgsubsidieregeling BANS klimaatconvenant 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020852/2010-10-01/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Omgevingsrecht\n Milieu, ruimte en water\n 2010-10-01\n 9999-12-31\n 2010-10-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020852/2010-10-01_0/xml/BWBR0020852_2010-10-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020852/BWBR0020852.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020852/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020854.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020854\n Regeling maatschappelijke ondersteuning\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020854/2014-01-01/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Gezondheid en zorg\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2014-01-01\n 2014-12-31\n 2014-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020854/2014-01-01_0/xml/BWBR0020854_2014-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020854/BWBR0020854.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020854/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020855.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020855\n Besluit kostenverhaal Mededingingswet\n AMvB\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020855/2013-04-01/0\n Mededingingsrecht\n Economie en ondernemen\n 2013-04-01\n 2014-12-31\n 2013-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020855/2013-04-01_0/xml/BWBR0020855_2013-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020855/BWBR0020855.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020855/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020856.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020856\n Regeling koopsubsidieplafond 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020856/2007-01-01/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Onroerend goedrecht\n Bouwen, wonen en leefomgeving\n 2007-01-01\n 2010-02-12\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020856/2007-01-01_0/xml/BWBR0020856_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020856/BWBR0020856.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020856/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020858.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020858\n Wet op het Waddenfonds\n wet\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-12\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020858/2012-01-01/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2012-01-01\n 2013-07-03\n 2008-01-01\n 2013-07-03\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020858/2012-01-01_0/xml/BWBR0020858_2012-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020858/BWBR0020858.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020858/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020859.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020859\n Regeling periodieke controle taxameters\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020859/2006-12-30/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2006-12-30\n 9999-12-31\n 2006-12-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020859/2006-12-30_0/xml/BWBR0020859_2006-12-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020859/BWBR0020859.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020859/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020861.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020861\n Besluit opsporing terroristische misdrijven\n AMvB\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-13\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020861/2014-03-01/0\n Procesrecht\n Strafprocesrecht\n Rechtspraak\n 2014-03-01\n 2014-03-31\n 2014-03-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020861/2014-03-01_0/xml/BWBR0020861_2014-03-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020861/BWBR0020861.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020861/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020863.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020863\n Besluit tegemoetkoming Anw-ers\n AMvB\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2025-01-01\n \n \n 2025-01-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020863/2025-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2025-01-01\n 9999-12-31\n 2025-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020863/2025-01-01_0/xml/BWBR0020863_2025-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020863/BWBR0020863.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020863/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020864.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020864\n Besluit elektronische aangifte\n AMvB\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-07-01\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020864/2013-01-01/0\n Procesrecht\n Strafprocesrecht\n Rechtspraak\n 2013-01-01\n 2017-06-30\n 2013-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020864/2013-01-01_0/xml/BWBR0020864_2013-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020864/BWBR0020864.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020864/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020865.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020865\n Instellingsbesluit Bedrijfschap Afbouw\n AMvB\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020865/2007-01-01/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2007-01-01\n 2014-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020865/2007-01-01_0/xml/BWBR0020865_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020865/BWBR0020865.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020865/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020866.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020866\n Regeling AVR 2006 en Controleprotocol AVR 2006\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020866/2006-12-30/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2006-12-30\n 2014-01-22\n 2006-12-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020866/2006-12-30_0/xml/BWBR0020866_2006-12-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020866/BWBR0020866.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020866/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020867.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020867\n Mandaatbesluit LNV Directie Voedselkwaliteit en Diergezondheid\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020867/2006-12-30/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2006-12-30\n 2009-05-05\n 2006-12-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020867/2006-12-30_0/xml/BWBR0020867_2006-12-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020867/BWBR0020867.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020867/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020868.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020868\n Regeling koopsubsidiegrenzen 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020868/2007-07-01/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Onroerend goedrecht\n Bouwen, wonen en leefomgeving\n 2007-07-01\n 2009-06-30\n 2007-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020868/2007-07-01_0/xml/BWBR0020868_2007-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020868/BWBR0020868.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020868/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020870.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020870\n Mandaatverlening aanwijzing toezichthoudende ambtenaren Belastingdienst\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020870/2007-02-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2007-02-01\n 2010-09-27\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020870/2007-02-01_0/xml/BWBR0020870_2007-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020870/BWBR0020870.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020870/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020871.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020871\n Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen\n AMvB\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2025-01-17\n \n \n 2024-06-25\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020871/2024-06-25/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Pensioenrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2024-06-25\n 2025-01-16\n 2024-06-25\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020871/2024-06-25_0/xml/BWBR0020871_2024-06-25_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020871/BWBR0020871.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020871/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020872.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020872\n Bijdragebesluit kosten opsporing en ruiming conventionele explosieven Tweede Wereldoorlog 2006\n AMvB\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020872/2007-01-01/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2007-01-01\n 2009-09-30\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020872/2007-01-01_0/xml/BWBR0020872_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020872/BWBR0020872.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020872/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020873.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020873\n Subsidieregeling zorgopleidingen 1e tranche\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020873/2012-09-28/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2012-09-28\n 2012-12-31\n 2012-09-28\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020873/2012-09-28_0/xml/BWBR0020873_2012-09-28_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020873/BWBR0020873.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020873/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020874.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020874\n Regeling vaststelling subsidieplafonds en tenderperiodes EZ 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020874/2009-01-02/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2009-01-02\n 2009-03-10\n 2007-12-14\n 2009-03-10\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020874/2009-01-02_0/xml/BWBR0020874_2009-01-02_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020874/BWBR0020874.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020874/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020876.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020876\n Wijzigingswet Wet bevordering eigenwoningbezit (verruiming en vereenvoudiging werking van de Wet bevordering eigenwoningbezit)\n wet\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020876/2008-06-13/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Onroerend goedrecht\n Bouwen, wonen en leefomgeving\n 2008-06-13\n 9999-12-31\n 2008-06-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020876/2008-06-13_0/xml/BWBR0020876_2008-06-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020876/BWBR0020876.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020876/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020877.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020877\n Besluit vaststelling bedragen per eenheid voor de uitkering uit het gemeentefonds over het uitkeringsjaar 2004\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020877/2006-12-30/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2006-12-30\n 9999-12-31\n 2006-12-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020877/2006-12-30_0/xml/BWBR0020877_2006-12-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020877/BWBR0020877.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020877/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020878.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020878\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar ProRail 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020878/2010-05-20/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2010-05-20\n 2011-12-31\n 2010-05-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020878/2010-05-20_0/xml/BWBR0020878_2010-05-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020878/BWBR0020878.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020878/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020879.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020879\n Aanwijzingsbesluit keuringsdienst technische hulpmiddelen strafvordering\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020879/2013-01-01/0\n Informatierecht\n Telecomrecht\n Procesrecht\n Strafprocesrecht\n Economie en ondernemen\n Rechtspraak\n 2013-01-01\n 9999-12-31\n 2013-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020879/2013-01-01_0/xml/BWBR0020879_2013-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020879/BWBR0020879.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020879/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020880.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020880\n Besluit verhoging subsidieplafond subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (NPT en NFP)\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020880/2006-12-30/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2006-12-30\n 2007-12-31\n 2006-12-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020880/2006-12-30_0/xml/BWBR0020880_2006-12-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020880/BWBR0020880.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020880/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020881.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020881\n Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020881/2007-10-24/0\n Belastingrecht\n Inkomstenbelasting\n Belastingen\n 2007-10-24\n 2007-12-31\n 2007-10-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020881/2007-10-24_0/xml/BWBR0020881_2007-10-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020881/BWBR0020881.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020881/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020884.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020884\n Tarievenbesluit CTB 2007\n zbo\n nl\n College voor de toelating van gewasbeschermingmiddelen en biociden\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020884/2007-09-01/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-09-01\n 2007-12-07\n 2007-09-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020884/2007-09-01_0/xml/BWBR0020884_2007-09-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020884/BWBR0020884.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020884/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020892.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020892\n Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling\n AMvB\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2024-12-10\n \n \n 2024-07-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020892/2024-07-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Pensioenrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2024-07-01\n 2024-07-11\n 2024-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020892/2024-07-01_0/xml/BWBR0020892_2024-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020892/BWBR0020892.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020892/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020893.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020893\n Tijdelijke beleidsregel leer-werk-traject taxi\n beleidsregel\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020893/2006-12-30/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2006-12-30\n 2013-06-15\n 2006-12-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020893/2006-12-30_0/xml/BWBR0020893_2006-12-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020893/BWBR0020893.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020893/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020894.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020894\n Besluit verlenging werkingsduur beleidsregels subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020894/2006-12-30/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2006-12-30\n 2007-12-31\n 2006-12-30\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020894/2006-12-30_0/xml/BWBR0020894_2006-12-30_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020894/BWBR0020894.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020894/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020895.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020895\n Regeling verplichtstelling beroepspensioenregeling\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2021-01-08\n \n \n 2021-01-08\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020895/2021-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Pensioenrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2021-01-01\n 9999-12-31\n 2021-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020895/2021-01-01_0/xml/BWBR0020895_2021-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020895/BWBR0020895.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020895/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020897.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020897\n Regeling huurtoeslaggrenzen 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020897/2007-01-01/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Huurrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2007-01-01\n 2007-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020897/2007-01-01_0/xml/BWBR0020897_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020897/BWBR0020897.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020897/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020899.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020899\n Regeling parameters pensioenfondsen\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020899/2007-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Pensioenrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2007-01-01\n 2009-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020899/2007-01-01_0/xml/BWBR0020899_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020899/BWBR0020899.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020899/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020900.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020900\n Wijzigingsbesluit Regelen betreffende verzoeken tot naamswijziging en tot naamsvaststelling\n AMvB\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020900/2007-01-03/0\n Personen- en familierecht\n Familierecht\n Personen- en familierecht\n Personenrecht\n Familie, jeugd en gezin\n 2007-01-03\n 9999-12-31\n 2007-01-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020900/2007-01-03_0/xml/BWBR0020900_2007-01-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020900/BWBR0020900.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020900/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020901.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020901\n Mandaatbesluit Agentschap NL Subsidieregeling milieugerichte technologie betreffende 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020901/2010-01-01/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2010-01-01\n 2013-04-30\n 2010-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020901/2010-01-01_0/xml/BWBR0020901_2010-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020901/BWBR0020901.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020901/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020904.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020904\n Aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten AWBZ 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020904/2006-12-24/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2006-12-24\n 2009-06-30\n 2006-12-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020904/2006-12-24_0/xml/BWBR0020904_2006-12-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020904/BWBR0020904.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020904/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020905.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020905\n Beleidsregels boeteoplegging Wet arbeid vreemdelingen 2007\n beleidsregel\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020905/2007-01-01/0\n Migratierecht\n Vreemdelingenrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Immigratie, integratie en inburgering\n Werk- en loopbaan\n 2007-01-01\n 2008-10-09\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020905/2007-01-01_0/xml/BWBR0020905_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020905/BWBR0020905.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020905/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020906.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020906\n Inkomstenbelasting, intrekkingsbesluit\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020906/2006-12-24/0\n Belastingrecht\n Inkomstenbelasting\n Belastingen\n 2006-12-24\n 2006-12-31\n 2006-12-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020906/2006-12-24_0/xml/BWBR0020906_2006-12-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020906/BWBR0020906.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020906/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020907.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020907\n Beleidsregel wijziging Elektriciteitswet 1998\n beleidsregel\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020907/2006-12-24/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2006-12-24\n 2008-12-31\n 2006-12-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020907/2006-12-24_0/xml/BWBR0020907_2006-12-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020907/BWBR0020907.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020907/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020909.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020909\n Besluit vaststelling subsidieplafond en beleidsvoornemen subsidiëring Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken (Matra Doelbijdragen Programma)\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020909/2006-12-31/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2006-12-31\n 2008-07-26\n 2006-12-31\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020909/2006-12-31_0/xml/BWBR0020909_2006-12-31_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020909/BWBR0020909.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020909/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020910.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020910\n Regeling vaststelling standaardpremie 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020910/2007-01-01/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020910/2007-01-01_0/xml/BWBR0020910_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020910/BWBR0020910.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020910/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020912.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020912\n Besluit vaststelling subsidieplafond en beleidsregels Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 Matra Projecten Programma\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020912/2007-08-02/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2007-08-02\n 2008-07-26\n 2007-08-02\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020912/2007-08-02_0/xml/BWBR0020912_2007-08-02_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020912/BWBR0020912.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020912/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020913.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020913\n Regeling vaststelling subsidieplafond stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020913/2007-08-13/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2007-08-13\n 2008-12-31\n 2007-08-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020913/2007-08-13_0/xml/BWBR0020913_2007-08-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020913/BWBR0020913.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020913/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020914.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020914\n Regeling vaststelling subsidieplafond sanering verkeerslawaai 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020914/2007-01-01/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020914/2007-01-01_0/xml/BWBR0020914_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020914/BWBR0020914.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020914/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020917.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020917\n Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2024-12-31\n \n \n 2024-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020917/2024-07-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Pensioenrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2024-07-01\n 2024-12-24\n 2024-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020917/2024-07-01_0/xml/BWBR0020917_2024-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020917/BWBR0020917.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020917/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020918.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020918\n Regeling subsidieplafonds Subsidiebesluit experimenten en kennisoverdracht wonen 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020918/2007-09-20/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Bouwen, wonen en leefomgeving\n 2007-09-20\n 9999-12-31\n 2007-09-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020918/2007-09-20_0/xml/BWBR0020918_2007-09-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020918/BWBR0020918.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020918/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020919.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020919\n Beleidsregels met betrekking tot het aanvragen, wijzigen of intrekken van de verplichtstelling op grond van de Wet verplichte beroepspensioenregeling\n beleidsregel\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020919/2007-01-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Pensioenrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n Werk- en loopbaan\n 2007-01-01\n 2012-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020919/2007-01-01_0/xml/BWBR0020919_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020919/BWBR0020919.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020919/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020920.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020920\n Regeling bepalingen GGZ-prestaties 2007\n zbo\n nl\n Nederlandse Zorgautoriteit\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-09-08\n \n \n 2018-09-08\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020920/2008-01-01/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2008-01-01\n 2018-07-25\n 2006-12-20\n 2018-07-25\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020920/2008-01-01_0/xml/BWBR0020920_2008-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020920/BWBR0020920.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020920/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020921.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020921\n Regeling energieprestatie gebouwen\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2024-01-01\n \n \n 2023-07-25\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020921/2023-07-25/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Bouwen, wonen en leefomgeving\n 2023-07-25\n 2023-12-31\n 2023-07-25\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020921/2023-07-25_0/xml/BWBR0020921_2023-07-25_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020921/BWBR0020921.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020921/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020922.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020922\n Regeling innovatieve financiële instrumenten en immateriële activa\n zbo\n nl\n De Nederlandsche Bank N.V.\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020922/2007-01-04/0\n Financieel en economisch recht\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2007-01-04\n 2007-12-30\n 2007-01-04\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020922/2007-01-04_0/xml/BWBR0020922_2007-01-04_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020922/BWBR0020922.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020922/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020923.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020923\n Regeling kostencalculatieprincipes en verplichte aanlevering verantwoordingskostprijzen\n zbo\n nl\n Nederlandse Zorgautoriteit\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020923/2006-12-31/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2006-12-31\n 2012-04-30\n 2006-12-31\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020923/2006-12-31_0/xml/BWBR0020923_2006-12-31_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020923/BWBR0020923.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020923/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020924.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020924\n Nadere regel declaratiebepalingen DBC-bedragen en overige bedragen medisch specialistische zorg door of vanwege de zorginstelling\n zbo\n nl\n Nederlandse Zorgautoriteit\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-02\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020924/2006-12-31/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2006-12-31\n 2007-06-06\n 2006-12-31\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020924/2006-12-31_0/xml/BWBR0020924_2006-12-31_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020924/BWBR0020924.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020924/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020925.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020925\n Regeling melding voorvallen in de burgerluchtvaart\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-07-13\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020925/2007-01-04/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2007-01-04\n 2019-07-09\n 2007-01-04\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020925/2007-01-04_0/xml/BWBR0020925_2007-01-04_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020925/BWBR0020925.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020925/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020926.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020926\n Regeling verplichte aanlevering en verspreiding Minimale Dataset (MDS) voor categorale instellingen\n zbo\n nl\n Nederlandse Zorgautoriteit\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-02\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020926/2006-12-31/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2006-12-31\n 2009-01-07\n 2006-12-31\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020926/2006-12-31_0/xml/BWBR0020926_2006-12-31_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020926/BWBR0020926.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020926/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020927.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020927\n Regeling AO/IC inzake DBC registratie en facturering\n zbo\n nl\n Nederlandse Zorgautoriteit\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020927/2006-12-31/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2006-12-31\n 2011-07-07\n 2006-12-31\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020927/2006-12-31_0/xml/BWBR0020927_2006-12-31_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020927/BWBR0020927.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020927/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020928.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020928\n Richtlijn kostenvergoeding geslachtsnaamswijziging 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020928/2007-01-03/0\n Personen- en familierecht\n Familierecht\n Personen- en familierecht\n Personenrecht\n Familie, jeugd en gezin\n 2007-01-03\n 2009-01-29\n 2007-01-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020928/2007-01-03_0/xml/BWBR0020928_2007-01-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020928/BWBR0020928.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020928/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020931.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020931\n Besluit vaststelling subsidieplafond subsidiëring Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Azië-faciliteit voor China)\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020931/2007-01-05/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2007-01-05\n 2007-12-31\n 2007-01-05\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020931/2007-01-05_0/xml/BWBR0020931_2007-01-05_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020931/BWBR0020931.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020931/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020932.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020932\n Regeling wijziging Regeling Leerplusarrangement VO en Nieuwkomers VO en vaststelling bedragen en postcodelijst Leerplusarrangement VO 2007 en 2008\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020932/2007-01-05/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2007-01-05\n 2008-12-30\n 2007-01-05\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020932/2007-01-05_0/xml/BWBR0020932_2007-01-05_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020932/BWBR0020932.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020932/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020933.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020933\n Regeling aanhoudings- en ondersteuningseenheid en samenwerking speciale eenheden\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2023-05-31\n \n \n 2021-01-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020933/2021-01-01/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2021-01-01\n 9999-12-31\n 2021-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020933/2021-01-01_0/xml/BWBR0020933_2021-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020933/BWBR0020933.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020933/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020934.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020934\n Besluit aanwijzing toezichthouders Consumentenautoriteit\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020934/2013-04-01/0\n Contracten, schade en aansprakelijkheid\n Consumentenrecht\n Economie en ondernemen\n 2013-04-01\n 2013-04-08\n 2006-12-29\n 2013-04-08\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020934/2013-04-01_0/xml/BWBR0020934_2013-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020934/BWBR0020934.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020934/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020937.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020937\n Beleidsregels UWV normbedragen voorzieningen 2007\n zbo\n nl\n Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020937/2007-07-06/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2007-07-06\n 2007-12-31\n 2007-07-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020937/2007-07-06_0/xml/BWBR0020937_2007-07-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020937/BWBR0020937.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020937/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020938.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020938\n Verordening GZP structuurversterking bakkerij jaar 2006\n pbo\n nl\n Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020938/2006-12-10/0\n Agrarisch recht\n Levensmiddelenrecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2006-12-10\n 2014-12-31\n 2006-12-10\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020938/2006-12-10_0/xml/BWBR0020938_2006-12-10_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020938/BWBR0020938.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020938/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020939.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020939\n Besluit verlenging besluit- en vertrekmoratorium voor asielzoekers afkomstig uit Libië\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020939/2007-01-06/0\n Migratierecht\n Vreemdelingenrecht\n Immigratie, integratie en inburgering\n 2007-01-06\n 2007-06-30\n 2007-01-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020939/2007-01-06_0/xml/BWBR0020939_2007-01-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020939/BWBR0020939.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020939/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020944.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020944\n Besluit vaststelling vergoeding van de leden en de deskundigen van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020944/2007-03-01/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2007-03-01\n 2007-06-30\n 2007-03-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020944/2007-03-01_0/xml/BWBR0020944_2007-03-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020944/BWBR0020944.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020944/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020945.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020945\n Loonheffingen, eerstedagsmelding\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020945/2007-01-06/0\n Belastingrecht\n Loonbelasting en premieheffing \n Belastingen\n 2007-01-06\n 2009-03-12\n 2007-01-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020945/2007-01-06_0/xml/BWBR0020945_2007-01-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020945/BWBR0020945.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020945/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020947.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020947\n Algemene wet inzake rijksbelastingen/Invorderingswet, beperking administratieve lasten voor curatoren, aangifteplicht Vpb\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020947/2007-01-06/0\n Belastingrecht\n Formeel belastingrecht\n Belastingen\n 2007-01-06\n 2013-12-24\n 2007-01-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020947/2007-01-06_0/xml/BWBR0020947_2007-01-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020947/BWBR0020947.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020947/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020948.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020948\n Besluit aanwijzing toezichthouders Verordening vaccinatie Newcastle Disease (PPE) 2006\n pbo\n nl\n Productschap Pluimvee en Eieren\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020948/2006-10-22/0\n Agrarisch recht\n Levensmiddelenrecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2006-10-22\n 2008-04-19\n 2006-10-22\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020948/2006-10-22_0/xml/BWBR0020948_2006-10-22_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020948/BWBR0020948.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020948/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020949.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020949\n Besluit beperking openbaarheid archief Rijksverzekeringsbank periode 1901–1956\n zbo\n nl\n Sociale Verzekeringsbank\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020949/2007-01-04/0\n Cultureel recht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2007-01-04\n 9999-12-31\n 2007-01-04\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020949/2007-01-04_0/xml/BWBR0020949_2007-01-04_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020949/BWBR0020949.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020949/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020950.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020950\n Wijzigingsbesluit Beleidsregels CWI inzake uitvoering Wet arbeid vreemdelingen per 1 januari 2007\n zbo\n nl\n Centrale Organisatie Werk en Inkomen\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020950/2007-01-01/0\n Migratierecht\n Vreemdelingenrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Immigratie, integratie en inburgering\n Werk- en loopbaan\n 2007-01-01\n 2013-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020950/2007-01-01_0/xml/BWBR0020950_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020950/BWBR0020950.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020950/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020951.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020951\n Besluit aanwijzing databank gegevensbestanden I&R paardachtigen (PVV) 2006\n pbo\n nl\n Productschap Vee en Vlees\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020951/2006-12-10/0\n Agrarisch recht\n Levensmiddelenrecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2006-12-10\n 2009-06-30\n 2006-12-10\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020951/2006-12-10_0/xml/BWBR0020951_2006-12-10_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020951/BWBR0020951.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020951/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020952.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020952\n Verordening bestemmingsheffing fonds sociale aangelegenheden vleeswarenindustrie (PVV) 2005\n pbo\n nl\n Productschap Vee en Vlees\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2021-10-08\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020952/2006-12-10/0\n Agrarisch recht\n Levensmiddelenrecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2006-12-10\n 2021-09-29\n 2006-12-10\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020952/2006-12-10_0/xml/BWBR0020952_2006-12-10_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020952/BWBR0020952.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020952/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020953.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020953\n Besluit vaststelling selectielijst archiefbescheiden Ondersteunende taken Commissariaat voor de Media periode vanaf 1988\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020953/2007-01-07/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-01-07\n 9999-12-31\n 2007-01-07\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020953/2007-01-07_0/xml/BWBR0020953_2007-01-07_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020953/BWBR0020953.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020953/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020954.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020954\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Volksgezondheidssubsidies vanaf 1945 (Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020954/2007-01-07/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-01-07\n 9999-12-31\n 2007-01-07\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020954/2007-01-07_0/xml/BWBR0020954_2007-01-07_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020954/BWBR0020954.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020954/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020956.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020956\n Besluit erkenning geschilleninstantie Wet op het financieel toezicht\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020956/2007-01-01/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen\n Financiën\n 2007-01-01\n 2015-07-08\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020956/2007-01-01_0/xml/BWBR0020956_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020956/BWBR0020956.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020956/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020957.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020957\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Rechterlijke macht vanaf 1950 (Minister van Justitie)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020957/2007-01-10/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-01-10\n 9999-12-31\n 2007-01-10\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020957/2007-01-10_0/xml/BWBR0020957_2007-01-10_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020957/BWBR0020957.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020957/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020960.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020960\n Verrekening van bronbelasting bij dividenden Verenigd Koninkrijk\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020960/2006-12-22/0\n Belastingrecht\n Vennootschapsbelastingrecht\n Belastingrecht\n Dividendbelasting\n Belastingen\n 2006-12-22\n 2010-12-29\n 2006-12-22\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020960/2006-12-22_0/xml/BWBR0020960_2006-12-22_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020960/BWBR0020960.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020960/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020962.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020962\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Rechterlijke macht vanaf 1950 (Gerechtshoven)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020962/2007-01-10/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-01-10\n 2011-09-24\n 2007-01-10\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020962/2007-01-10_0/xml/BWBR0020962_2007-01-10_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020962/BWBR0020962.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020962/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020963.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020963\n Besluit mandaat aan Projectdirecteur ORET Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020963/2007-01-10/0\n Internationaal publiekrecht\n Staats- en bestuursrecht\n Bestuursrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2007-01-10\n 9999-12-31\n 2007-01-10\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020963/2007-01-10_0/xml/BWBR0020963_2007-01-10_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020963/BWBR0020963.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020963/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020964.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020964\n Besluit houdende toestemming drie vaandels van voorheen zelfstandige onderdelen van de Koninklijke Marine te blijven voeren\n KB\n nl\n Defensie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020964/2007-01-12/0\n Staats- en bestuursrecht\n Militair recht \n Defensie\n 2007-01-12\n 9999-12-31\n 2007-01-12\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020964/2007-01-12_0/xml/BWBR0020964_2007-01-12_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020964/BWBR0020964.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020964/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020965.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020965\n Heffingsverordening Productschap Dranken / Commissie voor bier 2007\n pbo\n nl\n Productschap Dranken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020965/2008-01-01/0\n Levensmiddelenrecht\n Economie en ondernemen\n 2008-01-01\n 2008-02-28\n 2007-01-01\n 2008-02-28\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020965/2008-01-01_0/xml/BWBR0020965_2008-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020965/BWBR0020965.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020965/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020966.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020966\n Verordening heffing o & o fonds vleesindustrie (PVV) 2004\n pbo\n nl\n Productschap Vee en Vlees\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2021-10-08\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020966/2006-12-31/0\n Agrarisch recht\n Levensmiddelenrecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2006-12-31\n 2021-09-29\n 2006-12-31\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020966/2006-12-31_0/xml/BWBR0020966_2006-12-31_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020966/BWBR0020966.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020966/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020967.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020967\n Verordening varkensleveringen (PVV) 2006\n pbo\n nl\n Productschap Vee en Vlees\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-11-07\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020967/2007-06-17/0\n Agrarisch recht\n Levensmiddelenrecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-06-17\n 2008-02-02\n 2007-06-17\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020967/2007-06-17_0/xml/BWBR0020967_2007-06-17_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020967/BWBR0020967.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020967/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020968.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020968\n Verordening PT bijzondere heffing teelt fruit en champignons 2007\n pbo\n nl\n Productschap Tuinbouw\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020968/2006-12-24/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2006-12-24\n 9999-12-31\n 2006-12-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020968/2006-12-24_0/xml/BWBR0020968_2006-12-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020968/BWBR0020968.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020968/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020969.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020969\n Regeling ‘administratie en declaratievoorschriften geïntegreerde eerstelijnszorg en innovatie’\n zbo\n nl\n Nederlandse Zorgautoriteit\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020969/2007-01-10/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2007-01-10\n 2007-07-31\n 2007-01-10\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020969/2007-01-10_0/xml/BWBR0020969_2007-01-10_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020969/BWBR0020969.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020969/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020970.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020970\n Regeling toezicht Wet toelating zorginstellingen\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-08-01\n \n \n 2018-08-01\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020970/2018-08-01/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2018-08-01\n 9999-12-31\n 2018-08-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020970/2018-08-01_0/xml/BWBR0020970_2018-08-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020970/BWBR0020970.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020970/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020971.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020971\n Verordening HPA financieringsheffing jaar 2007\n pbo\n nl\n Hoofdproductschap Akkerbouw\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-01-23\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020971/2007-01-01/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-01-01\n 2019-10-18\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020971/2007-01-01_0/xml/BWBR0020971_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020971/BWBR0020971.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020971/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020972.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020972\n Verordening huishoudelijke heffingen (PVV) 2007\n pbo\n nl\n Productschap Vee en Vlees\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2021-10-08\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020972/2007-11-11/0\n Agrarisch recht\n Levensmiddelenrecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-11-11\n 2021-09-29\n 2007-11-11\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020972/2007-11-11_0/xml/BWBR0020972_2007-11-11_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020972/BWBR0020972.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020972/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020973.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020973\n Verordening HPA financieringsheffing sector aardappelen jaar 2007\n pbo\n nl\n Hoofdproductschap Akkerbouw\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-01-23\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020973/2007-01-01/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-01-01\n 2019-10-18\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020973/2007-01-01_0/xml/BWBR0020973_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020973/BWBR0020973.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020973/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020975.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020975\n Verordening PT vakheffing boomkwekerijproducten teelt- en handelsjaar 2006\n pbo\n nl\n Productschap Tuinbouw\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020975/2006-12-24/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2006-12-24\n 9999-12-31\n 2006-12-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020975/2006-12-24_0/xml/BWBR0020975_2006-12-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020975/BWBR0020975.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020975/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020976.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020976\n MVO-verordening Administratieve heffingen 2007\n pbo\n nl\n Productschap voor Margarine, Vetten en Oliën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020976/2007-01-01/0\n Levensmiddelenrecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-01-01\n 2007-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020976/2007-01-01_0/xml/BWBR0020976_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020976/BWBR0020976.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020976/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020977.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020977\n Verordening HPA financieringsheffing teeltaangelegenheden jaar 2007\n pbo\n nl\n Hoofdproductschap Akkerbouw\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-01-23\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020977/2007-01-01/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-01-01\n 2019-10-18\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020977/2007-01-01_0/xml/BWBR0020977_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020977/BWBR0020977.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020977/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020978.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020978\n Aanpassingsregeling Tijdelijke regeling invoering Wet op het financieel toezicht\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020978/2007-01-13/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2007-01-13\n 9999-12-31\n 2007-01-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020978/2007-01-13_0/xml/BWBR0020978_2007-01-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020978/BWBR0020978.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020978/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020979.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020979\n Regeling vaststelling tarieven 2007 ex art. 20 Regeling bekostiging financieel toezicht\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020979/2007-01-13/0\n Ondernemingspraktijk\n Vennootschapsrecht\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Contracten, schade en aansprakelijkheid\n Verzekeringsrecht\n Economie en ondernemen\n Financiën\n 2007-01-13\n 2012-06-30\n 2007-01-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020979/2007-01-13_0/xml/BWBR0020979_2007-01-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020979/BWBR0020979.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020979/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020980.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020980\n Vaststellingsregeling tarieven 2007 ex art. 6 Regeling bekostiging Wet toezicht trustkantoren\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020980/2007-01-13/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2007-01-13\n 2012-12-31\n 2007-01-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020980/2007-01-13_0/xml/BWBR0020980_2007-01-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020980/BWBR0020980.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020980/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020981.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020981\n Tijdelijke vaststellingsregeling tarieven openbare biedingen\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020981/2007-01-14/0\n Ondernemingspraktijk\n Vennootschapsrecht\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Contracten, schade en aansprakelijkheid\n Verzekeringsrecht\n Economie en ondernemen\n Financiën\n 2007-01-14\n 2012-06-30\n 2007-01-14\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020981/2007-01-14_0/xml/BWBR0020981_2007-01-14_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020981/BWBR0020981.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020981/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020982.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020982\n Verordening GZP financieringsheffing jaar 2007\n pbo\n nl\n Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020982/2007-01-01/0\n Agrarisch recht\n Levensmiddelenrecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020982/2007-01-01_0/xml/BWBR0020982_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020982/BWBR0020982.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020982/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020983.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020983\n Zuivelverordening heffing afzetbevordering zuivel 2007\n pbo\n nl\n Productschap Zuivel\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2021-10-08\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020983/2007-01-01/0\n Agrarisch recht\n Levensmiddelenrecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-01-01\n 2021-09-29\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020983/2007-01-01_0/xml/BWBR0020983_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020983/BWBR0020983.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020983/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020985.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020985\n Verordening tegemoetkoming ter zake van maatregelen ter voorkoming van marktverstoring wegens Aviaire Influenza (PPE) 2006\n pbo\n nl\n Productschap Pluimvee en Eieren\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020985/2006-12-17/0\n Agrarisch recht\n Levensmiddelenrecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2006-12-17\n 2012-07-21\n 2006-12-17\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020985/2006-12-17_0/xml/BWBR0020985_2006-12-17_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020985/BWBR0020985.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020985/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020986.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020986\n Verordening PT heffing hoveniersbedrijven omzetjaar 2006\n pbo\n nl\n Productschap Tuinbouw\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020986/2006-12-24/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2006-12-24\n 9999-12-31\n 2006-12-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020986/2006-12-24_0/xml/BWBR0020986_2006-12-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020986/BWBR0020986.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020986/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020987.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020987\n Wijzigingsbesluit Besluit naturalisatietoets, enz. (invoering Wet inburgering en de aanwijzing van het inburgeringsexamen als naturalisatietoets in Nederland)\n rijksKB\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020987/2007-04-01/0\n Migratierecht\n Nationaliteitsrecht\n Immigratie, integratie en inburgering\n 2007-04-01\n 9999-12-31\n 2007-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020987/2007-04-01_0/xml/BWBR0020987_2007-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020987/BWBR0020987.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020987/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020988.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020988\n Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2006\n pbo\n nl\n Productschap Vee en Vlees\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020988/2007-12-09/0\n Agrarisch recht\n Levensmiddelenrecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-12-09\n 2008-08-30\n 2007-12-09\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020988/2007-12-09_0/xml/BWBR0020988_2007-12-09_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020988/BWBR0020988.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020988/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020989.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020989\n Besluit monitoring Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2006\n pbo\n nl\n Productschap Vee en Vlees\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020989/2006-12-31/0\n Agrarisch recht\n Levensmiddelenrecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2006-12-31\n 2008-08-30\n 2006-12-31\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020989/2006-12-31_0/xml/BWBR0020989_2006-12-31_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020989/BWBR0020989.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020989/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020990.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020990\n Besluit ontheffingsmogelijkheden verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2006\n pbo\n nl\n Productschap Vee en Vlees\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020990/2007-12-16/0\n Agrarisch recht\n Levensmiddelenrecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-12-16\n 2008-08-30\n 2007-12-16\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020990/2007-12-16_0/xml/BWBR0020990_2007-12-16_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020990/BWBR0020990.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020990/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020993.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020993\n Nieuwe Regeling Basissubsidies\n zbo\n nl\n Stichting Fonds voor beeldende kunsten, vormgeving en bouwkunst\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020993/2005-06-01/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2005-06-01\n 2008-12-31\n 2005-06-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020993/2005-06-01_0/xml/BWBR0020993_2005-06-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020993/BWBR0020993.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020993/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020996.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020996\n Verordening W aanvullende financieringsheffing wijn jaar 2007\n pbo\n nl\n Productschap Wijn\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-10-25\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020996/2007-01-01/0\n Levensmiddelenrecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-01-01\n 2019-10-18\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020996/2007-01-01_0/xml/BWBR0020996_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020996/BWBR0020996.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020996/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020998.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020998\n Verordening onderzoek- en projectenfonds groothandelssector 2006\n pbo\n nl\n Productschap Vis\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-02\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020998/2007-01-01/0\n Agrarisch recht\n Levensmiddelenrecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-01-01\n 2007-05-11\n 2006-12-16\n 2007-05-11\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020998/2007-01-01_0/xml/BWBR0020998_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020998/BWBR0020998.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020998/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0020999.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0020999\n Regeling vaststelling bedragen 2007 ex artt. 2 en 3 Besluit bekostiging financieel toezicht\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0020999/2009-02-14/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen\n Financiën\n 2009-02-14\n 2012-12-31\n 2009-02-14\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020999/2009-02-14_0/xml/BWBR0020999_2009-02-14_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020999/BWBR0020999.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0020999/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021000.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021000\n Zuivelverordening administratieve heffingen 2007\n pbo\n nl\n Productschap Zuivel\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2021-10-08\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021000/2007-01-01/0\n Agrarisch recht\n Levensmiddelenrecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-01-01\n 2021-09-29\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021000/2007-01-01_0/xml/BWBR0021000_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021000/BWBR0021000.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021000/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021001.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021001\n Regeling schriftelijke kennisgeving aanleg kabels\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2023-08-29\n \n \n 2023-08-29\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021001/2023-08-26/0\n Informatierecht\n Telecomrecht\n Economie en ondernemen\n 2023-08-26\n 9999-12-31\n 2023-08-26\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021001/2023-08-26_0/xml/BWBR0021001_2023-08-26_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021001/BWBR0021001.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021001/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021002.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021002\n Beleidsregel Programma van eisen en besteksbepalingen voor ADL-clusterprojecten\n zbo\n nl\n Zorginstituut Nederland\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021002/2007-01-17/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2007-01-17\n 9999-12-31\n 2007-01-17\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021002/2007-01-17_0/xml/BWBR0021002_2007-01-17_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021002/BWBR0021002.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021002/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021003.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021003\n Zuivelverordening heffing promotie boerderijzuivel 2007\n pbo\n nl\n Productschap Zuivel\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2021-10-08\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021003/2007-01-01/0\n Agrarisch recht\n Levensmiddelenrecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-01-01\n 2021-09-29\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021003/2007-01-01_0/xml/BWBR0021003_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021003/BWBR0021003.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021003/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021004.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021004\n Verordening heffing bloemen en planten 2005\n pbo\n nl\n Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-05-15\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021004/2007-01-06/0\n Agrarisch recht\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-01-06\n 2020-05-12\n 2007-01-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021004/2007-01-06_0/xml/BWBR0021004_2007-01-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021004/BWBR0021004.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021004/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021005.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021005\n Regeling wijziging Subsidieregeling ‘Digitaliseren met beleid’ en vaststelling subsidieplafond 2007 voor informatieplannen\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021005/2008-09-01/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2008-09-01\n 2009-02-07\n 2007-05-16\n 2009-02-07\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021005/2008-09-01_0/xml/BWBR0021005_2008-09-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021005/BWBR0021005.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021005/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021006.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021006\n Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Detailhandel 2007\n pbo\n nl\n Hoofdbedrijfschap Detailhandel\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-01-25\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021006/2006-12-16/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2006-12-16\n 2019-10-18\n 2006-12-16\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021006/2006-12-16_0/xml/BWBR0021006_2006-12-16_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021006/BWBR0021006.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021006/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021007.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021007\n Heffingsverordening 2007 Productschap Dranken/Commissie voor slijters\n pbo\n nl\n Productschap Dranken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-01-22\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021007/2006-12-23/0\n Levensmiddelenrecht\n Economie en ondernemen\n 2006-12-23\n 2019-10-18\n 2006-12-23\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021007/2006-12-23_0/xml/BWBR0021007_2006-12-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021007/BWBR0021007.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021007/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021008.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021008\n Verordening bestemmingsheffing optiekbedrijf 2007\n pbo\n nl\n Hoofdbedrijfschap Ambachten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-10-30\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021008/2007-01-06/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2007-01-06\n 2019-10-15\n 2007-01-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021008/2007-01-06_0/xml/BWBR0021008_2007-01-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021008/BWBR0021008.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021008/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021009.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021009\n Heffingsverordening bedrijfschap Horeca en Catering 2007\n pbo\n nl\n Bedrijfschap Horeca en Catering\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-10-22\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021009/2007-01-01/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2007-01-01\n 2019-10-15\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021009/2007-01-01_0/xml/BWBR0021009_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021009/BWBR0021009.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021009/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021011.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021011\n Verordening PT heffing verduurzaamde groenten en fruit 2007\n pbo\n nl\n Productschap Tuinbouw\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021011/2006-12-24/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2006-12-24\n 9999-12-31\n 2006-12-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021011/2006-12-24_0/xml/BWBR0021011_2006-12-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021011/BWBR0021011.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021011/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021013.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021013\n Heffingsverordening Productschap Dranken / Commissie voor frisdranken en waters 2007\n pbo\n nl\n Productschap Dranken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-01-22\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021013/2006-12-23/0\n Levensmiddelenrecht\n Economie en ondernemen\n 2006-12-23\n 2019-10-18\n 2006-12-23\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021013/2006-12-23_0/xml/BWBR0021013_2006-12-23_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021013/BWBR0021013.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021013/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021014.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021014\n Verordening bestemmingsheffing natuursteenbedrijf 2007\n pbo\n nl\n Hoofdbedrijfschap Ambachten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-10-30\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021014/2007-01-06/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2007-01-06\n 2019-10-15\n 2007-01-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021014/2007-01-06_0/xml/BWBR0021014_2007-01-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021014/BWBR0021014.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021014/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021015.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021015\n Verordening bestemmingsheffing voegbedrijf 2007\n pbo\n nl\n Hoofdbedrijfschap Ambachten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-10-30\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021015/2007-01-06/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2007-01-06\n 2019-10-15\n 2007-01-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021015/2007-01-06_0/xml/BWBR0021015_2007-01-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021015/BWBR0021015.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021015/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021016.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021016\n Verordening huishoudelijke heffingen pluimveesector (PPE) 2007\n pbo\n nl\n Productschap Pluimvee en Eieren\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-11-05\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021016/2007-01-01/0\n Agrarisch recht\n Levensmiddelenrecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-01-01\n 2019-10-16\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021016/2007-01-01_0/xml/BWBR0021016_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021016/BWBR0021016.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021016/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021017.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021017\n Instellingsbesluit Gezagsdrageroverleg Grenstoezicht Zeehavenpolitie Politie Rotterdam Rijnmond\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021017/2007-01-19/0\n Migratierecht\n Vreemdelingenrecht\n Immigratie, integratie en inburgering\n 2007-01-19\n 9999-12-31\n 2007-01-19\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021017/2007-01-19_0/xml/BWBR0021017_2007-01-19_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021017/BWBR0021017.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021017/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021018.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021018\n Regeling Administratievoorschrift productie modulaire tariefstructuur apotheekhoudenden\n zbo\n nl\n Nederlandse Zorgautoriteit\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021018/2007-01-17/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2007-01-17\n 2007-12-07\n 2007-01-17\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021018/2007-01-17_0/xml/BWBR0021018_2007-01-17_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021018/BWBR0021018.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021018/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021019.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021019\n Vaststellingsbesluit aanvullende korting bedrijfstoeslagregeling nationale reserve\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021019/2007-08-18/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-08-18\n 2009-12-31\n 2007-08-18\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021019/2007-08-18_0/xml/BWBR0021019_2007-08-18_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021019/BWBR0021019.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021019/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021020.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021020\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Directie Subsidies, Handhaving en Vergunningen van de provincie Noord-Holland 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021020/2010-06-10/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2010-06-10\n 2012-01-29\n 2010-06-10\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021020/2010-06-10_0/xml/BWBR0021020_2010-06-10_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021020/BWBR0021020.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021020/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021021.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021021\n Verordening bestemmingheffing voetverzorgingsbedrijf 2007\n pbo\n nl\n Hoofdbedrijfschap Ambachten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-10-30\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021021/2007-01-06/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2007-01-06\n 2019-10-15\n 2007-01-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021021/2007-01-06_0/xml/BWBR0021021_2007-01-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021021/BWBR0021021.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021021/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021022.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021022\n Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007\n pbo\n nl\n Hoofdbedrijfschap Ambachten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-10-30\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021022/2007-01-06/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2007-01-06\n 2019-10-15\n 2007-01-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021022/2007-01-06_0/xml/BWBR0021022_2007-01-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021022/BWBR0021022.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021022/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021023.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021023\n Verordening heffing bloemen en planten 2006\n pbo\n nl\n Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-05-15\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021023/2007-01-06/0\n Agrarisch recht\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-01-06\n 2020-05-12\n 2007-01-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021023/2007-01-06_0/xml/BWBR0021023_2007-01-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021023/BWBR0021023.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021023/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021024.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021024\n Zuivelverordening heffingen melkveehouderij en melkgeitenhouderij 2007\n pbo\n nl\n Productschap Zuivel\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2021-10-08\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021024/2007-01-07/0\n Agrarisch recht\n Levensmiddelenrecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-01-07\n 2021-09-29\n 2007-01-07\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021024/2007-01-07_0/xml/BWBR0021024_2007-01-07_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021024/BWBR0021024.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021024/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021025.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021025\n Verordening W financieringsheffing wijn jaar 2007\n pbo\n nl\n Productschap Wijn\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-10-25\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021025/2007-01-01/0\n Levensmiddelenrecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-01-01\n 2019-10-18\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021025/2007-01-01_0/xml/BWBR0021025_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021025/BWBR0021025.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021025/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021026.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021026\n Algemene heffingsverordening bloemen en planten 2004\n pbo\n nl\n Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-05-15\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021026/2004-01-01/0\n Agrarisch recht\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2004-01-01\n 2020-05-12\n 2004-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021026/2004-01-01_0/xml/BWBR0021026_2004-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021026/BWBR0021026.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021026/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021027.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021027\n Verordening bestemmingsheffing bestratingsbedrijf 2007\n pbo\n nl\n Hoofdbedrijfschap Ambachten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-10-30\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021027/2007-01-06/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2007-01-06\n 2019-10-15\n 2007-01-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021027/2007-01-06_0/xml/BWBR0021027_2007-01-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021027/BWBR0021027.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021027/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021028.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021028\n Regeling adviescommissie bezwaarschriften uitgelote gegadigden\n zbo\n nl\n Dienst Uitvoering Onderwijs\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021028/2007-01-25/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2007-01-25\n 2009-12-31\n 2007-01-25\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021028/2007-01-25_0/xml/BWBR0021028_2007-01-25_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021028/BWBR0021028.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021028/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021030.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021030\n Verordening bestemmingsheffing bitumineus en kunststof dakbedekkingsbedrijf 2007\n pbo\n nl\n Hoofdbedrijfschap Ambachten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-10-30\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021030/2007-01-06/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2007-01-06\n 2019-10-15\n 2007-01-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021030/2007-01-06_0/xml/BWBR0021030_2007-01-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021030/BWBR0021030.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021030/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021031.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021031\n Verordening bestemmingsheffing kappersbedrijf 2007\n pbo\n nl\n Hoofdbedrijfschap Ambachten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-10-30\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021031/2007-01-06/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2007-01-06\n 2019-10-15\n 2007-01-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021031/2007-01-06_0/xml/BWBR0021031_2007-01-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021031/BWBR0021031.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021031/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021032.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021032\n Verordening bestemmingsheffing schoonheidsverzorgingsbedrijf 2007\n pbo\n nl\n Hoofdbedrijfschap Ambachten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-10-30\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021032/2007-01-06/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2007-01-06\n 2019-10-15\n 2007-01-06\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021032/2007-01-06_0/xml/BWBR0021032_2007-01-06_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021032/BWBR0021032.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021032/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021033.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021033\n Regeling standaardprijslijst B-segment\n zbo\n nl\n Nederlandse Zorgautoriteit\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021033/2007-01-18/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2007-01-18\n 2011-07-07\n 2007-01-18\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021033/2007-01-18_0/xml/BWBR0021033_2007-01-18_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021033/BWBR0021033.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021033/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021034.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021034\n Besluit aanwijzing organisatie voor meldingen met betrekking tot transport varkens (PVV) 2006\n pbo\n nl\n Productschap Vee en Vlees\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021034/2006-12-31/0\n Agrarisch recht\n Levensmiddelenrecht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2006-12-31\n 2014-12-31\n 2006-12-31\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021034/2006-12-31_0/xml/BWBR0021034_2006-12-31_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021034/BWBR0021034.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021034/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021037.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021037\n Besluit randapparaten en radioapparaten 2007\n AMvB\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-12-28\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021037/2014-02-01/0\n Informatierecht\n Telecomrecht\n Economie en ondernemen\n 2014-02-01\n 2016-12-27\n 2014-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021037/2014-02-01_0/xml/BWBR0021037_2014-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021037/BWBR0021037.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021037/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021038.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021038\n Wijzigingswet Telecommunicatiewet (implementatie richtlijn 2004/108/EG)\n wet\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021038/2007-07-20/0\n Informatierecht\n Telecomrecht\n Economie en ondernemen\n 2007-07-20\n 9999-12-31\n 2007-07-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021038/2007-07-20_0/xml/BWBR0021038_2007-07-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021038/BWBR0021038.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021038/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021039.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021039\n Warenwetregeling vrijstelling toevoeging foliumzuur en vitamine D aan levensmiddelen\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021039/2014-12-13/0\n Levensmiddelenrecht\n Gezondheid en zorg\n 2014-12-13\n 9999-12-31\n 2014-12-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021039/2014-12-13_0/xml/BWBR0021039_2014-12-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021039/BWBR0021039.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021039/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021040.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021040\n Regeling opschorting overleg Regionale Commissies, Commissie KLPD, Commissie bijzondere ambtenaren van politie, commissie LSOP en Commissie ITO\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-06-27\n \n \n 2017-06-27\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021040/2017-01-01/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2017-01-01\n 2017-06-22\n 2007-01-19\n 2017-06-22\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021040/2017-01-01_0/xml/BWBR0021040_2017-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021040/BWBR0021040.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021040/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021041.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021041\n Besluit elektromagnetische compatibiliteit 2007\n AMvB\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-12-28\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021041/2014-02-01/0\n Informatierecht\n Telecomrecht\n Economie en ondernemen\n 2014-02-01\n 2016-12-27\n 2014-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021041/2014-02-01_0/xml/BWBR0021041_2014-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021041/BWBR0021041.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021041/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021042.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021042\n Vennootschapsbelasting, commanditaire vennootschap en toestemmingsvereiste\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-12-25\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021042/2015-12-15/0\n Belastingrecht\n Vennootschapsbelastingrecht\n Belastingen\n 2015-12-15\n 2015-12-24\n 2007-01-24\n 2015-12-24\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021042/2015-12-15_0/xml/BWBR0021042_2015-12-15_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021042/BWBR0021042.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021042/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021043.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021043\n Vennootschapsbelasting, fonds voor gemene rekening, toestemmingsvereiste\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2025-01-08\n \n \n 2025-01-08\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021043/2025-01-01/0\n Belastingrecht\n Vennootschapsbelastingrecht\n Belastingen\n 2025-01-01\n 9999-12-31\n 2025-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021043/2025-01-01_0/xml/BWBR0021043_2025-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021043/BWBR0021043.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021043/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021045.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021045\n Regeling prijsinformatie voortvloeiend uit contractafspraken\n zbo\n nl\n Nederlandse Zorgautoriteit\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021045/2007-01-18/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2007-01-18\n 2009-12-31\n 2007-01-18\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021045/2007-01-18_0/xml/BWBR0021045_2007-01-18_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021045/BWBR0021045.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021045/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021046.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021046\n Besluit beperking openbaarheid archiefbescheiden ministerraad en onderraden, 1978-1985\n ministeriele-regeling\n nl\n Algemene Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021046/2007-01-20/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-01-20\n 9999-12-31\n 2007-01-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021046/2007-01-20_0/xml/BWBR0021046_2007-01-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021046/BWBR0021046.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021046/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021047.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021047\n Wijzigingsregeling uitvoeringsreglement Lange Speelfilm\n zbo\n nl\n Stichting Nederlands Fonds voor de Film\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021047/2007-01-24/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-01-24\n 2007-07-26\n 2007-01-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021047/2007-01-24_0/xml/BWBR0021047_2007-01-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021047/BWBR0021047.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021047/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021048.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021048\n Verordening opslagen en bijdragen 2007\n pbo\n nl\n Sociaal-Economische Raad\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021048/2013-01-01/0\n Ondernemingspraktijk\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Financieel en economisch recht\n Economie en ondernemen\n Werk- en loopbaan\n 2013-01-01\n 2013-12-17\n 2007-01-14\n 2013-12-17\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021048/2013-01-01_0/xml/BWBR0021048_2013-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021048/BWBR0021048.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021048/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021050.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021050\n Verordening heffing scholing en vorming ondernemingsraadsleden 2007\n pbo\n nl\n Sociaal-Economische Raad\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021050/2007-01-14/0\n Ondernemingspraktijk\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Financieel en economisch recht\n Economie en ondernemen\n Werk- en loopbaan\n 2007-01-14\n 2013-07-18\n 2007-01-14\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021050/2007-01-14_0/xml/BWBR0021050_2007-01-14_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021050/BWBR0021050.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021050/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021051.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021051\n Besluit uitvoering artikel I Verordening Bosschap ter bestrijding insectenplagen in Picea en Larix 2006\n pbo\n nl\n Bosschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021051/2007-01-13/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-01-13\n 2008-04-11\n 2007-01-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021051/2007-01-13_0/xml/BWBR0021051_2007-01-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021051/BWBR0021051.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021051/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021052.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021052\n Verordening PT bijzondere heffing vollegrondsgroenten 2007\n pbo\n nl\n Productschap Tuinbouw\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021052/2007-01-14/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-01-14\n 9999-12-31\n 2007-01-14\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021052/2007-01-14_0/xml/BWBR0021052_2007-01-14_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021052/BWBR0021052.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021052/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021053.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021053\n Besluit bestuur Bosschap ex art. 1 Verordening Bosschap bestrijding dennenscheerder 2006\n pbo\n nl\n Bosschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021053/2007-01-13/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-01-13\n 2008-05-17\n 2007-01-13\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021053/2007-01-13_0/xml/BWBR0021053_2007-01-13_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021053/BWBR0021053.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021053/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021054.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021054\n Verordening bestemmingsheffing hotelclassificatie bedrijfschap Horeca en Catering 2007\n pbo\n nl\n Bedrijfschap Horeca en Catering\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2019-10-22\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021054/2007-01-01/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2007-01-01\n 2019-10-15\n 2007-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021054/2007-01-01_0/xml/BWBR0021054_2007-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021054/BWBR0021054.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021054/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021056.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021056\n Besluit tot handhaving van het ISO\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021056/2007-01-28/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Financiering en zekerheden\n Financiën\n 2007-01-28\n 2011-01-31\n 2007-01-28\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021056/2007-01-28_0/xml/BWBR0021056_2007-01-28_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021056/BWBR0021056.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021056/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021057.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021057\n Wijzigingsbesluit Bekostigingsbesluit cultuuruitingen (invoering verantwoordingssysteem voor specifieke uitkeringen)\n AMvB\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021057/2007-01-24/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-01-24\n 9999-12-31\n 2007-01-24\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021057/2007-01-24_0/xml/BWBR0021057_2007-01-24_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021057/BWBR0021057.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021057/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021058.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021058\n Wijzigingswet Woningwet, enz. (verbetering naleving, handhaafbaarheid en handhaving bouwregelgeving)\n wet\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2022-01-01\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021058/2007-04-01/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Bouwrecht\n Bouwen, wonen en leefomgeving\n 2007-04-01\n 2021-12-31\n 2007-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021058/2007-04-01_0/xml/BWBR0021058_2007-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021058/BWBR0021058.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021058/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021059.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021059\n Regeling declaratiebepalingen DBC GGZ\n zbo\n nl\n Nederlandse Zorgautoriteit\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021059/2007-01-19/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2007-01-19\n 2007-07-21\n 2007-01-19\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021059/2007-01-19_0/xml/BWBR0021059_2007-01-19_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021059/BWBR0021059.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021059/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021061.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021061\n Wijzigingsbesluit Inrichtingsbesluit WVO, enz. (wijziging wettelijke bepalingen tweede fase havo en vwo)\n AMvB\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2022-08-01\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021061/2011-08-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2011-08-01\n 2022-07-31\n 2011-08-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021061/2011-08-01_0/xml/BWBR0021061_2011-08-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021061/BWBR0021061.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021061/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021062.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021062\n Wijzigingsbesluit Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen, enz (residuen bestrijdingsmiddelen op of in levensmiddelen)\n AMvB\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021062/2007-10-17/0\n Levensmiddelenrecht\n Gezondheid en zorg\n 2007-10-17\n 9999-12-31\n 2007-10-17\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021062/2007-10-17_0/xml/BWBR0021062_2007-10-17_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021062/BWBR0021062.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021062/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021063.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021063\n Wijzigingswet Wet educatie en beroepsonderwijs, enz. (beëindiging bekostigingsrelatie tussen agrarische innovatie- en praktijkcentra en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit)\n wet\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-08-01\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021063/2007-08-01/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2007-08-01\n 2016-07-31\n 2007-08-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021063/2007-08-01_0/xml/BWBR0021063_2007-08-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021063/BWBR0021063.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021063/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021064.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021064\n Wijzigingsbesluit Algemene wet bestuursrecht, enz. (indexering griffierechten bestuursrechtelijke en civielrechtelijke wetten 2007)\n AMvB\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-14\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021064/2007-02-01/0\n Procesrecht\n Rechtspraak\n 2007-02-01\n 2012-12-31\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021064/2007-02-01_0/xml/BWBR0021064_2007-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021064/BWBR0021064.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021064/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021065.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021065\n Wijzigingsbesluit Besluit donorregister (wijziging bijlage en aanwijzing van categorieën personen die opnieuw een donorformulier zullen ontvangen)\n AMvB\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021065/2007-01-26/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2007-01-26\n 9999-12-31\n 2007-01-26\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021065/2007-01-26_0/xml/BWBR0021065_2007-01-26_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021065/BWBR0021065.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021065/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021066.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021066\n Regeling klachtenbehandeling gezondheidszorginstellingen Defensie\n ministeriele-regeling\n nl\n Defensie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021066/2011-07-01/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2011-07-01\n 2016-12-31\n 2011-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021066/2011-07-01_0/xml/BWBR0021066_2011-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021066/BWBR0021066.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021066/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021067.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021067\n Regeling naturalisatietoets Nederland\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2024-05-18\n \n \n 2024-05-18\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021067/2024-05-17/0\n Migratierecht\n Nationaliteitsrecht\n Immigratie, integratie en inburgering\n 2024-05-17\n 9999-12-31\n 2024-05-17\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021067/2024-05-17_0/xml/BWBR0021067_2024-05-17_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021067/BWBR0021067.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021067/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021069.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021069\n Wijzigingsregeling Tijdelijke regeling invoering Wft\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021069/2007-01-26/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2007-01-26\n 9999-12-31\n 2007-01-26\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021069/2007-01-26_0/xml/BWBR0021069_2007-01-26_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021069/BWBR0021069.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021069/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021070.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021070\n Regeling indexering kinderopvang 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Sociale Zaken en Werkgelegenheid\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021070/2007-01-26/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Familie, jeugd en gezin\n 2007-01-26\n 2007-12-31\n 2007-01-26\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021070/2007-01-26_0/xml/BWBR0021070_2007-01-26_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021070/BWBR0021070.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021070/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021071.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021071\n Beschikking rendementen gesubsidieerde woningbouw, januari 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021071/2007-03-01/0\n Wonen, onroerend goed, bouwrecht\n Huurrecht\n Bouwen, wonen en leefomgeving\n 2007-03-01\n 9999-12-31\n 2007-03-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021071/2007-03-01_0/xml/BWBR0021071_2007-03-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021071/BWBR0021071.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021071/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021072.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021072\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Bestuurlijke en financiële organisatie lagere overheden vanaf 1945 (Minister van Justitie)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021072/2007-02-01/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021072/2007-02-01_0/xml/BWBR0021072_2007-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021072/BWBR0021072.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021072/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021073.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021073\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Bestuurlijke en financiële organisatie lagere overheden vanaf 1945 (Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021073/2007-02-01/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021073/2007-02-01_0/xml/BWBR0021073_2007-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021073/BWBR0021073.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021073/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021074.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021074\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Bestuurlijke en financiële organisatie lagere overheden vanaf 1945 (Minister van Buitenlandse Zaken)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021074/2007-02-01/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021074/2007-02-01_0/xml/BWBR0021074_2007-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021074/BWBR0021074.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021074/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021075.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021075\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Bestuurlijke en financiële organisatie lagere overheden vanaf 1945 (Minister van Economische Zaken)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021075/2007-02-01/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021075/2007-02-01_0/xml/BWBR0021075_2007-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021075/BWBR0021075.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021075/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021076.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021076\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Bestuurlijke en financiële organisatie lagere overheden vanaf 1945 (Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021076/2007-02-01/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021076/2007-02-01_0/xml/BWBR0021076_2007-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021076/BWBR0021076.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021076/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021077.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021077\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Bestuurlijke en financiële organisatie lagere overheden vanaf 1945 (Minister van Defensie)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021077/2007-02-01/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021077/2007-02-01_0/xml/BWBR0021077_2007-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021077/BWBR0021077.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021077/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021078.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021078\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Bestuurlijke en financiële organisatie lagere overheden vanaf 1945 (Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021078/2007-02-01/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021078/2007-02-01_0/xml/BWBR0021078_2007-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021078/BWBR0021078.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021078/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021079.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021079\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Bestuurlijke en financiële organisatie lagere overheden vanaf 1945 (Minister van Algemene Zaken)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021079/2007-02-01/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021079/2007-02-01_0/xml/BWBR0021079_2007-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021079/BWBR0021079.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021079/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021080.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021080\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Bestuurlijke en financiële organisatie lagere overheden vanaf 1945 (Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021080/2007-02-01/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021080/2007-02-01_0/xml/BWBR0021080_2007-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021080/BWBR0021080.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021080/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021081.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021081\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Bestuurlijke en financiële organisatie lagere overheden vanaf 1945 (Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021081/2007-02-01/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021081/2007-02-01_0/xml/BWBR0021081_2007-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021081/BWBR0021081.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021081/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021082.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021082\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Bestuurlijke en financiële organisatie lagere overheden vanaf 1945 (Minister van Verkeer en Waterstaat)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021082/2007-02-01/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021082/2007-02-01_0/xml/BWBR0021082_2007-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021082/BWBR0021082.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021082/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021083.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021083\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Bestuurlijke en financiële organisatie lagere overheden vanaf 1945 (Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021083/2007-02-01/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021083/2007-02-01_0/xml/BWBR0021083_2007-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021083/BWBR0021083.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021083/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021084.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021084\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Bestuurlijke en financiële organisatie lagere overheden vanaf 1945 (Minister van Financiën)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021084/2007-02-01/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021084/2007-02-01_0/xml/BWBR0021084_2007-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021084/BWBR0021084.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021084/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021086.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021086\n Regeling meetreservoirs, vloeistofhoogtemeters en discontinue brandstofmeters\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-11-01\n \n \n 2016-04-22\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021086/2016-04-20/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2016-04-20\n 2016-10-31\n 2016-04-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021086/2016-04-20_0/xml/BWBR0021086_2016-04-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021086/BWBR0021086.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021086/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021087.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021087\n Verordening bestemmingsheffing detailhandel AGF 2007\n pbo\n nl\n Hoofdbedrijfschap Detailhandel\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-01-25\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021087/2007-01-19/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2007-01-19\n 2019-10-18\n 2007-01-19\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021087/2007-01-19_0/xml/BWBR0021087_2007-01-19_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021087/BWBR0021087.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021087/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021088.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021088\n Verordening bestemmingsheffing ambulante handel 2007\n pbo\n nl\n Hoofdbedrijfschap Detailhandel\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-01-25\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021088/2007-01-19/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2007-01-19\n 2019-10-18\n 2007-01-19\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021088/2007-01-19_0/xml/BWBR0021088_2007-01-19_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021088/BWBR0021088.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021088/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021089.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021089\n Verordening bestemmingsheffing detailhandel in brood en banket 2007\n pbo\n nl\n Hoofdbedrijfschap Detailhandel\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-01-25\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021089/2007-01-19/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2007-01-19\n 2019-10-18\n 2007-01-19\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021089/2007-01-19_0/xml/BWBR0021089_2007-01-19_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021089/BWBR0021089.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021089/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021090.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021090\n Regeling beleidsregels ter verdeling besteedbare middelen beheerskosten zorgverzekeraars AWBZ 2007\n zbo\n nl\n Zorginstituut Nederland\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021090/2007-01-31/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2007-01-31\n 9999-12-31\n 2007-01-31\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021090/2007-01-31_0/xml/BWBR0021090_2007-01-31_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021090/BWBR0021090.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021090/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021091.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021091\n Regeling beleidsregels ter verdeling besteedbare middelen beheerskosten verbindingskantoren AWBZ 2007\n zbo\n nl\n Zorginstituut Nederland\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021091/2008-02-01/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2008-02-01\n 9999-12-31\n 2008-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021091/2008-02-01_0/xml/BWBR0021091_2008-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021091/BWBR0021091.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021091/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021092.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021092\n Vrijstellingsregeling LVR\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021092/2013-01-01/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2013-01-01\n 2014-12-11\n 2013-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021092/2013-01-01_0/xml/BWBR0021092_2013-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021092/BWBR0021092.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021092/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021093.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021093\n Verordening bestemmingsheffing detailhandel in dieren en dierenbenodigdheden 2007\n pbo\n nl\n Hoofdbedrijfschap Detailhandel\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-01-25\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021093/2007-01-19/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2007-01-19\n 2019-10-18\n 2007-01-19\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021093/2007-01-19_0/xml/BWBR0021093_2007-01-19_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021093/BWBR0021093.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021093/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021094.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021094\n Verordening bestemmingsheffing detailhandel in wonen 2007\n pbo\n nl\n Hoofdbedrijfschap Detailhandel\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-01-25\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021094/2007-01-19/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2007-01-19\n 2019-10-18\n 2007-01-19\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021094/2007-01-19_0/xml/BWBR0021094_2007-01-19_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021094/BWBR0021094.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021094/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021095.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021095\n Verordening bestemmingsheffing mkb-supermarkten 2007\n pbo\n nl\n Hoofdbedrijfschap Detailhandel\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2020-01-25\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021095/2007-01-19/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2007-01-19\n 2019-10-18\n 2007-01-19\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021095/2007-01-19_0/xml/BWBR0021095_2007-01-19_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021095/BWBR0021095.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021095/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021096.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021096\n Mandaatverleningsbesluit secretaris Bestuurskamer artikel 46a WOR 2007\n pbo\n nl\n Sociaal-Economische Raad\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021096/2007-01-14/0\n Ondernemingspraktijk\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Financieel en economisch recht\n Economie en ondernemen\n Werk- en loopbaan\n 2007-01-14\n 9999-12-31\n 2007-01-14\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021096/2007-01-14_0/xml/BWBR0021096_2007-01-14_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021096/BWBR0021096.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021096/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021098.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021098\n Regeling beleidsregels ter verdeling besteedbare middelen beheerskosten verbindingskantoren AWBZ 2006\n zbo\n nl\n Zorginstituut Nederland\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021098/2008-01-05/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2008-01-05\n 9999-12-31\n 2008-01-05\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021098/2008-01-05_0/xml/BWBR0021098_2008-01-05_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021098/BWBR0021098.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021098/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021099.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021099\n Regeling beleidsregels ter verdeling besteedbare middelen beheerskosten zorgverzekeraars AWBZ 2006\n zbo\n nl\n Zorginstituut Nederland\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021099/2006-01-28/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2006-01-28\n 9999-12-31\n 2006-01-28\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021099/2006-01-28_0/xml/BWBR0021099_2006-01-28_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021099/BWBR0021099.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021099/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021101.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021101\n Subsidieregeling ondernemerschap en onderwijs 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021101/2007-02-02/0\n Ondernemingspraktijk\n Economie en ondernemen\n 2007-02-02\n 2008-12-31\n 2007-02-02\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021101/2007-02-02_0/xml/BWBR0021101_2007-02-02_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021101/BWBR0021101.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021101/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021102.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021102\n Regeling vaststelling rekenfactor 2006 Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-03-22\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021102/2007-02-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Pensioenrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021102/2007-02-01_0/xml/BWBR0021102_2007-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021102/BWBR0021102.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021102/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021103.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021103\n Regeling aanpassing bedragen onkostenvergoedingen politieke ambtsdragers\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021103/2007-02-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Werk- en loopbaan\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n 2007-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021103/2007-02-01_0/xml/BWBR0021103_2007-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021103/BWBR0021103.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021103/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021104.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021104\n Wijzigingsregeling Subsidieregeling kinderopvang (subsidiëring 2007)\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021104/2007-02-02/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Familie, jeugd en gezin\n 2007-02-02\n 9999-12-31\n 2007-02-02\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021104/2007-02-02_0/xml/BWBR0021104_2007-02-02_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021104/BWBR0021104.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021104/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021105.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021105\n Regeling zonekaart spoorwegen\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021105/2008-08-09/0\n Ruimtelijke ordening en milieu\n Milieurecht\n Milieu, ruimte en water\n 2008-08-09\n 2012-06-30\n 2008-08-09\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021105/2008-08-09_0/xml/BWBR0021105_2008-08-09_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021105/BWBR0021105.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021105/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021106.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021106\n Aanwijzing (doen) besturen tijdens ontzegging (9WVW 1994)\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-02\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021106/2003-04-01/0\n Strafrecht\n Verkeersrecht\n Rechtspraak\n Verkeer en vervoer\n 2003-04-01\n 2007-03-31\n 2003-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021106/2003-04-01_0/xml/BWBR0021106_2003-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021106/BWBR0021106.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021106/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021107.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021107\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Lijkbezorging vanaf 1948 (Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021107/2007-02-03/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-02-03\n 9999-12-31\n 2007-02-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021107/2007-02-03_0/xml/BWBR0021107_2007-02-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021107/BWBR0021107.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021107/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021108.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021108\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Lijkbezorging vanaf 1948 (Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021108/2007-02-03/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-02-03\n 9999-12-31\n 2007-02-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021108/2007-02-03_0/xml/BWBR0021108_2007-02-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021108/BWBR0021108.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021108/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021109.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021109\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Lijkbezorging vanaf 1948 (Minister van Buitenlandse Zaken)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-21\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021109/2007-02-03/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-02-03\n 9999-12-31\n 2007-02-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021109/2007-02-03_0/xml/BWBR0021109_2007-02-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021109/BWBR0021109.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021109/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021110.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021110\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Lijkbezorging vanaf 1948 (Minister van Justitie)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021110/2007-02-03/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-02-03\n 9999-12-31\n 2007-02-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021110/2007-02-03_0/xml/BWBR0021110_2007-02-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021110/BWBR0021110.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021110/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021111.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021111\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Lijkbezorging vanaf 1948 (Minister van Defensie)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021111/2007-02-03/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-02-03\n 9999-12-31\n 2007-02-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021111/2007-02-03_0/xml/BWBR0021111_2007-02-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021111/BWBR0021111.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021111/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021112.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021112\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Lijkbezorging vanaf 1948 (Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021112/2007-02-03/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-02-03\n 9999-12-31\n 2007-02-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021112/2007-02-03_0/xml/BWBR0021112_2007-02-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021112/BWBR0021112.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021112/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021113.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021113\n Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Lijkbezorging vanaf 1948 (Minister van Verkeer en Waterstaat)\n ministeriele-regeling-archiefselectielijst\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021113/2007-02-03/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-02-03\n 9999-12-31\n 2007-02-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021113/2007-02-03_0/xml/BWBR0021113_2007-02-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021113/BWBR0021113.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021113/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021114.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021114\n Aanwijzing aangiften van in het buitenland gepleegde strafbare feiten\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-02\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021114/2005-02-01/0\n Procesrecht\n Strafprocesrecht\n Strafrecht\n Internationaal strafrecht\n Rechtspraak\n 2005-02-01\n 2017-04-30\n 2005-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021114/2005-02-01_0/xml/BWBR0021114_2005-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021114/BWBR0021114.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021114/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021116.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021116\n Aanwijzing afdoening van aangiften op basis van de wet internationale misdrijven\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-02\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021116/2004-01-01/0\n Procesrecht\n Strafprocesrecht\n Strafrecht\n Internationaal strafrecht\n Rechtspraak\n 2004-01-01\n 2011-12-31\n 2004-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021116/2004-01-01_0/xml/BWBR0021116_2004-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021116/BWBR0021116.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021116/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021120.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021120\n Aanwijzing arbeidstijdenbesluit vervoer m.b.t. het vervoer over de weg\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021120/2005-06-01/0\n Strafrecht\n Financieel-economisch strafrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Rechtspraak\n Werk- en loopbaan\n 2005-06-01\n 2009-05-30\n 2005-06-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021120/2005-06-01_0/xml/BWBR0021120_2005-06-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021120/BWBR0021120.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021120/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021121.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021121\n Aanwijzing artikel 6 WVW 1994\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-03\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021121/2004-04-01/0\n Strafrecht\n Verkeersrecht\n Rechtspraak\n Verkeer en vervoer\n 2004-04-01\n 2008-03-31\n 2004-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021121/2004-04-01_0/xml/BWBR0021121_2004-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021121/BWBR0021121.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021121/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021122.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021122\n Aanwijzing afstemmingsprotocol Onderzoeksraad voor de veiligheid\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-03\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021122/2005-11-01/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Strafrecht\n Verkeersrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2005-11-01\n 2008-02-29\n 2005-11-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021122/2005-11-01_0/xml/BWBR0021122_2005-11-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021122/BWBR0021122.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021122/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021123.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021123\n Aanwijzing bemonstering en analyse milieudelicten\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021123/2000-01-01/0\n Procesrecht\n Strafprocesrecht\n Strafrecht\n Milieustrafrecht\n Rechtspraak\n 2000-01-01\n 2009-09-30\n 2000-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021123/2000-01-01_0/xml/BWBR0021123_2000-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021123/BWBR0021123.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021123/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021125.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021125\n Tijdelijk besluit delegatie subsidiebevoegdheid aan Stichting Koppeling en Stichting Opleiding Maatschappij en Gezondheid\n ministeriele-regeling\n nl\n Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021125/2007-02-03/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2007-02-03\n 2007-12-31\n 2007-02-03\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021125/2007-02-03_0/xml/BWBR0021125_2007-02-03_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021125/BWBR0021125.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021125/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021126.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021126\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar SVB 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021126/2010-05-20/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2010-05-20\n 2011-10-27\n 2010-05-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021126/2010-05-20_0/xml/BWBR0021126_2010-05-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021126/BWBR0021126.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021126/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021129.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021129\n Aanwijzing belading van voertuigen\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-03\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021129/2005-09-01/0\n Strafrecht\n Verkeersrecht\n Rechtspraak\n Verkeer en vervoer\n 2005-09-01\n 2009-04-30\n 2005-09-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021129/2005-09-01_0/xml/BWBR0021129_2005-09-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021129/BWBR0021129.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021129/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021130.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021130\n Algemeen /Aspectgebied formeel recht, intrekking diverse beleidsbesluiten\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021130/2007-02-04/0\n Belastingrecht\n Formeel belastingrecht\n Belastingen\n 2007-02-04\n 2007-02-28\n 2007-02-04\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021130/2007-02-04_0/xml/BWBR0021130_2007-02-04_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021130/BWBR0021130.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021130/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021132.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021132\n Omzetbelasting, leasing\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2023-07-06\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021132/2007-02-04/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2007-02-04\n 2023-06-30\n 2007-02-04\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021132/2007-02-04_0/xml/BWBR0021132_2007-02-04_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021132/BWBR0021132.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021132/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021137.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021137\n Besluit vaststelling vergoeding voorzitter en leden commissie auteursrecht\n ministeriele-regeling\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021137/2007-02-04/0\n Staats- en bestuursrecht\n Bestuursrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n 2007-02-04\n 2007-06-21\n 2007-02-04\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021137/2007-02-04_0/xml/BWBR0021137_2007-02-04_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021137/BWBR0021137.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021137/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021138.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021138\n Aanwijzing spreekrecht en schriftelijke slachtofferverklaring\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021138/2005-01-01/0\n Procesrecht\n Strafprocesrecht\n Rechtspraak\n 2005-01-01\n 2010-12-30\n 2005-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021138/2005-01-01_0/xml/BWBR0021138_2005-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021138/BWBR0021138.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021138/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021139.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021139\n Aanwijzing handhaving Arbeidstijdenwet\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021139/2005-05-01/0\n Strafrecht\n Financieel-economisch strafrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Rechtspraak\n Werk- en loopbaan\n 2005-05-01\n 2013-04-30\n 2005-05-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021139/2005-05-01_0/xml/BWBR0021139_2005-05-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021139/BWBR0021139.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021139/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021141.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021141\n Aanwijzing administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-03\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021141/2005-06-01/0\n Strafrecht\n Verkeersrecht\n Rechtspraak\n Verkeer en vervoer\n 2005-06-01\n 2008-01-31\n 2005-06-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021141/2005-06-01_0/xml/BWBR0021141_2005-06-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021141/BWBR0021141.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021141/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021142.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021142\n Aanwijzing 12-minners incl. stopreactie\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-03\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021142/2005-01-01/0\n Strafrecht\n Jeugdstrafrecht\n Rechtspraak\n 2005-01-01\n 2009-12-30\n 2005-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021142/2005-01-01_0/xml/BWBR0021142_2005-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021142/BWBR0021142.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021142/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021143.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021143\n Besluit vaststelling factoren L en r voor het boekjaar 2007\n zbo\n nl\n Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021143/2007-02-07/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2007-02-07\n 9999-12-31\n 2007-02-07\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021143/2007-02-07_0/xml/BWBR0021143_2007-02-07_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021143/BWBR0021143.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021143/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021148.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021148\n Aanwijzing handhaving milieurecht\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021148/2006-01-01/0\n Procesrecht\n Strafprocesrecht\n Strafrecht\n Milieustrafrecht\n Rechtspraak\n 2006-01-01\n 2010-03-31\n 2006-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021148/2006-01-01_0/xml/BWBR0021148_2006-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021148/BWBR0021148.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021148/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021149.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021149\n Aanwijzing bestuurlijke transactie milieudelicten\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021149/2000-11-01/0\n Strafrecht\n Milieustrafrecht\n Rechtspraak\n 2000-11-01\n 2010-03-31\n 2000-11-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021149/2000-11-01_0/xml/BWBR0021149_2000-11-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021149/BWBR0021149.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021149/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021150.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021150\n Loonheffingen, doorbetaaldloonregeling; jaren 2006 en 2007\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021150/2007-02-07/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Sociaal zekerheidsrecht\n Belastingrecht\n Loonbelasting en premieheffing \n Belastingen\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2007-02-07\n 2007-12-31\n 2007-02-07\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021150/2007-02-07_0/xml/BWBR0021150_2007-02-07_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021150/BWBR0021150.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021150/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021151.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021151\n Aanwijzing verkeersongevallen\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021151/2004-01-01/0\n Strafrecht\n Verkeersrecht\n Rechtspraak\n Verkeer en vervoer\n 2004-01-01\n 2008-03-30\n 2004-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021151/2004-01-01_0/xml/BWBR0021151_2004-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021151/BWBR0021151.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021151/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021152.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021152\n Besluit beperkende bepalingen openbaarheid werkarchief jhr. mr. H.F. van Kinschot (overbrengen naar het Nationaal Archief)\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021152/2007-02-07/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-02-07\n 9999-12-31\n 2007-02-07\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021152/2007-02-07_0/xml/BWBR0021152_2007-02-07_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021152/BWBR0021152.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021152/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021154.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021154\n Omzetbelasting, kleine ondernemersregeling\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021154/2007-02-07/0\n Belastingrecht\n BTW en accijns\n Belastingen\n 2007-02-07\n 2012-12-31\n 2007-02-07\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021154/2007-02-07_0/xml/BWBR0021154_2007-02-07_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021154/BWBR0021154.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021154/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021156.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021156\n Aanwijzing varen onder invloed\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021156/2006-01-01/0\n Strafrecht\n Verkeersrecht\n Rechtspraak\n Verkeer en vervoer\n 2006-01-01\n 2010-09-30\n 2006-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021156/2006-01-01_0/xml/BWBR0021156_2006-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021156/BWBR0021156.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021156/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021157.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021157\n Ontheffing verbod permethrin 2007/I\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021157/2007-02-07/0\n Agrarisch recht\n Landbouw, natuur en voedsel\n 2007-02-07\n 2007-04-20\n 2007-02-07\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021157/2007-02-07_0/xml/BWBR0021157_2007-02-07_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021157/BWBR0021157.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021157/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021158.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021158\n Aanwijzing internationale gemeenschappelijke onderzoeksteams\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021158/2004-07-01/0\n Procesrecht\n Strafprocesrecht\n Strafrecht\n Internationaal strafrecht\n Rechtspraak\n 2004-07-01\n 2008-02-29\n 2004-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021158/2004-07-01_0/xml/BWBR0021158_2004-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021158/BWBR0021158.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021158/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021159.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021159\n Subsidieregeling Week van het leren 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021159/2007-02-09/0\n Onderwijsrecht\n Onderwijs en wetenschap\n 2007-02-09\n 2008-07-31\n 2007-02-09\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021159/2007-02-09_0/xml/BWBR0021159_2007-02-09_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021159/BWBR0021159.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021159/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021162.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021162\n Wet op de archeologische monumentenzorg\n wet\n nl\n Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021162/2008-01-01/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2008-01-01\n 9999-12-31\n 2008-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021162/2008-01-01_0/xml/BWBR0021162_2008-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021162/BWBR0021162.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021162/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021163.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021163\n Aanwijzing elektronisch toezicht\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-03\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021163/2006-01-01/0\n Strafrecht\n Penitentiair recht\n Openbare orde en veiligheid\n 2006-01-01\n 2010-05-30\n 2006-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021163/2006-01-01_0/xml/BWBR0021163_2006-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021163/BWBR0021163.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021163/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021164.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021164\n Aanpassingsregeling Appa-pensioenen 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021164/2007-02-07/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Pensioenrecht\n Subsidies, uitkeringen en toeslagen\n 2007-02-07\n 2013-06-30\n 2007-02-07\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021164/2007-02-07_0/xml/BWBR0021164_2007-02-07_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021164/BWBR0021164.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021164/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021165.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021165\n Instellingsbesluit Raad voor Microfinanciering in Nederland\n ministeriele-regeling\n nl\n Economische Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021165/2009-02-20/0\n Staats- en bestuursrecht\n Staatsrecht\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Ambtenarenrecht\n Overheid, bestuur en koninkrijk\n Werk- en loopbaan\n 2009-02-20\n 2011-06-30\n 2009-02-20\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021165/2009-02-20_0/xml/BWBR0021165_2009-02-20_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021165/BWBR0021165.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021165/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021166.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021166\n Aanwijzing beveiliging van personen\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021166/2005-07-01/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2005-07-01\n 2008-10-31\n 2005-07-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021166/2005-07-01_0/xml/BWBR0021166_2005-07-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021166/BWBR0021166.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021166/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021167.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021167\n Aanwijzing formulier risicoprofiel en executie-indicator\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021167/2002-12-01/0\n Strafrecht\n Penitentiair recht\n Openbare orde en veiligheid\n 2002-12-01\n 2008-06-30\n 2002-12-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021167/2002-12-01_0/xml/BWBR0021167_2002-12-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021167/BWBR0021167.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021167/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021170.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021170\n Subsidieregeling van het Fonds voor Amateurkunst en Podiumkunsten\n zbo\n nl\n Fonds Podiumkunsten\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-31\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021170/2007-03-01/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-03-01\n 2008-12-31\n 2007-03-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021170/2007-03-01_0/xml/BWBR0021170_2007-03-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021170/BWBR0021170.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021170/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021172.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021172\n Aanwijzing handhaving Winkeltijdenwet\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021172/2003-04-01/0\n Ondernemingspraktijk\n Strafrecht\n Financieel-economisch strafrecht\n Rechtspraak\n 2003-04-01\n 2012-12-30\n 2003-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021172/2003-04-01_0/xml/BWBR0021172_2003-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021172/BWBR0021172.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021172/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021173.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021173\n Aanwijzing handhaving Arbeidsomstandighedenwet\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-03\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021173/2005-05-01/0\n Arbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht\n Arbeidsrecht\n Strafrecht\n Financieel-economisch strafrecht\n Rechtspraak\n Werk- en loopbaan\n 2005-05-01\n 2014-03-31\n 2005-05-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021173/2005-05-01_0/xml/BWBR0021173_2005-05-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021173/BWBR0021173.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021173/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021175.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021175\n Aanwijzing orgaandonatie bij niet-natuurlijke dood\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-03\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021175/2005-10-15/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Gezondheid en zorg\n 2005-10-15\n 2010-04-14\n 2005-10-15\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021175/2005-10-15_0/xml/BWBR0021175_2005-10-15_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021175/BWBR0021175.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021175/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021176.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021176\n Aanwijzing handelwijze geweldsaanwending (politie)ambtenaar\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2022-07-01\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021176/2006-08-01/0\n Openbare orde en veiligheidsrecht\n Openbare orde en veiligheid\n 2006-08-01\n 2022-06-30\n 2006-08-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021176/2006-08-01_0/xml/BWBR0021176_2006-08-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021176/BWBR0021176.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021176/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021177.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021177\n Aanwijzing gegevensverstrekking financiële dienstverleners\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021177/2004-06-01/0\n Belastingrecht\n Formeel belastingrecht\n Strafrecht\n Financieel-economisch strafrecht\n Belastingen\n Rechtspraak\n 2004-06-01\n 2011-02-28\n 2004-06-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021177/2004-06-01_0/xml/BWBR0021177_2004-06-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021177/BWBR0021177.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021177/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021178.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021178\n Aanwijzing slachtofferzorg\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021178/2004-06-01/0\n Procesrecht\n Strafprocesrecht\n Rechtspraak\n 2004-06-01\n 2010-12-31\n 2004-06-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021178/2004-06-01_0/xml/BWBR0021178_2004-06-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021178/BWBR0021178.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021178/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021180.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021180\n Aanwijzing intellectuele-eigendomsfraude\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-04-05\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021180/2006-02-01/0\n Intellectuele eigendom\n Intellectueel eigendomsrecht\n Strafrecht\n Financieel-economisch strafrecht\n Rechtspraak\n 2006-02-01\n 2017-03-31\n 2006-02-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021180/2006-02-01_0/xml/BWBR0021180_2006-02-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021180/BWBR0021180.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021180/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021181.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021181\n Aanwijzing effectieve afdoening strafzaken jeugdigen\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-03\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021181/2005-05-01/0\n Strafrecht\n Jeugdstrafrecht\n Rechtspraak\n 2005-05-01\n 2009-04-29\n 2005-05-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021181/2005-05-01_0/xml/BWBR0021181_2005-05-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021181/BWBR0021181.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021181/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021182.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021182\n Besluit opschorting subsidiëring Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Azië-faciliteit voor China)\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021182/2007-02-09/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2007-02-09\n 2007-04-24\n 2007-02-09\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021182/2007-02-09_0/xml/BWBR0021182_2007-02-09_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021182/BWBR0021182.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021182/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021183.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021183\n Aanwijzing plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis (pz-maatregel) op grond van artikel 37, eerste lid, Wetboek van Strafrecht\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021183/2005-05-01/0\n Gezondheidsrecht en farmaceutisch recht\n Strafrecht\n Strafrecht (algemeen)\n Gezondheid en zorg\n Rechtspraak\n 2005-05-01\n 2009-04-29\n 2005-05-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021183/2005-05-01_0/xml/BWBR0021183_2005-05-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021183/BWBR0021183.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021183/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021184.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021184\n Aanwijzing inbeslagneming bij verkeersdelicten\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021184/2006-01-01/0\n Strafrecht\n Verkeersrecht\n Rechtspraak\n Verkeer en vervoer\n 2006-01-01\n 2006-12-31\n 2006-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021184/2006-01-01_0/xml/BWBR0021184_2006-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021184/BWBR0021184.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021184/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021185.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021185\n Aanwijzing rechtshulpverzoeken voor grensoverschrijdende observatie\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-03\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021185/2006-04-15/0\n Strafrecht\n Internationaal strafrecht\n Rechtspraak\n 2006-04-15\n 2010-09-29\n 2006-04-15\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021185/2006-04-15_0/xml/BWBR0021185_2006-04-15_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021185/BWBR0021185.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021185/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021186.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021186\n Regeling vaststelling toetstermen examens financiële dienstverlening Wft\n ministeriele-regeling\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-29\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021186/2012-01-01/0\n Bank- en effectenrecht, financiering\n Toezicht bank- en kredietwezen \n Financiën\n 2012-01-01\n 2013-12-31\n 2012-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021186/2012-01-01_0/xml/BWBR0021186_2012-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021186/BWBR0021186.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021186/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021187.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021187\n Aanwijzing Rijnkruisend scheepvaartverkeer\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-03\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021187/2003-04-01/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2003-04-01\n 2007-03-31\n 2003-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021187/2003-04-01_0/xml/BWBR0021187_2003-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021187/BWBR0021187.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021187/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021188.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021188\n Aanwijzing hoge transacties en bijzondere transacties\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021188/2006-02-22/0\n Strafrecht\n Financieel-economisch strafrecht\n Strafrecht\n Strafrecht (algemeen)\n Rechtspraak\n 2006-02-22\n 2007-10-31\n 2006-02-22\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021188/2006-02-22_0/xml/BWBR0021188_2006-02-22_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021188/BWBR0021188.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021188/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021189.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021189\n Aanwijzing opsporingsberichtgeving\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-03\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021189/2004-12-15/0\n Procesrecht\n Strafprocesrecht\n Rechtspraak\n 2004-12-15\n 2009-03-14\n 2004-12-15\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021189/2004-12-15_0/xml/BWBR0021189_2004-12-15_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021189/BWBR0021189.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021189/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021191.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021191\n Aanwijzing politietransactie inzake eenvoudige diefstal en verduistering\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021191/2004-01-01/0\n Strafrecht\n Financieel-economisch strafrecht\n Strafrecht\n Strafrecht (algemeen)\n Rechtspraak\n 2004-01-01\n 2009-06-29\n 2004-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021191/2004-01-01_0/xml/BWBR0021191_2004-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021191/BWBR0021191.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021191/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021194.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021194\n Besluit beperking openbaarheid archief mr. M.P.L. Steenberghe als leider missie Koninkrijk der Nederlanden in de Verenigde Staten 1942–1945\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021194/2007-02-11/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-02-11\n 9999-12-31\n 2007-02-11\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021194/2007-02-11_0/xml/BWBR0021194_2007-02-11_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021194/BWBR0021194.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021194/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021195.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021195\n BTW-compensatiefonds, vervallen kwartaalopgave\n beleidsregel\n nl\n Financiën\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-02-02\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021195/2007-02-11/0\n Financieel en economisch recht\n Financiën\n 2007-02-11\n 2009-06-25\n 2007-02-11\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021195/2007-02-11_0/xml/BWBR0021195_2007-02-11_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021195/BWBR0021195.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021195/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021196.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021196\n Besluit beperking openbaarheid archief gezantschap Oslo 1945–1954\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021196/2007-02-11/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-02-11\n 9999-12-31\n 2007-02-11\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021196/2007-02-11_0/xml/BWBR0021196_2007-02-11_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021196/BWBR0021196.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021196/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021197.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021197\n Besluit beperking openbaarheid archief consulaat/gezantschap Teheran 1903–1945\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021197/2007-02-11/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-02-11\n 9999-12-31\n 2007-02-11\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021197/2007-02-11_0/xml/BWBR0021197_2007-02-11_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021197/BWBR0021197.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021197/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021198.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021198\n Besluit beperking openbaarheid archief Commissies Verzetster Oost-Azië 1942–1945, 1949–1957\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2017-10-24\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021198/2007-02-11/0\n Cultureel recht\n Cultuur, sport, vrije tijd\n 2007-02-11\n 9999-12-31\n 2007-02-11\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021198/2007-02-11_0/xml/BWBR0021198_2007-02-11_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021198/BWBR0021198.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021198/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021200.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021200\n Besluit vaststelling subsidieplafond Sarajevo 2007\n ministeriele-regeling\n nl\n Buitenlandse Zaken\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021200/2007-02-11/0\n Internationaal publiekrecht\n Internationale- en ontwikkelingssamenwerking\n 2007-02-11\n 2007-12-31\n 2007-02-11\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021200/2007-02-11_0/xml/BWBR0021200_2007-02-11_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021200/BWBR0021200.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021200/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021203.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021203\n Aanwijzing toezeggingen aan getuigen in strafzaken\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-02-02\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021203/2006-04-01/0\n Procesrecht\n Strafprocesrecht\n Strafrecht\n Strafrecht (algemeen)\n Rechtspraak\n 2006-04-01\n 2012-12-31\n 2006-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021203/2006-04-01_0/xml/BWBR0021203_2006-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021203/BWBR0021203.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021203/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021204.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021204\n Regeling bijzondere bevoegdverklaringen JAR-66 AML\n ministeriele-regeling\n nl\n Infrastructuur en Milieu\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-27\n \n \n 2015-07-03\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021204/2001-11-01/0\n Vervoersrecht\n Verkeer en vervoer\n 2001-11-01\n 2008-10-28\n 2001-11-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021204/2001-11-01_0/xml/BWBR0021204_2001-11-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021204/BWBR0021204.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021204/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021205.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021205\n Aanwijzing uitbreiding identificatieplicht\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021205/2005-01-01/0\n Procesrecht\n Strafprocesrecht\n Strafrecht\n Strafrecht (algemeen)\n Rechtspraak\n 2005-01-01\n 2009-12-30\n 2005-01-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021205/2005-01-01_0/xml/BWBR0021205_2005-01-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021205/BWBR0021205.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021205/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021207.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021207\n Aanwijzing Telecommunicatiewet\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2016-01-15\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021207/2002-12-01/0\n Informatierecht\n Telecomrecht\n Strafrecht\n Financieel-economisch strafrecht\n Rechtspraak\n 2002-12-01\n 2007-11-29\n 2002-12-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021207/2002-12-01_0/xml/BWBR0021207_2002-12-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021207/BWBR0021207.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021207/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0021209.xml", "content": "\n \n \n \n \n BWBR0021209\n Aanwijzing huiselijk geweld\n beleidsregel\n nl\n Veiligheid en Justitie\n Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties\n 2018-05-03\n \n \n 2015-07-02\n \n \n http://wetten.overheid.nl/id/BWBR0021209/2003-04-01/0\n Strafrecht\n Strafrecht (algemeen)\n Rechtspraak\n 2003-04-01\n 2008-07-31\n 2003-04-01\n 9999-12-31\n \n \n \n \n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021209/2003-04-01_0/xml/BWBR0021209_2003-04-01_0.xml\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021209/BWBR0021209.WTI\n https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/bwb/BWBR0021209/manifest.xml\n \n \n \n \n", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036545/manifest.xml", "content": "2015-05-012020-05-012015-07-03T23:52:08+02:002025-01-21T21:13:29+01:00BWBR0036545.WTI2015-05-012017-01-232015-05-012017-01-232015-07-02T02:30:49+02:002017-01-24T06:23:16+01:001e397dcfb852493cf20a9027bb384bf1aebfa2a72c68c685707562ba62cf105d65c01446bf4b4b9733d360f44302d844d24bcf4804262df1bf937c4310d920c169032015-05-012017-01-232017-01-249999-12-312017-01-24T06:23:16+01:002017-01-24T06:23:16+01:006489c76dfee039f9a4642819b278964b8b2a10098b62ca869fb7eff0f6299594e0b67628e6cd2d14d2a187399f8918f9374cd1607b371a006d9630f09207f63671862017-01-249999-12-312017-01-249999-12-312017-01-24T06:23:16+01:002017-10-30T23:30:47+01:00acc7cc4384239462a33ccd281884300f0577edb7fc2c73acce95d2ebb85d3fd69add0097277562bf69a06cfcea37cac70774ec60d6400dae5a422d735045e5de7103", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036546/2015-07-01_0/xml/BWBR0036546_2015-07-01_0.xml", "content": "\n Besluit van 13 april 2015 tot wijziging van het Waterbesluit in verband met de vereenvoudiging en uniformering van regels voor windparken op zee (algemene regels windparken op zee)201515324-04-201513-04-2015201515324-04-201513-04-201501-07-2015\n Wijzigingsbesluit Waterbesluit (vereenvoudiging en uniformering regels windparken op zee) 201515324-04-201513-04-2015201515324-04-201513-04-201501-07-2015\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 8 december 2014, nr. IenM/BSK-2014/256904, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;\n Gelet op de artikelen 6.5, 6.6 en 10.1 van de Waterwet;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 26 januari 2015, nr. W14.14.0456/IV);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 1 april 2015, nr. IenM/BSK-2015/65241, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n201515324-04-201513-04-2015201515324-04-201513-04-201501-07-2015\n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt het Waterbesluit.\n \n201515324-04-201513-04-2015201515324-04-201513-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n II\n \n Dit besluit is tot 1 januari 2016 niet van toepassing op windparken en exportkabels waarvoor voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een vergunning op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of op grond van artikel 6.13 van het Waterbesluit is verleend.\n201515324-04-201513-04-2015201515324-04-201513-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n III\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n201515324-04-201513-04-2015201515324-04-201513-04-201501-07-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n Wassenaar\n 13 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu, \n \n M.H.\n Schultz van Haegen-Maas Geesteranus\n \n \n \n de vierentwintigste april 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie, \n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201515324-04-201513-04-2015201515324-04-201513-04-201501-07-2015\n \n201515324-04-201513-04-2015201515324-04-201513-04-201501-07-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036546/manifest.xml", "content": "2015-07-012015-07-04T05:27:38+02:002024-08-08T06:44:50+02:00BWBR0036546.WTI2024-01-012015-07-012023-12-312015-07-019999-12-312015-07-02T02:31:28+02:002024-08-08T06:46:01+02:0083af06fc69f8ac67fbf03ecf08e1763402911a3109d60b3c08bfbad8b6e629d180bc6f1219b0e5226b99cc8e053b5e8b3bbe755b39cb386cb20e792db4b7f8d72445", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036547/2015-04-13_1/xml/BWBR0036547_2015-04-13_1.xml", "content": "\n Besluit van 16 april 2015 tot wijziging van het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur in verband met het bewerkstelligen van een efficiënte en maatschappelijk wenselijke verdeling van de capaciteit van de hoofdspoorweginfrastructuur en aanpassing aan nieuwe ontwikkelingen, alsmede in verband met de verlening van de concessie voor het hoofdrailnet 2015–2025201515724-04-201516-04-2015201515724-04-201516-04-201525-04-201513-04-201513-04-2015Stb. 2015, 157, datum inwerkingtreding 25-04-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 13-04-2015.\n Wijzigingsbesluit Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur (bewerkstelligen efficiënte en maatschappelijk wenselijke verdeling van de capaciteit van de hoofdspoorweginfrastructuur, aanpassing aan nieuwe ontwikkelingen, alsmede i.v.m. verlening concessie voor het hoofdrailnet 2015–2025)201515724-04-201516-04-2015201515724-04-201516-04-201525-04-201513-04-201513-04-2015Stb. 2015, 157, datum inwerkingtreding 25-04-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 13-04-2015.\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 12 maart 2015, nr. IenM/BSK-2015/7258, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;\n Gelet op artikel 61, eerste lid, van de Spoorwegwet;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 1 april 2015, nr. W14.15.0069/IV);\n Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 13 april 2015, nr. IenM/BSK-2015/72604, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n201515724-04-201516-04-2015201515724-04-201516-04-201525-04-201513-04-201513-04-2015Stb. 2015, 157, datum inwerkingtreding 25-04-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 13-04-2015.\n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur.\n \n201515724-04-201516-04-2015201515724-04-201516-04-201525-04-201513-04-2015Onderdelen A, C t/m P.13-04-2015Stb. 2015, 157, datum inwerkingtreding 25-04-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 13-04-2015.\n \n \n Artikel\n II\n \n Onze Minister van Infrastructuur en Milieu zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van dit besluit aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van dit besluit in de praktijk.\n201515724-04-201516-04-2015201515724-04-201516-04-201525-04-201513-04-201513-04-2015Stb. 2015, 157, datum inwerkingtreding 25-04-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 13-04-2015.\n \n \n Artikel\n III\n \n \n 1\n Dit besluit treedt in werking met ingang van 13 april 2015, met uitzondering van artikel I, onderdeel B. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 12 april 2015, treedt dit besluit, met uitzondering van artikel I, onderdeel B, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 13 april 2015.\n \n \n 2\n \n Artikel I, onderdeel B, van dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel J, van de wet van 19 november 2014 tot wijziging van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 in verband met een tweede tranche van uitvoeringsmaatregelen van het kabinetsstandpunt «Spoor in beweging», waaronder regels inzake bijzondere spoorwegen, en vereenvoudiging van het vergunningenregime hoofdspoorwegen, en in verband met de invoering van een verblijfsverbod voor voorzieningen openbaarvervoer (Stb. 2015, 92), in werking treedt.\n \n201515724-04-201516-04-2015201515724-04-201516-04-201525-04-201513-04-201513-04-2015Stb. 2015, 157, datum inwerkingtreding 25-04-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 13-04-2015.\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n Wassenaar\n 16 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, \n \n W.J.\n Mansveld\n \n \n \n de vierentwintigste april 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie \n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201515724-04-201516-04-2015201515724-04-201516-04-201525-04-201513-04-201513-04-2015Stb. 2015, 157, datum inwerkingtreding 25-04-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit wetsluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 13-04-2015.\n \n201515724-04-201516-04-2015201515724-04-201516-04-201525-04-201513-04-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036547/2015-04-25_0/xml/BWBR0036547_2015-04-25_0.xml", "content": "\n Besluit van 16 april 2015 tot wijziging van het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur in verband met het bewerkstelligen van een efficiënte en maatschappelijk wenselijke verdeling van de capaciteit van de hoofdspoorweginfrastructuur en aanpassing aan nieuwe ontwikkelingen, alsmede in verband met de verlening van de concessie voor het hoofdrailnet 2015–2025\n Wijzigingsbesluit Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur (bewerkstelligen efficiënte en maatschappelijk wenselijke verdeling van de capaciteit van de hoofdspoorweginfrastructuur, aanpassing aan nieuwe ontwikkelingen, alsmede i.v.m. verlening concessie voor het hoofdrailnet 2015–2025)\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 12 maart 2015, nr. IenM/BSK-2015/7258, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;\n Gelet op artikel 61, eerste lid, van de Spoorwegwet;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 1 april 2015, nr. W14.15.0069/IV);\n Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 13 april 2015, nr. IenM/BSK-2015/72604, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n\n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur.\n \n201515724-04-201516-04-2015201515724-04-201516-04-201525-04-201513-04-2015Onderdelen A, C t/m P.\n \n \n Artikel\n II\n \n Onze Minister van Infrastructuur en Milieu zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van dit besluit aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van dit besluit in de praktijk.\n201515724-04-201516-04-2015201515724-04-201516-04-201525-04-201513-04-2015\n \n \n Artikel\n III\n \n \n 1\n Dit besluit treedt in werking met ingang van 13 april 2015, met uitzondering van artikel I, onderdeel B. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 12 april 2015, treedt dit besluit, met uitzondering van artikel I, onderdeel B, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 13 april 2015.\n \n \n 2\n \n Artikel I, onderdeel B, van dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel J, van de wet van 19 november 2014 tot wijziging van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 in verband met een tweede tranche van uitvoeringsmaatregelen van het kabinetsstandpunt «Spoor in beweging», waaronder regels inzake bijzondere spoorwegen, en vereenvoudiging van het vergunningenregime hoofdspoorwegen, en in verband met de invoering van een verblijfsverbod voor voorzieningen openbaarvervoer (Stb. 2015, 92), in werking treedt.\n \n201515724-04-201516-04-2015201515724-04-201516-04-201525-04-201513-04-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n Wassenaar\n 16 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, \n \n W.J.\n Mansveld\n \n \n \n de vierentwintigste april 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie \n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201515724-04-201516-04-2015201515724-04-201516-04-201525-04-201513-04-2015\n \n201515724-04-201516-04-2015201515724-04-201516-04-201525-04-201513-04-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036547/2015-07-01_0/xml/BWBR0036547_2015-07-01_0.xml", "content": "\n Besluit van 16 april 2015 tot wijziging van het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur in verband met het bewerkstelligen van een efficiënte en maatschappelijk wenselijke verdeling van de capaciteit van de hoofdspoorweginfrastructuur en aanpassing aan nieuwe ontwikkelingen, alsmede in verband met de verlening van de concessie voor het hoofdrailnet 2015–2025201515724-04-201516-04-2015201515724-04-201516-04-201525-04-201513-04-2015\n Wijzigingsbesluit Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur (bewerkstelligen efficiënte en maatschappelijk wenselijke verdeling van de capaciteit van de hoofdspoorweginfrastructuur, aanpassing aan nieuwe ontwikkelingen, alsmede i.v.m. verlening concessie voor het hoofdrailnet 2015–2025)201515724-04-201516-04-2015201515724-04-201516-04-201525-04-201513-04-2015\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 12 maart 2015, nr. IenM/BSK-2015/7258, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;\n Gelet op artikel 61, eerste lid, van de Spoorwegwet;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 1 april 2015, nr. W14.15.0069/IV);\n Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 13 april 2015, nr. IenM/BSK-2015/72604, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n201515724-04-201516-04-2015201515724-04-201516-04-201525-04-201513-04-2015\n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur.\n \n201515724-04-201516-04-2015201526430-06-201524-06-201501-07-2015Onderdeel B.Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I, onder J, van\n de Wijzigingswet Spoorwegwet, enz. (tweede tranche\n uitvoeringsmaatregelen kabinetsstandpunt «Spoor in beweging», enz.)\n in werking treedt.\n \n \n Artikel\n II\n \n Onze Minister van Infrastructuur en Milieu zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van dit besluit aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van dit besluit in de praktijk.\n201515724-04-201516-04-2015201515724-04-201516-04-201525-04-201513-04-2015\n \n \n Artikel\n III\n \n \n 1\n Dit besluit treedt in werking met ingang van 13 april 2015, met uitzondering van artikel I, onderdeel B. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 12 april 2015, treedt dit besluit, met uitzondering van artikel I, onderdeel B, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 13 april 2015.\n \n \n 2\n \n Artikel I, onderdeel B, van dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel J, van de wet van 19 november 2014 tot wijziging van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 in verband met een tweede tranche van uitvoeringsmaatregelen van het kabinetsstandpunt «Spoor in beweging», waaronder regels inzake bijzondere spoorwegen, en vereenvoudiging van het vergunningenregime hoofdspoorwegen, en in verband met de invoering van een verblijfsverbod voor voorzieningen openbaarvervoer (Stb. 2015, 92), in werking treedt.\n \n201515724-04-201516-04-2015201515724-04-201516-04-201525-04-201513-04-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n Wassenaar\n 16 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, \n \n W.J.\n Mansveld\n \n \n \n de vierentwintigste april 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie \n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201515724-04-201516-04-2015201515724-04-201516-04-201525-04-201513-04-2015\n \n201515724-04-201516-04-2015201515724-04-201516-04-201525-04-201513-04-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036547/manifest.xml", "content": "2015-04-252019-04-252015-04-13tot-en-met2015-07-03T17:27:49+02:002017-01-07T23:54:36+01:00BWBR0036547.WTI2015-04-252015-06-302015-04-259999-12-312015-07-02T02:31:44+02:002016-01-13T19:19:39+01:00c85f4d87c22d1b649d991cb1ae87d4e56f39cc08caf276271a1e1ec92226eb19929446e0283cdee27dbb2593145f61e4ab78a460b2bf822c2ba9dc4064e2a26d29232015-04-132015-04-242015-04-259999-12-312015-07-02T02:31:44+02:002016-01-13T19:19:40+01:00b941498140e1ee3107db3734f61c473d7d5b28c3186cf713afd41ed719c1f91117876f1c24decc059f73d11f758ed0858f1aedb7545c680cdf6b69bd9c67424c31362015-07-019999-12-312015-07-019999-12-312015-07-02T02:31:44+02:002017-10-30T23:29:54+01:00003db7f791469e8ac131e36fcbbeef266403907eb12590830c672ea2f0c4122b68670153327b998da46a47ba078c63fa156f2040e43fab5be8c7e69bad3e62133085", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036548/2014-07-02_0/xml/BWBR0036548_2014-07-02_0.xml", "content": "\n Regeling van de secretaris-generaal van het Ministerie van Veiligheid en Justitie van 19 juni 2014, nummer 513232 ter uitvoering van het archiefbeheer (Uitvoeringsregeling Archiefbeheer Veiligheid en Justitie 2014)20141793930-06-201419-06-201451323220141793830-06-201419-06-201451321702-07-2014Treedt in werking op het tijdstip waarop de Archiefbeheersregels\n Veiligheid en Justitie 2014 in werking treden.\n Uitvoeringsregeling Archiefbeheer Veiligheid en Justitie 201420141793930-06-201419-06-201451323220141793830-06-201419-06-201451321702-07-2014Treedt in werking op het tijdstip waarop de Archiefbeheersregels\n Veiligheid en Justitie 2014 in werking treden.\n \n \n De secretaris-generaal van het Ministerie van Veiligheid en Justitie,\n \n Gelet op artikel 3, derde lid, van de Archiefbeheersregels Veiligheid en Justitie 2014;\n \n \n Besluit:\n \n20141793930-06-201419-06-201451323220141793830-06-201419-06-201451321702-07-2014Treedt in werking op het tijdstip waarop de Archiefbeheersregels\n Veiligheid en Justitie 2014 in werking treden.\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begrippen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n archiefbestanddeel: geheel van archiefbescheiden binnen een archief bijeengebracht met een bepaald doel om in onderlinge samenhang te raadplegen;\n \n \n b.\n \n classificatie: systematische identificatie en ordening van bedrijfsprocessen, handelingen, archiefbescheiden of archiefbestanddelen;\n \n \n c.\n \n digitaal depot: archiefruimte waar digitale archiefbescheiden duurzaam worden beheerd.\n \n \n20141793930-06-201419-06-201451323220141793830-06-201419-06-201451321702-07-2014Treedt in werking op het tijdstip waarop de Archiefbeheersregels\n Veiligheid en Justitie 2014 in werking treden.20141793930-06-201419-06-201451323220141793830-06-201419-06-201451321702-07-2014Treedt in werking op het tijdstip waarop de Archiefbeheersregels\n Veiligheid en Justitie 2014 in werking treden.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n De archiveringsfuncties\n \n \n Artikel\n 2\n Opslaan\n \n Archiefbescheiden worden opgeslagen in een registratiesysteem.\n20141793930-06-201419-06-201451323220141793830-06-201419-06-201451321702-07-2014Treedt in werking op het tijdstip waarop de Archiefbeheersregels\n Veiligheid en Justitie 2014 in werking treden.\n \n Artikel\n 3\n Beschrijven\n \n \n 1\n Ieder archief, archiefbestanddeel en archiefstuk wordt voorzien van een uniek kenmerk en metadata.\n \n \n 2\n Bij het opslaan vindt beschrijving op het niveau van zowel het archiefstuk als het archiefbestanddeel plaats.\n \n \n 3\n Rubriceringen zoals genoemd in het Besluit voorschrift informatiebeveiliging rijksdienst – bijzondere informatie, worden als metadata aan de beschrijving van archiefbescheiden toegevoegd.\n \n \n 4\n Metadata over archiefbescheiden zijn onlosmakelijk verbonden met de archiefbescheiden.\n \n20141793930-06-201419-06-201451323220141793830-06-201419-06-201451321702-07-2014Treedt in werking op het tijdstip waarop de Archiefbeheersregels\n Veiligheid en Justitie 2014 in werking treden.\n \n Artikel\n 4\n Ordenen\n \n Een registratiesysteem wordt ingericht volgens de classificatie die voor het dienstonderdeel geldt.\n20141793930-06-201419-06-201451323220141793830-06-201419-06-201451321702-07-2014Treedt in werking op het tijdstip waarop de Archiefbeheersregels\n Veiligheid en Justitie 2014 in werking treden.\n \n Artikel\n 5\n Beschikbaar stellen\n \n Van iedere beschikbaarstelling van archiefbescheiden worden de volgende gegevens vastgelegd:\n \n \n a.\n de functionaris die de archiefbescheiden beschikbaar gesteld heeft gekregen;\n \n \n b.\n de archiefbescheiden die het betrof en\n \n \n c.\n het moment waarop de archiefbescheiden werden beschikbaar gesteld.\n \n \n20141793930-06-201419-06-201451323220141793830-06-201419-06-201451321702-07-2014Treedt in werking op het tijdstip waarop de Archiefbeheersregels\n Veiligheid en Justitie 2014 in werking treden.\n \n Artikel\n 6\n Bewaren\n \n \n 1\n Het bewaren van archiefbescheiden geschiedt bij een dienstonderdeel, tenzij het beheer is ondergebracht bij een interne of externe dienstverlener.\n \n \n 2\n Van digitale archiefbescheiden worden back-ups gemaakt.\n \n20141793930-06-201419-06-201451323220141793830-06-201419-06-201451321702-07-2014Treedt in werking op het tijdstip waarop de Archiefbeheersregels\n Veiligheid en Justitie 2014 in werking treden.\n \n Artikel\n 7\n Waarderen\n \n Voorstellen voor de waardering van archiefbescheiden worden ingediend bij de directie Informatisering en Inkoop.\n20141793930-06-201419-06-201451323220141793830-06-201419-06-201451321702-07-2014Treedt in werking op het tijdstip waarop de Archiefbeheersregels\n Veiligheid en Justitie 2014 in werking treden.\n \n Artikel\n 8\n Selecteren\n \n Archiefbescheiden worden geselecteerd aan de hand van vastgestelde selectielijsten en door toekenning in het registratiesysteem van metadata over het bewaren, overbrengen dan wel vernietigen en de vernietigingstermijn.\n20141793930-06-201419-06-201451323220141793830-06-201419-06-201451321702-07-2014Treedt in werking op het tijdstip waarop de Archiefbeheersregels\n Veiligheid en Justitie 2014 in werking treden.\n \n Artikel\n 9\n Reproduceren en vervangen\n \n \n 1\n Bij de vervanging van de archiefbescheiden worden schriftelijk vastgelegd;\n \n \n a.\n de functionaris die de archiefbescheiden vervangt;\n \n \n b.\n de archiefbescheiden die worden vervangen;\n \n \n c.\n de reden van vervanging van de archiefbescheiden;\n \n \n d.\n de methode waarmee tot reproductie vooraf aan vervanging wordt overgegaan en\n \n \n e.\n het moment waarop de archiefbescheiden worden vervangen.\n \n \n \n20141793930-06-201419-06-201451323220141793830-06-201419-06-201451321702-07-2014Treedt in werking op het tijdstip waarop de Archiefbeheersregels\n Veiligheid en Justitie 2014 in werking treden.\n \n Artikel\n 10\n Vernietigen\n \n \n 1\n Archiefbescheiden mogen alleen worden vernietigd op grond van een vastgestelde selectielijst.\n \n \n 2\n De datum van de vernietigingstermijn gaat in op:\n \n \n a.\n de sluitingsdatum van het archiefbestanddeel of de sluitingsdatum van het archief of\n \n \n b.\n de datum waarop een in een archiefstuk, archiefbestanddeel of archief genoemde handeling niet langer rechtsgeldig is of\n \n \n c.\n de datum waarop de archiefbescheiden, archiefbestanddelen, het archief niet meer nodig zijn voor de uitvoering van werkzaamheden, processen, handelingen\n \n \n \n \n 3\n Van iedere vernietiging van archiefbescheiden worden schriftelijk vastgelegd:\n \n \n a.\n de functionaris die de archiefbescheiden vernietigt;\n \n \n b.\n de archiefbescheiden die worden vernietigd;\n \n \n c.\n de reden van de vernietiging van de archiefbescheiden;\n \n \n d.\n de methode waarmee de archiefbescheiden worden vernietigd en\n \n \n e.\n het moment waarop de archiefbescheiden worden vernietigd.\n \n \n \n20141793930-06-201419-06-201451323220141793830-06-201419-06-201451321702-07-2014Treedt in werking op het tijdstip waarop de Archiefbeheersregels\n Veiligheid en Justitie 2014 in werking treden.\n \n Artikel\n 11\n Overbrengen\n \n \n 1\n Archiefbescheiden mogen alleen worden overgebracht op grond van een vastgestelde selectielijst.\n \n \n 2\n Van de overbrenging van archiefbescheiden worden schriftelijk vastgelegd:\n \n \n a.\n de functionaris die de overbrenging uitvoert;\n \n \n b.\n de archiefbescheiden die worden overgebracht;\n \n \n c.\n de reden van overbrenging van de archiefbescheiden;\n \n \n d.\n de eventuele beperkende bepalingen aan de openbaarheid van de archiefbescheiden na de overbrenging;\n \n \n e.\n de methode waarmee de archiefbescheiden worden overgebracht en\n \n \n f.\n het moment waarop de archiefbescheiden worden overgebracht.\n \n \n \n20141793930-06-201419-06-201451323220141793830-06-201419-06-201451321702-07-2014Treedt in werking op het tijdstip waarop de Archiefbeheersregels\n Veiligheid en Justitie 2014 in werking treden.\n \n Artikel\n 12\n Reorganisatie\n \n \n 1\n De directie Informatisering en Inkoop adviseert in geval van reorganisatie over de archiefbescheiden betreffende zaken welke op het moment van reorganisatie nog niet zijn afgedaan of overgedragen aan een dienstonderdeel van het ministerie of een ander overheidsorgaan, dat deze zaken zal afdoen.\n \n \n 2\n Van reorganisaties bij een dienstonderdeel dat archiefbescheiden in beheer heeft gegeven bij een interne of externe dienstverlener wordt de dienstverlener onverwijld daarvan in kennis gesteld.\n \n20141793930-06-201419-06-201451323220141793830-06-201419-06-201451321702-07-2014Treedt in werking op het tijdstip waarop de Archiefbeheersregels\n Veiligheid en Justitie 2014 in werking treden.20141793930-06-201419-06-201451323220141793830-06-201419-06-201451321702-07-2014Treedt in werking op het tijdstip waarop de Archiefbeheersregels\n Veiligheid en Justitie 2014 in werking treden.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 13\n Inwerkingtreding\n \n Deze uitvoeringsregeling treedt gelijktijdig in werking met de Archiefbeheersregels Veiligheid en Justitie 2014.\n20141793930-06-201419-06-201451323220141793830-06-201419-06-201451321702-07-2014Treedt in werking op het tijdstip waarop de Archiefbeheersregels\n Veiligheid en Justitie 2014 in werking treden.\n \n Artikel\n 14\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als Uitvoeringsregeling Archiefbeheer Veiligheid en Justitie 2014.\n20141793930-06-201419-06-201451323220141793830-06-201419-06-201451321702-07-2014Treedt in werking op het tijdstip waarop de Archiefbeheersregels\n Veiligheid en Justitie 2014 in werking treden.20141793930-06-201419-06-201451323220141793830-06-201419-06-201451321702-07-2014Treedt in werking op het tijdstip waarop de Archiefbeheersregels\n Veiligheid en Justitie 2014 in werking treden.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De secretaris generaal,\n \n P. \n Cloo\n \n \n20141793930-06-201419-06-201451323220141793830-06-201419-06-201451321702-07-2014Treedt in werking op het tijdstip waarop de Archiefbeheersregels\n Veiligheid en Justitie 2014 in werking treden.\n \n20141793930-06-201419-06-201451323220141793830-06-201419-06-201451321702-07-2014Treedt in werking op het tijdstip waarop de Archiefbeheersregels\n Veiligheid en Justitie 2014 in werking treden.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036548/manifest.xml", "content": "2014-07-022015-07-03T15:18:02+02:002024-04-06T06:07:07+02:00BWBR0036548.WTI2014-07-029999-12-312014-07-029999-12-312015-07-02T02:31:46+02:002017-10-30T23:31:12+01:00f36bfd17e5a0612d0002601807390a82949c1e715c2a514056b97fd8190501d72935ff4f2d54ca1ceb3ac07946d139f4cde6b7f913a1c8335031d9924e1db15a5114", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036549/2013-06-14_1/xml/BWBR0036549_2013-06-14_1.xml", "content": "\n Wet van 16 april 2015 tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een compartimenteringsreserve (Wet compartimenteringsreserve)201515830-04-201516-04-201533713201515830-04-201516-04-20153371301-05-201514-06-201314-06-2013Stb. 2015, 158, datum inwerkingtreding 01-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 14-06-2013.\n Wet compartimenteringsreserve201515830-04-201516-04-201533713201515830-04-201516-04-20153371301-05-201514-06-201314-06-2013Stb. 2015, 158, datum inwerkingtreding 01-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 14-06-2013.\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:\n Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het omwille van een evenwichtige belastingheffing en mede om budgettaire redenen wenselijk is een compartimenteringsreserve in de vennootschapsbelasting in te voeren in geval van sfeerovergangen;\n \n \n Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:\n \n201515830-04-201516-04-201533713201515830-04-201516-04-20153371301-05-201514-06-201314-06-2013Stb. 2015, 158, datum inwerkingtreding 01-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 14-06-2013.\n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.\n \n201515830-04-201516-04-201533713201515830-04-201516-04-20153371301-05-201514-06-201314-06-2013Stb. 2015, 158, datum inwerkingtreding 01-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 14-06-2013.\n \n \n Artikel\n II\n \n Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 14 juni 2013.\n201515830-04-201516-04-201533713201515830-04-201516-04-20153371301-05-201514-06-201314-06-2013Stb. 2015, 158, datum inwerkingtreding 01-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 14-06-2013.\n \n \n Artikel\n III\n \n Deze wet wordt aangehaald als: Wet compartimenteringsreserve.\n201515830-04-201516-04-201533713201515830-04-201516-04-20153371301-05-201514-06-201314-06-2013Stb. 2015, 158, datum inwerkingtreding 01-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 14-06-2013.\n \n \n \n Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.\n \n \n Gegeven te \n \n Wassenaar\n 16 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Staatssecretaris van Financiën, \n \n E.D.\n Wiebes\n \n \n \n de dertigste april 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie, \n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201515830-04-201516-04-201533713201515830-04-201516-04-20153371301-05-201514-06-201314-06-2013Stb. 2015, 158, datum inwerkingtreding 01-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit wetsluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 14-06-2013.\n \n201515830-04-201516-04-201533713201515830-04-201516-04-20153371301-05-201514-06-2013", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036549/2015-05-01_0/xml/BWBR0036549_2015-05-01_0.xml", "content": "\n Wet van 16 april 2015 tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een compartimenteringsreserve (Wet compartimenteringsreserve)201515830-04-201516-04-201533713201515830-04-201516-04-20153371301-05-201514-06-2013\n Wet compartimenteringsreserve201515830-04-201516-04-201533713201515830-04-201516-04-20153371301-05-201514-06-2013\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:\n Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het omwille van een evenwichtige belastingheffing en mede om budgettaire redenen wenselijk is een compartimenteringsreserve in de vennootschapsbelasting in te voeren in geval van sfeerovergangen;\n \n \n Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:\n \n201515830-04-201516-04-201533713201515830-04-201516-04-20153371301-05-201514-06-2013\n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.\n \n201515830-04-201516-04-201533713201515830-04-201516-04-20153371301-05-201514-06-2013\n \n \n Artikel\n II\n \n Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 14 juni 2013.\n201515830-04-201516-04-201533713201515830-04-201516-04-20153371301-05-201514-06-2013\n \n \n Artikel\n III\n \n Deze wet wordt aangehaald als: Wet compartimenteringsreserve.\n201515830-04-201516-04-201533713201515830-04-201516-04-20153371301-05-201514-06-2013\n \n \n \n Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.\n \n \n Gegeven te \n \n Wassenaar\n 16 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Staatssecretaris van Financiën, \n \n E.D.\n Wiebes\n \n \n \n de dertigste april 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie, \n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201515830-04-201516-04-201533713201515830-04-201516-04-20153371301-05-201514-06-2013\n \n201515830-04-201516-04-201533713201515830-04-201516-04-20153371301-05-201514-06-2013", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036549/manifest.xml", "content": "2015-05-012017-05-012013-06-14tot-en-met2015-07-04T05:36:28+02:002017-01-06T18:24:26+01:00BWBR0036549.WTI2015-05-019999-12-312015-05-019999-12-312015-07-02T02:32:01+02:002017-10-30T23:26:25+01:00985bee6bb56fbc6227889ae4d0df5e97d73f55255121191dec22a72efd133646b7037bf5b740cfc2b985611f5177f11af832ebb9f24f5f5c08e9ea67bccb4c1e23572013-06-142015-04-302015-05-019999-12-312015-07-02T02:32:02+02:002016-01-12T08:34:45+01:0015a73bdd012e07dee8b9924c3a6de044e18bd6f1183c5b3eaf05e775dc52f7ef8ea88d19d7f1e810df5722f8d59817dca227a7812e7747a2bd17ef6a652c01ce2528", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036550/2015-07-09_0/xml/BWBR0036550_2015-07-09_0.xml", "content": "\n Wet van 16 april 2015 tot implementatie van de Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG en uitvoering van de Verordening (EU) nr. 524/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende onlinebeslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (Implementatiewet buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten)201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n Implementatiewet buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:\n Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is te voorzien in wettelijke regels om uitvoering te geven aan Richtlijn 2013/11/EU van het Europees parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (PbEU 2013, L165) alsmede aan Verordening (EU) Nr. 524/2013 van het Europees parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende onlinebeslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (PbEU 2013, L165);\n \n \n Zo is het, dat Wij, de Afdeling Advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Definities en toepassingsbereik\n \n \n Artikel\n 1\n \n \n 1\n In deze wet wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n consument: iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit vallen;\n \n \n b.\n \n ondernemer: iedere natuurlijke of rechtspersoon die handelt in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit, al dan niet mede via een andere persoon die namens hem of voor zijn rekening optreedt;\n \n \n c.\n \n koopovereenkomst: de overeenkomst, bedoeld in artikel 1 van Boek 7 Burgerlijk Wetboek, die wordt gesloten tussen een consument en een ondernemer, met inbegrip van elke overeenkomst die zowel goederen als diensten betreft;\n \n \n d.\n \n overeenkomst tot het verrichten van diensten: iedere andere overeenkomst dan een koopovereenkomst, waarbij de ondernemer zich jegens de consument verbindt een dienst te verrichten en de consument zich verbindt de prijs daarvan te betalen;\n \n \n e.\n \n binnenlands geschil: een geschil dat voortvloeit uit een koopovereenkomst of een overeenkomst tot het verrichten van diensten, wanneer de consument, op het tijdstip waarop de overeenkomst is gesloten, woonachtig is in dezelfde lidstaat als die waar de ondernemer is gevestigd;\n \n \n f.\n \n grensoverschrijdend geschil: een geschil dat voortvloeit uit een koopovereenkomst of een overeenkomst tot het verrichten van diensten, wanneer de consument, op het tijdstip waarop de overeenkomst is gesloten, woonachtig is in een andere lidstaat dan die waar de ondernemer is gevestigd;\n \n \n g.\n \n procedure tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting: een procedure als bedoeld in artikel 2 die voldoet aan de vereisten van deze wet en door een instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting in de zin van deze wet wordt uitgevoerd;\n \n \n h.\n \n instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting: een in Nederland gevestigde instantie, ongeacht de benaming, die op duurzame basis is opgericht en de beslechting van een geschil door middel van een procedure tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting aanbiedt en die is aangewezen op grond van artikel 16 lid 1;\n \n \n i.\n \n Onze Minister die het aangaat: Onze Minister op wiens beleidsterrein het onderwerp van geschil ligt.\n \n \n j.\n \n duurzame gegevensdrager: ieder hulpmiddel dat de consument of de ondernemer in staat stelt om persoonlijk aan hem gerichte informatie op te slaan op een wijze die deze informatie toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is aangepast aan het doel waarvoor de informatie is bestemd, en die een ongewijzigde weergave van de opgeslagen informatie mogelijk maakt;\n \n \n k.\n \n Richtlijn 2013/11/ EU:\n richtlijn 2013/11/EU van het Europees parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve geschillenbeslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn nr. 2009/22/EG (PbEU 2013, L165);\n \n \n l.\n \n Verordening (EU) nr. 524/2013: verordening (EU) nr. 524/ 2013 van het Europees parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende onlinebeslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (PbEU 2013, L165).\n \n \n \n \n 2\n Een ondernemer is gevestigd:\n \n \n –\n waar zijn bedrijf is gevestigd, indien de ondernemer een natuurlijke persoon is;\n \n \n –\n waar de statutaire zetel of het hoofdbestuur is of het bedrijf wordt uitgeoefend, met inbegrip van een filiaal, agentschap of enige andere vestiging, indien de ondernemer een vennootschap of andere rechtspersoon of een vereniging van natuurlijke of rechtspersonen is.\n \n \n \n \n 3\n Een instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting is gevestigd:\n \n \n –\n indien de werking ervan wordt verzekerd door een natuurlijke persoon, op de plaats waar de instantie de activiteiten tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting verricht;\n \n \n –\n indien de werking ervan wordt verzekerd door een rechtspersoon of vereniging van natuurlijke of rechtspersonen, op de plaats waar die rechtspersoon of vereniging van natuurlijke of rechtspersonen de activiteiten tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting verricht of zijn statutaire zetel heeft;\n \n \n –\n indien de werking ervan wordt verzekerd door een overheidsinstantie of ander publiekrechtelijk lichaam, op de plaats waar de zetel is van die overheidsinstantie of dat publiekrechtelijk lichaam.\n \n \n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Deze wet is van toepassing op procedures tot buitengerechtelijke beslechting van binnenlandse en grensoverschrijdende geschillen die voortvloeien uit een koopovereenkomst of een overeenkomst tot het verrichten van diensten tussen een in Nederland gevestigde ondernemer en een in de Europese Unie woonachtige consument, door tussenkomst van een instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting die een oplossing voorstelt of oplegt, of die de partijen bijeenbrengt teneinde een minnelijke schikking te vergemakkelijken.\n \n \n 2\n Deze wet is niet van toepassing op:\n \n \n a.\n procedures voor geschillenbeslechtingsinstanties waarbij de met de geschillenbeslechting belaste natuurlijke personen uitsluitend in dienst zijn van of uitsluitend een vergoeding ontvangen van de individuele ondernemer;\n \n \n b.\n procedures inzake systemen voor de afhandeling van consumentenklachten waarvan de werking door de ondernemer wordt verzekerd;\n \n \n c.\n niet-economische diensten van algemeen belang;\n \n \n d.\n geschillen tussen ondernemers;\n \n \n e.\n rechtstreekse onderhandelingen tussen de consument en de ondernemer;\n \n \n f.\n pogingen van een rechter om een schikking te beproeven in het kader van een gerechtelijke procedure met betrekking tot dat geschil;\n \n \n g.\n door een ondernemer tegen een consument ingeleide procedures;\n \n \n h.\n gezondheidsdiensten die door gezondheidswerkers aan patiënten worden verstrekt om de gezondheidstoestand van die patiënten te beoordelen, te behouden of te herstellen, waaronder begrepen het voorschrijven en het verstrekken van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen.\n \n \n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Toegang tot en eisen aan instanties en procedures tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Geschillen als bedoeld in artikel 2 lid 1 kunnen worden voorgelegd aan een instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting. Is voor een geschil geen specifieke instantie aanwezig, dan kan het geschil worden voorgelegd aan een daartoe specifiek door de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken ingestelde geschillencommissie.\n \n \n 2\n Een instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting kan in haar procesreglement bepalen een geschil niet te behandelen op één of meer van de volgende gronden:\n \n \n a.\n de consument heeft niet geprobeerd contact op te nemen met de betrokken ondernemer om zijn klacht te bespreken en te trachten het probleem in eerste instantie rechtstreeks met de ondernemer op te lossen;\n \n \n b.\n het geschil is van gering belang of vexatoir;\n \n \n c.\n het geschil is reeds eerder door een andere instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting of door een rechter in behandeling genomen;\n \n \n d.\n de waarde van de vordering valt onder of boven een vooraf vaststaand drempelbedrag;\n \n \n e.\n de consument heeft zijn klacht niet binnen een vooraf vaststaande termijn aan de instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting voorgelegd; deze termijn wordt niet bepaald op minder dan een jaar vanaf de datum waarop de consument een klacht bij de ondernemer indiende;\n \n \n f.\n de behandeling van een dergelijk geschil zou de effectieve werking van de instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting anderszins ernstig in het gedrang brengen.\n \n \n \n \n 3\n Indien een instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting, overeenkomstig haar procesreglement, een geschil dat aan haar is voorgelegd niet in behandeling kan nemen, verstrekt deze instantie binnen drie weken na ontvangst van het volledige klachtdossier aan beide partijen een gemotiveerde toelichting van de redenen om het geschil niet in behandeling te nemen.\n \n \n 4\n Procedurevoorschriften als bedoeld in lid 2 mogen de toegang van consumenten tot procedures tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting niet aanzienlijk belemmeren.\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 4\n \n De instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting:\n \n \n a.\n onderhoudt een geactualiseerde website die de partijen gemakkelijk toegang biedt tot informatie betreffende de procedure tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting en consumenten in staat stelt om elektronisch een klacht in te dienen en de nodige bewijsstukken te verzenden;\n \n \n b.\n verstrekt de partijen op hun verzoek de in onderdeel a bedoelde informatie op een duurzame gegevensdrager;\n \n \n c.\n stelt de consument zo nodig in staat een klacht anders dan elektronisch in te dienen;\n \n \n d.\n biedt de mogelijkheid tot uitwisseling van informatie tussen de partijen langs elektronische weg of, indien van toepassing, per post;\n \n \n e.\n neemt zowel binnenlandse als grensoverschrijdende geschillen in behandeling, met inbegrip van geschillen die vallen onder Verordening (EU) nr. 524/ 2013.\n \n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n De noodzakelijke deskundigheid, onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de met de buitengerechtelijke geschillenbeslechting belaste natuurlijke personen wordt gewaarborgd door de instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting, die ervoor zorg draagt dat die personen:\n \n \n a.\n over de noodzakelijke kennis en vaardigheden beschikken op het gebied van buitengerechtelijke of gerechtelijke beslechting van consumentengeschillen, alsmede over een algemeen begrip van het recht;\n \n \n b.\n worden aangewezen voor een ambtstermijn die voldoende lang is om de onafhankelijkheid van hun optreden te verzekeren en dat zij niet zonder geldige reden van hun taken kunnen worden ontheven;\n \n \n c.\n niet gehouden zijn instructies van een van beide partijen of hun vertegenwoordigers aan te nemen;\n \n \n d.\n een vergoeding ontvangen die niet met de uitkomst van de procedure verband houdt;\n \n \n e.\n de instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting onverwijld in kennis stellen van alle omstandigheden die van invloed kunnen zijn, of kunnen worden gezien als zijnde van invloed, op hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid of aanleiding kunnen geven tot een belangenconflict met een van de partijen bij het geschil dat hun ter beslechting wordt voorgelegd. De verplichting tot openbaarmaking blijft gedurende de gehele procedure tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting bestaan.\n \n \n \n \n 2\n Onverminderd artikel 8 lid 2, onderdeel a, beschikken instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting ingeval sprake is van de in lid 1, onderdeel e, bedoelde omstandigheden over procedures die waarborgen dat:\n \n \n a.\n de betrokken natuurlijke persoon wordt vervangen door een andere natuurlijke persoon die met het voeren van de procedure tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting wordt belast; of als dat niet mogelijk is,\n \n \n b.\n de betrokken natuurlijke persoon ervan afziet de procedure tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting te voeren en dat, indien mogelijk, de instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting de partijen voorstelt het geschil voor te leggen aan een andere instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting die bevoegd is om het geschil te behandelen; of als dat niet mogelijk is,\n \n \n c.\n de omstandigheden ter kennis van de partijen worden gebracht en de betrokken natuurlijke persoon alleen toestemming heeft om de procedure tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting voort te zetten indien de partijen, na in kennis te zijn gesteld van de omstandigheden en van hun recht bezwaar te maken, geen bezwaar hebben gemaakt.\n \n \n \n \n 3\n Lid 1, onderdeel e, en lid 2, onderdeel a, zijn niet van toepassing op de instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting die uit één natuurlijke persoon bestaat.\n \n \n 4\n De met de buitengerechtelijke geschillenbeslechting belaste natuurlijke personen die uitsluitend in dienst zijn van of uitsluitend een vergoeding ontvangen van een beroeps- of bedrijfsorganisatie waarvan de ondernemer betrokken in het geschil lid is, voldoen aan de vereisten van leden 1 en 5, en beschikken over een afzonderlijk, specifiek en voor de vervulling van hun taken toereikend budget. Dit lid is niet van toepassing indien de betrokken natuurlijke personen deel uitmaken van een collegiaal orgaan waarin een gelijk aantal vertegenwoordigers zitting heeft van de beroeps- of bedrijfsorganisatie waarbij zij in dienst zijn of waarvan zij een vergoeding ontvangen, enerzijds, en van consumentenorganisaties, anderzijds.\n \n \n 5\n Instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting waar de met de geschillenbeslechting belaste natuurlijke personen deel uitmaken van een collegiaal orgaan, voorzien erin dat in dit orgaan een gelijk aantal vertegenwoordigers van consumentenbelangen en vertegenwoordigers van ondernemersbelangen zitting heeft.\n \n \n 6\n Onze Minister die het aangaat houdt toezicht op eventuele opleidingsprogramma’s van de instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting ten behoeve van de met de buitengerechtelijke geschillenbeslechting belaste natuurlijke personen op basis van de informatie verstrekt op grond van artikel 18, onderdeel g.\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n De instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting maken op hun website, op een duurzame gegevensdrager indien daarom wordt verzocht, en op elke andere wijze die zij geschikt, duidelijk en gemakkelijk te begrijpen achten, de volgende informatie voor het publiek toegankelijk:\n \n \n a.\n hun contactgegevens, waaronder postadres en e-mailadres;\n \n \n b.\n het feit dat instanties zijn opgenomen in de lijst volgens artikel 19 lid 1;\n \n \n c.\n welke natuurlijke personen belast zijn met de geschillenbeslechting, hoe deze worden aangewezen en wat de duur van hun ambtstermijn is;\n \n \n d.\n of zij, voor zover van toepassing, zijn aangesloten bij netwerken van instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting ter vergemakkelijking van de grensoverschrijdende geschillenbeslechting;\n \n \n e.\n voor de behandeling van welke soorten geschillen zij bevoegd zijn, inclusief elke toepasselijke drempel;\n \n \n f.\n welke procedurevoorschriften op de beslechting van een geschil van toepassing zijn en op welke gronden de instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting mag weigeren een gegeven geschil te behandelen overeenkomstig artikel 3 lid 2;\n \n \n g.\n in welke taal of talen klachten bij de instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting kunnen worden ingediend en in welke talen de procedure wordt gevoerd;\n \n \n h.\n op welke soorten voorschriften de instantie zich bij de geschillenbeslechting kan baseren;\n \n \n i.\n welke stappen de partijen eventueel vooraf moeten zetten voordat een procedure tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting kan worden ingeleid, met inbegrip van een poging door de consument om met de ondernemer rechtstreeks tot een schikking van de zaak te komen;\n \n \n j.\n of de partijen zich uit de procedure kunnen terugtrekken;\n \n \n k.\n welke kosten in voorkomend geval voor rekening van partijen komen, met inbegrip van de regels inzake de verwijzing in de kosten aan het einde van de procedure;\n \n \n l.\n hoe lang de procedure gemiddeld duurt;\n \n \n m.\n welke rechtsgevolgen de uitkomst van de procedure heeft, met inbegrip van de sancties op het niet-naleven in het geval van een beslissing met bindende werking voor de partijen, voor zover van toepassing;\n \n \n n.\n in hoeverre, voor zover ter zake doend, de beslissing in een procedure ten uitvoer kan worden gelegd.\n \n \n \n \n 2\n Instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting maken op hun website, op een duurzame gegevensdrager indien daarom wordt verzocht, en op elke andere wijze die zij geschikt achten, jaarlijkse activiteitenverslagen voor het publiek toegankelijk. Deze verslagen bevatten de volgende informatie met betrekking tot zowel binnenlandse als grensoverschrijdende geschillen:\n \n \n a.\n het aantal voorgelegde geschillen en de soorten klachten waarop zij betrekking hebben;\n \n \n b.\n eventuele systematische of aanzienlijke, veelvuldig voorkomende problemen die leiden tot geschillen tussen consumenten en ondernemers;\n \n \n c.\n het percentage geschillen dat de instantie heeft geweigerd te behandelen en het procentuele aandeel van de soorten gronden voor weigering, bedoeld in artikel 3 lid 2;\n \n \n d.\n het procentuele aandeel van de procedures die zijn stopgezet en, voor zover bekend, de redenen van stopzetting;\n \n \n e.\n de gemiddelde tijd die de beslechting van geschillen in beslag heeft genomen;\n \n \n f.\n voor zover bekend, het percentage van de gevallen waarin de uitkomsten van de procedures zijn nageleefd;\n \n \n g.\n of er, voor zover van toepassing, sprake was van samenwerking binnen netwerken van instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting ter vergemakkelijking van de beslechting van grensoverschrijdende geschillen.\n \n \n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 7\n \n De instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting draagt er in haar procesreglement zorg voor dat de procedures tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting doeltreffend zijn en voldoen aan de volgende vereisten:\n \n \n a.\n de procedure is zowel elektronisch als niet elektronisch beschikbaar en gemakkelijk toegankelijk voor beide partijen, ongeacht de plaats waar de partijen zich bevinden;\n \n \n b.\n de partijen hebben toegang tot de procedure zonder verplicht te zijn van een advocaat of een juridisch adviseur gebruik te maken, maar de procedure ontneemt de partijen niet het recht om in enig stadium van de procedure onafhankelijk advies in te winnen of zich door een derde te laten vertegenwoordigen of te laten bijstaan;\n \n \n c.\n de procedure is voor consumenten kosteloos of tegen een geringe vergoeding beschikbaar;\n \n \n d.\n de instantie die een klacht heeft ontvangen, brengt de partijen bij het geschil op de hoogte zodra zij alle documenten met de relevante informatie over de klacht heeft ontvangen;\n \n \n e.\n de uitkomst van de procedure wordt beschikbaar gesteld binnen een termijn van 90 kalenderdagen vanaf de datum waarop de instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting het volledige dossier van de klacht heeft ontvangen. In het geval van zeer complexe geschillen kan de met de klacht belaste instantie de termijn van 90 kalenderdagen verlengen. De partijen worden van elke verlenging van die termijn op de hoogte gesteld, alsmede van de tijd die nodig wordt geacht om het geschil te kunnen beëindigen.\n \n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 8\n \n \n 1\n De instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting draagt er in haar procesreglement zorg voor dat in procedures tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting:\n \n \n a.\n de partijen de mogelijkheid hebben om, binnen een redelijke termijn, hun standpunt kenbaar te maken, in kennis worden gesteld van alle argumenten, bewijsstukken, documenten en feiten die door de andere partij naar voren worden gebracht, alsmede van eventuele door deskundigen afgelegde verklaringen en ingenomen standpunten, en om daarop te reageren;\n \n \n b.\n de partijen ervan in kennis worden gesteld dat zij niet verplicht zijn gebruik te maken van een advocaat of juridisch adviseur maar dat zij in elk stadium van de procedure onafhankelijk advies kunnen inwinnen of zich door een derde kunnen laten vertegenwoordigen of laten bijstaan;\n \n \n c.\n de partijen schriftelijk of op een duurzame gegevensdrager van de uitkomst van de procedure in kennis worden gesteld, alsmede van de redenen waarop de uitkomst is gebaseerd.\n \n \n \n \n 2\n De instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting draagt er in haar procesreglement zorg voor dat in procedures die zijn gericht op beslechting van het geschil door het voorstellen van een oplossing:\n \n \n a.\n partijen, voor de aanvang van de procedure in kennis worden gesteld van hun recht zich in elk stadium uit de procedure terug te trekken, indien zij ontevreden zijn over de wijze waarop de procedure verloopt of wordt gevoerd. Indien de ondernemer verplicht is deel te nemen aan procedures tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting, geldt dit alleen voor de consument;\n \n \n b.\n partijen, voordat zij met de voorgestelde oplossing instemmen of er gevolg aan geven, worden geïnformeerd over het feit dat:\n \n \n i.\n zij de keuze hebben om al dan niet met de voorgestelde oplossing in te stemmen of er gevolg aan te geven;\n \n \n ii.\n de deelname aan de procedure de mogelijkheid om zich tot de rechter te wenden onverlet laat;\n \n \n iii.\n de voorgestelde oplossing kan verschillen van een door een rechter aan de hand van wettelijke regels bepaalde uitkomst;\n \n \n \n \n c.\n partijen, voordat zij met een voorgestelde oplossing instemmen of er gevolg aan geven, worden geïnformeerd over de rechtsgevolgen hiervan;\n \n \n d.\n partijen, voordat zij met een voorgestelde oplossing of minnelijke schikking instemmen, voldoende tijd krijgen om over het voorstel na te denken.\n \n \n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 9\n \n \n 1\n Een vóór het ontstaan van het geschil gesloten overeenkomst tussen een consument en een ondernemer om geschillen voor te leggen aan een instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting kan niet aan de consument worden tegengeworpen, indien die overeenkomst tot gevolg heeft dat de consument het recht wordt ontnomen zich voor de beslechting van het geschil tot de rechter te wenden. Van dit lid kan niet ten nadele van de consument worden afgeweken.\n \n \n 2\n Een beslissing, gegeven in een procedure tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting, kan alleen bindend zijn voor partijen als partijen vooraf zijn geïnformeerd over het bindende karakter van de beslissing en zij daarmee uitdrukkelijk hebben ingestemd.\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 10\n \n \n 1\n In procedures tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting die erop gericht zijn het geschil te beslechten door aan de consument een oplossing op te leggen, mag de oplossing er niet toe leiden dat voor de consument de bescherming weg valt van:\n \n \n a.\n de bepalingen waarvan bij overeenkomst niet kan worden afgeweken op grond van het Nederlandse recht, indien de consument en de ondernemer hun gewone verblijfplaats respectievelijk plaats van vestiging in Nederland hebben;\n \n \n b.\n de bepalingen waarvan bij overeenkomst niet kan worden afgeweken op grond van het recht van de lidstaat waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft, indien het op de koopovereenkomst of overeenkomst tot het verrichten van diensten toepasselijke recht wordt bepaald overeenkomstig artikel 6 leden 1 en 2 van Verordening (EG) nr. 593/2008;\n \n \n c.\n de dwingende bepalingen van het recht van de lidstaat waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft, indien het op de koopovereenkomst of overeenkomst tot het verrichten van diensten toepasselijke recht wordt bepaald overeenkomstig artikel 5 leden 1 tot en met 3 van het Verdrag van Rome van 19 juni 1980 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst.\n \n \n \n \n 2\n Op procedures tot buitengerechtelijke geschilbeslechting die beslecht worden door een vaststelling als bedoeld in artikel 7: 900 van het Burgerlijk Wetboek is artikel 7: 902 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing.\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 11\n \n \n 1\n De verjaring van een rechtsvordering wordt gestuit door de aanvang van een procedure tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting waarvan de uitkomst niet bindend is.\n \n \n 2\n Door stuiting van de verjaring van een rechtsvordering als bedoeld in lid 1 begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen met de aanvang van de dag volgend op de dag dat de procedure tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting is geëindigd doordat een van de partijen of de instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting aan de andere partij schriftelijk heeft meegedeeld dat de procedure tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting is geëindigd of doordat in de procedure tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting gedurende een periode van zes maanden door geen van de partijen enige handeling is verricht. De nieuwe verjaringstermijn is gelijk aan de oorspronkelijke, doch niet langer dan drie jaar. Niettemin treedt de verjaring in geen geval op een eerder tijdstip in dan dat waarop ook de oorspronkelijke termijn zonder stuiting zou zijn verstreken.\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Informatie en samenwerking\n \n \n Artikel\n 12\n \n \n 1\n Een in Nederland gevestigde ondernemer informeert de consument over de instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting waaronder hij valt, indien hij zich ertoe verbindt of verplicht is gebruik te maken van deze instantie. De informatie omvat het website-adres van de betrokken instantie.\n \n \n 2\n De in lid 1 bedoelde informatie is op duidelijke, begrijpelijke en eenvoudige wijze toegankelijk op de website van de ondernemer, voor zover hij over een website beschikt, en, in voorkomend geval, in de algemene voorwaarden van tussen de ondernemer en een consument gesloten koopovereenkomst of overeenkomst tot het verrichten van diensten.\n \n \n 3\n Wanneer het niet mogelijk is gebleken een geschil tussen een consument en een in Nederland gevestigde ondernemer naar aanleiding van een rechtstreeks door de consument bij de ondernemer ingediende klacht te beslechten, verstrekt de ondernemer de in lid 1 bedoelde informatie aan de consument en vermeldt hij daarbij of hij voor het beslechten van het geschil gebruik zal maken van de relevante instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting. Deze informatie wordt op papier of op een andere duurzame drager verstrekt.\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 13\n \n Het Europees Consumenten Centrum staat consumenten bij om in geschillen die voortvloeien uit grensoverschrijdende koopovereenkomsten of overeenkomsten tot het verrichten van diensten toegang te verkrijgen tot instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting die in een andere lidstaat bevoegd zijn.\n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 14\n \n \n 1\n De instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting en het Europees Consumenten Centrum maken de in artikel 20 lid 4 van de Richtlijn 2013/11 EU bedoelde lijst van instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting voor het publiek toegankelijk. Dit geschiedt door middel van een link op hun website naar de website van de Europese Commissie, en voor zover mogelijk, op een duurzame gegevensdrager in hun ruimten.\n \n \n 2\n Onze Minister die het aangaat bevordert dat betrokken consumenten- en bedrijfsorganisaties de lijst, genoemd in lid 1, eveneens voor het publiek toegankelijk maken.\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 15\n \n \n 1\n Onze Minister die het aangaat bevordert de samenwerking tussen de instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting en de nationale instanties belast met de handhaving van rechtshandelingen van de Unie inzake consumentenbescherming.\n \n \n 2\n De samenwerking, genoemd in lid 1, omvat in het bijzonder de uitwisseling van gegevens over praktijken in specifieke bedrijfssectoren waarover er herhaaldelijk klachten van consumenten zijn binnengekomen. Zij omvat tevens de terbeschikkingstelling door die nationale instanties aan de instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting van technische evaluaties en informatie, wanneer die voor de afhandeling van individuele geschillen noodzakelijk zijn en zij reeds beschikbaar zijn.\n \n \n 3\n Dit artikel doet geen afbreuk aan bepalingen betreffende het beroeps- en bedrijfsgeheim die van toepassing zijn op nationale instanties welke belast zijn met de handhaving van de rechtshandelingen van de Unie inzake consumentenbescherming. Voor de instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting gelden de voorschriften inzake het beroepsgeheim of een gelijkwaardige geheimhoudingsplicht zoals die gelden op grond van het nationale recht.\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Aanwijzing, rapportage en handhaving\n \n \n 1\n \n Bevoegdheid tot aanwijzing en intrekking van een aanwijzing\n \n \n \n Artikel\n 16\n \n \n 1\n Onze Minister die het aangaat kan een instantie aanwijzen als instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting als bedoeld in deze wet of een aanwijzing intrekken. Van een besluit tot aanwijzing of intrekking van een aanwijzing wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.\n \n \n 2\n Onze Minister die het aangaat is Onze Minister van Veiligheid en Justitie, indien de verplichtingen uit dit hoofdstuk betrekking hebben op de Stichting Geschillencommissies Consumentenzaken.\n \n \n 3\n Onze Minister die het aangaat doet van een aanwijzing of van een intrekking van een aanwijzing als bedoeld in lid 1 onverwijld mededeling aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie.\n \n \n 4\n Onze Minister van Veiligheid en Justitie stelt de Europese Commissie in kennis van de aanwijzing van een instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting en van de intrekking van een aanwijzing.\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n 2\n \n Gronden voor aanwijzing en intrekking van een aanwijzing\n \n \n \n Artikel\n 17\n \n \n 1\n Instanties die voor aanwijzing als instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting in aanmerking wensen te komen, doen hiertoe een aanvraag bij Onze Minister die het aangaat, onder verstrekking van de volgende gegevens:\n \n \n a.\n hun naam, contactgegevens en internetadres;\n \n \n b.\n informatie over hun structuur en financiering, met inbegrip van informatie over de natuurlijke personen die zijn belast met de buitengerechtelijke geschillenbeslechting, over hun vergoeding, over hun ambtstermijn en over hun werkgever;\n \n \n c.\n hun procedurevoorschriften;\n \n \n d.\n de verschuldigde vergoedingen, indien van toepassing;\n \n \n e.\n de gemiddelde duur van de procedures tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting;\n \n \n f.\n de taal of talen waarin klachten kunnen worden ingediend en de procedure kan worden gevoerd;\n \n \n g.\n een verklaring betreffende de soorten geschillen waarvoor de procedure geldt;\n \n \n h.\n de gronden waarop de instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting mag weigeren een gegeven geschil in behandeling te nemen overeenkomstig artikel 3 lid 2;\n \n \n i.\n een met redenen omklede verklaring of de instantie kan worden gekwalificeerd als een instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting in de zin van deze wet en of zij voldoet aan de in hoofdstuk 2 gestelde kwaliteitseisen;\n \n \n j.\n indien van toepassing, documenten op grond waarvan Onze Minister die het aangaat kan beoordelen of de instantie voldoet aan andere vereisten, die op grond van andere nationale regelgeving op haar van toepassing zijn.\n \n \n \n \n 2\n Onze Minister die het aangaat beoordeelt op basis van de in lid 1 verstrekte informatie of een instantie in aanmerking komt voor een aanwijzing als bedoeld in artikel 16 lid 1.\n \n \n 3\n Indien de informatie, genoemd in lid 1, onderdeel a tot en met h, wijzigingen ondergaat, delen de instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting deze wijzigingen onverwijld mee aan Onze Minister die het aangaat. Onze Minister die het aangaat deelt deze wijzigingen mee aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie.\n \n \n 4\n Indien een instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting niet langer voldoet aan de eisen op grond van hoofdstuk 2 of artikel 17 lid 1, onderdeel j, verzoekt Onze Minister die het aangaat deze instantie gemotiveerd en schriftelijk om binnen een termijn van drie maanden alsnog aan deze eisen te voldoen. Indien de instantie na drie maanden in gebreke blijft, trekt Onze Minister die het aangaat de aanwijzing geheel of gedeeltelijk in.\n \n \n 5\n Indien een instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting niet langer voldoet aan de eisen op grond van artikel 9 lid 7 en artikel 10 van Verordening (EU) nr. 524/2013, verzoekt Onze Minister die het aangaat deze instantie gemotiveerd en schriftelijk om binnen een termijn van drie maanden alsnog aan deze eisen te voldoen. Indien de instantie na drie maanden in gebreke blijft, trekt Onze Minister die het aangaat de aanwijzing geheel of gedeeltelijk in.\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n 3\n \n Rapportageplicht\n \n \n \n Artikel\n 18\n \n Instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting verstrekken aan Onze Minister die het aangaat ten minste iedere twee jaar de volgende gegevens:\n \n \n a.\n het aantal voorgelegde geschillen en het soort klachten waarop zij betrekking hebben;\n \n \n b.\n het procentuele aandeel procedures die zonder uitkomst zijn stopgezet;\n \n \n c.\n de gemiddelde tijd die nodig was voor de beslechting van de voorgelegde geschillen;\n \n \n d.\n voor zover bekend, het percentage gevallen waarin de uitkomsten van de procedures zijn nageleefd;\n \n \n e.\n eventuele systematische of aanzienlijke, veelvoorkomende problemen die leiden tot geschillen tussen consumenten en ondernemers;\n \n \n f.\n in voorkomend geval, een beoordeling van de doeltreffendheid van hun samenwerking binnen netwerken van instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting ter vergemakkelijking van de beslechting van grensoverschrijdende geschillen;\n \n \n g.\n in voorkomend geval, de opleiding die overeenkomstig artikel 5 lid 6 aan met de geschillenbeslechting belaste natuurlijke personen wordt verstrekt;\n \n \n h.\n een evaluatie van de doeltreffendheid van de door de instantie aangeboden procedure en van de mogelijke manieren om de prestaties daarvan te verbeteren.\n \n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Informatie ten behoeve van kennisgeving aan de Europese Commissie\n \n \n Artikel\n 19\n \n \n 1\n Onze Minister van Veiligheid en Justitie stelt een lijst op van de op grond van artikel 16 lid 1 aangewezen instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting. Deze lijst bevat de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam, contactgegevens en internetadressen van de betreffende instanties;\n \n \n b.\n de verschuldigde vergoedingen, indien van toepassing;\n \n \n c.\n de taal of talen waarin klachten kunnen worden ingediend en de procedure kan worden gevoerd;\n \n \n d.\n de soorten geschillen waarvoor de procedure geldt;\n \n \n e.\n de door elke instantie bestreken sectoren en soorten geschillen;\n \n \n f.\n indien van toepassing, de noodzaak dat partijen of hun vertegenwoordigers fysiek aanwezig zijn, met inbegrip van een verklaring van de instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting over het feit of de procedure een mondelinge of schriftelijke procedure is of kan zijn;\n \n \n g.\n de al dan niet bindende aard van de uitkomst van de procedure; en\n \n \n h.\n de gronden waarop de instantie mag weigeren een gegeven geschil in behandeling te nemen overeenkomstig artikel 3 lid 2.\n \n \n \n \n 2\n Onze Minister van Veiligheid en Justitie deelt de in lid 1 genoemde lijst, alsmede wijzigingen hiervan op grond van artikel 17 lid 3 mee aan de Europese Commissie.\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 20\n \n \n 1\n Onze Minister van Veiligheid en Justitie, maakt de lijst, genoemd in artikel 20 lid 4 van de Richtlijn 2013/11/EU op zijn website voor het publiek beschikbaar door middel van een link naar de website van de Europese Commissie. Daarnaast maakt Onze Minister die het aangaat deze lijst op een duurzame gegevensdrager voor het publiek beschikbaar.\n \n \n 2\n Onze Minister die het aangaat, maakt op uiterlijk 9 juli 2018 en vervolgens om de vier jaar een verslag over de ontwikkeling en het functioneren van de instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting en stuurt dit aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie. Onze Minister van Veiligheid en Justitie maakt dit verslag bekend en geleidt het door aan de Europese Commissie. In het verslag worden met name:\n \n \n a.\n de beste praktijken van de betreffende instanties aangegeven;\n \n \n b.\n in voorkomend geval en onderbouwd met statistische gegevens, de tekortkomingen aangeduid die een belemmering vormen voor het functioneren van de instanties, voor zowel binnenlandse als grensoverschrijdende geschillen;\n \n \n c.\n in voorkomend geval, aanbevelingen gedaan voor het verbeteren van het doeltreffende en doelmatige functioneren van de instanties.\n \n \n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 6\n Wijziging van andere wetten\n \n \n Artikel\n 21\n \n \n Wijzigt de Wet handhaving consumentenbescherming.\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 22\n \n \n Wijzigt de Wet op het financieel toezicht.\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 7\n Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel\n \n \n Artikel\n 23\n \n \n Hoofdstuk 2 van deze wet is van toepassing op procedures tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting die bij een instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting aanhangig zijn geworden op of na de datum van inwerkingtreding van deze wet.\n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 24\n \n Deze wet treedt in werking op 9 juli 2015. Wordt het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst later uitgegeven dan 8 juli 2015, dan treedt zij in werking op de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.\n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 25\n \n Deze wet wordt aangehaald als: Implementatiewet buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten.\n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.\n \n \n Gegeven te \n \n Wassenaar\n 16 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Veiligheid en Justitie, \n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n de dertigste april 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie, \n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036550/2018-09-19_0/xml/BWBR0036550_2018-09-19_0.xml", "content": "\n Wet van 16 april 2015 tot implementatie van de Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG en uitvoering van de Verordening (EU) nr. 524/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende onlinebeslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (Implementatiewet buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten)201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n Implementatiewet buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:\n Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is te voorzien in wettelijke regels om uitvoering te geven aan Richtlijn 2013/11/EU van het Europees parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (PbEU 2013, L165) alsmede aan Verordening (EU) Nr. 524/2013 van het Europees parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende onlinebeslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (PbEU 2013, L165);\n \n \n Zo is het, dat Wij, de Afdeling Advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Definities en toepassingsbereik\n \n \n Artikel\n 1\n \n \n 1\n In deze wet wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n consument: iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit vallen;\n \n \n b.\n \n ondernemer: iedere natuurlijke of rechtspersoon die handelt in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit, al dan niet mede via een andere persoon die namens hem of voor zijn rekening optreedt;\n \n \n c.\n \n koopovereenkomst: de overeenkomst, bedoeld in artikel 1 van Boek 7 Burgerlijk Wetboek, die wordt gesloten tussen een consument en een ondernemer, met inbegrip van elke overeenkomst die zowel goederen als diensten betreft;\n \n \n d.\n \n overeenkomst tot het verrichten van diensten: iedere andere overeenkomst dan een koopovereenkomst, waarbij de ondernemer zich jegens de consument verbindt een dienst te verrichten en de consument zich verbindt de prijs daarvan te betalen;\n \n \n e.\n \n binnenlands geschil: een geschil dat voortvloeit uit een koopovereenkomst of een overeenkomst tot het verrichten van diensten, wanneer de consument, op het tijdstip waarop de overeenkomst is gesloten, woonachtig is in dezelfde lidstaat als die waar de ondernemer is gevestigd;\n \n \n f.\n \n grensoverschrijdend geschil: een geschil dat voortvloeit uit een koopovereenkomst of een overeenkomst tot het verrichten van diensten, wanneer de consument, op het tijdstip waarop de overeenkomst is gesloten, woonachtig is in een andere lidstaat dan die waar de ondernemer is gevestigd;\n \n \n g.\n \n procedure tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting: een procedure als bedoeld in artikel 2 die voldoet aan de vereisten van deze wet en door een instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting in de zin van deze wet wordt uitgevoerd;\n \n \n h.\n \n instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting: een in Nederland gevestigde instantie, ongeacht de benaming, die op duurzame basis is opgericht en de beslechting van een geschil door middel van een procedure tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting aanbiedt en die is aangewezen op grond van artikel 16 lid 1;\n \n \n i.\n \n Onze Minister die het aangaat: Onze Minister op wiens beleidsterrein het onderwerp van geschil ligt.\n \n \n j.\n \n duurzame gegevensdrager: ieder hulpmiddel dat de consument of de ondernemer in staat stelt om persoonlijk aan hem gerichte informatie op te slaan op een wijze die deze informatie toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is aangepast aan het doel waarvoor de informatie is bestemd, en die een ongewijzigde weergave van de opgeslagen informatie mogelijk maakt;\n \n \n k.\n \n Richtlijn 2013/11/ EU:\n richtlijn 2013/11/EU van het Europees parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve geschillenbeslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn nr. 2009/22/EG (PbEU 2013, L165);\n \n \n l.\n \n Verordening (EU) nr. 524/2013: verordening (EU) nr. 524/ 2013 van het Europees parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende onlinebeslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (PbEU 2013, L165).\n \n \n \n \n 2\n Een ondernemer is gevestigd:\n \n \n –\n waar zijn bedrijf is gevestigd, indien de ondernemer een natuurlijke persoon is;\n \n \n –\n waar de statutaire zetel of het hoofdbestuur is of het bedrijf wordt uitgeoefend, met inbegrip van een filiaal, agentschap of enige andere vestiging, indien de ondernemer een vennootschap of andere rechtspersoon of een vereniging van natuurlijke of rechtspersonen is.\n \n \n \n \n 3\n Een instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting is gevestigd:\n \n \n –\n indien de werking ervan wordt verzekerd door een natuurlijke persoon, op de plaats waar de instantie de activiteiten tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting verricht;\n \n \n –\n indien de werking ervan wordt verzekerd door een rechtspersoon of vereniging van natuurlijke of rechtspersonen, op de plaats waar die rechtspersoon of vereniging van natuurlijke of rechtspersonen de activiteiten tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting verricht of zijn statutaire zetel heeft;\n \n \n –\n indien de werking ervan wordt verzekerd door een overheidsinstantie of ander publiekrechtelijk lichaam, op de plaats waar de zetel is van die overheidsinstantie of dat publiekrechtelijk lichaam.\n \n \n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Deze wet is van toepassing op procedures tot buitengerechtelijke beslechting van binnenlandse en grensoverschrijdende geschillen die voortvloeien uit een koopovereenkomst of een overeenkomst tot het verrichten van diensten tussen een in Nederland gevestigde ondernemer en een in de Europese Unie woonachtige consument, door tussenkomst van een instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting die een oplossing voorstelt of oplegt, of die de partijen bijeenbrengt teneinde een minnelijke schikking te vergemakkelijken.\n \n \n 2\n Deze wet is niet van toepassing op:\n \n \n a.\n procedures voor geschillenbeslechtingsinstanties waarbij de met de geschillenbeslechting belaste natuurlijke personen uitsluitend in dienst zijn van of uitsluitend een vergoeding ontvangen van de individuele ondernemer;\n \n \n b.\n procedures inzake systemen voor de afhandeling van consumentenklachten waarvan de werking door de ondernemer wordt verzekerd;\n \n \n c.\n niet-economische diensten van algemeen belang;\n \n \n d.\n geschillen tussen ondernemers;\n \n \n e.\n rechtstreekse onderhandelingen tussen de consument en de ondernemer;\n \n \n f.\n pogingen van een rechter om een schikking te beproeven in het kader van een gerechtelijke procedure met betrekking tot dat geschil;\n \n \n g.\n door een ondernemer tegen een consument ingeleide procedures;\n \n \n h.\n gezondheidsdiensten die door gezondheidswerkers aan patiënten worden verstrekt om de gezondheidstoestand van die patiënten te beoordelen, te behouden of te herstellen, waaronder begrepen het voorschrijven en het verstrekken van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen.\n \n \n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Toegang tot en eisen aan instanties en procedures tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Geschillen als bedoeld in artikel 2 lid 1 kunnen worden voorgelegd aan een instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting. Is voor een geschil geen specifieke instantie aanwezig, dan kan het geschil worden voorgelegd aan een daartoe specifiek door de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken ingestelde geschillencommissie.\n \n \n 2\n Een instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting kan in haar procesreglement bepalen een geschil niet te behandelen op één of meer van de volgende gronden:\n \n \n a.\n de consument heeft niet geprobeerd contact op te nemen met de betrokken ondernemer om zijn klacht te bespreken en te trachten het probleem in eerste instantie rechtstreeks met de ondernemer op te lossen;\n \n \n b.\n het geschil is van gering belang of vexatoir;\n \n \n c.\n het geschil is reeds eerder door een andere instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting of door een rechter in behandeling genomen;\n \n \n d.\n de waarde van de vordering valt onder of boven een vooraf vaststaand drempelbedrag;\n \n \n e.\n de consument heeft zijn klacht niet binnen een vooraf vaststaande termijn aan de instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting voorgelegd; deze termijn wordt niet bepaald op minder dan een jaar vanaf de datum waarop de consument een klacht bij de ondernemer indiende;\n \n \n f.\n de behandeling van een dergelijk geschil zou de effectieve werking van de instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting anderszins ernstig in het gedrang brengen.\n \n \n \n \n 3\n Indien een instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting, overeenkomstig haar procesreglement, een geschil dat aan haar is voorgelegd niet in behandeling kan nemen, verstrekt deze instantie binnen drie weken na ontvangst van het volledige klachtdossier aan beide partijen een gemotiveerde toelichting van de redenen om het geschil niet in behandeling te nemen.\n \n \n 4\n Procedurevoorschriften als bedoeld in lid 2 mogen de toegang van consumenten tot procedures tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting niet aanzienlijk belemmeren.\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 4\n \n De instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting:\n \n \n a.\n onderhoudt een geactualiseerde website die de partijen gemakkelijk toegang biedt tot informatie betreffende de procedure tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting en consumenten in staat stelt om elektronisch een klacht in te dienen en de nodige bewijsstukken te verzenden;\n \n \n b.\n verstrekt de partijen op hun verzoek de in onderdeel a bedoelde informatie op een duurzame gegevensdrager;\n \n \n c.\n stelt de consument zo nodig in staat een klacht anders dan elektronisch in te dienen;\n \n \n d.\n biedt de mogelijkheid tot uitwisseling van informatie tussen de partijen langs elektronische weg of, indien van toepassing, per post;\n \n \n e.\n neemt zowel binnenlandse als grensoverschrijdende geschillen in behandeling, met inbegrip van geschillen die vallen onder Verordening (EU) nr. 524/ 2013.\n \n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n De noodzakelijke deskundigheid, onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de met de buitengerechtelijke geschillenbeslechting belaste natuurlijke personen wordt gewaarborgd door de instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting, die ervoor zorg draagt dat die personen:\n \n \n a.\n over de noodzakelijke kennis en vaardigheden beschikken op het gebied van buitengerechtelijke of gerechtelijke beslechting van consumentengeschillen, alsmede over een algemeen begrip van het recht;\n \n \n b.\n worden aangewezen voor een ambtstermijn die voldoende lang is om de onafhankelijkheid van hun optreden te verzekeren en dat zij niet zonder geldige reden van hun taken kunnen worden ontheven;\n \n \n c.\n niet gehouden zijn instructies van een van beide partijen of hun vertegenwoordigers aan te nemen;\n \n \n d.\n een vergoeding ontvangen die niet met de uitkomst van de procedure verband houdt;\n \n \n e.\n de instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting onverwijld in kennis stellen van alle omstandigheden die van invloed kunnen zijn, of kunnen worden gezien als zijnde van invloed, op hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid of aanleiding kunnen geven tot een belangenconflict met een van de partijen bij het geschil dat hun ter beslechting wordt voorgelegd. De verplichting tot openbaarmaking blijft gedurende de gehele procedure tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting bestaan.\n \n \n \n \n 2\n Onverminderd artikel 8 lid 2, onderdeel a, beschikken instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting ingeval sprake is van de in lid 1, onderdeel e, bedoelde omstandigheden over procedures die waarborgen dat:\n \n \n a.\n de betrokken natuurlijke persoon wordt vervangen door een andere natuurlijke persoon die met het voeren van de procedure tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting wordt belast; of als dat niet mogelijk is,\n \n \n b.\n de betrokken natuurlijke persoon ervan afziet de procedure tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting te voeren en dat, indien mogelijk, de instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting de partijen voorstelt het geschil voor te leggen aan een andere instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting die bevoegd is om het geschil te behandelen; of als dat niet mogelijk is,\n \n \n c.\n de omstandigheden ter kennis van de partijen worden gebracht en de betrokken natuurlijke persoon alleen toestemming heeft om de procedure tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting voort te zetten indien de partijen, na in kennis te zijn gesteld van de omstandigheden en van hun recht bezwaar te maken, geen bezwaar hebben gemaakt.\n \n \n \n \n 3\n Lid 1, onderdeel e, en lid 2, onderdeel a, zijn niet van toepassing op de instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting die uit één natuurlijke persoon bestaat.\n \n \n 4\n De met de buitengerechtelijke geschillenbeslechting belaste natuurlijke personen die uitsluitend in dienst zijn van of uitsluitend een vergoeding ontvangen van een beroeps- of bedrijfsorganisatie waarvan de ondernemer betrokken in het geschil lid is, voldoen aan de vereisten van leden 1 en 5, en beschikken over een afzonderlijk, specifiek en voor de vervulling van hun taken toereikend budget. Dit lid is niet van toepassing indien de betrokken natuurlijke personen deel uitmaken van een collegiaal orgaan waarin een gelijk aantal vertegenwoordigers zitting heeft van de beroeps- of bedrijfsorganisatie waarbij zij in dienst zijn of waarvan zij een vergoeding ontvangen, enerzijds, en van consumentenorganisaties, anderzijds.\n \n \n 5\n Instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting waar de met de geschillenbeslechting belaste natuurlijke personen deel uitmaken van een collegiaal orgaan, voorzien erin dat in dit orgaan een gelijk aantal vertegenwoordigers van consumentenbelangen en vertegenwoordigers van ondernemersbelangen zitting heeft.\n \n \n 6\n Onze Minister die het aangaat houdt toezicht op eventuele opleidingsprogramma’s van de instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting ten behoeve van de met de buitengerechtelijke geschillenbeslechting belaste natuurlijke personen op basis van de informatie verstrekt op grond van artikel 18, onderdeel g.\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n De instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting maken op hun website, op een duurzame gegevensdrager indien daarom wordt verzocht, en op elke andere wijze die zij geschikt, duidelijk en gemakkelijk te begrijpen achten, de volgende informatie voor het publiek toegankelijk:\n \n \n a.\n hun contactgegevens, waaronder postadres en e-mailadres;\n \n \n b.\n het feit dat instanties zijn opgenomen in de lijst volgens artikel 19 lid 1;\n \n \n c.\n welke natuurlijke personen belast zijn met de geschillenbeslechting, hoe deze worden aangewezen en wat de duur van hun ambtstermijn is;\n \n \n d.\n of zij, voor zover van toepassing, zijn aangesloten bij netwerken van instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting ter vergemakkelijking van de grensoverschrijdende geschillenbeslechting;\n \n \n e.\n voor de behandeling van welke soorten geschillen zij bevoegd zijn, inclusief elke toepasselijke drempel;\n \n \n f.\n welke procedurevoorschriften op de beslechting van een geschil van toepassing zijn en op welke gronden de instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting mag weigeren een gegeven geschil te behandelen overeenkomstig artikel 3 lid 2;\n \n \n g.\n in welke taal of talen klachten bij de instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting kunnen worden ingediend en in welke talen de procedure wordt gevoerd;\n \n \n h.\n op welke soorten voorschriften de instantie zich bij de geschillenbeslechting kan baseren;\n \n \n i.\n welke stappen de partijen eventueel vooraf moeten zetten voordat een procedure tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting kan worden ingeleid, met inbegrip van een poging door de consument om met de ondernemer rechtstreeks tot een schikking van de zaak te komen;\n \n \n j.\n of de partijen zich uit de procedure kunnen terugtrekken;\n \n \n k.\n welke kosten in voorkomend geval voor rekening van partijen komen, met inbegrip van de regels inzake de verwijzing in de kosten aan het einde van de procedure;\n \n \n l.\n hoe lang de procedure gemiddeld duurt;\n \n \n m.\n welke rechtsgevolgen de uitkomst van de procedure heeft, met inbegrip van de sancties op het niet-naleven in het geval van een beslissing met bindende werking voor de partijen, voor zover van toepassing;\n \n \n n.\n in hoeverre, voor zover ter zake doend, de beslissing in een procedure ten uitvoer kan worden gelegd.\n \n \n \n \n 2\n Instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting maken op hun website, op een duurzame gegevensdrager indien daarom wordt verzocht, en op elke andere wijze die zij geschikt achten, jaarlijkse activiteitenverslagen voor het publiek toegankelijk. Deze verslagen bevatten de volgende informatie met betrekking tot zowel binnenlandse als grensoverschrijdende geschillen:\n \n \n a.\n het aantal voorgelegde geschillen en de soorten klachten waarop zij betrekking hebben;\n \n \n b.\n eventuele systematische of aanzienlijke, veelvuldig voorkomende problemen die leiden tot geschillen tussen consumenten en ondernemers;\n \n \n c.\n het percentage geschillen dat de instantie heeft geweigerd te behandelen en het procentuele aandeel van de soorten gronden voor weigering, bedoeld in artikel 3 lid 2;\n \n \n d.\n het procentuele aandeel van de procedures die zijn stopgezet en, voor zover bekend, de redenen van stopzetting;\n \n \n e.\n de gemiddelde tijd die de beslechting van geschillen in beslag heeft genomen;\n \n \n f.\n voor zover bekend, het percentage van de gevallen waarin de uitkomsten van de procedures zijn nageleefd;\n \n \n g.\n of er, voor zover van toepassing, sprake was van samenwerking binnen netwerken van instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting ter vergemakkelijking van de beslechting van grensoverschrijdende geschillen.\n \n \n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 7\n \n De instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting draagt er in haar procesreglement zorg voor dat de procedures tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting doeltreffend zijn en voldoen aan de volgende vereisten:\n \n \n a.\n de procedure is zowel elektronisch als niet elektronisch beschikbaar en gemakkelijk toegankelijk voor beide partijen, ongeacht de plaats waar de partijen zich bevinden;\n \n \n b.\n de partijen hebben toegang tot de procedure zonder verplicht te zijn van een advocaat of een juridisch adviseur gebruik te maken, maar de procedure ontneemt de partijen niet het recht om in enig stadium van de procedure onafhankelijk advies in te winnen of zich door een derde te laten vertegenwoordigen of te laten bijstaan;\n \n \n c.\n de procedure is voor consumenten kosteloos of tegen een geringe vergoeding beschikbaar;\n \n \n d.\n de instantie die een klacht heeft ontvangen, brengt de partijen bij het geschil op de hoogte zodra zij alle documenten met de relevante informatie over de klacht heeft ontvangen;\n \n \n e.\n de uitkomst van de procedure wordt beschikbaar gesteld binnen een termijn van 90 kalenderdagen vanaf de datum waarop de instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting het volledige dossier van de klacht heeft ontvangen. In het geval van zeer complexe geschillen kan de met de klacht belaste instantie de termijn van 90 kalenderdagen verlengen. De partijen worden van elke verlenging van die termijn op de hoogte gesteld, alsmede van de tijd die nodig wordt geacht om het geschil te kunnen beëindigen.\n \n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 8\n \n \n 1\n De instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting draagt er in haar procesreglement zorg voor dat in procedures tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting:\n \n \n a.\n de partijen de mogelijkheid hebben om, binnen een redelijke termijn, hun standpunt kenbaar te maken, in kennis worden gesteld van alle argumenten, bewijsstukken, documenten en feiten die door de andere partij naar voren worden gebracht, alsmede van eventuele door deskundigen afgelegde verklaringen en ingenomen standpunten, en om daarop te reageren;\n \n \n b.\n de partijen ervan in kennis worden gesteld dat zij niet verplicht zijn gebruik te maken van een advocaat of juridisch adviseur maar dat zij in elk stadium van de procedure onafhankelijk advies kunnen inwinnen of zich door een derde kunnen laten vertegenwoordigen of laten bijstaan;\n \n \n c.\n de partijen schriftelijk of op een duurzame gegevensdrager van de uitkomst van de procedure in kennis worden gesteld, alsmede van de redenen waarop de uitkomst is gebaseerd.\n \n \n \n \n 2\n De instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting draagt er in haar procesreglement zorg voor dat in procedures die zijn gericht op beslechting van het geschil door het voorstellen van een oplossing:\n \n \n a.\n partijen, voor de aanvang van de procedure in kennis worden gesteld van hun recht zich in elk stadium uit de procedure terug te trekken, indien zij ontevreden zijn over de wijze waarop de procedure verloopt of wordt gevoerd. Indien de ondernemer verplicht is deel te nemen aan procedures tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting, geldt dit alleen voor de consument;\n \n \n b.\n partijen, voordat zij met de voorgestelde oplossing instemmen of er gevolg aan geven, worden geïnformeerd over het feit dat:\n \n \n i.\n zij de keuze hebben om al dan niet met de voorgestelde oplossing in te stemmen of er gevolg aan te geven;\n \n \n ii.\n de deelname aan de procedure de mogelijkheid om zich tot de rechter te wenden onverlet laat;\n \n \n iii.\n de voorgestelde oplossing kan verschillen van een door een rechter aan de hand van wettelijke regels bepaalde uitkomst;\n \n \n \n \n c.\n partijen, voordat zij met een voorgestelde oplossing instemmen of er gevolg aan geven, worden geïnformeerd over de rechtsgevolgen hiervan;\n \n \n d.\n partijen, voordat zij met een voorgestelde oplossing of minnelijke schikking instemmen, voldoende tijd krijgen om over het voorstel na te denken.\n \n \n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 9\n \n \n 1\n Een vóór het ontstaan van het geschil gesloten overeenkomst tussen een consument en een ondernemer om geschillen voor te leggen aan een instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting kan niet aan de consument worden tegengeworpen, indien die overeenkomst tot gevolg heeft dat de consument het recht wordt ontnomen zich voor de beslechting van het geschil tot de rechter te wenden. Van dit lid kan niet ten nadele van de consument worden afgeweken.\n \n \n 2\n Een beslissing, gegeven in een procedure tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting, kan alleen bindend zijn voor partijen als partijen vooraf zijn geïnformeerd over het bindende karakter van de beslissing en zij daarmee uitdrukkelijk hebben ingestemd.\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 10\n \n \n 1\n In procedures tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting die erop gericht zijn het geschil te beslechten door aan de consument een oplossing op te leggen, mag de oplossing er niet toe leiden dat voor de consument de bescherming weg valt van:\n \n \n a.\n de bepalingen waarvan bij overeenkomst niet kan worden afgeweken op grond van het Nederlandse recht, indien de consument en de ondernemer hun gewone verblijfplaats respectievelijk plaats van vestiging in Nederland hebben;\n \n \n b.\n de bepalingen waarvan bij overeenkomst niet kan worden afgeweken op grond van het recht van de lidstaat waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft, indien het op de koopovereenkomst of overeenkomst tot het verrichten van diensten toepasselijke recht wordt bepaald overeenkomstig artikel 6 leden 1 en 2 van Verordening (EG) nr. 593/2008;\n \n \n c.\n de dwingende bepalingen van het recht van de lidstaat waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft, indien het op de koopovereenkomst of overeenkomst tot het verrichten van diensten toepasselijke recht wordt bepaald overeenkomstig artikel 5 leden 1 tot en met 3 van het Verdrag van Rome van 19 juni 1980 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst.\n \n \n \n \n 2\n Op procedures tot buitengerechtelijke geschilbeslechting die beslecht worden door een vaststelling als bedoeld in artikel 7: 900 van het Burgerlijk Wetboek is artikel 7: 902 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing.\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 11\n \n \n 1\n De verjaring van een rechtsvordering wordt gestuit door de aanvang van een procedure tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting waarvan de uitkomst niet bindend is.\n \n \n 2\n Door stuiting van de verjaring van een rechtsvordering als bedoeld in lid 1 begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen met de aanvang van de dag volgend op de dag dat de procedure tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting is geëindigd doordat een van de partijen of de instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting aan de andere partij schriftelijk heeft meegedeeld dat de procedure tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting is geëindigd of doordat in de procedure tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting gedurende een periode van zes maanden door geen van de partijen enige handeling is verricht. De nieuwe verjaringstermijn is gelijk aan de oorspronkelijke, doch niet langer dan drie jaar. Niettemin treedt de verjaring in geen geval op een eerder tijdstip in dan dat waarop ook de oorspronkelijke termijn zonder stuiting zou zijn verstreken.\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Informatie en samenwerking\n \n \n Artikel\n 12\n \n \n 1\n Een in Nederland gevestigde ondernemer informeert de consument over de instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting waaronder hij valt, indien hij zich ertoe verbindt of verplicht is gebruik te maken van deze instantie. De informatie omvat het website-adres van de betrokken instantie.\n \n \n 2\n De in lid 1 bedoelde informatie is op duidelijke, begrijpelijke en eenvoudige wijze toegankelijk op de website van de ondernemer, voor zover hij over een website beschikt, en, in voorkomend geval, in de algemene voorwaarden van tussen de ondernemer en een consument gesloten koopovereenkomst of overeenkomst tot het verrichten van diensten.\n \n \n 3\n Wanneer het niet mogelijk is gebleken een geschil tussen een consument en een in Nederland gevestigde ondernemer naar aanleiding van een rechtstreeks door de consument bij de ondernemer ingediende klacht te beslechten, verstrekt de ondernemer de in lid 1 bedoelde informatie aan de consument en vermeldt hij daarbij of hij voor het beslechten van het geschil gebruik zal maken van de relevante instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting. Deze informatie wordt op papier of op een andere duurzame drager verstrekt.\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 13\n \n Het Europees Consumenten Centrum staat consumenten bij om in geschillen die voortvloeien uit grensoverschrijdende koopovereenkomsten of overeenkomsten tot het verrichten van diensten toegang te verkrijgen tot instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting die in een andere lidstaat bevoegd zijn.\n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 14\n \n \n 1\n De instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting en het Europees Consumenten Centrum maken de in artikel 20 lid 4 van de Richtlijn 2013/11 EU bedoelde lijst van instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting voor het publiek toegankelijk. Dit geschiedt door middel van een link op hun website naar de website van de Europese Commissie, en voor zover mogelijk, op een duurzame gegevensdrager in hun ruimten.\n \n \n 2\n Onze Minister die het aangaat bevordert dat betrokken consumenten- en bedrijfsorganisaties de lijst, genoemd in lid 1, eveneens voor het publiek toegankelijk maken.\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 15\n \n \n 1\n Onze Minister die het aangaat bevordert de samenwerking tussen de instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting en de nationale instanties belast met de handhaving van rechtshandelingen van de Unie inzake consumentenbescherming.\n \n \n 2\n De samenwerking, genoemd in lid 1, omvat in het bijzonder de uitwisseling van gegevens over praktijken in specifieke bedrijfssectoren waarover er herhaaldelijk klachten van consumenten zijn binnengekomen. Zij omvat tevens de terbeschikkingstelling door die nationale instanties aan de instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting van technische evaluaties en informatie, wanneer die voor de afhandeling van individuele geschillen noodzakelijk zijn en zij reeds beschikbaar zijn.\n \n \n 3\n Dit artikel doet geen afbreuk aan bepalingen betreffende het beroeps- en bedrijfsgeheim die van toepassing zijn op nationale instanties welke belast zijn met de handhaving van de rechtshandelingen van de Unie inzake consumentenbescherming. Voor de instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting gelden de voorschriften inzake het beroepsgeheim of een gelijkwaardige geheimhoudingsplicht zoals die gelden op grond van het nationale recht.\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Aanwijzing, rapportage en handhaving\n \n \n 1\n \n Bevoegdheid tot aanwijzing en intrekking van een aanwijzing\n \n \n \n Artikel\n 16\n \n \n 1\n Onze Minister die het aangaat kan een instantie aanwijzen als instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting als bedoeld in deze wet of een aanwijzing intrekken. Van een besluit tot aanwijzing of intrekking van een aanwijzing wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.\n \n \n 2\n Onze Minister die het aangaat is Onze Minister van Veiligheid en Justitie, indien de verplichtingen uit dit hoofdstuk betrekking hebben op de Stichting Geschillencommissies Consumentenzaken.\n \n \n 3\n Onze Minister die het aangaat doet van een aanwijzing of van een intrekking van een aanwijzing als bedoeld in lid 1 onverwijld mededeling aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie.\n \n \n 4\n Onze Minister van Veiligheid en Justitie stelt de Europese Commissie in kennis van de aanwijzing van een instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting en van de intrekking van een aanwijzing.\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n 2\n \n Gronden voor aanwijzing en intrekking van een aanwijzing\n \n \n \n Artikel\n 17\n \n \n 1\n Instanties die voor aanwijzing als instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting in aanmerking wensen te komen, doen hiertoe een aanvraag bij Onze Minister die het aangaat, onder verstrekking van de volgende gegevens:\n \n \n a.\n hun naam, contactgegevens en internetadres;\n \n \n b.\n informatie over hun structuur en financiering, met inbegrip van informatie over de natuurlijke personen die zijn belast met de buitengerechtelijke geschillenbeslechting, over hun vergoeding, over hun ambtstermijn en over hun werkgever;\n \n \n c.\n hun procedurevoorschriften;\n \n \n d.\n de verschuldigde vergoedingen, indien van toepassing;\n \n \n e.\n de gemiddelde duur van de procedures tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting;\n \n \n f.\n de taal of talen waarin klachten kunnen worden ingediend en de procedure kan worden gevoerd;\n \n \n g.\n een verklaring betreffende de soorten geschillen waarvoor de procedure geldt;\n \n \n h.\n de gronden waarop de instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting mag weigeren een gegeven geschil in behandeling te nemen overeenkomstig artikel 3 lid 2;\n \n \n i.\n een met redenen omklede verklaring of de instantie kan worden gekwalificeerd als een instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting in de zin van deze wet en of zij voldoet aan de in hoofdstuk 2 gestelde kwaliteitseisen;\n \n \n j.\n indien van toepassing, documenten op grond waarvan Onze Minister die het aangaat kan beoordelen of de instantie voldoet aan andere vereisten, die op grond van andere nationale regelgeving op haar van toepassing zijn.\n \n \n \n \n 2\n Onze Minister die het aangaat beoordeelt op basis van de in lid 1 verstrekte informatie of een instantie in aanmerking komt voor een aanwijzing als bedoeld in artikel 16 lid 1.\n \n \n 3\n Indien de informatie, genoemd in lid 1, onderdeel a tot en met h, wijzigingen ondergaat, delen de instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting deze wijzigingen onverwijld mee aan Onze Minister die het aangaat. Onze Minister die het aangaat deelt deze wijzigingen mee aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie.\n \n \n 4\n Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen de in lid 1, onderdeel j, bedoelde andere vereisten worden gesteld.\n \n \n 5\n Indien een instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting niet langer voldoet aan de eisen op grond van hoofdstuk 2 of artikel 17 lid 1, onderdeel j, verzoekt Onze Minister die het aangaat deze instantie gemotiveerd en schriftelijk om binnen een termijn van drie maanden alsnog aan deze eisen te voldoen. Indien de instantie na drie maanden in gebreke blijft, trekt Onze Minister die het aangaat de aanwijzing geheel of gedeeltelijk in.\n \n \n 6\n Indien een instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting niet langer voldoet aan de eisen op grond van artikel 9 lid 7 en artikel 10 van Verordening (EU) nr. 524/2013, verzoekt Onze Minister die het aangaat deze instantie gemotiveerd en schriftelijk om binnen een termijn van drie maanden alsnog aan deze eisen te voldoen. Indien de instantie na drie maanden in gebreke blijft, trekt Onze Minister die het aangaat de aanwijzing geheel of gedeeltelijk in.\n \n201822820-07-201815-06-201834887201831218-09-201807-09-201819-09-2018201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n 3\n \n Rapportageplicht\n \n \n \n Artikel\n 18\n \n Instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting verstrekken aan Onze Minister die het aangaat ten minste iedere twee jaar de volgende gegevens:\n \n \n a.\n het aantal voorgelegde geschillen en het soort klachten waarop zij betrekking hebben;\n \n \n b.\n het procentuele aandeel procedures die zonder uitkomst zijn stopgezet;\n \n \n c.\n de gemiddelde tijd die nodig was voor de beslechting van de voorgelegde geschillen;\n \n \n d.\n voor zover bekend, het percentage gevallen waarin de uitkomsten van de procedures zijn nageleefd;\n \n \n e.\n eventuele systematische of aanzienlijke, veelvoorkomende problemen die leiden tot geschillen tussen consumenten en ondernemers;\n \n \n f.\n in voorkomend geval, een beoordeling van de doeltreffendheid van hun samenwerking binnen netwerken van instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting ter vergemakkelijking van de beslechting van grensoverschrijdende geschillen;\n \n \n g.\n in voorkomend geval, de opleiding die overeenkomstig artikel 5 lid 6 aan met de geschillenbeslechting belaste natuurlijke personen wordt verstrekt;\n \n \n h.\n een evaluatie van de doeltreffendheid van de door de instantie aangeboden procedure en van de mogelijke manieren om de prestaties daarvan te verbeteren.\n \n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Informatie ten behoeve van kennisgeving aan de Europese Commissie\n \n \n Artikel\n 19\n \n \n 1\n Onze Minister van Veiligheid en Justitie stelt een lijst op van de op grond van artikel 16 lid 1 aangewezen instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting. Deze lijst bevat de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam, contactgegevens en internetadressen van de betreffende instanties;\n \n \n b.\n de verschuldigde vergoedingen, indien van toepassing;\n \n \n c.\n de taal of talen waarin klachten kunnen worden ingediend en de procedure kan worden gevoerd;\n \n \n d.\n de soorten geschillen waarvoor de procedure geldt;\n \n \n e.\n de door elke instantie bestreken sectoren en soorten geschillen;\n \n \n f.\n indien van toepassing, de noodzaak dat partijen of hun vertegenwoordigers fysiek aanwezig zijn, met inbegrip van een verklaring van de instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting over het feit of de procedure een mondelinge of schriftelijke procedure is of kan zijn;\n \n \n g.\n de al dan niet bindende aard van de uitkomst van de procedure; en\n \n \n h.\n de gronden waarop de instantie mag weigeren een gegeven geschil in behandeling te nemen overeenkomstig artikel 3 lid 2.\n \n \n \n \n 2\n Onze Minister van Veiligheid en Justitie deelt de in lid 1 genoemde lijst, alsmede wijzigingen hiervan op grond van artikel 17 lid 3 mee aan de Europese Commissie.\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 20\n \n \n 1\n Onze Minister van Veiligheid en Justitie, maakt de lijst, genoemd in artikel 20 lid 4 van de Richtlijn 2013/11/EU op zijn website voor het publiek beschikbaar door middel van een link naar de website van de Europese Commissie. Daarnaast maakt Onze Minister die het aangaat deze lijst op een duurzame gegevensdrager voor het publiek beschikbaar.\n \n \n 2\n Onze Minister die het aangaat, maakt op uiterlijk 9 juli 2018 en vervolgens om de vier jaar een verslag over de ontwikkeling en het functioneren van de instanties tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting en stuurt dit aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie. Onze Minister van Veiligheid en Justitie maakt dit verslag bekend en geleidt het door aan de Europese Commissie. In het verslag worden met name:\n \n \n a.\n de beste praktijken van de betreffende instanties aangegeven;\n \n \n b.\n in voorkomend geval en onderbouwd met statistische gegevens, de tekortkomingen aangeduid die een belemmering vormen voor het functioneren van de instanties, voor zowel binnenlandse als grensoverschrijdende geschillen;\n \n \n c.\n in voorkomend geval, aanbevelingen gedaan voor het verbeteren van het doeltreffende en doelmatige functioneren van de instanties.\n \n \n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 6\n Wijziging van andere wetten\n \n \n Artikel\n 21\n \n \n Wijzigt de Wet handhaving consumentenbescherming.\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 22\n \n \n Wijzigt de Wet op het financieel toezicht.\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 7\n Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel\n \n \n Artikel\n 23\n \n \n Hoofdstuk 2 van deze wet is van toepassing op procedures tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting die bij een instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting aanhangig zijn geworden op of na de datum van inwerkingtreding van deze wet.\n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 24\n \n Deze wet treedt in werking op 9 juli 2015. Wordt het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst later uitgegeven dan 8 juli 2015, dan treedt zij in werking op de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.\n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n Artikel\n 25\n \n Deze wet wordt aangehaald als: Implementatiewet buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten.\n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.\n \n \n Gegeven te \n \n Wassenaar\n 16 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Veiligheid en Justitie, \n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n de dertigste april 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie, \n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015\n \n201516030-04-201516-04-201533982201516030-04-201516-04-20153398209-07-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036550/manifest.xml", "content": "2015-07-092015-07-03T18:05:01+02:002024-12-20T07:18:38+01:00BWBR0036550.WTI2015-07-092018-09-182015-07-099999-12-312015-07-10T06:08:06+02:002018-09-20T06:40:43+02:00600d4505d047ce2440cea67c0aa9479709342b6d376160e3d468ff25a4ee5c1543a44a8b4a6eb921432b1038297f26a834a58b270c906f4ce30ab6936390edcf173312018-09-199999-12-312018-09-199999-12-312018-09-20T06:40:42+02:002018-09-20T06:40:42+02:002f052584dcc60c60faabb82d038deac4e98491e8eb9c2e41124929e719458190b7d6e7b74da29662dd64fc4c7f6d81afe823e6bedcacf3c8c3f93564e8204c6817529", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036551/2015-05-01_0/xml/BWBR0036551_2015-05-01_0.xml", "content": "\n Wet van 1 april 2015 tot wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met een heffing bij het niet voldoen aan de quotumdoelstelling (Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten)201515424-04-201501-04-201533981201515624-04-201514-04-201501-05-2015\n Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten 201515424-04-201501-04-201533981201515624-04-201514-04-201501-05-2015\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:\n Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de arbeidsparticipatie van werknemers met een beperking, die met ondersteuning van de gemeenten naar arbeid worden begeleid, te bevorderen en daarmee het volume van de uitkeringen te beperken door een werkgeversheffing te introduceren ten gunste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds indien de werkgever niet of onvoldoende de quotumdoelstelling haalt en slechts tot invoering van deze regeling over te gaan indien de in het sociaal akkoord overeengekomen garantstelling voor extra banen voor deze doelgroep niet wordt gehaald;\n \n \n Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:\n \n201515424-04-201501-04-201533981201515624-04-201514-04-201501-05-2015\n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt de Wet financiering sociale verzekeringen.\n \n201515424-04-201501-04-201533981201515624-04-201514-04-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n II\n \n \n Wijzigt de Wet financiering sociale verzekeringen.\n \n201515424-04-201501-04-201533981201515624-04-201514-04-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n III\n \n De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.\n201515424-04-201501-04-201533981201515624-04-201514-04-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n IV\n Citeertitel\n \n Deze wet wordt aangehaald als: Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten.\n201515424-04-201501-04-201533981201515624-04-201514-04-201501-05-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.\n \n \n Gegeven te \n \n Wassenaar\n 1 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, \n \n J.\n Klijnsma\n \n \n \n de vierentwintigste april 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie, \n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201515424-04-201501-04-201533981201515624-04-201514-04-201501-05-2015\n \n201515424-04-201501-04-201533981201515624-04-201514-04-201501-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036551/manifest.xml", "content": "2015-05-012017-05-012015-07-03T23:54:14+02:002024-06-22T06:45:44+02:00BWBR0036551.WTI2015-05-019999-12-312015-05-019999-12-312015-07-02T02:32:39+02:002017-10-30T23:30:28+01:00d23a13cab97e908aca20127052569aae4843a7ffe807d1c8fdb0afc4938e569176eccb088a53a2ccd660e92a71f5a0188d3cd36933bd9b90366d9672e7a8f62d2601", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036552/2015-06-01_0/xml/BWBR0036552_2015-06-01_0.xml", "content": "\n Besluit vervanging personeelsdossiers Immigratie- en Naturalisatiedienst20151190429-04-201524-03-201520151190429-04-201524-03-201501-06-2015\n Besluit vervanging personeelsdossiers Immigratie- en Naturalisatiedienst20151190429-04-201524-03-201520151190429-04-201524-03-201501-06-2015\n \n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,\n \n Gelet op artikel 7 van de Archiefwet 1995;\n \n \n Besluit:\n \n20151190429-04-201524-03-201520151190429-04-201524-03-201501-06-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n selectielijst: de selectielijst die op 16 augustus 2007 namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Justitie, kenmerk C/S&A/07/1516 is vastgesteld naar artikel 5, tweede lid onder b van de Archiefwet 1995 (Stcr. 2007, 225);\n \n \n b.\n \n P-Direkt: de baten-lastendienst, ingesteld bij besluit van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Financiën van 11 februari 2009 (Stcrt. 2009, 43);\n \n \n c.\n \n regeling: de Regeling digitale vervanging personeelsdossiers Ministerie van Justitie 2010 (Stcrt. 2010, 9361, gewijzigd bij besluit Stcrt.2011, nr.22848, art.69).\n \n \n20151190429-04-201524-03-201520151190429-04-201524-03-201501-06-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n De archiefbescheiden van de Immigratie- en Naturalisatiedienst met betrekking tot de personeelsdossiers, zoals beschreven in de selectielijst, zijn en worden vervangen door reproducties met inachtneming van de regeling.\n20151190429-04-201524-03-201520151190429-04-201524-03-201501-06-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n De selectielijst en de regeling bevat waarborgen met betrekking tot artikel 2, eerste lid onder c en d van het Archiefbesluit 1995.\n20151190429-04-201524-03-201520151190429-04-201524-03-201501-06-2015\n \n \n Artikel\n 4\n \n De digitale reproductie berust bij P-Direkt en is duurzaam opgeslagen.\n Hierbij geldt, dat indien door voortschrijding van de technologie, dan wel vervanging van de gebruikte technologie, dan wel door achteruitgang van de gegevensdrager, dan wel vermindering van de kwaliteit van de digitaal opgeslagen archiefbescheiden, conversie naar een nieuw bestandsformaat of migratie zal plaatsvinden.\n20151190429-04-201524-03-201520151190429-04-201524-03-201501-06-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n Het document Logistiek Proces Centrale Archiefvoorziening Personeelsdossiers bij de IND (Handboek) is als bijlage bij dit besluit gevoegd en wordt met dit besluit tevens vastgesteld.\n20151190429-04-201524-03-201520151190429-04-201524-03-201501-06-2015\n \n \n \n Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd; de bijlage ligt voor de belanghebbenden ter inzage op het hoofdkantoor van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.\n \n \n \n Rijswijk\n 24 maart 2015\n \n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,namens deze,het hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst,R.J.T. vanLint\n20151190429-04-201524-03-201520151190429-04-201524-03-201501-06-2015\n \n \n Bijlage\n \n Logistiek Proces Centrale Archiefvoorziening Personeelsdossiers bij de IND (Handboek).\n20151190429-04-201524-03-201520151190429-04-201524-03-201501-06-2015\n \n20151190429-04-201524-03-201520151190429-04-201524-03-201501-06-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036552/manifest.xml", "content": "2015-06-012015-07-03T12:25:13+02:002017-02-07T05:21:28+01:00BWBR0036552.WTI2015-06-019999-12-312015-06-019999-12-312015-07-02T02:32:48+02:002017-10-30T23:30:17+01:008ae1cdfe04dd8d555a1df3a97586459ff40f3e994a33d48104eb97a0cba7e58028b4a8e8d543e83e1bfb87305bcdcd62cb10ab8bffa15a207345fc7c23626e612940", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036553/2015-04-25_0/xml/BWBR0036553_2015-04-25_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 20 april 2015 nr. MinBuza-2015.198527, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Fonds Product Development Partnerships III)20151125524-04-201520-04-2015MinBuza-2015.19852720151125524-04-201520-04-2015MinBuza-2015.19852725-04-2015\n Besluit vaststelling beleidsregels en subsidieplafond voor subsidiëring Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Fonds Product Development Partnerships III) 20151125524-04-201520-04-2015MinBuza-2015.19852720151125524-04-201520-04-2015MinBuza-2015.19852725-04-2015\n \n \n De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,\n \n Gelet op artikel 6 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken,1Stb. 2005, 137.\n Gelet op artikel 6.2 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006;2Stcrt. 2005, 251.\n \n \n Besluit:\n \n20151125524-04-201520-04-2015MinBuza-2015.19852720151125524-04-201520-04-2015MinBuza-2015.19852725-04-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Voor subsidieverlening op grond van artikel 6.2 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 in het kader van het Fonds Product Development Partnerships III met het oog op het bevorderen van de ontwikkeling, van geneesmiddelen, vaccins, diagnostica om aan armoede gerelateerde ziekten en aan SRGR gerelateerde aandoeningen tegen te gaan of te voorkomen gelden de als bijlage bij dit besluit gevoegde beleidsregels.\n20151125524-04-201520-04-2015MinBuza-2015.19852720151125524-04-201520-04-2015MinBuza-2015.19852725-04-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n Voor subsidieverlening in het kader van het Fonds Product Development Partnerships III geldt voor de periode vanaf de inwerkingtreding van dit besluit tot en met 30 september 2020 een subsidieplafond van EUR 86,3 miljoen.\n20151125524-04-201520-04-2015MinBuza-2015.19852720151125524-04-201520-04-2015MinBuza-2015.19852725-04-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Aanvragen voor een subsidie in het kader van het Fonds Product Development Partnerships III worden ingediend vanaf het moment van inwerkingtreding van dit besluit tot 12 juni 2015, 15.00 uur.\n \n \n 2\n De aanvraag wordt voorzien van de bescheiden die zijn vereist volgens de beleidsregels, genoemd in artikel 1.\n \n20151125524-04-201520-04-2015MinBuza-2015.19852720151125524-04-201520-04-2015MinBuza-2015.19852725-04-2015\n \n \n Artikel\n 4\n \n De verdeling van het subsidieplafond vindt plaats op grond van een beoordeling in overeenstemming met de maatstaven die in de bijlage bij dit besluit zijn neergelegd, met dien verstande dat uit alle aanvragen die voldoen aan de maatstaven de aanvragen die het beste voldoen aan die maatstaven het eerst voor subsidieverlening in aanmerking komen, binnen het raam van een evenwichtige spreiding als bedoeld in artikel 8, derde lid, sub d, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken.\n20151125524-04-201520-04-2015MinBuza-2015.19852720151125524-04-201520-04-2015MinBuza-2015.19852725-04-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het geplaatst wordt en vervalt met ingang van 1 oktober 2020 met dien verstande dat het van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.\n20151125524-04-201520-04-2015MinBuza-2015.19852720151125524-04-201520-04-2015MinBuza-2015.19852725-04-2015\n \n \n \n Dit besluit zal met de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst en op www.government.nl.\n \n De minister voor Buitenlandse Handel en OntwikkelingssamenwerkingNamens deze,de Directeur-Generaal Internationale Samenwerking,A.C.C.Rebergen\n20151125524-04-201520-04-2015MinBuza-2015.19852720151125524-04-201520-04-2015MinBuza-2015.19852725-04-2015\n \n \n Bijlage\n \n \n \n I\n Achtergrond\n \n Ondanks alle voortgang in het afgelopen decennium in R&D en innovatie ten behoeve van de wereldgezondheid, sterven nog steeds jaarlijks 10 miljoen mensen aan infectieziekten zoals tuberculose, hiv/aids, malaria en andere aan armoede gerelateerde ziekten en aandoeningen. Vaak is er een groot gebrek aan effectieve, toegankelijke en betaalbare medicijnen, vaccins, diagnostische tools en andere gezondheidsproducten. Daarnaast lopen vooral vrouwen/moeders en kinderen nog steeds disproportioneel grote gezondheidsrisico’s door onbedoelde zwangerschappen en onveilige abortus en zijn medicijnen en gezondheidsproducten vaak niet goed aangepast aan specifieke doelgroepen zoals jongeren en kinderen en aan de omstandigheden in ontwikkelingslanden. Door deze ziekten en aandoeningen sterven meer mensen, kunnen ze geen onderwijs volgen of bijdragen aan de productiviteit van het land waardoor economische en ontwikkelingsdoelen onder druk komen te staan.\n Door het gebrek aan koopkracht van de doelgroep en financiële prikkels voor private sector investeringen wordt nog te weinig geïnvesteerd in R&D en innovatie voor gezondheidsproducten en technologieën specifiek voor aan armoede en SRGR gerelateerde ziekten en aandoeningen waardoor deze niet of nauwelijks beschikbaar zijn of onbetaalbaar en ontoegankelijk voor de allerarmsten. Maar een klein gedeelte van het wereldgezondheidsonderzoek is gericht op aandoeningen die voor een groot gedeelte van de wereldwijde ziektelast zorgen. Dit heeft in de jaren 90 de ontwikkeling gestimuleerd van Product Development Partnerships (PDP’s): publiek-private samenwerkingen die zich ten doel stellen de ontwikkeling en toegankelijkheid van producten te versnellen die in hun ontwikkelingsfase op weinig private investeringen kunnen rekenen.\n Product Development Partnerships (PDP’s) zijn samenwerkingsverbanden die stakeholders uit de private en publieke sector bij elkaar brengen om onderzoek te doen, nieuwe producten te ontwikkelen en toegang tot nieuwe (gezondheid gerelateerde) technologieën en producten te vergroten die specifiek gericht zijn op ziekten en aandoeningen die voornamelijk arme bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden treffen. PDP’s reduceren de risico’s voor individuele donoren en industriële partijen door het bij elkaar brengen van financiering en het toepassen van portfolio management strategieën. De gecombineerde financiering ondersteunt brede product pijplijnen, waardoor geen van de partners de volledige kosten hoeft te dragen. Sterke governance structuren en onafhankelijke review processen moeten bovendien zorgen voor efficiënte en effectieve uitvoering van de programma’s.\n PDP’s zijn gericht op het ontwikkelen van vraag gedreven producten en toepassingen voor bevolkingsgroepen die het zwaarst door aan armoede- en SRGR-gerelateerde ziekten en aandoeningen worden getroffen. De werkzaamheden van PDP’s kunnen op verschillende onderdelen van het productontwikkelingsproces gericht zijn, of op het dichten van gaten in de gehele innovatiecyclus. Met een portfolio aanpak voor R&D en innovatie trachten de PDP’s de meest veelbelovende producten sneller, goedkoper en beter toegankelijk te maken voor de allerarmsten.\n Belangrijke kenmerken van PDP’s zijn dat ze:\n \n \n •\n Een samenwerkingsverband zijn van publieke en private organisaties die kennis en kunde samenbrengen om zo op een efficiënte en effectieve manier te werken aan een portfolio van nieuwe en/of verbeterde vraag-gestuurde producten voor de bestrijding van aan armoede en SRGR gerelateerde ziekten en aandoeningen\n \n \n •\n Gericht zijn op de ontwikkeling en beschikbaarheid van betaalbare, effectieve medicijnen, vaccins, diagnostische tools en innovatieve producten voor specifieke aan armoede- en SRGR-gerelateerde ziekten en aandoeningen om daarmee armoede en ongelijkheid te bestrijden\n \n \n •\n Gericht zijn op het ontwikkelen van producten die waarschijnlijk niet worden ontwikkeld via normale commerciële kanalen vanwege marktfalen (bijvoorbeeld door gebrek aan koopkracht van de doelgroep en financiële prikkels voor investering van de private sector)\n \n \n •\n Werken met gediversifieerde product portfolio’s\n \n \n •\n Zeer efficiënt werken, op basis van professionele management principes en governance structuren met een lage overhead\n \n \n •\n Werken op basis van IPR afspraken waardoor producten die in ontwikkeling zijn zo goedkoop en zo snel mogelijk ter beschikking komen van de bevolkingsgroepen die ze het hardst nodig hebben\n \n \n •\n Worden gefinancierd door meer dan 1 donor met diverse karaktereigenschappen (overheid, private sector3Dit kunnen zowel profit als non-profit (bv. fondsen) private sector organisaties zijn., NGO’s, fondsen)\n \n \n •\n Substantiële in-cash of in-kind bijdragen krijgen van de private sector en onderzoekspartners\n \n \n \n \n \n II\n Fonds Product Development Partnerships III\n \n Het PDP-model is bewezen succesvol om een toename van R&D en innovatie op dit terrein te stimuleren. Ook zijn de investeringen door de overheid een katalysator geweest voor de stijging in investeringen van de private sector op het terrein van productontwikkeling ten behoeve van de armste bevolkingsgroepen via de PDP’s zowel in cash als in kind. PDP’s hebben in de afgelopen jaren aan de ontwikkeling bijgedragen van meer dan 40 producten die gebruikt kunnen worden door deze bevolkingsgroepen.\n Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft in de periode 2006-2009 en 2011-2014 uitgebreid ervaring opgedaan met de financiële ondersteuning van PDP’s. In totaal is tussen 2006 en 2015 door het Ministerie van Buitenlandse Zaken EUR 150 miljoen bijgedragen aan de ontwikkeling van geneesmiddelen, vaccins en diagnostica ter bestrijding van hiv/aids, tuberculose en malaria. Uit de recent uitgevoerde review van het Fonds Product Development Partnerships 2011-20144Besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken van 21 mei 2010, nr. DSO/GA 266-2010, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Fonds Product Development Partnerships 2011-2014), Stcrt. 2010, nr. 8717. blijkt dat deze gelden goed zijn besteed en dat de PDP’s flinke vooruitgang hebben geboekt ten aanzien van hun doelstellingen en de doelstellingen van het beleidskader.\n De behoefte aan investeringen in productontwikkeling en innovatie ten behoeve van de bestrijding van aan armoede en SRGR gerelateerde ziekten en aandoeningen blijft bestaan. Aan armoede gerelateerde ziekten en aandoeningen in relatie tot de reproductieve gezondheid van vrouwen leiden nog steeds tot onevenredige ziekte- en sterftelast in ontwikkelingslanden. Tekorten in de gezondheidszorg ondermijnen zo sociaal-economische ontwikkeling en inclusieve groei.\n PDP’s dragen bij aan de uitvoering van bestaande beleidsagenda’s van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, onder meer op het gebied van Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) als ook ‘van hulp naar handel’, en de roadmap neglected diseases van de topsector Life Sciences and Health. De ondersteuning van PDP’s draagt er aan bij dat producten sneller, beter en effectiever op de markt gezet kunnen worden. Met dit nieuwe kader ‘Fonds Product Development Partnerships III’ wil het Ministerie van Buitenlands Zaken de Nederlandse meerwaarde als flexibele financier kapitaliseren. Daarmee zet Nederland in op de meerwaarde van R&D en innovatie op het gebied van gezondheid, ten behoeve van deze doelstellingen.\n De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft daarom besloten voor de derde maal middelen ter beschikking te stellen voor de stimulering en ondersteuning van de productontwikkeling voor de bestrijding van armoede gerelateerde ziekten en aandoeningen en aandoeningen gerelateerd aan Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten, door PDP’s. Voor de periode vanaf de inwerkingtreding van dit besluit tot en met 30 september 2020 is er in totaal maximaal EUR 86,3 miljoen beschikbaar in het Fonds Product Development Partnerships III voor het ondersteunen van PDP’s.\n \n \n \n III\n Doelstelling\n \n Het Ministerie van Buitenlandse Zaken wil met dit fonds productontwikkeling bevorderen voor de bestrijding van aan armoede gerelateerde ziekten en aandoeningen met betrekking tot seksuele en reproductieve gezondheid.\n Het bevorderen van productontwikkeling betekent het sneller, goedkoper, eenvoudiger, effectiever en simpeler ontwikkelen van geneesmiddelen, vaccins, diagnostica en andere hulpmiddelen om armoede- en SRGR gerelateerde ziekten en aandoeningen te voorkomen, te diagnosticeren en te behandelen.\n Het moet gaan om de ontwikkeling of verbetering van producten waarbij sprake is van marktfalen (of een groot risico op marktfalen), te weten gebrek aan koopkracht van de doelgroep en financiële prikkels voor private sector investeringen, waardoor een aantoonbare behoefte bestaat aan publieke investeringen.\n De met deze subsidies beoogde resultaten zijn meervoudig:\n Primair:\n \n \n –\n Meer, effectievere, veiligere, simpelere en/of goedkopere producten en behandelingen in de R&D en innovatie pijplijn en op de markt die gekwalificeerd en gestandaardiseerd zijn en voor iedereen toegankelijk. Dit gaat specifiek over de ontwikkeling van:\n \n \n ○\n Vaccins\n \n \n ○\n Medicijnen\n \n \n ○\n Diagnostica\n \n \n ○\n Producten ten behoeve van seksuele en reproductieve gezondheid5Drugs for post-partum haemorrhage (PPH), drugs, devices and combination products for contraception, drugs for the treatment of syphilis and diagnostic tests for multiple STIs, Multipurpose Prevention Technologies (MPTs), platform technologies for reproductive health..\n \n \n \n \n \n \n –\n Verhoogde investeringen in R&D en innovatie op deze terreinen door andere donoren (publiek en privaat)\n \n \n –\n Toegenomen interesse in en/of bijdragen van private sector aan productontwikkeling voor armoede gerelateerde ziekten en aandoeningen\n \n \n –\n Toegenomen betrokkenheid en actieve participatie van ontwikkelingslanden in product-development partnerships\n \n \n –\n Versterkt imago van Nederland als kennisland op het gebied van armoede gerelateerde ziekten en aandoeningen\n \n \n Secundair:\n \n \n –\n Versterkte onderzoekscapaciteit en capaciteit op het gebied van R&D in de doellanden voor onderzoek en productie van geneesmiddelen, vaccins en diagnostica met betrekking tot aan armoede- en SRGR-gerelateerde ziekten en aandoeningen\n \n \n –\n Meer investeringen in en aandacht voor- en coherentie van het beleid omtrent- aan armoede- en SRGR-gerelateerde ziekten en aandoeningen\n \n \n –\n Vergrote toegang voor Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen tot internationale publieke en private financiering van productontwikkeling voor SRGR- en/of aan armoede gerelateerde aandoeningen\n \n \n In aanvulling op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 geldt gelet op het voorgaande voor subsidieverstrekking in het kader van het Fonds PDP’s III het volgende.\n \n \n \n IV\n Product Development Partnerships in dit beleidskader\n \n \n \n A.\n \n Wat is een Product Development Partnership (PDP):\n \n Onder een PDP wordt in het kader van deze beleidsregels verstaan: een samenwerkingsverband van publieke6Dit kunnen overheids- en semioverheidsorganisaties zijn (inclusief onderzoeksorganisaties) en private7Dit kunnen zowel profit als non-profit (bv. fondsen) private sector organisaties zijn (inclusief onderzoeksorganisaties) organisaties die kennis en kunde samenbrengen om zo op een efficiënte en effectieve manier te werken aan een portfolio van nieuwe en/of verbeterde vraag-gestuurde producten voor de bestrijding van aan armoede en SRGR gerelateerde ziekten en aandoeningen. Kosten en risico’s worden door de deelnemende partijen gezamenlijk gedragen. De PDP kan zowel in een ontwikkelingsland als in andere landen gevestigd zijn.\n \n \n B. \n \n Samenwerkingsverband met of zonder rechtspersoonlijkheid:\n \n Het samenwerkingsverband (de PDP), kan een eigen rechtspersoonlijkheid hebben, maar dit is niet een vereiste. Indien het samenwerkingsverband een rechtspersoon opricht of heeft opgericht met het oog op de samenwerking, dient deze rechtspersoon de subsidieaanvraag in en fungeert deze als aanvrager, en, indien de aanvraag wordt gehonoreerd, tevens als subsidieontvanger. Het dient te gaan om een rechtspersoon zonder winstoogmerk. Tot de oprichtende partijen dienen ten minste een publieke en een private organisatie te behoren.\n Ook samenwerkingsverbanden zonder rechtspersoonlijkheid zijn mogelijk. In dat geval wordt onder het samenwerkingsverband van de PDP verstaan: een niet over rechtspersoonlijkheid beschikkend contractueel samenwerkingsverband zonder winstoogmerk, bestaande uit ten minste twee rechtspersonen, een publieke en een private. Het dient hier uiteraard te gaan om rechtspersonen zoals hierboven onder A. omschreven. De subsidieaanvraag wordt door één deelnemer van het samenwerkingsverband ingediend, de penvoerder. De penvoerder dient een rechtspersoon te zijn zonder winstoogmerk. Indien de aanvraag wordt gehonoreerd wordt de penvoerder de subsidieontvanger.\n \n \n C.\n \n Eén aanvrager/ subsidieontvanger per samenwerkingsverband:\n \n Per samenwerkingsverband kan er slechts één aanvrager (in geval van een samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid: de penvoerder) subsidieontvanger zijn. Deze subsidieontvanger is jegens de minister ten volle aansprakelijk voor de naleving van alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ook indien de subsidie mede strekt tot bekostiging van de uitvoering van activiteiten door andere deelnemers in het samenwerkingsverband dan deze aanvrager/penvoerder zelf.\n \n \n \n \n \n V\n Scope\n \n \n \n Geografisch: Welke regio’s en landen\n \n De te ontwikkelen producten zijn specifiek geschikt voor gebruik in ontwikkelingslanden8Landen vermeld in de door het Development Assistence Committee (DAC) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) meest recent vastgestelde List of Recipients of Official Development Assistence., waar aan armoede- en SRGR-gerelateerde ziekten en aandoeningen vaak disproportioneel veel en/of een groeiend aantal slachtoffers maken, in het bijzonder onder de armste bevolkingsgroepen (de zgn. Base of the Pyramid). De subsidieaanvrager zal in het voorstel een duidelijke analyse moeten geven van de toegevoegde waarde van de te ontwikkelen producten in deze landen.\n \n \n \n R&D en innovatie: Welke fasen van de productontwikkelingscyclus\n \n Het Fonds kent geen beperkingen wat betreft het ondersteunen van specifieke fasen in de productontwikkelingscyclus. De te ontwikkelen producten moeten toepasbaar zijn en het fonds is uitdrukkelijk niet bedoeld voor (puur) wetenschappelijk onderzoek. De subsidieaanvrager zal in het voorstel duidelijk moeten maken wat in de beoogde fase van de R&D en innovatieketen de meerwaarde is van de potentiële publieke investering (te weten de subsidie van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken) en dat, ondanks de (potentieel) grote impact, zonder publieke bijdrage onvoldoende fondsen aangetrokken kunnen worden voor de productontwikkeling.\n \n \n \n Prioritaire thema’s\n \n De voor het Fonds PDP’s III beschikbare middelen worden ingezet voor de ontwikkeling of verbetering van producten gericht op het behandelen of voorkomen van aan SRGR en/of armoede-gerelateerde ziekten en aandoeningen, op die gebieden waar financiële ondersteuning van de Nederlandse overheid een duidelijke meerwaarde heeft. Het gaat daarbij om producten ten behoeve van:\n \n \n 1.\n Bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid\n \n \n 2.\n Behandeling, preventie en diagnostiek van aan armoede gerelateerde ziekten\n \n \n 3.\n Behandeling, preventie en diagnostiek van potentiële nieuwe en terugkomende epidemieën\n \n \n In elke subsidieaanvraag dienen de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd in hoofdzaak op minstens één van de hiervoor genoemde prioritaire thema’s betrekking te hebben. Een aanvraag gericht op meerdere thema’s hoeft niet tot een hogere score te leiden.\n \n \n \n Subsidiabele programmakosten\n \n Subsidie wordt alleen verstrekt voor de noodzakelijke kosten van de voorgenomen activiteiten in het licht van de beoogde doelstellingen en resultaten voor zover redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat deze uit eigen middelen of anderszins worden bekostigd.9Artikel 14 Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken.\n Niet subsidiabel zijn in ieder geval de volgende kosten:\n \n \n •\n kosten voor het aanvragen van subsidie;\n \n \n •\n financieringskosten en rentevergoedingen;\n \n \n •\n omzetbelasting zoals BTW en VAT (dit geldt ook voor BTW/VAT vrijgestelde deelnemers van het samenwerkingsverband);\n \n \n •\n kosten veroorzaakt door inflatie en schommelingen in wisselkoers.\n \n \n \n \n \n \n VI\n Verdeling van de middelen\n \n Om voor subsidie in het kader van het Fonds PDP’s III in aanmerking te komen zal allereerst aan een aantal drempelcriteria moeten worden voldaan (zie hierna de paragrafen VII en VIII) en zal in voldoende mate moeten worden voldaan aan de beoordelingscriteria (opgenomen in de paragrafen IX, X en XI). De beoordelingscriteria betreffen een toets van de kwaliteit van de aanvragende organisatie, van het voorstel en van het samenwerkingsverband. Hierbij zal specifiek aandacht zijn voor financiële, inhoudelijke en bestuurlijke aspecten.\n Beoordeling van de aanvragen en subsidietoekenning vinden plaats via een tender: subsidieaanvragen worden alle inhoudelijk beoordeeld volgens de criteria van deze beleidsregels. De aanvragen die het beste voldoen aan de criteria komen als eerste voor subsidie in aanmerking, binnen het raam van artikel 8, derde lid, onder d, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken.\n Als de beschikbare middelen niet toereikend zijn om alle aanvragen die als voldoende zijn beoordeeld volledig te honoreren, zal de verdeling van de middelen over deze plaatsvinden aan de hand van een rangschikking van de aanvragen volgens de maatstaven die in deze beleidsregels zijn neergelegd. Bij de uiteindelijke verdeling van de middelen zal de mate waarin een aanvraag wordt gehonoreerd gerelateerd zijn aan de mate waarin aan de criteria wordt voldaan.\n De verdeling van de middelen vindt plaats binnen het raam van artikel 8, derde lid, onder d, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken: er wordt naar gestreefd dat, in onderlinge samenhang bezien, de beschikbare middelen evenwichtig over de drie in sectie V: Prioritaire thema’s genoemde beleidsprioriteiten worden gespreid.\n De kwaliteit van de aanvragen is doorslaggevend. Indien de kwaliteit op één of meerdere thema’s in onvoldoende mate voldoet aan de in deze beleidsregels neergelegde maatstaven, vindt verdeling van de subsidiegelden plaats over de thema’s en organisaties van de aanvragen die wel in voldoende mate aan de maatstaven voldoen.\n \n \n \n VII\n Drempelcriteria ten aanzien van de PDP en de aanvrager\n \n Aanvragen voor een subsidie in het kader van het Fonds PDP’s III kunnen worden ingediend door een PDP die zelf rechtspersoonlijkheid heeft of door een penvoerder met rechtspersoonlijkheid namens een PDP die geen eigen rechtspersoonlijkheid heeft. Ten aanzien van de PDP met rechtspersoonlijkheid of de penvoerder namens de PDP zonder rechtspersoonlijkheid (‘de aanvrager’) gelden de volgende drempelcriteria:\n \n \n 1.\n De aanvrager is, of vertegenwoordigt, een samenwerkingsverband van publieke10Dit kunnen overheids- en semioverheidsorganisaties zijn (inclusief onderzoeksorganisaties) en private11Dit kunnen zowel profit als non-profit (bv. fondsen) private sector organisaties zijn (inclusief onderzoeksorganisaties) partijen; en de aanvrager maakt aannemelijk dat de samenwerking duurzaam is en kosten en risico’s door de deelnemende partijen gezamenlijk gedragen worden.\n \n \n 2.\n De aanvrager is gericht op de ontwikkeling en/of levering van betaalbare, effectieve medicijnen, vaccins, diagnostische tools voor specifieke aan armoede gerelateerde ziekten en/of producten ten behoeve van aan SRGR gerelateerde aandoeningen om daarmee armoede en ongelijkheid te bestrijden.\n \n \n 3.\n De aanvrager bezit rechtspersoonlijkheid.\n \n \n 4.\n De aanvrager heeft geen winstoogmerk.\n \n \n 5.\n Er wordt binnen of door de PDP met tenminste één private partner en één publieke partij samengewerkt. Dat wil in geval van een PDP die zelf rechtspersoonlijkheid heeft zeggen dat tot de oprichtende partijen een private en een publieke partner behoort dan wel dat de PDP samenwerkt met een private partner en een publieke partner. In geval de PDP geen rechtspersoonlijkheid heeft dienen deze partners te behoren tot het samenwerkingsverband.\n \n \n 6.\n De aanvrager werkt aantoonbaar op basis van professionele management principes en governance.\n \n \n 7.\n De aanvrager dan wel het samenwerkingsverband wordt gefinancierd door meer dan 1 donor die uit verschillende sectoren kan komen, zoals overheid, private sector12Dit kunnen zowel profit als non-profit (bv. fondsen) private sector organisaties zijn., NGO’s, fondsen.\n \n \n 8.\n De aanvrager maakt aannemelijk dat vanaf 1 januari 2015 tenminste 25% van de jaarlijkse inkomsten van de aanvrager afkomstig is uit bronnen anders dan BZ-bijdragen. Indien er sprake is van een samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid geldt dit criterium voor de samenwerkende partners tezamen. Gelden die direct of indirect worden verkregen ten laste van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (bijvoorbeeld een subsidie of bijdrage van een Nederlandse ambassade) tellen niet mee bij het bepalen van de omvang van de eigen inkomsten.\n \n \n 9.\n De aanvrager is in staat tot een adequaat financieel beheer. De aanvrager kan door ervaringsdeskundigheid een doelgerichte en doelmatige uitvoering van programma’s op het werkterrein waarborgen.\n \n \n Indien een aanvraag niet voldoet aan één of meer van deze drempelcriteria, wordt deze aanvraag afgewezen en niet verder in behandeling genomen.\n \n \n \n VIII\n Drempelcriteria ten aanzien van de aanvraag\n \n \n \n 1.\n De activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd passen binnen de geografische en thematische scope en de scope van de fasen van de productontwikkelings-cyclus zoals bedoeld in paragraaf V.\n \n \n 2.\n Een aanvraag voor een subsidie in het kader van het Fonds PDP’s III heeft betrekking op activiteiten met een looptijd tussen 1 oktober 2015 en 1 oktober 2020.\n \n \n 3.\n De activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd hebben een looptijd van ten hoogste 5 jaar.\n \n \n 4.\n Een subsidieaanvraag bedraagt tenminste € 1 miljoen per jaar en ten hoogste € 4 miljoen per jaar.\n \n \n 5.\n Voor activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, is nog niet eerder een subsidie verleend ten laste van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.\n \n \n 6.\n Op grond van artikel 9 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt de subsidie geweigerd indien de subsidie wordt aangevraagd na aanvang van de activiteiten. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat activiteiten die vóór de indiening van de aanvraag worden gemaakt ter voorbereiding van het project niet leiden tot weigering van de subsidie, maar dat de kosten daarvan niet voor subsidie in aanmerking komen.\n \n \n 7.\n Indien subsidie wordt gevraagd voor een reeds lopende productontwikkelingslijn, dan wel voor een (deel van een) productontwikkelingslijn waarvoor reeds eerder subsidie is verstrekt dienen de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd in het kader van het Fonds PDP III betrekking te hebben op een duidelijk afgebakend deel van de productontwikkelingslijn dat naar zijn aard dan wel in de tijd bezien duidelijk kan worden onderscheiden van het eerder reeds gestarte dan wel gesubsidieerde deel van de productontwikkelingslijn.\n \n \n Indien een aanvraag niet voldoet aan één of meer van deze drempelcriteria, wordt deze aanvraag afgewezen en niet verder in behandeling genomen.\n Aanvragen die voldoen aan alle drempelcriteria worden vervolgens inhoudelijk beoordeeld in welke mate zij voldoen aan de volgende beoordelingscriteria.\n \n \n \n IX\n Beoordelingscriteria betreffende de kwaliteit van de aanvragende organisatie\n \n \n \n 1.\n De aanvrager onderschrijft de Nederlandse beleidsprioriteiten13Zoals beschreven in de beleidsnota ‘ wat de wereld verdient: een nieuwe agenda voor hulp, handel en investeringen’, http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/notas/2013/04/05/wat-de-wereld-verdient-een-nieuwe-agenda-voor-hulp-handel-en-investeringen.html. en heeft qua visie, doelen en programmering een strategische meerwaarde voor het bereiken van vooruitgang t.a.v. de in dit beleidskader genoemde prioritaire thema’s.\n \n \n 2.\n De aanvrager speelt een actieve rol in het katalyseren en mobiliseren van verdere (coherente) investeringen en beleid, aandacht, interesse en of bijdragen ten behoeve van R&D en innovatie voor de strijd tegen aan armoede en SRGR gerelateerde ziekten en aandoeningen, van zowel publieke als private partijen, waaronder bijvoorbeeld ook uit initiatieven uit Nederland (bijvoorbeeld de topsector Life Sciences en Health), van de Europese Commissie en samenwerkingsverbanden tussen ontwikkelingslanden (bijvoorbeeld de European Developing Countries Clinical Trial Partnership EDCTP). De aanvrager toont daarbij aan dat het werkt aan het verkleinen van funding needs op het gebied van aan armoede en SRGR gerelateerde ziekten en aandoeningen en het verbeteren van de markt op dit terrein.\n \n \n 3.\n De aanvrager werkt aan kennisdeling tussen en (onderzoeks)capaciteitsopbouw van de partners in ontwikkelingslanden. In het kader van dit criterium wordt gekeken naar de mate waarin wordt bijgedragen aan toegenomen betrokkenheid en actieve participatie van publieke en private partijen uit ontwikkelingslanden in product-development partnerships, inclusief de onderzoeksgemeenschap.\n \n \n 4.\n De aanvrager hanteert een adequaat bedrijfsmatig project- en portfoliomanagement gericht op resultaten.\n \n \n 5.\n De aanvrager werkt met gediversifieerde product portfolio’s.\n \n \n \n \n \n X\n Beoordelingscriteria betreffende de kwaliteit van het samenwerkingsverband\n \n \n \n 1.\n Het samenwerkingsverband heeft meerwaarde en synergie, een goede relatie tussen de deelnemers in het partnerschap en stakeholders in ontwikkelingslanden, en een adequate rol- en taakverdeling voor wat betreft de bijdragen van de verschillende partners en stakeholders in ontwikkelingslanden aan het bereiken van de beoogde resultaten; het project sluit aan bij de huidige kernactiviteiten en strategie van de deelnemers van het samenwerkingsverband.\n \n \n 2.\n Het samenwerkingsverband kent een adequaat risicomanagement; de mogelijke risico’s van het samenwerken in het samenwerkingsverband zijn afdoende in kaart gebracht en in deze analyse is in ieder geval aandacht besteed aan de succes- en risicofactoren dan wel de zwakke/sterke punten van het samenwerkingsverband ten aanzien van de uitvoering van het project en worden mitigerende maatregelen voorgesteld.\n \n \n 3.\n In het kader van het samenwerkingsverband zijn heldere afspraken gemaakt met de partners over het delen van kennis, middelen (mensen, apparatuur, etc.) en te behalen resultaten. Ook zijn er heldere afspraken gemaakt over het intellectueel eigendom van de producten die in het kader van de werkzaamheden (zullen) worden voortgebracht, zodanig dat voor de arme bevolking in ontwikkelingslanden een toegankelijke prijs van behandelingen en diagnostica nagestreefd wordt.\n \n \n 4.\n Het samenwerkingsverband is een toonaangevende speler op haar werkterrein.\n \n \n \n \n \n XI\n Beoordelingscriteria betreffende de kwaliteit van de subsidieaanvraag\n \n \n \n 1.\n De activiteiten dragen bij aan de doelstellingen van het Product Development Partnership Fund III.\n \n \n 2.\n De beoogde resultaten zullen bijdragen aan een grotere gelijkheid (tussen mannen en vrouwen, tussen bevolkingsgroepen en/of tussen landen).\n \n \n 3.\n Het voorstel toont een heldere interne logica en consistentie wat betreft doelen, resultaten, activiteiten en middelen en geeft ‘value for money’ (de relatie tussen kosten (inclusief procurement), activiteiten en (additionele) opbrengsten).\n \n \n 4.\n De beoogde resultaten zijn specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden (SMART) gedefinieerd.\n \n \n 5.\n Er is behoefte aan het te ontwikkelen product; dit wordt aangetoond in een heldere en geloofwaardige probleemanalyse, evenals de mogelijke impact op de gezondheidsstatus van de BoP, ook in de context van andere vergelijkbare initiatieven.\n \n \n 6.\n De publieke, Nederlandse investering (d.w.z. de gevraagde subsidie van de Minister) heeft in de beoogde fase in de R&D en innovatieketen meerwaarde en het voorstel toont adequaat aan dat er sprake is van funding-need c.q. een funding-gap. Dat wil zeggen dat de (beoogde) producten gericht zijn op mensen in landen waar de disease burden significant is, waar een R&D en innovatienoodzaak is en waar een (publieke) financierings-noodzaak is.\n \n \n 7.\n Het voorstel geeft adequaat inzicht in mogelijke barrières t.a.v. de toepassing van het nieuwe vaccin, geneesmiddel, diagnostisch middel en/of andere techniek in de praktijk en hoe hiermee zal worden omgegaan.\n \n \n 8.\n Er is sprake van adequaat risicomanagement: het voorstel geeft adequaat weer hoe omgegaan zal worden met mogelijke risico’s van de activiteiten. Dit bestaat uit een adequate risicoanalyse, inclusief corruptie, en een adequaat systeem voor monitoring en mitigatie, inclusief relevante dwarsverbanden tussen parallelle activiteiten, en bijsturing.\n \n \n 9.\n Het voorstel beschrijft helder en geloofwaardig hoe internationale kwaliteitsstandaarden14Te weten kwaliteitsmanagement. worden geborgd ten aanzien van de activiteiten, in het bijzonder op het gebied van klinische studies, ethische aspecten en publicatieverplichtingen.\n \n \n 10.\n Er is sprake van een adequaat systeem van monitoring, evaluatie en terugkoppeling, inclusief periodieke wetenschappelijke toetsing.\n \n \n \n \n \n XII\n Aanvraag procedure\n \n Als indicatie voor de omvang van aanvragen geldt dat een voorstel bij voorkeur maximaal 15 pagina’s omvat, exclusief bijlagen.\n De aanvraag wordt opgesteld in de Engelse taal en ingediend met gebruikmaking van een daartoe vastgestelde inhoudsopgave. De aanvraag wordt voorzien van de hieronder in paragraaf XIV genoemde bijlagen.\n U dient onderstaande volgorde aan te houden met vermelding van eventuele sub-paragrafen en bijbehorende paginanummers.\n \n \n \n \n \n \n \n I.\n \n \n Algemene informatie aanvrager\n \n \n \n \n II.\n \n \n Drempelcriteria ten aanzien van de PDP en de aanvrager\n \n \n \n \n III.\n \n \n Drempelcriteria ten aanzien van de aanvraag\n \n \n \n \n IV.\n \n \n Beoordelingscriteria betreffende de kwaliteit van de aanvragende organisatie\n \n \n \n \n V.\n \n \n Beoordelingscriteria betreffende de kwaliteit van het samenwerkingsverband\n \n \n \n \n VI.\n \n \n Beoordelingscriteria betreffende de kwaliteit van de subsidieaanvraag\n \n \n \n \n VII.\n \n \n Afsluiting: ondertekening\n \n \n \n \n VIII.\n \n \n Verplichte bijlagen (zie par. XIV van het beleidskader Fonds Product Development Partnerships III)\n \n \n \n \n IX.\n \n \n Overige bijlagen\n \n \n \n \n \n Voor de begroting dient gebruik te worden gemaakt van de project budget calculation tool, te downloaden via http://english.rvo.nl/pdp.\n Aanvragen dienen compleet en zonder voorbehoud te worden ingediend, rechtsgeldig ondertekend door de daartoe namens de aanvragende organisatie bevoegde persoon met vermelding van naam en functie. De aanvraag wordt bij voorkeur digitaal (per e-mail, max. 10 MB) worden ingediend, o.v.v. subsidieaanvraag PDP III, uiterlijk op vrijdag 12 juni, 15.00 uur Nederlandse tijd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland; PDP@rvo.nl.\n Schriftelijke aanvragen kunnen worden gestuurd naar:\n Rijksdienst voor Ondernemend Nederland: Postadres: postbus 93144, 2509 AC Den Haag, Nederland, onder vermelding van PDP III; Bezoekadres: Prinses Beatrixlaan 2, Den Haag.\n Aanvragen die later dan genoemde datum en tijdstip worden ingediend, worden niet in behandeling genomen. De aanvragende organisatie is de enige verantwoordelijke voor een tijdige en volledige indiening van een aanvraag.\n Het is niet mogelijk om een voorlopige aanvraag in te dienen.\n De deelnemers verklaren op de hoogte te zijn van de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen over maatschappelijk verantwoord ondernemen, de VN-Conventie over Biologische Diversiteit en de doelstellingen van de Internationale Arbeidsorganisatie, en dat zij hiernaar handelen; op de hoogte te zijn van de FMO uitsluitingslijst en geen activiteiten onder het project uit te voeren die op deze lijst benoemd staan.\n In het kader van de aanvraagprocedure wordt met nadruk gewezen op artikel 7, derde lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. Mocht een aanvraag onvolledig worden ingediend, dan kan de Minister vragen om een aanvulling. Als datum van ontvangst van de aanvraag zal vervolgens gelden de datum waarop de aanvraag is aangevuld. Indien een aanvraag pas in de laatste twee weken voor het verstrijken van de deadline wordt ingediend, loopt de penvoerder het risico dat de Minister geen toepassing zal geven aan zijn bevoegdheid om de penvoerder om een aanvulling te vragen aangezien een dergelijke aanvulling niet meer mogelijk is zonder de deadline te overschrijden. In dat geval zal de aanvraag daarom niet meer kunnen worden aangevuld, maar zal deze worden beoordeeld zoals hij primair is ingediend.\n De minister zal besluiten over de ingediende aanvragen uiterlijk per 30 september 2015.\n Het tijdvak voor subsidieverlening gaat niet eerder in dan 1 oktober 2015. De ondersteuning wordt gegeven in de vorm van een activiteitensubsidie, op grond van artikel 6.2 van de Subsidieregeling van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De voorstellen bestrijken een periode van maximaal 5 jaar, waarbij de Nederlandse bijdrage zo min mogelijk geoormerkt wordt. De subsidie mag echter uiteraard niet worden besteed aan andere activiteiten dan die vermeld in de aanvraag en dan waarvoor de subsidie is verleend. De minister van Buitenlandse Zaken streeft er naar de verantwoordingseisen in de subsidiebeschikking af te stemmen op de eisen van andere donoren. Hiermee wil Nederland bijdragen aan verdere harmonisatie van de donorhulp.\n Voor informatie over de verstrekking van subsidies in het kader van het Fonds PDP’s III kan contact worden opgenomen met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland via PDP@rvo.nl.\n \n \n \n XIII\n Uitvoerder\n \n De Minister heeft de uitvoering van deze beleidsregels opgedragen aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna te noemen RVO.nl), agentschap van het Ministerie van Economische Zaken. RVO.nl zal deze beleidsregels uitvoeren namens de Minister op grond van een aan RVO.nl verleend mandaat.\n \n \n \n XIV\n Bij de aanvraag te voegen stukken:\n \n \n \n 1.\n Oprichtingsakte en statuten van de aanvragende organisatie.\n \n \n 2.\n Jaarverslagen en jaarrekeningen over de jaren 2012 tot en met 2014 van de aanvragende organisatie. Hierin maakt de aanvrager aannemelijk dat vanaf 1 januari 2015 tenminste 25% van de jaarlijkse inkomsten afkomstig is uit bronnen anders dan BZ-bijdragen. De aanvrager onderbouwt de aannemelijkheid hiervan aan de hand van de inkomsten over de periode 2012-2014.\n \n \n 3.\n Laatste controleverklaring en management ‘letter’ van de aanvragende organisatie.\n \n \n 4.\n Organisatieschema van de PDP.\n \n \n 5.\n Lijst met overzicht van alle partners, of er wel/geen contract met iedere partner is, en de rolverdeling tussen de partners in het samenwerkingsverband.\n \n \n 6.\n In geval van een aanvraag van een samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid: een overeenkomst waarin de naleving van de aan een subsidie verbonden verplichtingen jegens de minister is gewaarborgd en waarin afspraken zijn gemaakt over de wijze waarop elk van de aan het samenwerkingsverband deelnemende partijen bijdraagt aan de werkzaamheden van het samenwerkingsverband, de verdeling van de kosten en risico’s over de partijen, de wijze waarop de besluitvorming in het samenwerkingsverband plaatsvindt en de wijze waarop het toezicht op het samenwerkingsverband is georganiseerd.\n \n \n 7.\n Activiteitenplan waaruit blijkt welke doelen en resultaten de PDP wil bereiken, en op welke wijze, met de door hem uit te voeren activiteiten voor de eerstvolgende 12 maanden van de periode waarin de activiteiten worden uitgevoerd. De concrete activiteiten op operationeel niveau hoeven niet te worden uitgewerkt.\n \n \n 8.\n Een gedetailleerde en sluitende begroting behorend bij het activiteitenplan, volgens het voorgeschreven format.\n \n \n 9.\n Liquiditeitsprognose per kalenderjaar voor de gehele activiteitenperiode en een overzicht van financiële bijdragen van andere donoren.\n \n \n 10.\n Meerjarenplan (overzicht van werkzaamheden, doelstellingen, resultaten en verwachte effecten), voor de periode waarop de aanvraag betrekking heeft uitgezonderd de periode waar het activiteitenplan al in voorziet.\n \n \n 11.\n Financiële meerjarenbegroting, de periode waarop de aanvraag betrekking heeft uitgezonderd de periode waarop de begroting bijbehorend bij het activiteitenplan al betrekking heeft. De financiële raming moet opgesplitst worden per type uitgave.\n \n \n \n \n \n XV\n Nadere verplichtingen\n \n In geval subsidie wordt verleend op grond van deze beleidsregels geldt het volgende:\n De penvoerder verleent medewerking aan communicatie van en over de resultaten van de activiteiten, wanneer deze openbaar zijn.\n De penvoerder verleent medewerking aan een evaluatieonderzoek of monitoring, dat gericht is op de toepassing en de effecten van de beleidsregel.\n \n \n \n XVI\n Voorlichting en vragen\n \n \n Vragen naar aanleiding van dit document of andere zaken kunt u bespreken op de voorlichtingsbijeenkomst die wordt georganiseerd door RVO.nl op 22 mei 2015. U kunt zich voor deze bijeenkomst opgeven via PDP@rvo.nl. De exacte tijd en plaats wordt aangekondigd op http://english.rvo.nl/pdp.\n Het verslag van deze bijeenkomst wordt gepubliceerd op internet via deze site. Aanvullende vragen kunt u per e-mail indienen via PDP@rvo.nl tot uiterlijk 10 juni 2015, waarna de vragen geanonimiseerd beantwoord worden door middel van publicatie via bovengenoemde internetsite.\n20151125524-04-201520-04-2015MinBuza-2015.1985271125504-05-201520151125524-04-201520-04-2015MinBuza-2015.19852725-04-2015\n \n20151125524-04-201520-04-2015MinBuza-2015.19852720151125524-04-201520-04-2015MinBuza-2015.19852725-04-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036553/manifest.xml", "content": "2015-04-252020-10-012015-07-04T06:19:09+02:002017-08-02T06:45:44+02:00BWBR0036553.WTI2015-04-259999-12-312015-04-259999-12-312015-07-02T02:33:13+02:002017-10-30T23:30:11+01:00dee218e8a22ddcbf94ca46940ac0f51c36142c4bb162db5a0b4f66e97d2cab9ae2a9d8ef06ddc0d641dbf9cacc79833183c51150b79813b8039b7881904051ba16228", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036556/2015-06-01_0/xml/BWBR0036556_2015-06-01_0.xml", "content": "\n Besluit vervanging archiefbescheiden Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) te Rijswijk20151190629-04-201508-04-201520151190629-04-201508-04-201501-06-2015\n Besluit vervanging archiefbescheiden Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)20151190629-04-201508-04-201520151190629-04-201508-04-201501-06-2015\n \n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,\n \n Gelet op:\n \n \n •\n \n artikel 7 van de Archiefwet 1995,\n \n \n •\n \n artikelen 2 en 6 van het Archiefbesluit 1995,\n \n \n •\n \n artikel 26b van de Archiefregeling,\n \n \n •\n de Archiefbeheerregels Veiligheid en Justitie 2014,\n \n \n •\n de Uitvoeringsregeling Archiefbeheer Veiligheid en Justitie 2014;\n \n \n \n \n Besluit:\n \n20151190629-04-201508-04-201520151190629-04-201508-04-201501-06-2015\n \n \n Onder verwijzing naar de artikelen 2 en 6 van het Archiefbesluit 1995 over te gaan tot vervanging van de inkomende stukken, die zijn ontvangen vanaf 14 december 2009 tot en met 17 november 2014.\n De vervanging vindt plaats door middel van een digitale reproductie.\n Voor wat betreft de in de hiervoor genoemde voorschriften neergelegde eisen aan dit besluit en het feitelijke vervangingsproces, wordt verwezen naar het Handboek vervanging door digitalisering (Handboek Centraal Scanproces) en het Handboek Decentraal Scanproces.\n De vervanging betreft\n \n \n >\n de centraal en decentraal op papier inkomende post, geregistreerd in INDiGO\n \n \n o\n voor alle lopende en nieuwe vreemdelingendossiers, die vallen onder de Vw 2000\n \n \n o\n voor alle lopende en nieuwe naturalisatiedossiers die vallen onder de RWN\n \n \n \n \n >\n de faxen als inkomende post inzake het hierboven genoemde\n \n \n >\n de centraal inkomende post voor het proces van Bureau Medische Advisering (BMA)\n \n \n >\n toestemmingsverklaringen van BMA\n \n \n >\n kopieën van persoonlijke geschriften, zoals geboortebewijzen, diploma’s, etc.\n \n \n >\n inkomende foto’s en vingerslips\n \n \n Niet onder dit Besluit vallen:\n \n \n •\n bescheiden die digitaal zijn opgesteld en waarvan is vastgesteld dat ze archiefbescheiden zijn, zoals:\n \n \n >\n mail,\n \n \n >\n IND-producties etc.\n \n \n \n \n •\n niet-scanbare objecten zoals röntgenfoto’s op een usb-stick\n \n \n •\n archiefbescheiden:\n \n \n a.\n waarvan de authenticiteit of integriteit niet of onvoldoende vaststaat;\n \n \n b.\n die krachtens verdragen of op grond van wettelijke bepalingen in hun oorspronkelijke vorm moeten worden bewaard\n \n \n \n \n De digitaal opgeslagen archiefbescheiden zullen in het Centraal Digitaal Depot (CDD) van de Justitiële Informatiedienst gedurende de vastgestelde bewaartermijnen in goede, geordende en toegankelijke staat worden bewaard volgens de eisen, zoals gesteld in de Archiefregeling.\n Hierbij geldt, dat indien door voortschrijding van de technologie, dan wel vervanging van de gebruikte technologie, dan wel door achteruitgang van de gegevensdrager, dan wel vermindering van de kwaliteit van de digitaal opgeslagen archiefbescheiden, conversie naar een nieuw bestandsformaat of migratie zal plaatsvinden.\n Bij de overweging om tot vervanging over te gaan, is rekening gehouden met de waarde van de archiefbescheiden als bestanddeel van het cultureel erfgoed c.q. gegevensbron voor overheidsorganen en recht- of bewijszoekenden en voor historisch onderzoek, zoals bepaald in artikel 2 aanhef en onder c en d van het Archiefbesluit.\n20151190629-04-201508-04-201520151190629-04-201508-04-201501-06-2015\n \n \n \n Dit Besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Rijswijk\n 8 april 2015\n \n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,namens deze,het hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst,R.J.T. vanLint\n20151190629-04-201508-04-201520151190629-04-201508-04-201501-06-2015\n \n \n Bijlagen\n \n (beide opvraagbaar bij de IND):\n Handboek vervanging door digitalisering (Centraal Scanproces);\n Handboek Decentraal Scanproces.\n20151190629-04-201508-04-201520151190629-04-201508-04-201501-06-2015\n \n20151190629-04-201508-04-201520151190629-04-201508-04-201501-06-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036556/manifest.xml", "content": "2015-06-012015-07-03T09:52:06+02:002022-09-06T06:13:41+02:00BWBR0036556.WTI2018-12-012015-06-012018-11-302015-06-019999-12-312015-07-02T02:33:37+02:002018-12-04T06:35:31+01:0061bcfa92eb523a30634bbc99eb06b33ef3363fc21401f38025510e516e9957a5080636bead110ecfe1e4b24a2eef0288f03d648d46fa2e2bf25a319e75c1093e3359", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036557/2015-04-24_0/xml/BWBR0036557_2015-04-24_0.xml", "content": "\n Circulaire Norm verantwoorde werktoedeling van toepassing op de Raad en DJI20151065224-04-201520151065224-04-201524-04-2015\n Circulaire Norm verantwoorde werktoedeling van toepassing op de Raad en DJI 20151065224-04-201520151065224-04-201524-04-2015\n \n \n \n Bij de uitvoering van jeugdhulptaken als bedoeld in de Jeugdwet dienen alle wettelijke voorschriften te worden nageleefd die bij of krachtens deze regelgeving zijn opgesteld en die zien op de norm van verantwoorde werktoedeling, als ware zij van overeenkomstige toepassing op de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) en op de onder de Dienst Justitiële Inrichtingen ressorterende rijks justitiële jeugdinrichtingen (rijks JJI’s)1Op grond van artikel 3b, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen zijn de bepalingen in de Jeugdwet voor wat betreft de verantwoorde werktoedeling van overeenkomstige toepassing op de particuliere JJI’s. Deze circulaire ziet niet op de particuliere JJI’s omdat zij al op grond van de geldende regelgeving juridisch aan deze normen zijn gebonden..\n De hoofddirecteur DJI dient ervoor zorg te dragen dat de rijks JJI’s werken conform een Kwaliteitskader voor de JJI’s, dat voldoet aan de bepalingen bij of krachtens de Jeugdwet en dat aansluit bij het “Kwaliteitskader jeugd; toepassen van de norm van verantwoorde werktoedeling in de praktijk” (hierna: Kwaliteitskader jeugd).2Het Kwaliteitskader jeugd is onder leiding van de stuurgroep Ontwikkeling Kwaliteitskader Jeugd opgesteld door een projectgroep waarin beroepsverenigingen, brancheorganisaties, gemeenten (VNG) en cliëntenorganisaties zitting hadden. Het kwaliteitskader is door de staatssecretaris van VWS, mede namens de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie bij brief van 8 december 2014 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer toegezonden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2014-2015, 31 839, nr. 428).\n De Algemeen Directeur van de Raad dient er voor zorg te dragen dat bij de uitvoering van de taken van de Raad de uitgangspunten van het Kwaliteitskader jeugd worden toegepast.\n De circulaire ‘norm verantwoorde werktoedeling in het kader van de professionalisering van de jeugdzorg, Ministerie van Veiligheid en Justitie’3Staatscourant 2014, nr. 33968 wordt ingetrokken.\n20151065224-04-201520151065224-04-201524-04-2015\n \n \n Toelichting\n \n In de Jeugdwet is bepaald dat jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen (hierna: organisaties) verantwoorde hulp moeten leveren. In het Besluit Jeugdwet is opgenomen dat de organisaties dit moeten doen door het werk binnen hun organisatie op een verantwoorde wijze toe te delen. De binnen deze organisaties werkzame professionals dienen zich bij het kwaliteitsregister jeugd te registreren als beroepsbeoefenaars. Op 17 november 2014 hebben de staatssecretarissen van Veiligheid en Justitie en Volksgezondheid, Welzijn en Sport het door de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd beheerde beroepsregister voor jeugdzorg erkend als enig kwaliteitsregister jeugd.4Staatscourant 2014, nr. 33806\n De bepalingen in de Jeugdwet, het Besluit Jeugdwet en het hierop gebaseerde Kwaliteitskader jeugd zijn niet rechtstreeks van toepassing op de taken die door de onder DJI ressorterende rijks JJI’s en de Raad worden uitgevoerd. De Minister kan via de hiërarchische lijn eisen stellen aan de (medewerkers van) de Raad en DJI zodat daarmee een vergelijkbare gebondenheid wordt gerealiseerd aan de norm van de verantwoorde werktoedeling in voornoemde regelgeving. Met deze circulaire wordt dit gerealiseerd.\n Met deze circulaire wordt aan de betrokken dienstonderdelen opgedragen dat alle voorschriften uit de Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet die betrekking hebben op de verantwoorde jeugdhulp en verantwoorde werktoedeling ook door (de medewerkers van) de onder DJI ressorterende rijks JJI’s en de Raad voor de Kinderbescherming moeten worden nageleefd.\n De norm van verantwoorde werktoedeling is in het Kwaliteitskader jeugd nader omschreven. De norm verplicht de jeughulpaanbieder, de gecertificeerde instelling en/of gemeente te werken met geregistreerde professionals en tot het toedelen van taken aan geregistreerde professionals, rekening houdend met hun specifieke kennis en vaardigheden. Voorts moet de aanbieder er voor zorgen dat deze geregistreerde professionals kunnen werken volgens hun specifieke professionele standaard.\n Op de plicht om te werken met een geregistreerde professional bestaan twee uitzonderingen. De eerste is dat de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling aannemelijk kan maken dat de werktoedeling aan anderen niet leidt tot kwaliteitsverlies. De tweede uitzondering is dat het onder omstandigheden voor de kwaliteit van de uitvoering noodzakelijk kan zijn om dat werk aan anderen toe te delen. Deze uitzonderingen dienen door de betrokken organisatie in alle voorkomende gevallen te worden gemotiveerd en vastgelegd (comply or explain).\n In het Kwaliteitskader jeugd staan situaties beschreven waarin een geregistreerde professional moet worden ingezet. Ook worden situaties beschreven waarin een niet-geregistreerde professional mag worden ingezet. Het Kwaliteitskader jeugd dient ter operationalisering van de verantwoorde hulp zoals opgenomen in de Jeugdwet.\n Het Kwaliteitskader jeugd is ook het uitgangspunt voor het verrichten van taken binnen DJI en de Raad voor de Kinderbescherming. Daartoe dienen de bestaande kwaliteitskaders binnen DJI en de Raad voor de Kinderbescherming waar nodig te worden aangepast aan het Kwaliteitskader Jeugd.\n20151065224-04-201520151065224-04-201524-04-201520151065224-04-201520151065224-04-201524-04-2015\n \n \n De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,Namens deze,De directeur-generaal Jeugd en Sanctietoepassing,M.C.A.Blom\n20151065224-04-201520151065224-04-201524-04-2015\n \n20151065224-04-201520151065224-04-201524-04-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036557/manifest.xml", "content": "2015-04-242015-07-03T22:32:09+02:002017-02-13T16:32:06+01:00BWBR0036557.WTI2015-04-249999-12-312015-04-249999-12-312015-07-02T02:33:40+02:002017-10-30T23:30:17+01:00e99c47d5d4cc367aa7d9891f0e9b12e7f695c8808a2cad71b0de087086778cb3e41bd9546f855d89fe65d191611480abeb6af72700b721cd6c6b7b900021ed5f3428", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036558/2015-04-30_0/xml/BWBR0036558_2015-04-30_0.xml", "content": "\n Schenk- en erfbelasting, waardering20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M30-04-2015\n Schenk- en erfbelasting, waardering20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M30-04-2015\n \n \n De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.\n20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M30-04-2015\n \n \n \n Dit besluit is een actualisering van het besluit van 10 juni 2010, nr. DGB2010/778M. In onderdeel 2 is de verwijzing naar de sterftetabellen van het Actuarieel Genootschap aangepast. Daarnaast zijn er ook andere redactionele aanpassingen.\n \n20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M30-04-2015\n \n \n 1\n Inleiding\n \n In dit besluit is het beleid opgenomen over de waardering op grond van artikel 21 van de Successiewet. De verwijzingen in het besluit van 10 juni 2010, nr. DGB2010/778M, zijn aangepast aan de huidige wetgeving. Hiermee zijn geen inhoudelijke wijzigingen beoogd.\n \n Onderdeel 2.2 Sterftetabellen is aangepast aan de door het Actuarieel Genootschap gewijzigde terminologie voor hun sterftetabellen en de verhoogde frequentie van publicatie van de tabellen.\n Daarnaast zijn er ook andere redactionele aanpassingen. Die aanpassingen leiden niet tot een inhoudelijke wijziging.\n20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M30-04-2015\n \n 1.1\n Gebruikte begrippen en afkortingen\n \n \n \n \n OBV: Ouderlijke boedelverdeling als bedoeld in artikel 4:1167 BW (oud)\n \n \n \n Successiewet:\n Successiewet 1956\n \n \n \n \n Uitvoeringsbesluit Successiewet:\n Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956\n \n \n \n20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M30-04-201520151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M30-04-201520151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M30-04-2015\n \n \n 2\n Waardering overbedelingsschulden\n \n Een OBV-testament is onder het erfrecht vanaf 1 januari 2003 niet meer mogelijk. De op 1 januari 2003 al bestaande testamenten worden op grond van het overgangsrecht geëerbiedigd.\n Voor de waardering van de onderbedelingsvordering die voortvloeit uit de OBV, geef ik hierna op twee punten een nadere toelichting. Het betreft het te hanteren rentepercentage als in het testament nog wordt verwezen naar het promessedisconto van de Nederlandsche Bank en de te hanteren sterftetabellen bij de omrekening van de enkelvoudige rente in een samengesteld rentepercentage.\n20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M30-04-2015\n \n 2.1\n Rentepercentage\n \n In de testamenten op grond van de OBV is vaak bepaald dat de langstlevende echtgenoot over de onderbedelingsvordering rente is verschuldigd. Voor de rentevoet wordt veelal aangesloten bij het promessedisconto van de Nederlandsche Bank. Nu dit disconto vervallen is, kan daarvoor in de plaats gesteld worden de depositorente van de Europese Centrale Bank.\n20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M30-04-201520151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M30-04-2015\n \n 2.2\n Sterftetabellen\n \n Een op het moment van overlijden van de overbedeelde erfgenaam opeisbare onderbedelingsvordering, met een enkelvoudige rente, wordt gewaardeerd op de nominale waarde verminderd met de waarde van het vruchtgebruik. Voor het bepalen van de waarde van het vruchtgebruik moet allereerst de enkelvoudige rente worden omgerekend naar een samengestelde rente. De waarde van het vruchtgebruik wordt vervolgens bepaald volgens de algemene regels die gelden voor de waardering van een vruchtgebruik (artikel 21, veertiende lid, van de Successiewet juncto artikel 5 tot en met 10b van het Uitvoeringsbesluit Successiewet).\n De waarde van een verkrijging voor de erfbelasting wordt vastgesteld naar het tijdstip van overlijden (artikel 21, eerste lid, van de Successiewet). Voor de bovengenoemde omrekening van enkelvoudige rente naar samengestelde rente moet in beginsel worden uitgegaan van de levensverwachting die bestaat in het jaar van overlijden. Hiervoor kunnen sterftetabellen worden gebruikt. De sterftetabel die betrekking heeft op het jaar van overlijden zal echter doorgaans nog niet verschenen zijn op het moment dat de aangifte wordt gedaan of de aanslag wordt vastgesteld. In dat geval kan dan ook de tabel van het jaar voorafgaand aan het overlijden worden gebruikt.\n \n \n Te hanteren sterftetabel\n \n \n Voor de omrekening van enkelvoudige rente naar samengestelde rente kunnen twee sterftetabellen worden toegepast:\n \n \n –\n de overlevingstafels van het CBS; of\n \n \n –\n de prognosetafels van het Actuarieel Genootschap.\n \n \n De tabellen van het Actuarieel Genootschap worden tegenwoordig om de twee jaar aangepast, terwijl die van het CBS jaarlijks verschijnen. Bezien vanuit een strikte wetstoepassing zullen doorgaans dan ook de CBS-tabellen gehanteerd moeten worden. Deze tabellen sluiten immers het beste aan bij het jaar van overlijden.\n Op grond van praktische overwegingen acht ik het echter redelijk dat bij de omrekening van enkelvoudige rente naar samengestelde rente een soepel standpunt wordt ingenomen. Bij de bedoelde omrekening kunnen zowel de overlevingstafels van het CBS als de prognosetafels van het Actuarieel Genootschap worden gehanteerd. Hierbij geldt de voorwaarde dat voor de aangifte voor de erfbelasting de op dat moment meest recente versie van de gekozen tabel wordt gehanteerd.\n20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M30-04-201520151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M30-04-201520151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M30-04-2015\n \n \n 3\n Voorwaardelijke ouderlijke boedelverdeling\n \n Bij een OBV komt het voor dat de langstlevende echtgenoot de bevoegdheid heeft te kiezen voor een afwijkende verdeling (de tenzij-clausule). Soms heeft de afwijkende verdeling alleen betrekking op een gedeelte van de nalatenschap (de gedeeltelijke tenzij-clausule).\n Deze zogenoemde voorwaardelijke OBV kan worden gevolgd als de echtgenoten en kinderen samen afwijken. Zie de Hoge Raad in zijn arresten van 17 januari 1996, nr. 30244, ECLI:NL:PHR:1996:AA1805 en 5 november 1997, nr. 31849, ECLI:NL:PHR:1997:AA3324. Naar mijn oordeel volgt uit de arresten dat een voorwaardelijke OBV ook rechtsgeldig is als alleen de langstlevende echtgenoot kan afwijken.\n Zolang de nalatenschap wordt verdeeld binnen de door de erflater in zijn testament aangegeven bevoegdheden is in deze situaties artikel 30 van de Successiewet niet van toepassing. Dit geldt zowel voor een tenzij-clausule als voor de gedeeltelijke tenzij-clausule.\n20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M30-04-2015\n \n 3.1\n Waardering verkrijgingen uit voorwaardelijke ouderlijke boedelverdeling\n \n Als een of meer erfgenamen een uitgesteld opeisbare vordering verkrijgen, kan sprake zijn van een vruchtgebruik in de zin van artikel 18 van de Successiewet (Hoge Raad, 11 juli 1989, nr. 25735, BNB 1989/260).\n Onderbedelingsvorderingen worden gewaardeerd volgens de vruchtgebruikberekening als bedoeld in artikel 21, veertiende lid, van de Successiewet (BNB 1989/260). Als gebruik wordt gemaakt van de tenzij-clausule, komt de OBV in zoverre niet tot stand. In dat geval wordt de verkrijging dan ook niet vastgesteld volgens de vruchtgebruikberekening. Bij uitvoering van een gedeeltelijke tenzij-clausule, is de vruchtgebruikberekening alleen van toepassing voor zover uitvoering wordt gegeven aan de OBV.\n Voor zover wordt afgeweken van de OBV, worden de daarop betrekking hebbende verkrijgingen gewaardeerd naar de waarde in het economische verkeer (artikel 21, eerste lid, van de Successiewet).\n20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M30-04-201520151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M30-04-201520151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M30-04-2015\n \n \n 4\n Waardering vruchtgebruik met interingsbevoegdheid\n \n Een schenker kan zich bij een schenking het vruchtgebruik met interingsbevoegdheid voorbehouden (artikel 3:215 van het BW). De waarde van een dergelijke verkrijging moet voor de schenkbelasting worden bepaald volgens de algemene regels die gelden voor de waardering van een vruchtgebruik (artikel 21, veertiende lid, van de Successiewet juncto artikel 5 tot en met 10b van het Uitvoeringsbesluit Successiewet). Bij de waardering wordt geen rekening gehouden met de interingsbevoegdheid. Verzoeken om toepassing van de hardheidsclausule wijs ik dan ook af.\n20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M30-04-201520151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M30-04-2015\n \n \n 5\n Waardering vrijgestelde waarde- en welvaartsvaste pensioen\n \n Het Gerechtshof te Amsterdam heeft in zijn uitspraak van 28 januari 1976, nr. 334/74 (BNB 1977/59) beslist dat een geïndexeerde lijfrente een periodieke uitkering tot een onzeker bedrag is. Deze lijfrente moet dan ook worden gewaardeerd op grond van artikel 21, veertiende lid, van de Successiewet juncto artikel 8, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Successiewet. De vraag is in hoeverre deze uitspraak ook geldt voor de waardering van waarde- en welvaartsvaste pensioenen.\n \n \n Goedkeuring\n \n \n Op grond van een redelijke wetstoepassing en op praktische gronden keur ik goed dat voor de waardering van vrijgestelde pensioenen geen rekening wordt gehouden met de indexatie van die pensioenen.\n20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M30-04-201520151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M30-04-2015\n \n \n 6\n Ingetrokken regeling\n \n Het volgende besluit is ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit:\n \n \n –\n het besluit van 10 juni 2010, nr. DGB2010/778M.\n \n \n20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M30-04-201520151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M30-04-2015\n \n \n 7\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.\n20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M30-04-201520151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M30-04-2015\n \n \n \n Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd.\n \n \n \n Den Haag\n 20 april 2015,\n \n \n De Staatssecretaris van Financiën,namens deze,J. deBlieckLid van het managementteam Belastingdienst\n20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M30-04-2015\n \n20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M20151147629-04-201520-04-2015BLKB2015/488M30-04-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036558/manifest.xml", "content": "2015-04-302015-07-03T20:59:37+02:002022-06-28T06:42:47+02:00BWBR0036558.WTI2022-06-252015-04-302022-06-242015-04-309999-12-312015-07-02T02:33:53+02:002022-06-28T06:43:11+02:0031b7fd1f9c4f176ee5c6b452b6734b82f974344a563468585bc641b6d246a9c806e637797462ef26718f1532db124ee63de2dc648e92306c57e5bba3656da7725698", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036559/2015-05-02_0/xml/BWBR0036559_2015-05-02_0.xml", "content": "\n Besluit tot vervanging personeelsdocumenten/dossiers (P-documenten) DUO20151181601-05-201507-04-201520151181601-05-201507-04-201502-05-2015\n Besluit directeur- generaal DUO betreffende vervanging personeelsdocumenten/dossiers (P-documenten) DUO, 201520151181601-05-201507-04-201520151181601-05-201507-04-201502-05-2015\n \n \n De directeur-generaal DUO,\n \n Gelet op:\n \n \n –\n de regeling van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 6 december 2012 nr. WJZ/466161 (10265), tot wijziging van de Archiefregeling in verband met het stellen van nadere regels betreffende vervanging;\n \n \n –\n \n artikel 7 van de Archiefwet.\n \n \n \n \n besluit(en):\n \n20151181601-05-201507-04-201520151181601-05-201507-04-201502-05-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n \n 1\n over te gaan tot vervanging door digitale reproducties van de analoge archiefbescheiden die op grond van BSD ‘Mens en Werk’ voor bewaring of vernietiging in aanmerking komen, waarna deze analoge archiefbescheiden worden vernietigd.\n \n \n 2\n reproductie geschiedt op de wijze zoals beschreven in het vastgestelde Handboek digitale vervanging P-documenten DUO;\n \n20151181601-05-201507-04-201520151181601-05-201507-04-201502-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dag van bekendmaking van dit besluit in Staatscourant\n20151181601-05-201507-04-201520151181601-05-201507-04-201502-05-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit directeur- generaal DUO betreffende vervanging personeelsdocumenten/dossiers (P-documenten) DUO, 2015.\n20151181601-05-201507-04-201520151181601-05-201507-04-201502-05-2015\n \n \n \n \n Groningen\n 7 april 2015\n \n \n \n De directeur-generaal DUO,\n \n R.J.A.\n Kerstens\n \n \n20151181601-05-201507-04-201520151181601-05-201507-04-201502-05-2015\n \n \n Bijlage\n \n De bijlage bevat een samenvatting van het handboek digitale vervanging P-documenten DUO. Het volledige handboek ligt ter inzage bij DUO, hoofdvestiging Groningen.\n Het handboek is 2 maart 2015 definitief vastgesteld, versie 0.5 en bevat 297 pagina’s.\n Het handboek bestaat uit acht hoofdstukken en 19 bijlagen:\n \n \n Inleiding\n \n \n \n 1.\n Organisatie\n \n \n 1.1\n De organisatie van DUO\n \n \n 1.2\n De mandaatregeling.\n \n \n 1.3\n Locaties\n \n \n 1.4\n De afdeling belast met substitutietaken\n \n \n 1.5\n De gedragscode\n \n \n 1.6\n Centrale Record Management Applicatie (cRMA)\n \n \n 1.6.1\n Structuur cRMA\n \n \n 1.6.2\n Beheerpartijen\n \n \n 2.\n Kaders en richtlijnen vervangingsproces\n \n \n 3.\n Reikwijdte van het vervangingsproces\n \n \n 3.1\n Organisatieonderdelen waarvoor het handboek van toepassing op is\n \n \n 3.2\n Beschrijving van de te vervangen documenten\n \n \n 3.3\n Documenten waarop het vervangingsproces niet op van toepassing is\n \n \n 4.\n Taken en verantwoordelijkheden binnen het vervangingsproces\n \n \n 4.1\n Beheer van dit handboek\n \n \n 4.2\n Inzet van (tijdelijk) personeel\n \n \n 4.3\n Aangewezen personeel per (deel)taak\n \n \n 5.\n Bevoegdheden en autorisaties binnen het vervangingsproces\n \n \n 5.1\n Beschikbaarheid van P-documenten gedurende het vervangingsproces\n \n \n 5.2\n Autorisatie(s) ontvangst, opslag en beheer van documenten\n \n \n 5.3\n Autorisatie(s) in SAP, P-Direkt en cRMA\n \n \n 5.4\n Autorisatie(s) voor het scannen van P-documenten\n \n \n 5.5\n Bevoegdheden tot scanwerkplek\n \n \n 5.6\n Bevoegdheden tot opslagruimte\n \n \n 5.7\n Bevoegdheden tot de afdelingsschijf\n \n \n 6.\n Inrichting van het vervangingsproces\n \n \n 6.1\n Vervangingsproces schematisch\n \n \n 6.2\n Vervangingsproces bestaande personeelsdossiers\n \n \n 6.3\n Vervangingsproces nieuwe personeelsdocumenten\n \n \n 6.3.1\n Ontvangst P-gerelateerde documenten\n \n \n 6.3.2\n Beoordeling P-documenten\n \n \n 6.3.3\n Prioritering van P-documenten\n \n \n 6.3.4\n Voorbewerken van P-documenten\n \n \n 6.3.5\n Scannen van P-documenten\n \n \n 6.3.6\n Indexeren van P-documenten\n \n \n 6.3.7\n Controleren van P-documenten\n \n \n 6.3.8\n Verzending van P-documenten\n \n \n 6.3.9\n Registratie & berging van P-documenten\n \n \n 6.3.10\n Vernietiging van P-documenten\n \n \n 7.\n Verantwoordelijkheden P-Direkt\n \n \n 7.1\n Continuïteit P-Direkt en cRMA\n \n \n 7.2\n Continuïteit techniek\n \n \n 7.3\n Bescherming persoonsgegevens\n \n \n 8.\n Begrippenlijst\n \n \n \n \n \n Bijlagen\n \n Bijlage 1 Ondermandaatregeling DUO\n Bijlage 2 Beheerreglement DUO\n Bijlage 3 P-structuur centrale Record Management Applicatie (cRMA)\n Bijlage 4 Toekennen, wijzigen en verwijderen van autorisatie(s) in SAP, P-Direkt en cRMA\n Bijlage 5 Bewerkersovereenkomst Belastingdienst / DUO\n Bijlage 6 Procedure verzending P-documenten\n Bijlage 7 Procedure scanning digitaal aangeleverde documenten\n Bijlage 8a Instructie kwaliteitscontrole\n Bijlage 8b Instructie scancontrole\n Bijlage 9 Processen en prioritering t.b.v. P-Dossier en Documenten P-Dossier\n Bijlage 10 Procedure IKAP documenten en overige declaraties\n Bijlage 11 Instructie scannen\n Bijlage 12 Hardware en software\n Bijlage 13 Instellingen hardware\n Bijlage 14 Toevoegen van metadata\n Bijlage 15 Procedure doorvoeren correcties op het personeelsdossier.\n Bijlage 16 Sleutelprocedure\n Bijlage 17 Instructie vernietiging oorspronkelijk aangeleverde documenten\n Bijlage 18 Handleiding Scannen en CRMA-HIC\n Bijlage 19a Draaiboek 1.0\n Bijlage 19b Draaiboek 1.1\n In het handboek wordt uitgegaan van de juridische grondslag voor het vervangingsproces: art. 7 Archiefwet 1995 in combinatie met art. 2 en art. 6 Archiefbesluit 1995 en artikel 26b Archiefregeling 2010. Uit deze artikelen kan worden geconcludeerd dat de DUO bevoegd is archiefbescheiden te vervangen door reproducties met het doel de vervangen archiefbescheiden te vernietigen. Daarnaast is van belang dat DUO rekening houdt met haar taak als overheidsorgaan, de verhouding met andere overheidsorganen, de waarde van de archiefbescheiden als bestanddeel van het cultuur erfgoed en het belang van de in de archiefbescheiden voorkomende gegevens voor overheidsorganen. Tot slot kan worden geconcludeerd dat bij het vervangingsproces rekening moet worden gehouden met de kwaliteit van de reproducties. Die moet dusdanig zijn dat een juiste en volledige weergave van de te vervangen archiefbescheiden gewaarborgd is.\n De aspecten, genoemd in art. 26b Archiefregeling, staan allen genoemd in dit handboek:\n \n \n •\n Reikwijdte van het vervangingsproces;\n De reikwijdte van het vervangingsproces staat beschreven in hoofdstuk 3 van het handboek.\n \n \n •\n Inrichting van de hardware waarmee wordt vervangen en de gekozen instellingen;\n De hardware die gebruikt wordt en de inrichting hiervan staan beschreven in paragraaf 6.3.5.\n Uitgebreide informatie staat beschreven in de bijlagen 12 en 13.\n \n \n •\n Software waarmee wordt vervangen, en de gekozen instellingen (indien van toepassing);\n Uitgebreide informatie staat beschreven in bijlage 12 en 13.\n \n \n •\n Criteria voor de keuze van reproductie in kleur, grijswaarden of zwart-wit;\n De instellingen zijn terug te vinden in bijlage 13, onder het kopje kleur instellingen.\n \n \n •\n Wijze waarop de reproductie tot stand komt;\n De inrichting van het vervangingsproces staat beschreven in hoofdstuk 6. Specifiek voor het scannen van P-documenten zijn de bijlagen 7 en 11 opgesteld.\n \n \n •\n Inrichting van (kwaliteit)controles;\n Gedurende het vervangingsproces vinden er meerdere (kwaliteit)controles plaats. Wanneer deze controles plaatsvinden en hoe dit gebeurt staat beschreven in paragraaf 6.3.2 Beoordeling van P-documenten onder het kopje controle op kwaliteit, paragraaf 6.3.5 Scannen van P-documenten onder de kopjes scancontroles en controle scantotalen en paragraaf 6.3.7 Controleren van P-documenten. Daarnaast zijn in bijlagen 8a en 8b een uitgebreide beschrijving m.b.t. de controles terug te vinden.\n \n \n •\n Het herstellen van eventuele fouten;\n De procedure m.b.t. het corrigeren van fouten in het digitale P-dossier staat in bijlage 15.\n \n \n •\n Het proces van vernietiging van de vervangen archiefbescheiden.\n De procedure m.b.t. vernietiging van vervangen archiefbescheiden staat in bijlage 17.\n \n \n \n20151181601-05-201507-04-201520151181601-05-201507-04-201502-05-2015\n \n20151181601-05-201507-04-201520151181601-05-201507-04-201502-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036559/manifest.xml", "content": "2015-05-022015-07-04T06:13:18+02:002019-03-15T06:56:49+01:00BWBR0036559.WTI2015-05-029999-12-312015-05-029999-12-312015-07-02T02:35:21+02:002017-10-30T23:31:10+01:008785bb140b074929965b12974cd17844de1ad1b53bdeb04fe868cc4dfad82764fcfc357fa21cb16af6c006e720703d944e45af051b315be08ed663b413787bf35159", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036560/2015-07-01_0/xml/BWBR0036560_2015-07-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 20 april 2015, nr. IENM/BSK-2014/219006, houdende vaststelling van de eisen voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie T (Regeling eisen praktijkexamen rijbewijscategorie T)\n Regeling eisen praktijkexamen rijbewijscategorie T\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 111, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;\n \n \n BESLUIT:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De eisen waaraan de aanvrager van het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie T moet voldoen, zijn nader uitgewerkt in de bij deze regeling behorende bijlage Toetsmatrijs praktijkexamen rijbewijscategorie T.\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 2\n \n Het CBR draagt er zorg voor dat het resultaat van het examen aan de aanvrager bekend wordt gemaakt. Bij een onvoldoende examen wordt tevens aangegeven aan welke exameneisen de aanvrager niet heeft voldaan.\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 3\n \n Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de wet van 3 december 2014 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1994 in verband met de invoering van de rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid (T-rijbewijs) (Stb. 2015, 10) in werking treedt.\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 4\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling eisen praktijkexamen rijbewijscategorie T.\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,M.H.Schultz van Haegen-Maas Geesteranus\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Bijlage\n bij artikel 1 van de Regeling eisen praktijkexamen rijbewijscategorie T\n \n \n \n Eind- en toetstermen voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie T\n \n \n \n \n \n \n \n \n Categoriecode:\n \n \n T-rijbewijs praktijk (T)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Toelichting op tabel met afbakening\n \n \n Tax = Taxonomiecode F = Feitelijke kennis B = Begripsmatige kennis R = Reproductieve vaardigheid P = Productieve vaardigheid\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Nr\n \n \n Eindtermen\n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n Rijklaar controle\n \n \n \n \n 2.\n \n \n Verantwoord rijgedrag\n \n \n \n \n 3.\n \n \n Verkeersgedrag tijdens een rit\n \n \n \n \n 4.\n \n \n Bijzondere verrichtingen\n \n \n \n \n 5.\n \n \n Voertuigbeheersing\n \n \n \n \n 6.\n \n \n Ergonomie en veiligheid\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Eindtermen en toetstermen\n \n \n Afbakening\n (indien van toepassing)\n \n \n Tax:\n \n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n \n \n Rijklaar controle \n \n \n \n \n \n \n \n 1.1\n \n \n Voertuigdocumenten controleren.\n \n \n De kandidaat is in staat om voor uitvoering van een rit de voertuigdocumenten te controleren en te vertalen naar praktisch gebruik:\n – Certificaat van Overeenstemming (CVO) van de landbouw- of bosbouwtrekker (LBT);\n – Constructieplaat (aanhangwagen).\n \n \n R\n \n \n \n \n 1.2\n \n \n Buitenzijde voertuigen (LBT+aanhangwagen) controleren.\n \n \n De kandidaat is in staat om steekproefsgewijs visueel verschillende controles aan de buitenzijde van de voertuigen (LBT+aanhangwagen) uit te voeren gericht op een veilig weggebruik.\n \n \n R\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n – Algemene staat van de voertuigen:\n ○ stand van het voertuig;\n ○ lekkages;\n ○ controle onder de voertuigen;\n ○ schade;\n ○ goede bevestiging van voertuigonderdelen;\n ○ stootbalk en zijdelingse afscherming (indien aanwezig);\n ○ carrosserie;\n ○ plaatwerk;\n ○ laaddeuren/laadkleppen (indien aanwezig);\n ○ deursluiting;\n ○ spiegels.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n – Bij de wielen/banden:\n ○ staat van de banden;\n ○ vastzitten van de wielmoeren;\n ○ aanwezigheid en staat van de spatborden;\n ○ de wielophanging en vering.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n – Bij verlichting:\n ○ goede staat en werking van de wettelijke verlichtingen/reflectie/markering.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n – Bij de ruiten:\n ○ voorruit, zijruiten en achterruit (schoon, geen barst in zichtveld bestuurder);\n ○ goede staat en werking van de ruitenwissers.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n – Lading:\n ○ laadmechanisme (indien aanwezig);\n ○ ladingverdeling;\n ○ controle op het vastgezet en/of afgedekt zijn van de lading.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n – Koppelmechanisme:\n ○ het koppelmechanisme controleren;\n ○ de lucht-, hydrauliek- en elektroverbinding controleren.\n \n \n \n \n \n 1.3\n \n \n Vloeistoffen controleren en aanvullen.\n \n \n De kandidaat is in staat steekproefsgewijs te controleren of er voldoende vloeistoffen aanwezig zijn in de reservoirs van:\n – de motorolie;\n – remvloeistof (indien van toepassing);\n – de koelvloeistof;\n – de ruitenwisservloeistof;\n – de accu;\n – de stuurinrichting;\n – het brandstofsysteem.\n en kan uitleggen hoe deze vloeistoffen aan te vullen.\n \n \n R\n \n \n \n \n 1.4\n \n \n Controle in het voertuig.\n \n \n De kandidaat is in staat om steekproefsgewijs visueel verschillende controles aan de binnenzijde van het voertuig uit te voeren:\n – interpretatie dashboardinformatie;\n – bediening van de claxon(d.m.v. uitleg);\n – werking van het remsysteem door middel van de remproef;\n – aanwezigheid en werking van de gordel.\n De kandidaat moet uit kunnen leggen hoe te handelen bij het branden van waarschuwingslampjes.\n \n \n R\n \n \n \n \n 1.5\n \n \n Het voertuig rijklaar maken.\n \n \n De kandidaat is in staat om voor uitvoering van een rit het voertuig rijklaar te maken door het juist afstellen van:\n – de stoel;\n – de spiegels;\n – het stuur;\n – eventueel aanwezige zichtsystemen.\n \n \n R\n \n \n \n \n \n 2.\n \n \n \n \n Verantwoord rijgedrag \n \n \n \n \n \n \n \n 2.1\n \n \n Verantwoord rijgedrag toepassen volgens de principes van het milieu- en energiebewust rijgedrag.\n \n \n De kandidaat is in staat om tijdens de rit verantwoord rijgedrag toe te passen:\n – starten zonder gas geven;\n – wijze van accelereren en schakelen (zo vroeg mogelijk naar een hogere versnelling, rekening houdend met een zo optimaal mogelijk toerental);\n – rijden met een gelijkmatige snelheid;\n – voldoende afstand bewaren ten opzichte van medeweggebruikers (ruimtekussen);\n – anticiperen op verkeersontwikkelingen;\n – wijze van vertragen (uitrollen in de versnelling, gebruik maken van het rolvermogen van het voertuig).\n \n \n R\n \n \n \n \n \n 3.\n \n \n \n \n Verkeersgedrag tijdens een rit \n \n \n \n \n \n \n \n 3.1\n \n \n Veilig verkeersgedrag.\n \n \n De kandidaat is in staat om tijdens een rit veilig verkeersgedrag te tonen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n – Verkeersgedrag tijdens het wegrijden\n De kandidaat is in staat veilig weg te rijden na een stop in en buiten het verkeer.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n – Verkeersgedrag tijdens het rijden op de weg\n De kandidaat is in staat om op de weg veilig verkeersgedrag te tonen tijdens:\n ○ het rijden op rechte weggedeelten;\n ○ het rijden van bochten in het wegverloop;\n ○ het naderen en passeren van kruispunten;\n ○ het afslaan;\n ○ het in- en uitvoegen;\n ○ het inhalen en voorbijgaan;\n ○ tegemoetkomen en ingehaald worden;\n ○ het wisselen van rijstrook en andere zijdelingse verplaatsingen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n – Verkeersgedrag bij bijzondere weggedeelten (indien aanwezig)\n De kandidaat is in staat om bij bijzondere weggedeelten veilig verkeersgedrag te vertonen tijdens:\n ○ het wegrijden vanuit/inrijden van een in- en uitrit;\n ○ het naderen en oversteken van spoorwegovergangen;\n ○ het naderen en passeren van (voetgangers)oversteekplaatsen;\n ○ het naderen en passeren van tram- en bushaltes;\n ○ het naderen en passeren van rotondes;\n ○ het rijden van stijgende en/of dalende wegen over een langere afstand;\n ○ het rijden door tunnels.\n \n \n \n \n \n 3.2\n \n \n Algemeen verkeersgedrag.\n \n \n Tijdens de rit laat de kandidaat zien te beschikken over een defensieve en sociale rijstijl:\n – rekening houden met de belangen van medeweggebruikers en de omgeving;\n – anticiperen op verkeersontwikkelingen;\n – positieve communicatie met medeweggebruikers.\n \n \n R\n \n \n \n \n 3.3\n \n \n Kijkgedrag.\n \n \n De kandidaat laat tijdens de rit zien te beschikken over juist en functioneel kijkgedrag gericht op actief waarnemen van de verkeerssituatie:\n – rondom de voertuigcombinatie kijken;\n – gebruik maken van aanwezige zichtsystemen (spiegels/camera’s/e.d.);\n – dichtbij kijken;\n – ver weg kijken;\n – aandacht voor de dode hoek.\n \n \n R\n \n \n \n \n 3.4\n \n \n Route uitzetten en rijden.\n \n \n De kandidaat is in staat om een route te rijden zodanig dat dit geen gevaar of onnodige hinder voor het overige verkeer oplevert.\n \n \n R\n \n \n \n \n \n 4.\n \n \n \n \n Bijzondere verrichtingen \n \n \n \n \n \n \n \n 4.1\n \n \n Bijzondere verrichtingen uitvoeren.\n \n \n – De kandidaat is in staat de volgende bijzondere verrichtingen uit te voeren:\n ○ recht achteruitrijden;\n ○ achteruit inrijden van een (denkbeeldige) inrit;\n ○ keren door middel van steken;\n ○ hellingproef;\n ○ veilig parkeren voor laden en lossen.\n \n \n P\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n – Tijdens de bijzondere verrichting is de kandidaat in staat rekening te houden met de verkeersveiligheid.\n – De kandidaat is in staat om een LBT en aanhangwagen:\n ○ te koppelen (hierbij dienen de voertuigen niet in het verlengde van elkaar te staan);\n ○ te ontkoppelen.\n \n \n \n \n \n \n 5.\n \n \n \n \n Voertuigbeheersing \n \n \n \n \n \n \n \n 5.1\n \n \n Voertuigbeheersing.\n \n \n – De kandidaat is in staat het voertuig correct te bedienen door juist gebruik van:\n ○ de koppeling;\n ○ gaspedaal;\n ○ de remmen;\n ○ de versnelling (juiste versnelling bij het profiel van het wegdek/belasting van de voertuigcombinatie).\n – De kandidaat is in staat het voertuig correct te besturen.\n – De kandidaat is in staat alle onderdelen van het dashboard en cabine te gebruiken, zonder hierbij gevaar of onnodige hinder te veroorzaken:\n ○ verlichting;\n ○ richtingaanwijzers;\n ○ airco/verwarming;\n ○ andere rijtechnische voorzieningen.\n \n \n R\n \n \n \n \n \n 6.\n \n \n \n \n Ergonomie en veiligheid \n \n \n \n \n \n \n \n 6.1\n \n \n Ergonomie.\n \n \n – De kandidaat heeft een juiste zit- en stuurhouding.\n – De kandidaat is in staat om persoonlijke blessures te voorkomen door juist in- en uitstapgedrag.\n \n \n R\n \n \n \n \n 6.2\n \n \n Veiligheid.\n \n \n – De kandidaat maakt tijdens de rit gebruik van de veiligheidsgordel.\n – De kandidaat is in staat de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen bij het verlaten van het voertuig:\n ○ veilig stallen;\n ○ voertuig afsluiten;\n ○ contactsleutel meenemen.\n \n \n R\n \n \n \n \n \n \n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036560/2016-07-01_0/xml/BWBR0036560_2016-07-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 20 april 2015, nr. IENM/BSK-2014/219006, houdende vaststelling van de eisen voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie T (Regeling eisen praktijkexamen rijbewijscategorie T)2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n Regeling eisen praktijkexamen rijbewijscategorie T2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 111, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;\n \n \n BESLUIT:\n \n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De eisen waaraan de aanvrager van het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie T moet voldoen, zijn nader uitgewerkt in de bij deze regeling behorende bijlage Toetsmatrijs praktijkexamen rijbewijscategorie T.\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 2\n \n Het CBR draagt er zorg voor dat het resultaat van het examen aan de aanvrager bekend wordt gemaakt. Bij een onvoldoende examen wordt tevens aangegeven aan welke exameneisen de aanvrager niet heeft voldaan.\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 3\n \n Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de wet van 3 december 2014 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1994 in verband met de invoering van de rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid (T-rijbewijs) (Stb. 2015, 10) in werking treedt.\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 4\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling eisen praktijkexamen rijbewijscategorie T.\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,M.H.Schultz van Haegen-Maas Geesteranus\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Bijlage\n bij artikel 1 van de Regeling eisen praktijkexamen rijbewijscategorie T\n \n \n \n Eind- en toetstermen voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie T\n \n \n \n \n \n \n \n \n Categoriecode:\n \n \n T-rijbewijs praktijk (T)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Toelichting op tabel met afbakening\n \n \n Tax = Taxonomiecode F = Feitelijke kennis B = Begripsmatige kennis R = Reproductieve vaardigheid P = Productieve vaardigheid\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Nr\n \n \n Eindtermen\n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n Rijklaar controle\n \n \n \n \n 2.\n \n \n Verantwoord rijgedrag\n \n \n \n \n 3.\n \n \n Verkeersgedrag tijdens een rit\n \n \n \n \n 4.\n \n \n Bijzondere verrichtingen\n \n \n \n \n 5.\n \n \n Voertuigbeheersing\n \n \n \n \n 6.\n \n \n Ergonomie en veiligheid\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Eindtermen en toetstermen\n \n \n Afbakening\n (indien van toepassing)\n \n \n Tax:\n \n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n \n \n Rijklaar controle \n \n \n \n \n \n \n \n 1.1\n \n \n Voertuigdocumenten controleren.\n \n \n De kandidaat is in staat om voor uitvoering van een rit de voertuigdocumenten en constructieplaten te controleren.\n \n \n R\n \n \n \n \n 1.2\n \n \n Buitenzijde voertuigen (LBT+aanhangwagen) controleren.\n \n \n De kandidaat is in staat om steekproefsgewijs visueel verschillende controles aan de buitenzijde van de voertuigen (LBT+aanhangwagen) uit te voeren gericht op een veilig weggebruik.\n \n \n R\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n – Algemene staat van de voertuigen:\n ○ stand van het voertuig;\n ○ lekkages;\n ○ controle onder de voertuigen;\n ○ schade;\n ○ goede bevestiging van voertuigonderdelen;\n ○ stootbalk en zijdelingse afscherming (indien aanwezig);\n ○ carrosserie;\n ○ plaatwerk;\n ○ laaddeuren/laadkleppen (indien aanwezig);\n ○ deursluiting;\n ○ spiegels.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n – Bij de wielen/banden:\n ○ staat van de banden;\n ○ vastzitten van de wielmoeren;\n ○ aanwezigheid en staat van de spatborden;\n ○ de wielophanging en vering.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n – Bij verlichting:\n ○ goede staat en werking van de wettelijke verlichtingen/reflectie/markering.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n – Bij de ruiten:\n ○ voorruit, zijruiten en achterruit (schoon, geen barst in zichtveld bestuurder);\n ○ goede staat en werking van de ruitenwissers.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n – Lading:\n ○ laadmechanisme (indien aanwezig);\n ○ ladingverdeling;\n ○ controle op het vastgezet en/of afgedekt zijn van de lading.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n – Koppelmechanisme:\n ○ het koppelmechanisme controleren;\n ○ de lucht-, hydrauliek- en elektroverbinding controleren.\n \n \n \n \n \n 1.3\n \n \n Vloeistoffen controleren en aanvullen.\n \n \n De kandidaat is in staat steekproefsgewijs te controleren of er voldoende vloeistoffen aanwezig zijn in de reservoirs van:\n – de motorolie;\n – remvloeistof (indien van toepassing);\n – de koelvloeistof;\n – de ruitenwisservloeistof;\n – de accu;\n – de stuurinrichting;\n – het brandstofsysteem.\n en kan uitleggen hoe deze vloeistoffen aan te vullen.\n \n \n R\n \n \n \n \n 1.4\n \n \n Controle in het voertuig.\n \n \n De kandidaat is in staat om steekproefsgewijs visueel verschillende controles aan de binnenzijde van het voertuig uit te voeren:\n – interpretatie dashboardinformatie;\n – bediening van de claxon(d.m.v. uitleg);\n – werking van het remsysteem door middel van de remproef;\n – aanwezigheid, werking en doel van de gordel.\n De kandidaat moet uit kunnen leggen hoe te handelen bij het branden van waarschuwingslampjes.\n \n \n R\n \n \n \n \n 1.5\n \n \n Het voertuig rijklaar maken.\n \n \n De kandidaat is in staat om voor uitvoering van een rit het voertuig rijklaar te maken door het juist afstellen van:\n – de stoel;\n – de spiegels;\n – het stuur;\n – eventueel aanwezige zichtsystemen.\n \n \n R\n \n \n \n \n \n 2.\n \n \n \n \n Verantwoord rijgedrag \n \n \n \n \n \n \n \n 2.1\n \n \n Verantwoord rijgedrag toepassen volgens de principes van het milieu- en energiebewust rijgedrag.\n \n \n De kandidaat is in staat om tijdens de rit verantwoord rijgedrag toe te passen:\n – starten zonder gas geven;\n – wijze van accelereren en schakelen (zo vroeg mogelijk naar een hogere versnelling, rekening houdend met een zo optimaal mogelijk toerental);\n – rijden met een gelijkmatige snelheid;\n – voldoende afstand bewaren ten opzichte van medeweggebruikers (ruimtekussen);\n – anticiperen op verkeersontwikkelingen;\n – wijze van vertragen (uitrollen in de versnelling, gebruik maken van het rolvermogen van het voertuig).\n \n \n R\n \n \n \n \n \n 3.\n \n \n \n \n Verkeersgedrag tijdens een rit \n \n \n \n \n \n \n \n 3.1\n \n \n Veilig verkeersgedrag.\n \n \n De kandidaat is in staat om tijdens een rit veilig verkeersgedrag te tonen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n – Verkeersgedrag tijdens het wegrijden\n De kandidaat is in staat veilig weg te rijden na een stop in en buiten het verkeer.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n – Verkeersgedrag tijdens het rijden op de weg\n De kandidaat is in staat om op de weg veilig verkeersgedrag te tonen tijdens:\n ○ het rijden op rechte weggedeelten;\n ○ het rijden van bochten in het wegverloop;\n ○ het naderen en passeren van kruispunten;\n ○ het afslaan;\n ○ het in- en uitvoegen;\n ○ het inhalen en voorbijgaan;\n ○ tegemoetkomen en ingehaald worden;\n ○ het wisselen van rijstrook en andere zijdelingse verplaatsingen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n – Verkeersgedrag bij bijzondere weggedeelten (indien aanwezig)\n De kandidaat is in staat om bij bijzondere weggedeelten veilig verkeersgedrag te vertonen tijdens:\n ○ het wegrijden vanuit/inrijden van een in- en uitrit;\n ○ het naderen en oversteken van spoorwegovergangen;\n ○ het naderen en passeren van (voetgangers)oversteekplaatsen;\n ○ het naderen en passeren van tram- en bushaltes;\n ○ het naderen en passeren van rotondes;\n ○ het rijden van stijgende en/of dalende wegen over een langere afstand;\n ○ het rijden door tunnels.\n \n \n \n \n \n 3.2\n \n \n Algemeen verkeersgedrag.\n \n \n Tijdens de rit laat de kandidaat zien te beschikken over een defensieve en sociale rijstijl:\n – rekening houden met de belangen van medeweggebruikers en de omgeving;\n – anticiperen op verkeersontwikkelingen;\n – positieve communicatie met medeweggebruikers.\n \n \n R\n \n \n \n \n 3.3\n \n \n Kijkgedrag.\n \n \n De kandidaat laat tijdens de rit zien te beschikken over juist en functioneel kijkgedrag gericht op actief waarnemen van de verkeerssituatie:\n – rondom de voertuigcombinatie kijken;\n – gebruik maken van aanwezige zichtsystemen (spiegels/camera’s/e.d.);\n – dichtbij kijken;\n – ver weg kijken;\n – aandacht voor de dode hoek.\n \n \n R\n \n \n \n \n 3.4\n \n \n Route uitzetten en rijden.\n \n \n De kandidaat is in staat om een route te rijden zodanig dat dit geen gevaar of onnodige hinder voor het overige verkeer oplevert.\n \n \n R\n \n \n \n \n \n 4.\n \n \n \n \n Bijzondere verrichtingen \n \n \n \n \n \n \n \n 4.1\n \n \n Bijzondere verrichtingen uitvoeren.\n \n \n – De kandidaat is in staat de volgende bijzondere verrichtingen uit te voeren:\n ○ recht achteruitrijden;\n ○ achteruit inrijden van een (denkbeeldige) inrit;\n ○ keren door middel van steken;\n ○ hellingproef;\n ○ veilig parkeren voor laden en lossen.\n \n \n P\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n – Tijdens de bijzondere verrichting is de kandidaat in staat rekening te houden met de verkeersveiligheid.\n – De kandidaat is in staat om een LBT en aanhangwagen:\n ○ te koppelen (hierbij dienen de voertuigen niet in het verlengde van elkaar te staan);\n ○ te ontkoppelen.\n \n \n \n \n \n \n 5.\n \n \n \n \n Voertuigbeheersing \n \n \n \n \n \n \n \n 5.1\n \n \n Voertuigbeheersing.\n \n \n – De kandidaat is in staat het voertuig correct te bedienen door juist gebruik van:\n ○ de koppeling;\n ○ gaspedaal;\n ○ de remmen;\n ○ de versnelling (juiste versnelling bij het profiel van het wegdek/belasting van de voertuigcombinatie).\n – De kandidaat is in staat het voertuig correct te besturen.\n – De kandidaat is in staat alle onderdelen van het dashboard en de cabine te gebruiken, zonder hierbij gevaar of onnodige hinder te veroorzaken:\n ○ verlichting;\n ○ richtingaanwijzers;\n ○ airco/verwarming;\n ○ andere rijtechnische voorzieningen.\n \n \n R\n \n \n \n \n \n 6.\n \n \n \n \n Ergonomie en veiligheid \n \n \n \n \n \n \n \n 6.1\n \n \n Ergonomie.\n \n \n – De kandidaat heeft een juiste zit- en stuurhouding.\n – De kandidaat is in staat om persoonlijke blessures te voorkomen door juist in- en uitstapgedrag.\n \n \n R\n \n \n \n \n 6.2\n \n \n Veiligheid.\n \n \n – De kandidaat maakt tijdens de rit gebruik van de veiligheidsgordel.\n – De kandidaat is in staat de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen bij het verlaten van het voertuig:\n ○ veilig stallen;\n ○ contactsleutel meenemen;\n ○ voertuig afsluiten.\n \n \n R\n \n \n \n \n \n \n20161365515-03-201611-03-2016IENM/BSK-2016/5660320161365515-03-201611-03-2016IENM/BSK-2016/5660301-07-2016Abusievelijk geeft de Staatscourant een wijzigingsopdracht voor\n regel 4 in plaats van regel 1.4.\n \n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036560/2019-01-01_0/xml/BWBR0036560_2019-01-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 20 april 2015, nr. IENM/BSK-2014/219006, houdende vaststelling van de eisen voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie T (Regeling eisen praktijkexamen rijbewijscategorie T)2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n Regeling eisen praktijkexamen rijbewijscategorie T2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 111, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;\n \n \n BESLUIT:\n \n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De eisen waaraan de aanvrager van het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie T moet voldoen, zijn nader uitgewerkt in de bij deze regeling behorende bijlage Toetsmatrijs praktijkexamen rijbewijscategorie T.\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 2\n \n Het CBR draagt er zorg voor dat het resultaat van het examen aan de aanvrager bekend wordt gemaakt. Bij een onvoldoende examen wordt tevens aangegeven aan welke exameneisen de aanvrager niet heeft voldaan.\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 3\n \n Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de wet van 3 december 2014 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1994 in verband met de invoering van de rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid (T-rijbewijs) (Stb. 2015, 10) in werking treedt.\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 4\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling eisen praktijkexamen rijbewijscategorie T.\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,M.H.Schultz van Haegen-Maas Geesteranus\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Bijlage\n bij artikel 1 van de Regeling eisen praktijkexamen rijbewijscategorie T\n \n \n \n Toetsmatrijs Praktijkexamen Rijbewijs voor categorie T\n \n In deze toetsmatrijs staat wat u moet kunnen en kennen. De toetsmatrijs vormt daarom de basis van de opleiding en het examen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n Opgesteld door:\n \n \n \n \n CBR divisie CCV\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Categoriecode:\n \n \n \n T\n \n \n \n \n \n Toetsvorm: \n \n \n \n Praktijk\n \n \n \n \n \n Dekkingsgraad toetstermen:\n \n \n \n 100%\n \n \n \n \n \n Cesuur:\n \n \n \n De kandidaat moet een voldoende hebben behaald voor het examen om een bewijs van slagen te krijgen.\n \n \n \n \n \n Geldigheid examenresultaat:\n \n \n \n 3 jaar\n \n \n \n \n \n Bijzonderheden: \n \n \n \n Geen\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Nr\n \n \n Eindtermen\n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n Rijklaar controle\n \n \n \n \n 2.\n \n \n Verantwoord rijgedrag\n \n \n \n \n 3.\n \n \n Verkeersgedrag tijdens een rit\n \n \n \n \n 4.\n \n \n Bijzondere verrichtingen\n \n \n \n \n 5.\n \n \n Voertuigbeheersing\n \n \n \n \n 6.\n \n \n Ergonomie en veiligheid\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Vastgesteld door:\n \n \n \n College van Deskundigen T-examens: 6 juli 2018\n \n \n \n \n \n Beoordeeld door:\n \n \n \n EVO, TLN, VHG, Fedecom, BMWT: 14 september 2018\n \n \n \n \n \n Goedgekeurd door:\n \n \n \n Divisiemanager CCV: 17 september 2018\n \n \n \n \n \n Ingangsdatum:\n \n \n \n \n 1 januari 2019\n \n \n \n \n \n \n Toelichting\n \n \n \n \n \n \n \n Eindtermen:\n \n \n Dit zijn de hoofdonderwerpen die in het examen voorkomen. Hierin staat 'ruim' omschreven wat er in het examen terug kan komen.\n \n \n \n \n Toetstermen:\n \n \n Dit zijn onderdelen van een eindterm. Hierin staat meer uitgebreid omschreven wat er in het examen terug kan komen.\n \n \n \n \n Afbakening:\n \n \n Dit zijn onderdelen van een toetsterm. Hier staat over welke onderwerpen vragen gesteld mogen worden in het examen. Als er geen afbakening is opgenomen, mag over die toetsterm in principe alles gevraagd worden.\n \n \n \n \n Tax:\n \n \n Dit is de taxonomiecode van Romiszowski. Deze code geeft aan op welk niveau de vragen over een toetsterm gesteld worden.\n F = Feitelijke kennis. De kandidaat kan feiten reproduceren (herkennen of herinneren).\n B = Begripsmatige kennis. De kandidaat kan begrippen of principes omschrijven.\n R = Reproductieve vaardigheden. De kandidaat kan acties uitvoeren die volgens een vastgelegde procedure verlopen.\n P = Productieve vaardigheden. De kandidaat kan acties uitvoeren waarbij hij zijn eigen creativiteit en inzicht nodig heeft.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Eind- en toetstermen\n \n \n \n \n Afbakening\n \n \n (indien van toepassing)\n \n \n \n \n Tax\n \n \n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n \n \n Rijklaar controle \n \n \n \n \n \n \n \n 1.1\n \n \n Voertuigdocumenten controleren.\n \n \n De kandidaat is in staat om voor uitvoering van een rit de voertuigdocumenten en constructieplaten te controleren.\n \n \n R\n \n \n \n \n 1.2\n \n \n Buitenzijde voertuigen (LBT+aanhangwagen) controleren.\n \n \n De kandidaat is in staat om steekproefsgewijs visueel verschillende controles aan de buitenzijde van de voertuigen (LBT+aanhangwagen) uit te voeren gericht op een veilig weggebruik.\n – Algemene staat van de voertuigen:\n ○ stand van het voertuig;\n ○ lekkages;\n ○ controle onder de voertuigen;\n ○ schade;\n ○ goede bevestiging van voertuigonderdelen;\n ○ stootbalk en zijdelingse afscherming (indien aanwezig);\n ○ carrosserie;\n ○ plaatwerk;\n ○ laaddeuren/laadkleppen (indien aanwezig);\n ○ deursluiting;\n ○ spiegels.\n – Bij de wielen/banden:\n ○ staat van de banden;\n ○ vastzitten van de wielmoeren;\n ○ aanwezigheid en staat van de spatborden;\n ○ de wielophanging en vering.\n – Bij verlichting:\n ○ goede staat en werking van de wettelijke verlichtingen/reflectie/markering.\n – Bij de ruiten:\n ○ voorruit, zijruiten en achterruit (schoon, geen barst in zichtveld bestuurder);\n ○ goede staat en werking van de ruitenwissers.\n – Lading:\n ○ laadmechanisme (indien aanwezig);\n ○ ladingverdeling;\n ○ controle op het vastgezet en/of afgedekt zijn van de lading.\n – Koppelmechanisme:\n ○ het koppelmechanisme controleren;\n ○ de lucht-, hydrauliek- en electroverbinding controleren.\n \n \n R\n \n \n \n \n 1.3\n \n \n Vloeistoffen controleren en aanvullen.\n \n \n De kandidaat is in staat steekproefsgewijs te controleren of er voldoende vloeistoffen aanwezig zijn in de reservoirs van:\n – de motorolie;\n – remvloeistof (indien van toepassing);\n – de koelvloeistof;\n – de ruitenwisservloeistof;\n – de accu;\n – de stuurinrichting;\n – het brandstofsysteem.\n en kan uitleggen hoe deze vloeistoffen aan te vullen.\n \n \n R\n \n \n \n \n 1.4\n \n \n Controle in het voertuig.\n \n \n De kandidaat is in staat om steekproefsgewijs visueel verschillende controles aan de binnenzijde van het voertuig uit te voeren:\n – interpretatie dashboardinformatie;\n – bediening van de claxon(d.m.v. uitleg);\n – werking van het remsysteem door middel van de remproef;\n – aanwezigheid, werking en doel van de gordel.\n De kandidaat moet uit kunnen leggen hoe te handelen bij het branden van waarschuwingslampjes.\n \n \n R\n \n \n \n \n 1.5\n \n \n Het voertuig rijklaar maken.\n \n \n De kandidaat is in staat om voor uitvoering van een rit het voertuig rijklaar te maken door het juist afstellen van:\n – de stoel;\n – de spiegels;\n – het stuur;\n – eventueel aanwezige zichtsystemen.\n \n \n R\n \n \n \n \n \n 2.\n \n \n \n \n Verantwoord rijgedrag \n \n \n \n \n \n \n \n 2.1\n \n \n Verantwoord rijgedrag toepassen volgens de principes van het milieu- en energiebewust rijgedrag.\n \n \n De kandidaat is in staat om tijdens de rit verantwoord rijgedrag toe te passen:\n – starten zonder gas geven;\n – wijze van accelereren en schakelen (zo vroeg mogelijk naar een hogere versnelling, rekening houdend met een zo optimaal mogelijk toerental);\n – rijden met een gelijkmatige snelheid;\n – voldoende afstand bewaren ten opzichte van medeweggebruikers (ruimtekussen);\n – anticiperen op verkeersontwikkelingen;\n – wijze van vertragen (uitrollen in de versnelling, gebruik maken van het rolvermogen van het voertuig).\n \n \n R\n \n \n \n \n \n 3.\n \n \n \n \n Verkeersgedrag tijdens een rit \n \n \n \n \n \n \n \n 3.1\n \n \n Veilig verkeersgedrag.\n \n \n De kandidaat is in staat om tijdens een rit veilig verkeersgedrag te tonen.\n – Verkeersgedrag tijdens het wegrijden\n De kandidaat is in staat veilig weg te rijden na een stop in en buiten het verkeer.\n – Verkeersgedrag tijdens het rijden op de weg\n De kandidaat is in staat om op de weg veilig verkeersgedrag te tonen tijdens:\n ○ het rijden op rechte weggedeelten;\n ○ het rijden van bochten in het wegverloop;\n ○ het naderen en passeren van kruispunten;\n ○ het afslaan;\n ○ het in- en uitvoegen;\n ○ het inhalen en voorbijgaan;\n ○ tegemoetkomen en ingehaald worden;\n ○ het wisselen van rijstrook en andere zijdelingse verplaatsingen.\n – Verkeersgedrag bij bijzondere weggedeelten (indien aanwezig)\n De kandidaat is in staat om bij bijzondere weggedeelten veilig verkeersgedrag te vertonen tijdens:\n ○ het wegrijden vanuit/inrijden van een in- en uitrit;\n ○ het naderen en oversteken van spoorwegovergangen;\n ○ het naderen en passeren van (voetgangers)oversteekplaatsen;\n ○ het naderen en passeren van tram- en bushaltes;\n ○ het naderen en passeren van rotondes;\n ○ het rijden van stijgende en/of dalende wegen over een langere afstand;\n ○ het rijden door tunnels.\n \n \n R\n \n \n \n \n 3.2\n \n \n Algemeen verkeersgedrag.\n \n \n Tijdens de rit laat de kandidaat zien te beschikken over een defensieve en sociale rijstijl:\n – rekening houden met de belangen van medeweggebruikers en de omgeving;\n – anticiperen op verkeersontwikkelingen;\n – positieve communicatie met medeweggebruikers.\n \n \n R\n \n \n \n \n 3.3\n \n \n Kijkgedrag.\n \n \n De kandidaat laat tijdens de rit zien te beschikken over juist en functioneel kijkgedrag gericht op actief waarnemen van de verkeerssituatie:\n – rondom de voertuigcombinatie kijken;\n – gebruik maken van aanwezige zichtsystemen (spiegels/camera’s/e.d.);\n – dichtbij kijken;\n – ver weg kijken;\n – aandacht voor de dode hoek.\n \n \n R\n \n \n \n \n 3.4\n \n \n Route uitzetten en rijden.\n \n \n De kandidaat is in staat om een route te rijden zodanig dat dit geen gevaar of onnodige hinder voor het overige verkeer oplevert.\n \n \n R\n \n \n \n \n \n 4.\n \n \n \n \n Bijzondere verrichtingen \n \n \n \n \n \n \n \n 4.1\n \n \n Bijzondere verrichtingen uitvoeren.\n \n \n – De kandidaat is in staat de volgende bijzondere verrichtingen uit te voeren:\n ○ recht achteruitrijden;\n ○ achteruit inrijden naar een (denkbeeldige) inrit, garage of laadperron;\n ○ keren door middel van een bocht achteruit rijden;\n ○ hellingproef;\n ○ veilig parkeren voor laden en lossen.\n – Tijdens de bijzondere verrichting is de kandidaat in staat rekening te houden met de verkeersveiligheid.\n – De kandidaat is in staat om een LBT en aanhangwagen:\n ○ te koppelen (bij aanvang mogen de voertuigen niet in het verlengde van elkaar staan);\n ○ te ontkoppelen.\n \n \n P\n \n \n \n \n \n 5.\n \n \n \n \n Voertuigbeheersing \n \n \n \n \n \n \n \n 5.1\n \n \n Voertuigbeheersing.\n \n \n – De kandidaat is in staat het voertuig correct te bedienen door juist gebruik van:\n ○ de koppeling;\n ○ gaspedaal;\n ○ de remmen;\n ○ de versnelling (juiste versnelling bij het profiel van het wegdek/belasting van de voertuigcombinatie).\n – De kandidaat is in staat het voertuig correct te besturen.\n – De kandidaat is in staat alle onderdelen van het dashboard en de cabine te gebruiken, zonder hierbij gevaar of onnodige hinder te veroorzaken:\n ○ verlichting;\n ○ richtingaanwijzers;\n ○ airco/verwarming;\n ○ andere rijtechnische voorzieningen.\n \n \n R\n \n \n \n \n \n 6.\n \n \n \n \n Ergonomie en veiligheid \n \n \n \n \n \n \n \n 6.1\n \n \n Ergonomie.\n \n \n – De kandidaat heeft een juiste zit- en stuurhouding.\n – De kandidaat is in staat om persoonlijke blessures te voorkomen door juist in- en uitstapgedrag.\n \n \n R\n \n \n \n \n 6.2\n \n \n Veiligheid.\n \n \n – De kandidaat maakt tijdens de rit gebruik van de veiligheidsgordel.\n – De kandidaat is in staat de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen bij het verlaten van het voertuig, voor zowel hem zelf als voor de juridisch bestuurder/passagier:\n – veilig stallen/stilzetten (neutraalstand inschakelen en handrem plaatsen);\n – contactsleutel meenemen;\n – voertuig afsluiten.\n \n \n R\n \n \n \n \n \n \n20186393616-11-201814-11-2018IENW/BSK-2018/22408520186393616-11-201814-11-2018IENW/BSK-2018/22408501-01-2019\n \n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036560/2021-01-01_0/xml/BWBR0036560_2021-01-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 20 april 2015, nr. IENM/BSK-2014/219006, houdende vaststelling van de eisen voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie T (Regeling eisen praktijkexamen rijbewijscategorie T)2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n Regeling eisen praktijkexamen rijbewijscategorie T2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 111, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;\n \n \n BESLUIT:\n \n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De eisen waaraan de aanvrager van het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie T moet voldoen, zijn nader uitgewerkt in de bij deze regeling behorende bijlage Toetsmatrijs praktijkexamen rijbewijscategorie T.\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 2\n \n Het CBR draagt er zorg voor dat het resultaat van het examen aan de aanvrager bekend wordt gemaakt. Bij een onvoldoende examen wordt tevens aangegeven aan welke exameneisen de aanvrager niet heeft voldaan.\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 3\n \n Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de wet van 3 december 2014 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1994 in verband met de invoering van de rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid (T-rijbewijs) (Stb. 2015, 10) in werking treedt.\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 4\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling eisen praktijkexamen rijbewijscategorie T.\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,M.H.Schultz van Haegen-Maas Geesteranus\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Bijlage\n bij artikel 1 van de Regeling eisen praktijkexamen rijbewijscategorie T\n \n \n \n Toetsmatrijs Praktijkexamen Rijbewijs voor categorie T\n \n In deze toetsmatrijs staat wat u moet kunnen en kennen. De toetsmatrijs vormt daarom de basis van de opleiding en het examen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n Opgesteld door:\n \n \n \n \n CBR divisie CCV\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Categoriecode:\n \n \n \n T\n \n \n \n \n \n Toetsvorm: \n \n \n \n Praktijk\n \n \n \n \n \n Dekkingsgraad toetstermen:\n \n \n \n 100%\n \n \n \n \n \n Cesuur:\n \n \n \n De kandidaat moet een voldoende hebben behaald voor het examen om een bewijs van slagen te krijgen.\n \n \n \n \n \n Geldigheid examenresultaat:\n \n \n \n 3 jaar\n \n \n \n \n \n Bijzonderheden: \n \n \n \n Geen\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Nr\n \n \n Eindtermen\n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n Rijklaar controle\n \n \n \n \n 2.\n \n \n Verantwoord rijgedrag\n \n \n \n \n 3.\n \n \n Verkeersgedrag tijdens een rit\n \n \n \n \n 4.\n \n \n Bijzondere verrichtingen\n \n \n \n \n 5.\n \n \n Voertuigbeheersing\n \n \n \n \n 6.\n \n \n Ergonomie en veiligheid\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Vastgesteld door:\n \n \n \n College van Deskundigen T-examens: 6 juli 2018\n \n \n \n \n \n Beoordeeld door:\n \n \n \n EVO, TLN, VHG, Fedecom, BMWT: 14 september 2018\n \n \n \n \n \n Goedgekeurd door:\n \n \n \n Divisiemanager CCV: 17 september 2018\n \n \n \n \n \n Ingangsdatum:\n \n \n \n \n 1 januari 2019\n \n \n \n \n \n \n Toelichting\n \n \n \n \n \n \n \n Eindtermen:\n \n \n Dit zijn de hoofdonderwerpen die in het examen voorkomen. Hierin staat 'ruim' omschreven wat er in het examen terug kan komen.\n \n \n \n \n Toetstermen:\n \n \n Dit zijn onderdelen van een eindterm. Hierin staat meer uitgebreid omschreven wat er in het examen terug kan komen.\n \n \n \n \n Afbakening:\n \n \n Dit zijn onderdelen van een toetsterm. Hier staat over welke onderwerpen vragen gesteld mogen worden in het examen. Als er geen afbakening is opgenomen, mag over die toetsterm in principe alles gevraagd worden.\n \n \n \n \n Tax:\n \n \n Dit is de taxonomiecode van Romiszowski. Deze code geeft aan op welk niveau de vragen over een toetsterm gesteld worden.\n F = Feitelijke kennis. De kandidaat kan feiten reproduceren (herkennen of herinneren).\n B = Begripsmatige kennis. De kandidaat kan begrippen of principes omschrijven.\n R = Reproductieve vaardigheden. De kandidaat kan acties uitvoeren die volgens een vastgelegde procedure verlopen.\n P = Productieve vaardigheden. De kandidaat kan acties uitvoeren waarbij hij zijn eigen creativiteit en inzicht nodig heeft.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Eind- en toetstermen\n \n \n \n \n Afbakening\n \n \n (indien van toepassing)\n \n \n \n \n Tax\n \n \n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n \n \n Rijklaar controle \n \n \n \n \n \n \n \n 1.1\n \n \n Voertuigdocumenten controleren.\n \n \n De kandidaat is in staat om voor uitvoering van een rit de voertuigdocumenten en constructieplaten te controleren.\n \n \n R\n \n \n \n \n 1.2\n \n \n Buitenzijde voertuigen (LBT+aanhangwagen) controleren.\n \n \n De kandidaat is in staat om steekproefsgewijs visueel verschillende controles aan de buitenzijde van de voertuigen (LBT+aanhangwagen) uit te voeren gericht op een veilig weggebruik.\n – Algemene staat van de voertuigen:\n ○ stand van het voertuig;\n ○ lekkages;\n ○ controle onder de voertuigen;\n ○ schade;\n ○ goede bevestiging van voertuigonderdelen;\n ○ stootbalk en zijdelingse afscherming (indien aanwezig);\n ○ carrosserie;\n ○ plaatwerk;\n ○ laaddeuren/laadkleppen (indien aanwezig);\n ○ deursluiting;\n ○ spiegels.\n – Bij de wielen/banden:\n ○ staat van de banden;\n ○ vastzitten van de wielmoeren;\n ○ aanwezigheid en staat van de spatborden;\n ○ de wielophanging en vering.\n – Bij verlichting:\n ○ goede staat en werking van de wettelijke verlichtingen/reflectie/markering.\n – Bij de ruiten:\n ○ voorruit, zijruiten en achterruit (schoon, geen barst in zichtveld bestuurder);\n ○ goede staat en werking van de ruitenwissers.\n – Lading:\n ○ laadmechanisme (indien aanwezig);\n ○ ladingverdeling;\n ○ controle op het vastgezet en/of afgedekt zijn van de lading.\n – Koppelmechanisme:\n ○ het koppelmechanisme controleren;\n ○ de lucht-, hydrauliek- en electroverbinding controleren.\n \n \n R\n \n \n \n \n 1.3\n \n \n Vloeistoffen controleren en aanvullen.\n \n \n De kandidaat is in staat steekproefsgewijs te controleren of er voldoende vloeistoffen aanwezig zijn in de reservoirs van:\n – de motorolie;\n – remvloeistof (indien van toepassing);\n – de koelvloeistof;\n – de ruitenwisservloeistof;\n – de accu;\n – de stuurinrichting;\n – het brandstofsysteem.\n en kan uitleggen hoe deze vloeistoffen aan te vullen.\n \n \n R\n \n \n \n \n 1.4\n \n \n Controle in het voertuig.\n \n \n De kandidaat is in staat om steekproefsgewijs visueel verschillende controles aan de binnenzijde van het voertuig uit te voeren:\n – interpretatie dashboardinformatie;\n – bediening van de claxon(d.m.v. uitleg);\n – werking van het remsysteem door middel van de remproef;\n – aanwezigheid, werking en doel van de gordel.\n De kandidaat moet uit kunnen leggen hoe te handelen bij het branden van waarschuwingslampjes.\n \n \n R\n \n \n \n \n 1.5\n \n \n Het voertuig rijklaar maken.\n \n \n De kandidaat is in staat om voor uitvoering van een rit het voertuig rijklaar te maken door het juist afstellen van:\n – de stoel;\n – de spiegels;\n – het stuur;\n – eventueel aanwezige zichtsystemen.\n \n \n R\n \n \n \n \n \n 2.\n \n \n \n \n Verantwoord rijgedrag \n \n \n \n \n \n \n \n 2.1\n \n \n Verantwoord rijgedrag toepassen volgens de principes van het milieu- en energiebewust rijgedrag.\n \n \n De kandidaat is in staat om tijdens de rit verantwoord rijgedrag toe te passen:\n – starten zonder gas geven;\n – wijze van accelereren en schakelen (zo vroeg mogelijk naar een hogere versnelling, rekening houdend met een zo optimaal mogelijk toerental);\n – rijden met een gelijkmatige snelheid;\n – voldoende afstand bewaren ten opzichte van medeweggebruikers (ruimtekussen);\n – anticiperen op verkeersontwikkelingen;\n – wijze van vertragen (uitrollen in de versnelling, gebruik maken van het rolvermogen van het voertuig).\n \n \n R\n \n \n \n \n \n 3.\n \n \n \n \n Verkeersgedrag tijdens een rit \n \n \n \n \n \n \n \n 3.1\n \n \n Veilig verkeersgedrag.\n \n \n De kandidaat is in staat om tijdens een rit veilig verkeersgedrag te tonen.\n – Verkeersgedrag tijdens het wegrijden\n De kandidaat is in staat veilig weg te rijden na een stop in en buiten het verkeer.\n – Verkeersgedrag tijdens het rijden op de weg\n De kandidaat is in staat om op de weg veilig verkeersgedrag te tonen tijdens:\n ○ het rijden op rechte weggedeelten;\n ○ het rijden van bochten in het wegverloop;\n ○ het naderen en passeren van kruispunten;\n ○ het afslaan;\n ○ het in- en uitvoegen;\n ○ het inhalen en voorbijgaan;\n ○ tegemoetkomen en ingehaald worden;\n ○ het wisselen van rijstrook en andere zijdelingse verplaatsingen.\n – Verkeersgedrag bij bijzondere weggedeelten (indien aanwezig)\n De kandidaat is in staat om bij bijzondere weggedeelten veilig verkeersgedrag te vertonen tijdens:\n ○ het wegrijden vanuit/inrijden van een in- en uitrit;\n ○ het naderen en oversteken van spoorwegovergangen;\n ○ het naderen en passeren van (voetgangers)oversteekplaatsen;\n ○ het naderen en passeren van tram- en bushaltes;\n ○ het naderen en passeren van rotondes;\n ○ het rijden van stijgende en/of dalende wegen over een langere afstand;\n ○ het rijden door tunnels.\n \n \n R\n \n \n \n \n 3.2\n \n \n Algemeen verkeersgedrag.\n \n \n Tijdens de rit laat de kandidaat zien te beschikken over een defensieve en sociale rijstijl:\n – rekening houden met de belangen van medeweggebruikers en de omgeving;\n – anticiperen op verkeersontwikkelingen;\n – positieve communicatie met medeweggebruikers.\n \n \n R\n \n \n \n \n 3.3\n \n \n Kijkgedrag.\n \n \n De kandidaat laat tijdens de rit zien te beschikken over juist en functioneel kijkgedrag gericht op actief waarnemen van de verkeerssituatie:\n – rondom de voertuigcombinatie kijken;\n – gebruik maken van aanwezige zichtsystemen (spiegels/camera’s/e.d.);\n – dichtbij kijken;\n – ver weg kijken;\n – aandacht voor de dode hoek.\n \n \n R\n \n \n \n \n 3.4\n \n \n Route uitzetten en rijden.\n \n \n De kandidaat is in staat om een route te rijden zodanig dat dit geen gevaar of onnodige hinder voor het overige verkeer oplevert.\n \n \n R\n \n \n \n \n \n 4.\n \n \n \n \n Bijzondere verrichtingen \n \n \n \n \n \n \n \n 4.1\n \n \n Bijzondere verrichtingen uitvoeren.\n \n \n – De kandidaat is in staat de volgende bijzondere verrichtingen uit te voeren:\n ○ recht achteruitrijden;\n ○ achteruit inrijden naar een (denkbeeldige) inrit, garage of laadperron;\n ○ keren door middel van een bocht achteruit rijden;\n ○ hellingproef;\n ○ veilig parkeren voor laden en lossen.\n – Tijdens de bijzondere verrichting is de kandidaat in staat rekening te houden met de verkeersveiligheid.\n – De kandidaat is in staat om een LBT en aanhangwagen:\n ○ te koppelen (bij aanvang mogen de voertuigen niet in het verlengde van elkaar staan);\n ○ te ontkoppelen.\n \n \n P\n \n \n \n \n \n 5.\n \n \n \n \n Voertuigbeheersing \n \n \n \n \n \n \n \n 5.1\n \n \n Voertuigbeheersing.\n \n \n – De kandidaat is in staat het voertuig correct te bedienen door juist gebruik van:\n ○ de koppeling;\n ○ gaspedaal;\n ○ de remmen;\n ○ de versnelling (juiste versnelling bij het profiel van het wegdek/belasting van de voertuigcombinatie).\n – De kandidaat is in staat het voertuig correct te besturen.\n – De kandidaat is in staat alle onderdelen van het dashboard en de cabine te gebruiken, zonder hierbij gevaar of onnodige hinder te veroorzaken:\n ○ verlichting;\n ○ richtingaanwijzers;\n ○ airco/verwarming;\n ○ andere rijtechnische voorzieningen.\n \n \n R\n \n \n \n \n \n 6.\n \n \n \n \n Ergonomie en veiligheid \n \n \n \n \n \n \n \n 6.1\n \n \n Ergonomie.\n \n \n – De kandidaat heeft een juiste zit- en stuurhouding.\n – De kandidaat is in staat om persoonlijke blessures te voorkomen door juist in- en uitstapgedrag.\n \n \n R\n \n \n \n \n 6.2\n \n \n Veiligheid.\n \n \n – De kandidaat maakt tijdens de rit gebruik van de veiligheidsgordel.\n – De kandidaat is in staat de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen bij het verlaten van het voertuig, voor zowel hem zelf als voor de juridisch bestuurder/passagier:\n – veilig stallen/stilzetten (neutraalstand inschakelen en handrem plaatsen);\n – contactsleutel meenemen;\n – voertuig afsluiten.\n \n \n R\n \n \n \n \n \n \n20186393616-11-201814-11-2018IENW/BSK-2018/22408520186393616-11-201814-11-2018IENW/BSK-2018/22408501-01-2019\n \n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036560/2021-01-01_1/xml/BWBR0036560_2021-01-01_1.xml", "content": "BWBR0036560_2021-01-01_0\n Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 20 april 2015, nr. IENM/BSK-2014/219006, houdende vaststelling van de eisen voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie T (Regeling eisen praktijkexamen rijbewijscategorie T)2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n Regeling eisen praktijkexamen rijbewijscategorie T2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 111, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;\n \n \n BESLUIT:\n \n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De eisen waaraan de aanvrager van het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie T moet voldoen, zijn nader uitgewerkt in de bij deze regeling behorende bijlage Toetsmatrijs praktijkexamen rijbewijscategorie T.\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 2\n \n Het CBR draagt er zorg voor dat het resultaat van het examen aan de aanvrager bekend wordt gemaakt. Bij een onvoldoende examen wordt tevens aangegeven aan welke exameneisen de aanvrager niet heeft voldaan.\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 3\n \n Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de wet van 3 december 2014 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1994 in verband met de invoering van de rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid (T-rijbewijs) (Stb. 2015, 10) in werking treedt.\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 4\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling eisen praktijkexamen rijbewijscategorie T.\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,M.H.Schultz van Haegen-Maas Geesteranus\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Bijlage\n bij artikel 1 van de Regeling eisen praktijkexamen rijbewijscategorie T\n \n \n \n Toetsmatrijs Praktijkexamen Rijbewijs voor categorie T\n \n In deze toetsmatrijs staat wat u moet kunnen en kennen. De toetsmatrijs vormt daarom de basis van de opleiding en het examen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n Opgesteld door:\n \n \n \n \n CBR divisie CCV\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Categoriecode:\n \n \n \n T\n \n \n \n \n \n Toetsvorm: \n \n \n \n Praktijk\n \n \n \n \n \n Dekkingsgraad toetstermen:\n \n \n \n 100%\n \n \n \n \n \n Cesuur:\n \n \n \n De kandidaat moet een voldoende hebben behaald voor het examen om een bewijs van slagen te krijgen.\n \n \n \n \n \n Geldigheid examenresultaat:\n \n \n \n 3 jaar\n \n \n \n \n \n Bijzonderheden: \n \n \n \n Geen\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Nr\n \n \n Eindtermen\n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n Rijklaar controle\n \n \n \n \n 2.\n \n \n Verantwoord rijgedrag\n \n \n \n \n 3.\n \n \n Verkeersgedrag tijdens een rit\n \n \n \n \n 4.\n \n \n Bijzondere verrichtingen\n \n \n \n \n 5.\n \n \n Voertuigbeheersing\n \n \n \n \n 6.\n \n \n Ergonomie en veiligheid\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Vastgesteld door:\n \n \n \n College van Deskundigen T-examens: 6 juli 2018\n \n \n \n \n \n Beoordeeld door:\n \n \n \n EVO, TLN, VHG, Fedecom, BMWT: 14 september 2018\n \n \n \n \n \n Goedgekeurd door:\n \n \n \n Divisiemanager CCV: 17 september 2018\n \n \n \n \n \n Ingangsdatum:\n \n \n \n \n 1 januari 2019\n \n \n \n \n \n \n Toelichting\n \n \n \n \n \n \n \n Eindtermen:\n \n \n Dit zijn de hoofdonderwerpen die in het examen voorkomen. Hierin staat 'ruim' omschreven wat er in het examen terug kan komen.\n \n \n \n \n Toetstermen:\n \n \n Dit zijn onderdelen van een eindterm. Hierin staat meer uitgebreid omschreven wat er in het examen terug kan komen.\n \n \n \n \n Afbakening:\n \n \n Dit zijn onderdelen van een toetsterm. Hier staat over welke onderwerpen vragen gesteld mogen worden in het examen. Als er geen afbakening is opgenomen, mag over die toetsterm in principe alles gevraagd worden.\n \n \n \n \n Tax:\n \n \n Dit is de taxonomiecode van Romiszowski. Deze code geeft aan op welk niveau de vragen over een toetsterm gesteld worden.\n F = Feitelijke kennis. De kandidaat kan feiten reproduceren (herkennen of herinneren).\n B = Begripsmatige kennis. De kandidaat kan begrippen of principes omschrijven.\n R = Reproductieve vaardigheden. De kandidaat kan acties uitvoeren die volgens een vastgelegde procedure verlopen.\n P = Productieve vaardigheden. De kandidaat kan acties uitvoeren waarbij hij zijn eigen creativiteit en inzicht nodig heeft.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Eind- en toetstermen\n \n \n \n \n Afbakening\n \n \n (indien van toepassing)\n \n \n \n \n Tax\n \n \n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n \n \n Rijklaar controle \n \n \n \n \n \n \n \n 1.1\n \n \n Voertuigdocumenten controleren.\n \n \n De kandidaat is in staat om voor uitvoering van een rit de voertuigdocumenten en constructieplaten te controleren.\n \n \n R\n \n \n \n \n 1.2\n \n \n Buitenzijde voertuigen (LBT+aanhangwagen) controleren.\n \n \n De kandidaat is in staat om steekproefsgewijs visueel verschillende controles aan de buitenzijde van de voertuigen (LBT+aanhangwagen) uit te voeren gericht op een veilig weggebruik.\n – Algemene staat van de voertuigen:\n ○ stand van het voertuig;\n ○ lekkages;\n ○ controle onder de voertuigen;\n ○ schade;\n ○ goede bevestiging van voertuigonderdelen;\n ○ stootbalk en zijdelingse afscherming (indien aanwezig);\n ○ carrosserie;\n ○ plaatwerk;\n ○ laaddeuren/laadkleppen (indien aanwezig);\n ○ deursluiting;\n ○ spiegels.\n – Bij de wielen/banden:\n ○ staat van de banden;\n ○ vastzitten van de wielmoeren;\n ○ aanwezigheid en staat van de spatborden;\n ○ de wielophanging en vering.\n – Bij verlichting:\n ○ goede staat en werking van de wettelijke verlichtingen/reflectie/markering.\n – Bij de ruiten:\n ○ voorruit, zijruiten en achterruit (schoon, geen barst in zichtveld bestuurder);\n ○ goede staat en werking van de ruitenwissers.\n – Lading:\n ○ laadmechanisme (indien aanwezig);\n ○ ladingverdeling;\n ○ controle op het vastgezet en/of afgedekt zijn van de lading.\n – Koppelmechanisme:\n ○ het koppelmechanisme controleren;\n ○ de lucht-, hydrauliek- en electroverbinding controleren.\n \n \n R\n \n \n \n \n 1.3\n \n \n Vloeistoffen controleren en aanvullen.\n \n \n De kandidaat is in staat steekproefsgewijs te controleren of er voldoende vloeistoffen aanwezig zijn in de reservoirs van:\n – de motorolie;\n – remvloeistof (indien van toepassing);\n – de koelvloeistof;\n – de ruitenwisservloeistof;\n – de accu;\n – de stuurinrichting;\n – het brandstofsysteem.\n en kan uitleggen hoe deze vloeistoffen aan te vullen.\n \n \n R\n \n \n \n \n 1.4\n \n \n Controle in het voertuig.\n \n \n De kandidaat is in staat om steekproefsgewijs visueel verschillende controles aan de binnenzijde van het voertuig uit te voeren:\n – interpretatie dashboardinformatie;\n – bediening van de claxon(d.m.v. uitleg);\n – werking van het remsysteem door middel van de remproef;\n – aanwezigheid, werking en doel van de gordel.\n De kandidaat moet uit kunnen leggen hoe te handelen bij het branden van waarschuwingslampjes.\n \n \n R\n \n \n \n \n 1.5\n \n \n Het voertuig rijklaar maken.\n \n \n De kandidaat is in staat om voor uitvoering van een rit het voertuig rijklaar te maken door het juist afstellen van:\n – de stoel;\n – de spiegels;\n – het stuur;\n – eventueel aanwezige zichtsystemen.\n \n \n R\n \n \n \n \n \n 2.\n \n \n \n \n Verantwoord rijgedrag \n \n \n \n \n \n \n \n 2.1\n \n \n Verantwoord rijgedrag toepassen volgens de principes van het milieu- en energiebewust rijgedrag.\n \n \n De kandidaat is in staat om tijdens de rit verantwoord rijgedrag toe te passen:\n – starten zonder gas geven;\n – wijze van accelereren en schakelen (zo vroeg mogelijk naar een hogere versnelling, rekening houdend met een zo optimaal mogelijk toerental);\n – rijden met een gelijkmatige snelheid;\n – voldoende afstand bewaren ten opzichte van medeweggebruikers (ruimtekussen);\n – anticiperen op verkeersontwikkelingen;\n – wijze van vertragen (uitrollen in de versnelling, gebruik maken van het rolvermogen van het voertuig).\n \n \n R\n \n \n \n \n \n 3.\n \n \n \n \n Verkeersgedrag tijdens een rit \n \n \n \n \n \n \n \n 3.1\n \n \n Veilig verkeersgedrag.\n \n \n De kandidaat is in staat om tijdens een rit veilig verkeersgedrag te tonen.\n – Verkeersgedrag tijdens het wegrijden\n De kandidaat is in staat veilig weg te rijden na een stop in en buiten het verkeer.\n – Verkeersgedrag tijdens het rijden op de weg\n De kandidaat is in staat om op de weg veilig verkeersgedrag te tonen tijdens:\n ○ het rijden op rechte weggedeelten;\n ○ het rijden van bochten in het wegverloop;\n ○ het naderen en passeren van kruispunten;\n ○ het afslaan;\n ○ het in- en uitvoegen;\n ○ het inhalen en voorbijgaan;\n ○ tegemoetkomen en ingehaald worden;\n ○ het wisselen van rijstrook en andere zijdelingse verplaatsingen.\n – Verkeersgedrag bij bijzondere weggedeelten (indien aanwezig)\n De kandidaat is in staat om bij bijzondere weggedeelten veilig verkeersgedrag te vertonen tijdens:\n ○ het wegrijden vanuit/inrijden van een in- en uitrit;\n ○ het naderen en oversteken van spoorwegovergangen;\n ○ het naderen en passeren van (voetgangers)oversteekplaatsen;\n ○ het naderen en passeren van tram- en bushaltes;\n ○ het naderen en passeren van rotondes;\n ○ het rijden van stijgende en/of dalende wegen over een langere afstand;\n ○ het rijden door tunnels.\n \n \n R\n \n \n \n \n 3.2\n \n \n Algemeen verkeersgedrag.\n \n \n Tijdens de rit laat de kandidaat zien te beschikken over een defensieve en sociale rijstijl:\n – rekening houden met de belangen van medeweggebruikers en de omgeving;\n – anticiperen op verkeersontwikkelingen;\n – positieve communicatie met medeweggebruikers.\n \n \n R\n \n \n \n \n 3.3\n \n \n Kijkgedrag.\n \n \n De kandidaat laat tijdens de rit zien te beschikken over juist en functioneel kijkgedrag gericht op actief waarnemen van de verkeerssituatie:\n – rondom de voertuigcombinatie kijken;\n – gebruik maken van aanwezige zichtsystemen (spiegels/camera’s/e.d.);\n – dichtbij kijken;\n – ver weg kijken;\n – aandacht voor de dode hoek.\n \n \n R\n \n \n \n \n 3.4\n \n \n Route uitzetten en rijden.\n \n \n De kandidaat is in staat om een route te rijden zodanig dat dit geen gevaar of onnodige hinder voor het overige verkeer oplevert.\n \n \n R\n \n \n \n \n \n 4.\n \n \n \n \n Bijzondere verrichtingen \n \n \n \n \n \n \n \n 4.1\n \n \n Bijzondere verrichtingen uitvoeren.\n \n \n – De kandidaat is in staat de volgende bijzondere verrichtingen uit te voeren:\n ○ recht achteruitrijden;\n ○ achteruit inrijden naar een (denkbeeldige) inrit, garage of laadperron;\n ○ keren door middel van een bocht achteruit rijden;\n ○ hellingproef;\n ○ veilig parkeren voor laden en lossen.\n – Tijdens de bijzondere verrichting is de kandidaat in staat rekening te houden met de verkeersveiligheid.\n – De kandidaat is in staat om een LBT en aanhangwagen:\n ○ te koppelen (bij aanvang mogen de voertuigen niet in het verlengde van elkaar staan);\n ○ te ontkoppelen.\n \n \n P\n \n \n \n \n \n 5.\n \n \n \n \n Voertuigbeheersing \n \n \n \n \n \n \n \n 5.1\n \n \n Voertuigbeheersing.\n \n \n – De kandidaat is in staat het voertuig correct te bedienen door juist gebruik van:\n ○ de koppeling;\n ○ gaspedaal;\n ○ de remmen;\n ○ de versnelling (juiste versnelling bij het profiel van het wegdek/belasting van de voertuigcombinatie).\n – De kandidaat is in staat het voertuig correct te besturen.\n – De kandidaat is in staat alle onderdelen van het dashboard en de cabine te gebruiken, zonder hierbij gevaar of onnodige hinder te veroorzaken:\n ○ verlichting;\n ○ richtingaanwijzers;\n ○ airco/verwarming;\n ○ andere rijtechnische voorzieningen.\n \n \n R\n \n \n \n \n \n 6.\n \n \n \n \n Ergonomie en veiligheid \n \n \n \n \n \n \n \n 6.1\n \n \n Ergonomie.\n \n \n – De kandidaat heeft een juiste zit- en stuurhouding.\n – De kandidaat is in staat om persoonlijke blessures te voorkomen door juist in- en uitstapgedrag.\n \n \n R\n \n \n \n \n 6.2\n \n \n Veiligheid.\n \n \n – De kandidaat maakt tijdens de rit gebruik van de veiligheidsgordel.\n – De kandidaat is in staat de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen bij het verlaten van het voertuig, voor zowel hem zelf als voor de juridisch bestuurder/passagier:\n – veilig stallen/stilzetten (neutraalstand inschakelen en handrem plaatsen);\n – contactsleutel meenemen;\n – voertuig afsluiten.\n \n \n R\n \n \n \n \n \n \n20186393616-11-201814-11-2018IENW/BSK-2018/22408520186393616-11-201814-11-2018IENW/BSK-2018/22408501-01-201901-01-2021Stcrt. 2021, 568, datum inwerkingtreding 05-01-2021, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.Eind- en toetstermenAfbakening(indien van toepassing)Tax1.Rijklaar controle 1.1Voertuigdocumenten controleren.De kandidaat is in staat om voor uitvoering van een rit de voertuigdocumenten en constructieplaten te controleren. Hierbij gaat het onder andere om:–kentekenbewijs (kentekencard)–APK-keuringsbewijs (keuringsrapport), indien van toepassing.R1.2Buitenzijde voertuigen (LBT+aanhangwagen) controleren.De kandidaat is in staat om steekproefsgewijs visueel verschillende controles aan de buitenzijde van de voertuigen (LBT+aanhangwagen) uit te voeren gericht op een veilig weggebruik.– Algemene staat van de voertuigen:○ stand van het voertuig;○ lekkages;○ controle onder de voertuigen;○ schade;○ goede bevestiging van voertuigonderdelen;○ stootbalk en zijdelingse afscherming (indien aanwezig);○ carrosserie;○ plaatwerk;○ laaddeuren/laadkleppen (indien aanwezig);○ deursluiting;○ spiegels.– Bij de wielen/banden:○ staat van de banden;○ vastzitten van de wielmoeren;○ aanwezigheid en staat van de spatborden;○ de wielophanging en vering.– Bij verlichting:○ goede staat en werking van de wettelijke verlichtingen/reflectie/markering.– Bij de ruiten:○ voorruit, zijruiten en achterruit (schoon, geen barst in zichtveld bestuurder);○ goede staat en werking van de ruitenwissers.– Lading:○ laadmechanisme (indien aanwezig);○ ladingverdeling;○ controle op het vastgezet en/of afgedekt zijn van de lading.– Koppelmechanisme:○ het koppelmechanisme controleren;○ de lucht-, hydrauliek- en electroverbinding controleren.R1.3Vloeistoffen controleren en aanvullen.De kandidaat is in staat steekproefsgewijs te controleren of er voldoende vloeistoffen aanwezig zijn in de reservoirs van:– de motorolie;– remvloeistof (indien van toepassing);– de koelvloeistof;– de ruitenwisservloeistof;– de accu;– het brandstofsysteem.en kan uitleggen hoe deze vloeistoffen aan te vullen.R1.4Controle in het voertuig.De kandidaat is in staat om steekproefsgewijs visueel verschillende controles aan de binnenzijde van het voertuig uit te voeren:– interpretatie dashboardinformatie;– bediening van de claxon(d.m.v. uitleg);– werking van het remsysteem door middel van de remproef;– aanwezigheid, werking en doel van de gordel.De kandidaat moet uit kunnen leggen hoe te handelen bij het branden van waarschuwingslampjes.R1.5Het voertuig rijklaar maken.De kandidaat is in staat om voor uitvoering van een rit het voertuig rijklaar te maken door het juist afstellen van:– de stoel;– de spiegels;– het stuur;– eventueel aanwezige zichtsystemen.R2.Verantwoord rijgedrag 2.1Verantwoord rijgedrag toepassen volgens de principes van het milieu- en energiebewust rijgedrag.De kandidaat is in staat om tijdens de rit verantwoord rijgedrag toe te passen:– starten zonder gas geven;– wijze van accelereren en schakelen (zo vroeg mogelijk naar een hogere versnelling, rekening houdend met een zo optimaal mogelijk toerental);– rijden met een gelijkmatige snelheid;– voldoende afstand bewaren ten opzichte van medeweggebruikers (ruimtekussen);– anticiperen op verkeersontwikkelingen;– wijze van vertragen (uitrollen in de versnelling, gebruik maken van het rolvermogen van het voertuig).R3.Verkeersgedrag tijdens een rit 3.1Veilig verkeersgedrag.De kandidaat is in staat om tijdens een rit veilig verkeersgedrag te tonen.– Verkeersgedrag tijdens het wegrijdenDe kandidaat is in staat veilig weg te rijden na een stop in en buiten het verkeer.– Verkeersgedrag tijdens het rijden op de wegDe kandidaat is in staat om op de weg veilig verkeersgedrag te tonen tijdens:○ het rijden op rechte weggedeelten;○ het rijden van bochten in het wegverloop;○ het naderen en passeren van kruispunten;○ het afslaan;○ het in- en uitvoegen;○ het inhalen en voorbijgaan;○ tegemoetkomen en ingehaald worden;○ het wisselen van rijstrook en andere zijdelingse verplaatsingen.– Verkeersgedrag bij bijzondere weggedeelten (indien aanwezig)De kandidaat is in staat om bij bijzondere weggedeelten veilig verkeersgedrag te vertonen tijdens:○ het wegrijden vanuit/inrijden van een in- en uitrit;○ het naderen en oversteken van spoorwegovergangen;○ het naderen en passeren van (voetgangers)oversteekplaatsen;○ het naderen en passeren van tram- en bushaltes;○ het naderen en passeren van rotondes;○ het rijden van stijgende en/of dalende wegen over een langere afstand;○ het rijden door tunnels.R3.2Algemeen verkeersgedrag.Tijdens de rit laat de kandidaat zien te beschikken over een defensieve en sociale rijstijl:– rekening houden met de belangen van medeweggebruikers en de omgeving;– anticiperen op verkeersontwikkelingen;– positieve communicatie met medeweggebruikers.R3.3Kijkgedrag.De kandidaat laat tijdens de rit zien te beschikken over juist en functioneel kijkgedrag gericht op actief waarnemen van de verkeerssituatie:– rondom de voertuigcombinatie kijken;– gebruik maken van aanwezige zichtsystemen (spiegels/camera’s/e.d.);– dichtbij kijken;– ver weg kijken;– aandacht voor de dode hoek.R3.4Route uitzetten en rijden.De kandidaat is in staat om een route te rijden zodanig dat dit geen gevaar of onnodige hinder voor het overige verkeer oplevert.R4.Bijzondere verrichtingen 4.1Bijzondere verrichtingen uitvoeren.– De kandidaat is in staat de volgende bijzondere verrichtingen uit te voeren:○ recht achteruitrijden;○ achteruit inrijden naar een (denkbeeldige) inrit, garage of laadperron;○ keren door middel van een bocht achteruit rijden;○ hellingproef;○ veilig parkeren voor laden en lossen.– Tijdens de bijzondere verrichting is de kandidaat in staat rekening te houden met de verkeersveiligheid.– De kandidaat is in staat om een LBT en aanhangwagen:○ te koppelen (bij aanvang mogen de voertuigen niet in het verlengde van elkaar staan);○ te ontkoppelen.P5.Voertuigbeheersing 5.1Voertuigbeheersing.– De kandidaat is in staat het voertuig correct te bedienen door juist gebruik van:○ de koppeling;○ gaspedaal;○ de remmen;○ de versnelling (juiste versnelling bij het profiel van het wegdek/belasting van de voertuigcombinatie).– De kandidaat is in staat het voertuig correct te besturen.– De kandidaat is in staat alle onderdelen van het dashboard en de cabine te gebruiken, zonder hierbij gevaar of onnodige hinder te veroorzaken:○ verlichting;○ richtingaanwijzers;○ airco/verwarming;○ andere rijtechnische voorzieningen.R6.Ergonomie en veiligheid 6.1Ergonomie.– De kandidaat heeft een juiste zit- en stuurhouding.– De kandidaat is in staat om persoonlijke blessures te voorkomen door juist in- en uitstapgedrag.R6.2Veiligheid.– De kandidaat maakt tijdens de rit gebruik van de veiligheidsgordel.– De kandidaat is in staat de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen bij het verlaten van het voertuig, voor zowel hem zelf als voor de juridisch bestuurder/passagier:– veilig stallen/stilzetten (neutraalstand inschakelen en handrem plaatsen);– contactsleutel meenemen;– voertuig afsluiten.R\n \n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036560/2021-01-05_0/xml/BWBR0036560_2021-01-05_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 20 april 2015, nr. IENM/BSK-2014/219006, houdende vaststelling van de eisen voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie T (Regeling eisen praktijkexamen rijbewijscategorie T)2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n Regeling eisen praktijkexamen rijbewijscategorie T2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 111, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;\n \n \n BESLUIT:\n \n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De eisen waaraan de aanvrager van het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie T moet voldoen, zijn nader uitgewerkt in de bij deze regeling behorende bijlage Toetsmatrijs praktijkexamen rijbewijscategorie T.\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 2\n \n Het CBR draagt er zorg voor dat het resultaat van het examen aan de aanvrager bekend wordt gemaakt. Bij een onvoldoende examen wordt tevens aangegeven aan welke exameneisen de aanvrager niet heeft voldaan.\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 3\n \n Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de wet van 3 december 2014 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1994 in verband met de invoering van de rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid (T-rijbewijs) (Stb. 2015, 10) in werking treedt.\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 4\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling eisen praktijkexamen rijbewijscategorie T.\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,M.H.Schultz van Haegen-Maas Geesteranus\n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Bijlage\n bij artikel 1 van de Regeling eisen praktijkexamen rijbewijscategorie T\n \n \n \n Toetsmatrijs Praktijkexamen Rijbewijs voor categorie T\n \n In deze toetsmatrijs staat wat u moet kunnen en kennen. De toetsmatrijs vormt daarom de basis van de opleiding en het examen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n Opgesteld door:\n \n \n \n \n CBR divisie CCV\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Categoriecode:\n \n \n \n T\n \n \n \n \n \n Toetsvorm: \n \n \n \n Praktijk\n \n \n \n \n \n Dekkingsgraad toetstermen:\n \n \n \n 100%\n \n \n \n \n \n Cesuur:\n \n \n \n De kandidaat moet een voldoende hebben behaald voor het examen om een bewijs van slagen te krijgen.\n \n \n \n \n \n Geldigheid examenresultaat:\n \n \n \n 3 jaar\n \n \n \n \n \n Bijzonderheden: \n \n \n \n Geen\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Nr\n \n \n Eindtermen\n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n Rijklaar controle\n \n \n \n \n 2.\n \n \n Verantwoord rijgedrag\n \n \n \n \n 3.\n \n \n Verkeersgedrag tijdens een rit\n \n \n \n \n 4.\n \n \n Bijzondere verrichtingen\n \n \n \n \n 5.\n \n \n Voertuigbeheersing\n \n \n \n \n 6.\n \n \n Ergonomie en veiligheid\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Vastgesteld door:\n \n \n \n College van Deskundigen T-examens: 6 juli 2018\n \n \n \n \n \n Beoordeeld door:\n \n \n \n EVO, TLN, VHG, Fedecom, BMWT: 14 september 2018\n \n \n \n \n \n Goedgekeurd door:\n \n \n \n Divisiemanager CCV: 17 september 2018\n \n \n \n \n \n Ingangsdatum:\n \n \n \n \n 1 januari 2019\n \n \n \n \n \n \n Toelichting\n \n \n \n \n \n \n \n Eindtermen:\n \n \n Dit zijn de hoofdonderwerpen die in het examen voorkomen. Hierin staat 'ruim' omschreven wat er in het examen terug kan komen.\n \n \n \n \n Toetstermen:\n \n \n Dit zijn onderdelen van een eindterm. Hierin staat meer uitgebreid omschreven wat er in het examen terug kan komen.\n \n \n \n \n Afbakening:\n \n \n Dit zijn onderdelen van een toetsterm. Hier staat over welke onderwerpen vragen gesteld mogen worden in het examen. Als er geen afbakening is opgenomen, mag over die toetsterm in principe alles gevraagd worden.\n \n \n \n \n Tax:\n \n \n Dit is de taxonomiecode van Romiszowski. Deze code geeft aan op welk niveau de vragen over een toetsterm gesteld worden.\n F = Feitelijke kennis. De kandidaat kan feiten reproduceren (herkennen of herinneren).\n B = Begripsmatige kennis. De kandidaat kan begrippen of principes omschrijven.\n R = Reproductieve vaardigheden. De kandidaat kan acties uitvoeren die volgens een vastgelegde procedure verlopen.\n P = Productieve vaardigheden. De kandidaat kan acties uitvoeren waarbij hij zijn eigen creativiteit en inzicht nodig heeft.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Eind- en toetstermen\n \n \n \n \n Afbakening\n \n \n (indien van toepassing)\n \n \n \n \n Tax\n \n \n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n \n \n Rijklaar controle \n \n \n \n \n \n \n \n 1.1\n \n \n Voertuigdocumenten controleren.\n \n \n De kandidaat is in staat om voor uitvoering van een rit de voertuigdocumenten en constructieplaten te controleren. Hierbij gaat het onder andere om:\n \n \n –\n kentekenbewijs (kentekencard)\n \n \n –\n APK-keuringsbewijs (keuringsrapport), indien van toepassing.\n \n \n \n \n R\n \n \n \n \n 1.2\n \n \n Buitenzijde voertuigen (LBT+aanhangwagen) controleren.\n \n \n De kandidaat is in staat om steekproefsgewijs visueel verschillende controles aan de buitenzijde van de voertuigen (LBT+aanhangwagen) uit te voeren gericht op een veilig weggebruik.\n – Algemene staat van de voertuigen:\n ○ stand van het voertuig;\n ○ lekkages;\n ○ controle onder de voertuigen;\n ○ schade;\n ○ goede bevestiging van voertuigonderdelen;\n ○ stootbalk en zijdelingse afscherming (indien aanwezig);\n ○ carrosserie;\n ○ plaatwerk;\n ○ laaddeuren/laadkleppen (indien aanwezig);\n ○ deursluiting;\n ○ spiegels.\n – Bij de wielen/banden:\n ○ staat van de banden;\n ○ vastzitten van de wielmoeren;\n ○ aanwezigheid en staat van de spatborden;\n ○ de wielophanging en vering.\n – Bij verlichting:\n ○ goede staat en werking van de wettelijke verlichtingen/reflectie/markering.\n – Bij de ruiten:\n ○ voorruit, zijruiten en achterruit (schoon, geen barst in zichtveld bestuurder);\n ○ goede staat en werking van de ruitenwissers.\n – Lading:\n ○ laadmechanisme (indien aanwezig);\n ○ ladingverdeling;\n ○ controle op het vastgezet en/of afgedekt zijn van de lading.\n – Koppelmechanisme:\n ○ het koppelmechanisme controleren;\n ○ de lucht-, hydrauliek- en electroverbinding controleren.\n \n \n R\n \n \n \n \n 1.3\n \n \n Vloeistoffen controleren en aanvullen.\n \n \n De kandidaat is in staat steekproefsgewijs te controleren of er voldoende vloeistoffen aanwezig zijn in de reservoirs van:\n – de motorolie;\n – remvloeistof (indien van toepassing);\n – de koelvloeistof;\n – de ruitenwisservloeistof;\n – de accu;\n – het brandstofsysteem.\n en kan uitleggen hoe deze vloeistoffen aan te vullen.\n \n \n R\n \n \n \n \n 1.4\n \n \n Controle in het voertuig.\n \n \n De kandidaat is in staat om steekproefsgewijs visueel verschillende controles aan de binnenzijde van het voertuig uit te voeren:\n – interpretatie dashboardinformatie;\n – bediening van de claxon(d.m.v. uitleg);\n – werking van het remsysteem door middel van de remproef;\n – aanwezigheid, werking en doel van de gordel.\n De kandidaat moet uit kunnen leggen hoe te handelen bij het branden van waarschuwingslampjes.\n \n \n R\n \n \n \n \n 1.5\n \n \n Het voertuig rijklaar maken.\n \n \n De kandidaat is in staat om voor uitvoering van een rit het voertuig rijklaar te maken door het juist afstellen van:\n – de stoel;\n – de spiegels;\n – het stuur;\n – eventueel aanwezige zichtsystemen.\n \n \n R\n \n \n \n \n \n 2.\n \n \n \n \n Verantwoord rijgedrag \n \n \n \n \n \n \n \n 2.1\n \n \n Verantwoord rijgedrag toepassen volgens de principes van het milieu- en energiebewust rijgedrag.\n \n \n De kandidaat is in staat om tijdens de rit verantwoord rijgedrag toe te passen:\n – starten zonder gas geven;\n – wijze van accelereren en schakelen (zo vroeg mogelijk naar een hogere versnelling, rekening houdend met een zo optimaal mogelijk toerental);\n – rijden met een gelijkmatige snelheid;\n – voldoende afstand bewaren ten opzichte van medeweggebruikers (ruimtekussen);\n – anticiperen op verkeersontwikkelingen;\n – wijze van vertragen (uitrollen in de versnelling, gebruik maken van het rolvermogen van het voertuig).\n \n \n R\n \n \n \n \n \n 3.\n \n \n \n \n Verkeersgedrag tijdens een rit \n \n \n \n \n \n \n \n 3.1\n \n \n Veilig verkeersgedrag.\n \n \n De kandidaat is in staat om tijdens een rit veilig verkeersgedrag te tonen.\n – Verkeersgedrag tijdens het wegrijden\n De kandidaat is in staat veilig weg te rijden na een stop in en buiten het verkeer.\n – Verkeersgedrag tijdens het rijden op de weg\n De kandidaat is in staat om op de weg veilig verkeersgedrag te tonen tijdens:\n ○ het rijden op rechte weggedeelten;\n ○ het rijden van bochten in het wegverloop;\n ○ het naderen en passeren van kruispunten;\n ○ het afslaan;\n ○ het in- en uitvoegen;\n ○ het inhalen en voorbijgaan;\n ○ tegemoetkomen en ingehaald worden;\n ○ het wisselen van rijstrook en andere zijdelingse verplaatsingen.\n – Verkeersgedrag bij bijzondere weggedeelten (indien aanwezig)\n De kandidaat is in staat om bij bijzondere weggedeelten veilig verkeersgedrag te vertonen tijdens:\n ○ het wegrijden vanuit/inrijden van een in- en uitrit;\n ○ het naderen en oversteken van spoorwegovergangen;\n ○ het naderen en passeren van (voetgangers)oversteekplaatsen;\n ○ het naderen en passeren van tram- en bushaltes;\n ○ het naderen en passeren van rotondes;\n ○ het rijden van stijgende en/of dalende wegen over een langere afstand;\n ○ het rijden door tunnels.\n \n \n R\n \n \n \n \n 3.2\n \n \n Algemeen verkeersgedrag.\n \n \n Tijdens de rit laat de kandidaat zien te beschikken over een defensieve en sociale rijstijl:\n – rekening houden met de belangen van medeweggebruikers en de omgeving;\n – anticiperen op verkeersontwikkelingen;\n – positieve communicatie met medeweggebruikers.\n \n \n R\n \n \n \n \n 3.3\n \n \n Kijkgedrag.\n \n \n De kandidaat laat tijdens de rit zien te beschikken over juist en functioneel kijkgedrag gericht op actief waarnemen van de verkeerssituatie:\n – rondom de voertuigcombinatie kijken;\n – gebruik maken van aanwezige zichtsystemen (spiegels/camera’s/e.d.);\n – dichtbij kijken;\n – ver weg kijken;\n – aandacht voor de dode hoek.\n \n \n R\n \n \n \n \n 3.4\n \n \n Route uitzetten en rijden.\n \n \n De kandidaat is in staat om een route te rijden zodanig dat dit geen gevaar of onnodige hinder voor het overige verkeer oplevert.\n \n \n R\n \n \n \n \n \n 4.\n \n \n \n \n Bijzondere verrichtingen \n \n \n \n \n \n \n \n 4.1\n \n \n Bijzondere verrichtingen uitvoeren.\n \n \n – De kandidaat is in staat de volgende bijzondere verrichtingen uit te voeren:\n ○ recht achteruitrijden;\n ○ achteruit inrijden naar een (denkbeeldige) inrit, garage of laadperron;\n ○ keren door middel van een bocht achteruit rijden;\n ○ hellingproef;\n ○ veilig parkeren voor laden en lossen.\n – Tijdens de bijzondere verrichting is de kandidaat in staat rekening te houden met de verkeersveiligheid.\n – De kandidaat is in staat om een LBT en aanhangwagen:\n ○ te koppelen (bij aanvang mogen de voertuigen niet in het verlengde van elkaar staan);\n ○ te ontkoppelen.\n \n \n P\n \n \n \n \n \n 5.\n \n \n \n \n Voertuigbeheersing \n \n \n \n \n \n \n \n 5.1\n \n \n Voertuigbeheersing.\n \n \n – De kandidaat is in staat het voertuig correct te bedienen door juist gebruik van:\n ○ de koppeling;\n ○ gaspedaal;\n ○ de remmen;\n ○ de versnelling (juiste versnelling bij het profiel van het wegdek/belasting van de voertuigcombinatie).\n – De kandidaat is in staat het voertuig correct te besturen.\n – De kandidaat is in staat alle onderdelen van het dashboard en de cabine te gebruiken, zonder hierbij gevaar of onnodige hinder te veroorzaken:\n ○ verlichting;\n ○ richtingaanwijzers;\n ○ airco/verwarming;\n ○ andere rijtechnische voorzieningen.\n \n \n R\n \n \n \n \n \n 6.\n \n \n \n \n Ergonomie en veiligheid \n \n \n \n \n \n \n \n 6.1\n \n \n Ergonomie.\n \n \n – De kandidaat heeft een juiste zit- en stuurhouding.\n – De kandidaat is in staat om persoonlijke blessures te voorkomen door juist in- en uitstapgedrag.\n \n \n R\n \n \n \n \n 6.2\n \n \n Veiligheid.\n \n \n – De kandidaat maakt tijdens de rit gebruik van de veiligheidsgordel.\n – De kandidaat is in staat de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen bij het verlaten van het voertuig, voor zowel hem zelf als voor de juridisch bestuurder/passagier:\n – veilig stallen/stilzetten (neutraalstand inschakelen en handrem plaatsen);\n – contactsleutel meenemen;\n – voertuig afsluiten.\n \n \n R\n \n \n \n \n \n \n202156804-01-202130-12-2020IENW/BSK-2020/143233202156804-01-202130-12-2020IENW/BSK-2020/14323305-01-202101-01-2021\n \n2015990129-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/219006201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036560/manifest.xml", "content": "2015-07-012015-07-03T12:57:40+02:002021-01-14T07:20:27+01:00BWBR0036560.WTI2015-07-012016-06-302015-07-019999-12-312015-07-02T02:35:24+02:002016-07-01T06:55:22+02:002551b4595a70e581054f1ef079551af175e3702036415d69f680b1f0cbb7a173cb1bcf04ebd2c66f881e28855967051949d4beceb08a726308e1869d2c9bbdb664812016-07-012018-12-312016-07-019999-12-312016-07-01T06:55:21+02:002019-01-01T08:58:43+01:00d3f38da173b467900948734e184c5fd6979673ee78aebbe785f459453022f9d8bf087739f55d69b353a8d4c9e7c6b46f90017d2391bfc0080f7e2f129db35e3e66202019-01-012020-12-312019-01-019999-12-312019-01-01T08:58:43+01:002021-01-14T07:21:04+01:003215e24a5aee10d1f13444ec1ae80b10d18a17ea6b3a4e853bb6d1cb7f7035f725ec920d1534a5729afdc378b15735f064385632e212c9aa78be2b3a0f663af972802021-01-059999-12-312021-01-059999-12-312021-01-14T07:21:04+01:002021-01-14T07:21:04+01:00b2824657e2c639d9c9e153df26cd47b7a3ce3b90aee0d8f0b37abad6198ca84950fddf078847234d3b9af74d2d8146164d75ea24dbfd64aaa611da05c662f5a2561682021-01-012021-01-042021-01-059999-12-312021-01-14T07:21:04+01:002021-01-14T07:21:04+01:0005847fd87bdfe3229ded8b8023be02223f5d7b52479abb9a9435a807e89c97f5171703ec0559c39b8328d674cee1ef73a779df052c05020e035514fe3e3aa594746492021-01-012021-01-042019-01-012021-01-042021-01-14T07:21:04+01:002021-01-14T07:21:04+01:00d3e50f2c1c3ea4b6a96ee54bdf90504506feca91cf07e7703dcecc8a113a5b06ddf1bed00144d5000bebf6bbea799a57a41bcfe0f4bf1b91c96a94f7dde1032655579", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036561/2015-07-01_0/xml/BWBR0036561_2015-07-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 20 april 2015, nr. IENM/BSK-2014/218995, houdende vaststelling van de eisen voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie T (Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T)\n Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 111, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;\n \n \n BESLUIT:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De eisen waaraan de aanvrager van het theorie-examen voor de rijbewijscategorie T moet voldoen, zijn nader uitgewerkt in de bij deze regeling behorende bijlage Toetsmatrijs theorie-examen rijbewijscategorie T.\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 2\n \n Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de wet van 3 december 2014 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1994 in verband met de invoering van de rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid (T-rijbewijs) (Stb. 2015, 10) in werking treedt.\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 3\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T.\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,M.H.Schultz van Haegen-Maas Geesteranus\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Bijlage\n bij artikel 1 van de Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T\n \n \n \n Eind- en toetstermen voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie T\n \n \n \n \n \n \n \n \n Categoriecode:\n \n \n T-rijbewijs theorie (T-TH)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Toelichting op tabel met afbakening\n \n \n Tax = Taxonomiecode F = Feitelijke kennis B = Begripsmatige kennis R = Reproductieve vaardigheid\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Nr\n \n \n Eindtermen\n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de risico’s die het besturen van het motorvoertuig en de voertuigcombinatie met zich meebrengen.\n \n \n \n \n 2.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de verkeersregels die gelden bij het gebruik van de openbare weg.\n \n \n \n \n 3.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de gedragsregels die gelden met betrekking tot het verlenen van voorrang en het voor laten gaan.\n \n \n \n \n 4.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de kenmerken en de betekenis van verkeerstekens en aanwijzingen.\n \n \n \n \n 5.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de permanente en gebruikseisen van het motorvoertuig en de aanhangwagen.\n \n \n \n \n 6.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de voor het besturen van de het motorvoertuig en de voertuigcombinatie relevante bepalingen in de verkeerswetgeving.\n \n \n \n \n 7.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de techniek, bediening en het onderhoud van het motorvoertuig en de aanhangwagen.\n \n \n \n \n 8.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de milieuaspecten die het gevolg zijn van het gebruik van het motorvoertuig.\n \n \n \n \n 9.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de veiligheidsaspecten bij het gebruik van het motorvoertuig en de voertuigcombinatie op de openbare weg.\n \n \n \n \n 10.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de wijze waarop lading veilig vervoerd moet worden.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Eindtermen / toetstermen\n \n \n Afbakening\n (indien van toepassing)\n \n \n Tax:\n \n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de risico’s die het besturen van het motorvoertuig of de voertuigcombinatie met zich meebrengen.\n \n \n \n \n \n \n \n 1.1\n \n \n Kan benoemen en uitleggen wat de risico’s zijn voor de bestuurder en de medeweggebruiker(s) die door de eigenschappen en de toestand van de voertuigen worden veroorzaakt, en op welke wijze het gedrag van de bestuurder hierop kan worden afgestemd.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de typen voertuigen, afmetingen (lengte breedte en hoogte) en massa;\n – de mogelijke gevolgen van een onjuist gebruik of onjuiste bediening van de remmen;\n – het effect van de centrifugaalkracht en situaties waarin deze kan optreden;\n – de mogelijke consequenties van de wijze waarop de voertuigen beladen of ingericht zijn (massaverdeling, zwaartepunt, afmetingen, zichtbeperking);\n – eigen zichtbaarheid voor andere weggebruikers (vooral bij afslaan);\n – het uitzwaai-effect;\n – uitstekende delen;\n – verwisselbare uitrustingsstukken en verwisselbaar getrokken machine;\n – de beperkte snelheid van de voertuigen;\n – de dode hoek;\n – remvertraging;\n – vuil door en op het voertuig.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.2\n \n \n Kan benoemen en uitleggen welke factoren een rol spelen bij het uitoefenen van de bestuurderstaak, vooral in relatie tot andere weggebruikers.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – Taakprocessen:\n ○ scherpe en bewuste waarneming;\n ○ voorspellen;\n ○ evalueren;\n ○ beslissen;\n ○ handelen.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n – Oplettendheid:\n ○ anticiperen;\n ○ verkeersinzicht;\n ○ besluitvaardigheid;\n ○ verwachtingspatroon.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n – Houding:\n ○ defensief rijgedrag;\n ○ sociaal rijgedrag;\n ○ communiceren met andere weggebruikers;\n ○ menselijke beperkingen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n – Afstand bewaren:\n ○ begrip snelheid in meters per seconde;\n ○ reactietijd;\n ○ remweg;\n ○ stopafstand;\n ○ volgafstand;\n ○ ruimtekussen.\n \n \n \n \n \n 1.3\n \n \n Kan benoemen en uitleggen op welke manier factoren zoals vermoeidheid, lichamelijke en geestelijke gesteldheid, rijervaring en het gebruik van alcohol, drugs en medicijnen van invloed zijn op het menselijke gedrag bij het besturen van een motorvoertuig.\n \n \n Hierbij gaat het om het kennis van:\n – het effect van het gebruik van alcohol, drugs en medicijnen;\n – het effect van een combinatie van alcohol, drugs en medicijnen;\n – de afbraaktijd van alcohol in het lichaam;\n – de betekenis van stickers en bijsluiters bij medicijnen.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n En de de invloed op:\n – het waarnemingsvermogen;\n – het concentratievermogen;\n – de reactietijd;\n – het evenwichtsgevoel;\n – het tunneleffect;\n – het inschatten van afstand en snelheid;\n – de algemene lichamelijke conditie en;\n – de ongevalskans.\n \n \n \n \n \n 1.4\n \n \n Kan benoemen en uitleggen welke risico’s verbonden zijn aan de aanwezigheid en het gedrag van andere verkeersdeelnemers en hoe hier rekening mee gehouden moet worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – het (her)kennen van afzonderlijke soorten verkeersdeelnemers;\n – de gedrags (on)mogelijkheden van deze verkeersdeelnemers;\n – rijden in file;\n – inhalen (zachte berm);\n – aangepast eigen gedrag als gevolg van:\n ○ het gedrag van andere verkeersdeelnemers\n ○ beperkte gedragsmogelijkheden van andere verkeersdeelnemers\n ○ beperkte kennis van andere verkeersdeelnemers van LBT’s en MMBS’en\n ○ beperkte eigen gedragsmogelijkheden\n ○ de specifieke risico’s in verband met de de deelneming aan het verkeer door de meest kwetsbare categorieën, zoals kinderen, voetgangers, fietsers, ruiters, bestuurders van brommobielen en voertuigen met beperkte snelheid en personen die in hun mobiliteit gehinderd zijn.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.5\n \n \n Kan benoemen en uitleggen welke risico’s er zijn als gevolg van weg-, zicht- en weersomstandigheden en hoe het gedrag hieraan aangepast moet worden.\n \n \n Hierbij gaat het om risico’s bij of als gevolg van:\n – Wegomstandigheden:\n ○ aansluitingen van wegen;\n ○ aard van het wegdek;\n ○ bebakening en reflectoren;\n ○ berm;\n ○ bruggen en viaducten;\n ○ doelgroepstroken (bv. busbaan en busstrook, fietsstrook, landbouwpasseerhaven);\n ○ erven;\n ○ soorten wegen;\n • erftoegangswegen\n • gebiedsontsluitingswegen\n • stroomwegen\n \n \n B\n \n \n \n \n \n \n ○ ongevalkansen diverse soorten wegen;\n ○ obstakels;\n ○ snelheidsremmers;\n ○ spoorwegovergangen;\n ○ spoorvorming;\n ○ (tijdelijke) markering;\n ○ toestand van het wegdek;\n ○ tunnels;\n ○ uitritten;\n ○ verblijfsgebieden;\n ○ verkanting;\n ○ weefvakken;\n ○ weginrichting;\n \n \n \n \n \n \n \n – Zichtomstandigheden:\n ○ begroeiing;\n ○ duisternis;\n ○ openbare verlichting;\n ○ reflectie;\n ○ schaduw;\n ○ schemering;\n ○ zonlicht;\n ○ voertuigverlichting.\n – Weersomstandigheden:\n ○ neerslag (vb. ijzel; sneeuw; regen);\n ○ mist;\n ○ vorst;\n ○ wind.\n \n \n \n \n \n \n 2.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de verkeersregels die gelden bij het gebruik van de openbare weg.\n \n \n \n \n \n \n \n 2.1\n \n \n Kan de plaats op en het gebruik van de weg door alle weggebruikers benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – bochten;\n – busbaan en busstroken;\n – doelgroepstroken;\n – voet-/fiets-/bromfietspad;\n – fietsstroken;\n – in- en uitvoegstroken;\n – kruispunten;\n – (spoor)overwegen;\n – rechte weggedeelten;\n – rijstroken;\n – rotondes;\n – voorsorteerstrook.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.2\n \n \n Kan de regels benoemen bij het inhalen en ingehaald worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – inhalen bij een voetgangersoversteekplaats (VOP);\n – inhalen van files;\n – links inhalen / ingehaald worden;\n – rechts inhalen / ingehaald worden.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.3\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot snelheid.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – algemene snelheidsregel (art. 19 RVV);\n – maximumsnelheden binnen de bebouwde kom;\n – maximumsnelheden buiten de bebouwde kom.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.4\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot het stilstaan en parkeren.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – verbod(en) tot stilstaan;\n – parkeerverboden;\n – parkeerschijfzone;\n – gehandicaptenparkeerplaats;\n – erven.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.5\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot het geven van tekens en signalen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – richting aangeven;\n – signalen die gegeven moeten en mogen worden ter afwending van dreigend gevaar;\n – signalen van voorrangsvoertuigen;\n – verbod tot het geven van signalen;\n – knipperend waarschuwingslicht/gevarendriehoek.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.6\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot het gebruik van lichten.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – gebruik van lichten tijdens het rijden;\n – gebruik van lichten tijdens het stilstaan;\n – het voeren van bijzondere lichten (bv. geel zwaai- of knipperlicht).\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.7\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot de ontheffingssystematiek voor landbouw- en bosbouwtrekkers (LBT’s) en motorrijtuigen met beperkte snelheid (MMBS’en).\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – overschrijding van de toegestane maximum afmetingen en massa;\n – gesloten verklaringen;\n – de inhoud en voorwaarden van de ontheffing (conform voorwaarden RDW);\n – instantie verantwoordelijk voor de afgifte van de ontheffing (de wegbeheerder)\n – waar de ontheffing moet worden bewaard.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 3.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de gedragsregels die gelden met betrekking tot het verlenen van voorrang en het voor laten gaan.\n \n \n \n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, artikels 14, 15, 15a, 16, 17, 18, 50\n \n \n \n \n \n \n 3.1\n \n \n Kan het gedrag en de regels benoemen op kruispunten.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – verlenen van voorrang;\n – blokkeren van een kruispunt;\n – verhard/onverhard;\n – overwegen.\n \n \n B\n \n \n \n \n 3.2\n \n \n Kan het gedrag en de regels benoemen bij het afslaan.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – rechtdoorgaand verkeer;\n – links afslaan ten opzichte van rechts afslaan op hetzelfde kruispunt;\n – voorsorteren.\n \n \n B\n \n \n \n \n 3.3\n \n \n Kan de regels benoemen en toepassen bij het voor laten gaan van het overige verkeer.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – Het uitvoeren van bijzondere manoeuvres als:\n ○ achteruitrijden;\n ○ invoegen;\n ○ keren;\n ○ oprijden van een inrit;\n ○ parkeren;\n ○ uitvoegen;\n ○ verlaten van een uitrit\n ○ wegrijden;\n ○ wisselen van rijstrook.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n – Gedragingen als:\n ○ in- en uitstappen;\n ○ wegrijden van een autobus.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n – Andere verkeersdeelnemers als:\n ○ blinden;\n ○ passagiers van tram/bus;\n ○ personen die zich moeilijk voortbewegen;\n ○ voetgangers\n • in een erf\n • op een Voetgangersoversteekplaats (VOP).\n \n \n \n \n \n 3.4\n \n \n Kan de regels benoemen en toepassen met betrekking tot het voor laten gaan van voorrangsvoertuigen, militaire colonnes, uitvaartstoeten en trams.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – het afslaan;\n – kruispunten, waar het verkeer al dan niet geregeld wordt door middel van verkeerslichten;\n – rechte wegen.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n 4.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de kenmerken en de betekenis van verkeerstekens en aanwijzingen.\n \n \n \n \n Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (artikelen 3, 4, 6, 8 en 9)\n \n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990\n \n \n WVW 1994 artikel 12, eerste en tweede lid\n \n \n Regeling stilhoudingsvordering toezichthouders (artikelen 1 en 2)\n \n \n \n \n \n \n 4.1\n \n \n Kan de betekenis en het gewenste gedrag benoemen van aanwijzingen.\n \n \n Hierbij gaat het om aanwijzingen van:\n – toezichthouders;\n – opsporingsambtenaren;\n – verkeersregelaars;\n – verkeersbrigadiers.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Aandachtspunten hierbij zijn ook:\n – rangorde aanwijzingen/verkeerstekens/gedragsregels;\n – verplichten tot opvolgen van de aanwijzigingen.\n \n \n \n \n \n 4.2\n \n \n Kan de betekenis benoemen van verkeerslichten, verkeersborden en verkeerstekens en kan het gedrag en de gedragsregels benoemen dat hierdoor geadviseerd, geboden of verboden wordt.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n Verkeerslichten:\n – driekleurige verkeerlichten;\n – tweekleurige verkeerslichten;\n – tram/buslichten;\n – overweglichten;\n – bruglichten;\n – rijstrooklichten;\n – geel knipperlicht.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Verkeersborden:\n – vorm en kleur van verkeerborden;\n – onderborden;\n – relevante plaatsingsvoorschriften;\n – tijdelijke verkeersborden;\n – werkingssfeer van verkeersborden;\n – zonale verkeersborden.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Verkeerstekens op het wegdek:\n – as-, kant- of deelstreep;\n – dubbele asmarkering;\n – busbanen en busstroken;\n – doorgetrokken (gele) streep;\n – haaietanden;\n – onderbroken (gele) streep;\n – pijlen;\n – stopstreep;\n – suggestiestrook;\n – tijdelijke verkeerstekens op het wegdek;\n – verdrijvingsvlak;\n – voorsorteerstrook;\n – waarschuwingsstreep;\n – wegreflectoren;\n – puntstukken;\n – fietsstrook\n \n \n \n \n \n \n 5.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de permanente en gebruikseisen van het motorvoertuig en de aanhanwagen.\n \n \n \n \n Regeling Voertuigen: hoofdstuk 5 (permanente en gebruikseisen)\n \n artikelen 5.7.1, 5.7.6, 5.7.7, 5.7.27, 5.7.31, 5.7.38, 5.7.45, 5.7.48, 5.7.51, 5.7.57, 5.7.60, 5.7.65 5.7.66 en 5.7.72\n artikelen 5.8.1, 5.8.6, 5.8.7, 5.8.27, 5.8.31, 5.8.38, 5.8.45, 5.8.48, 5.8.51, 5.8.57, 5.8.60, 5.8.65, 5.8.66 en 5.8.72\n artikelen 5.14.6, 5.14.7, 5.14.27, 5.14.31, 5.14.51, 5.14.57, 5.14.60, 5.14.65 en 5.14.66\n artikelen 5.18.0, 5.18.1, 5.18.3, eerste lid, 5.18.4, 5.18.6, 5.18.8, 5.18.9, 5.18.20 t/m 5.18.25, 5.18.25a, 5.18.35, 5.18.35a, 5.18.36b, 5.18.48\n \n \n \n \n \n 5.1\n \n \n Kan benoemen aan welke permanente- en gebruikseisen een motorvoertuig en een aanhangwagen moeten voldoen en welke technische aspecten van het voertuig voor de bestuurder van belang zijn voor een veilig gebruik ervan.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n De permanente eisen:\n – voertuigidentificatienummer (VIN);\n – afmetingen;\n – aslasten en massa’s;\n – banden;\n – remmen remvertraging;\n – spiegels en gezichtsveld;\n – scherpe en uitstekende delen;\n – verplichte lichten;\n – markeringslichten en retroreflecterende voorzieningen en markeringen;\n – ambergele retroreflectoren/zijmarkeringslichten;\n – zwaai-, flits- en knipperlichten;\n – koppelinrichting;\n – sleepoog voorzijde.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n De gebruikseisen:\n – gebruik verwisselbare uitrustingsstukken;\n – aantal aanhangwagens;\n – voldoende uitzicht met lading;\n – ladingzekering;\n – scherpe en uitstekende delen;\n – vergrendeling opklapbare delen;\n – lengte samenstel;\n – afmetingen met lading en markering van lading;\n – afmetingen met verwisselbare uitrustingsstukken en markering;\n – hoogte met lading;\n – last onder bestuurde as;\n – totale massa, maximum aslasten in beladen toestand;\n – remvertraging samenstel;\n – gekoppelde rempedalen;\n – rode retroreflector in vorm afgeknotte driehoek.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Bepalingen met betrekking tot wijzigingen van de constructie van het voertuig.\n \n \n \n \n \n \n 6.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de voor het besturen van het motorvoertuig en de voertuigcombinatie relevante bepalingen in de verkeerswetgeving.\n \n \n \n \n Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994): artikel 1.1, artikel 5 t/m 11, 107 lid 1 en 2, artikel 118, artikel 123 t/m 125, artikel 130 t/m 132, artikel 160, artikel 162 t/m 164, artikel 179 t/m 181, artikel 184 en artikel 185.\n \n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) artikel 1,\n \n \n Regeling voertuigen (RV) artikel 1.1,\n \n \n Reglement rijbewijzen (RR) artikel 25a, eerste lid, artikel 5, artikel 15, artikel 24, artikel 25a, derde lid.\n \n \n \n \n \n \n 6.1\n \n \n Kan de relevante bepalingen van de verkeerswetgeving benoemen.\n \n \n Het gaat hierbij om:\n Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994):\n – algemeen veiligheidsartikel;\n – verlaten plaats ongeval;\n – besturen onder invloed;\n – rijden met ongeldig rijbewijs;\n – ontzegging;\n – rijden met een ingevorderd rijbewijs;\n – rijden tijdens een schorsing van het rijbewijs;\n – verbod wedstrijd op de weg;\n – verbod gebruik voertuig van een ander;\n – bevel medewerking ademonderzoek;\n – rijbewijsplicht;\n – vordering inzage documenten;\n – letsel of dood door schuld;\n – verantwoordelijkheid schade bij ongeval;\n – aansprakelijkheid t.o.v. zwakkere verkeersdeelnemers.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990):\n – begrippen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Regeling voertuigen (RV):\n – voertuigdefinities (basiskennis hoofdcategorie):\n ○ landbouw- of bosbouwtrekker (Europese categorie T)\n ○ motorrijtuig met beperkte snelheid\n ○ aanhangwagen en verwisselbare getrokken machine (Europese categorieën R en S)\n – massa in rijklare toestand voor voertuigen van de voertuigcategorie T;\n – verwisselbaar uitrustingsstuk\n – voertuig van de voertuigcategorie T.\n \n \n \n \n \n 6.2\n \n \n Kan de wettelijke bepalingen benoemen die betrekking hebben op de rijbevoegdheid, aansprakelijkheid en verzekeringen en op de rijbewijzen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n Begrippen Reglement rijbewijzen:\n – bevoegdheden opsporingsambtenaar ten aanzien van document;\n – geldigheidsduur rijbewijs;\n – ongeldigverklaring, invordering en schorsing inhouding rijbewijs;\n – ontzegging rijbevoegdheid;\n – alcoholslot;\n – minimumleeftijd voor het besturen van landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid;\n – rijbewijsbeperkingen;\n – rijbewijscategorieën;\n – rijbewijsplicht;\n – rijverbod.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen:\n – verplichte verzekering;\n – WA verzekering;\n – casco- / allriskverzekering.\n \n \n \n \n \n \n 7.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de techniek, bediening en het onderhoud van het motorvoertuig en de aanhangwagen.\n \n \n \n \n \n \n \n 7.1\n \n \n Kan de onderdelen herkennen en benoemen en kan aangeven wat het doel en het gebruiksonderhoud van de onderdelen is\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de motor;\n – het brandstofsysteem;\n – het motorsmeersysteem;\n – het koelsysteem;\n – de koppeling, versnellingsbak en aandrijflijn;\n – het veersysteem;\n – de reminrichting (lucht en hydraulisch);\n – het elektrische systeem;\n – verbinding tussen motorvoertuig en aanhangwagen;\n – het hydrauliek systeem.\n \n \n B\n \n \n \n \n 7.2\n \n \n Kan bepalen welke soort motorolie gebruikt moet worden.\n \n \n Zie instructieboekje van het voertuig.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.3\n \n \n Kan de functie van de ruitensproeiervloeistof benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – reinigen;\n – bevriezing tegengaan.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.4\n \n \n Kan optimaal gebruik van de krachtoverbrenging van het voertuig uitleggen.\n \n \n Hierbij gaat het om een prestatiediagram met:\n – koppel;\n – vermogen;\n – specifiek brandstofverbruik;\n – overbrengingsverhoudingen;\n – optimaal gebruik toerenteller.\n \n \n B\n \n \n \n \n 7.5\n \n \n Kan de aandachtspunten bij het gebruik en onderhoud van banden in het kader van de rijveiligheid noemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – bandenspanning;\n – rijstijl;\n – belading;\n – bandcodering;\n – EU bandenlabel;\n – beschadigingen;\n – wielmoeren;\n – slijtage.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.6\n \n \n Kan de soorten koppelmechanismen tussen de LBT / MMBS en aanhangwagen en de maatvoering ervan benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – (verstelbare) trekbek / vangmuil;\n – kipperknobbel;\n – (zwaaiende) trekhaak;\n – gatenbalk;\n – koppelschotel;\n – kogelkoppeling.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.7\n \n \n Kan de aandachtspunten van koppelmechanismen en het aankoppelen van aanhangwagens, verwisselbare uitrustingsstukken en verwisselbaar getrokken machines benoemen in het kader van de rijveiligheid.\n \n \n Hierbij gaat het om\n – vergrendeling;\n – borging;\n – verlichting;\n – beremming.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.8\n \n \n Kan, gegeven een situatie, defecten herkennen en de daarbij horende maatregelen benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om waarschuwingssymbolen en de te nemen maatregelen:\n – oliedruk;\n – remsysteem;\n – koelwaterniveau;\n – koelwatertemperatuur;\n – dynamospanning;\n – olieniveau;\n – motormanagementstoring;\n – verlichting.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.9\n \n \n Kan het belang van preventief onderhoud benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – voorkoming van onnodige stilstand;\n – voorkoming van onnodige kosten;\n – verhoogde bedrijfszekerheid;\n – bevorderen van de verkeersveiligheid;\n – realisatie lagere milieubelasting.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 8\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de milieuaspecten die het gevolg zijn van het gebruik van het motorvoertuig.\n \n \n \n \n \n \n \n 8.1\n \n \n Kan uitleggen op welke wijze milieuaspecten een rol spelen bij het milieubewuste gebruik van het motorvoertuig en het energiezuinig rijden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – aangepast en besluitvaardig rijden;\n – acceleratie;\n – anticiperen;\n – bandenspanning;\n – defensief rijden;\n – gas geven, (ont)koppelen en schakelen;\n – gebruik van de toerenteller;\n – gebruik van cruisecontrol;\n – geluidshinder;\n – langdurige stops in het verkeer;\n – remmen en stoppen;\n – routeplanning;\n – soort brandstof bij voertuig met katalysator;\n – starten en wegrijden;\n – stroomverbruikers.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n 9\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de veiligheidsaspecten bij het gebruik van het motorvoertuig en de aanhangwagen op de openbare weg.\n \n \n \n \n \n \n \n 9.1\n \n \n Kan uiteenzetten hoe fysieke risico’s voorkomen kunnen worden en hoe de gevolgen ervan beperkt kunnen worden\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – het in- en uitstappen van het voertuig;\n – het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (handschoenen en schoeisel);\n – het gebruik van de gordel.\n \n \n F\n \n \n \n \n 9.2\n \n \n Kan de belangrijkste oorzaken van verkeersongevallen en de betrokkenheid van LBT’s en MMBS’en daarbij benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n Voertuigveiligheid:\n – het zicht van de bestuurder;\n – de herkenbaarheid van de voertuigen in het donker;\n – de toegestane en feitelijke breedte van de voertuigen ten opzichte van de breedte van de weg;\n – de botsagressiviteit van de voertuigen.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Bestuurders:\n – de verwachting van bestuurders van deze voertuigen dat andere weggebruikers rekening houden met de beperkingen van het voertuig;\n – de snelheid waarmee bestuurders van deze voertuigen rijden in relatie tot de voor hen geldende maximumsnelheid;\n – het niet of onvoldoende afschermen van uitrustingsstukken.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Infrastructuur\n – er is vaak sprake van onvoldoende infrastructurele maatregelen;\n – de toegestane en feitelijke breedte van deze voertuigen ten opzichte van de breedte van de weg.\n \n \n \n \n \n 9.3\n \n \n Kan de gevolgen van verkeersongevallen op menselijk, materieel en financieel vlak uitleggen\n \n \n Hierbij gaat het om:\n Menselijke gevolgen:\n – verwondingen, blijvende invaliditeit, dood;\n – psychische klachten;\n – uitval.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Materiële gevolgen:\n – uitval;\n – stilstand;\n – capaciteitsgebrek.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Financiële gevolgen:\n – reparatiekosten;\n – vervangingskosten;\n – waardevermindering van het voertuig;\n – maatschappelijke kosten.\n \n \n \n \n \n 9.4\n \n \n Kan uitleggen welke maatregelen in geval van een verkeersongeval of pech genomen moeten worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – persoonlijke veiligheid;\n – andermans veiligheid;\n – markeren;\n – alarmeren van de hulpdiensten en belanghebbenden;\n – beveiliging van de plaats van het ongeval;\n – noodzakelijke maatregelen kunnen nemen op basis van kennis van de grondbeginselen van eerste hulp;\n – invulling van het Europees schadeformulier.\n \n \n B\n \n \n \n \n 9.5\n \n \n Kan benoemen welke de risico’s zijn ingeval van betrokkenheid bij een ongeval en bij pech onderweg.\n \n \n Het betreft hier zaken als:\n – gebruik van de gevarendriehoek;\n – gebruik van de waarschuwingslichten;\n – hulp verlenen aan slachtoffer(s);\n – plaats van het voertuig, bestuurder en passagiers bij pech;\n – slepen van een ander voertuig;\n – vluchtroute (bruggen, geluidswallen, tunnels).\n \n \n F\n \n \n \n \n 9.6\n \n \n Kan benoemen welke verplichtingen er bestaan ten aanzien van de techniek, het onderhoud en de controle van het voertuig\n \n \n Het betreft hier zaken als:\n – bedrijfszekerheid (vb. zekeringen);\n – verkeersveiligheid (vb. lampjes).\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 10\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de wijze waarop lading veilig vervoerd moet worden.\n \n \n \n \n \n \n \n 10.1\n \n \n Kan de krachten en de weerstanden die tijdens het rijden in beladen toestand optreden, verklaren.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de krachten die op een voertuig en/of lading werken;\n – de verdeling van de lading over de laadvloer;\n – het zwaartepunt, de stabiliteit, het kantelmoment onder andere bij bijvoorbeeld het vervoer van vloeistoffen enz.;\n – de risico’s bij remmen (onder andere scharen).\n \n \n B\n \n \n \n \n 10.2\n \n \n Kan de gevolgen van overbelading noemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – ongunstig brandstofverbruik;\n – versnelde slijtage;\n – schade aan wegen;\n – verkeersveiligheid;\n – sancties;\n – invloed op wegligging;\n – invloed op rijeigenschappen.\n \n \n F\n \n \n \n \n 10.3\n \n \n Kan uitleggen hoe op een juiste wijze lading gestuwd en gezekerd moet worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de soorten lading en eigenschappen van lading (vaste en losse lading);\n – de methoden van ladingzekering:\n ○ krachtsluitende (neersjorren) ladingzekering\n ○ vormsluitende (opsluiten, direct zekeren) ladingzekering\n – afdekken van losse lading.\n – hulpmiddelen bij ladingzekering van vaste lading:\n ○ sjorpunten\n ○ spanbanden, alsmede de betekenis van de etiketten daarvan\n ○ spankettingen\n ○ spanelementen\n ○ antislipmatten\n ○ sjorhaken\n ○ stophout, balken en keggen.\n – hulpmiddelen bij ladingzekeren van losse lading:\n ○ beheerst laden\n ○ netten, dekzeilen en kleppen\n \n \n B\n \n \n \n \n \n \n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036561/2016-07-01_0/xml/BWBR0036561_2016-07-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 20 april 2015, nr. IENM/BSK-2014/218995, houdende vaststelling van de eisen voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie T (Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T)2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 111, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;\n \n \n BESLUIT:\n \n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De eisen waaraan de aanvrager van het theorie-examen voor de rijbewijscategorie T moet voldoen, zijn nader uitgewerkt in de bij deze regeling behorende bijlage Toetsmatrijs theorie-examen rijbewijscategorie T.\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 2\n \n Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de wet van 3 december 2014 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1994 in verband met de invoering van de rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid (T-rijbewijs) (Stb. 2015, 10) in werking treedt.\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 3\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T.\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,M.H.Schultz van Haegen-Maas Geesteranus\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Bijlage\n bij artikel 1 van de Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T\n \n \n \n Eind- en toetstermen voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie T\n \n \n \n \n \n \n \n \n Categoriecode:\n \n \n T-TH\n \n \n \n \n Totaal aantal vragen:\n \n \n 50 meerkeuzevragen\n \n \n \n \n Geldigheid examenresultaat:\n \n \n 18 maanden\n \n \n \n \n \n \n \n Toelichting\n \n Eindtermen: Dit zijn de hoofdonderwerpen die in het examen voorkomen. Hierin staat 'ruim' omschreven wat er in het examen terug kan komen.\n Toetstermen: Dit zijn onderdelen van een eindterm. Hierin staat meer uitgebreid omschreven wat er in het examen terug kan komen.\n Afbakening: Dit zijn onderdelen van een toetsterm. Hier staat over welke onderwerpen vragen gesteld mogen worden in het examen. Als er geen afbakening is opgenomen, mag over die toetsterm in principe alles gevraagd worden.\n Tax: Dit is de taxonomiecode van Romiszowski. Deze code geeft aan op welk niveau de vragen over een toetsterm gesteld worden.\n F = Feitelijke kennis. De kandidaat kan feiten reproduceren (herkennen of herinneren).\n B = Begripsmatige kennis. De kandidaat kan begrippen of principes omschrijven.\n R = Reproductieve vaardigheden. De kandidaat kan acties uitvoeren die volgens een vastgelegde procedure verlopen.\n P = Productieve vaardigheden. De kandidaat kan acties uitvoeren waarbij hij zijn eigen creativiteit en inzicht nodig heeft.\n \n \n \n \n \n \n \n \n Nr\n \n \n Eindtermen\n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de risico’s die het besturen van het motorvoertuig en de voertuigcombinatie met zich meebrengen.\n \n \n \n \n 2.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de verkeersregels die gelden bij het gebruik van de openbare weg.\n \n \n \n \n 3.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de gedragsregels die gelden met betrekking tot het verlenen van voorrang en het voor laten gaan.\n \n \n \n \n 4.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de kenmerken en de betekenis van verkeerstekens en aanwijzingen.\n \n \n \n \n 5.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de permanente en gebruikseisen van het motorvoertuig en de aanhangwagen.\n \n \n \n \n 6.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de voor het besturen van het motorvoertuigen de voertuigcombinatie relevante bepalingen in de verkeerswetgeving.\n \n \n \n \n 7.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de techniek, bediening en het onderhoud van het motorvoertuig en de aanhangwagen.\n \n \n \n \n 8.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de milieuaspecten die het gevolg zijn van het gebruik van het motorvoertuig.\n \n \n \n \n 9.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de veiligheidsaspecten bij het gebruik van het motorvoertuig en de voertuigcombinatie op de openbare weg.\n \n \n \n \n 10.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de wijze waarop lading veilig vervoerd moet worden.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Eind- en toetstermen\n \n \n Afbakening\n (indien van toepassing)\n \n \n Tax\n \n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de risico’s die het besturen van het motorvoertuig of de voertuigcombinatie met zich meebrengen.\n \n \n \n \n \n \n \n 1.1\n \n \n Kan benoemen en uitleggen wat de risico’s zijn voor de bestuurder en de medeweggebruiker(s) die door de eigenschappen en de toestand van de voertuigen worden veroorzaakt, en op welke wijze het gedrag van de bestuurder hierop kan worden afgestemd.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de type voertuigen, afmetingen (lengte breedte en hoogte) en massa;\n – de mogelijke gevolgen van een onjuist gebruik of onjuiste bediening van de remmen;\n – het effect van de centrifugaalkracht en situaties waarin deze kan optreden;\n – de mogelijke consequenties van de wijze waarop de voertuigen beladen of ingericht zijn (massaverdeling, zwaartepunt, afmetingen, zichtbeperking);\n – eigen zichtbaarheid voor andere weggebruikers (vooral bij afslaan);\n – het uitzwaai-effect;\n – uitstekende delen;\n – verwisselbare uitrustingsstukken en verwisselbaar getrokken machine;\n – de beperkte snelheid van de voertuigen;\n – de dode hoek;\n – remvertraging;\n – vuil door en op het motorvoertuig.\n \n \n V\n \n \n \n \n 1.2\n \n \n Kan benoemen en uitleggen welke factoren een rol spelen bij het uitoefenen van de bestuurderstaak, vooral in relatie tot andere weggebruikers.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – Taakprocessen:\n ○ scherpe en bewuste waarneming;\n ○ voorspellen;\n ○ evalueren;\n ○ beslissen;\n ○ handelen.\n – Oplettendheid:\n ○ anticiperen;\n ○ verkeersinzicht;\n ○ besluitvaardigheid;\n ○ verwachtingspatroon.\n – Houding:\n ○ defensief rijgedrag;\n ○ sociaal rijgedrag;\n ○ communiceren met andere weggebruikers;\n ○ menselijke beperkingen.\n – Afstand bewaren:\n ○ begrip snelheid in meters per seconde;\n ○ reactietijd;\n ○ remweg;\n ○ stopafstand;\n ○ volgafstand (tweesecondenregel);\n ○ ruimtekussen.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.3\n \n \n Kan benoemen en uitleggen op welke manier factoren zoals vermoeidheid, lichamelijke en geestelijke gesteldheid, rijervaring en het gebruik van alcohol, drugs en medicijnen van invloed zijn op het menselijke gedrag bij het besturen van een motorvoertuig.\n \n \n Hierbij gaat het om het kennis van:\n – het effect van het gebruik van alcohol, drugs en medicijnen;\n – het effect van een combinatie van alcohol, drugs en medicijnen;\n – de afbraaktijd van alcohol in het lichaam;\n – de betekenis van stickers en bijsluiters bij medicijnen.\n En de invloed op:\n – het waarnemingsvermogen;\n – het concentratievermogen;\n – de reactietijd;\n – het evenwichtsgevoel;\n – het inschatten van afstand en snelheid;\n – de algemene lichamelijke conditie;\n – de ongevalskans.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.4\n \n \n Kan benoemen en uitleggen welke risico’s verbonden zijn aan de aanwezigheid en het gedrag van andere verkeersdeelnemers en hoe hier rekening mee gehouden moet worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – het (her)kennen van afzonderlijke soorten verkeersdeelnemers;\n – de gedrags (on)mogelijkheden van deze verkeersdeelnemers;\n – rijden in file;\n – inhalen (zachte berm);\n – aangepast eigen gedrag als gevolg van:\n ○ het gedrag van andere verkeersdeelnemers;\n ○ beperkte gedragsmogelijkheden van andere verkeersdeelnemers;\n ○ beperkte kennis bij andere verkeersdeelnemers ten opzichte van LBT’s (landbouw- of bosbouwtrekkers) en MMBS’en (motorrijtuigen met beperkte snelheid);\n ○ beperkte eigen gedragsmogelijkheden;\n ○ de specifieke risico’s in verband met de de deelneming aan het verkeer door de meest kwetsbare categorieën, zoals kinderen, voetgangers, fietsers, ruiters, bestuurders van brommobielen en voertuigen met beperkte snelheid en personen die in hun mobiliteit gehinderd zijn.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.5\n \n \n Kan benoemen en uitleggen welke risico’s er zijn als gevolg van weg-, zicht- en weersomstandigheden en hoe het gedrag hieraan aangepast moet worden.\n \n \n Hierbij gaat het om risico’s bij of als gevolg van:\n – Wegomstandigheden:\n ○ aansluitingen van wegen;\n ○ aard van het wegdek;\n ○ bebakening;\n ○ berm;\n ○ bruggen en viaducten;\n ○ doelgroepstroken (bv. busbaan en busstrook, fietsstrook, landbouwpasseerhaven);\n ○ erven;\n ○ ongevalkansen diverse soorten wegen;\n ○ obstakels;\n ○ snelheidsremmers;\n ○ spoorwegovergangen;\n ○ spoorvorming;\n ○ (tijdelijke) markering;\n ○ toestand van het wegdek;\n ○ tunnels;\n ○ uitritten;\n ○ verblijfsgebieden;\n ○ verkanting;\n ○ weefvakken;\n ○ wegen:\n ♦ erftoegangswegen /gebiedsontsluitingswegen;\n ♦ binnen / buiten de bebouwde kom.\n ○ Weginrichting.\n – Zichtomstandigheden:\n ○ bebouwing / begroeiing;\n ○ duisternis;\n ○ openbare verlichting;\n ○ reflectie;\n ○ schaduw;\n ○ schemering;\n ○ zonlicht;\n ○ voertuigverlichting.\n – Weersomstandigheden:\n ○ neerslag (bijv. ijzel; sneeuw; regen, hagel);\n ○ mist;\n ○ vorst;\n ○ wind.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n 2.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de verkeersregels die gelden bij het gebruik van de openbare weg.\n \n \n \n \n \n \n \n 2.1\n \n \n Kan de plaats op en het gebruik van de weg door alle weggebruikers benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – bochten;\n – busbaan en busstroken;\n – doelgroepstroken;\n – voet-/fiets-/bromfietspad;\n – fietsstroken;\n – in- en uitvoegstroken;\n – kruispunten;\n – (spoor)overwegen;\n – passeerstrook\n – rechte weggedeelten;\n – rijstroken;\n – rotondes;\n – uitwijkplaats\n – voorsorteerstrook.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.2\n \n \n Kan de regels benoemen bij het inhalen en ingehaald worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – inhalen bij een voetgangersoversteekplaats (VOP);\n – inhalen van files;\n – links inhalen / ingehaald worden;\n – rechts inhalen / ingehaald worden.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.3\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot snelheid.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – algemene snelheidsregel (art. 19 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990));\n – maximumsnelheden binnen de bebouwde kom;\n – maximumsnelheden buiten de bebouwde kom.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.4\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot het stilstaan en parkeren.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – verbod(en) tot stilstaan;\n – parkeerverboden;\n – parkeerschijfzone;\n – gehandicaptenparkeerplaats;\n – erven.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.5\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot het geven van tekens en signalen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – richting aangeven;\n – signalen die gegeven moeten en mogen worden ter afwending van dreigend gevaar;\n – signalen van voorrangsvoertuigen;\n – verbod tot het geven van signalen;\n – knipperend waarschuwingslicht/gevarendriehoek.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.6\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot het gebruik van lichten.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – gebruik van lichten tijdens het rijden;\n – gebruik van lichten tijdens het stilstaan;\n – het voeren van bijzondere lichten (bv. geel zwaai- of knipperlicht).\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.7\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot de ontheffingssystematiek voor LBT’s (landbouw- of bosbouwtrekkers) en MMBS’en (motorrijtuigen met beperkte snelheid).\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – overschrijding van de toegestane maximum afmetingen en massa;\n – gesloten verklaringen;\n – de inhoud en voorwaarden van de ontheffing (referentie RDW);\n – instantie verantwoordelijk voor de afgifte van de ontheffing (de wegbeheerder)\n – waar de ontheffing moet worden bewaard.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 3.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de gedragsregels die gelden met betrekking tot het verlenen van voorrang en het voor laten gaan.\n \n \n \n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), artikelen 14, 15, 15a, 16, 17, 18, 50\n \n \n \n \n \n \n 3.1\n \n \n Kan het gedrag en de regels benoemen op kruispunten.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – verlenen van voorrang;\n – blokkeren van een kruispunt;\n – verhard/onverhard;\n – overwegen.\n \n \n B\n \n \n \n \n 3.2\n \n \n Kan het gedrag en de regels benoemen bij het afslaan.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – rechtdoorgaand verkeer;\n – links afslaan ten opzichte van rechts afslaan op hetzelfde kruispunt;\n – voorsorteren.\n \n \n B\n \n \n \n \n 3.3\n \n \n Kan de regels benoemen en toepassen bij het voor laten gaan van het overige verkeer.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – Het uitvoeren van bijzondere manoeuvres als:\n ○ achteruitrijden;\n ○ invoegen;\n ○ keren;\n ○ oprijden van een inrit;\n ○ parkeren;\n ○ uitvoegen;\n ○ verlaten van een uitrit\n ○ wegrijden;\n ○ wisselen van rijstrook.\n – Gedragingen als:\n ○ in- en uitstappen;\n ○ wegrijden van een autobus.\n – Andere verkeersdeelnemers als:\n ○ blinden;\n ○ passagiers van tram/bus;\n ○ personen die zich moeilijk voortbewegen;\n ○ voetgangers op een voetgangersoversteekplaats (VOP).\n \n \n B\n \n \n \n \n 3.4\n \n \n Kan de regels benoemen en toepassen met betrekking tot het voor laten gaan van voorrangsvoertuigen, militaire colonnes, uitvaartstoeten en trams.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – het afslaan;\n – kruispunten, waar het verkeer al dan niet geregeld wordt door middel van verkeerslichten;\n – rechte wegen.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n 4.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de kenmerken en de betekenis van\n \n \n verkeerstekens en aanwijzingen.\n \n \n \n \n Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (artikelen 3, 4, 6, 8 en 9)\n \n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)\n \n \n Wegenverkeerswet 1994artikel 12, eerste en tweede lid\n \n \n Regeling stilhoudingsvordering toezichthouders (artikelen 1 en 2)\n \n \n \n \n \n \n 4.1\n \n \n Kan de betekenis en het gewenste gedrag benoemen van aanwijzingen.\n \n \n Hierbij gaat het om aanwijzingen van:\n – toezichthouders;\n – opsporingsambtenaren;\n – verkeersregelaars;\n – verkeersbrigadiers.\n Aandachtspunten hierbij zijn ook:\n – rangorde aanwijzingen/verkeerstekens/gedragsregels;\n – verplichten tot opvolgen van de aanwijzigingen.\n \n \n F\n \n \n \n \n 4.2\n \n \n Kan de betekenis benoemen van verkeerslichten, verkeersborden en verkeerstekens en kan het gedrag en de gedragsregels benoemen dat hierdoor geadviseerd, geboden of verboden wordt.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n Verkeerslichten:\n – driekleurige verkeerlichten;\n – tweekleurige verkeerslichten;\n – tram/buslichten;\n – overweglichten;\n – bruglichten;\n – rijstrooklichten;\n – geel knipperlicht.\n Verkeersborden:\n – vorm en kleur van verkeerborden;\n – onderborden;\n – relevante plaatsingsvoorschriften;\n – tijdelijke verkeersborden;\n – werkingssfeer van verkeersborden;\n – zonale verkeersborden.\n Verkeerstekens op het wegdek:\n – as-, kant- of deelstreep;\n – dubbele asmarkering;\n – busbanen en busstroken;\n – doorgetrokken (gele) streep;\n – haaietanden;\n – onderbroken (gele) streep;\n – pijlen;\n – stopstreep;\n – suggestiestrook;\n – tijdelijke verkeerstekens op het wegdek;\n – verdrijvingsvlak;\n – voorsorteerstrook;\n – waarschuwingsstreep;\n – wegreflectoren;\n – puntstukken;\n – fietsstrook.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 5.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de permanente en gebruikseisen van het motorvoertuig en de aanhangwagen.\n \n \n \n \n Regeling Voertuigen: hoofdstuk 5 (permanente en gebruikseisen)\n \n \n artikelen 5.7.1, 5.7.6, 5.7.7, 5.7.27, 5.7.31, 5.7.38, 5.7.45, 5.7.48, 5.7.51, 5.7.57, 5.7.60, 5.7.65 5.7.66 en 5.7.72\n \n \n artikelen 5.8.1, 5.8.6, 5.8.7, 5.8.27, 5.8.31, 5.8.38, 5.8.45, 5.8.48, 5.8.51, 5.8.57, 5.8.60, 5.8.65, 5.8.66 en 5.8.72\n \n \n artikelen 5.14.6, 5.14.7, 5.14.27, 5.14.31, 5.14.51, 5.14.57, 5.14.60, 5.14.65 en 5.14.66\n \n \n artikelen 5.18.0, 5.18.1, 5.18.3, eerste lid, 5.18.4, 5.18.6, 5.18.8, 5.18.9, 5.18.20 t/m 5.18.25, 5.18.25a, 5.18.35, 5.18.35a, 5.18.36b, 5.18.48\n \n \n \n \n \n \n 5.1\n \n \n Kan benoemen aan welke permanente- en gebruikseisen een motorvoertuig en een aanhangwagen moeten voldoen en welke technische aspecten van het motorvoertuig voor de bestuurder van belang zijn voor een veilig gebruik ervan.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n De permanente eisen:\n – voertuigidentificatienummer (VIN);\n – constructieplaat;\n – afmetingen;\n – aslasten en massa’s;\n – banden;\n – remmen remvertraging;\n – spiegels en gezichtsveld;\n – scherpe en uitstekende delen;\n – verplichte lichten;\n – markeringslichten en retroreflecterende voorzieningen en markeringen;\n – ambergele retroreflectoren/zijmarkeringslichten;\n – zwaai-, flits- en knipperlichten;\n – koppelinrichting;\n – sleepoog voorzijde.\n De gebruikseisen:\n – gebruik verwisselbare uitrustingsstukken;\n – aantal aanhangwagens;\n – voldoende uitzicht met lading;\n – ladingzekering;\n – scherpe en uitstekende delen;\n – vergrendeling opklapbare delen;\n – lengte samenstel;\n – afmetingen met lading en markering van lading;\n – afmetingen met verwisselbare uitrustingsstukken en markering;\n – hoogte met lading;\n – last onder bestuurde as;\n – totale massa, maximum aslasten in beladen toestand;\n – remvertraging samenstel;\n – gekoppelde rempedalen;\n – rode retroreflector in vorm afgeknotte driehoek.\n Bepalingen met betrekking tot wijzigingen van de constructie van het voertuig.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 6.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de voor het besturen van het motorvoertuig en de voertuigcombinatie relevante bepalingen in de verkeerswetgeving.\n \n \n \n \n Wegenverkeerswet 1994: artikel 1.1, artikel 5 t/m 11, 107, eerste en tweede lid, artikel 118, artikel 123 t/m 125, artikel 130 t/m 132, artikel 160, artikel 162 t/m 164, artikel 179 t/m 181, artikel 184 en artikel 185.\n \n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) artikel 1,\n \n \n Regeling voertuigen artikel 1.1,\n \n \n Reglement rijbewijzen artikel 25a – lid1, artikel 5, artikel 15, artikel 24, artikel 25a, derde lid. \n \n \n \n \n \n \n 6.1\n \n \n Kan de relevante bepalingen van de verkeerswetgeving benoemen.\n \n \n \n Wegenverkeerswet 1994\n \n – algemeen veiligheidsartikel;\n – verlaten plaats ongeval;\n – besturen onder invloed;\n – rijden met ongeldig rijbewijs;\n – ontzegging;\n – rijden met een ingevorderd rijbewijs;\n – rijden tijdens een schorsing van het rijbewijs;\n – verbod wedstrijd op de weg;\n – verbod gebruik voertuig van een ander;\n – bevel medewerking ademonderzoek;\n – rijbewijsplicht;\n – vordering inzage documenten;\n – letsel of dood door schuld;\n – verantwoordelijkjheid schade bij ongeval;\n – aansprakelijkheid t.o.v. zwakkere verkeersdeelnemers;\n – verbod rijden op de weg in verband met technische gebreken / schade.\n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990):\n – begrippen\n \n Regeling voertuigen:\n – voertuigdefinities (basiskennis hoofdcategorie):\n ○ landbouw- of bosbouwtrekker (Europese categorie T);\n ○ motorrijtuig met beperkte snelheid;\n ○ aanhangwagen en verwisselbare getrokken machine (Europese categorieën R en S).\n – massa in rijklare toestand voor voertuigen van de voertuigcategorie T;\n – verwisselbaar uitrustingsstuk;\n – voertuig van de voertuigcategorie T.\n \n \n F\n \n \n \n \n 6.2\n \n \n Kan de wettelijke bepalingen benoemen die betrekking hebben op de rijbevoegdheid, aansprakelijkheid en verzekeringen en op de rijbewijzen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n Begrippen Reglement rijbewijzen:\n – bevoegdheden opsporingsambtenaar;\n – geldigheidsduur rijbewijs;\n – ongeldigverklaring, invordering en schorsing inhouding rijbewijs;\n – ontzegging rijbevoegdheid;\n – alcoholslot;\n – minimumleeftijd voor het besturen van landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid;\n – rijbewijsbeperkingen;\n – rijbewijscategorieën;\n – rijbewijsplicht;\n – rijverbod.\n \n Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen:\n – verplichte verzekering;\n – WA verzekering;\n – casco- / allriskverzekering.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 7.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de techniek, bediening en het onderhoud van het motorvoertuig en de aanhanger.\n \n \n \n \n \n \n \n 7.1\n \n \n Kan de onderdelen herkennen en benoemen en kan aangeven wat het doel en het gebruiksonderhoud van de onderdelen is\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de motor;\n – het brandstofsysteem;\n – het motorsmeersysteem;\n – het koelsysteem;\n – de koppeling, versnellingsbak en aandrijflijn;\n – het veersysteem;\n – de reminrichting (lucht en hydraulisch);\n – het elektrische systeem;\n – verbinding tussen motorvoertuig en aanhangwagen;\n – het hydrauliek systeem.\n \n \n B\n \n \n \n \n 7.2\n \n \n Kan bepalen welke soort motorolie gebruikt moet worden.\n \n \n Zie instructieboekje van het motorvoertuig.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.3\n \n \n Kan de eigenschappen en functie van de ruitensproeiervloeistof benoemen.\n \n \n Eigenschappen:\n – vloeistof bevriest niet\n Functie:\n – reinigen;\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.4\n \n \n Kan optimaal gebruik van de krachtoverbrenging van het motorvoertuig uitleggen.\n \n \n Hierbij gaat het om een prestatiediagram met:\n – koppel;\n – vermogen;\n – specifiek brandstofverbruik;\n – overbrengingsverhoudingen;\n – optimaal gebruik toerenteller.\n \n \n B\n \n \n \n \n 7.5\n \n \n Kan de aandachtspunten bij het gebruik en onderhoud van banden/wielen in het kader van de rijveiligheid noemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – bandenspanning;\n – rijstijl;\n – belading;\n – bandcodering (radiaal / diagonaal, bandenmaat, loadindex en snelheidscode);\n – dubbellucht;\n – EU bandenlabel;\n – beschadigingen;\n – wielmoeren;\n – slijtage.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.6\n \n \n Kan de soorten koppelmechanismen tussen de LBT (landbouw- of bosbouwtrekker) / MMBS (motorrijtuig met beperkte snelheid) en aanhangwagen en de maatvoering ervan benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – (verstelbare) trekbek / vangmuil;\n – kipperknobbel;\n – (zwaaiende) trekhaak;\n – gatenbalk;\n – koppelschotel;\n – kogelkoppeling.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.7\n \n \n Kan de aandachtspunten van koppelmechanismen en het aankoppelen van aanhangwagens, verwisselbare uitrustingsstukken en verwisselbaar getrokken machines benoemen in het kader van de rijveiligheid.\n \n \n Hierbij gaat het om\n – vergrendeling;\n – borging;\n – verlichting;\n – beremming.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.8\n \n \n Kan, gegeven een situatie, defecten herkennen en de daarbij horende maatregelen benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om waarschuwingssymbolen en de te nemen maatregelen:\n – oliedruk;\n – remsysteem;\n – koelwaterniveau;\n – koelwatertemperatuur;\n – luchtfilter;\n – dynamospanning;\n – olieniveau;\n – motormanagementstoring;\n – verlichting.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.9\n \n \n Kan het belang van preventief onderhoud benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – voorkoming van onnodige stilstand;\n – voorkoming van onnodige kosten;\n – verhoogde bedrijfszekerheid;\n – bevorderen van de verkeersveiligheid;\n – realisatie lagere milieubelasting.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 8\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de milieuaspecten die het gevolg zijn van het gebruik van het motorvoertuig.\n \n \n \n \n \n \n \n 8.1\n \n \n Kan uitleggen op welke wijze milieuaspecten een rol spelen bij het milieubewuste gebruik van het motorvoertuig en het energiezuinig rijden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – aangepast en besluitvaardig rijden;\n – acceleratie;\n – anticiperen;\n – bandenspanning;\n – defensief rijden;\n – gas geven, (ont)koppelen en schakelen;\n – toepassen van AdBlue;\n – gebruik van de toerenteller;\n – gebruik van cruisecontrol;\n – geluidshinder;\n – langdurige stops in het verkeer;\n – remmen en stoppen;\n – routeplanning;\n – starten en wegrijden;\n – stroomverbruikers;\n – luchtfilter.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n 9\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de veiligheidsaspecten bij het gebruik van het motorvoertuig en de aanhangwagen op de openbare weg.\n \n \n \n \n \n \n \n 9.1\n \n \n Kan uiteenzetten hoe fysieke risico’s voorkomen kunnen worden en hoe de gevolgen ervan beperkt kunnen worden\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – het in- en uitstappen van het voertuig;\n – het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (handschoenen en schoeisel);\n – het gebruik van de gordel.\n \n \n F\n \n \n \n \n 9.2\n \n \n Kan de belangrijkste oorzaken van verkeersongevallen en de betrokkenheid van LBT’s (landbouw- of bosbouwtrekkers) en MMBS’en (motorrijtuigen met beperkte snelheid) daarbij benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n Voertuigveiligheid:\n – het zicht van de bestuurder;\n – de herkenbaarheid van de voertuigen in het donker;\n – de toegestane en feitelijke breedte van de voertuigen ten opzichte van de breedte van de weg;\n – de botsagressiviteit van de voertuigen.\n Bestuurders:\n – de verwachting van bestuurders van deze voertuigen dat andere weggebruikers rekening houden met de beperkingen van het voertuig;\n – de snelheid waarmee bestuurders van deze voertuigen rijden in relatie tot de voor hen geldende maximumsnelheid;\n – het niet of onvoldoende afschermen van uitrustingsstukken.\n Infrastructuur\n – er is vaak sprake van onvoldoende infrastructurele maatregelen;\n – de toegestane en feitelijke breedte van deze voertuigen ten opzichte van de breedte van de weg.\n \n \n F\n \n \n \n \n 9.3\n \n \n Kan benoemen dat verkeersongevallen gevolgen hebben.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – menselijke gevolgen;\n – materiële gevolgen;\n – financiële gevolgen.\n \n \n B\n \n \n \n \n 9.4\n \n \n Kan uitleggen welke maatregelen in geval van een verkeersongeval of pech genomen moeten worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – persoonlijke veiligheid;\n – andermans veiligheid;\n – markeren;\n – alarmeren van de hulpdiensten en belanghebbenden;\n – beveiligen van de plaats van het ongeval;\n – noodzakelijke maatregelen kunnen nemen op basis van kennis van de grondbeginselen van eerste hulp;\n – invullen van het Europees schadeformulier of de ongevallenapp (mobielschademelden.nl);\n – gebruik van de gevarendriehoek;\n – gebruik van de waarschuwingslichten;\n – hulp verlenen aan slachtoffer(s)\n \n \n B\n \n \n \n \n 9.5\n \n \n Kan benoemen welke de risico’s zijn ingeval van betrokkenheid bij een ongeval en bij pech onderweg.\n \n \n Het betreft hier zaken als:\n – plaats van het voertuig, bestuurder en passagiers bij pech;\n – slepen van een ander voertuig;\n – vluchtroute (bruggen, geluidswallen, tunnels).\n \n \n F\n \n \n \n \n 9.6\n \n \n Kan benoemen welke verplichtingen er bestaan ten aanzien van de techniek, het onderhoud en de controle van het voertuig\n \n \n Het betreft hier zaken als:\n – bedrijfszekerheid (bijv. zekeringen);\n – verkeersveiligheid (bijv. lampjes).\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 10\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de wijze waarop lading veilig vervoerd moet worden.\n \n \n \n \n \n \n \n 10.1\n \n \n Kan de krachten en de weerstanden die tijdens het rijden in beladen toestand optreden, verklaren.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de krachten die op een voertuig en/of lading werken;\n – de verdeling van de lading over de laadvloer;\n – het zwaartepunt, de stabiliteit, het kantelmoment onder andere bij vervoer van bijv. vloeistoffen enz.;\n – de risico’s bij remmen (onder andere scharen).\n \n \n B\n \n \n \n \n 10.2\n \n \n Kan de gevolgen van overbelading noemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – ongunstig brandstofverbruik;\n – versnelde slijtage;\n – schade aan wegen;\n – verkeersveiligheid;\n – sancties;\n – invloed op wegligging;\n – invloed op rijeigenschappen.\n \n \n F\n \n \n \n \n 10.3\n \n \n Kan uitleggen hoe op een juiste wijze lading gestuwd en gezekerd moet worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de soorten lading en eigenschappen van lading (vaste en losse lading);\n – de methoden van ladingzekering:\n ○ krachtsluitende (neersjorren) ladingzekering;\n ○ vormsluitende (opsluiten, direct zekeren) ladingzekering,\n – afdekken van losse lading.\n – hulpmiddelen bij ladingzekering van vaste lading:\n ○ sjorpunten;\n ○ spanbanden, alsmede de betekenis van de etiketten daarvan;\n ○ spankettingen;\n ○ spanelementen;\n ○ antislipmatten;\n ○ sjorhaken;\n ○ stophout, balken en keggen.\n – hulpmiddelen bij ladingzekeren van losse lading:\n ○ beheerst laden;\n ○ netten, dekzeilen en kleppen.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n \n20161365515-03-201611-03-2016IENM/BSK-2016/5660320161365515-03-201611-03-2016IENM/BSK-2016/5660301-07-2016\n \n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036561/2018-01-01_0/xml/BWBR0036561_2018-01-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 20 april 2015, nr. IENM/BSK-2014/218995, houdende vaststelling van de eisen voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie T (Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T)2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 111, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;\n \n \n BESLUIT:\n \n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De eisen waaraan de aanvrager van het theorie-examen voor de rijbewijscategorie T moet voldoen, zijn nader uitgewerkt in de bij deze regeling behorende bijlage Toetsmatrijs theorie-examen rijbewijscategorie T.\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 2\n \n Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de wet van 3 december 2014 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1994 in verband met de invoering van de rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid (T-rijbewijs) (Stb. 2015, 10) in werking treedt.\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 3\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T.\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,M.H.Schultz van Haegen-Maas Geesteranus\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Bijlage\n bij artikel 1 van de Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T\n \n In deze toetsmatrijs staat wat u moet kunnen en kennen. De toetsmatrijs vormt daarom de basis van de opleiding en het examen.\n \n \n \n \n \n \n \n Opgesteld door:\n \n \n CBR divisie CCV\n \n \n \n \n \n \n Categoriecode:\n \n \n T-TH\n \n \n \n \n Toetsvorm:\n Totaal aantal vragen:\n \n \n Digitaal\n 50 meerkeuzevragen\n \n \n \n \n Dekkingsgraad toetstermen:\n \n \n 85%\n \n \n \n \n Cesuur:\n \n \n 80% (40 van de 50 vragen goed).\n \n \n \n \n Geldigheid examenresultaat:\n \n \n 18 maanden\n \n \n \n \n Bijzonderheden:\n \n \n Geen\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Nr\n \n \n Eindtermen\n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de risico’s die het besturen van het motorvoertuig en de voertuigcombinatie met zich meebrengen.\n \n \n \n \n 2.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de verkeersregels die gelden bij het gebruik van de openbare weg.\n \n \n \n \n 3.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de gedragsregels die gelden met betrekking tot het verlenen van voorrang en het voor laten gaan.\n \n \n \n \n 4.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de kenmerken en de betekenis van verkeerstekens en aanwijzingen.\n \n \n \n \n 5.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de permanente en gebruikseisen van het motorvoertuig en de aanhangwagen.\n \n \n \n \n 6.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de voor het besturen van het motorvoertuigen de voertuigcombinatie relevante bepalingen in de verkeerswetgeving.\n \n \n \n \n 7.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de techniek, bediening en het onderhoud van het motorvoertuig en de aanhangwagen.\n \n \n \n \n 8.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de milieuaspecten die het gevolg zijn van het gebruik van het motorvoertuig.\n \n \n \n \n 9.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de veiligheidsaspecten bij het gebruik van het motorvoertuig en de voertuigcombinatie op de openbare weg.\n \n \n \n \n 10.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de wijze waarop lading veilig vervoerd moet worden.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Vastgesteld door:\n \n \n \n College van Deskundigen T-examens, 21 april 2017\n \n \n \n \n \n Beoordeeld door:\n \n \n \n Logistiek, Transport en Personenvervoerraad, Kamer T, 21 juni 2017\n \n \n \n \n \n Goedgekeurd door:\n \n \n \n Divisiemanager CCV, 21 juni 2017\n \n \n \n \n \n Ingangsdatum:\n \n \n \n 1 januari 2018\n \n \n \n \n \n \n \n Toelichting\n \n Eindtermen: Dit zijn de hoofdonderwerpen die in het examen voorkomen. Hierin staat 'ruim' omschreven wat er in het examen terug kan komen.\n Toetstermen: Dit zijn onderdelen van een eindterm. Hierin staat meer uitgebreid omschreven wat er in het examen terug kan komen.\n Afbakening: Dit zijn onderdelen van een toetsterm. Hier staat over welke onderwerpen vragen gesteld mogen worden in het examen. Als er geen afbakening is opgenomen, mag over die toetsterm in principe alles gevraagd worden.\n Tax: Dit is de taxonomiecode van Romiszowski. Deze code geeft aan op welk niveau de vragen over een toetsterm gesteld worden.\n F = Feitelijke kennis. De kandidaat kan feiten reproduceren (herkennen of herinneren).\n B = Begripsmatige kennis. De kandidaat kan begrippen of principes omschrijven.\n R = Reproductieve vaardigheden. De kandidaat kan acties uitvoeren die volgens een vastgelegde procedure verlopen.\n P = Productieve vaardigheden. De kandidaat kan acties uitvoeren waarbij hij zijn eigen creativiteit en inzicht nodig heeft.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Eind- en toetstermen\n \n \n Afbakening\n (indien van toepassing)\n \n \n Tax\n \n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de risico’s die het besturen van het motorvoertuig of de voertuigcombinatie met zich meebrengen.\n \n \n \n \n \n \n \n 1.1\n \n \n Kan benoemen en uitleggen wat de risico’s zijn voor de bestuurder en de medeweggebruiker(s) die door de eigenschappen en de toestand van de voertuigen worden veroorzaakt, en op welke wijze het gedrag van de bestuurder hierop kan worden afgestemd.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de type voertuigen, afmetingen (lengte breedte en hoogte) en massa;\n – de mogelijke gevolgen van een onjuist gebruik of onjuiste bediening van de remmen;\n – het effect van de centrifugaalkracht en situaties waarin deze kan optreden;\n – de mogelijke consequenties van de wijze waarop de voertuigen beladen of ingericht zijn (massaverdeling, zwaartepunt, afmetingen, zichtbeperking);\n – eigen zichtbaarheid voor andere weggebruikers (vooral bij afslaan);\n – het uitzwaai-effect;\n – uitstekende delen;\n – verwisselbare uitrustingsstukken en verwisselbaar getrokken machine;\n – de beperkte snelheid van de voertuigen;\n – de dode hoek;\n – remvertraging;\n – vuil door en op het motorvoertuig.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.2\n \n \n Kan benoemen en uitleggen welke factoren een rol spelen bij het uitoefenen van de bestuurderstaak, vooral in relatie tot andere weggebruikers.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – Taakprocessen:\n ○ scherpe en bewuste waarneming;\n ○ voorspellen;\n ○ evalueren;\n ○ beslissen;\n ○ handelen.\n – Oplettendheid:\n ○ anticiperen;\n ○ verkeersinzicht;\n ○ besluitvaardigheid;\n ○ verwachtingspatroon.\n – Houding:\n ○ defensief rijgedrag;\n ○ sociaal rijgedrag;\n ○ communiceren met andere weggebruikers;\n ○ menselijke beperkingen.\n – Afstand bewaren:\n ○ begrip snelheid in meters per seconde;\n ○ reactietijd;\n ○ remweg;\n ○ stopafstand;\n ○ volgafstand (tweesecondenregel);\n ○ ruimtekussen.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.3\n \n \n Kan benoemen en uitleggen op welke manier factoren zoals vermoeidheid, lichamelijke en geestelijke gesteldheid, rijervaring en het gebruik van alcohol, drugs en medicijnen van invloed zijn op het menselijke gedrag bij het besturen van een motorvoertuig.\n \n \n Hierbij gaat het om kennis van:\n – het effect van het gebruik van alcohol, drugs en medicijnen;\n – het effect van een combinatie van alcohol, drugs en medicijnen;\n – de afbraaktijd van alcohol in het lichaam;\n – de betekenis van stickers en bijsluiters bij medicijnen.\n En de invloed op:\n – het waarnemingsvermogen;\n – het concentratievermogen;\n – de reactietijd;\n – het evenwichtsgevoel;\n – het inschatten van afstand en snelheid;\n – de algemene lichamelijke conditie;\n – de ongevalskans.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.4\n \n \n Kan benoemen en uitleggen welke risico’s verbonden zijn aan de aanwezigheid en het gedrag van andere verkeersdeelnemers en hoe hier rekening mee gehouden moet worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – het (her)kennen van afzonderlijke soorten verkeersdeelnemers;\n – de gedrags (on)mogelijkheden van deze verkeersdeelnemers;\n – rijden in file;\n – inhalen (zachte berm);\n – aangepast eigen gedrag als gevolg van:\n ○ het gedrag van andere verkeersdeelnemers;\n ○ beperkte gedragsmogelijkheden van andere verkeersdeelnemers;\n ○ beperkte kennis bij andere verkeersdeelnemers ten opzichte van LBT’s (landbouw- of bosbouwtrekkers) en MMBS’en (motorrijtuigen met beperkte snelheid);\n ○ beperkte eigen gedragsmogelijkheden;\n ○ de specifieke risico’s in verband met de deelneming aan het verkeer door de meest kwetsbare categorieën, zoals kinderen, voetgangers, fietsers, ruiters, bestuurders van gehandicaptenvoertuigen en voertuigen met beperkte snelheid en personen die in hun mobiliteit gehinderd zijn.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.5\n \n \n Kan benoemen en uitleggen welke risico’s er zijn als gevolg van weg-, zicht- en weersomstandigheden en hoe het gedrag hieraan aangepast moet worden.\n \n \n Hierbij gaat het om risico’s bij of als gevolg van:\n – Wegomstandigheden:\n ○ aansluitingen van wegen;\n ○ aard van het wegdek;\n ○ bebakening;\n ○ berm;\n ○ bruggen en viaducten;\n ○ doelgroepstroken (bv. busbaan en busstrook, fietsstrook, landbouwpasseerhaven);\n ○ erven;\n ○ ongevalkansen diverse soorten wegen;\n ○ obstakels;\n ○ snelheidsremmers;\n ○ spoorwegovergangen;\n ○ spoorvorming;\n ○ (tijdelijke) markering;\n ○ toestand van het wegdek;\n ○ tunnels;\n ○ uitritten;\n ○ verblijfsgebieden;\n ○ verkanting;\n ○ weefvakken;\n ○ wegen\n • erftoegangswegen / gebiedsontsluitingswegen\n • binnen / buiten de bebouwde kom\n ○ (tijdelijke) weginrichting;\n – Zichtomstandigheden:\n ○ bebouwing / begroeiing;\n ○ duisternis;\n ○ openbare verlichting;\n ○ reflectie;\n ○ schaduw;\n ○ schemering;\n ○ zonlicht;\n ○ verblindende voertuigverlichting.\n – Weersomstandigheden:\n ○ neerslag (bijv. ijzel; sneeuw; regen, hagel);\n ○ mist;\n ○ vorst;\n ○ wind.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n 2.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de verkeersregels die gelden bij het gebruik van de openbare weg.\n \n \n \n \n \n \n \n 2.1\n \n \n Kan de plaats op en het gebruik van de weg door alle weggebruikers benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – bochten;\n – busbaan en busstroken;\n – doelgroepstroken;\n – voet- / fiets- / bromfietspad;\n – fietsstroken;\n – in- en uitvoegstroken;\n – kruispunten;\n – (spoor)overwegen;\n – passeerstrook\n – rechte weggedeelten;\n – rijstroken;\n – rotondes;\n – uitwijkplaats;\n – fietsstraat\n – voorsorteerstrook.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.2\n \n \n Kan de regels benoemen bij het inhalen en ingehaald worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – inhalen bij een voetgangersoversteekplaats (VOP);\n – links inhalen / ingehaald worden;\n – rechts inhalen / ingehaald worden.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.3\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot snelheid.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – algemene snelheidsregel (art. 19 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990));\n – maximumsnelheden binnen de bebouwde kom;\n – maximumsnelheden buiten de bebouwde kom.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.4\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot het stilstaan en parkeren.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – verbod(en) tot stilstaan;\n – parkeerverboden;\n – parkeerschijfzone;\n – gehandicaptenparkeerplaats;\n – erven.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.5\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot het geven van tekens en signalen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – richting aangeven;\n – signalen die gegeven moeten en mogen worden ter afwending van dreigend gevaar;\n – signalen van voorrangsvoertuigen;\n – verbod tot het geven van signalen;\n – knipperend waarschuwingslicht / gevarendriehoek.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.6\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot het gebruik van lichten.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – gebruik van lichten tijdens het rijden;\n – gebruik van lichten tijdens het stilstaan;\n – het voeren van bijzondere lichten (bv. geel zwaai- of knipperlicht).\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.7\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot de ontheffingssystematiek voor LBT’s (landbouw- of bosbouwtrekkers) en MMBS’en (motorrijtuigen met beperkte snelheid).\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – overschrijding van de toegestane maximum afmetingen en massa;\n – gesloten verklaringen;\n – de inhoud en voorwaarden van de ontheffing (referentie RDW);\n – instantie verantwoordelijk voor de afgifte van de ontheffing (de wegbeheerder)\n – waar de ontheffing moet worden bewaard.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 3.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de gedragsregels die gelden met betrekking tot het verlenen van voorrang en het voor laten gaan.\n \n \n \n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), artikelen 14, 15, 15a, 16, 17, 18, 50\n \n \n \n \n \n \n 3.1\n \n \n Kan het gedrag en de regels benoemen op kruispunten.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – verlenen van voorrang;\n – blokkeren van een kruispunt;\n – verhard / onverhard;\n – overwegen.\n \n \n B\n \n \n \n \n 3.2\n \n \n Kan het gedrag en de regels benoemen bij het afslaan.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – rechtdoorgaand verkeer;\n – links afslaan ten opzichte van rechts afslaan op hetzelfde kruispunt;\n – voorsorteren.\n \n \n B\n \n \n \n \n 3.3\n \n \n Kan de regels benoemen en toepassen bij het voor laten gaan van het overige verkeer.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – Het uitvoeren van bijzondere manoeuvres als:\n ○ achteruitrijden;\n ○ invoegen;\n ○ keren;\n ○ oprijden van een inrit;\n ○ parkeren;\n ○ uitvoegen;\n ○ verlaten van een uitrit\n ○ wegrijden;\n ○ wisselen van rijstrook.\n – Gedragingen als:\n ○ in- en uitstappen;\n ○ wegrijden van een autobus.\n – Andere verkeersdeelnemers als:\n ○ blinden;\n ○ passagiers van tram/bus;\n ○ personen die zich moeilijk voortbewegen;\n ○ voetgangers op een voetgangersoversteekplaats (VOP).\n \n \n B\n \n \n \n \n 3.4\n \n \n Kan de regels benoemen en toepassen met betrekking tot het voor laten gaan van voorrangsvoertuigen, militaire colonnes, uitvaartstoeten en trams.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – het afslaan;\n – kruispunten;\n – rechte wegen.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n 4.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de kenmerken en de betekenis van verkeerstekens en aanwijzingen.\n \n \n \n \n Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (artikelen 3, 4, 6, 8 en 9)\n \n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)\n \n \n Wegenverkeerswet 1994 artikel 12, eerste en tweede lid\n \n \n Regeling stilhoudingsvordering toezichthouders (artikelen 1 en 2)\n \n \n \n \n \n \n 4.1\n \n \n Kan de betekenis en het gewenste gedrag benoemen van aanwijzingen.\n \n \n Hierbij gaat het om aanwijzingen van:\n – toezichthouders;\n – opsporingsambtenaren;\n – verkeersregelaars;\n – verkeersbrigadiers.\n Aandachtspunten hierbij zijn ook:\n – rangorde aanwijzingen / verkeerstekens / gedragsregels;\n – verplichten tot opvolgen van de aanwijzigingen.\n \n \n F\n \n \n \n \n 4.2\n \n \n Kan de betekenis benoemen van verkeerslichten, verkeersborden en verkeerstekens en kan het gedrag en de gedragsregels benoemen dat hierdoor geadviseerd, geboden of verboden wordt.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n Verkeerslichten:\n – driekleurige verkeerlichten;\n – tweekleurige verkeerslichten;\n – tram/buslichten;\n – overweglichten;\n – bruglichten;\n – rijstrooklichten;\n – geel knipperlicht.\n Verkeersborden:\n – vorm en kleur van verkeerborden;\n – onderborden;\n – relevante plaatsingsvoorschriften;\n – tijdelijke verkeersborden;\n – werkingssfeer van verkeersborden;\n – zonale verkeersborden.\n Verkeerstekens op het wegdek:\n – as-, kant- of deelstreep;\n – dubbele asmarkering;\n – busbanen en busstroken;\n – doorgetrokken (gele) streep;\n – haaientanden;\n – onderbroken (gele) streep;\n – pijlen;\n – stopstreep;\n – suggestiestrook;\n – tijdelijke verkeerstekens op het wegdek;\n – verdrijvingsvlak;\n – voorsorteerstrook;\n – waarschuwingsstreep;\n – wegreflectoren;\n – puntstukken;\n – fietsstrook.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 5.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de permanente en gebruikseisen van het motorvoertuig en de aanhangwagen.\n \n \n \n \n Regeling Voertuigen: hoofdstuk 5 (permanente en gebruikseisen)\n \n \n artikelen 5.7.1, 5.7.6, 5.7.7, 5.7.27, 5.7.31, 5.7.38, 5.7.45, 5.7.48, 5.7.51, 5.7.57, 5.7.655.7.66 en 5.7.72\n \n artikelen 5.8.1, 5.8.6, 5.8.7, 5.8.27, 5.8.31, 5.8.32, 5.8.38, 5.8.45, 5.8.48, 5.8.51, 5.8.57, 5.8.60, 5.8.65, 5.8.66 en 5.8.72\n \n artikelen 5.14.6, 5.14.7, 5.14.27, 5.14.31, 5.14.38, 5.14.40, 5.14.51, 5.14.57, 5.14.60, 5.14.65 en 5.14.66\n \n artikelen 5.18.0, 5.18.1, 5.18.3, eerste lid, 5.18.4, 5.18.6, 5.18.8, 5.18.9, 5.18.20 t/m 5.18.25, 5.18.25a, 5.18.35, 5.18.35a, 5.18.48\n \n \n \n \n \n 5.1\n \n \n Kan benoemen aan welke permanente- en gebruikseisen een motorvoertuig en een aanhangwagen moeten voldoen en welke technische aspecten van het motorvoertuig voor de bestuurder van belang zijn voor een veilig gebruik ervan.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n De permanente eisen:\n – voertuigidentificatienummer (VIN);\n – constructieplaat;\n – afmetingen;\n – aslasten / wiellasten en massa’s;\n – banden;\n – remmen en remvertraging;\n – spiegels en gezichtsveld;\n – scherpe en uitstekende delen;\n – verplichte lichten;\n – markeringslichten en retroreflecterende voorzieningen en markeringen;\n – ambergele retroreflectoren/zijmarkeringslichten;\n – zwaai-, flits- en knipperlichten;\n – koppelinrichting;\n – sleepbevestigingspunt voorzijde.\n De gebruikseisen:\n – gebruik verwisselbare uitrustingsstukken;\n – aantal aanhangwagens;\n – voldoende uitzicht met lading;\n – ladingzekering;\n – scherpe en uitstekende delen;\n – vergrendeling opklapbare delen;\n – lengte samenstel;\n – afmetingen met lading en markering van lading;\n – afmetingen met verwisselbare uitrustingsstukken en markering;\n – hoogte met lading;\n – last onder bestuurde as;\n – totale massa, maximum aslasten in beladen toestand;\n – remvertraging samenstel;\n – gekoppelde rempedalen;\n – rode retroreflector in vorm afgeknotte driehoek.\n Bepalingen met betrekking tot wijzigingen van de constructie van het voertuig.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 6.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de voor het besturen van het motorvoertuig en de voertuigcombinatie relevante bepalingen in de verkeerswetgeving.\n \n \n \n \n Wegenverkeerswet 1994: artikel 1.1, artikel 5 t/m 11, 107, eerste en tweede lid, artikel 118, artikel 123 t/m 125, artikel 130 t/m 132, artikel 160, artikel 62 t/m 164, artikel 179 t/m 181, artikel 184 en artikel 185.\n \n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990): artikel 1.\n \n \n Regeling voertuigen artikel 1.1.\n \n \n Reglement Rijbewijzen: artikel 5, artikel 15, artikel 24, artikel 25a, eerste en derde lid. \n \n \n \n \n \n \n 6.1\n \n \n Kan de relevante bepalingen van de verkeerswetgeving benoemen.\n \n \n \n Wegenverkeerswet 1994:\n – algemeen veiligheidsartikel;\n – verlaten plaats ongeval;\n – besturen onder invloed;\n – maximum alcoholpromillage;\n – rijden met ongeldig rijbewijs;\n – ontzegging;\n – rijden met een ingevorderd rijbewijs;\n – rijden tijdens een schorsing van het rijbewijs;\n – verbod wedstrijd op de weg;\n – verbod gebruik voertuig van een ander;\n – bevel medewerking ademonderzoek;\n – rijbewijsplicht;\n – vordering inzage documenten;\n – letsel of dood door schuld;\n – verantwoordelijkjheid schade bij ongeval;\n – aansprakelijkheid t.o.v. zwakkere verkeersdeelnemers;\n – verbod rijden op de weg in verband met technische gebreken / schade.\n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990):\n – begrippen.\n \n Regeling voertuigen:\n – voertuigdefinities (basiskennis hoofdcategorie):\n ○ landbouw- of bosbouwtrekker (Europese categorie T);\n ○ motorrijtuig met beperkte snelheid;\n ○ aanhangwagen en verwisselbare getrokken machine (Europese categorieën R en S).\n – massa in rijklare toestand voor voertuigen van de voertuigcategorie T;\n – verwisselbaar uitrustingsstuk;\n – voertuig van de voertuigcategorie T.\n \n \n F\n \n \n \n \n 6.2\n \n \n Kan de wettelijke bepalingen benoemen die betrekking hebben op de rijbevoegdheid, aansprakelijkheid en verzekeringen en op de rijbewijzen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n Begrippen Reglement rijbewijzen:\n – bevoegdheden opsporingsambtenaar;\n – geldigheidsduur rijbewijs;\n – ongeldigverklaring, invordering en schorsing inhouding rijbewijs;\n – ontzegging rijbevoegdheid;\n – minimumleeftijd voor het besturen van landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid;\n – rijbewijsbeperkingen;\n – rijbewijscategorieën;\n – rijbewijsplicht;\n – rijverbod.\n \n Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen:\n – verplichte verzekering;\n – WA verzekering;\n – casco- / allriskverzekering.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 7.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de techniek, bediening en het onderhoud van het motorvoertuig en de aanhanger.\n \n \n \n \n \n \n \n 7.1\n \n \n Kan de onderdelen herkennen en benoemen en kan aangeven wat het doel en het gebruiksonderhoud van de onderdelen is\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de motor;\n – het brandstofsysteem;\n – het motorsmeersysteem;\n – het koelsysteem;\n – de koppeling, versnellingsbak en aandrijflijn;\n – het veersysteem;\n – de reminrichting (lucht en hydraulisch);\n – het elektrische systeem;\n – de verbinding tussen motorvoertuig en aanhangwagen;\n – het hydrauliek systeem.\n \n \n B\n \n \n \n \n 7.2\n \n \n Kan bepalen welke soort motorolie gebruikt moet worden.\n \n \n Zie instructieboekje van het motorvoertuig.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.3\n \n \n Kan de eigenschappen en functie van de ruitensproeiervloeistof benoemen.\n \n \n Eigenschappen:\n – vloeistof bevriest niet.\n Functie:\n – reinigen.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.4\n \n \n Kan optimaal gebruik van de krachtoverbrenging van het motorvoertuig uitleggen.\n \n \n Hierbij gaat het om een prestatiediagram met:\n – koppel;\n – vermogen;\n – specifiek brandstofverbruik;\n – overbrengingsverhoudingen;\n – optimaal gebruik toerenteller.\n \n \n B\n \n \n \n \n 7.5\n \n \n Kan de aandachtspunten bij het gebruik en onderhoud van banden/wielen in het kader van de rijveiligheid noemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – bandenspanning;\n – rijstijl;\n – belading;\n – bandcodering (radiaal / diagonaal, bandenmaat, loadindex en snelheidscode);\n – dubbellucht;\n – EU bandenlabel;\n – beschadigingen;\n – wielmoeren;\n – slijtage.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.6\n \n \n Kan de soorten koppelmechanismen tussen de LBT (landbouw- of bosbouwtrekker) / MMBS (motorrijtuig met beperkte snelheid) en aanhangwagen en de maatvoering ervan benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – (verstelbare) trekbek / vangmuil;\n – kipperknobbel;\n – (zwaaiende) trekhaak;\n – gatenbalk;\n – koppelschotel;\n – kogelkoppeling.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.7\n \n \n Kan de aandachtspunten van koppelmechanismen en het aankoppelen van aanhangwagens, verwisselbare uitrustingsstukken en verwisselbaar getrokken machines benoemen in het kader van de rijveiligheid.\n \n \n Hierbij gaat het om\n – vergrendeling;\n – borging;\n – verlichting;\n – beremming.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.8\n \n \n Kan, gegeven een situatie, defecten herkennen en de daarbij horende maatregelen benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om waarschuwingssymbolen en de te nemen maatregelen:\n – oliedruk;\n – remsysteem;\n – koelwaterniveau;\n – koelwatertemperatuur;\n – luchtfilter;\n – dynamospanning;\n – olieniveau;\n – motormanagementstoring;\n – verlichting.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.9\n \n \n Kan het belang van preventief onderhoud benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – voorkoming van onnodige stilstand;\n – voorkoming van onnodige kosten;\n – verhoogde bedrijfszekerheid;\n – bevorderen van de verkeersveiligheid;\n – realisatie lagere milieubelasting.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 8\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de milieuaspecten die het gevolg zijn van het gebruik van het motorvoertuig.\n \n \n \n \n \n \n \n 8.1\n \n \n Kan uitleggen op welke wijze milieuaspecten een rol spelen bij het milieubewuste gebruik van het motorvoertuig en het energiezuinig rijden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – aangepast en besluitvaardig rijden;\n – acceleratie;\n – anticiperen;\n – bandenspanning;\n – defensief rijden;\n – gas geven, (ont)koppelen en schakelen;\n – toepassen van AdBlue;\n – gebruik van de toerenteller;\n – gebruik van cruisecontrol;\n – geluidshinder;\n – langdurige stops in het verkeer;\n – remmen en stoppen;\n – routeplanning;\n – starten en wegrijden;\n – stroomverbruikers;\n – luchtfilter.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n 9\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de veiligheidsaspecten bij het gebruik van het motorvoertuig en de aanhangwagen op de openbare weg.\n \n \n \n \n \n \n \n 9.1\n \n \n Kan uiteenzetten hoe fysieke risico’s voorkomen kunnen worden en hoe de gevolgen ervan beperkt kunnen worden\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – het in- en uitstappen van het voertuig;\n – het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (handschoenen en schoeisel);\n – het gebruik van de gordel.\n \n \n F\n \n \n \n \n 9.2\n \n \n Kan de belangrijkste oorzaken van verkeersongevallen en de betrokkenheid van LBT’s (landbouw- of bosbouwtrekkers) en MMBS’en (motorrijtuigen met beperkte snelheid) daarbij benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n Bestuurders:\n – de verwachting van bestuurders van deze voertuigen dat andere weggebruikers rekening houden met de beperkingen van het voertuig;\n – de snelheid waarmee bestuurders van deze voertuigen rijden in relatie tot de voor hen geldende maximumsnelheid;\n – het niet of onvoldoende afschermen van uitrustingsstukken.\n Voertuigveiligheid:\n – het zicht van de bestuurder;\n – de herkenbaarheid van de voertuigen in het donker;\n – de toegestane en feitelijke breedte van de voertuigen ten opzichte van de breedte van de weg;\n – de botsagressiviteit van de voertuigen.\n Infrastructuur:\n – infrastructurele maatregelen;\n – de toegestane en feitelijke breedte van deze voertuigen ten opzichte van de breedte van de weg.\n \n \n F\n \n \n \n \n 9.3\n \n \n Vervallen\n \n \n – Vervallen\n \n \n \n \n \n 9.4\n \n \n Kan uitleggen welke maatregelen in geval van een verkeersongeval of pech genomen moeten worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – persoonlijke veiligheid;\n – andermans veiligheid;\n – markeren;\n – alarmeren van de hulpdiensten en belanghebbenden;\n – beveiligen van de plaats van het ongeval;\n – noodzakelijke maatregelen kunnen nemen op basis van kennis van de grondbeginselen van eerste hulp;\n – invullen van het Europees schadeformulier of de ongevallenapp (mobielschademelden.nl);\n – gebruik van de gevarendriehoek;\n – gebruik van de waarschuwingslichten;\n – hulp verlenen aan slachtoffer(s).\n \n \n B\n \n \n \n \n 9.5\n \n \n Kan benoemen welke de risico’s zijn ingeval van betrokkenheid bij een ongeval, bij pech onderweg en hoe te handelen.\n \n \n Het betreft hier zaken als:\n – plaats van het voertuig, bestuurder en passagiers bij pech;\n – slepen van een ander voertuig;\n – vluchtroute (bruggen, geluidswallen, tunnels).\n \n \n F\n \n \n \n \n 9.6\n \n \n Kan benoemen welke verplichtingen er bestaan ten aanzien van de techniek, het onderhoud en de controle van het voertuig\n \n \n Het betreft hier zaken als:\n – bedrijfszekerheid (bijv. zekeringen);\n – verkeersveiligheid (bijv. lampjes).\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 10\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de wijze waarop lading veilig vervoerd moet worden.\n \n \n \n \n \n \n \n 10.1\n \n \n Kan de krachten en de weerstanden die tijdens het rijden in beladen toestand optreden, verklaren.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de krachten die op een voertuig en/of lading werken;\n – de verdeling van de lading over de laadvloer;\n – het zwaartepunt, de stabiliteit, het kantelmoment onder andere bij vervoer van bijv. vloeistoffen enz.;\n – de risico’s bij remmen (onder andere scharen).\n \n \n B\n \n \n \n \n 10.2\n \n \n Kan de gevolgen van overbelading noemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – ongunstig brandstofverbruik;\n – versnelde slijtage;\n – schade aan wegen;\n – verkeersveiligheid;\n – sancties;\n – invloed op wegligging;\n – invloed op rijeigenschappen.\n \n \n F\n \n \n \n \n 10.3\n \n \n Kan uitleggen hoe op een juiste wijze lading gestuwd en gezekerd moet worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de soorten lading en eigenschappen van lading (vaste en losse lading);\n – de methoden van ladingzekering:\n ○ krachtsluitende (neersjorren) ladingzekering;\n ○ vormsluitende (opsluiten, direct zekeren) ladingzekering.\n – afdekken van losse lading;\n – hulpmiddelen bij ladingzekering van vaste lading:\n ○ sjorpunten;\n ○ spanbanden, alsmede de betekenis van de etiketten daarvan;\n ○ spankettingen;\n ○ spanelementen;\n ○ antislipmatten;\n ○ sjorhaken;\n ○ stophout, balken en keggen.\n – hulpmiddelen bij ladingzekeren van losse lading:\n ○ beheerst laden;\n ○ netten, dekzeilen en kleppen.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n \n20175886220-10-201712-10-2017IENM/BSK-2017/24707620175886220-10-201712-10-2017IENM/BSK-2017/24707601-01-2018\n \n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036561/2019-01-01_0/xml/BWBR0036561_2019-01-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 20 april 2015, nr. IENM/BSK-2014/218995, houdende vaststelling van de eisen voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie T (Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T)2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 111, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;\n \n \n BESLUIT:\n \n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De eisen waaraan de aanvrager van het theorie-examen voor de rijbewijscategorie T moet voldoen, zijn nader uitgewerkt in de bij deze regeling behorende bijlage Toetsmatrijs theorie-examen rijbewijscategorie T.\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 2\n \n Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de wet van 3 december 2014 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1994 in verband met de invoering van de rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid (T-rijbewijs) (Stb. 2015, 10) in werking treedt.\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 3\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T.\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,M.H.Schultz van Haegen-Maas Geesteranus\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Bijlage\n bij artikel 1 van de Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T\n \n \n \n Toetsmatrijs Theorie-examen Rijbewijs voor categorie T\n \n In deze toetsmatrijs staat wat u moet kunnen en kennen. De toetsmatrijs vormt daarom de basis van de opleiding en het examen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n Opgesteld door:\n \n \n \n \n CBR divisie CCV\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Categoriecode:\n \n \n T-TH\n \n \n \n \n Toetsvorm:\n Totaal aantal vragen:\n \n \n Digitaal\n 50 vragen\n \n \n \n \n Dekkingsgraad toetstermen:\n \n \n 85%\n \n \n \n \n Cesuur:\n \n \n 80% (40 van de 50 vragen goed).\n \n \n \n \n Geldigheid examenresultaat:\n \n \n 18 maanden\n \n \n \n \n Bijzonderheden:\n \n \n Geen\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Nr\n \n \n Eindtermen\n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de risico’s die het besturen van het motorvoertuig en de voertuigcombinatie met zich meebrengen.\n \n \n \n \n 2.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de verkeersregels die gelden bij het gebruik van de openbare weg.\n \n \n \n \n 3.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de gedragsregels die gelden met betrekking tot het verlenen van voorrang en het voor laten gaan.\n \n \n \n \n 4.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de kenmerken en de betekenis van verkeerstekens en aanwijzingen.\n \n \n \n \n 5.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de permanente en gebruikseisen van het motorvoertuig en de aanhangwagen.\n \n \n \n \n 6.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de voor het besturen van het motorvoertuigen de voertuigcombinatie relevante bepalingen in de verkeerswetgeving.\n \n \n \n \n 7.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de techniek, bediening en het onderhoud van het motorvoertuig en de aanhangwagen.\n \n \n \n \n 8.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de milieuaspecten die het gevolg zijn van het gebruik van het motorvoertuig.\n \n \n \n \n 9.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de veiligheidsaspecten bij het gebruik van het motorvoertuig en de voertuigcombinatie op de openbare weg.\n \n \n \n \n 10.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de wijze waarop lading veilig vervoerd moet worden.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Vastgesteld door:\n \n \n \n College van Deskundigen T-examens: 6 juli 2018\n \n \n \n \n \n Beoordeeld door:\n \n \n \n Logistiek, Transport en Personenvervoerraad Kamer T: 14 september 2018\n \n \n \n \n \n Goedgekeurd door:\n \n \n \n Divisiemanager CCV: 17 septmeber 2018\n \n \n \n \n \n Ingangsdatum:\n \n \n \n 1 januari 2019\n \n \n \n \n \n Toelichting\n \n \n \n \n \n \n \n Eindtermen:\n \n \n Dit zijn de hoofdonderwerpen die in het examen voorkomen. Hierin staat 'ruim' omschreven wat er in het examen terug kan komen.\n \n \n \n \n Toetstermen:\n \n \n Dit zijn onderdelen van een eindterm. Hierin staat meer uitgebreid omschreven wat er in het examen terug kan komen.\n \n \n \n \n Afbakening:\n \n \n Dit zijn onderdelen van een toetsterm. Hier staat over welke onderwerpen vragen gesteld mogen worden in het examen. Als er geen afbakening is opgenomen, mag over die toetsterm in principe alles gevraagd worden.\n \n \n \n \n Tax:\n \n \n Dit is de taxonomiecode van Romiszowski. Deze code geeft aan op welk niveau de vragen over een toetsterm gesteld worden.\n F = Feitelijke kennis. De kandidaat kan feiten reproduceren (herkennen of herinneren).\n B = Begripsmatige kennis. De kandidaat kan begrippen of principes omschrijven.\n R = Reproductieve vaardigheden. De kandidaat kan acties uitvoeren die volgens een vastgelegde procedure verlopen.\n P = Productieve vaardigheden. De kandidaat kan acties uitvoeren waarbij hij zijn eigen creativiteit en inzicht nodig heeft.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Eind- en toetstermen\n \n \n \n \n Afbakening\n \n \n (indien van toepassing)\n \n \n \n \n Tax\n \n \n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de risico’s die het besturen van het motorvoertuig of de voertuigcombinatie met zich meebrengen.\n \n \n \n \n \n \n \n 1.1\n \n \n Kan benoemen en uitleggen wat de risico’s zijn voor de bestuurder en de medeweggebruiker(s) die door de eigenschappen en de toestand van de voertuigen worden veroorzaakt, en op welke wijze het gedrag van de bestuurder hierop kan worden afgestemd.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de type voertuigen, afmetingen (lengte breedte en hoogte) en massa;\n – de mogelijke gevolgen van een onjuist gebruik of onjuiste bediening van de remmen;\n – het effect van de centrifugaalkracht en situaties waarin deze kan optreden;\n – de mogelijke consequenties van de wijze waarop de voertuigen beladen of ingericht zijn (massaverdeling, zwaartepunt, afmetingen, zichtbeperking);\n – eigen zichtbaarheid voor andere weggebruikers (vooral bij afslaan);\n – het uitzwaai-effect;\n – uitstekende delen;\n – verwisselbare uitrustingsstukken en verwisselbaar getrokken machine;\n – de beperkte snelheid van de voertuigen;\n – de dode hoek;\n – remvertraging;\n – vuil door en op het motorvoertuig.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.2\n \n \n Kan benoemen en uitleggen welke factoren een rol spelen bij het uitoefenen van de bestuurderstaak, vooral in relatie tot andere weggebruikers.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – Taakprocessen:\n ○ scherpe en bewuste waarneming;\n ○ voorspellen;\n ○ evalueren;\n ○ beslissen;\n ○ handelen.\n – Oplettendheid:\n ○ anticiperen;\n ○ verkeersinzicht;\n ○ besluitvaardigheid;\n ○ verwachtingspatroon.\n – Houding:\n ○ defensief rijgedrag;\n ○ sociaal rijgedrag;\n ○ communiceren met andere weggebruikers;\n ○ menselijke beperkingen.\n – Afstand bewaren:\n ○ begrip snelheid in meters per seconde;\n ○ reactietijd;\n ○ remweg;\n ○ stopafstand;\n ○ volgafstand (tweesecondenregel);\n ○ ruimtekussen.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.3\n \n \n Kan benoemen en uitleggen op welke manier factoren zoals vermoeidheid, lichamelijke en geestelijke gesteldheid, rijervaring en het gebruik van alcohol, drugs en medicijnen van invloed zijn op het menselijke gedrag bij het besturen van een motorvoertuig.\n \n \n Hierbij gaat het om kennis van:\n – het effect van het gebruik van alcohol, drugs en medicijnen;\n – het effect van een combinatie van alcohol, drugs en medicijnen;\n – de afbraaktijd van alcohol in het lichaam;\n – de betekenis van stickers en bijsluiters bij medicijnen.\n En de invloed op:\n – het waarnemingsvermogen;\n – het concentratievermogen;\n – de reactietijd;\n – het evenwichtsgevoel;\n – het inschatten van afstand en snelheid;\n – de algemene lichamelijke conditie;\n – de ongevalskans.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.4\n \n \n Kan benoemen en uitleggen welke risico’s verbonden zijn aan de aanwezigheid en het gedrag van andere verkeersdeelnemers en hoe hier rekening mee gehouden moet worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – het (her)kennen van afzonderlijke soorten verkeersdeelnemers;\n – de gedrags (on)mogelijkheden van deze verkeersdeelnemers;\n – rijden in file;\n – inhalen (zachte berm);\n – aangepast eigen gedrag als gevolg van:\n ○ het gedrag van andere verkeersdeelnemers;\n ○ beperkte gedragsmogelijkheden van andere verkeersdeelnemers;\n ○ beperkte kennis bij andere verkeersdeelnemers ten opzichte van LBT’s (landbouw- of bosbouwtrekkers) en MMBS’en (motorrijtuigen met beperkte snelheid);\n ○ beperkte eigen gedragsmogelijkheden;\n ○ de specifieke risico’s in verband met de de deelneming aan het verkeer door de meest kwetsbare categorieën, zoals kinderen, voetgangers, fietsers, ruiters, bestuurders van gehandicaptenvoertuigen en voertuigen met beperkte snelheid en personen die in hun mobiliteit gehinderd zijn.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.5\n \n \n Kan benoemen en uitleggen welke risico’s er zijn als gevolg van weg-, zicht- en weersomstandigheden en hoe het gedrag hieraan aangepast moet worden.\n \n \n Hierbij gaat het om risico’s bij of als gevolg van:\n – Wegomstandigheden:\n ○ aansluitingen van wegen;\n ○ aard van het wegdek;\n ○ bebakening;\n ○ berm;\n ○ bruggen en viaducten;\n ○ doelgroepstroken (bv. busbaan en busstrook, fietsstrook, landbouwpasseerhaven);\n ○ erven;\n ○ ongevalkansen diverse soorten wegen;\n ○ obstakels;\n ○ snelheidsremmers;\n ○ spoorwegovergangen;\n ○ spoorvorming;\n ○ (tijdelijke) markering;\n ○ toestand van het wegdek;\n ○ tunnels;\n ○ uitritten;\n ○ verblijfsgebieden;\n ○ verkanting;\n ○ wegen\n ■ erftoegangswegen / gebiedsontsluitingswegen\n ■ binnen / buiten de bebouwde kom\n ○ (tijdelijke) weginrichting.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.5\n \n \n – vervolg –\n \n \n – Zichtomstandigheden:\n ○ bebouwing / begroeiing;\n ○ duisternis;\n ○ openbare verlichting;\n ○ reflectie;\n ○ schaduw;\n ○ schemering;\n ○ zonlicht;\n ○ verblindende voertuigverlichting.\n – Weersomstandigheden:\n ○ neerslag (bijv. ijzel; sneeuw; regen, hagel);\n ○ mist;\n ○ vorst;\n ○ wind.\n \n \n \n \n \n \n 2.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de verkeersregels die gelden bij het gebruik van de openbare weg.\n \n \n \n \n \n \n \n 2.1\n \n \n Kan de plaats op en het gebruik van de weg door alle weggebruikers benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – bochten;\n – busbaan en busstroken;\n – doelgroepstroken;\n – voet- / fiets- / bromfietspad;\n – fietsstroken;\n – in- en uitvoegstroken;\n – kruispunten;\n – (spoor)overwegen;\n – passeerstrook\n – rechte weggedeelten;\n – rijstroken;\n – rotondes;\n – uitwijkplaats;\n – voorsorteerstrook.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.2\n \n \n Kan de regels benoemen bij het inhalen en ingehaald worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – inhalen bij een voetgangersoversteekplaats (VOP);\n – links inhalen / ingehaald worden;\n – rechts inhalen / ingehaald worden.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.3\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot snelheid.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – algemene snelheidsregel (art. 19 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990));\n – maximumsnelheden binnen de bebouwde kom;\n – maximumsnelheden buiten de bebouwde kom.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.4\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot het stilstaan en parkeren.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – verbod(en) tot stilstaan;\n – parkeerverboden;\n – parkeerschijfzone;\n – gehandicaptenparkeerplaats;\n – erven.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.5\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot het geven van tekens en signalen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – richting aangeven;\n – signalen die gegeven mogen worden ter afwending van dreigend gevaar;\n – signalen van voorrangsvoertuigen;\n – verbod tot het geven van signalen;\n – knipperend waarschuwingslicht / gevarendriehoek.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.6\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot het gebruik van lichten.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – gebruik van lichten tijdens het rijden;\n – gebruik van lichten tijdens het stilstaan;\n – het voeren van bijzondere lichten (bv. geel zwaai- of knipperlicht).\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.7\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot de ontheffingssystematiek voor LBT’s (landbouw- of bosbouwtrekkers) en MMBS’en (motorrijtuigen met beperkte snelheid).\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – overschrijding van de toegestane maximum afmetingen en massa;\n – gesloten verklaringen;\n – de inhoud en voorwaarden van de ontheffing (referentie RDW);\n – instantie verantwoordelijk voor de afgifte van de ontheffing (de wegbeheerder)\n – waar de ontheffing moet worden bewaard.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 3.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de gedragsregels die gelden met betrekking tot het verlenen van voorrang en het voor laten gaan.\n \n \n \n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), artikelen 14, 15, 15a, 16, 17, 18, 50\n \n \n \n \n \n \n 3.1\n \n \n Kan het gedrag en de regels benoemen op kruispunten.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – verlenen van voorrang;\n – blokkeren van een kruispunt;\n – verhard/onverhard;\n – overwegen.\n \n \n B\n \n \n \n \n 3.2\n \n \n Kan het gedrag en de regels benoemen bij het afslaan.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – rechtdoorgaand verkeer;\n – links afslaan ten opzichte van rechts afslaan op hetzelfde kruispunt;\n – voorsorteren.\n \n \n B\n \n \n \n \n 3.3\n \n \n Kan de regels benoemen en toepassen bij het voor laten gaan van het overige verkeer.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – Het uitvoeren van bijzondere manoeuvres als:\n ○ achteruitrijden;\n ○ invoegen;\n ○ keren;\n ○ oprijden van een inrit;\n ○ parkeren;\n ○ uitvoegen;\n ○ verlaten van een uitrit\n ○ wegrijden;\n ○ wisselen van rijstrook.\n – Gedragingen als:\n ○ in- en uitstappen;\n ○ wegrijden van een autobus.\n – Andere verkeersdeelnemers als:\n ○ blinden;\n ○ passagiers van tram/bus;\n ○ personen die zich moeilijk voortbewegen;\n ○ voetgangers op een voetgangersoversteekplaats (VOP) .\n \n \n B\n \n \n \n \n 3.4\n \n \n Kan de regels benoemen en toepassen met betrekking tot het voor laten gaan van voorrangsvoertuigen, militaire colonnes, uitvaartstoeten en trams.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – het afslaan;\n – kruispunten;\n – rechte wegen.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n 4.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de kenmerken en de betekenis van verkeerstekens en aanwijzingen.\n \n \n \n \n Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (artikelen 3, 4, 6, 8 en 9)\n \n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)\n \n \n Wegenverkeerswet 1994, artikel 12, eerste en tweede lid\n \n \n Regeling stilhoudingsvordering toezichthouders (artikelen 1 en 2)\n \n \n \n \n \n \n 4.1\n \n \n Kan de betekenis en het gewenste gedrag benoemen van aanwijzingen.\n \n \n Hierbij gaat het om aanwijzingen van:\n – toezichthouders;\n – opsporingsambtenaren;\n – verkeersregelaars;\n – verkeersbrigadiers.\n Aandachtspunten hierbij zijn ook:\n – rangorde aanwijzingen / verkeerstekens / gedragsregels;\n – verplichten tot opvolgen van de aanwijzigingen.\n \n \n F\n \n \n \n \n 4.2\n \n \n Kan de betekenis benoemen van verkeerslichten, verkeersborden en verkeerstekens en kan het gedrag en de gedragsregels benoemen dat hierdoor geadviseerd, geboden of verboden wordt.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n Verkeerslichten:\n – driekleurige verkeerlichten;\n – tweekleurige verkeerslichten;\n – tram/buslichten;\n – overweglichten;\n – bruglichten;\n – rijstrooklichten;\n – geel knipperlicht.\n Verkeersborden:\n – vorm en kleur van verkeerborden;\n – onderborden;\n – relevante plaatsingsvoorschriften;\n – tijdelijke verkeersborden;\n – werkingssfeer van verkeersborden;\n – zonale verkeersborden.\n \n \n F\n \n \n \n \n 4.2\n \n \n – vervolg –\n \n \n Verkeerstekens op het wegdek:\n – as-, kant- of deelstreep;\n – dubbele asmarkering;\n – busbanen en busstroken;\n – doorgetrokken (gele) streep;\n – haaientanden;\n – onderbroken (gele) streep;\n – pijlen;\n – stopstreep;\n – suggestiestrook;\n – tijdelijke verkeerstekens op het wegdek;\n – verdrijvingsvlak;\n – voorsorteerstrook;\n – waarschuwingsstreep;\n – wegreflectoren;\n – puntstukken;\n – fietsstrook.\n \n \n \n \n \n \n 5.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de permanente en gebruikseisen van het motorvoertuig en de aanhangwagen.\n \n \n \n \n Regeling Voertuigen: hoofdstuk 5 (permanente en gebruikseisen)\n \n \n artikelen 5.7.1, 5.7.6, 5.7.7, 5.7.27, 5.7.31, 5.7.38, 5.7.45, 5.7.48, 5.7.51, 5.7.57, 5.7.61, 5.7.65, 5.7.66 en 5.7.72\n \n artikelen 5.8.1, 5.8.6, 5.8.7, 5.8.27, 5.8.31, 5.8.32, 5.8.38, 5.8.45, 5.8.48, 5.8.51, 5.8.57, 5.8.60, 5.8.65, 5.8.66 en 5.8.72\n \n artikelen 5.14.6, 5.14.7, 5.14.27, 5.14.31, 5.14.38, 5.14.40, 5.14.51, 5.14.57, 5.14.60, 5.14.65 en 5.14.66\n \n artikelen 5.18.0, 5.18.1, 5.18.3, eerste lid, 5.18.4, 5.18.6, 5.18.8, 5.18.9, 5.18.20 t/m 5.18.25, 5.18.25a, 5.18.35, 5.18.35a, 5.18.48\n \n \n \n \n \n 5.1\n \n \n Kan benoemen aan welke permanente- en gebruikseisen een motorvoertuig en een aanhangwagen moeten voldoen en welke technische aspecten van het motorvoertuig voor de bestuurder van belang zijn voor een veilig gebruik ervan.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n De permanente eisen:\n – voertuigidentificatienummer (VIN);\n – constructieplaat;\n – afmetingen;\n – aslasten / wiellasten en massa’s;\n – banden;\n – remmen en remvertraging;\n – spiegels en gezichtsveld;\n – scherpe en uitstekende delen;\n – verplichte lichten;\n – markeringslichten en retroreflecterende voorzieningen en markeringen;\n – ambergele retroreflectoren/zijmarkeringslichten;\n – rode retroreflector in vorm afgeknotte driehoek;\n – zwaai-, flits- en knipperlichten;\n – koppelinrichting;\n – sleepbevestigingspunt voorzijde.\n \n \n F\n \n \n \n \n 5.1\n \n \n – vervolg –\n \n \n De gebruikseisen:\n – gebruik verwisselbare uitrustingsstukken;\n – aantal aanhangwagens;\n – voldoende uitzicht met lading;\n – ladingzekering;\n – scherpe en uitstekende delen;\n – vergrendeling opklapbare delen;\n – lengte samenstel;\n – afmetingen met lading en markering van lading;\n – afmetingen met verwisselbare uitrustingsstukken en markering;\n – hoogte met lading;\n – last onder bestuurde as;\n – totale massa, maximum aslasten in beladen toestand;\n – remvertraging samenstel;\n – gekoppelde rempedalen.\n Bepalingen met betrekking tot wijzigingen van de constructie van het voertuig.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 6.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de voor het besturen van het motorvoertuig en de voertuigcombinatie relevante bepalingen in de verkeerswetgeving.\n \n \n \n \n Wegenverkeerswet 1994: artikel 1.1, artikel 5 t/m 11, 107, eerste en tweede lid, artikel 118, artikel 123 t/m 125, artikel 130 t/m 132, artikel 160, artikel 162 t/m 164, artikel 179 t/m 181, artikel 184 en artikel 185.\n \n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) artikel 1,\n \n \n Regeling voertuigen: artikel 1.1,\n \n \n Reglement rijbewijzen: artikel 5, artikel 15, artikel 24, artikel 25a, eerste en derde lid.\n \n \n \n \n \n \n 6.1\n \n \n Kan de relevante bepalingen van de verkeerswetgeving benoemen.\n \n \n \n Wegenverkeerswet 1994:\n – algemeen veiligheidsartikel;\n – verlaten plaats ongeval;\n – besturen onder invloed;\n – maximum alcoholpromillage;\n – rijden met ongeldig rijbewijs;\n – ontzegging;\n – rijden met een ingevorderd rijbewijs;\n – rijden tijdens een schorsing van het rijbewijs;\n – verbod wedstrijd op de weg;\n – verbod gebruik voertuig van een ander;\n – bevel medewerking ademonderzoek;\n – rijbewijsplicht;\n – vordering inzage documenten;\n – letsel of dood door schuld;\n – verantwoordelijkjheid schade bij ongeval;\n – aansprakelijkheid t.o.v. zwakkere verkeersdeelnemers;\n – verbod rijden op de weg in verband met technische gebreken / schade.\n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990):\n – begrippen.\n \n Regeling voertuigen:\n – voertuigdefinities (basiskennis hoofdcategorie):\n ○ landbouw- of bosbouwtrekker op wielen (Europese categorie T);\n ○ motorrijtuig met beperkte snelheid;\n ○ landbouw- of bosbouwaanhangwagen (Europese categorie R);\n ○ verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk (Europese categorie S).\n – massa in rijklare toestand voor voertuigen van de voertuigcategorie T;\n – lading;\n – verwisselbaar uitrustingsstuk (gedragen en getrokken).\n \n \n F\n \n \n \n \n 6.2\n \n \n Kan de wettelijke bepalingen benoemen die betrekking hebben op de rijbevoegdheid, aansprakelijkheid en verzekeringen en op de rijbewijzen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n Begrippen Reglement rijbewijzen:\n – bevoegdheden opsporingsambtenaar;\n – geldigheidsduur rijbewijs;\n – ongeldigverklaring, invordering en schorsing inhouding rijbewijs;\n – ontzegging rijbevoegdheid;\n – minimumleeftijd voor het besturen van landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid;\n – rijbewijsbeperkingen;\n – rijbewijscategorieën;\n – rijbewijsplicht;\n – rijverbod.\n \n Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen:\n – verplichte verzekering;\n – WA verzekering;\n – casco- / allriskverzekering.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 7.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de techniek, bediening en het onderhoud van het motorvoertuig en de aanhanger.\n \n \n \n \n \n \n \n 7.1\n \n \n Kan de onderdelen herkennen en benoemen en kan aangeven wat het doel en het gebruiksonderhoud van de onderdelen is\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de motor;\n – het brandstofsysteem;\n – het motorsmeersysteem;\n – het koelsysteem;\n – de koppeling, versnellingsbak en aandrijflijn;\n – het veersysteem;\n – de reminrichting (lucht en hydraulisch);\n – het elektrische systeem;\n – verbinding tussen motorvoertuig en aanhangwagen;\n – het hydrauliek systeem.\n \n \n B\n \n \n \n \n 7.2\n \n \n Kan bepalen welke soort motorolie gebruikt moet worden.\n \n \n Zie instructieboekje van het motorvoertuig.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.3\n \n \n Kan de eigenschappen en functie van de ruitensproeiervloeistof benoemen.\n \n \n Eigenschappen:\n – vloeistof bevriest niet.\n Functie:\n – reinigen.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.4\n \n \n Kan optimaal gebruik van de krachtoverbrenging van het motorvoertuig uitleggen.\n \n \n Hierbij gaat het om een prestatiediagram met:\n �� koppel;\n – vermogen;\n – specifiek brandstofverbruik;\n – overbrengingsverhoudingen;\n – optimaal gebruik toerenteller.\n \n \n B\n \n \n \n \n 7.5\n \n \n Kan de aandachtspunten bij het gebruik en onderhoud van banden/wielen in het kader van de rijveiligheid noemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – bandenspanning;\n – rijstijl;\n – belading;\n – bandcodering (radiaal / diagonaal, bandenmaat, loadindex en snelheidscode);\n – dubbellucht;\n – beschadigingen;\n – wielmoeren;\n – slijtage.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.6\n \n \n Kan de soorten koppelmechanismen tussen de LBT (landbouw- of bosbouwtrekker) / MMBS (motorrijtuig met beperkte snelheid) en aanhangwagen benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – vangmuilkoppeling ((verstelbare) trekbek);\n – penkoppeling (kipperknobbel);\n – (zwaaiende) trekhaak;\n – gatenbalk;\n – schotelkoppeling;\n – kogelkoppeling.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.7\n \n \n Kan de aandachtspunten van koppelmechanismen en het aankoppelen van aanhangwagens, verwisselbare uitrustingsstukken en verwisselbaar getrokken machines benoemen in het kader van de rijveiligheid.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – vergrendeling;\n – borging;\n – slijtage;\n – aansluiten verlichting;\n – aansluiten remsysteem.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.8\n \n \n Kan, gegeven een situatie, defecten herkennen en de daarbij horende maatregelen benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om waarschuwingssymbolen en de te nemen maatregelen:\n – oliedruk;\n – remsysteem;\n – koelvloeistofniveau;\n – koelvloeistoftemperatuur;\n – luchtfilter;\n – dynamospanning;\n – olieniveau;\n – motormanagementstoring;\n – verlichting.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.9\n \n \n Kan het belang van preventief onderhoud benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – voorkoming van onnodige stilstand;\n – voorkoming van onnodige kosten;\n – verhoogde bedrijfszekerheid;\n – bevorderen van de verkeersveiligheid;\n – realisatie lagere milieubelasting.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 8\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de milieuaspecten die het gevolg zijn van het gebruik van het motorvoertuig.\n \n \n \n \n \n \n \n 8.1\n \n \n Kan uitleggen op welke wijze milieuaspecten een rol spelen bij het milieubewuste gebruik van het motorvoertuig en het energiezuinig rijden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – aangepast en besluitvaardig rijden;\n – acceleratie;\n – anticiperen;\n – bandenspanning;\n – defensief rijden;\n – gas geven, (ont)koppelen en schakelen;\n – toepassen van AdBlue;\n – gebruik van de toerenteller;\n – gebruik van cruisecontrol;\n – geluidshinder;\n – langdurige stops in het verkeer;\n – remmen en stoppen;\n – routeplanning;\n – starten en wegrijden;\n – stroomverbruikers;\n – luchtfilter.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n 9\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de veiligheidsaspecten bij het gebruik van het motorvoertuig en de aanhangwagen op de openbare weg.\n \n \n \n \n \n \n \n 9.1\n \n \n Kan uiteenzetten hoe fysieke risico’s voorkomen kunnen worden en hoe de gevolgen ervan beperkt kunnen worden\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – het in- en uitstappen van het voertuig;\n – het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (handschoenen en schoeisel);\n – het gebruik van de gordel.\n \n \n F\n \n \n \n \n 9.2\n \n \n Kan de belangrijkste oorzaken van verkeersongevallen en de betrokkenheid van LBT’s (landbouw- of bosbouwtrekkers) en MMBS’en (motorrijtuigen met beperkte snelheid) daarbij benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n Bestuurders:\n – de verwachting van bestuurders van deze voertuigen dat andere weggebruikers rekening houden met de beperkingen van het voertuig;\n – de snelheid waarmee bestuurders van deze voertuigen rijden in relatie tot de voor hen geldende maximumsnelheid;\n – het niet of onvoldoende afschermen van uitrustingsstukken.\n Voertuigveiligheid:\n – het zicht van de bestuurder;\n – de herkenbaarheid van de voertuigen in het donker;\n – de toegestane en feitelijke breedte van de voertuigen ten opzichte van de breedte van de weg;\n – de botsagressiviteit van de voertuigen.\n Infrastructuur:\n – infrastructurele maatregelen;\n – de toegestane en feitelijke breedte van deze voertuigen ten opzichte van de breedte van de weg.\n \n \n F\n \n \n \n \n 9.3\n \n \n Vervallen\n \n \n – Vervallen\n \n \n \n \n \n 9.4\n \n \n Kan uitleggen welke maatregelen in geval van een verkeersongeval of pech genomen kunnen worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – persoonlijke veiligheid;\n – andermans veiligheid;\n – markeren;\n – alarmeren van de hulpdiensten en belanghebbenden;\n – beveiligen van de plaats van het ongeval;\n – noodzakelijke maatregelen kunnen nemen op basis van kennis van de grondbeginselen van eerste hulp;\n – gebruik van het Europees schadeformulier of de ongevallenapp (mobielschademelden.nl);\n – gebruik van de gevarendriehoek;\n – gebruik van de waarschuwingslichten;\n – hulp verlenen aan slachtoffer(s).\n \n \n B\n \n \n \n \n 9.5\n \n \n Kan benoemen welke de risico’s zijn ingeval van betrokkenheid bij een ongeval, bij pech onderweg en hoe te handelen.\n \n \n Het betreft hier zaken als:\n – plaats van het voertuig, bestuurder en passagiers bij pech;\n – slepen van een ander voertuig;\n – vluchtroute (bruggen, geluidswallen, tunnels).\n \n \n F\n \n \n \n \n 9.6\n \n \n Kan benoemen welke verplichtingen er bestaan ten aanzien van de techniek, het onderhoud en de controle van het voertuig\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – bedrijfszekerheid;\n – verkeersveiligheid.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 10\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de wijze waarop lading veilig vervoerd moet worden.\n \n \n \n \n \n \n \n 10.1\n \n \n Kan de krachten en de weerstanden die tijdens het rijden in beladen toestand optreden, verklaren.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de krachten die op een voertuig en/of lading werken;\n – de verdeling van de lading over de laadvloer;\n – het zwaartepunt, de stabiliteit, het kantelmoment onder andere bij vervoer van bijv. vloeistoffen enz.;\n – de risico’s bij remmen (onder andere scharen).\n \n \n B\n \n \n \n \n 10.2\n \n \n Kan de gevolgen van overbelading noemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – ongunstig brandstofverbruik;\n – versnelde slijtage;\n – schade aan wegen;\n – verkeersveiligheid;\n – sancties;\n – invloed op wegligging;\n – invloed op rijeigenschappen.\n \n \n F\n \n \n \n \n 10.3\n \n \n Kan uitleggen hoe op een juiste wijze lading gestuwd en gezekerd moet worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de soorten lading en eigenschappen van lading (vaste en losse lading);\n – de methoden van ladingzekering:\n ○ krachtsluitende (neersjorren) ladingzekering;\n ○ vormsluitende (opsluiten, direct zekeren) ladingzekering.\n – afdekken van losse lading (netten, dekzeilen en kleppen);\n – hulpmiddelen bij ladingzekering van vaste lading:\n ○ sjorpunten;\n ○ spanbanden, alsmede de betekenis van de etiketten daarvan;\n ○ spankettingen;\n ○ spanelementen;\n ○ antislipmatten;\n ○ sjorhaken;\n ○ stophout, balken en keggen.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n \n20186393616-11-201814-11-2018IENW/BSK-2018/22408520186393616-11-201814-11-2018IENW/BSK-2018/22408501-01-2019\n \n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036561/2021-01-01_0/xml/BWBR0036561_2021-01-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 20 april 2015, nr. IENM/BSK-2014/218995, houdende vaststelling van de eisen voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie T (Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T)2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 111, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;\n \n \n BESLUIT:\n \n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De eisen waaraan de aanvrager van het theorie-examen voor de rijbewijscategorie T moet voldoen, zijn nader uitgewerkt in de bij deze regeling behorende bijlage Toetsmatrijs theorie-examen rijbewijscategorie T.\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 2\n \n Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de wet van 3 december 2014 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1994 in verband met de invoering van de rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid (T-rijbewijs) (Stb. 2015, 10) in werking treedt.\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 3\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T.\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,M.H.Schultz van Haegen-Maas Geesteranus\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Bijlage\n bij artikel 1 van de Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T\n \n \n \n Toetsmatrijs Theorie-examen Rijbewijs voor categorie T\n \n In deze toetsmatrijs staat wat u moet kunnen en kennen. De toetsmatrijs vormt daarom de basis van de opleiding en het examen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n Opgesteld door:\n \n \n \n \n CBR divisie CCV\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Categoriecode:\n \n \n T-TH\n \n \n \n \n Toetsvorm:\n Totaal aantal vragen:\n \n \n Digitaal\n 50 vragen\n \n \n \n \n Dekkingsgraad toetstermen:\n \n \n 85%\n \n \n \n \n Cesuur:\n \n \n 80% (40 van de 50 vragen goed).\n \n \n \n \n Geldigheid examenresultaat:\n \n \n 18 maanden\n \n \n \n \n Bijzonderheden:\n \n \n Geen\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Nr\n \n \n Eindtermen\n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de risico’s die het besturen van het motorvoertuig en de voertuigcombinatie met zich meebrengen.\n \n \n \n \n 2.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de verkeersregels die gelden bij het gebruik van de openbare weg.\n \n \n \n \n 3.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de gedragsregels die gelden met betrekking tot het verlenen van voorrang en het voor laten gaan.\n \n \n \n \n 4.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de kenmerken en de betekenis van verkeerstekens en aanwijzingen.\n \n \n \n \n 5.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de permanente en gebruikseisen van het motorvoertuig en de aanhangwagen.\n \n \n \n \n 6.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de voor het besturen van het motorvoertuigen de voertuigcombinatie relevante bepalingen in de verkeerswetgeving.\n \n \n \n \n 7.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de techniek, bediening en het onderhoud van het motorvoertuig en de aanhangwagen.\n \n \n \n \n 8.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de milieuaspecten die het gevolg zijn van het gebruik van het motorvoertuig.\n \n \n \n \n 9.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de veiligheidsaspecten bij het gebruik van het motorvoertuig en de voertuigcombinatie op de openbare weg.\n \n \n \n \n 10.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de wijze waarop lading veilig vervoerd moet worden.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Vastgesteld door:\n \n \n \n College van Deskundigen T-examens: 6 juli 2018\n \n \n \n \n \n Beoordeeld door:\n \n \n \n Logistiek, Transport en Personenvervoerraad Kamer T: 14 september 2018\n \n \n \n \n \n Goedgekeurd door:\n \n \n \n Divisiemanager CCV: 17 septmeber 2018\n \n \n \n \n \n Ingangsdatum:\n \n \n \n 1 januari 2019\n \n \n \n \n \n Toelichting\n \n \n \n \n \n \n \n Eindtermen:\n \n \n Dit zijn de hoofdonderwerpen die in het examen voorkomen. Hierin staat 'ruim' omschreven wat er in het examen terug kan komen.\n \n \n \n \n Toetstermen:\n \n \n Dit zijn onderdelen van een eindterm. Hierin staat meer uitgebreid omschreven wat er in het examen terug kan komen.\n \n \n \n \n Afbakening:\n \n \n Dit zijn onderdelen van een toetsterm. Hier staat over welke onderwerpen vragen gesteld mogen worden in het examen. Als er geen afbakening is opgenomen, mag over die toetsterm in principe alles gevraagd worden.\n \n \n \n \n Tax:\n \n \n Dit is de taxonomiecode van Romiszowski. Deze code geeft aan op welk niveau de vragen over een toetsterm gesteld worden.\n F = Feitelijke kennis. De kandidaat kan feiten reproduceren (herkennen of herinneren).\n B = Begripsmatige kennis. De kandidaat kan begrippen of principes omschrijven.\n R = Reproductieve vaardigheden. De kandidaat kan acties uitvoeren die volgens een vastgelegde procedure verlopen.\n P = Productieve vaardigheden. De kandidaat kan acties uitvoeren waarbij hij zijn eigen creativiteit en inzicht nodig heeft.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Eind- en toetstermen\n \n \n \n \n Afbakening\n \n \n (indien van toepassing)\n \n \n \n \n Tax\n \n \n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de risico’s die het besturen van het motorvoertuig of de voertuigcombinatie met zich meebrengen.\n \n \n \n \n \n \n \n 1.1\n \n \n Kan benoemen en uitleggen wat de risico’s zijn voor de bestuurder en de medeweggebruiker(s) die door de eigenschappen en de toestand van de voertuigen worden veroorzaakt, en op welke wijze het gedrag van de bestuurder hierop kan worden afgestemd.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de type voertuigen, afmetingen (lengte breedte en hoogte) en massa;\n – de mogelijke gevolgen van een onjuist gebruik of onjuiste bediening van de remmen;\n – het effect van de centrifugaalkracht en situaties waarin deze kan optreden;\n – de mogelijke consequenties van de wijze waarop de voertuigen beladen of ingericht zijn (massaverdeling, zwaartepunt, afmetingen, zichtbeperking);\n – eigen zichtbaarheid voor andere weggebruikers (vooral bij afslaan);\n – het uitzwaai-effect;\n – uitstekende delen;\n – verwisselbare uitrustingsstukken en verwisselbaar getrokken machine;\n – de beperkte snelheid van de voertuigen;\n – de dode hoek;\n – remvertraging;\n – vuil door en op het motorvoertuig.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.2\n \n \n Kan benoemen en uitleggen welke factoren een rol spelen bij het uitoefenen van de bestuurderstaak, vooral in relatie tot andere weggebruikers.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – Taakprocessen:\n ○ scherpe en bewuste waarneming;\n ○ voorspellen;\n ○ evalueren;\n ○ beslissen;\n ○ handelen.\n – Oplettendheid:\n ○ anticiperen;\n ○ verkeersinzicht;\n ○ besluitvaardigheid;\n ○ verwachtingspatroon.\n – Houding:\n ○ defensief rijgedrag;\n ○ sociaal rijgedrag;\n ○ communiceren met andere weggebruikers;\n ○ menselijke beperkingen.\n – Afstand bewaren:\n ○ begrip snelheid in meters per seconde;\n ○ reactietijd;\n ○ remweg;\n ○ stopafstand;\n ○ volgafstand (tweesecondenregel);\n ○ ruimtekussen.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.3\n \n \n Kan benoemen en uitleggen op welke manier factoren zoals vermoeidheid, lichamelijke en geestelijke gesteldheid, rijervaring en het gebruik van alcohol, drugs en medicijnen van invloed zijn op het menselijke gedrag bij het besturen van een motorvoertuig.\n \n \n Hierbij gaat het om kennis van:\n – het effect van het gebruik van alcohol, drugs en medicijnen;\n – het effect van een combinatie van alcohol, drugs en medicijnen;\n – de afbraaktijd van alcohol in het lichaam;\n – de betekenis van stickers en bijsluiters bij medicijnen.\n En de invloed op:\n – het waarnemingsvermogen;\n – het concentratievermogen;\n – de reactietijd;\n – het evenwichtsgevoel;\n – het inschatten van afstand en snelheid;\n – de algemene lichamelijke conditie;\n – de ongevalskans.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.4\n \n \n Kan benoemen en uitleggen welke risico’s verbonden zijn aan de aanwezigheid en het gedrag van andere verkeersdeelnemers en hoe hier rekening mee gehouden moet worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – het (her)kennen van afzonderlijke soorten verkeersdeelnemers;\n – de gedrags (on)mogelijkheden van deze verkeersdeelnemers;\n – rijden in file;\n – inhalen (zachte berm);\n – aangepast eigen gedrag als gevolg van:\n ○ het gedrag van andere verkeersdeelnemers;\n ○ beperkte gedragsmogelijkheden van andere verkeersdeelnemers;\n ○ beperkte kennis bij andere verkeersdeelnemers ten opzichte van LBT’s (landbouw- of bosbouwtrekkers) en MMBS’en (motorrijtuigen met beperkte snelheid);\n ○ beperkte eigen gedragsmogelijkheden;\n ○ de specifieke risico’s in verband met de de deelneming aan het verkeer door de meest kwetsbare categorieën, zoals kinderen, voetgangers, fietsers, ruiters, bestuurders van gehandicaptenvoertuigen en voertuigen met beperkte snelheid en personen die in hun mobiliteit gehinderd zijn.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.5\n \n \n Kan benoemen en uitleggen welke risico’s er zijn als gevolg van weg-, zicht- en weersomstandigheden en hoe het gedrag hieraan aangepast moet worden.\n \n \n Hierbij gaat het om risico’s bij of als gevolg van:\n – Wegomstandigheden:\n ○ aansluitingen van wegen;\n ○ aard van het wegdek;\n ○ bebakening;\n ○ berm;\n ○ bruggen en viaducten;\n ○ doelgroepstroken (bv. busbaan en busstrook, fietsstrook, landbouwpasseerhaven);\n ○ erven;\n ○ ongevalkansen diverse soorten wegen;\n ○ obstakels;\n ○ snelheidsremmers;\n ○ spoorwegovergangen;\n ○ spoorvorming;\n ○ (tijdelijke) markering;\n ○ toestand van het wegdek;\n ○ tunnels;\n ○ uitritten;\n ○ verblijfsgebieden;\n ○ verkanting;\n ○ wegen\n ■ erftoegangswegen / gebiedsontsluitingswegen\n ■ binnen / buiten de bebouwde kom\n ○ (tijdelijke) weginrichting.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.5\n \n \n – vervolg –\n \n \n – Zichtomstandigheden:\n ○ bebouwing / begroeiing;\n ○ duisternis;\n ○ openbare verlichting;\n ○ reflectie;\n ○ schaduw;\n ○ schemering;\n ○ zonlicht;\n ○ verblindende voertuigverlichting.\n – Weersomstandigheden:\n ○ neerslag (bijv. ijzel; sneeuw; regen, hagel);\n ○ mist;\n ○ vorst;\n ○ wind.\n \n \n \n \n \n \n 2.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de verkeersregels die gelden bij het gebruik van de openbare weg.\n \n \n \n \n \n \n \n 2.1\n \n \n Kan de plaats op en het gebruik van de weg door alle weggebruikers benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – bochten;\n – busbaan en busstroken;\n – doelgroepstroken;\n – voet- / fiets- / bromfietspad;\n – fietsstroken;\n – in- en uitvoegstroken;\n – kruispunten;\n – (spoor)overwegen;\n – passeerstrook\n – rechte weggedeelten;\n – rijstroken;\n – rotondes;\n – uitwijkplaats;\n – voorsorteerstrook.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.2\n \n \n Kan de regels benoemen bij het inhalen en ingehaald worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – inhalen bij een voetgangersoversteekplaats (VOP);\n – links inhalen / ingehaald worden;\n – rechts inhalen / ingehaald worden.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.3\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot snelheid.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – algemene snelheidsregel (art. 19 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990));\n – maximumsnelheden binnen de bebouwde kom;\n – maximumsnelheden buiten de bebouwde kom.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.4\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot het stilstaan en parkeren.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – verbod(en) tot stilstaan;\n – parkeerverboden;\n – parkeerschijfzone;\n – gehandicaptenparkeerplaats;\n – erven.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.5\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot het geven van tekens en signalen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – richting aangeven;\n – signalen die gegeven mogen worden ter afwending van dreigend gevaar;\n – signalen van voorrangsvoertuigen;\n – verbod tot het geven van signalen;\n – knipperend waarschuwingslicht / gevarendriehoek.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.6\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot het gebruik van lichten.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – gebruik van lichten tijdens het rijden;\n – gebruik van lichten tijdens het stilstaan;\n – het voeren van bijzondere lichten (bv. geel zwaai- of knipperlicht).\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.7\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot de ontheffingssystematiek voor LBT’s (landbouw- of bosbouwtrekkers) en MMBS’en (motorrijtuigen met beperkte snelheid).\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – overschrijding van de toegestane maximum afmetingen en massa;\n – gesloten verklaringen;\n – de inhoud en voorwaarden van de ontheffing (referentie RDW);\n – instantie verantwoordelijk voor de afgifte van de ontheffing (de wegbeheerder)\n – waar de ontheffing moet worden bewaard.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 3.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de gedragsregels die gelden met betrekking tot het verlenen van voorrang en het voor laten gaan.\n \n \n \n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), artikelen 14, 15, 15a, 16, 17, 18, 50\n \n \n \n \n \n \n 3.1\n \n \n Kan het gedrag en de regels benoemen op kruispunten.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – verlenen van voorrang;\n – blokkeren van een kruispunt;\n – verhard/onverhard;\n – overwegen.\n \n \n B\n \n \n \n \n 3.2\n \n \n Kan het gedrag en de regels benoemen bij het afslaan.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – rechtdoorgaand verkeer;\n – links afslaan ten opzichte van rechts afslaan op hetzelfde kruispunt;\n – voorsorteren.\n \n \n B\n \n \n \n \n 3.3\n \n \n Kan de regels benoemen en toepassen bij het voor laten gaan van het overige verkeer.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – Het uitvoeren van bijzondere manoeuvres als:\n ○ achteruitrijden;\n ○ invoegen;\n ○ keren;\n ○ oprijden van een inrit;\n ○ parkeren;\n ○ uitvoegen;\n ○ verlaten van een uitrit\n ○ wegrijden;\n ○ wisselen van rijstrook.\n – Gedragingen als:\n ○ in- en uitstappen;\n ○ wegrijden van een autobus.\n – Andere verkeersdeelnemers als:\n ○ blinden;\n ○ passagiers van tram/bus;\n ○ personen die zich moeilijk voortbewegen;\n ○ voetgangers op een voetgangersoversteekplaats (VOP) .\n \n \n B\n \n \n \n \n 3.4\n \n \n Kan de regels benoemen en toepassen met betrekking tot het voor laten gaan van voorrangsvoertuigen, militaire colonnes, uitvaartstoeten en trams.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – het afslaan;\n – kruispunten;\n – rechte wegen.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n 4.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de kenmerken en de betekenis van verkeerstekens en aanwijzingen.\n \n \n \n \n Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (artikelen 3, 4, 6, 8 en 9)\n \n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)\n \n \n Wegenverkeerswet 1994, artikel 12, eerste en tweede lid\n \n \n Regeling stilhoudingsvordering toezichthouders (artikelen 1 en 2)\n \n \n \n \n \n \n 4.1\n \n \n Kan de betekenis en het gewenste gedrag benoemen van aanwijzingen.\n \n \n Hierbij gaat het om aanwijzingen van:\n – toezichthouders;\n – opsporingsambtenaren;\n – verkeersregelaars;\n – verkeersbrigadiers.\n Aandachtspunten hierbij zijn ook:\n – rangorde aanwijzingen / verkeerstekens / gedragsregels;\n – verplichten tot opvolgen van de aanwijzigingen.\n \n \n F\n \n \n \n \n 4.2\n \n \n Kan de betekenis benoemen van verkeerslichten, verkeersborden en verkeerstekens en kan het gedrag en de gedragsregels benoemen dat hierdoor geadviseerd, geboden of verboden wordt.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n Verkeerslichten:\n – driekleurige verkeerlichten;\n – tweekleurige verkeerslichten;\n – tram/buslichten;\n – overweglichten;\n – bruglichten;\n – rijstrooklichten;\n – geel knipperlicht.\n Verkeersborden:\n – vorm en kleur van verkeerborden;\n – onderborden;\n – relevante plaatsingsvoorschriften;\n – tijdelijke verkeersborden;\n – werkingssfeer van verkeersborden;\n – zonale verkeersborden.\n \n \n F\n \n \n \n \n 4.2\n \n \n – vervolg –\n \n \n Verkeerstekens op het wegdek:\n – as-, kant- of deelstreep;\n – dubbele asmarkering;\n – busbanen en busstroken;\n – doorgetrokken (gele) streep;\n – haaientanden;\n – onderbroken (gele) streep;\n – pijlen;\n – stopstreep;\n – suggestiestrook;\n – tijdelijke verkeerstekens op het wegdek;\n – verdrijvingsvlak;\n – voorsorteerstrook;\n – waarschuwingsstreep;\n – wegreflectoren;\n – puntstukken;\n – fietsstrook.\n \n \n \n \n \n \n 5.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de permanente en gebruikseisen van het motorvoertuig en de aanhangwagen.\n \n \n \n \n Regeling Voertuigen: hoofdstuk 5 (permanente en gebruikseisen)\n \n \n artikelen 5.7.1, 5.7.6, 5.7.7, 5.7.27, 5.7.31, 5.7.38, 5.7.45, 5.7.48, 5.7.51, 5.7.57, 5.7.61, 5.7.65, 5.7.66 en 5.7.72\n \n artikelen 5.8.1, 5.8.6, 5.8.7, 5.8.27, 5.8.31, 5.8.32, 5.8.38, 5.8.45, 5.8.48, 5.8.51, 5.8.57, 5.8.60, 5.8.65, 5.8.66 en 5.8.72\n \n artikelen 5.14.6, 5.14.7, 5.14.27, 5.14.31, 5.14.38, 5.14.40, 5.14.51, 5.14.57, 5.14.60, 5.14.65 en 5.14.66\n \n artikelen 5.18.0, 5.18.1, 5.18.3, eerste lid, 5.18.4, 5.18.6, 5.18.8, 5.18.9, 5.18.20 t/m 5.18.25, 5.18.25a, 5.18.35, 5.18.35a, 5.18.48\n \n \n \n \n \n 5.1\n \n \n Kan benoemen aan welke permanente- en gebruikseisen een motorvoertuig en een aanhangwagen moeten voldoen en welke technische aspecten van het motorvoertuig voor de bestuurder van belang zijn voor een veilig gebruik ervan.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n De permanente eisen:\n – voertuigidentificatienummer (VIN);\n – constructieplaat;\n – afmetingen;\n – aslasten / wiellasten en massa’s;\n – banden;\n – remmen en remvertraging;\n – spiegels en gezichtsveld;\n – scherpe en uitstekende delen;\n – verplichte lichten;\n – markeringslichten en retroreflecterende voorzieningen en markeringen;\n – ambergele retroreflectoren/zijmarkeringslichten;\n – rode retroreflector in vorm afgeknotte driehoek;\n – zwaai-, flits- en knipperlichten;\n – koppelinrichting;\n – sleepbevestigingspunt voorzijde.\n \n \n F\n \n \n \n \n 5.1\n \n \n – vervolg –\n \n \n De gebruikseisen:\n – gebruik verwisselbare uitrustingsstukken;\n – aantal aanhangwagens;\n – voldoende uitzicht met lading;\n – ladingzekering;\n – scherpe en uitstekende delen;\n – vergrendeling opklapbare delen;\n – lengte samenstel;\n – afmetingen met lading en markering van lading;\n – afmetingen met verwisselbare uitrustingsstukken en markering;\n – hoogte met lading;\n – last onder bestuurde as;\n – totale massa, maximum aslasten in beladen toestand;\n – remvertraging samenstel;\n – gekoppelde rempedalen.\n Bepalingen met betrekking tot wijzigingen van de constructie van het voertuig.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 6.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de voor het besturen van het motorvoertuig en de voertuigcombinatie relevante bepalingen in de verkeerswetgeving.\n \n \n \n \n Wegenverkeerswet 1994: artikel 1.1, artikel 5 t/m 11, 107, eerste en tweede lid, artikel 118, artikel 123 t/m 125, artikel 130 t/m 132, artikel 160, artikel 162 t/m 164, artikel 179 t/m 181, artikel 184 en artikel 185.\n \n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) artikel 1,\n \n \n Regeling voertuigen: artikel 1.1,\n \n \n Reglement rijbewijzen: artikel 5, artikel 15, artikel 24, artikel 25a, eerste en derde lid.\n \n \n \n \n \n \n 6.1\n \n \n Kan de relevante bepalingen van de verkeerswetgeving benoemen.\n \n \n \n Wegenverkeerswet 1994:\n – algemeen veiligheidsartikel;\n – verlaten plaats ongeval;\n – besturen onder invloed;\n – maximum alcoholpromillage;\n – rijden met ongeldig rijbewijs;\n – ontzegging;\n – rijden met een ingevorderd rijbewijs;\n – rijden tijdens een schorsing van het rijbewijs;\n – verbod wedstrijd op de weg;\n – verbod gebruik voertuig van een ander;\n – bevel medewerking ademonderzoek;\n – rijbewijsplicht;\n – vordering inzage documenten;\n – letsel of dood door schuld;\n – verantwoordelijkjheid schade bij ongeval;\n – aansprakelijkheid t.o.v. zwakkere verkeersdeelnemers;\n – verbod rijden op de weg in verband met technische gebreken / schade.\n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990):\n – begrippen.\n \n Regeling voertuigen:\n – voertuigdefinities (basiskennis hoofdcategorie):\n ○ landbouw- of bosbouwtrekker op wielen (Europese categorie T);\n ○ motorrijtuig met beperkte snelheid;\n ○ landbouw- of bosbouwaanhangwagen (Europese categorie R);\n ○ verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk (Europese categorie S).\n – massa in rijklare toestand voor voertuigen van de voertuigcategorie T;\n – lading;\n – verwisselbaar uitrustingsstuk (gedragen en getrokken).\n \n \n F\n \n \n \n \n 6.2\n \n \n Kan de wettelijke bepalingen benoemen die betrekking hebben op de rijbevoegdheid, aansprakelijkheid en verzekeringen en op de rijbewijzen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n Begrippen Reglement rijbewijzen:\n – bevoegdheden opsporingsambtenaar;\n – geldigheidsduur rijbewijs;\n – ongeldigverklaring, invordering en schorsing inhouding rijbewijs;\n – ontzegging rijbevoegdheid;\n – minimumleeftijd voor het besturen van landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid;\n – rijbewijsbeperkingen;\n – rijbewijscategorieën;\n – rijbewijsplicht;\n – rijverbod.\n \n Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen:\n – verplichte verzekering;\n – WA verzekering;\n – casco- / allriskverzekering.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 7.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de techniek, bediening en het onderhoud van het motorvoertuig en de aanhanger.\n \n \n \n \n \n \n \n 7.1\n \n \n Kan de onderdelen herkennen en benoemen en kan aangeven wat het doel en het gebruiksonderhoud van de onderdelen is\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de motor;\n – het brandstofsysteem;\n – het motorsmeersysteem;\n – het koelsysteem;\n – de koppeling, versnellingsbak en aandrijflijn;\n – het veersysteem;\n – de reminrichting (lucht en hydraulisch);\n – het elektrische systeem;\n – verbinding tussen motorvoertuig en aanhangwagen;\n – het hydrauliek systeem.\n \n \n B\n \n \n \n \n 7.2\n \n \n Kan bepalen welke soort motorolie gebruikt moet worden.\n \n \n Zie instructieboekje van het motorvoertuig.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.3\n \n \n Kan de eigenschappen en functie van de ruitensproeiervloeistof benoemen.\n \n \n Eigenschappen:\n – vloeistof bevriest niet.\n Functie:\n – reinigen.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.4\n \n \n Kan optimaal gebruik van de krachtoverbrenging van het motorvoertuig uitleggen.\n \n \n Hierbij gaat het om een prestatiediagram met:\n – koppel;\n – vermogen;\n – specifiek brandstofverbruik;\n – overbrengingsverhoudingen;\n – optimaal gebruik toerenteller.\n \n \n B\n \n \n \n \n 7.5\n \n \n Kan de aandachtspunten bij het gebruik en onderhoud van banden/wielen in het kader van de rijveiligheid noemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – bandenspanning;\n – rijstijl;\n – belading;\n – bandcodering (radiaal / diagonaal, bandenmaat, loadindex en snelheidscode);\n – dubbellucht;\n – beschadigingen;\n – wielmoeren;\n – slijtage.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.6\n \n \n Kan de soorten koppelmechanismen tussen de LBT (landbouw- of bosbouwtrekker) / MMBS (motorrijtuig met beperkte snelheid) en aanhangwagen benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – vangmuilkoppeling ((verstelbare) trekbek);\n – penkoppeling (kipperknobbel);\n – (zwaaiende) trekhaak;\n – gatenbalk;\n – schotelkoppeling;\n – kogelkoppeling.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.7\n \n \n Kan de aandachtspunten van koppelmechanismen en het aankoppelen van aanhangwagens, verwisselbare uitrustingsstukken en verwisselbaar getrokken machines benoemen in het kader van de rijveiligheid.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – vergrendeling;\n – borging;\n – slijtage;\n – aansluiten verlichting;\n – aansluiten remsysteem.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.8\n \n \n Kan, gegeven een situatie, defecten herkennen en de daarbij horende maatregelen benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om waarschuwingssymbolen en de te nemen maatregelen:\n – oliedruk;\n – remsysteem;\n – koelvloeistofniveau;\n – koelvloeistoftemperatuur;\n – luchtfilter;\n – dynamospanning;\n – olieniveau;\n – motormanagementstoring;\n – verlichting.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.9\n \n \n Kan het belang van preventief onderhoud benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – voorkoming van onnodige stilstand;\n – voorkoming van onnodige kosten;\n – verhoogde bedrijfszekerheid;\n – bevorderen van de verkeersveiligheid;\n – realisatie lagere milieubelasting.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 8\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de milieuaspecten die het gevolg zijn van het gebruik van het motorvoertuig.\n \n \n \n \n \n \n \n 8.1\n \n \n Kan uitleggen op welke wijze milieuaspecten een rol spelen bij het milieubewuste gebruik van het motorvoertuig en het energiezuinig rijden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – aangepast en besluitvaardig rijden;\n – acceleratie;\n – anticiperen;\n – bandenspanning;\n – defensief rijden;\n – gas geven, (ont)koppelen en schakelen;\n – toepassen van AdBlue;\n – gebruik van de toerenteller;\n – gebruik van cruisecontrol;\n – geluidshinder;\n – langdurige stops in het verkeer;\n – remmen en stoppen;\n – routeplanning;\n – starten en wegrijden;\n – stroomverbruikers;\n – luchtfilter.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n 9\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de veiligheidsaspecten bij het gebruik van het motorvoertuig en de aanhangwagen op de openbare weg.\n \n \n \n \n \n \n \n 9.1\n \n \n Kan uiteenzetten hoe fysieke risico’s voorkomen kunnen worden en hoe de gevolgen ervan beperkt kunnen worden\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – het in- en uitstappen van het voertuig;\n – het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (handschoenen en schoeisel);\n – het gebruik van de gordel.\n \n \n F\n \n \n \n \n 9.2\n \n \n Kan de belangrijkste oorzaken van verkeersongevallen en de betrokkenheid van LBT’s (landbouw- of bosbouwtrekkers) en MMBS’en (motorrijtuigen met beperkte snelheid) daarbij benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n Bestuurders:\n – de verwachting van bestuurders van deze voertuigen dat andere weggebruikers rekening houden met de beperkingen van het voertuig;\n – de snelheid waarmee bestuurders van deze voertuigen rijden in relatie tot de voor hen geldende maximumsnelheid;\n – het niet of onvoldoende afschermen van uitrustingsstukken.\n Voertuigveiligheid:\n – het zicht van de bestuurder;\n – de herkenbaarheid van de voertuigen in het donker;\n – de toegestane en feitelijke breedte van de voertuigen ten opzichte van de breedte van de weg;\n – de botsagressiviteit van de voertuigen.\n Infrastructuur:\n – infrastructurele maatregelen;\n – de toegestane en feitelijke breedte van deze voertuigen ten opzichte van de breedte van de weg.\n \n \n F\n \n \n \n \n 9.3\n \n \n Vervallen\n \n \n – Vervallen\n \n \n \n \n \n 9.4\n \n \n Kan uitleggen welke maatregelen in geval van een verkeersongeval of pech genomen kunnen worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – persoonlijke veiligheid;\n – andermans veiligheid;\n – markeren;\n – alarmeren van de hulpdiensten en belanghebbenden;\n – beveiligen van de plaats van het ongeval;\n – noodzakelijke maatregelen kunnen nemen op basis van kennis van de grondbeginselen van eerste hulp;\n – gebruik van het Europees schadeformulier of de ongevallenapp (mobielschademelden.nl);\n – gebruik van de gevarendriehoek;\n – gebruik van de waarschuwingslichten;\n – hulp verlenen aan slachtoffer(s).\n \n \n B\n \n \n \n \n 9.5\n \n \n Kan benoemen welke de risico’s zijn ingeval van betrokkenheid bij een ongeval, bij pech onderweg en hoe te handelen.\n \n \n Het betreft hier zaken als:\n – plaats van het voertuig, bestuurder en passagiers bij pech;\n – slepen van een ander voertuig;\n – vluchtroute (bruggen, geluidswallen, tunnels).\n \n \n F\n \n \n \n \n 9.6\n \n \n Kan benoemen welke verplichtingen er bestaan ten aanzien van de techniek, het onderhoud en de controle van het voertuig\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – bedrijfszekerheid;\n – verkeersveiligheid.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 10\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de wijze waarop lading veilig vervoerd moet worden.\n \n \n \n \n \n \n \n 10.1\n \n \n Kan de krachten en de weerstanden die tijdens het rijden in beladen toestand optreden, verklaren.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de krachten die op een voertuig en/of lading werken;\n – de verdeling van de lading over de laadvloer;\n – het zwaartepunt, de stabiliteit, het kantelmoment onder andere bij vervoer van bijv. vloeistoffen enz.;\n – de risico’s bij remmen (onder andere scharen).\n \n \n B\n \n \n \n \n 10.2\n \n \n Kan de gevolgen van overbelading noemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – ongunstig brandstofverbruik;\n – versnelde slijtage;\n – schade aan wegen;\n – verkeersveiligheid;\n – sancties;\n – invloed op wegligging;\n – invloed op rijeigenschappen.\n \n \n F\n \n \n \n \n 10.3\n \n \n Kan uitleggen hoe op een juiste wijze lading gestuwd en gezekerd moet worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de soorten lading en eigenschappen van lading (vaste en losse lading);\n – de methoden van ladingzekering:\n ○ krachtsluitende (neersjorren) ladingzekering;\n ○ vormsluitende (opsluiten, direct zekeren) ladingzekering.\n – afdekken van losse lading (netten, dekzeilen en kleppen);\n – hulpmiddelen bij ladingzekering van vaste lading:\n ○ sjorpunten;\n ○ spanbanden, alsmede de betekenis van de etiketten daarvan;\n ○ spankettingen;\n ○ spanelementen;\n ○ antislipmatten;\n ○ sjorhaken;\n ○ stophout, balken en keggen.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n \n20186393616-11-201814-11-2018IENW/BSK-2018/22408520186393616-11-201814-11-2018IENW/BSK-2018/22408501-01-2019\n \n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036561/2021-01-01_1/xml/BWBR0036561_2021-01-01_1.xml", "content": "BWBR0036561_2021-01-01_0\n Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 20 april 2015, nr. IENM/BSK-2014/218995, houdende vaststelling van de eisen voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie T (Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T)2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 111, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;\n \n \n BESLUIT:\n \n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De eisen waaraan de aanvrager van het theorie-examen voor de rijbewijscategorie T moet voldoen, zijn nader uitgewerkt in de bij deze regeling behorende bijlage Toetsmatrijs theorie-examen rijbewijscategorie T.\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 2\n \n Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de wet van 3 december 2014 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1994 in verband met de invoering van de rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid (T-rijbewijs) (Stb. 2015, 10) in werking treedt.\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 3\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T.\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,M.H.Schultz van Haegen-Maas Geesteranus\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Bijlage\n bij artikel 1 van de Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T\n \n \n \n Toetsmatrijs Theorie-examen Rijbewijs voor categorie T\n \n In deze toetsmatrijs staat wat u moet kunnen en kennen. De toetsmatrijs vormt daarom de basis van de opleiding en het examen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n Opgesteld door:\n \n \n \n \n CBR divisie CCV\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Categoriecode:\n \n \n T-TH\n \n \n \n \n Toetsvorm:\n Totaal aantal vragen:\n \n \n Digitaal\n 50 vragen\n \n \n \n \n Dekkingsgraad toetstermen:\n \n \n 85%\n \n \n \n \n Cesuur:\n \n \n 80% (40 van de 50 vragen goed).\n \n \n \n \n Geldigheid examenresultaat:\n \n \n 18 maanden\n \n \n \n \n Bijzonderheden:\n \n \n Geen\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Nr\n \n \n Eindtermen\n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de risico’s die het besturen van het motorvoertuig en de voertuigcombinatie met zich meebrengen.\n \n \n \n \n 2.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de verkeersregels die gelden bij het gebruik van de openbare weg.\n \n \n \n \n 3.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de gedragsregels die gelden met betrekking tot het verlenen van voorrang en het voor laten gaan.\n \n \n \n \n 4.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de kenmerken en de betekenis van verkeerstekens en aanwijzingen.\n \n \n \n \n 5.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de permanente en gebruikseisen van het motorvoertuig en de aanhangwagen.\n \n \n \n \n 6.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de voor het besturen van het motorvoertuigen de voertuigcombinatie relevante bepalingen in de verkeerswetgeving.\n \n \n \n \n 7.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de techniek, bediening en het onderhoud van het motorvoertuig en de aanhangwagen.\n \n \n \n \n 8.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de milieuaspecten die het gevolg zijn van het gebruik van het motorvoertuig.\n \n \n \n \n 9.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de veiligheidsaspecten bij het gebruik van het motorvoertuig en de voertuigcombinatie op de openbare weg.\n \n \n \n \n 10.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de wijze waarop lading veilig vervoerd moet worden.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Vastgesteld door:\n \n \n \n College van Deskundigen T-examens: 6 juli 2018\n \n \n \n \n \n Beoordeeld door:\n \n \n \n Logistiek, Transport en Personenvervoerraad Kamer T: 14 september 2018\n \n \n \n \n \n Goedgekeurd door:\n \n \n \n Divisiemanager CCV: 17 septmeber 2018\n \n \n \n \n \n Ingangsdatum:\n \n \n \n 1 januari 2019\n \n \n \n \n \n Toelichting\n \n \n \n \n \n \n \n Eindtermen:\n \n \n Dit zijn de hoofdonderwerpen die in het examen voorkomen. Hierin staat 'ruim' omschreven wat er in het examen terug kan komen.\n \n \n \n \n Toetstermen:\n \n \n Dit zijn onderdelen van een eindterm. Hierin staat meer uitgebreid omschreven wat er in het examen terug kan komen.\n \n \n \n \n Afbakening:\n \n \n Dit zijn onderdelen van een toetsterm. Hier staat over welke onderwerpen vragen gesteld mogen worden in het examen. Als er geen afbakening is opgenomen, mag over die toetsterm in principe alles gevraagd worden.\n \n \n \n \n Tax:\n \n \n Dit is de taxonomiecode van Romiszowski. Deze code geeft aan op welk niveau de vragen over een toetsterm gesteld worden.\n F = Feitelijke kennis. De kandidaat kan feiten reproduceren (herkennen of herinneren).\n B = Begripsmatige kennis. De kandidaat kan begrippen of principes omschrijven.\n R = Reproductieve vaardigheden. De kandidaat kan acties uitvoeren die volgens een vastgelegde procedure verlopen.\n P = Productieve vaardigheden. De kandidaat kan acties uitvoeren waarbij hij zijn eigen creativiteit en inzicht nodig heeft.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Eind- en toetstermen\n \n \n \n \n Afbakening\n \n \n (indien van toepassing)\n \n \n \n \n Tax\n \n \n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de risico’s die het besturen van het motorvoertuig of de voertuigcombinatie met zich meebrengen.\n \n \n \n \n \n \n \n 1.1\n \n \n Kan benoemen en uitleggen wat de risico’s zijn voor de bestuurder en de medeweggebruiker(s) die door de eigenschappen en de toestand van de voertuigen worden veroorzaakt, en op welke wijze het gedrag van de bestuurder hierop kan worden afgestemd.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de type voertuigen, afmetingen (lengte breedte en hoogte) en massa;\n – de mogelijke gevolgen van een onjuist gebruik of onjuiste bediening van de remmen;\n – het effect van de centrifugaalkracht en situaties waarin deze kan optreden;\n – de mogelijke consequenties van de wijze waarop de voertuigen beladen of ingericht zijn (massaverdeling, zwaartepunt, afmetingen, zichtbeperking);\n – eigen zichtbaarheid voor andere weggebruikers (vooral bij afslaan);\n – het uitzwaai-effect;\n – uitstekende delen;\n – verwisselbare uitrustingsstukken en verwisselbaar getrokken machine;\n – de beperkte snelheid van de voertuigen;\n – de dode hoek;\n – remvertraging;\n – vuil door en op het motorvoertuig.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.2\n \n \n Kan benoemen en uitleggen welke factoren een rol spelen bij het uitoefenen van de bestuurderstaak, vooral in relatie tot andere weggebruikers.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – Taakprocessen:\n ○ scherpe en bewuste waarneming;\n ○ voorspellen;\n ○ evalueren;\n ○ beslissen;\n ○ handelen.\n – Oplettendheid:\n ○ anticiperen;\n ○ verkeersinzicht;\n ○ besluitvaardigheid;\n ○ verwachtingspatroon.\n – Houding:\n ○ defensief rijgedrag;\n ○ sociaal rijgedrag;\n ○ communiceren met andere weggebruikers;\n ○ menselijke beperkingen.\n – Afstand bewaren:\n ○ begrip snelheid in meters per seconde;\n ○ reactietijd;\n ○ remweg;\n ○ stopafstand;\n ○ volgafstand (tweesecondenregel);\n ○ ruimtekussen.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.3\n \n \n Kan benoemen en uitleggen op welke manier factoren zoals vermoeidheid, lichamelijke en geestelijke gesteldheid, rijervaring en het gebruik van alcohol, drugs en medicijnen van invloed zijn op het menselijke gedrag bij het besturen van een motorvoertuig.\n \n \n Hierbij gaat het om kennis van:\n – het effect van het gebruik van alcohol, drugs en medicijnen;\n – het effect van een combinatie van alcohol, drugs en medicijnen;\n – de afbraaktijd van alcohol in het lichaam;\n – de betekenis van stickers en bijsluiters bij medicijnen.\n En de invloed op:\n – het waarnemingsvermogen;\n – het concentratievermogen;\n – de reactietijd;\n – het evenwichtsgevoel;\n – het inschatten van afstand en snelheid;\n – de algemene lichamelijke conditie;\n – de ongevalskans.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.4\n \n \n Kan benoemen en uitleggen welke risico’s verbonden zijn aan de aanwezigheid en het gedrag van andere verkeersdeelnemers en hoe hier rekening mee gehouden moet worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – het (her)kennen van afzonderlijke soorten verkeersdeelnemers;\n – de gedrags (on)mogelijkheden van deze verkeersdeelnemers;\n – rijden in file;\n – inhalen (zachte berm);\n – aangepast eigen gedrag als gevolg van:\n ○ het gedrag van andere verkeersdeelnemers;\n ○ beperkte gedragsmogelijkheden van andere verkeersdeelnemers;\n ○ beperkte kennis bij andere verkeersdeelnemers ten opzichte van LBT’s (landbouw- of bosbouwtrekkers) en MMBS’en (motorrijtuigen met beperkte snelheid);\n ○ beperkte eigen gedragsmogelijkheden;\n ○ de specifieke risico’s in verband met de de deelneming aan het verkeer door de meest kwetsbare categorieën, zoals kinderen, voetgangers, fietsers, ruiters, bestuurders van gehandicaptenvoertuigen en voertuigen met beperkte snelheid en personen die in hun mobiliteit gehinderd zijn.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.5\n \n \n Kan benoemen en uitleggen welke risico’s er zijn als gevolg van weg-, zicht- en weersomstandigheden en hoe het gedrag hieraan aangepast moet worden.\n \n \n Hierbij gaat het om risico’s bij of als gevolg van:\n – Wegomstandigheden:\n ○ aansluitingen van wegen;\n ○ aard van het wegdek;\n ○ bebakening;\n ○ berm;\n ○ bruggen en viaducten;\n ○ doelgroepstroken (bv. busbaan en busstrook, fietsstrook, landbouwpasseerhaven);\n ○ erven;\n ○ ongevalkansen diverse soorten wegen;\n ○ obstakels;\n ○ snelheidsremmers;\n ○ spoorwegovergangen;\n ○ spoorvorming;\n ○ (tijdelijke) markering;\n ○ toestand van het wegdek;\n ○ tunnels;\n ○ uitritten;\n ○ verblijfsgebieden;\n ○ verkanting;\n ○ wegen\n ■ erftoegangswegen / gebiedsontsluitingswegen\n ■ binnen / buiten de bebouwde kom\n ○ (tijdelijke) weginrichting.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.5\n \n \n – vervolg –\n \n \n – Zichtomstandigheden:\n ○ bebouwing / begroeiing;\n ○ duisternis;\n ○ openbare verlichting;\n ○ reflectie;\n ○ schaduw;\n ○ schemering;\n ○ zonlicht;\n ○ verblindende voertuigverlichting.\n – Weersomstandigheden:\n ○ neerslag (bijv. ijzel; sneeuw; regen, hagel);\n ○ mist;\n ○ vorst;\n ○ wind.\n \n \n \n \n \n \n 2.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de verkeersregels die gelden bij het gebruik van de openbare weg.\n \n \n \n \n \n \n \n 2.1\n \n \n Kan de plaats op en het gebruik van de weg door alle weggebruikers benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – bochten;\n – busbaan en busstroken;\n – doelgroepstroken;\n – voet- / fiets- / bromfietspad;\n – fietsstroken;\n – in- en uitvoegstroken;\n – kruispunten;\n – (spoor)overwegen;\n – passeerstrook\n – rechte weggedeelten;\n – rijstroken;\n – rotondes;\n – uitwijkplaats;\n – voorsorteerstrook.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.2\n \n \n Kan de regels benoemen bij het inhalen en ingehaald worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – inhalen bij een voetgangersoversteekplaats (VOP);\n – links inhalen / ingehaald worden;\n – rechts inhalen / ingehaald worden.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.3\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot snelheid.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – algemene snelheidsregel (art. 19 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990));\n – maximumsnelheden binnen de bebouwde kom;\n – maximumsnelheden buiten de bebouwde kom.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.4\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot het stilstaan en parkeren.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – verbod(en) tot stilstaan;\n – parkeerverboden;\n – parkeerschijfzone;\n – gehandicaptenparkeerplaats;\n – erven.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.5\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot het geven van tekens en signalen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – richting aangeven;\n – signalen die gegeven mogen worden ter afwending van dreigend gevaar;\n – signalen van voorrangsvoertuigen;\n – verbod tot het geven van signalen;\n – knipperend waarschuwingslicht / gevarendriehoek.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.6\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot het gebruik van lichten.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – gebruik van lichten tijdens het rijden;\n – gebruik van lichten tijdens het stilstaan;\n – het voeren van bijzondere lichten (bv. geel zwaai- of knipperlicht).\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.7\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot de ontheffingssystematiek voor LBT’s (landbouw- of bosbouwtrekkers) en MMBS’en (motorrijtuigen met beperkte snelheid).\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – overschrijding van de toegestane maximum afmetingen en massa;\n – gesloten verklaringen;\n – de inhoud en voorwaarden van de ontheffing (referentie RDW);\n – instantie verantwoordelijk voor de afgifte van de ontheffing (de wegbeheerder)\n – waar de ontheffing moet worden bewaard.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 3.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de gedragsregels die gelden met betrekking tot het verlenen van voorrang en het voor laten gaan.\n \n \n \n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), artikelen 14, 15, 15a, 16, 17, 18, 50\n \n \n \n \n \n \n 3.1\n \n \n Kan het gedrag en de regels benoemen op kruispunten.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – verlenen van voorrang;\n – blokkeren van een kruispunt;\n – verhard/onverhard;\n – overwegen.\n \n \n B\n \n \n \n \n 3.2\n \n \n Kan het gedrag en de regels benoemen bij het afslaan.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – rechtdoorgaand verkeer;\n – links afslaan ten opzichte van rechts afslaan op hetzelfde kruispunt;\n – voorsorteren.\n \n \n B\n \n \n \n \n 3.3\n \n \n Kan de regels benoemen en toepassen bij het voor laten gaan van het overige verkeer.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – Het uitvoeren van bijzondere manoeuvres als:\n ○ achteruitrijden;\n ○ invoegen;\n ��� keren;\n ○ oprijden van een inrit;\n ○ parkeren;\n ○ uitvoegen;\n ○ verlaten van een uitrit\n ○ wegrijden;\n ○ wisselen van rijstrook.\n – Gedragingen als:\n ○ in- en uitstappen;\n ○ wegrijden van een autobus.\n – Andere verkeersdeelnemers als:\n ○ blinden;\n ○ passagiers van tram/bus;\n ○ personen die zich moeilijk voortbewegen;\n ○ voetgangers op een voetgangersoversteekplaats (VOP) .\n \n \n B\n \n \n \n \n 3.4\n \n \n Kan de regels benoemen en toepassen met betrekking tot het voor laten gaan van voorrangsvoertuigen, militaire colonnes, uitvaartstoeten en trams.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – het afslaan;\n – kruispunten;\n – rechte wegen.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n 4.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de kenmerken en de betekenis van verkeerstekens en aanwijzingen.\n \n \n \n \n Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (artikelen 3, 4, 6, 8 en 9)\n \n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)\n \n \n Wegenverkeerswet 1994, artikel 12, eerste en tweede lid\n \n \n Regeling stilhoudingsvordering toezichthouders (artikelen 1 en 2)\n \n \n \n \n \n \n 4.1\n \n \n Kan de betekenis en het gewenste gedrag benoemen van aanwijzingen.\n \n \n Hierbij gaat het om aanwijzingen van:\n – toezichthouders;\n – opsporingsambtenaren;\n – verkeersregelaars;\n – verkeersbrigadiers.\n Aandachtspunten hierbij zijn ook:\n – rangorde aanwijzingen / verkeerstekens / gedragsregels;\n – verplichten tot opvolgen van de aanwijzigingen.\n \n \n F\n \n \n \n \n 4.2\n \n \n Kan de betekenis benoemen van verkeerslichten, verkeersborden en verkeerstekens en kan het gedrag en de gedragsregels benoemen dat hierdoor geadviseerd, geboden of verboden wordt.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n Verkeerslichten:\n – driekleurige verkeerlichten;\n – tweekleurige verkeerslichten;\n – tram/buslichten;\n – overweglichten;\n – bruglichten;\n – rijstrooklichten;\n – geel knipperlicht.\n Verkeersborden:\n – vorm en kleur van verkeerborden;\n – onderborden;\n – relevante plaatsingsvoorschriften;\n – tijdelijke verkeersborden;\n – werkingssfeer van verkeersborden;\n – zonale verkeersborden.\n \n \n F\n \n \n \n \n 4.2\n \n \n – vervolg –\n \n \n Verkeerstekens op het wegdek:\n – as-, kant- of deelstreep;\n – dubbele asmarkering;\n – busbanen en busstroken;\n – doorgetrokken (gele) streep;\n – haaientanden;\n – onderbroken (gele) streep;\n – pijlen;\n – stopstreep;\n – suggestiestrook;\n – tijdelijke verkeerstekens op het wegdek;\n – verdrijvingsvlak;\n – voorsorteerstrook;\n – waarschuwingsstreep;\n – wegreflectoren;\n – puntstukken;\n – fietsstrook.\n \n \n \n \n \n \n 5.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de permanente en gebruikseisen van het motorvoertuig en de aanhangwagen.\n \n \n \n \n Regeling Voertuigen: hoofdstuk 5 (permanente en gebruikseisen)\n \n \n artikelen 5.7.1, 5.7.6, 5.7.7, 5.7.27, 5.7.31, 5.7.38, 5.7.45, 5.7.48, 5.7.51, 5.7.57, 5.7.61, 5.7.65, 5.7.66 en 5.7.72\n \n artikelen 5.8.1, 5.8.6, 5.8.7, 5.8.27, 5.8.31, 5.8.32, 5.8.38, 5.8.45, 5.8.48, 5.8.51, 5.8.57, 5.8.60, 5.8.65, 5.8.66 en 5.8.72\n \n artikelen 5.14.6, 5.14.7, 5.14.27, 5.14.31, 5.14.38, 5.14.40, 5.14.51, 5.14.57, 5.14.60, 5.14.65 en 5.14.66\n \n artikelen 5.18.0, 5.18.1, 5.18.3, eerste lid, 5.18.4, 5.18.6, 5.18.8, 5.18.9, 5.18.20 t/m 5.18.25, 5.18.25a, 5.18.35, 5.18.35a, 5.18.48\n \n \n \n \n \n 5.1\n \n \n Kan benoemen aan welke permanente- en gebruikseisen een motorvoertuig en een aanhangwagen moeten voldoen en welke technische aspecten van het motorvoertuig voor de bestuurder van belang zijn voor een veilig gebruik ervan.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n De permanente eisen:\n – voertuigidentificatienummer (VIN);\n – constructieplaat;\n – afmetingen;\n – aslasten / wiellasten en massa’s;\n – banden;\n – remmen en remvertraging;\n – spiegels en gezichtsveld;\n – scherpe en uitstekende delen;\n – verplichte lichten;\n – markeringslichten en retroreflecterende voorzieningen en markeringen;\n – ambergele retroreflectoren/zijmarkeringslichten;\n – rode retroreflector in vorm afgeknotte driehoek;\n – zwaai-, flits- en knipperlichten;\n – koppelinrichting;\n – sleepbevestigingspunt voorzijde.\n \n \n F\n \n \n \n \n 5.1\n \n \n – vervolg –\n \n \n De gebruikseisen:\n – gebruik verwisselbare uitrustingsstukken;\n – aantal aanhangwagens;\n – voldoende uitzicht met lading;\n – ladingzekering;\n – scherpe en uitstekende delen;\n – vergrendeling opklapbare delen;\n – lengte samenstel;\n – afmetingen met lading en markering van lading;\n – afmetingen met verwisselbare uitrustingsstukken en markering;\n – hoogte met lading;\n – last onder bestuurde as;\n – totale massa, maximum aslasten in beladen toestand;\n – remvertraging samenstel;\n – gekoppelde rempedalen.\n Bepalingen met betrekking tot wijzigingen van de constructie van het voertuig.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 6.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van de voor het besturen van het motorvoertuig en de voertuigcombinatie relevante bepalingen in de verkeerswetgeving.\n \n \n \n \n Wegenverkeerswet 1994: artikel 1.1, artikel 5 t/m 11, 107, eerste en tweede lid, artikel 118, artikel 123 t/m 125, artikel 130 t/m 132, artikel 160, artikel 162 t/m 164, artikel 179 t/m 181, artikel 184 en artikel 185.\n \n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) artikel 1,\n \n \n Regeling voertuigen: artikel 1.1,\n \n \n Reglement rijbewijzen: artikel 5, artikel 15, artikel 24, artikel 25a, eerste en derde lid.\n \n \n \n \n \n \n 6.1\n \n \n Kan de relevante bepalingen van de verkeerswetgeving benoemen.\n \n \n \n Wegenverkeerswet 1994:\n – algemeen veiligheidsartikel;\n – verlaten plaats ongeval;\n – besturen onder invloed;\n – maximum alcoholpromillage;\n – rijden met ongeldig rijbewijs;\n – ontzegging;\n – rijden met een ingevorderd rijbewijs;\n – rijden tijdens een schorsing van het rijbewijs;\n – verbod wedstrijd op de weg;\n – verbod gebruik voertuig van een ander;\n – bevel medewerking ademonderzoek;\n – rijbewijsplicht;\n – vordering inzage documenten;\n – letsel of dood door schuld;\n – verantwoordelijkjheid schade bij ongeval;\n – aansprakelijkheid t.o.v. zwakkere verkeersdeelnemers;\n – verbod rijden op de weg in verband met technische gebreken / schade.\n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990):\n – begrippen.\n \n Regeling voertuigen:\n – voertuigdefinities (basiskennis hoofdcategorie):\n ○ landbouw- of bosbouwtrekker op wielen (Europese categorie T);\n ○ motorrijtuig met beperkte snelheid;\n ○ landbouw- of bosbouwaanhangwagen (Europese categorie R);\n ○ verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk (Europese categorie S).\n – massa in rijklare toestand voor voertuigen van de voertuigcategorie T;\n – lading;\n – verwisselbaar uitrustingsstuk (gedragen en getrokken).\n \n \n F\n \n \n \n \n 6.2\n \n \n Kan de wettelijke bepalingen benoemen die betrekking hebben op de rijbevoegdheid, aansprakelijkheid en verzekeringen en op de rijbewijzen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n Begrippen Reglement rijbewijzen:\n – bevoegdheden opsporingsambtenaar;\n – geldigheidsduur rijbewijs;\n – ongeldigverklaring, invordering en schorsing inhouding rijbewijs;\n – ontzegging rijbevoegdheid;\n – minimumleeftijd voor het besturen van landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid;\n – rijbewijsbeperkingen;\n – rijbewijscategorieën;\n – rijbewijsplicht;\n – rijverbod.\n \n Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen:\n – verplichte verzekering;\n – WA verzekering;\n – casco- / allriskverzekering.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 7.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de techniek, bediening en het onderhoud van het motorvoertuig en de aanhanger.\n \n \n \n \n \n \n \n 7.1\n \n \n Kan de onderdelen herkennen en benoemen en kan aangeven wat het doel en het gebruiksonderhoud van de onderdelen is\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de motor;\n – het brandstofsysteem;\n – het motorsmeersysteem;\n – het koelsysteem;\n – de koppeling, versnellingsbak en aandrijflijn;\n – het veersysteem;\n – de reminrichting (lucht en hydraulisch);\n – het elektrische systeem;\n – verbinding tussen motorvoertuig en aanhangwagen;\n – het hydrauliek systeem.\n \n \n B\n \n \n \n \n 7.2\n \n \n Kan bepalen welke soort motorolie gebruikt moet worden.\n \n \n Zie instructieboekje van het motorvoertuig.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.3\n \n \n Kan de eigenschappen en functie van de ruitensproeiervloeistof benoemen.\n \n \n Eigenschappen:\n – vloeistof bevriest niet.\n Functie:\n – reinigen.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.4\n \n \n Kan optimaal gebruik van de krachtoverbrenging van het motorvoertuig uitleggen.\n \n \n Hierbij gaat het om een prestatiediagram met:\n – koppel;\n – vermogen;\n – specifiek brandstofverbruik;\n – overbrengingsverhoudingen;\n – optimaal gebruik toerenteller.\n \n \n B\n \n \n \n \n 7.5\n \n \n Kan de aandachtspunten bij het gebruik en onderhoud van banden/wielen in het kader van de rijveiligheid noemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – bandenspanning;\n – rijstijl;\n – belading;\n – bandcodering (radiaal / diagonaal, bandenmaat, loadindex en snelheidscode);\n – dubbellucht;\n – beschadigingen;\n – wielmoeren;\n – slijtage.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.6\n \n \n Kan de soorten koppelmechanismen tussen de LBT (landbouw- of bosbouwtrekker) / MMBS (motorrijtuig met beperkte snelheid) en aanhangwagen benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – vangmuilkoppeling ((verstelbare) trekbek);\n – penkoppeling (kipperknobbel);\n – (zwaaiende) trekhaak;\n – gatenbalk;\n – schotelkoppeling;\n – kogelkoppeling.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.7\n \n \n Kan de aandachtspunten van koppelmechanismen en het aankoppelen van aanhangwagens, verwisselbare uitrustingsstukken en verwisselbaar getrokken machines benoemen in het kader van de rijveiligheid.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – vergrendeling;\n – borging;\n – slijtage;\n – aansluiten verlichting;\n – aansluiten remsysteem.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.8\n \n \n Kan, gegeven een situatie, defecten herkennen en de daarbij horende maatregelen benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om waarschuwingssymbolen en de te nemen maatregelen:\n – oliedruk;\n – remsysteem;\n – koelvloeistofniveau;\n – koelvloeistoftemperatuur;\n – luchtfilter;\n – dynamospanning;\n – olieniveau;\n – motormanagementstoring;\n – verlichting.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.9\n \n \n Kan het belang van preventief onderhoud benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – voorkoming van onnodige stilstand;\n – voorkoming van onnodige kosten;\n – verhoogde bedrijfszekerheid;\n – bevorderen van de verkeersveiligheid;\n – realisatie lagere milieubelasting.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 8\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de milieuaspecten die het gevolg zijn van het gebruik van het motorvoertuig.\n \n \n \n \n \n \n \n 8.1\n \n \n Kan uitleggen op welke wijze milieuaspecten een rol spelen bij het milieubewuste gebruik van het motorvoertuig en het energiezuinig rijden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – aangepast en besluitvaardig rijden;\n – acceleratie;\n – anticiperen;\n – bandenspanning;\n – defensief rijden;\n – gas geven, (ont)koppelen en schakelen;\n – toepassen van AdBlue;\n – gebruik van de toerenteller;\n – gebruik van cruisecontrol;\n – geluidshinder;\n – langdurige stops in het verkeer;\n – remmen en stoppen;\n – routeplanning;\n – starten en wegrijden;\n – stroomverbruikers;\n – luchtfilter.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n 9\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de veiligheidsaspecten bij het gebruik van het motorvoertuig en de aanhangwagen op de openbare weg.\n \n \n \n \n \n \n \n 9.1\n \n \n Kan uiteenzetten hoe fysieke risico’s voorkomen kunnen worden en hoe de gevolgen ervan beperkt kunnen worden\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – het in- en uitstappen van het voertuig;\n – het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (handschoenen en schoeisel);\n – het gebruik van de gordel.\n \n \n F\n \n \n \n \n 9.2\n \n \n Kan de belangrijkste oorzaken van verkeersongevallen en de betrokkenheid van LBT’s (landbouw- of bosbouwtrekkers) en MMBS’en (motorrijtuigen met beperkte snelheid) daarbij benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n Bestuurders:\n – de verwachting van bestuurders van deze voertuigen dat andere weggebruikers rekening houden met de beperkingen van het voertuig;\n – de snelheid waarmee bestuurders van deze voertuigen rijden in relatie tot de voor hen geldende maximumsnelheid;\n – het niet of onvoldoende afschermen van uitrustingsstukken.\n Voertuigveiligheid:\n – het zicht van de bestuurder;\n – de herkenbaarheid van de voertuigen in het donker;\n – de toegestane en feitelijke breedte van de voertuigen ten opzichte van de breedte van de weg;\n – de botsagressiviteit van de voertuigen.\n Infrastructuur:\n – infrastructurele maatregelen;\n – de toegestane en feitelijke breedte van deze voertuigen ten opzichte van de breedte van de weg.\n \n \n F\n \n \n \n \n 9.3\n \n \n Vervallen\n \n \n – Vervallen\n \n \n \n \n \n 9.4\n \n \n Kan uitleggen welke maatregelen in geval van een verkeersongeval of pech genomen kunnen worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – persoonlijke veiligheid;\n – andermans veiligheid;\n – markeren;\n – alarmeren van de hulpdiensten en belanghebbenden;\n – beveiligen van de plaats van het ongeval;\n – noodzakelijke maatregelen kunnen nemen op basis van kennis van de grondbeginselen van eerste hulp;\n – gebruik van het Europees schadeformulier of de ongevallenapp (mobielschademelden.nl);\n – gebruik van de gevarendriehoek;\n – gebruik van de waarschuwingslichten;\n – hulp verlenen aan slachtoffer(s).\n \n \n B\n \n \n \n \n 9.5\n \n \n Kan benoemen welke de risico’s zijn ingeval van betrokkenheid bij een ongeval, bij pech onderweg en hoe te handelen.\n \n \n Het betreft hier zaken als:\n – plaats van het voertuig, bestuurder en passagiers bij pech;\n – slepen van een ander voertuig;\n – vluchtroute (bruggen, geluidswallen, tunnels).\n \n \n F\n \n \n \n \n 9.6\n \n \n Kan benoemen welke verplichtingen er bestaan ten aanzien van de techniek, het onderhoud en de controle van het voertuig\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – bedrijfszekerheid;\n – verkeersveiligheid.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 10\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de wijze waarop lading veilig vervoerd moet worden.\n \n \n \n \n \n \n \n 10.1\n \n \n Kan de krachten en de weerstanden die tijdens het rijden in beladen toestand optreden, verklaren.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de krachten die op een voertuig en/of lading werken;\n – de verdeling van de lading over de laadvloer;\n – het zwaartepunt, de stabiliteit, het kantelmoment onder andere bij vervoer van bijv. vloeistoffen enz.;\n – de risico’s bij remmen (onder andere scharen).\n \n \n B\n \n \n \n \n 10.2\n \n \n Kan de gevolgen van overbelading noemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – ongunstig brandstofverbruik;\n – versnelde slijtage;\n – schade aan wegen;\n – verkeersveiligheid;\n – sancties;\n – invloed op wegligging;\n – invloed op rijeigenschappen.\n \n \n F\n \n \n \n \n 10.3\n \n \n Kan uitleggen hoe op een juiste wijze lading gestuwd en gezekerd moet worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de soorten lading en eigenschappen van lading (vaste en losse lading);\n – de methoden van ladingzekering:\n ○ krachtsluitende (neersjorren) ladingzekering;\n ○ vormsluitende (opsluiten, direct zekeren) ladingzekering.\n – afdekken van losse lading (netten, dekzeilen en kleppen);\n – hulpmiddelen bij ladingzekering van vaste lading:\n ○ sjorpunten;\n ○ spanbanden, alsmede de betekenis van de etiketten daarvan;\n ○ spankettingen;\n ○ spanelementen;\n ○ antislipmatten;\n ○ sjorhaken;\n ○ stophout, balken en keggen.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n \n20186393616-11-201814-11-2018IENW/BSK-2018/22408520186393616-11-201814-11-2018IENW/BSK-2018/22408501-01-201901-01-2021Stcrt. 2021, 568, datum inwerkingtreding 05-01-2021, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2021.De tabel met het opschrift ’Vastgesteld door:’ vervalt.NrEindtermen1.De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de risico’s die het besturen van het motorvoertuig of de voertuigcombinatie met zich meebrengen.2.De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de verkeersregels die gelden bij het gebruik van de openbare weg.3.De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de gedragsregels die gelden met betrekking tot het verlenen van voorrang en het voor laten gaan op kruispunten en overwegen.4.De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de kenmerken en de betekenis van verkeerstekens en aanwijzingen.5.De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de permanente en gebruikseisen van het motorvoertuig en de aanhangwagen.6.De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de voor het besturen van het motorvoertuigen de voertuigcombinatie relevante bepalingen in de verkeerswetgeving.7.De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de techniek, bediening en het onderhoud van het motorvoertuig en de aanhangwagen.8.De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de milieuaspecten die het gevolg zijn van het gebruik van het motorvoertuig.9.De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de veiligheidsaspecten bij het gebruik van het motorvoertuig en de voertuigcombinatie op de openbare weg.10.De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de wijze waarop lading veilig vervoerd moet worden.Eind- en toetstermenAfbakening(indien van toepassing)Tax1.De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de risico’s die het besturen van het motorvoertuig of de voertuigcombinatie met zich meebrengen.1.1Kan benoemen en uitleggen wat de risico’s zijn voor de bestuurder en de medeweggebruiker(s) die door de eigenschappen en de toestand van de voertuigen worden veroorzaakt, en op welke wijze het gedrag van de bestuurder hierop kan worden afgestemd.Hierbij gaat het om:– de type voertuigen, afmetingen (lengte breedte en hoogte) en massa;– de mogelijke gevolgen van een onjuist gebruik of onjuiste bediening van de remmen;– het effect van de centrifugaalkracht en situaties waarin deze kan optreden;– de mogelijke consequenties van de wijze waarop de voertuigen beladen of ingericht zijn (massaverdeling, zwaartepunt, afmetingen, zichtbeperking);– eigen zichtbaarheid voor andere weggebruikers (vooral bij afslaan);– het uitzwaai-effect;– uitstekende delen;– verwisselbare uitrustingsstukken (gedragen of getrokken);– de beperkte snelheid van de voertuigen;– de dode hoek;– remvertraging;– vuil door en op het motorvoertuig.B1.2Kan benoemen en uitleggen welke factoren een rol spelen bij het uitoefenen van de verkeerstaak, vooral in relatie tot andere weggebruikers.Hierbij gaat het om:– Taakprocessen:○ scherpe en bewuste waarneming;○ voorspellen;○ evalueren;○ beslissen;○ handelen.– Oplettendheid:○ anticiperen;○ verkeersinzicht;○ besluitvaardigheid;○ verwachtingspatroon.– Houding:○ defensief rijgedrag;○ sociaal rijgedrag;○ communiceren met andere weggebruikers;○ menselijke beperkingen.– Afstand bewaren:○ begrip snelheid in meters per seconde;○ reactietijd;○ remweg;○ stopafstand;○ volgafstand (tweesecondenregel);○ ruimtekussen.B1.3Kan benoemen en uitleggen op welke manier factoren zoals vermoeidheid, lichamelijke en geestelijke gesteldheid, rijervaring en het gebruik van alcohol, drugs en medicijnen van invloed zijn op het menselijke gedrag bij het besturen van een motorvoertuig.Hierbij gaat het om kennis van:– het effect van het gebruik van alcohol, drugs en medicijnen;– het effect van een combinatie van alcohol, drugs en medicijnen;– de afbraaktijd van alcohol in het lichaam;– de betekenis van stickers en bijsluiters bij medicijnen.En de invloed op:– het waarnemingsvermogen;– het concentratievermogen;– de reactietijd;– het evenwichtsgevoel;– het inschatten van afstand en snelheid;– de algemene lichamelijke conditie;– de ongevalskans.B1.4Kan benoemen en uitleggen welke risico’s verbonden zijn aan de aanwezigheid en het gedrag van andere verkeersdeelnemers en hoe hier rekening mee gehouden moet worden.Hierbij gaat het om:– het (her)kennen van afzonderlijke soorten verkeersdeelnemers;– de gedrags (on)mogelijkheden van deze verkeersdeelnemers;– rijden in file;– inhalen (zachte berm);– aangepast eigen gedrag als gevolg van:○ het gedrag van andere verkeersdeelnemers;○ beperkte gedragsmogelijkheden van andere verkeersdeelnemers;○ beperkte kennis bij andere verkeersdeelnemers ten opzichte van LBT’s (landbouw- of bosbouwtrekkers), MMBS’en (motorrijtuigen met beperkte snelheid), MM’s (mobiele machines) en LBTA’s (aanhangwagens);○ beperkte eigen gedragsmogelijkheden;○ de specifieke risico’s in verband met de deelneming aan het verkeer door de meest kwetsbare categorieën, zoals kinderen, voetgangers, fietsers, ruiters, bestuurders van gehandicaptenvoertuigen en personen die in hun mobiliteit gehinderd zijn.B1.5Kan benoemen en uitleggen welke risico’s er zijn als gevolg van weg-, zicht- en weersomstandigheden en hoe het gedrag hieraan aangepast moet worden.Hierbij gaat het om risico’s bij of als gevolg van:– Wegomstandigheden:○ aansluitingen van wegen;○ aard van het wegdek;○ bebakening;○ berm;○ bruggen en viaducten;○ doelgroepstroken (bv. busbaan en busstrook, fietsstrook, passeerbaan of passeerstrook);○ erven;○ ongevalkansen diverse soorten wegen;○ obstakels;○ snelheidsremmers;○ spoorwegovergangen;○ spoorvorming;○ (tijdelijke) markering;○ toestand van het wegdek;○ tunnels;○ uitritten;○ verblijfsgebieden;○ verkanting;○ wegen■ erftoegangswegen / gebiedsontsluitingswegen■ binnen / buiten de bebouwde kom○ (tijdelijke) weginrichting.B1.5– vervolg –– Zichtomstandigheden:○ bebouwing / begroeiing;○ duisternis;○ openbare verlichting;○ reflectie;○ schaduw;○ schemering;○ zonlicht;○ verblindende voertuigverlichting.– Weersomstandigheden:○ neerslag (bijv. ijzel; sneeuw; regen, hagel);○ mist;○ vorst;○ wind.2.De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de verkeersregels die gelden bij het gebruik van de openbare weg.2.1Kan de plaats op en het gebruik van de weg door alle weggebruikers benoemen.Hierbij gaat het om:– bochten;– busbaan en busstroken;– doelgroepstroken;– voet- / fiets- / bromfietspad;– fietsstroken;– in- en uitvoegstroken;– kruispunten;– (spoor)overwegen;– passeerstrook– rechte weggedeelten;– rijstroken;– rotondes;– uitwijkplaats;– voorsorteerstrook.F2.2Kan de regels benoemen bij het inhalen en ingehaald worden.Hierbij gaat het om:– inhalen bij een voetgangersoversteekplaats (VOP);– links inhalen / ingehaald worden;– rechts inhalen / ingehaald worden.F2.3Kan de regels benoemen met betrekking tot snelheid.Hierbij gaat het om:– algemene snelheidsregel (art. 19 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990));– maximumsnelheden binnen de bebouwde kom;– maximumsnelheden buiten de bebouwde kom.F2.4Kan de regels benoemen met betrekking tot het stilstaan en parkeren.Hierbij gaat het om:– verbod(en) tot stilstaan;– parkeerverboden;– parkeerschijfzone;– gehandicaptenparkeerplaats;– erven.F2.5Kan de regels benoemen met betrekking tot het geven van tekens en signalen.Hierbij gaat het om:– richting aangeven;– signalen die gegeven mogen worden ter afwending van dreigend gevaar;– signalen van voorrangsvoertuigen;– verbod tot het geven van signalen;– knipperend waarschuwingslicht / gevarendriehoek.F2.6Kan de regels benoemen met betrekking tot het gebruik van lichten.Hierbij gaat het om:– gebruik van lichten tijdens het rijden;– gebruik van lichten tijdens het stilstaan;– het voeren van bijzondere lichten (bv. geel zwaai- of knipperlicht).F2.7Kan de regels benoemen met betrekking tot de ontheffingssystematiek voor LBT’s (landbouw- of bosbouwtrekkers), MMBS’en (motorrijtuigen met beperkte snelheid), MM’s (mobiele machines) en LBTA’s (aanhangwagens).Hierbij gaat het om:– overschrijding van de toegestane maximum afmetingen en massa;– gesloten verklaringen;– de inhoud en voorschriften van de ontheffing;– instantie verantwoordelijk voor de afgifte van de ontheffing (de wegbeheerder);– het ter inzage kunnen afgeven van de ontheffing.F3.De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de gedragsregels die gelden met betrekking tot het verlenen van voorrang en voor laten gaan op kruispunten en overwegen. Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)3.1Kan het gedrag en de regels benoemen op kruispunten.Hierbij gaat het om:– verlenen van voorrang;– blokkeren van een kruispunt;– verhard/onverhard;– overwegen.B3.2Kan het gedrag en de regels benoemen bij het afslaan.Hierbij gaat het om:– rechtdoorgaand verkeer;– links afslaan ten opzichte van rechts afslaan op hetzelfde kruispunt;– voorsorteren.B3.3Kan de regels benoemen en toepassen bij het voor laten gaan van het overige verkeer.Hierbij gaat het om:– Het uitvoeren van bijzondere manoeuvres als:○ achteruitrijden;○ invoegen;○ keren;○ oprijden van een inrit;○ parkeren;○ uitvoegen;○ verlaten van een uitrit○ wegrijden;○ wisselen van rijstrook.– Gedragingen als:○ in- en uitstappen;○ wegrijden van een autobus.– Andere verkeersdeelnemers als:○ blinden;○ passagiers van tram/bus;○ personen die zich moeilijk voortbewegen;○ voetgangers op een voetgangersoversteekplaats (VOP) .B3.4Kan de regels benoemen en toepassen met betrekking tot het voor laten gaan van voorrangsvoertuigen, militaire colonnes, uitvaartstoeten en trams.Hierbij gaat het om:– het afslaan;– kruispunten;– rechte wegen.B4.De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de kenmerken en de betekenis van verkeerstekens en aanwijzingen.Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)Wegenverkeerswet 1994 (artikel 12, eerste en tweede lid)Regeling stilhoudingsvordering toezichthouders (artikelen 1 en 2)4.1Kan de betekenis en het gewenste gedrag benoemen van aanwijzingen.Hierbij gaat het om aanwijzingen van:– toezichthouders;– opsporingsambtenaren;– verkeersregelaars;– verkeersbrigadiers.Aandachtspunten hierbij zijn ook:– rangorde aanwijzingen / verkeerstekens / gedragsregels;– verplichten tot opvolgen van de aanwijzigingen.F4.2Kan de betekenis benoemen van verkeerslichten, verkeersborden en verkeerstekens en kan het gedrag en de gedragsregels benoemen dat hierdoor geadviseerd, geboden of verboden wordt.Hierbij gaat het om:Verkeerslichten:– driekleurige verkeerslichten;– tweekleurige verkeerslichten;– tram/buslichten;– overweglichten;– bruglichten;– rijstrooklichten;– geel knipperlicht.Verkeersborden:– vorm en kleur van verkeersborden;– onderborden;– relevante plaatsingsvoorschriften;– tijdelijke verkeersborden;– werkingssfeer van verkeersborden;– zonale verkeersborden.F4.2– vervolg –Verkeerstekens op het wegdek:– as-, kant- of deelstreep;– dubbele asmarkering;– busbanen en busstroken;– doorgetrokken (gele) streep;– haaientanden;– onderbroken (gele) streep;– pijlen;– stopstreep;– suggestiestrook;– tijdelijke verkeerstekens op het wegdek;– verdrijvingsvlak;– voorsorteerstrook;– waarschuwingsstreep;– wegreflectoren;– puntstukken;– fietsstrook.5.De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de permanente eisen en gebruikseisen van het motorvoertuig en de aanhangwagen.Regeling voertuigen: hoofdstuk 5, paragrafen 7, 7a, 8, 14 en 18 (permanente eisen en gebruikseisen)5.1Kan benoemen aan welke permanente eisen en gebruikseisen een LBT (landbouw- of bosbouwtrekker), MMBS (motorrijtuig met beperkte snelheid), MM (mobiele machine) en LBTA (aanhangwagen) moet voldoen en welke technische aspecten ervan voor de bestuurder van belang zijn voor een veilig gebruik.Hierbij gaat het om:De permanente eisen:– voertuigidentificatienummer (VIN);– constructieplaat;– afmetingen;– aslasten / wiellasten en massa’s;– banden;– remmen en remvertraging;– spiegels en gezichtsveld;– scherpe en uitstekende delen;– verplichte lichten;– markeringslichten en retroreflecterende voorzieningen en markeringen;– ambergele retroreflectoren/zijmarkeringslichten;– rode retroreflector in vorm afgeknotte driehoek;– zwaai-, flits- en knipperlichten;– koppelinrichting.De gebruikseisen:– gebruik verwisselbare uitrustingsstukken;– aantal aanhangwagens;– voldoende uitzicht met lading;– ladingzekering;– scherpe en uitstekende delen;– vergrendeling opklapbare delen;– lengte samenstel;– afmetingen met lading en markering van lading;– afmetingen met verwisselbare uitrustingsstukken en markering;– hoogte met lading;– last onder bestuurde as;– totale massa, maximum aslasten in beladen toestand;– remvertraging samenstel;– gekoppelde rempedalen.Bepalingen met betrekking tot wijzigingen van de constructie van het voertuig.6.De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de voor het besturen van het motorvoertuig en de voertuigcombinatie relevante bepalingen in de verkeerswetgeving.Wegenverkeerswet 1994: artikel 1.1, artikel 5 t/m 11, 107, eerste en tweede lid, artikel 118, artikel 123 t/m 125, artikel 130 t/m 132, artikel 160, artikel 162 t/m 164, artikel 179 t/m 181, artikel 184 en artikel 185.Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) artikel 1,Regeling voertuigen: artikel 1.1,Reglement rijbewijzen: artikel 5, artikel 15, artikel 24, artikel 25a, eerste en derde lid.6.1Kan de relevante bepalingen van de verkeerswetgeving benoemen.Wegenverkeerswet 1994:– algemene veiligheidsartikelen;– verlaten plaats ongeval;– besturen onder invloed;– maximum alcoholpromillage;– rijden met ongeldig rijbewijs;– ontzegging;– rijden met een ingevorderd rijbewijs;– rijden tijdens een schorsing van het rijbewijs;– verbod wedstrijd op de weg;– verbod gebruik motorvoertuig van een ander;– bevel medewerking ademonderzoek;– rijbewijsplicht;– vordering inzage documenten;– letsel of dood door schuld;– verantwoordelijkheid schade bij ongeval;– aansprakelijkheid t.o.v. zwakkere verkeersdeelnemers;– verbod rijden op de weg in verband met technische gebreken / schade;– bevoegdheden opsporingsambtenaar;Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990):– begrippen;– verbod op vasthouden mobiel elektronisch apparaat.Regeling voertuigen:– voertuigdefinities (basiskennis hoofdcategorie):○ landbouw- of bosbouwtrekker op wielen (Europese categorie T);○ landbouw- of bosbouwtrekker op rupsbanden (Europese categorie C);○ motorrijtuig met beperkte snelheid;○ mobiele machines;○ landbouw- of bosbouwaanhangwagen (Europese categorie R);○ aanhangwagen (Europese categorie O);○ verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk (Europese categorie S);○ verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk;– massa in rijklare toestand voor voertuigen van de voertuigcategorie T;– lading.F6.2Kan de wettelijke bepalingen benoemen die betrekking hebben op de rijbevoegdheid, aansprakelijkheid en verzekeringen en op de rijbewijzen.Hierbij gaat het om:Begrippen Reglement rijbewijzen:– geldigheidsduur rijbewijs;– ongeldigverklaring, invordering en schorsing inhouding rijbewijs;– ontzegging rijbevoegdheid;��� minimumleeftijd voor het besturen van landbouw- en bosbouwtrekkers, motorrijtuigen met beperkte snelheid en mobiele machines;– rijbewijsbeperkingen;– rijbewijscategorieën;– rijbewijsplicht;– rijverbod.Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen:– verplichte verzekering;– WA verzekering;– casco- / allriskverzekering.F7.De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de techniek, bediening en het onderhoud van het motorvoertuig en de aanhanger.7.1Kan de onderdelen herkennen en benoemen en kan aangeven wat het doel en het gebruiksonderhoud van de onderdelen isHierbij gaat het om:– de motor;– het brandstofsysteem;– het motorsmeersysteem;– het koelsysteem;– de koppeling, versnellingsbak en aandrijflijn;– het veersysteem;– de reminrichting (lucht en hydraulisch);– het elektrische systeem;– verbinding tussen motorvoertuig en aanhangwagen;– het hydrauliek systeem.B7.2Kan bepalen welke soort motorolie gebruikt moet worden.Zie instructieboekje van het motorvoertuig.F7.3Kan de eigenschappen en functie van de ruitensproeiervloeistof benoemen.Eigenschappen:– vloeistof bevriest niet.Functie:– reinigen.F7.4Kan optimaal gebruik van de krachtoverbrenging van het motorvoertuig uitleggen.Hierbij gaat het om een prestatiediagram met:– koppel;– vermogen;– specifiek brandstofverbruik;– overbrengingsverhoudingen;– optimaal gebruik toerenteller.B7.5Kan de aandachtspunten bij het gebruik en onderhoud van banden/wielen in het kader van de rijveiligheid noemen.Hierbij gaat het om:– bandenspanning;– rijstijl;– belading;– bandcodering (radiaal / diagonaal, bandenmaat, loadindex en snelheidscode);– dubbellucht;– beschadigingen;– wielmoeren;– slijtage.F7.6Kan de soorten koppelmechanismen tussen de LBT (landbouw- of bosbouwtrekker) / MMBS (motorrijtuig met beperkte snelheid) / MM (mobiele machine) en LBTA (aanhangwagen) benoemen.Hierbij gaat het om:– vangmuilkoppeling ((verstelbare) trekbek);– penkoppeling (kipperknobbel);– (zwaaiende) trekhaak;– gatenbalk;– schotelkoppeling;– kogelkoppeling.F7.7Kan de aandachtspunten van koppelmechanismen en het aankoppelen van aanhangwagens, verwisselbare uitrustingsstukken en verwisselbaar getrokken machines benoemen in het kader van de rijveiligheid.Hierbij gaat het om:– vergrendeling;– borging;– slijtage;– aansluiten verlichting;– aansluiten remsysteem.F7.8Kan, gegeven een situatie, defecten herkennen en de daarbij horende maatregelen benoemen.Hierbij gaat het om waarschuwingssymbolen en de te nemen maatregelen:– oliedruk;– remsysteem;– koelvloeistofniveau;– koelvloeistoftemperatuur;– luchtfilter;– dynamospanning;– olieniveau;– motormanagementstoring;– verlichting.F7.9Kan het belang van preventief onderhoud benoemen.Hierbij gaat het om:– voorkoming van onnodige stilstand;– voorkoming van onnodige kosten;– verhoogde bedrijfszekerheid;– bevorderen van de verkeersveiligheid;– realisatie lagere milieubelasting.F8De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de milieuaspecten die het gevolg zijn van het gebruik van het motorvoertuig.8.1Kan uitleggen op welke wijze milieuaspecten een rol spelen bij het milieubewuste gebruik van het motorvoertuig en het energiezuinig rijden.Hierbij gaat het om:– aangepast en besluitvaardig rijden;– acceleratie;– anticiperen;– bandenspanning;– defensief rijden;– gas geven, (ont)koppelen en schakelen;– toepassen van AdBlue;– gebruik van de toerenteller;– gebruik van cruisecontrol;– geluidshinder;– langdurige stops in het verkeer;– remmen en stoppen;– routeplanning;– starten en wegrijden;– stroomverbruikers;– luchtfilter.B9De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de veiligheidsaspecten bij het gebruik van het motorvoertuig en de aanhangwagen op de openbare weg.9.1Kan uiteenzetten hoe fysieke risico’s voorkomen kunnen worden en hoe de gevolgen ervan beperkt kunnen wordenHierbij gaat het om:– het in- en uitstappen van het voertuig;– het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (handschoenen en schoeisel);– het gebruik van de gordel.F9.2Kan de belangrijkste oorzaken van verkeersongevallen en de betrokkenheid van LBT’s (landbouw- of bosbouwtrekkers), MMBS’en (motorrijtuigen met beperkte snelheid), MM’s (mobiele machines) en LBTA’s (aanhangwagens) daarbij benoemen.Hierbij gaat het om:Bestuurders:– de verwachting van bestuurders van deze voertuigen dat andere weggebruikers rekening houden met de beperkingen van het voertuig;– de snelheid waarmee bestuurders van deze voertuigen rijden in relatie tot de voor hen geldende maximumsnelheid;– het niet of onvoldoende afschermen van uitrustingsstukken.Voertuigveiligheid:– het zicht van de bestuurder;– de herkenbaarheid van de voertuigen in het donker;– de toegestane en feitelijke breedte van de voertuigen ten opzichte van de breedte van de weg;– de botsagressiviteit van de voertuigen.Infrastructuur:– infrastructurele maatregelen;– de toegestane en feitelijke breedte van deze voertuigen ten opzichte van de breedte van de weg.F9.4Kan uitleggen welke maatregelen in geval van een verkeersongeval of pech genomen kunnen worden.Hierbij gaat het om:– persoonlijke veiligheid;– andermans veiligheid;– markeren;– alarmeren van de hulpdiensten en belanghebbenden;– beveiligen van de plaats van het ongeval;– noodzakelijke maatregelen kunnen nemen op basis van kennis van de grondbeginselen van eerste hulp;– schademelden: digitaal (mobielschademelden.nl) of via een Europees schadeformulier;– gebruik van de gevarendriehoek;– gebruik van de waarschuwingslichten;– hulp verlenen aan slachtoffer(s).Incidentmanagement door hulpdiensten:– ongevalslocatie bepalen;– doorstroming bevorderen.B9.5Kan benoemen welke de risico’s zijn ingeval van betrokkenheid bij een ongeval, bij pech onderweg en hoe te handelen.Het betreft hier zaken als:– plaats van het voertuig, bestuurder en passagiers bij pech;– slepen van een ander voertuig;– vluchtroute (bruggen, geluidswallen, tunnels).F10De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de wijze waarop lading veilig vervoerd moet worden.10.1Kan de krachten en de weerstanden die tijdens het rijden in beladen toestand optreden, verklaren.Hierbij gaat het om:– de krachten die op een voertuig en/of lading werken;– de verdeling van de lading over de laadvloer;– het zwaartepunt, de stabiliteit, het kantelmoment onder andere bij vervoer van bijv. vloeistoffen enz.;– de risico’s bij remmen (onder andere scharen).B10.2Kan de gevolgen van overbelading noemen.Hierbij gaat het om:– ongunstig brandstofverbruik;– versnelde slijtage;– schade aan wegen;– verkeersveiligheid;– sancties;– invloed op wegligging;– invloed op rijeigenschappen.F10.3Kan uitleggen hoe op een juiste wijze lading gestuwd en gezekerd moet worden.Hierbij gaat het om:– de soorten lading en eigenschappen van lading (vaste en losse lading);– de methoden van ladingzekering:○ krachtsluitende (neersjorren) ladingzekering;○ vormsluitende (opsluiten, direct zekeren) ladingzekering.– afdekken van losse lading (netten, dekzeilen en kleppen);– hulpmiddelen bij ladingzekering van vaste lading:○ sjorpunten;○ spanbanden, alsmede de betekenis van de etiketten daarvan;○ spankettingen;○ spanelementen;○ antislipmatten;○ sjorhaken;○ stophout, balken en keggen.B\n \n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036561/2021-01-05_0/xml/BWBR0036561_2021-01-05_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 20 april 2015, nr. IENM/BSK-2014/218995, houdende vaststelling van de eisen voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie T (Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T)2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 111, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;\n \n \n BESLUIT:\n \n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De eisen waaraan de aanvrager van het theorie-examen voor de rijbewijscategorie T moet voldoen, zijn nader uitgewerkt in de bij deze regeling behorende bijlage Toetsmatrijs theorie-examen rijbewijscategorie T.\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 2\n \n Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de wet van 3 december 2014 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1994 in verband met de invoering van de rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid (T-rijbewijs) (Stb. 2015, 10) in werking treedt.\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 3\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T.\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,M.H.Schultz van Haegen-Maas Geesteranus\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Bijlage\n bij artikel 1 van de Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T\n \n \n \n Toetsmatrijs Theorie-examen Rijbewijs voor categorie T\n \n In deze toetsmatrijs staat wat u moet kunnen en kennen. De toetsmatrijs vormt daarom de basis van de opleiding en het examen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n Opgesteld door:\n \n \n \n \n CBR divisie CCV\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Categoriecode:\n \n \n T-TH\n \n \n \n \n Toetsvorm:\n Totaal aantal vragen:\n \n \n Digitaal\n 50 vragen\n \n \n \n \n Dekkingsgraad toetstermen:\n \n \n 85%\n \n \n \n \n Cesuur:\n \n \n 80% (40 van de 50 vragen goed).\n \n \n \n \n Geldigheid examenresultaat:\n \n \n 18 maanden\n \n \n \n \n Bijzonderheden:\n \n \n Geen\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Nr\n \n \n Eindtermen\n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de risico’s die het besturen van het motorvoertuig of de voertuigcombinatie met zich meebrengen.\n \n \n \n \n 2.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de verkeersregels die gelden bij het gebruik van de openbare weg.\n \n \n \n \n 3.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de gedragsregels die gelden met betrekking tot het verlenen van voorrang en het voor laten gaan op kruispunten en overwegen.\n \n \n \n \n 4.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de kenmerken en de betekenis van verkeerstekens en aanwijzingen.\n \n \n \n \n 5.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de permanente en gebruikseisen van het motorvoertuig en de aanhangwagen.\n \n \n \n \n 6.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de voor het besturen van het motorvoertuigen de voertuigcombinatie relevante bepalingen in de verkeerswetgeving.\n \n \n \n \n 7.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de techniek, bediening en het onderhoud van het motorvoertuig en de aanhangwagen.\n \n \n \n \n 8.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de milieuaspecten die het gevolg zijn van het gebruik van het motorvoertuig.\n \n \n \n \n 9.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de veiligheidsaspecten bij het gebruik van het motorvoertuig en de voertuigcombinatie op de openbare weg.\n \n \n \n \n 10.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de wijze waarop lading veilig vervoerd moet worden.\n \n \n \n \n \n Toelichting\n \n \n \n \n \n \n \n Eindtermen:\n \n \n Dit zijn de hoofdonderwerpen die in het examen voorkomen. Hierin staat 'ruim' omschreven wat er in het examen terug kan komen.\n \n \n \n \n Toetstermen:\n \n \n Dit zijn onderdelen van een eindterm. Hierin staat meer uitgebreid omschreven wat er in het examen terug kan komen.\n \n \n \n \n Afbakening:\n \n \n Dit zijn onderdelen van een toetsterm. Hier staat over welke onderwerpen vragen gesteld mogen worden in het examen. Als er geen afbakening is opgenomen, mag over die toetsterm in principe alles gevraagd worden.\n \n \n \n \n Tax:\n \n \n Dit is de taxonomiecode van Romiszowski. Deze code geeft aan op welk niveau de vragen over een toetsterm gesteld worden.\n F = Feitelijke kennis. De kandidaat kan feiten reproduceren (herkennen of herinneren).\n B = Begripsmatige kennis. De kandidaat kan begrippen of principes omschrijven.\n R = Reproductieve vaardigheden. De kandidaat kan acties uitvoeren die volgens een vastgelegde procedure verlopen.\n P = Productieve vaardigheden. De kandidaat kan acties uitvoeren waarbij hij zijn eigen creativiteit en inzicht nodig heeft.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Eind- en toetstermen\n \n \n \n \n Afbakening\n \n \n (indien van toepassing)\n \n \n \n \n Tax\n \n \n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de risico’s die het besturen van het motorvoertuig of de voertuigcombinatie met zich meebrengen.\n \n \n \n \n \n \n \n 1.1\n \n \n Kan benoemen en uitleggen wat de risico’s zijn voor de bestuurder en de medeweggebruiker(s) die door de eigenschappen en de toestand van de voertuigen worden veroorzaakt, en op welke wijze het gedrag van de bestuurder hierop kan worden afgestemd.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de type voertuigen, afmetingen (lengte breedte en hoogte) en massa;\n – de mogelijke gevolgen van een onjuist gebruik of onjuiste bediening van de remmen;\n – het effect van de centrifugaalkracht en situaties waarin deze kan optreden;\n – de mogelijke consequenties van de wijze waarop de voertuigen beladen of ingericht zijn (massaverdeling, zwaartepunt, afmetingen, zichtbeperking);\n – eigen zichtbaarheid voor andere weggebruikers (vooral bij afslaan);\n – het uitzwaai-effect;\n – uitstekende delen;\n – verwisselbare uitrustingsstukken (gedragen of getrokken);\n – de beperkte snelheid van de voertuigen;\n – de dode hoek;\n – remvertraging;\n – vuil door en op het motorvoertuig.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.2\n \n \n Kan benoemen en uitleggen welke factoren een rol spelen bij het uitoefenen van de verkeerstaak, vooral in relatie tot andere weggebruikers.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – Taakprocessen:\n ○ scherpe en bewuste waarneming;\n ○ voorspellen;\n ○ evalueren;\n ○ beslissen;\n ○ handelen.\n – Oplettendheid:\n ○ anticiperen;\n ○ verkeersinzicht;\n ○ besluitvaardigheid;\n ○ verwachtingspatroon.\n – Houding:\n ○ defensief rijgedrag;\n ○ sociaal rijgedrag;\n ○ communiceren met andere weggebruikers;\n ○ menselijke beperkingen.\n – Afstand bewaren:\n ○ begrip snelheid in meters per seconde;\n ○ reactietijd;\n ○ remweg;\n ○ stopafstand;\n ○ volgafstand (tweesecondenregel);\n ○ ruimtekussen.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.3\n \n \n Kan benoemen en uitleggen op welke manier factoren zoals vermoeidheid, lichamelijke en geestelijke gesteldheid, rijervaring en het gebruik van alcohol, drugs en medicijnen van invloed zijn op het menselijke gedrag bij het besturen van een motorvoertuig.\n \n \n Hierbij gaat het om kennis van:\n – het effect van het gebruik van alcohol, drugs en medicijnen;\n – het effect van een combinatie van alcohol, drugs en medicijnen;\n – de afbraaktijd van alcohol in het lichaam;\n – de betekenis van stickers en bijsluiters bij medicijnen.\n En de invloed op:\n – het waarnemingsvermogen;\n – het concentratievermogen;\n – de reactietijd;\n – het evenwichtsgevoel;\n – het inschatten van afstand en snelheid;\n – de algemene lichamelijke conditie;\n – de ongevalskans.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.4\n \n \n Kan benoemen en uitleggen welke risico’s verbonden zijn aan de aanwezigheid en het gedrag van andere verkeersdeelnemers en hoe hier rekening mee gehouden moet worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – het (her)kennen van afzonderlijke soorten verkeersdeelnemers;\n – de gedrags (on)mogelijkheden van deze verkeersdeelnemers;\n – rijden in file;\n – inhalen (zachte berm);\n – aangepast eigen gedrag als gevolg van:\n ○ het gedrag van andere verkeersdeelnemers;\n ○ beperkte gedragsmogelijkheden van andere verkeersdeelnemers;\n ○ beperkte kennis bij andere verkeersdeelnemers ten opzichte van LBT’s (landbouw- of bosbouwtrekkers), MMBS’en (motorrijtuigen met beperkte snelheid), MM’s (mobiele machines) en LBTA’s (aanhangwagens);\n ○ beperkte eigen gedragsmogelijkheden;\n ○ de specifieke risico’s in verband met de deelneming aan het verkeer door de meest kwetsbare categorieën, zoals kinderen, voetgangers, fietsers, ruiters, bestuurders van gehandicaptenvoertuigen en personen die in hun mobiliteit gehinderd zijn.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.5\n \n \n Kan benoemen en uitleggen welke risico’s er zijn als gevolg van weg-, zicht- en weersomstandigheden en hoe het gedrag hieraan aangepast moet worden.\n \n \n Hierbij gaat het om risico’s bij of als gevolg van:\n – Wegomstandigheden:\n ○ aansluitingen van wegen;\n ○ aard van het wegdek;\n ○ bebakening;\n ○ berm;\n ○ bruggen en viaducten;\n ○ doelgroepstroken (bv. busbaan en busstrook, fietsstrook, passeerbaan of passeerstrook);\n ○ erven;\n ○ ongevalkansen diverse soorten wegen;\n ○ obstakels;\n ○ snelheidsremmers;\n ○ spoorwegovergangen;\n ○ spoorvorming;\n ○ (tijdelijke) markering;\n ○ toestand van het wegdek;\n ○ tunnels;\n ○ uitritten;\n ○ verblijfsgebieden;\n ○ verkanting;\n ○ wegen\n ■ erftoegangswegen / gebiedsontsluitingswegen\n ■ binnen / buiten de bebouwde kom\n ○ (tijdelijke) weginrichting.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.5\n \n \n – vervolg –\n \n \n – Zichtomstandigheden:\n ○ bebouwing / begroeiing;\n ○ duisternis;\n ○ openbare verlichting;\n ○ reflectie;\n ○ schaduw;\n ○ schemering;\n ○ zonlicht;\n ○ verblindende voertuigverlichting.\n – Weersomstandigheden:\n ○ neerslag (bijv. ijzel; sneeuw; regen, hagel);\n ○ mist;\n ○ vorst;\n ○ wind.\n \n \n \n \n \n \n 2.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de verkeersregels die gelden bij het gebruik van de openbare weg.\n \n \n \n \n \n \n \n 2.1\n \n \n Kan de plaats op en het gebruik van de weg door alle weggebruikers benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – bochten;\n – busbaan en busstroken;\n – doelgroepstroken;\n – voet- / fiets- / bromfietspad;\n – fietsstroken;\n – in- en uitvoegstroken;\n – kruispunten;\n – (spoor)overwegen;\n – passeerstrook\n – rechte weggedeelten;\n – rijstroken;\n – rotondes;\n – uitwijkplaats;\n – voorsorteerstrook.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.2\n \n \n Kan de regels benoemen bij het inhalen en ingehaald worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – inhalen bij een voetgangersoversteekplaats (VOP);\n – links inhalen / ingehaald worden;\n – rechts inhalen / ingehaald worden.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.3\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot snelheid.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – algemene snelheidsregel (art. 19 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990));\n – maximumsnelheden binnen de bebouwde kom;\n – maximumsnelheden buiten de bebouwde kom.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.4\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot het stilstaan en parkeren.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – verbod(en) tot stilstaan;\n – parkeerverboden;\n – parkeerschijfzone;\n – gehandicaptenparkeerplaats;\n – erven.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.5\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot het geven van tekens en signalen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – richting aangeven;\n – signalen die gegeven mogen worden ter afwending van dreigend gevaar;\n – signalen van voorrangsvoertuigen;\n – verbod tot het geven van signalen;\n – knipperend waarschuwingslicht / gevarendriehoek.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.6\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot het gebruik van lichten.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – gebruik van lichten tijdens het rijden;\n – gebruik van lichten tijdens het stilstaan;\n – het voeren van bijzondere lichten (bv. geel zwaai- of knipperlicht).\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.7\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot de ontheffingssystematiek voor LBT’s (landbouw- of bosbouwtrekkers), MMBS’en (motorrijtuigen met beperkte snelheid), MM’s (mobiele machines) en LBTA’s (aanhangwagens).\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – overschrijding van de toegestane maximum afmetingen en massa;\n – gesloten verklaringen;\n – de inhoud en voorschriften van de ontheffing;\n – instantie verantwoordelijk voor de afgifte van de ontheffing (de wegbeheerder);\n – het ter inzage kunnen afgeven van de ontheffing.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 3.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de gedragsregels die gelden met betrekking tot het verlenen van voorrang en voor laten gaan op kruispunten en overwegen. \n \n \n \n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)\n \n \n \n \n \n \n 3.1\n \n \n Kan het gedrag en de regels benoemen op kruispunten.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – verlenen van voorrang;\n – blokkeren van een kruispunt;\n – verhard/onverhard;\n – overwegen.\n \n \n B\n \n \n \n \n 3.2\n \n \n Kan het gedrag en de regels benoemen bij het afslaan.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – rechtdoorgaand verkeer;\n – links afslaan ten opzichte van rechts afslaan op hetzelfde kruispunt;\n – voorsorteren.\n \n \n B\n \n \n \n \n 3.3\n \n \n Kan de regels benoemen en toepassen bij het voor laten gaan van het overige verkeer.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – Het uitvoeren van bijzondere manoeuvres als:\n ○ achteruitrijden;\n ○ invoegen;\n ○ keren;\n ○ oprijden van een inrit;\n ○ parkeren;\n ○ uitvoegen;\n ○ verlaten van een uitrit\n ○ wegrijden;\n ○ wisselen van rijstrook.\n – Gedragingen als:\n ○ in- en uitstappen;\n ○ wegrijden van een autobus.\n – Andere verkeersdeelnemers als:\n ○ blinden;\n ○ passagiers van tram/bus;\n ○ personen die zich moeilijk voortbewegen;\n ○ voetgangers op een voetgangersoversteekplaats (VOP) .\n \n \n B\n \n \n \n \n 3.4\n \n \n Kan de regels benoemen en toepassen met betrekking tot het voor laten gaan van voorrangsvoertuigen, militaire colonnes, uitvaartstoeten en trams.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – het afslaan;\n – kruispunten;\n – rechte wegen.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n 4.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de kenmerken en de betekenis van verkeerstekens en aanwijzingen.\n \n \n \n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)\n \n \n Wegenverkeerswet 1994 (artikel 12, eerste en tweede lid)\n \n \n Regeling stilhoudingsvordering toezichthouders (artikelen 1 en 2)\n \n \n \n \n \n \n 4.1\n \n \n Kan de betekenis en het gewenste gedrag benoemen van aanwijzingen.\n \n \n Hierbij gaat het om aanwijzingen van:\n – toezichthouders;\n – opsporingsambtenaren;\n – verkeersregelaars;\n – verkeersbrigadiers.\n Aandachtspunten hierbij zijn ook:\n – rangorde aanwijzingen / verkeerstekens / gedragsregels;\n – verplichten tot opvolgen van de aanwijzigingen.\n \n \n F\n \n \n \n \n 4.2\n \n \n Kan de betekenis benoemen van verkeerslichten, verkeersborden en verkeerstekens en kan het gedrag en de gedragsregels benoemen dat hierdoor geadviseerd, geboden of verboden wordt.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n Verkeerslichten:\n – driekleurige verkeerslichten;\n – tweekleurige verkeerslichten;\n – tram/buslichten;\n – overweglichten;\n – bruglichten;\n – rijstrooklichten;\n – geel knipperlicht.\n Verkeersborden:\n – vorm en kleur van verkeersborden;\n – onderborden;\n – relevante plaatsingsvoorschriften;\n – tijdelijke verkeersborden;\n – werkingssfeer van verkeersborden;\n – zonale verkeersborden.\n \n \n F\n \n \n \n \n 4.2\n \n \n – vervolg –\n \n \n Verkeerstekens op het wegdek:\n – as-, kant- of deelstreep;\n – dubbele asmarkering;\n – busbanen en busstroken;\n – doorgetrokken (gele) streep;\n – haaientanden;\n – onderbroken (gele) streep;\n – pijlen;\n – stopstreep;\n – suggestiestrook;\n – tijdelijke verkeerstekens op het wegdek;\n – verdrijvingsvlak;\n – voorsorteerstrook;\n – waarschuwingsstreep;\n – wegreflectoren;\n – puntstukken;\n – fietsstrook.\n \n \n \n \n \n \n 5.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de permanente eisen en gebruikseisen van het motorvoertuig en de aanhangwagen.\n \n \n \n \n Regeling voertuigen: hoofdstuk 5, paragrafen 7, 7a, 8, 14 en 18 (permanente eisen en gebruikseisen)\n \n \n \n \n \n \n 5.1\n \n \n Kan benoemen aan welke permanente eisen en gebruikseisen een LBT (landbouw- of bosbouwtrekker), MMBS (motorrijtuig met beperkte snelheid), MM (mobiele machine) en LBTA (aanhangwagen) moet voldoen en welke technische aspecten ervan voor de bestuurder van belang zijn voor een veilig gebruik.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n De permanente eisen:\n – voertuigidentificatienummer (VIN);\n – constructieplaat;\n – afmetingen;\n – aslasten / wiellasten en massa’s;\n – banden;\n – remmen en remvertraging;\n – spiegels en gezichtsveld;\n – scherpe en uitstekende delen;\n – verplichte lichten;\n – markeringslichten en retroreflecterende voorzieningen en markeringen;\n – ambergele retroreflectoren/zijmarkeringslichten;\n – rode retroreflector in vorm afgeknotte driehoek;\n – zwaai-, flits- en knipperlichten;\n – koppelinrichting.\n De gebruikseisen:\n – gebruik verwisselbare uitrustingsstukken;\n – aantal aanhangwagens;\n – voldoende uitzicht met lading;\n – ladingzekering;\n – scherpe en uitstekende delen;\n – vergrendeling opklapbare delen;\n – lengte samenstel;\n – afmetingen met lading en markering van lading;\n – afmetingen met verwisselbare uitrustingsstukken en markering;\n – hoogte met lading;\n – last onder bestuurde as;\n – totale massa, maximum aslasten in beladen toestand;\n – remvertraging samenstel;\n – gekoppelde rempedalen.\n Bepalingen met betrekking tot wijzigingen van de constructie van het voertuig.\n \n \n \n \n \n \n 6.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de voor het besturen van het motorvoertuig en de voertuigcombinatie relevante bepalingen in de verkeerswetgeving.\n \n \n \n \n Wegenverkeerswet 1994: artikel 1.1, artikel 5 t/m 11, 107, eerste en tweede lid, artikel 118, artikel 123 t/m 125, artikel 130 t/m 132, artikel 160, artikel 162 t/m 164, artikel 179 t/m 181, artikel 184 en artikel 185.\n \n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) artikel 1,\n \n \n Regeling voertuigen: artikel 1.1,\n \n \n Reglement rijbewijzen: artikel 5, artikel 15, artikel 24, artikel 25a, eerste en derde lid.\n \n \n \n \n \n \n 6.1\n \n \n Kan de relevante bepalingen van de verkeerswetgeving benoemen.\n \n \n \n Wegenverkeerswet 1994:\n – algemene veiligheidsartikelen;\n – verlaten plaats ongeval;\n – besturen onder invloed;\n – maximum alcoholpromillage;\n – rijden met ongeldig rijbewijs;\n – ontzegging;\n – rijden met een ingevorderd rijbewijs;\n – rijden tijdens een schorsing van het rijbewijs;\n – verbod wedstrijd op de weg;\n – verbod gebruik motorvoertuig van een ander;\n – bevel medewerking ademonderzoek;\n – rijbewijsplicht;\n – vordering inzage documenten;\n – letsel of dood door schuld;\n – verantwoordelijkheid schade bij ongeval;\n – aansprakelijkheid t.o.v. zwakkere verkeersdeelnemers;\n – verbod rijden op de weg in verband met technische gebreken / schade;\n – bevoegdheden opsporingsambtenaar;\n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990):\n – begrippen;\n – verbod op vasthouden mobiel elektronisch apparaat.\n \n Regeling voertuigen:\n – voertuigdefinities (basiskennis hoofdcategorie):\n ○ landbouw- of bosbouwtrekker op wielen (Europese categorie T);\n ○ landbouw- of bosbouwtrekker op rupsbanden (Europese categorie C);\n ○ motorrijtuig met beperkte snelheid;\n ○ mobiele machines;\n ○ landbouw- of bosbouwaanhangwagen (Europese categorie R);\n ○ aanhangwagen (Europese categorie O);\n ○ verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk (Europese categorie S);\n ○ verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk;\n – massa in rijklare toestand voor voertuigen van de voertuigcategorie T;\n – lading.\n \n \n F\n \n \n \n \n 6.2\n \n \n Kan de wettelijke bepalingen benoemen die betrekking hebben op de rijbevoegdheid, aansprakelijkheid en verzekeringen en op de rijbewijzen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n Begrippen Reglement rijbewijzen:\n – geldigheidsduur rijbewijs;\n – ongeldigverklaring, invordering en schorsing inhouding rijbewijs;\n – ontzegging rijbevoegdheid;\n – minimumleeftijd voor het besturen van landbouw- en bosbouwtrekkers, motorrijtuigen met beperkte snelheid en mobiele machines;\n – rijbewijsbeperkingen;\n – rijbewijscategorieën;\n – rijbewijsplicht;\n – rijverbod.\n \n Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen:\n – verplichte verzekering;\n – WA verzekering;\n – casco- / allriskverzekering.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 7.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de techniek, bediening en het onderhoud van het motorvoertuig en de aanhanger.\n \n \n \n \n \n \n \n 7.1\n \n \n Kan de onderdelen herkennen en benoemen en kan aangeven wat het doel en het gebruiksonderhoud van de onderdelen is\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de motor;\n – het brandstofsysteem;\n – het motorsmeersysteem;\n – het koelsysteem;\n – de koppeling, versnellingsbak en aandrijflijn;\n – het veersysteem;\n – de reminrichting (lucht en hydraulisch);\n – het elektrische systeem;\n – verbinding tussen motorvoertuig en aanhangwagen;\n – het hydrauliek systeem.\n \n \n B\n \n \n \n \n 7.2\n \n \n Kan bepalen welke soort motorolie gebruikt moet worden.\n \n \n Zie instructieboekje van het motorvoertuig.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.3\n \n \n Kan de eigenschappen en functie van de ruitensproeiervloeistof benoemen.\n \n \n Eigenschappen:\n – vloeistof bevriest niet.\n Functie:\n – reinigen.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.4\n \n \n Kan optimaal gebruik van de krachtoverbrenging van het motorvoertuig uitleggen.\n \n \n Hierbij gaat het om een prestatiediagram met:\n – koppel;\n – vermogen;\n – specifiek brandstofverbruik;\n – overbrengingsverhoudingen;\n – optimaal gebruik toerenteller.\n \n \n B\n \n \n \n \n 7.5\n \n \n Kan de aandachtspunten bij het gebruik en onderhoud van banden/wielen in het kader van de rijveiligheid noemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – bandenspanning;\n – rijstijl;\n – belading;\n – bandcodering (radiaal / diagonaal, bandenmaat, loadindex en snelheidscode);\n – dubbellucht;\n – beschadigingen;\n – wielmoeren;\n – slijtage.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.6\n \n \n Kan de soorten koppelmechanismen tussen de LBT (landbouw- of bosbouwtrekker) / MMBS (motorrijtuig met beperkte snelheid) / MM (mobiele machine) en LBTA (aanhangwagen) benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – vangmuilkoppeling ((verstelbare) trekbek);\n – penkoppeling (kipperknobbel);\n – (zwaaiende) trekhaak;\n – gatenbalk;\n – schotelkoppeling;\n – kogelkoppeling.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.7\n \n \n Kan de aandachtspunten van koppelmechanismen en het aankoppelen van aanhangwagens, verwisselbare uitrustingsstukken en verwisselbaar getrokken machines benoemen in het kader van de rijveiligheid.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – vergrendeling;\n – borging;\n – slijtage;\n – aansluiten verlichting;\n – aansluiten remsysteem.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.8\n \n \n Kan, gegeven een situatie, defecten herkennen en de daarbij horende maatregelen benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om waarschuwingssymbolen en de te nemen maatregelen:\n – oliedruk;\n – remsysteem;\n – koelvloeistofniveau;\n – koelvloeistoftemperatuur;\n – luchtfilter;\n – dynamospanning;\n – olieniveau;\n – motormanagementstoring;\n – verlichting.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.9\n \n \n Kan het belang van preventief onderhoud benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – voorkoming van onnodige stilstand;\n – voorkoming van onnodige kosten;\n – verhoogde bedrijfszekerheid;\n – bevorderen van de verkeersveiligheid;\n – realisatie lagere milieubelasting.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 8\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de milieuaspecten die het gevolg zijn van het gebruik van het motorvoertuig.\n \n \n \n \n \n \n \n 8.1\n \n \n Kan uitleggen op welke wijze milieuaspecten een rol spelen bij het milieubewuste gebruik van het motorvoertuig en het energiezuinig rijden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – aangepast en besluitvaardig rijden;\n – acceleratie;\n – anticiperen;\n – bandenspanning;\n – defensief rijden;\n – gas geven, (ont)koppelen en schakelen;\n – toepassen van AdBlue;\n – gebruik van de toerenteller;\n – gebruik van cruisecontrol;\n – geluidshinder;\n – langdurige stops in het verkeer;\n – remmen en stoppen;\n – routeplanning;\n – starten en wegrijden;\n – stroomverbruikers;\n – luchtfilter.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n 9\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de veiligheidsaspecten bij het gebruik van het motorvoertuig en de aanhangwagen op de openbare weg.\n \n \n \n \n \n \n \n 9.1\n \n \n Kan uiteenzetten hoe fysieke risico’s voorkomen kunnen worden en hoe de gevolgen ervan beperkt kunnen worden\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – het in- en uitstappen van het voertuig;\n – het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (handschoenen en schoeisel);\n – het gebruik van de gordel.\n \n \n F\n \n \n \n \n 9.2\n \n \n Kan de belangrijkste oorzaken van verkeersongevallen en de betrokkenheid van LBT’s (landbouw- of bosbouwtrekkers), MMBS’en (motorrijtuigen met beperkte snelheid), MM’s (mobiele machines) en LBTA’s (aanhangwagens) daarbij benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n Bestuurders:\n – de verwachting van bestuurders van deze voertuigen dat andere weggebruikers rekening houden met de beperkingen van het voertuig;\n – de snelheid waarmee bestuurders van deze voertuigen rijden in relatie tot de voor hen geldende maximumsnelheid;\n – het niet of onvoldoende afschermen van uitrustingsstukken.\n Voertuigveiligheid:\n – het zicht van de bestuurder;\n – de herkenbaarheid van de voertuigen in het donker;\n – de toegestane en feitelijke breedte van de voertuigen ten opzichte van de breedte van de weg;\n – de botsagressiviteit van de voertuigen.\n Infrastructuur:\n – infrastructurele maatregelen;\n – de toegestane en feitelijke breedte van deze voertuigen ten opzichte van de breedte van de weg.\n \n \n F\n \n \n \n \n 9.4\n \n \n Kan uitleggen welke maatregelen in geval van een verkeersongeval of pech genomen kunnen worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – persoonlijke veiligheid;\n – andermans veiligheid;\n – markeren;\n – alarmeren van de hulpdiensten en belanghebbenden;\n – beveiligen van de plaats van het ongeval;\n – noodzakelijke maatregelen kunnen nemen op basis van kennis van de grondbeginselen van eerste hulp;\n – schademelden: digitaal (mobielschademelden.nl) of via een Europees schadeformulier;\n – gebruik van de gevarendriehoek;\n – gebruik van de waarschuwingslichten;\n – hulp verlenen aan slachtoffer(s).\n Incidentmanagement door hulpdiensten:\n – ongevalslocatie bepalen;\n – doorstroming bevorderen.\n \n \n B\n \n \n \n \n 9.5\n \n \n Kan benoemen welke de risico’s zijn ingeval van betrokkenheid bij een ongeval, bij pech onderweg en hoe te handelen.\n \n \n Het betreft hier zaken als:\n – plaats van het voertuig, bestuurder en passagiers bij pech;\n – slepen van een ander voertuig;\n – vluchtroute (bruggen, geluidswallen, tunnels).\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 10\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de wijze waarop lading veilig vervoerd moet worden.\n \n \n \n \n \n \n \n 10.1\n \n \n Kan de krachten en de weerstanden die tijdens het rijden in beladen toestand optreden, verklaren.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de krachten die op een voertuig en/of lading werken;\n – de verdeling van de lading over de laadvloer;\n – het zwaartepunt, de stabiliteit, het kantelmoment onder andere bij vervoer van bijv. vloeistoffen enz.;\n – de risico’s bij remmen (onder andere scharen).\n \n \n B\n \n \n \n \n 10.2\n \n \n Kan de gevolgen van overbelading noemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – ongunstig brandstofverbruik;\n – versnelde slijtage;\n – schade aan wegen;\n – verkeersveiligheid;\n – sancties;\n – invloed op wegligging;\n – invloed op rijeigenschappen.\n \n \n F\n \n \n \n \n 10.3\n \n \n Kan uitleggen hoe op een juiste wijze lading gestuwd en gezekerd moet worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de soorten lading en eigenschappen van lading (vaste en losse lading);\n – de methoden van ladingzekering:\n ○ krachtsluitende (neersjorren) ladingzekering;\n ○ vormsluitende (opsluiten, direct zekeren) ladingzekering.\n – afdekken van losse lading (netten, dekzeilen en kleppen);\n – hulpmiddelen bij ladingzekering van vaste lading:\n ○ sjorpunten;\n ○ spanbanden, alsmede de betekenis van de etiketten daarvan;\n ○ spankettingen;\n ○ spanelementen;\n ○ antislipmatten;\n ○ sjorhaken;\n ○ stophout, balken en keggen.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n \n202156804-01-202130-12-2020IENW/BSK-2020/143233202156804-01-202130-12-2020IENW/BSK-2020/14323305-01-202101-01-2021Abusievelijk geeft de Staatscourant een wijzigingsopdracht voor de\n derde kolom in plaats van de tweede kolom van de tabel met het\n opschrift ’Eind- en toetstermen’.\n \n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036561/2021-07-01_0/xml/BWBR0036561_2021-07-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 20 april 2015, nr. IENM/BSK-2014/218995, houdende vaststelling van de eisen voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie T (Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T)2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 111, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;\n \n \n BESLUIT:\n \n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De eisen waaraan de aanvrager van het theorie-examen voor de rijbewijscategorie T moet voldoen, zijn nader uitgewerkt in de bij deze regeling behorende bijlage Toetsmatrijs theorie-examen rijbewijscategorie T.\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 2\n \n Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de wet van 3 december 2014 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1994 in verband met de invoering van de rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid (T-rijbewijs) (Stb. 2015, 10) in werking treedt.\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 3\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T.\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,M.H.Schultz van Haegen-Maas Geesteranus\n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.\n \n \n Bijlage\n bij artikel 1 van de Regeling eisen theorie-examen rijbewijscategorie T\n \n \n \n Toetsmatrijs Theorie-examen Rijbewijs voor categorie T\n \n In deze toetsmatrijs staat wat u moet kunnen en kennen. De toetsmatrijs vormt daarom de basis van de opleiding en het examen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n Opgesteld door:\n \n \n \n \n CBR divisie CCV\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Categoriecode:\n \n \n T-TH\n \n \n \n \n Toetsvorm:\n Totaal aantal vragen:\n \n \n Digitaal\n 50 vragen\n \n \n \n \n Dekkingsgraad toetstermen:\n \n \n 85%\n \n \n \n \n Cesuur:\n \n \n 80% (40 van de 50 vragen goed).\n \n \n \n \n Geldigheid examenresultaat:\n \n \n 18 maanden\n \n \n \n \n Bijzonderheden:\n \n \n Geen\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Nr\n \n \n Eindtermen\n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de risico’s die het besturen van het motorvoertuig of de voertuigcombinatie met zich meebrengen.\n \n \n \n \n 2.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de verkeersregels die gelden bij het gebruik van de openbare weg.\n \n \n \n \n 3.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de gedragsregels die gelden met betrekking tot het verlenen van voorrang en het voor laten gaan op kruispunten en overwegen.\n \n \n \n \n 4.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de kenmerken en de betekenis van verkeerstekens en aanwijzingen.\n \n \n \n \n 5.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de permanente en gebruikseisen van het motorvoertuig en de aanhangwagen.\n \n \n \n \n 6.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de voor het besturen van het motorvoertuigen de voertuigcombinatie relevante bepalingen in de verkeerswetgeving.\n \n \n \n \n 7.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de techniek, bediening en het onderhoud van het motorvoertuig en de aanhangwagen.\n \n \n \n \n 8.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de milieuaspecten die het gevolg zijn van het gebruik van het motorvoertuig.\n \n \n \n \n 9.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de veiligheidsaspecten bij het gebruik van het motorvoertuig en de voertuigcombinatie op de openbare weg.\n \n \n \n \n 10.\n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de wijze waarop lading veilig vervoerd moet worden.\n \n \n \n \n \n Toelichting\n \n \n \n \n \n \n \n Eindtermen:\n \n \n Dit zijn de hoofdonderwerpen die in het examen voorkomen. Hierin staat 'ruim' omschreven wat er in het examen terug kan komen.\n \n \n \n \n Toetstermen:\n \n \n Dit zijn onderdelen van een eindterm. Hierin staat meer uitgebreid omschreven wat er in het examen terug kan komen.\n \n \n \n \n Afbakening:\n \n \n Dit zijn onderdelen van een toetsterm. Hier staat over welke onderwerpen vragen gesteld mogen worden in het examen. Als er geen afbakening is opgenomen, mag over die toetsterm in principe alles gevraagd worden.\n \n \n \n \n Tax:\n \n \n Dit is de taxonomiecode van Romiszowski. Deze code geeft aan op welk niveau de vragen over een toetsterm gesteld worden.\n F = Feitelijke kennis. De kandidaat kan feiten reproduceren (herkennen of herinneren).\n B = Begripsmatige kennis. De kandidaat kan begrippen of principes omschrijven.\n R = Reproductieve vaardigheden. De kandidaat kan acties uitvoeren die volgens een vastgelegde procedure verlopen.\n P = Productieve vaardigheden. De kandidaat kan acties uitvoeren waarbij hij zijn eigen creativiteit en inzicht nodig heeft.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Eind- en toetstermen\n \n \n \n \n Afbakening\n \n \n (indien van toepassing)\n \n \n \n \n Tax\n \n \n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de risico’s die het besturen van het motorvoertuig of de voertuigcombinatie met zich meebrengen.\n \n \n \n \n \n \n \n 1.1\n \n \n Kan benoemen en uitleggen wat de risico’s zijn voor de bestuurder en de medeweggebruiker(s) die door de eigenschappen en de toestand van de voertuigen worden veroorzaakt, en op welke wijze het gedrag van de bestuurder hierop kan worden afgestemd.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de type voertuigen, afmetingen (lengte breedte en hoogte) en massa;\n – de mogelijke gevolgen van een onjuist gebruik of onjuiste bediening van de remmen;\n – het effect van de centrifugaalkracht en situaties waarin deze kan optreden;\n – de mogelijke consequenties van de wijze waarop de voertuigen beladen of ingericht zijn (massaverdeling, zwaartepunt, afmetingen, zichtbeperking);\n – eigen zichtbaarheid voor andere weggebruikers (vooral bij afslaan);\n – het uitzwaai-effect;\n – uitstekende delen;\n – verwisselbare uitrustingsstukken (gedragen of getrokken);\n – de beperkte snelheid van de voertuigen;\n – de dode hoek;\n – remvertraging;\n – vuil door en op het motorvoertuig.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.2\n \n \n Kan benoemen en uitleggen welke factoren een rol spelen bij het uitoefenen van de verkeerstaak, vooral in relatie tot andere weggebruikers.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – Taakprocessen:\n ○ scherpe en bewuste waarneming;\n ○ voorspellen;\n ○ evalueren;\n ○ beslissen;\n ○ handelen.\n – Oplettendheid:\n ○ anticiperen;\n ○ verkeersinzicht;\n ○ besluitvaardigheid;\n ○ verwachtingspatroon.\n – Houding:\n ○ defensief rijgedrag;\n ○ sociaal rijgedrag;\n ○ communiceren met andere weggebruikers;\n ○ menselijke beperkingen.\n – Afstand bewaren:\n ○ begrip snelheid in meters per seconde;\n ○ reactietijd;\n ○ remweg;\n ○ stopafstand;\n ○ volgafstand (tweesecondenregel);\n ○ ruimtekussen.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.3\n \n \n Kan benoemen en uitleggen op welke manier factoren zoals vermoeidheid, lichamelijke en geestelijke gesteldheid, rijervaring en het gebruik van alcohol, drugs en medicijnen van invloed zijn op het menselijke gedrag bij het besturen van een motorvoertuig.\n \n \n Hierbij gaat het om kennis van:\n – het effect van het gebruik van alcohol, drugs en medicijnen;\n – het effect van een combinatie van alcohol, drugs en medicijnen;\n – de afbraaktijd van alcohol in het lichaam;\n – de betekenis van stickers en bijsluiters bij medicijnen.\n En de invloed op:\n – het waarnemingsvermogen;\n – het concentratievermogen;\n – de reactietijd;\n – het evenwichtsgevoel;\n – het inschatten van afstand en snelheid;\n – de algemene lichamelijke conditie;\n – de ongevalskans.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.4\n \n \n Kan benoemen en uitleggen welke risico’s verbonden zijn aan de aanwezigheid en het gedrag van andere verkeersdeelnemers en hoe hier rekening mee gehouden moet worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – het (her)kennen van afzonderlijke soorten verkeersdeelnemers;\n – de gedrags (on)mogelijkheden van deze verkeersdeelnemers;\n – rijden in file;\n – inhalen (zachte berm);\n – aangepast eigen gedrag als gevolg van:\n ○ het gedrag van andere verkeersdeelnemers;\n ○ beperkte gedragsmogelijkheden van andere verkeersdeelnemers;\n ○ beperkte kennis bij andere verkeersdeelnemers ten opzichte van LBT’s (landbouw- of bosbouwtrekkers), MMBS’en (motorrijtuigen met beperkte snelheid), MM’s (mobiele machines) en LBTA’s (aanhangwagens);\n ○ beperkte eigen gedragsmogelijkheden;\n ○ de specifieke risico’s in verband met de deelneming aan het verkeer door de meest kwetsbare categorieën, zoals kinderen, voetgangers, fietsers, ruiters, bestuurders van gehandicaptenvoertuigen en personen die in hun mobiliteit gehinderd zijn.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.5\n \n \n Kan benoemen en uitleggen welke risico’s er zijn als gevolg van weg-, zicht- en weersomstandigheden en hoe het gedrag hieraan aangepast moet worden.\n \n \n Hierbij gaat het om risico’s bij of als gevolg van:\n – Wegomstandigheden:\n ○ aansluitingen van wegen;\n ○ aard van het wegdek;\n ○ bebakening;\n ○ berm;\n ○ bruggen en viaducten;\n ○ doelgroepstroken (bv. busbaan en busstrook, fietsstrook, passeerbaan of passeerstrook);\n ○ erven;\n ○ ongevalkansen diverse soorten wegen;\n ○ obstakels;\n ○ snelheidsremmers;\n ○ spoorwegovergangen;\n ○ spoorvorming;\n ○ (tijdelijke) markering;\n ○ toestand van het wegdek;\n ○ tunnels;\n ○ uitritten;\n ○ verblijfsgebieden;\n ○ verkanting;\n ○ wegen\n ■ erftoegangswegen / gebiedsontsluitingswegen\n ■ binnen / buiten de bebouwde kom\n ○ (tijdelijke) weginrichting.\n \n \n B\n \n \n \n \n 1.5\n \n \n – vervolg –\n \n \n – Zichtomstandigheden:\n ○ bebouwing / begroeiing;\n ○ duisternis;\n ○ openbare verlichting;\n ○ reflectie;\n ○ schaduw;\n ○ schemering;\n ○ zonlicht;\n ○ verblindende voertuigverlichting.\n – Weersomstandigheden:\n ○ neerslag (bijv. ijzel; sneeuw; regen, hagel);\n ○ mist;\n ○ vorst;\n ○ wind.\n \n \n \n \n \n \n 2.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de verkeersregels die gelden bij het gebruik van de openbare weg.\n \n \n \n \n \n \n \n 2.1\n \n \n Kan de plaats op en het gebruik van de weg door alle weggebruikers benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – bochten;\n – busbaan en busstroken;\n – doelgroepstroken;\n – voet- / fiets- / bromfietspad;\n – fietsstroken;\n – in- en uitvoegstroken;\n – kruispunten;\n – (spoor)overwegen;\n – passeerstrook\n – rechte weggedeelten;\n – rijstroken;\n – rotondes;\n – uitwijkplaats;\n – voorsorteerstrook.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.2\n \n \n Kan de regels benoemen bij het inhalen en ingehaald worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – inhalen bij een voetgangersoversteekplaats (VOP);\n – links inhalen / ingehaald worden;\n – rechts inhalen / ingehaald worden.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.3\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot snelheid.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – algemene snelheidsregel (art. 19 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990));\n – maximumsnelheden binnen de bebouwde kom;\n – maximumsnelheden buiten de bebouwde kom.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.4\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot het stilstaan en parkeren.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – verbod(en) tot stilstaan;\n – parkeerverboden;\n – parkeerschijfzone;\n – gehandicaptenparkeerplaats;\n – erven.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.5\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot het geven van tekens en signalen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – richting aangeven;\n – signalen die gegeven mogen worden ter afwending van dreigend gevaar;\n – signalen van voorrangsvoertuigen;\n – verbod tot het geven van signalen;\n – knipperend waarschuwingslicht / gevarendriehoek.\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.6\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot het gebruik van lichten.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – gebruik van lichten tijdens het rijden;\n – gebruik van lichten tijdens het stilstaan;\n – het voeren van bijzondere lichten (bv. geel zwaai- of knipperlicht).\n \n \n F\n \n \n \n \n 2.7\n \n \n Kan de regels benoemen met betrekking tot de ontheffingssystematiek voor LBT’s (landbouw- of bosbouwtrekkers), MMBS’en (motorrijtuigen met beperkte snelheid), MM’s (mobiele machines) en LBTA’s (aanhangwagens).\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – overschrijding van de toegestane maximum afmetingen en massa;\n – gesloten verklaringen;\n – de inhoud en voorschriften van de ontheffing;\n – instantie verantwoordelijk voor de afgifte van de ontheffing (de wegbeheerder);\n – het ter inzage kunnen afgeven van de ontheffing.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 3.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de gedragsregels die gelden met betrekking tot het verlenen van voorrang en voor laten gaan op kruispunten en overwegen. \n \n \n \n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)\n \n \n \n \n \n \n 3.1\n \n \n Kan het gedrag en de regels benoemen op kruispunten.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – verlenen van voorrang;\n – blokkeren van een kruispunt;\n – verhard/onverhard;\n – overwegen.\n \n \n B\n \n \n \n \n 3.2\n \n \n Kan het gedrag en de regels benoemen bij het afslaan.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – rechtdoorgaand verkeer;\n – links afslaan ten opzichte van rechts afslaan op hetzelfde kruispunt;\n – voorsorteren.\n \n \n B\n \n \n \n \n 3.3\n \n \n Kan de regels benoemen en toepassen bij het voor laten gaan van het overige verkeer.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – Het uitvoeren van bijzondere manoeuvres als:\n ○ achteruitrijden;\n ○ invoegen;\n ○ keren;\n ○ oprijden van een inrit;\n ○ parkeren;\n ○ uitvoegen;\n ○ verlaten van een uitrit\n ○ wegrijden;\n ○ wisselen van rijstrook.\n – Gedragingen als:\n ○ in- en uitstappen;\n ○ wegrijden van een autobus.\n – Andere verkeersdeelnemers als:\n ○ blinden;\n ○ passagiers van tram/bus;\n ○ personen die zich moeilijk voortbewegen;\n ○ voetgangers op een voetgangersoversteekplaats (VOP) .\n \n \n B\n \n \n \n \n 3.4\n \n \n Kan de regels benoemen en toepassen met betrekking tot het voor laten gaan van voorrangsvoertuigen, militaire colonnes, uitvaartstoeten en trams.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – het afslaan;\n – kruispunten;\n – rechte wegen.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n 4.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de kenmerken en de betekenis van verkeerstekens en aanwijzingen.\n \n \n \n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)\n \n \n Wegenverkeerswet 1994 (artikel 12, eerste en tweede lid)\n \n \n Regeling stilhoudingsvordering toezichthouders (artikelen 1 en 2)\n \n \n \n \n \n \n 4.1\n \n \n Kan de betekenis en het gewenste gedrag benoemen van aanwijzingen.\n \n \n Hierbij gaat het om aanwijzingen van:\n – toezichthouders;\n – opsporingsambtenaren;\n – verkeersregelaars;\n – verkeersbrigadiers.\n Aandachtspunten hierbij zijn ook:\n – rangorde aanwijzingen / verkeerstekens / gedragsregels;\n – verplichten tot opvolgen van de aanwijzigingen.\n \n \n F\n \n \n \n \n 4.2\n \n \n Kan de betekenis benoemen van verkeerslichten, verkeersborden en verkeerstekens en kan het gedrag en de gedragsregels benoemen dat hierdoor geadviseerd, geboden of verboden wordt.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n Verkeerslichten:\n – driekleurige verkeerslichten;\n – tweekleurige verkeerslichten;\n – tram/buslichten;\n – overweglichten;\n – bruglichten;\n – rijstrooklichten;\n – geel knipperlicht.\n Verkeersborden:\n – vorm en kleur van verkeersborden;\n – onderborden;\n – relevante plaatsingsvoorschriften;\n – tijdelijke verkeersborden;\n – werkingssfeer van verkeersborden;\n – zonale verkeersborden.\n \n \n F\n \n \n \n \n 4.2\n \n \n – vervolg –\n \n \n Verkeerstekens op het wegdek:\n – as-, kant- of deelstreep;\n – dubbele asmarkering;\n – busbanen en busstroken;\n – doorgetrokken (gele) streep;\n – haaientanden;\n – onderbroken (gele) streep;\n – pijlen;\n – stopstreep;\n – suggestiestrook;\n – tijdelijke verkeerstekens op het wegdek;\n – verdrijvingsvlak;\n – voorsorteerstrook;\n – waarschuwingsstreep;\n – wegreflectoren;\n – puntstukken;\n – fietsstrook.\n \n \n \n \n \n \n 5.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de permanente eisen en gebruikseisen van het motorvoertuig en de aanhangwagen.\n \n \n \n \n Regeling voertuigen: hoofdstuk 5, paragrafen 7, 7a, 8, 14 en 18 (permanente eisen en gebruikseisen)\n \n \n \n \n \n \n 5.1\n \n \n Kan benoemen aan welke permanente eisen en gebruikseisen een LBT (landbouw- of bosbouwtrekker), MMBS (motorrijtuig met beperkte snelheid), MM (mobiele machine) en LBTA (aanhangwagen) moet voldoen en welke technische aspecten ervan voor de bestuurder van belang zijn voor een veilig gebruik.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n De permanente eisen:\n – voertuigidentificatienummer (VIN);\n – constructieplaat;\n – afmetingen;\n – aslasten / wiellasten en massa’s;\n – banden;\n – remmen en remvertraging;\n – spiegels en gezichtsveld;\n – scherpe en uitstekende delen;\n – verplichte lichten;\n – markeringslichten en retroreflecterende voorzieningen en markeringen;\n – ambergele retroreflectoren/zijmarkeringslichten;\n – rode retroreflector in vorm afgeknotte driehoek;\n – zwaai-, flits- en knipperlichten;\n – koppelinrichting.\n De gebruikseisen:\n – gebruik verwisselbare uitrustingsstukken;\n – aantal aanhangwagens;\n – voldoende uitzicht met lading;\n – ladingzekering;\n – scherpe en uitstekende delen;\n – vergrendeling opklapbare delen;\n – lengte samenstel;\n – afmetingen met lading en markering van lading;\n – afmetingen met verwisselbare uitrustingsstukken en markering;\n – hoogte met lading;\n – last onder bestuurde as;\n – totale massa, maximum aslasten in beladen toestand;\n – remvertraging samenstel;\n – gekoppelde rempedalen.\n Bepalingen met betrekking tot wijzigingen van de constructie van het voertuig.\n \n \n \n \n \n \n 6.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de voor het besturen van het motorvoertuig en de voertuigcombinatie relevante bepalingen in de verkeerswetgeving.\n \n \n \n \n Wegenverkeerswet 1994: artikelen 1, 5 t/m 11, 36, eerste lid, 37, eerste en tweede lid, 40, 41, 107, eerste en tweede lid, 118, 123 t/m 125, 130 t/m 132, 160, 162 t/m 164, 179 t/m 181, 184 en 185\n \n \n Kentekenreglement: artikelen 1b, 5, 17, eerste lid, 20, eerste lid, 22, 38, eerste en tweede lid\n \n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990): artikel 1\n \n \n Reglement rijbewijzen: artikelen 5, 15, 24, 25a, eerste en derde lid\n \n \n Regeling voertuigen: artikel 1.1.\n \n \n \n \n \n \n 6.1\n \n \n Kan de relevante bepalingen van de verkeerswetgeving benoemen.\n \n \n \n Wegenverkeerswet 1994:\n – algemene veiligheidsartikelen;\n – verlaten plaats ongeval;\n – besturen onder invloed;\n – maximum alcoholpromillage;\n – rijden met ongeldig rijbewijs;\n – ontzegging;\n – rijden met een ingevorderd rijbewijs;\n – rijden tijdens een schorsing van het rijbewijs;\n – verbod wedstrijd op de weg;\n – verbod gebruik motorvoertuig van een ander;\n – bevel medewerking ademonderzoek;\n – rijbewijsplicht;\n – vordering inzage documenten;\n – letsel of dood door schuld;\n – verantwoordelijkheid schade bij ongeval;\n – aansprakelijkheid t.o.v. zwakkere verkeersdeelnemers;\n – verbod rijden op de weg in verband met technische gebreken / schade;\n – bevoegdheden opsporingsambtenaar;\n – registratie- en kentekenplaatplicht;\n – plicht algemene periodieke keuring.\n \n Kentekenreglement:\n – kentekenbewijs (card);\n – kentekenplaat.\n \n Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990):\n – begrippen;\n – verbod op vasthouden mobiel elektronisch apparaat.\n \n Regeling voertuigen:\n – voertuigdefinities (basiskennis hoofdcategorie):\n ○ landbouw- of bosbouwtrekker op wielen (Europese categorie T);\n ○ landbouw- of bosbouwtrekker op rupsbanden (Europese categorie C);\n ○ motorrijtuig met beperkte snelheid;\n ○ mobiele machines;\n ○ landbouw- of bosbouwaanhangwagen (Europese categorie R);\n ○ aanhangwagen (Europese categorie O);\n ○ verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk (Europese categorie S);\n ○ verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk;\n – massa in rijklare toestand voor voertuigen van de voertuigcategorie T;\n – lading.\n \n \n F\n \n \n \n \n 6.2\n \n \n Kan de wettelijke bepalingen benoemen die betrekking hebben op de rijbevoegdheid, aansprakelijkheid en verzekeringen en op de rijbewijzen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n Begrippen Reglement rijbewijzen:\n – geldigheidsduur rijbewijs;\n – ongeldigverklaring, invordering en schorsing inhouding rijbewijs;\n – ontzegging rijbevoegdheid;\n – minimumleeftijd voor het besturen van landbouw- en bosbouwtrekkers, motorrijtuigen met beperkte snelheid en mobiele machines;\n – rijbewijsbeperkingen;\n – rijbewijscategorieën;\n – rijbewijsplicht;\n – rijverbod.\n \n Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen:\n – verplichte verzekering;\n – WA verzekering;\n – casco- / allriskverzekering.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 7.\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de techniek, bediening en het onderhoud van het motorvoertuig en de aanhanger.\n \n \n \n \n \n \n \n 7.1\n \n \n Kan de onderdelen herkennen en benoemen en kan aangeven wat het doel en het gebruiksonderhoud van de onderdelen is\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de motor;\n – het brandstofsysteem;\n – het motorsmeersysteem;\n – het koelsysteem;\n – de koppeling, versnellingsbak en aandrijflijn;\n – het veersysteem;\n – de reminrichting (lucht en hydraulisch);\n – het elektrische systeem;\n – verbinding tussen motorvoertuig en aanhangwagen;\n – het hydrauliek systeem.\n \n \n B\n \n \n \n \n 7.2\n \n \n Kan bepalen welke soort motorolie gebruikt moet worden.\n \n \n Zie instructieboekje van het motorvoertuig.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.3\n \n \n Kan de eigenschappen en functie van de ruitensproeiervloeistof benoemen.\n \n \n Eigenschappen:\n – vloeistof bevriest niet.\n Functie:\n – reinigen.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.4\n \n \n Kan optimaal gebruik van de krachtoverbrenging van het motorvoertuig uitleggen.\n \n \n Hierbij gaat het om een prestatiediagram met:\n – koppel;\n – vermogen;\n – specifiek brandstofverbruik;\n – overbrengingsverhoudingen;\n – optimaal gebruik toerenteller.\n \n \n B\n \n \n \n \n 7.5\n \n \n Kan de aandachtspunten bij het gebruik en onderhoud van banden/wielen in het kader van de rijveiligheid noemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – bandenspanning;\n – rijstijl;\n – belading;\n – bandcodering (radiaal / diagonaal, bandenmaat, loadindex en snelheidscode);\n – dubbellucht;\n – beschadigingen;\n – wielmoeren;\n – slijtage.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.6\n \n \n Kan de soorten koppelmechanismen tussen de LBT (landbouw- of bosbouwtrekker) / MMBS (motorrijtuig met beperkte snelheid) / MM (mobiele machine) en LBTA (aanhangwagen) benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – vangmuilkoppeling ((verstelbare) trekbek);\n – penkoppeling (kipperknobbel);\n – (zwaaiende) trekhaak;\n – gatenbalk;\n – schotelkoppeling;\n – kogelkoppeling.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.7\n \n \n Kan de aandachtspunten van koppelmechanismen en het aankoppelen van aanhangwagens, verwisselbare uitrustingsstukken en verwisselbaar getrokken machines benoemen in het kader van de rijveiligheid.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – vergrendeling;\n – borging;\n – slijtage;\n – aansluiten verlichting;\n – aansluiten remsysteem.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.8\n \n \n Kan, gegeven een situatie, defecten herkennen en de daarbij horende maatregelen benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om waarschuwingssymbolen en de te nemen maatregelen:\n – oliedruk;\n – remsysteem;\n – koelvloeistofniveau;\n – koelvloeistoftemperatuur;\n – luchtfilter;\n – dynamospanning;\n – olieniveau;\n – motormanagementstoring;\n – verlichting.\n \n \n F\n \n \n \n \n 7.9\n \n \n Kan het belang van preventief onderhoud benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – voorkoming van onnodige stilstand;\n – voorkoming van onnodige kosten;\n – verhoogde bedrijfszekerheid;\n – bevorderen van de verkeersveiligheid;\n – realisatie lagere milieubelasting.\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 8\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de milieuaspecten die het gevolg zijn van het gebruik van het motorvoertuig.\n \n \n \n \n \n \n \n 8.1\n \n \n Kan uitleggen op welke wijze milieuaspecten een rol spelen bij het milieubewuste gebruik van het motorvoertuig en het energiezuinig rijden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – aangepast en besluitvaardig rijden;\n – acceleratie;\n – anticiperen;\n – bandenspanning;\n – defensief rijden;\n – gas geven, (ont)koppelen en schakelen;\n – toepassen van AdBlue;\n – gebruik van de toerenteller;\n – gebruik van cruisecontrol;\n – geluidshinder;\n – langdurige stops in het verkeer;\n – remmen en stoppen;\n – routeplanning;\n – starten en wegrijden;\n – stroomverbruikers;\n – luchtfilter.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n 9\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de veiligheidsaspecten bij het gebruik van het motorvoertuig en de aanhangwagen op de openbare weg.\n \n \n \n \n \n \n \n 9.1\n \n \n Kan uiteenzetten hoe fysieke risico’s voorkomen kunnen worden en hoe de gevolgen ervan beperkt kunnen worden\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – het in- en uitstappen van het voertuig;\n – het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (handschoenen en schoeisel);\n – het gebruik van de gordel.\n \n \n F\n \n \n \n \n 9.2\n \n \n Kan de belangrijkste oorzaken van verkeersongevallen en de betrokkenheid van LBT’s (landbouw- of bosbouwtrekkers), MMBS’en (motorrijtuigen met beperkte snelheid), MM’s (mobiele machines) en LBTA’s (aanhangwagens) daarbij benoemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n Bestuurders:\n – de verwachting van bestuurders van deze voertuigen dat andere weggebruikers rekening houden met de beperkingen van het voertuig;\n – de snelheid waarmee bestuurders van deze voertuigen rijden in relatie tot de voor hen geldende maximumsnelheid;\n – het niet of onvoldoende afschermen van uitrustingsstukken.\n Voertuigveiligheid:\n – het zicht van de bestuurder;\n – de herkenbaarheid van de voertuigen in het donker;\n – de toegestane en feitelijke breedte van de voertuigen ten opzichte van de breedte van de weg;\n – de botsagressiviteit van de voertuigen.\n Infrastructuur:\n – infrastructurele maatregelen;\n – de toegestane en feitelijke breedte van deze voertuigen ten opzichte van de breedte van de weg.\n \n \n F\n \n \n \n \n 9.4\n \n \n Kan uitleggen welke maatregelen in geval van een verkeersongeval of pech genomen kunnen worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – persoonlijke veiligheid;\n – andermans veiligheid;\n – markeren;\n – alarmeren van de hulpdiensten en belanghebbenden;\n – beveiligen van de plaats van het ongeval;\n – noodzakelijke maatregelen kunnen nemen op basis van kennis van de grondbeginselen van eerste hulp;\n – schademelden: digitaal (mobielschademelden.nl) of via een Europees schadeformulier;\n – gebruik van de gevarendriehoek;\n – gebruik van de waarschuwingslichten;\n – hulp verlenen aan slachtoffer(s).\n Incidentmanagement door hulpdiensten:\n – ongevalslocatie bepalen;\n – doorstroming bevorderen.\n \n \n B\n \n \n \n \n 9.5\n \n \n Kan benoemen welke de risico’s zijn ingeval van betrokkenheid bij een ongeval, bij pech onderweg en hoe te handelen.\n \n \n Het betreft hier zaken als:\n – plaats van het voertuig, bestuurder en passagiers bij pech;\n – slepen van een ander voertuig;\n – vluchtroute (bruggen, geluidswallen, tunnels).\n \n \n F\n \n \n \n \n \n 10\n \n \n \n \n De kandidaat heeft kennis van en inzicht in de wijze waarop lading veilig vervoerd moet worden.\n \n \n \n \n \n \n \n 10.1\n \n \n Kan de krachten en de weerstanden die tijdens het rijden in beladen toestand optreden, verklaren.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de krachten die op een voertuig en/of lading werken;\n – de verdeling van de lading over de laadvloer;\n – het zwaartepunt, de stabiliteit, het kantelmoment onder andere bij vervoer van bijv. vloeistoffen enz.;\n – de risico’s bij remmen (onder andere scharen).\n \n \n B\n \n \n \n \n 10.2\n \n \n Kan de gevolgen van overbelading noemen.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – ongunstig brandstofverbruik;\n – versnelde slijtage;\n – schade aan wegen;\n – verkeersveiligheid;\n – sancties;\n – invloed op wegligging;\n – invloed op rijeigenschappen.\n \n \n F\n \n \n \n \n 10.3\n \n \n Kan uitleggen hoe op een juiste wijze lading gestuwd en gezekerd moet worden.\n \n \n Hierbij gaat het om:\n – de soorten lading en eigenschappen van lading (vaste en losse lading);\n – de methoden van ladingzekering:\n ○ krachtsluitende (neersjorren) ladingzekering;\n ○ vormsluitende (opsluiten, direct zekeren) ladingzekering.\n – afdekken van losse lading (netten, dekzeilen en kleppen);\n – hulpmiddelen bij ladingzekering van vaste lading:\n ○ sjorpunten;\n ○ spanbanden, alsmede de betekenis van de etiketten daarvan;\n ○ spankettingen;\n ○ spanelementen;\n ○ antislipmatten;\n ○ sjorhaken;\n ○ stophout, balken en keggen.\n \n \n B\n \n \n \n \n \n \n202156804-01-202130-12-2020IENW/BSK-2020/143233202156804-01-202130-12-2020IENW/BSK-2020/14323301-07-2021\n \n2015997429-04-201520-04-2015IENM/BSK-2014/218995201516908-05-201528-04-201501-07-2015Treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de\n Wijzigingswet Wegenverkeerswet 1994, enz. (invoering rijbewijsplicht\n landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid\n (T-rijbewijs)) in werking treedt.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036561/manifest.xml", "content": "2015-07-012015-07-04T02:26:51+02:002021-01-14T07:20:27+01:00BWBR0036561.WTI2015-07-012016-06-302015-07-019999-12-312015-07-02T02:35:58+02:002016-07-01T06:55:21+02:0077243c6262c84835d555439f2e761c76bc31c9f3588109d9e1e4be35b715793f53ba4609d7b3fe8398f49a6eab0ca2516292ce4632a616b7d2927853493ccc23120492016-07-012017-12-312016-07-019999-12-312016-07-01T06:55:21+02:002018-01-01T10:00:29+01:0016439c4991b193c72eff8291312289c4e8a2e452eb44e6dabd1bc0396dceb594671f73c3187a46d9b399b9de5df3c938a26a649aef07c354d98d3bd2d73e3b22122292018-01-012018-12-312018-01-019999-12-312018-01-01T10:00:29+01:002019-01-01T08:58:45+01:002621d78da7c141f6c1b8974b97b6df6e84773d3c15ac37b25a9c40a122a1c3ee3e664162df37e5706c7785de90c1d68c1c86d47d0180c473583fc058015d65f2131832019-01-012020-12-312019-01-019999-12-312019-01-01T08:58:44+01:002021-01-14T07:21:05+01:00fc8292dc055c72ce7baab82af921c186625d2f9ae9fb464ccf2aa4003ac2332383340314d5ee6806e3bc29b1f654d4297111c2423a27a388f8530283dc894db4133472021-01-012021-01-042021-01-059999-12-312021-01-14T07:21:05+01:002021-01-14T07:21:05+01:0007479118dc1628efcf95b3ee3fa9ee3f84aba31d3acdacd1ee63ceaca2ba636a87e31813b16c1c577d20c71a93ce026a78f1e7f035e11858a49e31aec7c4514d1614962021-01-052021-06-302021-01-059999-12-312021-01-14T07:21:05+01:002021-07-01T08:20:31+02:003ff3a4913c5d2d1c3d9cc2845e14ac6c4872cdf169442bff32eb600813dc51f2ac17b12cf2572d206405cfe9d37b23eb96905d1e2585698d3e19e9b71058bf55958622021-01-012021-01-042019-01-012021-01-042021-01-14T07:21:04+01:002021-01-14T07:21:04+01:00aa515946f5d06461d3df8d9dbdd21b1de0bbfd330b8c6a6043810d4e5212f01585cbe1318609d15724c9daeafd335c2d9b243d7c7b35380537800eab309fc5de1069722021-07-019999-12-312021-07-019999-12-312021-07-01T08:20:31+02:002021-07-01T08:20:31+02:0096058261e629a93d7cd4392aec0046ad7fe886dbfb0d65315c7343014a87df74358d6719591fa9585b86c06e7364f5a7fe4a2baf04141162753f3763cefd6b423e22c", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036562/2015-05-01_1/xml/BWBR0036562_2015-05-01_1.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie van 20 april 2015, nr. 634348, houdende instelling van de Tijdelijke Commissie integriteit inkoop en aanbestedingen politie20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 11669, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n Instellingsbesluit Tijdelijke onderzoekscommissie inkoop en aanbesteding politie20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 11669, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,\n \n In overeenstemming met de korpschef van de politie;\n \n \n Besluit:\n \n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 11669, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n minister: Minister van Veiligheid en Justitie;\n \n \n b.\n \n commissie: commissie, bedoeld in artikel 2.\n \n \n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 11669, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 2\n Instelling en taak\n \n \n 1\n Er is een Commissie integriteit inkoop en aanbestedingen politie.\n \n \n 2\n De commissie heeft tot taak:\n \n \n a.\n het verzamelen en inventariseren van meldingen inzake mogelijke integriteitsschendingen met betrekking tot inkoopprocedures en aanbestedingen door de politie;\n \n \n b.\n het zo nodig inwinnen van nadere inlichtingen naar aanleiding van deze meldingen;\n \n \n c.\n het beoordelen in hoeverre de meldingen aanleiding geven tot enigerlei vervolgprocedure;\n \n \n d.\n het adviseren van de minister en de korpsleiding over eventueel te nemen maatregelen.\n \n \n \n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 11669, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 3\n Samenstelling, benoeming, ontslag\n \n \n 1\n De commissie bestaat uit tenminste twee en ten hoogste vijf leden, waaronder een voorzitter.\n \n \n 2\n Bij tussentijds vertrek van een lid kan de minister een ander lid benoemen.\n \n \n 3\n De voorzitter en overige leden kunnen worden geschorst en ontslagen door de minister.\n \n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 11669, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 4\n Instellingsduur\n \n De commissie wordt ingesteld voor de duur van één jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit.\n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 11669, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 5\n Leden\n \n Met ingang van 1 mei 2015 worden voor de periode van 1 mei 2015 tot 1 mei 2016 tot lid van de commissie benoemd:\n \n \n a.\n de heer drs. A.H.M. de Jong, tevens voorzitter;\n \n \n b.\n de heer prof. mr. dr. H.D. van Romburgh.\n \n \n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 11669, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 6\n Secretariaat\n \n \n 1\n De commissie wordt ondersteund door een secretariaat.\n \n \n 2\n Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de commissie.\n \n \n 3\n In het secretariaat wordt voorzien door de minister.\n \n \n 4\n De minister draagt, na overleg met de commissie, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie.\n \n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 11669, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 7\n Werkwijze\n \n \n 1\n De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.\n \n \n 2\n De commissie kan zich, na toestemming van de minister, door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.\n \n \n 3\n De commissie stelt een protocol vast over de wijze waarop zij inlichtingen inwint, waaronder in ieder geval over de wijze waarop de commissie meldingen ontvangt en in behandeling neemt, de wijze waarop zij personen hoort en daarvan verslag doet.\n \n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 11669, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 8\n Inwinnen van inlichtingen\n \n De leden van de commissie zijn bevoegd zich voor het inwinnen van inlichtingen te wenden tot personen en instellingen en hen te verzoeken die medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de taken van de commissie.\n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 11669, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 9\n Medewerkingsplicht ambtenaren\n \n Ambtenaren van politie zijn verplicht om de leden van de commissie de verlangde medewerking te verlenen, voor zover deze samenhangt met hun ambtelijke taak.\n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 11669, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 10\n Informatieplicht\n \n De commissie verstrekt aan de minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.\n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 11669, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 11\n Eindrapport\n \n De commissie brengt vóór 1 mei 2016 een eindrapport uit aan de minister.\n De commissie verstrekt de korpschef een afschrift van haar eindrapport.\n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 11669, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 12\n Vergoeding\n \n \n 1\n De voorzitter en de andere leden alsmede personen als bedoeld in artikel 7, die de commissie bijstaan ontvangen per vergadering een vergoeding, voor zover zij niet vallen onder de uitzondering van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en hiermee niet het in artikel 6, eerste lid, van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies bedoelde maximumbedrag overschrijden.\n \n \n 2\n De vergoeding per vergadering van de leden, alsmede personen als bedoeld in artikel 7 bedraagt 3% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.\n \n \n 3\n De vergoeding per vergadering van de voorzitter van de commissie bedraagt 120% van de hoogte van de vergoeding per vergadering die aan de andere leden van de commissie is toegekend.\n \n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 11669, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 13\n Kosten van de commissie\n \n \n 1\n De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:\n \n \n a.\n de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning,\n \n \n b.\n de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en\n \n \n c.\n de kosten voor publicatie van rapportages.\n \n \n \n \n 2\n De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting en een planning aan de minister aan.\n \n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 11669, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 14\n Verantwoording\n \n De commissie biedt de minister vóór 1 mei 2016 een (eind)verslag aan waarin verslag wordt gedaan over de activiteiten van de periode waarin de commissie werkzaam is geweest. Desgewenst kan de commissie het eindverslag gelijktijdig met het eindrapport indienen.\n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 11669, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 15\n Openbaarmaking\n \n Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister uitgebracht of overgedragen.\n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 11669, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 16\n Archiefbescheiden\n \n De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van het Directoraat-generaal Politie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.\n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 11669, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 17\n Inwerkingtreding\n \n \n 1\n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 mei 2015.\n \n \n 2\n Dit besluit vervalt met ingang van 1 mei 2016.\n \n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 11669, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 18\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Tijdelijke onderzoekscommissie inkoop en aanbesteding politie.\n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 11669, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,G.A. van derSteur\n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 11669, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036562/2015-05-05_0/xml/BWBR0036562_2015-05-05_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie van 20 april 2015, nr. 634348, houdende instelling van de Tijdelijke Commissie integriteit inkoop en aanbestedingen politie\n Instellingsbesluit Tijdelijke onderzoekscommissie inkoop en aanbesteding politie\n \n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,\n \n In overeenstemming met de korpschef van de politie;\n \n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n minister: Minister van Veiligheid en Justitie;\n \n \n b.\n \n commissie: commissie, bedoeld in artikel 2.\n \n \n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n Instelling en taak\n \n \n 1\n Er is een Commissie integriteit inkoop en aanbestedingen politie.\n \n \n 2\n De commissie heeft tot taak:\n \n \n a.\n het verzamelen en inventariseren van meldingen inzake mogelijke integriteitsschendingen met betrekking tot inkoopprocedures en aanbestedingen door de politie;\n \n \n b.\n het zo nodig inwinnen van nadere inlichtingen naar aanleiding van deze meldingen;\n \n \n c.\n het beoordelen in hoeverre de meldingen aanleiding geven tot enigerlei vervolgprocedure;\n \n \n d.\n het adviseren van de minister en de korpsleiding over eventueel te nemen maatregelen.\n \n \n \n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 3\n Samenstelling, benoeming, ontslag\n \n \n 1\n De commissie bestaat uit tenminste twee en ten hoogste vijf leden, waaronder een voorzitter.\n \n \n 2\n Bij tussentijds vertrek van een lid kan de minister een ander lid benoemen.\n \n \n 3\n De voorzitter en overige leden kunnen worden geschorst en ontslagen door de minister.\n \n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 4\n Instellingsduur\n \n De commissie wordt ingesteld voor de duur van één jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit.\n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 5\n Leden\n \n Met ingang van 1 mei 2015 worden voor de periode van 1 mei 2015 tot 1 mei 2016 tot lid van de commissie benoemd:\n \n \n a.\n de heer drs. A.H.M. de Jong, tevens voorzitter;\n \n \n b.\n de heer prof. mr. dr. H.D. van Romburgh.\n \n \n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 6\n Secretariaat\n \n \n 1\n De commissie wordt ondersteund door een secretariaat.\n \n \n 2\n Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de commissie.\n \n \n 3\n In het secretariaat wordt voorzien door de minister.\n \n \n 4\n De minister draagt, na overleg met de commissie, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie.\n \n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 7\n Werkwijze\n \n \n 1\n De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.\n \n \n 2\n De commissie kan zich, na toestemming van de minister, door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.\n \n \n 3\n De commissie stelt een protocol vast over de wijze waarop zij inlichtingen inwint, waaronder in ieder geval over de wijze waarop de commissie meldingen ontvangt en in behandeling neemt, de wijze waarop zij personen hoort en daarvan verslag doet.\n \n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 8\n Inwinnen van inlichtingen\n \n De leden van de commissie zijn bevoegd zich voor het inwinnen van inlichtingen te wenden tot personen en instellingen en hen te verzoeken die medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de taken van de commissie.\n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 9\n Medewerkingsplicht ambtenaren\n \n Ambtenaren van politie zijn verplicht om de leden van de commissie de verlangde medewerking te verlenen, voor zover deze samenhangt met hun ambtelijke taak.\n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 10\n Informatieplicht\n \n De commissie verstrekt aan de minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.\n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 11\n Eindrapport\n \n De commissie brengt vóór 1 mei 2016 een eindrapport uit aan de minister.\n De commissie verstrekt de korpschef een afschrift van haar eindrapport.\n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 12\n Vergoeding\n \n \n 1\n De voorzitter en de andere leden alsmede personen als bedoeld in artikel 7, die de commissie bijstaan ontvangen per vergadering een vergoeding, voor zover zij niet vallen onder de uitzondering van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en hiermee niet het in artikel 6, eerste lid, van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies bedoelde maximumbedrag overschrijden.\n \n \n 2\n De vergoeding per vergadering van de leden, alsmede personen als bedoeld in artikel 7 bedraagt 3% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.\n \n \n 3\n De vergoeding per vergadering van de voorzitter van de commissie bedraagt 120% van de hoogte van de vergoeding per vergadering die aan de andere leden van de commissie is toegekend.\n \n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 13\n Kosten van de commissie\n \n \n 1\n De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:\n \n \n a.\n de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning,\n \n \n b.\n de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en\n \n \n c.\n de kosten voor publicatie van rapportages.\n \n \n \n \n 2\n De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting en een planning aan de minister aan.\n \n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 14\n Verantwoording\n \n De commissie biedt de minister vóór 1 mei 2016 een (eind)verslag aan waarin verslag wordt gedaan over de activiteiten van de periode waarin de commissie werkzaam is geweest. Desgewenst kan de commissie het eindverslag gelijktijdig met het eindrapport indienen.\n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 15\n Openbaarmaking\n \n Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister uitgebracht of overgedragen.\n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 16\n Archiefbescheiden\n \n De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van het Directoraat-generaal Politie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.\n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 17\n Inwerkingtreding\n \n \n 1\n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 mei 2015.\n \n \n 2\n Dit besluit vervalt met ingang van 1 mei 2016.\n \n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 18\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Tijdelijke onderzoekscommissie inkoop en aanbesteding politie.\n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-2015\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,G.A. van derSteur\n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-2015\n \n20151166904-05-201520-04-201563434820151166904-05-201520-04-201563434805-05-201501-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036562/manifest.xml", "content": "2015-05-052016-05-012015-05-01tot-en-met2015-07-04T06:02:25+02:002017-02-07T05:22:34+01:00BWBR0036562.WTI2015-05-052016-04-302015-05-059999-12-312015-07-02T02:36:56+02:002016-05-03T09:41:59+02:0084eb705e37a50397b084080e123e1583b92fdea9bd1c71aec71f8dd4da20f3de6696d00329892f0cea375bb803952d2233d453ad72f3d54d0d0ad7cccfd35adf56522015-05-012015-05-042015-05-059999-12-312015-07-02T02:36:57+02:002016-01-21T12:06:29+01:00e403102042d49f165dc234ee2a37362a5a44b5e0f1ad62c5ffb21f8f82ef3ad5b7a988c411b2b96270dedb502693015e2546916fe9360fc63aaeed0a777723f25979", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036568/2015-07-01_0/xml/BWBR0036568_2015-07-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 23 april 2015, IENM/BSK-2015/11533, houdende de vaststelling van regels voor op afstand bestuurde luchtvaartuigen\n Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen\n \n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 2.10, eerste lid, 3.24, 4:8 en 5:10, eerste lid, van de Wet luchtvaart, artikel 5, 8, eerste lid, 9, 10 tweede lid, 14, vierde lid, 15, tweede lid, en artikel 16, eerste lid, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, artikel 13, 16 en 18, tweede lid, van het Besluit luchtvaartuigen 2008, artikel 4, artikel 19, derde lid en artikel 20 van het Besluit luchtverkeer 2014 en artikel 4, tweede lid, van het Besluit vluchtuitvoering;\n \n \n BESLUIT:\n \n\n \n \n \n §\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n Minister: Minister van Infrastructuur en Milieu\n \n \n \n Wet:\n Wet luchtvaart\n \n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n §\n 2\n Personeel\n \n \n Artikel\n 2\n Bijzondere bevoegdverklaringen voor RPA\n \n De Minister kan op aanvraag de volgende bijzondere bevoegdverklaringen afgeven voor de besturing van een RPA waarvan de totale startmassa niet meer dan 150kg bedraagt:\n \n \n a.\n bevoegdverklaring voor werkzaamheden met een RPA anders dan boven mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, spoorlijnen, in gebruik zijnde autosnelwegen en autowegen, of wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt (unpopulated area);\n \n \n b.\n klassebevoegdverklaring voor vliegtuigen (A), helikopters (H) of andere categorieën (OA) waarvan de totale startmassa 25 kg of minder bedraagt;\n \n \n c.\n klassebevoegdverklaring voor vliegtuigen (A), helikopters (H) of andere categorieën (OA) waarvan de totale startmassa meer dan 25 kg maar niet meer dan 150 kg bedraagt;\n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 3\n Eisen voor afgifte bewijs van bevoegdheid, algemene bevoegdverklaring en bijzondere bevoegdverklaring\n \n \n 1\n Een RPA-L met daarop weergegeven de algemene bevoegdverklaring VLOS of EVLOS wordt afgegeven indien de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de voor het betreffende type operatie benodigde eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.\n \n \n 2\n De algemene bevoegdverklaring FI (RPA), bedoeld in artikel 3, zesde lid, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, wordt afgegeven indien de aanvrager:\n \n \n a.\n houder is van een RPA-L, met daarop weergegeven de algemene bevoegdverklaring(en) en de bijzondere bevoegdverklaring(en) waarvoor onderricht wordt gegeven; en\n \n \n b.\n ten minste acht uren ervaring heeft als gezagvoerder in de periode van twee jaar onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag.\n \n \n \n \n 3\n De bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt afgegeven indien de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de voor de in dit artikelonderdeel bedoelde werkzaamheden benodigde eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.\n \n \n 4\n De klassebevoegdverklaringen, bedoeld in artikel 2, onderdelen b en c, worden afgegeven indien de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de voor operaties met RPA’s in de betreffende klasse benodigde eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 4\n Geldigheidsduur en eisen voor verlenging algemene en bijzondere bevoegdverklaringen\n \n \n 1\n De geldigheidsduur van de algemene bevoegdverklaring FI (RPA) kan worden verlengd, indien de aanvrager:\n \n \n a.\n houder is van een RPA-L, met daarop weergegeven de algemene bevoegdverklaring(en) en de bijzondere bevoegdverklaring(en) waarvoor onderricht wordt gegeven; en\n \n \n b.\n ten minste twaalf uren ervaring heeft als gezagvoerder in de periode van twee jaar onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag.\n \n \n \n \n 2\n De geldigheidsduur van de bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt ten hoogste twee jaren en kan vervolgens steeds met twee jaren worden verlengd, indien de aanvrager heeft aangetoond dat hij\n in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van de aanvraag om verlenging ten minste twee uren per jaar ervaring heeft verkregen met de werkzaamheden waarvoor de bijzondere bevoegdverklaring vereist is.\n \n \n 3\n De geldigheidsduur van de bijzondere bevoegdverklaringen, bedoeld in artikel 2, onderdelen b en c, bedraagt ten hoogste twee jaren en kan vervolgens steeds met twee jaren worden verlengd, indien de aanvrager heeft aangetoond dat hij in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van de aanvraag om verlenging ten minste twee uren per jaar ervaring heeft verkregen met operaties met een RPA in de betreffende klasse.\n \n \n 4\n De ervaring, bedoeld in het tweede en derde lid, moet zijn verkregen tijdens ten minste zes vluchten, die op zes verschillende dagen zijn uitgevoerd, waarvan de laatste drie vluchten hebben plaatsgevonden in de periode van negentig dagen onmiddellijk voorafgaande aan de datum van aanvraag.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 5\n Wederafgifte bijzondere bevoegdverklaring\n \n Voor wederafgifte van de bijzondere bevoegdverklaringen, bedoeld in artikel 2, is vereist dat de aanvrager heeft aangetoond dat hij:\n \n \n a.\n in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van aanvraag om wederafgifte ten minste twee uren ervaring per jaar heeft verkregen met de werkzaamheden waarvoor de bijzondere bevoegdverklaring is vereist tijdens ten minste zes vluchten, die op zes verschillende dagen zijn uitgevoerd; en\n \n \n b.\n de aanvrager een praktijkexamen heeft afgelegd dat de uitvoering bevat van de werkzaamheden waarvoor de bijzondere bevoegdverklaring is gewenst en dat is uitgevoerd met een luchtvaartuig in de klasse waarvoor de klassebevoegdverklaring is gewenst.\n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 6\n Bijhouden logboek\n \n De houder van een RPA-L en de leerling-vlieger houden de gegevens van door hem uitgevoerde vluchten bij in een logboek waarvan het model gelijk is aan het in bijlage 2 bij deze regeling opgenomen model.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n §\n 3\n Luchtwaardigheid\n \n \n Artikel\n 7\n Afgifte speciaal-BvL en geluidverklaring\n \n \n 1\n Een speciaal-BvL wordt aangevraagd door indiening bij de minister van een volledig ingevuld en ondertekend formulier, waarvan exemplaren kosteloos bij de minister zijn te verkrijgen.\n \n \n 2\n Aan de houder van een RPA, waarvan de startmassa niet meer dan 150 kg bedraagt, kan een speciaal-BvL worden afgegeven indien bij de aanvraag een, door een daartoe erkend bedrijf afgegeven, acceptatierapport betreffende de BvL-acceptatiekeuring is overgelegd, waaruit blijkt dat het luchtvaartuig voldoet aan de in bijlage 3 van deze regeling opgenomen luchtwaardigheidseisen.\n \n \n 3\n Het model van het speciaal-BvL is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 4.\n \n \n 4\n Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de geluidverklaring.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 8\n Verlenging speciaal-BvL\n \n \n 1\n Voor het verlengen van de termijn van geldigheid van het speciaal-BvL wordt door de houder een aanvraag ingediend bij de minister door middel van een volledig en ondertekend formulier, waarvan exemplaren kosteloos bij de minister verkrijgbaar zijn.\n \n \n 2\n De aanvraag wordt vergezeld van een verklaring van de houder waaruit blijkt dat het luchtvaartuig nog steeds voldoet aan de in artikel 7, tweede lid, bedoelde eisen en is onderhouden overeenkomstig de in artikel 9 bedoelde eisen.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 9\n Onderhoud\n \n Onderhoud van een Nederlands RPAS geschiedt overeenkomstig de in bijlage 5 neergelegde eisen.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 9a\n Buitenlandse RPA’s\n \n \n 1\n Dit artikel is van toepassing op RPA’s die geregistreerd zijn in een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte.\n \n \n 2\n De Minister verleent op grond van artikel 3.21 van de Wet luchtvaart ontheffing van het verbod een vlucht uit te voeren met een RPA die niet is voorzien van een geldig bewijs van luchtwaardigheid, indien de RPA voldoet aan eisen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de in deze paragraaf gestelde eisen wordt nagestreefd.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n §\n 4\n Vluchtuitvoering\n \n \n Artikel\n 10\n Eisen aan uitvoering van vluchten\n \n \n 1\n De organisatie die vluchten uitvoert met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 150 kg bedraagt beschikt over:\n \n \n a.\n een handboek, dat voldoet aan de in bijlage 6 opgenomen eisen;\n \n \n b.\n een speciaal-BvL met betrekking tot de RPA’s waarmee de vlucht wordt uitgevoerd;\n \n \n c.\n een bewijs van bevoegdheid voor de bestuurders die de in onderdeel b bedoelde RPA’s besturen; en\n \n \n d.\n een verzekering tegen de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor dood of letsel van derden of andere schade toegebracht aan derden.\n \n \n \n \n 2\n De organisatie, bedoeld in het eerste lid, draagt er zorg voor dat de Inspectie Leefomgeving en Transport beschikt over de actuele versie van het handboek, bedoeld in het eerste lid.\n \n \n 3\n Vluchten met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 150 kg bedraagt worden uitgevoerd met inachtneming van het handboek, bedoeld in het eerste lid.\n \n \n 4\n De organisatie, bedoeld in het eerste lid, meldt ten minste 24 uur voor de dag dat een vlucht met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 150 kg bedraagt zal worden uitgevoerd, dit voornemen schriftelijk of per e-mail aan de minister en de burgemeester van de gemeente waarin het betreffende terrein ligt.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 11\n Eisen voor afgifte ROC voor vluchten tegen vergoeding\n \n Een ROC wordt afgegeven indien de aanvrager beschikt over de in artikel 10, eerste lid, bedoelde documenten, met dien verstande dat het handboek door de minister is goedgekeurd.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 12\n Documenten\n \n De door de gezagvoerder mee te voeren documenten, bedoeld in artikel 4.8 van de wet, zijn:\n \n \n a.\n het bewijs van inschrijving, bedoeld in artikel 3.5 van de wet;\n \n \n b.\n het bewijs van bevoegdheid of bewijs van gelijkstelling, bedoeld in artikel 2.1 van de wet;\n \n \n c.\n het bewijs van luchtwaardigheid, bedoeld in artikel 3.8 van de wet, behoudens in gevallen als bedoeld in artikel 3.21 van de wet;\n \n \n d.\n de geluidverklaring, bedoeld in artikel 3.19c van de wet; en\n \n \n e.\n het ROC, bedoeld in artikel 2 van het Besluit vluchtuitvoering.\n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n §\n 5\n Deelname aan het luchtverkeer\n \n \n Artikel\n 13\n Zichtafstand\n \n \n 1\n Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA buiten zichtafstand van de bestuurder of een waarnemer.\n \n \n 2\n Onverminderd het eerste lid, is het verboden een VFR-vlucht uit te voeren op een afstand van meer dan 500 meter van de bestuurder of een waarnemer.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 14\n VFR-vlieghoogte\n \n \n 1\n Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA hoger dan 120 meter (400 ft) boven de grond of het water.\n \n \n 2\n De Minister van Infrastructuur en Milieu verleent ontheffing van het verbod, bedoeld in het eerste lid, indien de vlucht wordt uitgevoerd voor het verrichten van luchtwerk met betrekking tot een vaartuig, voertuig, gebouw of kunstwerk en deze vlucht op grond van het ROC mag worden uitgevoerd.\n \n \n 3\n De minimumvlieghoogtes voor VFR-verkeer, bedoeld in paragraaf SERA.5005 van verordening (EU) nr. 923/2012 zijn niet van toepassing op vluchten met een RPA.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 15\n Afstand tot mensenmenigten, bebouwing, spoorlijnen of wegen\n \n \n 1\n Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA binnen 150 meter horizontaal van mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing, in gebruik zijnde autosnelwegen, in gebruik zijnde autowegen, of in gebruik zijnde wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid, is het toegestaan een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA tot 50 meter horizontaal van industrie- en havengebieden.\n \n \n 3\n Onverminderd het eerste lid, is het verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA binnen 50 meter horizontaal van vaartuigen, voertuigen, kunstwerken en spoorlijnen.\n \n \n 4\n De Minister van Infrastructuur en Milieu verleent ontheffing van het verbod, bedoeld in het eerste en derde lid, indien de vlucht wordt uitgevoerd voor het verrichten van luchtwerk met betrekking tot een vaartuig, voertuig, gebouw, kunstwerk, spoorlijn of weg en deze vlucht op grond van het ROC mag worden uitgevoerd.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 16\n Beperkingen luchtverkeer binnen plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden\n \n \n 1\n De uitoefening van het luchtverkeer met een RPA is verboden:\n \n \n a.\n in Maastricht CTR, Eelde CTR, Rotterdam CTR en het boven Nederlands grondgebied gelegen deel van de Niederrhein CTR, bedoeld in artikel 5 van de Regeling luchtverkeersdienstverlening, binnen een afstand van 5.600 meter van het luchthaven referentiepunt\n \n \n b.\n in Schiphol CTR, bedoeld in artikel 5 van de Regeling luchtverkeersdienstverlening, met uitzondering van het gebied gelegen binnen een afstand van 3.700 meter van de laterale begrenzing van Schiphol CTR 1 die is opgenomen in de luchtvaartgids, hoofdstuk AD 2.\n \n \n \n \n 2\n In afwijking van artikel 14 en onverminderd het eerste lid, is het verboden een VFR-vlucht met een RPA uit te voeren hoger dan 45 meter (150 ft) boven de grond of het water binnen de plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 17\n \n De artikelen 13 tot en met 16 zijn niet van toepassing op vluchten met militaire RPA’s.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n §\n 6\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 18\n Wijziging Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008\n \n \n Wijzigt de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 19\n Wijziging Regeling modelvliegen\n \n \n Wijzigt de Regeling modelvliegen.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 20\n Wijziging Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001\n \n \n Wijzigt de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 21\n Wijziging Regeling tarieven luchtvaart 2008\n \n \n Wijzigt de Regeling tarieven luchtvaart 2008.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 22\n Wijziging Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen\n \n \n Wijzigt de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 23\n Wijziging Regeling vluchtuitvoering\n \n \n Wijzigt de Regeling vluchtuitvoering.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 24\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 25\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,W.J.Mansveld\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 1\n behorend bij artikel 3\n \n \n \n 1\n Introductie\n \n Eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring voor het verkrijgen van een RPA-L met de daarbij horende algemene bevoegdverklaringen en bijzondere bevoegdverklaringen.\n Daar waar nodig zijn specifieke leerdoelen voor besturing van vliegtuig, helikopter of andere luchtvaartuigen expliciet aangegeven. De overige leerdoelen zijn generiek van toepassing op RPA’s. Bij de toepassing van de leerdoelen wordt de specifiek voor de desbetreffende configuratie benodigde kennis aangeboden.\n De eisen opgenomen onder de volgende onderdelen zijn afhankelijk van de categorie luchtvaartuig:\n \n \n •\n RPAS algemene kennis (onderdeel 2)\n \n \n •\n Vluchtprinciples (onderdeel 3)\n \n \n •\n Vliegprestaties en vluchtvoorbereiding (onderdeel 4)\n \n \n \n \n \n A\n Kenniseisen\n \n \n \n 2\n RPAS algemene kennis\n \n \n \n 2.1\n RPAS\n \n \n \n •\n De kandidaat weet de hoofdcomponenten van de categorie RPA te noemen. Hij kan de functies van deze componenten verklaren en globaal hun opbouw omschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kent de primaire stuurorganen en kan de werkwijze ervan verklaren.\n \n \n •\n De kandidaat weet de hoofdcomponenten van de RPA te noemen,voor de categorie waarvoor hij opgeleid wordt. Hij kan de functies van deze componenten verklaren en globaal hun constructie beschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kent de krachten die op een casco kunnen werken en hun invloed op dat casco voor de categorie waarvoor hij opgeleid wordt. Hij kent de relatie tussen massa en kracht en kan het begrip veiligheidsfactor verklaren.\n \n \n \n \n \n 2.2\n Voortstuwingsinrichting\n \n \n \n •\n De kandidaat kan het principe van de elektrische motor, de (viertakt) verbrandingsmotor en gasturbine motor verklaren en kent alle (hoofd)onderdelen van deze motor. Hij kent de verschillende types RPAS-motoren.\n \n \n •\n De kandidaat kan een globale beschrijving geven van bestaande brandstofsystemen in gebruik bij een RPA.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de algemene principes van bediening van de diverse motoren.\n \n \n \n \n \n 2.3\n Systemen\n \n \n Elektrisch systeem\n \n \n \n •\n De kandidaat kent alle algemene componenten in het elektrisch systeem en kan hun functie verklaren.\n \n \n •\n De kandidaat weet welke algemene systemen van elektriciteit worden voorzien.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met type, eigenschappen en capaciteit van een batterij (accu).\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met beveiligingssystemen die in het elektrisch systeem gebruikt worden.\n \n \n \n Rotor systeem\n \n \n \n •\n De kandidaat kan de verschillende onderdelen van een rotorsysteem benoemen.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de procedure en criteria voor het afstellen van de rotorbladen.\n \n \n \n Instrumenten Algemeen\n \n De kandidaat kan de volgende instrumenten globaal en type specifiek beschrijven, inclusief de achterliggende meetprincipes:\n \n \n •\n Luchtsnelheidsmeter;\n \n \n •\n Hoogtemeter;\n \n \n •\n Stijg-/daalsnelheidsmeter;\n \n \n •\n Gyroscopen / IMU;\n \n \n •\n Kunstmatige horizon;\n \n \n •\n Magnetisch kompas;\n \n \n •\n Motorinstrumenten;\n \n \n •\n Waarschuwingsindicatoren;\n \n \n •\n GPS.\n \n \n \n \n \n 2.4\n Data link\n \n \n \n •\n De kandidaat kent de frequenties die mogen worden gebruikt voor data links.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de algemene eigenschappen van data link frequenties en datalink apparatuur, waaronder tevens factoren betreffende de capaciteit (bandbreedte) en elektromagnetische compatibiliteit en interferentie.\n \n \n \n \n \n \n 3\n Vluchtprincipes\n \n \n Verdeling van de vier krachten\n \n \n \n •\n De kandidaat kan de vier krachten en bijbehorende mechanische begrippen als zwaartepunt, kracht, arm, moment en evenwicht, die tijdens de vlucht op een luchtvaartuig werken, benoemen en interpreteren.\n \n \n \n Stuurorganen\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de besturingsorganen, hun werkwijze en hun effecten op de beweging van het onbemande luchtvaartuig voor de categorie waarvoor hij opgeleid wordt.\n \n \n •\n De kandidaat kan de begrippen ‘langsas’, ‘dwarsas’ en ‘topas’ definiëren in relatie tot een luchtvaartuig en de bewegingen rond deze assen benoemen.\n \n \n \n Aerodynamica\n \n De kandidaat is bekend met aerodynamische effecten die de vlucht mogelijke maken, dan wel nadelig kunnen beïnvloeden, zoals bijvoorbeeld overtrek.\n \n \n \n 4\n Vliegprestaties\n \n \n \n 4.1\n Massa en zwaartepunt\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de invloed van massa en zwaartepunt op de vliegprestaties en kan de basisbegrippen definiëren en uitleggen.\n \n \n •\n De kandidaat kan omschrijven wat de beperkingen zijn voor maximaal start- en maximaal landingsgewicht.\n \n \n •\n De kandidaat kan aangeven wat de effecten van overgewicht of verschoven zwaartepunt van het onbemand luchtvaartuig (kunnen) zijn op de constructie van het luchtvaartuig en op de vliegprestaties.\n \n \n \n \n \n 4.2\n Prestaties\n \n De kandidaat kan de factoren benoemen die van belang zijn voor de vliegprestaties tijdens diverse vluchtfasen (start, vlucht, landing).\n \n \n \n \n 5\n Luchtvaartregelgeving\n \n \n \n 5.1\n De Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) en het Verdrag inzake internatonale burgerluchtvaart\n \n De kandidaat is bekend met de internationale burgerluchtvaartorganisatie, ICAO, haar rol in de internationale luchtvaartwetgeving en kan aangeven welke ICAO voorschriften voor de uitvoering van vluchten met RPAS van belang zijn.\n \n \n \n 5.2\n Luchtverkeersregels en luchtverkeersdiensten\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de van toepassing zijnde Nederlandse voorschriften, waaronder:\n \n \n o\n deze regeling.\n \n \n o\n de inschrijving van Nederlands geregistreerde luchtvaartuigen in een openbaar luchtvaartuigregister.\n \n \n o\n de artikelen 2.12, 5.3 en 5.8 van de Wet luchtvaart aangaande de verboden betreffende:\n \n \n –\n Het op zodanige wijze aan het luchtverkeer deelnemen dat personen of zaken in gevaar kunnen worden gebracht\n \n \n –\n Het verrichten van werkzaamheden terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof dat het gebruik daarvan de vaardigheid voor het verrichten van die werkzaamheden kan verminderen\n \n \n –\n Een vlucht uit te voeren zonder kennis te nemen van alle gegevens en inlichtingen die voor de uitvoering van de vlucht van belang zijn.\n \n \n \n \n o\n de Regeling modelvliegen.\n \n \n o\n de restricties met betrekking tot het gebruik van frequenties.\n \n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de voornaamste definities en bepalingen aangaande luchtverkeersregels (SERA en Besluit luchtverkeer 2014) en luchtverkeersdiensten.\n \n \n •\n De kandidaat kan de drie categorieën regels (Rules of the Air) noemen die worden onderscheiden bij de vluchtuitvoering in de lucht en op luchtvaartterreinen.\n \n \n •\n De kandidaat kan de voorrangsregels, met inbegrip van de voorrangsregels op luchtvaartterreinen, beschrijven en toepassen.\n \n \n •\n De kandidaat kan de zichtvliegvoorschriften beschrijven met speciale nadruk op minimum vereist vliegzicht en afstand tot de wolken in luchtruim met klassen G,C en D;\n \n \n •\n De kandidaat kan een beknopte uitleg geven over de eisen aangaande bescheiden bij het grondstation van een luchtvaartuig.\n \n \n •\n De kandidaat weet de diverse luchtvaartpublicaties te benoemen en te gebruiken in de vluchtvoorbereiding.\n \n \n •\n De kandidaat kan een overzicht geven van de luchtverkeersdiensten.\n \n \n \n \n \n \n 6\n Meteorologie\n \n \n \n •\n De kandidaat kan een globale beschrijving geven van de opbouw en samenstelling van de atmosfeer.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met meteorologische fenomenen zoals druk, wind, mist, ijs en onweer en kan de invloed van deze fenomenen op een vlucht beschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kan globaal de organisatie van de luchtvaart meteorologische diensten in de wereld beschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kan de informatie inventariseren die een piloot in het algemeen kan ontvangen van een luchtvaart meteorologische dienst\n \n \n o\n tijdens de vluchtvoorbereiding;\n \n \n o\n gedurende de vlucht.\n \n \n \n \n \n \n \n 7\n Menselijke prestaties en beperkingen\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met elementaire begrippen uit de fysiologie zoals zicht en gehoor en kan de relevantie van deze begrippen voor het uitvoeren van een vlucht met een RPAS aangeven.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met elementaire begrippen uit de psychologie als informatiebronnen en -verwerking, beslissingsprocessen, stress, inzicht en besluitvorming en kan de relevantie van deze begrippen voor het uitvoeren van een vlucht met een RPAS aangeven.\n \n \n \n \n \n 8\n Vliegen en gezondheid\n \n De kandidaat kan de belangrijkste risico’s en bijwerkingen noemen van het gebruik van:\n \n \n •\n vrij verkrijgbare medicijnen tegen verkoudheid, griep, hooikoorts en andere allergieën, met de nadruk op medicijnen die antihistaminepreparaten bevatten;\n \n \n •\n alcohol, voorgeschreven medicijnen en drugs, zelfstandig of in combinatie, die van invloed kunnen zijn op de besturing van een RPA.\n \n \n De kandidaat kan de voor de besturing van een RPA belangrijkste risico’s noemen van:\n \n \n •\n oververmoeidheid;\n \n \n •\n stress.\n \n \n \n \n \n 9\n Navigatie\n \n \n \n •\n De kandidaat kan, met behulp van de ICAO-kaart 1:500000 en andere beschikbare middelen (bijvoorbeeld AIP, NOTAM en meteo) zijn vlucht op adequate wijze voorbereiden;\n \n \n •\n De kandidaat weet wat GNSS betekent, kent de toepassing van GNSS en kan het werkingsprincipe beschrijven;\n \n \n •\n De kandidaat kent de fouten die op kunnen treden binnen het GNSS en is bekend met de nauwkeurigheid van het systeem en kan de invloed daarvan op de operatie vertalen;\n \n \n •\n De kandidaat kent de factoren die ontvangstbereik en nauwkeurigheid kunnen beïnvloeden.\n \n \n \n \n \n 10\n Operaties\n \n \n \n 10.1\n Operationele procedures\n \n \n ICAO Annex 6, Deel II – Bediening van het luchtvaartuig\n \n \n \n •\n De kandidaat kan een overzicht geven van de taken en verantwoordelijkheden van de gezagvoerder met betrekking tot:\n \n \n o\n Het naleven van de regelgeving en procedures;\n \n \n o\n De veiligheid van RPAS-vliegers;\n \n \n o\n Het melden van luchtvaartongevallen;\n \n \n o\n Het gebruik van alcohol, drugs en psychotrope geneesmiddelen;\n \n \n o\n De vluchtvoorbereiding;\n \n \n o\n De vluchtuitvoering;\n \n \n o\n Het melden van ongevallen en incidenten.\n \n \n \n \n •\n De kandidaat kan een overzicht geven van de documenten en handboeken (manuals) die tijdens alle vluchten aanwezig moeten zijn bij het grondstation.\n \n \n \n \n \n 10.2\n RPAS-operaties\n \n De kandidaat is bekend met de Nederlandse voorschriften voor vluchtuitvoering, inclusief toezicht en naleving.\n \n \n \n \n \n B\n Bedrevenheidseisen\n \n Bedrevenheid op de in paragraaf 11 genoemde onderdelen. Deze bedrevenheid moet, nadat men aan de kenniseisen heeft voldaan, worden aangetoond tijdens een praktijkexamen. Het praktijkexamen betreft de uitvoering met een RPA van het type operatie waarvoor een algemene bevoegdverklaring is gewenst (VLOS, EVLOS), van de werkzaamheden waarvoor een bijzondere bevoegdverklaring is gewenst en met het klasse luchtvaartuig waarvoor een klassebevoegdverklaring is gewenst. Het praktijkexamen ten behoeve van de algemene bevoegdverklaring EVLOS is inclusief het gebruik van een waarnemer.\n \n \n \n C\n Ervaringseisen\n \n \n \n 11\n Praktijkervaring\n \n \n Eisen aan praktische ervaring voor de algemene bevoegdverklaring VLOS in combinatie met de bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a:\n \n De praktische opleidingseisen bestaan uit de onderdelen ‘basis vliegtechnieken’ en ‘operationele vliegtraining’. Beide onderdelen vragen om de beheersing van een aantal vaardigheden.\n De vereiste vaardigheden voor de basis vliegtechnieken bestaan uit:\n \n \n •\n Vaste manoeuvres, inclusief het maken van bochten linksom en rechtsom;\n \n \n •\n Het vliegen van achtpatronen;\n \n \n •\n De RPAS besturen, waarbij het systeem naar de piloot toe vliegt;\n \n \n •\n Vliegen onder verschillende meteocondities, conform de specificaties van de RPAS-producent;\n \n \n •\n Voor vliegtuigen specifiek: landen onder een hoek van maximaal 45 graden;.\n \n \n Deze manoeuvres dienen allemaal, zowel handmatig, in het geval de RPAS deze besturingsmode heeft, als met de autopilot uitgevoerd te worden.\n De operationele vliegtraining heeft betrekking op de benodigde vaardigheden ten behoeve van het uitvoeren van de operatie en bestaat uit:\n \n \n •\n Voorbereiding van de operatie en de vlucht, conform het operations manual;\n \n \n •\n Het vliegen onder druk van de klant;\n \n \n •\n Het uitvoeren van een complexe operatie binnen de VLOS-grenzen;\n \n \n •\n Omgaan met faalcondities tijdens de vlucht, zoals oriëntatieverlies, contactverlies met het satellietsysteem en het falen van noodsystemen;\n \n \n •\n Ervaring met RPAS specifieke voorzieningen zoals bijvoorbeeld verlichting, zichtcamerasystemen en andere visuele hulpmiddelen;\n \n \n •\n In staat zijn om verantwoord te kunnen vliegen als er windvlagen zijn en met name in staat zijn om op basis van de wind omstandigheden te beslissen of vliegen verantwoord is.\n \n \n De ervaring moet opgedaan zijn onder toezicht van een FI (RPA) binnen twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan het praktijkexamen.\n \n Eisen aan praktische ervaring voor de algemene bevoegdverklaring EVLOS in combinatie met de bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a:\n \n De praktische opleidingseisen bestaan uit de onderdelen ‘basis vliegtechnieken’ en ‘operationele vliegtraining’. Beide onderdelen vragen om de beheersing van een aantal vaardigheden.\n De vereiste vaardigheden voor de basis vliegtechnieken bestaan uit:\n \n \n •\n Vaste manoeuvres, inclusief het maken van bochten linksom en rechtsom,\n \n \n •\n Het vliegen van achtpatronen;\n \n \n •\n De RPAS besturen, waarbij het systeem naar de piloot toe vliegt;\n \n \n •\n Vliegen onder verschillende meteocondities, conform de specificaties van de RPAS-producent;\n \n \n •\n Voor vliegtuigen specifiek: landen onder een hoek van maximaal 45 graden.\n \n \n •\n Deze manoeuvres dienen allemaal met de autopilot uitgevoerd te worden, en als de RPA handmatig bestuurd kan worden, ook handmatig.\n \n \n De operationele vliegtraining heeft betrekking op de benodigde vaardigheden ten behoeve van het uitvoeren van de operatie en bestaat uit:;\n \n \n •\n Voorbereiding van de operatie en de vlucht, conform het operations manual;\n \n \n •\n Het vliegen onder druk van de klant;\n \n \n •\n Het uitvoeren van een complexe operatie binnen de EVLOS-grenzen;\n \n \n •\n Omgaan met faalcondities tijdens de vlucht, zoals oriëntatieverlies, contactverlies met het satellietsysteem en het falen van noodsystemen;\n \n \n •\n Ervaring met RPAS specifieke voorzieningen zoals bijvoorbeeld verlichting, zichtcamerasystemen en andere visuele hulpmiddelen;\n \n \n •\n In staat zijn om verantwoord te kunnen vliegen als er windvlagen zijn en met name in staat zijn om op basis van de wind omstandigheden te beslissen of vliegen verantwoord is;\n \n \n •\n Beheersing van de procedure om de verantwoordelijkheid voor het voorkomen van botsingen met andere luchtvaartuigen over te dragen van de bestuurder op de waarnemer en van de waarnemer op de bestuurder;\n \n \n •\n Beheersing van crew management.\n \n \n De ervaring moet opgedaan zijn onder toezicht van een FI (RPA) in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan het praktijkexamen.\n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 2\n behorend bij artikel 6\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n datum\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n functies\n \n \n \n \n \n \n \n type RPAS\n \n \n \n \n \n \n \n type vlucht*\n \n \n \n \n \n \n \n registratie\n \n \n \n \n \n \n \n begintijd**\n \n \n \n \n \n \n \n eindtijd**\n \n \n \n \n \n \n \n duur\n \n \n \n \n \n \n \n locatie\n \n \n \n \n \n \n \n paraaf\n \n \n \n \n \n \n \n \n *met type vlucht wordt bedoeld VLOS of EVLOS\n **Met de begintijd en eindtijd wordt het tijdstip bedoeld waarop de vlucht daadwerkelijk begint en eindigt.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 3\n behorend bij artikel 7\n \n \n \n Luchtwaardigheidseisen voor RPAS\n \n Voor het verkrijgen van een speciaal-BVL onder de beperking dat de RPA niet wordt gebruikt boven mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, spoorlijnen of voor motorrijtuigen toegankelijke wegen wordt het RPAS ten minste op de volgende elementen beoordeeld:\n \n \n 1.\n Beschrijving van het RPAS inclusief klasse en type, serienummer, maximale startmassa;\n \n \n 2.\n Technische specificaties inclusief snelheidsinformatie, afmetingen, massa-informatie, zwaartepunt, maximale winduitschieters, maximaal bereik, maximale vluchtduur, gebruikte frequenties voor bediening;\n \n \n 3.\n Driezijdig beeld van het ontwerp inclusief de constructie;\n \n \n 4.\n Specificaties van het grondstation,waaronder minimaal: verstrekte informatie (ten minste: de vlieghoogte AGL of AMSL, de positie van het RPA of de horizontale afstand tot de vlieger of equivalente informatie die ertoe leidt dat het RPA binnen de maximale afstanden blijft), niveau brandstof of batterijcapaciteit en indicatie satellietontvangst), bedieningsmethodes, bedieningsmiddelen;\n \n \n 5.\n Bedradingsdiagram voor alle elektrische componenten inclusief kleuren;\n \n \n 6.\n Vlieghandboek inclusief gebruikslimieten;\n \n \n 7.\n Noodscenarios, waaronder minimaal: control failure, fatal error, engine loss, loss of engine power, low battery voltage, loss of GNSS signal, radio link failure, RPAS communicatie failure, pilot incapacitation; en\n \n \n 8.\n Verklaring van een daartoe erkend bedrijf dat de RPAS technisch voldoende veilig is om operaties conform het operationeel handboek van de operator uit te voeren.\n \n \n Tijdens de keuring van het RPAS worden ten minste de volgende zaken onderzocht:\n \n \n •\n Documentatie\n \n \n •\n De documentatie bevat ten minste de volgende inhoud:\n \n \n o\n Systeemontwerp\n \n \n o\n Onderhoud\n \n \n o\n Operationeel handboek\n \n \n o\n Noodscenarios\n \n \n –\n Link failure\n \n \n –\n Autopilot failure\n \n \n –\n Navigatie failure\n \n \n –\n Uitvallen motor\n \n \n –\n Vlieger onwel\n \n \n \n \n o\n Veiligheidsanalyse\n \n \n o\n Technisch journaal\n \n \n Tijdens de keuring wordt gekeken of de documentatie conform het aangeboden ontwerp is.\n \n \n \n \n •\n Bouw en constructie\n De mechanische toestand van het systeem wordt beoordeeld, waarbij minimaal de volgende zaken worden bekeken:\n \n \n o\n Gebruikte materialen\n \n \n o\n Samenbouw\n \n \n o\n Algehele indruk mechanische afwerking airframe\n \n \n o\n Gewichtsverdeling/zwaartepunt\n \n \n De geschiktheid van het mechanische systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n De bijdrage van het mechanische systeem in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n \n \n •\n Motoren en brandstof\n De bouw van de aandrijvingsysteem en het bijbehorende brandstof systeem worden op correcte werking beoordeeld. De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n De bijdrage van deze systemen in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n \n \n •\n Elektronische systemen\n De volgende componenten worden op correcte werking gecontroleerd:\n \n \n o\n Vluchtcontrole systeem\n \n \n o\n Navigatie systeem\n \n \n o\n Aandrijvingssysteem (servo’s e.d.)\n \n \n o\n Grond station\n \n \n De bijdrage van deze systemen in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Telemetrie systeem\n De correcte werking van het telemetrie systeem wordt gecontroleerd. Hierbij wordt minimaal naar de volgende componenten gekeken:\n \n \n o\n Transceivers grond en lucht\n \n \n o\n Frequentie gebruik\n \n \n De bijdrage van dit systeem in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n \n \n •\n Payload\n De invloed van de payload op de systemen die nodig zijn voor een veilige vluchtuitvoering wordt gecontroleerd. Hierbij worden minimaal de volgende aspecten meegenomen:\n \n \n o\n Elektromagnetische interferentie\n \n \n o\n Mechanische interferentie\n \n \n o\n Gewichtsverdeling\n \n \n De invloed van de payload in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n \n \n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Elektrisch systeem\n De volgende componenten worden op correcte werking gecontroleerd:\n \n \n o\n Batterijen\n \n \n o\n Bedrading\n \n \n o\n Algehele indruk elektrische installatie\n \n \n De bijdrage van het elektrisch systeem in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Grondstation\n De correcte werking van de besturingsorganen en de waarschuwingssystemen worden gecontroleerd. De aanwezigheid van de juiste informatie op het grondstation om de piloot in staat te stellen om de RPA goed te besturen wordt gecontroleerd, zowel op instrumentaanwijzingen als op bedieningsorganen.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Onderhoud\n Als bij het systeem een onderhoudsvoorschrift is geleverd, dan wordt de correcte inhoud van dit voorschrift gecontroleerd.\n \n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 4\n behorend bij artikel 8, lid 3\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n SPECIAL CERTIFICATE OF AIRWORTHINESS\n \n Human Environment and Transport Inspectorate\n Civil Aviation Authority Netherlands\n Correspondence address:\n P.O. Box 575, 2130 AN Hoofddorp, The Netherlands\n \n \n \n \n \n \n \n Registration number: ...\n \n \n ICAO aircraft designator: ...\n \n \n \n \n \n \n 1. Nat. & registration marks:\n \n PH-...\n \n \n \n 2. Manufacturer and manufacturer's designation of aircraft:\n \n ..............................\n \n \n \n 3. Aircraft serial number:\n \n ...\n \n \n \n \n \n 4. Categories:\n \n \n \n \n \n 5. This Special Certificate of Airworthiness is issued pursuant to the Netherlands Act on Aviation for aircraft excluded from the European Regulation (EC) No 216/2008 and also do not comply with the airworthiness requirements of ICAO. The abovementioned aircraft is considered to be airworthy when maintained and operated in accordance with the foregoing and the pertinent operating limitations.\n \n \n \n \n \n Date of issue: ....................\n \n \n \n Signature:\n \n The State Secretary for Infrastructure and the Environment,\n On behalf,\n \n \n \n \n \n Limitations / Remarks:\n \n \n \n \n \n 6. This Special Certificate of Airworthiness is valid up to and including ......, unless revoked.\n \n This certificate shall be carried by the pilot during all flights Document Number: ......\n \n \n \n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 5\n behorend bij artikel 10\n \n \n \n Paragraaf \n 1\n Definities\n \n \n \n Artikel 1\n \n In deze bijlage wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n onderhoud: de revisie, reparatie, inspectie, vervanging, uitvoering van een wijziging, of de herstelling van een defect van een RPAS of luchtvaartuigonderdeel of een combinatie van deze werkzaamheden, met uitzondering van de direct aan elke vlucht voorafgaande inspectie van het RPAS of daarmee gelijk te stellen inspecties;\n \n \n b.\n \n revisie: het weer in goede staat brengen van een RPAS of onderdeel van een RPAS door middel van inspectie en vervanging in overeenstemming met een goedgekeurde norm ter verlenging van de operationele levensduur.\n \n \n \n \n \n \n Paragraaf \n 2\n Onderhoudsprogramma\n \n \n \n Artikel 2\n \n \n \n 1.\n De houder van een RPAS is er voor verantwoordelijk dat een bij dat RPAS behorend onderhoudsprogramma wordt opgesteld, bijgehouden en bij uitvoering van onderhoud wordt gebruikt.\n \n \n 2.\n Een onderhoudsprogramma omvat ten minste de volgende aspecten: inspectieperiodes, inspectiestaten, bedrijfsgegevens, de van toepassing zijnde aanwijzingen van de minister en aanvullende onderhoudsinformatie van de ontwerper.\n \n \n 3.\n Onderhoudsprogramma's worden opgesteld en bijgehouden volgens de meest recente aanbevelingen van de ontwerper van het RPAS.\n \n \n 4.\n Wijzigingen in de aanbevelingen als bedoeld in het derde lid worden tijdig, doch uiterlijk binnen 6 maanden na uitgiftedatum in het onderhoudsprogramma verwerkt.\n \n \n 5.\n Aanwijzingen van de minister in de vorm van onderhoudsaanwijzingen en bijzondere luchtwaardigheidsaanwijzingen worden tijdig verwerkt in het onderhoudsprogramma.\n \n \n 6.\n Indien aanvullende onderhoudsinformatie van de ontwerper van het RPAS afwijkt van een aanwijzing van de minister, prevaleert de aanwijzing van de minister.\n \n \n \n \n \n Artikel 3\n \n \n \n 1.\n Het onderhoudsprogramma wordt beheerd door of namens de houder van het RPAS.\n \n \n 2.\n Het onderhoudsprogramma wordt op verzoek zo spoedig mogelijk toegezonden aan de minister.\n \n \n \n \n \n \n Paragraaf \n 3\n Uitvoering onderhoud\n \n \n \n Artikel 4\n \n \n \n 1.\n Met betrekking tot het onderhoud van een RPAS is de houder verplicht ervoor te zorgen dat de minister op zijn verzoek wordt ingelicht omtrent het tijdstip, waarop met het onderhoud dan wel met bepaalde daartoe behorende werkzaamheden zal worden aangevangen.\n \n \n 2.\n Het onderhoud van een RPAS mag worden uitgevoerd door of onder verantwoordelijkheid van de houder van het RPAS.\n \n \n 3.\n Met betrekking tot het onderhoud aan een RPAS of een onderdeel daarvan is de uitvoerder er voor verantwoordelijk:\n \n \n a.\n dat de organisatie en inrichting van de bij het onderhoud betrokken werkplaatsen, de werkwijzen en controlemethoden, de gereedschappen, de onderhoudsdocumentatie, alsmede de kundigheid van het bij de werkzaamheden betrokken personeel, zodanig zijn dat een goede uitvoering van het onderhoud is gewaarborgd;\n \n \n b.\n dat materialen, onderdelen en halfproducten, alsmede uitrustingsstukken alvorens deze bij het onderhoud te verwerken, zijn:\n \n \n 1°.\n geproduceerd volgens een door de ontwerper van het RPAS goedgekeurde producent, dan wel\n \n \n 2°.\n onderhouden volgens de aanwijzingen van de ontwerper van het RPAS;\n \n \n \n \n c.\n dat het RPAS na het onderhoud aan de in Artikel 6 genoemde luchtwaardigheidseisen voldoet, door het uitvoeren of laten uitvoeren van de inspecties en proeven waaruit blijkt, dat:\n \n \n 1°. \n de vervaardigingswijzen, de samenvoeging en de beproevingswijzen door de ontwerper van het RPAS zijn goedgekeurd of als zodanig zijn aanvaard, en\n \n \n 2°. \n de werking van het RPAS juist is.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Paragraaf\n 4\n Technische administratie luchtvaartuig\n \n \n \n Artikel 5\n \n \n \n 1.\n De houder van een RPAS is tijdens de geldigheidsduur van het voor dat luchtvaartuig afgegeven speciaal-BvL verplicht een technische administratie te voeren ten aanzien van het RPAS en van de volgende onderdelen daarvan:\n \n \n a.\n voortstuwingsinrichtingen;\n \n \n b.\n luchtschroeven;\n \n \n c.\n onderdelen die na revisie of herstelling in het algemeen niet in hetzelfde RPAS zullen worden gemonteerd.\n \n \n \n \n 2.\n In de technische administratie van een RPAS zijn de onderhoudsverklaringen, de certificaten van vrijgave of de certificaten van vrijgave voor gebruik alsmede de onderliggende documenten betreffende de aan het RPAS verrichte werkzaamheden, opgenomen. Deze documenten bevatten, met vermelding van de data, ten minste de gegevens met betrekking tot:\n \n \n a.\n het aantal vlieguren, of cycli, zodanig dat hieruit blijkt hoe lang het RPAS heeft gevlogen sinds de bouw en sinds het laatste periodieke onderhoud;\n \n \n b.\n de technische storingen, de opgelopen schade en de proefvluchten, en\n \n \n c.\n het onderhoud dat het RPAS heeft ondergaan.\n \n \n \n \n 3.\n De gegevens worden beveiligd vastgelegd en mogen niet worden uitgewist, verwijderd of onleesbaar worden gemaakt. De gegevens zijn volledig, duidelijk leesbaar en begrijpelijk.\n \n \n 4.\n De technische administratie van het RPAS en van de onderdelen van het RPAS wordt gevoerd op aanwijzingen van de minister in daartoe bestemde boeken, op daartoe bestemde formulieren of in het daarvoor bestemde techlog systeem.\n \n \n 5.\n Op de boeken, formulieren en andere bescheiden moeten ten minste de benaming, de typeaanduiding, het serienummer en de naam van de fabrikant van het RPAS of het onderdeel worden vermeld.\n \n \n 6.\n Volgboeken en volgkaarten, die ter voortzetting van de reeks aantekeningen worden gebruikt, moeten zijn voorzien van een volgnummer. De bladzijden van de boeken moeten doorlopend genummerd zijn.\n \n \n \n \n \n Artikel 6\n \n Tenzij de minister een andere termijn heeft vastgesteld, wordt de technische administratie onder verantwoordelijkheid van de houder van het RPAS gedurende twee jaren bewaard.\n \n \n \n \n Paragraaf 5. Onderzoek en melding van defecten en gebreken\n \n \n \n Artikel 7\n \n \n \n 1.\n De houder van een RPAS is tijdens de geldigheidsduur van het voor dat RPAS afgegeven speciaal bewijs van luchtwaardigheid verplicht op een door de minister gedaan verzoek het RPAS voor een onderzoek naar de luchtwaardigheid ter beschikking te stellen op een nader door de minister te bepalen tijdstip en plaats, waarbij zoveel mogelijk rekening zal worden gehouden met de belangen van de houder.\n \n \n 2.\n Tijdens een onderzoek als bedoeld in het eerste lid dient de houder:\n \n \n a.\n voldoende en deskundig personeel beschikbaar te stellen om de nodige assistentie te verlenen, alsmede de nodige hulpmiddelen, in het bijzonder voor het onderzoek van de installaties;\n \n \n b.\n te zorgen dat de proeven en proefvluchten die de minister noodzakelijk acht worden uitgevoerd;\n \n \n c.\n te zorgen dat op verzoek van de minister:\n \n \n 1°.\n het gewicht en het zwaartepunt van het RPA wordt bepaald;\n \n \n 2°.\n de technische administratie wordt overgelegd.\n \n \n \n \n \n \n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 6\n behorend bij artikel 11\n \n Het handboek, bedoeld in artikel 11, bevat in ieder geval een duidelijke beschrijving van:\n \n \n •\n de organisatiestructuur, waaronder de instructies die de (eind)verantwoordelijkheid van de bij de vluchtuitvoering betrokken personen in hoofdlijnen aangeven;\n \n \n •\n de standaard werkmethoden, waaronder de procedure voor selectie en inrichting van het start-en landingsterrein met veilige afstanden tot obstakels (inclusief wegen) en personen niet betrokken bij de vlucht, voor het vrijhouden van het gebied waarboven de operatie wordt uitgevoerd van nieuwsgierigen en andere personen niet betrokken bij de vlucht en voor het creëren van een veilig werkgebied en vrij start- en landingsgebied voor de bemanning;\n \n \n •\n het luchtwerk waarop het ROC betrekking heeft;\n \n \n •\n een naar het oordeel van de minister adequate procedure:\n \n \n o\n voor het aanwijzen van de gezagvoerder;\n \n \n o\n voor samenwerking tussen de gezagvoerder en de waarnemer (VLOS);\n \n \n o\n voor samenwerking tussen de gezagvoerder en de waarnemer op afstand (EVLOS);\n \n \n o\n voor operaties binnen een CTR, indien wordt gevlogen binnen een CTR;\n \n \n o\n voor het veilig en zonder gevaar voor derden overvliegen van een in gebruik zijnde weg of spoorlijn waarboven de operatie plaatsvindt;\n \n \n o\n om uiterlijk twee dagen voor de vlucht plaatsvindt een NOTAM als bedoeld in artikel 1 van de Regeling burgerluchtvaartinlichtingen te publiceren, waarin de operatie met de RPA bekend wordt gemaakt bij de AIS-unit Schiphol of de AIS-unit AOCS Nieuw Milligen, bedoeld in artikel 1 van de Regeling burgerluchtvaartinlichtingen;\n \n \n \n \n •\n de interne normen voor de inzetbaarheid van gezagvoerder, waarnemer en waarnemer op afstand en ‘human factor’ elementen;\n \n \n •\n de procedures ten aanzien van de vluchtvoorbereiding (zoals NOTAMS, geldige kaart(en), luchtvaartgids, luchtvaartmeteorologische inlichtingen);\n \n \n •\n de procedure van de risicoanalyse per vlucht (invloed van specifieke omgeving op veiligheid derden in de lucht en op de grond), rekening houdend met woonbebouwing en industrie via http://bagviewer.geodan.nl/;\n \n \n •\n de wijze waarop een veiligheidsmanagementsysteem is ingevoerd in de organisatie, waaronder de melding van incidenten, de rol van de veiligheidsmanager en de uitgangspunten van de organisatie voor veilig gedrag (minimum het VMS-light); en\n \n \n •\n een veiligheidsanalyse voor de uitvoering van vluchten waarop het ROC betrekking heeft, waarbij operationele aspecten, kwalificaties van de bemanning en technische toestand van het systeem worden meegenomen.\n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036568/2015-10-08_0/xml/BWBR0036568_2015-10-08_0.xml", "content": "BWBR0036568_2015-07-01_0\n Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 23 april 2015, IENM/BSK-2015/11533, houdende de vaststelling van regels voor op afstand bestuurde luchtvaartuigen\n Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen\n \n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 2.10, eerste lid, 3.24, 4:8 en 5:10, eerste lid, van de Wet luchtvaart, artikel 5, 8, eerste lid, 9, 10 tweede lid, 14, vierde lid, 15, tweede lid, en artikel 16, eerste lid, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, artikel 13, 16 en 18, tweede lid, van het Besluit luchtvaartuigen 2008, artikel 4, artikel 19, derde lid en artikel 20 van het Besluit luchtverkeer 2014 en artikel 4, tweede lid, van het Besluit vluchtuitvoering;\n \n \n BESLUIT:\n \n\n \n \n \n §\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n Minister: Minister van Infrastructuur en Milieu\n \n \n \n Wet:\n Wet luchtvaart\n \n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 1a\n \n Deze regeling berust mede op artikel 7, eerste lid, van het Besluit vluchtuitvoering.\n20153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340320153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340308-10-201520153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340320153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340306-10-2015\n \n \n §\n 2\n Personeel\n \n \n Artikel\n 2\n Bijzondere bevoegdverklaringen voor RPA\n \n De Minister kan op aanvraag de volgende bijzondere bevoegdverklaringen afgeven voor de besturing van een RPA waarvan de totale startmassa niet meer dan 150kg bedraagt:\n \n \n a.\n bevoegdverklaring voor werkzaamheden met een RPA anders dan boven mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, spoorlijnen, in gebruik zijnde autosnelwegen en autowegen, of wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt (unpopulated area);\n \n \n b.\n klassebevoegdverklaring voor vliegtuigen (A), helikopters (H) of andere categorieën (OA) waarvan de totale startmassa 25 kg of minder bedraagt;\n \n \n c.\n klassebevoegdverklaring voor vliegtuigen (A), helikopters (H) of andere categorieën (OA) waarvan de totale startmassa meer dan 25 kg maar niet meer dan 150 kg bedraagt;\n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 3\n Eisen voor afgifte bewijs van bevoegdheid, algemene bevoegdverklaring en bijzondere bevoegdverklaring\n \n \n 1\n Een RPA-L met daarop weergegeven de algemene bevoegdverklaring VLOS of EVLOS wordt afgegeven indien de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de voor het betreffende type operatie benodigde eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.\n \n \n 2\n De algemene bevoegdverklaring FI (RPA), bedoeld in artikel 3, zesde lid, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, wordt afgegeven indien de aanvrager:\n \n \n a.\n houder is van een RPA-L, met daarop weergegeven de algemene bevoegdverklaring(en) en de bijzondere bevoegdverklaring(en) waarvoor onderricht wordt gegeven; en\n \n \n b.\n ten minste acht uren ervaring heeft als gezagvoerder in de periode van twee jaar onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag.\n \n \n \n \n 3\n De bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt afgegeven indien de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de voor de in dit artikelonderdeel bedoelde werkzaamheden benodigde eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.\n \n \n 4\n De klassebevoegdverklaringen, bedoeld in artikel 2, onderdelen b en c, worden afgegeven indien de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de voor operaties met RPA’s in de betreffende klasse benodigde eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 4\n Geldigheidsduur en eisen voor verlenging algemene en bijzondere bevoegdverklaringen\n \n \n 1\n De geldigheidsduur van de algemene bevoegdverklaring FI (RPA) kan worden verlengd, indien de aanvrager:\n \n \n a.\n houder is van een RPA-L, met daarop weergegeven de algemene bevoegdverklaring(en) en de bijzondere bevoegdverklaring(en) waarvoor onderricht wordt gegeven; en\n \n \n b.\n ten minste twaalf uren ervaring heeft als gezagvoerder in de periode van twee jaar onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag.\n \n \n \n \n 2\n De geldigheidsduur van de bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt ten hoogste twee jaren en kan vervolgens steeds met twee jaren worden verlengd, indien de aanvrager heeft aangetoond dat hij\n in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van de aanvraag om verlenging ten minste twee uren per jaar ervaring heeft verkregen met de werkzaamheden waarvoor de bijzondere bevoegdverklaring vereist is.\n \n \n 3\n De geldigheidsduur van de bijzondere bevoegdverklaringen, bedoeld in artikel 2, onderdelen b en c, bedraagt ten hoogste twee jaren en kan vervolgens steeds met twee jaren worden verlengd, indien de aanvrager heeft aangetoond dat hij in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van de aanvraag om verlenging ten minste twee uren per jaar ervaring heeft verkregen met operaties met een RPA in de betreffende klasse.\n \n \n 4\n De ervaring, bedoeld in het tweede en derde lid, moet zijn verkregen tijdens ten minste zes vluchten, die op zes verschillende dagen zijn uitgevoerd, waarvan de laatste drie vluchten hebben plaatsgevonden in de periode van negentig dagen onmiddellijk voorafgaande aan de datum van aanvraag.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 5\n Wederafgifte bijzondere bevoegdverklaring\n \n Voor wederafgifte van de bijzondere bevoegdverklaringen, bedoeld in artikel 2, is vereist dat de aanvrager heeft aangetoond dat hij:\n \n \n a.\n in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van aanvraag om wederafgifte ten minste twee uren ervaring per jaar heeft verkregen met de werkzaamheden waarvoor de bijzondere bevoegdverklaring is vereist tijdens ten minste zes vluchten, die op zes verschillende dagen zijn uitgevoerd; en\n \n \n b.\n de aanvrager een praktijkexamen heeft afgelegd dat de uitvoering bevat van de werkzaamheden waarvoor de bijzondere bevoegdverklaring is gewenst en dat is uitgevoerd met een luchtvaartuig in de klasse waarvoor de klassebevoegdverklaring is gewenst.\n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 6\n Bijhouden logboek\n \n De houder van een RPA-L en de leerling-vlieger houden de gegevens van door hem uitgevoerde vluchten bij in een logboek waarvan het model gelijk is aan het in bijlage 2 bij deze regeling opgenomen model.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n §\n 3\n Luchtwaardigheid\n \n \n Artikel\n 7\n Afgifte speciaal-BvL en geluidverklaring\n \n \n 1\n Een speciaal-BvL wordt aangevraagd door indiening bij de minister van een volledig ingevuld en ondertekend formulier, waarvan exemplaren kosteloos bij de minister zijn te verkrijgen.\n \n \n 2\n Aan de houder van een RPA, waarvan de startmassa niet meer dan 150 kg bedraagt, kan een speciaal-BvL worden afgegeven indien bij de aanvraag een, door een daartoe erkend bedrijf afgegeven, acceptatierapport betreffende de BvL-acceptatiekeuring is overgelegd, waaruit blijkt dat het luchtvaartuig voldoet aan de in bijlage 3 van deze regeling opgenomen luchtwaardigheidseisen.\n \n \n 3\n Het model van het speciaal-BvL is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 4.\n \n \n 4\n Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de geluidverklaring.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 8\n Verlenging speciaal-BvL\n \n \n 1\n Voor het verlengen van de termijn van geldigheid van het speciaal-BvL wordt door de houder een aanvraag ingediend bij de minister door middel van een volledig en ondertekend formulier, waarvan exemplaren kosteloos bij de minister verkrijgbaar zijn.\n \n \n 2\n De aanvraag wordt vergezeld van een verklaring van de houder waaruit blijkt dat het luchtvaartuig nog steeds voldoet aan de in artikel 7, tweede lid, bedoelde eisen en is onderhouden overeenkomstig de in artikel 9 bedoelde eisen.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 9\n Onderhoud\n \n Onderhoud van een Nederlands RPAS geschiedt overeenkomstig de in bijlage 5 neergelegde eisen.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 9a\n Buitenlandse RPA’s\n \n \n 1\n Dit artikel is van toepassing op RPA’s die geregistreerd zijn in een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte.\n \n \n 2\n De Minister verleent op grond van artikel 3.21 van de Wet luchtvaart ontheffing van het verbod een vlucht uit te voeren met een RPA die niet is voorzien van een geldig bewijs van luchtwaardigheid, indien de RPA voldoet aan eisen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de in deze paragraaf gestelde eisen wordt nagestreefd.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n §\n 4\n Vluchtuitvoering\n \n \n Artikel\n 10\n Eisen aan uitvoering van vluchten\n \n \n 1\n De organisatie die vluchten uitvoert met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 150 kg bedraagt beschikt over:\n \n \n a.\n een handboek, dat voldoet aan de in bijlage 6 opgenomen eisen;\n \n \n b.\n een speciaal-BvL met betrekking tot de RPA’s waarmee de vlucht wordt uitgevoerd;\n \n \n c.\n een bewijs van bevoegdheid voor de bestuurders die de in onderdeel b bedoelde RPA’s besturen; en\n \n \n d.\n een verzekering tegen de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor dood of letsel van derden of andere schade toegebracht aan derden.\n \n \n \n \n 2\n De organisatie, bedoeld in het eerste lid, draagt er zorg voor dat de Inspectie Leefomgeving en Transport beschikt over de actuele versie van het handboek, bedoeld in het eerste lid.\n \n \n 3\n Vluchten met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 150 kg bedraagt worden uitgevoerd met inachtneming van het handboek, bedoeld in het eerste lid.\n \n \n 4\n De organisatie, bedoeld in het eerste lid, meldt ten minste 24 uur voor de dag dat een vlucht met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 150 kg bedraagt zal worden uitgevoerd, dit voornemen schriftelijk of per e-mail aan de minister en de burgemeester van de gemeente waarin het betreffende terrein ligt.\n \n \n 5\n Het vierde lid is niet van toepassing op vluchtuitvoering door de brandweer ten behoeve van de taken, bedoeld in artikel 25, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met d, en tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s.\n \n20153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340320153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340308-10-2015\n \n Artikel\n 11\n Eisen voor afgifte ROC voor vluchten tegen vergoeding\n \n Een ROC wordt afgegeven indien de aanvrager beschikt over de in artikel 10, eerste lid, bedoelde documenten, met dien verstande dat het handboek door de minister is goedgekeurd.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 12\n Documenten\n \n De door de gezagvoerder mee te voeren documenten, bedoeld in artikel 4.8 van de wet, zijn:\n \n \n a.\n het bewijs van inschrijving, bedoeld in artikel 3.5 van de wet;\n \n \n b.\n het bewijs van bevoegdheid of bewijs van gelijkstelling, bedoeld in artikel 2.1 van de wet;\n \n \n c.\n het bewijs van luchtwaardigheid, bedoeld in artikel 3.8 van de wet, behoudens in gevallen als bedoeld in artikel 3.21 van de wet;\n \n \n d.\n de geluidverklaring, bedoeld in artikel 3.19c van de wet; en\n \n \n e.\n het ROC, bedoeld in artikel 2 van het Besluit vluchtuitvoering.\n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n §\n 5\n Deelname aan het luchtverkeer\n \n \n Artikel\n 13\n Zichtafstand\n \n \n 1\n Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA buiten zichtafstand van de bestuurder of een waarnemer.\n \n \n 2\n Onverminderd het eerste lid, is het verboden een VFR-vlucht uit te voeren op een afstand van meer dan 500 meter van de bestuurder of een waarnemer.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 14\n VFR-vlieghoogte\n \n \n 1\n Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA hoger dan 120 meter (400 ft) boven de grond of het water.\n \n \n 2\n De Minister van Infrastructuur en Milieu verleent ontheffing van het verbod, bedoeld in het eerste lid, indien de vlucht wordt uitgevoerd voor het verrichten van luchtwerk met betrekking tot een vaartuig, voertuig, gebouw of kunstwerk en deze vlucht op grond van het ROC mag worden uitgevoerd.\n \n \n 3\n De minimumvlieghoogtes voor VFR-verkeer, bedoeld in paragraaf SERA.5005 van verordening (EU) nr. 923/2012 zijn niet van toepassing op vluchten met een RPA.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 15\n Afstand tot mensenmenigten, bebouwing, spoorlijnen of wegen\n \n \n 1\n Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA binnen 150 meter horizontaal van mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing, in gebruik zijnde autosnelwegen, in gebruik zijnde autowegen, of in gebruik zijnde wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid, is het toegestaan een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA tot 50 meter horizontaal van industrie- en havengebieden.\n \n \n 3\n Onverminderd het eerste lid, is het verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA binnen 50 meter horizontaal van vaartuigen, voertuigen, kunstwerken en spoorlijnen.\n \n \n 4\n De Minister van Infrastructuur en Milieu verleent ontheffing van het verbod, bedoeld in het eerste en derde lid, indien de vlucht wordt uitgevoerd voor het verrichten van luchtwerk met betrekking tot een vaartuig, voertuig, gebouw, kunstwerk, spoorlijn of weg en deze vlucht op grond van het ROC mag worden uitgevoerd.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 16\n Beperkingen luchtverkeer binnen plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden\n \n \n 1\n De uitoefening van het luchtverkeer met een RPA is verboden:\n \n \n a.\n in Maastricht CTR, Eelde CTR, Rotterdam CTR en het boven Nederlands grondgebied gelegen deel van de Niederrhein CTR, bedoeld in artikel 5 van de Regeling luchtverkeersdienstverlening, binnen een afstand van 5.600 meter van het luchthaven referentiepunt\n \n \n b.\n in Schiphol CTR, bedoeld in artikel 5 van de Regeling luchtverkeersdienstverlening, met uitzondering van het gebied gelegen binnen een afstand van 3.700 meter van de laterale begrenzing van Schiphol CTR 1 die is opgenomen in de luchtvaartgids, hoofdstuk AD 2.\n \n \n \n \n 2\n In afwijking van artikel 14 en onverminderd het eerste lid, is het verboden een VFR-vlucht met een RPA uit te voeren hoger dan 45 meter (150 ft) boven de grond of het water binnen de plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 16a\n Uitzondering voor vluchten buiten de daglichtperiode\n \n \n Artikel 2.2. van de Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014 is van overeenkomstige toepassing op het uitvoeren van een vlucht door de brandweer buiten de daglichtperiode ten behoeve van de taken, bedoeld in artikel 25, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met d, en tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s, en de opleiding en training die nodig zijn voor de veilige uitvoering van een dergelijke vlucht, met dien verstande dat wordt voldaan aan het voorschrift dat voor en tijdens het uitvoeren van de vlucht contact wordt onderhouden met de gemeenschappelijke meldkamer, bedoeld in artikel 35 van de Wet veiligheidsregio’s in plaats van aan het voorschrift, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel b, van de Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014,\n20153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340320153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340308-10-2015\n \n Artikel\n 17\n \n De artikelen 13 tot en met 16 zijn niet van toepassing op vluchten met militaire RPA’s.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340320153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340306-10-2015\n \n \n §\n 6\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 18\n Wijziging Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008\n \n \n Wijzigt de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 19\n Wijziging Regeling modelvliegen\n \n \n Wijzigt de Regeling modelvliegen.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 20\n Wijziging Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001\n \n \n Wijzigt de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 21\n Wijziging Regeling tarieven luchtvaart 2008\n \n \n Wijzigt de Regeling tarieven luchtvaart 2008.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 22\n Wijziging Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen\n \n \n Wijzigt de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 23\n Wijziging Regeling vluchtuitvoering\n \n \n Wijzigt de Regeling vluchtuitvoering.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 24\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 25\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,W.J.Mansveld\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 1\n behorend bij artikel 3\n \n \n \n 1\n Introductie\n \n Eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring voor het verkrijgen van een RPA-L met de daarbij horende algemene bevoegdverklaringen en bijzondere bevoegdverklaringen.\n Daar waar nodig zijn specifieke leerdoelen voor besturing van vliegtuig, helikopter of andere luchtvaartuigen expliciet aangegeven. De overige leerdoelen zijn generiek van toepassing op RPA’s. Bij de toepassing van de leerdoelen wordt de specifiek voor de desbetreffende configuratie benodigde kennis aangeboden.\n De eisen opgenomen onder de volgende onderdelen zijn afhankelijk van de categorie luchtvaartuig:\n \n \n •\n RPAS algemene kennis (onderdeel 2)\n \n \n •\n Vluchtprinciples (onderdeel 3)\n \n \n •\n Vliegprestaties en vluchtvoorbereiding (onderdeel 4)\n \n \n \n \n \n A\n Kenniseisen\n \n \n \n 2\n RPAS algemene kennis\n \n \n \n 2.1\n RPAS\n \n \n \n •\n De kandidaat weet de hoofdcomponenten van de categorie RPA te noemen. Hij kan de functies van deze componenten verklaren en globaal hun opbouw omschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kent de primaire stuurorganen en kan de werkwijze ervan verklaren.\n \n \n •\n De kandidaat weet de hoofdcomponenten van de RPA te noemen,voor de categorie waarvoor hij opgeleid wordt. Hij kan de functies van deze componenten verklaren en globaal hun constructie beschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kent de krachten die op een casco kunnen werken en hun invloed op dat casco voor de categorie waarvoor hij opgeleid wordt. Hij kent de relatie tussen massa en kracht en kan het begrip veiligheidsfactor verklaren.\n \n \n \n \n \n 2.2\n Voortstuwingsinrichting\n \n \n \n •\n De kandidaat kan het principe van de elektrische motor, de (viertakt) verbrandingsmotor en gasturbine motor verklaren en kent alle (hoofd)onderdelen van deze motor. Hij kent de verschillende types RPAS-motoren.\n \n \n •\n De kandidaat kan een globale beschrijving geven van bestaande brandstofsystemen in gebruik bij een RPA.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de algemene principes van bediening van de diverse motoren.\n \n \n \n \n \n 2.3\n Systemen\n \n \n Elektrisch systeem\n \n \n \n •\n De kandidaat kent alle algemene componenten in het elektrisch systeem en kan hun functie verklaren.\n \n \n •\n De kandidaat weet welke algemene systemen van elektriciteit worden voorzien.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met type, eigenschappen en capaciteit van een batterij (accu).\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met beveiligingssystemen die in het elektrisch systeem gebruikt worden.\n \n \n \n Rotor systeem\n \n \n \n •\n De kandidaat kan de verschillende onderdelen van een rotorsysteem benoemen.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de procedure en criteria voor het afstellen van de rotorbladen.\n \n \n \n Instrumenten Algemeen\n \n De kandidaat kan de volgende instrumenten globaal en type specifiek beschrijven, inclusief de achterliggende meetprincipes:\n \n \n •\n Luchtsnelheidsmeter;\n \n \n •\n Hoogtemeter;\n \n \n •\n Stijg-/daalsnelheidsmeter;\n \n \n •\n Gyroscopen / IMU;\n \n \n •\n Kunstmatige horizon;\n \n \n •\n Magnetisch kompas;\n \n \n •\n Motorinstrumenten;\n \n \n •\n Waarschuwingsindicatoren;\n \n \n •\n GPS.\n \n \n \n \n \n 2.4\n Data link\n \n \n \n •\n De kandidaat kent de frequenties die mogen worden gebruikt voor data links.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de algemene eigenschappen van data link frequenties en datalink apparatuur, waaronder tevens factoren betreffende de capaciteit (bandbreedte) en elektromagnetische compatibiliteit en interferentie.\n \n \n \n \n \n \n 3\n Vluchtprincipes\n \n \n Verdeling van de vier krachten\n \n \n \n •\n De kandidaat kan de vier krachten en bijbehorende mechanische begrippen als zwaartepunt, kracht, arm, moment en evenwicht, die tijdens de vlucht op een luchtvaartuig werken, benoemen en interpreteren.\n \n \n \n Stuurorganen\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de besturingsorganen, hun werkwijze en hun effecten op de beweging van het onbemande luchtvaartuig voor de categorie waarvoor hij opgeleid wordt.\n \n \n •\n De kandidaat kan de begrippen ‘langsas’, ‘dwarsas’ en ‘topas’ definiëren in relatie tot een luchtvaartuig en de bewegingen rond deze assen benoemen.\n \n \n \n Aerodynamica\n \n De kandidaat is bekend met aerodynamische effecten die de vlucht mogelijke maken, dan wel nadelig kunnen beïnvloeden, zoals bijvoorbeeld overtrek.\n \n \n \n 4\n Vliegprestaties\n \n \n \n 4.1\n Massa en zwaartepunt\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de invloed van massa en zwaartepunt op de vliegprestaties en kan de basisbegrippen definiëren en uitleggen.\n \n \n •\n De kandidaat kan omschrijven wat de beperkingen zijn voor maximaal start- en maximaal landingsgewicht.\n \n \n •\n De kandidaat kan aangeven wat de effecten van overgewicht of verschoven zwaartepunt van het onbemand luchtvaartuig (kunnen) zijn op de constructie van het luchtvaartuig en op de vliegprestaties.\n \n \n \n \n \n 4.2\n Prestaties\n \n De kandidaat kan de factoren benoemen die van belang zijn voor de vliegprestaties tijdens diverse vluchtfasen (start, vlucht, landing).\n \n \n \n \n 5\n Luchtvaartregelgeving\n \n \n \n 5.1\n De Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) en het Verdrag inzake internatonale burgerluchtvaart\n \n De kandidaat is bekend met de internationale burgerluchtvaartorganisatie, ICAO, haar rol in de internationale luchtvaartwetgeving en kan aangeven welke ICAO voorschriften voor de uitvoering van vluchten met RPAS van belang zijn.\n \n \n \n 5.2\n Luchtverkeersregels en luchtverkeersdiensten\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de van toepassing zijnde Nederlandse voorschriften, waaronder:\n \n \n o\n deze regeling.\n \n \n o\n de inschrijving van Nederlands geregistreerde luchtvaartuigen in een openbaar luchtvaartuigregister.\n \n \n o\n de artikelen 2.12, 5.3 en 5.8 van de Wet luchtvaart aangaande de verboden betreffende:\n \n \n –\n Het op zodanige wijze aan het luchtverkeer deelnemen dat personen of zaken in gevaar kunnen worden gebracht\n \n \n –\n Het verrichten van werkzaamheden terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof dat het gebruik daarvan de vaardigheid voor het verrichten van die werkzaamheden kan verminderen\n \n \n –\n Een vlucht uit te voeren zonder kennis te nemen van alle gegevens en inlichtingen die voor de uitvoering van de vlucht van belang zijn.\n \n \n \n \n o\n de Regeling modelvliegen.\n \n \n o\n de restricties met betrekking tot het gebruik van frequenties.\n \n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de voornaamste definities en bepalingen aangaande luchtverkeersregels (SERA en Besluit luchtverkeer 2014) en luchtverkeersdiensten.\n \n \n •\n De kandidaat kan de drie categorieën regels (Rules of the Air) noemen die worden onderscheiden bij de vluchtuitvoering in de lucht en op luchtvaartterreinen.\n \n \n •\n De kandidaat kan de voorrangsregels, met inbegrip van de voorrangsregels op luchtvaartterreinen, beschrijven en toepassen.\n \n \n •\n De kandidaat kan de zichtvliegvoorschriften beschrijven met speciale nadruk op minimum vereist vliegzicht en afstand tot de wolken in luchtruim met klassen G,C en D;\n \n \n •\n De kandidaat kan een beknopte uitleg geven over de eisen aangaande bescheiden bij het grondstation van een luchtvaartuig.\n \n \n •\n De kandidaat weet de diverse luchtvaartpublicaties te benoemen en te gebruiken in de vluchtvoorbereiding.\n \n \n •\n De kandidaat kan een overzicht geven van de luchtverkeersdiensten.\n \n \n \n \n \n \n 6\n Meteorologie\n \n \n \n •\n De kandidaat kan een globale beschrijving geven van de opbouw en samenstelling van de atmosfeer.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met meteorologische fenomenen zoals druk, wind, mist, ijs en onweer en kan de invloed van deze fenomenen op een vlucht beschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kan globaal de organisatie van de luchtvaart meteorologische diensten in de wereld beschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kan de informatie inventariseren die een piloot in het algemeen kan ontvangen van een luchtvaart meteorologische dienst\n \n \n o\n tijdens de vluchtvoorbereiding;\n \n \n o\n gedurende de vlucht.\n \n \n \n \n \n \n \n 7\n Menselijke prestaties en beperkingen\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met elementaire begrippen uit de fysiologie zoals zicht en gehoor en kan de relevantie van deze begrippen voor het uitvoeren van een vlucht met een RPAS aangeven.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met elementaire begrippen uit de psychologie als informatiebronnen en -verwerking, beslissingsprocessen, stress, inzicht en besluitvorming en kan de relevantie van deze begrippen voor het uitvoeren van een vlucht met een RPAS aangeven.\n \n \n \n \n \n 8\n Vliegen en gezondheid\n \n De kandidaat kan de belangrijkste risico’s en bijwerkingen noemen van het gebruik van:\n \n \n •\n vrij verkrijgbare medicijnen tegen verkoudheid, griep, hooikoorts en andere allergieën, met de nadruk op medicijnen die antihistaminepreparaten bevatten;\n \n \n •\n alcohol, voorgeschreven medicijnen en drugs, zelfstandig of in combinatie, die van invloed kunnen zijn op de besturing van een RPA.\n \n \n De kandidaat kan de voor de besturing van een RPA belangrijkste risico’s noemen van:\n \n \n •\n oververmoeidheid;\n \n \n •\n stress.\n \n \n \n \n \n 9\n Navigatie\n \n \n \n •\n De kandidaat kan, met behulp van de ICAO-kaart 1:500000 en andere beschikbare middelen (bijvoorbeeld AIP, NOTAM en meteo) zijn vlucht op adequate wijze voorbereiden;\n \n \n •\n De kandidaat weet wat GNSS betekent, kent de toepassing van GNSS en kan het werkingsprincipe beschrijven;\n \n \n •\n De kandidaat kent de fouten die op kunnen treden binnen het GNSS en is bekend met de nauwkeurigheid van het systeem en kan de invloed daarvan op de operatie vertalen;\n \n \n •\n De kandidaat kent de factoren die ontvangstbereik en nauwkeurigheid kunnen beïnvloeden.\n \n \n \n \n \n 10\n Operaties\n \n \n \n 10.1\n Operationele procedures\n \n \n ICAO Annex 6, Deel II – Bediening van het luchtvaartuig\n \n \n \n •\n De kandidaat kan een overzicht geven van de taken en verantwoordelijkheden van de gezagvoerder met betrekking tot:\n \n \n o\n Het naleven van de regelgeving en procedures;\n \n \n o\n De veiligheid van RPAS-vliegers;\n \n \n o\n Het melden van luchtvaartongevallen;\n \n \n o\n Het gebruik van alcohol, drugs en psychotrope geneesmiddelen;\n \n \n o\n De vluchtvoorbereiding;\n \n \n o\n De vluchtuitvoering;\n \n \n o\n Het melden van ongevallen en incidenten.\n \n \n \n \n •\n De kandidaat kan een overzicht geven van de documenten en handboeken (manuals) die tijdens alle vluchten aanwezig moeten zijn bij het grondstation.\n \n \n \n \n \n 10.2\n RPAS-operaties\n \n De kandidaat is bekend met de Nederlandse voorschriften voor vluchtuitvoering, inclusief toezicht en naleving.\n \n \n \n \n \n B\n Bedrevenheidseisen\n \n Bedrevenheid op de in paragraaf 11 genoemde onderdelen. Deze bedrevenheid moet, nadat men aan de kenniseisen heeft voldaan, worden aangetoond tijdens een praktijkexamen. Het praktijkexamen betreft de uitvoering met een RPA van het type operatie waarvoor een algemene bevoegdverklaring is gewenst (VLOS, EVLOS), van de werkzaamheden waarvoor een bijzondere bevoegdverklaring is gewenst en met het klasse luchtvaartuig waarvoor een klassebevoegdverklaring is gewenst. Het praktijkexamen ten behoeve van de algemene bevoegdverklaring EVLOS is inclusief het gebruik van een waarnemer.\n \n \n \n C\n Ervaringseisen\n \n \n \n 11\n Praktijkervaring\n \n \n Eisen aan praktische ervaring voor de algemene bevoegdverklaring VLOS in combinatie met de bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a:\n \n De praktische opleidingseisen bestaan uit de onderdelen ‘basis vliegtechnieken’ en ‘operationele vliegtraining’. Beide onderdelen vragen om de beheersing van een aantal vaardigheden.\n De vereiste vaardigheden voor de basis vliegtechnieken bestaan uit:\n \n \n •\n Vaste manoeuvres, inclusief het maken van bochten linksom en rechtsom;\n \n \n •\n Het vliegen van achtpatronen;\n \n \n •\n De RPAS besturen, waarbij het systeem naar de piloot toe vliegt;\n \n \n •\n Vliegen onder verschillende meteocondities, conform de specificaties van de RPAS-producent;\n \n \n •\n Voor vliegtuigen specifiek: landen onder een hoek van maximaal 45 graden;.\n \n \n Deze manoeuvres dienen allemaal, zowel handmatig, in het geval de RPAS deze besturingsmode heeft, als met de autopilot uitgevoerd te worden.\n De operationele vliegtraining heeft betrekking op de benodigde vaardigheden ten behoeve van het uitvoeren van de operatie en bestaat uit:\n \n \n •\n Voorbereiding van de operatie en de vlucht, conform het operations manual;\n \n \n •\n Het vliegen onder druk van de klant;\n \n \n •\n Het uitvoeren van een complexe operatie binnen de VLOS-grenzen;\n \n \n •\n Omgaan met faalcondities tijdens de vlucht, zoals oriëntatieverlies, contactverlies met het satellietsysteem en het falen van noodsystemen;\n \n \n •\n Ervaring met RPAS specifieke voorzieningen zoals bijvoorbeeld verlichting, zichtcamerasystemen en andere visuele hulpmiddelen;\n \n \n •\n In staat zijn om verantwoord te kunnen vliegen als er windvlagen zijn en met name in staat zijn om op basis van de wind omstandigheden te beslissen of vliegen verantwoord is.\n \n \n De ervaring moet opgedaan zijn onder toezicht van een FI (RPA) binnen twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan het praktijkexamen.\n \n Eisen aan praktische ervaring voor de algemene bevoegdverklaring EVLOS in combinatie met de bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a:\n \n De praktische opleidingseisen bestaan uit de onderdelen ‘basis vliegtechnieken’ en ‘operationele vliegtraining’. Beide onderdelen vragen om de beheersing van een aantal vaardigheden.\n De vereiste vaardigheden voor de basis vliegtechnieken bestaan uit:\n \n \n •\n Vaste manoeuvres, inclusief het maken van bochten linksom en rechtsom,\n \n \n •\n Het vliegen van achtpatronen;\n \n \n •\n De RPAS besturen, waarbij het systeem naar de piloot toe vliegt;\n \n \n •\n Vliegen onder verschillende meteocondities, conform de specificaties van de RPAS-producent;\n \n \n •\n Voor vliegtuigen specifiek: landen onder een hoek van maximaal 45 graden.\n \n \n •\n Deze manoeuvres dienen allemaal met de autopilot uitgevoerd te worden, en als de RPA handmatig bestuurd kan worden, ook handmatig.\n \n \n De operationele vliegtraining heeft betrekking op de benodigde vaardigheden ten behoeve van het uitvoeren van de operatie en bestaat uit:;\n \n \n •\n Voorbereiding van de operatie en de vlucht, conform het operations manual;\n \n \n •\n Het vliegen onder druk van de klant;\n \n \n •\n Het uitvoeren van een complexe operatie binnen de EVLOS-grenzen;\n \n \n •\n Omgaan met faalcondities tijdens de vlucht, zoals oriëntatieverlies, contactverlies met het satellietsysteem en het falen van noodsystemen;\n \n \n •\n Ervaring met RPAS specifieke voorzieningen zoals bijvoorbeeld verlichting, zichtcamerasystemen en andere visuele hulpmiddelen;\n \n \n •\n In staat zijn om verantwoord te kunnen vliegen als er windvlagen zijn en met name in staat zijn om op basis van de wind omstandigheden te beslissen of vliegen verantwoord is;\n \n \n •\n Beheersing van de procedure om de verantwoordelijkheid voor het voorkomen van botsingen met andere luchtvaartuigen over te dragen van de bestuurder op de waarnemer en van de waarnemer op de bestuurder;\n \n \n •\n Beheersing van crew management.\n \n \n De ervaring moet opgedaan zijn onder toezicht van een FI (RPA) in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan het praktijkexamen.\n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 2\n behorend bij artikel 6\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n datum\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n functies\n \n \n \n \n \n \n \n type RPAS\n \n \n \n \n \n \n \n type vlucht*\n \n \n \n \n \n \n \n registratie\n \n \n \n \n \n \n \n begintijd**\n \n \n \n \n \n \n \n eindtijd**\n \n \n \n \n \n \n \n duur\n \n \n \n \n \n \n \n locatie\n \n \n \n \n \n \n \n paraaf\n \n \n \n \n \n \n \n \n *met type vlucht wordt bedoeld VLOS of EVLOS\n **Met de begintijd en eindtijd wordt het tijdstip bedoeld waarop de vlucht daadwerkelijk begint en eindigt.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 3\n behorend bij artikel 7\n \n \n \n Luchtwaardigheidseisen voor RPAS\n \n Voor het verkrijgen van een speciaal-BVL onder de beperking dat de RPA niet wordt gebruikt boven mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, spoorlijnen of voor motorrijtuigen toegankelijke wegen wordt het RPAS ten minste op de volgende elementen beoordeeld:\n \n \n 1.\n Beschrijving van het RPAS inclusief klasse en type, serienummer, maximale startmassa;\n \n \n 2.\n Technische specificaties inclusief snelheidsinformatie, afmetingen, massa-informatie, zwaartepunt, maximale winduitschieters, maximaal bereik, maximale vluchtduur, gebruikte frequenties voor bediening;\n \n \n 3.\n Driezijdig beeld van het ontwerp inclusief de constructie;\n \n \n 4.\n Specificaties van het grondstation,waaronder minimaal: verstrekte informatie (ten minste: de vlieghoogte AGL of AMSL, de positie van het RPA of de horizontale afstand tot de vlieger of equivalente informatie die ertoe leidt dat het RPA binnen de maximale afstanden blijft), niveau brandstof of batterijcapaciteit en indicatie satellietontvangst), bedieningsmethodes, bedieningsmiddelen;\n \n \n 5.\n Bedradingsdiagram voor alle elektrische componenten inclusief kleuren;\n \n \n 6.\n Vlieghandboek inclusief gebruikslimieten;\n \n \n 7.\n Noodscenarios, waaronder minimaal: control failure, fatal error, engine loss, loss of engine power, low battery voltage, loss of GNSS signal, radio link failure, RPAS communicatie failure, pilot incapacitation; en\n \n \n 8.\n Verklaring van een daartoe erkend bedrijf dat de RPAS technisch voldoende veilig is om operaties conform het operationeel handboek van de operator uit te voeren.\n \n \n Tijdens de keuring van het RPAS worden ten minste de volgende zaken onderzocht:\n \n \n •\n Documentatie\n \n \n •\n De documentatie bevat ten minste de volgende inhoud:\n \n \n o\n Systeemontwerp\n \n \n o\n Onderhoud\n \n \n o\n Operationeel handboek\n \n \n o\n Noodscenarios\n \n \n –\n Link failure\n \n \n –\n Autopilot failure\n \n \n –\n Navigatie failure\n \n \n –\n Uitvallen motor\n \n \n –\n Vlieger onwel\n \n \n \n \n o\n Veiligheidsanalyse\n \n \n o\n Technisch journaal\n \n \n Tijdens de keuring wordt gekeken of de documentatie conform het aangeboden ontwerp is.\n \n \n \n \n •\n Bouw en constructie\n De mechanische toestand van het systeem wordt beoordeeld, waarbij minimaal de volgende zaken worden bekeken:\n \n \n o\n Gebruikte materialen\n \n \n o\n Samenbouw\n \n \n o\n Algehele indruk mechanische afwerking airframe\n \n \n o\n Gewichtsverdeling/zwaartepunt\n \n \n De geschiktheid van het mechanische systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n De bijdrage van het mechanische systeem in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n \n \n •\n Motoren en brandstof\n De bouw van de aandrijvingsysteem en het bijbehorende brandstof systeem worden op correcte werking beoordeeld. De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n De bijdrage van deze systemen in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n \n \n •\n Elektronische systemen\n De volgende componenten worden op correcte werking gecontroleerd:\n \n \n o\n Vluchtcontrole systeem\n \n \n o\n Navigatie systeem\n \n \n o\n Aandrijvingssysteem (servo’s e.d.)\n \n \n o\n Grond station\n \n \n De bijdrage van deze systemen in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Telemetrie systeem\n De correcte werking van het telemetrie systeem wordt gecontroleerd. Hierbij wordt minimaal naar de volgende componenten gekeken:\n \n \n o\n Transceivers grond en lucht\n \n \n o\n Frequentie gebruik\n \n \n De bijdrage van dit systeem in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n \n \n •\n Payload\n De invloed van de payload op de systemen die nodig zijn voor een veilige vluchtuitvoering wordt gecontroleerd. Hierbij worden minimaal de volgende aspecten meegenomen:\n \n \n o\n Elektromagnetische interferentie\n \n \n o\n Mechanische interferentie\n \n \n o\n Gewichtsverdeling\n \n \n De invloed van de payload in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n \n \n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Elektrisch systeem\n De volgende componenten worden op correcte werking gecontroleerd:\n \n \n o\n Batterijen\n \n \n o\n Bedrading\n \n \n o\n Algehele indruk elektrische installatie\n \n \n De bijdrage van het elektrisch systeem in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Grondstation\n De correcte werking van de besturingsorganen en de waarschuwingssystemen worden gecontroleerd. De aanwezigheid van de juiste informatie op het grondstation om de piloot in staat te stellen om de RPA goed te besturen wordt gecontroleerd, zowel op instrumentaanwijzingen als op bedieningsorganen.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Onderhoud\n Als bij het systeem een onderhoudsvoorschrift is geleverd, dan wordt de correcte inhoud van dit voorschrift gecontroleerd.\n \n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 4\n behorend bij artikel 8, lid 3\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n SPECIAL CERTIFICATE OF AIRWORTHINESS\n \n Human Environment and Transport Inspectorate\n Civil Aviation Authority Netherlands\n Correspondence address:\n P.O. Box 575, 2130 AN Hoofddorp, The Netherlands\n \n \n \n \n \n \n \n Registration number: ...\n \n \n ICAO aircraft designator: ...\n \n \n \n \n \n \n 1. Nat. & registration marks:\n \n PH-...\n \n \n \n 2. Manufacturer and manufacturer's designation of aircraft:\n \n ..............................\n \n \n \n 3. Aircraft serial number:\n \n ...\n \n \n \n \n \n 4. Categories:\n \n \n \n \n \n 5. This Special Certificate of Airworthiness is issued pursuant to the Netherlands Act on Aviation for aircraft excluded from the European Regulation (EC) No 216/2008 and also do not comply with the airworthiness requirements of ICAO. The abovementioned aircraft is considered to be airworthy when maintained and operated in accordance with the foregoing and the pertinent operating limitations.\n \n \n \n \n \n Date of issue: ....................\n \n \n \n Signature:\n \n The State Secretary for Infrastructure and the Environment,\n On behalf,\n \n \n \n \n \n Limitations / Remarks:\n \n \n \n \n \n 6. This Special Certificate of Airworthiness is valid up to and including ......, unless revoked.\n \n This certificate shall be carried by the pilot during all flights Document Number: ......\n \n \n \n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 5\n behorend bij artikel 9\n \n \n \n Paragraaf \n 1\n Definities\n \n \n \n Artikel 1\n \n In deze bijlage wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n onderhoud: de revisie, reparatie, inspectie, vervanging, uitvoering van een wijziging, of de herstelling van een defect van een RPAS of luchtvaartuigonderdeel of een combinatie van deze werkzaamheden, met uitzondering van de direct aan elke vlucht voorafgaande inspectie van het RPAS of daarmee gelijk te stellen inspecties;\n \n \n b.\n \n revisie: het weer in goede staat brengen van een RPAS of onderdeel van een RPAS door middel van inspectie en vervanging in overeenstemming met een goedgekeurde norm ter verlenging van de operationele levensduur.\n \n \n \n \n \n \n Paragraaf \n 2\n Onderhoudsprogramma\n \n \n \n Artikel 2\n \n \n \n 1.\n De houder van een RPAS is er voor verantwoordelijk dat een bij dat RPAS behorend onderhoudsprogramma wordt opgesteld, bijgehouden en bij uitvoering van onderhoud wordt gebruikt.\n \n \n 2.\n Een onderhoudsprogramma omvat ten minste de volgende aspecten: inspectieperiodes, inspectiestaten, bedrijfsgegevens, de van toepassing zijnde aanwijzingen van de minister en aanvullende onderhoudsinformatie van de ontwerper.\n \n \n 3.\n Onderhoudsprogramma's worden opgesteld en bijgehouden volgens de meest recente aanbevelingen van de ontwerper van het RPAS.\n \n \n 4.\n Wijzigingen in de aanbevelingen als bedoeld in het derde lid worden tijdig, doch uiterlijk binnen 6 maanden na uitgiftedatum in het onderhoudsprogramma verwerkt.\n \n \n 5.\n Aanwijzingen van de minister in de vorm van onderhoudsaanwijzingen en bijzondere luchtwaardigheidsaanwijzingen worden tijdig verwerkt in het onderhoudsprogramma.\n \n \n 6.\n Indien aanvullende onderhoudsinformatie van de ontwerper van het RPAS afwijkt van een aanwijzing van de minister, prevaleert de aanwijzing van de minister.\n \n \n \n \n \n Artikel 3\n \n \n \n 1.\n Het onderhoudsprogramma wordt beheerd door of namens de houder van het RPAS.\n \n \n 2.\n Het onderhoudsprogramma wordt op verzoek zo spoedig mogelijk toegezonden aan de minister.\n \n \n \n \n \n \n Paragraaf \n 3\n Uitvoering onderhoud\n \n \n \n Artikel 4\n \n \n \n 1.\n Met betrekking tot het onderhoud van een RPAS is de houder verplicht ervoor te zorgen dat de minister op zijn verzoek wordt ingelicht omtrent het tijdstip, waarop met het onderhoud dan wel met bepaalde daartoe behorende werkzaamheden zal worden aangevangen.\n \n \n 2.\n Het onderhoud van een RPAS mag worden uitgevoerd door of onder verantwoordelijkheid van de houder van het RPAS.\n \n \n 3.\n Met betrekking tot het onderhoud aan een RPAS of een onderdeel daarvan is de uitvoerder er voor verantwoordelijk:\n \n \n a.\n dat de organisatie en inrichting van de bij het onderhoud betrokken werkplaatsen, de werkwijzen en controlemethoden, de gereedschappen, de onderhoudsdocumentatie, alsmede de kundigheid van het bij de werkzaamheden betrokken personeel, zodanig zijn dat een goede uitvoering van het onderhoud is gewaarborgd;\n \n \n b.\n dat materialen, onderdelen en halfproducten, alsmede uitrustingsstukken alvorens deze bij het onderhoud te verwerken, zijn:\n \n \n 1°.\n geproduceerd volgens een door de ontwerper van het RPAS goedgekeurde producent, dan wel\n \n \n 2°.\n onderhouden volgens de aanwijzingen van de ontwerper van het RPAS;\n \n \n \n \n c.\n dat het RPAS na het onderhoud aan de in Artikel 6 genoemde luchtwaardigheidseisen voldoet, door het uitvoeren of laten uitvoeren van de inspecties en proeven waaruit blijkt, dat:\n \n \n 1°. \n de vervaardigingswijzen, de samenvoeging en de beproevingswijzen door de ontwerper van het RPAS zijn goedgekeurd of als zodanig zijn aanvaard, en\n \n \n 2°. \n de werking van het RPAS juist is.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Paragraaf\n 4\n Technische administratie luchtvaartuig\n \n \n \n Artikel 5\n \n \n \n 1.\n De houder van een RPAS is tijdens de geldigheidsduur van het voor dat luchtvaartuig afgegeven speciaal-BvL verplicht een technische administratie te voeren ten aanzien van het RPAS en van de volgende onderdelen daarvan:\n \n \n a.\n voortstuwingsinrichtingen;\n \n \n b.\n luchtschroeven;\n \n \n c.\n onderdelen die na revisie of herstelling in het algemeen niet in hetzelfde RPAS zullen worden gemonteerd.\n \n \n \n \n 2.\n In de technische administratie van een RPAS zijn de onderhoudsverklaringen, de certificaten van vrijgave of de certificaten van vrijgave voor gebruik alsmede de onderliggende documenten betreffende de aan het RPAS verrichte werkzaamheden, opgenomen. Deze documenten bevatten, met vermelding van de data, ten minste de gegevens met betrekking tot:\n \n \n a.\n het aantal vlieguren, of cycli, zodanig dat hieruit blijkt hoe lang het RPAS heeft gevlogen sinds de bouw en sinds het laatste periodieke onderhoud;\n \n \n b.\n de technische storingen, de opgelopen schade en de proefvluchten, en\n \n \n c.\n het onderhoud dat het RPAS heeft ondergaan.\n \n \n \n \n 3.\n De gegevens worden beveiligd vastgelegd en mogen niet worden uitgewist, verwijderd of onleesbaar worden gemaakt. De gegevens zijn volledig, duidelijk leesbaar en begrijpelijk.\n \n \n 4.\n De technische administratie van het RPAS en van de onderdelen van het RPAS wordt gevoerd op aanwijzingen van de minister in daartoe bestemde boeken, op daartoe bestemde formulieren of in het daarvoor bestemde techlog systeem.\n \n \n 5.\n Op de boeken, formulieren en andere bescheiden moeten ten minste de benaming, de typeaanduiding, het serienummer en de naam van de fabrikant van het RPAS of het onderdeel worden vermeld.\n \n \n 6.\n Volgboeken en volgkaarten, die ter voortzetting van de reeks aantekeningen worden gebruikt, moeten zijn voorzien van een volgnummer. De bladzijden van de boeken moeten doorlopend genummerd zijn.\n \n \n \n \n \n Artikel 6\n \n Tenzij de minister een andere termijn heeft vastgesteld, wordt de technische administratie onder verantwoordelijkheid van de houder van het RPAS gedurende twee jaren bewaard.\n \n \n \n \n Paragraaf 5. Onderzoek en melding van defecten en gebreken\n \n \n \n Artikel 7\n \n \n \n 1.\n De houder van een RPAS is tijdens de geldigheidsduur van het voor dat RPAS afgegeven speciaal bewijs van luchtwaardigheid verplicht op een door de minister gedaan verzoek het RPAS voor een onderzoek naar de luchtwaardigheid ter beschikking te stellen op een nader door de minister te bepalen tijdstip en plaats, waarbij zoveel mogelijk rekening zal worden gehouden met de belangen van de houder.\n \n \n 2.\n Tijdens een onderzoek als bedoeld in het eerste lid dient de houder:\n \n \n a.\n voldoende en deskundig personeel beschikbaar te stellen om de nodige assistentie te verlenen, alsmede de nodige hulpmiddelen, in het bijzonder voor het onderzoek van de installaties;\n \n \n b.\n te zorgen dat de proeven en proefvluchten die de minister noodzakelijk acht worden uitgevoerd;\n \n \n c.\n te zorgen dat op verzoek van de minister:\n \n \n 1°.\n het gewicht en het zwaartepunt van het RPA wordt bepaald;\n \n \n 2°.\n de technische administratie wordt overgelegd.\n \n \n \n \n \n \n \n \n20153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340320153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340308-10-2015\n \n \n Bijlage\n 6\n behorend bij artikel 10\n \n Het handboek, bedoeld in artikel 11, bevat in ieder geval een duidelijke beschrijving van:\n \n \n •\n de organisatiestructuur, waaronder de instructies die de (eind)verantwoordelijkheid van de bij de vluchtuitvoering betrokken personen in hoofdlijnen aangeven;\n \n \n •\n de standaard werkmethoden, waaronder de procedure voor selectie en inrichting van het start-en landingsterrein met veilige afstanden tot obstakels (inclusief wegen) en personen niet betrokken bij de vlucht, voor het vrijhouden van het gebied waarboven de operatie wordt uitgevoerd van nieuwsgierigen en andere personen niet betrokken bij de vlucht en voor het creëren van een veilig werkgebied en vrij start- en landingsgebied voor de bemanning;\n \n \n •\n het luchtwerk waarop het ROC betrekking heeft;\n \n \n •\n een naar het oordeel van de minister adequate procedure:\n \n \n o\n voor het aanwijzen van de gezagvoerder;\n \n \n o\n voor samenwerking tussen de gezagvoerder en de waarnemer (VLOS);\n \n \n o\n voor samenwerking tussen de gezagvoerder en de waarnemer op afstand (EVLOS);\n \n \n o\n voor operaties binnen een CTR, indien wordt gevlogen binnen een CTR;\n \n \n o\n voor het veilig en zonder gevaar voor derden overvliegen van een in gebruik zijnde weg of spoorlijn waarboven de operatie plaatsvindt;\n \n \n o\n om uiterlijk twee dagen voor de vlucht plaatsvindt een NOTAM als bedoeld in artikel 1 van de Regeling burgerluchtvaartinlichtingen te publiceren, waarin de operatie met de RPA bekend wordt gemaakt bij de AIS-unit Schiphol of de AIS-unit AOCS Nieuw Milligen, bedoeld in artikel 1 van de Regeling burgerluchtvaartinlichtingen, tenzij het de uitvoering van vluchten door de brandweer ten behoeve van de taken, bedoeld in artikel 25, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met d, en tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s betreft;\n \n \n \n \n •\n de interne normen voor de inzetbaarheid van gezagvoerder, waarnemer en waarnemer op afstand en ‘human factor’ elementen;\n \n \n •\n de procedures ten aanzien van de vluchtvoorbereiding (zoals NOTAMS, geldige kaart(en), luchtvaartgids, luchtvaartmeteorologische inlichtingen), waarbij voor de brandweer in plaats van NOTAMS in het kader van de taken, bedoeld in artikel 25, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met d, en tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s, een procedure voor contact met de gemeenschappelijke meldkamer, bedoeld in artikel 35, van de Wet veiligheidsregio’s, kan worden gebruikt;\n \n \n •\n de procedure van de risicoanalyse per vlucht (invloed van specifieke omgeving op veiligheid derden in de lucht en op de grond), rekening houdend met woonbebouwing en industrie via http://bagviewer.geodan.nl/;\n \n \n •\n de wijze waarop een veiligheidsmanagementsysteem is ingevoerd in de organisatie, waaronder de melding van incidenten, de rol van de veiligheidsmanager en de uitgangspunten van de organisatie voor veilig gedrag (minimum het VMS-light); en\n \n \n •\n een veiligheidsanalyse voor de uitvoering van vluchten waarop het ROC betrekking heeft, waarbij operationele aspecten, kwalificaties van de bemanning en technische toestand van het systeem worden meegenomen.\n \n \n20153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340320153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340308-10-2015Abusievelijk is voor de aanhef een wijzigingsopdracht geformuleerd\n die niet kan worden doorgevoerd.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036568/2015-11-07_0/xml/BWBR0036568_2015-11-07_0.xml", "content": "BWBR0036568_2015-10-08_0\n Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 23 april 2015, IENM/BSK-2015/11533, houdende de vaststelling van regels voor op afstand bestuurde luchtvaartuigen\n Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen\n \n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 2.10, eerste lid, 3.24, 4:8 en 5:10, eerste lid, van de Wet luchtvaart, artikel 5, 8, eerste lid, 9, 10 tweede lid, 14, vierde lid, 15, tweede lid, en artikel 16, eerste lid, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, artikel 13, 16 en 18, tweede lid, van het Besluit luchtvaartuigen 2008, artikel 4, artikel 19, derde lid en artikel 20 van het Besluit luchtverkeer 2014 en artikel 4, tweede lid, van het Besluit vluchtuitvoering;\n \n \n BESLUIT:\n \n\n \n \n \n §\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n Minister: Minister van Infrastructuur en Milieu\n \n \n \n modelluchtvaartuig: luchtvaartuig, niet in staat een mens te dragen, en uitsluitend gebruikt voor luchtvaartvertoning, recreatie of sport\n \n \n \n RPA: op afstand bestuurd luchtvaartuig (remotely piloted aircraft), onbemand, niet zijnde een modelluchtvaartuig\n \n \n \n Wet:\n Wet luchtvaart\n \n \n \n20153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199507-11-2015\n \n Artikel\n 1a*\n \n Deze regeling berust mede op artikel 5.7, derde lid, van de Wet luchtvaart en op artikel 7, eerste lid, van het Besluit vluchtuitvoering.\n20153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199507-11-2015Abusievelijk voegt de Staatscourant een tweede artikel 1a toe.\n \n Artikel\n 1a\n \n Deze regeling berust mede op artikel 7, eerste lid, van het Besluit vluchtuitvoering.\n20153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340320153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340308-10-201520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199521-10-2015\n \n \n §\n 2\n Personeel\n \n \n Artikel\n 2\n Bijzondere bevoegdverklaringen voor RPA\n \n De Minister kan op aanvraag de volgende bijzondere bevoegdverklaringen afgeven voor de besturing van een RPA waarvan de totale startmassa niet meer dan 150kg bedraagt:\n \n \n a.\n bevoegdverklaring voor werkzaamheden met een RPA anders dan boven mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, spoorlijnen, in gebruik zijnde autosnelwegen en autowegen, of wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt (unpopulated area);\n \n \n b.\n klassebevoegdverklaring voor vliegtuigen (A), helikopters (H) of andere categorieën (OA) waarvan de totale startmassa 25 kg of minder bedraagt;\n \n \n c.\n klassebevoegdverklaring voor vliegtuigen (A), helikopters (H) of andere categorieën (OA) waarvan de totale startmassa meer dan 25 kg maar niet meer dan 150 kg bedraagt;\n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 3\n Eisen voor afgifte bewijs van bevoegdheid, algemene bevoegdverklaring en bijzondere bevoegdverklaring\n \n \n 1\n Een RPA-L met daarop weergegeven de algemene bevoegdverklaring VLOS of EVLOS wordt afgegeven indien de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de voor het betreffende type operatie benodigde eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.\n \n \n 2\n De algemene bevoegdverklaring FI (RPA), bedoeld in artikel 3, zesde lid, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, wordt afgegeven indien de aanvrager:\n \n \n a.\n houder is van een RPA-L, met daarop weergegeven de algemene bevoegdverklaring(en) en de bijzondere bevoegdverklaring(en) waarvoor onderricht wordt gegeven; en\n \n \n b.\n ten minste acht uren ervaring heeft als gezagvoerder in de periode van twee jaar onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag.\n \n \n \n \n 3\n De bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt afgegeven indien de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de voor de in dit artikelonderdeel bedoelde werkzaamheden benodigde eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.\n \n \n 4\n De klassebevoegdverklaringen, bedoeld in artikel 2, onderdelen b en c, worden afgegeven indien de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de voor operaties met RPA’s in de betreffende klasse benodigde eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 4\n Geldigheidsduur en eisen voor verlenging algemene en bijzondere bevoegdverklaringen\n \n \n 1\n De geldigheidsduur van de algemene bevoegdverklaring FI (RPA) kan worden verlengd, indien de aanvrager:\n \n \n a.\n houder is van een RPA-L, met daarop weergegeven de algemene bevoegdverklaring(en) en de bijzondere bevoegdverklaring(en) waarvoor onderricht wordt gegeven; en\n \n \n b.\n ten minste twaalf uren ervaring heeft als gezagvoerder in de periode van twee jaar onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag.\n \n \n \n \n 2\n De geldigheidsduur van de bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt ten hoogste twee jaren en kan vervolgens steeds met twee jaren worden verlengd, indien de aanvrager heeft aangetoond dat hij\n in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van de aanvraag om verlenging ten minste twee uren per jaar ervaring heeft verkregen met de werkzaamheden waarvoor de bijzondere bevoegdverklaring vereist is.\n \n \n 3\n De geldigheidsduur van de bijzondere bevoegdverklaringen, bedoeld in artikel 2, onderdelen b en c, bedraagt ten hoogste twee jaren en kan vervolgens steeds met twee jaren worden verlengd, indien de aanvrager heeft aangetoond dat hij in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van de aanvraag om verlenging ten minste twee uren per jaar ervaring heeft verkregen met operaties met een RPA in de betreffende klasse.\n \n \n 4\n De ervaring, bedoeld in het tweede en derde lid, moet zijn verkregen tijdens ten minste zes vluchten, die op zes verschillende dagen zijn uitgevoerd, waarvan de laatste drie vluchten hebben plaatsgevonden in de periode van negentig dagen onmiddellijk voorafgaande aan de datum van aanvraag.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 5\n Wederafgifte bijzondere bevoegdverklaring\n \n Voor wederafgifte van de bijzondere bevoegdverklaringen, bedoeld in artikel 2, is vereist dat de aanvrager heeft aangetoond dat hij:\n \n \n a.\n in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van aanvraag om wederafgifte ten minste twee uren ervaring per jaar heeft verkregen met de werkzaamheden waarvoor de bijzondere bevoegdverklaring is vereist tijdens ten minste zes vluchten, die op zes verschillende dagen zijn uitgevoerd; en\n \n \n b.\n de aanvrager een praktijkexamen heeft afgelegd dat de uitvoering bevat van de werkzaamheden waarvoor de bijzondere bevoegdverklaring is gewenst en dat is uitgevoerd met een luchtvaartuig in de klasse waarvoor de klassebevoegdverklaring is gewenst.\n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 6\n Bijhouden logboek\n \n De houder van een RPA-L en de leerling-vlieger houden de gegevens van door hem uitgevoerde vluchten bij in een logboek waarvan het model gelijk is aan het in bijlage 2 bij deze regeling opgenomen model.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n §\n 3\n Luchtwaardigheid\n \n \n Artikel\n 7\n Afgifte speciaal-BvL en geluidverklaring\n \n \n 1\n Een speciaal-BvL wordt aangevraagd door indiening bij de minister van een volledig ingevuld en ondertekend formulier, waarvan exemplaren kosteloos bij de minister zijn te verkrijgen.\n \n \n 2\n Aan de houder van een RPA, waarvan de startmassa niet meer dan 150 kg bedraagt, kan een speciaal-BvL worden afgegeven indien bij de aanvraag een, door een daartoe erkend bedrijf afgegeven, acceptatierapport betreffende de BvL-acceptatiekeuring is overgelegd, waaruit blijkt dat het luchtvaartuig voldoet aan de in bijlage 3 van deze regeling opgenomen luchtwaardigheidseisen.\n \n \n 3\n Het model van het speciaal-BvL is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 4.\n \n \n 4\n Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de geluidverklaring.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 8\n Verlenging speciaal-BvL\n \n \n 1\n Voor het verlengen van de termijn van geldigheid van het speciaal-BvL wordt door de houder een aanvraag ingediend bij de minister door middel van een volledig en ondertekend formulier, waarvan exemplaren kosteloos bij de minister verkrijgbaar zijn.\n \n \n 2\n De aanvraag wordt vergezeld van een verklaring van de houder waaruit blijkt dat het luchtvaartuig nog steeds voldoet aan de in artikel 7, tweede lid, bedoelde eisen en is onderhouden overeenkomstig de in artikel 9 bedoelde eisen.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 9\n Onderhoud\n \n Onderhoud van een Nederlands RPAS geschiedt overeenkomstig de in bijlage 5 neergelegde eisen.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 9a\n Buitenlandse RPA’s\n \n \n 1\n Dit artikel is van toepassing op RPA’s die geregistreerd zijn in een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte.\n \n \n 2\n De Minister verleent op grond van artikel 3.21 van de Wet luchtvaart ontheffing van het verbod een vlucht uit te voeren met een RPA die niet is voorzien van een geldig bewijs van luchtwaardigheid, indien de RPA voldoet aan eisen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de in deze paragraaf gestelde eisen wordt nagestreefd.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n §\n 4\n Vluchtuitvoering\n \n \n Artikel\n 10\n Eisen aan uitvoering van vluchten\n \n \n 1\n De organisatie die vluchten uitvoert met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 150 kg bedraagt beschikt over:\n \n \n a.\n een handboek, dat voldoet aan de in bijlage 6 opgenomen eisen;\n \n \n b.\n een speciaal-BvL met betrekking tot de RPA’s waarmee de vlucht wordt uitgevoerd;\n \n \n c.\n een bewijs van bevoegdheid voor de bestuurders die de in onderdeel b bedoelde RPA’s besturen; en\n \n \n d.\n een verzekering tegen de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor dood of letsel van derden of andere schade toegebracht aan derden.\n \n \n \n \n 2\n De organisatie, bedoeld in het eerste lid, draagt er zorg voor dat de Inspectie Leefomgeving en Transport beschikt over de actuele versie van het handboek, bedoeld in het eerste lid.\n \n \n 3\n Vluchten met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 150 kg bedraagt worden uitgevoerd met inachtneming van het handboek, bedoeld in het eerste lid.\n \n \n 4\n De organisatie, bedoeld in het eerste lid, meldt ten minste 24 uur voor de dag dat een vlucht met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 150 kg bedraagt zal worden uitgevoerd, dit voornemen schriftelijk of per e-mail aan de minister en de burgemeester van de gemeente waarin het betreffende terrein ligt.\n \n \n 5\n Het vierde lid is niet van toepassing op vluchtuitvoering door de brandweer ten behoeve van de taken, bedoeld in artikel 25, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met d, en tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s.\n \n20153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340320153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340308-10-2015\n \n Artikel\n 11\n Eisen voor afgifte ROC voor vluchten tegen vergoeding\n \n Een ROC wordt afgegeven indien de aanvrager beschikt over de in artikel 10, eerste lid, bedoelde documenten, met dien verstande dat het handboek door de minister is goedgekeurd.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 12\n Documenten\n \n De door de gezagvoerder mee te voeren documenten, bedoeld in artikel 4.8 van de wet, zijn:\n \n \n a.\n het bewijs van inschrijving, bedoeld in artikel 3.5 van de wet;\n \n \n b.\n het bewijs van bevoegdheid of bewijs van gelijkstelling, bedoeld in artikel 2.1 van de wet;\n \n \n c.\n het bewijs van luchtwaardigheid, bedoeld in artikel 3.8 van de wet, behoudens in gevallen als bedoeld in artikel 3.21 van de wet;\n \n \n d.\n de geluidverklaring, bedoeld in artikel 3.19c van de wet; en\n \n \n e.\n het ROC, bedoeld in artikel 2 van het Besluit vluchtuitvoering.\n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n §\n 5\n Deelname aan het luchtverkeer\n \n \n Artikel\n 13\n Zichtafstand\n \n \n 1\n Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA buiten zichtafstand van de bestuurder of een waarnemer.\n \n \n 2\n Onverminderd het eerste lid, is het verboden een VFR-vlucht uit te voeren op een afstand van meer dan 500 meter van de bestuurder of een waarnemer.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 14\n VFR-vlieghoogte\n \n \n 1\n Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA hoger dan 120 meter (400 ft) boven de grond of het water.\n \n \n 2\n De Minister van Infrastructuur en Milieu verleent ontheffing van het verbod, bedoeld in het eerste lid, indien de vlucht wordt uitgevoerd voor het verrichten van luchtwerk met betrekking tot een vaartuig, voertuig, gebouw of kunstwerk en deze vlucht op grond van het ROC mag worden uitgevoerd.\n \n \n 3\n De minimumvlieghoogtes voor VFR-verkeer, bedoeld in paragraaf SERA.5005 van verordening (EU) nr. 923/2012 zijn niet van toepassing op vluchten met een RPA.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 15\n Afstand tot mensenmenigten, bebouwing, spoorlijnen of wegen\n \n \n 1\n Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA binnen 150 meter horizontaal van mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing, in gebruik zijnde autosnelwegen, in gebruik zijnde autowegen, of in gebruik zijnde wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid, is het toegestaan een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA tot 50 meter horizontaal van industrie- en havengebieden.\n \n \n 3\n Onverminderd het eerste lid, is het verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA binnen 50 meter horizontaal van vaartuigen, voertuigen, kunstwerken en spoorlijnen.\n \n \n 4\n De Minister van Infrastructuur en Milieu verleent ontheffing van het verbod, bedoeld in het eerste en derde lid, indien de vlucht wordt uitgevoerd voor het verrichten van luchtwerk met betrekking tot een vaartuig, voertuig, gebouw, kunstwerk, spoorlijn of weg en deze vlucht op grond van het ROC mag worden uitgevoerd.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 15a\n Voorrangsregels\n \n \n 1\n Op afstand bestuurde luchtvaartuigen verlenen voorrang aan vliegtuigen, helikopters, zweeftoestellen, vrije ballonnen en luchtschepen.\n \n \n 2\n In alle overige gevallen dat twee luchtvaartuigen kruisen op of omstreeks hetzelfde niveau, verleent het luchtvaartuig dat het andere aan zijn rechterzijde heeft, voorrang.\n \n20153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199507-11-2015\n \n Artikel\n 15b\n Aanwijzing RPA’s\n \n RPA’s worden aangewezen als onbemande luchtvaartuigen als bedoeld in artikel 5.7, derde lid, van de Wet luchtvaart, aan boord waarvan zich geen gezagvoerder bevindt.\n20153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199507-11-2015\n \n Artikel\n 16\n Beperkingen luchtverkeer binnen plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden\n \n \n 1\n De uitoefening van het luchtverkeer met een RPA is verboden:\n \n \n a.\n in Maastricht CTR, Eelde CTR, Rotterdam CTR en het boven Nederlands grondgebied gelegen deel van de Niederrhein CTR, bedoeld in artikel 5 van de Regeling luchtverkeersdienstverlening, binnen een afstand van 5.600 meter van het luchthaven referentiepunt\n \n \n b.\n in Schiphol CTR, bedoeld in artikel 5 van de Regeling luchtverkeersdienstverlening, met uitzondering van het gebied gelegen binnen een afstand van 3.700 meter van de laterale begrenzing van Schiphol CTR 1 die is opgenomen in de luchtvaartgids, hoofdstuk AD 2.\n \n \n \n \n 2\n In afwijking van artikel 14 en onverminderd het eerste lid, is het verboden een VFR-vlucht met een RPA uit te voeren hoger dan 45 meter (150 ft) boven de grond of het water binnen de plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 16a\n Uitzondering voor vluchten buiten de daglichtperiode\n \n \n Artikel 2.2. van de Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014 is van overeenkomstige toepassing op het uitvoeren van een vlucht door de brandweer buiten de daglichtperiode ten behoeve van de taken, bedoeld in artikel 25, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met d, en tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s, en de opleiding en training die nodig zijn voor de veilige uitvoering van een dergelijke vlucht, met dien verstande dat wordt voldaan aan het voorschrift dat voor en tijdens het uitvoeren van de vlucht contact wordt onderhouden met de gemeenschappelijke meldkamer, bedoeld in artikel 35 van de Wet veiligheidsregio’s in plaats van aan het voorschrift, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel b, van de Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014,\n20153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340320153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340308-10-2015\n \n Artikel\n 17\n \n De artikelen 13 tot en met 16 zijn niet van toepassing op vluchten met militaire RPA’s.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199521-10-2015\n \n \n §\n 6\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 18\n Wijziging Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008\n \n \n Wijzigt de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 19\n Wijziging Regeling modelvliegen\n \n \n Wijzigt de Regeling modelvliegen.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 20\n Wijziging Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001\n \n \n Wijzigt de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 21\n Wijziging Regeling tarieven luchtvaart 2008\n \n \n Wijzigt de Regeling tarieven luchtvaart 2008.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 22\n Wijziging Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen\n \n \n Wijzigt de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 23\n Wijziging Regeling vluchtuitvoering\n \n \n Wijzigt de Regeling vluchtuitvoering.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 24\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 25\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,W.J.Mansveld\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 1\n behorend bij artikel 3\n \n \n \n 1\n Introductie\n \n Eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring voor het verkrijgen van een RPA-L met de daarbij horende algemene bevoegdverklaringen en bijzondere bevoegdverklaringen.\n Daar waar nodig zijn specifieke leerdoelen voor besturing van vliegtuig, helikopter of andere luchtvaartuigen expliciet aangegeven. De overige leerdoelen zijn generiek van toepassing op RPA’s. Bij de toepassing van de leerdoelen wordt de specifiek voor de desbetreffende configuratie benodigde kennis aangeboden.\n De eisen opgenomen onder de volgende onderdelen zijn afhankelijk van de categorie luchtvaartuig:\n \n \n •\n RPAS algemene kennis (onderdeel 2)\n \n \n •\n Vluchtprinciples (onderdeel 3)\n \n \n •\n Vliegprestaties en vluchtvoorbereiding (onderdeel 4)\n \n \n \n \n \n A\n Kenniseisen\n \n \n \n 2\n RPAS algemene kennis\n \n \n \n 2.1\n RPAS\n \n \n \n •\n De kandidaat weet de hoofdcomponenten van de categorie RPA te noemen. Hij kan de functies van deze componenten verklaren en globaal hun opbouw omschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kent de primaire stuurorganen en kan de werkwijze ervan verklaren.\n \n \n •\n De kandidaat weet de hoofdcomponenten van de RPA te noemen,voor de categorie waarvoor hij opgeleid wordt. Hij kan de functies van deze componenten verklaren en globaal hun constructie beschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kent de krachten die op een casco kunnen werken en hun invloed op dat casco voor de categorie waarvoor hij opgeleid wordt. Hij kent de relatie tussen massa en kracht en kan het begrip veiligheidsfactor verklaren.\n \n \n \n \n \n 2.2\n Voortstuwingsinrichting\n \n \n \n •\n De kandidaat kan het principe van de elektrische motor, de (viertakt) verbrandingsmotor en gasturbine motor verklaren en kent alle (hoofd)onderdelen van deze motor. Hij kent de verschillende types RPAS-motoren.\n \n \n •\n De kandidaat kan een globale beschrijving geven van bestaande brandstofsystemen in gebruik bij een RPA.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de algemene principes van bediening van de diverse motoren.\n \n \n \n \n \n 2.3\n Systemen\n \n \n Elektrisch systeem\n \n \n \n •\n De kandidaat kent alle algemene componenten in het elektrisch systeem en kan hun functie verklaren.\n \n \n •\n De kandidaat weet welke algemene systemen van elektriciteit worden voorzien.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met type, eigenschappen en capaciteit van een batterij (accu).\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met beveiligingssystemen die in het elektrisch systeem gebruikt worden.\n \n \n \n Rotor systeem\n \n \n \n •\n De kandidaat kan de verschillende onderdelen van een rotorsysteem benoemen.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de procedure en criteria voor het afstellen van de rotorbladen.\n \n \n \n Instrumenten Algemeen\n \n De kandidaat kan de volgende instrumenten globaal en type specifiek beschrijven, inclusief de achterliggende meetprincipes:\n \n \n •\n Luchtsnelheidsmeter;\n \n \n •\n Hoogtemeter;\n \n \n •\n Stijg-/daalsnelheidsmeter;\n \n \n •\n Gyroscopen / IMU;\n \n \n •\n Kunstmatige horizon;\n \n \n •\n Magnetisch kompas;\n \n \n •\n Motorinstrumenten;\n \n \n •\n Waarschuwingsindicatoren;\n \n \n •\n GPS.\n \n \n \n \n \n 2.4\n Data link\n \n \n \n •\n De kandidaat kent de frequenties die mogen worden gebruikt voor data links.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de algemene eigenschappen van data link frequenties en datalink apparatuur, waaronder tevens factoren betreffende de capaciteit (bandbreedte) en elektromagnetische compatibiliteit en interferentie.\n \n \n \n \n \n \n 3\n Vluchtprincipes\n \n \n Verdeling van de vier krachten\n \n \n \n •\n De kandidaat kan de vier krachten en bijbehorende mechanische begrippen als zwaartepunt, kracht, arm, moment en evenwicht, die tijdens de vlucht op een luchtvaartuig werken, benoemen en interpreteren.\n \n \n \n Stuurorganen\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de besturingsorganen, hun werkwijze en hun effecten op de beweging van het onbemande luchtvaartuig voor de categorie waarvoor hij opgeleid wordt.\n \n \n •\n De kandidaat kan de begrippen ‘langsas’, ‘dwarsas’ en ‘topas’ definiëren in relatie tot een luchtvaartuig en de bewegingen rond deze assen benoemen.\n \n \n \n Aerodynamica\n \n De kandidaat is bekend met aerodynamische effecten die de vlucht mogelijke maken, dan wel nadelig kunnen beïnvloeden, zoals bijvoorbeeld overtrek.\n \n \n \n 4\n Vliegprestaties\n \n \n \n 4.1\n Massa en zwaartepunt\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de invloed van massa en zwaartepunt op de vliegprestaties en kan de basisbegrippen definiëren en uitleggen.\n \n \n •\n De kandidaat kan omschrijven wat de beperkingen zijn voor maximaal start- en maximaal landingsgewicht.\n \n \n •\n De kandidaat kan aangeven wat de effecten van overgewicht of verschoven zwaartepunt van het onbemand luchtvaartuig (kunnen) zijn op de constructie van het luchtvaartuig en op de vliegprestaties.\n \n \n \n \n \n 4.2\n Prestaties\n \n De kandidaat kan de factoren benoemen die van belang zijn voor de vliegprestaties tijdens diverse vluchtfasen (start, vlucht, landing).\n \n \n \n \n 5\n Luchtvaartregelgeving\n \n \n \n 5.1\n De Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) en het Verdrag inzake internatonale burgerluchtvaart\n \n De kandidaat is bekend met de internationale burgerluchtvaartorganisatie, ICAO, haar rol in de internationale luchtvaartwetgeving en kan aangeven welke ICAO voorschriften voor de uitvoering van vluchten met RPAS van belang zijn.\n \n \n \n 5.2\n Luchtverkeersregels en luchtverkeersdiensten\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de van toepassing zijnde Nederlandse voorschriften, waaronder:\n \n \n o\n deze regeling.\n \n \n o\n de inschrijving van Nederlands geregistreerde luchtvaartuigen in een openbaar luchtvaartuigregister.\n \n \n o\n de artikelen 2.12, 5.3 en 5.8 van de Wet luchtvaart aangaande de verboden betreffende:\n \n \n –\n Het op zodanige wijze aan het luchtverkeer deelnemen dat personen of zaken in gevaar kunnen worden gebracht\n \n \n –\n Het verrichten van werkzaamheden terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof dat het gebruik daarvan de vaardigheid voor het verrichten van die werkzaamheden kan verminderen\n \n \n –\n Een vlucht uit te voeren zonder kennis te nemen van alle gegevens en inlichtingen die voor de uitvoering van de vlucht van belang zijn.\n \n \n \n \n o\n de Regeling modelvliegen.\n \n \n o\n de restricties met betrekking tot het gebruik van frequenties.\n \n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de voornaamste definities en bepalingen aangaande luchtverkeersregels (SERA en Besluit luchtverkeer 2014) en luchtverkeersdiensten.\n \n \n •\n De kandidaat kan de drie categorieën regels (Rules of the Air) noemen die worden onderscheiden bij de vluchtuitvoering in de lucht en op luchtvaartterreinen.\n \n \n •\n De kandidaat kan de voorrangsregels, met inbegrip van de voorrangsregels op luchtvaartterreinen, beschrijven en toepassen.\n \n \n •\n De kandidaat kan de zichtvliegvoorschriften beschrijven met speciale nadruk op minimum vereist vliegzicht en afstand tot de wolken in luchtruim met klassen G,C en D;\n \n \n •\n De kandidaat kan een beknopte uitleg geven over de eisen aangaande bescheiden bij het grondstation van een luchtvaartuig.\n \n \n •\n De kandidaat weet de diverse luchtvaartpublicaties te benoemen en te gebruiken in de vluchtvoorbereiding.\n \n \n •\n De kandidaat kan een overzicht geven van de luchtverkeersdiensten.\n \n \n \n \n \n \n 6\n Meteorologie\n \n \n \n •\n De kandidaat kan een globale beschrijving geven van de opbouw en samenstelling van de atmosfeer.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met meteorologische fenomenen zoals druk, wind, mist, ijs en onweer en kan de invloed van deze fenomenen op een vlucht beschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kan globaal de organisatie van de luchtvaart meteorologische diensten in de wereld beschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kan de informatie inventariseren die een piloot in het algemeen kan ontvangen van een luchtvaart meteorologische dienst\n \n \n o\n tijdens de vluchtvoorbereiding;\n \n \n o\n gedurende de vlucht.\n \n \n \n \n \n \n \n 7\n Menselijke prestaties en beperkingen\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met elementaire begrippen uit de fysiologie zoals zicht en gehoor en kan de relevantie van deze begrippen voor het uitvoeren van een vlucht met een RPAS aangeven.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met elementaire begrippen uit de psychologie als informatiebronnen en -verwerking, beslissingsprocessen, stress, inzicht en besluitvorming en kan de relevantie van deze begrippen voor het uitvoeren van een vlucht met een RPAS aangeven.\n \n \n \n \n \n 8\n Vliegen en gezondheid\n \n De kandidaat kan de belangrijkste risico’s en bijwerkingen noemen van het gebruik van:\n \n \n •\n vrij verkrijgbare medicijnen tegen verkoudheid, griep, hooikoorts en andere allergieën, met de nadruk op medicijnen die antihistaminepreparaten bevatten;\n \n \n •\n alcohol, voorgeschreven medicijnen en drugs, zelfstandig of in combinatie, die van invloed kunnen zijn op de besturing van een RPA.\n \n \n De kandidaat kan de voor de besturing van een RPA belangrijkste risico’s noemen van:\n \n \n •\n oververmoeidheid;\n \n \n •\n stress.\n \n \n \n \n \n 9\n Navigatie\n \n \n \n •\n De kandidaat kan, met behulp van de ICAO-kaart 1:500000 en andere beschikbare middelen (bijvoorbeeld AIP, NOTAM en meteo) zijn vlucht op adequate wijze voorbereiden;\n \n \n •\n De kandidaat weet wat GNSS betekent, kent de toepassing van GNSS en kan het werkingsprincipe beschrijven;\n \n \n •\n De kandidaat kent de fouten die op kunnen treden binnen het GNSS en is bekend met de nauwkeurigheid van het systeem en kan de invloed daarvan op de operatie vertalen;\n \n \n •\n De kandidaat kent de factoren die ontvangstbereik en nauwkeurigheid kunnen beïnvloeden.\n \n \n \n \n \n 10\n Operaties\n \n \n \n 10.1\n Operationele procedures\n \n \n ICAO Annex 6, Deel II – Bediening van het luchtvaartuig\n \n \n \n •\n De kandidaat kan een overzicht geven van de taken en verantwoordelijkheden van de gezagvoerder met betrekking tot:\n \n \n o\n Het naleven van de regelgeving en procedures;\n \n \n o\n De veiligheid van RPAS-vliegers;\n \n \n o\n Het melden van luchtvaartongevallen;\n \n \n o\n Het gebruik van alcohol, drugs en psychotrope geneesmiddelen;\n \n \n o\n De vluchtvoorbereiding;\n \n \n o\n De vluchtuitvoering;\n \n \n o\n Het melden van ongevallen en incidenten.\n \n \n \n \n •\n De kandidaat kan een overzicht geven van de documenten en handboeken (manuals) die tijdens alle vluchten aanwezig moeten zijn bij het grondstation.\n \n \n \n \n \n 10.2\n RPAS-operaties\n \n De kandidaat is bekend met de Nederlandse voorschriften voor vluchtuitvoering, inclusief toezicht en naleving.\n \n \n \n \n \n B\n Bedrevenheidseisen\n \n Bedrevenheid op de in paragraaf 11 genoemde onderdelen. Deze bedrevenheid moet, nadat men aan de kenniseisen heeft voldaan, worden aangetoond tijdens een praktijkexamen. Het praktijkexamen betreft de uitvoering met een RPA van het type operatie waarvoor een algemene bevoegdverklaring is gewenst (VLOS, EVLOS), van de werkzaamheden waarvoor een bijzondere bevoegdverklaring is gewenst en met het klasse luchtvaartuig waarvoor een klassebevoegdverklaring is gewenst. Het praktijkexamen ten behoeve van de algemene bevoegdverklaring EVLOS is inclusief het gebruik van een waarnemer.\n \n \n \n C\n Ervaringseisen\n \n \n \n 11\n Praktijkervaring\n \n \n Eisen aan praktische ervaring voor de algemene bevoegdverklaring VLOS in combinatie met de bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a:\n \n De praktische opleidingseisen bestaan uit de onderdelen ‘basis vliegtechnieken’ en ‘operationele vliegtraining’. Beide onderdelen vragen om de beheersing van een aantal vaardigheden.\n De vereiste vaardigheden voor de basis vliegtechnieken bestaan uit:\n \n \n •\n Vaste manoeuvres, inclusief het maken van bochten linksom en rechtsom;\n \n \n •\n Het vliegen van achtpatronen;\n \n \n •\n De RPAS besturen, waarbij het systeem naar de piloot toe vliegt;\n \n \n •\n Vliegen onder verschillende meteocondities, conform de specificaties van de RPAS-producent;\n \n \n •\n Voor vliegtuigen specifiek: landen onder een hoek van maximaal 45 graden;.\n \n \n Deze manoeuvres dienen allemaal, zowel handmatig, in het geval de RPAS deze besturingsmode heeft, als met de autopilot uitgevoerd te worden.\n De operationele vliegtraining heeft betrekking op de benodigde vaardigheden ten behoeve van het uitvoeren van de operatie en bestaat uit:\n \n \n •\n Voorbereiding van de operatie en de vlucht, conform het operations manual;\n \n \n •\n Het vliegen onder druk van de klant;\n \n \n •\n Het uitvoeren van een complexe operatie binnen de VLOS-grenzen;\n \n \n •\n Omgaan met faalcondities tijdens de vlucht, zoals oriëntatieverlies, contactverlies met het satellietsysteem en het falen van noodsystemen;\n \n \n •\n Ervaring met RPAS specifieke voorzieningen zoals bijvoorbeeld verlichting, zichtcamerasystemen en andere visuele hulpmiddelen;\n \n \n •\n In staat zijn om verantwoord te kunnen vliegen als er windvlagen zijn en met name in staat zijn om op basis van de wind omstandigheden te beslissen of vliegen verantwoord is.\n \n \n De ervaring moet opgedaan zijn onder toezicht van een FI (RPA) binnen twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan het praktijkexamen.\n \n Eisen aan praktische ervaring voor de algemene bevoegdverklaring EVLOS in combinatie met de bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a:\n \n De praktische opleidingseisen bestaan uit de onderdelen ‘basis vliegtechnieken’ en ‘operationele vliegtraining’. Beide onderdelen vragen om de beheersing van een aantal vaardigheden.\n De vereiste vaardigheden voor de basis vliegtechnieken bestaan uit:\n \n \n •\n Vaste manoeuvres, inclusief het maken van bochten linksom en rechtsom,\n \n \n •\n Het vliegen van achtpatronen;\n \n \n •\n De RPAS besturen, waarbij het systeem naar de piloot toe vliegt;\n \n \n •\n Vliegen onder verschillende meteocondities, conform de specificaties van de RPAS-producent;\n \n \n •\n Voor vliegtuigen specifiek: landen onder een hoek van maximaal 45 graden.\n \n \n •\n Deze manoeuvres dienen allemaal met de autopilot uitgevoerd te worden, en als de RPA handmatig bestuurd kan worden, ook handmatig.\n \n \n De operationele vliegtraining heeft betrekking op de benodigde vaardigheden ten behoeve van het uitvoeren van de operatie en bestaat uit:;\n \n \n •\n Voorbereiding van de operatie en de vlucht, conform het operations manual;\n \n \n •\n Het vliegen onder druk van de klant;\n \n \n •\n Het uitvoeren van een complexe operatie binnen de EVLOS-grenzen;\n \n \n •\n Omgaan met faalcondities tijdens de vlucht, zoals oriëntatieverlies, contactverlies met het satellietsysteem en het falen van noodsystemen;\n \n \n •\n Ervaring met RPAS specifieke voorzieningen zoals bijvoorbeeld verlichting, zichtcamerasystemen en andere visuele hulpmiddelen;\n \n \n •\n In staat zijn om verantwoord te kunnen vliegen als er windvlagen zijn en met name in staat zijn om op basis van de wind omstandigheden te beslissen of vliegen verantwoord is;\n \n \n •\n Beheersing van de procedure om de verantwoordelijkheid voor het voorkomen van botsingen met andere luchtvaartuigen over te dragen van de bestuurder op de waarnemer en van de waarnemer op de bestuurder;\n \n \n •\n Beheersing van crew management.\n \n \n De ervaring moet opgedaan zijn onder toezicht van een FI (RPA) in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan het praktijkexamen.\n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 2\n behorend bij artikel 6\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n datum\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n functies\n \n \n \n \n \n \n \n type RPAS\n \n \n \n \n \n \n \n type vlucht*\n \n \n \n \n \n \n \n registratie\n \n \n \n \n \n \n \n begintijd**\n \n \n \n \n \n \n \n eindtijd**\n \n \n \n \n \n \n \n duur\n \n \n \n \n \n \n \n locatie\n \n \n \n \n \n \n \n paraaf\n \n \n \n \n \n \n \n \n *met type vlucht wordt bedoeld VLOS of EVLOS\n **Met de begintijd en eindtijd wordt het tijdstip bedoeld waarop de vlucht daadwerkelijk begint en eindigt.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 3\n behorend bij artikel 7\n \n \n \n Luchtwaardigheidseisen voor RPAS\n \n Voor het verkrijgen van een speciaal-BVL onder de beperking dat de RPA niet wordt gebruikt boven mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, spoorlijnen of voor motorrijtuigen toegankelijke wegen wordt het RPAS ten minste op de volgende elementen beoordeeld:\n \n \n 1.\n Beschrijving van het RPAS inclusief klasse en type, serienummer, maximale startmassa;\n \n \n 2.\n Technische specificaties inclusief snelheidsinformatie, afmetingen, massa-informatie, zwaartepunt, maximale winduitschieters, maximaal bereik, maximale vluchtduur, gebruikte frequenties voor bediening;\n \n \n 3.\n Driezijdig beeld van het ontwerp inclusief de constructie;\n \n \n 4.\n Specificaties van het grondstation,waaronder minimaal: verstrekte informatie (ten minste: de vlieghoogte AGL of AMSL, de positie van het RPA of de horizontale afstand tot de vlieger of equivalente informatie die ertoe leidt dat het RPA binnen de maximale afstanden blijft), niveau brandstof of batterijcapaciteit en indicatie satellietontvangst), bedieningsmethodes, bedieningsmiddelen;\n \n \n 5.\n Bedradingsdiagram voor alle elektrische componenten inclusief kleuren;\n \n \n 6.\n Vlieghandboek inclusief gebruikslimieten;\n \n \n 7.\n Noodscenarios, waaronder minimaal: control failure, fatal error, engine loss, loss of engine power, low battery voltage, loss of GNSS signal, radio link failure, RPAS communicatie failure, pilot incapacitation; en\n \n \n 8.\n Verklaring van een daartoe erkend bedrijf dat de RPAS technisch voldoende veilig is om operaties conform het operationeel handboek van de operator uit te voeren.\n \n \n Tijdens de keuring van het RPAS worden ten minste de volgende zaken onderzocht:\n \n \n •\n Documentatie\n \n \n •\n De documentatie bevat ten minste de volgende inhoud:\n \n \n o\n Systeemontwerp\n \n \n o\n Onderhoud\n \n \n o\n Operationeel handboek\n \n \n o\n Noodscenarios\n \n \n –\n Link failure\n \n \n –\n Autopilot failure\n \n \n –\n Navigatie failure\n \n \n –\n Uitvallen motor\n \n \n –\n Vlieger onwel\n \n \n \n \n o\n Veiligheidsanalyse\n \n \n o\n Technisch journaal\n \n \n Tijdens de keuring wordt gekeken of de documentatie conform het aangeboden ontwerp is.\n \n \n \n \n •\n Bouw en constructie\n De mechanische toestand van het systeem wordt beoordeeld, waarbij minimaal de volgende zaken worden bekeken:\n \n \n o\n Gebruikte materialen\n \n \n o\n Samenbouw\n \n \n o\n Algehele indruk mechanische afwerking airframe\n \n \n o\n Gewichtsverdeling/zwaartepunt\n \n \n De geschiktheid van het mechanische systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n De bijdrage van het mechanische systeem in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n \n \n •\n Motoren en brandstof\n De bouw van de aandrijvingsysteem en het bijbehorende brandstof systeem worden op correcte werking beoordeeld. De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n De bijdrage van deze systemen in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n \n \n •\n Elektronische systemen\n De volgende componenten worden op correcte werking gecontroleerd:\n \n \n o\n Vluchtcontrole systeem\n \n \n o\n Navigatie systeem\n \n \n o\n Aandrijvingssysteem (servo’s e.d.)\n \n \n o\n Grond station\n \n \n De bijdrage van deze systemen in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Telemetrie systeem\n De correcte werking van het telemetrie systeem wordt gecontroleerd. Hierbij wordt minimaal naar de volgende componenten gekeken:\n \n \n o\n Transceivers grond en lucht\n \n \n o\n Frequentie gebruik\n \n \n De bijdrage van dit systeem in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n \n \n •\n Payload\n De invloed van de payload op de systemen die nodig zijn voor een veilige vluchtuitvoering wordt gecontroleerd. Hierbij worden minimaal de volgende aspecten meegenomen:\n \n \n o\n Elektromagnetische interferentie\n \n \n o\n Mechanische interferentie\n \n \n o\n Gewichtsverdeling\n \n \n De invloed van de payload in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n \n \n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Elektrisch systeem\n De volgende componenten worden op correcte werking gecontroleerd:\n \n \n o\n Batterijen\n \n \n o\n Bedrading\n \n \n o\n Algehele indruk elektrische installatie\n \n \n De bijdrage van het elektrisch systeem in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Grondstation\n De correcte werking van de besturingsorganen en de waarschuwingssystemen worden gecontroleerd. De aanwezigheid van de juiste informatie op het grondstation om de piloot in staat te stellen om de RPA goed te besturen wordt gecontroleerd, zowel op instrumentaanwijzingen als op bedieningsorganen.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Onderhoud\n Als bij het systeem een onderhoudsvoorschrift is geleverd, dan wordt de correcte inhoud van dit voorschrift gecontroleerd.\n \n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 4\n behorend bij artikel 8, lid 3\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n SPECIAL CERTIFICATE OF AIRWORTHINESS\n \n Human Environment and Transport Inspectorate\n Civil Aviation Authority Netherlands\n Correspondence address:\n P.O. Box 575, 2130 AN Hoofddorp, The Netherlands\n \n \n \n \n \n \n \n Registration number: ...\n \n \n ICAO aircraft designator: ...\n \n \n \n \n \n \n 1. Nat. & registration marks:\n \n PH-...\n \n \n \n 2. Manufacturer and manufacturer's designation of aircraft:\n \n ..............................\n \n \n \n 3. Aircraft serial number:\n \n ...\n \n \n \n \n \n 4. Categories:\n \n \n \n \n \n 5. This Special Certificate of Airworthiness is issued pursuant to the Netherlands Act on Aviation for aircraft excluded from the European Regulation (EC) No 216/2008 and also do not comply with the airworthiness requirements of ICAO. The abovementioned aircraft is considered to be airworthy when maintained and operated in accordance with the foregoing and the pertinent operating limitations.\n \n \n \n \n \n Date of issue: ....................\n \n \n \n Signature:\n \n The State Secretary for Infrastructure and the Environment,\n On behalf,\n \n \n \n \n \n Limitations / Remarks:\n \n \n \n \n \n 6. This Special Certificate of Airworthiness is valid up to and including ......, unless revoked.\n \n This certificate shall be carried by the pilot during all flights Document Number: ......\n \n \n \n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 5\n behorend bij artikel 9\n \n \n \n Paragraaf \n 1\n Definities\n \n \n \n Artikel 1\n \n In deze bijlage wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n onderhoud: de revisie, reparatie, inspectie, vervanging, uitvoering van een wijziging, of de herstelling van een defect van een RPAS of luchtvaartuigonderdeel of een combinatie van deze werkzaamheden, met uitzondering van de direct aan elke vlucht voorafgaande inspectie van het RPAS of daarmee gelijk te stellen inspecties;\n \n \n b.\n \n revisie: het weer in goede staat brengen van een RPAS of onderdeel van een RPAS door middel van inspectie en vervanging in overeenstemming met een goedgekeurde norm ter verlenging van de operationele levensduur.\n \n \n \n \n \n \n Paragraaf \n 2\n Onderhoudsprogramma\n \n \n \n Artikel 2\n \n \n \n 1.\n De houder van een RPAS is er voor verantwoordelijk dat een bij dat RPAS behorend onderhoudsprogramma wordt opgesteld, bijgehouden en bij uitvoering van onderhoud wordt gebruikt.\n \n \n 2.\n Een onderhoudsprogramma omvat ten minste de volgende aspecten: inspectieperiodes, inspectiestaten, bedrijfsgegevens, de van toepassing zijnde aanwijzingen van de minister en aanvullende onderhoudsinformatie van de ontwerper.\n \n \n 3.\n Onderhoudsprogramma's worden opgesteld en bijgehouden volgens de meest recente aanbevelingen van de ontwerper van het RPAS.\n \n \n 4.\n Wijzigingen in de aanbevelingen als bedoeld in het derde lid worden tijdig, doch uiterlijk binnen 6 maanden na uitgiftedatum in het onderhoudsprogramma verwerkt.\n \n \n 5.\n Aanwijzingen van de minister in de vorm van onderhoudsaanwijzingen en bijzondere luchtwaardigheidsaanwijzingen worden tijdig verwerkt in het onderhoudsprogramma.\n \n \n 6.\n Indien aanvullende onderhoudsinformatie van de ontwerper van het RPAS afwijkt van een aanwijzing van de minister, prevaleert de aanwijzing van de minister.\n \n \n \n \n \n Artikel 3\n \n \n \n 1.\n Het onderhoudsprogramma wordt beheerd door of namens de houder van het RPAS.\n \n \n 2.\n Het onderhoudsprogramma wordt op verzoek zo spoedig mogelijk toegezonden aan de minister.\n \n \n \n \n \n \n Paragraaf \n 3\n Uitvoering onderhoud\n \n \n \n Artikel 4\n \n \n \n 1.\n Met betrekking tot het onderhoud van een RPAS is de houder verplicht ervoor te zorgen dat de minister op zijn verzoek wordt ingelicht omtrent het tijdstip, waarop met het onderhoud dan wel met bepaalde daartoe behorende werkzaamheden zal worden aangevangen.\n \n \n 2.\n Het onderhoud van een RPAS mag worden uitgevoerd door of onder verantwoordelijkheid van de houder van het RPAS.\n \n \n 3.\n Met betrekking tot het onderhoud aan een RPAS of een onderdeel daarvan is de uitvoerder er voor verantwoordelijk:\n \n \n a.\n dat de organisatie en inrichting van de bij het onderhoud betrokken werkplaatsen, de werkwijzen en controlemethoden, de gereedschappen, de onderhoudsdocumentatie, alsmede de kundigheid van het bij de werkzaamheden betrokken personeel, zodanig zijn dat een goede uitvoering van het onderhoud is gewaarborgd;\n \n \n b.\n dat materialen, onderdelen en halfproducten, alsmede uitrustingsstukken alvorens deze bij het onderhoud te verwerken, zijn:\n \n \n 1°.\n geproduceerd volgens een door de ontwerper van het RPAS goedgekeurde producent, dan wel\n \n \n 2°.\n onderhouden volgens de aanwijzingen van de ontwerper van het RPAS;\n \n \n \n \n c.\n dat het RPAS na het onderhoud aan de in Artikel 6 genoemde luchtwaardigheidseisen voldoet, door het uitvoeren of laten uitvoeren van de inspecties en proeven waaruit blijkt, dat:\n \n \n 1°. \n de vervaardigingswijzen, de samenvoeging en de beproevingswijzen door de ontwerper van het RPAS zijn goedgekeurd of als zodanig zijn aanvaard, en\n \n \n 2°. \n de werking van het RPAS juist is.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Paragraaf\n 4\n Technische administratie luchtvaartuig\n \n \n \n Artikel 5\n \n \n \n 1.\n De houder van een RPAS is tijdens de geldigheidsduur van het voor dat luchtvaartuig afgegeven speciaal-BvL verplicht een technische administratie te voeren ten aanzien van het RPAS en van de volgende onderdelen daarvan:\n \n \n a.\n voortstuwingsinrichtingen;\n \n \n b.\n luchtschroeven;\n \n \n c.\n onderdelen die na revisie of herstelling in het algemeen niet in hetzelfde RPAS zullen worden gemonteerd.\n \n \n \n \n 2.\n In de technische administratie van een RPAS zijn de onderhoudsverklaringen, de certificaten van vrijgave of de certificaten van vrijgave voor gebruik alsmede de onderliggende documenten betreffende de aan het RPAS verrichte werkzaamheden, opgenomen. Deze documenten bevatten, met vermelding van de data, ten minste de gegevens met betrekking tot:\n \n \n a.\n het aantal vlieguren, of cycli, zodanig dat hieruit blijkt hoe lang het RPAS heeft gevlogen sinds de bouw en sinds het laatste periodieke onderhoud;\n \n \n b.\n de technische storingen, de opgelopen schade en de proefvluchten, en\n \n \n c.\n het onderhoud dat het RPAS heeft ondergaan.\n \n \n \n \n 3.\n De gegevens worden beveiligd vastgelegd en mogen niet worden uitgewist, verwijderd of onleesbaar worden gemaakt. De gegevens zijn volledig, duidelijk leesbaar en begrijpelijk.\n \n \n 4.\n De technische administratie van het RPAS en van de onderdelen van het RPAS wordt gevoerd op aanwijzingen van de minister in daartoe bestemde boeken, op daartoe bestemde formulieren of in het daarvoor bestemde techlog systeem.\n \n \n 5.\n Op de boeken, formulieren en andere bescheiden moeten ten minste de benaming, de typeaanduiding, het serienummer en de naam van de fabrikant van het RPAS of het onderdeel worden vermeld.\n \n \n 6.\n Volgboeken en volgkaarten, die ter voortzetting van de reeks aantekeningen worden gebruikt, moeten zijn voorzien van een volgnummer. De bladzijden van de boeken moeten doorlopend genummerd zijn.\n \n \n \n \n \n Artikel 6\n \n Tenzij de minister een andere termijn heeft vastgesteld, wordt de technische administratie onder verantwoordelijkheid van de houder van het RPAS gedurende twee jaren bewaard.\n \n \n \n \n Paragraaf 5. Onderzoek en melding van defecten en gebreken\n \n \n \n Artikel 7\n \n \n \n 1.\n De houder van een RPAS is tijdens de geldigheidsduur van het voor dat RPAS afgegeven speciaal bewijs van luchtwaardigheid verplicht op een door de minister gedaan verzoek het RPAS voor een onderzoek naar de luchtwaardigheid ter beschikking te stellen op een nader door de minister te bepalen tijdstip en plaats, waarbij zoveel mogelijk rekening zal worden gehouden met de belangen van de houder.\n \n \n 2.\n Tijdens een onderzoek als bedoeld in het eerste lid dient de houder:\n \n \n a.\n voldoende en deskundig personeel beschikbaar te stellen om de nodige assistentie te verlenen, alsmede de nodige hulpmiddelen, in het bijzonder voor het onderzoek van de installaties;\n \n \n b.\n te zorgen dat de proeven en proefvluchten die de minister noodzakelijk acht worden uitgevoerd;\n \n \n c.\n te zorgen dat op verzoek van de minister:\n \n \n 1°.\n het gewicht en het zwaartepunt van het RPA wordt bepaald;\n \n \n 2°.\n de technische administratie wordt overgelegd.\n \n \n \n \n \n \n \n \n20153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340320153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340308-10-2015\n \n \n Bijlage\n 6\n behorend bij artikel 10\n \n Het handboek, bedoeld in artikel 11, bevat in ieder geval een duidelijke beschrijving van:\n \n \n •\n de organisatiestructuur, waaronder de instructies die de (eind)verantwoordelijkheid van de bij de vluchtuitvoering betrokken personen in hoofdlijnen aangeven;\n \n \n •\n de standaard werkmethoden, waaronder de procedure voor selectie en inrichting van het start-en landingsterrein met veilige afstanden tot obstakels (inclusief wegen) en personen niet betrokken bij de vlucht, voor het vrijhouden van het gebied waarboven de operatie wordt uitgevoerd van nieuwsgierigen en andere personen niet betrokken bij de vlucht en voor het creëren van een veilig werkgebied en vrij start- en landingsgebied voor de bemanning;\n \n \n •\n het luchtwerk waarop het ROC betrekking heeft;\n \n \n •\n een naar het oordeel van de minister adequate procedure:\n \n \n o\n voor het aanwijzen van de gezagvoerder;\n \n \n o\n voor samenwerking tussen de gezagvoerder en de waarnemer (VLOS);\n \n \n o\n voor samenwerking tussen de gezagvoerder en de waarnemer op afstand (EVLOS);\n \n \n o\n voor operaties binnen een CTR, indien wordt gevlogen binnen een CTR;\n \n \n o\n voor het veilig en zonder gevaar voor derden overvliegen van een in gebruik zijnde weg of spoorlijn waarboven de operatie plaatsvindt;\n \n \n o\n om uiterlijk twee dagen voor de vlucht plaatsvindt een NOTAM als bedoeld in artikel 1 van de Regeling burgerluchtvaartinlichtingen te publiceren, waarin de operatie met de RPA bekend wordt gemaakt bij de AIS-unit Schiphol of de AIS-unit AOCS Nieuw Milligen, bedoeld in artikel 1 van de Regeling burgerluchtvaartinlichtingen, tenzij het de uitvoering van vluchten door de brandweer ten behoeve van de taken, bedoeld in artikel 25, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met d, en tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s betreft;\n \n \n \n \n •\n de interne normen voor de inzetbaarheid van gezagvoerder, waarnemer en waarnemer op afstand en ‘human factor’ elementen;\n \n \n •\n de procedures ten aanzien van de vluchtvoorbereiding (zoals NOTAMS, geldige kaart(en), luchtvaartgids, luchtvaartmeteorologische inlichtingen), waarbij voor de brandweer in plaats van NOTAMS in het kader van de taken, bedoeld in artikel 25, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met d, en tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s, een procedure voor contact met de gemeenschappelijke meldkamer, bedoeld in artikel 35, van de Wet veiligheidsregio’s, kan worden gebruikt;\n \n \n •\n de procedure van de risicoanalyse per vlucht (invloed van specifieke omgeving op veiligheid derden in de lucht en op de grond), rekening houdend met woonbebouwing en industrie via http://bagviewer.geodan.nl/;\n \n \n •\n de wijze waarop een veiligheidsmanagementsysteem is ingevoerd in de organisatie, waaronder de melding van incidenten, de rol van de veiligheidsmanager en de uitgangspunten van de organisatie voor veilig gedrag (minimum het VMS-light); en\n \n \n •\n een veiligheidsanalyse voor de uitvoering van vluchten waarop het ROC betrekking heeft, waarbij operationele aspecten, kwalificaties van de bemanning en technische toestand van het systeem worden meegenomen.\n \n \n20153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340320153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340308-10-2015Abusievelijk is voor de aanhef een wijzigingsopdracht geformuleerd\n die niet kan worden doorgevoerd.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036568/2016-07-01_0/xml/BWBR0036568_2016-07-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 23 april 2015, IENM/BSK-2015/11533, houdende de vaststelling van regels voor op afstand bestuurde luchtvaartuigen\n Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen\n \n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 2.10, eerste lid, 3.24, 4:8 en 5:10, eerste lid, van de Wet luchtvaart, artikel 5, 8, eerste lid, 9, 10 tweede lid, 14, vierde lid, 15, tweede lid, en artikel 16, eerste lid, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, artikel 13, 16 en 18, tweede lid, van het Besluit luchtvaartuigen 2008, artikel 4, artikel 19, derde lid en artikel 20 van het Besluit luchtverkeer 2014 en artikel 4, tweede lid, van het Besluit vluchtuitvoering;\n \n \n BESLUIT:\n \n\n \n \n \n §\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n Minister: Minister van Infrastructuur en Milieu\n \n \n \n modelluchtvaartuig: luchtvaartuig, niet in staat een mens te dragen, en uitsluitend gebruikt voor luchtvaartvertoning, recreatie of sport\n \n \n \n RPA: op afstand bestuurd luchtvaartuig (remotely piloted aircraft), onbemand, niet zijnde een modelluchtvaartuig\n \n \n \n Wet:\n Wet luchtvaart\n \n \n \n20153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199507-11-2015\n \n Artikel\n 1a*\n \n Deze regeling berust mede op artikel 5.7, derde lid, van de Wet luchtvaart en op artikel 7, eerste lid, van het Besluit vluchtuitvoering.\n20153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199507-11-2015Abusievelijk voegt de Staatscourant een tweede artikel 1a toe.\n \n Artikel\n 1a\n \n Deze regeling berust mede op artikel 7, eerste lid, van het Besluit vluchtuitvoering.\n20153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340320153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340308-10-201520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199521-10-2015\n \n \n §\n 2\n Personeel\n \n \n Artikel\n 2\n Bijzondere bevoegdverklaringen voor RPA\n \n De Minister kan op aanvraag de volgende bijzondere bevoegdverklaringen afgeven voor de besturing van een RPA waarvan de totale startmassa niet meer dan 150kg bedraagt:\n \n \n a.\n bevoegdverklaring voor werkzaamheden met een RPA anders dan boven mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, spoorlijnen, in gebruik zijnde autosnelwegen en autowegen, of wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt (unpopulated area);\n \n \n b.\n klassebevoegdverklaring voor vliegtuigen (A), helikopters (H) of andere categorieën (OA) waarvan de totale startmassa 25 kg of minder bedraagt;\n \n \n c.\n klassebevoegdverklaring voor vliegtuigen (A), helikopters (H) of andere categorieën (OA) waarvan de totale startmassa meer dan 25 kg maar niet meer dan 150 kg bedraagt;\n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 3\n Eisen voor afgifte bewijs van bevoegdheid, algemene bevoegdverklaring en bijzondere bevoegdverklaring\n \n \n 1\n Een RPA-L met daarop weergegeven de algemene bevoegdverklaring VLOS of EVLOS wordt afgegeven indien de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de voor het betreffende type operatie benodigde eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.\n \n \n 2\n De algemene bevoegdverklaring FI (RPA), bedoeld in artikel 3, zesde lid, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, wordt afgegeven indien de aanvrager:\n \n \n a.\n houder is van een RPA-L, met daarop weergegeven de algemene bevoegdverklaring(en) en de bijzondere bevoegdverklaring(en) waarvoor onderricht wordt gegeven; en\n \n \n b.\n ten minste acht uren ervaring heeft als gezagvoerder in de periode van twee jaar onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag.\n \n \n \n \n 3\n De bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt afgegeven indien de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de voor de in dit artikelonderdeel bedoelde werkzaamheden benodigde eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.\n \n \n 4\n De klassebevoegdverklaringen, bedoeld in artikel 2, onderdelen b en c, worden afgegeven indien de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de voor operaties met RPA’s in de betreffende klasse benodigde eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 4\n Geldigheidsduur en eisen voor verlenging algemene en bijzondere bevoegdverklaringen\n \n \n 1\n De geldigheidsduur van de algemene bevoegdverklaring FI (RPA) kan worden verlengd, indien de aanvrager:\n \n \n a.\n houder is van een RPA-L, met daarop weergegeven de algemene bevoegdverklaring(en) en de bijzondere bevoegdverklaring(en) waarvoor onderricht wordt gegeven; en\n \n \n b.\n ten minste twaalf uren ervaring heeft als gezagvoerder in de periode van twee jaar onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag.\n \n \n \n \n 2\n De geldigheidsduur van de bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt ten hoogste twee jaren en kan vervolgens steeds met twee jaren worden verlengd, indien de aanvrager heeft aangetoond dat hij\n in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van de aanvraag om verlenging ten minste twee uren per jaar ervaring heeft verkregen met de werkzaamheden waarvoor de bijzondere bevoegdverklaring vereist is.\n \n \n 3\n De geldigheidsduur van de bijzondere bevoegdverklaringen, bedoeld in artikel 2, onderdelen b en c, bedraagt ten hoogste twee jaren en kan vervolgens steeds met twee jaren worden verlengd, indien de aanvrager heeft aangetoond dat hij in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van de aanvraag om verlenging ten minste twee uren per jaar ervaring heeft verkregen met operaties met een RPA in de betreffende klasse.\n \n \n 4\n De ervaring, bedoeld in het tweede en derde lid, moet zijn verkregen tijdens ten minste zes vluchten, die op zes verschillende dagen zijn uitgevoerd, waarvan de laatste drie vluchten hebben plaatsgevonden in de periode van negentig dagen onmiddellijk voorafgaande aan de datum van aanvraag.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 5\n Wederafgifte bijzondere bevoegdverklaring\n \n Voor wederafgifte van de bijzondere bevoegdverklaringen, bedoeld in artikel 2, is vereist dat de aanvrager heeft aangetoond dat hij:\n \n \n a.\n in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van aanvraag om wederafgifte ten minste twee uren ervaring per jaar heeft verkregen met de werkzaamheden waarvoor de bijzondere bevoegdverklaring is vereist tijdens ten minste zes vluchten, die op zes verschillende dagen zijn uitgevoerd; en\n \n \n b.\n de aanvrager een praktijkexamen heeft afgelegd dat de uitvoering bevat van de werkzaamheden waarvoor de bijzondere bevoegdverklaring is gewenst en dat is uitgevoerd met een luchtvaartuig in de klasse waarvoor de klassebevoegdverklaring is gewenst.\n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 6\n Bijhouden logboek\n \n De houder van een RPA-L en de leerling-vlieger houden de gegevens van door hem uitgevoerde vluchten bij in een logboek waarvan het model gelijk is aan het in bijlage 2 bij deze regeling opgenomen model.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n §\n 3\n Luchtwaardigheid\n \n \n Artikel\n 7\n Afgifte speciaal-BvL en geluidverklaring\n \n \n 1\n Een speciaal-BvL wordt aangevraagd door indiening bij de minister van een volledig ingevuld en ondertekend formulier, waarvan exemplaren kosteloos bij de minister zijn te verkrijgen.\n \n \n 2\n Aan de houder van een RPA, waarvan de startmassa niet meer dan 150 kg bedraagt, kan een speciaal-BvL worden afgegeven indien bij de aanvraag een, door een daartoe erkend bedrijf afgegeven, acceptatierapport betreffende de BvL-acceptatiekeuring is overgelegd, waaruit blijkt dat het luchtvaartuig voldoet aan de in bijlage 3 van deze regeling opgenomen luchtwaardigheidseisen.\n \n \n 3\n Het model van het speciaal-BvL is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 4.\n \n \n 4\n Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de geluidverklaring.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 8\n Verlenging speciaal-BvL\n \n \n 1\n Voor het verlengen van de termijn van geldigheid van het speciaal-BvL wordt door de houder een aanvraag ingediend bij de minister door middel van een volledig en ondertekend formulier, waarvan exemplaren kosteloos bij de minister verkrijgbaar zijn.\n \n \n 2\n De aanvraag wordt vergezeld van een verklaring van de houder waaruit blijkt dat het luchtvaartuig nog steeds voldoet aan de in artikel 7, tweede lid, bedoelde eisen en is onderhouden overeenkomstig de in artikel 9 bedoelde eisen.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 9\n Onderhoud\n \n Onderhoud van een Nederlands RPAS geschiedt overeenkomstig de in bijlage 5 neergelegde eisen.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 9a\n Buitenlandse RPA’s\n \n \n 1\n Dit artikel is van toepassing op RPA’s die geregistreerd zijn in een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte.\n \n \n 2\n De Minister verleent op grond van artikel 3.21 van de Wet luchtvaart ontheffing van het verbod een vlucht uit te voeren met een RPA die niet is voorzien van een geldig bewijs van luchtwaardigheid, indien de RPA voldoet aan eisen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de in deze paragraaf gestelde eisen wordt nagestreefd.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n §\n 4\n Vluchtuitvoering\n \n \n Artikel\n 10\n Eisen aan uitvoering van vluchten\n \n \n 1\n De organisatie die vluchten uitvoert met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 150 kg bedraagt beschikt over:\n \n \n a.\n een handboek, dat voldoet aan de in bijlage 6 opgenomen eisen;\n \n \n b.\n een speciaal-BvL met betrekking tot de RPA’s waarmee de vlucht wordt uitgevoerd;\n \n \n c.\n een bewijs van bevoegdheid voor de bestuurders die de in onderdeel b bedoelde RPA’s besturen; en\n \n \n d.\n een verzekering tegen de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor dood of letsel van derden of andere schade toegebracht aan derden.\n \n \n \n \n 2\n De organisatie, bedoeld in het eerste lid, draagt er zorg voor dat de Inspectie Leefomgeving en Transport beschikt over de actuele versie van het handboek, bedoeld in het eerste lid.\n \n \n 3\n Vluchten met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 150 kg bedraagt worden uitgevoerd met inachtneming van het handboek, bedoeld in het eerste lid.\n \n \n 4\n De organisatie, bedoeld in het eerste lid, meldt ten minste 24 uur voor de dag dat een vlucht met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 150 kg bedraagt zal worden uitgevoerd, dit voornemen schriftelijk of per e-mail aan de minister en de burgemeester van de gemeente waarin het betreffende terrein ligt.\n \n \n 5\n Het vierde lid is niet van toepassing op vluchtuitvoering door de brandweer ten behoeve van de taken, bedoeld in artikel 25, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met d, en tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s.\n \n20153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340320153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340308-10-2015\n \n Artikel\n 10a\n Eisen aan uitvoering van vluchten met RPA’s van niet meer dan 4 kg\n \n \n 1\n Dit artikel is van toepassing op VFR-vluchten met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 4 kg bedraagt, die onder de volgende operationele beperkingen worden uitgevoerd:\n \n \n a.\n de vlucht wordt uitgevoerd tot een afstand van maximaal 100 meter van de bestuurder;\n \n \n b.\n de vlucht wordt uitgevoerd tot een hoogte van maximaal 40 meter (131 ft) boven de grond of het water binnen een gebied waarin laag mag worden gevlogen door civiele of militaire luchtvaartuigen;\n \n \n c.\n de vlucht wordt uitgevoerd tot een hoogte van maximaal 50 meter (165 ft) boven de grond of het water in andere dan de in onderdeel b bedoelde gebieden; en\n \n \n d.\n de vlucht wordt uitgevoerd in luchtruim met klasse G onder de geldende luchtverkeersregels.\n \n \n \n \n 2\n De uitvoering van VFR-vluchten met een RPA als bedoeld in het eerste lid, onder de in dat lid bedoelde beperkingen is ook toegestaan, indien de organisatie die deze vluchten uitvoert, in plaats van over de in artikel 10, eerste lid, bedoelde documenten, beschikt over:\n \n \n a.\n een geldig bewijs van inschrijving als bedoeld in artikel 3.5 van de wet;\n \n \n b.\n een speciaal-BvL dan wel een ontheffing van de verplichting te beschikken over een speciaal-BvL met betrekking tot de RPA’s waarmee de vlucht wordt uitgevoerd;\n \n \n c.\n een door de minister afgegeven bewijs van bevoegdheid dan wel een ontheffing van de verplichting te beschikken over een bewijs van bevoegdheid voor de bestuurders die de in onderdeel b bedoelde RPA’s besturen; en\n \n \n d.\n een verzekering tegen de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor dood of letsel van derden of andere schade toegebracht aan derden.\n \n \n \n \n 3\n \n Artikel 10, tweede tot en met vierde lid, is niet van toepassing op de uitvoering van vluchten met een RPA als bedoeld in het eerste lid, onder de in dat lid bedoelde beperkingen.\n \n20162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521720162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521701-07-2016\n \n Artikel\n 11\n Eisen voor afgifte ROC voor vluchten tegen vergoeding\n \n \n 1\n Een ROC wordt afgegeven indien de aanvrager beschikt over de in artikel 10, eerste lid, bedoelde documenten, met dien verstande dat het handboek door de minister is goedgekeurd.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid wordt een ROC voor de uitvoering van vluchten met een RPA als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder de in dat lid bedoelde beperkingen afgegeven, indien de aanvrager beschikt over de in artikel 10a, tweede lid, bedoelde documenten.\n \n20162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521720162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521701-07-2016\n \n Artikel\n 12\n Documenten\n \n De door de gezagvoerder mee te voeren documenten, bedoeld in artikel 4.8 van de wet, zijn:\n \n \n a.\n het bewijs van inschrijving, bedoeld in artikel 3.5 van de wet;\n \n \n b.\n het bewijs van bevoegdheid of bewijs van gelijkstelling, bedoeld in artikel 2.1 van de wet, dan wel de ontheffing van de verplichting om over deze documenten te beschikken;\n \n \n c.\n het bewijs van luchtwaardigheid, bedoeld in artikel 3.8 van de wet, dan wel de ontheffing van de verplichting om over dit document te beschikken;\n \n \n d.\n de geluidverklaring, bedoeld in artikel 3.19c van de wet, dan wel de ontheffing van de verplichting om over dit document te beschikken; en\n \n \n e.\n het ROC, bedoeld in artikel 2 van het Besluit vluchtuitvoering.\n \n \n20162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521720162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521701-07-201620162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521720162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521730-05-2016\n \n \n §\n 5\n Deelname aan het luchtverkeer\n \n \n Artikel\n 13\n Zichtafstand\n \n \n 1\n Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA buiten zichtafstand van de bestuurder of een waarnemer.\n \n \n 2\n Onverminderd het eerste lid, is het verboden een VFR-vlucht uit te voeren op een afstand van meer dan 500 meter van de bestuurder of een waarnemer.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 14\n VFR-vlieghoogte\n \n \n 1\n Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA hoger dan 120 meter (400 ft) boven de grond of het water.\n \n \n 2\n De Minister van Infrastructuur en Milieu verleent ontheffing van het verbod, bedoeld in het eerste lid, indien de vlucht wordt uitgevoerd voor het verrichten van luchtwerk met betrekking tot een vaartuig, voertuig, gebouw of kunstwerk en deze vlucht op grond van het ROC mag worden uitgevoerd.\n \n \n 3\n De minimumvlieghoogtes voor VFR-verkeer, bedoeld in paragraaf SERA.5005 van verordening (EU) nr. 923/2012 zijn niet van toepassing op vluchten met een RPA.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 15\n Afstand tot mensenmenigten, bebouwing, spoorlijnen of wegen\n \n \n 1\n Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA binnen 150 meter horizontaal van mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing, in gebruik zijnde autosnelwegen, in gebruik zijnde autowegen, of in gebruik zijnde wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid, is het toegestaan een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA tot 50 meter horizontaal van industrie- en havengebieden.\n \n \n 3\n Onverminderd het eerste lid, is het verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA binnen 50 meter horizontaal van vaartuigen, voertuigen, kunstwerken en spoorlijnen.\n \n \n 4\n De Minister van Infrastructuur en Milieu verleent ontheffing van het verbod, bedoeld in het eerste en derde lid, indien de vlucht wordt uitgevoerd voor het verrichten van luchtwerk met betrekking tot een vaartuig, voertuig, gebouw, kunstwerk, spoorlijn of weg en deze vlucht op grond van het ROC mag worden uitgevoerd.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 15a\n Voorrangsregels\n \n \n 1\n Op afstand bestuurde luchtvaartuigen verlenen voorrang aan vliegtuigen, helikopters, zweeftoestellen, vrije ballonnen en luchtschepen.\n \n \n 2\n In alle overige gevallen dat twee luchtvaartuigen kruisen op of omstreeks hetzelfde niveau, verleent het luchtvaartuig dat het andere aan zijn rechterzijde heeft, voorrang.\n \n20153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199507-11-2015\n \n Artikel\n 15aa\n Zichtafstand, VFR-vlieghoogte en afstand tot mensenmenigten, bebouwing, spoorlijnen of wegen voor vluchten met RPA’s van niet meer dan 4 kg\n \n \n 1\n Indien de organisatie die VFR-vluchten uitvoert met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 4 kg bedraagt, in plaats van over de in artikel 10, eerste lid, bedoelde documenten, beschikt over de in artikel 10a, tweede lid, bedoelde documenten, is het verboden de vlucht uit te voeren:\n \n \n a.\n buiten een afstand van 100 meter van de bestuurder;\n \n \n b.\n hoger dan 40 meter (131 ft) boven de grond of het water binnen een gebied als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel b; en\n \n \n c.\n hoger dan 50 meter (165 ft) boven de grond of het water in andere dan de in onderdeel b bedoelde gebieden.\n \n \n \n \n 2\n Indien de in het eerste lid bedoelde verboden in acht worden genomen is het, in afwijking van artikel 15, eerste lid, toegestaan een vlucht met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 4 kg bedraagt uit te voeren minimaal 50 meter horizontaal van mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, in gebruik zijnde autosnelwegen en autowegen, in gebruik zijnde wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt, spoorlijnen, vaartuigen en voertuigen.\n \n \n 3\n Indien de organisatie die VFR-vluchten uitvoert met een RPA als bedoeld in het eerste lid, in plaats van over de in artikel 10, eerste lid, bedoelde documenten, beschikt over de in artikel 10a, tweede lid, bedoelde documenten, is artikel 2, onderdeel h, van de Regeling modelvliegen van overeenkomstige toepassing op deze vluchten, met dien verstande dat de vluchten plaatsvinden met inachtneming van artikel 15aa, eerste lid, aanhef en onderdelen b en c.\n \n20162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521720162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521701-07-2016\n \n Artikel\n 15b\n Aanwijzing RPA’s\n \n RPA’s worden aangewezen als onbemande luchtvaartuigen als bedoeld in artikel 5.7, derde lid, van de Wet luchtvaart, aan boord waarvan zich geen gezagvoerder bevindt.\n20153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199507-11-2015\n \n Artikel\n 16\n Beperkingen luchtverkeer binnen plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden\n \n \n 1\n De uitoefening van het luchtverkeer met een RPA is verboden:\n \n \n a.\n in Maastricht CTR, Eelde CTR, Rotterdam CTR en het boven Nederlands grondgebied gelegen deel van de Niederrhein CTR, bedoeld in artikel 5 van de Regeling luchtverkeersdienstverlening, binnen een afstand van 5.600 meter van het luchthaven referentiepunt\n \n \n b.\n in Schiphol CTR, bedoeld in artikel 5 van de Regeling luchtverkeersdienstverlening, met uitzondering van het gebied gelegen binnen een afstand van 3.700 meter van de laterale begrenzing van Schiphol CTR 1 die is opgenomen in de luchtvaartgids, hoofdstuk AD 2.\n \n \n \n \n 2\n In afwijking van artikel 14 en onverminderd het eerste lid, is het verboden een VFR-vlucht met een RPA uit te voeren hoger dan 45 meter (150 ft) boven de grond of het water binnen de plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 16a\n Uitzondering voor vluchten buiten de daglichtperiode\n \n \n Artikel 2.2. van de Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014 is van overeenkomstige toepassing op het uitvoeren van een vlucht door de brandweer buiten de daglichtperiode ten behoeve van de taken, bedoeld in artikel 25, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met d, en tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s, en de opleiding en training die nodig zijn voor de veilige uitvoering van een dergelijke vlucht, met dien verstande dat wordt voldaan aan het voorschrift dat voor en tijdens het uitvoeren van de vlucht contact wordt onderhouden met de gemeenschappelijke meldkamer, bedoeld in artikel 35 van de Wet veiligheidsregio’s in plaats van aan het voorschrift, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel b, van de Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014,\n20153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340320153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340308-10-2015\n \n Artikel\n 17\n \n De artikelen 13 tot en met 16 zijn niet van toepassing op vluchten met militaire RPA’s.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521720162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521730-05-2016\n \n \n §\n 6\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 18\n Wijziging Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008\n \n \n Wijzigt de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 19\n Wijziging Regeling modelvliegen\n \n \n Wijzigt de Regeling modelvliegen.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 20\n Wijziging Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001\n \n \n Wijzigt de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 21\n Wijziging Regeling tarieven luchtvaart 2008\n \n \n Wijzigt de Regeling tarieven luchtvaart 2008.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 22\n Wijziging Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen\n \n \n Wijzigt de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 23\n Wijziging Regeling vluchtuitvoering\n \n \n Wijzigt de Regeling vluchtuitvoering.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 24\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 25\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,W.J.Mansveld\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 1\n behorend bij artikel 3\n \n \n \n 1\n Introductie\n \n Eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring voor het verkrijgen van een RPA-L met de daarbij horende algemene bevoegdverklaringen en bijzondere bevoegdverklaringen.\n Daar waar nodig zijn specifieke leerdoelen voor besturing van vliegtuig, helikopter of andere luchtvaartuigen expliciet aangegeven. De overige leerdoelen zijn generiek van toepassing op RPA’s. Bij de toepassing van de leerdoelen wordt de specifiek voor de desbetreffende configuratie benodigde kennis aangeboden.\n De eisen opgenomen onder de volgende onderdelen zijn afhankelijk van de categorie luchtvaartuig:\n \n \n •\n RPAS algemene kennis (onderdeel 2)\n \n \n •\n Vluchtprinciples (onderdeel 3)\n \n \n •\n Vliegprestaties en vluchtvoorbereiding (onderdeel 4)\n \n \n \n \n \n A\n Kenniseisen\n \n \n \n 2\n RPAS algemene kennis\n \n \n \n 2.1\n RPAS\n \n \n \n •\n De kandidaat weet de hoofdcomponenten van de categorie RPA te noemen. Hij kan de functies van deze componenten verklaren en globaal hun opbouw omschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kent de primaire stuurorganen en kan de werkwijze ervan verklaren.\n \n \n •\n De kandidaat weet de hoofdcomponenten van de RPA te noemen,voor de categorie waarvoor hij opgeleid wordt. Hij kan de functies van deze componenten verklaren en globaal hun constructie beschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kent de krachten die op een casco kunnen werken en hun invloed op dat casco voor de categorie waarvoor hij opgeleid wordt. Hij kent de relatie tussen massa en kracht en kan het begrip veiligheidsfactor verklaren.\n \n \n \n \n \n 2.2\n Voortstuwingsinrichting\n \n \n \n •\n De kandidaat kan het principe van de elektrische motor, de (viertakt) verbrandingsmotor en gasturbine motor verklaren en kent alle (hoofd)onderdelen van deze motor. Hij kent de verschillende types RPAS-motoren.\n \n \n •\n De kandidaat kan een globale beschrijving geven van bestaande brandstofsystemen in gebruik bij een RPA.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de algemene principes van bediening van de diverse motoren.\n \n \n \n \n \n 2.3\n Systemen\n \n \n Elektrisch systeem\n \n \n \n •\n De kandidaat kent alle algemene componenten in het elektrisch systeem en kan hun functie verklaren.\n \n \n •\n De kandidaat weet welke algemene systemen van elektriciteit worden voorzien.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met type, eigenschappen en capaciteit van een batterij (accu).\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met beveiligingssystemen die in het elektrisch systeem gebruikt worden.\n \n \n \n Rotor systeem\n \n \n \n •\n De kandidaat kan de verschillende onderdelen van een rotorsysteem benoemen.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de procedure en criteria voor het afstellen van de rotorbladen.\n \n \n \n Instrumenten Algemeen\n \n De kandidaat kan de volgende instrumenten globaal en type specifiek beschrijven, inclusief de achterliggende meetprincipes:\n \n \n •\n Luchtsnelheidsmeter;\n \n \n •\n Hoogtemeter;\n \n \n •\n Stijg-/daalsnelheidsmeter;\n \n \n •\n Gyroscopen / IMU;\n \n \n •\n Kunstmatige horizon;\n \n \n •\n Magnetisch kompas;\n \n \n •\n Motorinstrumenten;\n \n \n •\n Waarschuwingsindicatoren;\n \n \n •\n GPS.\n \n \n \n \n \n 2.4\n Data link\n \n \n \n •\n De kandidaat kent de frequenties die mogen worden gebruikt voor data links.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de algemene eigenschappen van data link frequenties en datalink apparatuur, waaronder tevens factoren betreffende de capaciteit (bandbreedte) en elektromagnetische compatibiliteit en interferentie.\n \n \n \n \n \n \n 3\n Vluchtprincipes\n \n \n Verdeling van de vier krachten\n \n \n \n •\n De kandidaat kan de vier krachten en bijbehorende mechanische begrippen als zwaartepunt, kracht, arm, moment en evenwicht, die tijdens de vlucht op een luchtvaartuig werken, benoemen en interpreteren.\n \n \n \n Stuurorganen\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de besturingsorganen, hun werkwijze en hun effecten op de beweging van het onbemande luchtvaartuig voor de categorie waarvoor hij opgeleid wordt.\n \n \n •\n De kandidaat kan de begrippen ‘langsas’, ‘dwarsas’ en ‘topas’ definiëren in relatie tot een luchtvaartuig en de bewegingen rond deze assen benoemen.\n \n \n \n Aerodynamica\n \n De kandidaat is bekend met aerodynamische effecten die de vlucht mogelijke maken, dan wel nadelig kunnen beïnvloeden, zoals bijvoorbeeld overtrek.\n \n \n \n 4\n Vliegprestaties\n \n \n \n 4.1\n Massa en zwaartepunt\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de invloed van massa en zwaartepunt op de vliegprestaties en kan de basisbegrippen definiëren en uitleggen.\n \n \n •\n De kandidaat kan omschrijven wat de beperkingen zijn voor maximaal start- en maximaal landingsgewicht.\n \n \n •\n De kandidaat kan aangeven wat de effecten van overgewicht of verschoven zwaartepunt van het onbemand luchtvaartuig (kunnen) zijn op de constructie van het luchtvaartuig en op de vliegprestaties.\n \n \n \n \n \n 4.2\n Prestaties\n \n De kandidaat kan de factoren benoemen die van belang zijn voor de vliegprestaties tijdens diverse vluchtfasen (start, vlucht, landing).\n \n \n \n \n 5\n Luchtvaartregelgeving\n \n \n \n 5.1\n De Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) en het Verdrag inzake internatonale burgerluchtvaart\n \n De kandidaat is bekend met de internationale burgerluchtvaartorganisatie, ICAO, haar rol in de internationale luchtvaartwetgeving en kan aangeven welke ICAO voorschriften voor de uitvoering van vluchten met RPAS van belang zijn.\n \n \n \n 5.2\n Luchtverkeersregels en luchtverkeersdiensten\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de van toepassing zijnde Nederlandse voorschriften, waaronder:\n \n \n o\n deze regeling.\n \n \n o\n de inschrijving van Nederlands geregistreerde luchtvaartuigen in een openbaar luchtvaartuigregister.\n \n \n o\n de artikelen 2.12, 5.3 en 5.8 van de Wet luchtvaart aangaande de verboden betreffende:\n \n \n –\n Het op zodanige wijze aan het luchtverkeer deelnemen dat personen of zaken in gevaar kunnen worden gebracht\n \n \n –\n Het verrichten van werkzaamheden terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof dat het gebruik daarvan de vaardigheid voor het verrichten van die werkzaamheden kan verminderen\n \n \n –\n Een vlucht uit te voeren zonder kennis te nemen van alle gegevens en inlichtingen die voor de uitvoering van de vlucht van belang zijn.\n \n \n \n \n o\n de Regeling modelvliegen.\n \n \n o\n de restricties met betrekking tot het gebruik van frequenties.\n \n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de voornaamste definities en bepalingen aangaande luchtverkeersregels (SERA en Besluit luchtverkeer 2014) en luchtverkeersdiensten.\n \n \n •\n De kandidaat kan de drie categorieën regels (Rules of the Air) noemen die worden onderscheiden bij de vluchtuitvoering in de lucht en op luchtvaartterreinen.\n \n \n •\n De kandidaat kan de voorrangsregels, met inbegrip van de voorrangsregels op luchtvaartterreinen, beschrijven en toepassen.\n \n \n •\n De kandidaat kan de zichtvliegvoorschriften beschrijven met speciale nadruk op minimum vereist vliegzicht en afstand tot de wolken in luchtruim met klassen G,C en D;\n \n \n •\n De kandidaat kan een beknopte uitleg geven over de eisen aangaande bescheiden bij het grondstation van een luchtvaartuig.\n \n \n •\n De kandidaat weet de diverse luchtvaartpublicaties te benoemen en te gebruiken in de vluchtvoorbereiding.\n \n \n •\n De kandidaat kan een overzicht geven van de luchtverkeersdiensten.\n \n \n \n \n \n \n 6\n Meteorologie\n \n \n \n •\n De kandidaat kan een globale beschrijving geven van de opbouw en samenstelling van de atmosfeer.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met meteorologische fenomenen zoals druk, wind, mist, ijs en onweer en kan de invloed van deze fenomenen op een vlucht beschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kan globaal de organisatie van de luchtvaart meteorologische diensten in de wereld beschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kan de informatie inventariseren die een piloot in het algemeen kan ontvangen van een luchtvaart meteorologische dienst\n \n \n o\n tijdens de vluchtvoorbereiding;\n \n \n o\n gedurende de vlucht.\n \n \n \n \n \n \n \n 7\n Menselijke prestaties en beperkingen\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met elementaire begrippen uit de fysiologie zoals zicht en gehoor en kan de relevantie van deze begrippen voor het uitvoeren van een vlucht met een RPAS aangeven.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met elementaire begrippen uit de psychologie als informatiebronnen en -verwerking, beslissingsprocessen, stress, inzicht en besluitvorming en kan de relevantie van deze begrippen voor het uitvoeren van een vlucht met een RPAS aangeven.\n \n \n \n \n \n 8\n Vliegen en gezondheid\n \n De kandidaat kan de belangrijkste risico’s en bijwerkingen noemen van het gebruik van:\n \n \n •\n vrij verkrijgbare medicijnen tegen verkoudheid, griep, hooikoorts en andere allergieën, met de nadruk op medicijnen die antihistaminepreparaten bevatten;\n \n \n •\n alcohol, voorgeschreven medicijnen en drugs, zelfstandig of in combinatie, die van invloed kunnen zijn op de besturing van een RPA.\n \n \n De kandidaat kan de voor de besturing van een RPA belangrijkste risico’s noemen van:\n \n \n •\n oververmoeidheid;\n \n \n •\n stress.\n \n \n \n \n \n 9\n Navigatie\n \n \n \n •\n De kandidaat kan, met behulp van de ICAO-kaart 1:500000 en andere beschikbare middelen (bijvoorbeeld AIP, NOTAM en meteo) zijn vlucht op adequate wijze voorbereiden;\n \n \n •\n De kandidaat weet wat GNSS betekent, kent de toepassing van GNSS en kan het werkingsprincipe beschrijven;\n \n \n •\n De kandidaat kent de fouten die op kunnen treden binnen het GNSS en is bekend met de nauwkeurigheid van het systeem en kan de invloed daarvan op de operatie vertalen;\n \n \n •\n De kandidaat kent de factoren die ontvangstbereik en nauwkeurigheid kunnen beïnvloeden.\n \n \n \n \n \n 10\n Operaties\n \n \n \n 10.1\n Operationele procedures\n \n \n ICAO Annex 6, Deel II – Bediening van het luchtvaartuig\n \n \n \n •\n De kandidaat kan een overzicht geven van de taken en verantwoordelijkheden van de gezagvoerder met betrekking tot:\n \n \n o\n Het naleven van de regelgeving en procedures;\n \n \n o\n De veiligheid van RPAS-vliegers;\n \n \n o\n Het melden van luchtvaartongevallen;\n \n \n o\n Het gebruik van alcohol, drugs en psychotrope geneesmiddelen;\n \n \n o\n De vluchtvoorbereiding;\n \n \n o\n De vluchtuitvoering;\n \n \n o\n Het melden van ongevallen en incidenten.\n \n \n \n \n •\n De kandidaat kan een overzicht geven van de documenten en handboeken (manuals) die tijdens alle vluchten aanwezig moeten zijn bij het grondstation.\n \n \n \n \n \n 10.2\n RPAS-operaties\n \n De kandidaat is bekend met de Nederlandse voorschriften voor vluchtuitvoering, inclusief toezicht en naleving.\n \n \n \n \n \n B\n Bedrevenheidseisen\n \n Bedrevenheid op de in paragraaf 11 genoemde onderdelen. Deze bedrevenheid moet, nadat men aan de kenniseisen heeft voldaan, worden aangetoond tijdens een praktijkexamen. Het praktijkexamen betreft de uitvoering met een RPA van het type operatie waarvoor een algemene bevoegdverklaring is gewenst (VLOS, EVLOS), van de werkzaamheden waarvoor een bijzondere bevoegdverklaring is gewenst en met het klasse luchtvaartuig waarvoor een klassebevoegdverklaring is gewenst. Het praktijkexamen ten behoeve van de algemene bevoegdverklaring EVLOS is inclusief het gebruik van een waarnemer.\n \n \n \n C\n Ervaringseisen\n \n \n \n 11\n Praktijkervaring\n \n \n Eisen aan praktische ervaring voor de algemene bevoegdverklaring VLOS in combinatie met de bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a:\n \n De praktische opleidingseisen bestaan uit de onderdelen ‘basis vliegtechnieken’ en ‘operationele vliegtraining’. Beide onderdelen vragen om de beheersing van een aantal vaardigheden.\n De vereiste vaardigheden voor de basis vliegtechnieken bestaan uit:\n \n \n •\n Vaste manoeuvres, inclusief het maken van bochten linksom en rechtsom;\n \n \n •\n Het vliegen van achtpatronen;\n \n \n •\n De RPAS besturen, waarbij het systeem naar de piloot toe vliegt;\n \n \n •\n Vliegen onder verschillende meteocondities, conform de specificaties van de RPAS-producent;\n \n \n •\n Voor vliegtuigen specifiek: landen onder een hoek van maximaal 45 graden;.\n \n \n Deze manoeuvres dienen allemaal, zowel handmatig, in het geval de RPAS deze besturingsmode heeft, als met de autopilot uitgevoerd te worden.\n De operationele vliegtraining heeft betrekking op de benodigde vaardigheden ten behoeve van het uitvoeren van de operatie en bestaat uit:\n \n \n •\n Voorbereiding van de operatie en de vlucht, conform het operations manual;\n \n \n •\n Het vliegen onder druk van de klant;\n \n \n •\n Het uitvoeren van een complexe operatie binnen de VLOS-grenzen;\n \n \n •\n Omgaan met faalcondities tijdens de vlucht, zoals oriëntatieverlies, contactverlies met het satellietsysteem en het falen van noodsystemen;\n \n \n •\n Ervaring met RPAS specifieke voorzieningen zoals bijvoorbeeld verlichting, zichtcamerasystemen en andere visuele hulpmiddelen;\n \n \n •\n In staat zijn om verantwoord te kunnen vliegen als er windvlagen zijn en met name in staat zijn om op basis van de wind omstandigheden te beslissen of vliegen verantwoord is.\n \n \n De ervaring moet opgedaan zijn onder toezicht van een FI (RPA) binnen twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan het praktijkexamen.\n \n Eisen aan praktische ervaring voor de algemene bevoegdverklaring EVLOS in combinatie met de bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a:\n \n De praktische opleidingseisen bestaan uit de onderdelen ‘basis vliegtechnieken’ en ‘operationele vliegtraining’. Beide onderdelen vragen om de beheersing van een aantal vaardigheden.\n De vereiste vaardigheden voor de basis vliegtechnieken bestaan uit:\n \n \n •\n Vaste manoeuvres, inclusief het maken van bochten linksom en rechtsom,\n \n \n •\n Het vliegen van achtpatronen;\n \n \n •\n De RPAS besturen, waarbij het systeem naar de piloot toe vliegt;\n \n \n •\n Vliegen onder verschillende meteocondities, conform de specificaties van de RPAS-producent;\n \n \n •\n Voor vliegtuigen specifiek: landen onder een hoek van maximaal 45 graden.\n \n \n •\n Deze manoeuvres dienen allemaal met de autopilot uitgevoerd te worden, en als de RPA handmatig bestuurd kan worden, ook handmatig.\n \n \n De operationele vliegtraining heeft betrekking op de benodigde vaardigheden ten behoeve van het uitvoeren van de operatie en bestaat uit:;\n \n \n •\n Voorbereiding van de operatie en de vlucht, conform het operations manual;\n \n \n •\n Het vliegen onder druk van de klant;\n \n \n •\n Het uitvoeren van een complexe operatie binnen de EVLOS-grenzen;\n \n \n •\n Omgaan met faalcondities tijdens de vlucht, zoals oriëntatieverlies, contactverlies met het satellietsysteem en het falen van noodsystemen;\n \n \n •\n Ervaring met RPAS specifieke voorzieningen zoals bijvoorbeeld verlichting, zichtcamerasystemen en andere visuele hulpmiddelen;\n \n \n •\n In staat zijn om verantwoord te kunnen vliegen als er windvlagen zijn en met name in staat zijn om op basis van de wind omstandigheden te beslissen of vliegen verantwoord is;\n \n \n •\n Beheersing van de procedure om de verantwoordelijkheid voor het voorkomen van botsingen met andere luchtvaartuigen over te dragen van de bestuurder op de waarnemer en van de waarnemer op de bestuurder;\n \n \n •\n Beheersing van crew management.\n \n \n De ervaring moet opgedaan zijn onder toezicht van een FI (RPA) in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan het praktijkexamen.\n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 2\n behorend bij artikel 6\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n datum\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n functies\n \n \n \n \n \n \n \n type RPAS\n \n \n \n \n \n \n \n type vlucht*\n \n \n \n \n \n \n \n registratie\n \n \n \n \n \n \n \n begintijd**\n \n \n \n \n \n \n \n eindtijd**\n \n \n \n \n \n \n \n duur\n \n \n \n \n \n \n \n locatie\n \n \n \n \n \n \n \n paraaf\n \n \n \n \n \n \n \n \n *met type vlucht wordt bedoeld VLOS of EVLOS\n **Met de begintijd en eindtijd wordt het tijdstip bedoeld waarop de vlucht daadwerkelijk begint en eindigt.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 3\n behorend bij artikel 7\n \n \n \n Luchtwaardigheidseisen voor RPAS\n \n Voor het verkrijgen van een speciaal-BVL onder de beperking dat de RPA niet wordt gebruikt boven mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, spoorlijnen of voor motorrijtuigen toegankelijke wegen wordt het RPAS ten minste op de volgende elementen beoordeeld:\n \n \n 1.\n Beschrijving van het RPAS inclusief klasse en type, serienummer, maximale startmassa;\n \n \n 2.\n Technische specificaties inclusief snelheidsinformatie, afmetingen, massa-informatie, zwaartepunt, maximale winduitschieters, maximaal bereik, maximale vluchtduur, gebruikte frequenties voor bediening;\n \n \n 3.\n Driezijdig beeld van het ontwerp inclusief de constructie;\n \n \n 4.\n Specificaties van het grondstation,waaronder minimaal: verstrekte informatie (ten minste: de vlieghoogte AGL of AMSL, de positie van het RPA of de horizontale afstand tot de vlieger of equivalente informatie die ertoe leidt dat het RPA binnen de maximale afstanden blijft), niveau brandstof of batterijcapaciteit en indicatie satellietontvangst), bedieningsmethodes, bedieningsmiddelen;\n \n \n 5.\n Bedradingsdiagram voor alle elektrische componenten inclusief kleuren;\n \n \n 6.\n Vlieghandboek inclusief gebruikslimieten;\n \n \n 7.\n Noodscenarios, waaronder minimaal: control failure, fatal error, engine loss, loss of engine power, low battery voltage, loss of GNSS signal, radio link failure, RPAS communicatie failure, pilot incapacitation; en\n \n \n 8.\n Verklaring van een daartoe erkend bedrijf dat de RPAS technisch voldoende veilig is om operaties conform het operationeel handboek van de operator uit te voeren.\n \n \n Tijdens de keuring van het RPAS worden ten minste de volgende zaken onderzocht:\n \n \n •\n Documentatie\n \n \n •\n De documentatie bevat ten minste de volgende inhoud:\n \n \n o\n Systeemontwerp\n \n \n o\n Onderhoud\n \n \n o\n Operationeel handboek\n \n \n o\n Noodscenarios\n \n \n –\n Link failure\n \n \n –\n Autopilot failure\n \n \n –\n Navigatie failure\n \n \n –\n Uitvallen motor\n \n \n –\n Vlieger onwel\n \n \n \n \n o\n Veiligheidsanalyse\n \n \n o\n Technisch journaal\n \n \n Tijdens de keuring wordt gekeken of de documentatie conform het aangeboden ontwerp is.\n \n \n \n \n •\n Bouw en constructie\n De mechanische toestand van het systeem wordt beoordeeld, waarbij minimaal de volgende zaken worden bekeken:\n \n \n o\n Gebruikte materialen\n \n \n o\n Samenbouw\n \n \n o\n Algehele indruk mechanische afwerking airframe\n \n \n o\n Gewichtsverdeling/zwaartepunt\n \n \n De geschiktheid van het mechanische systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n De bijdrage van het mechanische systeem in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n \n \n •\n Motoren en brandstof\n De bouw van de aandrijvingsysteem en het bijbehorende brandstof systeem worden op correcte werking beoordeeld. De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n De bijdrage van deze systemen in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n \n \n •\n Elektronische systemen\n De volgende componenten worden op correcte werking gecontroleerd:\n \n \n o\n Vluchtcontrole systeem\n \n \n o\n Navigatie systeem\n \n \n o\n Aandrijvingssysteem (servo’s e.d.)\n \n \n o\n Grond station\n \n \n De bijdrage van deze systemen in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Telemetrie systeem\n De correcte werking van het telemetrie systeem wordt gecontroleerd. Hierbij wordt minimaal naar de volgende componenten gekeken:\n \n \n o\n Transceivers grond en lucht\n \n \n o\n Frequentie gebruik\n \n \n De bijdrage van dit systeem in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n \n \n •\n Payload\n De invloed van de payload op de systemen die nodig zijn voor een veilige vluchtuitvoering wordt gecontroleerd. Hierbij worden minimaal de volgende aspecten meegenomen:\n \n \n o\n Elektromagnetische interferentie\n \n \n o\n Mechanische interferentie\n \n \n o\n Gewichtsverdeling\n \n \n De invloed van de payload in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n \n \n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Elektrisch systeem\n De volgende componenten worden op correcte werking gecontroleerd:\n \n \n o\n Batterijen\n \n \n o\n Bedrading\n \n \n o\n Algehele indruk elektrische installatie\n \n \n De bijdrage van het elektrisch systeem in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Grondstation\n De correcte werking van de besturingsorganen en de waarschuwingssystemen worden gecontroleerd. De aanwezigheid van de juiste informatie op het grondstation om de piloot in staat te stellen om de RPA goed te besturen wordt gecontroleerd, zowel op instrumentaanwijzingen als op bedieningsorganen.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Onderhoud\n Als bij het systeem een onderhoudsvoorschrift is geleverd, dan wordt de correcte inhoud van dit voorschrift gecontroleerd.\n \n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 4\n behorend bij artikel 8, lid 3\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n SPECIAL CERTIFICATE OF AIRWORTHINESS\n \n Human Environment and Transport Inspectorate\n Civil Aviation Authority Netherlands\n Correspondence address:\n P.O. Box 575, 2130 AN Hoofddorp, The Netherlands\n \n \n \n \n \n \n \n Registration number: ...\n \n \n ICAO aircraft designator: ...\n \n \n \n \n \n \n 1. Nat. & registration marks:\n \n PH-...\n \n \n \n 2. Manufacturer and manufacturer's designation of aircraft:\n \n ..............................\n \n \n \n 3. Aircraft serial number:\n \n ...\n \n \n \n \n \n 4. Categories:\n \n \n \n \n \n 5. This Special Certificate of Airworthiness is issued pursuant to the Netherlands Act on Aviation for aircraft excluded from the European Regulation (EC) No 216/2008 and also do not comply with the airworthiness requirements of ICAO. The abovementioned aircraft is considered to be airworthy when maintained and operated in accordance with the foregoing and the pertinent operating limitations.\n \n \n \n \n \n Date of issue: ....................\n \n \n \n Signature:\n \n The State Secretary for Infrastructure and the Environment,\n On behalf,\n \n \n \n \n \n Limitations / Remarks:\n \n \n \n \n \n 6. This Special Certificate of Airworthiness is valid up to and including ......, unless revoked.\n \n This certificate shall be carried by the pilot during all flights Document Number: ......\n \n \n \n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 5\n behorend bij artikel 9\n \n \n \n Paragraaf \n 1\n Definities\n \n \n \n Artikel 1\n \n In deze bijlage wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n onderhoud: de revisie, reparatie, inspectie, vervanging, uitvoering van een wijziging, of de herstelling van een defect van een RPAS of luchtvaartuigonderdeel of een combinatie van deze werkzaamheden, met uitzondering van de direct aan elke vlucht voorafgaande inspectie van het RPAS of daarmee gelijk te stellen inspecties;\n \n \n b.\n \n revisie: het weer in goede staat brengen van een RPAS of onderdeel van een RPAS door middel van inspectie en vervanging in overeenstemming met een goedgekeurde norm ter verlenging van de operationele levensduur.\n \n \n \n \n \n \n Paragraaf \n 2\n Onderhoudsprogramma\n \n \n \n Artikel 2\n \n \n \n 1.\n De houder van een RPAS is er voor verantwoordelijk dat een bij dat RPAS behorend onderhoudsprogramma wordt opgesteld, bijgehouden en bij uitvoering van onderhoud wordt gebruikt.\n \n \n 2.\n Een onderhoudsprogramma omvat ten minste de volgende aspecten: inspectieperiodes, inspectiestaten, bedrijfsgegevens, de van toepassing zijnde aanwijzingen van de minister en aanvullende onderhoudsinformatie van de ontwerper.\n \n \n 3.\n Onderhoudsprogramma's worden opgesteld en bijgehouden volgens de meest recente aanbevelingen van de ontwerper van het RPAS.\n \n \n 4.\n Wijzigingen in de aanbevelingen als bedoeld in het derde lid worden tijdig, doch uiterlijk binnen 6 maanden na uitgiftedatum in het onderhoudsprogramma verwerkt.\n \n \n 5.\n Aanwijzingen van de minister in de vorm van onderhoudsaanwijzingen en bijzondere luchtwaardigheidsaanwijzingen worden tijdig verwerkt in het onderhoudsprogramma.\n \n \n 6.\n Indien aanvullende onderhoudsinformatie van de ontwerper van het RPAS afwijkt van een aanwijzing van de minister, prevaleert de aanwijzing van de minister.\n \n \n \n \n \n Artikel 3\n \n \n \n 1.\n Het onderhoudsprogramma wordt beheerd door of namens de houder van het RPAS.\n \n \n 2.\n Het onderhoudsprogramma wordt op verzoek zo spoedig mogelijk toegezonden aan de minister.\n \n \n \n \n \n \n Paragraaf \n 3\n Uitvoering onderhoud\n \n \n \n Artikel 4\n \n \n \n 1.\n Met betrekking tot het onderhoud van een RPAS is de houder verplicht ervoor te zorgen dat de minister op zijn verzoek wordt ingelicht omtrent het tijdstip, waarop met het onderhoud dan wel met bepaalde daartoe behorende werkzaamheden zal worden aangevangen.\n \n \n 2.\n Het onderhoud van een RPAS mag worden uitgevoerd door of onder verantwoordelijkheid van de houder van het RPAS.\n \n \n 3.\n Met betrekking tot het onderhoud aan een RPAS of een onderdeel daarvan is de uitvoerder er voor verantwoordelijk:\n \n \n a.\n dat de organisatie en inrichting van de bij het onderhoud betrokken werkplaatsen, de werkwijzen en controlemethoden, de gereedschappen, de onderhoudsdocumentatie, alsmede de kundigheid van het bij de werkzaamheden betrokken personeel, zodanig zijn dat een goede uitvoering van het onderhoud is gewaarborgd;\n \n \n b.\n dat materialen, onderdelen en halfproducten, alsmede uitrustingsstukken alvorens deze bij het onderhoud te verwerken, zijn:\n \n \n 1°.\n geproduceerd volgens een door de ontwerper van het RPAS goedgekeurde producent, dan wel\n \n \n 2°.\n onderhouden volgens de aanwijzingen van de ontwerper van het RPAS;\n \n \n \n \n c.\n dat het RPAS na het onderhoud aan de in Artikel 6 genoemde luchtwaardigheidseisen voldoet, door het uitvoeren of laten uitvoeren van de inspecties en proeven waaruit blijkt, dat:\n \n \n 1°. \n de vervaardigingswijzen, de samenvoeging en de beproevingswijzen door de ontwerper van het RPAS zijn goedgekeurd of als zodanig zijn aanvaard, en\n \n \n 2°. \n de werking van het RPAS juist is.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Paragraaf\n 4\n Technische administratie luchtvaartuig\n \n \n \n Artikel 5\n \n \n \n 1.\n De houder van een RPAS is tijdens de geldigheidsduur van het voor dat luchtvaartuig afgegeven speciaal-BvL verplicht een technische administratie te voeren ten aanzien van het RPAS en van de volgende onderdelen daarvan:\n \n \n a.\n voortstuwingsinrichtingen;\n \n \n b.\n luchtschroeven;\n \n \n c.\n onderdelen die na revisie of herstelling in het algemeen niet in hetzelfde RPAS zullen worden gemonteerd.\n \n \n \n \n 2.\n In de technische administratie van een RPAS zijn de onderhoudsverklaringen, de certificaten van vrijgave of de certificaten van vrijgave voor gebruik alsmede de onderliggende documenten betreffende de aan het RPAS verrichte werkzaamheden, opgenomen. Deze documenten bevatten, met vermelding van de data, ten minste de gegevens met betrekking tot:\n \n \n a.\n het aantal vlieguren, of cycli, zodanig dat hieruit blijkt hoe lang het RPAS heeft gevlogen sinds de bouw en sinds het laatste periodieke onderhoud;\n \n \n b.\n de technische storingen, de opgelopen schade en de proefvluchten, en\n \n \n c.\n het onderhoud dat het RPAS heeft ondergaan.\n \n \n \n \n 3.\n De gegevens worden beveiligd vastgelegd en mogen niet worden uitgewist, verwijderd of onleesbaar worden gemaakt. De gegevens zijn volledig, duidelijk leesbaar en begrijpelijk.\n \n \n 4.\n De technische administratie van het RPAS en van de onderdelen van het RPAS wordt gevoerd op aanwijzingen van de minister in daartoe bestemde boeken, op daartoe bestemde formulieren of in het daarvoor bestemde techlog systeem.\n \n \n 5.\n Op de boeken, formulieren en andere bescheiden moeten ten minste de benaming, de typeaanduiding, het serienummer en de naam van de fabrikant van het RPAS of het onderdeel worden vermeld.\n \n \n 6.\n Volgboeken en volgkaarten, die ter voortzetting van de reeks aantekeningen worden gebruikt, moeten zijn voorzien van een volgnummer. De bladzijden van de boeken moeten doorlopend genummerd zijn.\n \n \n \n \n \n Artikel 6\n \n Tenzij de minister een andere termijn heeft vastgesteld, wordt de technische administratie onder verantwoordelijkheid van de houder van het RPAS gedurende twee jaren bewaard.\n \n \n \n \n Paragraaf 5. Onderzoek en melding van defecten en gebreken\n \n \n \n Artikel 7\n \n \n \n 1.\n De houder van een RPAS is tijdens de geldigheidsduur van het voor dat RPAS afgegeven speciaal bewijs van luchtwaardigheid verplicht op een door de minister gedaan verzoek het RPAS voor een onderzoek naar de luchtwaardigheid ter beschikking te stellen op een nader door de minister te bepalen tijdstip en plaats, waarbij zoveel mogelijk rekening zal worden gehouden met de belangen van de houder.\n \n \n 2.\n Tijdens een onderzoek als bedoeld in het eerste lid dient de houder:\n \n \n a.\n voldoende en deskundig personeel beschikbaar te stellen om de nodige assistentie te verlenen, alsmede de nodige hulpmiddelen, in het bijzonder voor het onderzoek van de installaties;\n \n \n b.\n te zorgen dat de proeven en proefvluchten die de minister noodzakelijk acht worden uitgevoerd;\n \n \n c.\n te zorgen dat op verzoek van de minister:\n \n \n 1°.\n het gewicht en het zwaartepunt van het RPA wordt bepaald;\n \n \n 2°.\n de technische administratie wordt overgelegd.\n \n \n \n \n \n \n \n \n20153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340320153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340308-10-2015\n \n \n Bijlage\n 6\n behorend bij artikel 10\n \n Het handboek, bedoeld in artikel 11, bevat in ieder geval een duidelijke beschrijving van:\n \n \n •\n de organisatiestructuur, waaronder de instructies die de (eind)verantwoordelijkheid van de bij de vluchtuitvoering betrokken personen in hoofdlijnen aangeven;\n \n \n •\n de standaard werkmethoden, waaronder de procedure voor selectie en inrichting van het start-en landingsterrein met veilige afstanden tot obstakels (inclusief wegen) en personen niet betrokken bij de vlucht, voor het vrijhouden van het gebied waarboven de operatie wordt uitgevoerd van nieuwsgierigen en andere personen niet betrokken bij de vlucht en voor het creëren van een veilig werkgebied en vrij start- en landingsgebied voor de bemanning;\n \n \n •\n het luchtwerk waarop het ROC betrekking heeft;\n \n \n •\n een naar het oordeel van de minister adequate procedure:\n \n \n o\n voor het aanwijzen van de gezagvoerder;\n \n \n o\n voor samenwerking tussen de gezagvoerder en de waarnemer (VLOS);\n \n \n o\n voor samenwerking tussen de gezagvoerder en de waarnemer op afstand (EVLOS);\n \n \n o\n voor operaties binnen een CTR, indien wordt gevlogen binnen een CTR;\n \n \n o\n voor het veilig en zonder gevaar voor derden overvliegen van een in gebruik zijnde weg of spoorlijn waarboven de operatie plaatsvindt;\n \n \n o\n om uiterlijk twee dagen voor de vlucht plaatsvindt een NOTAM als bedoeld in artikel 1 van de Regeling burgerluchtvaartinlichtingen te publiceren, waarin de operatie met de RPA bekend wordt gemaakt bij de AIS-unit Schiphol of de AIS-unit AOCS Nieuw Milligen, bedoeld in artikel 1 van de Regeling burgerluchtvaartinlichtingen, tenzij het de uitvoering van vluchten door de brandweer ten behoeve van de taken, bedoeld in artikel 25, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met d, en tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s betreft;\n \n \n \n \n •\n de interne normen voor de inzetbaarheid van gezagvoerder, waarnemer en waarnemer op afstand en ‘human factor’ elementen;\n \n \n •\n de procedures ten aanzien van de vluchtvoorbereiding (zoals NOTAMS, geldige kaart(en), luchtvaartgids, luchtvaartmeteorologische inlichtingen), waarbij voor de brandweer in plaats van NOTAMS in het kader van de taken, bedoeld in artikel 25, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met d, en tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s, een procedure voor contact met de gemeenschappelijke meldkamer, bedoeld in artikel 35, van de Wet veiligheidsregio’s, kan worden gebruikt;\n \n \n •\n de procedure van de risicoanalyse per vlucht (invloed van specifieke omgeving op veiligheid derden in de lucht en op de grond), rekening houdend met woonbebouwing en industrie via http://bagviewer.geodan.nl/;\n \n \n •\n de wijze waarop een veiligheidsmanagementsysteem is ingevoerd in de organisatie, waaronder de melding van incidenten, de rol van de veiligheidsmanager en de uitgangspunten van de organisatie voor veilig gedrag (minimum het VMS-light); en\n \n \n •\n een veiligheidsanalyse voor de uitvoering van vluchten waarop het ROC betrekking heeft, waarbij operationele aspecten, kwalificaties van de bemanning en technische toestand van het systeem worden meegenomen.\n \n \n20153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340320153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340308-10-2015Abusievelijk is voor de aanhef een wijzigingsopdracht geformuleerd\n die niet kan worden doorgevoerd.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036568/2017-10-07_0/xml/BWBR0036568_2017-10-07_0.xml", "content": "\n Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 23 april 2015, IENM/BSK-2015/11533, houdende de vaststelling van regels voor op afstand bestuurde luchtvaartuigen20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 2.10, eerste lid, 3.24, 4:8 en 5:10, eerste lid, van de Wet luchtvaart, artikel 5, 8, eerste lid, 9, 10 tweede lid, 14, vierde lid, 15, tweede lid, en artikel 16, eerste lid, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, artikel 13, 16 en 18, tweede lid, van het Besluit luchtvaartuigen 2008, artikel 4, artikel 19, derde lid en artikel 20 van het Besluit luchtverkeer 2014 en artikel 4, tweede lid, van het Besluit vluchtuitvoering;\n \n \n BESLUIT:\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n \n §\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n Minister: Minister van Infrastructuur en Milieu\n \n \n \n modelluchtvaartuig: luchtvaartuig, niet in staat een mens te dragen, en uitsluitend gebruikt voor luchtvaartvertoning, recreatie of sport\n \n \n \n RPA: op afstand bestuurd luchtvaartuig (remotely piloted aircraft), onbemand, niet zijnde een modelluchtvaartuig\n \n \n \n Wet:\n Wet luchtvaart\n \n \n \n20153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199507-11-2015\n \n Artikel\n 1a*\n \n Deze regeling berust mede op artikel 5.7, derde lid, van de Wet luchtvaart en op artikel 7, eerste lid, van het Besluit vluchtuitvoering.\n20153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199507-11-2015Abusievelijk voegt de Staatscourant een tweede artikel 1a toe.\n \n Artikel\n 1a\n \n Deze regeling berust mede op artikel 7, eerste lid, van het Besluit vluchtuitvoering.\n20153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340320153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340308-10-201520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199521-10-2015\n \n \n §\n 2\n Personeel\n \n \n Artikel\n 2\n Bijzondere bevoegdverklaringen voor RPA\n \n De Minister kan op aanvraag de volgende bijzondere bevoegdverklaringen afgeven voor de besturing van een RPA waarvan de totale startmassa niet meer dan 150kg bedraagt:\n \n \n a.\n bevoegdverklaring voor werkzaamheden met een RPA anders dan boven mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, spoorlijnen, in gebruik zijnde autosnelwegen en autowegen, of wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt (unpopulated area);\n \n \n b.\n klassebevoegdverklaring voor vliegtuigen (A), helikopters (H) of andere categorieën (OA) waarvan de totale startmassa 25 kg of minder bedraagt;\n \n \n c.\n klassebevoegdverklaring voor vliegtuigen (A), helikopters (H) of andere categorieën (OA) waarvan de totale startmassa meer dan 25 kg maar niet meer dan 150 kg bedraagt;\n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 3\n Eisen voor afgifte bewijs van bevoegdheid, algemene bevoegdverklaring en bijzondere bevoegdverklaring\n \n \n 1\n Een RPA-L met daarop weergegeven de algemene bevoegdverklaring VLOS of EVLOS wordt afgegeven indien de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de voor het betreffende type operatie benodigde eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.\n \n \n 2\n De algemene bevoegdverklaring FI (RPA), bedoeld in artikel 3, zesde lid, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, wordt afgegeven indien de aanvrager:\n \n \n a.\n houder is van een RPA-L, met daarop weergegeven de algemene bevoegdverklaring(en) en de bijzondere bevoegdverklaring(en) waarvoor onderricht wordt gegeven; en\n \n \n b.\n ten minste acht uren ervaring heeft als gezagvoerder in de periode van twee jaar onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag.\n \n \n \n \n 3\n De bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt afgegeven indien de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de voor de in dit artikelonderdeel bedoelde werkzaamheden benodigde eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.\n \n \n 4\n De klassebevoegdverklaringen, bedoeld in artikel 2, onderdelen b en c, worden afgegeven indien de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de voor operaties met RPA’s in de betreffende klasse benodigde eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 4\n Geldigheidsduur en eisen voor verlenging algemene en bijzondere bevoegdverklaringen\n \n \n 1\n De geldigheidsduur van de algemene bevoegdverklaring FI (RPA) kan worden verlengd, indien de aanvrager:\n \n \n a.\n houder is van een RPA-L, met daarop weergegeven de algemene bevoegdverklaring(en) en de bijzondere bevoegdverklaring(en) waarvoor onderricht wordt gegeven; en\n \n \n b.\n ten minste twaalf uren ervaring heeft als gezagvoerder in de periode van twee jaar onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag.\n \n \n \n \n 2\n De geldigheidsduur van de bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt ten hoogste twee jaren en kan vervolgens steeds met twee jaren worden verlengd, indien de aanvrager heeft aangetoond dat hij\n in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van de aanvraag om verlenging ten minste twee uren per jaar ervaring heeft verkregen met de werkzaamheden waarvoor de bijzondere bevoegdverklaring vereist is.\n \n \n 3\n De geldigheidsduur van de bijzondere bevoegdverklaringen, bedoeld in artikel 2, onderdelen b en c, bedraagt ten hoogste twee jaren en kan vervolgens steeds met twee jaren worden verlengd, indien de aanvrager heeft aangetoond dat hij in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van de aanvraag om verlenging ten minste twee uren per jaar ervaring heeft verkregen met operaties met een RPA in de betreffende klasse.\n \n \n 4\n De ervaring, bedoeld in het tweede en derde lid, moet zijn verkregen tijdens ten minste zes vluchten, die op zes verschillende dagen zijn uitgevoerd, waarvan de laatste drie vluchten hebben plaatsgevonden in de periode van negentig dagen onmiddellijk voorafgaande aan de datum van aanvraag.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 5\n Wederafgifte bijzondere bevoegdverklaring\n \n Voor wederafgifte van de bijzondere bevoegdverklaringen, bedoeld in artikel 2, is vereist dat de aanvrager heeft aangetoond dat hij:\n \n \n a.\n in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van aanvraag om wederafgifte ten minste twee uren ervaring per jaar heeft verkregen met de werkzaamheden waarvoor de bijzondere bevoegdverklaring is vereist tijdens ten minste zes vluchten, die op zes verschillende dagen zijn uitgevoerd; en\n \n \n b.\n de aanvrager een praktijkexamen heeft afgelegd dat de uitvoering bevat van de werkzaamheden waarvoor de bijzondere bevoegdverklaring is gewenst en dat is uitgevoerd met een luchtvaartuig in de klasse waarvoor de klassebevoegdverklaring is gewenst.\n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 6\n Bijhouden logboek\n \n De houder van een RPA-L en de leerling-vlieger houden de gegevens van door hem uitgevoerde vluchten bij in een logboek waarvan het model gelijk is aan het in bijlage 2 bij deze regeling opgenomen model.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n §\n 3\n Luchtwaardigheid\n \n \n Artikel\n 7\n Afgifte speciaal-BvL en geluidverklaring\n \n \n 1\n Een speciaal-BvL wordt aangevraagd door indiening bij de minister van een volledig ingevuld en ondertekend formulier, waarvan exemplaren kosteloos bij de minister zijn te verkrijgen.\n \n \n 2\n Aan de houder van een RPA, waarvan de startmassa niet meer dan 150 kg bedraagt, kan een speciaal-BvL worden afgegeven indien bij de aanvraag een, door een daartoe erkend bedrijf afgegeven, acceptatierapport betreffende de BvL-acceptatiekeuring is overgelegd, waaruit blijkt dat het luchtvaartuig voldoet aan de in bijlage 3 van deze regeling opgenomen luchtwaardigheidseisen.\n \n \n 3\n Het model van het speciaal-BvL is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 4.\n \n \n 4\n Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de geluidverklaring.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 8\n Verlenging speciaal-BvL\n \n \n 1\n Voor het verlengen van de termijn van geldigheid van het speciaal-BvL wordt door de houder een aanvraag ingediend bij de minister door middel van een volledig en ondertekend formulier, waarvan exemplaren kosteloos bij de minister verkrijgbaar zijn.\n \n \n 2\n De aanvraag wordt vergezeld van een verklaring van de houder waaruit blijkt dat het luchtvaartuig nog steeds voldoet aan de in artikel 7, tweede lid, bedoelde eisen en is onderhouden overeenkomstig de in artikel 9 bedoelde eisen.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 9\n Onderhoud\n \n Onderhoud van een Nederlands RPAS geschiedt overeenkomstig de in bijlage 5 neergelegde eisen.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 9a\n Buitenlandse RPA’s\n \n \n 1\n Dit artikel is van toepassing op RPA’s die geregistreerd zijn in een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte.\n \n \n 2\n De Minister verleent op grond van artikel 3.21 van de Wet luchtvaart ontheffing van het verbod een vlucht uit te voeren met een RPA die niet is voorzien van een geldig bewijs van luchtwaardigheid, indien de RPA voldoet aan eisen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de in deze paragraaf gestelde eisen wordt nagestreefd.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n §\n 4\n Vluchtuitvoering\n \n \n Artikel\n 10\n Eisen aan uitvoering van vluchten\n \n \n 1\n De organisatie die vluchten uitvoert met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 150 kg bedraagt beschikt over:\n \n \n a.\n een handboek, dat voldoet aan de in bijlage 6 opgenomen eisen;\n \n \n b.\n een speciaal-BvL met betrekking tot de RPA’s waarmee de vlucht wordt uitgevoerd;\n \n \n c.\n een bewijs van bevoegdheid voor de bestuurders die de in onderdeel b bedoelde RPA’s besturen; en\n \n \n d.\n een verzekering tegen de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor dood of letsel van derden of andere schade toegebracht aan derden.\n \n \n \n \n 2\n De organisatie, bedoeld in het eerste lid, draagt er zorg voor dat de Inspectie Leefomgeving en Transport beschikt over de actuele versie van het handboek, bedoeld in het eerste lid.\n \n \n 3\n Vluchten met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 150 kg bedraagt worden uitgevoerd met inachtneming van het handboek, bedoeld in het eerste lid.\n \n20175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247920175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247907-10-2017\n \n Artikel\n 10a\n Eisen aan uitvoering van vluchten met RPA’s van niet meer dan 4 kg\n \n \n 1\n Dit artikel is van toepassing op VFR-vluchten met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 4 kg bedraagt, die onder de volgende operationele beperkingen worden uitgevoerd:\n \n \n a.\n de vlucht wordt uitgevoerd tot een afstand van maximaal 100 meter horizontaal van de bestuurder;\n \n \n b.\n de vlucht wordt uitgevoerd tot een hoogte van maximaal 40 meter (131 ft) boven de grond of het water binnen het deel van het luchtruim waarin laag mag worden gevlogen door civiele of militaire luchtvaartuigen;\n \n \n c.\n de vlucht wordt uitgevoerd tot een hoogte van maximaal 50 meter (165 ft) boven de grond of het water in ander dan het in onderdeel b bedoelde deel van het luchtruim; \n \n \n d.\n de vlucht wordt uitgevoerd tot een afstand van minimaal 50 meter horizontaal van mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, in gebruik zijnde autosnelwegen en autowegen, in gebruik zijnde wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt, spoorlijnen, vaartuigen en voertuigen; en\n \n \n e.\n de vlucht wordt uitgevoerd in luchtruim met klasse G onder de geldende luchtverkeersregels.\n \n \n \n \n 2\n De uitvoering van VFR-vluchten met een RPA als bedoeld in het eerste lid, onder de in dat lid bedoelde beperkingen is ook toegestaan, indien de organisatie die deze vluchten uitvoert, in plaats van over de in artikel 10, eerste lid, bedoelde documenten, beschikt over:\n \n \n a.\n een geldig bewijs van inschrijving als bedoeld in artikel 3.5 van de wet;\n \n \n b.\n een speciaal-BvL dan wel een ontheffing van de verplichting te beschikken over een speciaal-BvL met betrekking tot de RPA’s waarmee de vlucht wordt uitgevoerd;\n \n \n c.\n een door de minister afgegeven bewijs van bevoegdheid dan wel een ontheffing van de verplichting te beschikken over een bewijs van bevoegdheid voor de bestuurders die de in onderdeel b bedoelde RPA’s besturen; en\n \n \n d.\n een verzekering tegen de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor dood of letsel van derden of andere schade toegebracht aan derden.\n \n \n \n \n 3\n \n Artikel 10, tweede en derde lid, is niet van toepassing op de uitvoering van vluchten met een RPA als bedoeld in het eerste lid, onder de in dat lid bedoelde beperkingen.\n \n20175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247920175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247907-10-2017\n \n Artikel\n 11\n Eisen voor afgifte ROC voor vluchten tegen vergoeding\n \n \n 1\n Een ROC wordt afgegeven indien de aanvrager beschikt over de in artikel 10, eerste lid, bedoelde documenten, met dien verstande dat het handboek door de minister is goedgekeurd.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid wordt een ROC voor de uitvoering van vluchten met een RPA als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder de in dat lid bedoelde beperkingen afgegeven, indien de aanvrager beschikt over de in artikel 10a, tweede lid, bedoelde documenten.\n \n20162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521720162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521701-07-2016\n \n Artikel\n 12\n Documenten\n \n De door de gezagvoerder mee te voeren documenten, bedoeld in artikel 4.8 van de wet, zijn:\n \n \n a.\n het bewijs van inschrijving, bedoeld in artikel 3.5 van de wet;\n \n \n b.\n het bewijs van bevoegdheid of bewijs van gelijkstelling, bedoeld in artikel 2.1 van de wet, dan wel de ontheffing van de verplichting om over deze documenten te beschikken;\n \n \n c.\n het bewijs van luchtwaardigheid, bedoeld in artikel 3.8 van de wet, dan wel de ontheffing van de verplichting om over dit document te beschikken;\n \n \n d.\n de geluidverklaring, bedoeld in artikel 3.19c van de wet, dan wel de ontheffing van de verplichting om over dit document te beschikken; en\n \n \n e.\n het ROC, bedoeld in artikel 2 van het Besluit vluchtuitvoering.\n \n \n20162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521720162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521701-07-201620162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521720162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521730-05-2016\n \n \n §\n 5\n Deelname aan het luchtverkeer\n \n \n Artikel\n 13\n Zichtafstand\n \n \n 1\n Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA buiten zichtafstand van de bestuurder of een waarnemer.\n \n \n 2\n Onverminderd het eerste lid, is het verboden een VFR-vlucht uit te voeren op een afstand van meer dan 500 meter van de bestuurder of een waarnemer.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 14\n VFR-vlieghoogte\n \n \n 1\n Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA hoger dan 120 meter (400 ft) boven de grond of het water.\n \n \n 2\n De Minister van Infrastructuur en Milieu verleent ontheffing van het verbod, bedoeld in het eerste lid, indien de vlucht wordt uitgevoerd voor het verrichten van luchtwerk met betrekking tot een vaartuig, voertuig, gebouw of kunstwerk en deze vlucht op grond van het ROC mag worden uitgevoerd.\n \n \n 3\n De minimumvlieghoogtes voor VFR-verkeer, bedoeld in paragraaf SERA.5005 van verordening (EU) nr. 923/2012 zijn niet van toepassing op vluchten met een RPA.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 15\n Afstand tot mensenmenigten, bebouwing, spoorlijnen of wegen\n \n \n 1\n Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA waarvan de totale massa meer dan 25 kg bedraagt, binnen 150 meter horizontaal van mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing, in gebruik zijnde autosnelwegen, in gebruik zijnde autowegen, of in gebruik zijnde wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt.\n \n \n 2\n Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA waarvan de totale massa ten hoogste 25 kg bedraagt, binnen een afstand horizontaal van mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, in gebruik zijnde autosnelwegen en autowegen, in gebruik zijnde wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt, spoorlijnen, voertuigen en vaartuigen:\n \n \n 1°\n van 25 meter, indien het een RPA in de categorie helikopters (H) betreft; en\n \n \n 2°\n van 50 meter, indien het een RPA in de categorie vliegtuigen (A) of een andere categorie dan helikopters of vliegtuigen (OA) betreft.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het eerste lid, is het toegestaan een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA waarvan de totale massa meer dan 25 kg bedraagt tot 50 meter horizontaal van industrie- en havengebieden.\n \n \n 4\n Onverminderd het eerste lid, is het verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA waarvan de totale massa meer dan 25 kg bedraagt binnen 50 meter horizontaal van vaartuigen, voertuigen, kunstwerken en spoorlijnen.\n \n \n 5\n De Minister van Infrastructuur en Milieu verleent ontheffing van het verbod, bedoeld in het eerste, tweede en vierde lid, indien de vlucht wordt uitgevoerd voor het verrichten van luchtwerk met betrekking tot een vaartuig, voertuig, gebouw, kunstwerk, spoorlijn of weg en deze vlucht op grond van het ROC mag worden uitgevoerd.\n \n20175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247920175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247907-10-2017\n \n Artikel\n 15a\n Voorrangsregels\n \n \n 1\n Op afstand bestuurde luchtvaartuigen verlenen voorrang aan vliegtuigen, helikopters, zweeftoestellen, vrije ballonnen en luchtschepen.\n \n \n 2\n In alle overige gevallen dat twee luchtvaartuigen kruisen op of omstreeks hetzelfde niveau, verleent het luchtvaartuig dat het andere aan zijn rechterzijde heeft, voorrang.\n \n20153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199507-11-2015\n \n Artikel\n 15aa\n Zichtafstand, VFR-vlieghoogte en afstand tot mensenmenigten, bebouwing, spoorlijnen of wegen voor vluchten met RPA’s van niet meer dan 4 kg\n \n \n 1\n Indien de organisatie die VFR-vluchten uitvoert met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 4 kg bedraagt, in plaats van over de in artikel 10, eerste lid, bedoelde documenten, beschikt over de in artikel 10a, tweede lid, bedoelde documenten, is het in afwijking van de artikelen 13, 14, eerste lid, en 15, eerste en derde lid, verboden de vlucht uit te voeren:\n \n \n a.\n buiten een afstand van 100 meter horizontaal van de bestuurder;\n \n \n b.\n hoger dan 40 meter (131 ft) boven de grond of het water binnen het deel van het luchtruim als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel b; \n \n \n c.\n hoger dan 50 meter (165 ft) boven de grond of het water in ander dan het in onderdeel b bedoelde deel van het luchtruim;\n \n \n d.\n binnen een afstand van 50 meter horizontaal van mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, in gebruik zijnde autosnelwegen en autowegen, in gebruik zijnde wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt, spoorlijnen, vaartuigen en voertuigen; en\n \n \n e.\n in ander luchtruim dan luchtruim met klasse G.\n \n \n \n \n 2\n Indien de organisatie die VFR-vluchten uitvoert met een RPA als bedoeld in het eerste lid, in plaats van over de in artikel 10, eerste lid, bedoelde documenten, beschikt over de in artikel 10a, tweede lid, bedoelde documenten, is artikel 2, onderdeel h, van de Regeling modelvliegen van overeenkomstige toepassing op deze vluchten, met dien verstande dat de vluchten plaatsvinden met inachtneming van artikel 15aa, eerste lid, aanhef en onderdelen b en c.\n \n20175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247920175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247907-10-2017\n \n Artikel\n 15b\n Aanwijzing RPA’s\n \n RPA’s worden aangewezen als onbemande luchtvaartuigen als bedoeld in artikel 5.7, derde lid, van de Wet luchtvaart, aan boord waarvan zich geen gezagvoerder bevindt.\n20153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199507-11-2015\n \n Artikel\n 16\n Beperkingen luchtverkeer binnen plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden\n \n \n 1\n De uitoefening van het luchtverkeer met een RPA is verboden:\n \n \n a.\n in Maastricht CTR, Eelde CTR, Rotterdam CTR en het boven Nederlands grondgebied gelegen deel van de Niederrhein CTR, bedoeld in artikel 5 van de Regeling luchtverkeersdienstverlening, binnen een afstand van 5.600 meter van het luchthaven referentiepunt\n \n \n b.\n in Schiphol CTR, bedoeld in artikel 5 van de Regeling luchtverkeersdienstverlening, met uitzondering van het gebied gelegen binnen een afstand van 3.700 meter van de laterale begrenzing van Schiphol CTR 1 die is opgenomen in de luchtvaartgids, hoofdstuk AD 2.\n \n \n \n \n 2\n In afwijking van artikel 14 en onverminderd het eerste lid, is het verboden een VFR-vlucht met een RPA uit te voeren hoger dan 45 meter (150 ft) boven de grond of het water binnen de plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor vluchten in Eelde CTR die worden uitgevoerd ten behoeve van experimenten met betrekking tot de integratie van op afstand bestuurde luchtvaartuigen in gecontroleerd luchtruim.\n \n \n 4\n Onverminderd het eerste lid, geldt het verbod, bedoeld in het tweede lid, niet voor vluchten die worden uitgevoerd voor het verrichten van luchtwerk met betrekking tot obstakels gelegen in Maastricht CTR, Eelde CTR en Rotterdam CTR binnen een straal van 25 meter rond deze obstakels en tot maximaal 5 meter boven het hoogste punt van deze obstakels.\n \n20175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247920175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247907-10-2017\n \n Artikel\n 16a\n Uitzondering voor vluchten buiten de daglichtperiode\n \n \n Artikel 2.2. van de Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014 is van overeenkomstige toepassing op het uitvoeren van een vlucht door de brandweer buiten de daglichtperiode ten behoeve van de taken, bedoeld in artikel 25, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met d, en tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s, en de opleiding en training die nodig zijn voor de veilige uitvoering van een dergelijke vlucht, met dien verstande dat wordt voldaan aan het voorschrift dat voor en tijdens het uitvoeren van de vlucht contact wordt onderhouden met de gemeenschappelijke meldkamer, bedoeld in artikel 35 van de Wet veiligheidsregio’s in plaats van aan het voorschrift, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel b, van de Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014,\n20153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340320153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340308-10-2015\n \n Artikel\n 17\n \n De artikelen 13 tot en met 16 zijn niet van toepassing op vluchten met militaire RPA’s.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521720162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521730-05-2016\n \n \n §\n 6\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 18\n Wijziging Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008\n \n \n Wijzigt de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 19\n Wijziging Regeling modelvliegen\n \n \n Wijzigt de Regeling modelvliegen.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 20\n Wijziging Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001\n \n \n Wijzigt de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 21\n Wijziging Regeling tarieven luchtvaart 2008\n \n \n Wijzigt de Regeling tarieven luchtvaart 2008.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 22\n Wijziging Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen\n \n \n Wijzigt de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 23\n Wijziging Regeling vluchtuitvoering\n \n \n Wijzigt de Regeling vluchtuitvoering.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 24\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 25\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,W.J.Mansveld\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 1\n behorend bij artikel 3\n \n \n \n 1\n Introductie\n \n Eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring voor het verkrijgen van een RPA-L met de daarbij horende algemene bevoegdverklaringen en bijzondere bevoegdverklaringen.\n Daar waar nodig zijn specifieke leerdoelen voor besturing van vliegtuig, helikopter of andere luchtvaartuigen expliciet aangegeven. De overige leerdoelen zijn generiek van toepassing op RPA’s. Bij de toepassing van de leerdoelen wordt de specifiek voor de desbetreffende configuratie benodigde kennis aangeboden.\n De eisen opgenomen onder de volgende onderdelen zijn afhankelijk van de categorie luchtvaartuig:\n \n \n •\n RPAS algemene kennis (onderdeel 2)\n \n \n •\n Vluchtprinciples (onderdeel 3)\n \n \n •\n Vliegprestaties en vluchtvoorbereiding (onderdeel 4)\n \n \n \n \n \n A\n Kenniseisen\n \n \n \n 2\n RPAS algemene kennis\n \n \n \n 2.1\n RPAS\n \n \n \n •\n De kandidaat weet de hoofdcomponenten van de categorie RPA te noemen. Hij kan de functies van deze componenten verklaren en globaal hun opbouw omschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kent de primaire stuurorganen en kan de werkwijze ervan verklaren.\n \n \n •\n De kandidaat weet de hoofdcomponenten van de RPA te noemen,voor de categorie waarvoor hij opgeleid wordt. Hij kan de functies van deze componenten verklaren en globaal hun constructie beschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kent de krachten die op een casco kunnen werken en hun invloed op dat casco voor de categorie waarvoor hij opgeleid wordt. Hij kent de relatie tussen massa en kracht en kan het begrip veiligheidsfactor verklaren.\n \n \n \n \n \n 2.2\n Voortstuwingsinrichting\n \n \n \n •\n De kandidaat kan het principe van de elektrische motor, de (viertakt) verbrandingsmotor en gasturbine motor verklaren en kent alle (hoofd)onderdelen van deze motor. Hij kent de verschillende types RPAS-motoren.\n \n \n •\n De kandidaat kan een globale beschrijving geven van bestaande brandstofsystemen in gebruik bij een RPA.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de algemene principes van bediening van de diverse motoren.\n \n \n \n \n \n 2.3\n Systemen\n \n \n Elektrisch systeem\n \n \n \n •\n De kandidaat kent alle algemene componenten in het elektrisch systeem en kan hun functie verklaren.\n \n \n •\n De kandidaat weet welke algemene systemen van elektriciteit worden voorzien.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met type, eigenschappen en capaciteit van een batterij (accu).\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met beveiligingssystemen die in het elektrisch systeem gebruikt worden.\n \n \n \n Rotor systeem\n \n \n \n •\n De kandidaat kan de verschillende onderdelen van een rotorsysteem benoemen.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de procedure en criteria voor het afstellen van de rotorbladen.\n \n \n \n Instrumenten Algemeen\n \n De kandidaat kan de volgende instrumenten globaal en type specifiek beschrijven, inclusief de achterliggende meetprincipes:\n \n \n •\n Luchtsnelheidsmeter;\n \n \n •\n Hoogtemeter;\n \n \n •\n Stijg-/daalsnelheidsmeter;\n \n \n •\n Gyroscopen / IMU;\n \n \n •\n Kunstmatige horizon;\n \n \n •\n Magnetisch kompas;\n \n \n •\n Motorinstrumenten;\n \n \n •\n Waarschuwingsindicatoren;\n \n \n •\n GPS.\n \n \n \n \n \n 2.4\n Data link\n \n \n \n •\n De kandidaat kent de frequenties die mogen worden gebruikt voor data links.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de algemene eigenschappen van data link frequenties en datalink apparatuur, waaronder tevens factoren betreffende de capaciteit (bandbreedte) en elektromagnetische compatibiliteit en interferentie.\n \n \n \n \n \n \n 3\n Vluchtprincipes\n \n \n Verdeling van de vier krachten\n \n \n \n •\n De kandidaat kan de vier krachten en bijbehorende mechanische begrippen als zwaartepunt, kracht, arm, moment en evenwicht, die tijdens de vlucht op een luchtvaartuig werken, benoemen en interpreteren.\n \n \n \n Stuurorganen\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de besturingsorganen, hun werkwijze en hun effecten op de beweging van het onbemande luchtvaartuig voor de categorie waarvoor hij opgeleid wordt.\n \n \n •\n De kandidaat kan de begrippen ‘langsas’, ‘dwarsas’ en ‘topas’ definiëren in relatie tot een luchtvaartuig en de bewegingen rond deze assen benoemen.\n \n \n \n Aerodynamica\n \n De kandidaat is bekend met aerodynamische effecten die de vlucht mogelijke maken, dan wel nadelig kunnen beïnvloeden, zoals bijvoorbeeld overtrek.\n \n \n \n 4\n Vliegprestaties\n \n \n \n 4.1\n Massa en zwaartepunt\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de invloed van massa en zwaartepunt op de vliegprestaties en kan de basisbegrippen definiëren en uitleggen.\n \n \n •\n De kandidaat kan omschrijven wat de beperkingen zijn voor maximaal start- en maximaal landingsgewicht.\n \n \n •\n De kandidaat kan aangeven wat de effecten van overgewicht of verschoven zwaartepunt van het onbemand luchtvaartuig (kunnen) zijn op de constructie van het luchtvaartuig en op de vliegprestaties.\n \n \n \n \n \n 4.2\n Prestaties\n \n De kandidaat kan de factoren benoemen die van belang zijn voor de vliegprestaties tijdens diverse vluchtfasen (start, vlucht, landing).\n \n \n \n \n 5\n Luchtvaartregelgeving\n \n \n \n 5.1\n De Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) en het Verdrag inzake internatonale burgerluchtvaart\n \n De kandidaat is bekend met de internationale burgerluchtvaartorganisatie, ICAO, haar rol in de internationale luchtvaartwetgeving en kan aangeven welke ICAO voorschriften voor de uitvoering van vluchten met RPAS van belang zijn.\n \n \n \n 5.2\n Luchtverkeersregels en luchtverkeersdiensten\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de van toepassing zijnde Nederlandse voorschriften, waaronder:\n \n \n o\n deze regeling.\n \n \n o\n de inschrijving van Nederlands geregistreerde luchtvaartuigen in een openbaar luchtvaartuigregister.\n \n \n o\n de artikelen 2.12, 5.3 en 5.8 van de Wet luchtvaart aangaande de verboden betreffende:\n \n \n –\n Het op zodanige wijze aan het luchtverkeer deelnemen dat personen of zaken in gevaar kunnen worden gebracht\n \n \n –\n Het verrichten van werkzaamheden terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof dat het gebruik daarvan de vaardigheid voor het verrichten van die werkzaamheden kan verminderen\n \n \n –\n Een vlucht uit te voeren zonder kennis te nemen van alle gegevens en inlichtingen die voor de uitvoering van de vlucht van belang zijn.\n \n \n \n \n o\n de Regeling modelvliegen.\n \n \n o\n de restricties met betrekking tot het gebruik van frequenties.\n \n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de voornaamste definities en bepalingen aangaande luchtverkeersregels (SERA en Besluit luchtverkeer 2014) en luchtverkeersdiensten.\n \n \n •\n De kandidaat kan de drie categorieën regels (Rules of the Air) noemen die worden onderscheiden bij de vluchtuitvoering in de lucht en op luchtvaartterreinen.\n \n \n •\n De kandidaat kan de voorrangsregels, met inbegrip van de voorrangsregels op luchtvaartterreinen, beschrijven en toepassen.\n \n \n •\n De kandidaat kan de zichtvliegvoorschriften beschrijven met speciale nadruk op minimum vereist vliegzicht en afstand tot de wolken in luchtruim met klassen G,C en D;\n \n \n •\n De kandidaat kan een beknopte uitleg geven over de eisen aangaande bescheiden bij het grondstation van een luchtvaartuig.\n \n \n •\n De kandidaat weet de diverse luchtvaartpublicaties te benoemen en te gebruiken in de vluchtvoorbereiding.\n \n \n •\n De kandidaat kan een overzicht geven van de luchtverkeersdiensten.\n \n \n \n \n \n \n 6\n Meteorologie\n \n \n \n •\n De kandidaat kan een globale beschrijving geven van de opbouw en samenstelling van de atmosfeer.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met meteorologische fenomenen zoals druk, wind, mist, ijs en onweer en kan de invloed van deze fenomenen op een vlucht beschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kan globaal de organisatie van de luchtvaart meteorologische diensten in de wereld beschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kan de informatie inventariseren die een piloot in het algemeen kan ontvangen van een luchtvaart meteorologische dienst\n \n \n o\n tijdens de vluchtvoorbereiding;\n \n \n o\n gedurende de vlucht.\n \n \n \n \n \n \n \n 7\n Menselijke prestaties en beperkingen\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met elementaire begrippen uit de fysiologie zoals zicht en gehoor en kan de relevantie van deze begrippen voor het uitvoeren van een vlucht met een RPAS aangeven.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met elementaire begrippen uit de psychologie als informatiebronnen en -verwerking, beslissingsprocessen, stress, inzicht en besluitvorming en kan de relevantie van deze begrippen voor het uitvoeren van een vlucht met een RPAS aangeven.\n \n \n \n \n \n 8\n Vliegen en gezondheid\n \n De kandidaat kan de belangrijkste risico’s en bijwerkingen noemen van het gebruik van:\n \n \n •\n vrij verkrijgbare medicijnen tegen verkoudheid, griep, hooikoorts en andere allergieën, met de nadruk op medicijnen die antihistaminepreparaten bevatten;\n \n \n •\n alcohol, voorgeschreven medicijnen en drugs, zelfstandig of in combinatie, die van invloed kunnen zijn op de besturing van een RPA.\n \n \n De kandidaat kan de voor de besturing van een RPA belangrijkste risico’s noemen van:\n \n \n •\n oververmoeidheid;\n \n \n •\n stress.\n \n \n \n \n \n 9\n Navigatie\n \n \n \n •\n De kandidaat kan, met behulp van de ICAO-kaart 1:500000 en andere beschikbare middelen (bijvoorbeeld AIP, NOTAM en meteo) zijn vlucht op adequate wijze voorbereiden;\n \n \n •\n De kandidaat weet wat GNSS betekent, kent de toepassing van GNSS en kan het werkingsprincipe beschrijven;\n \n \n •\n De kandidaat kent de fouten die op kunnen treden binnen het GNSS en is bekend met de nauwkeurigheid van het systeem en kan de invloed daarvan op de operatie vertalen;\n \n \n •\n De kandidaat kent de factoren die ontvangstbereik en nauwkeurigheid kunnen beïnvloeden.\n \n \n \n \n \n 10\n Operaties\n \n \n \n 10.1\n Operationele procedures\n \n \n ICAO Annex 6, Deel II – Bediening van het luchtvaartuig\n \n \n \n •\n De kandidaat kan een overzicht geven van de taken en verantwoordelijkheden van de gezagvoerder met betrekking tot:\n \n \n o\n Het naleven van de regelgeving en procedures;\n \n \n o\n De veiligheid van RPAS-vliegers;\n \n \n o\n Het melden van luchtvaartongevallen;\n \n \n o\n Het gebruik van alcohol, drugs en psychotrope geneesmiddelen;\n \n \n o\n De vluchtvoorbereiding;\n \n \n o\n De vluchtuitvoering;\n \n \n o\n Het melden van ongevallen en incidenten.\n \n \n \n \n •\n De kandidaat kan een overzicht geven van de documenten en handboeken (manuals) die tijdens alle vluchten aanwezig moeten zijn bij het grondstation.\n \n \n \n \n \n 10.2\n RPAS-operaties\n \n De kandidaat is bekend met de Nederlandse voorschriften voor vluchtuitvoering, inclusief toezicht en naleving.\n \n \n \n \n \n B\n Bedrevenheidseisen\n \n Bedrevenheid op de in paragraaf 11 genoemde onderdelen. Deze bedrevenheid moet, nadat men aan de kenniseisen heeft voldaan, worden aangetoond tijdens een praktijkexamen. Het praktijkexamen betreft de uitvoering met een RPA van het type operatie waarvoor een algemene bevoegdverklaring is gewenst (VLOS, EVLOS), van de werkzaamheden waarvoor een bijzondere bevoegdverklaring is gewenst en met het klasse luchtvaartuig waarvoor een klassebevoegdverklaring is gewenst. Het praktijkexamen ten behoeve van de algemene bevoegdverklaring EVLOS is inclusief het gebruik van een waarnemer.\n \n \n \n C\n Ervaringseisen\n \n \n \n 11\n Praktijkervaring\n \n \n Eisen aan praktische ervaring voor de algemene bevoegdverklaring VLOS in combinatie met de bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a:\n \n De praktische opleidingseisen bestaan uit de onderdelen ‘basis vliegtechnieken’ en ‘operationele vliegtraining’. Beide onderdelen vragen om de beheersing van een aantal vaardigheden.\n De vereiste vaardigheden voor de basis vliegtechnieken bestaan uit:\n \n \n •\n Vaste manoeuvres, inclusief het maken van bochten linksom en rechtsom;\n \n \n •\n Het vliegen van achtpatronen;\n \n \n •\n De RPAS besturen, waarbij het systeem naar de piloot toe vliegt;\n \n \n •\n Vliegen onder verschillende meteocondities, conform de specificaties van de RPAS-producent;\n \n \n •\n Voor vliegtuigen specifiek: landen onder een hoek van maximaal 45 graden;.\n \n \n Deze manoeuvres dienen allemaal, zowel handmatig, in het geval de RPAS deze besturingsmode heeft, als met de autopilot uitgevoerd te worden.\n De operationele vliegtraining heeft betrekking op de benodigde vaardigheden ten behoeve van het uitvoeren van de operatie en bestaat uit:\n \n \n •\n Voorbereiding van de operatie en de vlucht, conform het operations manual;\n \n \n •\n Het vliegen onder druk van de klant;\n \n \n •\n Het uitvoeren van een complexe operatie binnen de VLOS-grenzen;\n \n \n •\n Omgaan met faalcondities tijdens de vlucht, zoals oriëntatieverlies, contactverlies met het satellietsysteem en het falen van noodsystemen;\n \n \n •\n Ervaring met RPAS specifieke voorzieningen zoals bijvoorbeeld verlichting, zichtcamerasystemen en andere visuele hulpmiddelen;\n \n \n •\n In staat zijn om verantwoord te kunnen vliegen als er windvlagen zijn en met name in staat zijn om op basis van de wind omstandigheden te beslissen of vliegen verantwoord is.\n \n \n De ervaring moet opgedaan zijn onder toezicht van een FI (RPA) binnen twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan het praktijkexamen.\n \n Eisen aan praktische ervaring voor de algemene bevoegdverklaring EVLOS in combinatie met de bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a:\n \n De praktische opleidingseisen bestaan uit de onderdelen ‘basis vliegtechnieken’ en ‘operationele vliegtraining’. Beide onderdelen vragen om de beheersing van een aantal vaardigheden.\n De vereiste vaardigheden voor de basis vliegtechnieken bestaan uit:\n \n \n •\n Vaste manoeuvres, inclusief het maken van bochten linksom en rechtsom,\n \n \n •\n Het vliegen van achtpatronen;\n \n \n •\n De RPAS besturen, waarbij het systeem naar de piloot toe vliegt;\n \n \n •\n Vliegen onder verschillende meteocondities, conform de specificaties van de RPAS-producent;\n \n \n •\n Voor vliegtuigen specifiek: landen onder een hoek van maximaal 45 graden.\n \n \n •\n Deze manoeuvres dienen allemaal met de autopilot uitgevoerd te worden, en als de RPA handmatig bestuurd kan worden, ook handmatig.\n \n \n De operationele vliegtraining heeft betrekking op de benodigde vaardigheden ten behoeve van het uitvoeren van de operatie en bestaat uit:;\n \n \n •\n Voorbereiding van de operatie en de vlucht, conform het operations manual;\n \n \n •\n Het vliegen onder druk van de klant;\n \n \n •\n Het uitvoeren van een complexe operatie binnen de EVLOS-grenzen;\n \n \n •\n Omgaan met faalcondities tijdens de vlucht, zoals oriëntatieverlies, contactverlies met het satellietsysteem en het falen van noodsystemen;\n \n \n •\n Ervaring met RPAS specifieke voorzieningen zoals bijvoorbeeld verlichting, zichtcamerasystemen en andere visuele hulpmiddelen;\n \n \n •\n In staat zijn om verantwoord te kunnen vliegen als er windvlagen zijn en met name in staat zijn om op basis van de wind omstandigheden te beslissen of vliegen verantwoord is;\n \n \n •\n Beheersing van de procedure om de verantwoordelijkheid voor het voorkomen van botsingen met andere luchtvaartuigen over te dragen van de bestuurder op de waarnemer en van de waarnemer op de bestuurder;\n \n \n •\n Beheersing van crew management.\n \n \n De ervaring moet opgedaan zijn onder toezicht van een FI (RPA) in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan het praktijkexamen.\n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 2\n behorend bij artikel 6\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n datum\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n functies\n \n \n \n \n \n \n \n type RPAS\n \n \n \n \n \n \n \n type vlucht*\n \n \n \n \n \n \n \n registratie\n \n \n \n \n \n \n \n begintijd**\n \n \n \n \n \n \n \n eindtijd**\n \n \n \n \n \n \n \n duur\n \n \n \n \n \n \n \n locatie\n \n \n \n \n \n \n \n paraaf\n \n \n \n \n \n \n \n \n *met type vlucht wordt bedoeld VLOS of EVLOS\n **Met de begintijd en eindtijd wordt het tijdstip bedoeld waarop de vlucht daadwerkelijk begint en eindigt.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 3\n behorend bij artikel 7\n \n \n \n Luchtwaardigheidseisen voor RPAS\n \n Voor het verkrijgen van een speciaal-BVL onder de beperking dat de RPA niet wordt gebruikt boven mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, spoorlijnen of voor motorrijtuigen toegankelijke wegen wordt het RPAS ten minste op de volgende elementen beoordeeld:\n \n \n 1.\n Beschrijving van het RPAS inclusief klasse en type, serienummer, maximale startmassa;\n \n \n 2.\n Technische specificaties inclusief snelheidsinformatie, afmetingen, massa-informatie, zwaartepunt, maximale winduitschieters, maximaal bereik, maximale vluchtduur, gebruikte frequenties voor bediening;\n \n \n 3.\n Driezijdig beeld van het ontwerp inclusief de constructie;\n \n \n 4.\n Specificaties van het grondstation,waaronder minimaal: verstrekte informatie (ten minste: de vlieghoogte AGL of AMSL, de positie van het RPA of de horizontale afstand tot de vlieger of equivalente informatie die ertoe leidt dat het RPA binnen de maximale afstanden blijft), niveau brandstof of batterijcapaciteit en indicatie satellietontvangst), bedieningsmethodes, bedieningsmiddelen;\n \n \n 5.\n Bedradingsdiagram voor alle elektrische componenten inclusief kleuren;\n \n \n 6.\n Vlieghandboek inclusief gebruikslimieten;\n \n \n 7.\n Noodscenarios, waaronder minimaal: control failure, fatal error, engine loss, loss of engine power, low battery voltage, loss of GNSS signal, radio link failure, RPAS communicatie failure, pilot incapacitation; en\n \n \n 8.\n Verklaring van een daartoe erkend bedrijf dat de RPAS technisch voldoende veilig is om operaties conform het operationeel handboek van de operator uit te voeren.\n \n \n Tijdens de keuring van het RPAS worden ten minste de volgende zaken onderzocht:\n \n \n •\n Documentatie\n \n \n •\n De documentatie bevat ten minste de volgende inhoud:\n \n \n o\n Systeemontwerp\n \n \n o\n Onderhoud\n \n \n o\n Operationeel handboek\n \n \n o\n Noodscenarios\n \n \n –\n Link failure\n \n \n –\n Autopilot failure\n \n \n –\n Navigatie failure\n \n \n –\n Uitvallen motor\n \n \n –\n Vlieger onwel\n \n \n \n \n o\n Veiligheidsanalyse\n \n \n o\n Technisch journaal\n \n \n Tijdens de keuring wordt gekeken of de documentatie conform het aangeboden ontwerp is.\n \n \n \n \n •\n Bouw en constructie\n De mechanische toestand van het systeem wordt beoordeeld, waarbij minimaal de volgende zaken worden bekeken:\n \n \n o\n Gebruikte materialen\n \n \n o\n Samenbouw\n \n \n o\n Algehele indruk mechanische afwerking airframe\n \n \n o\n Gewichtsverdeling/zwaartepunt\n \n \n De geschiktheid van het mechanische systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n De bijdrage van het mechanische systeem in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n \n \n •\n Motoren en brandstof\n De bouw van de aandrijvingsysteem en het bijbehorende brandstof systeem worden op correcte werking beoordeeld. De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n De bijdrage van deze systemen in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n \n \n •\n Elektronische systemen\n De volgende componenten worden op correcte werking gecontroleerd:\n \n \n o\n Vluchtcontrole systeem\n \n \n o\n Navigatie systeem\n \n \n o\n Aandrijvingssysteem (servo’s e.d.)\n \n \n o\n Grond station\n \n \n De bijdrage van deze systemen in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Telemetrie systeem\n De correcte werking van het telemetrie systeem wordt gecontroleerd. Hierbij wordt minimaal naar de volgende componenten gekeken:\n \n \n o\n Transceivers grond en lucht\n \n \n o\n Frequentie gebruik\n \n \n De bijdrage van dit systeem in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n \n \n •\n Payload\n De invloed van de payload op de systemen die nodig zijn voor een veilige vluchtuitvoering wordt gecontroleerd. Hierbij worden minimaal de volgende aspecten meegenomen:\n \n \n o\n Elektromagnetische interferentie\n \n \n o\n Mechanische interferentie\n \n \n o\n Gewichtsverdeling\n \n \n De invloed van de payload in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n \n \n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Elektrisch systeem\n De volgende componenten worden op correcte werking gecontroleerd:\n \n \n o\n Batterijen\n \n \n o\n Bedrading\n \n \n o\n Algehele indruk elektrische installatie\n \n \n De bijdrage van het elektrisch systeem in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Grondstation\n De correcte werking van de besturingsorganen en de waarschuwingssystemen worden gecontroleerd. De aanwezigheid van de juiste informatie op het grondstation om de piloot in staat te stellen om de RPA goed te besturen wordt gecontroleerd, zowel op instrumentaanwijzingen als op bedieningsorganen.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Onderhoud\n Als bij het systeem een onderhoudsvoorschrift is geleverd, dan wordt de correcte inhoud van dit voorschrift gecontroleerd.\n \n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 4\n behorend bij artikel 8, lid 3\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n SPECIAL CERTIFICATE OF AIRWORTHINESS\n \n Human Environment and Transport Inspectorate\n Civil Aviation Authority Netherlands\n Correspondence address:\n P.O. Box 575, 2130 AN Hoofddorp, The Netherlands\n \n \n \n \n \n \n \n Registration number: ...\n \n \n ICAO aircraft designator: ...\n \n \n \n \n \n \n 1. Nat. & registration marks:\n \n PH-...\n \n \n \n 2. Manufacturer and manufacturer's designation of aircraft:\n \n ..............................\n \n \n \n 3. Aircraft serial number:\n \n ...\n \n \n \n \n \n 4. Categories:\n \n \n \n \n \n 5. This Special Certificate of Airworthiness is issued pursuant to the Netherlands Act on Aviation for aircraft excluded from the European Regulation (EC) No 216/2008 and also do not comply with the airworthiness requirements of ICAO. The abovementioned aircraft is considered to be airworthy when maintained and operated in accordance with the foregoing and the pertinent operating limitations.\n \n \n \n \n \n Date of issue: ....................\n \n \n \n Signature:\n \n The State Secretary for Infrastructure and the Environment,\n On behalf,\n \n \n \n \n \n Limitations / Remarks:\n \n \n \n \n \n 6. This Special Certificate of Airworthiness is valid up to and including ......, unless revoked.\n \n This certificate shall be carried by the pilot during all flights Document Number: ......\n \n \n \n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 5\n behorend bij artikel 9\n \n \n \n Paragraaf \n 1\n Definities\n \n \n \n Artikel 1\n \n In deze bijlage wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n onderhoud: de revisie, reparatie, inspectie, vervanging, uitvoering van een wijziging, of de herstelling van een defect van een RPAS of luchtvaartuigonderdeel of een combinatie van deze werkzaamheden, met uitzondering van de direct aan elke vlucht voorafgaande inspectie van het RPAS of daarmee gelijk te stellen inspecties;\n \n \n b.\n \n revisie: het weer in goede staat brengen van een RPAS of onderdeel van een RPAS door middel van inspectie en vervanging in overeenstemming met een goedgekeurde norm ter verlenging van de operationele levensduur.\n \n \n \n \n \n \n Paragraaf \n 2\n Onderhoudsprogramma\n \n \n \n Artikel 2\n \n \n \n 1.\n De houder van een RPAS is er voor verantwoordelijk dat een bij dat RPAS behorend onderhoudsprogramma wordt opgesteld, bijgehouden en bij uitvoering van onderhoud wordt gebruikt.\n \n \n 2.\n Een onderhoudsprogramma omvat ten minste de volgende aspecten: inspectieperiodes, inspectiestaten, bedrijfsgegevens, de van toepassing zijnde aanwijzingen van de minister en aanvullende onderhoudsinformatie van de ontwerper.\n \n \n 3.\n Onderhoudsprogramma's worden opgesteld en bijgehouden volgens de meest recente aanbevelingen van de ontwerper van het RPAS.\n \n \n 4.\n Wijzigingen in de aanbevelingen als bedoeld in het derde lid worden tijdig, doch uiterlijk binnen 6 maanden na uitgiftedatum in het onderhoudsprogramma verwerkt.\n \n \n 5.\n Aanwijzingen van de minister in de vorm van onderhoudsaanwijzingen en bijzondere luchtwaardigheidsaanwijzingen worden tijdig verwerkt in het onderhoudsprogramma.\n \n \n 6.\n Indien aanvullende onderhoudsinformatie van de ontwerper van het RPAS afwijkt van een aanwijzing van de minister, prevaleert de aanwijzing van de minister.\n \n \n \n \n \n Artikel 3\n \n \n \n 1.\n Het onderhoudsprogramma wordt beheerd door of namens de houder van het RPAS.\n \n \n 2.\n Het onderhoudsprogramma wordt op verzoek zo spoedig mogelijk toegezonden aan de minister.\n \n \n \n \n \n \n Paragraaf \n 3\n Uitvoering onderhoud\n \n \n \n Artikel 4\n \n \n \n 1.\n Met betrekking tot het onderhoud van een RPAS is de houder verplicht ervoor te zorgen dat de minister op zijn verzoek wordt ingelicht omtrent het tijdstip, waarop met het onderhoud dan wel met bepaalde daartoe behorende werkzaamheden zal worden aangevangen.\n \n \n 2.\n Het onderhoud van een RPAS mag worden uitgevoerd door of onder verantwoordelijkheid van de houder van het RPAS.\n \n \n 3.\n Met betrekking tot het onderhoud aan een RPAS of een onderdeel daarvan is de uitvoerder er voor verantwoordelijk:\n \n \n a.\n dat de organisatie en inrichting van de bij het onderhoud betrokken werkplaatsen, de werkwijzen en controlemethoden, de gereedschappen, de onderhoudsdocumentatie, alsmede de kundigheid van het bij de werkzaamheden betrokken personeel, zodanig zijn dat een goede uitvoering van het onderhoud is gewaarborgd;\n \n \n b.\n dat materialen, onderdelen en halfproducten, alsmede uitrustingsstukken alvorens deze bij het onderhoud te verwerken, zijn:\n \n \n 1°.\n geproduceerd volgens een door de ontwerper van het RPAS goedgekeurde producent, dan wel\n \n \n 2°.\n onderhouden volgens de aanwijzingen van de ontwerper van het RPAS;\n \n \n \n \n c.\n dat het RPAS na het onderhoud aan de in Artikel 6 genoemde luchtwaardigheidseisen voldoet, door het uitvoeren of laten uitvoeren van de inspecties en proeven waaruit blijkt, dat:\n \n \n 1°. \n de vervaardigingswijzen, de samenvoeging en de beproevingswijzen door de ontwerper van het RPAS zijn goedgekeurd of als zodanig zijn aanvaard, en\n \n \n 2°. \n de werking van het RPAS juist is.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Paragraaf\n 4\n Technische administratie luchtvaartuig\n \n \n \n Artikel 5\n \n \n \n 1.\n De houder van een RPAS is tijdens de geldigheidsduur van het voor dat luchtvaartuig afgegeven speciaal-BvL verplicht een technische administratie te voeren ten aanzien van het RPAS en van de volgende onderdelen daarvan:\n \n \n a.\n voortstuwingsinrichtingen;\n \n \n b.\n luchtschroeven;\n \n \n c.\n onderdelen die na revisie of herstelling in het algemeen niet in hetzelfde RPAS zullen worden gemonteerd.\n \n \n \n \n 2.\n In de technische administratie van een RPAS zijn de onderhoudsverklaringen, de certificaten van vrijgave of de certificaten van vrijgave voor gebruik alsmede de onderliggende documenten betreffende de aan het RPAS verrichte werkzaamheden, opgenomen. Deze documenten bevatten, met vermelding van de data, ten minste de gegevens met betrekking tot:\n \n \n a.\n het aantal vlieguren, of cycli, zodanig dat hieruit blijkt hoe lang het RPAS heeft gevlogen sinds de bouw en sinds het laatste periodieke onderhoud;\n \n \n b.\n de technische storingen, de opgelopen schade en de proefvluchten, en\n \n \n c.\n het onderhoud dat het RPAS heeft ondergaan.\n \n \n \n \n 3.\n De gegevens worden beveiligd vastgelegd en mogen niet worden uitgewist, verwijderd of onleesbaar worden gemaakt. De gegevens zijn volledig, duidelijk leesbaar en begrijpelijk.\n \n \n 4.\n De technische administratie van het RPAS en van de onderdelen van het RPAS wordt gevoerd op aanwijzingen van de minister in daartoe bestemde boeken, op daartoe bestemde formulieren of in het daarvoor bestemde techlog systeem.\n \n \n 5.\n Op de boeken, formulieren en andere bescheiden moeten ten minste de benaming, de typeaanduiding, het serienummer en de naam van de fabrikant van het RPAS of het onderdeel worden vermeld.\n \n \n 6.\n Volgboeken en volgkaarten, die ter voortzetting van de reeks aantekeningen worden gebruikt, moeten zijn voorzien van een volgnummer. De bladzijden van de boeken moeten doorlopend genummerd zijn.\n \n \n \n \n \n Artikel 6\n \n Tenzij de minister een andere termijn heeft vastgesteld, wordt de technische administratie onder verantwoordelijkheid van de houder van het RPAS gedurende twee jaren bewaard.\n \n \n \n \n Paragraaf 5. Onderzoek en melding van defecten en gebreken\n \n \n \n Artikel 7\n \n \n \n 1.\n De houder van een RPAS is tijdens de geldigheidsduur van het voor dat RPAS afgegeven speciaal bewijs van luchtwaardigheid verplicht op een door de minister gedaan verzoek het RPAS voor een onderzoek naar de luchtwaardigheid ter beschikking te stellen op een nader door de minister te bepalen tijdstip en plaats, waarbij zoveel mogelijk rekening zal worden gehouden met de belangen van de houder.\n \n \n 2.\n Tijdens een onderzoek als bedoeld in het eerste lid dient de houder:\n \n \n a.\n voldoende en deskundig personeel beschikbaar te stellen om de nodige assistentie te verlenen, alsmede de nodige hulpmiddelen, in het bijzonder voor het onderzoek van de installaties;\n \n \n b.\n te zorgen dat de proeven en proefvluchten die de minister noodzakelijk acht worden uitgevoerd;\n \n \n c.\n te zorgen dat op verzoek van de minister:\n \n \n 1°.\n het gewicht en het zwaartepunt van het RPA wordt bepaald;\n \n \n 2°.\n de technische administratie wordt overgelegd.\n \n \n \n \n \n \n \n \n20153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340320153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340308-10-2015\n \n \n Bijlage\n 6\n behorend bij artikel 10\n \n Het handboek, bedoeld in artikel 11, bevat in ieder geval een duidelijke beschrijving van:\n \n \n •\n de organisatiestructuur, waaronder de instructies die de (eind)verantwoordelijkheid van de bij de vluchtuitvoering betrokken personen in hoofdlijnen aangeven;\n \n \n •\n de standaard werkmethoden, waaronder de procedure voor selectie en inrichting van het start-en landingsterrein met veilige afstanden tot obstakels (inclusief wegen) en personen niet betrokken bij de vlucht, voor het vrijhouden van het gebied waarboven de operatie wordt uitgevoerd van nieuwsgierigen en andere personen niet betrokken bij de vlucht en voor het creëren van een veilig werkgebied en vrij start- en landingsgebied voor de bemanning;\n \n \n •\n het luchtwerk waarop het ROC betrekking heeft;\n \n \n •\n een naar het oordeel van de minister adequate procedure:\n \n \n o\n voor het aanwijzen van de gezagvoerder;\n \n \n o\n voor samenwerking tussen de gezagvoerder en de waarnemer (VLOS);\n \n \n o\n voor samenwerking tussen de gezagvoerder en de waarnemer op afstand (EVLOS);\n \n \n o\n voor operaties binnen een CTR, indien wordt gevlogen binnen een CTR;\n \n \n o\n voor het veilig en zonder gevaar voor derden overvliegen van een in gebruik zijnde weg of spoorlijn waarboven de operatie plaatsvindt;\n \n \n o\n om uiterlijk 24 uur voor de vlucht een NOTAM als bedoeld in artikel 1 van de Regeling burgerluchtvaartinlichtingen te publiceren, waarin de operatie met het RPA bekend wordt gemaakt bij de AIS-unit Schiphol of de AIS-unit AOCS Nieuw Milligen, bedoeld in artikel 1 van de Regeling burgerluchtvaartinlichtingen, indien het vluchten betreft die plaatsvinden boven een hoogte van 40 meter binnen luchtruim waarin laag mag worden gevlogen door civiele of militaire luchtvaartuigen;\n \n \n \n \n •\n de interne normen voor de inzetbaarheid van gezagvoerder, waarnemer en waarnemer op afstand en ‘human factor’ elementen;\n \n \n •\n de procedures ten aanzien van de vluchtvoorbereiding (zoals NOTAMS, indien aan de orde, geldige kaart(en), luchtvaartgids, luchtvaartmeteorologische inlichtingen), waarbij voor de brandweer in plaats van NOTAMS in het kader van de taken, bedoeld in artikel 25, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met d, en tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s, een procedure voor contact met de gemeenschappelijke meldkamer, bedoeld in artikel 35, van de Wet veiligheidsregio’s, kan worden gebruikt;\n \n \n •\n de procedure van de risicoanalyse per vlucht (invloed van specifieke omgeving op veiligheid derden in de lucht en op de grond), rekening houdend met woonbebouwing en industrie via http://bagviewer.geodan.nl/;\n \n \n •\n de wijze waarop een veiligheidsmanagementsysteem is ingevoerd in de organisatie, waaronder de melding van incidenten, de rol van de veiligheidsmanager en de uitgangspunten van de organisatie voor veilig gedrag (minimum het VMS-light); en\n \n \n •\n een veiligheidsanalyse voor de uitvoering van vluchten waarop het ROC betrekking heeft, waarbij operationele aspecten, kwalificaties van de bemanning en technische toestand van het systeem worden meegenomen.\n \n \n20175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247920175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247907-10-2017\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036568/2019-04-01_0/xml/BWBR0036568_2019-04-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 23 april 2015, IENM/BSK-2015/11533, houdende de vaststelling van regels voor op afstand bestuurde luchtvaartuigen20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 2.10, eerste lid, 3.24, 4:8 en 5:10, eerste lid, van de Wet luchtvaart, artikel 5, 8, eerste lid, 9, 10 tweede lid, 14, vierde lid, 15, tweede lid, en artikel 16, eerste lid, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, artikel 13, 16 en 18, tweede lid, van het Besluit luchtvaartuigen 2008, artikel 4, artikel 19, derde lid en artikel 20 van het Besluit luchtverkeer 2014 en artikel 4, tweede lid, van het Besluit vluchtuitvoering;\n \n \n BESLUIT:\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n \n §\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n Minister: Minister van Infrastructuur en Milieu\n \n \n \n modelluchtvaartuig: luchtvaartuig, niet in staat een mens te dragen, en uitsluitend gebruikt voor luchtvaartvertoning, recreatie of sport\n \n \n \n RPA: op afstand bestuurd luchtvaartuig (remotely piloted aircraft), onbemand, niet zijnde een modelluchtvaartuig\n \n \n \n Wet:\n Wet luchtvaart\n \n \n \n20153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199507-11-2015\n \n Artikel\n 1a*\n \n Deze regeling berust mede op artikel 5.7, derde lid, van de Wet luchtvaart en op artikel 7, eerste lid, van het Besluit vluchtuitvoering.\n20153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199507-11-2015Abusievelijk voegt de Staatscourant een tweede artikel 1a toe.\n \n Artikel\n 1a\n \n Deze regeling berust mede op artikel 7, eerste lid, van het Besluit vluchtuitvoering.\n20153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340320153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340308-10-201520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199521-10-2015\n \n \n §\n 2\n Personeel\n \n \n Artikel\n 2\n Bijzondere bevoegdverklaringen voor RPA\n \n De Minister kan op aanvraag de volgende bijzondere bevoegdverklaringen afgeven voor de besturing van een RPA waarvan de totale startmassa niet meer dan 150kg bedraagt:\n \n \n a.\n bevoegdverklaring voor werkzaamheden met een RPA anders dan boven mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, spoorlijnen, in gebruik zijnde autosnelwegen en autowegen, of wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt (unpopulated area);\n \n \n b.\n klassebevoegdverklaring voor vliegtuigen (A), helikopters (H) of andere categorieën (OA) waarvan de totale startmassa 25 kg of minder bedraagt;\n \n \n c.\n klassebevoegdverklaring voor vliegtuigen (A), helikopters (H) of andere categorieën (OA) waarvan de totale startmassa meer dan 25 kg maar niet meer dan 150 kg bedraagt;\n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 3\n Eisen voor afgifte bewijs van bevoegdheid, algemene bevoegdverklaring en bijzondere bevoegdverklaring\n \n \n 1\n Een RPA-L met daarop weergegeven de algemene bevoegdverklaring VLOS of EVLOS wordt afgegeven indien de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de voor het betreffende type operatie benodigde eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.\n \n \n 2\n De algemene bevoegdverklaring FI (RPA), bedoeld in artikel 3, zesde lid, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, wordt afgegeven indien de aanvrager:\n \n \n a.\n houder is van een RPA-L, met daarop weergegeven de algemene bevoegdverklaring(en) en de bijzondere bevoegdverklaring(en) waarvoor onderricht wordt gegeven; en\n \n \n b.\n ten minste acht uren ervaring heeft als gezagvoerder in de periode van twee jaar onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag.\n \n \n \n \n 3\n De bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt afgegeven indien de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de voor de in dit artikelonderdeel bedoelde werkzaamheden benodigde eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.\n \n \n 4\n De klassebevoegdverklaringen, bedoeld in artikel 2, onderdelen b en c, worden afgegeven indien de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de voor operaties met RPA’s in de betreffende klasse benodigde eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 4\n Geldigheidsduur en eisen voor verlenging algemene en bijzondere bevoegdverklaringen\n \n \n 1\n De geldigheidsduur van de algemene bevoegdverklaring FI (RPA) kan worden verlengd, indien de aanvrager:\n \n \n a.\n houder is van een RPA-L, met daarop weergegeven de algemene bevoegdverklaring(en) en de bijzondere bevoegdverklaring(en) waarvoor onderricht wordt gegeven; en\n \n \n b.\n ten minste twaalf uren ervaring heeft als gezagvoerder in de periode van twee jaar onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag.\n \n \n \n \n 2\n De geldigheidsduur van de bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt ten hoogste twee jaren en kan vervolgens steeds met twee jaren worden verlengd, indien de aanvrager heeft aangetoond dat hij\n in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van de aanvraag om verlenging ten minste twee uren per jaar ervaring heeft verkregen met de werkzaamheden waarvoor de bijzondere bevoegdverklaring vereist is.\n \n \n 3\n De geldigheidsduur van de bijzondere bevoegdverklaringen, bedoeld in artikel 2, onderdelen b en c, bedraagt ten hoogste twee jaren en kan vervolgens steeds met twee jaren worden verlengd, indien de aanvrager heeft aangetoond dat hij in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van de aanvraag om verlenging ten minste twee uren per jaar ervaring heeft verkregen met operaties met een RPA in de betreffende klasse.\n \n \n 4\n De ervaring, bedoeld in het tweede en derde lid, moet zijn verkregen tijdens ten minste zes vluchten, die op zes verschillende dagen zijn uitgevoerd, waarvan de laatste drie vluchten hebben plaatsgevonden in de periode van negentig dagen onmiddellijk voorafgaande aan de datum van aanvraag.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 5\n Wederafgifte bijzondere bevoegdverklaring\n \n Voor wederafgifte van de bijzondere bevoegdverklaringen, bedoeld in artikel 2, is vereist dat de aanvrager heeft aangetoond dat hij:\n \n \n a.\n in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van aanvraag om wederafgifte ten minste twee uren ervaring per jaar heeft verkregen met de werkzaamheden waarvoor de bijzondere bevoegdverklaring is vereist tijdens ten minste zes vluchten, die op zes verschillende dagen zijn uitgevoerd; en\n \n \n b.\n de aanvrager een praktijkexamen heeft afgelegd dat de uitvoering bevat van de werkzaamheden waarvoor de bijzondere bevoegdverklaring is gewenst en dat is uitgevoerd met een luchtvaartuig in de klasse waarvoor de klassebevoegdverklaring is gewenst.\n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 6\n Bijhouden logboek\n \n De houder van een RPA-L en de leerling-vlieger houden de gegevens van door hem uitgevoerde vluchten bij in een logboek waarvan het model gelijk is aan het in bijlage 2 bij deze regeling opgenomen model.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n §\n 3\n Luchtwaardigheid\n \n \n Artikel\n 7\n Afgifte speciaal-BvL en geluidverklaring\n \n \n 1\n Een speciaal-BvL wordt aangevraagd door indiening bij de minister van een volledig ingevuld en ondertekend formulier, waarvan exemplaren kosteloos bij de minister zijn te verkrijgen.\n \n \n 2\n Aan de houder van een RPA, waarvan de startmassa niet meer dan 150 kg bedraagt, kan een speciaal-BvL worden afgegeven indien bij de aanvraag een, door een daartoe erkend bedrijf afgegeven, acceptatierapport betreffende de BvL-acceptatiekeuring is overgelegd, waaruit blijkt dat het luchtvaartuig voldoet aan de in bijlage 3 van deze regeling opgenomen luchtwaardigheidseisen.\n \n \n 3\n Het model van het speciaal-BvL is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 4.\n \n \n 4\n Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de geluidverklaring.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 8\n Verlenging speciaal-BvL\n \n \n 1\n Voor het verlengen van de termijn van geldigheid van het speciaal-BvL wordt door de houder een aanvraag ingediend bij de minister door middel van een volledig en ondertekend formulier, waarvan exemplaren kosteloos bij de minister verkrijgbaar zijn.\n \n \n 2\n De aanvraag wordt vergezeld van een verklaring van de houder waaruit blijkt dat het luchtvaartuig nog steeds voldoet aan de in artikel 7, tweede lid, bedoelde eisen en is onderhouden overeenkomstig de in artikel 9 bedoelde eisen.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 9\n Onderhoud\n \n Onderhoud van een Nederlands RPAS geschiedt overeenkomstig de in bijlage 5 neergelegde eisen.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 9a\n Buitenlandse RPA’s\n \n \n 1\n Dit artikel is van toepassing op RPA’s die geregistreerd zijn in een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte.\n \n \n 2\n De Minister verleent op grond van artikel 3.21 van de Wet luchtvaart ontheffing van het verbod een vlucht uit te voeren met een RPA die niet is voorzien van een geldig bewijs van luchtwaardigheid, indien de RPA voldoet aan eisen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de in deze paragraaf gestelde eisen wordt nagestreefd.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n §\n 4\n Vluchtuitvoering\n \n \n Artikel\n 10\n Eisen aan uitvoering van vluchten\n \n \n 1\n De organisatie die vluchten uitvoert met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 150 kg bedraagt beschikt over:\n \n \n a.\n een handboek, dat voldoet aan de in bijlage 6 opgenomen eisen;\n \n \n b.\n een speciaal-BvL met betrekking tot de RPA’s waarmee de vlucht wordt uitgevoerd;\n \n \n c.\n een bewijs van bevoegdheid voor de bestuurders die de in onderdeel b bedoelde RPA’s besturen; en\n \n \n d.\n een verzekering tegen de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor dood of letsel van derden of andere schade toegebracht aan derden.\n \n \n \n \n 2\n De organisatie, bedoeld in het eerste lid, draagt er zorg voor dat de Inspectie Leefomgeving en Transport beschikt over de actuele versie van het handboek, bedoeld in het eerste lid.\n \n \n 3\n Vluchten met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 150 kg bedraagt worden uitgevoerd met inachtneming van het handboek, bedoeld in het eerste lid.\n \n20175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247920175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247907-10-2017\n \n Artikel\n 10a\n Eisen aan uitvoering van vluchten met RPA’s van niet meer dan 4 kg\n \n \n 1\n Dit artikel is van toepassing op VFR-vluchten met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 4 kg bedraagt, die onder de volgende operationele beperkingen worden uitgevoerd:\n \n \n a.\n de vlucht wordt uitgevoerd tot een afstand van maximaal 100 meter horizontaal van de bestuurder;\n \n \n b.\n de vlucht wordt uitgevoerd tot een hoogte van maximaal 40 meter (131 ft) boven de grond of het water binnen het deel van het luchtruim waarin laag mag worden gevlogen door civiele of militaire luchtvaartuigen;\n \n \n c.\n de vlucht wordt uitgevoerd tot een hoogte van maximaal 50 meter (165 ft) boven de grond of het water in ander dan het in onderdeel b bedoelde deel van het luchtruim; \n \n \n d.\n de vlucht wordt uitgevoerd tot een afstand van minimaal 50 meter horizontaal van mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, in gebruik zijnde autosnelwegen en autowegen, in gebruik zijnde wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt, spoorlijnen, vaartuigen en voertuigen; en\n \n \n e.\n de vlucht wordt uitgevoerd in luchtruim met klasse G onder de geldende luchtverkeersregels.\n \n \n \n \n 2\n De uitvoering van VFR-vluchten met een RPA als bedoeld in het eerste lid, onder de in dat lid bedoelde beperkingen is ook toegestaan, indien de organisatie die deze vluchten uitvoert, in plaats van over de in artikel 10, eerste lid, bedoelde documenten, beschikt over:\n \n \n a.\n een geldig bewijs van inschrijving als bedoeld in artikel 3.5 van de wet;\n \n \n b.\n een speciaal-BvL dan wel een ontheffing van de verplichting te beschikken over een speciaal-BvL met betrekking tot de RPA’s waarmee de vlucht wordt uitgevoerd;\n \n \n c.\n een door de minister afgegeven bewijs van bevoegdheid dan wel een ontheffing van de verplichting te beschikken over een bewijs van bevoegdheid voor de bestuurders die de in onderdeel b bedoelde RPA’s besturen; en\n \n \n d.\n een verzekering tegen de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor dood of letsel van derden of andere schade toegebracht aan derden.\n \n \n \n \n 3\n \n Artikel 10, tweede en derde lid, is niet van toepassing op de uitvoering van vluchten met een RPA als bedoeld in het eerste lid, onder de in dat lid bedoelde beperkingen.\n \n20175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247920175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247907-10-2017\n \n Artikel\n 11\n Eisen voor afgifte ROC voor vluchten tegen vergoeding\n \n \n 1\n Een ROC wordt afgegeven indien de aanvrager beschikt over de in artikel 10, eerste lid, bedoelde documenten, met dien verstande dat het handboek door de minister is goedgekeurd.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid wordt een ROC voor de uitvoering van vluchten met een RPA als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder de in dat lid bedoelde beperkingen afgegeven, indien de aanvrager beschikt over de in artikel 10a, tweede lid, bedoelde documenten.\n \n20162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521720162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521701-07-2016\n \n Artikel\n 12\n Documenten\n \n De door de gezagvoerder mee te voeren documenten, bedoeld in artikel 4.8 van de wet, zijn:\n \n \n a.\n het bewijs van inschrijving, bedoeld in artikel 3.5 van de wet;\n \n \n b.\n het bewijs van bevoegdheid of bewijs van gelijkstelling, bedoeld in artikel 2.1 van de wet, dan wel de ontheffing van de verplichting om over deze documenten te beschikken;\n \n \n c.\n het bewijs van luchtwaardigheid, bedoeld in artikel 3.8 van de wet, dan wel de ontheffing van de verplichting om over dit document te beschikken;\n \n \n d.\n de geluidverklaring, bedoeld in artikel 3.19c van de wet, dan wel de ontheffing van de verplichting om over dit document te beschikken; en\n \n \n e.\n het ROC, bedoeld in artikel 2 van het Besluit vluchtuitvoering.\n \n \n20162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521720162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521701-07-201620162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521720162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521730-05-2016\n \n \n §\n 5\n Deelname aan het luchtverkeer\n \n \n Artikel\n 13\n Zichtafstand\n \n \n 1\n Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA buiten zichtafstand van de bestuurder of een waarnemer.\n \n \n 2\n Onverminderd het eerste lid, is het verboden een VFR-vlucht uit te voeren op een afstand van meer dan 500 meter van de bestuurder of een waarnemer.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 14\n VFR-vlieghoogte\n \n \n 1\n Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA hoger dan 120 meter (400 ft) boven de grond of het water.\n \n \n 2\n De Minister van Infrastructuur en Milieu verleent ontheffing van het verbod, bedoeld in het eerste lid, indien de vlucht wordt uitgevoerd voor het verrichten van luchtwerk met betrekking tot een vaartuig, voertuig, gebouw of kunstwerk en deze vlucht op grond van het ROC mag worden uitgevoerd.\n \n \n 3\n De minimumvlieghoogtes voor VFR-verkeer, bedoeld in paragraaf SERA.5005 van verordening (EU) nr. 923/2012 zijn niet van toepassing op vluchten met een RPA.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 15\n Afstand tot mensenmenigten, bebouwing, spoorlijnen of wegen\n \n \n 1\n Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA waarvan de totale massa meer dan 25 kg bedraagt, binnen 150 meter horizontaal van mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing, in gebruik zijnde autosnelwegen, in gebruik zijnde autowegen, of in gebruik zijnde wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt.\n \n \n 2\n Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA waarvan de totale massa ten hoogste 25 kg bedraagt, binnen een afstand horizontaal van mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, in gebruik zijnde autosnelwegen en autowegen, in gebruik zijnde wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt, spoorlijnen, voertuigen en vaartuigen:\n \n \n 1°\n van 25 meter, indien het een RPA in de categorie helikopters (H) betreft; en\n \n \n 2°\n van 50 meter, indien het een RPA in de categorie vliegtuigen (A) of een andere categorie dan helikopters of vliegtuigen (OA) betreft.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het eerste lid, is het toegestaan een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA waarvan de totale massa meer dan 25 kg bedraagt tot 50 meter horizontaal van industrie- en havengebieden.\n \n \n 4\n Onverminderd het eerste lid, is het verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA waarvan de totale massa meer dan 25 kg bedraagt binnen 50 meter horizontaal van vaartuigen, voertuigen, kunstwerken en spoorlijnen.\n \n \n 5\n De Minister van Infrastructuur en Milieu verleent ontheffing van het verbod, bedoeld in het eerste, tweede en vierde lid, indien de vlucht wordt uitgevoerd voor het verrichten van luchtwerk met betrekking tot een vaartuig, voertuig, gebouw, kunstwerk, spoorlijn of weg en deze vlucht op grond van het ROC mag worden uitgevoerd.\n \n20175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247920175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247907-10-2017\n \n Artikel\n 15a\n Voorrangsregels\n \n \n 1\n Op afstand bestuurde luchtvaartuigen verlenen voorrang aan vliegtuigen, helikopters, zweeftoestellen, vrije ballonnen en luchtschepen.\n \n \n 2\n In alle overige gevallen dat twee luchtvaartuigen kruisen op of omstreeks hetzelfde niveau, verleent het luchtvaartuig dat het andere aan zijn rechterzijde heeft, voorrang.\n \n20153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199507-11-2015\n \n Artikel\n 15aa\n Zichtafstand, VFR-vlieghoogte en afstand tot mensenmenigten, bebouwing, spoorlijnen of wegen voor vluchten met RPA’s van niet meer dan 4 kg\n \n \n 1\n Indien de organisatie die VFR-vluchten uitvoert met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 4 kg bedraagt, in plaats van over de in artikel 10, eerste lid, bedoelde documenten, beschikt over de in artikel 10a, tweede lid, bedoelde documenten, is het in afwijking van de artikelen 13, 14, eerste lid, en 15, eerste en derde lid, verboden de vlucht uit te voeren:\n \n \n a.\n buiten een afstand van 100 meter horizontaal van de bestuurder;\n \n \n b.\n hoger dan 40 meter (131 ft) boven de grond of het water binnen het deel van het luchtruim als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel b; \n \n \n c.\n hoger dan 50 meter (165 ft) boven de grond of het water in ander dan het in onderdeel b bedoelde deel van het luchtruim;\n \n \n d.\n binnen een afstand van 50 meter horizontaal van mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, in gebruik zijnde autosnelwegen en autowegen, in gebruik zijnde wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt, spoorlijnen, vaartuigen en voertuigen; en\n \n \n e.\n in ander luchtruim dan luchtruim met klasse G.\n \n \n \n \n 2\n Indien de organisatie die VFR-vluchten uitvoert met een RPA als bedoeld in het eerste lid, in plaats van over de in artikel 10, eerste lid, bedoelde documenten, beschikt over de in artikel 10a, tweede lid, bedoelde documenten, is artikel 2, onderdeel h, van de Regeling modelvliegen van overeenkomstige toepassing op deze vluchten, met dien verstande dat de vluchten plaatsvinden met inachtneming van artikel 15aa, eerste lid, aanhef en onderdelen b en c.\n \n20175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247920175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247907-10-2017\n \n Artikel\n 15b\n Aanwijzing RPA’s\n \n RPA’s worden aangewezen als onbemande luchtvaartuigen als bedoeld in artikel 5.7, derde lid, van de Wet luchtvaart, aan boord waarvan zich geen gezagvoerder bevindt.\n20153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199507-11-2015\n \n Artikel\n 16\n Beperkingen luchtverkeer binnen plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden\n \n \n 1\n De uitoefening van het luchtverkeer met een RPA is verboden:\n \n \n a.\n in Maastricht CTR, Eelde CTR, Rotterdam CTR en het boven Nederlands grondgebied gelegen deel van de Niederrhein CTR, bedoeld in artikel 5 van de Regeling luchtverkeersdienstverlening, binnen een afstand van 5.600 meter van het luchthaven referentiepunt\n \n \n b.\n in Schiphol CTR, bedoeld in artikel 5 van de Regeling luchtverkeersdienstverlening, met uitzondering van het gebied gelegen binnen een afstand van 3.700 meter van de laterale begrenzing van Schiphol CTR 1 die is opgenomen in de luchtvaartgids, hoofdstuk AD 2.\n \n \n \n \n 2\n In afwijking van artikel 14 en onverminderd het eerste lid, is het verboden een VFR-vlucht met een RPA uit te voeren hoger dan 45 meter (150 ft) boven de grond of het water binnen de plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste en tweede lid, geldt niet voor vluchten in Eelde CTR die worden uitgevoerd ten behoeve van experimenten met betrekking tot de integratie van op afstand bestuurde luchtvaartuigen in gecontroleerd luchtruim.\n \n \n 4\n Onverminderd het eerste lid, geldt het verbod, bedoeld in het tweede lid, niet voor vluchten die worden uitgevoerd voor het verrichten van luchtwerk met betrekking tot obstakels gelegen in Maastricht CTR, Eelde CTR en Rotterdam CTR binnen een straal van 25 meter rond deze obstakels en tot maximaal 5 meter boven het hoogste punt van deze obstakels.\n \n20191614327-03-201926-03-2019IENW/BSK-2019/5391320191614327-03-201926-03-2019IENW/BSK-2019/5391301-04-2019\n \n Artikel\n 16a\n Uitzondering voor vluchten buiten de daglichtperiode\n \n \n Artikel 2.2. van de Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014 is van overeenkomstige toepassing op het uitvoeren van een vlucht door de brandweer buiten de daglichtperiode ten behoeve van de taken, bedoeld in artikel 25, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met d, en tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s, en de opleiding en training die nodig zijn voor de veilige uitvoering van een dergelijke vlucht, met dien verstande dat wordt voldaan aan het voorschrift dat voor en tijdens het uitvoeren van de vlucht contact wordt onderhouden met de gemeenschappelijke meldkamer, bedoeld in artikel 35 van de Wet veiligheidsregio’s in plaats van aan het voorschrift, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel b, van de Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014,\n20153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340320153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340308-10-2015\n \n Artikel\n 17\n \n De artikelen 13 tot en met 16 zijn niet van toepassing op vluchten met militaire RPA’s.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521720162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521730-05-2016\n \n \n §\n 6\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 18\n Wijziging Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008\n \n \n Wijzigt de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 19\n Wijziging Regeling modelvliegen\n \n \n Wijzigt de Regeling modelvliegen.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 20\n Wijziging Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001\n \n \n Wijzigt de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 21\n Wijziging Regeling tarieven luchtvaart 2008\n \n \n Wijzigt de Regeling tarieven luchtvaart 2008.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 22\n Wijziging Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen\n \n \n Wijzigt de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 23\n Wijziging Regeling vluchtuitvoering\n \n \n Wijzigt de Regeling vluchtuitvoering.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 24\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 25\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,W.J.Mansveld\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 1\n behorend bij artikel 3\n \n \n \n 1\n Introductie\n \n Eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring voor het verkrijgen van een RPA-L met de daarbij horende algemene bevoegdverklaringen en bijzondere bevoegdverklaringen.\n Daar waar nodig zijn specifieke leerdoelen voor besturing van vliegtuig, helikopter of andere luchtvaartuigen expliciet aangegeven. De overige leerdoelen zijn generiek van toepassing op RPA’s. Bij de toepassing van de leerdoelen wordt de specifiek voor de desbetreffende configuratie benodigde kennis aangeboden.\n De eisen opgenomen onder de volgende onderdelen zijn afhankelijk van de categorie luchtvaartuig:\n \n \n •\n RPAS algemene kennis (onderdeel 2)\n \n \n •\n Vluchtprinciples (onderdeel 3)\n \n \n •\n Vliegprestaties en vluchtvoorbereiding (onderdeel 4)\n \n \n \n \n \n A\n Kenniseisen\n \n \n \n 2\n RPAS algemene kennis\n \n \n \n 2.1\n RPAS\n \n \n \n •\n De kandidaat weet de hoofdcomponenten van de categorie RPA te noemen. Hij kan de functies van deze componenten verklaren en globaal hun opbouw omschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kent de primaire stuurorganen en kan de werkwijze ervan verklaren.\n \n \n •\n De kandidaat weet de hoofdcomponenten van de RPA te noemen,voor de categorie waarvoor hij opgeleid wordt. Hij kan de functies van deze componenten verklaren en globaal hun constructie beschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kent de krachten die op een casco kunnen werken en hun invloed op dat casco voor de categorie waarvoor hij opgeleid wordt. Hij kent de relatie tussen massa en kracht en kan het begrip veiligheidsfactor verklaren.\n \n \n \n \n \n 2.2\n Voortstuwingsinrichting\n \n \n \n •\n De kandidaat kan het principe van de elektrische motor, de (viertakt) verbrandingsmotor en gasturbine motor verklaren en kent alle (hoofd)onderdelen van deze motor. Hij kent de verschillende types RPAS-motoren.\n \n \n •\n De kandidaat kan een globale beschrijving geven van bestaande brandstofsystemen in gebruik bij een RPA.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de algemene principes van bediening van de diverse motoren.\n \n \n \n \n \n 2.3\n Systemen\n \n \n Elektrisch systeem\n \n \n \n •\n De kandidaat kent alle algemene componenten in het elektrisch systeem en kan hun functie verklaren.\n \n \n •\n De kandidaat weet welke algemene systemen van elektriciteit worden voorzien.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met type, eigenschappen en capaciteit van een batterij (accu).\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met beveiligingssystemen die in het elektrisch systeem gebruikt worden.\n \n \n \n Rotor systeem\n \n \n \n •\n De kandidaat kan de verschillende onderdelen van een rotorsysteem benoemen.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de procedure en criteria voor het afstellen van de rotorbladen.\n \n \n \n Instrumenten Algemeen\n \n De kandidaat kan de volgende instrumenten globaal en type specifiek beschrijven, inclusief de achterliggende meetprincipes:\n \n \n •\n Luchtsnelheidsmeter;\n \n \n •\n Hoogtemeter;\n \n \n •\n Stijg-/daalsnelheidsmeter;\n \n \n •\n Gyroscopen / IMU;\n \n \n •\n Kunstmatige horizon;\n \n \n •\n Magnetisch kompas;\n \n \n •\n Motorinstrumenten;\n \n \n •\n Waarschuwingsindicatoren;\n \n \n •\n GPS.\n \n \n \n \n \n 2.4\n Data link\n \n \n \n •\n De kandidaat kent de frequenties die mogen worden gebruikt voor data links.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de algemene eigenschappen van data link frequenties en datalink apparatuur, waaronder tevens factoren betreffende de capaciteit (bandbreedte) en elektromagnetische compatibiliteit en interferentie.\n \n \n \n \n \n \n 3\n Vluchtprincipes\n \n \n Verdeling van de vier krachten\n \n \n \n •\n De kandidaat kan de vier krachten en bijbehorende mechanische begrippen als zwaartepunt, kracht, arm, moment en evenwicht, die tijdens de vlucht op een luchtvaartuig werken, benoemen en interpreteren.\n \n \n \n Stuurorganen\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de besturingsorganen, hun werkwijze en hun effecten op de beweging van het onbemande luchtvaartuig voor de categorie waarvoor hij opgeleid wordt.\n \n \n •\n De kandidaat kan de begrippen ‘langsas’, ‘dwarsas’ en ‘topas’ definiëren in relatie tot een luchtvaartuig en de bewegingen rond deze assen benoemen.\n \n \n \n Aerodynamica\n \n De kandidaat is bekend met aerodynamische effecten die de vlucht mogelijke maken, dan wel nadelig kunnen beïnvloeden, zoals bijvoorbeeld overtrek.\n \n \n \n 4\n Vliegprestaties\n \n \n \n 4.1\n Massa en zwaartepunt\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de invloed van massa en zwaartepunt op de vliegprestaties en kan de basisbegrippen definiëren en uitleggen.\n \n \n •\n De kandidaat kan omschrijven wat de beperkingen zijn voor maximaal start- en maximaal landingsgewicht.\n \n \n •\n De kandidaat kan aangeven wat de effecten van overgewicht of verschoven zwaartepunt van het onbemand luchtvaartuig (kunnen) zijn op de constructie van het luchtvaartuig en op de vliegprestaties.\n \n \n \n \n \n 4.2\n Prestaties\n \n De kandidaat kan de factoren benoemen die van belang zijn voor de vliegprestaties tijdens diverse vluchtfasen (start, vlucht, landing).\n \n \n \n \n 5\n Luchtvaartregelgeving\n \n \n \n 5.1\n De Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) en het Verdrag inzake internatonale burgerluchtvaart\n \n De kandidaat is bekend met de internationale burgerluchtvaartorganisatie, ICAO, haar rol in de internationale luchtvaartwetgeving en kan aangeven welke ICAO voorschriften voor de uitvoering van vluchten met RPAS van belang zijn.\n \n \n \n 5.2\n Luchtverkeersregels en luchtverkeersdiensten\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de van toepassing zijnde Nederlandse voorschriften, waaronder:\n \n \n o\n deze regeling.\n \n \n o\n de inschrijving van Nederlands geregistreerde luchtvaartuigen in een openbaar luchtvaartuigregister.\n \n \n o\n de artikelen 2.12, 5.3 en 5.8 van de Wet luchtvaart aangaande de verboden betreffende:\n \n \n –\n Het op zodanige wijze aan het luchtverkeer deelnemen dat personen of zaken in gevaar kunnen worden gebracht\n \n \n –\n Het verrichten van werkzaamheden terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof dat het gebruik daarvan de vaardigheid voor het verrichten van die werkzaamheden kan verminderen\n \n \n –\n Een vlucht uit te voeren zonder kennis te nemen van alle gegevens en inlichtingen die voor de uitvoering van de vlucht van belang zijn.\n \n \n \n \n o\n de Regeling modelvliegen.\n \n \n o\n de restricties met betrekking tot het gebruik van frequenties.\n \n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de voornaamste definities en bepalingen aangaande luchtverkeersregels (SERA en Besluit luchtverkeer 2014) en luchtverkeersdiensten.\n \n \n •\n De kandidaat kan de drie categorieën regels (Rules of the Air) noemen die worden onderscheiden bij de vluchtuitvoering in de lucht en op luchtvaartterreinen.\n \n \n •\n De kandidaat kan de voorrangsregels, met inbegrip van de voorrangsregels op luchtvaartterreinen, beschrijven en toepassen.\n \n \n •\n De kandidaat kan de zichtvliegvoorschriften beschrijven met speciale nadruk op minimum vereist vliegzicht en afstand tot de wolken in luchtruim met klassen G,C en D;\n \n \n •\n De kandidaat kan een beknopte uitleg geven over de eisen aangaande bescheiden bij het grondstation van een luchtvaartuig.\n \n \n •\n De kandidaat weet de diverse luchtvaartpublicaties te benoemen en te gebruiken in de vluchtvoorbereiding.\n \n \n •\n De kandidaat kan een overzicht geven van de luchtverkeersdiensten.\n \n \n \n \n \n \n 6\n Meteorologie\n \n \n \n •\n De kandidaat kan een globale beschrijving geven van de opbouw en samenstelling van de atmosfeer.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met meteorologische fenomenen zoals druk, wind, mist, ijs en onweer en kan de invloed van deze fenomenen op een vlucht beschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kan globaal de organisatie van de luchtvaart meteorologische diensten in de wereld beschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kan de informatie inventariseren die een piloot in het algemeen kan ontvangen van een luchtvaart meteorologische dienst\n \n \n o\n tijdens de vluchtvoorbereiding;\n \n \n o\n gedurende de vlucht.\n \n \n \n \n \n \n \n 7\n Menselijke prestaties en beperkingen\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met elementaire begrippen uit de fysiologie zoals zicht en gehoor en kan de relevantie van deze begrippen voor het uitvoeren van een vlucht met een RPAS aangeven.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met elementaire begrippen uit de psychologie als informatiebronnen en -verwerking, beslissingsprocessen, stress, inzicht en besluitvorming en kan de relevantie van deze begrippen voor het uitvoeren van een vlucht met een RPAS aangeven.\n \n \n \n \n \n 8\n Vliegen en gezondheid\n \n De kandidaat kan de belangrijkste risico’s en bijwerkingen noemen van het gebruik van:\n \n \n •\n vrij verkrijgbare medicijnen tegen verkoudheid, griep, hooikoorts en andere allergieën, met de nadruk op medicijnen die antihistaminepreparaten bevatten;\n \n \n •\n alcohol, voorgeschreven medicijnen en drugs, zelfstandig of in combinatie, die van invloed kunnen zijn op de besturing van een RPA.\n \n \n De kandidaat kan de voor de besturing van een RPA belangrijkste risico’s noemen van:\n \n \n •\n oververmoeidheid;\n \n \n •\n stress.\n \n \n \n \n \n 9\n Navigatie\n \n \n \n •\n De kandidaat kan, met behulp van de ICAO-kaart 1:500000 en andere beschikbare middelen (bijvoorbeeld AIP, NOTAM en meteo) zijn vlucht op adequate wijze voorbereiden;\n \n \n •\n De kandidaat weet wat GNSS betekent, kent de toepassing van GNSS en kan het werkingsprincipe beschrijven;\n \n \n •\n De kandidaat kent de fouten die op kunnen treden binnen het GNSS en is bekend met de nauwkeurigheid van het systeem en kan de invloed daarvan op de operatie vertalen;\n \n \n •\n De kandidaat kent de factoren die ontvangstbereik en nauwkeurigheid kunnen beïnvloeden.\n \n \n \n \n \n 10\n Operaties\n \n \n \n 10.1\n Operationele procedures\n \n \n ICAO Annex 6, Deel II – Bediening van het luchtvaartuig\n \n \n \n •\n De kandidaat kan een overzicht geven van de taken en verantwoordelijkheden van de gezagvoerder met betrekking tot:\n \n \n o\n Het naleven van de regelgeving en procedures;\n \n \n o\n De veiligheid van RPAS-vliegers;\n \n \n o\n Het melden van luchtvaartongevallen;\n \n \n o\n Het gebruik van alcohol, drugs en psychotrope geneesmiddelen;\n \n \n o\n De vluchtvoorbereiding;\n \n \n o\n De vluchtuitvoering;\n \n \n o\n Het melden van ongevallen en incidenten.\n \n \n \n \n •\n De kandidaat kan een overzicht geven van de documenten en handboeken (manuals) die tijdens alle vluchten aanwezig moeten zijn bij het grondstation.\n \n \n \n \n \n 10.2\n RPAS-operaties\n \n De kandidaat is bekend met de Nederlandse voorschriften voor vluchtuitvoering, inclusief toezicht en naleving.\n \n \n \n \n \n B\n Bedrevenheidseisen\n \n Bedrevenheid op de in paragraaf 11 genoemde onderdelen. Deze bedrevenheid moet, nadat men aan de kenniseisen heeft voldaan, worden aangetoond tijdens een praktijkexamen. Het praktijkexamen betreft de uitvoering met een RPA van het type operatie waarvoor een algemene bevoegdverklaring is gewenst (VLOS, EVLOS), van de werkzaamheden waarvoor een bijzondere bevoegdverklaring is gewenst en met het klasse luchtvaartuig waarvoor een klassebevoegdverklaring is gewenst. Het praktijkexamen ten behoeve van de algemene bevoegdverklaring EVLOS is inclusief het gebruik van een waarnemer.\n \n \n \n C\n Ervaringseisen\n \n \n \n 11\n Praktijkervaring\n \n \n Eisen aan praktische ervaring voor de algemene bevoegdverklaring VLOS in combinatie met de bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a:\n \n De praktische opleidingseisen bestaan uit de onderdelen ‘basis vliegtechnieken’ en ‘operationele vliegtraining’. Beide onderdelen vragen om de beheersing van een aantal vaardigheden.\n De vereiste vaardigheden voor de basis vliegtechnieken bestaan uit:\n \n \n •\n Vaste manoeuvres, inclusief het maken van bochten linksom en rechtsom;\n \n \n •\n Het vliegen van achtpatronen;\n \n \n •\n De RPAS besturen, waarbij het systeem naar de piloot toe vliegt;\n \n \n •\n Vliegen onder verschillende meteocondities, conform de specificaties van de RPAS-producent;\n \n \n •\n Voor vliegtuigen specifiek: landen onder een hoek van maximaal 45 graden;.\n \n \n Deze manoeuvres dienen allemaal, zowel handmatig, in het geval de RPAS deze besturingsmode heeft, als met de autopilot uitgevoerd te worden.\n De operationele vliegtraining heeft betrekking op de benodigde vaardigheden ten behoeve van het uitvoeren van de operatie en bestaat uit:\n \n \n •\n Voorbereiding van de operatie en de vlucht, conform het operations manual;\n \n \n •\n Het vliegen onder druk van de klant;\n \n \n •\n Het uitvoeren van een complexe operatie binnen de VLOS-grenzen;\n \n \n •\n Omgaan met faalcondities tijdens de vlucht, zoals oriëntatieverlies, contactverlies met het satellietsysteem en het falen van noodsystemen;\n \n \n •\n Ervaring met RPAS specifieke voorzieningen zoals bijvoorbeeld verlichting, zichtcamerasystemen en andere visuele hulpmiddelen;\n \n \n •\n In staat zijn om verantwoord te kunnen vliegen als er windvlagen zijn en met name in staat zijn om op basis van de wind omstandigheden te beslissen of vliegen verantwoord is.\n \n \n De ervaring moet opgedaan zijn onder toezicht van een FI (RPA) binnen twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan het praktijkexamen.\n \n Eisen aan praktische ervaring voor de algemene bevoegdverklaring EVLOS in combinatie met de bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a:\n \n De praktische opleidingseisen bestaan uit de onderdelen ‘basis vliegtechnieken’ en ‘operationele vliegtraining’. Beide onderdelen vragen om de beheersing van een aantal vaardigheden.\n De vereiste vaardigheden voor de basis vliegtechnieken bestaan uit:\n \n \n •\n Vaste manoeuvres, inclusief het maken van bochten linksom en rechtsom,\n \n \n •\n Het vliegen van achtpatronen;\n \n \n •\n De RPAS besturen, waarbij het systeem naar de piloot toe vliegt;\n \n \n •\n Vliegen onder verschillende meteocondities, conform de specificaties van de RPAS-producent;\n \n \n •\n Voor vliegtuigen specifiek: landen onder een hoek van maximaal 45 graden.\n \n \n •\n Deze manoeuvres dienen allemaal met de autopilot uitgevoerd te worden, en als de RPA handmatig bestuurd kan worden, ook handmatig.\n \n \n De operationele vliegtraining heeft betrekking op de benodigde vaardigheden ten behoeve van het uitvoeren van de operatie en bestaat uit:;\n \n \n •\n Voorbereiding van de operatie en de vlucht, conform het operations manual;\n \n \n •\n Het vliegen onder druk van de klant;\n \n \n •\n Het uitvoeren van een complexe operatie binnen de EVLOS-grenzen;\n \n \n •\n Omgaan met faalcondities tijdens de vlucht, zoals oriëntatieverlies, contactverlies met het satellietsysteem en het falen van noodsystemen;\n \n \n •\n Ervaring met RPAS specifieke voorzieningen zoals bijvoorbeeld verlichting, zichtcamerasystemen en andere visuele hulpmiddelen;\n \n \n •\n In staat zijn om verantwoord te kunnen vliegen als er windvlagen zijn en met name in staat zijn om op basis van de wind omstandigheden te beslissen of vliegen verantwoord is;\n \n \n •\n Beheersing van de procedure om de verantwoordelijkheid voor het voorkomen van botsingen met andere luchtvaartuigen over te dragen van de bestuurder op de waarnemer en van de waarnemer op de bestuurder;\n \n \n •\n Beheersing van crew management.\n \n \n De ervaring moet opgedaan zijn onder toezicht van een FI (RPA) in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan het praktijkexamen.\n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 2\n behorend bij artikel 6\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n datum\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n functies\n \n \n \n \n \n \n \n type RPAS\n \n \n \n \n \n \n \n type vlucht*\n \n \n \n \n \n \n \n registratie\n \n \n \n \n \n \n \n begintijd**\n \n \n \n \n \n \n \n eindtijd**\n \n \n \n \n \n \n \n duur\n \n \n \n \n \n \n \n locatie\n \n \n \n \n \n \n \n paraaf\n \n \n \n \n \n \n \n \n *met type vlucht wordt bedoeld VLOS of EVLOS\n **Met de begintijd en eindtijd wordt het tijdstip bedoeld waarop de vlucht daadwerkelijk begint en eindigt.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 3\n behorend bij artikel 7\n \n \n \n Luchtwaardigheidseisen voor RPAS\n \n Voor het verkrijgen van een speciaal-BVL onder de beperking dat de RPA niet wordt gebruikt boven mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, spoorlijnen of voor motorrijtuigen toegankelijke wegen wordt het RPAS ten minste op de volgende elementen beoordeeld:\n \n \n 1.\n Beschrijving van het RPAS inclusief klasse en type, serienummer, maximale startmassa;\n \n \n 2.\n Technische specificaties inclusief snelheidsinformatie, afmetingen, massa-informatie, zwaartepunt, maximale winduitschieters, maximaal bereik, maximale vluchtduur, gebruikte frequenties voor bediening;\n \n \n 3.\n Driezijdig beeld van het ontwerp inclusief de constructie;\n \n \n 4.\n Specificaties van het grondstation,waaronder minimaal: verstrekte informatie (ten minste: de vlieghoogte AGL of AMSL, de positie van het RPA of de horizontale afstand tot de vlieger of equivalente informatie die ertoe leidt dat het RPA binnen de maximale afstanden blijft), niveau brandstof of batterijcapaciteit en indicatie satellietontvangst), bedieningsmethodes, bedieningsmiddelen;\n \n \n 5.\n Bedradingsdiagram voor alle elektrische componenten inclusief kleuren;\n \n \n 6.\n Vlieghandboek inclusief gebruikslimieten;\n \n \n 7.\n Noodscenarios, waaronder minimaal: control failure, fatal error, engine loss, loss of engine power, low battery voltage, loss of GNSS signal, radio link failure, RPAS communicatie failure, pilot incapacitation; en\n \n \n 8.\n Verklaring van een daartoe erkend bedrijf dat de RPAS technisch voldoende veilig is om operaties conform het operationeel handboek van de operator uit te voeren.\n \n \n Tijdens de keuring van het RPAS worden ten minste de volgende zaken onderzocht:\n \n \n •\n Documentatie\n \n \n •\n De documentatie bevat ten minste de volgende inhoud:\n \n \n o\n Systeemontwerp\n \n \n o\n Onderhoud\n \n \n o\n Operationeel handboek\n \n \n o\n Noodscenarios\n \n \n –\n Link failure\n \n \n –\n Autopilot failure\n \n \n –\n Navigatie failure\n \n \n –\n Uitvallen motor\n \n \n –\n Vlieger onwel\n \n \n \n \n o\n Veiligheidsanalyse\n \n \n o\n Technisch journaal\n \n \n Tijdens de keuring wordt gekeken of de documentatie conform het aangeboden ontwerp is.\n \n \n \n \n •\n Bouw en constructie\n De mechanische toestand van het systeem wordt beoordeeld, waarbij minimaal de volgende zaken worden bekeken:\n \n \n o\n Gebruikte materialen\n \n \n o\n Samenbouw\n \n \n o\n Algehele indruk mechanische afwerking airframe\n \n \n o\n Gewichtsverdeling/zwaartepunt\n \n \n De geschiktheid van het mechanische systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n De bijdrage van het mechanische systeem in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n \n \n •\n Motoren en brandstof\n De bouw van de aandrijvingsysteem en het bijbehorende brandstof systeem worden op correcte werking beoordeeld. De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n De bijdrage van deze systemen in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n \n \n •\n Elektronische systemen\n De volgende componenten worden op correcte werking gecontroleerd:\n \n \n o\n Vluchtcontrole systeem\n \n \n o\n Navigatie systeem\n \n \n o\n Aandrijvingssysteem (servo’s e.d.)\n \n \n o\n Grond station\n \n \n De bijdrage van deze systemen in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Telemetrie systeem\n De correcte werking van het telemetrie systeem wordt gecontroleerd. Hierbij wordt minimaal naar de volgende componenten gekeken:\n \n \n o\n Transceivers grond en lucht\n \n \n o\n Frequentie gebruik\n \n \n De bijdrage van dit systeem in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n \n \n •\n Payload\n De invloed van de payload op de systemen die nodig zijn voor een veilige vluchtuitvoering wordt gecontroleerd. Hierbij worden minimaal de volgende aspecten meegenomen:\n \n \n o\n Elektromagnetische interferentie\n \n \n o\n Mechanische interferentie\n \n \n o\n Gewichtsverdeling\n \n \n De invloed van de payload in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n \n \n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Elektrisch systeem\n De volgende componenten worden op correcte werking gecontroleerd:\n \n \n o\n Batterijen\n \n \n o\n Bedrading\n \n \n o\n Algehele indruk elektrische installatie\n \n \n De bijdrage van het elektrisch systeem in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Grondstation\n De correcte werking van de besturingsorganen en de waarschuwingssystemen worden gecontroleerd. De aanwezigheid van de juiste informatie op het grondstation om de piloot in staat te stellen om de RPA goed te besturen wordt gecontroleerd, zowel op instrumentaanwijzingen als op bedieningsorganen.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Onderhoud\n Als bij het systeem een onderhoudsvoorschrift is geleverd, dan wordt de correcte inhoud van dit voorschrift gecontroleerd.\n \n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 4\n behorend bij artikel 8, lid 3\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n SPECIAL CERTIFICATE OF AIRWORTHINESS\n \n Human Environment and Transport Inspectorate\n Civil Aviation Authority Netherlands\n Correspondence address:\n P.O. Box 575, 2130 AN Hoofddorp, The Netherlands\n \n \n \n \n \n \n \n Registration number: ...\n \n \n ICAO aircraft designator: ...\n \n \n \n \n \n \n 1. Nat. & registration marks:\n \n PH-...\n \n \n \n 2. Manufacturer and manufacturer's designation of aircraft:\n \n ..............................\n \n \n \n 3. Aircraft serial number:\n \n ...\n \n \n \n \n \n 4. Categories:\n \n \n \n \n \n 5. This Special Certificate of Airworthiness is issued pursuant to the Netherlands Act on Aviation for aircraft excluded from the European Regulation (EC) No 216/2008 and also do not comply with the airworthiness requirements of ICAO. The abovementioned aircraft is considered to be airworthy when maintained and operated in accordance with the foregoing and the pertinent operating limitations.\n \n \n \n \n \n Date of issue: ....................\n \n \n \n Signature:\n \n The State Secretary for Infrastructure and the Environment,\n On behalf,\n \n \n \n \n \n Limitations / Remarks:\n \n \n \n \n \n 6. This Special Certificate of Airworthiness is valid up to and including ......, unless revoked.\n \n This certificate shall be carried by the pilot during all flights Document Number: ......\n \n \n \n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 5\n behorend bij artikel 9\n \n \n \n Paragraaf \n 1\n Definities\n \n \n \n Artikel 1\n \n In deze bijlage wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n onderhoud: de revisie, reparatie, inspectie, vervanging, uitvoering van een wijziging, of de herstelling van een defect van een RPAS of luchtvaartuigonderdeel of een combinatie van deze werkzaamheden, met uitzondering van de direct aan elke vlucht voorafgaande inspectie van het RPAS of daarmee gelijk te stellen inspecties;\n \n \n b.\n \n revisie: het weer in goede staat brengen van een RPAS of onderdeel van een RPAS door middel van inspectie en vervanging in overeenstemming met een goedgekeurde norm ter verlenging van de operationele levensduur.\n \n \n \n \n \n \n Paragraaf \n 2\n Onderhoudsprogramma\n \n \n \n Artikel 2\n \n \n \n 1.\n De houder van een RPAS is er voor verantwoordelijk dat een bij dat RPAS behorend onderhoudsprogramma wordt opgesteld, bijgehouden en bij uitvoering van onderhoud wordt gebruikt.\n \n \n 2.\n Een onderhoudsprogramma omvat ten minste de volgende aspecten: inspectieperiodes, inspectiestaten, bedrijfsgegevens, de van toepassing zijnde aanwijzingen van de minister en aanvullende onderhoudsinformatie van de ontwerper.\n \n \n 3.\n Onderhoudsprogramma's worden opgesteld en bijgehouden volgens de meest recente aanbevelingen van de ontwerper van het RPAS.\n \n \n 4.\n Wijzigingen in de aanbevelingen als bedoeld in het derde lid worden tijdig, doch uiterlijk binnen 6 maanden na uitgiftedatum in het onderhoudsprogramma verwerkt.\n \n \n 5.\n Aanwijzingen van de minister in de vorm van onderhoudsaanwijzingen en bijzondere luchtwaardigheidsaanwijzingen worden tijdig verwerkt in het onderhoudsprogramma.\n \n \n 6.\n Indien aanvullende onderhoudsinformatie van de ontwerper van het RPAS afwijkt van een aanwijzing van de minister, prevaleert de aanwijzing van de minister.\n \n \n \n \n \n Artikel 3\n \n \n \n 1.\n Het onderhoudsprogramma wordt beheerd door of namens de houder van het RPAS.\n \n \n 2.\n Het onderhoudsprogramma wordt op verzoek zo spoedig mogelijk toegezonden aan de minister.\n \n \n \n \n \n \n Paragraaf \n 3\n Uitvoering onderhoud\n \n \n \n Artikel 4\n \n \n \n 1.\n Met betrekking tot het onderhoud van een RPAS is de houder verplicht ervoor te zorgen dat de minister op zijn verzoek wordt ingelicht omtrent het tijdstip, waarop met het onderhoud dan wel met bepaalde daartoe behorende werkzaamheden zal worden aangevangen.\n \n \n 2.\n Het onderhoud van een RPAS mag worden uitgevoerd door of onder verantwoordelijkheid van de houder van het RPAS.\n \n \n 3.\n Met betrekking tot het onderhoud aan een RPAS of een onderdeel daarvan is de uitvoerder er voor verantwoordelijk:\n \n \n a.\n dat de organisatie en inrichting van de bij het onderhoud betrokken werkplaatsen, de werkwijzen en controlemethoden, de gereedschappen, de onderhoudsdocumentatie, alsmede de kundigheid van het bij de werkzaamheden betrokken personeel, zodanig zijn dat een goede uitvoering van het onderhoud is gewaarborgd;\n \n \n b.\n dat materialen, onderdelen en halfproducten, alsmede uitrustingsstukken alvorens deze bij het onderhoud te verwerken, zijn:\n \n \n 1°.\n geproduceerd volgens een door de ontwerper van het RPAS goedgekeurde producent, dan wel\n \n \n 2°.\n onderhouden volgens de aanwijzingen van de ontwerper van het RPAS;\n \n \n \n \n c.\n dat het RPAS na het onderhoud aan de in Artikel 6 genoemde luchtwaardigheidseisen voldoet, door het uitvoeren of laten uitvoeren van de inspecties en proeven waaruit blijkt, dat:\n \n \n 1°. \n de vervaardigingswijzen, de samenvoeging en de beproevingswijzen door de ontwerper van het RPAS zijn goedgekeurd of als zodanig zijn aanvaard, en\n \n \n 2°. \n de werking van het RPAS juist is.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Paragraaf\n 4\n Technische administratie luchtvaartuig\n \n \n \n Artikel 5\n \n \n \n 1.\n De houder van een RPAS is tijdens de geldigheidsduur van het voor dat luchtvaartuig afgegeven speciaal-BvL verplicht een technische administratie te voeren ten aanzien van het RPAS en van de volgende onderdelen daarvan:\n \n \n a.\n voortstuwingsinrichtingen;\n \n \n b.\n luchtschroeven;\n \n \n c.\n onderdelen die na revisie of herstelling in het algemeen niet in hetzelfde RPAS zullen worden gemonteerd.\n \n \n \n \n 2.\n In de technische administratie van een RPAS zijn de onderhoudsverklaringen, de certificaten van vrijgave of de certificaten van vrijgave voor gebruik alsmede de onderliggende documenten betreffende de aan het RPAS verrichte werkzaamheden, opgenomen. Deze documenten bevatten, met vermelding van de data, ten minste de gegevens met betrekking tot:\n \n \n a.\n het aantal vlieguren, of cycli, zodanig dat hieruit blijkt hoe lang het RPAS heeft gevlogen sinds de bouw en sinds het laatste periodieke onderhoud;\n \n \n b.\n de technische storingen, de opgelopen schade en de proefvluchten, en\n \n \n c.\n het onderhoud dat het RPAS heeft ondergaan.\n \n \n \n \n 3.\n De gegevens worden beveiligd vastgelegd en mogen niet worden uitgewist, verwijderd of onleesbaar worden gemaakt. De gegevens zijn volledig, duidelijk leesbaar en begrijpelijk.\n \n \n 4.\n De technische administratie van het RPAS en van de onderdelen van het RPAS wordt gevoerd op aanwijzingen van de minister in daartoe bestemde boeken, op daartoe bestemde formulieren of in het daarvoor bestemde techlog systeem.\n \n \n 5.\n Op de boeken, formulieren en andere bescheiden moeten ten minste de benaming, de typeaanduiding, het serienummer en de naam van de fabrikant van het RPAS of het onderdeel worden vermeld.\n \n \n 6.\n Volgboeken en volgkaarten, die ter voortzetting van de reeks aantekeningen worden gebruikt, moeten zijn voorzien van een volgnummer. De bladzijden van de boeken moeten doorlopend genummerd zijn.\n \n \n \n \n \n Artikel 6\n \n Tenzij de minister een andere termijn heeft vastgesteld, wordt de technische administratie onder verantwoordelijkheid van de houder van het RPAS gedurende twee jaren bewaard.\n \n \n \n \n Paragraaf 5. Onderzoek en melding van defecten en gebreken\n \n \n \n Artikel 7\n \n \n \n 1.\n De houder van een RPAS is tijdens de geldigheidsduur van het voor dat RPAS afgegeven speciaal bewijs van luchtwaardigheid verplicht op een door de minister gedaan verzoek het RPAS voor een onderzoek naar de luchtwaardigheid ter beschikking te stellen op een nader door de minister te bepalen tijdstip en plaats, waarbij zoveel mogelijk rekening zal worden gehouden met de belangen van de houder.\n \n \n 2.\n Tijdens een onderzoek als bedoeld in het eerste lid dient de houder:\n \n \n a.\n voldoende en deskundig personeel beschikbaar te stellen om de nodige assistentie te verlenen, alsmede de nodige hulpmiddelen, in het bijzonder voor het onderzoek van de installaties;\n \n \n b.\n te zorgen dat de proeven en proefvluchten die de minister noodzakelijk acht worden uitgevoerd;\n \n \n c.\n te zorgen dat op verzoek van de minister:\n \n \n 1°.\n het gewicht en het zwaartepunt van het RPA wordt bepaald;\n \n \n 2°.\n de technische administratie wordt overgelegd.\n \n \n \n \n \n \n \n \n20153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340320153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340308-10-2015\n \n \n Bijlage\n 6\n behorend bij artikel 10\n \n Het handboek, bedoeld in artikel 11, bevat in ieder geval een duidelijke beschrijving van:\n \n \n •\n de organisatiestructuur, waaronder de instructies die de (eind)verantwoordelijkheid van de bij de vluchtuitvoering betrokken personen in hoofdlijnen aangeven;\n \n \n •\n de standaard werkmethoden, waaronder de procedure voor selectie en inrichting van het start-en landingsterrein met veilige afstanden tot obstakels (inclusief wegen) en personen niet betrokken bij de vlucht, voor het vrijhouden van het gebied waarboven de operatie wordt uitgevoerd van nieuwsgierigen en andere personen niet betrokken bij de vlucht en voor het creëren van een veilig werkgebied en vrij start- en landingsgebied voor de bemanning;\n \n \n •\n het luchtwerk waarop het ROC betrekking heeft;\n \n \n •\n een naar het oordeel van de minister adequate procedure:\n \n \n o\n voor het aanwijzen van de gezagvoerder;\n \n \n o\n voor samenwerking tussen de gezagvoerder en de waarnemer (VLOS);\n \n \n o\n voor samenwerking tussen de gezagvoerder en de waarnemer op afstand (EVLOS);\n \n \n o\n voor operaties binnen een CTR, indien wordt gevlogen binnen een CTR;\n \n \n o\n voor het veilig en zonder gevaar voor derden overvliegen van een in gebruik zijnde weg of spoorlijn waarboven de operatie plaatsvindt;\n \n \n o\n om uiterlijk 24 uur voor de vlucht een NOTAM als bedoeld in artikel 1 van de Regeling burgerluchtvaartinlichtingen te publiceren, waarin de operatie met het RPA bekend wordt gemaakt bij de AIS-unit Schiphol of de AIS-unit AOCS Nieuw Milligen, bedoeld in artikel 1 van de Regeling burgerluchtvaartinlichtingen, indien het vluchten betreft die plaatsvinden boven een hoogte van 40 meter binnen luchtruim waarin laag mag worden gevlogen door civiele of militaire luchtvaartuigen;\n \n \n \n \n •\n de interne normen voor de inzetbaarheid van gezagvoerder, waarnemer en waarnemer op afstand en ‘human factor’ elementen;\n \n \n •\n de procedures ten aanzien van de vluchtvoorbereiding (zoals NOTAMS, indien aan de orde, geldige kaart(en), luchtvaartgids, luchtvaartmeteorologische inlichtingen), waarbij voor de brandweer in plaats van NOTAMS in het kader van de taken, bedoeld in artikel 25, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met d, en tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s, een procedure voor contact met de gemeenschappelijke meldkamer, bedoeld in artikel 35, van de Wet veiligheidsregio’s, kan worden gebruikt;\n \n \n •\n de procedure van de risicoanalyse per vlucht (invloed van specifieke omgeving op veiligheid derden in de lucht en op de grond), rekening houdend met woonbebouwing en industrie via http://bagviewer.geodan.nl/;\n \n \n •\n de wijze waarop een veiligheidsmanagementsysteem is ingevoerd in de organisatie, waaronder de melding van incidenten, de rol van de veiligheidsmanager en de uitgangspunten van de organisatie voor veilig gedrag (minimum het VMS-light); en\n \n \n •\n een veiligheidsanalyse voor de uitvoering van vluchten waarop het ROC betrekking heeft, waarbij operationele aspecten, kwalificaties van de bemanning en technische toestand van het systeem worden meegenomen.\n \n \n20175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247920175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247907-10-2017\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036568/2019-11-07_0/xml/BWBR0036568_2019-11-07_0.xml", "content": "\n Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 23 april 2015, IENM/BSK-2015/11533, houdende de vaststelling van regels voor op afstand bestuurde luchtvaartuigen20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 2.10, eerste lid, 3.24, 4:8 en 5:10, eerste lid, van de Wet luchtvaart, artikel 5, 8, eerste lid, 9, 10 tweede lid, 14, vierde lid, 15, tweede lid, en artikel 16, eerste lid, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, artikel 13, 16 en 18, tweede lid, van het Besluit luchtvaartuigen 2008, artikel 4, artikel 19, derde lid en artikel 20 van het Besluit luchtverkeer 2014 en artikel 4, tweede lid, van het Besluit vluchtuitvoering;\n \n \n BESLUIT:\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n \n §\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n Minister: Minister van Infrastructuur en Milieu\n \n \n \n modelluchtvaartuig: luchtvaartuig, niet in staat een mens te dragen, en uitsluitend gebruikt voor luchtvaartvertoning, recreatie of sport\n \n \n \n RPA: op afstand bestuurd luchtvaartuig (remotely piloted aircraft), onbemand, niet zijnde een modelluchtvaartuig\n \n \n \n Wet:\n Wet luchtvaart\n \n \n \n20153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199507-11-2015\n \n Artikel\n 1a*\n \n Deze regeling berust mede op artikel 5.7, derde lid, van de Wet luchtvaart en op artikel 7, eerste lid, van het Besluit vluchtuitvoering.\n20153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199507-11-2015Abusievelijk voegt de Staatscourant een tweede artikel 1a toe.\n \n Artikel\n 1a\n \n Deze regeling berust mede op artikel 7, eerste lid, van het Besluit vluchtuitvoering.\n20153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340320153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340308-10-201520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199521-10-2015\n \n \n §\n 2\n Personeel\n \n \n Artikel\n 2\n Bijzondere bevoegdverklaringen voor RPA\n \n De Minister kan op aanvraag de volgende bijzondere bevoegdverklaringen afgeven voor de besturing van een RPA waarvan de totale startmassa niet meer dan 150kg bedraagt:\n \n \n a.\n bevoegdverklaring voor werkzaamheden met een RPA anders dan boven mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, spoorlijnen, in gebruik zijnde autosnelwegen en autowegen, of wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt (unpopulated area);\n \n \n b.\n klassebevoegdverklaring voor vliegtuigen (A), helikopters (H) of andere categorieën (OA) waarvan de totale startmassa 25 kg of minder bedraagt;\n \n \n c.\n klassebevoegdverklaring voor vliegtuigen (A), helikopters (H) of andere categorieën (OA) waarvan de totale startmassa meer dan 25 kg maar niet meer dan 150 kg bedraagt;\n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 3\n Eisen voor afgifte bewijs van bevoegdheid, algemene bevoegdverklaring en bijzondere bevoegdverklaring\n \n \n 1\n Een RPA-L met daarop weergegeven de algemene bevoegdverklaring VLOS of EVLOS wordt afgegeven indien de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de voor het betreffende type operatie benodigde eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.\n \n \n 2\n De algemene bevoegdverklaring FI (RPA), bedoeld in artikel 3, zesde lid, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, wordt afgegeven indien de aanvrager:\n \n \n a.\n houder is van een RPA-L, met daarop weergegeven de algemene bevoegdverklaring(en) en de bijzondere bevoegdverklaring(en) waarvoor onderricht wordt gegeven; en\n \n \n b.\n ten minste acht uren ervaring heeft als gezagvoerder in de periode van twee jaar onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag.\n \n \n \n \n 3\n De bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt afgegeven indien de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de voor de in dit artikelonderdeel bedoelde werkzaamheden benodigde eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.\n \n \n 4\n De klassebevoegdverklaringen, bedoeld in artikel 2, onderdelen b en c, worden afgegeven indien de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de voor operaties met RPA’s in de betreffende klasse benodigde eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 4\n Geldigheidsduur en eisen voor verlenging algemene en bijzondere bevoegdverklaringen\n \n \n 1\n De geldigheidsduur van de algemene bevoegdverklaring FI (RPA) kan worden verlengd, indien de aanvrager:\n \n \n a.\n houder is van een RPA-L, met daarop weergegeven de algemene bevoegdverklaring(en) en de bijzondere bevoegdverklaring(en) waarvoor onderricht wordt gegeven; en\n \n \n b.\n ten minste twaalf uren ervaring heeft als gezagvoerder in de periode van twee jaar onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag.\n \n \n \n \n 2\n De geldigheidsduur van de bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt ten hoogste twee jaren en kan vervolgens steeds met twee jaren worden verlengd, indien de aanvrager heeft aangetoond dat hij\n in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van de aanvraag om verlenging ten minste twee uren per jaar ervaring heeft verkregen met de werkzaamheden waarvoor de bijzondere bevoegdverklaring vereist is.\n \n \n 3\n De geldigheidsduur van de bijzondere bevoegdverklaringen, bedoeld in artikel 2, onderdelen b en c, bedraagt ten hoogste twee jaren en kan vervolgens steeds met twee jaren worden verlengd, indien de aanvrager heeft aangetoond dat hij in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van de aanvraag om verlenging ten minste twee uren per jaar ervaring heeft verkregen met operaties met een RPA in de betreffende klasse.\n \n \n 4\n De ervaring, bedoeld in het tweede en derde lid, moet zijn verkregen tijdens ten minste zes vluchten, die op zes verschillende dagen zijn uitgevoerd, waarvan de laatste drie vluchten hebben plaatsgevonden in de periode van negentig dagen onmiddellijk voorafgaande aan de datum van aanvraag.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 5\n Wederafgifte bijzondere bevoegdverklaring\n \n Voor wederafgifte van de bijzondere bevoegdverklaringen, bedoeld in artikel 2, is vereist dat de aanvrager heeft aangetoond dat hij:\n \n \n a.\n in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van aanvraag om wederafgifte ten minste twee uren ervaring per jaar heeft verkregen met de werkzaamheden waarvoor de bijzondere bevoegdverklaring is vereist tijdens ten minste zes vluchten, die op zes verschillende dagen zijn uitgevoerd; en\n \n \n b.\n de aanvrager een praktijkexamen heeft afgelegd dat de uitvoering bevat van de werkzaamheden waarvoor de bijzondere bevoegdverklaring is gewenst en dat is uitgevoerd met een luchtvaartuig in de klasse waarvoor de klassebevoegdverklaring is gewenst.\n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 6\n Bijhouden logboek\n \n De houder van een RPA-L en de leerling-vlieger houden de gegevens van door hem uitgevoerde vluchten bij in een logboek waarvan het model gelijk is aan het in bijlage 2 bij deze regeling opgenomen model.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n §\n 3\n Luchtwaardigheid\n \n \n Artikel\n 7\n Afgifte speciaal-BvL en geluidverklaring\n \n \n 1\n Een speciaal-BvL wordt aangevraagd door indiening bij de minister van een volledig ingevuld en ondertekend formulier, waarvan exemplaren kosteloos bij de minister zijn te verkrijgen.\n \n \n 2\n Aan de houder van een RPA, waarvan de startmassa niet meer dan 150 kg bedraagt, kan een speciaal-BvL worden afgegeven indien bij de aanvraag een, door een daartoe erkend bedrijf afgegeven, acceptatierapport betreffende de BvL-acceptatiekeuring is overgelegd, waaruit blijkt dat het luchtvaartuig voldoet aan de in bijlage 3 van deze regeling opgenomen luchtwaardigheidseisen.\n \n \n 3\n Het model van het speciaal-BvL is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 4.\n \n \n 4\n Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de geluidverklaring.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 8\n Verlenging speciaal-BvL\n \n \n 1\n Voor het verlengen van de termijn van geldigheid van het speciaal-BvL wordt door de houder een aanvraag ingediend bij de minister door middel van een volledig en ondertekend formulier, waarvan exemplaren kosteloos bij de minister verkrijgbaar zijn.\n \n \n 2\n De aanvraag wordt vergezeld van een verklaring van de houder waaruit blijkt dat het luchtvaartuig nog steeds voldoet aan de in artikel 7, tweede lid, bedoelde eisen en is onderhouden overeenkomstig de in artikel 9 bedoelde eisen.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 9\n Onderhoud\n \n Onderhoud van een Nederlands RPAS geschiedt overeenkomstig de in bijlage 5 neergelegde eisen.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 9a\n Buitenlandse RPA’s\n \n \n 1\n Dit artikel is van toepassing op RPA’s die geregistreerd zijn in een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte.\n \n \n 2\n De Minister verleent op grond van artikel 3.21 van de Wet luchtvaart ontheffing van het verbod een vlucht uit te voeren met een RPA die niet is voorzien van een geldig bewijs van luchtwaardigheid, indien de RPA voldoet aan eisen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de in deze paragraaf gestelde eisen wordt nagestreefd.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n §\n 4\n Vluchtuitvoering\n \n \n Artikel\n 10\n Eisen aan uitvoering van vluchten\n \n \n 1\n De organisatie die vluchten uitvoert met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 150 kg bedraagt beschikt over:\n \n \n a.\n een handboek, dat voldoet aan de in bijlage 6 opgenomen eisen;\n \n \n b.\n een speciaal-BvL met betrekking tot de RPA’s waarmee de vlucht wordt uitgevoerd;\n \n \n c.\n een bewijs van bevoegdheid voor de bestuurders die de in onderdeel b bedoelde RPA’s besturen; en\n \n \n d.\n een verzekering tegen de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor dood of letsel van derden of andere schade toegebracht aan derden.\n \n \n \n \n 2\n De organisatie, bedoeld in het eerste lid, draagt er zorg voor dat de Inspectie Leefomgeving en Transport beschikt over de actuele versie van het handboek, bedoeld in het eerste lid.\n \n \n 3\n Vluchten met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 150 kg bedraagt worden uitgevoerd met inachtneming van het handboek, bedoeld in het eerste lid.\n \n20175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247920175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247907-10-2017\n \n Artikel\n 10a\n Eisen aan uitvoering van vluchten met RPA’s van niet meer dan 4 kg\n \n \n 1\n Dit artikel is van toepassing op VFR-vluchten met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 4 kg bedraagt, die onder de volgende operationele beperkingen worden uitgevoerd:\n \n \n a.\n de vlucht wordt uitgevoerd tot een afstand van maximaal 100 meter horizontaal van de bestuurder;\n \n \n b.\n de vlucht wordt uitgevoerd tot een hoogte van maximaal 40 meter (131 ft) boven de grond of het water binnen het deel van het luchtruim waarin laag mag worden gevlogen door civiele of militaire luchtvaartuigen;\n \n \n c.\n de vlucht wordt uitgevoerd tot een hoogte van maximaal 50 meter (165 ft) boven de grond of het water in ander dan het in onderdeel b bedoelde deel van het luchtruim; \n \n \n d.\n de vlucht wordt uitgevoerd tot een afstand van minimaal 50 meter horizontaal van mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, in gebruik zijnde autosnelwegen en autowegen, in gebruik zijnde wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt, spoorlijnen, vaartuigen en voertuigen; en\n \n \n e.\n de vlucht wordt uitgevoerd in luchtruim met klasse G onder de geldende luchtverkeersregels.\n \n \n \n \n 2\n De uitvoering van VFR-vluchten met een RPA als bedoeld in het eerste lid, onder de in dat lid bedoelde beperkingen is ook toegestaan, indien de organisatie die deze vluchten uitvoert, in plaats van over de in artikel 10, eerste lid, bedoelde documenten, beschikt over:\n \n \n a.\n een geldig bewijs van inschrijving als bedoeld in artikel 3.5 van de wet;\n \n \n b.\n een speciaal-BvL dan wel een ontheffing van de verplichting te beschikken over een speciaal-BvL met betrekking tot de RPA’s waarmee de vlucht wordt uitgevoerd;\n \n \n c.\n een door de minister afgegeven bewijs van bevoegdheid dan wel een ontheffing van de verplichting te beschikken over een bewijs van bevoegdheid voor de bestuurders die de in onderdeel b bedoelde RPA’s besturen; en\n \n \n d.\n een verzekering tegen de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor dood of letsel van derden of andere schade toegebracht aan derden.\n \n \n \n \n 3\n \n Artikel 10, tweede en derde lid, is niet van toepassing op de uitvoering van vluchten met een RPA als bedoeld in het eerste lid, onder de in dat lid bedoelde beperkingen.\n \n20175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247920175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247907-10-2017\n \n Artikel\n 11\n Eisen voor afgifte ROC voor vluchten tegen vergoeding\n \n \n 1\n Een ROC wordt afgegeven indien de aanvrager beschikt over de in artikel 10, eerste lid, bedoelde documenten, met dien verstande dat het handboek door de minister is goedgekeurd.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid wordt een ROC voor de uitvoering van vluchten met een RPA als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder de in dat lid bedoelde beperkingen afgegeven, indien de aanvrager beschikt over de in artikel 10a, tweede lid, bedoelde documenten.\n \n20162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521720162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521701-07-2016\n \n Artikel\n 12\n Documenten\n \n De door de gezagvoerder mee te voeren documenten, bedoeld in artikel 4.8 van de wet, zijn:\n \n \n a.\n het bewijs van inschrijving, bedoeld in artikel 3.5 van de wet;\n \n \n b.\n het bewijs van bevoegdheid of bewijs van gelijkstelling, bedoeld in artikel 2.1 van de wet, dan wel de ontheffing van de verplichting om over deze documenten te beschikken;\n \n \n c.\n het bewijs van luchtwaardigheid, bedoeld in artikel 3.8 van de wet, dan wel de ontheffing van de verplichting om over dit document te beschikken;\n \n \n d.\n de geluidverklaring, bedoeld in artikel 3.19c van de wet, dan wel de ontheffing van de verplichting om over dit document te beschikken; en\n \n \n e.\n het ROC, bedoeld in artikel 2 van het Besluit vluchtuitvoering.\n \n \n20162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521720162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521701-07-201620162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521720162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521730-05-2016\n \n \n §\n 5\n Deelname aan het luchtverkeer\n \n \n Artikel\n 13\n Zichtafstand\n \n \n 1\n Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA buiten zichtafstand van de bestuurder of een waarnemer.\n \n \n 2\n Onverminderd het eerste lid, is het verboden een VFR-vlucht uit te voeren op een afstand van meer dan 500 meter van de bestuurder of een waarnemer.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 14\n VFR-vlieghoogte\n \n \n 1\n Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA hoger dan 120 meter (400 ft) boven de grond of het water.\n \n \n 2\n De Minister van Infrastructuur en Milieu verleent ontheffing van het verbod, bedoeld in het eerste lid, indien de vlucht wordt uitgevoerd voor het verrichten van luchtwerk met betrekking tot een vaartuig, voertuig, gebouw of kunstwerk en deze vlucht op grond van het ROC mag worden uitgevoerd.\n \n \n 3\n De minimumvlieghoogtes voor VFR-verkeer, bedoeld in paragraaf SERA.5005 van verordening (EU) nr. 923/2012 zijn niet van toepassing op vluchten met een RPA.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 15\n Afstand tot mensenmenigten, bebouwing, spoorlijnen of wegen\n \n \n 1\n Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA waarvan de totale massa meer dan 25 kg bedraagt, binnen 150 meter horizontaal van mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing, in gebruik zijnde autosnelwegen, in gebruik zijnde autowegen, of in gebruik zijnde wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt.\n \n \n 2\n Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA waarvan de totale massa ten hoogste 25 kg bedraagt, binnen een afstand horizontaal van mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, in gebruik zijnde autosnelwegen en autowegen, in gebruik zijnde wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt, spoorlijnen, voertuigen en vaartuigen:\n \n \n 1°\n van 25 meter, indien het een RPA in de categorie helikopters (H) betreft; en\n \n \n 2°\n van 50 meter, indien het een RPA in de categorie vliegtuigen (A) of een andere categorie dan helikopters of vliegtuigen (OA) betreft.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het eerste lid, is het toegestaan een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA waarvan de totale massa meer dan 25 kg bedraagt tot 50 meter horizontaal van industrie- en havengebieden.\n \n \n 4\n Onverminderd het eerste lid, is het verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA waarvan de totale massa meer dan 25 kg bedraagt binnen 50 meter horizontaal van vaartuigen, voertuigen, kunstwerken en spoorlijnen.\n \n \n 5\n De Minister van Infrastructuur en Milieu verleent ontheffing van het verbod, bedoeld in het eerste, tweede en vierde lid, indien de vlucht wordt uitgevoerd voor het verrichten van luchtwerk met betrekking tot een vaartuig, voertuig, gebouw, kunstwerk, spoorlijn of weg en deze vlucht op grond van het ROC mag worden uitgevoerd.\n \n20175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247920175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247907-10-2017\n \n Artikel\n 15a\n Voorrangsregels\n \n \n 1\n Op afstand bestuurde luchtvaartuigen verlenen voorrang aan vliegtuigen, helikopters, zweeftoestellen, vrije ballonnen en luchtschepen.\n \n \n 2\n In alle overige gevallen dat twee luchtvaartuigen kruisen op of omstreeks hetzelfde niveau, verleent het luchtvaartuig dat het andere aan zijn rechterzijde heeft, voorrang.\n \n20153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199507-11-2015\n \n Artikel\n 15aa\n Zichtafstand, VFR-vlieghoogte en afstand tot mensenmenigten, bebouwing, spoorlijnen of wegen voor vluchten met RPA’s van niet meer dan 4 kg\n \n \n 1\n Indien de organisatie die VFR-vluchten uitvoert met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 4 kg bedraagt, in plaats van over de in artikel 10, eerste lid, bedoelde documenten, beschikt over de in artikel 10a, tweede lid, bedoelde documenten, is het in afwijking van de artikelen 13, 14, eerste lid, en 15, eerste en derde lid, verboden de vlucht uit te voeren:\n \n \n a.\n buiten een afstand van 100 meter horizontaal van de bestuurder;\n \n \n b.\n hoger dan 40 meter (131 ft) boven de grond of het water binnen het deel van het luchtruim als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel b; \n \n \n c.\n hoger dan 50 meter (165 ft) boven de grond of het water in ander dan het in onderdeel b bedoelde deel van het luchtruim;\n \n \n d.\n binnen een afstand van 50 meter horizontaal van mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, in gebruik zijnde autosnelwegen en autowegen, in gebruik zijnde wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt, spoorlijnen, vaartuigen en voertuigen; en\n \n \n e.\n in ander luchtruim dan luchtruim met klasse G.\n \n \n \n \n 2\n Indien de organisatie die VFR-vluchten uitvoert met een RPA als bedoeld in het eerste lid, in plaats van over de in artikel 10, eerste lid, bedoelde documenten, beschikt over de in artikel 10a, tweede lid, bedoelde documenten, is artikel 2, onderdeel h, van de Regeling modelvliegen van overeenkomstige toepassing op deze vluchten, met dien verstande dat de vluchten plaatsvinden met inachtneming van artikel 15aa, eerste lid, aanhef en onderdelen b en c.\n \n20175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247920175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247907-10-2017\n \n Artikel\n 15b\n Aanwijzing RPA’s\n \n RPA’s worden aangewezen als onbemande luchtvaartuigen als bedoeld in artikel 5.7, derde lid, van de Wet luchtvaart, aan boord waarvan zich geen gezagvoerder bevindt.\n20153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199507-11-2015\n \n Artikel\n 16\n Beperkingen luchtverkeer binnen plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden\n \n \n 1\n De uitoefening van het luchtverkeer met een RPA is verboden:\n \n \n a.\n in Maastricht CTR, Lelystad CTR 1 en Lelystad CTR 2, Eelde CTR, Rotterdam CTR en het boven Nederlands grondgebied gelegen deel van de Niederrhein CTR, bedoeld in artikel 5 van de Regeling luchtverkeersdienstverlening, binnen een afstand van 5.600 meter van het luchthaven referentiepunt\n \n \n b.\n in Schiphol CTR, bedoeld in artikel 5 van de Regeling luchtverkeersdienstverlening, met uitzondering van het gebied gelegen binnen een afstand van 3.700 meter van de laterale begrenzing van Schiphol CTR 1 die is opgenomen in de luchtvaartgids, hoofdstuk AD 2.\n \n \n \n \n 2\n In afwijking van artikel 14 en onverminderd het eerste lid, is het verboden een VFR-vlucht met een RPA uit te voeren hoger dan 45 meter (150 ft) boven de grond of het water binnen de plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste en tweede lid, geldt niet voor vluchten in Eelde CTR die worden uitgevoerd ten behoeve van experimenten met betrekking tot de integratie van op afstand bestuurde luchtvaartuigen in gecontroleerd luchtruim.\n \n \n 4\n Onverminderd het eerste lid, geldt het verbod, bedoeld in het tweede lid, niet voor vluchten die worden uitgevoerd voor het verrichten van luchtwerk met betrekking tot obstakels gelegen in Maastricht CTR, Lelystad CTR 1 en Lelystad CTR 2, Eelde CTR en Rotterdam CTR binnen een straal van 25 meter rond deze obstakels en tot maximaal 5 meter boven het hoogste punt van deze obstakels.\n \n20195880804-11-201901-11-2019IENW/BSK-2019/4369920195880804-11-201901-11-2019IENW/BSK-2019/4369907-11-2019\n \n Artikel\n 16a\n Uitzondering voor vluchten buiten de daglichtperiode\n \n \n Artikel 2.2. van de Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014 is van overeenkomstige toepassing op het uitvoeren van een vlucht door de brandweer buiten de daglichtperiode ten behoeve van de taken, bedoeld in artikel 25, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met d, en tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s, en de opleiding en training die nodig zijn voor de veilige uitvoering van een dergelijke vlucht, met dien verstande dat wordt voldaan aan het voorschrift dat voor en tijdens het uitvoeren van de vlucht contact wordt onderhouden met de gemeenschappelijke meldkamer, bedoeld in artikel 35 van de Wet veiligheidsregio’s in plaats van aan het voorschrift, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel b, van de Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014,\n20153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340320153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340308-10-2015\n \n Artikel\n 17\n \n De artikelen 13 tot en met 16 zijn niet van toepassing op vluchten met militaire RPA’s.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521720162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521730-05-2016\n \n \n §\n 6\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 18\n Wijziging Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008\n \n \n Wijzigt de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 19\n Wijziging Regeling modelvliegen\n \n \n Wijzigt de Regeling modelvliegen.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 20\n Wijziging Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001\n \n \n Wijzigt de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 21\n Wijziging Regeling tarieven luchtvaart 2008\n \n \n Wijzigt de Regeling tarieven luchtvaart 2008.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 22\n Wijziging Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen\n \n \n Wijzigt de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 23\n Wijziging Regeling vluchtuitvoering\n \n \n Wijzigt de Regeling vluchtuitvoering.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 24\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 25\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,W.J.Mansveld\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 1\n behorend bij artikel 3\n \n \n \n 1\n Introductie\n \n Eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring voor het verkrijgen van een RPA-L met de daarbij horende algemene bevoegdverklaringen en bijzondere bevoegdverklaringen.\n Daar waar nodig zijn specifieke leerdoelen voor besturing van vliegtuig, helikopter of andere luchtvaartuigen expliciet aangegeven. De overige leerdoelen zijn generiek van toepassing op RPA’s. Bij de toepassing van de leerdoelen wordt de specifiek voor de desbetreffende configuratie benodigde kennis aangeboden.\n De eisen opgenomen onder de volgende onderdelen zijn afhankelijk van de categorie luchtvaartuig:\n \n \n •\n RPAS algemene kennis (onderdeel 2)\n \n \n •\n Vluchtprinciples (onderdeel 3)\n \n \n •\n Vliegprestaties en vluchtvoorbereiding (onderdeel 4)\n \n \n \n \n \n A\n Kenniseisen\n \n \n \n 2\n RPAS algemene kennis\n \n \n \n 2.1\n RPAS\n \n \n \n •\n De kandidaat weet de hoofdcomponenten van de categorie RPA te noemen. Hij kan de functies van deze componenten verklaren en globaal hun opbouw omschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kent de primaire stuurorganen en kan de werkwijze ervan verklaren.\n \n \n •\n De kandidaat weet de hoofdcomponenten van de RPA te noemen,voor de categorie waarvoor hij opgeleid wordt. Hij kan de functies van deze componenten verklaren en globaal hun constructie beschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kent de krachten die op een casco kunnen werken en hun invloed op dat casco voor de categorie waarvoor hij opgeleid wordt. Hij kent de relatie tussen massa en kracht en kan het begrip veiligheidsfactor verklaren.\n \n \n \n \n \n 2.2\n Voortstuwingsinrichting\n \n \n \n •\n De kandidaat kan het principe van de elektrische motor, de (viertakt) verbrandingsmotor en gasturbine motor verklaren en kent alle (hoofd)onderdelen van deze motor. Hij kent de verschillende types RPAS-motoren.\n \n \n •\n De kandidaat kan een globale beschrijving geven van bestaande brandstofsystemen in gebruik bij een RPA.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de algemene principes van bediening van de diverse motoren.\n \n \n \n \n \n 2.3\n Systemen\n \n \n Elektrisch systeem\n \n \n \n •\n De kandidaat kent alle algemene componenten in het elektrisch systeem en kan hun functie verklaren.\n \n \n •\n De kandidaat weet welke algemene systemen van elektriciteit worden voorzien.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met type, eigenschappen en capaciteit van een batterij (accu).\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met beveiligingssystemen die in het elektrisch systeem gebruikt worden.\n \n \n \n Rotor systeem\n \n \n \n •\n De kandidaat kan de verschillende onderdelen van een rotorsysteem benoemen.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de procedure en criteria voor het afstellen van de rotorbladen.\n \n \n \n Instrumenten Algemeen\n \n De kandidaat kan de volgende instrumenten globaal en type specifiek beschrijven, inclusief de achterliggende meetprincipes:\n \n \n •\n Luchtsnelheidsmeter;\n \n \n •\n Hoogtemeter;\n \n \n •\n Stijg-/daalsnelheidsmeter;\n \n \n •\n Gyroscopen / IMU;\n \n \n •\n Kunstmatige horizon;\n \n \n •\n Magnetisch kompas;\n \n \n •\n Motorinstrumenten;\n \n \n •\n Waarschuwingsindicatoren;\n \n \n •\n GPS.\n \n \n \n \n \n 2.4\n Data link\n \n \n \n •\n De kandidaat kent de frequenties die mogen worden gebruikt voor data links.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de algemene eigenschappen van data link frequenties en datalink apparatuur, waaronder tevens factoren betreffende de capaciteit (bandbreedte) en elektromagnetische compatibiliteit en interferentie.\n \n \n \n \n \n \n 3\n Vluchtprincipes\n \n \n Verdeling van de vier krachten\n \n \n \n •\n De kandidaat kan de vier krachten en bijbehorende mechanische begrippen als zwaartepunt, kracht, arm, moment en evenwicht, die tijdens de vlucht op een luchtvaartuig werken, benoemen en interpreteren.\n \n \n \n Stuurorganen\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de besturingsorganen, hun werkwijze en hun effecten op de beweging van het onbemande luchtvaartuig voor de categorie waarvoor hij opgeleid wordt.\n \n \n •\n De kandidaat kan de begrippen ‘langsas’, ‘dwarsas’ en ‘topas’ definiëren in relatie tot een luchtvaartuig en de bewegingen rond deze assen benoemen.\n \n \n \n Aerodynamica\n \n De kandidaat is bekend met aerodynamische effecten die de vlucht mogelijke maken, dan wel nadelig kunnen beïnvloeden, zoals bijvoorbeeld overtrek.\n \n \n \n 4\n Vliegprestaties\n \n \n \n 4.1\n Massa en zwaartepunt\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de invloed van massa en zwaartepunt op de vliegprestaties en kan de basisbegrippen definiëren en uitleggen.\n \n \n •\n De kandidaat kan omschrijven wat de beperkingen zijn voor maximaal start- en maximaal landingsgewicht.\n \n \n •\n De kandidaat kan aangeven wat de effecten van overgewicht of verschoven zwaartepunt van het onbemand luchtvaartuig (kunnen) zijn op de constructie van het luchtvaartuig en op de vliegprestaties.\n \n \n \n \n \n 4.2\n Prestaties\n \n De kandidaat kan de factoren benoemen die van belang zijn voor de vliegprestaties tijdens diverse vluchtfasen (start, vlucht, landing).\n \n \n \n \n 5\n Luchtvaartregelgeving\n \n \n \n 5.1\n De Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) en het Verdrag inzake internatonale burgerluchtvaart\n \n De kandidaat is bekend met de internationale burgerluchtvaartorganisatie, ICAO, haar rol in de internationale luchtvaartwetgeving en kan aangeven welke ICAO voorschriften voor de uitvoering van vluchten met RPAS van belang zijn.\n \n \n \n 5.2\n Luchtverkeersregels en luchtverkeersdiensten\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de van toepassing zijnde Nederlandse voorschriften, waaronder:\n \n \n o\n deze regeling.\n \n \n o\n de inschrijving van Nederlands geregistreerde luchtvaartuigen in een openbaar luchtvaartuigregister.\n \n \n o\n de artikelen 2.12, 5.3 en 5.8 van de Wet luchtvaart aangaande de verboden betreffende:\n \n \n –\n Het op zodanige wijze aan het luchtverkeer deelnemen dat personen of zaken in gevaar kunnen worden gebracht\n \n \n –\n Het verrichten van werkzaamheden terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof dat het gebruik daarvan de vaardigheid voor het verrichten van die werkzaamheden kan verminderen\n \n \n –\n Een vlucht uit te voeren zonder kennis te nemen van alle gegevens en inlichtingen die voor de uitvoering van de vlucht van belang zijn.\n \n \n \n \n o\n de Regeling modelvliegen.\n \n \n o\n de restricties met betrekking tot het gebruik van frequenties.\n \n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de voornaamste definities en bepalingen aangaande luchtverkeersregels (SERA en Besluit luchtverkeer 2014) en luchtverkeersdiensten.\n \n \n •\n De kandidaat kan de drie categorieën regels (Rules of the Air) noemen die worden onderscheiden bij de vluchtuitvoering in de lucht en op luchtvaartterreinen.\n \n \n •\n De kandidaat kan de voorrangsregels, met inbegrip van de voorrangsregels op luchtvaartterreinen, beschrijven en toepassen.\n \n \n •\n De kandidaat kan de zichtvliegvoorschriften beschrijven met speciale nadruk op minimum vereist vliegzicht en afstand tot de wolken in luchtruim met klassen G,C en D;\n \n \n •\n De kandidaat kan een beknopte uitleg geven over de eisen aangaande bescheiden bij het grondstation van een luchtvaartuig.\n \n \n •\n De kandidaat weet de diverse luchtvaartpublicaties te benoemen en te gebruiken in de vluchtvoorbereiding.\n \n \n •\n De kandidaat kan een overzicht geven van de luchtverkeersdiensten.\n \n \n \n \n \n \n 6\n Meteorologie\n \n \n \n •\n De kandidaat kan een globale beschrijving geven van de opbouw en samenstelling van de atmosfeer.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met meteorologische fenomenen zoals druk, wind, mist, ijs en onweer en kan de invloed van deze fenomenen op een vlucht beschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kan globaal de organisatie van de luchtvaart meteorologische diensten in de wereld beschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kan de informatie inventariseren die een piloot in het algemeen kan ontvangen van een luchtvaart meteorologische dienst\n \n \n o\n tijdens de vluchtvoorbereiding;\n \n \n o\n gedurende de vlucht.\n \n \n \n \n \n \n \n 7\n Menselijke prestaties en beperkingen\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met elementaire begrippen uit de fysiologie zoals zicht en gehoor en kan de relevantie van deze begrippen voor het uitvoeren van een vlucht met een RPAS aangeven.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met elementaire begrippen uit de psychologie als informatiebronnen en -verwerking, beslissingsprocessen, stress, inzicht en besluitvorming en kan de relevantie van deze begrippen voor het uitvoeren van een vlucht met een RPAS aangeven.\n \n \n \n \n \n 8\n Vliegen en gezondheid\n \n De kandidaat kan de belangrijkste risico’s en bijwerkingen noemen van het gebruik van:\n \n \n •\n vrij verkrijgbare medicijnen tegen verkoudheid, griep, hooikoorts en andere allergieën, met de nadruk op medicijnen die antihistaminepreparaten bevatten;\n \n \n •\n alcohol, voorgeschreven medicijnen en drugs, zelfstandig of in combinatie, die van invloed kunnen zijn op de besturing van een RPA.\n \n \n De kandidaat kan de voor de besturing van een RPA belangrijkste risico’s noemen van:\n \n \n •\n oververmoeidheid;\n \n \n •\n stress.\n \n \n \n \n \n 9\n Navigatie\n \n \n \n •\n De kandidaat kan, met behulp van de ICAO-kaart 1:500000 en andere beschikbare middelen (bijvoorbeeld AIP, NOTAM en meteo) zijn vlucht op adequate wijze voorbereiden;\n \n \n •\n De kandidaat weet wat GNSS betekent, kent de toepassing van GNSS en kan het werkingsprincipe beschrijven;\n \n \n •\n De kandidaat kent de fouten die op kunnen treden binnen het GNSS en is bekend met de nauwkeurigheid van het systeem en kan de invloed daarvan op de operatie vertalen;\n \n \n •\n De kandidaat kent de factoren die ontvangstbereik en nauwkeurigheid kunnen beïnvloeden.\n \n \n \n \n \n 10\n Operaties\n \n \n \n 10.1\n Operationele procedures\n \n \n ICAO Annex 6, Deel II – Bediening van het luchtvaartuig\n \n \n \n •\n De kandidaat kan een overzicht geven van de taken en verantwoordelijkheden van de gezagvoerder met betrekking tot:\n \n \n o\n Het naleven van de regelgeving en procedures;\n \n \n o\n De veiligheid van RPAS-vliegers;\n \n \n o\n Het melden van luchtvaartongevallen;\n \n \n o\n Het gebruik van alcohol, drugs en psychotrope geneesmiddelen;\n \n \n o\n De vluchtvoorbereiding;\n \n \n o\n De vluchtuitvoering;\n \n \n o\n Het melden van ongevallen en incidenten.\n \n \n \n \n •\n De kandidaat kan een overzicht geven van de documenten en handboeken (manuals) die tijdens alle vluchten aanwezig moeten zijn bij het grondstation.\n \n \n \n \n \n 10.2\n RPAS-operaties\n \n De kandidaat is bekend met de Nederlandse voorschriften voor vluchtuitvoering, inclusief toezicht en naleving.\n \n \n \n \n \n B\n Bedrevenheidseisen\n \n Bedrevenheid op de in paragraaf 11 genoemde onderdelen. Deze bedrevenheid moet, nadat men aan de kenniseisen heeft voldaan, worden aangetoond tijdens een praktijkexamen. Het praktijkexamen betreft de uitvoering met een RPA van het type operatie waarvoor een algemene bevoegdverklaring is gewenst (VLOS, EVLOS), van de werkzaamheden waarvoor een bijzondere bevoegdverklaring is gewenst en met het klasse luchtvaartuig waarvoor een klassebevoegdverklaring is gewenst. Het praktijkexamen ten behoeve van de algemene bevoegdverklaring EVLOS is inclusief het gebruik van een waarnemer.\n \n \n \n C\n Ervaringseisen\n \n \n \n 11\n Praktijkervaring\n \n \n Eisen aan praktische ervaring voor de algemene bevoegdverklaring VLOS in combinatie met de bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a:\n \n De praktische opleidingseisen bestaan uit de onderdelen ‘basis vliegtechnieken’ en ‘operationele vliegtraining’. Beide onderdelen vragen om de beheersing van een aantal vaardigheden.\n De vereiste vaardigheden voor de basis vliegtechnieken bestaan uit:\n \n \n •\n Vaste manoeuvres, inclusief het maken van bochten linksom en rechtsom;\n \n \n •\n Het vliegen van achtpatronen;\n \n \n •\n De RPAS besturen, waarbij het systeem naar de piloot toe vliegt;\n \n \n •\n Vliegen onder verschillende meteocondities, conform de specificaties van de RPAS-producent;\n \n \n •\n Voor vliegtuigen specifiek: landen onder een hoek van maximaal 45 graden;.\n \n \n Deze manoeuvres dienen allemaal, zowel handmatig, in het geval de RPAS deze besturingsmode heeft, als met de autopilot uitgevoerd te worden.\n De operationele vliegtraining heeft betrekking op de benodigde vaardigheden ten behoeve van het uitvoeren van de operatie en bestaat uit:\n \n \n •\n Voorbereiding van de operatie en de vlucht, conform het operations manual;\n \n \n •\n Het vliegen onder druk van de klant;\n \n \n •\n Het uitvoeren van een complexe operatie binnen de VLOS-grenzen;\n \n \n •\n Omgaan met faalcondities tijdens de vlucht, zoals oriëntatieverlies, contactverlies met het satellietsysteem en het falen van noodsystemen;\n \n \n •\n Ervaring met RPAS specifieke voorzieningen zoals bijvoorbeeld verlichting, zichtcamerasystemen en andere visuele hulpmiddelen;\n \n \n •\n In staat zijn om verantwoord te kunnen vliegen als er windvlagen zijn en met name in staat zijn om op basis van de wind omstandigheden te beslissen of vliegen verantwoord is.\n \n \n De ervaring moet opgedaan zijn onder toezicht van een FI (RPA) binnen twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan het praktijkexamen.\n \n Eisen aan praktische ervaring voor de algemene bevoegdverklaring EVLOS in combinatie met de bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a:\n \n De praktische opleidingseisen bestaan uit de onderdelen ‘basis vliegtechnieken’ en ‘operationele vliegtraining’. Beide onderdelen vragen om de beheersing van een aantal vaardigheden.\n De vereiste vaardigheden voor de basis vliegtechnieken bestaan uit:\n \n \n •\n Vaste manoeuvres, inclusief het maken van bochten linksom en rechtsom,\n \n \n •\n Het vliegen van achtpatronen;\n \n \n •\n De RPAS besturen, waarbij het systeem naar de piloot toe vliegt;\n \n \n •\n Vliegen onder verschillende meteocondities, conform de specificaties van de RPAS-producent;\n \n \n •\n Voor vliegtuigen specifiek: landen onder een hoek van maximaal 45 graden.\n \n \n •\n Deze manoeuvres dienen allemaal met de autopilot uitgevoerd te worden, en als de RPA handmatig bestuurd kan worden, ook handmatig.\n \n \n De operationele vliegtraining heeft betrekking op de benodigde vaardigheden ten behoeve van het uitvoeren van de operatie en bestaat uit:;\n \n \n •\n Voorbereiding van de operatie en de vlucht, conform het operations manual;\n \n \n •\n Het vliegen onder druk van de klant;\n \n \n •\n Het uitvoeren van een complexe operatie binnen de EVLOS-grenzen;\n \n \n •\n Omgaan met faalcondities tijdens de vlucht, zoals oriëntatieverlies, contactverlies met het satellietsysteem en het falen van noodsystemen;\n \n \n •\n Ervaring met RPAS specifieke voorzieningen zoals bijvoorbeeld verlichting, zichtcamerasystemen en andere visuele hulpmiddelen;\n \n \n •\n In staat zijn om verantwoord te kunnen vliegen als er windvlagen zijn en met name in staat zijn om op basis van de wind omstandigheden te beslissen of vliegen verantwoord is;\n \n \n •\n Beheersing van de procedure om de verantwoordelijkheid voor het voorkomen van botsingen met andere luchtvaartuigen over te dragen van de bestuurder op de waarnemer en van de waarnemer op de bestuurder;\n \n \n •\n Beheersing van crew management.\n \n \n De ervaring moet opgedaan zijn onder toezicht van een FI (RPA) in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan het praktijkexamen.\n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 2\n behorend bij artikel 6\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n datum\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n functies\n \n \n \n \n \n \n \n type RPAS\n \n \n \n \n \n \n \n type vlucht*\n \n \n \n \n \n \n \n registratie\n \n \n \n \n \n \n \n begintijd**\n \n \n \n \n \n \n \n eindtijd**\n \n \n \n \n \n \n \n duur\n \n \n \n \n \n \n \n locatie\n \n \n \n \n \n \n \n paraaf\n \n \n \n \n \n \n \n \n *met type vlucht wordt bedoeld VLOS of EVLOS\n **Met de begintijd en eindtijd wordt het tijdstip bedoeld waarop de vlucht daadwerkelijk begint en eindigt.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 3\n behorend bij artikel 7\n \n \n \n Luchtwaardigheidseisen voor RPAS\n \n Voor het verkrijgen van een speciaal-BVL onder de beperking dat de RPA niet wordt gebruikt boven mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, spoorlijnen of voor motorrijtuigen toegankelijke wegen wordt het RPAS ten minste op de volgende elementen beoordeeld:\n \n \n 1.\n Beschrijving van het RPAS inclusief klasse en type, serienummer, maximale startmassa;\n \n \n 2.\n Technische specificaties inclusief snelheidsinformatie, afmetingen, massa-informatie, zwaartepunt, maximale winduitschieters, maximaal bereik, maximale vluchtduur, gebruikte frequenties voor bediening;\n \n \n 3.\n Driezijdig beeld van het ontwerp inclusief de constructie;\n \n \n 4.\n Specificaties van het grondstation,waaronder minimaal: verstrekte informatie (ten minste: de vlieghoogte AGL of AMSL, de positie van het RPA of de horizontale afstand tot de vlieger of equivalente informatie die ertoe leidt dat het RPA binnen de maximale afstanden blijft), niveau brandstof of batterijcapaciteit en indicatie satellietontvangst), bedieningsmethodes, bedieningsmiddelen;\n \n \n 5.\n Bedradingsdiagram voor alle elektrische componenten inclusief kleuren;\n \n \n 6.\n Vlieghandboek inclusief gebruikslimieten;\n \n \n 7.\n Noodscenarios, waaronder minimaal: control failure, fatal error, engine loss, loss of engine power, low battery voltage, loss of GNSS signal, radio link failure, RPAS communicatie failure, pilot incapacitation; en\n \n \n 8.\n Verklaring van een daartoe erkend bedrijf dat de RPAS technisch voldoende veilig is om operaties conform het operationeel handboek van de operator uit te voeren.\n \n \n Tijdens de keuring van het RPAS worden ten minste de volgende zaken onderzocht:\n \n \n •\n Documentatie\n \n \n •\n De documentatie bevat ten minste de volgende inhoud:\n \n \n o\n Systeemontwerp\n \n \n o\n Onderhoud\n \n \n o\n Operationeel handboek\n \n \n o\n Noodscenarios\n \n \n –\n Link failure\n \n \n –\n Autopilot failure\n \n \n –\n Navigatie failure\n \n \n –\n Uitvallen motor\n \n \n –\n Vlieger onwel\n \n \n \n \n o\n Veiligheidsanalyse\n \n \n o\n Technisch journaal\n \n \n Tijdens de keuring wordt gekeken of de documentatie conform het aangeboden ontwerp is.\n \n \n \n \n •\n Bouw en constructie\n De mechanische toestand van het systeem wordt beoordeeld, waarbij minimaal de volgende zaken worden bekeken:\n \n \n o\n Gebruikte materialen\n \n \n o\n Samenbouw\n \n \n o\n Algehele indruk mechanische afwerking airframe\n \n \n o\n Gewichtsverdeling/zwaartepunt\n \n \n De geschiktheid van het mechanische systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n De bijdrage van het mechanische systeem in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n \n \n •\n Motoren en brandstof\n De bouw van de aandrijvingsysteem en het bijbehorende brandstof systeem worden op correcte werking beoordeeld. De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n De bijdrage van deze systemen in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n \n \n •\n Elektronische systemen\n De volgende componenten worden op correcte werking gecontroleerd:\n \n \n o\n Vluchtcontrole systeem\n \n \n o\n Navigatie systeem\n \n \n o\n Aandrijvingssysteem (servo’s e.d.)\n \n \n o\n Grond station\n \n \n De bijdrage van deze systemen in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Telemetrie systeem\n De correcte werking van het telemetrie systeem wordt gecontroleerd. Hierbij wordt minimaal naar de volgende componenten gekeken:\n \n \n o\n Transceivers grond en lucht\n \n \n o\n Frequentie gebruik\n \n \n De bijdrage van dit systeem in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n \n \n •\n Payload\n De invloed van de payload op de systemen die nodig zijn voor een veilige vluchtuitvoering wordt gecontroleerd. Hierbij worden minimaal de volgende aspecten meegenomen:\n \n \n o\n Elektromagnetische interferentie\n \n \n o\n Mechanische interferentie\n \n \n o\n Gewichtsverdeling\n \n \n De invloed van de payload in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n \n \n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Elektrisch systeem\n De volgende componenten worden op correcte werking gecontroleerd:\n \n \n o\n Batterijen\n \n \n o\n Bedrading\n \n \n o\n Algehele indruk elektrische installatie\n \n \n De bijdrage van het elektrisch systeem in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Grondstation\n De correcte werking van de besturingsorganen en de waarschuwingssystemen worden gecontroleerd. De aanwezigheid van de juiste informatie op het grondstation om de piloot in staat te stellen om de RPA goed te besturen wordt gecontroleerd, zowel op instrumentaanwijzingen als op bedieningsorganen.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Onderhoud\n Als bij het systeem een onderhoudsvoorschrift is geleverd, dan wordt de correcte inhoud van dit voorschrift gecontroleerd.\n \n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 4\n behorend bij artikel 8, lid 3\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n SPECIAL CERTIFICATE OF AIRWORTHINESS\n \n Human Environment and Transport Inspectorate\n Civil Aviation Authority Netherlands\n Correspondence address:\n P.O. Box 575, 2130 AN Hoofddorp, The Netherlands\n \n \n \n \n \n \n \n Registration number: ...\n \n \n ICAO aircraft designator: ...\n \n \n \n \n \n \n 1. Nat. & registration marks:\n \n PH-...\n \n \n \n 2. Manufacturer and manufacturer's designation of aircraft:\n \n ..............................\n \n \n \n 3. Aircraft serial number:\n \n ...\n \n \n \n \n \n 4. Categories:\n \n \n \n \n \n 5. This Special Certificate of Airworthiness is issued pursuant to the Netherlands Act on Aviation for aircraft excluded from the European Regulation (EC) No 216/2008 and also do not comply with the airworthiness requirements of ICAO. The abovementioned aircraft is considered to be airworthy when maintained and operated in accordance with the foregoing and the pertinent operating limitations.\n \n \n \n \n \n Date of issue: ....................\n \n \n \n Signature:\n \n The State Secretary for Infrastructure and the Environment,\n On behalf,\n \n \n \n \n \n Limitations / Remarks:\n \n \n \n \n \n 6. This Special Certificate of Airworthiness is valid up to and including ......, unless revoked.\n \n This certificate shall be carried by the pilot during all flights Document Number: ......\n \n \n \n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 5\n behorend bij artikel 9\n \n \n \n Paragraaf \n 1\n Definities\n \n \n \n Artikel 1\n \n In deze bijlage wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n onderhoud: de revisie, reparatie, inspectie, vervanging, uitvoering van een wijziging, of de herstelling van een defect van een RPAS of luchtvaartuigonderdeel of een combinatie van deze werkzaamheden, met uitzondering van de direct aan elke vlucht voorafgaande inspectie van het RPAS of daarmee gelijk te stellen inspecties;\n \n \n b.\n \n revisie: het weer in goede staat brengen van een RPAS of onderdeel van een RPAS door middel van inspectie en vervanging in overeenstemming met een goedgekeurde norm ter verlenging van de operationele levensduur.\n \n \n \n \n \n \n Paragraaf \n 2\n Onderhoudsprogramma\n \n \n \n Artikel 2\n \n \n \n 1.\n De houder van een RPAS is er voor verantwoordelijk dat een bij dat RPAS behorend onderhoudsprogramma wordt opgesteld, bijgehouden en bij uitvoering van onderhoud wordt gebruikt.\n \n \n 2.\n Een onderhoudsprogramma omvat ten minste de volgende aspecten: inspectieperiodes, inspectiestaten, bedrijfsgegevens, de van toepassing zijnde aanwijzingen van de minister en aanvullende onderhoudsinformatie van de ontwerper.\n \n \n 3.\n Onderhoudsprogramma's worden opgesteld en bijgehouden volgens de meest recente aanbevelingen van de ontwerper van het RPAS.\n \n \n 4.\n Wijzigingen in de aanbevelingen als bedoeld in het derde lid worden tijdig, doch uiterlijk binnen 6 maanden na uitgiftedatum in het onderhoudsprogramma verwerkt.\n \n \n 5.\n Aanwijzingen van de minister in de vorm van onderhoudsaanwijzingen en bijzondere luchtwaardigheidsaanwijzingen worden tijdig verwerkt in het onderhoudsprogramma.\n \n \n 6.\n Indien aanvullende onderhoudsinformatie van de ontwerper van het RPAS afwijkt van een aanwijzing van de minister, prevaleert de aanwijzing van de minister.\n \n \n \n \n \n Artikel 3\n \n \n \n 1.\n Het onderhoudsprogramma wordt beheerd door of namens de houder van het RPAS.\n \n \n 2.\n Het onderhoudsprogramma wordt op verzoek zo spoedig mogelijk toegezonden aan de minister.\n \n \n \n \n \n \n Paragraaf \n 3\n Uitvoering onderhoud\n \n \n \n Artikel 4\n \n \n \n 1.\n Met betrekking tot het onderhoud van een RPAS is de houder verplicht ervoor te zorgen dat de minister op zijn verzoek wordt ingelicht omtrent het tijdstip, waarop met het onderhoud dan wel met bepaalde daartoe behorende werkzaamheden zal worden aangevangen.\n \n \n 2.\n Het onderhoud van een RPAS mag worden uitgevoerd door of onder verantwoordelijkheid van de houder van het RPAS.\n \n \n 3.\n Met betrekking tot het onderhoud aan een RPAS of een onderdeel daarvan is de uitvoerder er voor verantwoordelijk:\n \n \n a.\n dat de organisatie en inrichting van de bij het onderhoud betrokken werkplaatsen, de werkwijzen en controlemethoden, de gereedschappen, de onderhoudsdocumentatie, alsmede de kundigheid van het bij de werkzaamheden betrokken personeel, zodanig zijn dat een goede uitvoering van het onderhoud is gewaarborgd;\n \n \n b.\n dat materialen, onderdelen en halfproducten, alsmede uitrustingsstukken alvorens deze bij het onderhoud te verwerken, zijn:\n \n \n 1°.\n geproduceerd volgens een door de ontwerper van het RPAS goedgekeurde producent, dan wel\n \n \n 2°.\n onderhouden volgens de aanwijzingen van de ontwerper van het RPAS;\n \n \n \n \n c.\n dat het RPAS na het onderhoud aan de in Artikel 6 genoemde luchtwaardigheidseisen voldoet, door het uitvoeren of laten uitvoeren van de inspecties en proeven waaruit blijkt, dat:\n \n \n 1°. \n de vervaardigingswijzen, de samenvoeging en de beproevingswijzen door de ontwerper van het RPAS zijn goedgekeurd of als zodanig zijn aanvaard, en\n \n \n 2°. \n de werking van het RPAS juist is.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Paragraaf\n 4\n Technische administratie luchtvaartuig\n \n \n \n Artikel 5\n \n \n \n 1.\n De houder van een RPAS is tijdens de geldigheidsduur van het voor dat luchtvaartuig afgegeven speciaal-BvL verplicht een technische administratie te voeren ten aanzien van het RPAS en van de volgende onderdelen daarvan:\n \n \n a.\n voortstuwingsinrichtingen;\n \n \n b.\n luchtschroeven;\n \n \n c.\n onderdelen die na revisie of herstelling in het algemeen niet in hetzelfde RPAS zullen worden gemonteerd.\n \n \n \n \n 2.\n In de technische administratie van een RPAS zijn de onderhoudsverklaringen, de certificaten van vrijgave of de certificaten van vrijgave voor gebruik alsmede de onderliggende documenten betreffende de aan het RPAS verrichte werkzaamheden, opgenomen. Deze documenten bevatten, met vermelding van de data, ten minste de gegevens met betrekking tot:\n \n \n a.\n het aantal vlieguren, of cycli, zodanig dat hieruit blijkt hoe lang het RPAS heeft gevlogen sinds de bouw en sinds het laatste periodieke onderhoud;\n \n \n b.\n de technische storingen, de opgelopen schade en de proefvluchten, en\n \n \n c.\n het onderhoud dat het RPAS heeft ondergaan.\n \n \n \n \n 3.\n De gegevens worden beveiligd vastgelegd en mogen niet worden uitgewist, verwijderd of onleesbaar worden gemaakt. De gegevens zijn volledig, duidelijk leesbaar en begrijpelijk.\n \n \n 4.\n De technische administratie van het RPAS en van de onderdelen van het RPAS wordt gevoerd op aanwijzingen van de minister in daartoe bestemde boeken, op daartoe bestemde formulieren of in het daarvoor bestemde techlog systeem.\n \n \n 5.\n Op de boeken, formulieren en andere bescheiden moeten ten minste de benaming, de typeaanduiding, het serienummer en de naam van de fabrikant van het RPAS of het onderdeel worden vermeld.\n \n \n 6.\n Volgboeken en volgkaarten, die ter voortzetting van de reeks aantekeningen worden gebruikt, moeten zijn voorzien van een volgnummer. De bladzijden van de boeken moeten doorlopend genummerd zijn.\n \n \n \n \n \n Artikel 6\n \n Tenzij de minister een andere termijn heeft vastgesteld, wordt de technische administratie onder verantwoordelijkheid van de houder van het RPAS gedurende twee jaren bewaard.\n \n \n \n \n Paragraaf 5. Onderzoek en melding van defecten en gebreken\n \n \n \n Artikel 7\n \n \n \n 1.\n De houder van een RPAS is tijdens de geldigheidsduur van het voor dat RPAS afgegeven speciaal bewijs van luchtwaardigheid verplicht op een door de minister gedaan verzoek het RPAS voor een onderzoek naar de luchtwaardigheid ter beschikking te stellen op een nader door de minister te bepalen tijdstip en plaats, waarbij zoveel mogelijk rekening zal worden gehouden met de belangen van de houder.\n \n \n 2.\n Tijdens een onderzoek als bedoeld in het eerste lid dient de houder:\n \n \n a.\n voldoende en deskundig personeel beschikbaar te stellen om de nodige assistentie te verlenen, alsmede de nodige hulpmiddelen, in het bijzonder voor het onderzoek van de installaties;\n \n \n b.\n te zorgen dat de proeven en proefvluchten die de minister noodzakelijk acht worden uitgevoerd;\n \n \n c.\n te zorgen dat op verzoek van de minister:\n \n \n 1°.\n het gewicht en het zwaartepunt van het RPA wordt bepaald;\n \n \n 2°.\n de technische administratie wordt overgelegd.\n \n \n \n \n \n \n \n \n20153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340320153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340308-10-2015\n \n \n Bijlage\n 6\n behorend bij artikel 10\n \n Het handboek, bedoeld in artikel 11, bevat in ieder geval een duidelijke beschrijving van:\n \n \n •\n de organisatiestructuur, waaronder de instructies die de (eind)verantwoordelijkheid van de bij de vluchtuitvoering betrokken personen in hoofdlijnen aangeven;\n \n \n •\n de standaard werkmethoden, waaronder de procedure voor selectie en inrichting van het start-en landingsterrein met veilige afstanden tot obstakels (inclusief wegen) en personen niet betrokken bij de vlucht, voor het vrijhouden van het gebied waarboven de operatie wordt uitgevoerd van nieuwsgierigen en andere personen niet betrokken bij de vlucht en voor het creëren van een veilig werkgebied en vrij start- en landingsgebied voor de bemanning;\n \n \n •\n het luchtwerk waarop het ROC betrekking heeft;\n \n \n •\n een naar het oordeel van de minister adequate procedure:\n \n \n o\n voor het aanwijzen van de gezagvoerder;\n \n \n o\n voor samenwerking tussen de gezagvoerder en de waarnemer (VLOS);\n \n \n o\n voor samenwerking tussen de gezagvoerder en de waarnemer op afstand (EVLOS);\n \n \n o\n voor operaties binnen een CTR, indien wordt gevlogen binnen een CTR;\n \n \n o\n voor het veilig en zonder gevaar voor derden overvliegen van een in gebruik zijnde weg of spoorlijn waarboven de operatie plaatsvindt;\n \n \n o\n om uiterlijk 24 uur voor de vlucht een NOTAM als bedoeld in artikel 1 van de Regeling burgerluchtvaartinlichtingen te publiceren, waarin de operatie met het RPA bekend wordt gemaakt bij de AIS-unit Schiphol of de AIS-unit AOCS Nieuw Milligen, bedoeld in artikel 1 van de Regeling burgerluchtvaartinlichtingen, indien het vluchten betreft die plaatsvinden boven een hoogte van 40 meter binnen luchtruim waarin laag mag worden gevlogen door civiele of militaire luchtvaartuigen;\n \n \n \n \n •\n de interne normen voor de inzetbaarheid van gezagvoerder, waarnemer en waarnemer op afstand en ‘human factor’ elementen;\n \n \n •\n de procedures ten aanzien van de vluchtvoorbereiding (zoals NOTAMS, indien aan de orde, geldige kaart(en), luchtvaartgids, luchtvaartmeteorologische inlichtingen), waarbij voor de brandweer in plaats van NOTAMS in het kader van de taken, bedoeld in artikel 25, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met d, en tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s, een procedure voor contact met de gemeenschappelijke meldkamer, bedoeld in artikel 35, van de Wet veiligheidsregio’s, kan worden gebruikt;\n \n \n •\n de procedure van de risicoanalyse per vlucht (invloed van specifieke omgeving op veiligheid derden in de lucht en op de grond), rekening houdend met woonbebouwing en industrie via http://bagviewer.geodan.nl/;\n \n \n •\n de wijze waarop een veiligheidsmanagementsysteem is ingevoerd in de organisatie, waaronder de melding van incidenten, de rol van de veiligheidsmanager en de uitgangspunten van de organisatie voor veilig gedrag (minimum het VMS-light); en\n \n \n •\n een veiligheidsanalyse voor de uitvoering van vluchten waarop het ROC betrekking heeft, waarbij operationele aspecten, kwalificaties van de bemanning en technische toestand van het systeem worden meegenomen.\n \n \n20175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247920175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247907-10-2017\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036568/2020-12-31_0/xml/BWBR0036568_2020-12-31_0.xml", "content": "\n Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 23 april 2015, IENM/BSK-2015/11533, houdende de vaststelling van regels voor op afstand bestuurde luchtvaartuigen20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 2.10, eerste lid, 3.24, 4:8 en 5:10, eerste lid, van de Wet luchtvaart, artikel 5, 8, eerste lid, 9, 10 tweede lid, 14, vierde lid, 15, tweede lid, en artikel 16, eerste lid, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, artikel 13, 16 en 18, tweede lid, van het Besluit luchtvaartuigen 2008, artikel 4, artikel 19, derde lid en artikel 20 van het Besluit luchtverkeer 2014 en artikel 4, tweede lid, van het Besluit vluchtuitvoering;\n \n \n BESLUIT:\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n \n §\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n Minister: Minister van Infrastructuur en Waterstaat\n \n \n \n modelluchtvaartuig: luchtvaartuig, niet in staat een mens te dragen, en uitsluitend gebruikt voor luchtvaartvertoning, recreatie of sport\n \n \n \n RPA: op afstand bestuurd luchtvaartuig (remotely piloted aircraft), onbemand, niet zijnde een modelluchtvaartuig\n \n \n \n Wet:\n Wet luchtvaart\n \n \n \n20206657829-12-202021-12-2020IENW/BSK-2020/24761620206657829-12-202021-12-2020IENW/BSK-2020/24761631-12-2020Artikel 15 van Stcrt. 2020/66578 bevat overgangsrecht m.b.t.\n deze wijziging.\n \n Artikel\n 1a\n \n Deze regeling berust mede op artikel 5.7, derde lid, van de Wet luchtvaart en artikel 7, eerste lid, van het Besluit vluchtuitvoering.\n20206657829-12-202021-12-2020IENW/BSK-2020/24761620206657829-12-202021-12-2020IENW/BSK-2020/24761631-12-2020Artikel 15 van Stcrt. 2020/66578 bevat overgangsrecht m.b.t.\n deze wijziging.\n \n Artikel\n 1b\n Toepassingsbereik\n \n Deze regeling is van toepassing op activiteiten als bedoeld in artikel 2, derde lid, van de basisverordening en op vluchten met een RPAS die worden uitgevoerd op Bonaire, Sint Eustatius en Saba.\n20206657829-12-202021-12-2020IENW/BSK-2020/24761620206657829-12-202021-12-2020IENW/BSK-2020/24761631-12-2020Artikel 15 van Stcrt. 2020/66578 bevat overgangsrecht m.b.t.\n deze wijziging.20206657829-12-202021-12-2020IENW/BSK-2020/24761620206657829-12-202021-12-2020IENW/BSK-2020/24761631-12-2020\n \n \n §\n 2\n Personeel\n \n \n Artikel\n 2\n Bijzondere bevoegdverklaringen voor RPA\n \n De Minister kan op aanvraag de volgende bijzondere bevoegdverklaringen afgeven voor de besturing van een RPA waarvan de totale startmassa niet meer dan 150kg bedraagt:\n \n \n a.\n bevoegdverklaring voor werkzaamheden met een RPA anders dan boven mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, spoorlijnen, in gebruik zijnde autosnelwegen en autowegen, of wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt (unpopulated area);\n \n \n b.\n klassebevoegdverklaring voor vliegtuigen (A), helikopters (H) of andere categorieën (OA) waarvan de totale startmassa 25 kg of minder bedraagt;\n \n \n c.\n klassebevoegdverklaring voor vliegtuigen (A), helikopters (H) of andere categorieën (OA) waarvan de totale startmassa meer dan 25 kg maar niet meer dan 150 kg bedraagt;\n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 3\n Eisen voor afgifte bewijs van bevoegdheid, algemene bevoegdverklaring en bijzondere bevoegdverklaring\n \n \n 1\n Een RPA-L met daarop weergegeven de algemene bevoegdverklaring VLOS of EVLOS wordt afgegeven indien de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de voor het betreffende type operatie benodigde eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.\n \n \n 2\n De algemene bevoegdverklaring FI (RPA), bedoeld in artikel 3, zesde lid, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, wordt afgegeven indien de aanvrager:\n \n \n a.\n houder is van een RPA-L, met daarop weergegeven de algemene bevoegdverklaring(en) en de bijzondere bevoegdverklaring(en) waarvoor onderricht wordt gegeven; en\n \n \n b.\n ten minste acht uren ervaring heeft als gezagvoerder in de periode van twee jaar onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag.\n \n \n \n \n 3\n De bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt afgegeven indien de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de voor de in dit artikelonderdeel bedoelde werkzaamheden benodigde eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.\n \n \n 4\n De klassebevoegdverklaringen, bedoeld in artikel 2, onderdelen b en c, worden afgegeven indien de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de voor operaties met RPA’s in de betreffende klasse benodigde eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 4\n Geldigheidsduur en eisen voor verlenging algemene en bijzondere bevoegdverklaringen\n \n \n 1\n De geldigheidsduur van de algemene bevoegdverklaring FI (RPA) kan worden verlengd, indien de aanvrager:\n \n \n a.\n houder is van een RPA-L, met daarop weergegeven de algemene bevoegdverklaring(en) en de bijzondere bevoegdverklaring(en) waarvoor onderricht wordt gegeven; en\n \n \n b.\n ten minste twaalf uren ervaring heeft als gezagvoerder in de periode van twee jaar onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag.\n \n \n \n \n 2\n De geldigheidsduur van de bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt ten hoogste twee jaren en kan vervolgens steeds met twee jaren worden verlengd, indien de aanvrager heeft aangetoond dat hij\n in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van de aanvraag om verlenging ten minste twee uren per jaar ervaring heeft verkregen met de werkzaamheden waarvoor de bijzondere bevoegdverklaring vereist is.\n \n \n 3\n De geldigheidsduur van de bijzondere bevoegdverklaringen, bedoeld in artikel 2, onderdelen b en c, bedraagt ten hoogste twee jaren en kan vervolgens steeds met twee jaren worden verlengd, indien de aanvrager heeft aangetoond dat hij in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van de aanvraag om verlenging ten minste twee uren per jaar ervaring heeft verkregen met operaties met een RPA in de betreffende klasse.\n \n \n 4\n De ervaring, bedoeld in het tweede en derde lid, moet zijn verkregen tijdens ten minste zes vluchten, die op zes verschillende dagen zijn uitgevoerd, waarvan de laatste drie vluchten hebben plaatsgevonden in de periode van negentig dagen onmiddellijk voorafgaande aan de datum van aanvraag.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 5\n Wederafgifte bijzondere bevoegdverklaring\n \n Voor wederafgifte van de bijzondere bevoegdverklaringen, bedoeld in artikel 2, is vereist dat de aanvrager heeft aangetoond dat hij:\n \n \n a.\n in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van aanvraag om wederafgifte ten minste twee uren ervaring per jaar heeft verkregen met de werkzaamheden waarvoor de bijzondere bevoegdverklaring is vereist tijdens ten minste zes vluchten, die op zes verschillende dagen zijn uitgevoerd; en\n \n \n b.\n de aanvrager een praktijkexamen heeft afgelegd dat de uitvoering bevat van de werkzaamheden waarvoor de bijzondere bevoegdverklaring is gewenst en dat is uitgevoerd met een luchtvaartuig in de klasse waarvoor de klassebevoegdverklaring is gewenst.\n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 6\n Bijhouden logboek\n \n De houder van een RPA-L en de leerling-vlieger houden de gegevens van door hem uitgevoerde vluchten bij in een logboek waarvan het model gelijk is aan het in bijlage 2 bij deze regeling opgenomen model.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n §\n 3\n Luchtwaardigheid\n \n \n Artikel\n 7\n Afgifte speciaal-BvL en geluidverklaring\n \n \n 1\n Een speciaal-BvL wordt aangevraagd door indiening bij de minister van een volledig ingevuld en ondertekend formulier, waarvan exemplaren kosteloos bij de minister zijn te verkrijgen.\n \n \n 2\n Aan de houder van een RPA, waarvan de startmassa niet meer dan 150 kg bedraagt, kan een speciaal-BvL worden afgegeven indien bij de aanvraag een, door een daartoe erkend bedrijf afgegeven, acceptatierapport betreffende de BvL-acceptatiekeuring is overgelegd, waaruit blijkt dat het luchtvaartuig voldoet aan de in bijlage 3 van deze regeling opgenomen luchtwaardigheidseisen.\n \n \n 3\n Het model van het speciaal-BvL is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 4.\n \n \n 4\n Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de geluidverklaring.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 8\n Verlenging speciaal-BvL\n \n \n 1\n Voor het verlengen van de termijn van geldigheid van het speciaal-BvL wordt door de houder een aanvraag ingediend bij de minister door middel van een volledig en ondertekend formulier, waarvan exemplaren kosteloos bij de minister verkrijgbaar zijn.\n \n \n 2\n De aanvraag wordt vergezeld van een verklaring van de houder waaruit blijkt dat het luchtvaartuig nog steeds voldoet aan de in artikel 7, tweede lid, bedoelde eisen en is onderhouden overeenkomstig de in artikel 9 bedoelde eisen.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 9\n Onderhoud\n \n Onderhoud van een Nederlands RPAS geschiedt overeenkomstig de in bijlage 5 neergelegde eisen.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 9a\n Buitenlandse RPA’s\n \n \n 1\n Dit artikel is van toepassing op RPA’s die geregistreerd zijn in een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte.\n \n \n 2\n De Minister verleent op grond van artikel 3.21 van de Wet luchtvaart ontheffing van het verbod een vlucht uit te voeren met een RPA die niet is voorzien van een geldig bewijs van luchtwaardigheid, indien de RPA voldoet aan eisen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de in deze paragraaf gestelde eisen wordt nagestreefd.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n §\n 4\n Vluchtuitvoering\n \n \n Artikel\n 10\n Eisen aan uitvoering van vluchten\n \n \n 1\n De organisatie die vluchten uitvoert met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 150 kg bedraagt beschikt over:\n \n \n a.\n een handboek, dat voldoet aan de in bijlage 6 opgenomen eisen;\n \n \n b.\n een speciaal-BvL met betrekking tot de RPA’s waarmee de vlucht wordt uitgevoerd;\n \n \n c.\n een bewijs van bevoegdheid voor de bestuurders die de in onderdeel b bedoelde RPA’s besturen; en\n \n \n d.\n een verzekering tegen de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor dood of letsel van derden of andere schade toegebracht aan derden.\n \n \n \n \n 2\n De organisatie, bedoeld in het eerste lid, draagt er zorg voor dat de Inspectie Leefomgeving en Transport beschikt over de actuele versie van het handboek, bedoeld in het eerste lid.\n \n \n 3\n Vluchten met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 150 kg bedraagt worden uitgevoerd met inachtneming van het handboek, bedoeld in het eerste lid.\n \n20175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247920175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247907-10-2017\n \n Artikel\n 10a\n Eisen aan uitvoering van vluchten met RPA’s van niet meer dan 4 kg\n \n \n 1\n Dit artikel is van toepassing op VFR-vluchten met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 4 kg bedraagt, die onder de volgende operationele beperkingen worden uitgevoerd:\n \n \n a.\n de vlucht wordt uitgevoerd tot een afstand van maximaal 100 meter horizontaal van de bestuurder;\n \n \n b.\n de vlucht wordt uitgevoerd tot een hoogte van maximaal 40 meter (131 ft) boven de grond of het water binnen het deel van het luchtruim waarin laag mag worden gevlogen door civiele of militaire luchtvaartuigen;\n \n \n c.\n de vlucht wordt uitgevoerd tot een hoogte van maximaal 50 meter (165 ft) boven de grond of het water in ander dan het in onderdeel b bedoelde deel van het luchtruim; \n \n \n d.\n de vlucht wordt uitgevoerd tot een afstand van minimaal 50 meter horizontaal van mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, in gebruik zijnde autosnelwegen en autowegen, in gebruik zijnde wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt, spoorlijnen, vaartuigen en voertuigen; en\n \n \n e.\n de vlucht wordt uitgevoerd in luchtruim met klasse G onder de geldende luchtverkeersregels.\n \n \n \n \n 2\n De uitvoering van VFR-vluchten met een RPA als bedoeld in het eerste lid, onder de in dat lid bedoelde beperkingen is ook toegestaan, indien de organisatie die deze vluchten uitvoert, in plaats van over de in artikel 10, eerste lid, bedoelde documenten, beschikt over:\n \n \n a.\n een geldig bewijs van inschrijving als bedoeld in artikel 3.5 van de wet;\n \n \n b.\n een speciaal-BvL dan wel een ontheffing van de verplichting te beschikken over een speciaal-BvL met betrekking tot de RPA’s waarmee de vlucht wordt uitgevoerd;\n \n \n c.\n een door de minister afgegeven bewijs van bevoegdheid dan wel een ontheffing van de verplichting te beschikken over een bewijs van bevoegdheid voor de bestuurders die de in onderdeel b bedoelde RPA’s besturen; en\n \n \n d.\n een verzekering tegen de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor dood of letsel van derden of andere schade toegebracht aan derden.\n \n \n \n \n 3\n \n Artikel 10, tweede en derde lid, is niet van toepassing op de uitvoering van vluchten met een RPA als bedoeld in het eerste lid, onder de in dat lid bedoelde beperkingen.\n \n20175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247920175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247907-10-2017\n \n Artikel\n 11\n Eisen voor afgifte ROC voor vluchten tegen vergoeding\n \n \n 1\n Een ROC wordt afgegeven indien de aanvrager beschikt over de in artikel 10, eerste lid, bedoelde documenten, met dien verstande dat het handboek door de minister is goedgekeurd.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid wordt een ROC voor de uitvoering van vluchten met een RPA als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder de in dat lid bedoelde beperkingen afgegeven, indien de aanvrager beschikt over de in artikel 10a, tweede lid, bedoelde documenten.\n \n20162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521720162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521701-07-2016\n \n Artikel\n 12\n Documenten\n \n De door de gezagvoerder mee te voeren documenten, bedoeld in artikel 4.8 van de wet, zijn:\n \n \n a.\n het bewijs van inschrijving, bedoeld in artikel 3.5 van de wet;\n \n \n b.\n het bewijs van bevoegdheid of bewijs van gelijkstelling, bedoeld in artikel 2.1 van de wet, dan wel de ontheffing van de verplichting om over deze documenten te beschikken;\n \n \n c.\n het bewijs van luchtwaardigheid, bedoeld in artikel 3.8 van de wet, dan wel de ontheffing van de verplichting om over dit document te beschikken;\n \n \n d.\n de geluidverklaring, bedoeld in artikel 3.19c van de wet, dan wel de ontheffing van de verplichting om over dit document te beschikken; en\n \n \n e.\n het ROC, bedoeld in artikel 2 van het Besluit vluchtuitvoering.\n \n \n20162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521720162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521701-07-201620162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521720162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521730-05-2016\n \n \n §\n 5\n Deelname aan het luchtverkeer\n \n \n Artikel\n 13\n Zichtafstand\n \n \n 1\n Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA buiten zichtafstand van de bestuurder of een waarnemer.\n \n \n 2\n Onverminderd het eerste lid, is het verboden een VFR-vlucht uit te voeren op een afstand van meer dan 500 meter van de bestuurder of een waarnemer.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 14\n VFR-vlieghoogte\n \n \n 1\n Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA hoger dan 120 meter (400 ft) boven de grond of het water.\n \n \n 2\n De Minister van Infrastructuur en Milieu verleent ontheffing van het verbod, bedoeld in het eerste lid, indien de vlucht wordt uitgevoerd voor het verrichten van luchtwerk met betrekking tot een vaartuig, voertuig, gebouw of kunstwerk en deze vlucht op grond van het ROC mag worden uitgevoerd.\n \n \n 3\n De minimumvlieghoogtes voor VFR-verkeer, bedoeld in paragraaf SERA.5005 van verordening (EU) nr. 923/2012 zijn niet van toepassing op vluchten met een RPA.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 15\n Afstand tot mensenmenigten, bebouwing, spoorlijnen of wegen\n \n \n 1\n Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA waarvan de totale massa meer dan 25 kg bedraagt, binnen 150 meter horizontaal van mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing, in gebruik zijnde autosnelwegen, in gebruik zijnde autowegen, of in gebruik zijnde wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt.\n \n \n 2\n Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA waarvan de totale massa ten hoogste 25 kg bedraagt, binnen een afstand horizontaal van mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, in gebruik zijnde autosnelwegen en autowegen, in gebruik zijnde wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt, spoorlijnen, voertuigen en vaartuigen:\n \n \n 1°\n van 25 meter, indien het een RPA in de categorie helikopters (H) betreft; en\n \n \n 2°\n van 50 meter, indien het een RPA in de categorie vliegtuigen (A) of een andere categorie dan helikopters of vliegtuigen (OA) betreft.\n \n \n \n \n 3\n In afwijking van het eerste lid, is het toegestaan een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA waarvan de totale massa meer dan 25 kg bedraagt tot 50 meter horizontaal van industrie- en havengebieden.\n \n \n 4\n Onverminderd het eerste lid, is het verboden een VFR-vlucht uit te voeren met een RPA waarvan de totale massa meer dan 25 kg bedraagt binnen 50 meter horizontaal van vaartuigen, voertuigen, kunstwerken en spoorlijnen.\n \n \n 5\n De Minister van Infrastructuur en Milieu verleent ontheffing van het verbod, bedoeld in het eerste, tweede en vierde lid, indien de vlucht wordt uitgevoerd voor het verrichten van luchtwerk met betrekking tot een vaartuig, voertuig, gebouw, kunstwerk, spoorlijn of weg en deze vlucht op grond van het ROC mag worden uitgevoerd.\n \n20175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247920175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247907-10-2017\n \n Artikel\n 15a\n Voorrangsregels\n \nVervallen20206657829-12-202021-12-2020IENW/BSK-2020/24761620206657829-12-202021-12-2020IENW/BSK-2020/24761631-12-2020Artikel 15, tweede en derde lid, van Stcrt. 2020/66578 bevat\n overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 15aa\n Zichtafstand, VFR-vlieghoogte en afstand tot mensenmenigten, bebouwing, spoorlijnen of wegen voor vluchten met RPA’s van niet meer dan 4 kg\n \n \n 1\n Indien de organisatie die VFR-vluchten uitvoert met een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 4 kg bedraagt, in plaats van over de in artikel 10, eerste lid, bedoelde documenten, beschikt over de in artikel 10a, tweede lid, bedoelde documenten, is het in afwijking van de artikelen 13, 14, eerste lid, en 15, eerste en derde lid, verboden de vlucht uit te voeren:\n \n \n a.\n buiten een afstand van 100 meter horizontaal van de bestuurder;\n \n \n b.\n hoger dan 40 meter (131 ft) boven de grond of het water binnen het deel van het luchtruim als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel b; \n \n \n c.\n hoger dan 50 meter (165 ft) boven de grond of het water in ander dan het in onderdeel b bedoelde deel van het luchtruim;\n \n \n d.\n binnen een afstand van 50 meter horizontaal van mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, in gebruik zijnde autosnelwegen en autowegen, in gebruik zijnde wegen waar een maximale snelheid van 80 kilometer per uur geldt, spoorlijnen, vaartuigen en voertuigen; en\n \n \n e.\n in ander luchtruim dan luchtruim met klasse G.\n \n \n \n \n 2\n Indien de organisatie die VFR-vluchten uitvoert met een RPA als bedoeld in het eerste lid, in plaats van over de in artikel 10, eerste lid, bedoelde documenten, beschikt over de in artikel 10a, tweede lid, bedoelde documenten, is artikel 2, onderdeel h, van de Regeling modelvliegen van overeenkomstige toepassing op deze vluchten, met dien verstande dat de vluchten plaatsvinden met inachtneming van artikel 15aa, eerste lid, aanhef en onderdelen b en c.\n \n20175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247920175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247907-10-2017\n \n Artikel\n 15b\n Aanwijzing RPA’s\n \n RPA’s worden aangewezen als onbemande luchtvaartuigen als bedoeld in artikel 5.7, derde lid, van de Wet luchtvaart, aan boord waarvan zich geen gezagvoerder bevindt.\n20153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199520153771106-11-201521-10-2015IENM/BSK-2015/16199507-11-2015\n \n Artikel\n 16\n Beperkingen luchtverkeer binnen plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden\n \n \n 1\n De uitoefening van het luchtverkeer met een RPA is verboden:\n \n \n a.\n in Maastricht CTR, Lelystad CTR 1 en Lelystad CTR 2, Eelde CTR, Rotterdam CTR en het boven Nederlands grondgebied gelegen deel van de Niederrhein CTR, bedoeld in artikel 5 van de Regeling luchtverkeersdienstverlening, binnen een afstand van 5.600 meter van het luchthaven referentiepunt\n \n \n b.\n in Schiphol CTR, bedoeld in artikel 5 van de Regeling luchtverkeersdienstverlening, met uitzondering van het gebied gelegen binnen een afstand van 3.700 meter van de laterale begrenzing van Schiphol CTR 1 die is opgenomen in de luchtvaartgids, hoofdstuk AD 2.\n \n \n \n \n 2\n In afwijking van artikel 14 en onverminderd het eerste lid, is het verboden een VFR-vlucht met een RPA uit te voeren hoger dan 45 meter (150 ft) boven de grond of het water binnen de plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b.\n \n \n 3\n Het verbod, bedoeld in het eerste en tweede lid, geldt niet voor vluchten in Eelde CTR die worden uitgevoerd ten behoeve van experimenten met betrekking tot de integratie van op afstand bestuurde luchtvaartuigen in gecontroleerd luchtruim.\n \n \n 4\n Onverminderd het eerste lid, geldt het verbod, bedoeld in het tweede lid, niet voor vluchten die worden uitgevoerd voor het verrichten van luchtwerk met betrekking tot obstakels gelegen in Maastricht CTR, Lelystad CTR 1 en Lelystad CTR 2, Eelde CTR en Rotterdam CTR binnen een straal van 25 meter rond deze obstakels en tot maximaal 5 meter boven het hoogste punt van deze obstakels.\n \n20195880804-11-201901-11-2019IENW/BSK-2019/4369920195880804-11-201901-11-2019IENW/BSK-2019/4369907-11-2019\n \n Artikel\n 16a\n Uitzondering voor vluchten buiten de daglichtperiode\n \n \n Artikel 2.2. van de Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014 is van overeenkomstige toepassing op het uitvoeren van een vlucht door de brandweer buiten de daglichtperiode ten behoeve van de taken, bedoeld in artikel 25, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met d, en tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s, en de opleiding en training die nodig zijn voor de veilige uitvoering van een dergelijke vlucht, met dien verstande dat wordt voldaan aan het voorschrift dat voor en tijdens het uitvoeren van de vlucht contact wordt onderhouden met de gemeenschappelijke meldkamer, bedoeld in artikel 35 van de Wet veiligheidsregio’s in plaats van aan het voorschrift, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel b, van de Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014,\n20153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340320153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340308-10-2015\n \n Artikel\n 17\n \n De artikelen 13 tot en met 16 zijn niet van toepassing op vluchten met militaire RPA’s.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521720162775707-06-201630-05-2016IENM/BSK-2016/5521730-05-2016\n \n \n §\n 6\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 18\n Wijziging Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008\n \n \n Wijzigt de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 19\n Wijziging Regeling modelvliegen\n \n \n Wijzigt de Regeling modelvliegen.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 20\n Wijziging Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001\n \n \n Wijzigt de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 21\n Wijziging Regeling tarieven luchtvaart 2008\n \n \n Wijzigt de Regeling tarieven luchtvaart 2008.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 22\n Wijziging Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen\n \n \n Wijzigt de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 23\n Wijziging Regeling vluchtuitvoering\n \n \n Wijzigt de Regeling vluchtuitvoering.\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 24\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling op afstand bestuurde luchtvaartuigen.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n Artikel\n 25\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-201520151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,W.J.Mansveld\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 1\n behorend bij artikel 3\n \n \n \n 1\n Introductie\n \n Eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring voor het verkrijgen van een RPA-L met de daarbij horende algemene bevoegdverklaringen en bijzondere bevoegdverklaringen.\n Daar waar nodig zijn specifieke leerdoelen voor besturing van vliegtuig, helikopter of andere luchtvaartuigen expliciet aangegeven. De overige leerdoelen zijn generiek van toepassing op RPA’s. Bij de toepassing van de leerdoelen wordt de specifiek voor de desbetreffende configuratie benodigde kennis aangeboden.\n De eisen opgenomen onder de volgende onderdelen zijn afhankelijk van de categorie luchtvaartuig:\n \n \n •\n RPAS algemene kennis (onderdeel 2)\n \n \n •\n Vluchtprinciples (onderdeel 3)\n \n \n •\n Vliegprestaties en vluchtvoorbereiding (onderdeel 4)\n \n \n \n \n \n A\n Kenniseisen\n \n \n \n 2\n RPAS algemene kennis\n \n \n \n 2.1\n RPAS\n \n \n \n •\n De kandidaat weet de hoofdcomponenten van de categorie RPA te noemen. Hij kan de functies van deze componenten verklaren en globaal hun opbouw omschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kent de primaire stuurorganen en kan de werkwijze ervan verklaren.\n \n \n •\n De kandidaat weet de hoofdcomponenten van de RPA te noemen,voor de categorie waarvoor hij opgeleid wordt. Hij kan de functies van deze componenten verklaren en globaal hun constructie beschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kent de krachten die op een casco kunnen werken en hun invloed op dat casco voor de categorie waarvoor hij opgeleid wordt. Hij kent de relatie tussen massa en kracht en kan het begrip veiligheidsfactor verklaren.\n \n \n \n \n \n 2.2\n Voortstuwingsinrichting\n \n \n \n •\n De kandidaat kan het principe van de elektrische motor, de (viertakt) verbrandingsmotor en gasturbine motor verklaren en kent alle (hoofd)onderdelen van deze motor. Hij kent de verschillende types RPAS-motoren.\n \n \n •\n De kandidaat kan een globale beschrijving geven van bestaande brandstofsystemen in gebruik bij een RPA.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de algemene principes van bediening van de diverse motoren.\n \n \n \n \n \n 2.3\n Systemen\n \n \n Elektrisch systeem\n \n \n \n •\n De kandidaat kent alle algemene componenten in het elektrisch systeem en kan hun functie verklaren.\n \n \n •\n De kandidaat weet welke algemene systemen van elektriciteit worden voorzien.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met type, eigenschappen en capaciteit van een batterij (accu).\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met beveiligingssystemen die in het elektrisch systeem gebruikt worden.\n \n \n \n Rotor systeem\n \n \n \n •\n De kandidaat kan de verschillende onderdelen van een rotorsysteem benoemen.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de procedure en criteria voor het afstellen van de rotorbladen.\n \n \n \n Instrumenten Algemeen\n \n De kandidaat kan de volgende instrumenten globaal en type specifiek beschrijven, inclusief de achterliggende meetprincipes:\n \n \n •\n Luchtsnelheidsmeter;\n \n \n •\n Hoogtemeter;\n \n \n •\n Stijg-/daalsnelheidsmeter;\n \n \n •\n Gyroscopen / IMU;\n \n \n •\n Kunstmatige horizon;\n \n \n •\n Magnetisch kompas;\n \n \n •\n Motorinstrumenten;\n \n \n •\n Waarschuwingsindicatoren;\n \n \n •\n GPS.\n \n \n \n \n \n 2.4\n Data link\n \n \n \n •\n De kandidaat kent de frequenties die mogen worden gebruikt voor data links.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de algemene eigenschappen van data link frequenties en datalink apparatuur, waaronder tevens factoren betreffende de capaciteit (bandbreedte) en elektromagnetische compatibiliteit en interferentie.\n \n \n \n \n \n \n 3\n Vluchtprincipes\n \n \n Verdeling van de vier krachten\n \n \n \n •\n De kandidaat kan de vier krachten en bijbehorende mechanische begrippen als zwaartepunt, kracht, arm, moment en evenwicht, die tijdens de vlucht op een luchtvaartuig werken, benoemen en interpreteren.\n \n \n \n Stuurorganen\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de besturingsorganen, hun werkwijze en hun effecten op de beweging van het onbemande luchtvaartuig voor de categorie waarvoor hij opgeleid wordt.\n \n \n •\n De kandidaat kan de begrippen ‘langsas’, ‘dwarsas’ en ‘topas’ definiëren in relatie tot een luchtvaartuig en de bewegingen rond deze assen benoemen.\n \n \n \n Aerodynamica\n \n De kandidaat is bekend met aerodynamische effecten die de vlucht mogelijke maken, dan wel nadelig kunnen beïnvloeden, zoals bijvoorbeeld overtrek.\n \n \n \n 4\n Vliegprestaties\n \n \n \n 4.1\n Massa en zwaartepunt\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de invloed van massa en zwaartepunt op de vliegprestaties en kan de basisbegrippen definiëren en uitleggen.\n \n \n •\n De kandidaat kan omschrijven wat de beperkingen zijn voor maximaal start- en maximaal landingsgewicht.\n \n \n •\n De kandidaat kan aangeven wat de effecten van overgewicht of verschoven zwaartepunt van het onbemand luchtvaartuig (kunnen) zijn op de constructie van het luchtvaartuig en op de vliegprestaties.\n \n \n \n \n \n 4.2\n Prestaties\n \n De kandidaat kan de factoren benoemen die van belang zijn voor de vliegprestaties tijdens diverse vluchtfasen (start, vlucht, landing).\n \n \n \n \n 5\n Luchtvaartregelgeving\n \n \n \n 5.1\n De Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) en het Verdrag inzake internatonale burgerluchtvaart\n \n De kandidaat is bekend met de internationale burgerluchtvaartorganisatie, ICAO, haar rol in de internationale luchtvaartwetgeving en kan aangeven welke ICAO voorschriften voor de uitvoering van vluchten met RPAS van belang zijn.\n \n \n \n 5.2\n Luchtverkeersregels en luchtverkeersdiensten\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de van toepassing zijnde Nederlandse voorschriften, waaronder:\n \n \n o\n deze regeling.\n \n \n o\n de inschrijving van Nederlands geregistreerde luchtvaartuigen in een openbaar luchtvaartuigregister.\n \n \n o\n de artikelen 2.12, 5.3 en 5.8 van de Wet luchtvaart aangaande de verboden betreffende:\n \n \n –\n Het op zodanige wijze aan het luchtverkeer deelnemen dat personen of zaken in gevaar kunnen worden gebracht\n \n \n –\n Het verrichten van werkzaamheden terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof dat het gebruik daarvan de vaardigheid voor het verrichten van die werkzaamheden kan verminderen\n \n \n –\n Een vlucht uit te voeren zonder kennis te nemen van alle gegevens en inlichtingen die voor de uitvoering van de vlucht van belang zijn.\n \n \n \n \n o\n de Regeling modelvliegen.\n \n \n o\n de restricties met betrekking tot het gebruik van frequenties.\n \n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met de voornaamste definities en bepalingen aangaande luchtverkeersregels (SERA en Besluit luchtverkeer 2014) en luchtverkeersdiensten.\n \n \n •\n De kandidaat kan de drie categorieën regels (Rules of the Air) noemen die worden onderscheiden bij de vluchtuitvoering in de lucht en op luchtvaartterreinen.\n \n \n •\n De kandidaat kan de voorrangsregels, met inbegrip van de voorrangsregels op luchtvaartterreinen, beschrijven en toepassen.\n \n \n •\n De kandidaat kan de zichtvliegvoorschriften beschrijven met speciale nadruk op minimum vereist vliegzicht en afstand tot de wolken in luchtruim met klassen G,C en D;\n \n \n •\n De kandidaat kan een beknopte uitleg geven over de eisen aangaande bescheiden bij het grondstation van een luchtvaartuig.\n \n \n •\n De kandidaat weet de diverse luchtvaartpublicaties te benoemen en te gebruiken in de vluchtvoorbereiding.\n \n \n •\n De kandidaat kan een overzicht geven van de luchtverkeersdiensten.\n \n \n \n \n \n \n 6\n Meteorologie\n \n \n \n •\n De kandidaat kan een globale beschrijving geven van de opbouw en samenstelling van de atmosfeer.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met meteorologische fenomenen zoals druk, wind, mist, ijs en onweer en kan de invloed van deze fenomenen op een vlucht beschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kan globaal de organisatie van de luchtvaart meteorologische diensten in de wereld beschrijven.\n \n \n •\n De kandidaat kan de informatie inventariseren die een piloot in het algemeen kan ontvangen van een luchtvaart meteorologische dienst\n \n \n o\n tijdens de vluchtvoorbereiding;\n \n \n o\n gedurende de vlucht.\n \n \n \n \n \n \n \n 7\n Menselijke prestaties en beperkingen\n \n \n \n •\n De kandidaat is bekend met elementaire begrippen uit de fysiologie zoals zicht en gehoor en kan de relevantie van deze begrippen voor het uitvoeren van een vlucht met een RPAS aangeven.\n \n \n •\n De kandidaat is bekend met elementaire begrippen uit de psychologie als informatiebronnen en -verwerking, beslissingsprocessen, stress, inzicht en besluitvorming en kan de relevantie van deze begrippen voor het uitvoeren van een vlucht met een RPAS aangeven.\n \n \n \n \n \n 8\n Vliegen en gezondheid\n \n De kandidaat kan de belangrijkste risico’s en bijwerkingen noemen van het gebruik van:\n \n \n •\n vrij verkrijgbare medicijnen tegen verkoudheid, griep, hooikoorts en andere allergieën, met de nadruk op medicijnen die antihistaminepreparaten bevatten;\n \n \n •\n alcohol, voorgeschreven medicijnen en drugs, zelfstandig of in combinatie, die van invloed kunnen zijn op de besturing van een RPA.\n \n \n De kandidaat kan de voor de besturing van een RPA belangrijkste risico’s noemen van:\n \n \n •\n oververmoeidheid;\n \n \n •\n stress.\n \n \n \n \n \n 9\n Navigatie\n \n \n \n •\n De kandidaat kan, met behulp van de ICAO-kaart 1:500000 en andere beschikbare middelen (bijvoorbeeld AIP, NOTAM en meteo) zijn vlucht op adequate wijze voorbereiden;\n \n \n •\n De kandidaat weet wat GNSS betekent, kent de toepassing van GNSS en kan het werkingsprincipe beschrijven;\n \n \n •\n De kandidaat kent de fouten die op kunnen treden binnen het GNSS en is bekend met de nauwkeurigheid van het systeem en kan de invloed daarvan op de operatie vertalen;\n \n \n •\n De kandidaat kent de factoren die ontvangstbereik en nauwkeurigheid kunnen beïnvloeden.\n \n \n \n \n \n 10\n Operaties\n \n \n \n 10.1\n Operationele procedures\n \n \n ICAO Annex 6, Deel II – Bediening van het luchtvaartuig\n \n \n \n •\n De kandidaat kan een overzicht geven van de taken en verantwoordelijkheden van de gezagvoerder met betrekking tot:\n \n \n o\n Het naleven van de regelgeving en procedures;\n \n \n o\n De veiligheid van RPAS-vliegers;\n \n \n o\n Het melden van luchtvaartongevallen;\n \n \n o\n Het gebruik van alcohol, drugs en psychotrope geneesmiddelen;\n \n \n o\n De vluchtvoorbereiding;\n \n \n o\n De vluchtuitvoering;\n \n \n o\n Het melden van ongevallen en incidenten.\n \n \n \n \n •\n De kandidaat kan een overzicht geven van de documenten en handboeken (manuals) die tijdens alle vluchten aanwezig moeten zijn bij het grondstation.\n \n \n \n \n \n 10.2\n RPAS-operaties\n \n De kandidaat is bekend met de Nederlandse voorschriften voor vluchtuitvoering, inclusief toezicht en naleving.\n \n \n \n \n \n B\n Bedrevenheidseisen\n \n Bedrevenheid op de in paragraaf 11 genoemde onderdelen. Deze bedrevenheid moet, nadat men aan de kenniseisen heeft voldaan, worden aangetoond tijdens een praktijkexamen. Het praktijkexamen betreft de uitvoering met een RPA van het type operatie waarvoor een algemene bevoegdverklaring is gewenst (VLOS, EVLOS), van de werkzaamheden waarvoor een bijzondere bevoegdverklaring is gewenst en met het klasse luchtvaartuig waarvoor een klassebevoegdverklaring is gewenst. Het praktijkexamen ten behoeve van de algemene bevoegdverklaring EVLOS is inclusief het gebruik van een waarnemer.\n \n \n \n C\n Ervaringseisen\n \n \n \n 11\n Praktijkervaring\n \n \n Eisen aan praktische ervaring voor de algemene bevoegdverklaring VLOS in combinatie met de bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a:\n \n De praktische opleidingseisen bestaan uit de onderdelen ‘basis vliegtechnieken’ en ‘operationele vliegtraining’. Beide onderdelen vragen om de beheersing van een aantal vaardigheden.\n De vereiste vaardigheden voor de basis vliegtechnieken bestaan uit:\n \n \n •\n Vaste manoeuvres, inclusief het maken van bochten linksom en rechtsom;\n \n \n •\n Het vliegen van achtpatronen;\n \n \n •\n De RPAS besturen, waarbij het systeem naar de piloot toe vliegt;\n \n \n •\n Vliegen onder verschillende meteocondities, conform de specificaties van de RPAS-producent;\n \n \n •\n Voor vliegtuigen specifiek: landen onder een hoek van maximaal 45 graden;.\n \n \n Deze manoeuvres dienen allemaal, zowel handmatig, in het geval de RPAS deze besturingsmode heeft, als met de autopilot uitgevoerd te worden.\n De operationele vliegtraining heeft betrekking op de benodigde vaardigheden ten behoeve van het uitvoeren van de operatie en bestaat uit:\n \n \n •\n Voorbereiding van de operatie en de vlucht, conform het operations manual;\n \n \n •\n Het vliegen onder druk van de klant;\n \n \n •\n Het uitvoeren van een complexe operatie binnen de VLOS-grenzen;\n \n \n •\n Omgaan met faalcondities tijdens de vlucht, zoals oriëntatieverlies, contactverlies met het satellietsysteem en het falen van noodsystemen;\n \n \n •\n Ervaring met RPAS specifieke voorzieningen zoals bijvoorbeeld verlichting, zichtcamerasystemen en andere visuele hulpmiddelen;\n \n \n •\n In staat zijn om verantwoord te kunnen vliegen als er windvlagen zijn en met name in staat zijn om op basis van de wind omstandigheden te beslissen of vliegen verantwoord is.\n \n \n De ervaring moet opgedaan zijn onder toezicht van een FI (RPA) binnen twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan het praktijkexamen.\n \n Eisen aan praktische ervaring voor de algemene bevoegdverklaring EVLOS in combinatie met de bijzondere bevoegdverklaring, bedoeld in artikel 2, onderdeel a:\n \n De praktische opleidingseisen bestaan uit de onderdelen ‘basis vliegtechnieken’ en ‘operationele vliegtraining’. Beide onderdelen vragen om de beheersing van een aantal vaardigheden.\n De vereiste vaardigheden voor de basis vliegtechnieken bestaan uit:\n \n \n •\n Vaste manoeuvres, inclusief het maken van bochten linksom en rechtsom,\n \n \n •\n Het vliegen van achtpatronen;\n \n \n •\n De RPAS besturen, waarbij het systeem naar de piloot toe vliegt;\n \n \n •\n Vliegen onder verschillende meteocondities, conform de specificaties van de RPAS-producent;\n \n \n •\n Voor vliegtuigen specifiek: landen onder een hoek van maximaal 45 graden.\n \n \n •\n Deze manoeuvres dienen allemaal met de autopilot uitgevoerd te worden, en als de RPA handmatig bestuurd kan worden, ook handmatig.\n \n \n De operationele vliegtraining heeft betrekking op de benodigde vaardigheden ten behoeve van het uitvoeren van de operatie en bestaat uit:;\n \n \n •\n Voorbereiding van de operatie en de vlucht, conform het operations manual;\n \n \n •\n Het vliegen onder druk van de klant;\n \n \n •\n Het uitvoeren van een complexe operatie binnen de EVLOS-grenzen;\n \n \n •\n Omgaan met faalcondities tijdens de vlucht, zoals oriëntatieverlies, contactverlies met het satellietsysteem en het falen van noodsystemen;\n \n \n •\n Ervaring met RPAS specifieke voorzieningen zoals bijvoorbeeld verlichting, zichtcamerasystemen en andere visuele hulpmiddelen;\n \n \n •\n In staat zijn om verantwoord te kunnen vliegen als er windvlagen zijn en met name in staat zijn om op basis van de wind omstandigheden te beslissen of vliegen verantwoord is;\n \n \n •\n Beheersing van de procedure om de verantwoordelijkheid voor het voorkomen van botsingen met andere luchtvaartuigen over te dragen van de bestuurder op de waarnemer en van de waarnemer op de bestuurder;\n \n \n •\n Beheersing van crew management.\n \n \n De ervaring moet opgedaan zijn onder toezicht van een FI (RPA) in de twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan het praktijkexamen.\n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 2\n behorend bij artikel 6\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n datum\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n functies\n \n \n \n \n \n \n \n type RPAS\n \n \n \n \n \n \n \n type vlucht*\n \n \n \n \n \n \n \n registratie\n \n \n \n \n \n \n \n begintijd**\n \n \n \n \n \n \n \n eindtijd**\n \n \n \n \n \n \n \n duur\n \n \n \n \n \n \n \n locatie\n \n \n \n \n \n \n \n paraaf\n \n \n \n \n \n \n \n \n *met type vlucht wordt bedoeld VLOS of EVLOS\n **Met de begintijd en eindtijd wordt het tijdstip bedoeld waarop de vlucht daadwerkelijk begint en eindigt.\n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 3\n behorend bij artikel 7\n \n \n \n Luchtwaardigheidseisen voor RPAS\n \n Voor het verkrijgen van een speciaal-BVL onder de beperking dat de RPA niet wordt gebruikt boven mensenmenigten, aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, spoorlijnen of voor motorrijtuigen toegankelijke wegen wordt het RPAS ten minste op de volgende elementen beoordeeld:\n \n \n 1.\n Beschrijving van het RPAS inclusief klasse en type, serienummer, maximale startmassa;\n \n \n 2.\n Technische specificaties inclusief snelheidsinformatie, afmetingen, massa-informatie, zwaartepunt, maximale winduitschieters, maximaal bereik, maximale vluchtduur, gebruikte frequenties voor bediening;\n \n \n 3.\n Driezijdig beeld van het ontwerp inclusief de constructie;\n \n \n 4.\n Specificaties van het grondstation,waaronder minimaal: verstrekte informatie (ten minste: de vlieghoogte AGL of AMSL, de positie van het RPA of de horizontale afstand tot de vlieger of equivalente informatie die ertoe leidt dat het RPA binnen de maximale afstanden blijft), niveau brandstof of batterijcapaciteit en indicatie satellietontvangst), bedieningsmethodes, bedieningsmiddelen;\n \n \n 5.\n Bedradingsdiagram voor alle elektrische componenten inclusief kleuren;\n \n \n 6.\n Vlieghandboek inclusief gebruikslimieten;\n \n \n 7.\n Noodscenarios, waaronder minimaal: control failure, fatal error, engine loss, loss of engine power, low battery voltage, loss of GNSS signal, radio link failure, RPAS communicatie failure, pilot incapacitation; en\n \n \n 8.\n Verklaring van een daartoe erkend bedrijf dat de RPAS technisch voldoende veilig is om operaties conform het operationeel handboek van de operator uit te voeren.\n \n \n Tijdens de keuring van het RPAS worden ten minste de volgende zaken onderzocht:\n \n \n •\n Documentatie\n \n \n •\n De documentatie bevat ten minste de volgende inhoud:\n \n \n o\n Systeemontwerp\n \n \n o\n Onderhoud\n \n \n o\n Operationeel handboek\n \n \n o\n Noodscenarios\n \n \n –\n Link failure\n \n \n –\n Autopilot failure\n \n \n –\n Navigatie failure\n \n \n –\n Uitvallen motor\n \n \n –\n Vlieger onwel\n \n \n \n \n o\n Veiligheidsanalyse\n \n \n o\n Technisch journaal\n \n \n Tijdens de keuring wordt gekeken of de documentatie conform het aangeboden ontwerp is.\n \n \n \n \n •\n Bouw en constructie\n De mechanische toestand van het systeem wordt beoordeeld, waarbij minimaal de volgende zaken worden bekeken:\n \n \n o\n Gebruikte materialen\n \n \n o\n Samenbouw\n \n \n o\n Algehele indruk mechanische afwerking airframe\n \n \n o\n Gewichtsverdeling/zwaartepunt\n \n \n De geschiktheid van het mechanische systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n De bijdrage van het mechanische systeem in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n \n \n •\n Motoren en brandstof\n De bouw van de aandrijvingsysteem en het bijbehorende brandstof systeem worden op correcte werking beoordeeld. De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n De bijdrage van deze systemen in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n \n \n •\n Elektronische systemen\n De volgende componenten worden op correcte werking gecontroleerd:\n \n \n o\n Vluchtcontrole systeem\n \n \n o\n Navigatie systeem\n \n \n o\n Aandrijvingssysteem (servo’s e.d.)\n \n \n o\n Grond station\n \n \n De bijdrage van deze systemen in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Telemetrie systeem\n De correcte werking van het telemetrie systeem wordt gecontroleerd. Hierbij wordt minimaal naar de volgende componenten gekeken:\n \n \n o\n Transceivers grond en lucht\n \n \n o\n Frequentie gebruik\n \n \n De bijdrage van dit systeem in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n \n \n •\n Payload\n De invloed van de payload op de systemen die nodig zijn voor een veilige vluchtuitvoering wordt gecontroleerd. Hierbij worden minimaal de volgende aspecten meegenomen:\n \n \n o\n Elektromagnetische interferentie\n \n \n o\n Mechanische interferentie\n \n \n o\n Gewichtsverdeling\n \n \n De invloed van de payload in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n \n \n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Elektrisch systeem\n De volgende componenten worden op correcte werking gecontroleerd:\n \n \n o\n Batterijen\n \n \n o\n Bedrading\n \n \n o\n Algehele indruk elektrische installatie\n \n \n De bijdrage van het elektrisch systeem in de operationele veiligheidsanalyse wordt gecontroleerd.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Grondstation\n De correcte werking van de besturingsorganen en de waarschuwingssystemen worden gecontroleerd. De aanwezigheid van de juiste informatie op het grondstation om de piloot in staat te stellen om de RPA goed te besturen wordt gecontroleerd, zowel op instrumentaanwijzingen als op bedieningsorganen.\n De geschiktheid van het systeem wordt beoordeeld naar de omstandigheden van de gewenste operatie met het systeem.\n \n \n •\n Onderhoud\n Als bij het systeem een onderhoudsvoorschrift is geleverd, dan wordt de correcte inhoud van dit voorschrift gecontroleerd.\n \n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 4\n behorend bij artikel 8, lid 3\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n SPECIAL CERTIFICATE OF AIRWORTHINESS\n \n Human Environment and Transport Inspectorate\n Civil Aviation Authority Netherlands\n Correspondence address:\n P.O. Box 575, 2130 AN Hoofddorp, The Netherlands\n \n \n \n \n \n \n \n Registration number: ...\n \n \n ICAO aircraft designator: ...\n \n \n \n \n \n \n 1. Nat. & registration marks:\n \n PH-...\n \n \n \n 2. Manufacturer and manufacturer's designation of aircraft:\n \n ..............................\n \n \n \n 3. Aircraft serial number:\n \n ...\n \n \n \n \n \n 4. Categories:\n \n \n \n \n \n 5. This Special Certificate of Airworthiness is issued pursuant to the Netherlands Act on Aviation for aircraft excluded from the European Regulation (EC) No 216/2008 and also do not comply with the airworthiness requirements of ICAO. The abovementioned aircraft is considered to be airworthy when maintained and operated in accordance with the foregoing and the pertinent operating limitations.\n \n \n \n \n \n Date of issue: ....................\n \n \n \n Signature:\n \n The State Secretary for Infrastructure and the Environment,\n On behalf,\n \n \n \n \n \n Limitations / Remarks:\n \n \n \n \n \n 6. This Special Certificate of Airworthiness is valid up to and including ......, unless revoked.\n \n This certificate shall be carried by the pilot during all flights Document Number: ......\n \n \n \n \n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015\n \n \n Bijlage\n 5\n behorend bij artikel 9\n \n \n \n Paragraaf \n 1\n Definities\n \n \n \n Artikel 1\n \n In deze bijlage wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n onderhoud: de revisie, reparatie, inspectie, vervanging, uitvoering van een wijziging, of de herstelling van een defect van een RPAS of luchtvaartuigonderdeel of een combinatie van deze werkzaamheden, met uitzondering van de direct aan elke vlucht voorafgaande inspectie van het RPAS of daarmee gelijk te stellen inspecties;\n \n \n b.\n \n revisie: het weer in goede staat brengen van een RPAS of onderdeel van een RPAS door middel van inspectie en vervanging in overeenstemming met een goedgekeurde norm ter verlenging van de operationele levensduur.\n \n \n \n \n \n \n Paragraaf \n 2\n Onderhoudsprogramma\n \n \n \n Artikel 2\n \n \n \n 1.\n De houder van een RPAS is er voor verantwoordelijk dat een bij dat RPAS behorend onderhoudsprogramma wordt opgesteld, bijgehouden en bij uitvoering van onderhoud wordt gebruikt.\n \n \n 2.\n Een onderhoudsprogramma omvat ten minste de volgende aspecten: inspectieperiodes, inspectiestaten, bedrijfsgegevens, de van toepassing zijnde aanwijzingen van de minister en aanvullende onderhoudsinformatie van de ontwerper.\n \n \n 3.\n Onderhoudsprogramma's worden opgesteld en bijgehouden volgens de meest recente aanbevelingen van de ontwerper van het RPAS.\n \n \n 4.\n Wijzigingen in de aanbevelingen als bedoeld in het derde lid worden tijdig, doch uiterlijk binnen 6 maanden na uitgiftedatum in het onderhoudsprogramma verwerkt.\n \n \n 5.\n Aanwijzingen van de minister in de vorm van onderhoudsaanwijzingen en bijzondere luchtwaardigheidsaanwijzingen worden tijdig verwerkt in het onderhoudsprogramma.\n \n \n 6.\n Indien aanvullende onderhoudsinformatie van de ontwerper van het RPAS afwijkt van een aanwijzing van de minister, prevaleert de aanwijzing van de minister.\n \n \n \n \n \n Artikel 3\n \n \n \n 1.\n Het onderhoudsprogramma wordt beheerd door of namens de houder van het RPAS.\n \n \n 2.\n Het onderhoudsprogramma wordt op verzoek zo spoedig mogelijk toegezonden aan de minister.\n \n \n \n \n \n \n Paragraaf \n 3\n Uitvoering onderhoud\n \n \n \n Artikel 4\n \n \n \n 1.\n Met betrekking tot het onderhoud van een RPAS is de houder verplicht ervoor te zorgen dat de minister op zijn verzoek wordt ingelicht omtrent het tijdstip, waarop met het onderhoud dan wel met bepaalde daartoe behorende werkzaamheden zal worden aangevangen.\n \n \n 2.\n Het onderhoud van een RPAS mag worden uitgevoerd door of onder verantwoordelijkheid van de houder van het RPAS.\n \n \n 3.\n Met betrekking tot het onderhoud aan een RPAS of een onderdeel daarvan is de uitvoerder er voor verantwoordelijk:\n \n \n a.\n dat de organisatie en inrichting van de bij het onderhoud betrokken werkplaatsen, de werkwijzen en controlemethoden, de gereedschappen, de onderhoudsdocumentatie, alsmede de kundigheid van het bij de werkzaamheden betrokken personeel, zodanig zijn dat een goede uitvoering van het onderhoud is gewaarborgd;\n \n \n b.\n dat materialen, onderdelen en halfproducten, alsmede uitrustingsstukken alvorens deze bij het onderhoud te verwerken, zijn:\n \n \n 1°.\n geproduceerd volgens een door de ontwerper van het RPAS goedgekeurde producent, dan wel\n \n \n 2°.\n onderhouden volgens de aanwijzingen van de ontwerper van het RPAS;\n \n \n \n \n c.\n dat het RPAS na het onderhoud aan de in Artikel 6 genoemde luchtwaardigheidseisen voldoet, door het uitvoeren of laten uitvoeren van de inspecties en proeven waaruit blijkt, dat:\n \n \n 1°. \n de vervaardigingswijzen, de samenvoeging en de beproevingswijzen door de ontwerper van het RPAS zijn goedgekeurd of als zodanig zijn aanvaard, en\n \n \n 2°. \n de werking van het RPAS juist is.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Paragraaf\n 4\n Technische administratie luchtvaartuig\n \n \n \n Artikel 5\n \n \n \n 1.\n De houder van een RPAS is tijdens de geldigheidsduur van het voor dat luchtvaartuig afgegeven speciaal-BvL verplicht een technische administratie te voeren ten aanzien van het RPAS en van de volgende onderdelen daarvan:\n \n \n a.\n voortstuwingsinrichtingen;\n \n \n b.\n luchtschroeven;\n \n \n c.\n onderdelen die na revisie of herstelling in het algemeen niet in hetzelfde RPAS zullen worden gemonteerd.\n \n \n \n \n 2.\n In de technische administratie van een RPAS zijn de onderhoudsverklaringen, de certificaten van vrijgave of de certificaten van vrijgave voor gebruik alsmede de onderliggende documenten betreffende de aan het RPAS verrichte werkzaamheden, opgenomen. Deze documenten bevatten, met vermelding van de data, ten minste de gegevens met betrekking tot:\n \n \n a.\n het aantal vlieguren, of cycli, zodanig dat hieruit blijkt hoe lang het RPAS heeft gevlogen sinds de bouw en sinds het laatste periodieke onderhoud;\n \n \n b.\n de technische storingen, de opgelopen schade en de proefvluchten, en\n \n \n c.\n het onderhoud dat het RPAS heeft ondergaan.\n \n \n \n \n 3.\n De gegevens worden beveiligd vastgelegd en mogen niet worden uitgewist, verwijderd of onleesbaar worden gemaakt. De gegevens zijn volledig, duidelijk leesbaar en begrijpelijk.\n \n \n 4.\n De technische administratie van het RPAS en van de onderdelen van het RPAS wordt gevoerd op aanwijzingen van de minister in daartoe bestemde boeken, op daartoe bestemde formulieren of in het daarvoor bestemde techlog systeem.\n \n \n 5.\n Op de boeken, formulieren en andere bescheiden moeten ten minste de benaming, de typeaanduiding, het serienummer en de naam van de fabrikant van het RPAS of het onderdeel worden vermeld.\n \n \n 6.\n Volgboeken en volgkaarten, die ter voortzetting van de reeks aantekeningen worden gebruikt, moeten zijn voorzien van een volgnummer. De bladzijden van de boeken moeten doorlopend genummerd zijn.\n \n \n \n \n \n Artikel 6\n \n Tenzij de minister een andere termijn heeft vastgesteld, wordt de technische administratie onder verantwoordelijkheid van de houder van het RPAS gedurende twee jaren bewaard.\n \n \n \n \n Paragraaf 5. Onderzoek en melding van defecten en gebreken\n \n \n \n Artikel 7\n \n \n \n 1.\n De houder van een RPAS is tijdens de geldigheidsduur van het voor dat RPAS afgegeven speciaal bewijs van luchtwaardigheid verplicht op een door de minister gedaan verzoek het RPAS voor een onderzoek naar de luchtwaardigheid ter beschikking te stellen op een nader door de minister te bepalen tijdstip en plaats, waarbij zoveel mogelijk rekening zal worden gehouden met de belangen van de houder.\n \n \n 2.\n Tijdens een onderzoek als bedoeld in het eerste lid dient de houder:\n \n \n a.\n voldoende en deskundig personeel beschikbaar te stellen om de nodige assistentie te verlenen, alsmede de nodige hulpmiddelen, in het bijzonder voor het onderzoek van de installaties;\n \n \n b.\n te zorgen dat de proeven en proefvluchten die de minister noodzakelijk acht worden uitgevoerd;\n \n \n c.\n te zorgen dat op verzoek van de minister:\n \n \n 1°.\n het gewicht en het zwaartepunt van het RPA wordt bepaald;\n \n \n 2°.\n de technische administratie wordt overgelegd.\n \n \n \n \n \n \n \n \n20153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340320153277107-10-201506-10-2015IENM/BSK-2015/18340308-10-2015\n \n \n Bijlage\n 6\n behorend bij artikel 10\n \n Het handboek, bedoeld in artikel 11, bevat in ieder geval een duidelijke beschrijving van:\n \n \n •\n de organisatiestructuur, waaronder de instructies die de (eind)verantwoordelijkheid van de bij de vluchtuitvoering betrokken personen in hoofdlijnen aangeven;\n \n \n •\n de standaard werkmethoden, waaronder de procedure voor selectie en inrichting van het start-en landingsterrein met veilige afstanden tot obstakels (inclusief wegen) en personen niet betrokken bij de vlucht, voor het vrijhouden van het gebied waarboven de operatie wordt uitgevoerd van nieuwsgierigen en andere personen niet betrokken bij de vlucht en voor het creëren van een veilig werkgebied en vrij start- en landingsgebied voor de bemanning;\n \n \n •\n het luchtwerk waarop het ROC betrekking heeft;\n \n \n •\n een naar het oordeel van de minister adequate procedure:\n \n \n o\n voor het aanwijzen van de gezagvoerder;\n \n \n o\n voor samenwerking tussen de gezagvoerder en de waarnemer (VLOS);\n \n \n o\n voor samenwerking tussen de gezagvoerder en de waarnemer op afstand (EVLOS);\n \n \n o\n voor operaties binnen een CTR, indien wordt gevlogen binnen een CTR;\n \n \n o\n voor het veilig en zonder gevaar voor derden overvliegen van een in gebruik zijnde weg of spoorlijn waarboven de operatie plaatsvindt;\n \n \n o\n om uiterlijk 24 uur voor de vlucht een NOTAM als bedoeld in artikel 1 van de Regeling burgerluchtvaartinlichtingen te publiceren, waarin de operatie met het RPA bekend wordt gemaakt bij de AIS-unit Schiphol of de AIS-unit AOCS Nieuw Milligen, bedoeld in artikel 1 van de Regeling burgerluchtvaartinlichtingen, indien het vluchten betreft die plaatsvinden boven een hoogte van 40 meter binnen luchtruim waarin laag mag worden gevlogen door civiele of militaire luchtvaartuigen;\n \n \n \n \n •\n de interne normen voor de inzetbaarheid van gezagvoerder, waarnemer en waarnemer op afstand en ‘human factor’ elementen;\n \n \n •\n de procedures ten aanzien van de vluchtvoorbereiding (zoals NOTAMS, indien aan de orde, geldige kaart(en), luchtvaartgids, luchtvaartmeteorologische inlichtingen), waarbij voor de brandweer in plaats van NOTAMS in het kader van de taken, bedoeld in artikel 25, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met d, en tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s, een procedure voor contact met de gemeenschappelijke meldkamer, bedoeld in artikel 35, van de Wet veiligheidsregio’s, kan worden gebruikt;\n \n \n •\n de procedure van de risicoanalyse per vlucht (invloed van specifieke omgeving op veiligheid derden in de lucht en op de grond), rekening houdend met woonbebouwing en industrie via http://bagviewer.geodan.nl/;\n \n \n •\n de wijze waarop een veiligheidsmanagementsysteem is ingevoerd in de organisatie, waaronder de melding van incidenten, de rol van de veiligheidsmanager en de uitgangspunten van de organisatie voor veilig gedrag (minimum het VMS-light); en\n \n \n •\n een veiligheidsanalyse voor de uitvoering van vluchten waarop het ROC betrekking heeft, waarbij operationele aspecten, kwalificaties van de bemanning en technische toestand van het systeem worden meegenomen.\n \n \n20175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247920175741106-10-201704-10-2017IENM/BSK-2017/23247907-10-2017\n \n20151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153320151203430-04-201523-04-2015IENM/BSK-2015/1153301-07-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036568/manifest.xml", "content": "2015-07-012015-07-04T03:53:39+02:002025-01-21T21:09:26+01:00BWBR0036568.WTI2015-07-012015-10-072015-07-019999-12-312015-07-02T02:37:09+02:002016-01-19T06:55:10+01:00990978f205eb2a17320ed57c7264491f0b3eb5d4af17331cc547ae8d8b60c1a9d82261e0369865f585a6753d4fd7c1bce49d750f9e706be154709d0f6be23a87235112015-10-082015-11-062015-10-089999-12-312015-10-09T07:01:01+02:002016-01-19T06:55:11+01:005b9b04ac3f38cea6b5fc1d82e44e7f6ee78cd4cf3ee96f1ddd4a6c6ef4995769fa71395067a1d2edd9b30c8223a283b0f59273941fdcd1b6984a7815fbb695d6247782015-11-072016-06-302015-11-079999-12-312015-11-10T06:16:50+01:002016-07-01T06:56:09+02:00962651ac8b3f4b309504b12b2dafcbc8418cad03b9ea011b29092c122ab84b649098a5865290b77c27cf16dd28336a79779a0cfb708d62ef157eff0f891760fe256322016-07-012017-10-062016-07-019999-12-312016-07-01T06:56:09+02:002017-10-07T06:47:05+02:002f5dca87a3c9f35f7ea5fe69023fcfc7ef5e2d35193dc778643b2c847edfc174a43667d99a720926a62da5a29dd82cc048c52b2b71929bafbf05a1718924c5bd269402017-10-072019-03-312017-10-079999-12-312017-10-07T06:47:02+02:002019-04-01T06:15:18+02:00b6bf8993058d403d7b9a06b056407e5303acdc68c46187260cd9410e49003d8ccae3970dca33dec82226c0b0b331ac4048b3788059a594ad4fc16c7a02a1a0aa273462019-04-012019-11-062019-04-019999-12-312019-04-01T06:15:18+02:002019-11-07T06:50:53+01:0021a7af3733957bba74e84b0557e3ddd9397fdfe29b65631a60e427c431434050f3b0ee834fa5604337e561f9a13aa71df7797a201cec2b5a9d6306910c8a997b274422019-11-072020-12-302019-11-079999-12-312019-11-07T06:50:53+01:002021-01-06T07:00:17+01:00e59a87701e5f65984381c153880b1374bc7efa56fb733f19b72c8ce9d3542651faf990f25a81c48014d052e8521c4dc11599ee85ed72558501c86191b2e7dd80274602020-12-319999-12-312020-12-319999-12-312021-01-06T07:00:17+01:002021-01-06T07:00:17+01:00b66979d7d2b05741aa35cc63b36c4b44afe53aade6124bd3ed34503d344a47f6f0e2c8f2b891742b8e91ff28a510c0e7dc37493b49a6207d3be225a7d9ee4cef236693", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036569/2015-01-01_1/xml/BWBR0036569_2015-01-01_1.xml", "content": "\n Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 22 april 2015, nr. WJZ/14173439 tot instelling van de Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten (Instellingsbesluit Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten)20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12089, datum inwerkingtreding 01-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n Instellingsbesluit Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12089, datum inwerkingtreding 01-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,\n \n Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en artikel 4, derde lid, van het Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten;\n \n \n Besluit:\n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12089, datum inwerkingtreding 01-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de minister: de Minister van Economische Zaken;\n \n \n b.\n \n commissie: de Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten;\n \n \n c.\n \n convenant: het Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten van 5 juni 2012 (Stcrt. 2012, 13162).\n \n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12089, datum inwerkingtreding 01-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Er is een Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten.\n \n \n 2\n De commissie heeft tot taak de minister en de convenantspartijen te adviseren op basis van de onderzoeksresultaten van wetenschappers en instituten, bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van het convenant.\n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12089, datum inwerkingtreding 01-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste drie en ten hoogste vijf andere leden.\n \n \n 2\n De leden worden door de minister benoemd en kunnen door de minister worden geschorst en ontslagen.\n \n \n 3\n De leden brengen op persoonlijke titel hun kennis en ervaring in en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke belangengroep.\n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12089, datum inwerkingtreding 01-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 4\n \n \n 1\n De commissie stelt haar eigen werkwijze schriftelijk vast.\n \n \n 2\n De minister voorziet in het secretariaat van de commissie.\n \n \n 3\n De minister kan een waarnemer aanwijzen, die het recht heeft de vergaderingen van de commissie bij te wonen.\n \n \n 4\n Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie bewaard in het archief van dat ministerie.\n \n \n 5\n De commissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.\n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12089, datum inwerkingtreding 01-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Aan de voorzitter van de commissie wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,2.\n \n \n 2\n De andere leden van de commissie ontvangen een vergoeding per vergadering van € 256,24.\n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12089, datum inwerkingtreding 01-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 6\n \n Te rekenen vanaf 1 januari 2015 worden voor een periode van twee jaar tot lid van de commissie benoemd:\n \n \n a.\n mevrouw prof. F. Ohl, te Maarn, tevens voorzitter;\n \n \n b.\n de heer drs. J. Borgmeier, te Noordwijkerhout;\n \n \n c.\n de heer prof. C.J. Kalkman, te Woerden;\n \n \n d.\n de heer dr. F.L.B. Meijboom, te Ede;\n \n \n e.\n mevrouw dr. E. Peeters, te Bornem (B).\n \n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12089, datum inwerkingtreding 01-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 7\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015.\n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12089, datum inwerkingtreding 01-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 8\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten.\n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12089, datum inwerkingtreding 01-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 22 april 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,S.A.M.Dijksma\n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12089, datum inwerkingtreding 01-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036569/2015-05-01_0/xml/BWBR0036569_2015-05-01_0.xml", "content": "\n Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 22 april 2015, nr. WJZ/14173439 tot instelling van de Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten (Instellingsbesluit Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten)\n Instellingsbesluit Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,\n \n Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en artikel 4, derde lid, van het Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten;\n \n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de minister: de Minister van Economische Zaken;\n \n \n b.\n \n commissie: de Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten;\n \n \n c.\n \n convenant: het Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten van 5 juni 2012 (Stcrt. 2012, 13162).\n \n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Er is een Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten.\n \n \n 2\n De commissie heeft tot taak de minister en de convenantspartijen te adviseren op basis van de onderzoeksresultaten van wetenschappers en instituten, bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van het convenant.\n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste drie en ten hoogste vijf andere leden.\n \n \n 2\n De leden worden door de minister benoemd en kunnen door de minister worden geschorst en ontslagen.\n \n \n 3\n De leden brengen op persoonlijke titel hun kennis en ervaring in en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke belangengroep.\n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 4\n \n \n 1\n De commissie stelt haar eigen werkwijze schriftelijk vast.\n \n \n 2\n De minister voorziet in het secretariaat van de commissie.\n \n \n 3\n De minister kan een waarnemer aanwijzen, die het recht heeft de vergaderingen van de commissie bij te wonen.\n \n \n 4\n Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie bewaard in het archief van dat ministerie.\n \n \n 5\n De commissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.\n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Aan de voorzitter van de commissie wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,2.\n \n \n 2\n De andere leden van de commissie ontvangen een vergoeding per vergadering van € 256,24.\n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 6\n \n Te rekenen vanaf 1 januari 2015 worden voor een periode van twee jaar tot lid van de commissie benoemd:\n \n \n a.\n mevrouw prof. F. Ohl, te Maarn, tevens voorzitter;\n \n \n b.\n de heer drs. J. Borgmeier, te Noordwijkerhout;\n \n \n c.\n de heer prof. C.J. Kalkman, te Woerden;\n \n \n d.\n de heer dr. F.L.B. Meijboom, te Ede;\n \n \n e.\n mevrouw dr. E. Peeters, te Bornem (B).\n \n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 7\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015.\n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 8\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten.\n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 22 april 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,S.A.M.Dijksma\n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036569/2017-08-22_0/xml/BWBR0036569_2017-08-22_0.xml", "content": "\n Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 22 april 2015, nr. WJZ/14173439 tot instelling van de Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten (Instellingsbesluit Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten)20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n Instellingsbesluit Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,\n \n Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en artikel 4, derde lid, van het Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten;\n \n \n Besluit:\n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de minister: de Minister van Economische Zaken;\n \n \n b.\n \n commissie: de Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten;\n \n \n c.\n \n convenant: het Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten van 5 juni 2012 (Stcrt. 2012, 13162).\n \n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Er is een Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten.\n \n \n 2\n De commissie heeft tot taak de minister en de convenantspartijen te adviseren op basis van de onderzoeksresultaten van wetenschappers en instituten, bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van het convenant.\n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste drie en ten hoogste vijf andere leden.\n \n \n 2\n De leden worden door de minister benoemd en kunnen door de minister worden geschorst en ontslagen. Een van de leden wordt op voordracht van de convenantspartijen als bedoeld in artikel 4, vierde lid, van het convenant benoemd. \n \n \n 3\n De leden brengen op persoonlijke titel hun kennis en ervaring in en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke belangengroep.\n \n \n 4\n Het voorgedragen lid, bedoeld in het tweede lid, wordt benoemd voor de periode benodigd voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag waarvoor hij is voorgedragen.\n \n20174726421-08-201710-07-201720174726421-08-201710-07-201722-08-2017\n \n \n Artikel\n 4\n \n \n 1\n De commissie stelt haar eigen werkwijze schriftelijk vast.\n \n \n 2\n De minister voorziet in het secretariaat van de commissie.\n \n \n 3\n De minister kan een waarnemer aanwijzen, die het recht heeft de vergaderingen van de commissie bij te wonen.\n \n \n 4\n Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie bewaard in het archief van dat ministerie.\n \n \n 5\n De commissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.\n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Aan de voorzitter van de commissie wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,2.\n \n \n 2\n De andere leden van de commissie ontvangen een vergoeding per vergadering van € 275,–.\n \n20174726421-08-201710-07-201720174726421-08-201710-07-201722-08-2017\n \n \n Artikel\n 6\n \n Te rekenen vanaf 1 januari 2015 worden voor een periode van twee jaar tot lid van de commissie benoemd:\n \n \n a.\n mevrouw prof. F. Ohl, te Maarn, tevens voorzitter;\n \n \n b.\n de heer drs. J. Borgmeier, te Noordwijkerhout;\n \n \n c.\n de heer prof. C.J. Kalkman, te Woerden;\n \n \n d.\n de heer dr. F.L.B. Meijboom, te Ede;\n \n \n e.\n mevrouw dr. E. Peeters, te Bornem (B).\n \n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 7\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015.\n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 8\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten.\n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 22 april 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,S.A.M.Dijksma\n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036569/2019-01-01_0/xml/BWBR0036569_2019-01-01_0.xml", "content": "\n Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 22 april 2015, nr. WJZ/14173439 tot instelling van de Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten (Instellingsbesluit Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten)20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n Instellingsbesluit Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,\n \n Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en artikel 4, derde lid, van het Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten;\n \n \n Besluit:\n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de minister: de Minister van Economische Zaken;\n \n \n b.\n \n commissie: de Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten;\n \n \n c.\n \n convenant: het Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten van 5 juni 2012 (Stcrt. 2012, 13162).\n \n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Er is een Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten.\n \n \n 2\n De commissie heeft tot taak de minister en de convenantspartijen te adviseren op basis van de onderzoeksresultaten van wetenschappers en instituten, bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van het convenant.\n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste drie en ten hoogste vijf andere leden.\n \n \n 2\n De leden worden door de minister benoemd en kunnen door de minister worden geschorst en ontslagen. Een van de leden wordt op voordracht van de convenantspartijen als bedoeld in artikel 4, vierde lid, van het convenant benoemd. \n \n \n 3\n De leden brengen op persoonlijke titel hun kennis en ervaring in en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke belangengroep.\n \n \n 4\n Het voorgedragen lid, bedoeld in het tweede lid, wordt benoemd voor de periode benodigd voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag waarvoor hij is voorgedragen.\n \n20174726421-08-201710-07-201720174726421-08-201710-07-201722-08-2017\n \n \n Artikel\n 4\n \n \n 1\n De commissie stelt haar eigen werkwijze schriftelijk vast.\n \n \n 2\n De minister voorziet in het secretariaat van de commissie.\n \n \n 3\n De minister kan een waarnemer aanwijzen, die het recht heeft de vergaderingen van de commissie bij te wonen.\n \n \n 4\n Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie bewaard in het archief van dat ministerie.\n \n \n 5\n De commissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.\n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Aan de voorzitter van de commissie wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,2.\n \n \n 2\n De andere leden van de commissie ontvangen een vergoeding per vergadering van € 275,–.\n \n20174726421-08-201710-07-201720174726421-08-201710-07-201722-08-2017\n \n \n Artikel\n 6\n \n Te rekenen vanaf 1 januari 2015 worden voor een periode van twee jaar tot lid van de commissie benoemd:\n \n \n a.\n mevrouw prof. F. Ohl, te Maarn, tevens voorzitter;\n \n \n b.\n de heer drs. J. Borgmeier, te Noordwijkerhout;\n \n \n c.\n de heer prof. C.J. Kalkman, te Woerden;\n \n \n d.\n de heer dr. F.L.B. Meijboom, te Ede;\n \n \n e.\n mevrouw dr. E. Peeters, te Bornem (B).\n \n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 7\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015.\n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 8\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten.\n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 22 april 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,S.A.M.Dijksma\n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036569/2019-01-01_1/xml/BWBR0036569_2019-01-01_1.xml", "content": "BWBR0036569_2019-01-01_0\n Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 22 april 2015, nr. WJZ/14173439 tot instelling van de Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten (Instellingsbesluit Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten)20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n Instellingsbesluit Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,\n \n Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en artikel 4, derde lid, van het Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten;\n \n \n Besluit:\n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de minister: de Minister van Economische Zaken;\n \n \n b.\n \n commissie: de Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten;\n \n \n c.\n \n convenant: het Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten van 5 juni 2012 (Stcrt. 2012, 13162).\n \n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Er is een Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten.\n \n \n 2\n De commissie heeft tot taak de minister en de convenantspartijen te adviseren op basis van de onderzoeksresultaten van wetenschappers en instituten, bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van het convenant.\n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste drie en ten hoogste vijf andere leden.\n \n \n 2\n De leden worden door de minister benoemd en kunnen door de minister worden geschorst en ontslagen. Een van de leden wordt op voordracht van de convenantspartijen als bedoeld in artikel 4, vierde lid, van het convenant benoemd. \n \n \n 3\n De leden brengen op persoonlijke titel hun kennis en ervaring in en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke belangengroep.\n \n \n 4\n Het voorgedragen lid, bedoeld in het tweede lid, wordt benoemd voor de periode benodigd voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag waarvoor hij is voorgedragen.\n \n20174726421-08-201710-07-201720174726421-08-201710-07-201722-08-201701-01-2019Stcrt. 2019, 753, datum inwerkingtreding 05-01-2019, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2019.1De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee en ten hoogste vijf andere leden.5De minister kan gastdeskundigen benoemen.\n \n \n Artikel\n 4\n \n \n 1\n De commissie stelt haar eigen werkwijze schriftelijk vast.\n \n \n 2\n De minister voorziet in het secretariaat van de commissie.\n \n \n 3\n De minister kan een waarnemer aanwijzen, die het recht heeft de vergaderingen van de commissie bij te wonen.\n \n \n 4\n Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie bewaard in het archief van dat ministerie.\n \n \n 5\n De commissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.\n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Aan de voorzitter van de commissie wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,2.\n \n \n 2\n De andere leden van de commissie ontvangen een vergoeding per vergadering van € 275,–.\n \n20174726421-08-201710-07-201720174726421-08-201710-07-201722-08-201701-01-2019Stcrt. 2019, 753, datum inwerkingtreding 05-01-2019, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2019.1De voorzitter van de commissie ontvangt een vergoeding per vergadering van € 373,–.2De andere leden van de commissie en de gastdeskundigen ontvangen een vergoeding per vergadering van € 287,–.\n \n \n Artikel\n 6\n \n Te rekenen vanaf 1 januari 2015 worden voor een periode van twee jaar tot lid van de commissie benoemd:\n \n \n a.\n mevrouw prof. F. Ohl, te Maarn, tevens voorzitter;\n \n \n b.\n de heer drs. J. Borgmeier, te Noordwijkerhout;\n \n \n c.\n de heer prof. C.J. Kalkman, te Woerden;\n \n \n d.\n de heer dr. F.L.B. Meijboom, te Ede;\n \n \n e.\n mevrouw dr. E. Peeters, te Bornem (B).\n \n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 7\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015.\n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 8\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten.\n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 22 april 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,S.A.M.Dijksma\n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036569/2019-01-05_0/xml/BWBR0036569_2019-01-05_0.xml", "content": "\n Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 22 april 2015, nr. WJZ/14173439 tot instelling van de Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten (Instellingsbesluit Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten)20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n Instellingsbesluit Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,\n \n Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en artikel 4, derde lid, van het Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten;\n \n \n Besluit:\n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de minister: de Minister van Economische Zaken;\n \n \n b.\n \n commissie: de Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten;\n \n \n c.\n \n convenant: het Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten van 5 juni 2012 (Stcrt. 2012, 13162).\n \n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Er is een Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten.\n \n \n 2\n De commissie heeft tot taak de minister en de convenantspartijen te adviseren op basis van de onderzoeksresultaten van wetenschappers en instituten, bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van het convenant.\n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee en ten hoogste vijf andere leden.\n \n \n 2\n De leden worden door de minister benoemd en kunnen door de minister worden geschorst en ontslagen. Een van de leden wordt op voordracht van de convenantspartijen als bedoeld in artikel 4, vierde lid, van het convenant benoemd. \n \n \n 3\n De leden brengen op persoonlijke titel hun kennis en ervaring in en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke belangengroep.\n \n \n 4\n Het voorgedragen lid, bedoeld in het tweede lid, wordt benoemd voor de periode benodigd voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag waarvoor hij is voorgedragen.\n \n \n 5\n De minister kan gastdeskundigen benoemen.\n \n201975304-01-201921-12-2018WJZ/18315803201975304-01-201921-12-2018WJZ/1831580305-01-201901-01-2019\n \n \n Artikel\n 4\n \n \n 1\n De commissie stelt haar eigen werkwijze schriftelijk vast.\n \n \n 2\n De minister voorziet in het secretariaat van de commissie.\n \n \n 3\n De minister kan een waarnemer aanwijzen, die het recht heeft de vergaderingen van de commissie bij te wonen.\n \n \n 4\n Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie bewaard in het archief van dat ministerie.\n \n \n 5\n De commissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.\n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n De voorzitter van de commissie ontvangt een vergoeding per vergadering van € 373,–.\n \n \n 2\n De andere leden van de commissie en de gastdeskundigen ontvangen een vergoeding per vergadering van € 287,–.\n \n201975304-01-201921-12-2018WJZ/18315803201975304-01-201921-12-2018WJZ/1831580305-01-201901-01-2019\n \n \n Artikel\n 6\n \n Te rekenen vanaf 1 januari 2015 worden voor een periode van twee jaar tot lid van de commissie benoemd:\n \n \n a.\n mevrouw prof. F. Ohl, te Maarn, tevens voorzitter;\n \n \n b.\n de heer drs. J. Borgmeier, te Noordwijkerhout;\n \n \n c.\n de heer prof. C.J. Kalkman, te Woerden;\n \n \n d.\n de heer dr. F.L.B. Meijboom, te Ede;\n \n \n e.\n mevrouw dr. E. Peeters, te Bornem (B).\n \n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 7\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015.\n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 8\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Wetenschappelijke Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten.\n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 22 april 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,S.A.M.Dijksma\n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015\n \n20151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343920151208930-04-201522-04-2015WJZ/1417343901-05-201501-01-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036569/manifest.xml", "content": "2015-05-012015-01-01tot-en-met2015-07-04T00:58:05+02:002019-01-08T07:15:19+01:00BWBR0036569.WTI2015-05-012017-08-212015-05-019999-12-312015-07-02T02:37:59+02:002017-08-22T06:05:33+02:00fe824440eb5b9db692024234bc78c4fd5f038f967abaef42c2aa0e080908f8661cf7de189f9ff9f67fad1c324c29afedf160c297d61291a16e976586efbf32c937812015-01-012015-04-302015-05-019999-12-312015-07-02T02:37:59+02:002016-01-21T10:57:33+01:00cb07400dfb3ae8e48e7651b3c640c6d5a7571539d7b31c1655798fb1fb49567bbdf003b0b07290b76ffdb933af818f8bc6c25559bc5e311fbac09e6cd891e76940152017-08-222018-12-312017-08-229999-12-312017-08-22T06:05:33+02:002019-01-08T07:16:27+01:002a253ef5ee4cc322acc3e13820734188f7242c1e2c1af526fe5797dc32cc8ecfaf710bf18bec0dd29d0f33a396239b55af5682c30213cf0002b1854165b86d6740292019-01-059999-12-312019-01-059999-12-312019-01-08T07:15:48+01:002019-01-08T07:15:48+01:007d382875435a5641ec86e1fcc7be4756e660132dacb0ef741c42c3c87c7d3175399b909035b67e20587ad055d698ff837d813d8f95da6ae08fa24e8ba50dcd9c39372019-01-012019-01-042019-01-059999-12-312019-01-08T07:16:27+01:002019-01-08T07:16:27+01:001d6637d154d7236a42f2f821539eae616e67127da3f6861343ac0e85a91fd89f4caf0ae27c2e6cbd6eb1896a03ebbb66a0d167e52e1f6cff647008b8baf6c0c542612019-01-012019-01-042017-08-222019-01-042019-01-08T07:16:27+01:002019-01-08T07:16:27+01:009cb64c4af67d6725ef1e32208adfdc4e4b3301f60b1efa840cb5578c5a4fb92574bf70ef39f57208a123a6e8f2c8fda5930602539f851fcdccca97ab6eaa3ca94034", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036571/2011-01-18_1/xml/BWBR0036571_2011-01-18_1.xml", "content": "\n Het nieuwe Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 19 december 200620121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-201118-01-2011Stcrt. 2012, 14135, datum inwerkingtreding 13-07-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 18-01-2011.\n Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-201118-01-2011Stcrt. 2012, 14135, datum inwerkingtreding 13-07-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 18-01-2011.\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 11 van het Organisatie- en mandaatbesluit ministerie van Financiën;\n Gehoord de Ondernemingsraad van het directoraat-generaal Belastingdienst;\n In overeenstemming met de secretaris-generaal;\n \n \n Besluit:\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-201118-01-2011Stcrt. 2012, 14135, datum inwerkingtreding 13-07-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 18-01-2011.\n \n \n \n Artikel\n 1\n : Algemene leiding\n \n \n 1\n Het Dagelijks Bestuur (DB) Belastingdienst vormt de algemene leiding van het directoraat-generaal Belastingdienst (DGBel).\n \n \n 2\n De directeur-generaal Belastingdienst is voorzitter van het DB Belastingdienst en wordt bij afwezigheid vervangen door een van de leden van het DB Belastingdienst.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-201118-01-2011Stcrt. 2012, 14135, datum inwerkingtreding 13-07-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 18-01-2011.\n \n \n Artikel\n 2\n : Organisatie, taken en verantwoordelijkheden\n \n \n 1\n De organisatie en taken van de onder het DB ressorterende clusters worden vastgesteld zoals weergegeven in de bij dit besluit behorende bijlage 1.\n \n \n 2\n De leden van het DB Belastingdienst zijn verantwoordelijk voor de beleidsterreinen van de in bijlage 1 genoemde clusters, voor de afbakening en samenhang van deze beleidsterreinen en voor de bijbehorende bedrijfsvoering op DGBel. Deze leden zijn aspectverantwoordelijke op de terreinen financiën, personeel, informatie voorziening en fiscaliteit en worden als gevolgd geduid: \n \n \n •\n de Chief Financial Officer Belastingdienst (CFO),\n \n \n •\n de Chief Human Resource Officer Belastingdienst (CHRO),\n \n \n •\n de Chief Information Officer Belastingdienst (CIO),\n \n \n •\n de Chief Fiscal Affairs Officer Belastingdienst (CFAO).\n \n \n Daarnaast hebben de twee algemeen directeuren van de Belastingdienstregio’s en de Douane zitting in het DB. Zij zijn hierin mede koers- en beleidsbepalend. Ook kunnen op uitnodiging van de dg andere directeuren tijdelijk gevraagd worden deel te nemen aan het DB, bijvoorbeeld vanwege specifiek geagendeerde onderwerpen.\n \n \n 3\n De directeur generaal kan besluiten om leden van het DB aan te wijzen als zijn vervanger in (inter-) nationale overleggen waarin zij de Belastingdienst vertegenwoordigen.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-201118-01-2011Stcrt. 2012, 14135, datum inwerkingtreding 13-07-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 18-01-2011.\n \n \n Artikel\n 3\n : Budgethouderschap\n \n In bijlage 2 zijn de budgethouders aangewezen alsmede de budgetten waarvoor zij bevoegd zijn. De budgethouders zijn bevoegd verplichtingen – met financiële consequenties – aan te gaan en uitgaven goed te keuren binnen hun budgetten en passend binnen hun taken.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-201118-01-2011Stcrt. 2012, 14135, datum inwerkingtreding 13-07-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 18-01-2011.\n \n \n Artikel\n 4\n : Mandaat primair proces DGBEL\n \n \n 1\n De aspectverantwoordelijke leden van het DB Belastingdienst (zoals genoemd in artikel 2) hebben binnen het kader van het jaarplan en binnen eventueel door de bewindspersoon of namens de bewindspersoon door de secretaris-generaal of de directeur-generaal Belastingdienst gegeven richtlijnen mandaat tot het nemen van besluiten en afdoen van stukken betreffende alle in bijlage 1 genoemde beleidsaangelegenheden.\n \n \n 2\n De in het eerste lid toegekende mandaten kunnen binnen het kader van hun taken ook worden uitgeoefend door functionarissen die daartoe worden gemandateerd in bijlage 2.\n \n \n 3\n Over vraagstukken die van politiek gevoelige of anderszins zwaarwegende aard zijn, treden de in het tweede lid bedoelde mandaathouders in overleg met een lid van het DB Belastingdienst en/of de bewindspersoon die het aangaat.\n \n \n 4\n De ondertekening van uitgaande stukken zal luiden als volgt: \n De Minister van Financiën, resp. De Staatssecretaris van Financiën, \n namens deze, \n (handtekening) \n gevolgd door naam en functie van de (onder)gemandateerde functionaris.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-201118-01-2011Stcrt. 2012, 14135, datum inwerkingtreding 13-07-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 18-01-2011.\n \n \n Artikel\n 5\n : Mandaat bedrijfsvoering\n \n \n 1\n De aspectverantwoordelijke leden van het DB Belastingdienst, alsmede hun adjunct directeuren, hebben - binnen het kader van het jaarplan en binnen door de minister of namens de minister door de secretaris-generaal of directeur-generaal Belastingdienst gegeven richtlijnen en behoudens de bepalingen in het Organisatie- en Mandaatbesluit ministerie van Financiën - mandaat tot het nemen van besluiten en afdoen van stukken betreffende alle bedrijfsvoeringaangelegenheden die behoren tot het werkterrein van het directoraat-generaal Belastingdienst.\n \n \n 2\n Aan de directeur-generaal Belastingdienst is voorbehouden het nemen, afdoen en ondertekenen van besluiten aangaande:\n \n \n a.\n alle beslissingen betreffende plaatsing, ontslag en bezoldiging van functionarissen vanaf schaal 15, behoudens het bepaalde in artikel 20 van het Organisatie- en mandaatbesluit ministerie van Financiën; \n \n \n b.\n vaststellen van de formatie;\n \n \n c.\n bijzondere aanstelling in tijdelijke dienst (artikel 6a ARAR); \n \n \n d.\n (tijdelijke) plaatsing in het buitenland; \n \n \n e.\n bezoldigingsbeslissingen op basis van artikel 7, tweede en derde lid BBRA, artikel 8 BBRA en artikel 22a BBRA met uitzondering van de toekenning van incidentele beloningen voor bijzondere prestaties; \n \n \n f.\n disciplinaire maatregelen (hoofdstuk 8 ARAR); \n \n \n g.\n schadeloosstelling (artikel 69 ARAR); \n \n \n h.\n reorganisatieontslag (artikel 96 ARAR); \n \n \n i.\n vertrekregelingen; \n \n \n j.\n ontslag op andere gronden (artikel 99 ARAR).\n \n \n \n \n 3\n Onverminderd het eerste lid is de bevoegdheid tot het afdoen en ondertekenen van besluiten namens de in het eerste lid gemandateerde functionarissen toegekend aan het hoofd en het plaatsvervangend hoofd van de eenheid Organisatie & Personeel van de directie Bedrijfsvoering van het ministerie van Financiën.\n \n \n 4\n Aan de in het eerste lid gemandateerde functionarissen, alsmede de adjunct directeuren, is voorbehouden het afdoen en ondertekenen van besluiten aangaande:\n \n \n a.\n vaststelling feitelijk opgedragen functie; \n \n \n b.\n (verlengde) aanstellingsbesluiten; \n \n \n c.\n ver- en herplaatsing; \n \n \n d.\n aanstelling in vaste dienst; \n \n \n e.\n tijdelijk opdragen van andere werkzaamheden; \n \n \n f.\n wijziging van salarisschaal; \n \n \n g.\n incidentele beloning voor bijzondere prestaties; \n \n \n h.\n korting bezoldiging bij arbeidsongeschiktheid; \n \n \n i.\n toekenning gratificatie bij ambtsjubileum; \n \n \n j.\n ontslag.\n \n \n \n \n 5\n De ondertekening van stukken betrekking hebbend op de in lid 1 bedoelde aangelegenheden zal luiden als volgt: \n De Minister van Financiën, \n namens deze, \n (handtekening) \n gevolgd door naam en functie van de gemandateerde functionaris.\n \n \n 6\n De ondertekening van stukken door de leden van het managementteam Personele en Financiële diensten zal luiden als volgt: \n De Minister van Financiën, \n namens deze, \n de (functie DB lid) Belastingdienst, \n voor deze,\n (handtekening) \n gevolgd door de naam en functie van het hoofd dan wel het plaatsvervangend hoofd van de eenheid Organisatie & Personeel.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-201118-01-2011Stcrt. 2012, 14135, datum inwerkingtreding 13-07-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 18-01-2011.\n \n \n Artikel\n 6\n : Mandaatregister\n \n Onderdeel van deze regeling vormt een mandaatregister dat is opgenomen in bijlage 2. Het mandaatregister bevat handtekeningen en parafen van de in de artikelen 3, 4 en 5 gemandateerde functionarissen.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-201118-01-2011Stcrt. 2012, 14135, datum inwerkingtreding 13-07-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 18-01-2011.\n \n \n Artikel\n 7\n : Beperking mandaat\n \n Van de in dit besluit verleende mandaten is uitgesloten de bevoegdheid om te beslissen op een bezwaarschrift of op een verzoek als bedoeld in artikel 7:1a Awb.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-201118-01-2011Stcrt. 2012, 14135, datum inwerkingtreding 13-07-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 18-01-2011.\n \n \n Artikel\n 8\n : Verantwoordelijkheden\n \n De in artikel 3 en artikel 4 tweede lid bedoelde functionarissen zijn verantwoordelijk voor een adequate uitvoering van het toegekende mandaat.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-201118-01-2011Stcrt. 2012, 14135, datum inwerkingtreding 13-07-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 18-01-2011.\n \n \n Artikel\n 9\n : Intrekking andere regelingen\n \n Het organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst, met kenmerk DGB 2006- 5031M, wordt ingetrokken.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-201118-01-2011Stcrt. 2012, 14135, datum inwerkingtreding 13-07-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 18-01-2011.\n \n \n Artikel\n 10\n : Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 18 januari 2011.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-201118-01-2011Stcrt. 2012, 14135, datum inwerkingtreding 13-07-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 18-01-2011.\n \n \n Artikel\n 11\n : Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-201118-01-2011Stcrt. 2012, 14135, datum inwerkingtreding 13-07-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 18-01-2011.\n \n \n \n \n 14 juni 2012\n \n \n De Directeur-Generaal Belastingdienst,P.W.A.Veld\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-201118-01-2011Stcrt. 2012, 14135, datum inwerkingtreding 13-07-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 18-01-2011.\n \n \n Bijlage\n 1\n \n DGBel is de concernstaf voor de dg, voor de rest van het Dagelijks Bestuur en voor de andere leden van het MT Belastingdienst. DGBel is daarmee ondersteunend aan de besturing van het concern Belastingdienst en verzorgt de verbinding tussen de politiek en de uitvoering en vice versa. Dat gebeurt in nauwe samenwerking met de uitvoeringsverantwoordelijken in de Belastingdienst, waarvan DGBel een integraal onderdeel uitmaakt. \n De kern van het takenpakket van DGBel ligt in het uitzetten van de strategie van de Belastingdienst en het ontwikkelen van beleid. Dit krijgt vorm in advisering aan de politieke en ambtelijke top. Bij DGBel worden beslissingen die de Belastingdienst raken naar de uitvoering vertaald en worden ervaringen uit de Belastingdienst omgezet in adviezen ten behoeve van toekomstig beleid. Ook draagt DGBel zorg voor een adequate en snelle behandeling en begeleiding van vragen en opdrachten die vanuit de politiek op de Belastingdienst afkomen. Daarbij is DGBel de schakel die de Belastingdienst verbindt met het directoraat-generaal voor Fiscale Zaken. \n DGBel ontleent zijn toegevoegde waarde vooral aan het vermogen aan de voorkant te werken: adviseren over handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van wet- en regelgeving, uitzetten van strategische beleidslijnen en daarmee afgestemde meerjarige financiële, personele en bestuurlijke kaders, (systeem)control daarop en snel adequate informatie leveren aan de bewindspersoon. \n Kracht en effectiviteit van een dergelijk apparaat zijn afhankelijk van de vraag in hoeverre adviezen tijdig (ook pro actief) worden opgesteld met aandacht voor alle relevante aspecten, qua reikwijdte aansluitend bij het onderwerp in kwestie en toegankelijk voor bestuurders, bewindslieden en andere betrokkenen. Om dat te bewerkstelligen zijn passende condities nodig op het vlak van informatievoorziening, organisatie, deskundigheid en competenties van medewerkers en leidinggevenden. \n Typerend voor DGBel is de schakelfunctie tussen beleid en uitvoering. Daartoe moet de dg (en de medewerkers van DGBel op zijn gezag) zowel het gesprek kunnen voeren over beleid en (voorgenomen) wetgeving als over de uitvoering daarvan. Over beleidszaken wordt gesproken met de beleidsmakers van het ministerie van Financiën en van de andere departementen. Over uitvoeringszaken wordt gesproken met de eigen uitvoeringsorganisatie en met andere uitvoeringsorganisaties. Die gesprekken zijn verschillend van aard: taal en doel zijn anders naar gelang met beleidsmakers of met uitvoerders wordt gesproken. En terwijl de oriëntatie van de gesprekspartners meestal ‘eendimensionaal’ is (ófwel beleid, ófwel uitvoering) is de oriëntatie van DGBel ‘tweedimensionaal’ (én beleid, én uitvoering). Om die gesprekken goed te kunnen voeren is het belangrijk te investeren in vertrouwen, het begrijpen van het standpunt van de gesprekspartner en het meenemen van de gesprekspartner in de situatie van de Belastingdienst. \n Relevant voor het functioneren is dat DGBel actief de verbinding zoekt met het primaire proces en optimaal gebruik maakt van de daar aanwezige kennis en kunde. Op die manier moet DGBel invulling geven aan zijn strategische en beleidsvormende taken. Het adagium is: ‘Medewerkers in de dienst gaan helpen op dossiers en DGBel regisseert op het niveau van koers en strategie’. \n Tegen de achtergrond van dat adagium kiezen we voor een scherpe interne en externe taakafbakening en een bijpassend klein DGBel, dat uit vier clusters bestaat: Uitvoeringsbeleid, Fiscaliteit, Bedrijf en IV-Beleid.\n Elk cluster is werkzaam op het specifieke aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van één van de leden van het Dagelijks Bestuur Belastingdienst. Samen ondersteunen de clusters de directeurgeneraal bij de uitvoering van zijn taken en het nakomen van zijn verantwoordelijkheden.\n \n \n 1\n Cluster Uitvoeringsbeleid\n \n Het cluster Uitvoeringsbeleid heeft de volgende taken:\n \n \n •\n de beoordeling van wijzigingen in en uitbreidingen van de werkzaamheden van de Belastingdienst. Het cluster heeft een aanjagende en coördinerende functie bij het uitvoeren van uitvoeringstoetsen en impactanalyses;\n \n \n •\n het onderhouden van contacten over het takenpakket van de Belastingdienst met stakeholders binnen en buiten het ministerie van Financiën; \n \n \n •\n de verbindingsfunctie tussen de Belastingdienst en het managementteam bij het optreden van damages;\n \n \n •\n advisering over de interne en externe communicatie van de Belastingdienst; \n \n \n •\n contacten met buitenlandse overheden en zusterorganisaties; \n \n \n •\n algemene ondersteuning managementteam Belastingdienst.\n \n \n \n De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de directeur-generaal.\n \n \n \n 2\n Cluster Fiscaliteit\n \n Het cluster Fiscaliteit heeft de volgende taken:\n \n \n •\n de beoordeling van en advisering over fiscaalrechtelijke vraagstukken (incl. de invordering) voor zover daaraan politieke en/of beleidsmatige aspecten zijn verbonden;\n \n \n •\n de behandeling van fiscale cassatiezaken;\n \n \n •\n internationale fiscale aangelegenheden.\n \n \n \n De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de Chief Fiscal Affairs.\n \n \n \n 3\n Cluster Bedrijf\n \n Het cluster Bedrijf heeft de volgende taken:\n \n \n •\n de coördinatie van de planningscyclus (bedrijfsplan, begroting, kadernota, stuurcontracten, formatie);\n \n \n •\n het personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid en personele aangelegenheden indien daaraan beleidsvormende aspecten zijn verbonden;\n \n \n •\n de ondersteuning van de bestuurder in COR en GOBD; \n \n \n •\n het bedrijfsvoerings-, beveiligings- en integriteitsbeleid;\n \n \n •\n systeemcontrol op concernniveau (betrouwbaarheid van: stuur- en verantwoordingsinformatie, concernrapportages, beheersverslag, accountantscontrole, auditing);\n \n \n •\n behandeling van juridische vraagstukken (zoals rond schadevergoedingen en WOB-verzoeken), zowel op het gebied van het ambtenarenrecht als op niet-fiscaal terrein, inclusief kabinetszaken;\n \n \n •\n de begeleiding van high potentials uit de Belastingdienst in MD-, TD- en PD-trajecten.\n \n \n De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de Chief Financial Officer en de Chief Human Resources Officer.\n \n \n \n 4\n Cluster IV-beleid\n \n Het cluster IV-beleid heeft de volgende taken:\n \n \n •\n het opstellen en actualiseren van IV-brede kaders en beleidslijnen en ondersteunen van de implementatie daarvan;\n \n \n •\n het controleren of binnen de kaders wordt geopereerd, inclusief meting, analyse en toetsing; \n \n \n •\n het ondersteunen van de verschillende bedrijfsonderdelen: advisering over de kaders, medeontwikkelen van producten (bijvoorbeeld een projectplan), advisering over de toepassing van beleid; \n \n \n •\n een (beperkte) IM-functie voor de informatievoorziening van de IV-keten zelf en de ondersteuning van de CIO als opdrachtgever voor infrastructuur.\n \n \n \n De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de Chief Information Officer.\n \n \n \n 5\n Samenwerking en afstemming\n \n Vaak zullen de onderwerpen die door DGBel worden behandeld, clusteroverstijgend zijn, aangezien er vanuit verschillende invalshoeken tegenaan kan (en moet) worden gekeken. Het is zaak dat de clusters daarin de samenwerking weten te vinden. Als hulpmiddel daarbij wordt steeds één van de clusters voor bepaalde werkzaamheden als coördinerend cluster aangewezen. Dat coördinerend cluster borgt de betrokkenheid van andere clusters bij het onderwerp, zodat DGBel integraal adviseert.\n \n \n \n 6\n Aansturing\n \n De taakgebieden van de clusters vallen samen met de taakgebieden van de leden van het Dagelijks Bestuur Belastingdienst. Medewerkers van DGBel functioneren onder de eindverantwoordelijkheid van hun MT-lid op basis van professionele vrijheid en eigen verantwoordelijkheid.\n Met het oog op de span of control van de MT-leden is een adjunct directeur toegevoegd. De adjunct directeur assisteert het MT-lid in de uitvoering van zijn/haar taken. De twee hoofdtaken van een adjunct zijn: de verantwoordelijkheid voor de HRM-rol naar de andere medewerkers van het cluster én de verantwoordelijkheid voor de totstandkoming en de inhoud van de producten van het cluster. Deze taken zijn nauw met elkaar verweven want inhoudelijk gezag is onontbeerlijk voor effectieve en overtuigende loopbaanbegeleiding van hoogwaardige beleidsmedewerkers.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-201118-01-2011Stcrt. 2012, 14135, datum inwerkingtreding 13-07-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 18-01-2011.\n \n \n Bijlage\n 2\n \n \n Niet opgenomen.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-201118-01-2011Stcrt. 2012, 14135, datum inwerkingtreding 13-07-2012, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 18-01-2011.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036571/2012-07-13_0/xml/BWBR0036571_2012-07-13_0.xml", "content": "\n Het nieuwe Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 19 december 2006\n Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 11 van het Organisatie- en mandaatbesluit ministerie van Financiën;\n Gehoord de Ondernemingsraad van het directoraat-generaal Belastingdienst;\n In overeenstemming met de secretaris-generaal;\n \n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n : Algemene leiding\n \n \n 1\n Het Dagelijks Bestuur (DB) Belastingdienst vormt de algemene leiding van het directoraat-generaal Belastingdienst (DGBel).\n \n \n 2\n De directeur-generaal Belastingdienst is voorzitter van het DB Belastingdienst en wordt bij afwezigheid vervangen door een van de leden van het DB Belastingdienst.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 2\n : Organisatie, taken en verantwoordelijkheden\n \n \n 1\n De organisatie en taken van de onder het DB ressorterende clusters worden vastgesteld zoals weergegeven in de bij dit besluit behorende bijlage 1.\n \n \n 2\n De leden van het DB Belastingdienst zijn verantwoordelijk voor de beleidsterreinen van de in bijlage 1 genoemde clusters, voor de afbakening en samenhang van deze beleidsterreinen en voor de bijbehorende bedrijfsvoering op DGBel. Deze leden zijn aspectverantwoordelijke op de terreinen financiën, personeel, informatie voorziening en fiscaliteit en worden als gevolgd geduid: \n \n \n •\n de Chief Financial Officer Belastingdienst (CFO),\n \n \n •\n de Chief Human Resource Officer Belastingdienst (CHRO),\n \n \n •\n de Chief Information Officer Belastingdienst (CIO),\n \n \n •\n de Chief Fiscal Affairs Officer Belastingdienst (CFAO).\n \n \n Daarnaast hebben de twee algemeen directeuren van de Belastingdienstregio’s en de Douane zitting in het DB. Zij zijn hierin mede koers- en beleidsbepalend. Ook kunnen op uitnodiging van de dg andere directeuren tijdelijk gevraagd worden deel te nemen aan het DB, bijvoorbeeld vanwege specifiek geagendeerde onderwerpen.\n \n \n 3\n De directeur generaal kan besluiten om leden van het DB aan te wijzen als zijn vervanger in (inter-) nationale overleggen waarin zij de Belastingdienst vertegenwoordigen.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 3\n : Budgethouderschap\n \n In bijlage 2 zijn de budgethouders aangewezen alsmede de budgetten waarvoor zij bevoegd zijn. De budgethouders zijn bevoegd verplichtingen – met financiële consequenties – aan te gaan en uitgaven goed te keuren binnen hun budgetten en passend binnen hun taken.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 4\n : Mandaat primair proces DGBEL\n \n \n 1\n De aspectverantwoordelijke leden van het DB Belastingdienst (zoals genoemd in artikel 2) hebben binnen het kader van het jaarplan en binnen eventueel door de bewindspersoon of namens de bewindspersoon door de secretaris-generaal of de directeur-generaal Belastingdienst gegeven richtlijnen mandaat tot het nemen van besluiten en afdoen van stukken betreffende alle in bijlage 1 genoemde beleidsaangelegenheden.\n \n \n 2\n De in het eerste lid toegekende mandaten kunnen binnen het kader van hun taken ook worden uitgeoefend door functionarissen die daartoe worden gemandateerd in bijlage 2.\n \n \n 3\n Over vraagstukken die van politiek gevoelige of anderszins zwaarwegende aard zijn, treden de in het tweede lid bedoelde mandaathouders in overleg met een lid van het DB Belastingdienst en/of de bewindspersoon die het aangaat.\n \n \n 4\n De ondertekening van uitgaande stukken zal luiden als volgt: \n De Minister van Financiën, resp. De Staatssecretaris van Financiën, \n namens deze, \n (handtekening) \n gevolgd door naam en functie van de (onder)gemandateerde functionaris.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 5\n : Mandaat bedrijfsvoering\n \n \n 1\n De aspectverantwoordelijke leden van het DB Belastingdienst, alsmede hun adjunct directeuren, hebben - binnen het kader van het jaarplan en binnen door de minister of namens de minister door de secretaris-generaal of directeur-generaal Belastingdienst gegeven richtlijnen en behoudens de bepalingen in het Organisatie- en Mandaatbesluit ministerie van Financiën - mandaat tot het nemen van besluiten en afdoen van stukken betreffende alle bedrijfsvoeringaangelegenheden die behoren tot het werkterrein van het directoraat-generaal Belastingdienst.\n \n \n 2\n Aan de directeur-generaal Belastingdienst is voorbehouden het nemen, afdoen en ondertekenen van besluiten aangaande:\n \n \n a.\n alle beslissingen betreffende plaatsing, ontslag en bezoldiging van functionarissen vanaf schaal 15, behoudens het bepaalde in artikel 20 van het Organisatie- en mandaatbesluit ministerie van Financiën; \n \n \n b.\n vaststellen van de formatie;\n \n \n c.\n bijzondere aanstelling in tijdelijke dienst (artikel 6a ARAR); \n \n \n d.\n (tijdelijke) plaatsing in het buitenland; \n \n \n e.\n bezoldigingsbeslissingen op basis van artikel 7, tweede en derde lid BBRA, artikel 8 BBRA en artikel 22a BBRA met uitzondering van de toekenning van incidentele beloningen voor bijzondere prestaties; \n \n \n f.\n disciplinaire maatregelen (hoofdstuk 8 ARAR); \n \n \n g.\n schadeloosstelling (artikel 69 ARAR); \n \n \n h.\n reorganisatieontslag (artikel 96 ARAR); \n \n \n i.\n vertrekregelingen; \n \n \n j.\n ontslag op andere gronden (artikel 99 ARAR).\n \n \n \n \n 3\n Onverminderd het eerste lid is de bevoegdheid tot het afdoen en ondertekenen van besluiten namens de in het eerste lid gemandateerde functionarissen toegekend aan het hoofd en het plaatsvervangend hoofd van de eenheid Organisatie & Personeel van de directie Bedrijfsvoering van het ministerie van Financiën.\n \n \n 4\n Aan de in het eerste lid gemandateerde functionarissen, alsmede de adjunct directeuren, is voorbehouden het afdoen en ondertekenen van besluiten aangaande:\n \n \n a.\n vaststelling feitelijk opgedragen functie; \n \n \n b.\n (verlengde) aanstellingsbesluiten; \n \n \n c.\n ver- en herplaatsing; \n \n \n d.\n aanstelling in vaste dienst; \n \n \n e.\n tijdelijk opdragen van andere werkzaamheden; \n \n \n f.\n wijziging van salarisschaal; \n \n \n g.\n incidentele beloning voor bijzondere prestaties; \n \n \n h.\n korting bezoldiging bij arbeidsongeschiktheid; \n \n \n i.\n toekenning gratificatie bij ambtsjubileum; \n \n \n j.\n ontslag.\n \n \n \n \n 5\n De ondertekening van stukken betrekking hebbend op de in lid 1 bedoelde aangelegenheden zal luiden als volgt: \n De Minister van Financiën, \n namens deze, \n (handtekening) \n gevolgd door naam en functie van de gemandateerde functionaris.\n \n \n 6\n De ondertekening van stukken door de leden van het managementteam Personele en Financiële diensten zal luiden als volgt: \n De Minister van Financiën, \n namens deze, \n de (functie DB lid) Belastingdienst, \n voor deze,\n (handtekening) \n gevolgd door de naam en functie van het hoofd dan wel het plaatsvervangend hoofd van de eenheid Organisatie & Personeel.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 6\n : Mandaatregister\n \n Onderdeel van deze regeling vormt een mandaatregister dat is opgenomen in bijlage 2. Het mandaatregister bevat handtekeningen en parafen van de in de artikelen 3, 4 en 5 gemandateerde functionarissen.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 7\n : Beperking mandaat\n \n Van de in dit besluit verleende mandaten is uitgesloten de bevoegdheid om te beslissen op een bezwaarschrift of op een verzoek als bedoeld in artikel 7:1a Awb.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 8\n : Verantwoordelijkheden\n \n De in artikel 3 en artikel 4 tweede lid bedoelde functionarissen zijn verantwoordelijk voor een adequate uitvoering van het toegekende mandaat.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 9\n : Intrekking andere regelingen\n \n Het organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst, met kenmerk DGB 2006- 5031M, wordt ingetrokken.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 10\n : Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 18 januari 2011.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 11\n : Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n \n \n 14 juni 2012\n \n \n De Directeur-Generaal Belastingdienst,P.W.A.Veld\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Bijlage\n 1\n \n DGBel is de concernstaf voor de dg, voor de rest van het Dagelijks Bestuur en voor de andere leden van het MT Belastingdienst. DGBel is daarmee ondersteunend aan de besturing van het concern Belastingdienst en verzorgt de verbinding tussen de politiek en de uitvoering en vice versa. Dat gebeurt in nauwe samenwerking met de uitvoeringsverantwoordelijken in de Belastingdienst, waarvan DGBel een integraal onderdeel uitmaakt. \n De kern van het takenpakket van DGBel ligt in het uitzetten van de strategie van de Belastingdienst en het ontwikkelen van beleid. Dit krijgt vorm in advisering aan de politieke en ambtelijke top. Bij DGBel worden beslissingen die de Belastingdienst raken naar de uitvoering vertaald en worden ervaringen uit de Belastingdienst omgezet in adviezen ten behoeve van toekomstig beleid. Ook draagt DGBel zorg voor een adequate en snelle behandeling en begeleiding van vragen en opdrachten die vanuit de politiek op de Belastingdienst afkomen. Daarbij is DGBel de schakel die de Belastingdienst verbindt met het directoraat-generaal voor Fiscale Zaken. \n DGBel ontleent zijn toegevoegde waarde vooral aan het vermogen aan de voorkant te werken: adviseren over handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van wet- en regelgeving, uitzetten van strategische beleidslijnen en daarmee afgestemde meerjarige financiële, personele en bestuurlijke kaders, (systeem)control daarop en snel adequate informatie leveren aan de bewindspersoon. \n Kracht en effectiviteit van een dergelijk apparaat zijn afhankelijk van de vraag in hoeverre adviezen tijdig (ook pro actief) worden opgesteld met aandacht voor alle relevante aspecten, qua reikwijdte aansluitend bij het onderwerp in kwestie en toegankelijk voor bestuurders, bewindslieden en andere betrokkenen. Om dat te bewerkstelligen zijn passende condities nodig op het vlak van informatievoorziening, organisatie, deskundigheid en competenties van medewerkers en leidinggevenden. \n Typerend voor DGBel is de schakelfunctie tussen beleid en uitvoering. Daartoe moet de dg (en de medewerkers van DGBel op zijn gezag) zowel het gesprek kunnen voeren over beleid en (voorgenomen) wetgeving als over de uitvoering daarvan. Over beleidszaken wordt gesproken met de beleidsmakers van het ministerie van Financiën en van de andere departementen. Over uitvoeringszaken wordt gesproken met de eigen uitvoeringsorganisatie en met andere uitvoeringsorganisaties. Die gesprekken zijn verschillend van aard: taal en doel zijn anders naar gelang met beleidsmakers of met uitvoerders wordt gesproken. En terwijl de oriëntatie van de gesprekspartners meestal ‘eendimensionaal’ is (ófwel beleid, ófwel uitvoering) is de oriëntatie van DGBel ‘tweedimensionaal’ (én beleid, én uitvoering). Om die gesprekken goed te kunnen voeren is het belangrijk te investeren in vertrouwen, het begrijpen van het standpunt van de gesprekspartner en het meenemen van de gesprekspartner in de situatie van de Belastingdienst. \n Relevant voor het functioneren is dat DGBel actief de verbinding zoekt met het primaire proces en optimaal gebruik maakt van de daar aanwezige kennis en kunde. Op die manier moet DGBel invulling geven aan zijn strategische en beleidsvormende taken. Het adagium is: ‘Medewerkers in de dienst gaan helpen op dossiers en DGBel regisseert op het niveau van koers en strategie’. \n Tegen de achtergrond van dat adagium kiezen we voor een scherpe interne en externe taakafbakening en een bijpassend klein DGBel, dat uit vier clusters bestaat: Uitvoeringsbeleid, Fiscaliteit, Bedrijf en IV-Beleid.\n Elk cluster is werkzaam op het specifieke aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van één van de leden van het Dagelijks Bestuur Belastingdienst. Samen ondersteunen de clusters de directeurgeneraal bij de uitvoering van zijn taken en het nakomen van zijn verantwoordelijkheden.\n \n \n 1\n Cluster Uitvoeringsbeleid\n \n Het cluster Uitvoeringsbeleid heeft de volgende taken:\n \n \n •\n de beoordeling van wijzigingen in en uitbreidingen van de werkzaamheden van de Belastingdienst. Het cluster heeft een aanjagende en coördinerende functie bij het uitvoeren van uitvoeringstoetsen en impactanalyses;\n \n \n •\n het onderhouden van contacten over het takenpakket van de Belastingdienst met stakeholders binnen en buiten het ministerie van Financiën; \n \n \n •\n de verbindingsfunctie tussen de Belastingdienst en het managementteam bij het optreden van damages;\n \n \n •\n advisering over de interne en externe communicatie van de Belastingdienst; \n \n \n •\n contacten met buitenlandse overheden en zusterorganisaties; \n \n \n •\n algemene ondersteuning managementteam Belastingdienst.\n \n \n \n De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de directeur-generaal.\n \n \n \n 2\n Cluster Fiscaliteit\n \n Het cluster Fiscaliteit heeft de volgende taken:\n \n \n •\n de beoordeling van en advisering over fiscaalrechtelijke vraagstukken (incl. de invordering) voor zover daaraan politieke en/of beleidsmatige aspecten zijn verbonden;\n \n \n •\n de behandeling van fiscale cassatiezaken;\n \n \n •\n internationale fiscale aangelegenheden.\n \n \n \n De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de Chief Fiscal Affairs.\n \n \n \n 3\n Cluster Bedrijf\n \n Het cluster Bedrijf heeft de volgende taken:\n \n \n •\n de coördinatie van de planningscyclus (bedrijfsplan, begroting, kadernota, stuurcontracten, formatie);\n \n \n •\n het personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid en personele aangelegenheden indien daaraan beleidsvormende aspecten zijn verbonden;\n \n \n •\n de ondersteuning van de bestuurder in COR en GOBD; \n \n \n •\n het bedrijfsvoerings-, beveiligings- en integriteitsbeleid;\n \n \n •\n systeemcontrol op concernniveau (betrouwbaarheid van: stuur- en verantwoordingsinformatie, concernrapportages, beheersverslag, accountantscontrole, auditing);\n \n \n •\n behandeling van juridische vraagstukken (zoals rond schadevergoedingen en WOB-verzoeken), zowel op het gebied van het ambtenarenrecht als op niet-fiscaal terrein, inclusief kabinetszaken;\n \n \n •\n de begeleiding van high potentials uit de Belastingdienst in MD-, TD- en PD-trajecten.\n \n \n De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de Chief Financial Officer en de Chief Human Resources Officer.\n \n \n \n 4\n Cluster IV-beleid\n \n Het cluster IV-beleid heeft de volgende taken:\n \n \n •\n het opstellen en actualiseren van IV-brede kaders en beleidslijnen en ondersteunen van de implementatie daarvan;\n \n \n •\n het controleren of binnen de kaders wordt geopereerd, inclusief meting, analyse en toetsing; \n \n \n •\n het ondersteunen van de verschillende bedrijfsonderdelen: advisering over de kaders, medeontwikkelen van producten (bijvoorbeeld een projectplan), advisering over de toepassing van beleid; \n \n \n •\n een (beperkte) IM-functie voor de informatievoorziening van de IV-keten zelf en de ondersteuning van de CIO als opdrachtgever voor infrastructuur.\n \n \n \n De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de Chief Information Officer.\n \n \n \n 5\n Samenwerking en afstemming\n \n Vaak zullen de onderwerpen die door DGBel worden behandeld, clusteroverstijgend zijn, aangezien er vanuit verschillende invalshoeken tegenaan kan (en moet) worden gekeken. Het is zaak dat de clusters daarin de samenwerking weten te vinden. Als hulpmiddel daarbij wordt steeds één van de clusters voor bepaalde werkzaamheden als coördinerend cluster aangewezen. Dat coördinerend cluster borgt de betrokkenheid van andere clusters bij het onderwerp, zodat DGBel integraal adviseert.\n \n \n \n 6\n Aansturing\n \n De taakgebieden van de clusters vallen samen met de taakgebieden van de leden van het Dagelijks Bestuur Belastingdienst. Medewerkers van DGBel functioneren onder de eindverantwoordelijkheid van hun MT-lid op basis van professionele vrijheid en eigen verantwoordelijkheid.\n Met het oog op de span of control van de MT-leden is een adjunct directeur toegevoegd. De adjunct directeur assisteert het MT-lid in de uitvoering van zijn/haar taken. De twee hoofdtaken van een adjunct zijn: de verantwoordelijkheid voor de HRM-rol naar de andere medewerkers van het cluster én de verantwoordelijkheid voor de totstandkoming en de inhoud van de producten van het cluster. Deze taken zijn nauw met elkaar verweven want inhoudelijk gezag is onontbeerlijk voor effectieve en overtuigende loopbaanbegeleiding van hoogwaardige beleidsmedewerkers.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Bijlage\n 2\n \n \n Niet opgenomen.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036571/2014-10-01_0/xml/BWBR0036571_2014-10-01_0.xml", "content": "BWBR0036571_2012-07-13_0\n Het nieuwe Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 19 december 2006\n Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 11 van het Organisatie- en mandaatbesluit ministerie van Financiën;\n Gehoord de Ondernemingsraad van het directoraat-generaal Belastingdienst;\n In overeenstemming met de secretaris-generaal;\n \n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n : Algemene leiding\n \n \n 1\n Het Dagelijks Bestuur (DB) Belastingdienst vormt de algemene leiding van het directoraat-generaal Belastingdienst (DGBel).\n \n \n 2\n De directeur-generaal Belastingdienst is voorzitter van het DB Belastingdienst en wordt bij afwezigheid vervangen door een van de leden van het DB Belastingdienst.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 2\n : Organisatie, taken en verantwoordelijkheden\n \n \n 1\n De organisatie en taken van de onder het DB ressorterende clusters worden vastgesteld zoals weergegeven in de bij dit besluit behorende bijlage 1.\n \n \n 2\n De leden van het DB Belastingdienst zijn verantwoordelijk voor de beleidsterreinen van de in bijlage 1 genoemde clusters, voor de afbakening en samenhang van deze beleidsterreinen en voor de bijbehorende bedrijfsvoering op DGBel. Deze leden zijn aspectverantwoordelijke op de terreinen financiën, personeel, informatie voorziening en fiscaliteit en worden als gevolgd geduid: \n \n \n •\n de Chief Financial Officer Belastingdienst (CFO),\n \n \n •\n de Chief Human Resource Officer Belastingdienst (CHRO),\n \n \n •\n de Chief Information Officer Belastingdienst (CIO),\n \n \n •\n de Chief Fiscal Affairs Officer Belastingdienst (CFAO).\n \n \n Daarnaast hebben de twee algemeen directeuren van de Belastingdienstregio’s en de Douane zitting in het DB. Zij zijn hierin mede koers- en beleidsbepalend. Ook kunnen op uitnodiging van de dg andere directeuren tijdelijk gevraagd worden deel te nemen aan het DB, bijvoorbeeld vanwege specifiek geagendeerde onderwerpen.\n \n \n 3\n De directeur generaal kan besluiten om leden van het DB aan te wijzen als zijn vervanger in (inter-) nationale overleggen waarin zij de Belastingdienst vertegenwoordigen.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 3\n : Budgethouderschap\n \n In bijlage 2 zijn de budgethouders aangewezen alsmede de budgetten waarvoor zij bevoegd zijn. De budgethouders zijn bevoegd verplichtingen – met financiële consequenties – aan te gaan en uitgaven goed te keuren binnen hun budgetten en passend binnen hun taken.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 4\n : Mandaat primair proces DGBEL\n \n \n 1\n De aspectverantwoordelijke leden van het DB Belastingdienst (zoals genoemd in artikel 2) hebben binnen het kader van het jaarplan en binnen eventueel door de bewindspersoon of namens de bewindspersoon door de secretaris-generaal of de directeur-generaal Belastingdienst gegeven richtlijnen mandaat tot het nemen van besluiten en afdoen van stukken betreffende alle in bijlage 1 genoemde beleidsaangelegenheden.\n \n \n 2\n De in het eerste lid toegekende mandaten kunnen binnen het kader van hun taken ook worden uitgeoefend door functionarissen die daartoe worden gemandateerd in bijlage 2.\n \n \n 3\n Over vraagstukken die van politiek gevoelige of anderszins zwaarwegende aard zijn, treden de in het tweede lid bedoelde mandaathouders in overleg met een lid van het DB Belastingdienst en/of de bewindspersoon die het aangaat.\n \n \n 4\n De ondertekening van uitgaande stukken zal luiden als volgt: \n De Minister van Financiën, resp. De Staatssecretaris van Financiën, \n namens deze, \n (handtekening) \n gevolgd door naam en functie van de (onder)gemandateerde functionaris.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 5\n : Mandaat bedrijfsvoering\n \n \n 1\n De aspectverantwoordelijke leden van het DB Belastingdienst, alsmede hun adjunct directeuren, hebben - binnen het kader van het jaarplan en binnen door de minister of namens de minister door de secretaris-generaal of directeur-generaal Belastingdienst gegeven richtlijnen en behoudens de bepalingen in het Organisatie- en Mandaatbesluit ministerie van Financiën - mandaat tot het nemen van besluiten en afdoen van stukken betreffende alle bedrijfsvoeringaangelegenheden die behoren tot het werkterrein van het directoraat-generaal Belastingdienst.\n \n \n 2\n Aan de directeur-generaal Belastingdienst is voorbehouden het nemen, afdoen en ondertekenen van besluiten aangaande:\n \n \n a.\n alle beslissingen betreffende plaatsing, ontslag en bezoldiging van functionarissen vanaf schaal 15, behoudens het bepaalde in artikel 20 van het Organisatie- en mandaatbesluit ministerie van Financiën; \n \n \n b.\n vaststellen van de formatie;\n \n \n c.\n bijzondere aanstelling in tijdelijke dienst (artikel 6a ARAR); \n \n \n d.\n (tijdelijke) plaatsing in het buitenland; \n \n \n e.\n bezoldigingsbeslissingen op basis van artikel 7, tweede en derde lid BBRA, artikel 8 BBRA en artikel 22a BBRA met uitzondering van de toekenning van incidentele beloningen voor bijzondere prestaties; \n \n \n f.\n disciplinaire maatregelen (hoofdstuk 8 ARAR); \n \n \n g.\n schadeloosstelling (artikel 69 ARAR); \n \n \n h.\n reorganisatieontslag (artikel 96 ARAR); \n \n \n i.\n vertrekregelingen; \n \n \n j.\n ontslag op andere gronden (artikel 99 ARAR).\n \n \n \n \n 3\n Onverminderd het eerste lid is de bevoegdheid tot het afdoen en ondertekenen van besluiten namens de in het eerste lid gemandateerde functionarissen toegekend aan het hoofd en het plaatsvervangend hoofd van de eenheid Organisatie & Personeel van de directie Bedrijfsvoering van het ministerie van Financiën.\n \n \n 4\n Aan de in het eerste lid gemandateerde functionarissen, alsmede de adjunct directeuren, is voorbehouden het afdoen en ondertekenen van besluiten aangaande:\n \n \n a.\n vaststelling feitelijk opgedragen functie; \n \n \n b.\n (verlengde) aanstellingsbesluiten; \n \n \n c.\n ver- en herplaatsing; \n \n \n d.\n aanstelling in vaste dienst; \n \n \n e.\n tijdelijk opdragen van andere werkzaamheden; \n \n \n f.\n wijziging van salarisschaal; \n \n \n g.\n incidentele beloning voor bijzondere prestaties; \n \n \n h.\n korting bezoldiging bij arbeidsongeschiktheid; \n \n \n i.\n toekenning gratificatie bij ambtsjubileum; \n \n \n j.\n ontslag.\n \n \n \n \n 5\n De ondertekening van stukken betrekking hebbend op de in lid 1 bedoelde aangelegenheden zal luiden als volgt: \n De Minister van Financiën, \n namens deze, \n (handtekening) \n gevolgd door naam en functie van de gemandateerde functionaris.\n \n \n 6\n De ondertekening van stukken door de leden van het managementteam Personele en Financiële diensten zal luiden als volgt: \n De Minister van Financiën, \n namens deze, \n de (functie DB lid) Belastingdienst, \n voor deze,\n (handtekening) \n gevolgd door de naam en functie van het hoofd dan wel het plaatsvervangend hoofd van de eenheid Organisatie & Personeel.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 6\n : Mandaatregister\n \n Onderdeel van deze regeling vormt een mandaatregister dat is opgenomen in bijlage 2. Het mandaatregister bevat handtekeningen en parafen van de in de artikelen 3, 4 en 5 gemandateerde functionarissen.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 7\n : Beperking mandaat\n \n Van de in dit besluit verleende mandaten is uitgesloten de bevoegdheid om te beslissen op een bezwaarschrift of op een verzoek als bedoeld in artikel 7:1a Awb.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 8\n : Verantwoordelijkheden\n \n De in artikel 3 en artikel 4 tweede lid bedoelde functionarissen zijn verantwoordelijk voor een adequate uitvoering van het toegekende mandaat.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 9\n : Intrekking andere regelingen\n \n Het organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst, met kenmerk DGB 2006- 5031M, wordt ingetrokken.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 10\n : Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 18 januari 2011.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 11\n : Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n \n \n 14 juni 2012\n \n \n De Directeur-Generaal Belastingdienst,P.W.A.Veld\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Bijlage\n 1\n \n DGBel is de concernstaf voor de dg, voor de rest van het Dagelijks Bestuur en voor de andere leden van het MT Belastingdienst. DGBel is daarmee ondersteunend aan de besturing van het concern Belastingdienst en verzorgt de verbinding tussen de politiek en de uitvoering en vice versa. Dat gebeurt in nauwe samenwerking met de uitvoeringsverantwoordelijken in de Belastingdienst, waarvan DGBel een integraal onderdeel uitmaakt. \n De kern van het takenpakket van DGBel ligt in het uitzetten van de strategie van de Belastingdienst en het ontwikkelen van beleid. Dit krijgt vorm in advisering aan de politieke en ambtelijke top. Bij DGBel worden beslissingen die de Belastingdienst raken naar de uitvoering vertaald en worden ervaringen uit de Belastingdienst omgezet in adviezen ten behoeve van toekomstig beleid. Ook draagt DGBel zorg voor een adequate en snelle behandeling en begeleiding van vragen en opdrachten die vanuit de politiek op de Belastingdienst afkomen. Daarbij is DGBel de schakel die de Belastingdienst verbindt met het directoraat-generaal voor Fiscale Zaken. \n DGBel ontleent zijn toegevoegde waarde vooral aan het vermogen aan de voorkant te werken: adviseren over handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van wet- en regelgeving, uitzetten van strategische beleidslijnen en daarmee afgestemde meerjarige financiële, personele en bestuurlijke kaders, (systeem)control daarop en snel adequate informatie leveren aan de bewindspersoon. \n Kracht en effectiviteit van een dergelijk apparaat zijn afhankelijk van de vraag in hoeverre adviezen tijdig (ook pro actief) worden opgesteld met aandacht voor alle relevante aspecten, qua reikwijdte aansluitend bij het onderwerp in kwestie en toegankelijk voor bestuurders, bewindslieden en andere betrokkenen. Om dat te bewerkstelligen zijn passende condities nodig op het vlak van informatievoorziening, organisatie, deskundigheid en competenties van medewerkers en leidinggevenden. \n Typerend voor DGBel is de schakelfunctie tussen beleid en uitvoering. Daartoe moet de dg (en de medewerkers van DGBel op zijn gezag) zowel het gesprek kunnen voeren over beleid en (voorgenomen) wetgeving als over de uitvoering daarvan. Over beleidszaken wordt gesproken met de beleidsmakers van het ministerie van Financiën en van de andere departementen. Over uitvoeringszaken wordt gesproken met de eigen uitvoeringsorganisatie en met andere uitvoeringsorganisaties. Die gesprekken zijn verschillend van aard: taal en doel zijn anders naar gelang met beleidsmakers of met uitvoerders wordt gesproken. En terwijl de oriëntatie van de gesprekspartners meestal ‘eendimensionaal’ is (ófwel beleid, ófwel uitvoering) is de oriëntatie van DGBel ‘tweedimensionaal’ (én beleid, én uitvoering). Om die gesprekken goed te kunnen voeren is het belangrijk te investeren in vertrouwen, het begrijpen van het standpunt van de gesprekspartner en het meenemen van de gesprekspartner in de situatie van de Belastingdienst. \n Relevant voor het functioneren is dat DGBel actief de verbinding zoekt met het primaire proces en optimaal gebruik maakt van de daar aanwezige kennis en kunde. Op die manier moet DGBel invulling geven aan zijn strategische en beleidsvormende taken. Het adagium is: ‘Medewerkers in de dienst gaan helpen op dossiers en DGBel regisseert op het niveau van koers en strategie’. \n Tegen de achtergrond van dat adagium kiezen we voor een scherpe interne en externe taakafbakening en een bijpassend klein DGBel, dat uit vier clusters bestaat: Uitvoeringsbeleid, Fiscaliteit, Bedrijf en IV-Beleid.\n Elk cluster is werkzaam op het specifieke aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van één van de leden van het Dagelijks Bestuur Belastingdienst. Samen ondersteunen de clusters de directeurgeneraal bij de uitvoering van zijn taken en het nakomen van zijn verantwoordelijkheden.\n \n \n 1\n Cluster Uitvoeringsbeleid\n \n Het cluster Uitvoeringsbeleid heeft de volgende taken:\n \n \n •\n de beoordeling van wijzigingen in en uitbreidingen van de werkzaamheden van de Belastingdienst. Het cluster heeft een aanjagende en coördinerende functie bij het uitvoeren van uitvoeringstoetsen en impactanalyses;\n \n \n •\n het onderhouden van contacten over het takenpakket van de Belastingdienst met stakeholders binnen en buiten het ministerie van Financiën; \n \n \n •\n de verbindingsfunctie tussen de Belastingdienst en het managementteam bij het optreden van damages;\n \n \n •\n advisering over de interne en externe communicatie van de Belastingdienst; \n \n \n •\n contacten met buitenlandse overheden en zusterorganisaties; \n \n \n •\n algemene ondersteuning managementteam Belastingdienst.\n \n \n \n De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de directeur-generaal.\n \n \n \n 2\n Cluster Fiscaliteit\n \n Het cluster Fiscaliteit heeft de volgende taken:\n \n \n •\n de beoordeling van en advisering over fiscaalrechtelijke vraagstukken (incl. de invordering) voor zover daaraan politieke en/of beleidsmatige aspecten zijn verbonden;\n \n \n •\n de behandeling van fiscale cassatiezaken;\n \n \n •\n internationale fiscale aangelegenheden.\n \n \n \n De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de Chief Fiscal Affairs.\n \n \n \n 3\n Cluster Bedrijf\n \n Het cluster Bedrijf heeft de volgende taken:\n \n \n •\n de coördinatie van de planningscyclus (bedrijfsplan, begroting, kadernota, stuurcontracten, formatie);\n \n \n •\n het personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid en personele aangelegenheden indien daaraan beleidsvormende aspecten zijn verbonden;\n \n \n •\n de ondersteuning van de bestuurder in COR en GOBD; \n \n \n •\n het bedrijfsvoerings-, beveiligings- en integriteitsbeleid;\n \n \n •\n systeemcontrol op concernniveau (betrouwbaarheid van: stuur- en verantwoordingsinformatie, concernrapportages, beheersverslag, accountantscontrole, auditing);\n \n \n •\n behandeling van juridische vraagstukken (zoals rond schadevergoedingen en WOB-verzoeken), zowel op het gebied van het ambtenarenrecht als op niet-fiscaal terrein, inclusief kabinetszaken;\n \n \n •\n de begeleiding van high potentials uit de Belastingdienst in MD-, TD- en PD-trajecten.\n \n \n De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de Chief Financial Officer en de Chief Human Resources Officer.\n \n \n \n 4\n Cluster IV-beleid\n \n Het cluster IV-beleid heeft de volgende taken:\n \n \n •\n het opstellen en actualiseren van IV-brede kaders en beleidslijnen en ondersteunen van de implementatie daarvan;\n \n \n •\n het controleren of binnen de kaders wordt geopereerd, inclusief meting, analyse en toetsing; \n \n \n •\n het ondersteunen van de verschillende bedrijfsonderdelen: advisering over de kaders, medeontwikkelen van producten (bijvoorbeeld een projectplan), advisering over de toepassing van beleid; \n \n \n •\n een (beperkte) IM-functie voor de informatievoorziening van de IV-keten zelf en de ondersteuning van de CIO als opdrachtgever voor infrastructuur.\n \n \n \n De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de Chief Information Officer.\n \n \n \n 5\n Samenwerking en afstemming\n \n Vaak zullen de onderwerpen die door DGBel worden behandeld, clusteroverstijgend zijn, aangezien er vanuit verschillende invalshoeken tegenaan kan (en moet) worden gekeken. Het is zaak dat de clusters daarin de samenwerking weten te vinden. Als hulpmiddel daarbij wordt steeds één van de clusters voor bepaalde werkzaamheden als coördinerend cluster aangewezen. Dat coördinerend cluster borgt de betrokkenheid van andere clusters bij het onderwerp, zodat DGBel integraal adviseert.\n \n \n \n 6\n Aansturing\n \n De taakgebieden van de clusters vallen samen met de taakgebieden van de leden van het Dagelijks Bestuur Belastingdienst. Medewerkers van DGBel functioneren onder de eindverantwoordelijkheid van hun MT-lid op basis van professionele vrijheid en eigen verantwoordelijkheid.\n Met het oog op de span of control van de MT-leden is een adjunct directeur toegevoegd. De adjunct directeur assisteert het MT-lid in de uitvoering van zijn/haar taken. De twee hoofdtaken van een adjunct zijn: de verantwoordelijkheid voor de HRM-rol naar de andere medewerkers van het cluster én de verantwoordelijkheid voor de totstandkoming en de inhoud van de producten van het cluster. Deze taken zijn nauw met elkaar verweven want inhoudelijk gezag is onontbeerlijk voor effectieve en overtuigende loopbaanbegeleiding van hoogwaardige beleidsmedewerkers.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Bijlage\n 2\n \n \n Niet opgenomen.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036571/2014-10-01_1/xml/BWBR0036571_2014-10-01_1.xml", "content": "BWBR0036571_2014-10-01_0\n Het nieuwe Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 19 december 2006\n Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 11 van het Organisatie- en mandaatbesluit ministerie van Financiën;\n Gehoord de Ondernemingsraad van het directoraat-generaal Belastingdienst;\n In overeenstemming met de secretaris-generaal;\n \n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n : Algemene leiding\n \n \n 1\n Het Dagelijks Bestuur (DB) Belastingdienst vormt de algemene leiding van het directoraat-generaal Belastingdienst (DGBel).\n \n \n 2\n De directeur-generaal Belastingdienst is voorzitter van het DB Belastingdienst en wordt bij afwezigheid vervangen door een van de leden van het DB Belastingdienst.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-201101-10-2014Stcrt. 2015, 11882, datum inwerkingtreding 04-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.De directeur-generaal Belastingdienst vormt samen met de aspectverantwoordelijke leden van het managementteam Belastingdienst (MTBD) als bedoeld in artikel 2 van dit besluit en de directeur DGBel de algemene leiding van het directoraat-generaal Belastingdienst (DGBel).\n \n \n Artikel\n 2\n : Organisatie, taken en verantwoordelijkheden\n \n \n 1\n De organisatie en taken van de onder het DB ressorterende clusters worden vastgesteld zoals weergegeven in de bij dit besluit behorende bijlage 1.\n \n \n 2\n De leden van het DB Belastingdienst zijn verantwoordelijk voor de beleidsterreinen van de in bijlage 1 genoemde clusters, voor de afbakening en samenhang van deze beleidsterreinen en voor de bijbehorende bedrijfsvoering op DGBel. Deze leden zijn aspectverantwoordelijke op de terreinen financiën, personeel, informatie voorziening en fiscaliteit en worden als gevolgd geduid: \n \n \n •\n de Chief Financial Officer Belastingdienst (CFO),\n \n \n •\n de Chief Human Resource Officer Belastingdienst (CHRO),\n \n \n •\n de Chief Information Officer Belastingdienst (CIO),\n \n \n •\n de Chief Fiscal Affairs Officer Belastingdienst (CFAO).\n \n \n Daarnaast hebben de twee algemeen directeuren van de Belastingdienstregio’s en de Douane zitting in het DB. Zij zijn hierin mede koers- en beleidsbepalend. Ook kunnen op uitnodiging van de dg andere directeuren tijdelijk gevraagd worden deel te nemen aan het DB, bijvoorbeeld vanwege specifiek geagendeerde onderwerpen.\n \n \n 3\n De directeur generaal kan besluiten om leden van het DB aan te wijzen als zijn vervanger in (inter-) nationale overleggen waarin zij de Belastingdienst vertegenwoordigen.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-201101-10-2014Stcrt. 2015, 11882, datum inwerkingtreding 04-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.1De organisatie en taken van de onder de algemene leiding ressorterende clusters worden vastgesteld zoals weergegeven in de bij dit besluit behorende bijlage 1.2De aspectverantwoordelijke MT-leden zijn verantwoordelijk voor de beleidsterreinen financiën, personeel, juridische zaken en communicatie, informatievoorziening en fiscaliteit en worden als gevolgd geduid:–MT-lid, tevens Chief Financial Officer Belastingdienst (CFO),–MT-lid, tevens Chief Human Resource Officer Belastingdienst/Chief Communication Officer (CHRO/CCO),–MT-lid, tevens Chief Information Officer Belastingdienst (CIO),–MT-lid, tevens Chief Fiscal Affairs Officer Belastingdienst (CFAO).De directeur DGBel is verantwoordelijk voor de coördinatie, afbakening en samenhang van deze beleidsterreinen en voor de bijbehorende bedrijfsvoering op DGBel. Daarnaast vervult de directeur DGBel de rol van bestuurder in de zin van artikel 1 lid 1 onder e van de Wet op de ondernemingsraden in het overleg met de OR DG Belastingdienst.3De directeur-generaal kan besluiten om leden van het MTBD als bedoeld in artikel 2A van dit besluit aan te wijzen als zijn vervanger in (inter-) nationale overleggen waarin zij de Belastingdienst vertegenwoordigen.\n \n \n Artikel\n 2a\n : Managementteam Belastingdienst\n \n \n 1\n Het Managementteam van de Belastingdienst (MTBD) wordt gevormd door 12 MT-leden. Dat wil zeggen de algemene leiding van DGBel, de algemeen directeur Belastingen, de algemeen directeur Douane, de directeur FIOD, de directeur Toeslagen, de directeur Belastingdienst Centrale Administratie (B/CA) en de directeur Belastingtelefoon (BelTel).\n \n \n 2\n De directeuren B/CKC en B/CFD worden vertegenwoordigd door respectievelijk de CHRO/CCO en de CFO. De directeuren B/CAO en B/CIE worden vertegenwoordigd door de CIO. Indien dit wenselijk is, kan een vertegenwoordigde directeur ook aan de MT-vergadering deelnemen.\n \n \n 20151188204-05-201516-03-2015DGB/2015/130820151188204-05-201516-03-2015DGB/2015/130804-05-201501-10-2014\n \n \n 01-10-2014\n \n Stcrt. 2015, 11882, datum inwerkingtreding 04-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Het artikel is nieuw toegevoegd.\n \n \n \n \n \n \n Artikel\n 3\n : Budgethouderschap\n \n In bijlage 2 zijn de budgethouders aangewezen alsmede de budgetten waarvoor zij bevoegd zijn. De budgethouders zijn bevoegd verplichtingen – met financiële consequenties – aan te gaan en uitgaven goed te keuren binnen hun budgetten en passend binnen hun taken.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 4\n : Mandaat primair proces DGBEL\n \n \n 1\n De aspectverantwoordelijke leden van het DB Belastingdienst (zoals genoemd in artikel 2) hebben binnen het kader van het jaarplan en binnen eventueel door de bewindspersoon of namens de bewindspersoon door de secretaris-generaal of de directeur-generaal Belastingdienst gegeven richtlijnen mandaat tot het nemen van besluiten en afdoen van stukken betreffende alle in bijlage 1 genoemde beleidsaangelegenheden.\n \n \n 2\n De in het eerste lid toegekende mandaten kunnen binnen het kader van hun taken ook worden uitgeoefend door functionarissen die daartoe worden gemandateerd in bijlage 2.\n \n \n 3\n Over vraagstukken die van politiek gevoelige of anderszins zwaarwegende aard zijn, treden de in het tweede lid bedoelde mandaathouders in overleg met een lid van het DB Belastingdienst en/of de bewindspersoon die het aangaat.\n \n \n 4\n De ondertekening van uitgaande stukken zal luiden als volgt: \n De Minister van Financiën, resp. De Staatssecretaris van Financiën, \n namens deze, \n (handtekening) \n gevolgd door naam en functie van de (onder)gemandateerde functionaris.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 5\n : Mandaat bedrijfsvoering\n \n \n 1\n De aspectverantwoordelijke leden van het DB Belastingdienst, alsmede hun adjunct directeuren, hebben - binnen het kader van het jaarplan en binnen door de minister of namens de minister door de secretaris-generaal of directeur-generaal Belastingdienst gegeven richtlijnen en behoudens de bepalingen in het Organisatie- en Mandaatbesluit ministerie van Financiën - mandaat tot het nemen van besluiten en afdoen van stukken betreffende alle bedrijfsvoeringaangelegenheden die behoren tot het werkterrein van het directoraat-generaal Belastingdienst.\n \n \n 2\n Aan de directeur-generaal Belastingdienst is voorbehouden het nemen, afdoen en ondertekenen van besluiten aangaande:\n \n \n a.\n alle beslissingen betreffende plaatsing, ontslag en bezoldiging van functionarissen vanaf schaal 15, behoudens het bepaalde in artikel 20 van het Organisatie- en mandaatbesluit ministerie van Financiën; \n \n \n b.\n vaststellen van de formatie;\n \n \n c.\n bijzondere aanstelling in tijdelijke dienst (artikel 6a ARAR); \n \n \n d.\n (tijdelijke) plaatsing in het buitenland; \n \n \n e.\n bezoldigingsbeslissingen op basis van artikel 7, tweede en derde lid BBRA, artikel 8 BBRA en artikel 22a BBRA met uitzondering van de toekenning van incidentele beloningen voor bijzondere prestaties; \n \n \n f.\n disciplinaire maatregelen (hoofdstuk 8 ARAR); \n \n \n g.\n schadeloosstelling (artikel 69 ARAR); \n \n \n h.\n reorganisatieontslag (artikel 96 ARAR); \n \n \n i.\n vertrekregelingen; \n \n \n j.\n ontslag op andere gronden (artikel 99 ARAR).\n \n \n \n \n 3\n Onverminderd het eerste lid is de bevoegdheid tot het afdoen en ondertekenen van besluiten namens de in het eerste lid gemandateerde functionarissen toegekend aan het hoofd en het plaatsvervangend hoofd van de eenheid Organisatie & Personeel van de directie Bedrijfsvoering van het ministerie van Financiën.\n \n \n 4\n Aan de in het eerste lid gemandateerde functionarissen, alsmede de adjunct directeuren, is voorbehouden het afdoen en ondertekenen van besluiten aangaande:\n \n \n a.\n vaststelling feitelijk opgedragen functie; \n \n \n b.\n (verlengde) aanstellingsbesluiten; \n \n \n c.\n ver- en herplaatsing; \n \n \n d.\n aanstelling in vaste dienst; \n \n \n e.\n tijdelijk opdragen van andere werkzaamheden; \n \n \n f.\n wijziging van salarisschaal; \n \n \n g.\n incidentele beloning voor bijzondere prestaties; \n \n \n h.\n korting bezoldiging bij arbeidsongeschiktheid; \n \n \n i.\n toekenning gratificatie bij ambtsjubileum; \n \n \n j.\n ontslag.\n \n \n \n \n 5\n De ondertekening van stukken betrekking hebbend op de in lid 1 bedoelde aangelegenheden zal luiden als volgt: \n De Minister van Financiën, \n namens deze, \n (handtekening) \n gevolgd door naam en functie van de gemandateerde functionaris.\n \n \n 6\n De ondertekening van stukken door de leden van het managementteam Personele en Financiële diensten zal luiden als volgt: \n De Minister van Financiën, \n namens deze, \n de (functie DB lid) Belastingdienst, \n voor deze,\n (handtekening) \n gevolgd door de naam en functie van het hoofd dan wel het plaatsvervangend hoofd van de eenheid Organisatie & Personeel.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-201101-10-2014Stcrt. 2015, 11882, datum inwerkingtreding 04-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.1De directeur-generaal en de aspectverantwoordelijke leden van het MTBD, alsmede de directeur DGBel en de adjunct-directeuren, hebben – binnen het kader van het jaarplan en binnen de door de minister of namens de minister door de secretaris-generaal of directeur-generaal Belastingdienst gegeven richtlijnen en behoudens de bepalingen in het Organisatie- en Mandaatbesluit ministerie van Financiën – mandaat tot het nemen van besluiten en afdoen van stukken betreffende alle bedrijfsvoeringaangelegenheden die behoren tot het werkterrein van het directoraat-generaal Belastingdienst.\n \n \n Artikel\n 6\n : Mandaatregister\n \n Onderdeel van deze regeling vormt een mandaatregister dat is opgenomen in bijlage 2. Het mandaatregister bevat handtekeningen en parafen van de in de artikelen 3, 4 en 5 gemandateerde functionarissen.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 7\n : Beperking mandaat\n \n Van de in dit besluit verleende mandaten is uitgesloten de bevoegdheid om te beslissen op een bezwaarschrift of op een verzoek als bedoeld in artikel 7:1a Awb.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 8\n : Verantwoordelijkheden\n \n De in artikel 3 en artikel 4 tweede lid bedoelde functionarissen zijn verantwoordelijk voor een adequate uitvoering van het toegekende mandaat.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 9\n : Intrekking andere regelingen\n \n Het organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst, met kenmerk DGB 2006- 5031M, wordt ingetrokken.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 10\n : Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 18 januari 2011.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 11\n : Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n \n \n 14 juni 2012\n \n \n De Directeur-Generaal Belastingdienst,P.W.A.Veld\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Bijlage\n 1\n \n DGBel is de concernstaf voor de dg, voor de rest van het Dagelijks Bestuur en voor de andere leden van het MT Belastingdienst. DGBel is daarmee ondersteunend aan de besturing van het concern Belastingdienst en verzorgt de verbinding tussen de politiek en de uitvoering en vice versa. Dat gebeurt in nauwe samenwerking met de uitvoeringsverantwoordelijken in de Belastingdienst, waarvan DGBel een integraal onderdeel uitmaakt. \n De kern van het takenpakket van DGBel ligt in het uitzetten van de strategie van de Belastingdienst en het ontwikkelen van beleid. Dit krijgt vorm in advisering aan de politieke en ambtelijke top. Bij DGBel worden beslissingen die de Belastingdienst raken naar de uitvoering vertaald en worden ervaringen uit de Belastingdienst omgezet in adviezen ten behoeve van toekomstig beleid. Ook draagt DGBel zorg voor een adequate en snelle behandeling en begeleiding van vragen en opdrachten die vanuit de politiek op de Belastingdienst afkomen. Daarbij is DGBel de schakel die de Belastingdienst verbindt met het directoraat-generaal voor Fiscale Zaken. \n DGBel ontleent zijn toegevoegde waarde vooral aan het vermogen aan de voorkant te werken: adviseren over handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van wet- en regelgeving, uitzetten van strategische beleidslijnen en daarmee afgestemde meerjarige financiële, personele en bestuurlijke kaders, (systeem)control daarop en snel adequate informatie leveren aan de bewindspersoon. \n Kracht en effectiviteit van een dergelijk apparaat zijn afhankelijk van de vraag in hoeverre adviezen tijdig (ook pro actief) worden opgesteld met aandacht voor alle relevante aspecten, qua reikwijdte aansluitend bij het onderwerp in kwestie en toegankelijk voor bestuurders, bewindslieden en andere betrokkenen. Om dat te bewerkstelligen zijn passende condities nodig op het vlak van informatievoorziening, organisatie, deskundigheid en competenties van medewerkers en leidinggevenden. \n Typerend voor DGBel is de schakelfunctie tussen beleid en uitvoering. Daartoe moet de dg (en de medewerkers van DGBel op zijn gezag) zowel het gesprek kunnen voeren over beleid en (voorgenomen) wetgeving als over de uitvoering daarvan. Over beleidszaken wordt gesproken met de beleidsmakers van het ministerie van Financiën en van de andere departementen. Over uitvoeringszaken wordt gesproken met de eigen uitvoeringsorganisatie en met andere uitvoeringsorganisaties. Die gesprekken zijn verschillend van aard: taal en doel zijn anders naar gelang met beleidsmakers of met uitvoerders wordt gesproken. En terwijl de oriëntatie van de gesprekspartners meestal ‘eendimensionaal’ is (ófwel beleid, ófwel uitvoering) is de oriëntatie van DGBel ‘tweedimensionaal’ (én beleid, én uitvoering). Om die gesprekken goed te kunnen voeren is het belangrijk te investeren in vertrouwen, het begrijpen van het standpunt van de gesprekspartner en het meenemen van de gesprekspartner in de situatie van de Belastingdienst. \n Relevant voor het functioneren is dat DGBel actief de verbinding zoekt met het primaire proces en optimaal gebruik maakt van de daar aanwezige kennis en kunde. Op die manier moet DGBel invulling geven aan zijn strategische en beleidsvormende taken. Het adagium is: ‘Medewerkers in de dienst gaan helpen op dossiers en DGBel regisseert op het niveau van koers en strategie’. \n Tegen de achtergrond van dat adagium kiezen we voor een scherpe interne en externe taakafbakening en een bijpassend klein DGBel, dat uit vier clusters bestaat: Uitvoeringsbeleid, Fiscaliteit, Bedrijf en IV-Beleid.\n Elk cluster is werkzaam op het specifieke aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van één van de leden van het Dagelijks Bestuur Belastingdienst. Samen ondersteunen de clusters de directeurgeneraal bij de uitvoering van zijn taken en het nakomen van zijn verantwoordelijkheden.\n \n \n 1\n Cluster Uitvoeringsbeleid\n \n Het cluster Uitvoeringsbeleid heeft de volgende taken:\n \n \n •\n de beoordeling van wijzigingen in en uitbreidingen van de werkzaamheden van de Belastingdienst. Het cluster heeft een aanjagende en coördinerende functie bij het uitvoeren van uitvoeringstoetsen en impactanalyses;\n \n \n •\n het onderhouden van contacten over het takenpakket van de Belastingdienst met stakeholders binnen en buiten het ministerie van Financiën; \n \n \n •\n de verbindingsfunctie tussen de Belastingdienst en het managementteam bij het optreden van damages;\n \n \n •\n advisering over de interne en externe communicatie van de Belastingdienst; \n \n \n •\n contacten met buitenlandse overheden en zusterorganisaties; \n \n \n •\n algemene ondersteuning managementteam Belastingdienst.\n \n \n \n De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de directeur-generaal.\n \n \n \n 2\n Cluster Fiscaliteit\n \n Het cluster Fiscaliteit heeft de volgende taken:\n \n \n •\n de beoordeling van en advisering over fiscaalrechtelijke vraagstukken (incl. de invordering) voor zover daaraan politieke en/of beleidsmatige aspecten zijn verbonden;\n \n \n •\n de behandeling van fiscale cassatiezaken;\n \n \n •\n internationale fiscale aangelegenheden.\n \n \n \n De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de Chief Fiscal Affairs.\n \n \n \n 3\n Cluster Bedrijf\n \n Het cluster Bedrijf heeft de volgende taken:\n \n \n •\n de coördinatie van de planningscyclus (bedrijfsplan, begroting, kadernota, stuurcontracten, formatie);\n \n \n •\n het personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid en personele aangelegenheden indien daaraan beleidsvormende aspecten zijn verbonden;\n \n \n •\n de ondersteuning van de bestuurder in COR en GOBD; \n \n \n •\n het bedrijfsvoerings-, beveiligings- en integriteitsbeleid;\n \n \n •\n systeemcontrol op concernniveau (betrouwbaarheid van: stuur- en verantwoordingsinformatie, concernrapportages, beheersverslag, accountantscontrole, auditing);\n \n \n •\n behandeling van juridische vraagstukken (zoals rond schadevergoedingen en WOB-verzoeken), zowel op het gebied van het ambtenarenrecht als op niet-fiscaal terrein, inclusief kabinetszaken;\n \n \n •\n de begeleiding van high potentials uit de Belastingdienst in MD-, TD- en PD-trajecten.\n \n \n De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de Chief Financial Officer en de Chief Human Resources Officer.\n \n \n \n 4\n Cluster IV-beleid\n \n Het cluster IV-beleid heeft de volgende taken:\n \n \n •\n het opstellen en actualiseren van IV-brede kaders en beleidslijnen en ondersteunen van de implementatie daarvan;\n \n \n •\n het controleren of binnen de kaders wordt geopereerd, inclusief meting, analyse en toetsing; \n \n \n •\n het ondersteunen van de verschillende bedrijfsonderdelen: advisering over de kaders, medeontwikkelen van producten (bijvoorbeeld een projectplan), advisering over de toepassing van beleid; \n \n \n •\n een (beperkte) IM-functie voor de informatievoorziening van de IV-keten zelf en de ondersteuning van de CIO als opdrachtgever voor infrastructuur.\n \n \n \n De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de Chief Information Officer.\n \n \n \n 5\n Samenwerking en afstemming\n \n Vaak zullen de onderwerpen die door DGBel worden behandeld, clusteroverstijgend zijn, aangezien er vanuit verschillende invalshoeken tegenaan kan (en moet) worden gekeken. Het is zaak dat de clusters daarin de samenwerking weten te vinden. Als hulpmiddel daarbij wordt steeds één van de clusters voor bepaalde werkzaamheden als coördinerend cluster aangewezen. Dat coördinerend cluster borgt de betrokkenheid van andere clusters bij het onderwerp, zodat DGBel integraal adviseert.\n \n \n \n 6\n Aansturing\n \n De taakgebieden van de clusters vallen samen met de taakgebieden van de leden van het Dagelijks Bestuur Belastingdienst. Medewerkers van DGBel functioneren onder de eindverantwoordelijkheid van hun MT-lid op basis van professionele vrijheid en eigen verantwoordelijkheid.\n Met het oog op de span of control van de MT-leden is een adjunct directeur toegevoegd. De adjunct directeur assisteert het MT-lid in de uitvoering van zijn/haar taken. De twee hoofdtaken van een adjunct zijn: de verantwoordelijkheid voor de HRM-rol naar de andere medewerkers van het cluster én de verantwoordelijkheid voor de totstandkoming en de inhoud van de producten van het cluster. Deze taken zijn nauw met elkaar verweven want inhoudelijk gezag is onontbeerlijk voor effectieve en overtuigende loopbaanbegeleiding van hoogwaardige beleidsmedewerkers.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Bijlage\n 2\n \n \n Niet opgenomen.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036571/2014-10-02_0/xml/BWBR0036571_2014-10-02_0.xml", "content": "\n Het nieuwe Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 19 december 200620121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 11 van het Organisatie- en mandaatbesluit ministerie van Financiën;\n Gehoord de Ondernemingsraad van het directoraat-generaal Belastingdienst;\n In overeenstemming met de secretaris-generaal;\n \n \n Besluit:\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n \n Artikel\n 1\n : Algemene leiding\n \n \n 1\n Het Dagelijks Bestuur (DB) Belastingdienst vormt de algemene leiding van het directoraat-generaal Belastingdienst (DGBel).\n \n \n 2\n De directeur-generaal Belastingdienst is voorzitter van het DB Belastingdienst en wordt bij afwezigheid vervangen door een van de leden van het DB Belastingdienst.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 2\n : Organisatie, taken en verantwoordelijkheden\n \n \n 1\n De organisatie en taken van de onder het DB ressorterende clusters worden vastgesteld zoals weergegeven in de bij dit besluit behorende bijlage 1.\n \n \n 2\n De leden van het DB Belastingdienst zijn verantwoordelijk voor de beleidsterreinen van de in bijlage 1 genoemde clusters, voor de afbakening en samenhang van deze beleidsterreinen en voor de bijbehorende bedrijfsvoering op DGBel. Deze leden zijn aspectverantwoordelijke op de terreinen financiën, personeel, informatie voorziening en fiscaliteit en worden als gevolgd geduid: \n \n \n •\n de Chief Financial Officer Belastingdienst (CFO),\n \n \n •\n de Chief Human Resource Officer Belastingdienst (CHRO),\n \n \n •\n de Chief Information Officer Belastingdienst (CIO),\n \n \n •\n de Chief Fiscal Affairs Officer Belastingdienst (CFAO).\n \n \n Daarnaast hebben de twee algemeen directeuren van de Belastingdienstregio’s en de Douane zitting in het DB. Zij zijn hierin mede koers- en beleidsbepalend. Ook kunnen op uitnodiging van de dg andere directeuren tijdelijk gevraagd worden deel te nemen aan het DB, bijvoorbeeld vanwege specifiek geagendeerde onderwerpen.\n \n \n 3\n De directeur generaal kan besluiten om leden van het DB aan te wijzen als zijn vervanger in (inter-) nationale overleggen waarin zij de Belastingdienst vertegenwoordigen.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 3\n : Budgethouderschap\n \n In bijlage 2 zijn de budgethouders aangewezen alsmede de budgetten waarvoor zij bevoegd zijn. De budgethouders zijn bevoegd verplichtingen – met financiële consequenties – aan te gaan en uitgaven goed te keuren binnen hun budgetten en passend binnen hun taken.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 4\n : Mandaat primair proces DGBEL\n \n \n 1\n De aspectverantwoordelijke leden van het DB Belastingdienst (zoals genoemd in artikel 2) hebben binnen het kader van het jaarplan en binnen eventueel door de bewindspersoon of namens de bewindspersoon door de secretaris-generaal of de directeur-generaal Belastingdienst gegeven richtlijnen mandaat tot het nemen van besluiten en afdoen van stukken betreffende alle in bijlage 1 genoemde beleidsaangelegenheden.\n \n \n 2\n De in het eerste lid toegekende mandaten kunnen binnen het kader van hun taken ook worden uitgeoefend door functionarissen die daartoe worden gemandateerd in bijlage 2.\n \n \n 3\n Over vraagstukken die van politiek gevoelige of anderszins zwaarwegende aard zijn, treden de in het tweede lid bedoelde mandaathouders in overleg met een lid van het DB Belastingdienst en/of de bewindspersoon die het aangaat.\n \n \n 4\n De ondertekening van uitgaande stukken zal luiden als volgt: \n De Minister van Financiën, resp. De Staatssecretaris van Financiën, \n namens deze, \n (handtekening) \n gevolgd door naam en functie van de (onder)gemandateerde functionaris.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 5\n : Mandaat bedrijfsvoering\n \n \n 1\n De aspectverantwoordelijke leden van het DB Belastingdienst, alsmede hun adjunct directeuren, hebben - binnen het kader van het jaarplan en binnen door de minister of namens de minister door de secretaris-generaal of directeur-generaal Belastingdienst gegeven richtlijnen en behoudens de bepalingen in het Organisatie- en Mandaatbesluit ministerie van Financiën - mandaat tot het nemen van besluiten en afdoen van stukken betreffende alle bedrijfsvoeringaangelegenheden die behoren tot het werkterrein van het directoraat-generaal Belastingdienst.\n \n \n 2\n Aan de directeur-generaal Belastingdienst is voorbehouden het nemen, afdoen en ondertekenen van besluiten aangaande:\n \n \n a.\n alle beslissingen betreffende plaatsing, ontslag en bezoldiging van functionarissen vanaf schaal 15, behoudens het bepaalde in artikel 20 van het Organisatie- en mandaatbesluit ministerie van Financiën; \n \n \n b.\n vaststellen van de formatie;\n \n \n c.\n bijzondere aanstelling in tijdelijke dienst (artikel 6a ARAR); \n \n \n d.\n (tijdelijke) plaatsing in het buitenland; \n \n \n e.\n bezoldigingsbeslissingen op basis van artikel 7, tweede en derde lid BBRA, artikel 8 BBRA en artikel 22a BBRA met uitzondering van de toekenning van incidentele beloningen voor bijzondere prestaties; \n \n \n f.\n disciplinaire maatregelen (hoofdstuk 8 ARAR); \n \n \n g.\n schadeloosstelling (artikel 69 ARAR); \n \n \n h.\n reorganisatieontslag (artikel 96 ARAR); \n \n \n i.\n vertrekregelingen; \n \n \n j.\n ontslag op andere gronden (artikel 99 ARAR).\n \n \n \n \n 3\n Onverminderd het eerste lid is de bevoegdheid tot het afdoen en ondertekenen van besluiten namens de in het eerste lid gemandateerde functionarissen toegekend aan het hoofd en het plaatsvervangend hoofd van de eenheid Organisatie & Personeel van de directie Bedrijfsvoering van het ministerie van Financiën.\n \n \n 4\n Aan de in het eerste lid gemandateerde functionarissen, alsmede de adjunct directeuren, is voorbehouden het afdoen en ondertekenen van besluiten aangaande:\n \n \n a.\n vaststelling feitelijk opgedragen functie; \n \n \n b.\n (verlengde) aanstellingsbesluiten; \n \n \n c.\n ver- en herplaatsing; \n \n \n d.\n aanstelling in vaste dienst; \n \n \n e.\n tijdelijk opdragen van andere werkzaamheden; \n \n \n f.\n wijziging van salarisschaal; \n \n \n g.\n incidentele beloning voor bijzondere prestaties; \n \n \n h.\n korting bezoldiging bij arbeidsongeschiktheid; \n \n \n i.\n toekenning gratificatie bij ambtsjubileum; \n \n \n j.\n ontslag.\n \n \n \n \n 5\n De ondertekening van stukken betrekking hebbend op de in lid 1 bedoelde aangelegenheden zal luiden als volgt: \n De Minister van Financiën, \n namens deze, \n (handtekening) \n gevolgd door naam en functie van de gemandateerde functionaris.\n \n \n 6\n De ondertekening van stukken door de leden van het managementteam Personele en Financiële diensten zal luiden als volgt: \n De Minister van Financiën, \n namens deze, \n de (functie DB lid) Belastingdienst, \n voor deze,\n (handtekening) \n gevolgd door de naam en functie van het hoofd dan wel het plaatsvervangend hoofd van de eenheid Organisatie & Personeel.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 6\n : Mandaatregister\n \n Onderdeel van deze regeling vormt een mandaatregister dat is opgenomen in bijlage 2. Het mandaatregister bevat handtekeningen en parafen van de in de artikelen 3, 4 en 5 gemandateerde functionarissen.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 7\n : Beperking mandaat\n \n Van de in dit besluit verleende mandaten is uitgesloten de bevoegdheid om te beslissen op een bezwaarschrift of op een verzoek als bedoeld in artikel 7:1a Awb.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 8\n : Verantwoordelijkheden\n \n De in artikel 3 en artikel 4 tweede lid bedoelde functionarissen zijn verantwoordelijk voor een adequate uitvoering van het toegekende mandaat.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 9\n : Intrekking andere regelingen\n \n Het organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst, met kenmerk DGB 2006- 5031M, wordt ingetrokken.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 10\n : Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 18 januari 2011.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 11\n : Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n \n \n 14 juni 2012\n \n \n De Directeur-Generaal Belastingdienst,P.W.A.Veld\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Bijlage\n 1\n \n DGBel is de concernstaf voor de dg, voor de rest van het Dagelijks Bestuur en voor de andere leden van het MT Belastingdienst. DGBel is daarmee ondersteunend aan de besturing van het concern Belastingdienst en verzorgt de verbinding tussen de politiek en de uitvoering en vice versa. Dat gebeurt in nauwe samenwerking met de uitvoeringsverantwoordelijken in de Belastingdienst, waarvan DGBel een integraal onderdeel uitmaakt. \n De kern van het takenpakket van DGBel ligt in het uitzetten van de strategie van de Belastingdienst en het ontwikkelen van beleid. Dit krijgt vorm in advisering aan de politieke en ambtelijke top. Bij DGBel worden beslissingen die de Belastingdienst raken naar de uitvoering vertaald en worden ervaringen uit de Belastingdienst omgezet in adviezen ten behoeve van toekomstig beleid. Ook draagt DGBel zorg voor een adequate en snelle behandeling en begeleiding van vragen en opdrachten die vanuit de politiek op de Belastingdienst afkomen. Daarbij is DGBel de schakel die de Belastingdienst verbindt met het directoraat-generaal voor Fiscale Zaken. \n DGBel ontleent zijn toegevoegde waarde vooral aan het vermogen aan de voorkant te werken: adviseren over handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van wet- en regelgeving, uitzetten van strategische beleidslijnen en daarmee afgestemde meerjarige financiële, personele en bestuurlijke kaders, (systeem)control daarop en snel adequate informatie leveren aan de bewindspersoon. \n Kracht en effectiviteit van een dergelijk apparaat zijn afhankelijk van de vraag in hoeverre adviezen tijdig (ook pro actief) worden opgesteld met aandacht voor alle relevante aspecten, qua reikwijdte aansluitend bij het onderwerp in kwestie en toegankelijk voor bestuurders, bewindslieden en andere betrokkenen. Om dat te bewerkstelligen zijn passende condities nodig op het vlak van informatievoorziening, organisatie, deskundigheid en competenties van medewerkers en leidinggevenden. \n Typerend voor DGBel is de schakelfunctie tussen beleid en uitvoering. Daartoe moet de dg (en de medewerkers van DGBel op zijn gezag) zowel het gesprek kunnen voeren over beleid en (voorgenomen) wetgeving als over de uitvoering daarvan. Over beleidszaken wordt gesproken met de beleidsmakers van het ministerie van Financiën en van de andere departementen. Over uitvoeringszaken wordt gesproken met de eigen uitvoeringsorganisatie en met andere uitvoeringsorganisaties. Die gesprekken zijn verschillend van aard: taal en doel zijn anders naar gelang met beleidsmakers of met uitvoerders wordt gesproken. En terwijl de oriëntatie van de gesprekspartners meestal ‘eendimensionaal’ is (ófwel beleid, ófwel uitvoering) is de oriëntatie van DGBel ‘tweedimensionaal’ (én beleid, én uitvoering). Om die gesprekken goed te kunnen voeren is het belangrijk te investeren in vertrouwen, het begrijpen van het standpunt van de gesprekspartner en het meenemen van de gesprekspartner in de situatie van de Belastingdienst. \n Relevant voor het functioneren is dat DGBel actief de verbinding zoekt met het primaire proces en optimaal gebruik maakt van de daar aanwezige kennis en kunde. Op die manier moet DGBel invulling geven aan zijn strategische en beleidsvormende taken. Het adagium is: ‘Medewerkers in de dienst gaan helpen op dossiers en DGBel regisseert op het niveau van koers en strategie’. \n Tegen de achtergrond van dat adagium kiezen we voor een scherpe interne en externe taakafbakening en een bijpassend klein DGBel, dat uit vier clusters bestaat: Uitvoeringsbeleid, Fiscaliteit, Bedrijf en IV-Beleid.\n Elk cluster is werkzaam op het specifieke aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van één van de leden van het Dagelijks Bestuur Belastingdienst. Samen ondersteunen de clusters de directeurgeneraal bij de uitvoering van zijn taken en het nakomen van zijn verantwoordelijkheden.\n \n \n 1\n Cluster Uitvoeringsbeleid\n \n Het cluster Uitvoeringsbeleid heeft de volgende taken:\n \n \n •\n de beoordeling van wijzigingen in en uitbreidingen van de werkzaamheden van de Belastingdienst. Het cluster heeft een aanjagende en coördinerende functie bij het uitvoeren van uitvoeringstoetsen en impactanalyses;\n \n \n •\n het onderhouden van contacten over het takenpakket van de Belastingdienst met stakeholders binnen en buiten het ministerie van Financiën; \n \n \n •\n de verbindingsfunctie tussen de Belastingdienst en het managementteam bij het optreden van damages;\n \n \n •\n advisering over de interne en externe communicatie van de Belastingdienst; \n \n \n •\n contacten met buitenlandse overheden en zusterorganisaties; \n \n \n •\n algemene ondersteuning managementteam Belastingdienst.\n \n \n \n De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de directeur-generaal.\n \n \n \n 2\n Cluster Fiscaliteit\n \n Het cluster Fiscaliteit heeft de volgende taken:\n \n \n •\n de beoordeling van en advisering over fiscaalrechtelijke vraagstukken (incl. de invordering) voor zover daaraan politieke en/of beleidsmatige aspecten zijn verbonden;\n \n \n •\n de behandeling van fiscale cassatiezaken;\n \n \n •\n internationale fiscale aangelegenheden.\n \n \n \n De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de Chief Fiscal Affairs.\n \n \n \n 3\n Cluster Bedrijf\n \n Het cluster Bedrijf heeft de volgende taken:\n \n \n •\n de coördinatie van de planningscyclus (bedrijfsplan, begroting, kadernota, stuurcontracten, formatie);\n \n \n •\n het personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid en personele aangelegenheden indien daaraan beleidsvormende aspecten zijn verbonden;\n \n \n •\n de ondersteuning van de bestuurder in COR en GOBD; \n \n \n •\n het bedrijfsvoerings-, beveiligings- en integriteitsbeleid;\n \n \n •\n systeemcontrol op concernniveau (betrouwbaarheid van: stuur- en verantwoordingsinformatie, concernrapportages, beheersverslag, accountantscontrole, auditing);\n \n \n •\n behandeling van juridische vraagstukken (zoals rond schadevergoedingen en WOB-verzoeken), zowel op het gebied van het ambtenarenrecht als op niet-fiscaal terrein, inclusief kabinetszaken;\n \n \n •\n de begeleiding van high potentials uit de Belastingdienst in MD-, TD- en PD-trajecten.\n \n \n De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de Chief Financial Officer en de Chief Human Resources Officer.\n \n \n \n 4\n Cluster IV-beleid\n \n Het cluster IV-beleid heeft de volgende taken:\n \n \n •\n het opstellen en actualiseren van IV-brede kaders en beleidslijnen en ondersteunen van de implementatie daarvan;\n \n \n •\n het controleren of binnen de kaders wordt geopereerd, inclusief meting, analyse en toetsing; \n \n \n •\n het ondersteunen van de verschillende bedrijfsonderdelen: advisering over de kaders, medeontwikkelen van producten (bijvoorbeeld een projectplan), advisering over de toepassing van beleid; \n \n \n •\n een (beperkte) IM-functie voor de informatievoorziening van de IV-keten zelf en de ondersteuning van de CIO als opdrachtgever voor infrastructuur.\n \n \n \n De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de Chief Information Officer.\n \n \n \n 5\n Samenwerking en afstemming\n \n Vaak zullen de onderwerpen die door DGBel worden behandeld, clusteroverstijgend zijn, aangezien er vanuit verschillende invalshoeken tegenaan kan (en moet) worden gekeken. Het is zaak dat de clusters daarin de samenwerking weten te vinden. Als hulpmiddel daarbij wordt steeds één van de clusters voor bepaalde werkzaamheden als coördinerend cluster aangewezen. Dat coördinerend cluster borgt de betrokkenheid van andere clusters bij het onderwerp, zodat DGBel integraal adviseert.\n \n \n \n 6\n Aansturing\n \n De taakgebieden van de clusters vallen samen met de taakgebieden van de leden van het Dagelijks Bestuur Belastingdienst. Medewerkers van DGBel functioneren onder de eindverantwoordelijkheid van hun MT-lid op basis van professionele vrijheid en eigen verantwoordelijkheid.\n Met het oog op de span of control van de MT-leden is een adjunct directeur toegevoegd. De adjunct directeur assisteert het MT-lid in de uitvoering van zijn/haar taken. De twee hoofdtaken van een adjunct zijn: de verantwoordelijkheid voor de HRM-rol naar de andere medewerkers van het cluster én de verantwoordelijkheid voor de totstandkoming en de inhoud van de producten van het cluster. Deze taken zijn nauw met elkaar verweven want inhoudelijk gezag is onontbeerlijk voor effectieve en overtuigende loopbaanbegeleiding van hoogwaardige beleidsmedewerkers.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Bijlage\n 2\n \n \n Niet opgenomen.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036571/2014-10-02_1/xml/BWBR0036571_2014-10-02_1.xml", "content": "BWBR0036571_2014-10-02_0\n Het nieuwe Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 19 december 200620121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 11 van het Organisatie- en mandaatbesluit ministerie van Financiën;\n Gehoord de Ondernemingsraad van het directoraat-generaal Belastingdienst;\n In overeenstemming met de secretaris-generaal;\n \n \n Besluit:\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n \n Artikel\n 1\n : Algemene leiding\n \n \n 1\n Het Dagelijks Bestuur (DB) Belastingdienst vormt de algemene leiding van het directoraat-generaal Belastingdienst (DGBel).\n \n \n 2\n De directeur-generaal Belastingdienst is voorzitter van het DB Belastingdienst en wordt bij afwezigheid vervangen door een van de leden van het DB Belastingdienst.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-201101-10-2014Stcrt. 2015, 11882, datum inwerkingtreding 04-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.De directeur-generaal Belastingdienst vormt samen met de aspectverantwoordelijke leden van het managementteam Belastingdienst (MTBD) als bedoeld in artikel 2 van dit besluit en de directeur DGBel de algemene leiding van het directoraat-generaal Belastingdienst (DGBel).\n \n \n Artikel\n 2\n : Organisatie, taken en verantwoordelijkheden\n \n \n 1\n De organisatie en taken van de onder het DB ressorterende clusters worden vastgesteld zoals weergegeven in de bij dit besluit behorende bijlage 1.\n \n \n 2\n De leden van het DB Belastingdienst zijn verantwoordelijk voor de beleidsterreinen van de in bijlage 1 genoemde clusters, voor de afbakening en samenhang van deze beleidsterreinen en voor de bijbehorende bedrijfsvoering op DGBel. Deze leden zijn aspectverantwoordelijke op de terreinen financiën, personeel, informatie voorziening en fiscaliteit en worden als gevolgd geduid: \n \n \n •\n de Chief Financial Officer Belastingdienst (CFO),\n \n \n •\n de Chief Human Resource Officer Belastingdienst (CHRO),\n \n \n •\n de Chief Information Officer Belastingdienst (CIO),\n \n \n •\n de Chief Fiscal Affairs Officer Belastingdienst (CFAO).\n \n \n Daarnaast hebben de twee algemeen directeuren van de Belastingdienstregio’s en de Douane zitting in het DB. Zij zijn hierin mede koers- en beleidsbepalend. Ook kunnen op uitnodiging van de dg andere directeuren tijdelijk gevraagd worden deel te nemen aan het DB, bijvoorbeeld vanwege specifiek geagendeerde onderwerpen.\n \n \n 3\n De directeur generaal kan besluiten om leden van het DB aan te wijzen als zijn vervanger in (inter-) nationale overleggen waarin zij de Belastingdienst vertegenwoordigen.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-201101-10-2014Stcrt. 2015, 11882, datum inwerkingtreding 04-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.1De organisatie en taken van de onder de algemene leiding ressorterende clusters worden vastgesteld zoals weergegeven in de bij dit besluit behorende bijlage 1.2De aspectverantwoordelijke MT-leden zijn verantwoordelijk voor de beleidsterreinen financiën, personeel, juridische zaken en communicatie, informatievoorziening en fiscaliteit en worden als gevolgd geduid:–MT-lid, tevens Chief Financial Officer Belastingdienst (CFO),–MT-lid, tevens Chief Human Resource Officer Belastingdienst/Chief Communication Officer (CHRO/CCO),–MT-lid, tevens Chief Information Officer Belastingdienst (CIO),–MT-lid, tevens Chief Fiscal Affairs Officer Belastingdienst (CFAO).De directeur DGBel is verantwoordelijk voor de coördinatie, afbakening en samenhang van deze beleidsterreinen en voor de bijbehorende bedrijfsvoering op DGBel. Daarnaast vervult de directeur DGBel de rol van bestuurder in de zin van artikel 1 lid 1 onder e van de Wet op de ondernemingsraden in het overleg met de OR DG Belastingdienst.3De directeur-generaal kan besluiten om leden van het MTBD als bedoeld in artikel 2A van dit besluit aan te wijzen als zijn vervanger in (inter-) nationale overleggen waarin zij de Belastingdienst vertegenwoordigen.\n \n \n Artikel\n 2a\n : Managementteam Belastingdienst\n \n \n 1\n Het Managementteam van de Belastingdienst (MTBD) wordt gevormd door 12 MT-leden. Dat wil zeggen de algemene leiding van DGBel, de algemeen directeur Belastingen, de algemeen directeur Douane, de directeur FIOD, de directeur Toeslagen, de directeur Belastingdienst Centrale Administratie (B/CA) en de directeur Belastingtelefoon (BelTel).\n \n \n 2\n De directeuren B/CKC en B/CFD worden vertegenwoordigd door respectievelijk de CHRO/CCO en de CFO. De directeuren B/CAO en B/CIE worden vertegenwoordigd door de CIO. Indien dit wenselijk is, kan een vertegenwoordigde directeur ook aan de MT-vergadering deelnemen.\n \n \n 20151188204-05-201516-03-2015DGB/2015/130820151188204-05-201516-03-2015DGB/2015/130804-05-201501-10-2014\n \n \n 01-10-2014\n \n Stcrt. 2015, 11882, datum inwerkingtreding 04-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Het artikel is nieuw toegevoegd.\n \n \n \n \n \n \n Artikel\n 3\n : Budgethouderschap\n \n In bijlage 2 zijn de budgethouders aangewezen alsmede de budgetten waarvoor zij bevoegd zijn. De budgethouders zijn bevoegd verplichtingen – met financiële consequenties – aan te gaan en uitgaven goed te keuren binnen hun budgetten en passend binnen hun taken.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 4\n : Mandaat primair proces DGBEL\n \n \n 1\n De aspectverantwoordelijke leden van het DB Belastingdienst (zoals genoemd in artikel 2) hebben binnen het kader van het jaarplan en binnen eventueel door de bewindspersoon of namens de bewindspersoon door de secretaris-generaal of de directeur-generaal Belastingdienst gegeven richtlijnen mandaat tot het nemen van besluiten en afdoen van stukken betreffende alle in bijlage 1 genoemde beleidsaangelegenheden.\n \n \n 2\n De in het eerste lid toegekende mandaten kunnen binnen het kader van hun taken ook worden uitgeoefend door functionarissen die daartoe worden gemandateerd in bijlage 2.\n \n \n 3\n Over vraagstukken die van politiek gevoelige of anderszins zwaarwegende aard zijn, treden de in het tweede lid bedoelde mandaathouders in overleg met een lid van het DB Belastingdienst en/of de bewindspersoon die het aangaat.\n \n \n 4\n De ondertekening van uitgaande stukken zal luiden als volgt: \n De Minister van Financiën, resp. De Staatssecretaris van Financiën, \n namens deze, \n (handtekening) \n gevolgd door naam en functie van de (onder)gemandateerde functionaris.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 5\n : Mandaat bedrijfsvoering\n \n \n 1\n De aspectverantwoordelijke leden van het DB Belastingdienst, alsmede hun adjunct directeuren, hebben - binnen het kader van het jaarplan en binnen door de minister of namens de minister door de secretaris-generaal of directeur-generaal Belastingdienst gegeven richtlijnen en behoudens de bepalingen in het Organisatie- en Mandaatbesluit ministerie van Financiën - mandaat tot het nemen van besluiten en afdoen van stukken betreffende alle bedrijfsvoeringaangelegenheden die behoren tot het werkterrein van het directoraat-generaal Belastingdienst.\n \n \n 2\n Aan de directeur-generaal Belastingdienst is voorbehouden het nemen, afdoen en ondertekenen van besluiten aangaande:\n \n \n a.\n alle beslissingen betreffende plaatsing, ontslag en bezoldiging van functionarissen vanaf schaal 15, behoudens het bepaalde in artikel 20 van het Organisatie- en mandaatbesluit ministerie van Financiën; \n \n \n b.\n vaststellen van de formatie;\n \n \n c.\n bijzondere aanstelling in tijdelijke dienst (artikel 6a ARAR); \n \n \n d.\n (tijdelijke) plaatsing in het buitenland; \n \n \n e.\n bezoldigingsbeslissingen op basis van artikel 7, tweede en derde lid BBRA, artikel 8 BBRA en artikel 22a BBRA met uitzondering van de toekenning van incidentele beloningen voor bijzondere prestaties; \n \n \n f.\n disciplinaire maatregelen (hoofdstuk 8 ARAR); \n \n \n g.\n schadeloosstelling (artikel 69 ARAR); \n \n \n h.\n reorganisatieontslag (artikel 96 ARAR); \n \n \n i.\n vertrekregelingen; \n \n \n j.\n ontslag op andere gronden (artikel 99 ARAR).\n \n \n \n \n 3\n Onverminderd het eerste lid is de bevoegdheid tot het afdoen en ondertekenen van besluiten namens de in het eerste lid gemandateerde functionarissen toegekend aan het hoofd en het plaatsvervangend hoofd van de eenheid Organisatie & Personeel van de directie Bedrijfsvoering van het ministerie van Financiën.\n \n \n 4\n Aan de in het eerste lid gemandateerde functionarissen, alsmede de adjunct directeuren, is voorbehouden het afdoen en ondertekenen van besluiten aangaande:\n \n \n a.\n vaststelling feitelijk opgedragen functie; \n \n \n b.\n (verlengde) aanstellingsbesluiten; \n \n \n c.\n ver- en herplaatsing; \n \n \n d.\n aanstelling in vaste dienst; \n \n \n e.\n tijdelijk opdragen van andere werkzaamheden; \n \n \n f.\n wijziging van salarisschaal; \n \n \n g.\n incidentele beloning voor bijzondere prestaties; \n \n \n h.\n korting bezoldiging bij arbeidsongeschiktheid; \n \n \n i.\n toekenning gratificatie bij ambtsjubileum; \n \n \n j.\n ontslag.\n \n \n \n \n 5\n De ondertekening van stukken betrekking hebbend op de in lid 1 bedoelde aangelegenheden zal luiden als volgt: \n De Minister van Financiën, \n namens deze, \n (handtekening) \n gevolgd door naam en functie van de gemandateerde functionaris.\n \n \n 6\n De ondertekening van stukken door de leden van het managementteam Personele en Financiële diensten zal luiden als volgt: \n De Minister van Financiën, \n namens deze, \n de (functie DB lid) Belastingdienst, \n voor deze,\n (handtekening) \n gevolgd door de naam en functie van het hoofd dan wel het plaatsvervangend hoofd van de eenheid Organisatie & Personeel.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-201101-10-2014Stcrt. 2015, 11882, datum inwerkingtreding 04-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.1De directeur-generaal en de aspectverantwoordelijke leden van het MTBD, alsmede de directeur DGBel en de adjunct-directeuren, hebben – binnen het kader van het jaarplan en binnen de door de minister of namens de minister door de secretaris-generaal of directeur-generaal Belastingdienst gegeven richtlijnen en behoudens de bepalingen in het Organisatie- en Mandaatbesluit ministerie van Financiën – mandaat tot het nemen van besluiten en afdoen van stukken betreffende alle bedrijfsvoeringaangelegenheden die behoren tot het werkterrein van het directoraat-generaal Belastingdienst.\n \n \n Artikel\n 6\n : Mandaatregister\n \n Onderdeel van deze regeling vormt een mandaatregister dat is opgenomen in bijlage 2. Het mandaatregister bevat handtekeningen en parafen van de in de artikelen 3, 4 en 5 gemandateerde functionarissen.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 7\n : Beperking mandaat\n \n Van de in dit besluit verleende mandaten is uitgesloten de bevoegdheid om te beslissen op een bezwaarschrift of op een verzoek als bedoeld in artikel 7:1a Awb.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-201101-10-2014Stcrt. 2016, 67612, datum inwerkingtreding 15-12-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-10-2014.Het artikel is ingetrokken.\n \n \n Artikel\n 8\n : Verantwoordelijkheden\n \n De in artikel 3 en artikel 4 tweede lid bedoelde functionarissen zijn verantwoordelijk voor een adequate uitvoering van het toegekende mandaat.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 9\n : Intrekking andere regelingen\n \n Het organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst, met kenmerk DGB 2006- 5031M, wordt ingetrokken.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 10\n : Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 18 januari 2011.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 11\n : Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n \n \n 14 juni 2012\n \n \n De Directeur-Generaal Belastingdienst,P.W.A.Veld\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Bijlage\n 1\n \n DGBel is de concernstaf voor de dg, voor de rest van het Dagelijks Bestuur en voor de andere leden van het MT Belastingdienst. DGBel is daarmee ondersteunend aan de besturing van het concern Belastingdienst en verzorgt de verbinding tussen de politiek en de uitvoering en vice versa. Dat gebeurt in nauwe samenwerking met de uitvoeringsverantwoordelijken in de Belastingdienst, waarvan DGBel een integraal onderdeel uitmaakt. \n De kern van het takenpakket van DGBel ligt in het uitzetten van de strategie van de Belastingdienst en het ontwikkelen van beleid. Dit krijgt vorm in advisering aan de politieke en ambtelijke top. Bij DGBel worden beslissingen die de Belastingdienst raken naar de uitvoering vertaald en worden ervaringen uit de Belastingdienst omgezet in adviezen ten behoeve van toekomstig beleid. Ook draagt DGBel zorg voor een adequate en snelle behandeling en begeleiding van vragen en opdrachten die vanuit de politiek op de Belastingdienst afkomen. Daarbij is DGBel de schakel die de Belastingdienst verbindt met het directoraat-generaal voor Fiscale Zaken. \n DGBel ontleent zijn toegevoegde waarde vooral aan het vermogen aan de voorkant te werken: adviseren over handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van wet- en regelgeving, uitzetten van strategische beleidslijnen en daarmee afgestemde meerjarige financiële, personele en bestuurlijke kaders, (systeem)control daarop en snel adequate informatie leveren aan de bewindspersoon. \n Kracht en effectiviteit van een dergelijk apparaat zijn afhankelijk van de vraag in hoeverre adviezen tijdig (ook pro actief) worden opgesteld met aandacht voor alle relevante aspecten, qua reikwijdte aansluitend bij het onderwerp in kwestie en toegankelijk voor bestuurders, bewindslieden en andere betrokkenen. Om dat te bewerkstelligen zijn passende condities nodig op het vlak van informatievoorziening, organisatie, deskundigheid en competenties van medewerkers en leidinggevenden. \n Typerend voor DGBel is de schakelfunctie tussen beleid en uitvoering. Daartoe moet de dg (en de medewerkers van DGBel op zijn gezag) zowel het gesprek kunnen voeren over beleid en (voorgenomen) wetgeving als over de uitvoering daarvan. Over beleidszaken wordt gesproken met de beleidsmakers van het ministerie van Financiën en van de andere departementen. Over uitvoeringszaken wordt gesproken met de eigen uitvoeringsorganisatie en met andere uitvoeringsorganisaties. Die gesprekken zijn verschillend van aard: taal en doel zijn anders naar gelang met beleidsmakers of met uitvoerders wordt gesproken. En terwijl de oriëntatie van de gesprekspartners meestal ‘eendimensionaal’ is (ófwel beleid, ófwel uitvoering) is de oriëntatie van DGBel ‘tweedimensionaal’ (én beleid, én uitvoering). Om die gesprekken goed te kunnen voeren is het belangrijk te investeren in vertrouwen, het begrijpen van het standpunt van de gesprekspartner en het meenemen van de gesprekspartner in de situatie van de Belastingdienst. \n Relevant voor het functioneren is dat DGBel actief de verbinding zoekt met het primaire proces en optimaal gebruik maakt van de daar aanwezige kennis en kunde. Op die manier moet DGBel invulling geven aan zijn strategische en beleidsvormende taken. Het adagium is: ‘Medewerkers in de dienst gaan helpen op dossiers en DGBel regisseert op het niveau van koers en strategie’. \n Tegen de achtergrond van dat adagium kiezen we voor een scherpe interne en externe taakafbakening en een bijpassend klein DGBel, dat uit vier clusters bestaat: Uitvoeringsbeleid, Fiscaliteit, Bedrijf en IV-Beleid.\n Elk cluster is werkzaam op het specifieke aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van één van de leden van het Dagelijks Bestuur Belastingdienst. Samen ondersteunen de clusters de directeurgeneraal bij de uitvoering van zijn taken en het nakomen van zijn verantwoordelijkheden.\n \n \n 1\n Cluster Uitvoeringsbeleid\n \n Het cluster Uitvoeringsbeleid heeft de volgende taken:\n \n \n •\n de beoordeling van wijzigingen in en uitbreidingen van de werkzaamheden van de Belastingdienst. Het cluster heeft een aanjagende en coördinerende functie bij het uitvoeren van uitvoeringstoetsen en impactanalyses;\n \n \n •\n het onderhouden van contacten over het takenpakket van de Belastingdienst met stakeholders binnen en buiten het ministerie van Financiën; \n \n \n •\n de verbindingsfunctie tussen de Belastingdienst en het managementteam bij het optreden van damages;\n \n \n •\n advisering over de interne en externe communicatie van de Belastingdienst; \n \n \n •\n contacten met buitenlandse overheden en zusterorganisaties; \n \n \n •\n algemene ondersteuning managementteam Belastingdienst.\n \n \n \n De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de directeur-generaal.\n \n \n \n 2\n Cluster Fiscaliteit\n \n Het cluster Fiscaliteit heeft de volgende taken:\n \n \n •\n de beoordeling van en advisering over fiscaalrechtelijke vraagstukken (incl. de invordering) voor zover daaraan politieke en/of beleidsmatige aspecten zijn verbonden;\n \n \n •\n de behandeling van fiscale cassatiezaken;\n \n \n •\n internationale fiscale aangelegenheden.\n \n \n \n De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de Chief Fiscal Affairs.\n \n \n \n 3\n Cluster Bedrijf\n \n Het cluster Bedrijf heeft de volgende taken:\n \n \n •\n de coördinatie van de planningscyclus (bedrijfsplan, begroting, kadernota, stuurcontracten, formatie);\n \n \n •\n het personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid en personele aangelegenheden indien daaraan beleidsvormende aspecten zijn verbonden;\n \n \n •\n de ondersteuning van de bestuurder in COR en GOBD; \n \n \n •\n het bedrijfsvoerings-, beveiligings- en integriteitsbeleid;\n \n \n •\n systeemcontrol op concernniveau (betrouwbaarheid van: stuur- en verantwoordingsinformatie, concernrapportages, beheersverslag, accountantscontrole, auditing);\n \n \n •\n behandeling van juridische vraagstukken (zoals rond schadevergoedingen en WOB-verzoeken), zowel op het gebied van het ambtenarenrecht als op niet-fiscaal terrein, inclusief kabinetszaken;\n \n \n •\n de begeleiding van high potentials uit de Belastingdienst in MD-, TD- en PD-trajecten.\n \n \n De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de Chief Financial Officer en de Chief Human Resources Officer.\n \n \n \n 4\n Cluster IV-beleid\n \n Het cluster IV-beleid heeft de volgende taken:\n \n \n •\n het opstellen en actualiseren van IV-brede kaders en beleidslijnen en ondersteunen van de implementatie daarvan;\n \n \n •\n het controleren of binnen de kaders wordt geopereerd, inclusief meting, analyse en toetsing; \n \n \n •\n het ondersteunen van de verschillende bedrijfsonderdelen: advisering over de kaders, medeontwikkelen van producten (bijvoorbeeld een projectplan), advisering over de toepassing van beleid; \n \n \n •\n een (beperkte) IM-functie voor de informatievoorziening van de IV-keten zelf en de ondersteuning van de CIO als opdrachtgever voor infrastructuur.\n \n \n \n De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de Chief Information Officer.\n \n \n \n 5\n Samenwerking en afstemming\n \n Vaak zullen de onderwerpen die door DGBel worden behandeld, clusteroverstijgend zijn, aangezien er vanuit verschillende invalshoeken tegenaan kan (en moet) worden gekeken. Het is zaak dat de clusters daarin de samenwerking weten te vinden. Als hulpmiddel daarbij wordt steeds één van de clusters voor bepaalde werkzaamheden als coördinerend cluster aangewezen. Dat coördinerend cluster borgt de betrokkenheid van andere clusters bij het onderwerp, zodat DGBel integraal adviseert.\n \n \n \n 6\n Aansturing\n \n De taakgebieden van de clusters vallen samen met de taakgebieden van de leden van het Dagelijks Bestuur Belastingdienst. Medewerkers van DGBel functioneren onder de eindverantwoordelijkheid van hun MT-lid op basis van professionele vrijheid en eigen verantwoordelijkheid.\n Met het oog op de span of control van de MT-leden is een adjunct directeur toegevoegd. De adjunct directeur assisteert het MT-lid in de uitvoering van zijn/haar taken. De twee hoofdtaken van een adjunct zijn: de verantwoordelijkheid voor de HRM-rol naar de andere medewerkers van het cluster én de verantwoordelijkheid voor de totstandkoming en de inhoud van de producten van het cluster. Deze taken zijn nauw met elkaar verweven want inhoudelijk gezag is onontbeerlijk voor effectieve en overtuigende loopbaanbegeleiding van hoogwaardige beleidsmedewerkers.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Bijlage\n 2\n \n \n Niet opgenomen.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036571/2015-05-04_0/xml/BWBR0036571_2015-05-04_0.xml", "content": "BWBR0036571_2012-07-13_0\n Het nieuwe Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 19 december 2006\n Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,\n \n Gelet op artikel 11 van het Organisatie- en mandaatbesluit ministerie van Financiën;\n Gehoord de Ondernemingsraad van het directoraat-generaal Belastingdienst;\n In overeenstemming met de secretaris-generaal;\n \n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n : Algemene leiding\n \n De directeur-generaal Belastingdienst vormt samen met de aspectverantwoordelijke leden van het managementteam Belastingdienst (MTBD) als bedoeld in artikel 2 van dit besluit en de directeur DGBel de algemene leiding van het directoraat-generaal Belastingdienst (DGBel).\n20151188204-05-201516-03-2015DGB/2015/130820151188204-05-201516-03-2015DGB/2015/130804-05-201501-10-2014\n \n \n Artikel\n 2\n : Organisatie, taken en verantwoordelijkheden\n \n \n 1\n De organisatie en taken van de onder de algemene leiding ressorterende clusters worden vastgesteld zoals weergegeven in de bij dit besluit behorende bijlage 1.\n \n \n 2\n De aspectverantwoordelijke MT-leden zijn verantwoordelijk voor de beleidsterreinen financiën, personeel, juridische zaken en communicatie, informatievoorziening en fiscaliteit en worden als gevolgd geduid:\n \n \n –\n MT-lid, tevens Chief Financial Officer Belastingdienst (CFO),\n \n \n –\n MT-lid, tevens Chief Human Resource Officer Belastingdienst/Chief Communication Officer (CHRO/CCO),\n \n \n –\n MT-lid, tevens Chief Information Officer Belastingdienst (CIO),\n \n \n –\n MT-lid, tevens Chief Fiscal Affairs Officer Belastingdienst (CFAO).\n \n \n De directeur DGBel is verantwoordelijk voor de coördinatie, afbakening en samenhang van deze beleidsterreinen en voor de bijbehorende bedrijfsvoering op DGBel. Daarnaast vervult de directeur DGBel de rol van bestuurder in de zin van artikel 1 lid 1 onder e van de Wet op de ondernemingsraden in het overleg met de OR DG Belastingdienst.\n \n \n 3\n De directeur-generaal kan besluiten om leden van het MTBD als bedoeld in artikel 2A van dit besluit aan te wijzen als zijn vervanger in (inter-) nationale overleggen waarin zij de Belastingdienst vertegenwoordigen.\n \n20151188204-05-201516-03-2015DGB/2015/130820151188204-05-201516-03-2015DGB/2015/130804-05-201501-10-2014\n \n \n Artikel\n 2a\n : Managementteam Belastingdienst\n \n \n 1\n Het Managementteam van de Belastingdienst (MTBD) wordt gevormd door 12 MT-leden. Dat wil zeggen de algemene leiding van DGBel, de algemeen directeur Belastingen, de algemeen directeur Douane, de directeur FIOD, de directeur Toeslagen, de directeur Belastingdienst Centrale Administratie (B/CA) en de directeur Belastingtelefoon (BelTel).\n \n \n 2\n De directeuren B/CKC en B/CFD worden vertegenwoordigd door respectievelijk de CHRO/CCO en de CFO. De directeuren B/CAO en B/CIE worden vertegenwoordigd door de CIO. Indien dit wenselijk is, kan een vertegenwoordigde directeur ook aan de MT-vergadering deelnemen.\n \n20151188204-05-201516-03-2015DGB/2015/130820151188204-05-201516-03-2015DGB/2015/130804-05-201501-10-2014\n \n \n Artikel\n 3\n : Budgethouderschap\n \n In bijlage 2 zijn de budgethouders aangewezen alsmede de budgetten waarvoor zij bevoegd zijn. De budgethouders zijn bevoegd verplichtingen – met financiële consequenties – aan te gaan en uitgaven goed te keuren binnen hun budgetten en passend binnen hun taken.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 4\n : Mandaat primair proces DGBEL\n \n \n 1\n De aspectverantwoordelijke leden van het DB Belastingdienst (zoals genoemd in artikel 2) hebben binnen het kader van het jaarplan en binnen eventueel door de bewindspersoon of namens de bewindspersoon door de secretaris-generaal of de directeur-generaal Belastingdienst gegeven richtlijnen mandaat tot het nemen van besluiten en afdoen van stukken betreffende alle in bijlage 1 genoemde beleidsaangelegenheden.\n \n \n 2\n De in het eerste lid toegekende mandaten kunnen binnen het kader van hun taken ook worden uitgeoefend door functionarissen die daartoe worden gemandateerd in bijlage 2.\n \n \n 3\n Over vraagstukken die van politiek gevoelige of anderszins zwaarwegende aard zijn, treden de in het tweede lid bedoelde mandaathouders in overleg met een lid van het DB Belastingdienst en/of de bewindspersoon die het aangaat.\n \n \n 4\n De ondertekening van uitgaande stukken zal luiden als volgt: \n De Minister van Financiën, resp. De Staatssecretaris van Financiën, \n namens deze, \n (handtekening) \n gevolgd door naam en functie van de (onder)gemandateerde functionaris.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 5\n : Mandaat bedrijfsvoering\n \n \n 1\n De directeur-generaal en de aspectverantwoordelijke leden van het MTBD, alsmede de directeur DGBel en de adjunct-directeuren, hebben – binnen het kader van het jaarplan en binnen de door de minister of namens de minister door de secretaris-generaal of directeur-generaal Belastingdienst gegeven richtlijnen en behoudens de bepalingen in het Organisatie- en Mandaatbesluit ministerie van Financiën – mandaat tot het nemen van besluiten en afdoen van stukken betreffende alle bedrijfsvoeringaangelegenheden die behoren tot het werkterrein van het directoraat-generaal Belastingdienst.\n \n \n 2\n Aan de directeur-generaal Belastingdienst is voorbehouden het nemen, afdoen en ondertekenen van besluiten aangaande:\n \n \n a.\n alle beslissingen betreffende plaatsing, ontslag en bezoldiging van functionarissen vanaf schaal 15, behoudens het bepaalde in artikel 20 van het Organisatie- en mandaatbesluit ministerie van Financiën; \n \n \n b.\n vaststellen van de formatie;\n \n \n c.\n bijzondere aanstelling in tijdelijke dienst (artikel 6a ARAR); \n \n \n d.\n (tijdelijke) plaatsing in het buitenland; \n \n \n e.\n bezoldigingsbeslissingen op basis van artikel 7, tweede en derde lid BBRA, artikel 8 BBRA en artikel 22a BBRA met uitzondering van de toekenning van incidentele beloningen voor bijzondere prestaties; \n \n \n f.\n disciplinaire maatregelen (hoofdstuk 8 ARAR); \n \n \n g.\n schadeloosstelling (artikel 69 ARAR); \n \n \n h.\n reorganisatieontslag (artikel 96 ARAR); \n \n \n i.\n vertrekregelingen; \n \n \n j.\n ontslag op andere gronden (artikel 99 ARAR).\n \n \n \n \n 3\n Onverminderd het eerste lid is de bevoegdheid tot het afdoen en ondertekenen van besluiten namens de in het eerste lid gemandateerde functionarissen toegekend aan het hoofd en het plaatsvervangend hoofd van de eenheid Organisatie & Personeel van de directie Bedrijfsvoering van het ministerie van Financiën.\n \n \n 4\n Aan de in het eerste lid gemandateerde functionarissen, alsmede de adjunct directeuren, is voorbehouden het afdoen en ondertekenen van besluiten aangaande:\n \n \n a.\n vaststelling feitelijk opgedragen functie; \n \n \n b.\n (verlengde) aanstellingsbesluiten; \n \n \n c.\n ver- en herplaatsing; \n \n \n d.\n aanstelling in vaste dienst; \n \n \n e.\n tijdelijk opdragen van andere werkzaamheden; \n \n \n f.\n wijziging van salarisschaal; \n \n \n g.\n incidentele beloning voor bijzondere prestaties; \n \n \n h.\n korting bezoldiging bij arbeidsongeschiktheid; \n \n \n i.\n toekenning gratificatie bij ambtsjubileum; \n \n \n j.\n ontslag.\n \n \n \n \n 5\n De ondertekening van stukken betrekking hebbend op de in lid 1 bedoelde aangelegenheden zal luiden als volgt: \n De Minister van Financiën, \n namens deze, \n (handtekening) \n gevolgd door naam en functie van de gemandateerde functionaris.\n \n \n 6\n De ondertekening van stukken door de leden van het managementteam Personele en Financiële diensten zal luiden als volgt: \n De Minister van Financiën, \n namens deze, \n de (functie DB lid) Belastingdienst, \n voor deze,\n (handtekening) \n gevolgd door de naam en functie van het hoofd dan wel het plaatsvervangend hoofd van de eenheid Organisatie & Personeel.\n \n20151188204-05-201516-03-2015DGB/2015/130820151188204-05-201516-03-2015DGB/2015/130804-05-201501-10-2014\n \n \n Artikel\n 6\n : Mandaatregister\n \n Onderdeel van deze regeling vormt een mandaatregister dat is opgenomen in bijlage 2. Het mandaatregister bevat handtekeningen en parafen van de in de artikelen 3, 4 en 5 gemandateerde functionarissen.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 7\n : Beperking mandaat\n \n Van de in dit besluit verleende mandaten is uitgesloten de bevoegdheid om te beslissen op een bezwaarschrift of op een verzoek als bedoeld in artikel 7:1a Awb.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 8\n : Verantwoordelijkheden\n \n De in artikel 3 en artikel 4 tweede lid bedoelde functionarissen zijn verantwoordelijk voor een adequate uitvoering van het toegekende mandaat.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 9\n : Intrekking andere regelingen\n \n Het organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst, met kenmerk DGB 2006- 5031M, wordt ingetrokken.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 10\n : Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 18 januari 2011.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Artikel\n 11\n : Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Organisatie- en mandaatbesluit directoraat-generaal Belastingdienst.\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n \n \n 14 juni 2012\n \n \n De Directeur-Generaal Belastingdienst,P.W.A.Veld\n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Bijlage\n 1\n \n DGBel is de concernstaf voor de dg, voor de rest van het Dagelijks Bestuur en voor de andere leden van het MT Belastingdienst. DGBel is daarmee ondersteunend aan de besturing van het concern Belastingdienst en verzorgt de verbinding tussen de politiek en de uitvoering en vice versa. Dat gebeurt in nauwe samenwerking met de uitvoeringsverantwoordelijken in de Belastingdienst, waarvan DGBel een integraal onderdeel uitmaakt. \n De kern van het takenpakket van DGBel ligt in het uitzetten van de strategie van de Belastingdienst en het ontwikkelen van beleid. Dit krijgt vorm in advisering aan de politieke en ambtelijke top. Bij DGBel worden beslissingen die de Belastingdienst raken naar de uitvoering vertaald en worden ervaringen uit de Belastingdienst omgezet in adviezen ten behoeve van toekomstig beleid. Ook draagt DGBel zorg voor een adequate en snelle behandeling en begeleiding van vragen en opdrachten die vanuit de politiek op de Belastingdienst afkomen. Daarbij is DGBel de schakel die de Belastingdienst verbindt met het directoraat-generaal voor Fiscale Zaken. \n DGBel ontleent zijn toegevoegde waarde vooral aan het vermogen aan de voorkant te werken: adviseren over handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van wet- en regelgeving, uitzetten van strategische beleidslijnen en daarmee afgestemde meerjarige financiële, personele en bestuurlijke kaders, (systeem)control daarop en snel adequate informatie leveren aan de bewindspersoon. \n Kracht en effectiviteit van een dergelijk apparaat zijn afhankelijk van de vraag in hoeverre adviezen tijdig (ook pro actief) worden opgesteld met aandacht voor alle relevante aspecten, qua reikwijdte aansluitend bij het onderwerp in kwestie en toegankelijk voor bestuurders, bewindslieden en andere betrokkenen. Om dat te bewerkstelligen zijn passende condities nodig op het vlak van informatievoorziening, organisatie, deskundigheid en competenties van medewerkers en leidinggevenden. \n Typerend voor DGBel is de schakelfunctie tussen beleid en uitvoering. Daartoe moet de dg (en de medewerkers van DGBel op zijn gezag) zowel het gesprek kunnen voeren over beleid en (voorgenomen) wetgeving als over de uitvoering daarvan. Over beleidszaken wordt gesproken met de beleidsmakers van het ministerie van Financiën en van de andere departementen. Over uitvoeringszaken wordt gesproken met de eigen uitvoeringsorganisatie en met andere uitvoeringsorganisaties. Die gesprekken zijn verschillend van aard: taal en doel zijn anders naar gelang met beleidsmakers of met uitvoerders wordt gesproken. En terwijl de oriëntatie van de gesprekspartners meestal ‘eendimensionaal’ is (ófwel beleid, ófwel uitvoering) is de oriëntatie van DGBel ‘tweedimensionaal’ (én beleid, én uitvoering). Om die gesprekken goed te kunnen voeren is het belangrijk te investeren in vertrouwen, het begrijpen van het standpunt van de gesprekspartner en het meenemen van de gesprekspartner in de situatie van de Belastingdienst. \n Relevant voor het functioneren is dat DGBel actief de verbinding zoekt met het primaire proces en optimaal gebruik maakt van de daar aanwezige kennis en kunde. Op die manier moet DGBel invulling geven aan zijn strategische en beleidsvormende taken. Het adagium is: ‘Medewerkers in de dienst gaan helpen op dossiers en DGBel regisseert op het niveau van koers en strategie’. \n Tegen de achtergrond van dat adagium kiezen we voor een scherpe interne en externe taakafbakening en een bijpassend klein DGBel, dat uit vier clusters bestaat: Uitvoeringsbeleid, Fiscaliteit, Bedrijf en IV-Beleid.\n Elk cluster is werkzaam op het specifieke aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van één van de leden van het Dagelijks Bestuur Belastingdienst. Samen ondersteunen de clusters de directeurgeneraal bij de uitvoering van zijn taken en het nakomen van zijn verantwoordelijkheden.\n \n \n 1\n Cluster Uitvoeringsbeleid\n \n Het cluster Uitvoeringsbeleid heeft de volgende taken:\n \n \n •\n de beoordeling van wijzigingen in en uitbreidingen van de werkzaamheden van de Belastingdienst. Het cluster heeft een aanjagende en coördinerende functie bij het uitvoeren van uitvoeringstoetsen en impactanalyses;\n \n \n •\n het onderhouden van contacten over het takenpakket van de Belastingdienst met stakeholders binnen en buiten het ministerie van Financiën; \n \n \n •\n de verbindingsfunctie tussen de Belastingdienst en het managementteam bij het optreden van damages;\n \n \n •\n advisering over de interne en externe communicatie van de Belastingdienst; \n \n \n •\n contacten met buitenlandse overheden en zusterorganisaties; \n \n \n •\n algemene ondersteuning managementteam Belastingdienst.\n \n \n \n De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de directeur-generaal.\n \n \n \n 2\n Cluster Fiscaliteit\n \n Het cluster Fiscaliteit heeft de volgende taken:\n \n \n •\n de beoordeling van en advisering over fiscaalrechtelijke vraagstukken (incl. de invordering) voor zover daaraan politieke en/of beleidsmatige aspecten zijn verbonden;\n \n \n •\n de behandeling van fiscale cassatiezaken;\n \n \n •\n internationale fiscale aangelegenheden.\n \n \n \n De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de Chief Fiscal Affairs.\n \n \n \n 3\n Cluster Bedrijf\n \n Het cluster Bedrijf heeft de volgende taken:\n \n \n •\n de coördinatie van de planningscyclus (bedrijfsplan, begroting, kadernota, stuurcontracten, formatie);\n \n \n •\n het personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid en personele aangelegenheden indien daaraan beleidsvormende aspecten zijn verbonden;\n \n \n •\n de ondersteuning van de bestuurder in COR en GOBD; \n \n \n •\n het bedrijfsvoerings-, beveiligings- en integriteitsbeleid;\n \n \n •\n systeemcontrol op concernniveau (betrouwbaarheid van: stuur- en verantwoordingsinformatie, concernrapportages, beheersverslag, accountantscontrole, auditing);\n \n \n •\n behandeling van juridische vraagstukken (zoals rond schadevergoedingen en WOB-verzoeken), zowel op het gebied van het ambtenarenrecht als op niet-fiscaal terrein, inclusief kabinetszaken;\n \n \n •\n de begeleiding van high potentials uit de Belastingdienst in MD-, TD- en PD-trajecten.\n \n \n De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de Chief Financial Officer en de Chief Human Resources Officer.\n \n \n \n 4\n Cluster IV-beleid\n \n Het cluster IV-beleid heeft de volgende taken:\n \n \n •\n het opstellen en actualiseren van IV-brede kaders en beleidslijnen en ondersteunen van de implementatie daarvan;\n \n \n •\n het controleren of binnen de kaders wordt geopereerd, inclusief meting, analyse en toetsing; \n \n \n •\n het ondersteunen van de verschillende bedrijfsonderdelen: advisering over de kaders, medeontwikkelen van producten (bijvoorbeeld een projectplan), advisering over de toepassing van beleid; \n \n \n •\n een (beperkte) IM-functie voor de informatievoorziening van de IV-keten zelf en de ondersteuning van de CIO als opdrachtgever voor infrastructuur.\n \n \n \n De werkzaamheden van het cluster behoren primair tot het aandachts- en verantwoordelijkheidsgebied van de Chief Information Officer.\n \n \n \n 5\n Samenwerking en afstemming\n \n Vaak zullen de onderwerpen die door DGBel worden behandeld, clusteroverstijgend zijn, aangezien er vanuit verschillende invalshoeken tegenaan kan (en moet) worden gekeken. Het is zaak dat de clusters daarin de samenwerking weten te vinden. Als hulpmiddel daarbij wordt steeds één van de clusters voor bepaalde werkzaamheden als coördinerend cluster aangewezen. Dat coördinerend cluster borgt de betrokkenheid van andere clusters bij het onderwerp, zodat DGBel integraal adviseert.\n \n \n \n 6\n Aansturing\n \n De taakgebieden van de clusters vallen samen met de taakgebieden van de leden van het Dagelijks Bestuur Belastingdienst. Medewerkers van DGBel functioneren onder de eindverantwoordelijkheid van hun MT-lid op basis van professionele vrijheid en eigen verantwoordelijkheid.\n Met het oog op de span of control van de MT-leden is een adjunct directeur toegevoegd. De adjunct directeur assisteert het MT-lid in de uitvoering van zijn/haar taken. De twee hoofdtaken van een adjunct zijn: de verantwoordelijkheid voor de HRM-rol naar de andere medewerkers van het cluster én de verantwoordelijkheid voor de totstandkoming en de inhoud van de producten van het cluster. Deze taken zijn nauw met elkaar verweven want inhoudelijk gezag is onontbeerlijk voor effectieve en overtuigende loopbaanbegeleiding van hoogwaardige beleidsmedewerkers.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n \n Bijlage\n 2\n \n \n Niet opgenomen.\n \n20121413511-07-201214-06-201220121413511-07-201214-06-201213-07-201218-01-2011\n \n20151188204-05-201516-03-2015DGB/2015/130820151188204-05-201516-03-2015DGB/2015/130816-03-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036571/manifest.xml", "content": "2012-07-132011-01-18tot-en-met2015-07-04T02:19:36+02:002017-02-07T05:28:26+01:00BWBR0036571.WTI2016-12-152012-07-132014-09-302012-07-139999-12-312015-07-02T02:38:02+02:002016-01-21T11:16:57+01:00d36e7242490deb12b79b65f3fd3d50f0263faaa0084fbb8d45524d6f1ce2d3d47c2d0175ded14459921dbdb36af5ddfb3ebd32149936d58d0b4f615fb9a930ea91242011-01-182012-07-122012-07-139999-12-312015-07-02T02:38:03+02:002016-01-21T11:16:57+01:00b2568933d3c00590dd5968ddfc30df55d6f879dd311932c8cafee3355de7e704862ff58d0dffd1a37c13114284c65e9d442c219f4f5c7e96d62dc9ac11aa9de094362015-05-042016-12-142015-05-042016-12-142015-07-02T02:38:03+02:002016-12-15T06:27:19+01:00fb8d1abc63781b157abcdb09d66137fb91860cf4f83087c1ba4005e676b6ae30e70c0c1bc9707f79c42b501265cdc0d4b4d4d6ae9d89e0bdaa6b7a4b551517e495852014-10-012014-10-012012-07-132015-05-032015-07-02T02:38:03+02:002016-12-15T06:27:19+01:00d32e7619a3d7d7b46c7e9d424772a8dceb2f755fba0e0d22b4cd7d6fef06f7069699ea88d430a8f2c09025215a56c2aee4d12c0565454a0c1e20a59239b0cfa091432014-10-012014-10-012015-05-049999-12-312015-07-02T02:38:04+02:002016-12-15T06:27:19+01:0089819631c91e8030fe2be3528246bc4fe4fe1216f0c2524993d4ebd4da1854addb5c139815803cf1cd35ca5ce4b21c80f087da1562880cab41987e8d78e0de74102152014-10-022015-05-032015-05-042016-12-142016-12-15T06:27:18+01:002016-12-15T06:27:18+01:00d6f23be8530ef0d99f599395b83a305c85232fd22627066876946e90a788d4ca0bb46ab5d745875e98fb685339e01f2b0e609da0471cad220a3efb294c6e34cc102722014-10-022015-05-032012-07-132015-05-032016-12-15T06:27:18+01:002016-12-15T06:27:18+01:00d8e25131f7e55f9634008f606d864b12119dfc1f93f8ddc7e7dc48664950e9dbf261d9c40d64e65d79c6403eb1f6e3fbca41c9b5212e1672753102ac491633559144", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036572/2015-05-02_0/xml/BWBR0036572_2015-05-02_0.xml", "content": "\n Belastingverdragen, OESO-commentaar op artikel 15 en 17 OESO-modelverdrag, ontslagvergoedingen in grensoverschrijdende situaties, publieksgericht optreden20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M02-05-2015\n Belastingverdragen, OESO-commentaar op artikel 15 en 17 OESO-modelverdrag, ontslagvergoedingen in grensoverschrijdende situaties, publieksgericht optreden20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M02-05-2015\n \n \n De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.\n20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M02-05-2015\n \n \n \n Dit besluit geeft uitsluitsel over de wijze waarop rekening moet worden gehouden met een wijziging van het OESO-commentaar van 15 juli 2014 bij de belastingheffing over ontslagvergoedingen in een grensoverschrijdende situatie en bij het publieksgerichte optreden van artiesten en sportbeoefenaars. \n \n20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M02-05-2015\n \n \n 1\n Inleiding\n \n Op 15 juli 2014 is een actualisering verschenen van het OESO-modelverdrag en het bijbehorende OESO-commentaar (2014 Update to the OECD Model Tax Convention). Deze actualisering heeft onder andere geleid tot OESO-commentaar op artikel 15 (inkomsten uit dienstbetrekking) van het OESO-modelverdrag over de fiscale behandeling van ontslagvergoedingen onder toepassing van de bilaterale belastingverdragen. Voorts wordt in het gewijzigde OESO-commentaar op artikel 17 (artiesten en sportbeoefenaars) ingegaan op beloningen voor bijvoorbeeld trainingen zonder dat sprake is van een publieksgericht optreden. Er zijn vragen gerezen hoe met dit nieuwe OESO-commentaar moet worden omgegaan in verhouding tot de jurisprudentie van de Hoge Raad over deze onderwerpen.\n20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M02-05-201520151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M02-05-2015\n \n \n 2\n Arresten Hoge Raad over ontslagvergoedingen\n \n In HR 11 juni 2004, nrs. 37 714 (ECLI:NL:HR:2004:AF7812) en 38 112 (ECLI:HR:2004:AF7816) is beslist dat bij een ontslagvergoeding waarvan moet worden aangenomen dat zij in algemene zin verband houdt met de uitoefening van een dienstbetrekking, de bevoegdheid tot het belasten van deze vergoeding in een grensoverschrijdende situatie in beginsel moet worden verdeeld op basis van het arbeidsverleden. De Hoge Raad heeft voor de verdeling een richtlijn gegeven die van toepassing is tenzij bijzondere omstandigheden een andere verdeling rechtvaardigen. Er is volgens de Hoge Raad in ieder geval onvoldoende verband tussen de ontslagvergoeding en de in het verleden in de werkstaat uitgeoefende dienstbetrekking als de vergoeding niet ten laste is gekomen van een werkgever die inwoner is van de werkstaat (of van een vaste inrichting of vast middelpunt aldaar van een werkgever). De richtlijn die de Hoge Raad bij de verdeling op basis van het arbeidsverleden heeft gegeven is de periode van de laatste vier kalenderjaren voorafgaand aan het jaar waarin ontslag is verleend en de periode van 1 januari tot aan de datum van het ontslag. Van belang hierbij is dat het OESO-commentaar destijds nog geen passages over ontslagvergoedingen bevatte.\n20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M02-05-201520151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M02-05-2015\n \n \n 3\n Oeso-commentaar over ontslagvergoedingen\n \n Het nieuwe OESO-commentaar op artikel 15 van het OESO-modelverdrag over de fiscale behandeling van ontslagvergoedingen gaat uit van een andere wijze van verdeling van de heffingsbevoegheid dan de richtlijn die de Hoge Raad heeft gegeven. Volgens paragraaf 2.7 van het OESO-commentaar op artikel 15 van het OESO-modelverdrag vindt toerekening van een ontslagvergoeding in algemene zin (volgens arbeidscontract of wetgeving) plaats op basis van de laatste twaalf maanden van uitoefening van de dienstbetrekking. Of de beloning ten laste is gekomen van een werkgever in de werkstaat is voor de toerekening niet van belang. De toerekening van de ontslagvergoeding aan de laatste twaalf maanden van uitoefening van de dienstbetrekking betekent niet automatisch dat het heffingsrecht over de ontslagvergoeding in zoverre toekomt aan het land waar de dienstbetrekking feitelijk is uitgeoefend. Daarvoor is doorslaggevend of dat land het heffingsrecht heeft over het reguliere loon dat ter zake van die werkzaamheden is betaald (artikel 15 OESO-modelverdrag).\n Voorbeeld:\n Belastingplichtige woont in Nederland en ontvangt van zijn in Nederland gevestigde werkgever een ontslagvergoeding. In de afgelopen periode van 12 maanden werkte hij voor deze werkgever 190 dagen in België, 35 dagen in Duitsland en de overige 15 dagen in Nederland. Alleen voor de werkzaamheden in België heeft hij recht op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting, omdat het heffingsrecht over het loon in zoverre aan België toekomt. De ontslagvergoeding die hij van zijn werkgever ontvangt, wordt op grond van het OESO-commentaar geacht betrekking te hebben op de laatste twaalf maanden van uitoefening van de dienstbetrekking. Voor het deel van de ontslagvergoeding dat betrekking heeft op de in België verrichte werkzaamheden, heeft hij recht op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. In deze situatie is dat 190/240 van de ontslagvergoeding.\n Daarnaast bevat het OESO-commentaar in de paragrafen 2.4 tot en met 2.16 nog andere specifiekere situaties van toerekening van beloningen bij ontslag.\n20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M02-05-201520151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M02-05-2015\n \n \n 4\n Gevolgen van het nieuwe OESO-commentaar op ontslagvergoedingen\n \n Het OESO-commentaar is voor Nederland van grote betekenis voor de uitleg van belastingverdragen die op het OESO-modelverdrag zijn gebaseerd. Nu het nieuwe OESO-commentaar op artikel 15 OESO-modelverdrag, anders dan voorheen, een duidelijke richtsnoer bevat voor de heffingstoedeling over ontslagvergoedingen wordt in het vervolg dit OESO-commentaar als uitgangspunt genomen bij de toepassing van de Nederlandse belastingverdragen die op het OESO-modelverdrag zijn gebaseerd1Uitzondering hierop is de afwijkende regeling tussen Nederland en Duitsland. Zie besluit van 14 november 2007, nr. IFZ 2007/754M, Stcrt. nr. 227..\n In het licht van de arresten van de Hoge Raad van 11 juni 2004, is het daarom noodzakelijk om vast te stellen vanaf wanneer de in deze arresten geformuleerde richtlijn niet meer van toepassing is maar het nieuwe OESO-commentaar op ontslagvergoedingen.\n Om gelijke gevallen zoveel mogelijk gelijk te behandelen kan er van worden uitgegaan dat de arresten van de Hoge Raad van 11 juni 2004 van toepassing blijven op ontslagvergoedingen die voor 15 juli 2014 zijn genoten. Voor ontslagvergoedingen die met ingang van 15 juli 2014 zijn genoten geldt het nieuwe OESO-commentaar.2Een ontslagvergoeding wordt ook geacht genoten te zijn als deze voor 1 januari 2014 is ingebracht in een stamrechtrechtovereenkomst in de zin van art. 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet LB 1964 (tekst tot en met 2013).\n Als een belastingplichtige wordt geconfronteerd met een concrete situatie van dubbele belasting over zijn ontslagvergoeding, zal Nederland de dubbele belasting in het kader van een onderlinge overlegprocedure trachten op te lossen volgens de uitgangspunten van het nieuwe OESO-commentaar. Dit geldt ook als de ontslagvergoeding is genoten voor 15 juli 2014.\n20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M02-05-201520151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M02-05-2015\n \n \n 5\n Gevolgen van het nieuwe OESO-commentaar op het begrip ‘persoonlijke werkzaamheden als zodanig’ van artiesten en sportbeoefenaars\n \n In HR 9 februari 2007, nrs. 40 465 (ECLI:NL:HR:2007:AU3571), 40 604 (ECLI:NL:HR:2007:AU3577) en 41 478 (ECLI:NL:HR:2007:AU3578) is beslist dat tot de persoonlijke werkzaamheden als zodanig behoren het publieksgerichte optreden – waarop het artiesten- en sportersartikel van artikel 17 van het OESO-modelverdrag in het bijzonder ziet – alsmede tijdsbesteding die met dat publieksgerichte optreden samenhangt, zoals trainingen, beschikbaarheidsdiensten, reizen en noodzakelijk verblijf, voor zover die tijdsbesteding heeft plaatsgehad in dezelfde staat als het optreden. In paragraaf 9.1 van het nieuwe OESO-commentaar zijn enkele voorbeelden gegeven van situaties die onder de toepassing van artikel 17 OESO-modelverdrag vallen. In het slot van die paragraaf wordt bepaald dat ook beloningen voor voorbereiding, zoals repetities en trainingen, tot de persoonlijke werkzaamheden als zodanig behoren. Hierbij is het volgens het nieuwe OESO-commentaar niet van belang dat deze activiteiten geen directe relatie hebben met een publieksgericht optreden in die staat. Beloningen voor deelname aan een op het seizoen voorbereidend trainingskamp vallen bijvoorbeeld onder de toepassing van artikel 17 OESO-modelverdrag. Het nieuwe OESO-commentaar geeft daarmee een ruimere strekking aan het begrip ‘persoonlijke werkzaamheden als zodanig’ dan tot nu toe door de Belastingdienst is gehanteerd. Zie ook mijn onderschrift op de uitspraak Hof ’s-Hertogenbosch 29 juni 2012 (ECLI:NL:GHSHE:2012:BX0587).\n Omdat de Hoge Raad in de hiervoor bedoelde arresten van 9 februari 2007 zich niet expliciet heeft uitgelaten over een situatie zonder een publieksgericht optreden, ontmoet het bij mij geen bezwaar als het nieuwe OESO-commentaar over deze problematiek tot uitgangspunt wordt genomen voor belastingaanslagen die op 15 juli 2014 nog niet onherroepelijk vaststaan.\n20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M02-05-201520151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M02-05-2015\n \n \n 6\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.\n20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M02-05-201520151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M02-05-2015\n \n \n \n Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd.\n \n \n \n Den Haag\n 23 april 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Financiën,namens deze,J. deBlieckLid van het managementteam Belastingdienst\n20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M02-05-2015\n \n20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M20151217101-05-201523-04-2015DGB2015/584M02-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036572/manifest.xml", "content": "2015-05-022015-07-04T08:35:46+02:002024-01-09T08:27:27+01:00BWBR0036572.WTI2022-02-052015-05-022022-02-042015-05-029999-12-312015-07-02T02:38:18+02:002022-02-09T06:49:23+01:000cc57296af7a44fa02dafde8482cea61ec502b358516a7caa8439d6f99544ca17a8e5ba9d3d957b9c3591876b69841790eef95a27f143cf37d3c94717f9c6bcb4996", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036573/2015-05-02_0/xml/BWBR0036573_2015-05-02_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Economische Zaken van 24 april 2015, nr. WJZ/15032378, houdende regels over de vergoeding voor prioriteitsplaatsing van op afstand uitleesbare meetinrichtingen20151206701-05-201524-04-2015WJZ/1503237820151206701-05-201524-04-2015WJZ/1503237802-05-2015\n Regeling vergoeding prioriteitsplaatsing op afstand uitleesbare meetinrichtingen 201520151206701-05-201524-04-2015WJZ/1503237820151206701-05-201524-04-2015WJZ/1503237802-05-2015\n \n \n De Minister van Economische Zaken,\n \n Gelet op artikel 26ae, zesde lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 13e, zesde lid, van de Gaswet;\n \n \n Besluit:\n \n20151206701-05-201524-04-2015WJZ/1503237820151206701-05-201524-04-2015WJZ/1503237802-05-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n –\n \n afnemer: een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 43, eerste lid, van de Gaswet;\n \n \n –\n \n op afstand uitleesbare meetinrichting voor elektriciteit: een meetinrichting voor elektriciteit als bedoeld in artikel 95la, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998;\n \n \n –\n \n op afstand uitleesbare meetinrichting voor gas: een meetinrichting voor gas als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, van de Gaswet;\n \n \n –\n \n prioriteitsplaatsing: de plaatsing van een op afstand uitleesbare meetinrichting voor elektriciteit of gas op verzoek van de afnemer, bedoeld in artikel 26ae, vierde lid, van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 13e, vierde lid, van de Gaswet;\n \n \n –\n \n vergoeding voor prioriteitsplaatsing: de vergoeding die een afnemer verschuldigd is aan de netbeheerder voor een prioriteitsplaatsing.\n \n \n20151206701-05-201524-04-2015WJZ/1503237820151206701-05-201524-04-2015WJZ/1503237802-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n De vergoeding voor prioriteitsplaatsing die een netbeheerder in rekening brengt wordt gebaseerd op de kosten van de prioriteitsplaatsing en bedraagt ten hoogste € 60 exclusief btw voor het plaatsen van op afstand uitleesbare meetinrichtingen voor elektriciteit en gas of het plaatsen van een op afstand uitleesbare meetinrichting voor elektriciteit of gas. Indien een afnemer niet beschikt over een aansluiting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel m, van de Gaswet bedraagt de vergoeding voor prioriteitsplaatsing ten hoogste € 56 exclusief btw voor het plaatsen van een op afstand uitleesbare meetinrichting voor elektriciteit.\n20151206701-05-201524-04-2015WJZ/1503237820151206701-05-201524-04-2015WJZ/1503237802-05-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.\n20151206701-05-201524-04-2015WJZ/1503237820151206701-05-201524-04-2015WJZ/1503237802-05-2015\n \n \n Artikel\n 4\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vergoeding prioriteitsplaatsing op afstand uitleesbare meetinrichtingen 2015.\n20151206701-05-201524-04-2015WJZ/1503237820151206701-05-201524-04-2015WJZ/1503237802-05-2015\n \n \n \n Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n 's-Gravenhage\n 24 april 2015\n \n \n De Minister van Economische Zaken,H.G.J.Kamp\n20151206701-05-201524-04-2015WJZ/1503237820151206701-05-201524-04-2015WJZ/1503237802-05-2015\n \n20151206701-05-201524-04-2015WJZ/1503237820151206701-05-201524-04-2015WJZ/1503237802-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036573/manifest.xml", "content": "2015-05-022015-07-03T16:30:12+02:002017-02-07T05:26:16+01:00BWBR0036573.WTI2015-05-029999-12-312015-05-029999-12-312015-07-02T02:38:39+02:002017-10-30T23:29:58+01:00368f3da48cb72f2865c9ec6792db03f43b28693ff4d7b33047844c5bbf061dc6ce5d298e937308678bb456156f3b136b7aef4b0e8c8f47e986e8e30f2ff99b522527", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036574/2015-01-01_1/xml/BWBR0036574_2015-01-01_1.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Financiën van 6 maart 2015, nr. BJZ/2015/33 M, houdende aanwijzing van toezichthouders op de naleving van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector op het terrein van Financiën (Aanwijzing toezichthouders WNT Ministerie van Financiën)20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M02-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 11670, datum inwerkingtreding 02-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n Aanwijzing toezichthouders WNT Ministerie van Financiën20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M02-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 11670, datum inwerkingtreding 02-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n De Minister van Financiën, in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;\n \n Gelet op de artikelen 5.1 en 5.3 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector, alsmede titel 5.2 en afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;\n \n \n Besluit:\n \n20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M02-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 11670, datum inwerkingtreding 02-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n WNT: de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector;\n \n \n b.\n \n Eenheid toezicht WNT: de als zodanig aangeduide eenheid, bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, van het Besluit BZK-toezicht en handhaving WNT.\n \n \n20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M02-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 11670, datum inwerkingtreding 02-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 2\n Gebundeld toezicht op de naleving van de WNT\n \n \n 1\n De ambtenaren werkzaam bij de Eenheid toezicht WNT worden aangewezen als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de WNT ten aanzien van rechtspersonen, instellingen en topfunctionarissen waarvoor de Minister van Financiën in de WNT is aangewezen als de Minister wie het aangaat.\n \n \n 2\n De programmamanager die leiding geeft aan de Eenheid toezicht WNT wordt gemachtigd opgaven en inlichtingen te vorderen op grond van artikel 5.3 van de WNT ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde rechtspersonen, instellingen en topfunctionarissen.\n \n20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M02-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 11670, datum inwerkingtreding 02-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 3\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2015.\n20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M02-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 11670, datum inwerkingtreding 02-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 4\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Aanwijzing toezichthouders WNT Ministerie van Financiën\n20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M02-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 11670, datum inwerkingtreding 02-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Minister van Financiën,J.R.V.A.Dijsselbloem\n20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M02-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 11670, datum inwerkingtreding 02-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M02-05-201501-01-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036574/2015-05-02_0/xml/BWBR0036574_2015-05-02_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Financiën van 6 maart 2015, nr. BJZ/2015/33 M, houdende aanwijzing van toezichthouders op de naleving van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector op het terrein van Financiën (Aanwijzing toezichthouders WNT Ministerie van Financiën)20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M02-05-201501-01-2015\n Aanwijzing toezichthouders WNT Ministerie van Financiën20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M02-05-201501-01-2015\n \n \n De Minister van Financiën, in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;\n \n Gelet op de artikelen 5.1 en 5.3 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector, alsmede titel 5.2 en afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;\n \n \n Besluit:\n \n20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M02-05-201501-01-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n WNT: de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector;\n \n \n b.\n \n Eenheid toezicht WNT: de als zodanig aangeduide eenheid, bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, van het Besluit BZK-toezicht en handhaving WNT.\n \n \n20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M02-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 2\n Gebundeld toezicht op de naleving van de WNT\n \n \n 1\n De ambtenaren werkzaam bij de Eenheid toezicht WNT worden aangewezen als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de WNT ten aanzien van rechtspersonen, instellingen en topfunctionarissen waarvoor de Minister van Financiën in de WNT is aangewezen als de Minister wie het aangaat.\n \n \n 2\n De programmamanager die leiding geeft aan de Eenheid toezicht WNT wordt gemachtigd opgaven en inlichtingen te vorderen op grond van artikel 5.3 van de WNT ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde rechtspersonen, instellingen en topfunctionarissen.\n \n20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M02-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 3\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2015.\n20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M02-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 4\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Aanwijzing toezichthouders WNT Ministerie van Financiën\n20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M02-05-201501-01-2015\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Minister van Financiën,J.R.V.A.Dijsselbloem\n20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M02-05-201501-01-2015\n \n20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M02-05-201501-01-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036574/2019-06-01_0/xml/BWBR0036574_2019-06-01_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Financiën van 6 maart 2015, nr. BJZ/2015/33 M, houdende aanwijzing van toezichthouders op de naleving van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector op het terrein van Financiën (Aanwijzing toezichthouders WNT Ministerie van Financiën)20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M02-05-201501-01-2015\n Aanwijzing toezichthouders WNT Ministerie van Financiën20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M02-05-201501-01-2015\n \n \n De Minister van Financiën, in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;\n \n Gelet op de artikelen 5.1 en 5.3 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector, alsmede titel 5.2 en afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;\n \n \n Besluit:\n \n20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M02-05-201501-01-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n WNT: de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector;\n \n \n b.\n \n Eenheid toezicht WNT: de als zodanig aangeduide eenheid, bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, van het Besluit BZK-toezicht en handhaving WNT.\n \n \n20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M02-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 2\n Gebundeld toezicht op de naleving van de WNT\n \n \n 1\n De ambtenaren werkzaam bij de Eenheid toezicht WNT worden aangewezen als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de WNT ten aanzien van rechtspersonen, instellingen en topfunctionarissen waarvoor de Minister van Financiën in de WNT is aangewezen als de Minister wie het aangaat.\n \n \n 2\n De programmamanager die leiding geeft aan de Eenheid toezicht WNT wordt gemachtigd opgaven en inlichtingen te vorderen op grond van artikel 5.3 van de WNT ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde rechtspersonen, instellingen en topfunctionarissen.\n \n20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M02-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 3\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2015.\n20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M02-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 4\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Aanwijzing toezichthouders WNT Ministerie van Financiën\n20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M02-05-201501-01-2015\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Minister van Financiën,J.R.V.A.Dijsselbloem\n20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M02-05-201501-01-2015\n \n20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M20151167001-05-201506-03-2015BJZ/2015/33M02-05-201501-01-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036574/manifest.xml", "content": "2015-05-022015-01-01tot-en-met2015-07-04T03:38:05+02:002019-08-28T06:21:46+02:00BWBR0036574.WTI2019-08-292019-06-01tot-en-met2015-05-022019-05-312015-05-029999-12-312015-07-02T02:39:24+02:002019-08-29T06:15:57+02:007c49f8143de6c233d88d6796a19404f5269d5a935e9bb731ba498a1afdd82d31ca89971757a31c49eefdc9333e04187ec026f5f3f61496e1d41488b4e3bdad3027732015-01-012015-05-012015-05-029999-12-312015-07-02T02:39:24+02:002016-01-21T11:17:04+01:00fe924e7208e564a8339d593487007210b8ae4a8643cc1f3f5186de6ddf1d360b0b593c4e073bb2999352e0749317fd95fb057f0725d5af139c930fa1932fdc2429392019-06-012019-08-282015-05-022019-08-282019-08-29T06:15:57+02:002019-08-29T06:15:57+02:008293fb562851e44437365c290e016b5d91eeae8435686a124d3e92671fe59b250096f71c3a7ebfeb668e7c5a622981264829fe36f01ef79b56e07314a01398442781", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036576/2015-05-05_0/xml/BWBR0036576_2015-05-05_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 april 2015, 2015-0000087820, tot Besluit digitale vervanging archiefbescheiden Inspectie SZW systemen Diwi, I-Net en ISBB.20151188104-05-201521-04-20152015-000008782020151188104-05-201521-04-20152015-000008782005-05-2015\n Regeling digitale vervanging archiefbescheiden Inspectie SZW systemen Diwi, I-Net en ISBB20151188104-05-201521-04-20152015-000008782020151188104-05-201521-04-20152015-000008782005-05-2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n Gelet op artikel 6, eerste lid van het Archiefbesluit 1995 en artikel 26b van de Archiefregeling 2009,\n \n \n Besluit:\n \n20151188104-05-201521-04-20152015-000008782020151188104-05-201521-04-20152015-000008782005-05-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De originele papieren archiefbescheiden die volgens de vastgestelde selectielijst voor vernietiging dan wel voor permanente bewaring in aanmerking komen van de Inspectie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor de systemen Diwi, I-Net en ISBB, worden overeenkomstig de artikelen 2, 3, 4, 5 en 6 digitaal vervangen.\n20151188104-05-201521-04-20152015-000008782020151188104-05-201521-04-20152015-000008782005-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n De digitale vervanging geschiedt overeenkomstig de eisen van artikel 26b van de Archiefregeling en met inachtneming van de waarde en het belang, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c onderscheidenlijk onderdeel d, van het Archiefbesluit 1995.\n20151188104-05-201521-04-20152015-000008782020151188104-05-201521-04-20152015-000008782005-05-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n De digitale vervanging geschiedt volgens de specificaties vastgesteld in het Handboek digitale vervanging archiefbescheiden Inspectie SZW systemen Diwi, I-Net en ISBB.\n20151188104-05-201521-04-20152015-000008782020151188104-05-201521-04-20152015-000008782005-05-2015\n \n \n Artikel\n 4\n \n De digitale vervanging heeft betrekking op de volgende archiefbescheiden:\n \n \n 1.\n Archiefbescheiden die worden opgenomen in het systeem Diwi hebben betrekking op besturende en ondersteunende processen.\n \n \n 2.\n Archiefbescheiden die worden opgenomen in het systeem I-Net hebben betrekking op zaakgerichte processen.\n \n \n 3.\n Archiefbescheiden die worden opgenomen in het systeem ISBB hebben betrekking op het opleggen van bestuurlijke boete.\n \n \n20151188104-05-201521-04-20152015-000008782020151188104-05-201521-04-20152015-000008782005-05-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt gepubliceerd.\n20151188104-05-201521-04-20152015-000008782020151188104-05-201521-04-20152015-000008782005-05-2015\n \n \n Artikel\n 6\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling digitale vervanging archiefbescheiden Inspectie SZW systemen Diwi, I-Net en ISBB.\n20151188104-05-201521-04-20152015-000008782020151188104-05-201521-04-20152015-000008782005-05-2015\n \n \n \n Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van het Handboek digitale vervanging archiefbescheiden Inspectie SZW systemen DIWI, I-Net en ISBB dat ter inzage wordt gelegd bij het Service- en Informatiecentrum van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.\n \n \n \n Den Haag\n 21 april 2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,namens deze,I.D.Nijboer,plv. Secretaris-generaal\n20151188104-05-201521-04-20152015-000008782020151188104-05-201521-04-20152015-000008782005-05-2015\n \n \n Handboek digitale vervanging archiefbescheiden Inspectie SZW systemen DIWI, I-Net en ISBB\n \n \n Ligt ter inzage bij het Service- en Informatiecentrum van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. \n \n20151188104-05-201521-04-20152015-000008782020151188104-05-201521-04-20152015-000008782005-05-2015\n \n20151188104-05-201521-04-20152015-000008782020151188104-05-201521-04-20152015-000008782005-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036576/2022-01-01_0/xml/BWBR0036576_2022-01-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 april 2015, 2015-0000087820, tot Besluit digitale vervanging archiefbescheiden Inspectie SZW systemen Diwi, I-Net en ISBB.20151188104-05-201521-04-20152015-000008782020151188104-05-201521-04-20152015-000008782005-05-2015\n Regeling digitale vervanging archiefbescheiden Nederlandse Arbeidsinspectie systemen Diwi, I-Net en ISBB20214829303-12-202125-11-20212021-000019351220214829303-12-202125-11-20212021-000019351201-01-2022\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n Gelet op artikel 6, eerste lid van het Archiefbesluit 1995 en artikel 26b van de Archiefregeling 2009,\n \n \n Besluit:\n \n20151188104-05-201521-04-20152015-000008782020151188104-05-201521-04-20152015-000008782005-05-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De originele papieren archiefbescheiden die volgens de vastgestelde selectielijst voor vernietiging dan wel voor permanente bewaring in aanmerking komen van de Nederlandse Arbeidsinspectie voor de systemen Diwi, I-Net en ISBB, worden overeenkomstig de artikelen 2, 3, 4, 5 en 6 digitaal vervangen.\n20214829303-12-202125-11-20212021-000019351220214829303-12-202125-11-20212021-000019351201-01-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n De digitale vervanging geschiedt overeenkomstig de eisen van artikel 26b van de Archiefregeling en met inachtneming van de waarde en het belang, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c onderscheidenlijk onderdeel d, van het Archiefbesluit 1995.\n20151188104-05-201521-04-20152015-000008782020151188104-05-201521-04-20152015-000008782005-05-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n De digitale vervanging geschiedt volgens de specificaties vastgesteld in het Handboek digitale vervanging archiefbescheiden Nederlandse Arbeidsinspectie systemen Diwi, I-Net en ISBB.\n20214829303-12-202125-11-20212021-000019351220214829303-12-202125-11-20212021-000019351201-01-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n De digitale vervanging heeft betrekking op de volgende archiefbescheiden:\n \n \n 1.\n Archiefbescheiden die worden opgenomen in het systeem Diwi hebben betrekking op besturende en ondersteunende processen.\n \n \n 2.\n Archiefbescheiden die worden opgenomen in het systeem I-Net hebben betrekking op zaakgerichte processen.\n \n \n 3.\n Archiefbescheiden die worden opgenomen in het systeem ISBB hebben betrekking op het opleggen van bestuurlijke boete.\n \n \n20151188104-05-201521-04-20152015-000008782020151188104-05-201521-04-20152015-000008782005-05-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt gepubliceerd.\n20151188104-05-201521-04-20152015-000008782020151188104-05-201521-04-20152015-000008782005-05-2015\n \n \n Artikel\n 6\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling digitale vervanging archiefbescheiden Nederlandse Arbeidsinspectie systemen Diwi, I-Net en ISBB.\n20214829303-12-202125-11-20212021-000019351220214829303-12-202125-11-20212021-000019351201-01-2022\n \n \n \n Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van het Handboek digitale vervanging archiefbescheiden Inspectie SZW systemen DIWI, I-Net en ISBB dat ter inzage wordt gelegd bij het Service- en Informatiecentrum van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.\n \n \n \n Den Haag\n 21 april 2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,namens deze,I.D.Nijboer,plv. Secretaris-generaal\n20151188104-05-201521-04-20152015-000008782020151188104-05-201521-04-20152015-000008782005-05-2015\n \n \n Handboek digitale vervanging archiefbescheiden Nederlandse Arbeidsinspectie systemen DIWI, I-Net en ISBB\n \n \n Ligt ter inzage bij het Service- en Informatiecentrum van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. \n \n20214829303-12-202125-11-20212021-000019351220214829303-12-202125-11-20212021-000019351201-01-2022\n \n20151188104-05-201521-04-20152015-000008782020151188104-05-201521-04-20152015-000008782005-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036576/manifest.xml", "content": "2015-05-052015-07-03T23:04:15+02:002021-12-11T06:25:50+01:00BWBR0036576.WTI2015-05-052021-12-312015-05-059999-12-312015-07-02T02:39:39+02:002022-01-01T08:45:24+01:0088ec119aab9337e01e67d6b2695339eaf073df5fa0f5345301025b133e1b80a66abfe09ab21b6b71d1a2b7b729f3396c7de85c401458c0cde227a2dca2d9fcb728862022-01-019999-12-312022-01-019999-12-312022-01-01T08:45:24+01:002022-01-01T08:45:24+01:0022998ffba8ff0f37d7339a2b08916f9291a51cd248ac434705bf77cfc9fb8dd3188e536afbc1fc777f3820b2c1223da7fad9803a18523a8f87b95e4a4f868261b5a9c", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036577/2015-05-05_0/xml/BWBR0036577_2015-05-05_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 22 april 2015, nr. DSH-2015.197029, tot vaststelling van beleidsregels alsmede een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Beleidsregels en subsidieplafond Vrijwillige, duurzame terugkeer en herintegratie 2015–2016)\n Besluit vaststelling beleidsregels en subsidieplafond subsidiëring Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Vrijwillige, duurzame terugkeer en herintegratie 2015–2016)\n \n \n De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,\n \n Gelet op de artikelen 6, 7 en 10 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken1Stb.2005, nr. 137 en artikel 2.5 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 20062Stcrt.2005, nr. 251;\n \n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Voor subsidieverlening op grond van artikel 2.5 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 gelden voor de periode vanaf de inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2016 voor activiteiten ten behoeve van het bevorderen van vrijwillige, duurzame terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers de als bijlage bij dit besluit gevoegde beleidsregels.\n20151189904-05-201522-04-2015DSH-2015.19702920151189904-05-201522-04-2015DSH-2015.19702905-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Voor subsidieverlening voor activiteiten ten behoeve van het bevorderen van vrijwillige, duurzame terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers geldt voor de periode genoemd in het eerste lid een subsidieplafond van EUR 2.000.000.\n \n \n 2\n Subsidieverlening geschiedt onder de voorwaarde dat voor het deel van de subsidie dat ten laste komt van een nog niet vastgestelde begroting voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.\n \n20151189904-05-201522-04-2015DSH-2015.19702920151189904-05-201522-04-2015DSH-2015.19702905-05-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n Aanvragen voor subsidie voor activiteiten ten behoeve van het bevorderen van vrijwillige, duurzame terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers worden ingediend vanaf de inwerkingtreding van dit besluit tot en met 30 juni 2015, 17.00 uur, aan de hand van het daartoe door de minister vastgestelde aanvraagformulier en voorzien van de op het aanvraagformulier gevraagde bescheiden.3Het aanvraagformulier is te vinden op http://www.dienstterugkeerenvertrek.nl/projectsubsidies/Vrijwillige_Terugkeer/.\n20151189904-05-201522-04-2015DSH-2015.19702920151189904-05-201522-04-2015DSH-2015.19702905-05-2015\n \n \n Artikel\n 4\n \n De verdeling van het subsidieplafond vindt plaats op grond van een beoordeling overeenkomstig de beoordelingscriteria die in de bijlage bij dit besluit zijn neergelegd, met dien verstande dat uit alle aanvragen die voldoen aan de beoordelingscriteria, de aanvragen die het beste voldoen aan die beoordelingscriteria het eerst voor subsidieverlening in aanmerking komen, binnen het raam van een evenwichtige spreiding als bedoeld in artikel 8, derde lid, onder d, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken.\n20151189904-05-201522-04-2015DSH-2015.19702920151189904-05-201522-04-2015DSH-2015.19702905-05-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n Wijzigt het Besluit vaststelling subsidieplafond (Nulplafond migratie 2015).\n \n20151189904-05-201522-04-2015DSH-2015.19702920151189904-05-201522-04-2015DSH-2015.19702905-05-2015\n \n \n Artikel\n 6\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2017, met dien verstande dat het van toepassing blijft voor subsidies die voor die datum zijn verleend.\n20151189904-05-201522-04-2015DSH-2015.19702920151189904-05-201522-04-2015DSH-2015.19702905-05-2015\n \n \n \n Dit besluit zal met de daarbij behorende bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,namens deze,de Directeur-Generaal Internationale Samenwerking,A.C.C.Rebergen\n20151189904-05-201522-04-2015DSH-2015.19702920151189904-05-201522-04-2015DSH-2015.19702905-05-2015\n \n \n Bijlage\n Beleidsregels vrijwillige, duurzame terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers\n \n \n \n Algemeen\n \n In deze bijlage zijn de beleidsregels opgenomen voor subsidieverlening in het kader van het bevorderen van vrijwillige, duurzame terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers. Met deze beleidsregels wordt uitvoering gegeven aan de Kamerbrief over beleid inzake migratie en ontwikkeling.5Brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aan de Tweede Kamer d.d. 28-11–2014, Kamerstuk 30 573 nr. 129.\n \n \n \n Doelstelling\n \n Doelstelling van deze beleidsregels is het bevorderen van de vrijwillige, duurzame terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers die in Nederland asiel hebben aangevraagd, door het bieden van ondersteuning in natura, bijvoorbeeld opleiding, training en bemiddeling bij arbeid, huisvesting en gezondheidszorg.\n \n \n \n Organisaties die voor subsidie in aanmerking kunnen komen\n \n Subsidieaanvragen in het kader van dit besluit kunnen ingediend worden door niet-gouvernementele organisaties die ervaring hebben met het opzetten en uitvoeren van projecten gericht op vrijwillige, duurzame terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers.\n Organisaties met een winstoogmerk komen niet in aanmerking voor subsidie. Laatstgenoemde organisaties kunnen wel als mede-indiener deelnemen, maar niet als penvoerder, doch uitsluitend indien de te financieren activiteiten geen winstoogmerk hebben. Ook organisaties die niet over de vereiste ervaring beschikken, kunnen als mede-indiener deelnemen.\n Organisaties kunnen zowel zelfstandig als gezamenlijk een aanvraag indienen. In het geval van een gezamenlijke aanvraag treedt een van hen namens allen op als penvoerder, de andere zijn mede-indieners. Indien een dergelijke aanvraag wordt gehonoreerd, wordt de penvoerder de ontvanger van de subsidie. Deze zal volledig verantwoordelijk en aanspreekbaar zijn voor de uitvoering van de voorgenomen activiteiten en voor de naleving van de aan de verlening van de subsidie verbonden verplichtingen.\n \n \n \n Subsidieplafond en verdeling beschikbare middelen\n \n Voor subsidieverlening in het kader van vrijwillige terugkeer geldt voor de periode vanaf de inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2016 een subsidieplafond van EUR 2.000.000.\n Van alle aanvragen die aan de criteria voldoen, komen de aanvragen die daaraan het beste voldoen het eerst voor subsidieverlening in aanmerking, met dien verstande dat de minister rekening kan houden met een evenwichtige spreiding van de beschikbare middelen over doelgroepen, regio’s, thema’s, aard van de activiteiten en vorm van de subsidie (zie artikel 8, derde lid, onder d, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken).\n \n \n \n Toepasselijke regelgeving\n \n De bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 zijn onverkort van toepassing op de beoordeling van aanvragen en de uiteindelijke subsidieverstrekking. De aanvragen zullen worden beoordeeld met inachtneming van deze regelgeving en overeenkomstig de drempelcriteria en beoordelingscriteria die in deze beleidsregels zijn neergelegd. Drempelcriteria zijn criteria waaraan elke aanvraag zonder meer moet voldoen om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie. Indien aan één of meerdere drempelcriteria niet wordt voldaan, wordt de aanvraag afgewezen en niet verder in behandeling genomen. Beoordelingscriteria zijn criteria aan de hand waarvan de kwaliteit van een aanvraag wordt beoordeeld. Om voor subsidieverlening in aanmerking te kunnen komen dient de beoordeling op de beoordelingscriteria met een voldoende resultaat te zijn afgesloten. Dit betekent dat een aanvraag minimaal 60 punten moet behalen van de maximaal te behalen 100 punten.\n \n \n \n Eisen aan de aanvraag\n \n \n \n −\n De aanvraag wordt schriftelijk ingediend uiterlijk op dinsdag 30 juni 2015, 17.00u.\n \n \n −\n De aanvraag wordt ingediend aan de hand van het door de minister vastgestelde aanvraagformulier en voorzien van de op het aanvraagformulier gevraagde bescheiden.6Het aanvraagformulier is te vinden op http://www.dienstterugkeerenvertrek.nl/projectsubsidies/Vrijwillige_Terugkeer/.\n \n \n −\n De aanvraag is opgesteld in het Nederlands of Engels.\n \n \n −\n De aanvraag bevat een uitgewerkt activiteitenplan (projectplan) met een overzicht van activiteiten, naar aard, omvang, fasering en onderling verband, in relatie tot de daarmee beoogde doelstellingen en meetbare resultaten en verwachte effecten.\n \n \n −\n De aanvraag bevat een duidelijke en uitgebreide begroting van het project, die inzicht geeft in de inkomsten, daaronder begrepen bijdragen van derden, en uitgaven gerelateerd aan de voorgenomen activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, en is voorzien van een postgewijze toelichting. Uit de begroting wordt in ieder geval duidelijk wat de kosten (specifieke uitgaven) per ondersteunde ex-asielzoeker zijn.\n \n \n −\n De aanvraag bevat een liquiditeitsprognose voor het gehele tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd.\n \n \n Aanvragen dienen te worden gestuurd naar:\n Stuurgroep Vrijwillige Terugkeer\n p/a Dienst Terugkeer en Vertrek\n Directie Internationale Aangelegenheden\n Postbus 1950\n 2280 DZ Rijswijk\n Tegelijk dient een elektronische kopie van de aanvraag te worden gezonden naar het e-mailadres van de Stuurgroep: subsidie@dtv.minvenj.nl.\n \n \n \n Drempelcriteria\n \n \n \n Aanvrager\n \n \n \n 1.\n De aanvrager is een vanuit Nederland opererende niet-gouvernementele organisatie zonder winstoogmerk en bezit rechtspersoonlijkheid. In het geval van een aanvraag die wordt ingediend namens een samenwerkingsverband geldt dit alleen voor de penvoerder. De eventuele mede-indiener bezit rechtspersoonlijkheid en is geen overheidsorganisatie.\n \n \n 2.\n De aanvrager heeft aantoonbaar ervaring met het opzetten en uitvoeren van projecten gericht op vrijwillige, duurzame terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers. In het geval van een aanvraag die wordt ingediend namens een samenwerkingsverband geldt dit alleen voor de penvoerder.\n \n \n 3.\n De aanvrager is in staat gebleken tot adequaat financieel beheer van een project waarvoor een subsidie is ontvangen van ten minste EUR 100.000 per tijdvak van twaalf maanden.\n \n \n \n \n \n Activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd\n \n \n \n 4.\n Het project is gericht op het bevorderen van de vrijwillige, duurzame terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers die in Nederland asiel hebben aangevraagd, door het bieden van ondersteuning in natura. De financiële ondersteuning van ex-asielzoekers behoort niet tot de subsidiabele activiteiten in het kader van dit besluit.\n \n \n 5.\n Het project omvat monitoring na terugkeer, in lijn met het monitoringskader,7Het monitoringskader is te vinden op http://www.dienstterugkeerenvertrek.nl/projectsubsidies/Vrijwillige_Terugkeer/. om in kaart te brengen in hoeverre de ondersteuning bijdraagt aan de duurzaamheid van terugkeer en herintegratie.\n \n \n 6.\n Het project voorziet in ondersteuning van ex-asielzoekers bij hun duurzame herintegratie in één of meer van de volgende landen:\n \n \n \n \n \n \n \n \n Afghanistan\n \n \n Armenië\n \n \n China\n \n \n \n \n Egypte\n \n \n Ethiopië\n \n \n Guinee\n \n \n \n \n Irak\n \n \n Iran\n \n \n Libië\n \n \n \n \n Marokko\n \n \n Mongolië\n \n \n Nigeria\n \n \n \n \n Siërra Leone\n \n \n Soedan\n \n \n Somalië\n \n \n \n \n \n \n \n 7.\n Het project is gericht op de ondersteuning van vreemdelingen die in Nederland asiel hebben aangevraagd en die willen terugkeren dan wel zijn teruggekeerd naar bovenvermelde landen en zich aanmelden voor ondersteuning:\n \n \n –\n nadat zij een negatieve beschikking op de eerste asielaanvraag hebben ontvangen; of\n \n \n –\n nadat zij de lopende procedures in de Verlengde Asielprocedure (VA) hebben ingetrokken; of\n \n \n –\n terwijl zij in het bezit zijn van een tijdelijke verblijfsvergunning en bereid zijn deze te laten intrekken.\n \n \n \n \n 8.\n Het project voorziet niet in de ondersteuning van vreemdelingen die:\n \n \n –\n de Algemene Asielprocedure (AA) doorlopen op het moment van aanvraag en nog geen negatieve beschikking op de eerste asielaanvraag hebben ontvangen; of\n \n \n –\n een zwaar inreisverbod van meer dan vijf jaar opgelegd hebben gekregen, dan wel veroordeeld zijn voor zedenmisdrijven of mensenhandel (art. 273f Wetboek van Strafrecht)/mensensmokkel (art. 197a Wetboek van Strafrecht); of\n \n \n –\n reeds deelnemen of eerder hebben deelgenomen aan een project voor in natura ondersteuning bij terugkeer.\n \n \n \n \n 9.\n Het project heeft een looptijd van ten minste 24 maanden en ten hoogste 48 maanden, en eindigt uiterlijk 30 juni 2019. Het project start uiterlijk 1 januari 2016.\n \n \n \n \n \n Ondersteuning in natura\n \n \n \n 10.\n De ondersteuning in natura dient rechtstreeks ten goede te komen aan de deelnemers.\n \n \n 11.\n De ondersteuning in natura vertegenwoordigt een maximale waarde van EUR 1.500 per deelnemer. Voor gezinnen met minderjarige kinderen wordt maximaal EUR 2.500 per minderjarig kind aan ondersteuning in natura geboden. Voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen geldt eveneens een bedrag van EUR 2.500. Indien na terugkeer opvang bij ouders of overige adequate opvang niet mogelijk is, wordt de ondersteuning in natura (onderdak, voedsel, kleding, hygiëne, onderwijs en medische zorg) gegarandeerd tot het bereiken van de leeftijd van 18 jaar. Hiervoor geldt geen maximaal bedrag, maar een richtlijn van EUR 2.500 per jaar.\n \n \n 12.\n Ten minste de helft van het hierboven bedoelde bedrag aan ondersteuning in natura wordt besteed in het land van herkomst door een in dat land gevestigde samenwerkingspartner, onderaannemer, werknemer of vrijwilliger die contractueel aan de aanvrager is verbonden ten behoeve van het project waarvoor subsidie wordt gevraagd.\n \n \n 13.\n De ondersteuning in natura van alleenstaande minderjarige vreemdelingen wordt zoveel mogelijk geboden door gebruik te maken van bestaande opvangstructuren in het land van herkomst voor zover zij in dit land al aanwezig zijn.\n \n \n 14.\n De ondersteuning in natura wordt voltooid binnen een jaar na aankomst in het land van herkomst. Voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen geldt dat de ondersteuning in natura die in het land van herkomst wordt geboden, kan voortduren tot het bereiken van de leeftijd van 18 jaar.\n \n \n \n \n \n Subsidiebedrag en subsidiabele kosten\n \n \n \n 15.\n Het in het kader van dit besluit gevraagde subsidiebedrag bedraagt ten minste EUR 200.000.\n \n \n 16.\n Het gevraagde subsidiebedrag vertegenwoordigt niet meer dan 50% van de totale subsidiabele kosten. Dit betekent dat de aanvrager in staat dient te zijn ten minste 50% van de subsidiabele kosten te financieren door een eigen bijdrage of een bijdrage van derden. Tegelijkertijd met deze oproep staat de oproep van het Europese Asiel-, Migratie- en Integratiefonds (AMIF) open, waar eventueel cofinanciering aangevraagd kan worden. Een dergelijke aanvraag wordt gezien als een gecombineerde aanvraag. Deze procedure wordt hieronder verder toegelicht.\n \n \n 17.\n Afhankelijk van het relatieve aandeel van het gevraagde subsidiebedrag in de totale subsidiabele kosten, bestaat een evenredig aandeel van de deelnemers uit (ex-)asielzoekers die voldoen aan drempelcriteria 6 en 7. Indien bijvoorbeeld in het kader van dit besluit subsidie wordt gevraagd voor 50% van de totale subsidiabele kosten, zal minimaal 50% van de deelnemers aan het project moeten bestaan uit (ex-)asielzoekers die voldoen aan drempelcriteria 6 en 7.\n \n \n 18.\n De totale subsidiabele kosten die in de begroting zijn opgenomen, gedeeld door het aantal deelnemers dat in de aanvraag is voorzien, bedragen niet meer dan EUR 8.000.\n \n \n \n \n \n \n Beoordelingscriteria\n \n \n \n 1.\n De mate waarin de activiteiten bijdragen aan de doelstellingen van deze beleidsregels.\n \n \n 2.\n De mate waarin de landen waar ondersteuning in natura wordt geboden, aansluiten bij de prioriteiten in de uitvoering van het terugkeerbeleid. Activiteiten die specifiek gericht zijn op duurzame herintegratie van ex-asielzoekers in Afghanistan, Armenië, Ethiopië, Irak en Somalië hebben de hoogste prioriteit.\n \n \n 3.\n De mate waarin de doelgroep van het project aansluit bij de prioriteiten in de uitvoering van het terugkeerbeleid. Activiteiten die specifiek gericht zijn op duurzame herintegratie van gezinnen met minderjarige kinderen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen hebben de hoogste prioriteit.\n \n \n 4.\n De mate waarin de aanvrager ervaring heeft met het adequaat financieel beheer van subsidies. Hierbij wordt gekeken naar de verhouding tussen de omvang van het project waarvoor subsidie wordt gevraagd en de omvang van projecten waarvoor eerder subsidie is ontvangen en waarvan het financieel beheer adequaat is geweest.\n \n \n 5.\n De mate waarin de aanvrager over voldoende eigen middelen, garantstellingen of bijdragen van derden beschikt, anders dan het Europese Asiel-, Migratie- en Integratiefonds (AMIF), om niet geheel afhankelijk te zijn van de krachtens dit besluit verleende subsidie en eventuele cofinanciering van het AMIF.\n \n \n 6.\n De mate waarin de ondersteuning in natura zich richt op thema’s die de duurzame herintegratie bevorderen, bijvoorbeeld opleiding, training en bemiddeling bij arbeid, huisvesting en gezondheidszorg. Hierbij wordt beoordeeld in hoeverre de ondersteuning in natura vrijwillig teruggekeerde ex-asielzoekers in staat stelt duurzaam in het eigen onderhoud te voorzien.\n \n \n 7.\n De mate waarin het voorstel, inclusief de daarbij behorende begroting, is gericht op een kosteneffectieve uitvoering van de activiteit. Hierbij wordt gekeken naar de verhouding tussen de totale subsidiabele kosten die in de begroting zijn opgenomen en het aantal deelnemers dat volgens de aanvraag ondersteuning in natura zal ontvangen.\n \n \n 8.\n De mate waarin het project is gericht op het vergroten van kennis en inzicht op het gebied van vrijwillige, duurzame terugkeer en herintegratie door monitoring van teruggekeerden en evaluatie van activiteiten.\n \n \n 9.\n De mate waarin de verwachte resultaten en effecten realistisch zijn.\n \n \n 10.\n De mate waarin de aanvrager ervaring heeft met de succesvolle uitvoering van activiteiten gericht op de vrijwillige, duurzame terugkeer en herintegratie van (ex-)asielzoekers.\n \n \n 11.\n De mate waarin de samenwerkingspartner, onderaannemer, werknemer of vrijwilliger in het land van herkomst ervaring heeft met de succesvolle uitvoering van activiteiten gericht op de duurzame herintegratie van ex-asielzoekers.\n \n \n 12.\n De mate waarin de aanvrager bij de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, maatschappelijke organisaties en/of migrantenorganisaties betrekt die in Nederland actief zijn op het gebied van vreemdelingen.\n \n \n \n \n \n Aanvraag- en beoordelingsprocedure\n \n Subsidieaanvragen worden ingediend vanaf de inwerkingtreding van dit besluit tot uiterlijk dinsdag 30 juni 2015, 17.00u. Projectvoorstellen en eventuele aanvullingen die na deze termijn worden ontvangen zullen niet in behandeling worden genomen. Subsidieaanvragen die binnen het genoemde tijdvak worden ingediend, zullen met elkaar concurreren (zie hiervoor onder Subsidieplafond en verdeling beschikbare middelen). De selectie zal uiterlijk 1 augustus 2015 bekend worden gemaakt.\n In het kader van de aanvraagprocedure wordt met nadruk gewezen op artikel 7, derde lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. Mocht een aanvraag onvolledig worden ingediend, dan kan de minister vragen om een aanvulling. Als datum van ontvangst van de aanvraag zal vervolgens gelden de datum waarop de aanvraag is aangevuld. Indien een aanvraag pas in de laatste twee weken voor het verstrijken van de uiterste indieningsdatum wordt ingediend, loopt de indiener het risico dat de Minister geen toepassing zal geven aan zijn bevoegdheid de indiener om een aanvulling te vragen aangezien een dergelijke aanvulling niet meer mogelijk is zonder de deadline te overschrijden. In dat geval zal de aanvraag derhalve niet meer kunnen worden aangevuld, maar zal deze worden beoordeeld zoals hij primair was ingediend.\n Ook op artikel 9 van het Subsidiebesluit wordt in het bijzonder gewezen. Een aanvraag die betrekking heeft op activiteiten die reeds zijn gestart op het moment waarop de subsidie wordt aangevraagd, wordt afgewezen.\n De Stuurgroep Vrijwillige Terugkeer (SVT) beoordeelt de aanvragen namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aan de hand van de criteria die in dit besluit zijn vastgelegd. De SVT beoordeelt ook de rapportages van projecten. Deze stuurgroep bestaat uit vertegenwoordigers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Veiligheid en Justitie.\n De Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor de uitvoering van dit besluit en het beheer van de subsidierelatie, waaronder het opstellen van beschikkingen en het toezien op de uitvoering van projecten. Hiervoor verleent de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking een mandaat aan de DT&V.\n Voor meer informatie: http://www.dienstterugkeerenvertrek.nl/projectsubsidies/Vrijwillige_Terugkeer/.\n \n \n \n Cofinanciering van het AMIF\n \n Het tijdvak voor indiening op basis van dit besluit valt samen met het aanvraagtijdvak van het Europese Asiel-, Migratie- en Integratiefonds (AMIF) met betrekking tot de terugkeer van vreemdelingen, waar eventueel cofinanciering aangevraagd kan worden om te voldoen aan drempelcriterium 16. Aanvragers die een aanvraag voor cofinanciering bij het AMIF willen combineren met een aanvraag op basis van dit besluit, dienen dat in het voor het AMIF elektronisch beschikbaar gestelde aanvraagformulier, onderdeel terugkeer, van het Agentschap SZW aan te geven. Daarnaast dient het begrotingsformat van het AMIF te worden gebruikt. Een dergelijke aanvraag wordt tegelijk zowel bij de SVT als bij het AMIF ingediend. Het ingevulde elektronisch beschikbaar gestelde aanvraagformulier van het AMIF kan worden uitgeprint en dient, ondertekend door een bevoegd persoon, samen met alle bijlagen per post naar de SVT te worden gestuurd. (De aanvraag moet ook elektronisch worden ingediend. Zie hiervoor Eisen aan de aanvraag.) De SVT beoordeelt aanvragen voor een subsidie in het kader van dit besluit vervolgens zelfstandig aan de hand van alle in dit besluit opgenomen criteria.\n Indien cofinanciering van het AMIF wordt verkregen, worden de verantwoordingsregels en rapportagesystematiek van het AMIF van toepassing voor de gehele projectduur. Hierover vindt evenwel afstemming plaats tussen de DT&V en de gedelegeerde instantie van het AMIF (Agentschap SZW).\n \n \n \n Uitvoering\n \n Voor een goed verloop van de terugkeer van ex-asielzoekers en de doelmatige besteding van overheidsgeld is het van groot belang dat subsidie ontvangende organisaties nauw met de DT&V samenwerken wat betreft informatie-uitwisseling, onder meer over de voortgang van de ondersteuningstrajecten op zaaksniveau. Daarnaast zal door de DT&V steeds getoetst worden of een vreemdeling voldoet aan de voorwaarden voor het ontvangen van ondersteuning zoals opgenomen in drempelcriteria 6, 7 en 8. In de subsidieverleningsbeschikkingen zullen hierover verplichtingen worden opgenomen.\n Om misbruik van ondersteuningsregelingen tegen te gaan, kan de Minister met inachtneming van het bepaalde in artikel 4: 50 van de Algemene wet bestuursrecht gedurende de uitvoering van gesubsidieerde activiteiten vreemdelingen met een bepaalde nationaliteit, die nu nog behoort tot de landenlijst opgenomen in drempelcriterium 6, alsnog uitsluiten wegens sterke aanwijzingen van misbruik of aanzuigende werking. Deze uitsluiting geldt voor het gehele project, dus ook voor het deel waarvoor cofinanciering wordt ontvangen, maar zal niet met terugwerkende kracht ingaan. De nu geldende landenlijst van uitsluitingen wegens sterke aanwijzingen van misbruik staat op: http://www.dienstterugkeerenvertrek.nl/projectsubsidies/Vrijwillige_Terugkeer/.\n \n \n \n Informatie & contact\n \n Voor nadere informatie en vragen kunt u contact opnemen met:\n Secretariaat van de Stuurgroep Vrijwillige Terugkeer\n E-mail: subsidie@dtv.minvenj.nl\n \n20151189904-05-201522-04-2015DSH-2015.19702920151189904-05-201522-04-2015DSH-2015.19702905-05-2015\n \n20151189904-05-201522-04-2015DSH-2015.19702920151189904-05-201522-04-2015DSH-2015.19702905-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036577/manifest.xml", "content": "2015-05-052017-01-012015-07-03T20:50:21+02:002017-02-07T05:20:35+01:00BWBR0036577.WTI2015-05-052016-12-312015-05-059999-12-312015-07-02T02:39:58+02:002017-01-01T08:29:54+01:007c31f699b2f0c7fe6f3382e0659e64bf990658ed805f56ea706a102ea3e64160030bb87c25b9be26deee3b29f954e1695c290665ecf80668b132937facb465ec10278", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036578/2015-07-01_0/xml/BWBR0036578_2015-07-01_0.xml", "content": "\n Besluit van 16 april 2015 tot uitvoering van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs)201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 oktober 2014, nr. 2014-0000153118, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;\n Gelet op de artikelen 8:3a, zevende lid, van de Arbeidstijdenwet, 16, vierde en zesde lid, en 34, vijfde en zevende lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, 14b, vijfde lid, 19, tweede, derde, vierde en vijfde lid en 22, eerste en zevende lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 november 2014, No.WI 2.14.0377/111);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 april 2015; 2015-0000091270, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën,\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Begrippen\n \n \n Artikel\n 1:1\n \n In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n bewerker: de bewerker, bedoeld in artikel 14b, vierde lid, van de wet;\n \n \n b.\n \n Inspectie SZW: de toezichthoudende ambtenaren, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet;\n \n \n c.\n \n wet:\n Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs.\n \n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Gegevensuitwisseling\n \n \n Verstrekken van gegevens door Inspectie SZW\n \n \n Artikel\n 2:1\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet, levert de bewerker aan de Inspectie SZW ten minste eenmaal per kwartaal een overzicht aan van op dat moment gecertificeerde ondernemingen aan de hand waarvan de Inspectie SZW nagaat of deze ondernemingen of rechtspersonen een of meer wetten hebben overtreden als bedoeld in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n 2\n Het in het eerste lid genoemde overzicht wordt vastgesteld aan de hand van de door de certificerende instellingen aan de bewerker verstrekte gegevens van gecertificeerde ondernemingen.\n \n \n 3\n De Inspectie SZW verstrekt ten minste eenmaal per kwartaal aan de hand van het door de bewerker verstrekte overzicht, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de bewerker aan de certificerende instelling de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam-, adres- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer van een onderneming of rechtspersoon als bedoeld in artikel 7a van de wet die een of meer van de bepalingen, genoemd in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet niet heeft nageleefd;\n \n \n b.\n de aard van de overtreding, het aantal overtredingen, de datum waarop overtreding van een of meer van de bepalingen, genoemd in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet is geconstateerd alsmede de datum waarop de boetebeschikking is gedagtekend.\n \n \n \n \n 4\n De door de Inspectie SZW verstrekte gegevens gaan niet verder terug dan twee jaar voorafgaand aan de datum waarop de Inspectie SZW het overzicht, bedoeld in het eerste lid, van de bewerker heeft ontvangen.\n \n \n 5\n In dit artikel wordt verstaan onder KvK-vestigingsnummer: een door een Kamer van Koophandel toegekend uniek nummer aan een vestiging van een onderneming in het handelsregister, bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Verstrekken van gegevens door rijksbelastingdienst\n \n \n Artikel\n 2:2\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, van de wet, levert de bewerker aan de rijksbelastingdienst ten minste eenmaal per kwartaal een overzicht van gecertificeerde ondernemingen of rechtspersonen aan de hand waarvan de rijksbelastingdienst nagaat of zich ten aanzien van deze ondernemingen of rechtspersonen een omstandigheid heeft voorgedaan als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n 2\n Het in het eerste lid genoemde overzicht wordt vastgesteld aan de hand van de door de certificerende instellingen aan de bewerker verstrekte gegevens van gecertificeerde ondernemingen.\n \n \n 3\n De rijksbelastingdienst verstrekt ten minste eenmaal per kwartaal aan de hand van het door de bewerker verstrekte overzicht, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de bewerker aan de certificerende instelling de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam-, adres- en vestigingsgegevens van de onderneming of rechtspersoon;\n \n \n b.\n de indicatie of de onderneming of rechtspersoon in haar, onderscheidenlijk zijn, hoedanigheid van belastingplichtige voor de omzetbelasting of als inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 dan wel als werkgever in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen optreedt;\n \n \n c.\n de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n \n \n 4\n De gegevens, bedoeld in het derde lid, zijn de actuele gegevens zoals die bij de rijksbelastingdienst bekend zijn op het moment waarop die gegevens in een overzicht aan de bewerker worden verstrekt, waarbij:\n \n \n a.\n voor de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel a, van de wet, bepalend is of de aldaar genoemde omstandigheid in de voorafgaande rapportageperiode is ontstaan;\n \n \n b.\n voor de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen b en c, van de wet, bepalend is of de aldaar genoemde omstandigheden ten hoogste tien jaar voorafgaand aan het einde van de voorafgaande rapportageperiode zijn ontstaan en de betreffende betalingen aan het einde van die rapportageperiode nog steeds niet volledig zijn gedaan;\n \n \n c.\n voor het gegeven dat een vergrijpboete is opgelegd vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel d, van de wet, bepalend is of deze omstandigheid in de voorafgaande rapportageperiode is ontstaan;\n \n \n d.\n voor het gegeven dat de ambtenaar, bedoeld in artikel 84 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, contact heeft met het Openbaar ministerie in het kader van de vervolging en berechting van bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel d, van de wet, bepalend is de periode waarin deze omstandigheid bestaat.\n \n \n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Reikwijdte gegevensverwerking en vernietiging gegevens\n \n \n Artikel\n 2:3\n \n De gegevens, bedoeld in de artikelen 2:1 en 2:2, die door de Inspectie SZW en de rijksbelastingdienst via de bewerker worden verstrekt aan de certificerende instellingen, worden door de certificerende instellingen en de bewerker vernietigd na een periode van maximaal vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het gegeven met dien verstande dat bij verlies van het certificaat door een onderneming of rechtspersoon, de certificerende instellingen en de bewerker de gegevens vernietigen na een periode van een half jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de onderneming of rechtspersoon het certificaat heeft verloren.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Beveiliging tegen verlies of onrechtmatige verwerking\n \n \n Artikel\n 2:4\n \n De certificerende instelling en de bewerker dragen zorg voor de nodige voorzieningen van technische en organisatorische aard ter beveiliging van de verkregen gegevens tegen verlies of aantasting van deze gegevens als bedoeld in de artikelen 13 en 14, eerste lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens, en tegen onbevoegde kennisneming, opneming, wijziging, verwijdering of verstrekking van deze gegevens. Deze voorzieningen omvatten ten minste de volgende onderwerpen:\n \n \n a.\n maatregelen gericht op personen die werkzaam zijn voor de certificerende instelling;\n \n \n b.\n maatregelen gericht op de toegang tot gebouwen en ruimten waarin de gegevens aanwezig zijn;\n \n \n c.\n maatregelen gericht op het beheer van de gegevens, waaronder maatregelen gericht op de technische beveiliging tegen onbevoegde digitale toegang tot de opgeslagen gegevens;\n \n \n d.\n maatregelen voor het geval de geheimhouding van de vermelde gegevens is geschaad; en\n \n \n e.\n maatregelen ter voorkoming van calamiteiten en het afhandelen daarvan.\n \n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Waarborgen gegevensverwerking door certificerende instellingen\n \n \n Artikel\n 2:5\n \n \n 1\n De certificerende instelling verstrekt aan de inspecterende functionarissen die namens de certificerende instellingen handelen een schriftelijke instructie en gedragsregels om te waarborgen dat de gegevens slechts worden verwerkt voor de beoordeling van de geldigheid van een afgegeven certificaat alsmede hoe daarop wordt toegezien.\n \n \n 2\n De certificerende instelling verstrekt een kopie van de instructie, bedoeld in het eerste lid, aan de bewerker en meldt aan de bewerker of inspecterende functionarissen voorvallen waarin in strijd met deze instructie is gehandeld.\n \n \n 3\n De bewerker verstrekt jaarlijks een verslag aan de Inspectie SZW en de rijksbelastingdienst over de maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de gegevens die op basis van de wet door de Inspectie SZW en de rijksbelastingdienst zijn verstrekt.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Preventieve stillegging van werk in verband met recidive\n \n \n Overtredingen voor preventieve stillegging\n \n \n Artikel\n 3:1\n \n \n 1\n Na een herhaling van een overtreding wordt een waarschuwing gegeven als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet en indien een herhaling van die overtreding is geconstateerd als bedoeld in dat artikel van de wet, wordt een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.\n \n \n 2\n Indien een ernstige overtreding is geconstateerd, wordt in afwijking van het eerste lid, een waarschuwing als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet gegeven bij de eerste overtreding en wordt, indien opnieuw een ernstige overtreding is geconstateerd, een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.\n \n \n 3\n Als ernstige overtreding als bedoeld in het tweede lid wordt aangemerkt de overtreding waarbij ten minste 20 ter beschikking gestelde arbeidskrachten zijn betrokken.\n \n \n 4\n Indien de aard van de overtreding of de met de overtreding samenhangende omstandigheden dan wel de gevolgen van een stillegging van de werkzaamheden daartoe aanleiding geven, kan worden afgezien van een waarschuwing als bedoeld in het eerste en tweede lid en kan worden afgezien van een bevel als bedoeld in het eerste en tweede lid.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Aanpassing aantal werknemers\n \n \n Artikel\n 3:2\n \n Bij ministeriële regeling kan het aantal werknemers, bedoeld in artikel 3:1, derde lid, worden aangepast.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Ernstige overtredingen\n \n \n Artikel\n 3:3\n \n Ernstige overtredingen in de zin van artikel 19, derde en vijfde lid, van de wet zijn de overtredingen, genoemd in artikel 3:1, derde lid.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Wijzigingen in andere besluiten\n \n \n \n Arbeidstijdenbesluit\n \n \n \n Artikel\n 4:1\n \n \n Wijzigt het Arbeidstijdenbesluit.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Arbeidsomstandighedenbesluit\n \n \n \n Artikel\n 4:2\n \n \n Wijzigt het Arbeidsomstandighedenbesluit.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Slotbepalingen\n \n \n Intrekking Besluit\n \n \n Artikel\n 5:1\n \n Het Besluit arbeidsbemiddeling wordt ingetrokken.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Inwerkingtreding\n \n \n Artikel\n 5:2\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Citeertitel\n \n \n Artikel\n 5:3\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n Wassenaar\n 16 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n L.F.\n Asscher\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën,\n \n E.D.\n Wiebes\n \n \n \n de zevende mei 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,\n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036578/2016-01-01_0/xml/BWBR0036578_2016-01-01_0.xml", "content": "BWBR0036578_2015-07-01_0\n Besluit van 16 april 2015 tot uitvoering van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs)201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 oktober 2014, nr. 2014-0000153118, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;\n Gelet op de artikelen 8:3a, zevende lid, van de Arbeidstijdenwet, 16, vierde en zesde lid, en 34, vijfde en zevende lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, 14b, vijfde lid, 19, tweede, derde, vierde en vijfde lid en 22, eerste en zevende lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 november 2014, No.WI 2.14.0377/111);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 april 2015; 2015-0000091270, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën,\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Begrippen\n \n \n Artikel\n 1:1\n \n In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n bewerker: de bewerker, bedoeld in artikel 14b, vierde lid, van de wet;\n \n \n b.\n \n Inspectie SZW: de toezichthoudende ambtenaren, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet;\n \n \n c.\n \n wet:\n Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs.\n \n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Gegevensuitwisseling\n \n \n Verstrekken van gegevens door Inspectie SZW\n \n \n Artikel\n 2:1\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet, levert de bewerker aan de Inspectie SZW ten minste eenmaal per kwartaal een overzicht aan van op dat moment gecertificeerde ondernemingen aan de hand waarvan de Inspectie SZW nagaat of deze ondernemingen of rechtspersonen een of meer wetten hebben overtreden als bedoeld in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n 2\n Het in het eerste lid genoemde overzicht wordt vastgesteld aan de hand van de door de certificerende instellingen aan de bewerker verstrekte gegevens van gecertificeerde ondernemingen.\n \n \n 3\n De Inspectie SZW verstrekt ten minste eenmaal per kwartaal aan de hand van het door de bewerker verstrekte overzicht, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de bewerker aan de certificerende instelling de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam-, adres- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer van een onderneming of rechtspersoon als bedoeld in artikel 7a van de wet die een of meer van de bepalingen, genoemd in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet niet heeft nageleefd;\n \n \n b.\n de aard van de overtreding, het aantal overtredingen, de datum waarop overtreding van een of meer van de bepalingen, genoemd in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet is geconstateerd alsmede de datum waarop de boetebeschikking is gedagtekend.\n \n \n \n \n 4\n De door de Inspectie SZW verstrekte gegevens gaan niet verder terug dan twee jaar voorafgaand aan de datum waarop de Inspectie SZW het overzicht, bedoeld in het eerste lid, van de bewerker heeft ontvangen.\n \n \n 5\n In dit artikel wordt verstaan onder KvK-vestigingsnummer: een door een Kamer van Koophandel toegekend uniek nummer aan een vestiging van een onderneming in het handelsregister, bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Verstrekken van gegevens door rijksbelastingdienst\n \n \n Artikel\n 2:2\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, van de wet, levert de bewerker aan de rijksbelastingdienst ten minste eenmaal per kwartaal een overzicht van gecertificeerde ondernemingen of rechtspersonen aan de hand waarvan de rijksbelastingdienst nagaat of zich ten aanzien van deze ondernemingen of rechtspersonen een omstandigheid heeft voorgedaan als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n 2\n Het in het eerste lid genoemde overzicht wordt vastgesteld aan de hand van de door de certificerende instellingen aan de bewerker verstrekte gegevens van gecertificeerde ondernemingen.\n \n \n 3\n De rijksbelastingdienst verstrekt ten minste eenmaal per kwartaal aan de hand van het door de bewerker verstrekte overzicht, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de bewerker aan de certificerende instelling de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam-, adres- en vestigingsgegevens van de onderneming of rechtspersoon;\n \n \n b.\n de indicatie of de onderneming of rechtspersoon in haar, onderscheidenlijk zijn, hoedanigheid van belastingplichtige voor de omzetbelasting of als inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 dan wel als werkgever in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen optreedt;\n \n \n c.\n de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n \n \n 4\n De gegevens, bedoeld in het derde lid, zijn de actuele gegevens zoals die bij de rijksbelastingdienst bekend zijn op het moment waarop die gegevens in een overzicht aan de bewerker worden verstrekt, waarbij:\n \n \n a.\n voor de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel a, van de wet, bepalend is of de aldaar genoemde omstandigheid in de voorafgaande rapportageperiode is ontstaan;\n \n \n b.\n voor de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen b en c, van de wet, bepalend is of de aldaar genoemde omstandigheden ten hoogste tien jaar voorafgaand aan het einde van de voorafgaande rapportageperiode zijn ontstaan en de betreffende betalingen aan het einde van die rapportageperiode nog steeds niet volledig zijn gedaan;\n \n \n c.\n voor het gegeven dat een vergrijpboete is opgelegd vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel d, van de wet, bepalend is of deze omstandigheid in de voorafgaande rapportageperiode is ontstaan;\n \n \n d.\n voor het gegeven dat de ambtenaar, bedoeld in artikel 84 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, contact heeft met het Openbaar ministerie in het kader van de vervolging en berechting van bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel d, van de wet, bepalend is de periode waarin deze omstandigheid bestaat.\n \n \n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Reikwijdte gegevensverwerking en vernietiging gegevens\n \n \n Artikel\n 2:3\n \n De gegevens, bedoeld in de artikelen 2:1 en 2:2, die door de Inspectie SZW en de rijksbelastingdienst via de bewerker worden verstrekt aan de certificerende instellingen, worden door de certificerende instellingen en de bewerker vernietigd na een periode van maximaal vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het gegeven met dien verstande dat bij verlies van het certificaat door een onderneming of rechtspersoon, de certificerende instellingen en de bewerker de gegevens vernietigen na een periode van een half jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de onderneming of rechtspersoon het certificaat heeft verloren.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Beveiliging tegen verlies of onrechtmatige verwerking\n \n \n Artikel\n 2:4\n \n De certificerende instelling en de bewerker dragen zorg voor de nodige voorzieningen van technische en organisatorische aard ter beveiliging van de verkregen gegevens tegen verlies of aantasting van deze gegevens als bedoeld in de artikelen 13 en 14, eerste lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens, en tegen onbevoegde kennisneming, opneming, wijziging, verwijdering of verstrekking van deze gegevens. Deze voorzieningen omvatten ten minste de volgende onderwerpen:\n \n \n a.\n maatregelen gericht op personen die werkzaam zijn voor de certificerende instelling;\n \n \n b.\n maatregelen gericht op de toegang tot gebouwen en ruimten waarin de gegevens aanwezig zijn;\n \n \n c.\n maatregelen gericht op het beheer van de gegevens, waaronder maatregelen gericht op de technische beveiliging tegen onbevoegde digitale toegang tot de opgeslagen gegevens;\n \n \n d.\n maatregelen voor het geval de geheimhouding van de vermelde gegevens is geschaad; en\n \n \n e.\n maatregelen ter voorkoming van calamiteiten en het afhandelen daarvan.\n \n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Waarborgen gegevensverwerking door certificerende instellingen\n \n \n Artikel\n 2:5\n \n \n 1\n De certificerende instelling verstrekt aan de inspecterende functionarissen die namens de certificerende instellingen handelen een schriftelijke instructie en gedragsregels om te waarborgen dat de gegevens slechts worden verwerkt voor de beoordeling van de geldigheid van een afgegeven certificaat alsmede hoe daarop wordt toegezien.\n \n \n 2\n De certificerende instelling verstrekt een kopie van de instructie, bedoeld in het eerste lid, aan de bewerker en meldt aan de bewerker of inspecterende functionarissen voorvallen waarin in strijd met deze instructie is gehandeld.\n \n \n 3\n De bewerker verstrekt jaarlijks een verslag aan de Inspectie SZW en de rijksbelastingdienst over de maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de gegevens die op basis van de wet door de Inspectie SZW en de rijksbelastingdienst zijn verstrekt.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Preventieve stillegging van werk in verband met recidive\n \n \n Overtredingen voor preventieve stillegging\n \n \n Artikel\n 3:1\n \n \n 1\n Na een herhaling van een overtreding wordt een waarschuwing gegeven als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet en indien een herhaling van die overtreding is geconstateerd als bedoeld in dat artikel van de wet, wordt een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.\n \n \n 2\n Indien een ernstige overtreding is geconstateerd, wordt in afwijking van het eerste lid, een waarschuwing als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet gegeven bij de eerste overtreding en wordt, indien opnieuw een ernstige overtreding is geconstateerd, een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.\n \n \n 3\n Als ernstige overtreding als bedoeld in het tweede lid wordt aangemerkt de overtreding waarbij ten minste 20 ter beschikking gestelde arbeidskrachten zijn betrokken.\n \n \n 4\n Indien de aard van de overtreding of de met de overtreding samenhangende omstandigheden dan wel de gevolgen van een stillegging van de werkzaamheden daartoe aanleiding geven, kan worden afgezien van een waarschuwing als bedoeld in het eerste en tweede lid en kan worden afgezien van een bevel als bedoeld in het eerste en tweede lid.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Aanpassing aantal werknemers\n \n \n Artikel\n 3:2\n \n Bij ministeriële regeling kan het aantal werknemers, bedoeld in artikel 3:1, derde lid, worden aangepast.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Ernstige overtredingen\n \n \n Artikel\n 3:3\n \n Ernstige overtredingen in de zin van artikel 19, derde en vijfde lid, van de wet zijn de overtredingen, genoemd in artikel 3:1, derde lid.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 3a\n Openbaarmaking inspectiegegevens\n \n \n Artikel\n 3a:1\n Plaats en duur openbaarmaking\n \n \n 1\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b van de wet, worden door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren geplaatst op een website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van de wet.\n \n \n 2\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van de wet, blijven uiterlijk drie jaar na de datum van bekendmaking van het besluit, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, dan wel na verzending van een brief met de mededeling dat er geen overtreding is geconstateerd, beschikbaar op de website.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:2\n Inhoud openbare inspectiegegevens\n \n \n 1\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b van de wet, betreffen:\n \n \n a.\n de punten waarop is gecontroleerd en de wet of wetten die de grondslag daarvoor bieden;\n \n \n b.\n de locatie waar het onderzoek heeft plaatsgevonden; en\n \n \n c.\n de datum of periode waarop het onderzoek heeft plaatsgevonden.\n \n \n \n \n 2\n Indien het onderzoek heeft plaatsgevonden bij een normadressaat die is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, worden in aanvulling op het eerste lid met betrekking tot de normadressaat tevens openbaar gemaakt:\n \n \n a.\n de naam en vestigingsplaats;\n \n \n b.\n het nummer waaronder deze staat ingeschreven in het handelsregister; en\n \n \n c.\n de sector of branche waarin deze normadressaat zijn economische activiteiten verricht.\n \n \n \n \n 3\n Indien na afronding van een onderzoek geen overtreding is geconstateerd die leidt tot de besluiten, genoemd in artikel 3a:3, wordt bij de gegevens, genoemd in het eerste lid, de opmerking geplaatst dat geen overtreding is geconstateerd.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:3\n Openbare gegevens omtrent opgelegde boetes en stilleggingen\n \n \n 1\n In aanvulling op artikel 3a:2, eerste lid, worden indien een onderzoek door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, wordt gevolgd door een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 16 van de wet of door een besluit tot bevel tot staken van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet, de volgende gegevens met betrekking tot dat besluit openbaar gemaakt:\n \n \n a.\n welk besluit is genomen, de artikelen van de wet die de grondslag daarvoor bieden en de datum van dat besluit; en\n \n \n b.\n welke rechtsmiddelen tegen het besluit zijn of kunnen worden aangewend en wat hiervan de uitkomst was, of dat het besluit onherroepelijk is geworden.\n \n \n \n \n 2\n Indien het besluit geheel of gedeeltelijk bestaat uit een besluit tot bevel tot staken van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 18i, eerste lid, van de wet, bevat de openbaarmaking tevens de periode waarin de werkzaamheden zijn gestaakt.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:4\n Termijn waarbinnen openbaarmaking geschiedt\n \n \n 1\n De openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 3a:2 en 3a:3, geschiedt niet eerder dan tien werkdagen, doch uiterlijk dertig werkdagen na de datum waarop het besluit tot openbaarmaking van deze gegevens aan belanghebbende bekend is gemaakt.\n \n \n 2\n Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 15b, zevende lid, van de wet, wordt de termijn van dertig werkdagen, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig opgeschort.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:5\n Reactie van belanghebbende\n \n \n 1\n Op verzoek van de belanghebbende kan een schriftelijke reactie over de openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 3a:2 en 3a:3, van ten hoogste 2.000 leestekens worden gegeven, die zal worden gevoegd bij de openbaar te maken gegevens op de website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren.\n \n \n 2\n Onderdelen van de schriftelijke reactie die persoonsgegevens, bedrijfsnamen of bedrijfsgegevens van derden dan wel strafbare of aanstootgevende uitlatingen bevatten, worden niet op de website gepubliceerd.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:6\n Rectificatie\n \n Indien in verband met een beslissing op bezwaar, beroep of hoger beroep wordt vastgesteld dat de gegevens, die op grond van artikel 15b van de wet, en de artikelen 3a:1 en 3a:2 openbaar zijn gemaakt, niet meer juist of volledig zijn, worden deze gegevens aangepast, binnen tien werkdagen na ontvangst van de desbetreffende beslissing door Onze Minister.\n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Wijzigingen in andere besluiten\n \n \n \n Arbeidstijdenbesluit\n \n \n \n Artikel\n 4:1\n \n \n Wijzigt het Arbeidstijdenbesluit.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Arbeidsomstandighedenbesluit\n \n \n \n Artikel\n 4:2\n \n \n Wijzigt het Arbeidsomstandighedenbesluit.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Slotbepalingen\n \n \n Intrekking Besluit\n \n \n Artikel\n 5:1\n \n Het Besluit arbeidsbemiddeling wordt ingetrokken.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Inwerkingtreding\n \n \n Artikel\n 5:2\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Citeertitel\n \n \n Artikel\n 5:3\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n Wassenaar\n 16 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n L.F.\n Asscher\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën,\n \n E.D.\n Wiebes\n \n \n \n de zevende mei 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,\n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201516-12-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036578/2017-01-31_0/xml/BWBR0036578_2017-01-31_0.xml", "content": "BWBR0036578_2016-01-01_0\n Besluit van 16 april 2015 tot uitvoering van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs)201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 oktober 2014, nr. 2014-0000153118, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;\n Gelet op de artikelen 8:3a, zevende lid, van de Arbeidstijdenwet, 16, vierde en zesde lid, en 34, vijfde en zevende lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, 14b, vijfde lid, 19, tweede, derde, vierde en vijfde lid en 22, eerste en zevende lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 november 2014, No.WI 2.14.0377/111);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 april 2015; 2015-0000091270, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën,\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Begrippen\n \n \n Artikel\n 1:1\n \n In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n bewerker: de bewerker, bedoeld in artikel 14b, vijfde lid, van de wet;\n \n \n b.\n \n Inspectie SZW: de toezichthoudende ambtenaren, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet;\n \n \n c.\n \n wet:\n Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs.\n \n \n20171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-2017201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Gegevensuitwisseling\n \n \n Verstrekken van gegevens door Inspectie SZW\n \n \n Artikel\n 2:1\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet, levert de bewerker aan de Inspectie SZW ten minste eenmaal per kwartaal een overzicht aan van op dat moment gecertificeerde ondernemingen aan de hand waarvan de Inspectie SZW nagaat of deze ondernemingen of rechtspersonen een of meer wetten hebben overtreden als bedoeld in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n 2\n Het in het eerste lid genoemde overzicht wordt vastgesteld aan de hand van de door de certificerende instellingen aan de bewerker verstrekte gegevens van gecertificeerde ondernemingen.\n \n \n 3\n De Inspectie SZW verstrekt ten minste eenmaal per kwartaal aan de hand van het door de bewerker verstrekte overzicht, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de bewerker aan de certificerende instelling de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam-, adres- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer van een onderneming of rechtspersoon als bedoeld in artikel 7a van de wet die een of meer van de bepalingen, genoemd in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet niet heeft nageleefd;\n \n \n b.\n de aard van de overtreding, het aantal overtredingen, de datum waarop overtreding van een of meer van de bepalingen, genoemd in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet is geconstateerd alsmede de datum waarop de boetebeschikking is gedagtekend.\n \n \n \n \n 4\n De door de Inspectie SZW verstrekte gegevens gaan niet verder terug dan twee jaar voorafgaand aan de datum waarop de Inspectie SZW het overzicht, bedoeld in het eerste lid, van de bewerker heeft ontvangen.\n \n \n 5\n In dit artikel wordt verstaan onder KvK-vestigingsnummer: een door een Kamer van Koophandel toegekend uniek nummer aan een vestiging van een onderneming in het handelsregister, bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Verstrekken van gegevens door rijksbelastingdienst\n \n \n Artikel\n 2:2\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, van de wet, levert de bewerker aan de rijksbelastingdienst ten minste eenmaal per kwartaal een overzicht van gecertificeerde ondernemingen of rechtspersonen aan de hand waarvan de rijksbelastingdienst nagaat of zich ten aanzien van deze ondernemingen of rechtspersonen een omstandigheid heeft voorgedaan als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n 2\n Het in het eerste lid genoemde overzicht wordt vastgesteld aan de hand van de door de certificerende instellingen aan de bewerker verstrekte gegevens van gecertificeerde ondernemingen.\n \n \n 3\n De rijksbelastingdienst verstrekt ten minste eenmaal per kwartaal aan de hand van het door de bewerker verstrekte overzicht, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de bewerker aan de certificerende instelling de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam-, adres- en vestigingsgegevens van de onderneming of rechtspersoon;\n \n \n b.\n de indicatie of de onderneming of rechtspersoon in haar, onderscheidenlijk zijn, hoedanigheid van belastingplichtige voor de omzetbelasting of als inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 dan wel als werkgever in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen optreedt;\n \n \n c.\n de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n \n \n 4\n De gegevens, bedoeld in het derde lid, zijn de actuele gegevens zoals die bij de rijksbelastingdienst bekend zijn op het moment waarop die gegevens in een overzicht aan de bewerker worden verstrekt, waarbij:\n \n \n a.\n voor de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel a, van de wet, bepalend is of de aldaar genoemde omstandigheid in de voorafgaande rapportageperiode is ontstaan;\n \n \n b.\n voor de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen b en c, van de wet, bepalend is of de aldaar genoemde omstandigheden ten hoogste tien jaar voorafgaand aan het einde van de voorafgaande rapportageperiode zijn ontstaan en de betreffende betalingen aan het einde van die rapportageperiode nog steeds niet volledig zijn gedaan;\n \n \n c.\n voor het gegeven dat een vergrijpboete is opgelegd vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel d, van de wet, bepalend is of deze omstandigheid in de voorafgaande rapportageperiode is ontstaan;\n \n \n d.\n voor het gegeven dat de ambtenaar, bedoeld in artikel 84 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, contact heeft met het Openbaar ministerie in het kader van de vervolging en berechting van bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel d, van de wet, bepalend is de periode waarin deze omstandigheid bestaat.\n \n \n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Verstrekken van gegevens door de Sociale verzekeringsbank\n \n \n \n Artikel\n 2:2a\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, derde lid, van de wet, levert de bewerker aan de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, ten minste eenmaal per jaar de door de certificerende instellingen aan de bewerker verstrekte naam- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer, bedoeld in artikel 2:1, vijfde lid, van de gecertificeerde ondernemingen of rechtspersonen en een afschrift van de bij deze ondernemingen of rechtspersonen behorende verklaringen toepasselijke wetgeving als bedoeld in artikel 14b, derde lid, van de wet, waarvan wordt vermoed dat deze verklaringen onterecht dan wel onjuist zijn afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring, inclusief per afschrift een referentienummer en de motivering van het vermoeden.\n \n \n 2\n Aan de hand van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, gaat de Sociale verzekeringsbank na of is gebleken dat ten behoeve van een bij deze gecertificeerde onderneming of rechtspersoon werkzame persoon een terechte, onterechte, juiste dan wel onjuiste verklaring toepasselijke wetgeving is afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring.\n \n \n 3\n De Sociale verzekeringsbank verstrekt ten minste eenmaal per jaar, aan de hand van de door de bewerker verstrekte gegevens, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de bewerker aan de certificerende instelling, de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer, bedoeld in artikel 2:1, vijfde lid, van de gecertificeerde onderneming of rechtspersoon; en\n \n \n b.\n per referentienummer als bedoeld in het eerste lid, het gegeven of de verklaring waarop het referentienummer betrekking heeft terecht, onterecht, juist dan wel onjuist is afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring en de motivering van dat gegeven.\n \n \n \n \n 4\n De Sociale verzekeringsbank verstrekt slechts gegevens omtrent verklaringen toepasselijke wetgeving die niet eerder dan twee jaar voorafgaand aan de datum waarop de Sociale verzekeringsbank de gegevens, bedoeld in het eerste lid, van de bewerker heeft ontvangen, zijn afgegeven.\n \n \n 5\n De gegevens betreffende een onderneming of rechtspersoon die door de certificerende instelling via de bewerker aan de Sociale verzekeringsbank worden verstrekt, worden door de Sociale verzekeringsbank vernietigd maximaal een half jaar nadat van de bij deze onderneming of rechtspersoon behorende verklaringen is gebleken dat de verklaringen terecht, onterecht, juist dan wel onjuist zijn afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring en deze gegevens zijn verstrekt aan de certificerende instelling.\n \n20171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-201720171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-2017\n \n Reikwijdte gegevensverwerking en vernietiging gegevens\n \n \n Artikel\n 2:3\n \n De gegevens, bedoeld in de artikelen 2:1, 2:2 en 2:2a, die door de Inspectie SZW, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank via de bewerker worden verstrekt aan de certificerende instellingen, worden door de certificerende instellingen en de bewerker vernietigd na een periode van maximaal vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het gegeven met dien verstande dat bij verlies van het certificaat door een onderneming of rechtspersoon, de certificerende instellingen en de bewerker de gegevens vernietigen na een periode van een half jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de onderneming of rechtspersoon het certificaat heeft verloren.\n20171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-2017201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Beveiliging tegen verlies of onrechtmatige verwerking\n \n \n Artikel\n 2:4\n \n De certificerende instelling en de bewerker dragen zorg voor de nodige voorzieningen van technische en organisatorische aard ter beveiliging van de verkregen gegevens tegen verlies of aantasting van deze gegevens als bedoeld in de artikelen 13 en 14, eerste lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens, en tegen onbevoegde kennisneming, opneming, wijziging, verwijdering of verstrekking van deze gegevens. Deze voorzieningen omvatten ten minste de volgende onderwerpen:\n \n \n a.\n maatregelen gericht op personen die werkzaam zijn voor de certificerende instelling;\n \n \n b.\n maatregelen gericht op de toegang tot gebouwen en ruimten waarin de gegevens aanwezig zijn;\n \n \n c.\n maatregelen gericht op het beheer van de gegevens, waaronder maatregelen gericht op de technische beveiliging tegen onbevoegde digitale toegang tot de opgeslagen gegevens;\n \n \n d.\n maatregelen voor het geval de geheimhouding van de vermelde gegevens is geschaad; en\n \n \n e.\n maatregelen ter voorkoming van calamiteiten en het afhandelen daarvan.\n \n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Waarborgen gegevensverwerking door certificerende instellingen\n \n \n Artikel\n 2:5\n \n \n 1\n De certificerende instelling verstrekt aan de inspecterende functionarissen die namens de certificerende instellingen handelen een schriftelijke instructie en gedragsregels om te waarborgen dat de gegevens slechts worden verwerkt voor de beoordeling van de geldigheid van een afgegeven certificaat alsmede hoe daarop wordt toegezien.\n \n \n 2\n De certificerende instelling verstrekt een kopie van de instructie, bedoeld in het eerste lid, aan de bewerker en meldt aan de bewerker of inspecterende functionarissen voorvallen waarin in strijd met deze instructie is gehandeld.\n \n \n 3\n De bewerker verstrekt jaarlijks een verslag aan de Inspectie SZW, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank over de maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de gegevens die op basis van de wet door de Inspectie SZW, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank zijn verstrekt.\n \n20171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-2017201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-201520171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201718-01-2017\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Preventieve stillegging van werk in verband met recidive\n \n \n Overtredingen voor preventieve stillegging\n \n \n Artikel\n 3:1\n \n \n 1\n Na een herhaling van een overtreding wordt een waarschuwing gegeven als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet en indien een herhaling van die overtreding is geconstateerd als bedoeld in dat artikel van de wet, wordt een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.\n \n \n 2\n Indien een ernstige overtreding is geconstateerd, wordt in afwijking van het eerste lid, een waarschuwing als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet gegeven bij de eerste overtreding en wordt, indien opnieuw een ernstige overtreding is geconstateerd, een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.\n \n \n 3\n Als ernstige overtreding als bedoeld in het tweede lid wordt aangemerkt de overtreding waarbij ten minste 20 ter beschikking gestelde arbeidskrachten zijn betrokken.\n \n \n 4\n Indien de aard van de overtreding of de met de overtreding samenhangende omstandigheden dan wel de gevolgen van een stillegging van de werkzaamheden daartoe aanleiding geven, kan worden afgezien van een waarschuwing als bedoeld in het eerste en tweede lid en kan worden afgezien van een bevel als bedoeld in het eerste en tweede lid.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Aanpassing aantal werknemers\n \n \n Artikel\n 3:2\n \n Bij ministeriële regeling kan het aantal werknemers, bedoeld in artikel 3:1, derde lid, worden aangepast.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Ernstige overtredingen\n \n \n Artikel\n 3:3\n \n Ernstige overtredingen in de zin van artikel 19, derde en vijfde lid, van de wet zijn de overtredingen, genoemd in artikel 3:1, derde lid.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 3a\n Openbaarmaking inspectiegegevens\n \n \n Artikel\n 3a:1\n Plaats en duur openbaarmaking\n \n \n 1\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b van de wet, worden door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren geplaatst op een website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van de wet.\n \n \n 2\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van de wet, blijven uiterlijk drie jaar na de datum van bekendmaking van het besluit, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, dan wel na verzending van een brief met de mededeling dat er geen overtreding is geconstateerd, beschikbaar op de website.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:2\n Inhoud openbare inspectiegegevens\n \n \n 1\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b van de wet, betreffen:\n \n \n a.\n de punten waarop is gecontroleerd en de wet of wetten die de grondslag daarvoor bieden;\n \n \n b.\n de locatie waar het onderzoek heeft plaatsgevonden; en\n \n \n c.\n de datum of periode waarop het onderzoek heeft plaatsgevonden.\n \n \n \n \n 2\n Indien het onderzoek heeft plaatsgevonden bij een normadressaat die is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, worden in aanvulling op het eerste lid met betrekking tot de normadressaat tevens openbaar gemaakt:\n \n \n a.\n de naam en vestigingsplaats;\n \n \n b.\n het nummer waaronder deze staat ingeschreven in het handelsregister; en\n \n \n c.\n de sector of branche waarin deze normadressaat zijn economische activiteiten verricht.\n \n \n \n \n 3\n Indien na afronding van een onderzoek geen overtreding is geconstateerd die leidt tot de besluiten, genoemd in artikel 3a:3, wordt bij de gegevens, genoemd in het eerste lid, de opmerking geplaatst dat geen overtreding is geconstateerd.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:3\n Openbare gegevens omtrent opgelegde boetes en stilleggingen\n \n \n 1\n In aanvulling op artikel 3a:2, eerste lid, worden indien een onderzoek door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, wordt gevolgd door een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18 van de wet of door een besluit tot bevel tot staken van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet, de volgende gegevens met betrekking tot dat besluit openbaar gemaakt:\n \n \n a.\n welk besluit is genomen, de artikelen van de wet die de grondslag daarvoor bieden en de datum van dat besluit; en\n \n \n b.\n welke rechtsmiddelen tegen het besluit zijn of kunnen worden aangewend en wat hiervan de uitkomst was, of dat het besluit onherroepelijk is geworden.\n \n \n \n \n 2\n Indien het besluit geheel of gedeeltelijk bestaat uit een besluit tot bevel tot staken van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet, bevat de openbaarmaking tevens de periode waarin de werkzaamheden zijn gestaakt.\n \n20171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-2017\n \n Artikel\n 3a:4\n Termijn waarbinnen openbaarmaking geschiedt\n \n \n 1\n De openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 3a:2 en 3a:3, geschiedt niet eerder dan tien werkdagen, doch uiterlijk dertig werkdagen na de datum waarop het besluit tot openbaarmaking van deze gegevens aan belanghebbende bekend is gemaakt.\n \n \n 2\n Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 15b, zevende lid, van de wet, wordt de termijn van dertig werkdagen, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig opgeschort.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:5\n Reactie van belanghebbende\n \n \n 1\n Op verzoek van de belanghebbende kan een schriftelijke reactie over de openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 3a:2 en 3a:3, van ten hoogste 2.000 leestekens worden gegeven, die zal worden gevoegd bij de openbaar te maken gegevens op de website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren.\n \n \n 2\n Onderdelen van de schriftelijke reactie die persoonsgegevens, bedrijfsnamen of bedrijfsgegevens van derden dan wel strafbare of aanstootgevende uitlatingen bevatten, worden niet op de website gepubliceerd.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:6\n Rectificatie\n \n Indien in verband met een beslissing op bezwaar, beroep of hoger beroep wordt vastgesteld dat de gegevens, die op grond van artikel 15b van de wet, en de artikelen 3a:1 en 3a:2 openbaar zijn gemaakt, niet meer juist of volledig zijn, worden deze gegevens aangepast, binnen tien werkdagen na ontvangst van de desbetreffende beslissing door Onze Minister.\n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Wijzigingen in andere besluiten\n \n \n \n Arbeidstijdenbesluit\n \n \n \n Artikel\n 4:1\n \n \n Wijzigt het Arbeidstijdenbesluit.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Arbeidsomstandighedenbesluit\n \n \n \n Artikel\n 4:2\n \n \n Wijzigt het Arbeidsomstandighedenbesluit.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Slotbepalingen\n \n \n Intrekking Besluit\n \n \n Artikel\n 5:1\n \n Het Besluit arbeidsbemiddeling wordt ingetrokken.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Inwerkingtreding\n \n \n Artikel\n 5:2\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Citeertitel\n \n \n Artikel\n 5:3\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n Wassenaar\n 16 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n L.F.\n Asscher\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën,\n \n E.D.\n Wiebes\n \n \n \n de zevende mei 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,\n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201516-12-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036578/2018-05-25_0/xml/BWBR0036578_2018-05-25_0.xml", "content": "BWBR0036578_2017-01-31_0\n Besluit van 16 april 2015 tot uitvoering van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs)201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 oktober 2014, nr. 2014-0000153118, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;\n Gelet op de artikelen 8:3a, zevende lid, van de Arbeidstijdenwet, 16, vierde en zesde lid, en 34, vijfde en zevende lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, 14b, vijfde lid, 19, tweede, derde, vierde en vijfde lid en 22, eerste en zevende lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 november 2014, No.WI 2.14.0377/111);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 april 2015; 2015-0000091270, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën,\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Begrippen\n \n \n Artikel\n 1:1\n \n In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n bewerker: de bewerker, bedoeld in artikel 14b, vijfde lid, van de wet;\n \n \n b.\n \n Inspectie SZW: de toezichthoudende ambtenaren, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet;\n \n \n c.\n \n wet:\n Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs.\n \n \n20171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-2017201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Gegevensuitwisseling\n \n \n Verstrekken van gegevens door Inspectie SZW\n \n \n Artikel\n 2:1\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet, levert de bewerker aan de Inspectie SZW ten minste eenmaal per kwartaal een overzicht aan van op dat moment gecertificeerde ondernemingen aan de hand waarvan de Inspectie SZW nagaat of deze ondernemingen of rechtspersonen een of meer wetten hebben overtreden als bedoeld in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n 2\n Het in het eerste lid genoemde overzicht wordt vastgesteld aan de hand van de door de certificerende instellingen aan de bewerker verstrekte gegevens van gecertificeerde ondernemingen.\n \n \n 3\n De Inspectie SZW verstrekt ten minste eenmaal per kwartaal aan de hand van het door de bewerker verstrekte overzicht, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de bewerker aan de certificerende instelling de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam-, adres- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer van een onderneming of rechtspersoon als bedoeld in artikel 7a van de wet die een of meer van de bepalingen, genoemd in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet niet heeft nageleefd;\n \n \n b.\n de aard van de overtreding, het aantal overtredingen, de datum waarop overtreding van een of meer van de bepalingen, genoemd in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet is geconstateerd alsmede de datum waarop de boetebeschikking is gedagtekend.\n \n \n \n \n 4\n De door de Inspectie SZW verstrekte gegevens gaan niet verder terug dan twee jaar voorafgaand aan de datum waarop de Inspectie SZW het overzicht, bedoeld in het eerste lid, van de bewerker heeft ontvangen.\n \n \n 5\n In dit artikel wordt verstaan onder KvK-vestigingsnummer: een door een Kamer van Koophandel toegekend uniek nummer aan een vestiging van een onderneming in het handelsregister, bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Verstrekken van gegevens door rijksbelastingdienst\n \n \n Artikel\n 2:2\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, van de wet, levert de bewerker aan de rijksbelastingdienst ten minste eenmaal per kwartaal een overzicht van gecertificeerde ondernemingen of rechtspersonen aan de hand waarvan de rijksbelastingdienst nagaat of zich ten aanzien van deze ondernemingen of rechtspersonen een omstandigheid heeft voorgedaan als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n 2\n Het in het eerste lid genoemde overzicht wordt vastgesteld aan de hand van de door de certificerende instellingen aan de bewerker verstrekte gegevens van gecertificeerde ondernemingen.\n \n \n 3\n De rijksbelastingdienst verstrekt ten minste eenmaal per kwartaal aan de hand van het door de bewerker verstrekte overzicht, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de bewerker aan de certificerende instelling de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam-, adres- en vestigingsgegevens van de onderneming of rechtspersoon;\n \n \n b.\n de indicatie of de onderneming of rechtspersoon in haar, onderscheidenlijk zijn, hoedanigheid van belastingplichtige voor de omzetbelasting of als inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 dan wel als werkgever in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen optreedt;\n \n \n c.\n de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n \n \n 4\n De gegevens, bedoeld in het derde lid, zijn de actuele gegevens zoals die bij de rijksbelastingdienst bekend zijn op het moment waarop die gegevens in een overzicht aan de bewerker worden verstrekt, waarbij:\n \n \n a.\n voor de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel a, van de wet, bepalend is of de aldaar genoemde omstandigheid in de voorafgaande rapportageperiode is ontstaan;\n \n \n b.\n voor de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen b en c, van de wet, bepalend is of de aldaar genoemde omstandigheden ten hoogste tien jaar voorafgaand aan het einde van de voorafgaande rapportageperiode zijn ontstaan en de betreffende betalingen aan het einde van die rapportageperiode nog steeds niet volledig zijn gedaan;\n \n \n c.\n voor het gegeven dat een vergrijpboete is opgelegd vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel d, van de wet, bepalend is of deze omstandigheid in de voorafgaande rapportageperiode is ontstaan;\n \n \n d.\n voor het gegeven dat de ambtenaar, bedoeld in artikel 84 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, contact heeft met het Openbaar ministerie in het kader van de vervolging en berechting van bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel d, van de wet, bepalend is de periode waarin deze omstandigheid bestaat.\n \n \n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Verstrekken van gegevens door de Sociale verzekeringsbank\n \n \n \n Artikel\n 2:2a\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, derde lid, van de wet, levert de bewerker aan de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, ten minste eenmaal per jaar de door de certificerende instellingen aan de bewerker verstrekte naam- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer, bedoeld in artikel 2:1, vijfde lid, van de gecertificeerde ondernemingen of rechtspersonen en een afschrift van de bij deze ondernemingen of rechtspersonen behorende verklaringen toepasselijke wetgeving als bedoeld in artikel 14b, derde lid, van de wet, waarvan wordt vermoed dat deze verklaringen onterecht dan wel onjuist zijn afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring, inclusief per afschrift een referentienummer en de motivering van het vermoeden.\n \n \n 2\n Aan de hand van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, gaat de Sociale verzekeringsbank na of is gebleken dat ten behoeve van een bij deze gecertificeerde onderneming of rechtspersoon werkzame persoon een terechte, onterechte, juiste dan wel onjuiste verklaring toepasselijke wetgeving is afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring.\n \n \n 3\n De Sociale verzekeringsbank verstrekt ten minste eenmaal per jaar, aan de hand van de door de bewerker verstrekte gegevens, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de bewerker aan de certificerende instelling, de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer, bedoeld in artikel 2:1, vijfde lid, van de gecertificeerde onderneming of rechtspersoon; en\n \n \n b.\n per referentienummer als bedoeld in het eerste lid, het gegeven of de verklaring waarop het referentienummer betrekking heeft terecht, onterecht, juist dan wel onjuist is afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring en de motivering van dat gegeven.\n \n \n \n \n 4\n De Sociale verzekeringsbank verstrekt slechts gegevens omtrent verklaringen toepasselijke wetgeving die niet eerder dan twee jaar voorafgaand aan de datum waarop de Sociale verzekeringsbank de gegevens, bedoeld in het eerste lid, van de bewerker heeft ontvangen, zijn afgegeven.\n \n \n 5\n De gegevens betreffende een onderneming of rechtspersoon die door de certificerende instelling via de bewerker aan de Sociale verzekeringsbank worden verstrekt, worden door de Sociale verzekeringsbank vernietigd maximaal een half jaar nadat van de bij deze onderneming of rechtspersoon behorende verklaringen is gebleken dat de verklaringen terecht, onterecht, juist dan wel onjuist zijn afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring en deze gegevens zijn verstrekt aan de certificerende instelling.\n \n20171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-201720171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-2017\n \n Reikwijdte gegevensverwerking en vernietiging gegevens\n \n \n Artikel\n 2:3\n \n De gegevens, bedoeld in de artikelen 2:1, 2:2 en 2:2a, die door de Inspectie SZW, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank via de bewerker worden verstrekt aan de certificerende instellingen, worden door de certificerende instellingen en de bewerker vernietigd na een periode van maximaal vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het gegeven met dien verstande dat bij verlies van het certificaat door een onderneming of rechtspersoon, de certificerende instellingen en de bewerker de gegevens vernietigen na een periode van een half jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de onderneming of rechtspersoon het certificaat heeft verloren.\n20171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-2017201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Beveiliging tegen verlies of onrechtmatige verwerking\n \n \n Artikel\n 2:4\n \n De certificerende instelling en de bewerker dragen zorg voor de nodige voorzieningen van technische en organisatorische aard ter beveiliging van de verkregen gegevens tegen verlies of aantasting van deze gegevens als bedoeld in de artikelen 13 en 14, eerste lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens, en tegen onbevoegde kennisneming, opneming, wijziging, verwijdering of verstrekking van deze gegevens. Deze voorzieningen omvatten ten minste de volgende onderwerpen:\n \n \n a.\n maatregelen gericht op personen die werkzaam zijn voor de certificerende instelling;\n \n \n b.\n maatregelen gericht op de toegang tot gebouwen en ruimten waarin de gegevens aanwezig zijn;\n \n \n c.\n maatregelen gericht op het beheer van de gegevens, waaronder maatregelen gericht op de technische beveiliging tegen onbevoegde digitale toegang tot de opgeslagen gegevens;\n \n \n d.\n maatregelen voor het geval de geheimhouding van de vermelde gegevens is geschaad; en\n \n \n e.\n maatregelen ter voorkoming van calamiteiten en het afhandelen daarvan.\n \n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Waarborgen gegevensverwerking door certificerende instellingen\n \n \n Artikel\n 2:5\n \n \n 1\n De certificerende instelling verstrekt aan de inspecterende functionarissen die namens de certificerende instellingen handelen een schriftelijke instructie en gedragsregels om te waarborgen dat de gegevens slechts worden verwerkt voor de beoordeling van de geldigheid van een afgegeven certificaat alsmede hoe daarop wordt toegezien.\n \n \n 2\n De certificerende instelling verstrekt een kopie van de instructie, bedoeld in het eerste lid, aan de bewerker en meldt aan de bewerker of inspecterende functionarissen voorvallen waarin in strijd met deze instructie is gehandeld.\n \n \n 3\n De bewerker verstrekt jaarlijks een verslag aan de Inspectie SZW, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank over de maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de gegevens die op basis van de wet door de Inspectie SZW, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank zijn verstrekt.\n \n20171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-2017201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-201520171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201718-01-2017\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Preventieve stillegging van werk in verband met recidive\n \n \n Overtredingen voor preventieve stillegging\n \n \n Artikel\n 3:1\n \n \n 1\n Na een herhaling van een overtreding wordt een waarschuwing gegeven als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet en indien een herhaling van die overtreding is geconstateerd als bedoeld in dat artikel van de wet, wordt een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.\n \n \n 2\n Indien een ernstige overtreding is geconstateerd, wordt in afwijking van het eerste lid, een waarschuwing als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet gegeven bij de eerste overtreding en wordt, indien opnieuw een ernstige overtreding is geconstateerd, een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.\n \n \n 3\n Als ernstige overtreding als bedoeld in het tweede lid wordt aangemerkt de overtreding waarbij ten minste 20 ter beschikking gestelde arbeidskrachten zijn betrokken.\n \n \n 4\n Indien de aard van de overtreding of de met de overtreding samenhangende omstandigheden dan wel de gevolgen van een stillegging van de werkzaamheden daartoe aanleiding geven, kan worden afgezien van een waarschuwing als bedoeld in het eerste en tweede lid en kan worden afgezien van een bevel als bedoeld in het eerste en tweede lid.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Aanpassing aantal werknemers\n \n \n Artikel\n 3:2\n \n Bij ministeriële regeling kan het aantal werknemers, bedoeld in artikel 3:1, derde lid, worden aangepast.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Ernstige overtredingen\n \n \n Artikel\n 3:3\n \n Ernstige overtredingen in de zin van artikel 19, derde en vijfde lid, van de wet zijn de overtredingen, genoemd in artikel 3:1, derde lid.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 3a\n Openbaarmaking inspectiegegevens\n \n \n Artikel\n 3a:1\n Plaats en duur openbaarmaking\n \n \n 1\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b van de wet, worden door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren geplaatst op een website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van de wet.\n \n \n 2\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van de wet, blijven uiterlijk drie jaar na de datum van bekendmaking van het besluit, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, dan wel na verzending van een brief met de mededeling dat er geen overtreding is geconstateerd, beschikbaar op de website.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:2\n Inhoud openbare inspectiegegevens\n \n \n 1\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b van de wet, betreffen:\n \n \n a.\n de punten waarop is gecontroleerd en de wet of wetten die de grondslag daarvoor bieden;\n \n \n b.\n de locatie waar het onderzoek heeft plaatsgevonden; en\n \n \n c.\n de datum of periode waarop het onderzoek heeft plaatsgevonden.\n \n \n \n \n 2\n Indien het onderzoek heeft plaatsgevonden bij een normadressaat die is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, worden in aanvulling op het eerste lid met betrekking tot de normadressaat tevens openbaar gemaakt:\n \n \n a.\n de naam en vestigingsplaats;\n \n \n b.\n het nummer waaronder deze staat ingeschreven in het handelsregister; en\n \n \n c.\n de sector of branche waarin deze normadressaat zijn economische activiteiten verricht.\n \n \n \n \n 3\n Indien na afronding van een onderzoek geen overtreding is geconstateerd die leidt tot de besluiten, genoemd in artikel 3a:3, wordt bij de gegevens, genoemd in het eerste lid, de opmerking geplaatst dat geen overtreding is geconstateerd.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:3\n Openbare gegevens omtrent opgelegde boetes en stilleggingen\n \n \n 1\n In aanvulling op artikel 3a:2, eerste lid, worden indien een onderzoek door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, wordt gevolgd door een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18 van de wet of door een besluit tot bevel tot staken van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet, de volgende gegevens met betrekking tot dat besluit openbaar gemaakt:\n \n \n a.\n welk besluit is genomen, de artikelen van de wet die de grondslag daarvoor bieden en de datum van dat besluit; en\n \n \n b.\n welke rechtsmiddelen tegen het besluit zijn of kunnen worden aangewend en wat hiervan de uitkomst was, of dat het besluit onherroepelijk is geworden.\n \n \n \n \n 2\n Indien het besluit geheel of gedeeltelijk bestaat uit een besluit tot bevel tot staken van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet, bevat de openbaarmaking tevens de periode waarin de werkzaamheden zijn gestaakt.\n \n20171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-2017\n \n Artikel\n 3a:4\n Termijn waarbinnen openbaarmaking geschiedt\n \n \n 1\n De openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 3a:2 en 3a:3, geschiedt niet eerder dan tien werkdagen, doch uiterlijk dertig werkdagen na de datum waarop het besluit tot openbaarmaking van deze gegevens aan belanghebbende bekend is gemaakt.\n \n \n 2\n Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 15b, zevende lid, van de wet, wordt de termijn van dertig werkdagen, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig opgeschort.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:5\n Reactie van belanghebbende\n \n \n 1\n Op verzoek van de belanghebbende kan een schriftelijke reactie over de openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 3a:2 en 3a:3, van ten hoogste 2.000 leestekens worden gegeven, die zal worden gevoegd bij de openbaar te maken gegevens op de website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren.\n \n \n 2\n Onderdelen van de schriftelijke reactie die persoonsgegevens, bedrijfsnamen of bedrijfsgegevens van derden dan wel strafbare of aanstootgevende uitlatingen bevatten, worden niet op de website gepubliceerd.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:6\n Rectificatie\n \n Indien in verband met een beslissing op bezwaar, beroep of hoger beroep wordt vastgesteld dat de gegevens, die op grond van artikel 15b van de wet, en de artikelen 3a:1 en 3a:2 openbaar zijn gemaakt, niet meer juist of volledig zijn, worden deze gegevens aangepast, binnen tien werkdagen na ontvangst van de desbetreffende beslissing door Onze Minister.\n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Wijzigingen in andere besluiten\n \n \n \n Arbeidstijdenbesluit\n \n \n \n Artikel\n 4:1\n \n \n Wijzigt het Arbeidstijdenbesluit.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Arbeidsomstandighedenbesluit\n \n \n \n Artikel\n 4:2\n \n \n Wijzigt het Arbeidsomstandighedenbesluit.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Slotbepalingen\n \n \n Intrekking Besluit\n \n \n Artikel\n 5:1\n \n Het Besluit arbeidsbemiddeling wordt ingetrokken.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Inwerkingtreding\n \n \n Artikel\n 5:2\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Citeertitel\n \n \n Artikel\n 5:3\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n Wassenaar\n 16 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n L.F.\n Asscher\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën,\n \n E.D.\n Wiebes\n \n \n \n de zevende mei 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,\n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201516-12-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036578/2018-05-25_1/xml/BWBR0036578_2018-05-25_1.xml", "content": "BWBR0036578_2018-05-25_0\n Besluit van 16 april 2015 tot uitvoering van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs)201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 oktober 2014, nr. 2014-0000153118, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;\n Gelet op de artikelen 8:3a, zevende lid, van de Arbeidstijdenwet, 16, vierde en zesde lid, en 34, vijfde en zevende lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, 14b, vijfde lid, 19, tweede, derde, vierde en vijfde lid en 22, eerste en zevende lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 november 2014, No.WI 2.14.0377/111);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 april 2015; 2015-0000091270, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën,\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Begrippen\n \n \n Artikel\n 1:1\n \n In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n bewerker: de bewerker, bedoeld in artikel 14b, vijfde lid, van de wet;\n \n \n b.\n \n Inspectie SZW: de toezichthoudende ambtenaren, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet;\n \n \n c.\n \n wet:\n Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs.\n \n \n20171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-201725-05-2018Stb. 2018, 250, datum inwerkingtreding 28-07-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 25-05-2018.a. verwerker: de verwerker, bedoeld in artikel 14b, vijfde lid, van de wet;201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Gegevensuitwisseling\n \n \n Verstrekken van gegevens door Inspectie SZW\n \n \n Artikel\n 2:1\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet, levert de bewerker aan de Inspectie SZW ten minste eenmaal per kwartaal een overzicht aan van op dat moment gecertificeerde ondernemingen aan de hand waarvan de Inspectie SZW nagaat of deze ondernemingen of rechtspersonen een of meer wetten hebben overtreden als bedoeld in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n 2\n Het in het eerste lid genoemde overzicht wordt vastgesteld aan de hand van de door de certificerende instellingen aan de bewerker verstrekte gegevens van gecertificeerde ondernemingen.\n \n \n 3\n De Inspectie SZW verstrekt ten minste eenmaal per kwartaal aan de hand van het door de bewerker verstrekte overzicht, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de bewerker aan de certificerende instelling de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam-, adres- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer van een onderneming of rechtspersoon als bedoeld in artikel 7a van de wet die een of meer van de bepalingen, genoemd in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet niet heeft nageleefd;\n \n \n b.\n de aard van de overtreding, het aantal overtredingen, de datum waarop overtreding van een of meer van de bepalingen, genoemd in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet is geconstateerd alsmede de datum waarop de boetebeschikking is gedagtekend.\n \n \n \n \n 4\n De door de Inspectie SZW verstrekte gegevens gaan niet verder terug dan twee jaar voorafgaand aan de datum waarop de Inspectie SZW het overzicht, bedoeld in het eerste lid, van de bewerker heeft ontvangen.\n \n \n 5\n In dit artikel wordt verstaan onder KvK-vestigingsnummer: een door een Kamer van Koophandel toegekend uniek nummer aan een vestiging van een onderneming in het handelsregister, bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-201525-05-2018Stb. 2018, 250, datum inwerkingtreding 28-07-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 25-05-2018.1Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet, levert de verwerker aan de Inspectie SZW ten minste eenmaal per kwartaal een overzicht aan van op dat moment gecertificeerde ondernemingen aan de hand waarvan de Inspectie SZW nagaat of deze ondernemingen of rechtspersonen een of meer wetten hebben overtreden als bedoeld in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.2Het in het eerste lid genoemde overzicht wordt vastgesteld aan de hand van de door de certificerende instellingen aan de verwerker verstrekte gegevens van gecertificeerde ondernemingen.3De Inspectie SZW verstrekt ten minste eenmaal per kwartaal aan de hand van het door de verwerker verstrekte overzicht, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de verwerker aan de certificerende instelling de volgende gegevens:a.de naam-, adres- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer van een onderneming of rechtspersoon als bedoeld in artikel 7a van de wet die een of meer van de bepalingen, genoemd in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet niet heeft nageleefd;b.de aard van de overtreding, het aantal overtredingen, de datum waarop overtreding van een of meer van de bepalingen, genoemd in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet is geconstateerd alsmede de datum waarop de boetebeschikking is gedagtekend.4De door de Inspectie SZW verstrekte gegevens gaan niet verder terug dan twee jaar voorafgaand aan de datum waarop de Inspectie SZW het overzicht, bedoeld in het eerste lid, van de verwerker heeft ontvangen.201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Verstrekken van gegevens door rijksbelastingdienst\n \n \n Artikel\n 2:2\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, van de wet, levert de bewerker aan de rijksbelastingdienst ten minste eenmaal per kwartaal een overzicht van gecertificeerde ondernemingen of rechtspersonen aan de hand waarvan de rijksbelastingdienst nagaat of zich ten aanzien van deze ondernemingen of rechtspersonen een omstandigheid heeft voorgedaan als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n 2\n Het in het eerste lid genoemde overzicht wordt vastgesteld aan de hand van de door de certificerende instellingen aan de bewerker verstrekte gegevens van gecertificeerde ondernemingen.\n \n \n 3\n De rijksbelastingdienst verstrekt ten minste eenmaal per kwartaal aan de hand van het door de bewerker verstrekte overzicht, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de bewerker aan de certificerende instelling de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam-, adres- en vestigingsgegevens van de onderneming of rechtspersoon;\n \n \n b.\n de indicatie of de onderneming of rechtspersoon in haar, onderscheidenlijk zijn, hoedanigheid van belastingplichtige voor de omzetbelasting of als inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 dan wel als werkgever in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen optreedt;\n \n \n c.\n de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n \n \n 4\n De gegevens, bedoeld in het derde lid, zijn de actuele gegevens zoals die bij de rijksbelastingdienst bekend zijn op het moment waarop die gegevens in een overzicht aan de bewerker worden verstrekt, waarbij:\n \n \n a.\n voor de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel a, van de wet, bepalend is of de aldaar genoemde omstandigheid in de voorafgaande rapportageperiode is ontstaan;\n \n \n b.\n voor de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen b en c, van de wet, bepalend is of de aldaar genoemde omstandigheden ten hoogste tien jaar voorafgaand aan het einde van de voorafgaande rapportageperiode zijn ontstaan en de betreffende betalingen aan het einde van die rapportageperiode nog steeds niet volledig zijn gedaan;\n \n \n c.\n voor het gegeven dat een vergrijpboete is opgelegd vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel d, van de wet, bepalend is of deze omstandigheid in de voorafgaande rapportageperiode is ontstaan;\n \n \n d.\n voor het gegeven dat de ambtenaar, bedoeld in artikel 84 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, contact heeft met het Openbaar ministerie in het kader van de vervolging en berechting van bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel d, van de wet, bepalend is de periode waarin deze omstandigheid bestaat.\n \n \n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-201525-05-2018Stb. 2018, 250, datum inwerkingtreding 28-07-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 25-05-2018.1Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, van de wet, levert de verwerker aan de rijksbelastingdienst ten minste eenmaal per kwartaal een overzicht van gecertificeerde ondernemingen of rechtspersonen aan de hand waarvan de rijksbelastingdienst nagaat of zich ten aanzien van deze ondernemingen of rechtspersonen een omstandigheid heeft voorgedaan als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.2Het in het eerste lid genoemde overzicht wordt vastgesteld aan de hand van de door de certificerende instellingen aan de verwerker verstrekte gegevens van gecertificeerde ondernemingen.3De rijksbelastingdienst verstrekt ten minste eenmaal per kwartaal aan de hand van het door de verwerker verstrekte overzicht, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de verwerker aan de certificerende instelling de volgende gegevens:a.de naam-, adres- en vestigingsgegevens van de onderneming of rechtspersoon;b.de indicatie of de onderneming of rechtspersoon in haar, onderscheidenlijk zijn, hoedanigheid van belastingplichtige voor de omzetbelasting of als inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 dan wel als werkgever in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen optreedt;c.de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.4De gegevens, bedoeld in het derde lid, zijn de actuele gegevens zoals die bij de rijksbelastingdienst bekend zijn op het moment waarop die gegevens in een overzicht aan de verwerker worden verstrekt, waarbij:a.voor de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel a, van de wet, bepalend is of de aldaar genoemde omstandigheid in de voorafgaande rapportageperiode is ontstaan;b.voor de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen b en c, van de wet, bepalend is of de aldaar genoemde omstandigheden ten hoogste tien jaar voorafgaand aan het einde van de voorafgaande rapportageperiode zijn ontstaan en de betreffende betalingen aan het einde van die rapportageperiode nog steeds niet volledig zijn gedaan;c.voor het gegeven dat een vergrijpboete is opgelegd vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel d, van de wet, bepalend is of deze omstandigheid in de voorafgaande rapportageperiode is ontstaan;d.voor het gegeven dat de ambtenaar, bedoeld in artikel 84 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, contact heeft met het Openbaar ministerie in het kader van de vervolging en berechting van bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel d, van de wet, bepalend is de periode waarin deze omstandigheid bestaat.201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Verstrekken van gegevens door de Sociale verzekeringsbank\n \n \n \n Artikel\n 2:2a\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, derde lid, van de wet, levert de bewerker aan de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, ten minste eenmaal per jaar de door de certificerende instellingen aan de bewerker verstrekte naam- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer, bedoeld in artikel 2:1, vijfde lid, van de gecertificeerde ondernemingen of rechtspersonen en een afschrift van de bij deze ondernemingen of rechtspersonen behorende verklaringen toepasselijke wetgeving als bedoeld in artikel 14b, derde lid, van de wet, waarvan wordt vermoed dat deze verklaringen onterecht dan wel onjuist zijn afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring, inclusief per afschrift een referentienummer en de motivering van het vermoeden.\n \n \n 2\n Aan de hand van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, gaat de Sociale verzekeringsbank na of is gebleken dat ten behoeve van een bij deze gecertificeerde onderneming of rechtspersoon werkzame persoon een terechte, onterechte, juiste dan wel onjuiste verklaring toepasselijke wetgeving is afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring.\n \n \n 3\n De Sociale verzekeringsbank verstrekt ten minste eenmaal per jaar, aan de hand van de door de bewerker verstrekte gegevens, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de bewerker aan de certificerende instelling, de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer, bedoeld in artikel 2:1, vijfde lid, van de gecertificeerde onderneming of rechtspersoon; en\n \n \n b.\n per referentienummer als bedoeld in het eerste lid, het gegeven of de verklaring waarop het referentienummer betrekking heeft terecht, onterecht, juist dan wel onjuist is afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring en de motivering van dat gegeven.\n \n \n \n \n 4\n De Sociale verzekeringsbank verstrekt slechts gegevens omtrent verklaringen toepasselijke wetgeving die niet eerder dan twee jaar voorafgaand aan de datum waarop de Sociale verzekeringsbank de gegevens, bedoeld in het eerste lid, van de bewerker heeft ontvangen, zijn afgegeven.\n \n \n 5\n De gegevens betreffende een onderneming of rechtspersoon die door de certificerende instelling via de bewerker aan de Sociale verzekeringsbank worden verstrekt, worden door de Sociale verzekeringsbank vernietigd maximaal een half jaar nadat van de bij deze onderneming of rechtspersoon behorende verklaringen is gebleken dat de verklaringen terecht, onterecht, juist dan wel onjuist zijn afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring en deze gegevens zijn verstrekt aan de certificerende instelling.\n \n20171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-201725-05-2018Stb. 2018, 250, datum inwerkingtreding 28-07-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 25-05-2018.1Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, derde lid, van de wet, levert de verwerker aan de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, ten minste eenmaal per jaar de door de certificerende instellingen aan de verwerker verstrekte naam- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer, bedoeld in artikel 2:1, vijfde lid, van de gecertificeerde ondernemingen of rechtspersonen en een afschrift van de bij deze ondernemingen of rechtspersonen behorende verklaringen toepasselijke wetgeving als bedoeld in artikel 14b, derde lid, van de wet, waarvan wordt vermoed dat deze verklaringen onterecht dan wel onjuist zijn afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring, inclusief per afschrift een referentienummer en de motivering van het vermoeden.3De Sociale verzekeringsbank verstrekt ten minste eenmaal per jaar, aan de hand van de door de verwerker verstrekte gegevens, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de verwerker aan de certificerende instelling, de volgende gegevens:a.de naam- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer, bedoeld in artikel 2:1, vijfde lid, van de gecertificeerde onderneming of rechtspersoon; enb.per referentienummer als bedoeld in het eerste lid, het gegeven of de verklaring waarop het referentienummer betrekking heeft terecht, onterecht, juist dan wel onjuist is afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring en de motivering van dat gegeven.4De Sociale verzekeringsbank verstrekt slechts gegevens omtrent verklaringen toepasselijke wetgeving die niet eerder dan twee jaar voorafgaand aan de datum waarop de Sociale verzekeringsbank de gegevens, bedoeld in het eerste lid, van de verwerker heeft ontvangen, zijn afgegeven.5De gegevens betreffende een onderneming of rechtspersoon die door de certificerende instelling via de verwerker aan de Sociale verzekeringsbank worden verstrekt, worden door de Sociale verzekeringsbank vernietigd maximaal een half jaar nadat van de bij deze onderneming of rechtspersoon behorende verklaringen is gebleken dat de verklaringen terecht, onterecht, juist dan wel onjuist zijn afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring en deze gegevens zijn verstrekt aan de certificerende instelling.20171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-2017\n \n Reikwijdte gegevensverwerking en vernietiging gegevens\n \n \n Artikel\n 2:3\n \n De gegevens, bedoeld in de artikelen 2:1, 2:2 en 2:2a, die door de Inspectie SZW, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank via de bewerker worden verstrekt aan de certificerende instellingen, worden door de certificerende instellingen en de bewerker vernietigd na een periode van maximaal vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het gegeven met dien verstande dat bij verlies van het certificaat door een onderneming of rechtspersoon, de certificerende instellingen en de bewerker de gegevens vernietigen na een periode van een half jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de onderneming of rechtspersoon het certificaat heeft verloren.\n20171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-201725-05-2018Stb. 2018, 250, datum inwerkingtreding 28-07-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 25-05-2018.De gegevens, bedoeld in de artikelen 2:1, 2:2 en 2:2a, die door de Inspectie SZW, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank via de verwerker worden verstrekt aan de certificerende instellingen, worden door de certificerende instellingen en de verwerker vernietigd na een periode van maximaal vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het gegeven met dien verstande dat bij verlies van het certificaat door een onderneming of rechtspersoon, de certificerende instellingen en de verwerker de gegevens vernietigen na een periode van een half jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de onderneming of rechtspersoon het certificaat heeft verloren.201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Beveiliging tegen verlies of onrechtmatige verwerking\n \n \n Artikel\n 2:4\n \n De certificerende instelling en de bewerker dragen zorg voor de nodige voorzieningen van technische en organisatorische aard ter beveiliging van de verkregen gegevens tegen verlies of aantasting van deze gegevens als bedoeld in de artikelen 13 en 14, eerste lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens, en tegen onbevoegde kennisneming, opneming, wijziging, verwijdering of verstrekking van deze gegevens. Deze voorzieningen omvatten ten minste de volgende onderwerpen:\n \n \n a.\n maatregelen gericht op personen die werkzaam zijn voor de certificerende instelling;\n \n \n b.\n maatregelen gericht op de toegang tot gebouwen en ruimten waarin de gegevens aanwezig zijn;\n \n \n c.\n maatregelen gericht op het beheer van de gegevens, waaronder maatregelen gericht op de technische beveiliging tegen onbevoegde digitale toegang tot de opgeslagen gegevens;\n \n \n d.\n maatregelen voor het geval de geheimhouding van de vermelde gegevens is geschaad; en\n \n \n e.\n maatregelen ter voorkoming van calamiteiten en het afhandelen daarvan.\n \n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-201525-05-2018Stb. 2018, 250, datum inwerkingtreding 28-07-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 25-05-2018.De aanhef is gewijzigd.De certificerende instelling en de verwerker dragen zorg voor passende technische en organisatorische maatregelen ter beveiliging van de verkregen gegevens tegen risico’s van verlies of ongeoorloofde verstrekking, en tegen onbevoegde kennisneming, opneming, wijziging, verwijdering of verstrekking van deze gegevens. Deze voorzieningen omvatten ten minste de volgende onderwerpen:201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Waarborgen gegevensverwerking door certificerende instellingen\n \n \n Artikel\n 2:5\n \n \n 1\n De certificerende instelling verstrekt aan de inspecterende functionarissen die namens de certificerende instellingen handelen een schriftelijke instructie en gedragsregels om te waarborgen dat de gegevens slechts worden verwerkt voor de beoordeling van de geldigheid van een afgegeven certificaat alsmede hoe daarop wordt toegezien.\n \n \n 2\n De certificerende instelling verstrekt een kopie van de instructie, bedoeld in het eerste lid, aan de bewerker en meldt aan de bewerker of inspecterende functionarissen voorvallen waarin in strijd met deze instructie is gehandeld.\n \n \n 3\n De bewerker verstrekt jaarlijks een verslag aan de Inspectie SZW, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank over de maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de gegevens die op basis van de wet door de Inspectie SZW, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank zijn verstrekt.\n \n20171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-201725-05-2018Stb. 2018, 250, datum inwerkingtreding 28-07-2018, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 25-05-2018.2De certificerende instelling verstrekt een kopie van de instructie, bedoeld in het eerste lid, aan de verwerker en meldt aan de verwerker of inspecterende functionarissen voorvallen waarin in strijd met deze instructie is gehandeld.3De verwerker verstrekt jaarlijks een verslag aan de Inspectie SZW, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank over de maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de gegevens die op basis van de wet door de Inspectie SZW, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank zijn verstrekt.201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-201520171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201718-01-2017\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Preventieve stillegging van werk in verband met recidive\n \n \n Overtredingen voor preventieve stillegging\n \n \n Artikel\n 3:1\n \n \n 1\n Na een herhaling van een overtreding wordt een waarschuwing gegeven als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet en indien een herhaling van die overtreding is geconstateerd als bedoeld in dat artikel van de wet, wordt een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.\n \n \n 2\n Indien een ernstige overtreding is geconstateerd, wordt in afwijking van het eerste lid, een waarschuwing als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet gegeven bij de eerste overtreding en wordt, indien opnieuw een ernstige overtreding is geconstateerd, een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.\n \n \n 3\n Als ernstige overtreding als bedoeld in het tweede lid wordt aangemerkt de overtreding waarbij ten minste 20 ter beschikking gestelde arbeidskrachten zijn betrokken.\n \n \n 4\n Indien de aard van de overtreding of de met de overtreding samenhangende omstandigheden dan wel de gevolgen van een stillegging van de werkzaamheden daartoe aanleiding geven, kan worden afgezien van een waarschuwing als bedoeld in het eerste en tweede lid en kan worden afgezien van een bevel als bedoeld in het eerste en tweede lid.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Aanpassing aantal werknemers\n \n \n Artikel\n 3:2\n \n Bij ministeriële regeling kan het aantal werknemers, bedoeld in artikel 3:1, derde lid, worden aangepast.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Ernstige overtredingen\n \n \n Artikel\n 3:3\n \n Ernstige overtredingen in de zin van artikel 19, derde en vijfde lid, van de wet zijn de overtredingen, genoemd in artikel 3:1, derde lid.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 3a\n Openbaarmaking inspectiegegevens\n \n \n Artikel\n 3a:1\n Plaats en duur openbaarmaking\n \n \n 1\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b van de wet, worden door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren geplaatst op een website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van de wet.\n \n \n 2\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van de wet, blijven uiterlijk drie jaar na de datum van bekendmaking van het besluit, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, dan wel na verzending van een brief met de mededeling dat er geen overtreding is geconstateerd, beschikbaar op de website.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:2\n Inhoud openbare inspectiegegevens\n \n \n 1\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b van de wet, betreffen:\n \n \n a.\n de punten waarop is gecontroleerd en de wet of wetten die de grondslag daarvoor bieden;\n \n \n b.\n de locatie waar het onderzoek heeft plaatsgevonden; en\n \n \n c.\n de datum of periode waarop het onderzoek heeft plaatsgevonden.\n \n \n \n \n 2\n Indien het onderzoek heeft plaatsgevonden bij een normadressaat die is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, worden in aanvulling op het eerste lid met betrekking tot de normadressaat tevens openbaar gemaakt:\n \n \n a.\n de naam en vestigingsplaats;\n \n \n b.\n het nummer waaronder deze staat ingeschreven in het handelsregister; en\n \n \n c.\n de sector of branche waarin deze normadressaat zijn economische activiteiten verricht.\n \n \n \n \n 3\n Indien na afronding van een onderzoek geen overtreding is geconstateerd die leidt tot de besluiten, genoemd in artikel 3a:3, wordt bij de gegevens, genoemd in het eerste lid, de opmerking geplaatst dat geen overtreding is geconstateerd.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:3\n Openbare gegevens omtrent opgelegde boetes en stilleggingen\n \n \n 1\n In aanvulling op artikel 3a:2, eerste lid, worden indien een onderzoek door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, wordt gevolgd door een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18 van de wet of door een besluit tot bevel tot staken van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet, de volgende gegevens met betrekking tot dat besluit openbaar gemaakt:\n \n \n a.\n welk besluit is genomen, de artikelen van de wet die de grondslag daarvoor bieden en de datum van dat besluit; en\n \n \n b.\n welke rechtsmiddelen tegen het besluit zijn of kunnen worden aangewend en wat hiervan de uitkomst was, of dat het besluit onherroepelijk is geworden.\n \n \n \n \n 2\n Indien het besluit geheel of gedeeltelijk bestaat uit een besluit tot bevel tot staken van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet, bevat de openbaarmaking tevens de periode waarin de werkzaamheden zijn gestaakt.\n \n20171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-2017\n \n Artikel\n 3a:4\n Termijn waarbinnen openbaarmaking geschiedt\n \n \n 1\n De openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 3a:2 en 3a:3, geschiedt niet eerder dan tien werkdagen, doch uiterlijk dertig werkdagen na de datum waarop het besluit tot openbaarmaking van deze gegevens aan belanghebbende bekend is gemaakt.\n \n \n 2\n Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 15b, zevende lid, van de wet, wordt de termijn van dertig werkdagen, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig opgeschort.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:5\n Reactie van belanghebbende\n \n \n 1\n Op verzoek van de belanghebbende kan een schriftelijke reactie over de openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 3a:2 en 3a:3, van ten hoogste 2.000 leestekens worden gegeven, die zal worden gevoegd bij de openbaar te maken gegevens op de website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren.\n \n \n 2\n Onderdelen van de schriftelijke reactie die persoonsgegevens, bedrijfsnamen of bedrijfsgegevens van derden dan wel strafbare of aanstootgevende uitlatingen bevatten, worden niet op de website gepubliceerd.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:6\n Rectificatie\n \n Indien in verband met een beslissing op bezwaar, beroep of hoger beroep wordt vastgesteld dat de gegevens, die op grond van artikel 15b van de wet, en de artikelen 3a:1 en 3a:2 openbaar zijn gemaakt, niet meer juist of volledig zijn, worden deze gegevens aangepast, binnen tien werkdagen na ontvangst van de desbetreffende beslissing door Onze Minister.\n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Wijzigingen in andere besluiten\n \n \n \n Arbeidstijdenbesluit\n \n \n \n Artikel\n 4:1\n \n \n Wijzigt het Arbeidstijdenbesluit.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Arbeidsomstandighedenbesluit\n \n \n \n Artikel\n 4:2\n \n \n Wijzigt het Arbeidsomstandighedenbesluit.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Slotbepalingen\n \n \n Intrekking Besluit\n \n \n Artikel\n 5:1\n \n Het Besluit arbeidsbemiddeling wordt ingetrokken.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Inwerkingtreding\n \n \n Artikel\n 5:2\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Citeertitel\n \n \n Artikel\n 5:3\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n Wassenaar\n 16 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n L.F.\n Asscher\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën,\n \n E.D.\n Wiebes\n \n \n \n de zevende mei 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,\n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201516-12-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036578/2018-07-28_0/xml/BWBR0036578_2018-07-28_0.xml", "content": "BWBR0036578_2017-01-31_0\n Besluit van 16 april 2015 tot uitvoering van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs)201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 oktober 2014, nr. 2014-0000153118, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;\n Gelet op de artikelen 8:3a, zevende lid, van de Arbeidstijdenwet, 16, vierde en zesde lid, en 34, vijfde en zevende lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, 14b, vijfde lid, 19, tweede, derde, vierde en vijfde lid en 22, eerste en zevende lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 november 2014, No.WI 2.14.0377/111);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 april 2015; 2015-0000091270, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën,\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Begrippen\n \n \n Artikel\n 1:1\n \n In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n verwerker: de verwerker, bedoeld in artikel 14b, vijfde lid, van de wet;\n \n \n b.\n \n Inspectie SZW: de toezichthoudende ambtenaren, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet;\n \n \n c.\n \n wet:\n Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs.\n \n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Gegevensuitwisseling\n \n \n Verstrekken van gegevens door Inspectie SZW\n \n \n Artikel\n 2:1\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet, levert de verwerker aan de Inspectie SZW ten minste eenmaal per kwartaal een overzicht aan van op dat moment gecertificeerde ondernemingen aan de hand waarvan de Inspectie SZW nagaat of deze ondernemingen of rechtspersonen een of meer wetten hebben overtreden als bedoeld in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n 2\n Het in het eerste lid genoemde overzicht wordt vastgesteld aan de hand van de door de certificerende instellingen aan de verwerker verstrekte gegevens van gecertificeerde ondernemingen.\n \n \n 3\n De Inspectie SZW verstrekt ten minste eenmaal per kwartaal aan de hand van het door de verwerker verstrekte overzicht, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de verwerker aan de certificerende instelling de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam-, adres- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer van een onderneming of rechtspersoon als bedoeld in artikel 7a van de wet die een of meer van de bepalingen, genoemd in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet niet heeft nageleefd;\n \n \n b.\n de aard van de overtreding, het aantal overtredingen, de datum waarop overtreding van een of meer van de bepalingen, genoemd in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet is geconstateerd alsmede de datum waarop de boetebeschikking is gedagtekend.\n \n \n \n \n 4\n De door de Inspectie SZW verstrekte gegevens gaan niet verder terug dan twee jaar voorafgaand aan de datum waarop de Inspectie SZW het overzicht, bedoeld in het eerste lid, van de verwerker heeft ontvangen.\n \n \n 5\n In dit artikel wordt verstaan onder KvK-vestigingsnummer: een door een Kamer van Koophandel toegekend uniek nummer aan een vestiging van een onderneming in het handelsregister, bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007.\n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Verstrekken van gegevens door rijksbelastingdienst\n \n \n Artikel\n 2:2\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, van de wet, levert de verwerker aan de rijksbelastingdienst ten minste eenmaal per kwartaal een overzicht van gecertificeerde ondernemingen of rechtspersonen aan de hand waarvan de rijksbelastingdienst nagaat of zich ten aanzien van deze ondernemingen of rechtspersonen een omstandigheid heeft voorgedaan als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n 2\n Het in het eerste lid genoemde overzicht wordt vastgesteld aan de hand van de door de certificerende instellingen aan de verwerker verstrekte gegevens van gecertificeerde ondernemingen.\n \n \n 3\n De rijksbelastingdienst verstrekt ten minste eenmaal per kwartaal aan de hand van het door de verwerker verstrekte overzicht, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de verwerker aan de certificerende instelling de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam-, adres- en vestigingsgegevens van de onderneming of rechtspersoon;\n \n \n b.\n de indicatie of de onderneming of rechtspersoon in haar, onderscheidenlijk zijn, hoedanigheid van belastingplichtige voor de omzetbelasting of als inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 dan wel als werkgever in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen optreedt;\n \n \n c.\n de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n \n \n 4\n De gegevens, bedoeld in het derde lid, zijn de actuele gegevens zoals die bij de rijksbelastingdienst bekend zijn op het moment waarop die gegevens in een overzicht aan de verwerker worden verstrekt, waarbij:\n \n \n a.\n voor de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel a, van de wet, bepalend is of de aldaar genoemde omstandigheid in de voorafgaande rapportageperiode is ontstaan;\n \n \n b.\n voor de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen b en c, van de wet, bepalend is of de aldaar genoemde omstandigheden ten hoogste tien jaar voorafgaand aan het einde van de voorafgaande rapportageperiode zijn ontstaan en de betreffende betalingen aan het einde van die rapportageperiode nog steeds niet volledig zijn gedaan;\n \n \n c.\n voor het gegeven dat een vergrijpboete is opgelegd vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel d, van de wet, bepalend is of deze omstandigheid in de voorafgaande rapportageperiode is ontstaan;\n \n \n d.\n voor het gegeven dat de ambtenaar, bedoeld in artikel 84 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, contact heeft met het Openbaar ministerie in het kader van de vervolging en berechting van bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel d, van de wet, bepalend is de periode waarin deze omstandigheid bestaat.\n \n \n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Verstrekken van gegevens door de Sociale verzekeringsbank\n \n \n \n Artikel\n 2:2a\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, derde lid, van de wet, levert de verwerker aan de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, ten minste eenmaal per jaar de door de certificerende instellingen aan de verwerker verstrekte naam- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer, bedoeld in artikel 2:1, vijfde lid, van de gecertificeerde ondernemingen of rechtspersonen en een afschrift van de bij deze ondernemingen of rechtspersonen behorende verklaringen toepasselijke wetgeving als bedoeld in artikel 14b, derde lid, van de wet, waarvan wordt vermoed dat deze verklaringen onterecht dan wel onjuist zijn afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring, inclusief per afschrift een referentienummer en de motivering van het vermoeden.\n \n \n 2\n Aan de hand van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, gaat de Sociale verzekeringsbank na of is gebleken dat ten behoeve van een bij deze gecertificeerde onderneming of rechtspersoon werkzame persoon een terechte, onterechte, juiste dan wel onjuiste verklaring toepasselijke wetgeving is afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring.\n \n \n 3\n De Sociale verzekeringsbank verstrekt ten minste eenmaal per jaar, aan de hand van de door de verwerker verstrekte gegevens, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de verwerker aan de certificerende instelling, de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer, bedoeld in artikel 2:1, vijfde lid, van de gecertificeerde onderneming of rechtspersoon; en\n \n \n b.\n per referentienummer als bedoeld in het eerste lid, het gegeven of de verklaring waarop het referentienummer betrekking heeft terecht, onterecht, juist dan wel onjuist is afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring en de motivering van dat gegeven.\n \n \n \n \n 4\n De Sociale verzekeringsbank verstrekt slechts gegevens omtrent verklaringen toepasselijke wetgeving die niet eerder dan twee jaar voorafgaand aan de datum waarop de Sociale verzekeringsbank de gegevens, bedoeld in het eerste lid, van de verwerker heeft ontvangen, zijn afgegeven.\n \n \n 5\n De gegevens betreffende een onderneming of rechtspersoon die door de certificerende instelling via de verwerker aan de Sociale verzekeringsbank worden verstrekt, worden door de Sociale verzekeringsbank vernietigd maximaal een half jaar nadat van de bij deze onderneming of rechtspersoon behorende verklaringen is gebleken dat de verklaringen terecht, onterecht, juist dan wel onjuist zijn afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring en deze gegevens zijn verstrekt aan de certificerende instelling.\n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-201820171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-2017\n \n Reikwijdte gegevensverwerking en vernietiging gegevens\n \n \n Artikel\n 2:3\n \n De gegevens, bedoeld in de artikelen 2:1, 2:2 en 2:2a, die door de Inspectie SZW, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank via de verwerker worden verstrekt aan de certificerende instellingen, worden door de certificerende instellingen en de verwerker vernietigd na een periode van maximaal vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het gegeven met dien verstande dat bij verlies van het certificaat door een onderneming of rechtspersoon, de certificerende instellingen en de verwerker de gegevens vernietigen na een periode van een half jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de onderneming of rechtspersoon het certificaat heeft verloren.\n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Beveiliging tegen verlies of onrechtmatige verwerking\n \n \n Artikel\n 2:4\n \n De certificerende instelling en de verwerker dragen zorg voor passende technische en organisatorische maatregelen ter beveiliging van de verkregen gegevens tegen risico’s van verlies of ongeoorloofde verstrekking, en tegen onbevoegde kennisneming, opneming, wijziging, verwijdering of verstrekking van deze gegevens. Deze voorzieningen omvatten ten minste de volgende onderwerpen:\n \n \n a.\n maatregelen gericht op personen die werkzaam zijn voor de certificerende instelling;\n \n \n b.\n maatregelen gericht op de toegang tot gebouwen en ruimten waarin de gegevens aanwezig zijn;\n \n \n c.\n maatregelen gericht op het beheer van de gegevens, waaronder maatregelen gericht op de technische beveiliging tegen onbevoegde digitale toegang tot de opgeslagen gegevens;\n \n \n d.\n maatregelen voor het geval de geheimhouding van de vermelde gegevens is geschaad; en\n \n \n e.\n maatregelen ter voorkoming van calamiteiten en het afhandelen daarvan.\n \n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Waarborgen gegevensverwerking door certificerende instellingen\n \n \n Artikel\n 2:5\n \n \n 1\n De certificerende instelling verstrekt aan de inspecterende functionarissen die namens de certificerende instellingen handelen een schriftelijke instructie en gedragsregels om te waarborgen dat de gegevens slechts worden verwerkt voor de beoordeling van de geldigheid van een afgegeven certificaat alsmede hoe daarop wordt toegezien.\n \n \n 2\n De certificerende instelling verstrekt een kopie van de instructie, bedoeld in het eerste lid, aan de verwerker en meldt aan de verwerker of inspecterende functionarissen voorvallen waarin in strijd met deze instructie is gehandeld.\n \n \n 3\n De verwerker verstrekt jaarlijks een verslag aan de Inspectie SZW, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank over de maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de gegevens die op basis van de wet door de Inspectie SZW, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank zijn verstrekt.\n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-201520171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201718-01-2017\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Preventieve stillegging van werk in verband met recidive\n \n \n Overtredingen voor preventieve stillegging\n \n \n Artikel\n 3:1\n \n \n 1\n Na een herhaling van een overtreding wordt een waarschuwing gegeven als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet en indien een herhaling van die overtreding is geconstateerd als bedoeld in dat artikel van de wet, wordt een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.\n \n \n 2\n Indien een ernstige overtreding is geconstateerd, wordt in afwijking van het eerste lid, een waarschuwing als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet gegeven bij de eerste overtreding en wordt, indien opnieuw een ernstige overtreding is geconstateerd, een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.\n \n \n 3\n Als ernstige overtreding als bedoeld in het tweede lid wordt aangemerkt de overtreding waarbij ten minste 20 ter beschikking gestelde arbeidskrachten zijn betrokken.\n \n \n 4\n Indien de aard van de overtreding of de met de overtreding samenhangende omstandigheden dan wel de gevolgen van een stillegging van de werkzaamheden daartoe aanleiding geven, kan worden afgezien van een waarschuwing als bedoeld in het eerste en tweede lid en kan worden afgezien van een bevel als bedoeld in het eerste en tweede lid.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Aanpassing aantal werknemers\n \n \n Artikel\n 3:2\n \n Bij ministeriële regeling kan het aantal werknemers, bedoeld in artikel 3:1, derde lid, worden aangepast.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Ernstige overtredingen\n \n \n Artikel\n 3:3\n \n Ernstige overtredingen in de zin van artikel 19, derde en vijfde lid, van de wet zijn de overtredingen, genoemd in artikel 3:1, derde lid.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 3a\n Openbaarmaking inspectiegegevens\n \n \n Artikel\n 3a:1\n Plaats en duur openbaarmaking\n \n \n 1\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b van de wet, worden door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren geplaatst op een website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van de wet.\n \n \n 2\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van de wet, blijven uiterlijk drie jaar na de datum van bekendmaking van het besluit, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, dan wel na verzending van een brief met de mededeling dat er geen overtreding is geconstateerd, beschikbaar op de website.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:2\n Inhoud openbare inspectiegegevens\n \n \n 1\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b van de wet, betreffen:\n \n \n a.\n de punten waarop is gecontroleerd en de wet of wetten die de grondslag daarvoor bieden;\n \n \n b.\n de locatie waar het onderzoek heeft plaatsgevonden; en\n \n \n c.\n de datum of periode waarop het onderzoek heeft plaatsgevonden.\n \n \n \n \n 2\n Indien het onderzoek heeft plaatsgevonden bij een normadressaat die is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, worden in aanvulling op het eerste lid met betrekking tot de normadressaat tevens openbaar gemaakt:\n \n \n a.\n de naam en vestigingsplaats;\n \n \n b.\n het nummer waaronder deze staat ingeschreven in het handelsregister; en\n \n \n c.\n de sector of branche waarin deze normadressaat zijn economische activiteiten verricht.\n \n \n \n \n 3\n Indien na afronding van een onderzoek geen overtreding is geconstateerd die leidt tot de besluiten, genoemd in artikel 3a:3, wordt bij de gegevens, genoemd in het eerste lid, de opmerking geplaatst dat geen overtreding is geconstateerd.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:3\n Openbare gegevens omtrent opgelegde boetes en stilleggingen\n \n \n 1\n In aanvulling op artikel 3a:2, eerste lid, worden indien een onderzoek door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, wordt gevolgd door een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18 van de wet of door een besluit tot bevel tot staken van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet, de volgende gegevens met betrekking tot dat besluit openbaar gemaakt:\n \n \n a.\n welk besluit is genomen, de artikelen van de wet die de grondslag daarvoor bieden en de datum van dat besluit; en\n \n \n b.\n welke rechtsmiddelen tegen het besluit zijn of kunnen worden aangewend en wat hiervan de uitkomst was, of dat het besluit onherroepelijk is geworden.\n \n \n \n \n 2\n Indien het besluit geheel of gedeeltelijk bestaat uit een besluit tot bevel tot staken van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet, bevat de openbaarmaking tevens de periode waarin de werkzaamheden zijn gestaakt.\n \n20171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-2017\n \n Artikel\n 3a:4\n Termijn waarbinnen openbaarmaking geschiedt\n \n \n 1\n De openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 3a:2 en 3a:3, geschiedt niet eerder dan tien werkdagen, doch uiterlijk dertig werkdagen na de datum waarop het besluit tot openbaarmaking van deze gegevens aan belanghebbende bekend is gemaakt.\n \n \n 2\n Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 15b, zevende lid, van de wet, wordt de termijn van dertig werkdagen, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig opgeschort.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:5\n Reactie van belanghebbende\n \n \n 1\n Op verzoek van de belanghebbende kan een schriftelijke reactie over de openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 3a:2 en 3a:3, van ten hoogste 2.000 leestekens worden gegeven, die zal worden gevoegd bij de openbaar te maken gegevens op de website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren.\n \n \n 2\n Onderdelen van de schriftelijke reactie die persoonsgegevens, bedrijfsnamen of bedrijfsgegevens van derden dan wel strafbare of aanstootgevende uitlatingen bevatten, worden niet op de website gepubliceerd.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:6\n Rectificatie\n \n Indien in verband met een beslissing op bezwaar, beroep of hoger beroep wordt vastgesteld dat de gegevens, die op grond van artikel 15b van de wet, en de artikelen 3a:1 en 3a:2 openbaar zijn gemaakt, niet meer juist of volledig zijn, worden deze gegevens aangepast, binnen tien werkdagen na ontvangst van de desbetreffende beslissing door Onze Minister.\n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Wijzigingen in andere besluiten\n \n \n \n Arbeidstijdenbesluit\n \n \n \n Artikel\n 4:1\n \n \n Wijzigt het Arbeidstijdenbesluit.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Arbeidsomstandighedenbesluit\n \n \n \n Artikel\n 4:2\n \n \n Wijzigt het Arbeidsomstandighedenbesluit.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Slotbepalingen\n \n \n Intrekking Besluit\n \n \n Artikel\n 5:1\n \n Het Besluit arbeidsbemiddeling wordt ingetrokken.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Inwerkingtreding\n \n \n Artikel\n 5:2\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Citeertitel\n \n \n Artikel\n 5:3\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n Wassenaar\n 16 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n L.F.\n Asscher\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën,\n \n E.D.\n Wiebes\n \n \n \n de zevende mei 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,\n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201516-12-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036578/2020-01-01_0/xml/BWBR0036578_2020-01-01_0.xml", "content": "BWBR0036578_2018-07-28_0\n Besluit van 16 april 2015 tot uitvoering van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs)201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 oktober 2014, nr. 2014-0000153118, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;\n Gelet op de artikelen 8:3a, zevende lid, van de Arbeidstijdenwet, 16, vierde en zesde lid, en 34, vijfde en zevende lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, 14b, vijfde lid, 19, tweede, derde, vierde en vijfde lid en 22, eerste en zevende lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 november 2014, No.WI 2.14.0377/111);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 april 2015; 2015-0000091270, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën,\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Begrippen\n \n \n Artikel\n 1:1\n \n In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n verwerker: de verwerker, bedoeld in artikel 14b, vijfde lid, van de wet;\n \n \n b.\n \n Inspectie SZW: de toezichthoudende ambtenaren, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet;\n \n \n c.\n \n wet:\n Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs.\n \n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 1a\n Bepalingen ten aanzien van arbeidskrachten die in het kader van payrolling ter beschikking zijn gesteld\n \n \n Artikel\n 1a:2\n Afwijken van het payrollregime voor mensen met een arbeidsbeperking\n \n Bij collectieve arbeidsovereenkomst kan worden afgeweken van artikel 8a van de wet ten aanzien van de arbeidskracht die werkzaam is in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet sociale werkvoorziening.\n201947313-12-201905-12-2019201947313-12-201905-12-201901-01-2020201947313-12-201905-12-2019201947313-12-201905-12-201901-01-2020\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Gegevensuitwisseling\n \n \n Verstrekken van gegevens door Inspectie SZW\n \n \n Artikel\n 2:1\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet, levert de verwerker aan de Inspectie SZW ten minste eenmaal per kwartaal een overzicht aan van op dat moment gecertificeerde ondernemingen aan de hand waarvan de Inspectie SZW nagaat of deze ondernemingen of rechtspersonen een of meer wetten hebben overtreden als bedoeld in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n 2\n Het in het eerste lid genoemde overzicht wordt vastgesteld aan de hand van de door de certificerende instellingen aan de verwerker verstrekte gegevens van gecertificeerde ondernemingen.\n \n \n 3\n De Inspectie SZW verstrekt ten minste eenmaal per kwartaal aan de hand van het door de verwerker verstrekte overzicht, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de verwerker aan de certificerende instelling de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam-, adres- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer van een onderneming of rechtspersoon als bedoeld in artikel 7a van de wet die een of meer van de bepalingen, genoemd in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet niet heeft nageleefd;\n \n \n b.\n de aard van de overtreding, het aantal overtredingen, de datum waarop overtreding van een of meer van de bepalingen, genoemd in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet is geconstateerd alsmede de datum waarop de boetebeschikking is gedagtekend.\n \n \n \n \n 4\n De door de Inspectie SZW verstrekte gegevens gaan niet verder terug dan twee jaar voorafgaand aan de datum waarop de Inspectie SZW het overzicht, bedoeld in het eerste lid, van de verwerker heeft ontvangen.\n \n \n 5\n In dit artikel wordt verstaan onder KvK-vestigingsnummer: een door een Kamer van Koophandel toegekend uniek nummer aan een vestiging van een onderneming in het handelsregister, bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007.\n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Verstrekken van gegevens door rijksbelastingdienst\n \n \n Artikel\n 2:2\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, van de wet, levert de verwerker aan de rijksbelastingdienst ten minste eenmaal per kwartaal een overzicht van gecertificeerde ondernemingen of rechtspersonen aan de hand waarvan de rijksbelastingdienst nagaat of zich ten aanzien van deze ondernemingen of rechtspersonen een omstandigheid heeft voorgedaan als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n 2\n Het in het eerste lid genoemde overzicht wordt vastgesteld aan de hand van de door de certificerende instellingen aan de verwerker verstrekte gegevens van gecertificeerde ondernemingen.\n \n \n 3\n De rijksbelastingdienst verstrekt ten minste eenmaal per kwartaal aan de hand van het door de verwerker verstrekte overzicht, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de verwerker aan de certificerende instelling de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam-, adres- en vestigingsgegevens van de onderneming of rechtspersoon;\n \n \n b.\n de indicatie of de onderneming of rechtspersoon in haar, onderscheidenlijk zijn, hoedanigheid van belastingplichtige voor de omzetbelasting of als inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 dan wel als werkgever in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen optreedt;\n \n \n c.\n de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n \n \n 4\n De gegevens, bedoeld in het derde lid, zijn de actuele gegevens zoals die bij de rijksbelastingdienst bekend zijn op het moment waarop die gegevens in een overzicht aan de verwerker worden verstrekt, waarbij:\n \n \n a.\n voor de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel a, van de wet, bepalend is of de aldaar genoemde omstandigheid in de voorafgaande rapportageperiode is ontstaan;\n \n \n b.\n voor de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen b en c, van de wet, bepalend is of de aldaar genoemde omstandigheden ten hoogste tien jaar voorafgaand aan het einde van de voorafgaande rapportageperiode zijn ontstaan en de betreffende betalingen aan het einde van die rapportageperiode nog steeds niet volledig zijn gedaan;\n \n \n c.\n voor het gegeven dat een vergrijpboete is opgelegd vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel d, van de wet, bepalend is of deze omstandigheid in de voorafgaande rapportageperiode is ontstaan;\n \n \n d.\n voor het gegeven dat de ambtenaar, bedoeld in artikel 84 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, contact heeft met het Openbaar ministerie in het kader van de vervolging en berechting van bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel d, van de wet, bepalend is de periode waarin deze omstandigheid bestaat.\n \n \n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Verstrekken van gegevens door de Sociale verzekeringsbank\n \n \n \n Artikel\n 2:2a\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, derde lid, van de wet, levert de verwerker aan de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, ten minste eenmaal per jaar de door de certificerende instellingen aan de verwerker verstrekte naam- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer, bedoeld in artikel 2:1, vijfde lid, van de gecertificeerde ondernemingen of rechtspersonen en een afschrift van de bij deze ondernemingen of rechtspersonen behorende verklaringen toepasselijke wetgeving als bedoeld in artikel 14b, derde lid, van de wet, waarvan wordt vermoed dat deze verklaringen onterecht dan wel onjuist zijn afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring, inclusief per afschrift een referentienummer en de motivering van het vermoeden.\n \n \n 2\n Aan de hand van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, gaat de Sociale verzekeringsbank na of is gebleken dat ten behoeve van een bij deze gecertificeerde onderneming of rechtspersoon werkzame persoon een terechte, onterechte, juiste dan wel onjuiste verklaring toepasselijke wetgeving is afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring.\n \n \n 3\n De Sociale verzekeringsbank verstrekt ten minste eenmaal per jaar, aan de hand van de door de verwerker verstrekte gegevens, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de verwerker aan de certificerende instelling, de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer, bedoeld in artikel 2:1, vijfde lid, van de gecertificeerde onderneming of rechtspersoon; en\n \n \n b.\n per referentienummer als bedoeld in het eerste lid, het gegeven of de verklaring waarop het referentienummer betrekking heeft terecht, onterecht, juist dan wel onjuist is afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring en de motivering van dat gegeven.\n \n \n \n \n 4\n De Sociale verzekeringsbank verstrekt slechts gegevens omtrent verklaringen toepasselijke wetgeving die niet eerder dan twee jaar voorafgaand aan de datum waarop de Sociale verzekeringsbank de gegevens, bedoeld in het eerste lid, van de verwerker heeft ontvangen, zijn afgegeven.\n \n \n 5\n De gegevens betreffende een onderneming of rechtspersoon die door de certificerende instelling via de verwerker aan de Sociale verzekeringsbank worden verstrekt, worden door de Sociale verzekeringsbank vernietigd maximaal een half jaar nadat van de bij deze onderneming of rechtspersoon behorende verklaringen is gebleken dat de verklaringen terecht, onterecht, juist dan wel onjuist zijn afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring en deze gegevens zijn verstrekt aan de certificerende instelling.\n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-201820171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-2017\n \n Reikwijdte gegevensverwerking en vernietiging gegevens\n \n \n Artikel\n 2:3\n \n De gegevens, bedoeld in de artikelen 2:1, 2:2 en 2:2a, die door de Inspectie SZW, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank via de verwerker worden verstrekt aan de certificerende instellingen, worden door de certificerende instellingen en de verwerker vernietigd na een periode van maximaal vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het gegeven met dien verstande dat bij verlies van het certificaat door een onderneming of rechtspersoon, de certificerende instellingen en de verwerker de gegevens vernietigen na een periode van een half jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de onderneming of rechtspersoon het certificaat heeft verloren.\n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Beveiliging tegen verlies of onrechtmatige verwerking\n \n \n Artikel\n 2:4\n \n De certificerende instelling en de verwerker dragen zorg voor passende technische en organisatorische maatregelen ter beveiliging van de verkregen gegevens tegen risico’s van verlies of ongeoorloofde verstrekking, en tegen onbevoegde kennisneming, opneming, wijziging, verwijdering of verstrekking van deze gegevens. Deze voorzieningen omvatten ten minste de volgende onderwerpen:\n \n \n a.\n maatregelen gericht op personen die werkzaam zijn voor de certificerende instelling;\n \n \n b.\n maatregelen gericht op de toegang tot gebouwen en ruimten waarin de gegevens aanwezig zijn;\n \n \n c.\n maatregelen gericht op het beheer van de gegevens, waaronder maatregelen gericht op de technische beveiliging tegen onbevoegde digitale toegang tot de opgeslagen gegevens;\n \n \n d.\n maatregelen voor het geval de geheimhouding van de vermelde gegevens is geschaad; en\n \n \n e.\n maatregelen ter voorkoming van calamiteiten en het afhandelen daarvan.\n \n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Waarborgen gegevensverwerking door certificerende instellingen\n \n \n Artikel\n 2:5\n \n \n 1\n De certificerende instelling verstrekt aan de inspecterende functionarissen die namens de certificerende instellingen handelen een schriftelijke instructie en gedragsregels om te waarborgen dat de gegevens slechts worden verwerkt voor de beoordeling van de geldigheid van een afgegeven certificaat alsmede hoe daarop wordt toegezien.\n \n \n 2\n De certificerende instelling verstrekt een kopie van de instructie, bedoeld in het eerste lid, aan de verwerker en meldt aan de verwerker of inspecterende functionarissen voorvallen waarin in strijd met deze instructie is gehandeld.\n \n \n 3\n De verwerker verstrekt jaarlijks een verslag aan de Inspectie SZW, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank over de maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de gegevens die op basis van de wet door de Inspectie SZW, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank zijn verstrekt.\n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-201520171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201718-01-2017\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Preventieve stillegging van werk in verband met recidive\n \n \n Overtredingen voor preventieve stillegging\n \n \n Artikel\n 3:1\n \n \n 1\n Na een herhaling van een overtreding wordt een waarschuwing gegeven als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet en indien een herhaling van die overtreding is geconstateerd als bedoeld in dat artikel van de wet, wordt een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.\n \n \n 2\n Indien een ernstige overtreding is geconstateerd, wordt in afwijking van het eerste lid, een waarschuwing als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet gegeven bij de eerste overtreding en wordt, indien opnieuw een ernstige overtreding is geconstateerd, een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.\n \n \n 3\n Als ernstige overtreding als bedoeld in het tweede lid wordt aangemerkt de overtreding waarbij ten minste 20 ter beschikking gestelde arbeidskrachten zijn betrokken.\n \n \n 4\n Indien de aard van de overtreding of de met de overtreding samenhangende omstandigheden dan wel de gevolgen van een stillegging van de werkzaamheden daartoe aanleiding geven, kan worden afgezien van een waarschuwing als bedoeld in het eerste en tweede lid en kan worden afgezien van een bevel als bedoeld in het eerste en tweede lid.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Aanpassing aantal werknemers\n \n \n Artikel\n 3:2\n \n Bij ministeriële regeling kan het aantal werknemers, bedoeld in artikel 3:1, derde lid, worden aangepast.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Ernstige overtredingen\n \n \n Artikel\n 3:3\n \n Ernstige overtredingen in de zin van artikel 19, derde en vijfde lid, van de wet zijn de overtredingen, genoemd in artikel 3:1, derde lid.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 3a\n Openbaarmaking inspectiegegevens\n \n \n Artikel\n 3a:1\n Plaats en duur openbaarmaking\n \n \n 1\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b van de wet, worden door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren geplaatst op een website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van de wet.\n \n \n 2\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van de wet, blijven uiterlijk drie jaar na de datum van bekendmaking van het besluit, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, dan wel na verzending van een brief met de mededeling dat er geen overtreding is geconstateerd, beschikbaar op de website.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:2\n Inhoud openbare inspectiegegevens\n \n \n 1\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b van de wet, betreffen:\n \n \n a.\n de punten waarop is gecontroleerd en de wet of wetten die de grondslag daarvoor bieden;\n \n \n b.\n de locatie waar het onderzoek heeft plaatsgevonden; en\n \n \n c.\n de datum of periode waarop het onderzoek heeft plaatsgevonden.\n \n \n \n \n 2\n Indien het onderzoek heeft plaatsgevonden bij een normadressaat die is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, worden in aanvulling op het eerste lid met betrekking tot de normadressaat tevens openbaar gemaakt:\n \n \n a.\n de naam en vestigingsplaats;\n \n \n b.\n het nummer waaronder deze staat ingeschreven in het handelsregister; en\n \n \n c.\n de sector of branche waarin deze normadressaat zijn economische activiteiten verricht.\n \n \n \n \n 3\n Indien na afronding van een onderzoek geen overtreding is geconstateerd die leidt tot de besluiten, genoemd in artikel 3a:3, wordt bij de gegevens, genoemd in het eerste lid, de opmerking geplaatst dat geen overtreding is geconstateerd.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:3\n Openbare gegevens omtrent opgelegde boetes en stilleggingen\n \n \n 1\n In aanvulling op artikel 3a:2, eerste lid, worden indien een onderzoek door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, wordt gevolgd door een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18 van de wet of door een besluit tot bevel tot staken van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet, de volgende gegevens met betrekking tot dat besluit openbaar gemaakt:\n \n \n a.\n welk besluit is genomen, de artikelen van de wet die de grondslag daarvoor bieden en de datum van dat besluit; en\n \n \n b.\n welke rechtsmiddelen tegen het besluit zijn of kunnen worden aangewend en wat hiervan de uitkomst was, of dat het besluit onherroepelijk is geworden.\n \n \n \n \n 2\n Indien het besluit geheel of gedeeltelijk bestaat uit een besluit tot bevel tot staken van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet, bevat de openbaarmaking tevens de periode waarin de werkzaamheden zijn gestaakt.\n \n20171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-2017\n \n Artikel\n 3a:4\n Termijn waarbinnen openbaarmaking geschiedt\n \n \n 1\n De openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 3a:2 en 3a:3, geschiedt niet eerder dan tien werkdagen, doch uiterlijk dertig werkdagen na de datum waarop het besluit tot openbaarmaking van deze gegevens aan belanghebbende bekend is gemaakt.\n \n \n 2\n Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 15b, zevende lid, van de wet, wordt de termijn van dertig werkdagen, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig opgeschort.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:5\n Reactie van belanghebbende\n \n \n 1\n Op verzoek van de belanghebbende kan een schriftelijke reactie over de openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 3a:2 en 3a:3, van ten hoogste 2.000 leestekens worden gegeven, die zal worden gevoegd bij de openbaar te maken gegevens op de website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren.\n \n \n 2\n Onderdelen van de schriftelijke reactie die persoonsgegevens, bedrijfsnamen of bedrijfsgegevens van derden dan wel strafbare of aanstootgevende uitlatingen bevatten, worden niet op de website gepubliceerd.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:6\n Rectificatie\n \n Indien in verband met een beslissing op bezwaar, beroep of hoger beroep wordt vastgesteld dat de gegevens, die op grond van artikel 15b van de wet, en de artikelen 3a:1 en 3a:2 openbaar zijn gemaakt, niet meer juist of volledig zijn, worden deze gegevens aangepast, binnen tien werkdagen na ontvangst van de desbetreffende beslissing door Onze Minister.\n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Wijzigingen in andere besluiten\n \n \n \n Arbeidstijdenbesluit\n \n \n \n Artikel\n 4:1\n \n \n Wijzigt het Arbeidstijdenbesluit.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Arbeidsomstandighedenbesluit\n \n \n \n Artikel\n 4:2\n \n \n Wijzigt het Arbeidsomstandighedenbesluit.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Slotbepalingen\n \n \n Intrekking Besluit\n \n \n Artikel\n 5:1\n \n Het Besluit arbeidsbemiddeling wordt ingetrokken.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Inwerkingtreding\n \n \n Artikel\n 5:2\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Citeertitel\n \n \n Artikel\n 5:3\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n Wassenaar\n 16 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n L.F.\n Asscher\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën,\n \n E.D.\n Wiebes\n \n \n \n de zevende mei 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,\n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n201947313-12-201905-12-2019201947313-12-201905-12-201905-12-2019", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036578/2021-01-01_0/xml/BWBR0036578_2021-01-01_0.xml", "content": "BWBR0036578_2020-01-01_0\n Besluit van 16 april 2015 tot uitvoering van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs)201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 oktober 2014, nr. 2014-0000153118, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;\n Gelet op de artikelen 8:3a, zevende lid, van de Arbeidstijdenwet, 16, vierde en zesde lid, en 34, vijfde en zevende lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, 14b, vijfde lid, 19, tweede, derde, vierde en vijfde lid en 22, eerste en zevende lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 november 2014, No.WI 2.14.0377/111);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 april 2015; 2015-0000091270, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën,\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Begrippen\n \n \n Artikel\n 1:1\n \n In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n verwerker: de verwerker, bedoeld in artikel 14b, vijfde lid, van de wet;\n \n \n b.\n \n Inspectie SZW: de toezichthoudende ambtenaren, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet;\n \n \n c.\n \n wet:\n Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs.\n \n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 1a\n Bepalingen ten aanzien van arbeidskrachten die in het kader van payrolling ter beschikking zijn gesteld\n \n \n Artikel\n 1a:1\n Adequate pensioenregeling voor arbeidskrachten die in het kader van payrolling ter beschikking zijn gesteld\n \n \n 1\n In aanvulling op artikel 8a, vijfde lid, van de wet is er eveneens sprake van een adequate pensioenregeling als bedoeld in artikel 8a, vierde lid, van de wet, indien voor de arbeidskracht die in het kader van payrolling ter beschikking is gesteld een basispensioenregeling geldt:\n \n \n a.\n die ten minste voorziet in ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet;\n \n \n b.\n die geen wachttijd of drempelperiode als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Pensioenwet bevat; en\n \n \n c.\n waarbij de totale werkgeverspremie, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, ten minste 14,6% per 1 januari 2021: 14,5%.bedraagt van de som van de pensioengrondslag van de arbeidskrachten die door de onderneming in het kader van payrolling ter beschikking worden gesteld en die op grond van artikel 8a, vierde lid, van de wet recht hebben op een pensioenregeling.\n \n \n \n \n 2\n Voor het vaststellen van de in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde pensioengrondslag wordt uitgegaan van het maximale pensioengevend loon, binnen de begrenzingen van hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964, met uitzondering van het loon uit vroegere dienstbetrekking als bedoeld in die wet, en, indien van toepassing, het loon, bedoeld in het vijfde lid, verminderd met 100/75 maal het bedrag dat op grond van artikel 18a, zevende lid, onderdelen a, eerste zin, b en c, van de Wet op de loonbelasting 1964 in aanmerking moet worden genomen.\n \n \n 3\n Bij de toepassing van het tweede lid wordt geen rekening gehouden met specifieke bepalingen over demotie, ziekte en arbeidsongeschiktheid.\n \n \n 4\n Het percentage, genoemd in het eerste lid, onderdeel c, wordt per 1 januari van elk kalenderjaar bij ministeriële regeling aangepast aan de hand van de ontwikkeling van de gemiddelde werkgeverspremie die wordt afgedragen voor Nederlandse basispensioenregelingen.\n \n \n 5\n Indien het voldoen aan de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, ertoe leidt dat de basispensioenregeling niet blijft binnen de bij of krachtens de hoofdstukken IIB en VIII van de Wet op de loonbelasting 1964 gestelde begrenzingen, kan in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, worden volstaan met de maximale werkgeverspremie die is toegestaan om binnen de voornoemde begrenzingen te blijven voor alle arbeidskrachten waar de pensioenregeling voor geldt.\n \n \n 6\n De beoordeling of aan het eerste lid, onderdeel c, of het vijfde lid, wordt voldaan, wordt vastgesteld bij het sluiten van de pensioenovereenkomst en de uitvoeringsovereenkomst door degene die de arbeidskracht ter beschikking stelt en de pensioenuitvoerder, en op basis van het eerste tijdvak van het kalenderjaar waarover de premie verschuldigd is, met dien verstande dat dit tijdvak niet langer dan een kwartaal mag zijn.\n \n201948718-12-201911-12-2019201948718-12-201911-12-201901-01-202120205650902-11-202026-10-202020205650902-11-202026-10-202001-01-2021\n \n Artikel\n 1a:2\n Afwijken van het payrollregime voor mensen met een arbeidsbeperking\n \n Bij collectieve arbeidsovereenkomst kan worden afgeweken van artikel 8a van de wet ten aanzien van de arbeidskracht die werkzaam is in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet sociale werkvoorziening.\n201947313-12-201905-12-2019201947313-12-201905-12-201901-01-2020201948718-12-201911-12-2019201948718-12-201911-12-201901-01-2021\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Gegevensuitwisseling\n \n \n Verstrekken van gegevens door Inspectie SZW\n \n \n Artikel\n 2:1\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet, levert de verwerker aan de Inspectie SZW ten minste eenmaal per kwartaal een overzicht aan van op dat moment gecertificeerde ondernemingen aan de hand waarvan de Inspectie SZW nagaat of deze ondernemingen of rechtspersonen een of meer wetten hebben overtreden als bedoeld in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n 2\n Het in het eerste lid genoemde overzicht wordt vastgesteld aan de hand van de door de certificerende instellingen aan de verwerker verstrekte gegevens van gecertificeerde ondernemingen.\n \n \n 3\n De Inspectie SZW verstrekt ten minste eenmaal per kwartaal aan de hand van het door de verwerker verstrekte overzicht, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de verwerker aan de certificerende instelling de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam-, adres- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer van een onderneming of rechtspersoon als bedoeld in artikel 7a van de wet die een of meer van de bepalingen, genoemd in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet niet heeft nageleefd;\n \n \n b.\n de aard van de overtreding, het aantal overtredingen, de datum waarop overtreding van een of meer van de bepalingen, genoemd in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet is geconstateerd alsmede de datum waarop de boetebeschikking is gedagtekend.\n \n \n \n \n 4\n De door de Inspectie SZW verstrekte gegevens gaan niet verder terug dan twee jaar voorafgaand aan de datum waarop de Inspectie SZW het overzicht, bedoeld in het eerste lid, van de verwerker heeft ontvangen.\n \n \n 5\n In dit artikel wordt verstaan onder KvK-vestigingsnummer: een door een Kamer van Koophandel toegekend uniek nummer aan een vestiging van een onderneming in het handelsregister, bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007.\n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Verstrekken van gegevens door rijksbelastingdienst\n \n \n Artikel\n 2:2\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, van de wet, levert de verwerker aan de rijksbelastingdienst ten minste eenmaal per kwartaal een overzicht van gecertificeerde ondernemingen of rechtspersonen aan de hand waarvan de rijksbelastingdienst nagaat of zich ten aanzien van deze ondernemingen of rechtspersonen een omstandigheid heeft voorgedaan als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n 2\n Het in het eerste lid genoemde overzicht wordt vastgesteld aan de hand van de door de certificerende instellingen aan de verwerker verstrekte gegevens van gecertificeerde ondernemingen.\n \n \n 3\n De rijksbelastingdienst verstrekt ten minste eenmaal per kwartaal aan de hand van het door de verwerker verstrekte overzicht, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de verwerker aan de certificerende instelling de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam-, adres- en vestigingsgegevens van de onderneming of rechtspersoon;\n \n \n b.\n de indicatie of de onderneming of rechtspersoon in haar, onderscheidenlijk zijn, hoedanigheid van belastingplichtige voor de omzetbelasting of als inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 dan wel als werkgever in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen optreedt;\n \n \n c.\n de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n \n \n 4\n De gegevens, bedoeld in het derde lid, zijn de actuele gegevens zoals die bij de rijksbelastingdienst bekend zijn op het moment waarop die gegevens in een overzicht aan de verwerker worden verstrekt, waarbij:\n \n \n a.\n voor de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel a, van de wet, bepalend is of de aldaar genoemde omstandigheid in de voorafgaande rapportageperiode is ontstaan;\n \n \n b.\n voor de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen b en c, van de wet, bepalend is of de aldaar genoemde omstandigheden ten hoogste tien jaar voorafgaand aan het einde van de voorafgaande rapportageperiode zijn ontstaan en de betreffende betalingen aan het einde van die rapportageperiode nog steeds niet volledig zijn gedaan;\n \n \n c.\n voor het gegeven dat een vergrijpboete is opgelegd vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel d, van de wet, bepalend is of deze omstandigheid in de voorafgaande rapportageperiode is ontstaan;\n \n \n d.\n voor het gegeven dat de ambtenaar, bedoeld in artikel 84 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, contact heeft met het Openbaar ministerie in het kader van de vervolging en berechting van bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel d, van de wet, bepalend is de periode waarin deze omstandigheid bestaat.\n \n \n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Verstrekken van gegevens door de Sociale verzekeringsbank\n \n \n \n Artikel\n 2:2a\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, derde lid, van de wet, levert de verwerker aan de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, ten minste eenmaal per jaar de door de certificerende instellingen aan de verwerker verstrekte naam- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer, bedoeld in artikel 2:1, vijfde lid, van de gecertificeerde ondernemingen of rechtspersonen en een afschrift van de bij deze ondernemingen of rechtspersonen behorende verklaringen toepasselijke wetgeving als bedoeld in artikel 14b, derde lid, van de wet, waarvan wordt vermoed dat deze verklaringen onterecht dan wel onjuist zijn afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring, inclusief per afschrift een referentienummer en de motivering van het vermoeden.\n \n \n 2\n Aan de hand van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, gaat de Sociale verzekeringsbank na of is gebleken dat ten behoeve van een bij deze gecertificeerde onderneming of rechtspersoon werkzame persoon een terechte, onterechte, juiste dan wel onjuiste verklaring toepasselijke wetgeving is afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring.\n \n \n 3\n De Sociale verzekeringsbank verstrekt ten minste eenmaal per jaar, aan de hand van de door de verwerker verstrekte gegevens, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de verwerker aan de certificerende instelling, de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer, bedoeld in artikel 2:1, vijfde lid, van de gecertificeerde onderneming of rechtspersoon; en\n \n \n b.\n per referentienummer als bedoeld in het eerste lid, het gegeven of de verklaring waarop het referentienummer betrekking heeft terecht, onterecht, juist dan wel onjuist is afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring en de motivering van dat gegeven.\n \n \n \n \n 4\n De Sociale verzekeringsbank verstrekt slechts gegevens omtrent verklaringen toepasselijke wetgeving die niet eerder dan twee jaar voorafgaand aan de datum waarop de Sociale verzekeringsbank de gegevens, bedoeld in het eerste lid, van de verwerker heeft ontvangen, zijn afgegeven.\n \n \n 5\n De gegevens betreffende een onderneming of rechtspersoon die door de certificerende instelling via de verwerker aan de Sociale verzekeringsbank worden verstrekt, worden door de Sociale verzekeringsbank vernietigd maximaal een half jaar nadat van de bij deze onderneming of rechtspersoon behorende verklaringen is gebleken dat de verklaringen terecht, onterecht, juist dan wel onjuist zijn afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring en deze gegevens zijn verstrekt aan de certificerende instelling.\n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-201820171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-2017\n \n Reikwijdte gegevensverwerking en vernietiging gegevens\n \n \n Artikel\n 2:3\n \n De gegevens, bedoeld in de artikelen 2:1, 2:2 en 2:2a, die door de Inspectie SZW, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank via de verwerker worden verstrekt aan de certificerende instellingen, worden door de certificerende instellingen en de verwerker vernietigd na een periode van maximaal vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het gegeven met dien verstande dat bij verlies van het certificaat door een onderneming of rechtspersoon, de certificerende instellingen en de verwerker de gegevens vernietigen na een periode van een half jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de onderneming of rechtspersoon het certificaat heeft verloren.\n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Beveiliging tegen verlies of onrechtmatige verwerking\n \n \n Artikel\n 2:4\n \n De certificerende instelling en de verwerker dragen zorg voor passende technische en organisatorische maatregelen ter beveiliging van de verkregen gegevens tegen risico’s van verlies of ongeoorloofde verstrekking, en tegen onbevoegde kennisneming, opneming, wijziging, verwijdering of verstrekking van deze gegevens. Deze voorzieningen omvatten ten minste de volgende onderwerpen:\n \n \n a.\n maatregelen gericht op personen die werkzaam zijn voor de certificerende instelling;\n \n \n b.\n maatregelen gericht op de toegang tot gebouwen en ruimten waarin de gegevens aanwezig zijn;\n \n \n c.\n maatregelen gericht op het beheer van de gegevens, waaronder maatregelen gericht op de technische beveiliging tegen onbevoegde digitale toegang tot de opgeslagen gegevens;\n \n \n d.\n maatregelen voor het geval de geheimhouding van de vermelde gegevens is geschaad; en\n \n \n e.\n maatregelen ter voorkoming van calamiteiten en het afhandelen daarvan.\n \n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Waarborgen gegevensverwerking door certificerende instellingen\n \n \n Artikel\n 2:5\n \n \n 1\n De certificerende instelling verstrekt aan de inspecterende functionarissen die namens de certificerende instellingen handelen een schriftelijke instructie en gedragsregels om te waarborgen dat de gegevens slechts worden verwerkt voor de beoordeling van de geldigheid van een afgegeven certificaat alsmede hoe daarop wordt toegezien.\n \n \n 2\n De certificerende instelling verstrekt een kopie van de instructie, bedoeld in het eerste lid, aan de verwerker en meldt aan de verwerker of inspecterende functionarissen voorvallen waarin in strijd met deze instructie is gehandeld.\n \n \n 3\n De verwerker verstrekt jaarlijks een verslag aan de Inspectie SZW, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank over de maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de gegevens die op basis van de wet door de Inspectie SZW, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank zijn verstrekt.\n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-201520171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201718-01-2017\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Preventieve stillegging van werk in verband met recidive\n \n \n Overtredingen voor preventieve stillegging\n \n \n Artikel\n 3:1\n \n \n 1\n Na een herhaling van een overtreding wordt een waarschuwing gegeven als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet en indien een herhaling van die overtreding is geconstateerd als bedoeld in dat artikel van de wet, wordt een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.\n \n \n 2\n Indien een ernstige overtreding is geconstateerd, wordt in afwijking van het eerste lid, een waarschuwing als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet gegeven bij de eerste overtreding en wordt, indien opnieuw een ernstige overtreding is geconstateerd, een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.\n \n \n 3\n Als ernstige overtreding als bedoeld in het tweede lid wordt aangemerkt de overtreding waarbij ten minste 20 ter beschikking gestelde arbeidskrachten zijn betrokken.\n \n \n 4\n Indien de aard van de overtreding of de met de overtreding samenhangende omstandigheden dan wel de gevolgen van een stillegging van de werkzaamheden daartoe aanleiding geven, kan worden afgezien van een waarschuwing als bedoeld in het eerste en tweede lid en kan worden afgezien van een bevel als bedoeld in het eerste en tweede lid.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Aanpassing aantal werknemers\n \n \n Artikel\n 3:2\n \n Bij ministeriële regeling kan het aantal werknemers, bedoeld in artikel 3:1, derde lid, worden aangepast.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Ernstige overtredingen\n \n \n Artikel\n 3:3\n \n Ernstige overtredingen in de zin van artikel 19, derde en vijfde lid, van de wet zijn de overtredingen, genoemd in artikel 3:1, derde lid.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 3a\n Openbaarmaking inspectiegegevens\n \n \n Artikel\n 3a:1\n Plaats en duur openbaarmaking\n \n \n 1\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b van de wet, worden door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren geplaatst op een website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van de wet.\n \n \n 2\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van de wet, blijven uiterlijk drie jaar na de datum van bekendmaking van het besluit, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, dan wel na verzending van een brief met de mededeling dat er geen overtreding is geconstateerd, beschikbaar op de website.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:2\n Inhoud openbare inspectiegegevens\n \n \n 1\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b van de wet, betreffen:\n \n \n a.\n de punten waarop is gecontroleerd en de wet of wetten die de grondslag daarvoor bieden;\n \n \n b.\n de locatie waar het onderzoek heeft plaatsgevonden;\n \n \n c.\n de datum of periode waarop het onderzoek heeft plaatsgevonden;\n \n \n d.\n de naam en vestigingsplaats van de betreffende normadressaat;\n \n \n e.\n het nummer waaronder de betreffende normadressaat is ingeschreven in een register van het land van vestiging, dan wel de unieke code die naar de betreffende normadressaat te herleiden is; en\n \n \n f.\n de sector of branche waarin deze normadressaat zijn economische activiteiten verricht.\n \n \n \n \n 2\n Indien na afronding van een onderzoek geen overtreding is geconstateerd die leidt tot de besluiten, genoemd in artikel 3a:3, wordt bij de gegevens, genoemd in het eerste lid, de opmerking geplaatst dat geen overtreding is geconstateerd.\n \n202049403-12-202025-11-2020202049403-12-202025-11-202001-01-2021\n \n Artikel\n 3a:3\n Openbare gegevens omtrent opgelegde boetes en stilleggingen\n \n \n 1\n In aanvulling op artikel 3a:2, eerste lid, worden indien een onderzoek door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, wordt gevolgd door een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18 van de wet of door een besluit tot bevel tot staken van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet, de volgende gegevens met betrekking tot dat besluit openbaar gemaakt:\n \n \n a.\n welk besluit is genomen, de artikelen van de wet die de grondslag daarvoor bieden en de datum van dat besluit; en\n \n \n b.\n welke rechtsmiddelen tegen het besluit zijn of kunnen worden aangewend en wat hiervan de uitkomst was, of dat het besluit onherroepelijk is geworden.\n \n \n \n \n 2\n Indien het besluit geheel of gedeeltelijk bestaat uit een besluit tot bevel tot staken van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet, bevat de openbaarmaking tevens de periode waarin de werkzaamheden zijn gestaakt.\n \n20171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-2017\n \n Artikel\n 3a:4\n Termijn waarbinnen openbaarmaking geschiedt\n \n \n 1\n De openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 3a:2 en 3a:3, geschiedt niet eerder dan tien werkdagen, doch uiterlijk dertig werkdagen na de datum waarop het besluit tot openbaarmaking van deze gegevens aan belanghebbende bekend is gemaakt.\n \n \n 2\n Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 15b, zevende lid, van de wet, wordt de termijn van dertig werkdagen, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig opgeschort.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:5\n Reactie van belanghebbende\n \n \n 1\n Op verzoek van de belanghebbende kan een schriftelijke reactie over de openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 3a:2 en 3a:3, van ten hoogste 2.000 leestekens worden gegeven, die zal worden gevoegd bij de openbaar te maken gegevens op de website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren.\n \n \n 2\n Onderdelen van de schriftelijke reactie die persoonsgegevens, bedrijfsnamen of bedrijfsgegevens van derden dan wel strafbare of aanstootgevende uitlatingen bevatten, worden niet op de website gepubliceerd.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:6\n Rectificatie\n \n Indien in verband met een beslissing op bezwaar, beroep of hoger beroep wordt vastgesteld dat de gegevens, die op grond van artikel 15b van de wet, en de artikelen 3a:1 en 3a:2 openbaar zijn gemaakt, niet meer juist of volledig zijn, worden deze gegevens aangepast, binnen tien werkdagen na ontvangst van de desbetreffende beslissing door Onze Minister.\n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Wijzigingen in andere besluiten\n \n \n \n Arbeidstijdenbesluit\n \n \n \n Artikel\n 4:1\n \n \n Wijzigt het Arbeidstijdenbesluit.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Arbeidsomstandighedenbesluit\n \n \n \n Artikel\n 4:2\n \n \n Wijzigt het Arbeidsomstandighedenbesluit.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Slotbepalingen\n \n \n Intrekking Besluit\n \n \n Artikel\n 5:1\n \n Het Besluit arbeidsbemiddeling wordt ingetrokken.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Inwerkingtreding\n \n \n Artikel\n 5:2\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Citeertitel\n \n \n Artikel\n 5:3\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n Wassenaar\n 16 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n L.F.\n Asscher\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën,\n \n E.D.\n Wiebes\n \n \n \n de zevende mei 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,\n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n201947313-12-201905-12-2019201947313-12-201905-12-201905-12-2019", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036578/2021-11-01_0/xml/BWBR0036578_2021-11-01_0.xml", "content": "BWBR0036578_2021-01-01_0\n Besluit van 16 april 2015 tot uitvoering van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs)201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 oktober 2014, nr. 2014-0000153118, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;\n Gelet op de artikelen 8:3a, zevende lid, van de Arbeidstijdenwet, 16, vierde en zesde lid, en 34, vijfde en zevende lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, 14b, vijfde lid, 19, tweede, derde, vierde en vijfde lid en 22, eerste en zevende lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 november 2014, No.WI 2.14.0377/111);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 april 2015; 2015-0000091270, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën,\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Begrippen\n \n \n Artikel\n 1:1\n \n In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n verwerker: de verwerker, bedoeld in artikel 14b, vijfde lid, van de wet;\n \n \n b.\n \n Inspectie SZW: de toezichthoudende ambtenaren, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet;\n \n \n c.\n \n wet:\n Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs.\n \n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 1a\n Bepalingen ten aanzien van arbeidskrachten die in het kader van payrolling ter beschikking zijn gesteld\n \n \n Artikel\n 1a:1\n Adequate pensioenregeling voor arbeidskrachten die in het kader van payrolling ter beschikking zijn gesteld\n \n \n 1\n In aanvulling op artikel 8a, vijfde lid, van de wet is er eveneens sprake van een adequate pensioenregeling als bedoeld in artikel 8a, vierde lid, van de wet, indien voor de arbeidskracht die in het kader van payrolling ter beschikking is gesteld een basispensioenregeling geldt:\n \n \n a.\n die ten minste voorziet in ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet;\n \n \n b.\n die geen wachttijd of drempelperiode als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Pensioenwet bevat; en\n \n \n c.\n waarbij de totale werkgeverspremie, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, ten minste 14,6% per 1 januari 2021: 14,5%.bedraagt van de som van de pensioengrondslag van de arbeidskrachten die door de onderneming in het kader van payrolling ter beschikking worden gesteld en die op grond van artikel 8a, vierde lid, van de wet recht hebben op een pensioenregeling.\n \n \n \n \n 2\n Voor het vaststellen van de in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde pensioengrondslag wordt uitgegaan van het maximale pensioengevend loon, binnen de begrenzingen van hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964, met uitzondering van het loon uit vroegere dienstbetrekking als bedoeld in die wet, en, indien van toepassing, het loon, bedoeld in het vijfde lid, verminderd met 100/75 maal het bedrag dat op grond van artikel 18a, zevende lid, onderdelen a, eerste zin, b en c, van de Wet op de loonbelasting 1964 in aanmerking moet worden genomen.\n \n \n 3\n Bij de toepassing van het tweede lid wordt geen rekening gehouden met specifieke bepalingen over demotie, ziekte en arbeidsongeschiktheid.\n \n \n 4\n Het percentage, genoemd in het eerste lid, onderdeel c, wordt per 1 januari van elk kalenderjaar bij ministeriële regeling aangepast aan de hand van de ontwikkeling van de gemiddelde werkgeverspremie die wordt afgedragen voor Nederlandse basispensioenregelingen.\n \n \n 5\n Indien het voldoen aan de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, ertoe leidt dat de basispensioenregeling niet blijft binnen de bij of krachtens de hoofdstukken IIB en VIII van de Wet op de loonbelasting 1964 gestelde begrenzingen, kan in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, worden volstaan met de maximale werkgeverspremie die is toegestaan om binnen de voornoemde begrenzingen te blijven voor alle arbeidskrachten waar de pensioenregeling voor geldt.\n \n \n 6\n De beoordeling of aan het eerste lid, onderdeel c, of het vijfde lid, wordt voldaan, wordt vastgesteld bij het sluiten van de pensioenovereenkomst en de uitvoeringsovereenkomst door degene die de arbeidskracht ter beschikking stelt en de pensioenuitvoerder, en op basis van het eerste tijdvak van het kalenderjaar waarover de premie verschuldigd is, met dien verstande dat dit tijdvak niet langer dan een kwartaal mag zijn.\n \n201948718-12-201911-12-2019201948718-12-201911-12-201901-01-202120205650902-11-202026-10-202020205650902-11-202026-10-202001-01-2021\n \n Artikel\n 1a:2\n Afwijken van het payrollregime voor mensen met een arbeidsbeperking\n \n Bij collectieve arbeidsovereenkomst kan worden afgeweken van artikel 8a van de wet ten aanzien van de arbeidskracht die:\n \n \n a.\n werkzaam is in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet sociale werkvoorziening;\n \n \n b.\n arbeidsbeperkte is als bedoeld in artikel 38b van de Wet financiering sociale verzekeringen, of met een arbeidsbeperkte wordt gelijkgesteld als bedoeld in artikel 38f, vijfde lid, van die wet; of\n \n \n c.\n werkzaam is in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet.\n \n \n201947313-12-201905-12-2019202149122-10-202114-10-202101-11-2021201948718-12-201911-12-2019201948718-12-201911-12-201901-01-2021\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Gegevensuitwisseling\n \n \n Verstrekken van gegevens door Inspectie SZW\n \n \n Artikel\n 2:1\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet, levert de verwerker aan de Inspectie SZW ten minste eenmaal per kwartaal een overzicht aan van op dat moment gecertificeerde ondernemingen aan de hand waarvan de Inspectie SZW nagaat of deze ondernemingen of rechtspersonen een of meer wetten hebben overtreden als bedoeld in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n 2\n Het in het eerste lid genoemde overzicht wordt vastgesteld aan de hand van de door de certificerende instellingen aan de verwerker verstrekte gegevens van gecertificeerde ondernemingen.\n \n \n 3\n De Inspectie SZW verstrekt ten minste eenmaal per kwartaal aan de hand van het door de verwerker verstrekte overzicht, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de verwerker aan de certificerende instelling de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam-, adres- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer van een onderneming of rechtspersoon als bedoeld in artikel 7a van de wet die een of meer van de bepalingen, genoemd in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet niet heeft nageleefd;\n \n \n b.\n de aard van de overtreding, het aantal overtredingen, de datum waarop overtreding van een of meer van de bepalingen, genoemd in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet is geconstateerd alsmede de datum waarop de boetebeschikking is gedagtekend.\n \n \n \n \n 4\n De door de Inspectie SZW verstrekte gegevens gaan niet verder terug dan twee jaar voorafgaand aan de datum waarop de Inspectie SZW het overzicht, bedoeld in het eerste lid, van de verwerker heeft ontvangen.\n \n \n 5\n In dit artikel wordt verstaan onder KvK-vestigingsnummer: een door een Kamer van Koophandel toegekend uniek nummer aan een vestiging van een onderneming in het handelsregister, bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007.\n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Verstrekken van gegevens door rijksbelastingdienst\n \n \n Artikel\n 2:2\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, van de wet, levert de verwerker aan de rijksbelastingdienst ten minste eenmaal per kwartaal een overzicht van gecertificeerde ondernemingen of rechtspersonen aan de hand waarvan de rijksbelastingdienst nagaat of zich ten aanzien van deze ondernemingen of rechtspersonen een omstandigheid heeft voorgedaan als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n 2\n Het in het eerste lid genoemde overzicht wordt vastgesteld aan de hand van de door de certificerende instellingen aan de verwerker verstrekte gegevens van gecertificeerde ondernemingen.\n \n \n 3\n De rijksbelastingdienst verstrekt ten minste eenmaal per kwartaal aan de hand van het door de verwerker verstrekte overzicht, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de verwerker aan de certificerende instelling de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam-, adres- en vestigingsgegevens van de onderneming of rechtspersoon;\n \n \n b.\n de indicatie of de onderneming of rechtspersoon in haar, onderscheidenlijk zijn, hoedanigheid van belastingplichtige voor de omzetbelasting of als inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 dan wel als werkgever in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen optreedt;\n \n \n c.\n de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n \n \n 4\n De gegevens, bedoeld in het derde lid, zijn de actuele gegevens zoals die bij de rijksbelastingdienst bekend zijn op het moment waarop die gegevens in een overzicht aan de verwerker worden verstrekt, waarbij:\n \n \n a.\n voor de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel a, van de wet, bepalend is of de aldaar genoemde omstandigheid in de voorafgaande rapportageperiode is ontstaan;\n \n \n b.\n voor de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen b en c, van de wet, bepalend is of de aldaar genoemde omstandigheden ten hoogste tien jaar voorafgaand aan het einde van de voorafgaande rapportageperiode zijn ontstaan en de betreffende betalingen aan het einde van die rapportageperiode nog steeds niet volledig zijn gedaan;\n \n \n c.\n voor het gegeven dat een vergrijpboete is opgelegd vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel d, van de wet, bepalend is of deze omstandigheid in de voorafgaande rapportageperiode is ontstaan;\n \n \n d.\n voor het gegeven dat de ambtenaar, bedoeld in artikel 84 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, contact heeft met het Openbaar ministerie in het kader van de vervolging en berechting van bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel d, van de wet, bepalend is de periode waarin deze omstandigheid bestaat.\n \n \n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Verstrekken van gegevens door de Sociale verzekeringsbank\n \n \n \n Artikel\n 2:2a\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, derde lid, van de wet, levert de verwerker aan de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, ten minste eenmaal per jaar de door de certificerende instellingen aan de verwerker verstrekte naam- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer, bedoeld in artikel 2:1, vijfde lid, van de gecertificeerde ondernemingen of rechtspersonen en een afschrift van de bij deze ondernemingen of rechtspersonen behorende verklaringen toepasselijke wetgeving als bedoeld in artikel 14b, derde lid, van de wet, waarvan wordt vermoed dat deze verklaringen onterecht dan wel onjuist zijn afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring, inclusief per afschrift een referentienummer en de motivering van het vermoeden.\n \n \n 2\n Aan de hand van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, gaat de Sociale verzekeringsbank na of is gebleken dat ten behoeve van een bij deze gecertificeerde onderneming of rechtspersoon werkzame persoon een terechte, onterechte, juiste dan wel onjuiste verklaring toepasselijke wetgeving is afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring.\n \n \n 3\n De Sociale verzekeringsbank verstrekt ten minste eenmaal per jaar, aan de hand van de door de verwerker verstrekte gegevens, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de verwerker aan de certificerende instelling, de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer, bedoeld in artikel 2:1, vijfde lid, van de gecertificeerde onderneming of rechtspersoon; en\n \n \n b.\n per referentienummer als bedoeld in het eerste lid, het gegeven of de verklaring waarop het referentienummer betrekking heeft terecht, onterecht, juist dan wel onjuist is afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring en de motivering van dat gegeven.\n \n \n \n \n 4\n De Sociale verzekeringsbank verstrekt slechts gegevens omtrent verklaringen toepasselijke wetgeving die niet eerder dan twee jaar voorafgaand aan de datum waarop de Sociale verzekeringsbank de gegevens, bedoeld in het eerste lid, van de verwerker heeft ontvangen, zijn afgegeven.\n \n \n 5\n De gegevens betreffende een onderneming of rechtspersoon die door de certificerende instelling via de verwerker aan de Sociale verzekeringsbank worden verstrekt, worden door de Sociale verzekeringsbank vernietigd maximaal een half jaar nadat van de bij deze onderneming of rechtspersoon behorende verklaringen is gebleken dat de verklaringen terecht, onterecht, juist dan wel onjuist zijn afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring en deze gegevens zijn verstrekt aan de certificerende instelling.\n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-201820171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-2017\n \n Reikwijdte gegevensverwerking en vernietiging gegevens\n \n \n Artikel\n 2:3\n \n De gegevens, bedoeld in de artikelen 2:1, 2:2 en 2:2a, die door de Inspectie SZW, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank via de verwerker worden verstrekt aan de certificerende instellingen, worden door de certificerende instellingen en de verwerker vernietigd na een periode van maximaal vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het gegeven met dien verstande dat bij verlies van het certificaat door een onderneming of rechtspersoon, de certificerende instellingen en de verwerker de gegevens vernietigen na een periode van een half jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de onderneming of rechtspersoon het certificaat heeft verloren.\n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Beveiliging tegen verlies of onrechtmatige verwerking\n \n \n Artikel\n 2:4\n \n De certificerende instelling en de verwerker dragen zorg voor passende technische en organisatorische maatregelen ter beveiliging van de verkregen gegevens tegen risico’s van verlies of ongeoorloofde verstrekking, en tegen onbevoegde kennisneming, opneming, wijziging, verwijdering of verstrekking van deze gegevens. Deze voorzieningen omvatten ten minste de volgende onderwerpen:\n \n \n a.\n maatregelen gericht op personen die werkzaam zijn voor de certificerende instelling;\n \n \n b.\n maatregelen gericht op de toegang tot gebouwen en ruimten waarin de gegevens aanwezig zijn;\n \n \n c.\n maatregelen gericht op het beheer van de gegevens, waaronder maatregelen gericht op de technische beveiliging tegen onbevoegde digitale toegang tot de opgeslagen gegevens;\n \n \n d.\n maatregelen voor het geval de geheimhouding van de vermelde gegevens is geschaad; en\n \n \n e.\n maatregelen ter voorkoming van calamiteiten en het afhandelen daarvan.\n \n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Waarborgen gegevensverwerking door certificerende instellingen\n \n \n Artikel\n 2:5\n \n \n 1\n De certificerende instelling verstrekt aan de inspecterende functionarissen die namens de certificerende instellingen handelen een schriftelijke instructie en gedragsregels om te waarborgen dat de gegevens slechts worden verwerkt voor de beoordeling van de geldigheid van een afgegeven certificaat alsmede hoe daarop wordt toegezien.\n \n \n 2\n De certificerende instelling verstrekt een kopie van de instructie, bedoeld in het eerste lid, aan de verwerker en meldt aan de verwerker of inspecterende functionarissen voorvallen waarin in strijd met deze instructie is gehandeld.\n \n \n 3\n De verwerker verstrekt jaarlijks een verslag aan de Inspectie SZW, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank over de maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de gegevens die op basis van de wet door de Inspectie SZW, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank zijn verstrekt.\n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-201520171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201718-01-2017\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Preventieve stillegging van werk in verband met recidive\n \n \n Overtredingen voor preventieve stillegging\n \n \n Artikel\n 3:1\n \n \n 1\n Na een herhaling van een overtreding wordt een waarschuwing gegeven als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet en indien een herhaling van die overtreding is geconstateerd als bedoeld in dat artikel van de wet, wordt een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.\n \n \n 2\n Indien een ernstige overtreding is geconstateerd, wordt in afwijking van het eerste lid, een waarschuwing als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet gegeven bij de eerste overtreding en wordt, indien opnieuw een ernstige overtreding is geconstateerd, een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.\n \n \n 3\n Als ernstige overtreding als bedoeld in het tweede lid wordt aangemerkt de overtreding waarbij ten minste 20 ter beschikking gestelde arbeidskrachten zijn betrokken.\n \n \n 4\n Indien de aard van de overtreding of de met de overtreding samenhangende omstandigheden dan wel de gevolgen van een stillegging van de werkzaamheden daartoe aanleiding geven, kan worden afgezien van een waarschuwing als bedoeld in het eerste en tweede lid en kan worden afgezien van een bevel als bedoeld in het eerste en tweede lid.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Aanpassing aantal werknemers\n \n \n Artikel\n 3:2\n \n Bij ministeriële regeling kan het aantal werknemers, bedoeld in artikel 3:1, derde lid, worden aangepast.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Ernstige overtredingen\n \n \n Artikel\n 3:3\n \n Ernstige overtredingen in de zin van artikel 19, derde en vijfde lid, van de wet zijn de overtredingen, genoemd in artikel 3:1, derde lid.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 3a\n Openbaarmaking inspectiegegevens\n \n \n Artikel\n 3a:1\n Plaats en duur openbaarmaking\n \n \n 1\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b van de wet, worden door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren geplaatst op een website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van de wet.\n \n \n 2\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van de wet, blijven uiterlijk drie jaar na de datum van bekendmaking van het besluit, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, dan wel na verzending van een brief met de mededeling dat er geen overtreding is geconstateerd, beschikbaar op de website.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:2\n Inhoud openbare inspectiegegevens\n \n \n 1\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b van de wet, betreffen:\n \n \n a.\n de punten waarop is gecontroleerd en de wet of wetten die de grondslag daarvoor bieden;\n \n \n b.\n de locatie waar het onderzoek heeft plaatsgevonden;\n \n \n c.\n de datum of periode waarop het onderzoek heeft plaatsgevonden;\n \n \n d.\n de naam en vestigingsplaats van de betreffende normadressaat;\n \n \n e.\n het nummer waaronder de betreffende normadressaat is ingeschreven in een register van het land van vestiging, dan wel de unieke code die naar de betreffende normadressaat te herleiden is; en\n \n \n f.\n de sector of branche waarin deze normadressaat zijn economische activiteiten verricht.\n \n \n \n \n 2\n Indien na afronding van een onderzoek geen overtreding is geconstateerd die leidt tot de besluiten, genoemd in artikel 3a:3, wordt bij de gegevens, genoemd in het eerste lid, de opmerking geplaatst dat geen overtreding is geconstateerd.\n \n202049403-12-202025-11-2020202049403-12-202025-11-202001-01-2021\n \n Artikel\n 3a:3\n Openbare gegevens omtrent opgelegde boetes en stilleggingen\n \n \n 1\n In aanvulling op artikel 3a:2, eerste lid, worden indien een onderzoek door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, wordt gevolgd door een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18 van de wet of door een besluit tot bevel tot staken van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet, de volgende gegevens met betrekking tot dat besluit openbaar gemaakt:\n \n \n a.\n welk besluit is genomen, de artikelen van de wet die de grondslag daarvoor bieden en de datum van dat besluit; en\n \n \n b.\n welke rechtsmiddelen tegen het besluit zijn of kunnen worden aangewend en wat hiervan de uitkomst was, of dat het besluit onherroepelijk is geworden.\n \n \n \n \n 2\n Indien het besluit geheel of gedeeltelijk bestaat uit een besluit tot bevel tot staken van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet, bevat de openbaarmaking tevens de periode waarin de werkzaamheden zijn gestaakt.\n \n20171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-2017\n \n Artikel\n 3a:4\n Termijn waarbinnen openbaarmaking geschiedt\n \n \n 1\n De openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 3a:2 en 3a:3, geschiedt niet eerder dan tien werkdagen, doch uiterlijk dertig werkdagen na de datum waarop het besluit tot openbaarmaking van deze gegevens aan belanghebbende bekend is gemaakt.\n \n \n 2\n Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 15b, zevende lid, van de wet, wordt de termijn van dertig werkdagen, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig opgeschort.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:5\n Reactie van belanghebbende\n \n \n 1\n Op verzoek van de belanghebbende kan een schriftelijke reactie over de openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 3a:2 en 3a:3, van ten hoogste 2.000 leestekens worden gegeven, die zal worden gevoegd bij de openbaar te maken gegevens op de website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren.\n \n \n 2\n Onderdelen van de schriftelijke reactie die persoonsgegevens, bedrijfsnamen of bedrijfsgegevens van derden dan wel strafbare of aanstootgevende uitlatingen bevatten, worden niet op de website gepubliceerd.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:6\n Rectificatie\n \n Indien in verband met een beslissing op bezwaar, beroep of hoger beroep wordt vastgesteld dat de gegevens, die op grond van artikel 15b van de wet, en de artikelen 3a:1 en 3a:2 openbaar zijn gemaakt, niet meer juist of volledig zijn, worden deze gegevens aangepast, binnen tien werkdagen na ontvangst van de desbetreffende beslissing door Onze Minister.\n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Wijzigingen in andere besluiten\n \n \n \n Arbeidstijdenbesluit\n \n \n \n Artikel\n 4:1\n \n \n Wijzigt het Arbeidstijdenbesluit.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Arbeidsomstandighedenbesluit\n \n \n \n Artikel\n 4:2\n \n \n Wijzigt het Arbeidsomstandighedenbesluit.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Slotbepalingen\n \n \n Intrekking Besluit\n \n \n Artikel\n 5:1\n \n Het Besluit arbeidsbemiddeling wordt ingetrokken.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Inwerkingtreding\n \n \n Artikel\n 5:2\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Citeertitel\n \n \n Artikel\n 5:3\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n Wassenaar\n 16 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n L.F.\n Asscher\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën,\n \n E.D.\n Wiebes\n \n \n \n de zevende mei 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,\n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n201947313-12-201905-12-2019201947313-12-201905-12-201905-12-2019", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036578/2022-01-01_0/xml/BWBR0036578_2022-01-01_0.xml", "content": "BWBR0036578_2021-11-01_0\n Besluit van 16 april 2015 tot uitvoering van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs)201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 oktober 2014, nr. 2014-0000153118, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;\n Gelet op de artikelen 8:3a, zevende lid, van de Arbeidstijdenwet, 16, vierde en zesde lid, en 34, vijfde en zevende lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, 14b, vijfde lid, 19, tweede, derde, vierde en vijfde lid en 22, eerste en zevende lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 november 2014, No.WI 2.14.0377/111);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 april 2015; 2015-0000091270, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën,\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Begrippen\n \n \n Artikel\n 1:1\n \n In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n verwerker: de verwerker, bedoeld in artikel 14b, vijfde lid, van de wet;\n \n \n b.\n \n Nederlandse Arbeidsinspectie: de toezichthoudende ambtenaren, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet;\n \n \n c.\n \n wet:\n Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs.\n \n \n202162920-12-202113-12-2021202162920-12-202113-12-202101-01-2022201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 1a\n Bepalingen ten aanzien van arbeidskrachten die in het kader van payrolling ter beschikking zijn gesteld\n \n \n Artikel\n 1a:1\n Adequate pensioenregeling voor arbeidskrachten die in het kader van payrolling ter beschikking zijn gesteld\n \n \n 1\n In aanvulling op artikel 8a, vijfde lid, van de wet is er eveneens sprake van een adequate pensioenregeling als bedoeld in artikel 8a, vierde lid, van de wet, indien voor de arbeidskracht die in het kader van payrolling ter beschikking is gesteld een basispensioenregeling geldt:\n \n \n a.\n die ten minste voorziet in ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet;\n \n \n b.\n die geen wachttijd of drempelperiode als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Pensioenwet bevat; en\n \n \n c.\n waarbij de totale werkgeverspremie, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, ten minste 14,6% per 1 januari 2022: 15,8%.bedraagt van de som van de pensioengrondslag van de arbeidskrachten die door de onderneming in het kader van payrolling ter beschikking worden gesteld en die op grond van artikel 8a, vierde lid, van de wet recht hebben op een pensioenregeling.\n \n \n \n \n 2\n Voor het vaststellen van de in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde pensioengrondslag wordt uitgegaan van het maximale pensioengevend loon, binnen de begrenzingen van hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964, met uitzondering van het loon uit vroegere dienstbetrekking als bedoeld in die wet, en, indien van toepassing, het loon, bedoeld in het vijfde lid, verminderd met 100/75 maal het bedrag dat op grond van artikel 18a, zevende lid, onderdelen a, eerste zin, b en c, van de Wet op de loonbelasting 1964 in aanmerking moet worden genomen.\n \n \n 3\n Bij de toepassing van het tweede lid wordt geen rekening gehouden met specifieke bepalingen over demotie, ziekte en arbeidsongeschiktheid.\n \n \n 4\n Het percentage, genoemd in het eerste lid, onderdeel c, wordt per 1 januari van elk kalenderjaar bij ministeriële regeling aangepast aan de hand van de ontwikkeling van de gemiddelde werkgeverspremie die wordt afgedragen voor Nederlandse basispensioenregelingen.\n \n \n 5\n Indien het voldoen aan de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, ertoe leidt dat de basispensioenregeling niet blijft binnen de bij of krachtens de hoofdstukken IIB en VIII van de Wet op de loonbelasting 1964 gestelde begrenzingen, kan in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, worden volstaan met de maximale werkgeverspremie die is toegestaan om binnen de voornoemde begrenzingen te blijven voor alle arbeidskrachten waar de pensioenregeling voor geldt.\n \n \n 6\n De beoordeling of aan het eerste lid, onderdeel c, of het vijfde lid, wordt voldaan, wordt vastgesteld bij het sluiten van de pensioenovereenkomst en de uitvoeringsovereenkomst door degene die de arbeidskracht ter beschikking stelt en de pensioenuitvoerder, en op basis van het eerste tijdvak van het kalenderjaar waarover de premie verschuldigd is, met dien verstande dat dit tijdvak niet langer dan een kwartaal mag zijn.\n \n20214437025-10-202115-10-20212021-000012906720214437025-10-202115-10-20212021-000012906701-01-2022\n \n Artikel\n 1a:2\n Afwijken van het payrollregime voor mensen met een arbeidsbeperking\n \n Bij collectieve arbeidsovereenkomst kan worden afgeweken van artikel 8a van de wet ten aanzien van de arbeidskracht die:\n \n \n a.\n werkzaam is in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet sociale werkvoorziening;\n \n \n b.\n arbeidsbeperkte is als bedoeld in artikel 38b van de Wet financiering sociale verzekeringen, of met een arbeidsbeperkte wordt gelijkgesteld als bedoeld in artikel 38f, vijfde lid, van die wet; of\n \n \n c.\n werkzaam is in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet.\n \n \n201947313-12-201905-12-2019202149122-10-202114-10-202101-11-2021201948718-12-201911-12-2019201948718-12-201911-12-201901-01-2021\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Gegevensuitwisseling\n \n \n Verstrekken van gegevens door Nederlandse Arbeidsinspectie\n \n \n Artikel\n 2:1\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet, levert de verwerker aan de Nederlandse Arbeidsinspectie ten minste eenmaal per kwartaal een overzicht aan van op dat moment gecertificeerde ondernemingen aan de hand waarvan de Nederlandse Arbeidsinspectie nagaat of deze ondernemingen of rechtspersonen een of meer wetten hebben overtreden als bedoeld in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n 2\n Het in het eerste lid genoemde overzicht wordt vastgesteld aan de hand van de door de certificerende instellingen aan de verwerker verstrekte gegevens van gecertificeerde ondernemingen.\n \n \n 3\n De Nederlandse Arbeidsinspectie verstrekt ten minste eenmaal per kwartaal aan de hand van het door de verwerker verstrekte overzicht, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de verwerker aan de certificerende instelling de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam-, adres- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer van een onderneming of rechtspersoon als bedoeld in artikel 7a van de wet die een of meer van de bepalingen, genoemd in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet niet heeft nageleefd;\n \n \n b.\n de aard van de overtreding, het aantal overtredingen, de datum waarop overtreding van een of meer van de bepalingen, genoemd in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet is geconstateerd alsmede de datum waarop de boetebeschikking is gedagtekend.\n \n \n \n \n 4\n De door de Nederlandse Arbeidsinspectie verstrekte gegevens gaan niet verder terug dan twee jaar voorafgaand aan de datum waarop de Nederlandse Arbeidsinspectie het overzicht, bedoeld in het eerste lid, van de verwerker heeft ontvangen.\n \n \n 5\n In dit artikel wordt verstaan onder KvK-vestigingsnummer: een door een Kamer van Koophandel toegekend uniek nummer aan een vestiging van een onderneming in het handelsregister, bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007.\n \n202162920-12-202113-12-2021202162920-12-202113-12-202101-01-2022202162920-12-202113-12-2021202162920-12-202113-12-202101-01-2022\n \n Verstrekken van gegevens door rijksbelastingdienst\n \n \n Artikel\n 2:2\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, van de wet, levert de verwerker aan de rijksbelastingdienst ten minste eenmaal per kwartaal een overzicht van gecertificeerde ondernemingen of rechtspersonen aan de hand waarvan de rijksbelastingdienst nagaat of zich ten aanzien van deze ondernemingen of rechtspersonen een omstandigheid heeft voorgedaan als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n 2\n Het in het eerste lid genoemde overzicht wordt vastgesteld aan de hand van de door de certificerende instellingen aan de verwerker verstrekte gegevens van gecertificeerde ondernemingen.\n \n \n 3\n De rijksbelastingdienst verstrekt ten minste eenmaal per kwartaal aan de hand van het door de verwerker verstrekte overzicht, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de verwerker aan de certificerende instelling de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam-, adres- en vestigingsgegevens van de onderneming of rechtspersoon;\n \n \n b.\n de indicatie of de onderneming of rechtspersoon in haar, onderscheidenlijk zijn, hoedanigheid van belastingplichtige voor de omzetbelasting of als inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 dan wel als werkgever in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen optreedt;\n \n \n c.\n de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n \n \n 4\n De gegevens, bedoeld in het derde lid, zijn de actuele gegevens zoals die bij de rijksbelastingdienst bekend zijn op het moment waarop die gegevens in een overzicht aan de verwerker worden verstrekt, waarbij:\n \n \n a.\n voor de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel a, van de wet, bepalend is of de aldaar genoemde omstandigheid in de voorafgaande rapportageperiode is ontstaan;\n \n \n b.\n voor de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen b en c, van de wet, bepalend is of de aldaar genoemde omstandigheden ten hoogste tien jaar voorafgaand aan het einde van de voorafgaande rapportageperiode zijn ontstaan en de betreffende betalingen aan het einde van die rapportageperiode nog steeds niet volledig zijn gedaan;\n \n \n c.\n voor het gegeven dat een vergrijpboete is opgelegd vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel d, van de wet, bepalend is of deze omstandigheid in de voorafgaande rapportageperiode is ontstaan;\n \n \n d.\n voor het gegeven dat de ambtenaar, bedoeld in artikel 84 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, contact heeft met het Openbaar ministerie in het kader van de vervolging en berechting van bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel d, van de wet, bepalend is de periode waarin deze omstandigheid bestaat.\n \n \n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Verstrekken van gegevens door de Sociale verzekeringsbank\n \n \n \n Artikel\n 2:2a\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, derde lid, van de wet, levert de verwerker aan de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, ten minste eenmaal per jaar de door de certificerende instellingen aan de verwerker verstrekte naam- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer, bedoeld in artikel 2:1, vijfde lid, van de gecertificeerde ondernemingen of rechtspersonen en een afschrift van de bij deze ondernemingen of rechtspersonen behorende verklaringen toepasselijke wetgeving als bedoeld in artikel 14b, derde lid, van de wet, waarvan wordt vermoed dat deze verklaringen onterecht dan wel onjuist zijn afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring, inclusief per afschrift een referentienummer en de motivering van het vermoeden.\n \n \n 2\n Aan de hand van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, gaat de Sociale verzekeringsbank na of is gebleken dat ten behoeve van een bij deze gecertificeerde onderneming of rechtspersoon werkzame persoon een terechte, onterechte, juiste dan wel onjuiste verklaring toepasselijke wetgeving is afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring.\n \n \n 3\n De Sociale verzekeringsbank verstrekt ten minste eenmaal per jaar, aan de hand van de door de verwerker verstrekte gegevens, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de verwerker aan de certificerende instelling, de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer, bedoeld in artikel 2:1, vijfde lid, van de gecertificeerde onderneming of rechtspersoon; en\n \n \n b.\n per referentienummer als bedoeld in het eerste lid, het gegeven of de verklaring waarop het referentienummer betrekking heeft terecht, onterecht, juist dan wel onjuist is afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring en de motivering van dat gegeven.\n \n \n \n \n 4\n De Sociale verzekeringsbank verstrekt slechts gegevens omtrent verklaringen toepasselijke wetgeving die niet eerder dan twee jaar voorafgaand aan de datum waarop de Sociale verzekeringsbank de gegevens, bedoeld in het eerste lid, van de verwerker heeft ontvangen, zijn afgegeven.\n \n \n 5\n De gegevens betreffende een onderneming of rechtspersoon die door de certificerende instelling via de verwerker aan de Sociale verzekeringsbank worden verstrekt, worden door de Sociale verzekeringsbank vernietigd maximaal een half jaar nadat van de bij deze onderneming of rechtspersoon behorende verklaringen is gebleken dat de verklaringen terecht, onterecht, juist dan wel onjuist zijn afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring en deze gegevens zijn verstrekt aan de certificerende instelling.\n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-201820171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-2017\n \n Reikwijdte gegevensverwerking en vernietiging gegevens\n \n \n Artikel\n 2:3\n \n De gegevens, bedoeld in de artikelen 2:1, 2:2 en 2:2a, die door de Nederlandse Arbeidsinspectie, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank via de verwerker worden verstrekt aan de certificerende instellingen, worden door de certificerende instellingen en de verwerker vernietigd na een periode van maximaal vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het gegeven met dien verstande dat bij verlies van het certificaat door een onderneming of rechtspersoon, de certificerende instellingen en de verwerker de gegevens vernietigen na een periode van een half jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de onderneming of rechtspersoon het certificaat heeft verloren.\n202162920-12-202113-12-2021202162920-12-202113-12-202101-01-2022201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Beveiliging tegen verlies of onrechtmatige verwerking\n \n \n Artikel\n 2:4\n \n De certificerende instelling en de verwerker dragen zorg voor passende technische en organisatorische maatregelen ter beveiliging van de verkregen gegevens tegen risico’s van verlies of ongeoorloofde verstrekking, en tegen onbevoegde kennisneming, opneming, wijziging, verwijdering of verstrekking van deze gegevens. Deze voorzieningen omvatten ten minste de volgende onderwerpen:\n \n \n a.\n maatregelen gericht op personen die werkzaam zijn voor de certificerende instelling;\n \n \n b.\n maatregelen gericht op de toegang tot gebouwen en ruimten waarin de gegevens aanwezig zijn;\n \n \n c.\n maatregelen gericht op het beheer van de gegevens, waaronder maatregelen gericht op de technische beveiliging tegen onbevoegde digitale toegang tot de opgeslagen gegevens;\n \n \n d.\n maatregelen voor het geval de geheimhouding van de vermelde gegevens is geschaad; en\n \n \n e.\n maatregelen ter voorkoming van calamiteiten en het afhandelen daarvan.\n \n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Waarborgen gegevensverwerking door certificerende instellingen\n \n \n Artikel\n 2:5\n \n \n 1\n De certificerende instelling verstrekt aan de inspecterende functionarissen die namens de certificerende instellingen handelen een schriftelijke instructie en gedragsregels om te waarborgen dat de gegevens slechts worden verwerkt voor de beoordeling van de geldigheid van een afgegeven certificaat alsmede hoe daarop wordt toegezien.\n \n \n 2\n De certificerende instelling verstrekt een kopie van de instructie, bedoeld in het eerste lid, aan de verwerker en meldt aan de verwerker of inspecterende functionarissen voorvallen waarin in strijd met deze instructie is gehandeld.\n \n \n 3\n De verwerker verstrekt jaarlijks een verslag aan de Nederlandse Arbeidsinspectie, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank over de maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de gegevens die op basis van de wet door de Nederlandse Arbeidsinspectie, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank zijn verstrekt.\n \n202162920-12-202113-12-2021202162920-12-202113-12-202101-01-2022201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-201520171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201718-01-2017\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Preventieve stillegging van werk in verband met recidive\n \n \n Overtredingen voor preventieve stillegging\n \n \n Artikel\n 3:1\n \n \n 1\n Na een herhaling van een overtreding wordt een waarschuwing gegeven als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet en indien een herhaling van die overtreding is geconstateerd als bedoeld in dat artikel van de wet, wordt een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.\n \n \n 2\n Indien een ernstige overtreding is geconstateerd, wordt in afwijking van het eerste lid, een waarschuwing als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet gegeven bij de eerste overtreding en wordt, indien opnieuw een ernstige overtreding is geconstateerd, een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.\n \n \n 3\n Als ernstige overtreding als bedoeld in het tweede lid wordt aangemerkt de overtreding waarbij ten minste 20 ter beschikking gestelde arbeidskrachten zijn betrokken.\n \n \n 4\n Indien de aard van de overtreding of de met de overtreding samenhangende omstandigheden dan wel de gevolgen van een stillegging van de werkzaamheden daartoe aanleiding geven, kan worden afgezien van een waarschuwing als bedoeld in het eerste en tweede lid en kan worden afgezien van een bevel als bedoeld in het eerste en tweede lid.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Aanpassing aantal werknemers\n \n \n Artikel\n 3:2\n \n Bij ministeriële regeling kan het aantal werknemers, bedoeld in artikel 3:1, derde lid, worden aangepast.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Ernstige overtredingen\n \n \n Artikel\n 3:3\n \n Ernstige overtredingen in de zin van artikel 19, derde en vijfde lid, van de wet zijn de overtredingen, genoemd in artikel 3:1, derde lid.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 3a\n Openbaarmaking inspectiegegevens\n \n \n Artikel\n 3a:1\n Plaats en duur openbaarmaking\n \n \n 1\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b van de wet, worden door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren geplaatst op een website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van de wet.\n \n \n 2\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van de wet, blijven uiterlijk drie jaar na de datum van bekendmaking van het besluit, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, dan wel na verzending van een brief met de mededeling dat er geen overtreding is geconstateerd, beschikbaar op de website.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:2\n Inhoud openbare inspectiegegevens\n \n \n 1\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b van de wet, betreffen:\n \n \n a.\n de punten waarop is gecontroleerd en de wet of wetten die de grondslag daarvoor bieden;\n \n \n b.\n de locatie waar het onderzoek heeft plaatsgevonden;\n \n \n c.\n de datum of periode waarop het onderzoek heeft plaatsgevonden;\n \n \n d.\n de naam en vestigingsplaats van de betreffende normadressaat;\n \n \n e.\n het nummer waaronder de betreffende normadressaat is ingeschreven in een register van het land van vestiging, dan wel de unieke code die naar de betreffende normadressaat te herleiden is; en\n \n \n f.\n de sector of branche waarin deze normadressaat zijn economische activiteiten verricht.\n \n \n \n \n 2\n Indien na afronding van een onderzoek geen overtreding is geconstateerd die leidt tot de besluiten, genoemd in artikel 3a:3, wordt bij de gegevens, genoemd in het eerste lid, de opmerking geplaatst dat geen overtreding is geconstateerd.\n \n202049403-12-202025-11-2020202049403-12-202025-11-202001-01-2021\n \n Artikel\n 3a:3\n Openbare gegevens omtrent opgelegde boetes en stilleggingen\n \n \n 1\n In aanvulling op artikel 3a:2, eerste lid, worden indien een onderzoek door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, wordt gevolgd door een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18 van de wet of door een besluit tot bevel tot staken van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet, de volgende gegevens met betrekking tot dat besluit openbaar gemaakt:\n \n \n a.\n welk besluit is genomen, de artikelen van de wet die de grondslag daarvoor bieden en de datum van dat besluit; en\n \n \n b.\n welke rechtsmiddelen tegen het besluit zijn of kunnen worden aangewend en wat hiervan de uitkomst was, of dat het besluit onherroepelijk is geworden.\n \n \n \n \n 2\n Indien het besluit geheel of gedeeltelijk bestaat uit een besluit tot bevel tot staken van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet, bevat de openbaarmaking tevens de periode waarin de werkzaamheden zijn gestaakt.\n \n20171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-2017\n \n Artikel\n 3a:4\n Termijn waarbinnen openbaarmaking geschiedt\n \n \n 1\n De openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 3a:2 en 3a:3, geschiedt niet eerder dan tien werkdagen, doch uiterlijk dertig werkdagen na de datum waarop het besluit tot openbaarmaking van deze gegevens aan belanghebbende bekend is gemaakt.\n \n \n 2\n Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 15b, zevende lid, van de wet, wordt de termijn van dertig werkdagen, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig opgeschort.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:5\n Reactie van belanghebbende\n \n \n 1\n Op verzoek van de belanghebbende kan een schriftelijke reactie over de openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 3a:2 en 3a:3, van ten hoogste 2.000 leestekens worden gegeven, die zal worden gevoegd bij de openbaar te maken gegevens op de website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren.\n \n \n 2\n Onderdelen van de schriftelijke reactie die persoonsgegevens, bedrijfsnamen of bedrijfsgegevens van derden dan wel strafbare of aanstootgevende uitlatingen bevatten, worden niet op de website gepubliceerd.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:6\n Rectificatie\n \n Indien in verband met een beslissing op bezwaar, beroep of hoger beroep wordt vastgesteld dat de gegevens, die op grond van artikel 15b van de wet, en de artikelen 3a:1 en 3a:2 openbaar zijn gemaakt, niet meer juist of volledig zijn, worden deze gegevens aangepast, binnen tien werkdagen na ontvangst van de desbetreffende beslissing door Onze Minister.\n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Wijzigingen in andere besluiten\n \n \n \n Arbeidstijdenbesluit\n \n \n \n Artikel\n 4:1\n \n \n Wijzigt het Arbeidstijdenbesluit.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Arbeidsomstandighedenbesluit\n \n \n \n Artikel\n 4:2\n \n \n Wijzigt het Arbeidsomstandighedenbesluit.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Slotbepalingen\n \n \n Intrekking Besluit\n \n \n Artikel\n 5:1\n \n Het Besluit arbeidsbemiddeling wordt ingetrokken.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Inwerkingtreding\n \n \n Artikel\n 5:2\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Citeertitel\n \n \n Artikel\n 5:3\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n Wassenaar\n 16 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n L.F.\n Asscher\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën,\n \n E.D.\n Wiebes\n \n \n \n de zevende mei 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,\n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n201947313-12-201905-12-2019201947313-12-201905-12-201905-12-2019", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036578/2023-01-01_0/xml/BWBR0036578_2023-01-01_0.xml", "content": "BWBR0036578_2022-01-01_0\n Besluit van 16 april 2015 tot uitvoering van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs)201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 oktober 2014, nr. 2014-0000153118, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;\n Gelet op de artikelen 8:3a, zevende lid, van de Arbeidstijdenwet, 16, vierde en zesde lid, en 34, vijfde en zevende lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, 14b, vijfde lid, 19, tweede, derde, vierde en vijfde lid en 22, eerste en zevende lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 november 2014, No.WI 2.14.0377/111);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 april 2015; 2015-0000091270, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën,\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Begrippen\n \n \n Artikel\n 1:1\n \n In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n verwerker: de verwerker, bedoeld in artikel 14b, vijfde lid, van de wet;\n \n \n b.\n \n Nederlandse Arbeidsinspectie: de toezichthoudende ambtenaren, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet;\n \n \n c.\n \n wet:\n Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs.\n \n \n202162920-12-202113-12-2021202162920-12-202113-12-202101-01-2022201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 1a\n Bepalingen ten aanzien van arbeidskrachten die in het kader van payrolling ter beschikking zijn gesteld\n \n \n Artikel\n 1a:1\n Adequate pensioenregeling voor arbeidskrachten die in het kader van payrolling ter beschikking zijn gesteld\n \n \n 1\n In aanvulling op artikel 8a, vijfde lid, van de wet is er eveneens sprake van een adequate pensioenregeling als bedoeld in artikel 8a, vierde lid, van de wet, indien voor de arbeidskracht die in het kader van payrolling ter beschikking is gesteld een basispensioenregeling geldt:\n \n \n a.\n die ten minste voorziet in ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet;\n \n \n b.\n die geen wachttijd of drempelperiode als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Pensioenwet bevat; en\n \n \n c.\n waarbij de totale werkgeverspremie, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, ten minste 14,6% per 1 januari 2023: 15,7%.bedraagt van de som van de pensioengrondslag van de arbeidskrachten die door de onderneming in het kader van payrolling ter beschikking worden gesteld en die op grond van artikel 8a, vierde lid, van de wet recht hebben op een pensioenregeling.\n \n \n \n \n 2\n Voor het vaststellen van de in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde pensioengrondslag wordt uitgegaan van het maximale pensioengevend loon, binnen de begrenzingen van hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964, met uitzondering van het loon uit vroegere dienstbetrekking als bedoeld in die wet, en, indien van toepassing, het loon, bedoeld in het vijfde lid, verminderd met 100/75 maal het bedrag dat op grond van artikel 18a, zevende lid, onderdelen a, eerste zin, b en c, van de Wet op de loonbelasting 1964 in aanmerking moet worden genomen.\n \n \n 3\n Bij de toepassing van het tweede lid wordt geen rekening gehouden met specifieke bepalingen over demotie, ziekte en arbeidsongeschiktheid.\n \n \n 4\n Het percentage, genoemd in het eerste lid, onderdeel c, wordt per 1 januari van elk kalenderjaar bij ministeriële regeling aangepast aan de hand van de ontwikkeling van de gemiddelde werkgeverspremie die wordt afgedragen voor Nederlandse basispensioenregelingen.\n \n \n 5\n Indien het voldoen aan de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, ertoe leidt dat de basispensioenregeling niet blijft binnen de bij of krachtens de hoofdstukken IIB en VIII van de Wet op de loonbelasting 1964 gestelde begrenzingen, kan in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, worden volstaan met de maximale werkgeverspremie die is toegestaan om binnen de voornoemde begrenzingen te blijven voor alle arbeidskrachten waar de pensioenregeling voor geldt.\n \n \n 6\n De beoordeling of aan het eerste lid, onderdeel c, of het vijfde lid, wordt voldaan, wordt vastgesteld bij het sluiten van de pensioenovereenkomst en de uitvoeringsovereenkomst door degene die de arbeidskracht ter beschikking stelt en de pensioenuitvoerder, en op basis van het eerste tijdvak van het kalenderjaar waarover de premie verschuldigd is, met dien verstande dat dit tijdvak niet langer dan een kwartaal mag zijn.\n \n20222709414-10-202205-10-20222022-000019828220222709414-10-202205-10-20222022-000019828201-01-2023\n \n Artikel\n 1a:2\n Afwijken van het payrollregime voor mensen met een arbeidsbeperking\n \n Bij collectieve arbeidsovereenkomst kan worden afgeweken van artikel 8a van de wet ten aanzien van de arbeidskracht die:\n \n \n a.\n werkzaam is in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet sociale werkvoorziening;\n \n \n b.\n arbeidsbeperkte is als bedoeld in artikel 38b van de Wet financiering sociale verzekeringen, of met een arbeidsbeperkte wordt gelijkgesteld als bedoeld in artikel 38f, vijfde lid, van die wet; of\n \n \n c.\n werkzaam is in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet.\n \n \n201947313-12-201905-12-2019202149122-10-202114-10-202101-11-2021201948718-12-201911-12-2019201948718-12-201911-12-201901-01-2021\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Gegevensuitwisseling\n \n \n Verstrekken van gegevens door Nederlandse Arbeidsinspectie\n \n \n Artikel\n 2:1\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet, levert de verwerker aan de Nederlandse Arbeidsinspectie ten minste eenmaal per kwartaal een overzicht aan van op dat moment gecertificeerde ondernemingen aan de hand waarvan de Nederlandse Arbeidsinspectie nagaat of deze ondernemingen of rechtspersonen een of meer wetten hebben overtreden als bedoeld in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n 2\n Het in het eerste lid genoemde overzicht wordt vastgesteld aan de hand van de door de certificerende instellingen aan de verwerker verstrekte gegevens van gecertificeerde ondernemingen.\n \n \n 3\n De Nederlandse Arbeidsinspectie verstrekt ten minste eenmaal per kwartaal aan de hand van het door de verwerker verstrekte overzicht, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de verwerker aan de certificerende instelling de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam-, adres- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer van een onderneming of rechtspersoon als bedoeld in artikel 7a van de wet die een of meer van de bepalingen, genoemd in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet niet heeft nageleefd;\n \n \n b.\n de aard van de overtreding, het aantal overtredingen, de datum waarop overtreding van een of meer van de bepalingen, genoemd in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet is geconstateerd alsmede de datum waarop de boetebeschikking is gedagtekend.\n \n \n \n \n 4\n De door de Nederlandse Arbeidsinspectie verstrekte gegevens gaan niet verder terug dan twee jaar voorafgaand aan de datum waarop de Nederlandse Arbeidsinspectie het overzicht, bedoeld in het eerste lid, van de verwerker heeft ontvangen.\n \n \n 5\n In dit artikel wordt verstaan onder KvK-vestigingsnummer: een door een Kamer van Koophandel toegekend uniek nummer aan een vestiging van een onderneming in het handelsregister, bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007.\n \n202162920-12-202113-12-2021202162920-12-202113-12-202101-01-2022202162920-12-202113-12-2021202162920-12-202113-12-202101-01-2022\n \n Verstrekken van gegevens door rijksbelastingdienst\n \n \n Artikel\n 2:2\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, van de wet, levert de verwerker aan de rijksbelastingdienst ten minste eenmaal per kwartaal een overzicht van gecertificeerde ondernemingen of rechtspersonen aan de hand waarvan de rijksbelastingdienst nagaat of zich ten aanzien van deze ondernemingen of rechtspersonen een omstandigheid heeft voorgedaan als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n 2\n Het in het eerste lid genoemde overzicht wordt vastgesteld aan de hand van de door de certificerende instellingen aan de verwerker verstrekte gegevens van gecertificeerde ondernemingen.\n \n \n 3\n De rijksbelastingdienst verstrekt ten minste eenmaal per kwartaal aan de hand van het door de verwerker verstrekte overzicht, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de verwerker aan de certificerende instelling de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam-, adres- en vestigingsgegevens van de onderneming of rechtspersoon;\n \n \n b.\n de indicatie of de onderneming of rechtspersoon in haar, onderscheidenlijk zijn, hoedanigheid van belastingplichtige voor de omzetbelasting of als inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 dan wel als werkgever in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen optreedt;\n \n \n c.\n de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n \n \n 4\n De gegevens, bedoeld in het derde lid, zijn de actuele gegevens zoals die bij de rijksbelastingdienst bekend zijn op het moment waarop die gegevens in een overzicht aan de verwerker worden verstrekt, waarbij:\n \n \n a.\n voor de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel a, van de wet, bepalend is of de aldaar genoemde omstandigheid in de voorafgaande rapportageperiode is ontstaan;\n \n \n b.\n voor de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen b en c, van de wet, bepalend is of de aldaar genoemde omstandigheden ten hoogste tien jaar voorafgaand aan het einde van de voorafgaande rapportageperiode zijn ontstaan en de betreffende betalingen aan het einde van die rapportageperiode nog steeds niet volledig zijn gedaan;\n \n \n c.\n voor het gegeven dat een vergrijpboete is opgelegd vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel d, van de wet, bepalend is of deze omstandigheid in de voorafgaande rapportageperiode is ontstaan;\n \n \n d.\n voor het gegeven dat de ambtenaar, bedoeld in artikel 84 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, contact heeft met het Openbaar ministerie in het kader van de vervolging en berechting van bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel d, van de wet, bepalend is de periode waarin deze omstandigheid bestaat.\n \n \n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Verstrekken van gegevens door de Sociale verzekeringsbank\n \n \n \n Artikel\n 2:2a\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, derde lid, van de wet, levert de verwerker aan de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, ten minste eenmaal per jaar de door de certificerende instellingen aan de verwerker verstrekte naam- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer, bedoeld in artikel 2:1, vijfde lid, van de gecertificeerde ondernemingen of rechtspersonen en een afschrift van de bij deze ondernemingen of rechtspersonen behorende verklaringen toepasselijke wetgeving als bedoeld in artikel 14b, derde lid, van de wet, waarvan wordt vermoed dat deze verklaringen onterecht dan wel onjuist zijn afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring, inclusief per afschrift een referentienummer en de motivering van het vermoeden.\n \n \n 2\n Aan de hand van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, gaat de Sociale verzekeringsbank na of is gebleken dat ten behoeve van een bij deze gecertificeerde onderneming of rechtspersoon werkzame persoon een terechte, onterechte, juiste dan wel onjuiste verklaring toepasselijke wetgeving is afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring.\n \n \n 3\n De Sociale verzekeringsbank verstrekt ten minste eenmaal per jaar, aan de hand van de door de verwerker verstrekte gegevens, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de verwerker aan de certificerende instelling, de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer, bedoeld in artikel 2:1, vijfde lid, van de gecertificeerde onderneming of rechtspersoon; en\n \n \n b.\n per referentienummer als bedoeld in het eerste lid, het gegeven of de verklaring waarop het referentienummer betrekking heeft terecht, onterecht, juist dan wel onjuist is afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring en de motivering van dat gegeven.\n \n \n \n \n 4\n De Sociale verzekeringsbank verstrekt slechts gegevens omtrent verklaringen toepasselijke wetgeving die niet eerder dan twee jaar voorafgaand aan de datum waarop de Sociale verzekeringsbank de gegevens, bedoeld in het eerste lid, van de verwerker heeft ontvangen, zijn afgegeven.\n \n \n 5\n De gegevens betreffende een onderneming of rechtspersoon die door de certificerende instelling via de verwerker aan de Sociale verzekeringsbank worden verstrekt, worden door de Sociale verzekeringsbank vernietigd maximaal een half jaar nadat van de bij deze onderneming of rechtspersoon behorende verklaringen is gebleken dat de verklaringen terecht, onterecht, juist dan wel onjuist zijn afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring en deze gegevens zijn verstrekt aan de certificerende instelling.\n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-201820171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-2017\n \n Reikwijdte gegevensverwerking en vernietiging gegevens\n \n \n Artikel\n 2:3\n \n De gegevens, bedoeld in de artikelen 2:1, 2:2 en 2:2a, die door de Nederlandse Arbeidsinspectie, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank via de verwerker worden verstrekt aan de certificerende instellingen, worden door de certificerende instellingen en de verwerker vernietigd na een periode van maximaal vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het gegeven met dien verstande dat bij verlies van het certificaat door een onderneming of rechtspersoon, de certificerende instellingen en de verwerker de gegevens vernietigen na een periode van een half jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de onderneming of rechtspersoon het certificaat heeft verloren.\n202162920-12-202113-12-2021202162920-12-202113-12-202101-01-2022201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Beveiliging tegen verlies of onrechtmatige verwerking\n \n \n Artikel\n 2:4\n \n De certificerende instelling en de verwerker dragen zorg voor passende technische en organisatorische maatregelen ter beveiliging van de verkregen gegevens tegen risico’s van verlies of ongeoorloofde verstrekking, en tegen onbevoegde kennisneming, opneming, wijziging, verwijdering of verstrekking van deze gegevens. Deze voorzieningen omvatten ten minste de volgende onderwerpen:\n \n \n a.\n maatregelen gericht op personen die werkzaam zijn voor de certificerende instelling;\n \n \n b.\n maatregelen gericht op de toegang tot gebouwen en ruimten waarin de gegevens aanwezig zijn;\n \n \n c.\n maatregelen gericht op het beheer van de gegevens, waaronder maatregelen gericht op de technische beveiliging tegen onbevoegde digitale toegang tot de opgeslagen gegevens;\n \n \n d.\n maatregelen voor het geval de geheimhouding van de vermelde gegevens is geschaad; en\n \n \n e.\n maatregelen ter voorkoming van calamiteiten en het afhandelen daarvan.\n \n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Waarborgen gegevensverwerking door certificerende instellingen\n \n \n Artikel\n 2:5\n \n \n 1\n De certificerende instelling verstrekt aan de inspecterende functionarissen die namens de certificerende instellingen handelen een schriftelijke instructie en gedragsregels om te waarborgen dat de gegevens slechts worden verwerkt voor de beoordeling van de geldigheid van een afgegeven certificaat alsmede hoe daarop wordt toegezien.\n \n \n 2\n De certificerende instelling verstrekt een kopie van de instructie, bedoeld in het eerste lid, aan de verwerker en meldt aan de verwerker of inspecterende functionarissen voorvallen waarin in strijd met deze instructie is gehandeld.\n \n \n 3\n De verwerker verstrekt jaarlijks een verslag aan de Nederlandse Arbeidsinspectie, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank over de maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de gegevens die op basis van de wet door de Nederlandse Arbeidsinspectie, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank zijn verstrekt.\n \n202162920-12-202113-12-2021202162920-12-202113-12-202101-01-2022201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-201520171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201718-01-2017\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Preventieve stillegging van werk in verband met recidive\n \n \n Overtredingen voor preventieve stillegging\n \n \n Artikel\n 3:1\n \n \n 1\n Na een herhaling van een overtreding wordt een waarschuwing gegeven als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet en indien een herhaling van die overtreding is geconstateerd als bedoeld in dat artikel van de wet, wordt een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.\n \n \n 2\n Indien een ernstige overtreding is geconstateerd, wordt in afwijking van het eerste lid, een waarschuwing als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet gegeven bij de eerste overtreding en wordt, indien opnieuw een ernstige overtreding is geconstateerd, een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.\n \n \n 3\n Als ernstige overtreding als bedoeld in het tweede lid wordt aangemerkt de overtreding waarbij ten minste 20 ter beschikking gestelde arbeidskrachten zijn betrokken.\n \n \n 4\n Indien de aard van de overtreding of de met de overtreding samenhangende omstandigheden dan wel de gevolgen van een stillegging van de werkzaamheden daartoe aanleiding geven, kan worden afgezien van een waarschuwing als bedoeld in het eerste en tweede lid en kan worden afgezien van een bevel als bedoeld in het eerste en tweede lid.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Aanpassing aantal werknemers\n \n \n Artikel\n 3:2\n \n Bij ministeriële regeling kan het aantal werknemers, bedoeld in artikel 3:1, derde lid, worden aangepast.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Ernstige overtredingen\n \n \n Artikel\n 3:3\n \n Ernstige overtredingen in de zin van artikel 19, derde en vijfde lid, van de wet zijn de overtredingen, genoemd in artikel 3:1, derde lid.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 3a\n Openbaarmaking inspectiegegevens\n \n \n Artikel\n 3a:1\n Plaats en duur openbaarmaking\n \n \n 1\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b van de wet, worden door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren geplaatst op een website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van de wet.\n \n \n 2\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van de wet, blijven uiterlijk drie jaar na de datum van bekendmaking van het besluit, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, dan wel na verzending van een brief met de mededeling dat er geen overtreding is geconstateerd, beschikbaar op de website.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:2\n Inhoud openbare inspectiegegevens\n \n \n 1\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b van de wet, betreffen:\n \n \n a.\n de punten waarop is gecontroleerd en de wet of wetten die de grondslag daarvoor bieden;\n \n \n b.\n de locatie waar het onderzoek heeft plaatsgevonden;\n \n \n c.\n de datum of periode waarop het onderzoek heeft plaatsgevonden;\n \n \n d.\n de naam en vestigingsplaats van de betreffende normadressaat;\n \n \n e.\n het nummer waaronder de betreffende normadressaat is ingeschreven in een register van het land van vestiging, dan wel de unieke code die naar de betreffende normadressaat te herleiden is; en\n \n \n f.\n de sector of branche waarin deze normadressaat zijn economische activiteiten verricht.\n \n \n \n \n 2\n Indien na afronding van een onderzoek geen overtreding is geconstateerd die leidt tot de besluiten, genoemd in artikel 3a:3, wordt bij de gegevens, genoemd in het eerste lid, de opmerking geplaatst dat geen overtreding is geconstateerd.\n \n202049403-12-202025-11-2020202049403-12-202025-11-202001-01-2021\n \n Artikel\n 3a:3\n Openbare gegevens omtrent opgelegde boetes en stilleggingen\n \n \n 1\n In aanvulling op artikel 3a:2, eerste lid, worden indien een onderzoek door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, wordt gevolgd door een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18 van de wet of door een besluit tot bevel tot staken van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet, de volgende gegevens met betrekking tot dat besluit openbaar gemaakt:\n \n \n a.\n welk besluit is genomen, de artikelen van de wet die de grondslag daarvoor bieden en de datum van dat besluit; en\n \n \n b.\n welke rechtsmiddelen tegen het besluit zijn of kunnen worden aangewend en wat hiervan de uitkomst was, of dat het besluit onherroepelijk is geworden.\n \n \n \n \n 2\n Indien het besluit geheel of gedeeltelijk bestaat uit een besluit tot bevel tot staken van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet, bevat de openbaarmaking tevens de periode waarin de werkzaamheden zijn gestaakt.\n \n20171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-2017\n \n Artikel\n 3a:4\n Termijn waarbinnen openbaarmaking geschiedt\n \n \n 1\n De openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 3a:2 en 3a:3, geschiedt niet eerder dan tien werkdagen, doch uiterlijk dertig werkdagen na de datum waarop het besluit tot openbaarmaking van deze gegevens aan belanghebbende bekend is gemaakt.\n \n \n 2\n Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 15b, zevende lid, van de wet, wordt de termijn van dertig werkdagen, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig opgeschort.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:5\n Reactie van belanghebbende\n \n \n 1\n Op verzoek van de belanghebbende kan een schriftelijke reactie over de openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 3a:2 en 3a:3, van ten hoogste 2.000 leestekens worden gegeven, die zal worden gevoegd bij de openbaar te maken gegevens op de website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren.\n \n \n 2\n Onderdelen van de schriftelijke reactie die persoonsgegevens, bedrijfsnamen of bedrijfsgegevens van derden dan wel strafbare of aanstootgevende uitlatingen bevatten, worden niet op de website gepubliceerd.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:6\n Rectificatie\n \n Indien in verband met een beslissing op bezwaar, beroep of hoger beroep wordt vastgesteld dat de gegevens, die op grond van artikel 15b van de wet, en de artikelen 3a:1 en 3a:2 openbaar zijn gemaakt, niet meer juist of volledig zijn, worden deze gegevens aangepast, binnen tien werkdagen na ontvangst van de desbetreffende beslissing door Onze Minister.\n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Wijzigingen in andere besluiten\n \n \n \n Arbeidstijdenbesluit\n \n \n \n Artikel\n 4:1\n \n \n Wijzigt het Arbeidstijdenbesluit.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Arbeidsomstandighedenbesluit\n \n \n \n Artikel\n 4:2\n \n \n Wijzigt het Arbeidsomstandighedenbesluit.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Slotbepalingen\n \n \n Intrekking Besluit\n \n \n Artikel\n 5:1\n \n Het Besluit arbeidsbemiddeling wordt ingetrokken.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Inwerkingtreding\n \n \n Artikel\n 5:2\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Citeertitel\n \n \n Artikel\n 5:3\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n Wassenaar\n 16 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n L.F.\n Asscher\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën,\n \n E.D.\n Wiebes\n \n \n \n de zevende mei 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,\n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n201947313-12-201905-12-2019201947313-12-201905-12-201905-12-2019", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036578/2024-01-01_0/xml/BWBR0036578_2024-01-01_0.xml", "content": "BWBR0036578_2023-01-01_0\n Besluit van 16 april 2015 tot uitvoering van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs)201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 oktober 2014, nr. 2014-0000153118, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;\n Gelet op de artikelen 8:3a, zevende lid, van de Arbeidstijdenwet, 16, vierde en zesde lid, en 34, vijfde en zevende lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, 14b, vijfde lid, 19, tweede, derde, vierde en vijfde lid en 22, eerste en zevende lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 november 2014, No.WI 2.14.0377/111);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 april 2015; 2015-0000091270, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën,\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Begrippen\n \n \n Artikel\n 1:1\n \n In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n verwerker: de verwerker, bedoeld in artikel 14b, vijfde lid, van de wet;\n \n \n b.\n \n Nederlandse Arbeidsinspectie: de toezichthoudende ambtenaren, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet;\n \n \n c.\n \n wet:\n Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs.\n \n \n202162920-12-202113-12-2021202162920-12-202113-12-202101-01-2022201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 1a\n Bepalingen ten aanzien van arbeidskrachten die in het kader van payrolling ter beschikking zijn gesteld\n \n \n Artikel\n 1a:1\n Adequate pensioenregeling voor arbeidskrachten die in het kader van payrolling ter beschikking zijn gesteld\n \n \n 1\n In aanvulling op artikel 8a, vijfde lid, van de wet is er eveneens sprake van een adequate pensioenregeling als bedoeld in artikel 8a, vierde lid, van de wet, indien voor de arbeidskracht die in het kader van payrolling ter beschikking is gesteld een basispensioenregeling geldt:\n \n \n a.\n die ten minste voorziet in ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet;\n \n \n b.\n die geen wachttijd of drempelperiode als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Pensioenwet bevat; en\n \n \n c.\n waarbij de totale werkgeverspremie, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, ten minste 14,6% per 1 januari 2024: 15,4%.bedraagt van de som van de pensioengrondslag van de arbeidskrachten die door de onderneming in het kader van payrolling ter beschikking worden gesteld en die op grond van artikel 8a, vierde lid, van de wet recht hebben op een pensioenregeling.\n \n \n \n \n 2\n Voor het vaststellen van de in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde pensioengrondslag wordt uitgegaan van het maximale pensioengevend loon, binnen de begrenzingen van hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964, met uitzondering van het loon uit vroegere dienstbetrekking als bedoeld in die wet, en, indien van toepassing, het loon, bedoeld in het vijfde lid, verminderd met 100/75 maal het bedrag dat op grond van artikel 18a, zevende lid, onderdelen a, eerste zin, b en c, van de Wet op de loonbelasting 1964 in aanmerking moet worden genomen.\n \n \n 3\n Bij de toepassing van het tweede lid wordt geen rekening gehouden met specifieke bepalingen over demotie, ziekte en arbeidsongeschiktheid.\n \n \n 4\n Het percentage, genoemd in het eerste lid, onderdeel c, wordt per 1 januari van elk kalenderjaar bij ministeriële regeling aangepast aan de hand van de ontwikkeling van de gemiddelde werkgeverspremie die wordt afgedragen voor Nederlandse basispensioenregelingen.\n \n \n 5\n Indien het voldoen aan de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, ertoe leidt dat de basispensioenregeling niet blijft binnen de bij of krachtens de hoofdstukken IIB en VIII van de Wet op de loonbelasting 1964 gestelde begrenzingen, kan in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, worden volstaan met de maximale werkgeverspremie die is toegestaan om binnen de voornoemde begrenzingen te blijven voor alle arbeidskrachten waar de pensioenregeling voor geldt.\n \n \n 6\n De beoordeling of aan het eerste lid, onderdeel c, of het vijfde lid, wordt voldaan, wordt vastgesteld bij het sluiten van de pensioenovereenkomst en de uitvoeringsovereenkomst door degene die de arbeidskracht ter beschikking stelt en de pensioenuitvoerder, en op basis van het eerste tijdvak van het kalenderjaar waarover de premie verschuldigd is, met dien verstande dat dit tijdvak niet langer dan een kwartaal mag zijn.\n \n20232881824-10-202316-10-20232023-000053367120232881824-10-202316-10-20232023-000053367101-01-2024\n \n Artikel\n 1a:2\n Afwijken van het payrollregime voor mensen met een arbeidsbeperking\n \n Bij collectieve arbeidsovereenkomst kan worden afgeweken van artikel 8a van de wet ten aanzien van de arbeidskracht die:\n \n \n a.\n werkzaam is in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet sociale werkvoorziening;\n \n \n b.\n arbeidsbeperkte is als bedoeld in artikel 38b van de Wet financiering sociale verzekeringen, of met een arbeidsbeperkte wordt gelijkgesteld als bedoeld in artikel 38f, vijfde lid, van die wet; of\n \n \n c.\n werkzaam is in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet.\n \n \n201947313-12-201905-12-2019202149122-10-202114-10-202101-11-2021201948718-12-201911-12-2019201948718-12-201911-12-201901-01-2021\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Gegevensuitwisseling\n \n \n Verstrekken van gegevens door Nederlandse Arbeidsinspectie\n \n \n Artikel\n 2:1\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet, levert de verwerker aan de Nederlandse Arbeidsinspectie ten minste eenmaal per kwartaal een overzicht aan van op dat moment gecertificeerde ondernemingen aan de hand waarvan de Nederlandse Arbeidsinspectie nagaat of deze ondernemingen of rechtspersonen een of meer wetten hebben overtreden als bedoeld in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n 2\n Het in het eerste lid genoemde overzicht wordt vastgesteld aan de hand van de door de certificerende instellingen aan de verwerker verstrekte gegevens van gecertificeerde ondernemingen.\n \n \n 3\n De Nederlandse Arbeidsinspectie verstrekt ten minste eenmaal per kwartaal aan de hand van het door de verwerker verstrekte overzicht, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de verwerker aan de certificerende instelling de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam-, adres- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer van een onderneming of rechtspersoon als bedoeld in artikel 7a van de wet die een of meer van de bepalingen, genoemd in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet niet heeft nageleefd;\n \n \n b.\n de aard van de overtreding, het aantal overtredingen, de datum waarop overtreding van een of meer van de bepalingen, genoemd in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet is geconstateerd alsmede de datum waarop de boetebeschikking is gedagtekend.\n \n \n \n \n 4\n De door de Nederlandse Arbeidsinspectie verstrekte gegevens gaan niet verder terug dan twee jaar voorafgaand aan de datum waarop de Nederlandse Arbeidsinspectie het overzicht, bedoeld in het eerste lid, van de verwerker heeft ontvangen.\n \n \n 5\n In dit artikel wordt verstaan onder KvK-vestigingsnummer: een door een Kamer van Koophandel toegekend uniek nummer aan een vestiging van een onderneming in het handelsregister, bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007.\n \n202162920-12-202113-12-2021202162920-12-202113-12-202101-01-2022202162920-12-202113-12-2021202162920-12-202113-12-202101-01-2022\n \n Verstrekken van gegevens door rijksbelastingdienst\n \n \n Artikel\n 2:2\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, van de wet, levert de verwerker aan de rijksbelastingdienst ten minste eenmaal per kwartaal een overzicht van gecertificeerde ondernemingen of rechtspersonen aan de hand waarvan de rijksbelastingdienst nagaat of zich ten aanzien van deze ondernemingen of rechtspersonen een omstandigheid heeft voorgedaan als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n 2\n Het in het eerste lid genoemde overzicht wordt vastgesteld aan de hand van de door de certificerende instellingen aan de verwerker verstrekte gegevens van gecertificeerde ondernemingen.\n \n \n 3\n De rijksbelastingdienst verstrekt ten minste eenmaal per kwartaal aan de hand van het door de verwerker verstrekte overzicht, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de verwerker aan de certificerende instelling de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam-, adres- en vestigingsgegevens van de onderneming of rechtspersoon;\n \n \n b.\n de indicatie of de onderneming of rechtspersoon in haar, onderscheidenlijk zijn, hoedanigheid van belastingplichtige voor de omzetbelasting of als inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 dan wel als werkgever in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen optreedt;\n \n \n c.\n de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n \n \n 4\n De gegevens, bedoeld in het derde lid, zijn de actuele gegevens zoals die bij de rijksbelastingdienst bekend zijn op het moment waarop die gegevens in een overzicht aan de verwerker worden verstrekt, waarbij:\n \n \n a.\n voor de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel a, van de wet, bepalend is of de aldaar genoemde omstandigheid in de voorafgaande rapportageperiode is ontstaan;\n \n \n b.\n voor de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen b en c, van de wet, bepalend is of de aldaar genoemde omstandigheden ten hoogste tien jaar voorafgaand aan het einde van de voorafgaande rapportageperiode zijn ontstaan en de betreffende betalingen aan het einde van die rapportageperiode nog steeds niet volledig zijn gedaan;\n \n \n c.\n voor het gegeven dat een vergrijpboete is opgelegd vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel d, van de wet, bepalend is of deze omstandigheid in de voorafgaande rapportageperiode is ontstaan;\n \n \n d.\n voor het gegeven dat de ambtenaar, bedoeld in artikel 84 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, contact heeft met het Openbaar ministerie in het kader van de vervolging en berechting van bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel d, van de wet, bepalend is de periode waarin deze omstandigheid bestaat.\n \n \n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Verstrekken van gegevens door de Sociale verzekeringsbank\n \n \n \n Artikel\n 2:2a\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, derde lid, van de wet, levert de verwerker aan de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, ten minste eenmaal per jaar de door de certificerende instellingen aan de verwerker verstrekte naam- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer, bedoeld in artikel 2:1, vijfde lid, van de gecertificeerde ondernemingen of rechtspersonen en een afschrift van de bij deze ondernemingen of rechtspersonen behorende verklaringen toepasselijke wetgeving als bedoeld in artikel 14b, derde lid, van de wet, waarvan wordt vermoed dat deze verklaringen onterecht dan wel onjuist zijn afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring, inclusief per afschrift een referentienummer en de motivering van het vermoeden.\n \n \n 2\n Aan de hand van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, gaat de Sociale verzekeringsbank na of is gebleken dat ten behoeve van een bij deze gecertificeerde onderneming of rechtspersoon werkzame persoon een terechte, onterechte, juiste dan wel onjuiste verklaring toepasselijke wetgeving is afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring.\n \n \n 3\n De Sociale verzekeringsbank verstrekt ten minste eenmaal per jaar, aan de hand van de door de verwerker verstrekte gegevens, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de verwerker aan de certificerende instelling, de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer, bedoeld in artikel 2:1, vijfde lid, van de gecertificeerde onderneming of rechtspersoon; en\n \n \n b.\n per referentienummer als bedoeld in het eerste lid, het gegeven of de verklaring waarop het referentienummer betrekking heeft terecht, onterecht, juist dan wel onjuist is afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring en de motivering van dat gegeven.\n \n \n \n \n 4\n De Sociale verzekeringsbank verstrekt slechts gegevens omtrent verklaringen toepasselijke wetgeving die niet eerder dan twee jaar voorafgaand aan de datum waarop de Sociale verzekeringsbank de gegevens, bedoeld in het eerste lid, van de verwerker heeft ontvangen, zijn afgegeven.\n \n \n 5\n De gegevens betreffende een onderneming of rechtspersoon die door de certificerende instelling via de verwerker aan de Sociale verzekeringsbank worden verstrekt, worden door de Sociale verzekeringsbank vernietigd maximaal een half jaar nadat van de bij deze onderneming of rechtspersoon behorende verklaringen is gebleken dat de verklaringen terecht, onterecht, juist dan wel onjuist zijn afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring en deze gegevens zijn verstrekt aan de certificerende instelling.\n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-201820171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-2017\n \n Reikwijdte gegevensverwerking en vernietiging gegevens\n \n \n Artikel\n 2:3\n \n De gegevens, bedoeld in de artikelen 2:1, 2:2 en 2:2a, die door de Nederlandse Arbeidsinspectie, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank via de verwerker worden verstrekt aan de certificerende instellingen, worden door de certificerende instellingen en de verwerker vernietigd na een periode van maximaal vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het gegeven met dien verstande dat bij verlies van het certificaat door een onderneming of rechtspersoon, de certificerende instellingen en de verwerker de gegevens vernietigen na een periode van een half jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de onderneming of rechtspersoon het certificaat heeft verloren.\n202162920-12-202113-12-2021202162920-12-202113-12-202101-01-2022201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Beveiliging tegen verlies of onrechtmatige verwerking\n \n \n Artikel\n 2:4\n \n De certificerende instelling en de verwerker dragen zorg voor passende technische en organisatorische maatregelen ter beveiliging van de verkregen gegevens tegen risico’s van verlies of ongeoorloofde verstrekking, en tegen onbevoegde kennisneming, opneming, wijziging, verwijdering of verstrekking van deze gegevens. Deze voorzieningen omvatten ten minste de volgende onderwerpen:\n \n \n a.\n maatregelen gericht op personen die werkzaam zijn voor de certificerende instelling;\n \n \n b.\n maatregelen gericht op de toegang tot gebouwen en ruimten waarin de gegevens aanwezig zijn;\n \n \n c.\n maatregelen gericht op het beheer van de gegevens, waaronder maatregelen gericht op de technische beveiliging tegen onbevoegde digitale toegang tot de opgeslagen gegevens;\n \n \n d.\n maatregelen voor het geval de geheimhouding van de vermelde gegevens is geschaad; en\n \n \n e.\n maatregelen ter voorkoming van calamiteiten en het afhandelen daarvan.\n \n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Waarborgen gegevensverwerking door certificerende instellingen\n \n \n Artikel\n 2:5\n \n \n 1\n De certificerende instelling verstrekt aan de inspecterende functionarissen die namens de certificerende instellingen handelen een schriftelijke instructie en gedragsregels om te waarborgen dat de gegevens slechts worden verwerkt voor de beoordeling van de geldigheid van een afgegeven certificaat alsmede hoe daarop wordt toegezien.\n \n \n 2\n De certificerende instelling verstrekt een kopie van de instructie, bedoeld in het eerste lid, aan de verwerker en meldt aan de verwerker of inspecterende functionarissen voorvallen waarin in strijd met deze instructie is gehandeld.\n \n \n 3\n De verwerker verstrekt jaarlijks een verslag aan de Nederlandse Arbeidsinspectie, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank over de maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de gegevens die op basis van de wet door de Nederlandse Arbeidsinspectie, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank zijn verstrekt.\n \n202162920-12-202113-12-2021202162920-12-202113-12-202101-01-2022201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-201520171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201718-01-2017\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Preventieve stillegging van werk in verband met recidive\n \n \n Overtredingen voor preventieve stillegging\n \n \n Artikel\n 3:1\n \n \n 1\n Na een herhaling van een overtreding wordt een waarschuwing gegeven als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet en indien een herhaling van die overtreding is geconstateerd als bedoeld in dat artikel van de wet, wordt een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.\n \n \n 2\n Indien een ernstige overtreding is geconstateerd, wordt in afwijking van het eerste lid, een waarschuwing als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet gegeven bij de eerste overtreding en wordt, indien opnieuw een ernstige overtreding is geconstateerd, een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.\n \n \n 3\n Als ernstige overtreding als bedoeld in het tweede lid wordt aangemerkt de overtreding waarbij ten minste 20 ter beschikking gestelde arbeidskrachten zijn betrokken.\n \n \n 4\n Indien de aard van de overtreding of de met de overtreding samenhangende omstandigheden dan wel de gevolgen van een stillegging van de werkzaamheden daartoe aanleiding geven, kan worden afgezien van een waarschuwing als bedoeld in het eerste en tweede lid en kan worden afgezien van een bevel als bedoeld in het eerste en tweede lid.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Aanpassing aantal werknemers\n \n \n Artikel\n 3:2\n \n Bij ministeriële regeling kan het aantal werknemers, bedoeld in artikel 3:1, derde lid, worden aangepast.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Ernstige overtredingen\n \n \n Artikel\n 3:3\n \n Ernstige overtredingen in de zin van artikel 19, derde en vijfde lid, van de wet zijn de overtredingen, genoemd in artikel 3:1, derde lid.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 3a\n Openbaarmaking inspectiegegevens\n \n \n Artikel\n 3a:1\n Plaats en duur openbaarmaking\n \n \n 1\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b van de wet, worden door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren geplaatst op een website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van de wet.\n \n \n 2\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van de wet, blijven uiterlijk drie jaar na de datum van bekendmaking van het besluit, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, dan wel na verzending van een brief met de mededeling dat er geen overtreding is geconstateerd, beschikbaar op de website.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:2\n Inhoud openbare inspectiegegevens\n \n \n 1\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b van de wet, betreffen:\n \n \n a.\n de punten waarop is gecontroleerd en de wet of wetten die de grondslag daarvoor bieden;\n \n \n b.\n de locatie waar het onderzoek heeft plaatsgevonden;\n \n \n c.\n de datum of periode waarop het onderzoek heeft plaatsgevonden;\n \n \n d.\n de naam en vestigingsplaats van de betreffende normadressaat;\n \n \n e.\n het nummer waaronder de betreffende normadressaat is ingeschreven in een register van het land van vestiging, dan wel de unieke code die naar de betreffende normadressaat te herleiden is; en\n \n \n f.\n de sector of branche waarin deze normadressaat zijn economische activiteiten verricht.\n \n \n \n \n 2\n Indien na afronding van een onderzoek geen overtreding is geconstateerd die leidt tot de besluiten, genoemd in artikel 3a:3, wordt bij de gegevens, genoemd in het eerste lid, de opmerking geplaatst dat geen overtreding is geconstateerd.\n \n202049403-12-202025-11-2020202049403-12-202025-11-202001-01-2021\n \n Artikel\n 3a:3\n Openbare gegevens omtrent opgelegde boetes en stilleggingen\n \n \n 1\n In aanvulling op artikel 3a:2, eerste lid, worden indien een onderzoek door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, wordt gevolgd door een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18 van de wet of door een besluit tot bevel tot staken van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet, de volgende gegevens met betrekking tot dat besluit openbaar gemaakt:\n \n \n a.\n welk besluit is genomen, de artikelen van de wet die de grondslag daarvoor bieden en de datum van dat besluit; en\n \n \n b.\n welke rechtsmiddelen tegen het besluit zijn of kunnen worden aangewend en wat hiervan de uitkomst was, of dat het besluit onherroepelijk is geworden.\n \n \n \n \n 2\n Indien het besluit geheel of gedeeltelijk bestaat uit een besluit tot bevel tot staken van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet, bevat de openbaarmaking tevens de periode waarin de werkzaamheden zijn gestaakt.\n \n20171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-2017\n \n Artikel\n 3a:4\n Termijn waarbinnen openbaarmaking geschiedt\n \n \n 1\n De openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 3a:2 en 3a:3, geschiedt niet eerder dan tien werkdagen, doch uiterlijk dertig werkdagen na de datum waarop het besluit tot openbaarmaking van deze gegevens aan belanghebbende bekend is gemaakt.\n \n \n 2\n Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 15b, zevende lid, van de wet, wordt de termijn van dertig werkdagen, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig opgeschort.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:5\n Reactie van belanghebbende\n \n \n 1\n Op verzoek van de belanghebbende kan een schriftelijke reactie over de openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 3a:2 en 3a:3, van ten hoogste 2.000 leestekens worden gegeven, die zal worden gevoegd bij de openbaar te maken gegevens op de website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren.\n \n \n 2\n Onderdelen van de schriftelijke reactie die persoonsgegevens, bedrijfsnamen of bedrijfsgegevens van derden dan wel strafbare of aanstootgevende uitlatingen bevatten, worden niet op de website gepubliceerd.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:6\n Rectificatie\n \n Indien in verband met een beslissing op bezwaar, beroep of hoger beroep wordt vastgesteld dat de gegevens, die op grond van artikel 15b van de wet, en de artikelen 3a:1 en 3a:2 openbaar zijn gemaakt, niet meer juist of volledig zijn, worden deze gegevens aangepast, binnen tien werkdagen na ontvangst van de desbetreffende beslissing door Onze Minister.\n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Wijzigingen in andere besluiten\n \n \n \n Arbeidstijdenbesluit\n \n \n \n Artikel\n 4:1\n \n \n Wijzigt het Arbeidstijdenbesluit.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Arbeidsomstandighedenbesluit\n \n \n \n Artikel\n 4:2\n \n \n Wijzigt het Arbeidsomstandighedenbesluit.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Slotbepalingen\n \n \n Intrekking Besluit\n \n \n Artikel\n 5:1\n \n Het Besluit arbeidsbemiddeling wordt ingetrokken.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Inwerkingtreding\n \n \n Artikel\n 5:2\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Citeertitel\n \n \n Artikel\n 5:3\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n Wassenaar\n 16 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n L.F.\n Asscher\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën,\n \n E.D.\n Wiebes\n \n \n \n de zevende mei 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,\n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n201947313-12-201905-12-2019201947313-12-201905-12-201905-12-2019", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036578/2025-01-01_0/xml/BWBR0036578_2025-01-01_0.xml", "content": "\n Besluit van 16 april 2015 tot uitvoering van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs)201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 oktober 2014, nr. 2014-0000153118, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;\n Gelet op de artikelen 8:3a, zevende lid, van de Arbeidstijdenwet, 16, vierde en zesde lid, en 34, vijfde en zevende lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, 14b, vijfde lid, 19, tweede, derde, vierde en vijfde lid en 22, eerste en zevende lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 november 2014, No.WI 2.14.0377/111);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 april 2015; 2015-0000091270, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën,\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Begrippen\n \n \n Artikel\n 1:1\n \n In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n verwerker: de verwerker, bedoeld in artikel 14b, vijfde lid, van de wet;\n \n \n b.\n \n Nederlandse Arbeidsinspectie: de toezichthoudende ambtenaren, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet;\n \n \n c.\n \n wet:\n Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs.\n \n \n202162920-12-202113-12-2021202162920-12-202113-12-202101-01-2022201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 1a\n Bepalingen ten aanzien van arbeidskrachten die in het kader van payrolling ter beschikking zijn gesteld\n \n \n Artikel\n 1a:1\n Adequate pensioenregeling voor arbeidskrachten die in het kader van payrolling ter beschikking zijn gesteld\n \n \n 1\n In aanvulling op artikel 8a, vijfde lid, van de wet is er eveneens sprake van een adequate pensioenregeling als bedoeld in artikel 8a, vierde lid, van de wet, indien voor de arbeidskracht die in het kader van payrolling ter beschikking is gesteld een basispensioenregeling geldt:\n \n \n a.\n die ten minste voorziet in ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet;\n \n \n b.\n die geen wachttijd of drempelperiode als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Pensioenwet bevat; en\n \n \n c.\n waarbij de totale werkgeverspremie, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, ten minste 14,6% per 1 januari 2025: 15,0%.bedraagt van de som van de pensioengrondslag van de arbeidskrachten die door de onderneming in het kader van payrolling ter beschikking worden gesteld en die op grond van artikel 8a, vierde lid, van de wet recht hebben op een pensioenregeling.\n \n \n \n \n 2\n Voor het vaststellen van de in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde pensioengrondslag wordt uitgegaan van het maximale pensioengevend loon, binnen de begrenzingen van hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964, met uitzondering van het loon uit vroegere dienstbetrekking als bedoeld in die wet, en, indien van toepassing, het loon, bedoeld in het vijfde lid, verminderd met 100/75 maal het bedrag dat op grond van artikel 18a, zevende lid, onderdelen a, eerste zin, b en c, van de Wet op de loonbelasting 1964 in aanmerking moet worden genomen.\n \n \n 3\n Bij de toepassing van het tweede lid wordt geen rekening gehouden met specifieke bepalingen over demotie, ziekte en arbeidsongeschiktheid.\n \n \n 4\n Het percentage, genoemd in het eerste lid, onderdeel c, wordt per 1 januari van elk kalenderjaar bij ministeriële regeling aangepast aan de hand van de ontwikkeling van de gemiddelde werkgeverspremie die wordt afgedragen voor Nederlandse basispensioenregelingen.\n \n \n 5\n Indien het voldoen aan de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, ertoe leidt dat de basispensioenregeling niet blijft binnen de bij of krachtens de hoofdstukken IIB en VIII van de Wet op de loonbelasting 1964 gestelde begrenzingen, kan in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, worden volstaan met de maximale werkgeverspremie die is toegestaan om binnen de voornoemde begrenzingen te blijven voor alle arbeidskrachten waar de pensioenregeling voor geldt.\n \n \n 6\n De beoordeling of aan het eerste lid, onderdeel c, of het vijfde lid, wordt voldaan, wordt vastgesteld bij het sluiten van de pensioenovereenkomst en de uitvoeringsovereenkomst door degene die de arbeidskracht ter beschikking stelt en de pensioenuitvoerder, en op basis van het eerste tijdvak van het kalenderjaar waarover de premie verschuldigd is, met dien verstande dat dit tijdvak niet langer dan een kwartaal mag zijn.\n \n20243493529-10-202421-10-20242024-000067176820243493529-10-202421-10-20242024-000067176801-01-2025\n \n Artikel\n 1a:2\n Afwijken van het payrollregime voor mensen met een arbeidsbeperking\n \n Bij collectieve arbeidsovereenkomst kan worden afgeweken van artikel 8a van de wet ten aanzien van de arbeidskracht die:\n \n \n a.\n werkzaam is in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet sociale werkvoorziening;\n \n \n b.\n arbeidsbeperkte is als bedoeld in artikel 38b van de Wet financiering sociale verzekeringen, of met een arbeidsbeperkte wordt gelijkgesteld als bedoeld in artikel 38f, vijfde lid, van die wet; of\n \n \n c.\n werkzaam is in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet.\n \n \n201947313-12-201905-12-2019202149122-10-202114-10-202101-11-2021201948718-12-201911-12-2019201948718-12-201911-12-201901-01-2021\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Gegevensuitwisseling\n \n \n Verstrekken van gegevens door Nederlandse Arbeidsinspectie\n \n \n Artikel\n 2:1\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet, levert de verwerker aan de Nederlandse Arbeidsinspectie ten minste eenmaal per kwartaal een overzicht aan van op dat moment gecertificeerde ondernemingen aan de hand waarvan de Nederlandse Arbeidsinspectie nagaat of deze ondernemingen of rechtspersonen een of meer wetten hebben overtreden als bedoeld in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n 2\n Het in het eerste lid genoemde overzicht wordt vastgesteld aan de hand van de door de certificerende instellingen aan de verwerker verstrekte gegevens van gecertificeerde ondernemingen.\n \n \n 3\n De Nederlandse Arbeidsinspectie verstrekt ten minste eenmaal per kwartaal aan de hand van het door de verwerker verstrekte overzicht, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de verwerker aan de certificerende instelling de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam-, adres- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer van een onderneming of rechtspersoon als bedoeld in artikel 7a van de wet die een of meer van de bepalingen, genoemd in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet niet heeft nageleefd;\n \n \n b.\n de aard van de overtreding, het aantal overtredingen, de datum waarop overtreding van een of meer van de bepalingen, genoemd in artikel 14b, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de wet is geconstateerd alsmede de datum waarop de boetebeschikking is gedagtekend.\n \n \n \n \n 4\n De door de Nederlandse Arbeidsinspectie verstrekte gegevens gaan niet verder terug dan twee jaar voorafgaand aan de datum waarop de Nederlandse Arbeidsinspectie het overzicht, bedoeld in het eerste lid, van de verwerker heeft ontvangen.\n \n \n 5\n In dit artikel wordt verstaan onder KvK-vestigingsnummer: een door een Kamer van Koophandel toegekend uniek nummer aan een vestiging van een onderneming in het handelsregister, bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007.\n \n202162920-12-202113-12-2021202162920-12-202113-12-202101-01-2022202162920-12-202113-12-2021202162920-12-202113-12-202101-01-2022\n \n Verstrekken van gegevens door rijksbelastingdienst\n \n \n Artikel\n 2:2\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, van de wet, levert de verwerker aan de rijksbelastingdienst ten minste eenmaal per kwartaal een overzicht van gecertificeerde ondernemingen of rechtspersonen aan de hand waarvan de rijksbelastingdienst nagaat of zich ten aanzien van deze ondernemingen of rechtspersonen een omstandigheid heeft voorgedaan als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n 2\n Het in het eerste lid genoemde overzicht wordt vastgesteld aan de hand van de door de certificerende instellingen aan de verwerker verstrekte gegevens van gecertificeerde ondernemingen.\n \n \n 3\n De rijksbelastingdienst verstrekt ten minste eenmaal per kwartaal aan de hand van het door de verwerker verstrekte overzicht, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de verwerker aan de certificerende instelling de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam-, adres- en vestigingsgegevens van de onderneming of rechtspersoon;\n \n \n b.\n de indicatie of de onderneming of rechtspersoon in haar, onderscheidenlijk zijn, hoedanigheid van belastingplichtige voor de omzetbelasting of als inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 dan wel als werkgever in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen optreedt;\n \n \n c.\n de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen a tot en met d, van de wet.\n \n \n \n \n 4\n De gegevens, bedoeld in het derde lid, zijn de actuele gegevens zoals die bij de rijksbelastingdienst bekend zijn op het moment waarop die gegevens in een overzicht aan de verwerker worden verstrekt, waarbij:\n \n \n a.\n voor de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel a, van de wet, bepalend is of de aldaar genoemde omstandigheid in de voorafgaande rapportageperiode is ontstaan;\n \n \n b.\n voor de gegevens, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdelen b en c, van de wet, bepalend is of de aldaar genoemde omstandigheden ten hoogste tien jaar voorafgaand aan het einde van de voorafgaande rapportageperiode zijn ontstaan en de betreffende betalingen aan het einde van die rapportageperiode nog steeds niet volledig zijn gedaan;\n \n \n c.\n voor het gegeven dat een vergrijpboete is opgelegd vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel d, van de wet, bepalend is of deze omstandigheid in de voorafgaande rapportageperiode is ontstaan;\n \n \n d.\n voor het gegeven dat de ambtenaar, bedoeld in artikel 84 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, contact heeft met het Openbaar ministerie in het kader van de vervolging en berechting van bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 14b, tweede lid, onderdeel d, van de wet, bepalend is de periode waarin deze omstandigheid bestaat.\n \n \n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Verstrekken van gegevens door de Sociale verzekeringsbank\n \n \n \n Artikel\n 2:2a\n \n \n 1\n Ten behoeve van de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 14b, derde lid, van de wet, levert de verwerker aan de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, ten minste eenmaal per jaar de door de certificerende instellingen aan de verwerker verstrekte naam- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer, bedoeld in artikel 2:1, vijfde lid, van de gecertificeerde ondernemingen of rechtspersonen en een afschrift van de bij deze ondernemingen of rechtspersonen behorende verklaringen toepasselijke wetgeving als bedoeld in artikel 14b, derde lid, van de wet, waarvan wordt vermoed dat deze verklaringen onterecht dan wel onjuist zijn afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring, inclusief per afschrift een referentienummer en de motivering van het vermoeden.\n \n \n 2\n Aan de hand van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, gaat de Sociale verzekeringsbank na of is gebleken dat ten behoeve van een bij deze gecertificeerde onderneming of rechtspersoon werkzame persoon een terechte, onterechte, juiste dan wel onjuiste verklaring toepasselijke wetgeving is afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring.\n \n \n 3\n De Sociale verzekeringsbank verstrekt ten minste eenmaal per jaar, aan de hand van de door de verwerker verstrekte gegevens, bedoeld in het eerste lid, door tussenkomst van de verwerker aan de certificerende instelling, de volgende gegevens:\n \n \n a.\n de naam- en vestigingsgegevens en het KvK-vestigingsnummer, bedoeld in artikel 2:1, vijfde lid, van de gecertificeerde onderneming of rechtspersoon; en\n \n \n b.\n per referentienummer als bedoeld in het eerste lid, het gegeven of de verklaring waarop het referentienummer betrekking heeft terecht, onterecht, juist dan wel onjuist is afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring en de motivering van dat gegeven.\n \n \n \n \n 4\n De Sociale verzekeringsbank verstrekt slechts gegevens omtrent verklaringen toepasselijke wetgeving die niet eerder dan twee jaar voorafgaand aan de datum waarop de Sociale verzekeringsbank de gegevens, bedoeld in het eerste lid, van de verwerker heeft ontvangen, zijn afgegeven.\n \n \n 5\n De gegevens betreffende een onderneming of rechtspersoon die door de certificerende instelling via de verwerker aan de Sociale verzekeringsbank worden verstrekt, worden door de Sociale verzekeringsbank vernietigd maximaal een half jaar nadat van de bij deze onderneming of rechtspersoon behorende verklaringen is gebleken dat de verklaringen terecht, onterecht, juist dan wel onjuist zijn afgegeven of dat er sprake is van een vervalste verklaring en deze gegevens zijn verstrekt aan de certificerende instelling.\n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-201820171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-2017\n \n Reikwijdte gegevensverwerking en vernietiging gegevens\n \n \n Artikel\n 2:3\n \n De gegevens, bedoeld in de artikelen 2:1, 2:2 en 2:2a, die door de Nederlandse Arbeidsinspectie, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank via de verwerker worden verstrekt aan de certificerende instellingen, worden door de certificerende instellingen en de verwerker vernietigd na een periode van maximaal vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het gegeven met dien verstande dat bij verlies van het certificaat door een onderneming of rechtspersoon, de certificerende instellingen en de verwerker de gegevens vernietigen na een periode van een half jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de onderneming of rechtspersoon het certificaat heeft verloren.\n202162920-12-202113-12-2021202162920-12-202113-12-202101-01-2022201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Beveiliging tegen verlies of onrechtmatige verwerking\n \n \n Artikel\n 2:4\n \n De certificerende instelling en de verwerker dragen zorg voor passende technische en organisatorische maatregelen ter beveiliging van de verkregen gegevens tegen risico’s van verlies of ongeoorloofde verstrekking, en tegen onbevoegde kennisneming, opneming, wijziging, verwijdering of verstrekking van deze gegevens. Deze voorzieningen omvatten ten minste de volgende onderwerpen:\n \n \n a.\n maatregelen gericht op personen die werkzaam zijn voor de certificerende instelling;\n \n \n b.\n maatregelen gericht op de toegang tot gebouwen en ruimten waarin de gegevens aanwezig zijn;\n \n \n c.\n maatregelen gericht op het beheer van de gegevens, waaronder maatregelen gericht op de technische beveiliging tegen onbevoegde digitale toegang tot de opgeslagen gegevens;\n \n \n d.\n maatregelen voor het geval de geheimhouding van de vermelde gegevens is geschaad; en\n \n \n e.\n maatregelen ter voorkoming van calamiteiten en het afhandelen daarvan.\n \n \n201824927-07-201811-07-2018201825027-07-201811-07-201828-07-201825-05-2018201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Waarborgen gegevensverwerking door certificerende instellingen\n \n \n Artikel\n 2:5\n \n \n 1\n De certificerende instelling verstrekt aan de inspecterende functionarissen die namens de certificerende instellingen handelen een schriftelijke instructie en gedragsregels om te waarborgen dat de gegevens slechts worden verwerkt voor de beoordeling van de geldigheid van een afgegeven certificaat alsmede hoe daarop wordt toegezien.\n \n \n 2\n De certificerende instelling verstrekt een kopie van de instructie, bedoeld in het eerste lid, aan de verwerker en meldt aan de verwerker of inspecterende functionarissen voorvallen waarin in strijd met deze instructie is gehandeld.\n \n \n 3\n De verwerker verstrekt jaarlijks een verslag aan de Nederlandse Arbeidsinspectie, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank over de maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de gegevens die op basis van de wet door de Nederlandse Arbeidsinspectie, de rijksbelastingdienst en de Sociale verzekeringsbank zijn verstrekt.\n \n202162920-12-202113-12-2021202162920-12-202113-12-202101-01-2022201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-201520171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201718-01-2017\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Preventieve stillegging van werk in verband met recidive\n \n \n Overtredingen voor preventieve stillegging\n \n \n Artikel\n 3:1\n \n \n 1\n Na een herhaling van een overtreding wordt een waarschuwing gegeven als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet en indien een herhaling van die overtreding is geconstateerd als bedoeld in dat artikel van de wet, wordt een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.\n \n \n 2\n Indien een ernstige overtreding is geconstateerd, wordt in afwijking van het eerste lid, een waarschuwing als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet gegeven bij de eerste overtreding en wordt, indien opnieuw een ernstige overtreding is geconstateerd, een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.\n \n \n 3\n Als ernstige overtreding als bedoeld in het tweede lid wordt aangemerkt de overtreding waarbij ten minste 20 ter beschikking gestelde arbeidskrachten zijn betrokken.\n \n \n 4\n Indien de aard van de overtreding of de met de overtreding samenhangende omstandigheden dan wel de gevolgen van een stillegging van de werkzaamheden daartoe aanleiding geven, kan worden afgezien van een waarschuwing als bedoeld in het eerste en tweede lid en kan worden afgezien van een bevel als bedoeld in het eerste en tweede lid.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Aanpassing aantal werknemers\n \n \n Artikel\n 3:2\n \n Bij ministeriële regeling kan het aantal werknemers, bedoeld in artikel 3:1, derde lid, worden aangepast.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Ernstige overtredingen\n \n \n Artikel\n 3:3\n \n Ernstige overtredingen in de zin van artikel 19, derde en vijfde lid, van de wet zijn de overtredingen, genoemd in artikel 3:1, derde lid.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 3a\n Openbaarmaking inspectiegegevens\n \n \n Artikel\n 3a:1\n Plaats en duur openbaarmaking\n \n \n 1\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b van de wet, worden door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren geplaatst op een website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van de wet.\n \n \n 2\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van de wet, blijven uiterlijk drie jaar na de datum van bekendmaking van het besluit, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, dan wel na verzending van een brief met de mededeling dat er geen overtreding is geconstateerd, beschikbaar op de website.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:2\n Inhoud openbare inspectiegegevens\n \n \n 1\n De gegevens, bedoeld in artikel 15b van de wet, betreffen:\n \n \n a.\n de punten waarop is gecontroleerd en de wet of wetten die de grondslag daarvoor bieden;\n \n \n b.\n de locatie waar het onderzoek heeft plaatsgevonden;\n \n \n c.\n de datum of periode waarop het onderzoek heeft plaatsgevonden;\n \n \n d.\n de naam en vestigingsplaats van de betreffende normadressaat;\n \n \n e.\n het nummer waaronder de betreffende normadressaat is ingeschreven in een register van het land van vestiging, dan wel de unieke code die naar de betreffende normadressaat te herleiden is; en\n \n \n f.\n de sector of branche waarin deze normadressaat zijn economische activiteiten verricht.\n \n \n \n \n 2\n Indien na afronding van een onderzoek geen overtreding is geconstateerd die leidt tot de besluiten, genoemd in artikel 3a:3, wordt bij de gegevens, genoemd in het eerste lid, de opmerking geplaatst dat geen overtreding is geconstateerd.\n \n202049403-12-202025-11-2020202049403-12-202025-11-202001-01-2021\n \n Artikel\n 3a:3\n Openbare gegevens omtrent opgelegde boetes en stilleggingen\n \n \n 1\n In aanvulling op artikel 3a:2, eerste lid, worden indien een onderzoek door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, wordt gevolgd door een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18 van de wet of door een besluit tot bevel tot staken van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet, de volgende gegevens met betrekking tot dat besluit openbaar gemaakt:\n \n \n a.\n welk besluit is genomen, de artikelen van de wet die de grondslag daarvoor bieden en de datum van dat besluit; en\n \n \n b.\n welke rechtsmiddelen tegen het besluit zijn of kunnen worden aangewend en wat hiervan de uitkomst was, of dat het besluit onherroepelijk is geworden.\n \n \n \n \n 2\n Indien het besluit geheel of gedeeltelijk bestaat uit een besluit tot bevel tot staken van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet, bevat de openbaarmaking tevens de periode waarin de werkzaamheden zijn gestaakt.\n \n20171530-01-201718-01-201720171530-01-201718-01-201731-01-2017\n \n Artikel\n 3a:4\n Termijn waarbinnen openbaarmaking geschiedt\n \n \n 1\n De openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 3a:2 en 3a:3, geschiedt niet eerder dan tien werkdagen, doch uiterlijk dertig werkdagen na de datum waarop het besluit tot openbaarmaking van deze gegevens aan belanghebbende bekend is gemaakt.\n \n \n 2\n Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 15b, zevende lid, van de wet, wordt de termijn van dertig werkdagen, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig opgeschort.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:5\n Reactie van belanghebbende\n \n \n 1\n Op verzoek van de belanghebbende kan een schriftelijke reactie over de openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 3a:2 en 3a:3, van ten hoogste 2.000 leestekens worden gegeven, die zal worden gevoegd bij de openbaar te maken gegevens op de website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren.\n \n \n 2\n Onderdelen van de schriftelijke reactie die persoonsgegevens, bedrijfsnamen of bedrijfsgegevens van derden dan wel strafbare of aanstootgevende uitlatingen bevatten, worden niet op de website gepubliceerd.\n \n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 3a:6\n Rectificatie\n \n Indien in verband met een beslissing op bezwaar, beroep of hoger beroep wordt vastgesteld dat de gegevens, die op grond van artikel 15b van de wet, en de artikelen 3a:1 en 3a:2 openbaar zijn gemaakt, niet meer juist of volledig zijn, worden deze gegevens aangepast, binnen tien werkdagen na ontvangst van de desbetreffende beslissing door Onze Minister.\n201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.201553222-12-201516-12-2015201553222-12-201516-12-201501-01-2016Artikel VI van Stb. 2015/532 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Wijzigingen in andere besluiten\n \n \n \n Arbeidstijdenbesluit\n \n \n \n Artikel\n 4:1\n \n \n Wijzigt het Arbeidstijdenbesluit.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Arbeidsomstandighedenbesluit\n \n \n \n Artikel\n 4:2\n \n \n Wijzigt het Arbeidsomstandighedenbesluit.\n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Slotbepalingen\n \n \n Intrekking Besluit\n \n \n Artikel\n 5:1\n \n Het Besluit arbeidsbemiddeling wordt ingetrokken.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Inwerkingtreding\n \n \n Artikel\n 5:2\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n Citeertitel\n \n \n Artikel\n 5:3\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs.\n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n Wassenaar\n 16 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n L.F.\n Asscher\n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën,\n \n E.D.\n Wiebes\n \n \n \n de zevende mei 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,\n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201516707-05-201516-04-2015201516707-05-201516-04-201501-07-2015\n \n201947313-12-201905-12-2019201947313-12-201905-12-201905-12-2019", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036578/manifest.xml", "content": "2015-07-012015-07-04T06:25:50+02:002024-10-31T06:24:30+01:00BWBR0036578.WTI2015-07-012015-12-312015-07-019999-12-312015-07-02T02:40:43+02:002024-06-01T06:13:11+02:00378b3c2aabd220d152cdcddb51f19bf3808b30ca7420e98f972728891a8f37828f39897db0d442ac342a601de3cd12257f737815f360c32f47794103c0623efe809062016-01-012017-01-302016-01-019999-12-312016-01-01T07:48:15+01:002024-06-01T06:13:12+02:0035ea0e88728b4de80f2606a30f14f70c1642483cd73c2c78872803c6643fab3e6167d40297fd80b4ce04278cbb849cedb58d3294e830ee0a7218da75637ef4f51070602017-01-312018-05-242017-01-319999-12-312017-02-02T06:57:22+01:002024-06-01T06:13:12+02:00b21ce9d2cb04b9df4b6f9abdb0c8fa1434bfa97d83b789d912e58fa4584386ecd176b1a6b4a5bda40abc6dd5632619615b5b83312f29aeddfa63a1a5f72840981161302018-05-252018-07-272018-07-289999-12-312018-08-01T08:16:58+02:002024-06-01T06:12:59+02:004487d311c966c3a7626252a99b4e6ed7f7bacc220a4294bf1c1b70380dc50ceca12621e39d74a55e659260226cd86cf3dd5dcccdb743b1f5fe344b35067fdc4b1316052018-07-282019-12-312018-07-289999-12-312018-08-01T08:16:57+02:002024-06-01T06:13:12+02:009a789a4503d6db5d00eb25b8f202ebc07e9b8eefce97c800717c41b0ab7bb932032a78faca02b8c6ae9467a00d5499df1174bc0a7288a9710b2e2979def55cac1172762018-05-252018-07-272017-01-312018-07-272018-08-01T08:16:45+02:002024-06-01T06:13:12+02:00e73799b87dc0511a99b5d29f2dbc8d56759dd148d7a86744240a7b1de45ace6ef1544613528eecd8fdf01b7c2b4d8be0474c0d00ff082bdd7fe59e68e5fa58331161302020-01-012020-12-312020-01-019999-12-312020-01-01T09:03:33+01:002024-06-01T06:13:12+02:00646725d79a97ba85a298edf5c617a950a38317e34f2cf9a94eafaf40b8016ab50f4a0653b0d68c7e703cec23b7363cf743c579e4d6e2b192ca576657022398a61193282021-01-012021-10-312021-01-019999-12-312021-01-01T10:13:42+01:002024-06-01T06:13:12+02:003f8be4293198b72ade5e096ae53642b9cdca88e61e572b046d7a43cac76c15f1cafb6f607d06daa1fe8fe7cfdb81eca37a689610162f3dfa46509be708ce3a2a1280922021-11-012021-12-312021-11-019999-12-312021-11-01T06:29:17+01:002024-06-01T06:13:13+02:0012955170b6145edf3b6226f4c4663c7ecb2d8d24c4a142ca2a67cf6d850f9bb5860673006c1456a00092fd8e38bc42d598852d24fb237a3468cde2ad476d096592a1962022-01-012022-12-312022-01-019999-12-312022-01-01T08:44:15+01:002024-06-01T06:13:13+02:00128611a1567255a93e004034b209b644688801a9310e7075931c263eac1627a2f6983a4a7f24ca7cee08752ccac2907bdfa5831d8297df707fc2ccfe23beed8c34513f2023-01-012023-12-312023-01-019999-12-312023-01-01T08:27:02+01:002024-06-01T06:12:58+02:00128611466a02ab24883e4720112090eba90b1affe53ba6c50596a445234dea9a909def2cb0d7053d2b3420d2e6d0e02431b3af1631bf55c90881aece28adf3be0534ec2024-01-012024-12-312024-01-019999-12-312024-01-01T07:47:54+01:002025-01-01T08:31:43+01:00128611973eab8939e5f2cc721bfcb049e29a49fc69fc78bfb34da90b5d36c0940664f4d54b2792c01d015516bd7e18cb1430cb3e8b463a5c9efe995f11de1ff95cdce02025-01-019999-12-312025-01-019999-12-312025-01-01T08:31:43+01:002025-01-01T08:31:43+01:001282474a293bdacb95169a52f08dcc5c915ecebf4afcd64b1dff8ba00fa50e39241df9c4a3ceee2805a2c824ef432f7c3eef50ef5bc069b7cf2c26b3c1c704311edc58", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036579/2015-05-05_0/xml/BWBR0036579_2015-05-05_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 april 2015, 2015-0000087816, tot Besluit digitale vervanging archiefbescheiden Agentschap SZW systeem Diane20151187804-05-201521-04-20152015-000008781620151187804-05-201521-04-20152015-000008781605-05-2015\n Regeling digitale vervanging archiefbescheiden Agentschap SZW systeem Diane20151187804-05-201521-04-20152015-000008781620151187804-05-201521-04-20152015-000008781605-05-2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n Gelet op artikel 6, eerste lid van het Archiefbesluit 1995 en artikel 26b van de Archiefregeling 2009,\n \n \n Besluit:\n \n20151187804-05-201521-04-20152015-000008781620151187804-05-201521-04-20152015-000008781605-05-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De originele papieren archiefbescheiden die volgens de vastgestelde selectielijst voor vernietiging dan wel voor permanente bewaring in aanmerking komen van het Agentschap van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het systeem Diane, worden overeenkomstig de artikelen 2, 3, 4, 5 en 6 digitaal vervangen.\n20151187804-05-201521-04-20152015-000008781620151187804-05-201521-04-20152015-000008781605-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n De digitale vervanging geschiedt overeenkomstig de eisen van artikel 26b van de Archiefregeling en met inachtneming van de waarde en het belang, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c onderscheidenlijk onderdeel d, van het Archiefbesluit 1995.\n20151187804-05-201521-04-20152015-000008781620151187804-05-201521-04-20152015-000008781605-05-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n De digitale vervanging geschiedt volgens de specificaties vastgesteld in het Handboek digitale vervanging archiefbescheiden Agentschap SZW systeem Diane.\n20151187804-05-201521-04-20152015-000008781620151187804-05-201521-04-20152015-000008781605-05-2015\n \n \n Artikel\n 4\n \n De digitale vervanging betreft archiefbescheiden die betrekking hebben op subsidieprocessen en worden opgenomen in het systeem Diane.\n20151187804-05-201521-04-20152015-000008781620151187804-05-201521-04-20152015-000008781605-05-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt gepubliceerd.\n20151187804-05-201521-04-20152015-000008781620151187804-05-201521-04-20152015-000008781605-05-2015\n \n \n Artikel\n 6\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling digitale vervanging archiefbescheiden Agentschap SZW systeem Diane.\n20151187804-05-201521-04-20152015-000008781620151187804-05-201521-04-20152015-000008781605-05-2015\n \n \n \n Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van het Handboek digitale vervanging archiefbescheiden Agentschap SZW systeem Diane dat ter inzage wordt gelegd bij het Service- en Informatiecentrum van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.\n \n \n \n Den Haag\n 21 april 2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,namens deze,I.D.Nijboer,plv. Secretaris-generaal\n20151187804-05-201521-04-20152015-000008781620151187804-05-201521-04-20152015-000008781605-05-2015\n \n \n Handboek digitale vervanging archiefbescheiden Agentschap SZW systeem Diane\n \n \n Ligt ter inzage bij het Service- en Informatiecentrum van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.\n \n20151187804-05-201521-04-20152015-000008781620151187804-05-201521-04-20152015-000008781605-05-2015\n \n20151187804-05-201521-04-20152015-000008781620151187804-05-201521-04-20152015-000008781605-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036579/manifest.xml", "content": "2015-05-052015-07-03T23:28:10+02:002018-09-07T06:23:29+02:00BWBR0036579.WTI2018-09-052015-05-052018-09-042015-05-059999-12-312015-07-02T02:42:10+02:002018-09-07T06:23:57+02:00e5ff5ca182330f126fb7ed21ba117180d24483364a31d0bf9c7f75362f6ef342945ae4ab2a653efd0b4e299e2ca181ced6bec3644f2d8fe63607a6e2d069c7952672", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036580/2015-05-05_0/xml/BWBR0036580_2015-05-05_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 april 2015, 2015-0000087818, tot Besluit digitale vervanging financiele archiefbescheiden SZW systeem SAP20151188004-05-201521-04-20152015-000008781820151188004-05-201521-04-20152015-000008781805-05-2015\n Regeling digitale vervanging financiële archiefbescheiden SZW systeem SAP20151188004-05-201521-04-20152015-000008781820151188004-05-201521-04-20152015-000008781805-05-2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n Gelet op artikel 6, eerste lid van het Archiefbesluit 1995 en artikel 26b van de Archiefregeling 2009,\n \n \n Besluit:\n \n20151188004-05-201521-04-20152015-000008781820151188004-05-201521-04-20152015-000008781805-05-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De originele papieren financiële archiefbescheiden die volgens de vastgestelde selectielijst voor vernietiging dan wel voor permanente bewaring in aanmerking komen van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het systeem SAP, worden overeenkomstig de artikelen 2, 3, 4, 5 en 6 digitaal vervangen.\n20151188004-05-201521-04-20152015-000008781820151188004-05-201521-04-20152015-000008781805-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n De digitale vervanging geschiedt overeenkomstig de eisen van artikel 26b van de Archiefregeling en met inachtneming van de waarde en het belang, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c onderscheidenlijk onderdeel d, van het Archiefbesluit 1995.\n20151188004-05-201521-04-20152015-000008781820151188004-05-201521-04-20152015-000008781805-05-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n De digitale vervanging geschiedt volgens de specificaties vastgesteld in het Handboek digitale vervanging financiële archiefbescheiden SZW systeem SAP.\n20151188004-05-201521-04-20152015-000008781820151188004-05-201521-04-20152015-000008781805-05-2015\n \n \n Artikel\n 4\n \n De digitale vervanging betreft financiële archiefbescheiden die worden opgenomen in het systeem SAP.\n20151188004-05-201521-04-20152015-000008781820151188004-05-201521-04-20152015-000008781805-05-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt gepubliceerd.\n20151188004-05-201521-04-20152015-000008781820151188004-05-201521-04-20152015-000008781805-05-2015\n \n \n Artikel\n 6\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling digitale vervanging financiële archiefbescheiden SZW systeem SAP.\n20151188004-05-201521-04-20152015-000008781820151188004-05-201521-04-20152015-000008781805-05-2015\n \n \n \n Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van het Handboek digitale vervanging financiële archiefbescheiden SZW systeem SAP dat ter inzage wordt gelegd bij het Service- en Informatiecentrum van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.\n \n \n \n Den Haag\n 21 april 2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,namens deze,I.D.Nijboer,plv. Secretaris-generaal\n20151188004-05-201521-04-20152015-000008781820151188004-05-201521-04-20152015-000008781805-05-2015\n \n \n Handboek digitale vervanging financiële archiefbescheiden SZW systeem SAP\n \n \n Ligt ter inzage bij het Service- en Informatiecentrum van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.\n \n20151188004-05-201521-04-20152015-000008781820151188004-05-201521-04-20152015-000008781805-05-2015\n \n20151188004-05-201521-04-20152015-000008781820151188004-05-201521-04-20152015-000008781805-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036580/manifest.xml", "content": "2015-05-052015-07-04T02:49:44+02:002017-02-07T05:21:41+01:00BWBR0036580.WTI2015-05-059999-12-312015-05-059999-12-312015-07-02T02:43:15+02:002017-10-30T23:31:08+01:00bee492cc529e273ce0183970742674b96f873f52f2e8511bb69dfdccb3106d757fbd2a514abd43712327d1272a1e35f08310712bd565884ba7769b04ad04ee072653", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036581/2015-05-05_0/xml/BWBR0036581_2015-05-05_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 april 2015, tot Besluit digitale vervanging personele archiefbescheiden SZW systeem cRMA van P-Direkt20151188304-05-201521-04-201520151188304-05-201521-04-201505-05-2015\n Regeling digitale vervanging personele archiefbescheiden SZW systeem cRMA van P-Direkt20151188304-05-201521-04-201520151188304-05-201521-04-201505-05-2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n Gelet op artikel 6, eerste lid van het Archiefbesluit 1995 en artikel 26b van de Archiefregeling 2009,\n \n \n Besluit:\n \n20151188304-05-201521-04-201520151188304-05-201521-04-201505-05-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De originele papieren personele archiefbescheiden die volgens de vastgestelde selectielijst voor vernietiging dan wel voor permanente bewaring in aanmerking komen van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het systeem cRMA van P-Direkt, worden overeenkomstig de artikelen 2, 3, 4, 5 en 6 digitaal vervangen.\n20151188304-05-201521-04-201520151188304-05-201521-04-201505-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n De digitale vervanging geschiedt overeenkomstig de eisen van artikel 26b van de Archiefregeling en met inachtneming van de waarde en het belang, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c onderscheidenlijk onderdeel d, van het Archiefbesluit 1995.\n20151188304-05-201521-04-201520151188304-05-201521-04-201505-05-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n De digitale vervanging geschiedt volgens de specificaties vastgesteld in het Handboek digitale vervanging personele archiefbescheiden SZW systeem cRMA van P-Direkt.\n20151188304-05-201521-04-201520151188304-05-201521-04-201505-05-2015\n \n \n Artikel\n 4\n \n De digitale vervanging betreft personele archiefbescheiden die worden opgenomen in het systeem cRMA van P-Direkt.\n20151188304-05-201521-04-201520151188304-05-201521-04-201505-05-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt gepubliceerd.\n20151188304-05-201521-04-201520151188304-05-201521-04-201505-05-2015\n \n \n Artikel\n 6\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling digitale vervanging personele archiefbescheiden SZW systeem cRMA van P-Direkt.\n20151188304-05-201521-04-201520151188304-05-201521-04-201505-05-2015\n \n \n \n Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van het Handboek digitale vervanging personele archiefbescheiden SZW systeem cRMA van P-Direkt dat ter inzage wordt gelegd bij het Service- en Informatiecentrum van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.\n \n \n \n Den Haag\n 21 april 2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,namens deze,I.D.Nijboer,plv. Secretaris-generaal\n20151188304-05-201521-04-201520151188304-05-201521-04-201505-05-2015\n \n \n Handboek digitale vervanging personele archiefbescheiden SZW systeem cRMA van P-Direkt\n \n \n Ligt ter inzage bij het Service- en Informatiecentrum van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.\n \n20151188304-05-201521-04-201520151188304-05-201521-04-201505-05-2015\n \n20151188304-05-201521-04-201520151188304-05-201521-04-201505-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036581/manifest.xml", "content": "2015-05-052015-07-03T10:39:19+02:002017-02-07T05:25:48+01:00BWBR0036581.WTI2015-05-059999-12-312015-05-059999-12-312015-07-02T02:44:00+02:002017-10-30T23:30:02+01:0081e719ca59a086ccaf39148fb6d69a69146de99f091c9f75c5480bbe5246adf0225410fa05ed69f9307ff423b83c9fa3dfc9707ff8271ec5e4516e9279f7b5a82649", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036582/2015-05-05_0/xml/BWBR0036582_2015-05-05_0.xml", "content": "\n Beleidsregel van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 30 april 2015, nr. WJZ / 15058568, betreffende het opleggen van een herstelsanctie voor overtredingen die verband houden met de visserij op het IJsselmeer (Beleidsregel herstelsanctie IJsselmeer)20151273104-05-201530-04-2015WJZ/1505856820151273104-05-201530-04-2015WJZ/1505856805-05-2015\n Beleidsregel herstelsanctie IJsselmeer20151273104-05-201530-04-2015WJZ/1505856820151273104-05-201530-04-2015WJZ/1505856805-05-2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,\n \n Gelet op de artikelen 12 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 en 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;\n \n \n Besluit:\n \n20151273104-05-201530-04-2015WJZ/1505856820151273104-05-201530-04-2015WJZ/1505856805-05-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n \n 1\n In geval van overtreding van artikel 8, eerste lid, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 wordt de vergunning, bedoeld in dat artikel, ingetrokken en niet opnieuw verleend voor de periode, die berekend wordt met de toepassing van het derde en het vierde lid.\n \n \n 2\n Het eerste lid is uitsluitend van toepassing op het vissen met de zegen en het staand net, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen j en m, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, en de grote fuik en de schietfuik, bedoeld in artikel 1, onderdelen m en n, van de Uitvoeringsregeling visserij.\n \n \n 3\n De periode, bedoeld in het eerste lid, geldend voor de grote fuik, de schietfuik en het staand net, wordt berekend volgens de volgende formule:\n d = (b x c)/a\n a = het aantal van het type net dat de vergunninghouder op grond van zijn vergunning wekelijks mag inzetten;\n b = het aantal van het type net dat de vergunninghouder bovenop het aantal a gebruikt of het aantal netten dat de vergunninghouder in strijd met de Visserijwet 1963 gebruikt;\n c = het aantal weken tussen het moment van constatering van de overtreding en het moment waarop dit type net op basis van de Uitvoeringsregeling visserij voor het eerst mocht worden ingezet;\n d = de periode van de intrekking van de vergunning in weken.\n \n20151273104-05-201530-04-2015WJZ/1505856820151273104-05-201530-04-2015WJZ/1505856805-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n De periode, bedoeld in artikel 1, eerste lid, geldend voor de zegen, wordt berekend in aantallen dagen die de vergunninghouder gebruikt heeft in strijd met de Visserijwet 1963.\n \n \n 2\n Het betreffende aantal dagen wordt ingehouden op het totale aantal dagen dat de vergunninghouder mag inzetten op grond van artikel 29, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling visserij. Mocht het totale aantal dagen al ingezet zijn in de huidige vergunningsperiode, dan worden de dagen die de vergunninghouder gebruikt heeft in strijd met de voorschriften krachtens de Visserijwet 1963, ingehouden op het totaal aantal dagen van de eerstvolgende vergunningsperiode.\n \n20151273104-05-201530-04-2015WJZ/1505856820151273104-05-201530-04-2015WJZ/1505856805-05-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel herstelsanctie IJsselmeer.\n20151273104-05-201530-04-2015WJZ/1505856820151273104-05-201530-04-2015WJZ/1505856805-05-2015\n \n \n Artikel\n 4\n \n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.\n20151273104-05-201530-04-2015WJZ/1505856820151273104-05-201530-04-2015WJZ/1505856805-05-2015\n \n \n \n Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n 's-Gravenhage\n 30 april 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,S.A.M.Dijksma\n20151273104-05-201530-04-2015WJZ/1505856820151273104-05-201530-04-2015WJZ/1505856805-05-2015\n \n20151273104-05-201530-04-2015WJZ/1505856820151273104-05-201530-04-2015WJZ/1505856805-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036582/manifest.xml", "content": "2015-05-052015-07-03T15:33:00+02:002017-02-10T09:22:45+01:00BWBR0036582.WTI2015-05-059999-12-312015-05-059999-12-312015-07-02T02:44:06+02:002017-10-30T23:30:04+01:0053e89490a8ca4c5ef5cc63d487ee7dd2060b3ef4ba1e37b1fcc6461edae2d989e1422d712daf1ea1a59333ad0d32affa8eef74054df675f30806e4719517643a2902", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036583/2013-04-15_1/xml/BWBR0036583_2013-04-15_1.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015, 2015-0000101862, tot instellen van de Commissie monitoring VWNW-beleid en benoeming van de leden van de commissie20151202004-05-201523-04-20152015-000010186220151202004-05-201523-04-20152015-000010186205-05-201515-04-201315-04-2013Stcrt. 2015, 12020, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-04-2013.\n Regeling instelling Commissie monitoring VWNW-beleid en benoeming leden commissie20151202004-05-201523-04-20152015-000010186220151202004-05-201523-04-20152015-000010186205-05-201515-04-201315-04-2013Stcrt. 2015, 12020, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-04-2013.\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n Gelet op de Overeenkomst Sociaal Beleid Rijk: van werk naar werk (VWNW) beleid en gehoord het Departementaal Georganiseerd Overleg SZW (DGO SZW),\n \n \n Besluit:\n \n20151202004-05-201523-04-20152015-000010186220151202004-05-201523-04-20152015-000010186205-05-201515-04-201315-04-2013Stcrt. 2015, 12020, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-04-2013.\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n –\n \n commissie: Commissie monitoring VWNW-beleid;\n \n \n –\n \n DGO SZW: Departementaal Georganiseerd Overleg bij het ministerie;\n \n \n –\n \n de Minister van SZW: Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;\n \n \n –\n \n ministerie: het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;\n \n \n –\n \n deMinister voor WR: Minister voor Wonen en Rijksdienst;\n \n \n –\n \n overeenkomst: de Overeenkomst Sociaal Beleid Rijk: van werk naar werk (VWNW) beleid;\n \n \n –\n \n Besluit: Besluit van werk naar beleid voor de sector Rijk (2013-2015).\n \n \n20151202004-05-201523-04-20152015-000010186220151202004-05-201523-04-20152015-000010186205-05-201515-04-201315-04-2013Stcrt. 2015, 12020, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-04-2013.\n \n \n Artikel\n 2\n Instelling\n \n \n 1\n Er is een Commissie monitoring VWNW-beleid.\n \n \n 2\n De commissie wordt ingesteld voor de werkingsduur bedoeld in Artikel V van het Besluit.\n \n20151202004-05-201523-04-20152015-000010186220151202004-05-201523-04-20152015-000010186205-05-201515-04-201315-04-2013Stcrt. 2015, 12020, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-04-2013.\n \n \n Artikel\n 3\n Taak\n \n \n 1\n De commissie heeft tot taak de uitvoering van de overeenkomst en het Besluit voor het departement te monitoren en daarover twee maal per jaar te rapporteren aan de Minister voor WR.\n \n \n 2\n De Minister voor WR kan verzoeken om tussentijdse rapportages.\n \n \n 3\n De monitoring en de rapportage betreffen:\n \n \n i.\n het aantal VWNW-kandidaten en hun periode van VWNW-begeleiding;\n \n \n ii.\n de plaatsing (waar, hoe snel) van VWNW-kandidaten in een nieuwe functie;\n \n \n iii.\n de mate waarin VWNW-kandidaten kiezen voor verzilvering van hun algemene voorzieningen;\n \n \n iv.\n de inzet van specifieke voorzieningen;\n \n \n v.\n bij de commissie gemelde knelpunten.\n \n \n \n20151202004-05-201523-04-20152015-000010186220151202004-05-201523-04-20152015-000010186205-05-201515-04-201315-04-2013Stcrt. 2015, 12020, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-04-2013.\n \n \n Artikel\n 4\n Samenstelling commissie\n \n \n 1\n Tot leden van de commissie worden benoemd:\n \n \n –\n mevrouw I. Nijboer, plaatsvervangend Secretaris-generaal van het ministerie (tevens voorzitter);\n \n \n –\n de heer J.W. van Dijk, namens de Afdeling Personeel en Organisatie van het ministerie;\n \n \n –\n de heer J.C. de Haas en de heer J. Schep, namens de aan het DGO SZW deelnemende centrales van overheidspersoneel.\n \n \n \n \n 2\n De secretaris van het DGO SZW is tevens secretaris van de commissie.\n \n \n 3\n De leden van de commissie worden op eigen verzoek door de Minister van SZW tussentijds ontslagen.\n \n20151202004-05-201523-04-20152015-000010186220151202004-05-201523-04-20152015-000010186205-05-201515-04-201315-04-2013Stcrt. 2015, 12020, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-04-2013.\n \n \n Artikel\n 5\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 15 april 2013. Deze regeling vervalt per 1 januari 2016.\n20151202004-05-201523-04-20152015-000010186220151202004-05-201523-04-20152015-000010186205-05-201515-04-201315-04-2013Stcrt. 2015, 12020, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-04-2013.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 23 april 2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,namens deze,de Secretaris-generaalA.H.Annink\n20151202004-05-201523-04-20152015-000010186220151202004-05-201523-04-20152015-000010186205-05-201515-04-201315-04-2013Stcrt. 2015, 12020, datum inwerkingtreding 05-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-04-2013.\n \n20151202004-05-201523-04-20152015-000010186220151202004-05-201523-04-20152015-000010186205-05-201515-04-2013", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036583/2015-05-05_0/xml/BWBR0036583_2015-05-05_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015, 2015-0000101862, tot instellen van de Commissie monitoring VWNW-beleid en benoeming van de leden van de commissie\n Regeling instelling Commissie monitoring VWNW-beleid en benoeming leden commissie\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n Gelet op de Overeenkomst Sociaal Beleid Rijk: van werk naar werk (VWNW) beleid en gehoord het Departementaal Georganiseerd Overleg SZW (DGO SZW),\n \n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n –\n \n commissie: Commissie monitoring VWNW-beleid;\n \n \n –\n \n DGO SZW: Departementaal Georganiseerd Overleg bij het ministerie;\n \n \n –\n \n de Minister van SZW: Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;\n \n \n –\n \n ministerie: het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;\n \n \n –\n \n deMinister voor WR: Minister voor Wonen en Rijksdienst;\n \n \n –\n \n overeenkomst: de Overeenkomst Sociaal Beleid Rijk: van werk naar werk (VWNW) beleid;\n \n \n –\n \n Besluit: Besluit van werk naar beleid voor de sector Rijk (2013-2015).\n \n \n20151202004-05-201523-04-20152015-000010186220151202004-05-201523-04-20152015-000010186205-05-201515-04-2013\n \n \n Artikel\n 2\n Instelling\n \n \n 1\n Er is een Commissie monitoring VWNW-beleid.\n \n \n 2\n De commissie wordt ingesteld voor de werkingsduur bedoeld in Artikel V van het Besluit.\n \n20151202004-05-201523-04-20152015-000010186220151202004-05-201523-04-20152015-000010186205-05-201515-04-2013\n \n \n Artikel\n 3\n Taak\n \n \n 1\n De commissie heeft tot taak de uitvoering van de overeenkomst en het Besluit voor het departement te monitoren en daarover twee maal per jaar te rapporteren aan de Minister voor WR.\n \n \n 2\n De Minister voor WR kan verzoeken om tussentijdse rapportages.\n \n \n 3\n De monitoring en de rapportage betreffen:\n \n \n i.\n het aantal VWNW-kandidaten en hun periode van VWNW-begeleiding;\n \n \n ii.\n de plaatsing (waar, hoe snel) van VWNW-kandidaten in een nieuwe functie;\n \n \n iii.\n de mate waarin VWNW-kandidaten kiezen voor verzilvering van hun algemene voorzieningen;\n \n \n iv.\n de inzet van specifieke voorzieningen;\n \n \n v.\n bij de commissie gemelde knelpunten.\n \n \n \n20151202004-05-201523-04-20152015-000010186220151202004-05-201523-04-20152015-000010186205-05-201515-04-2013\n \n \n Artikel\n 4\n Samenstelling commissie\n \n \n 1\n Tot leden van de commissie worden benoemd:\n \n \n –\n mevrouw I. Nijboer, plaatsvervangend Secretaris-generaal van het ministerie (tevens voorzitter);\n \n \n –\n de heer J.W. van Dijk, namens de Afdeling Personeel en Organisatie van het ministerie;\n \n \n –\n de heer J.C. de Haas en de heer J. Schep, namens de aan het DGO SZW deelnemende centrales van overheidspersoneel.\n \n \n \n \n 2\n De secretaris van het DGO SZW is tevens secretaris van de commissie.\n \n \n 3\n De leden van de commissie worden op eigen verzoek door de Minister van SZW tussentijds ontslagen.\n \n20151202004-05-201523-04-20152015-000010186220151202004-05-201523-04-20152015-000010186205-05-201515-04-2013\n \n \n Artikel\n 5\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 15 april 2013. Deze regeling vervalt per 1 januari 2016.\n20151202004-05-201523-04-20152015-000010186220151202004-05-201523-04-20152015-000010186205-05-201515-04-2013\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 23 april 2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,namens deze,de Secretaris-generaalA.H.Annink\n20151202004-05-201523-04-20152015-000010186220151202004-05-201523-04-20152015-000010186205-05-201515-04-2013\n \n20151202004-05-201523-04-20152015-000010186220151202004-05-201523-04-20152015-000010186205-05-201515-04-2013", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036583/2015-12-16_0/xml/BWBR0036583_2015-12-16_0.xml", "content": "BWBR0036583_2015-05-05_0\n Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015, 2015-0000101862, tot instellen van de Commissie monitoring VWNW-beleid en benoeming van de leden van de commissie\n Regeling instelling Commissie monitoring VWNW-beleid en benoeming leden commissie\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n Gelet op de Overeenkomst Sociaal Beleid Rijk: van werk naar werk (VWNW) beleid en gehoord het Departementaal Georganiseerd Overleg SZW (DGO SZW),\n \n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n –\n \n commissie: Commissie monitoring VWNW-beleid;\n \n \n –\n \n DGO SZW: Departementaal Georganiseerd Overleg bij het ministerie;\n \n \n –\n \n de Minister van SZW: Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;\n \n \n –\n \n ministerie: het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;\n \n \n –\n \n deMinister voor WR: Minister voor Wonen en Rijksdienst;\n \n \n –\n \n overeenkomst: de Overeenkomst Sociaal Beleid Rijk: van werk naar werk (VWNW) beleid;\n \n \n –\n \n Besluit: Besluit van werk naar beleid voor de sector Rijk (2013-2015).\n \n \n20151202004-05-201523-04-20152015-000010186220151202004-05-201523-04-20152015-000010186205-05-201515-04-2013\n \n \n Artikel\n 2\n Instelling\n \n \n 1\n Er is een Commissie monitoring VWNW-beleid.\n \n \n 2\n De commissie wordt ingesteld voor de werkingsduur bedoeld in Artikel V van het Besluit.\n \n20151202004-05-201523-04-20152015-000010186220151202004-05-201523-04-20152015-000010186205-05-201515-04-2013\n \n \n Artikel\n 3\n Taak\n \n \n 1\n De commissie heeft tot taak de uitvoering van de overeenkomst en het Besluit voor het departement te monitoren en daarover twee maal per jaar te rapporteren aan de Minister voor WR.\n \n \n 2\n De Minister voor WR kan verzoeken om tussentijdse rapportages.\n \n \n 3\n De monitoring en de rapportage betreffen:\n \n \n i.\n het aantal VWNW-kandidaten en hun periode van VWNW-begeleiding;\n \n \n ii.\n de plaatsing (waar, hoe snel) van VWNW-kandidaten in een nieuwe functie;\n \n \n iii.\n de mate waarin VWNW-kandidaten kiezen voor verzilvering van hun algemene voorzieningen;\n \n \n iv.\n de inzet van specifieke voorzieningen;\n \n \n v.\n bij de commissie gemelde knelpunten.\n \n \n \n20151202004-05-201523-04-20152015-000010186220151202004-05-201523-04-20152015-000010186205-05-201515-04-2013\n \n \n Artikel\n 4\n Samenstelling commissie\n \n \n 1\n Tot leden van de commissie worden benoemd:\n \n \n –\n mevrouw I. Nijboer, plaatsvervangend Secretaris-generaal van het ministerie (tevens voorzitter);\n \n \n –\n de heer J.W. van Dijk, namens de Afdeling Personeel en Organisatie van het ministerie;\n \n \n –\n de heer J.C. de Haas en de heer J. Schep, namens de aan het DGO SZW deelnemende centrales van overheidspersoneel.\n \n \n \n \n 2\n De secretaris van het DGO SZW is tevens secretaris van de commissie.\n \n \n 3\n De leden van de commissie worden op eigen verzoek door de Minister van SZW tussentijds ontslagen.\n \n20151202004-05-201523-04-20152015-000010186220151202004-05-201523-04-20152015-000010186205-05-201515-04-2013\n \n \n Artikel\n 5\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 15 april 2013. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2017.\n20154533415-12-201507-12-20152015-000029968220154533415-12-201507-12-20152015-000029968216-12-2015\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 23 april 2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,namens deze,de Secretaris-generaalA.H.Annink\n20151202004-05-201523-04-20152015-000010186220151202004-05-201523-04-20152015-000010186205-05-201515-04-2013\n \n20151202004-05-201523-04-20152015-000010186220151202004-05-201523-04-20152015-000010186205-05-201515-04-2013", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036583/manifest.xml", "content": "2015-05-052017-01-012013-04-15tot-en-met2015-07-04T01:12:35+02:002017-02-07T05:21:17+01:00BWBR0036583.WTI2015-05-052015-12-152015-05-059999-12-312015-07-02T02:44:35+02:002016-01-19T07:09:46+01:0091aa26bbf4f79c4adaaf7f85b80bef34def7b0eb143fc503de8297f7febbc4aac596f73573e84aa8a8335d044678de6fd4bd537e9640ce1f278e73ef671830e432292013-04-152015-05-042015-05-059999-12-312015-07-02T02:44:35+02:002016-01-19T07:03:53+01:00e31d4e5be3a7b46377755d6e87a58eea8419e65d016f186a165b696a837adf37344d6592fab2cfa486dd54852fdb32f59c11d5725a4ab20941a8b413b9c0d3fc34532015-12-162016-12-312015-12-169999-12-312015-12-16T06:33:56+01:002017-01-01T08:30:08+01:004766f066b7bf32a5e4e6c62f75165e1ff810522a7ed240ff6d952e3520285af29081eb392d8dedf6e5944454c571e9f49016c2fb3ba4af91223e416ff196f2753338", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036584/2015-05-01_1/xml/BWBR0036584_2015-05-01_1.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie van 1 mei 2015, houdende instelling van de Onderzoekscommissie Ontnemingsschikking (Instellingsbesluit Onderzoekscommissie Ontnemingsschikking)20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 12787, datum inwerkingtreding 07-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n Instellingsbesluit Onderzoekscommissie Ontnemingsschikking20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 12787, datum inwerkingtreding 07-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,\n \n In overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad,\n \n \n Besluit:\n \n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 12787, datum inwerkingtreding 07-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n Minister: de Minister van Veiligheid en Justitie;\n \n \n b.\n \n Commissie: de commissie, bedoeld in artikel 2, eerste lid.\n \n \n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 12787, datum inwerkingtreding 07-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 2\n Instelling en taak\n \n \n 1\n Er is een onafhankelijke Onderzoekscommissie Ontnemingsschikking.\n \n \n 2\n De Commissie heeft tot taak, onderzoek te verrichten naar:\n \n \n a)\n de schikkingsovereenkomst die is gesloten tussen het openbaar ministerie en Cees H. met betrekking tot de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel;\n \n \n b)\n de informatie die over deze schikking al dan niet beschikbaar was of is geweest bij de opeenvolgende bewindslieden, het openbaar ministerie en het Ministerie van (Veiligheid en) Justitie, een en ander in de periode 1993–2015;\n \n \n c)\n de informatieverstrekking aan de Tweede Kamer;\n \n \n d)\n het op andere wijze omgaan met en het op enige wijze bekendheid geven aan informatie over de schikkingsovereenkomst of de afwikkeling daarvan.\n \n \n \n \n 3\n De Commissie beoordeelt de totstandkoming van de schikkingsovereenkomst in de ruimste zin, de opbouw van het bedrag, de afwikkeling van de overeenkomst, de instemming en de informatiepositie van het College van procureurs-generaal en de afstemming met de Belastingdienst, een en ander in het licht van het destijds geldende wettelijke kader. De Commissie toetst de door haar geconstateerde gebeurtenissen ook aan het huidige wettelijke kader en de huidige praktijk.\n \n \n 4\n De Commissie is bevoegd gedurende het onderzoek aanvullende vragen te formuleren en deze te onderzoeken en beantwoorden, indien zij dat dienstig acht aan haar opdracht.\n \n \n 5\n De Commissie is bevoegd, door tussenkomst van de Voorzitter van het College van procureurs-generaal de rijksrecherche te benaderen voor het doen van onderzoek.\n \n \n 6\n Naar aanleiding van de bevindingen en conclusies kan de Commissie aanbevelingen doen, die mede betrekking kunnen hebben op het huidige wettelijke kader en de toepassing daarvan.\n \n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 12787, datum inwerkingtreding 07-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 3\n Samenstelling, benoeming, ontslag\n \n \n 1\n De Commissie bestaat uit een voorzitter en drie andere leden.\n \n \n 2\n Tot voorzitter van de Commissie wordt benoemd: mr. dr. M. Oosting.\n \n \n 3\n Tot leden van de Commissie worden benoemd:\n \n \n –\n mr. F.G. Bauduin,\n \n \n –\n mr. J.W. van den Berge en\n \n \n –\n prof. mr. M.J. Borgers.\n \n \n \n \n 4\n De benoeming geschiedt voor de duur van de werkzaamheden van de Commissie.\n \n \n 5\n Bij tussentijds vertrek van de voorzitter of een ander lid kan de Minister een andere voorzitter c.q. een ander lid benoemen.\n \n \n 6\n De voorzitter en de overige leden kunnen worden geschorst en ontslagen door de Minister.\n \n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 12787, datum inwerkingtreding 07-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 4\n Instellingsduur\n \n \n 1\n De Commissie wordt ingesteld met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit.\n \n \n 2\n De Commissie wordt opgeheven vier weken nadat het eindrapport is uitgebracht, behoudens voor zover de Commissie nog wordt verzocht toelichting te geven op het eindrapport.\n \n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 12787, datum inwerkingtreding 07-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 5\n Secretariaat\n \n \n 1\n De Commissie voorziet zelf in haar secretariaat.\n \n \n 2\n Het secretariaat is voor de uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de Commissie.\n \n \n 3\n De Minister draagt, op verzoek van de voorzitter van de Commissie, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de Commissie.\n \n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 12787, datum inwerkingtreding 07-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 6\n Werkwijze\n \n \n 1\n De Commissie stelt haar eigen werkwijze vast.\n \n \n 2\n De Commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover zij dat voor de vervulling van haar taak nodig acht.\n \n \n 3\n De Commissie stelt een protocol vast over de wijze waarop zij het onderzoek uitvoert, waaronder in ieder geval over de wijze waarop zij personen hoort en daarvan verslag doet.\n \n \n 4\n De Commissie bepaalt welke bevindingen zij, in het kader van hoor en wederhoor, voorlegt aan personen of instanties die door deze bevindingen worden geraakt of die daartegen bedenkingen zouden kunnen hebben.\n \n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 12787, datum inwerkingtreding 07-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 7\n Inwinnen van inlichtingen; medewerkingsplicht ambtenaren\n \n \n 1\n De Commissie is bevoegd zich voor het inwinnen van inlichtingen te wenden tot personen en instellingen en hen te verzoeken die medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van het onderzoek.\n \n \n 2\n Het Ministerie van Veiligheid en Justitie, het openbaar ministerie en het Ministerie van Financiën, met inbegrip van de Belastingdienst, verlenen de Commissie de verlangde medewerking, voor zover deze samenhangt met de ambtelijke taak en binnen de van toepassing zijnde wettelijke kaders. De Commissie krijgt toegang tot alle informatie die zij nodig heeft, met inachtneming van de protocollen die daartoe tussen de Commissie en de betrokken instanties worden opgesteld.\n \n \n 3\n De Commissie zal zich over de aan haar geboden medewerking verantwoorden in het onderzoeksrapport.\n \n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 12787, datum inwerkingtreding 07-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 8\n Erfgoedinspectie\n \n Ambtenaren van het Ministerie van OCW, werkzaam bij de Erfgoedinspectie, voeren een inspectie uit naar de naleving van de Archiefwet. De bevindingen van de inspectie worden door de Minister van OCW ter beschikking gesteld aan de Minister van Veiligheid en Justitie ten behoeve van het onderzoek van de Commissie.\n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 12787, datum inwerkingtreding 07-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 9\n Eindrapport, tussenrapporten\n \n \n 1\n De Commissie brengt uiterlijk 31 december 2015 haar eindrapport uit aan de Minister.\n \n \n 2\n De Commissie kan desgewenst een of meer tussenrapporten uitbrengen.\n \n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 12787, datum inwerkingtreding 07-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 10\n Vergoeding.\n \n De voorzitter en de andere leden van de Commissie ontvangen een vaste vergoeding per maand. De toepasselijke salarisschaal voor de voorzitter en de andere leden is schaal 18, trede 10, van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. De arbeidsduur van de voorzitter wordt vastgesteld op 4/10 en die van de leden op 2/10 van een volledige taak.\n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 12787, datum inwerkingtreding 07-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 11\n Kosten van de Commissie\n \n \n 1\n De kosten van de Commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:\n \n \n a.\n de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning,\n \n \n b.\n de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek en\n \n \n c.\n de kosten voor publicatie van rapportages.\n \n \n \n \n 2\n De Commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting aan de Minister aan.\n \n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 12787, datum inwerkingtreding 07-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 12\n Archiefbescheiden\n \n \n 1\n Het archief van de Commissie wordt na afloop van het onderzoek overgebracht naar het archief van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.\n \n \n 2\n Het beheer vindt plaats met inachtneming van de door de Commissie in haar protocol aangegeven vertrouwelijkheid, waarover met de Commissie nadere afspraken kunnen worden gemaakt.\n \n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 12787, datum inwerkingtreding 07-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 13\n Inwerkingtreding\n \n \n 1\n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 mei 2015.\n \n \n 2\n Dit besluit vervalt vier werken na het uitbrengen van het onderzoeksrapport.\n \n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 12787, datum inwerkingtreding 07-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n Artikel\n 14\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Onderzoekscommissie Ontnemingsschikking.\n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 12787, datum inwerkingtreding 07-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan de leden van de Commissie.\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,G.A. van derSteur\n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-201501-05-2015Stcrt. 2015, 12787, datum inwerkingtreding 07-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2015.\n \n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036584/2015-05-07_0/xml/BWBR0036584_2015-05-07_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie van 1 mei 2015, houdende instelling van de Onderzoekscommissie Ontnemingsschikking (Instellingsbesluit Onderzoekscommissie Ontnemingsschikking)\n Instellingsbesluit Onderzoekscommissie Ontnemingsschikking\n \n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,\n \n In overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad,\n \n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n Minister: de Minister van Veiligheid en Justitie;\n \n \n b.\n \n Commissie: de commissie, bedoeld in artikel 2, eerste lid.\n \n \n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n Instelling en taak\n \n \n 1\n Er is een onafhankelijke Onderzoekscommissie Ontnemingsschikking.\n \n \n 2\n De Commissie heeft tot taak, onderzoek te verrichten naar:\n \n \n a)\n de schikkingsovereenkomst die is gesloten tussen het openbaar ministerie en Cees H. met betrekking tot de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel;\n \n \n b)\n de informatie die over deze schikking al dan niet beschikbaar was of is geweest bij de opeenvolgende bewindslieden, het openbaar ministerie en het Ministerie van (Veiligheid en) Justitie, een en ander in de periode 1993–2015;\n \n \n c)\n de informatieverstrekking aan de Tweede Kamer;\n \n \n d)\n het op andere wijze omgaan met en het op enige wijze bekendheid geven aan informatie over de schikkingsovereenkomst of de afwikkeling daarvan.\n \n \n \n \n 3\n De Commissie beoordeelt de totstandkoming van de schikkingsovereenkomst in de ruimste zin, de opbouw van het bedrag, de afwikkeling van de overeenkomst, de instemming en de informatiepositie van het College van procureurs-generaal en de afstemming met de Belastingdienst, een en ander in het licht van het destijds geldende wettelijke kader. De Commissie toetst de door haar geconstateerde gebeurtenissen ook aan het huidige wettelijke kader en de huidige praktijk.\n \n \n 4\n De Commissie is bevoegd gedurende het onderzoek aanvullende vragen te formuleren en deze te onderzoeken en beantwoorden, indien zij dat dienstig acht aan haar opdracht.\n \n \n 5\n De Commissie is bevoegd, door tussenkomst van de Voorzitter van het College van procureurs-generaal de rijksrecherche te benaderen voor het doen van onderzoek.\n \n \n 6\n Naar aanleiding van de bevindingen en conclusies kan de Commissie aanbevelingen doen, die mede betrekking kunnen hebben op het huidige wettelijke kader en de toepassing daarvan.\n \n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 3\n Samenstelling, benoeming, ontslag\n \n \n 1\n De Commissie bestaat uit een voorzitter en drie andere leden.\n \n \n 2\n Tot voorzitter van de Commissie wordt benoemd: mr. dr. M. Oosting.\n \n \n 3\n Tot leden van de Commissie worden benoemd:\n \n \n –\n mr. F.G. Bauduin,\n \n \n –\n mr. J.W. van den Berge en\n \n \n –\n prof. mr. M.J. Borgers.\n \n \n \n \n 4\n De benoeming geschiedt voor de duur van de werkzaamheden van de Commissie.\n \n \n 5\n Bij tussentijds vertrek van de voorzitter of een ander lid kan de Minister een andere voorzitter c.q. een ander lid benoemen.\n \n \n 6\n De voorzitter en de overige leden kunnen worden geschorst en ontslagen door de Minister.\n \n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 4\n Instellingsduur\n \n \n 1\n De Commissie wordt ingesteld met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit.\n \n \n 2\n De Commissie wordt opgeheven vier weken nadat het eindrapport is uitgebracht, behoudens voor zover de Commissie nog wordt verzocht toelichting te geven op het eindrapport.\n \n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 5\n Secretariaat\n \n \n 1\n De Commissie voorziet zelf in haar secretariaat.\n \n \n 2\n Het secretariaat is voor de uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de Commissie.\n \n \n 3\n De Minister draagt, op verzoek van de voorzitter van de Commissie, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de Commissie.\n \n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 6\n Werkwijze\n \n \n 1\n De Commissie stelt haar eigen werkwijze vast.\n \n \n 2\n De Commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover zij dat voor de vervulling van haar taak nodig acht.\n \n \n 3\n De Commissie stelt een protocol vast over de wijze waarop zij het onderzoek uitvoert, waaronder in ieder geval over de wijze waarop zij personen hoort en daarvan verslag doet.\n \n \n 4\n De Commissie bepaalt welke bevindingen zij, in het kader van hoor en wederhoor, voorlegt aan personen of instanties die door deze bevindingen worden geraakt of die daartegen bedenkingen zouden kunnen hebben.\n \n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 7\n Inwinnen van inlichtingen; medewerkingsplicht ambtenaren\n \n \n 1\n De Commissie is bevoegd zich voor het inwinnen van inlichtingen te wenden tot personen en instellingen en hen te verzoeken die medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van het onderzoek.\n \n \n 2\n Het Ministerie van Veiligheid en Justitie, het openbaar ministerie en het Ministerie van Financiën, met inbegrip van de Belastingdienst, verlenen de Commissie de verlangde medewerking, voor zover deze samenhangt met de ambtelijke taak en binnen de van toepassing zijnde wettelijke kaders. De Commissie krijgt toegang tot alle informatie die zij nodig heeft, met inachtneming van de protocollen die daartoe tussen de Commissie en de betrokken instanties worden opgesteld.\n \n \n 3\n De Commissie zal zich over de aan haar geboden medewerking verantwoorden in het onderzoeksrapport.\n \n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 8\n Erfgoedinspectie\n \n Ambtenaren van het Ministerie van OCW, werkzaam bij de Erfgoedinspectie, voeren een inspectie uit naar de naleving van de Archiefwet. De bevindingen van de inspectie worden door de Minister van OCW ter beschikking gesteld aan de Minister van Veiligheid en Justitie ten behoeve van het onderzoek van de Commissie.\n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 9\n Eindrapport, tussenrapporten\n \n \n 1\n De Commissie brengt uiterlijk 31 december 2015 haar eindrapport uit aan de Minister.\n \n \n 2\n De Commissie kan desgewenst een of meer tussenrapporten uitbrengen.\n \n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 10\n Vergoeding.\n \n De voorzitter en de andere leden van de Commissie ontvangen een vaste vergoeding per maand. De toepasselijke salarisschaal voor de voorzitter en de andere leden is schaal 18, trede 10, van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. De arbeidsduur van de voorzitter wordt vastgesteld op 4/10 en die van de leden op 2/10 van een volledige taak.\n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 11\n Kosten van de Commissie\n \n \n 1\n De kosten van de Commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:\n \n \n a.\n de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning,\n \n \n b.\n de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek en\n \n \n c.\n de kosten voor publicatie van rapportages.\n \n \n \n \n 2\n De Commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting aan de Minister aan.\n \n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 12\n Archiefbescheiden\n \n \n 1\n Het archief van de Commissie wordt na afloop van het onderzoek overgebracht naar het archief van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.\n \n \n 2\n Het beheer vindt plaats met inachtneming van de door de Commissie in haar protocol aangegeven vertrouwelijkheid, waarover met de Commissie nadere afspraken kunnen worden gemaakt.\n \n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 13\n Inwerkingtreding\n \n \n 1\n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 mei 2015.\n \n \n 2\n Dit besluit vervalt vier werken na het uitbrengen van het onderzoeksrapport.\n \n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-2015\n \n \n Artikel\n 14\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Onderzoekscommissie Ontnemingsschikking.\n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-2015\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan de leden van de Commissie.\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,G.A. van derSteur\n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-2015\n \n20151278706-05-201501-05-201520151278706-05-201501-05-201507-05-201501-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036584/manifest.xml", "content": "2015-05-072016-01-282015-05-01tot-en-met2015-07-03T16:53:05+02:002017-02-07T05:22:25+01:00BWBR0036584.WTI2015-05-072016-01-272015-05-079999-12-312015-07-02T02:44:39+02:002016-01-29T08:39:11+01:00723a2949030fcecf6ad032d39b9bcf47fe238408ea56336a872bf68e617e61865402935977fab9537a2d54273ad4271ef13d7f8c764c5608f27e5a417cf3978a58172015-05-012015-05-062015-05-079999-12-312015-07-02T02:44:40+02:002016-01-29T08:39:11+01:003f1468ff1b6fb213aed814ae01c6e2a6e97474470651a208be9bc7aca054ed2788adb88d6a2f1aa27e0e9da560c93d0ee569f7dcb89e6403b4ac3751dc4e0b616101", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036585/2015-05-07_0/xml/BWBR0036585_2015-05-07_0.xml", "content": "\n Besluit van het College voor Toetsen en Examens van 9 februari 2015, nummer CvTE-15.00692, tot vaststelling van het Bestuursreglement College voor Toetsen en Examens (Bestuursreglement College voor Toetsen en Examens)20151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-2015\n Bestuursreglement College voor Toetsen en Examens20151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-2015\n \n \n Het College voor Toetsen en Examens,\n \n Gelet op artikel 7 van de Wet College voor toetsen en examens;\n Gezien de goedkeuring van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Staatssecretaris van Economische zaken, gegeven op 10 april 2015, nummer 739284;\n \n \n Besluit:\n \n20151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-2015\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Organisatie- en mandaatregeling\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n College: College voor Toetsen en Examens;\n \n \n b.\n \n voorzitter: voorzitter van het College voor Toetsen en Examens;\n \n \n c.\n \n lid: lid van het College voor Toetsen en Examens, of waar van toepassing zijn plaatsvervanger;\n \n \n d.\n \n directeur: degene die aan het hoofd staat van het bureau van het College voor Toetsen en Examens;\n \n \n e.\n \n sectormanager: degene onder wiens directe verantwoordelijkheid de afdeling, bedoeld in artikel 3, onderdeel b, onder 1°, 2°, 5° of 6° valt;\n \n \n f.\n \n manager: degene onder wiens directe verantwoordelijkheid de afdeling, bedoeld in artikel 3, onderdeel c, onder 3° of 4°, valt;\n \n \n g.\n \n clustermanager/projectleider: degene die direct onder de leiding van de sectormanager valt;\n \n \n h.\n \n wet:\n Wet College voor toetsen en examens (WCVTE);\n \n \n i.\n \n kaderwet: de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;\n \n \n j.\n \n klachtbehandelaar: degene die ingevolge artikel 13 de klacht in behandeling heeft genomen;\n \n \n k.\n \n Cito: Stichting Cito Instituut voor Toetsontwikkeling, genoemd in artikel 3 van de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten 2013, en\n \n \n l.\n \n DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs.\n \n \n20151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-2015\n \n Artikel\n 2\n Mandaat en machtiging\n \n Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt met de verlening van mandaat gelijkgesteld de verlening van machtiging om in naam van het College handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.\n20151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-2015\n \n Artikel\n 3\n Organisatie van het College voor Toetsen en Examens\n \n Het bureau van het College bestaat uit:\n \n \n a.\n de directeur,\n \n \n b.\n algemene leiding, waaronder ressorteren de inhoudelijke en administratieve ondersteuning,\n \n \n c.\n beleidsonderdelen:\n \n \n 1°.\n afdeling centraal examens voor de sector VMBO,\n \n \n 2°.\n afdeling centraal examens voor de sectoren HAVO en VWO,\n \n \n 3°.\n afdeling staatsexamens voor de sector voortgezet onderwijs,\n \n \n 4°.\n afdeling staatsexamens voor de sector Nederlands als tweede taal,\n \n \n 5°.\n afdeling centraal examens voor de sector mbo, en\n \n \n 6°.\n afdeling centrale eindtoets voor de sector primair onderwijs.\n \n \n \n \n20151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-2015\n \n Artikel\n 4\n Voorbehouden aan voorzitter en overige leden\n \n \n 1\n De voorzitter heeft mandaat voor al hetgeen het College voor Toetsen en Examens betreft.\n \n \n 2\n Aan de voorzitter is voorbehouden het namens het College ondertekenen van\n \n \n a.\n algemeen verbindende voorschriften,\n \n \n b.\n brieven gericht aan de ministers en staatssecretarissen,\n \n \n c.\n beslissingen als bedoeld in artikel 11,\n \n \n d beslissingen op bezwaar of het indienen van beroepschriften.\n \n \n 3\n Aan een lid, niet zijnde de voorzitter, is voorbehouden het namens het College afdoen en ondertekenen van stukken houdende beslissingen op bezwaar of het indienen van beroepschriften, voorzover het besluiten betreft die zijn getekend door de voorzitter.\n \n \n 4\n Het verlenen van ondermandaat van de bevoegdheden, bedoeld in het tweede en derde lid, is niet mogelijk, met uitzondering van beslissingen op bezwaarschriften tegen besluiten als bedoeld in de artikelen 3, 6, zesde lid, 18, vijfde lid, en 23 van het Staatsexamenbesluit VO en de artikelen 6, vierde lid, en 13 van het Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal.\n \n \n 5\n Bij ontstentenis van de voorzitter oefent een van de overige leden diens taken uit. Hij handelt daarbij met het mandaat dat de voorzitter op grond van het eerste en tweede lid heeft.\n \n20151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-2015\n \n Artikel\n 5\n Mandaat directeur\n \n \n 1\n De directeur heeft mandaat ten aanzien van alle aangelegenheden met betrekking tot zijn taak, onverminderd artikel 4.\n \n \n 2\n Tot de taak van de directeur behoort in elk geval:\n \n \n a.\n het informeren en adviseren van het College,\n \n \n b.\n het zorgdragen voor de coördinatie en integratie van voorbereiding, ontwikkeling en uitvoering van de wettelijke taken van het College,\n \n \n c.\n het rechtstreeks leiding geven aan medewerkers van het bureau van het College, en\n \n \n d.\n het namens het College afdoen en ondertekenen van stukken.\n \n \n \n20151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-2015\n \n Artikel\n 6\n Voorbehouden aan de directeur\n \n \n 1\n Aan de directeur is voorbehouden het namens het College afdoen en ondertekenen van stukken houdende de afwijzing van een verzoek om informatie ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur.\n \n \n 2\n Het verlenen van ondermandaat van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, is niet mogelijk.\n \n \n 3\n Een sectormanager, een manager of een clustermanager/projectleider kan de stukken, bedoeld in het eerste lid, bij afwezigheid van de directeur afdoen en ondertekenen indien daarover afspraken zijn gemaakt tussen directeur en de betreffende sectormanager, manager of clustermanager/projectleider.\n \n20151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-2015\n \n Artikel\n 7\n Ondermandaat en mandaatregister\n \n \n 1\n Ondermandaat van de in dit besluit gemandateerde bevoegdheden is mogelijk, tenzij in dit besluit anders is bepaald. Bij het verlenen van ondermandaat wordt aangegeven in hoeverre het verlenen van verder ondermandaat mogelijk is.\n \n \n 2\n Voor het verlenen van ondermandaat door de directeur is de goedkeuring vereist door de voorzitter.\n \n \n 3\n De directeur draagt zorg voor bekendmaking van krachtens dit besluit verleende algemene ondermandaten door openbare ter inzage legging bij het College en door plaatsing op de internetsite van het College.\n \n \n 4\n De directeur houdt een register bij van de namen en de handtekeningen van de krachtens dit besluit gemandateerden.\n \n \n 5\n De directeur kan besluiten de namen van gemandateerden niet te publiceren, als dit voor de bescherming van de particuliere levenssfeer wenselijk is.\n \n20151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-201520151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Werkwijze en procedures\n \n \n Artikel\n 8\n Secretariaat\n \n De directeur is secretaris van het College.\n20151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-2015\n \n Artikel\n 9\n Vergaderingen\n \n \n 1\n Het College vergadert ten minste drie maal per jaar en voorts wanneer een van de leden daarom verzoekt.\n \n \n 2\n De secretaris draagt er zorg voor dat uitnodiging, agenda en stukken ten minste twee weken voor de vergadering worden verzonden aan de leden en de plaatsvervangende leden.\n \n \n 3\n Een lid deelt tijdig mee aan de voorzitter of secretaris wanneer hij vervangen wordt door een plaatsvervangend lid.\n \n \n 4\n Vergaderingen kunnen ook telefonisch of via het internet plaatsvinden.\n \n \n 5\n De voorzitter kan degene die niet lid is van het College toelaten tot een vergadering of een gedeelte ervan.\n \n \n 6\n De secretaris draagt er zorg voor dat de leden uiterlijk één week na de vergadering het concept verslag en de besluitenlijst ontvangen.\n \n \n 7\n Vergaderingen zijn niet openbaar.\n \n20151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-2015\n \n Artikel\n 10\n Besluitvorming\n \n \n 1\n Ieder lid heeft het recht een voorstel te doen een beslissing te nemen.\n \n \n 2\n Een voorstel een beslissing te nemen wordt ten minste één week voordat het besproken wordt, schriftelijk aan de leden ter kennis gebracht.\n \n \n 3\n Een voorstel voor een beslissing is aangenomen als meer dan de helft van de leden voor het besluit heeft gestemd.\n \n \n 4\n Plaatsvervangende leden hebben stemrecht, als het lid dat zij vervangen zijn afwezigheid aan de voorzitter of de secretaris heeft meegedeeld dan wel als dat lid daartoe niet in staat is.\n \n \n 5\n Voor de bepaling van het aantal leden geldt het aantal leden dat in functie is, verminderd met het aantal leden dat zijn functie niet kan uitoefenen, waarvan ook de plaatsvervanger hen niet kan vervangen.\n \n \n 6\n Stemmen kan tijdens een bijeenkomst, telefonisch of via het internet.\n \n \n 7\n In spoedeisende gevallen kan de voorzitter besluiten van dit artikel af te wijken en bepalen op welke wijze een beslissing genomen wordt.\n \n20151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-2015\n \n Artikel\n 11\n Beslissingen van het College\n \n \n 1\n Het College stelt, zo mogelijk met algemeen goedvinden, de volgende stukken in een vergadering vast:\n \n \n a.\n het werkprogramma, bedoeld in artikel 8 van de wet,\n \n \n b.\n het bestuursreglement, bedoeld in artikel 7 van de wet,\n \n \n c.\n het jaarverslag, bedoeld in artikel 18 van de kaderwet, en\n \n \n d.\n de klachtenprocedure, bedoeld in artikel 16 van dit bestuursreglement.\n \n \n \n \n 2\n Het College neemt voorts de volgende beslissingen of verricht de volgende handelingen:\n \n \n a.\n de instemming met mandaatverlening, bedoeld in artikel 8 van de kaderwet,\n \n \n b.\n de wijze van uitoefenen van andere door de minister opgedragen taken, bedoeld in artikel 2, zesde lid, onderdeel c, van de wet,\n \n \n c.\n het voeren van het overleg met de minister over zijn voornemen om op grond van artikel 22 van de kaderwet een besluit van het College te vernietigen, en\n \n \n d.\n het voeren van het overleg met de minister over een tijdelijke voorziening als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de kaderwet.\n \n \n \n20151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-201520151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Klachtafhandeling\n \n \n Artikel\n 12\n Reikwijdte\n \n De artikelen 13 tot en met 16 zijn van toepassing op de behandeling van de klachten, bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht.\n20151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-2015\n \n Artikel\n 13\n Klachtbehandeling\n \n \n 1\n Een klacht worden behandeld door:\n \n \n a.\n indien het een klacht over medewerkers van het College betreft: de betreffende manager of de betreffende clustermanager/projectleider, dan wel de directeur indien het een medewerker van de inhoudelijke of administratieve ondersteuning betreft,\n \n \n b.\n indien het een klacht over een clustermanager/projectleider betreft: de betreffende sectormanager,\n \n \n c.\n indien het een klacht over een manager of sectormanager betreft: de directeur,\n \n \n d.\n indien het een klacht over de directeur betreft: een lid,\n \n \n e.\n indien het een klacht over een lid niet zijnde de voorzitter betreft: de voorzitter, en\n \n \n f.\n indien het een klacht over de voorzitter betreft: een ander lid.\n \n \n \n \n 2\n Een klacht die niet een specifiek persoon betreft, wordt behandeld door de directeur.\n \n20151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-2015\n \n Artikel\n 14\n Klachtafdoening\n \n Een klacht wordt afgedaan door de klachtbehandelaar, tenzij de klacht naar aard of inhoud een zodanig gewicht heeft dat de voorzitter deze behoort af te doen.\n20151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-2015\n \n Artikel\n 15\n Klachtregistratie\n \n De directeur draagt zorg voor de registratie van de klachten. Een overzicht van de geregistreerde klachten wordt gepubliceerd in het jaarverslag.\n20151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-2015\n \n Artikel\n 16\n Klachtenprocedure\n \n Het College stelt een procedure vast voor de behandeling en afdoening van klachten.\n20151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-201520151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Integriteit\n \n \n Artikel\n 17\n Informatieplicht deelname examen door bekende\n \n \n 1\n Een lid of een medewerker van het bureau van het College informeert de directeur, indien iemand uit zijn directe omgeving deelneemt aan een examen waarbij het College betrokken is of betrokkenheid heeft gehad.\n \n \n 2\n De directeur informeert de voorzitter, indien iemand uit zijn directe omgeving deelneemt aan een examen waarbij het College betrokken is of betrokkenheid heeft gehad.\n \n20151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-2015\n \n Artikel\n 18\n Nevenfuncties leden\n \n \n 1\n Met nevenfuncties van een lid die ongewenst zijn voor een goede vervulling van zijn taak, als bedoeld in artikel 13 van de kaderwet, worden in elk geval bedoeld:\n \n \n a.\n bestuurlijke taken bij Cito, DUO of een andere organisatie die betrokken is bij de uitvoering van wettelijke taken van het College, en\n \n \n b.\n bestuurlijke verbondenheid aan Cito, DUO of een andere organisatie die betrokken is bij de uitvoering van wettelijke taken van het College.\n \n \n \n20151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-2015\n \n Artikel\n 19\n Nevenfunctie medewerkers van het bureau\n \n \n 1\n Een medewerker van het bureau vervult geen nevenfunctie die ongewenst is met het oog op een goede vervulling van zijn functie of de handhaving van zijn onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin.\n \n \n 2\n Een medewerker van het bureau meldt het voornemen tot het aanvaarden van een nevenfunctie anders dan uit hoofde van zijn functie aan de voorzitter.\n \n \n 3\n De nevenfuncties van een medewerker van het bureau anders dan uit hoofde van zijn functie worden openbaar gemaakt. De voorzitter draagt zorg voor de openbaarmaking. Openbaarmaking geschiedt door het ter inzage leggen van een opgave van deze nevenfuncties bij het College.\n \n20151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-201520151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 20\n Intrekking eerder bestuursreglement\n \n Het Bestuursreglement College voor Examens van 9 oktober 2009 wordt ingetrokken.\n20151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-2015\n \n Artikel\n 21\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.\n20151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-2015\n \n Artikel\n 22\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Bestuursreglement College voor Toetsen en Examens.\n20151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-201520151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-2015\n \n \n \n Dit besluit zal met de bijbehorende toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De leden van het College voor Toetsen en Examens\n \n P.J.J.\n Hendrikse,\n \n Voorzitter\n \n \n \n H.M.\n Claessen,\n \n lid\n \n \n \n M.C.E. van\n Dam-Mieras,\n \n lid\n \n \n \n L.S.J.M.\n Henkens,\n \n lid\n \n \n \n W.A.M. de\n Kok,\n \n lid\n \n \n \n Y.\n Moerman-van Heel,\n \n lid\n \n \n \n G.\n Oud,\n \n lid\n \n \n \n J.G.\n Uijterwijk,\n \n lid\n \n20151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-2015\n \n20151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069220151219006-05-201509-02-2015CvTE-15.0069207-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036585/manifest.xml", "content": "2015-05-072015-07-03T15:05:32+02:002021-04-01T06:55:28+02:00BWBR0036585.WTI2021-04-012015-05-072021-03-312015-05-079999-12-312015-07-02T02:44:25+02:002021-04-01T06:56:51+02:003d7c3ff352f28b082639b12b93dce5e931ca36669dd8929a717221550af2f7670d68da9338314ca6691f95676b0f569eeae6f0f9f6bd340ebffecbe39062b2b29346", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036586/2014-10-01_1/xml/BWBR0036586_2014-10-01_1.xml", "content": "\n Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 201520151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 201520151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n \n De Raad van Bestuur van Zorginstituut Nederland,\n \n Gelet op de artikelen 32, vijfde lid, 34, vierde lid en artikel 90 van de Zorgverzekeringswet, Hoofdstuk 3 van het Besluit zorgverzekering, de Regeling risicoverevening 2015 en de brief van de minister van VWS van 7 oktober 2014, kenmerk 671602-126798-Z,\n \n \n Heeft in zijn vergadering van 16 maart 2015 besloten:\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n \n \n Hoofdstuk\n I\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Definities\n \n Deze beleidsregels verstaan onder:\n \n \n a.\n \n het Zorginstituut: Zorginstituut Nederland, bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet;\n \n \n b.\n \n zwaarte: het deel waarvoor de verzekerde meetelt in een betreffende klasse;\n \n \n c.\n \n macroverzekerdenraming: de raming van het aantal verzekerden op macroniveau op basis van de opgave van de zorgverzekeraars en trends van het CBS naar aantal inwoners in Nederland;\n \n \n d.\n \n MHK: meerjarige hoge kosten als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, van het Besluit zorgverzekering;\n \n \n e.\n \n FKG GGZ: FKG’s psychische aandoeningen als bedoeld in artikel 1, onderdeel q, van het Besluit zorgverzekering;\n \n \n f.\n \n DKG GGZ: diagnose kostengroepen psychische aandoeningen als bedoeld in artikel 1, onderdeel ff, van het Besluit zorgverzekering\n \n \n g.\n \n PKB: persoonskenmerkenbestand; een bestand dat bestaat uit de opgave van de zorgverzekeraar met per gepseudonimiseerd burgerservicenummer de persoonskenmerken geslacht, geboortemaand en geboortejaar, viercijferige postcode en gepseudonimiseerd adres;\n \n \n h.\n \n VPPKB: verzekerde periode en persoonskenmerkenbestand; een bestand dat bestaat uit twee delen. Het eerste deel betreft de opgave van de zorgverzekeraar van verzekerden mét een geverifieerd gepseudonimiseerd burgerservicenummer dat per gepseudonimiseerd burgerservicenummer de verzekerde periode, de persoonskenmerken geslacht, geboortemaand en geboortejaar, viercijferige postcode en gepseudonimiseerd adres bevat. Het tweede deel betreft de opgave van de zorgverzekeraar van verzekerden zonder een geverifieerd burgerservicenummer en verzekerden zonder burgerservicenummer dat per verzekerde de verzekerde periode, de persoonskenmerken geslacht, geboortemaand en geboortejaar en viercijferige postcode bevat;\n \n \n i.\n \n verzekerde woonachtig in het buitenland: een persoon die een zorgverzekering heeft afgesloten en geen ingezetene van Nederland is;\n \n \n j.\n \n vereveningsbijdrage: de bijdrage, bedoeld in de artikelen 32 en 34 van de Zorgverzekeringswet;\n \n \n k.\n \n wet: de Zorgverzekeringswet.\n \n \n l.\n \n Regeling:\n Regeling risicoverevening 2015\n \n \n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 2\n Algemene bepaling\n \n Het Zorginstituut past de bepalingen uit het Besluit zorgverzekering en de Regeling met betrekking tot de toekenning en vaststelling van de bijdrage aan de zorgverzekeraars toe met inachtneming van het bepaalde in deze beleidsregels.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 3\n Zorgverzekeraars\n \n Het Zorginstituut gaat bij de verdeling van de macro-deelbedragen 2015 en de berekening van de normatieve bedragen en de vereveningsbijdragen ervan uit dat alle zorgverzekeraars die gedurende 2014 actief zijn geweest ook in 2015 als zorgverzekeraar actief zullen zijn.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n \n Hoofdstuk\n II\n Toekenning van de vereveningsbijdrage 2015 aan een zorgverzekeraar\n \n \n Artikel\n 4\n Raming van de verzekerdenaantallen 2015 voor het macro-deelbedrag variabele zorgkosten en voor het macro-deelbedrag kosten van verpleging en verzorging\n \n \n 1\n Het Zorginstituut raamt de verzekerdenaantallen 2015 voor het macro-deelbedrag variabele zorgkosten en voor het macro-deelbedrag kosten van verpleging en verzorging per criterium met inachtneming van het bepaalde in dit artikel.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut baseert zich bij de raming van de verzekerdenaantallen op de macroverzekerdenraming 2015 en het PKB 2014.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut baseert zich bij de raming van de verzekerdenaantallen per zorgverzekeraar op het PKB met als peildatum 1 mei 2014, zoals de zorgverzekeraars dat hebben aangeleverd op 1 juni 2014.\n \n \n 4\n Wanneer een verzekerde bij meerdere zorgverzekeraars tegelijkertijd is ingeschreven, bepaalt het Zorginstituut de verzekeringsduur voor die verzekerde naar rato van het aantal zorgverzekeraars waar de verzekerde over die periode ingeschreven is geweest.\n \n \n 5\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium leeftijd en geslacht per zorgverzekeraar op het PKB 2014 met als peildatum 1 mei 2014.\n \n \n 6\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium leeftijd en geslacht naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium aard van het inkomen per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de leeftijd op het PKB 2014;\n \n \n b.\n de zelfstandigen op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de Belastingdienst naar inkomensbron op peildatum 30 juni 2013;\n \n \n c.\n de arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden en de referentiegroep op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van het UWV naar inkomensbron op peildatum 30 juni 2013;\n \n \n d.\n de studenten op de opgave van DUO per gepseudonimiseerd burgerservicenummer met peildatum 1 juni 2014.\n \n \n \n \n 8\n Voor de indeling in een klasse van het criterium aard van het inkomen deelt het Zorginstituut een verzekerde die in meerdere klassen is in te delen, in op basis van de hierna genoemde volgorde:\n als eerste: 0 tot en met 17 jaar of 65 jaar en ouder;\n als tweede: arbeidsongeschikten;\n als derde: bijstandsgerechtigden;\n als vierde: studenten;\n als vijfde: zelfstandigen, voor zover zij geen inkomsten uit dienstbetrekking of werkloosheidsuitkering hebben;\n ten slotte: referentiegroep, alle verzekerden omvattend die niet zijn ingedeeld onder 1 tot en met 5.\n \n \n 9\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium aard van het inkomen naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 10\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium regio per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de indeling, op de regioclusters somatisch naar viercijferige postcode voor 2015 uit bijlage 10 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de viercijferige postcode, op het PKB 2014.\n \n \n \n \n 11\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium regio naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 12\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van vijfenzestig jaar en ouder voor het criterium V&V-regio per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de indeling, op de regioclusters verpleging en verzorging naar viercijferige postcode voor 2015 uit bijlage 12 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de viercijferige postcode, op het PKB 2014.\n \n \n \n \n 13\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium V&V-regio naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 14\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium FKG’s per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n de indeling in FKG’s voor de somatische zorg 2015 uit bijlage 5 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de opgave per 1 juni 2014 van declaraties farmaceutische hulp 2013 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de zorgverzekeraars aan het Zorginstituut;\n \n \n c.\n declaratiegegevens geneeskundige zorg ‘overige zorgproducten – add ons (Duur en wees geneesmiddel)’ 2012, aangeleverd door Vektis aan het Zorginstituut.\n \n \n \n \n 15\n Bij de bepaling van FKG’s zijn de volgende farmaceutische middelen uitgesloten:\n \n \n a.\n middelen die in de G-standaard van Z-Index zijn aangemerkt als niet voor vergoeding in aanmerking komend op grond van artikel 2.8 Besluit zorgverzekering;\n \n \n b.\n middelen die in de G-standaard van Z-Index zijn aangemerkt als grond- en hulpstoffen.\n \n \n \n \n 16\n Het Zorginstituut hanteert een drempel van meer dan 180 standaarddagdoseringen per klasse van het criterium FKG’s. Beneden deze drempel deelt het Zorginstituut een verzekerde niet in bij een klasse van het criterium FKG’s, anders dan ‘geen FKG’.\n \n \n 17\n In afwijking van het bepaalde in het zestiende lid hanteert het Zorginstituut voor de klasse FKG Kanker een drempel van ten minste 3 receptregels. Beneden deze drempel deelt het Zorginstituut een verzekerde niet in bij de klasse FKG Kanker.\n \n \n 18\n Het Zorginstituut koppelt de opgave, bedoeld in het veertiende lid, onderdeel b en c, met behulp van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer aan het PKB 2014 en bepaalt op basis hiervan en met inachtneming van de drempels, bedoeld in het zestiende en zeventiende lid, in welke FKG klassen de verzekerde valt. Aan de verzekerde koppelt het Zorginstituut een zwaarte van 1 voor de betreffende klasse.\n \n \n 19\n Bij samenloop van FKG klassen wijst het Zorginstituut alle toepasselijke FKG klassen toe met inachtneming van de volgende uitzonderingen:\n \n \n a.\n In geval van samenloop bij de klassen FKG Diabetes I, Diabetes II met hypertensie en Diabetes II zonder hypertensie, deelt het Zorginstituut aan de hand van de tabel in bijlage 1 van deze beleidsregels een verzekerde in bij een klasse van het criterium FKG’s;\n \n \n b.\n Indien een verzekerde is ingedeeld bij de klasse FKG Diabetes I, FKG Diabetes II met hypertensie of FKG Diabetes II zonder hypertensie, deelt het Zorginstituut deze verzekerde niet in bij de klasse FKG Hoog cholesterol;\n \n \n c.\n Indien een verzekerde is ingedeeld bij de klasse FKG Hartaandoeningen, deelt het Zorginstituut deze verzekerde niet in bij FKG Hoog cholesterol;\n \n \n d.\n Indien een verzekerde is ingedeeld bij de klasse FKG Psychose, Alzheimer en Verslaving, deelt het Zorginstituut deze verzekerde niet in bij de klasse FKG Depressie;\n \n \n e.\n Indien een verzekerde is ingedeeld bij de klasse FKG COPD / Zware astma, deelt het Zorginstituut deze verzekerde niet in bij de klasse FKG Astma;\n \n \n f.\n Indien een verzekerde is ingedeeld bij de klasse FKG Reuma: TNF-alfa-remmers, deelt het Zorginstituut deze verzekerde niet in bij de klasse FKG Reuma: overige middelen;\n \n \n g.\n Indien een verzekerde is ingedeeld bij klasse FKG Kanker, deelt het Zorginstituut deze verzekerde niet in bij de klasse FKG Hormoongevoelige tumoren.\n \n \n \n \n 20\n Het Zorginstituut past per verzekerde per klasse van het criterium FKG’s 2015 een trendfactor toe voor de geraamde prevalentieontwikkeling. De toegepaste trendfactoren staan vermeld in de Verantwoording Verzekerdenraming 2015 die het Zorginstituut op zijn website publiceert. Het Zorginstituut vermenigvuldigt de zwaarte, genoemd in het achttiende lid, met de prevalentieontwikkeling en berekent de uiteindelijke zwaarte voor de verzekerde voor de betreffende klasse. Het Zorginstituut past op verzekerden die in het PKB 2014 voor het eerst voorkomen per FKG klasse de gemiddelde prevalentie van de overige verzekerden in het PKB toe.\n \n \n 21\n Als een verzekerde niet in een andere klasse dan ‘geen FKG’ valt deelt het Zorginstituut deze verzekerde in de klasse ‘Geen FKG’ in.\n \n \n 22\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium FKG’s naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 23\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium DKG’s per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n de indeling in DKG’s 2015 uit bijlage 7 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de opgave van de zorgverzekeraars per 1 juni 2014 aan het Zorginstituut van de declaraties per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van dbc’s die in 2012 geopend zijn.\n \n \n \n \n 24\n Het Zorginstituut bepaalt door een koppeling op basis van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer tussen de opgave, bedoeld in het vorige lid, onderdeel b, en het PKB 2013 per verzekerde in welke DKG klasse 1 tot en met 15 de verzekerde valt. Het Zorginstituut stelt voor de toepasselijke klasse waarin de verzekerde valt de zwaarte op 1.\n \n \n 25\n Het Zorginstituut past op de verzekerden die in het PKB 2013 voor het eerst voorkomen per DKG klasse de gemiddelde prevalentie van de overige verzekerden in het PKB 2013 toe. Vervolgens koppelt het Zorginstituut de verzekerden aan het PKB 2014, waarbij de verzekerden een zodanige zwaarte krijgen dat de prevalentie constant blijft.\n \n \n 26\n Als een verzekerde niet in een DKG klasse 1 tot en met 15 2015 valt, deelt het Zorginstituut deze verzekerde in bij DKG klasse ‘0’.\n \n \n 27\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium DKG’s naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 28\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium HKG’s per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n de indeling in HKG’s somatische zorg 2015 uit bijlage 9 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de opgave per 1 juni 2014 van declaraties hulpmiddelen 2013 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de zorgverzekeraars aan het Zorginstituut.\n \n \n \n \n 29\n Het Zorginstituut bepaalt door een koppeling op basis van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer tussen de opgave, bedoeld in het vorige lid, onderdeel b, en het PKB 2014 per verzekerde in welke HKG klassen de verzekerde valt. Het Zorginstituut stelt voor de toepasselijke klasse waarin de verzekerde valt de zwaarte op 1.\n \n \n 30\n Het Zorginstituut past op verzekerden die in het PKB 2014 voor het eerst voorkomen per HKG klasse de gemiddelde prevalentie van de overige verzekerden in het PKB toe.\n \n \n 31\n Als een verzekerde niet in een andere klasse dan ‘Geen HKG’ valt, deelt het Zorginstituut deze verzekerde in de klasse ‘Geen HKG’ in.\n \n \n 32\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium HKG’s naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 33\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium SES per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de leeftijd, op het PKB 2014;\n \n \n b.\n het inkomen, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de Belastingdienst over het jaar 2012;\n \n \n c.\n het inkomen wanneer voor 2012 geen gegevens beschikbaar zijn, op gegevens over het jaar 2011;\n \n \n d.\n de adresgegevens, op het gepseudonimiseerde adres per gepseudonimiseerd burgerservicenummer in de opgave van de Belastingdienst over het jaar 2013;\n \n \n e.\n de adresgegevens, indien deze in de opgave van de Belastingdienst ontbreken, op het gepseudonimiseerde adres in het PKB 2014.\n \n \n \n \n 34\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium SES naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 35\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium MHK per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n declaraties met betrekking tot vereveningsjaar 2010 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor de deelbedragen variabele kosten van ziekenhuisverpleging en specialistische hulp, de kosten van B-dbc’s en de kosten van overige prestaties tot en met 31 december 2012, zoals zorgverzekeraars die op 1 juni 2013 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd;\n \n \n b.\n declaraties met betrekking tot vereveningsjaar 2011 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor de deelbedragen variabele kosten van ziekenhuisverpleging en specialistische hulp, de kosten van B-dbc’s en de kosten van overige prestaties tot en met 31 december 2013, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2014 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd;\n \n \n c.\n declaraties met betrekking tot vereveningsjaar 2012 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor de deelbedragen variabele kosten van ziekenhuisverpleging en specialistische hulp, de kosten van dbc-zorgproducten in het vrije segment en de kosten van overige prestaties, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2014 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd;\n \n \n d.\n het VPPKB 2010, het VPPKB 2011 en het VPPKB 2012.\n \n \n \n \n 36\n Het Zorginstituut herleidt de percentages van de risicoklassen MHK met betrekking tot vereveningsjaar 2010, 2011 respectievelijk 2012 tot drempelbedragen MHK 2010, 2011 respectievelijk 2012.\n \n \n 37\n Het Zorginstituut bepaalt op basis van de drempelbedragen uit het vorige lid en een koppeling met het PKB 2013 in welke MHK klasse een verzekerde wordt ingedeeld.\n \n \n 38\n Vervolgens koppelt het Zorginstituut de verzekerden aan het PKB 2014, waarbij de verzekerden een zodanige zwaarte krijgen dat de prevalentie per MHK klasse constant blijft.\n \n \n 39\n Als een verzekerde niet in een andere klasse dan ‘Geen MHK’ valt, deelt het Zorginstituut de verzekerde in klasse ‘Geen MHK’ in.\n \n \n 40\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium MHK naar de macroverzekerdenraming en stemt de relatieve prevalentie af op de Overall Toets 2015. De toegepaste prevalentiefactoren staan vermeld in de Verantwoording Verzekerdenraming 2015 die het Zorginstituut op zijn website publiceert.\n \n \n 41\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium GSM per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de leeftijd, op het PKB 2014;\n \n \n b.\n geen morbiditeit, op het geraamde aantal verzekerden dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’, als in de HKG klasse ‘Geen HKG’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt, bedoeld in het eenentwintigste, respectievelijk zesentwintigste, eenendertigste en negenendertigste lid van dit artikel;\n \n \n c.\n wel morbiditeit, op het geraamde aantal verzekerden dat niet is ingedeeld in de klasse ‘Geen FKG’, DKG ‘0’, ‘Geen HKG’ en ‘Geen MHK’, bedoeld in het eenentwintigste, respectievelijk zesentwintigste, eenendertigste en negenendertigste lid van dit artikel.\n \n \n \n \n 42\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium GSM naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 43\n Het Zorginstituut deelt verzekerden woonachtig in het buitenland uitsluitend in bij de criteria leeftijd en geslacht, FKG’s, DKG’s, HKG’s, aard van het inkomen, MHK en GSM. Overeenkomstig artikel 7 van de Regeling deelt het Zorginstituut alle verzekerden woonachtig in het buitenland voor het criterium FKG’s in in de klasse 'Geen FKG', voor het criterium DKG’s in de klasse '0’ en voor het criterium HKG’s in de klasse ‘Geen HKG’.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 5\n Raming van de verzekerdenaantallen 2015 voor het macro-deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg\n \n \n 1\n Het Zorginstituut raamt de verzekerdenaantallen 2015 voor het macro-deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg met inachtneming van het bepaalde in dit artikel.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut baseert zich bij de raming op de macroverzekerdenraming 2015 en het PKB 2014.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut baseert zich bij de raming van de verzekerdenaantallen per zorgverzekeraar op het PKB 2014 met als peildatum 1 mei 2014, zoals de zorgverzekeraars dat hebben aangeleverd op 1 juni 2014.\n \n \n 4\n Wanneer een verzekerde bij meerdere zorgverzekeraars tegelijkertijd is ingeschreven, bepaalt het Zorginstituut de verzekeringsduur voor die verzekerde naar rato van het aantal zorgverzekeraars waar de verzekerde over die periode ingeschreven is geweest.\n \n \n 5\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium leeftijd en geslacht per zorgverzekeraar op het PKB 2014 met als peildatum 1 mei 2014.\n \n \n 6\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium leeftijd en geslacht naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium aard van het inkomen per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de leeftijd, op het PKB 2014;\n \n \n b.\n de zelfstandigen, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de Belastingdienst naar inkomensbron op peildatum 30 juni 2013;\n \n \n c.\n de arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden en de referentiegroep, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van het UWV naar inkomensbron op peildatum 30 juni 2013;\n \n \n d.\n de studenten, op de opgave van DUO per gepseudonimiseerd burgerservicenummer met peildatum 1 juni 2014.\n \n \n \n \n 8\n Het Zorginstituut deelt een verzekerde die in meerdere klassen voor het criterium aard van het inkomen is in te delen, in op basis van het bepaalde in artikel 4, achtste lid.\n \n \n 9\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium aard van het inkomen naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 10\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium GGZ-regio per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de indeling, op de regioclusters geneeskundige GGZ naar viercijferige postcode voor 2015 uit bijlage 11 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de viercijferige postcode, op het PKB 2014.\n \n \n \n \n 11\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium GGZ-regio naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 12\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium FKG GGZ per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n de indeling in FKG GGZ 2015 uit bijlage 6 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z.\n \n \n b.\n de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer per 1 juni 2014 van declaraties farmaceutische hulp 2013 van de zorgverzekeraars aan het Zorginstituut.\n \n \n \n \n 13\n Bij de bepaling van FKG GGZ zijn de volgende farmaceutische middelen uitgesloten:\n \n \n a.\n middelen die in de G-standaard van Z-Index zijn aangemerkt als niet voor vergoeding in aanmerking komend op grond van artikel 2.8 Besluit zorgverzekering;\n \n \n b.\n middelen die in de G-standaard van Z-Index zijn aangemerkt als grond- en hulpstoffen.\n \n \n \n \n 14\n Het Zorginstituut hanteert een drempel van meer dan 180 standaarddagdoseringen per klasse van het criterium FKG GGZ. Beneden deze drempel deelt het Zorginstituut een verzekerde niet in bij een klasse van het criterium FKG GGZ, anders dan ‘geen FKG psychische aandoeningen’.\n \n \n 15\n In afwijking van het bepaalde in het veertiende lid hanteert het Zorginstituut voor de klasse FKG psychose depot een drempel van één receptregel en een DDD-factor van ten minste 3500. Beneden deze drempel deelt het Zorginstituut een verzekerde niet in de klasse FKG psychose depot in.\n \n \n 16\n In afwijking van het bepaalde in het veertiende lid hanteert het Zorginstituut voor de klasse FKG GGZ bipolair complex een drempel van meer dan 180 standaarddagdoseringen voor de klasse FKG GGZ bipolair regulier en ten minste één voorschrift van de indicator bipolair complex. Beneden deze drempel deelt het Zorginstituut een verzekerde niet in de klasse FKG GGZ bipolair complex in.\n \n \n 17\n Het Zorginstituut koppelt de opgave, bedoeld in het twaalfde lid, onderdeel b, met behulp van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer aan het PKB 2014 en bepaalt op basis hiervan en met behulp van de drempels, bedoeld in het veertiende, vijftiende en zestiende lid, in welke FKG GGZ klassen de verzekerde wordt ingedeeld. Aan de verzekerde koppelt het Zorginstituut een zwaarte van 1 voor de betreffende klasse.\n \n \n 18\n Bij samenloop van klassen van het criterium FKG GGZ deelt het Zorginstituut een verzekerde in in alle toepasselijke klassen FKG GGZ met inachtneming van de volgende uitzonderingen:\n \n \n a.\n Indien een verzekerde is ingedeeld in de klasse FKG GGZ psychose depot, deelt het Zorginstituut deze verzekerde niet in bij de klasse FKG GGZ psychose;\n \n \n b.\n Indien een verzekerde is ingedeeld bij de klasse FKG GGZ bipolair complex, deelt het Zorginstituut deze verzekerde niet in bij de klasse FKG GGZ bipolair regulier.\n \n \n \n \n 19\n Het Zorginstituut past per verzekerde per klasse van het criterium FKG GGZ 2015 een trendfactor toe voor de geraamde prevalentieontwikkeling. De toegepaste trendfactoren staan vermeld in de Verantwoording Verzekerdenraming 2015 die het Zorginstituut op zijn website publiceert. Het Zorginstituut vermenigvuldigt de zwaarte, genoemd in het zeventiende lid, met de prevalentieontwikkeling en herberekent de zwaarte voor de verzekerde voor de betreffende klasse. Het Zorginstituut zet verzekerden die in het PKB 2014 voor het eerst voorkomen per FKG GGZ klasse op de gemiddelde prevalentie van de overige verzekerden in het PKB.\n \n \n 20\n Als een verzekerde niet in andere klasse dan ‘Geen FKG psychische aandoeningen’ valt, deelt het Zorginstituut deze verzekerde in de klasse ‘Geen FKG psychische aandoeningen’ in.\n \n \n 21\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium FKG GGZ naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 22\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium SES per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de leeftijd, op het PKB 2014;\n \n \n b.\n het inkomen, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de Belastingdienst over het jaar 2012;\n \n \n c.\n het inkomen, op gegevens over het jaar 2011 wanneer voor 2012 geen gegevens beschikbaar zijn;\n \n \n d.\n de adresgegevens, op het gepseudonimiseerde adres per gepseudonimiseerd burgerservicenummer in de opgave van de Belastingdienst 2013;\n \n \n e.\n de adresgegevens, indien deze in de opgave van de Belastingdienst ontbreken, op het gepseudonimiseerde adres in het PKB 2014.\n \n \n \n \n 23\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium SES naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 24\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium DKG GGZ per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n de indeling in DKG GGZ 2015 uit de indelingstabel psychische DKG’s;\n \n \n b.\n de opgave van de zorgverzekeraars per 1 juni 2014 aan het Zorginstituut van de declaraties per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van dbc’s GGZ die in 2012 geopend zijn;\n \n \n c.\n declaraties met betrekking tot vereveningsjaar 2011 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor het deelbedrag kosten GGZ, zoals zorgverzekeraars die op 1 juni 2014 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd.\n \n \n \n \n 25\n Het Zorginstituut bepaalt door een koppeling op basis van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer tussen de opgave, bedoeld in het vorige lid, onderdeel b, en het PKB 2013 per verzekerde in welke DKG GGZ klasse de verzekerde valt en betrekt daarbij de declaraties, bedoeld in het vorige lid, onderdeel c. Het Zorginstituut stelt voor de toepasselijke klasse waarin de verzekerde valt de zwaarte op 1.\n \n \n 26\n Het Zorginstituut past op de verzekerden die in het PKB 2013 voor het eerst voorkomen per DKG GGZ klasse de gemiddelde prevalentie voor de betreffende klasse van de overige verzekerden in het PKB 2013 toe. Vervolgens koppelt het Zorginstituut de verzekerden aan het PKB 2014, waarbij de verzekerden een zodanige zwaarte krijgen dat de prevalentie constant blijft.\n \n \n 27\n Als een verzekerde niet in een DKG GGZ klasse 1 tot en met 5 valt, deelt het Zorginstituut deze verzekerde in DKG GGZ klasse ‘0’ in.\n \n \n 28\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium DKG’s GGZ naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 29\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium GGZ-MHK per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n declaraties met betrekking tot vereveningsjaar 2010 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor het deelbedrag kosten GGZ tot en met 31 december 2012, zoals zorgverzekeraars die op 1 juni 2013 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd;\n \n \n b.\n declaraties met betrekking tot vereveningsjaar 2011 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor het deelbedrag kosten GGZ tot en met 31 december 2013, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2014 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd;\n \n \n c.\n declaraties met betrekking tot vereveningsjaar 2012 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor het deelbedrag kosten GGZ, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2014 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd;\n \n \n d.\n het VPPKB 2010, het VPPKB 2011 en het VPPKB 2012.\n \n \n \n \n 30\n Het Zorginstituut herleidt de percentages van de risicoklassen GGZ-MHK met betrekking tot vereveningsjaar 2010, 2011 respectievelijk 2012 tot drempelbedragen GGZ-MHK 2010, 2011 respectievelijk 2012.\n \n \n 31\n Het Zorginstituut bepaalt op basis van de drempelbedragen uit het vorige lid en een koppeling met het PKB 2013 in welke GGZ-MHK klasse een verzekerde wordt ingedeeld.\n \n \n 32\n Vervolgens koppelt het Zorginstituut de verzekerden aan het PKB 2014, waarbij de verzekerden een zodanige zwaarte krijgen dat de prevalentie constant blijft.\n \n \n 33\n Als een verzekerde niet in een andere klasse dan ‘GGZ-MHK 3 jaar geen kosten’ valt, deelt het Zorginstituut de verzekerde in de klasse ‘GGZ-MHK 3 jaar geen kosten’ in.\n \n \n 34\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium GGZ-MHK naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 35\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium éénpersoonsadres per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de adresgegevens, op het gepseudonimiseerde adres per gepseudonimiseerd burgerservicenummer in de opgave van de Belastingdienst 2013;\n \n \n b.\n de adresgegevens, indien deze in de opgave van de Belastingdienst 2013 ontbreken, op het gepseudonimiseerde adres in het PKB 2014.\n \n \n \n \n 36\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium éénpersoonsadres naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 37\n Het Zorginstituut deelt verzekerden woonachtig in het buitenland van achttien jaar en ouder uitsluitend in bij de criteria leeftijd en geslacht, FKG GGZ, DKG GGZ, GGZ-MHK en aard van het inkomen. Overeenkomstig artikel 7 van de Regeling deelt het Zorginstituut alle verzekerden woonachtig in het buitenland voor het criterium FKG GGZ in in de klasse 'Geen FKG psychische aandoeningen' en voor het criterium DKG GGZ in de klasse ‘0’.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 6\n Raming van de verzekerdenaantallen 2015 voor de normatieve eigen risico opbrengst\n \n \n 1\n Het Zorginstituut raamt de verzekerdenaantallen 2015 voor de normatieve eigen risico opbrengst per criterium met inachtneming van het bepaalde in dit artikel.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut baseert zich bij de raming van de verzekerdenaantallen op de macroverzekerdenraming 2015 en het PKB 2014.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut baseert zich bij de raming van de verzekerdenaantallen per zorgverzekeraar op het PKB met als peildatum 1 mei 2014, zoals de zorgverzekeraars dat hebben aangeleverd op 1 juni 2014.\n \n \n 4\n Wanneer een verzekerde bij meerdere zorgverzekeraars tegelijkertijd is ingeschreven, bepaalt het Zorginstituut de verzekeringsduur voor die verzekerde naar rato van het aantal zorgverzekeraars waar de verzekerde over die periode ingeschreven is geweest.\n \n \n 5\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat niet zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt, per zorgverzekeraar op artikel 4, eenentwintigste respectievelijk zesentwintigste en negenendertigste lid van deze Beleidsregels.\n \n \n 6\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden, bedoeld in het vorige lid, naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt, per zorgverzekeraar op artikel 4, eenentwintigste respectievelijk zesentwintigste en negenendertigste lid van deze Beleidsregels.\n \n \n 8\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt voor het criterium leeftijd en geslacht per zorgverzekeraar op het PKB 2014 met als peildatum 1 mei 2014.\n \n \n 9\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt voor het criterium leeftijd en geslacht naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 10\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt voor het criterium aard van het inkomen per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de leeftijd, op het PKB 2014;\n \n \n b.\n de zelfstandigen, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van het UWV en de Belastingdienst naar inkomensbron op peildatum 30 juni 2013;\n \n \n c.\n de arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden en de referentiegroep, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van het UWV naar inkomensbron op peildatum 30 juni 2013;\n \n \n d.\n de studenten, op de opgave van DUO per gepseudonimiseerd burgerservicenummer met peildatum 1 juni 2014.\n \n \n \n \n 11\n Het Zorginstituut deelt een verzekerde die in meerdere klassen is in te delen, in op basis van het bepaalde in artikel 4, achtste lid van deze Beleidsregels.\n \n \n 12\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt voor het criterium aard van het inkomen naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 13\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt voor het criterium regio per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de indeling, op de regioclusters somatisch naar viercijferige postcode voor 2015 uit bijlage 10 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de viercijferige postcode, op het PKB 2014.\n \n \n \n \n 14\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt voor het criterium regio naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 15\n Het Zorginstituut deelt het geraamde aantal verzekerden woonachtig in het buitenland van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt, uitsluitend in bij de criteria leeftijd en geslacht en aard van het inkomen.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 7\n De verdeling van het macro-deelbedrag variabele zorgkosten en de berekening van het deelbedrag variabele zorgkosten\n \n \n 1\n Voor de verdeling van het macro-deelbedrag variabele zorgkosten hanteert het Zorginstituut de volgende gewichten als uitgangspunten:\n \n \n a.\n de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per klasse 2015 naar leeftijd en geslacht, genoemd in bijlage 1, tabel 1.1, van de Regeling;\n \n \n b.\n de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per FKG klasse 2015, genoemd in bijlage 1, tabel 1.2, van de Regeling;\n \n \n c.\n voor verzekerden woonachtig in het buitenland 55% van het normgewicht van de FKG klasse ‘Geen FKG’;\n \n \n d.\n de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per DKG klasse 2015, genoemd in bijlage 1, tabel 1.3, van de Regeling;\n \n \n e.\n voor verzekerden woonachtig in het buitenland 50% van het normgewicht voor de DKG klasse ‘0’;\n \n \n f.\n de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per HKG klasse 2015, genoemd in bijlage 1, tabel 1.4, van de Regeling;\n \n \n g.\n voor verzekerden woonachtig in het buitenland 65% van het normgewicht voor de HKG klasse ‘geen HKG’;\n \n \n h.\n de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per aard van het inkomen klasse 2015, genoemd in bijlage 1, tabel 1.5, van de Regeling;\n \n \n i.\n de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per regio klasse 2015, genoemd in bijlage 1, tabel 1.6, van de Regeling;\n \n \n j.\n de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per SES klasse 2015, genoemd in bijlage 1, tabel 1.8, van de Regeling;\n \n \n k.\n de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per MHK klasse 2015, genoemd in bijlage 1, tabel 1.9, van de Regeling;\n \n \n l.\n de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per GSM klasse 2015, genoemd in bijlage 1, tabel 1.10, van de Regeling.\n \n \n \n \n 2\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per klasse naar leeftijd en geslacht 2015 per overeenkomstige klasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per klasse naar leeftijd en geslacht 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per FKG klasse 2015 per overeenkomstige FKG klasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per FKG klasse 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het tweede lid.\n \n \n 4\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per DKG klasse 2015 per overeenkomstige DKG klasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per DKG klasse 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het derde lid.\n \n \n 5\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per HKG klasse 2015 per overeenkomstige HKG klasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per HKG klasse 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het vierde lid.\n \n \n 6\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per aard van het inkomenklasse 2015 per overeenkomstige aard van het inkomenklasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per aard van het inkomenklasse 2015. Het Zorginstituut sommeert de uitkomsten per zorgverzekeraar en voegt deze toe aan het resultaat van het vijfde lid.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per regioklasse 2015 per overeenkomstige regioklasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per regioklasse 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het zesde lid.\n \n \n 8\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per SES klasse 2015 per overeenkomstige SES klasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per SES klasse 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het zevende lid.\n \n \n 9\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per MHK klasse 2015 per overeenkomstige MHK klasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per MHK klasse 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het achtste lid.\n \n \n 10\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per GSM klasse 2015 per overeenkomstige GSM klasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per GSM klasse 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het negende lid.\n \n \n 11\n Het resultaat van het tiende lid wordt aangeduid als het deelbedrag variabele zorgkosten 2015.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 8\n De verdeling van het macro-deelbedrag vaste zorgkosten en de berekening van het deelbedrag vaste zorgkosten\n \n \n 1\n Het Zorginstituut bepaalt het deelbedrag vaste zorgkosten 2015 als volgt:\n \n \n a.\n Het Zorginstituut berekent per verzekerde de gemiddelde vaste kosten van ziekenhuisverpleging per zorgverzekeraar in 2013 op basis van gegevens over de kosten uit de opgave jaarstaat 2013 per 1 mei 2014 van de zorgverzekeraar;\n \n \n b.\n Per zorgverzekeraar vermenigvuldigt het Zorginstituut de geraamde aantallen verzekerden 2015 met het berekende bedrag in onderdeel a;\n \n \n c.\n Vervolgens berekent het Zorginstituut de landelijke vaste kosten factor 2015 door het macro-deelbedrag vaste zorgkosten 2015, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling te delen door de som van het resultaat van onderdeel b van alle zorgverzekeraars;\n \n \n d.\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt het in onderdeel a berekende bedrag per zorgverzekeraar met de in onderdeel c berekende landelijke vaste kosten factor 2015. Het resultaat wordt aangeduid als het zorgverzekeraarspecifieke bedrag vaste zorgkosten per geraamde verzekerde 2015.\n \n \n \n \n 2\n Indien het gemiddelde aantal verzekerden van een zorgverzekeraar in 2013 minder dan 10.000 bedraagt, wordt voor deze zorgverzekeraar bij de berekening bedoeld in het eerste lid uitgegaan van het gemiddelde over de vaste kosten van ziekenhuisverpleging van alle zorgverzekeraars. Deze werkwijze wordt ook gevolgd wanneer een zorgverzekeraar een onjuiste of een onvolledige opgave over 2013 aan het Zorginstituut heeft gedaan of wanneer een opgave niet mogelijk is.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut berekent per zorgverzekeraar het deelbedrag vaste zorgkosten 2015 door het zorgverzekeraarspecifieke bedrag vaste zorgkosten per geraamde verzekerde 2015 te vermenigvuldigen met het totaal aantal geraamde verzekerden 2015.\n \n \n 4\n Het resultaat van het derde lid wordt aangeduid als het deelbedrag vaste zorgkosten 2015.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 9\n De verdeling van het macro-deelbedrag kosten van verpleging en verzorging en de berekening van het deelbedrag verpleging en verzorging\n \n \n 1\n Voor de verdeling van het macro-deelbedrag verpleging en verzorging hanteert het Zorginstituut als uitgangspunten:\n \n \n a.\n de gewichten kosten van verpleging en verzorging per verzekerde per klasse 2015 naar leeftijd en geslacht, genoemd in bijlage1, tabel 1.1, van de Regeling;\n \n \n b.\n de gewichten kosten van verpleging en verzorging per verzekerde per V&V-regioklasse 2015, genoemd in bijlage 1, tabel 1.7, van de Regeling;\n \n \n c.\n de gewichten kosten van verpleging en verzorging per verzekerde per MHK klasse 2015, genoemd in bijlage 1, tabel 1.9, van de Regeling.\n \n \n \n \n 2\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt de gewichten kosten van verpleging en verzorging per verzekerde per klasse naar leeftijd en geslacht 2015 per overeenkomstige klasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per klasse naar leeftijd en geslacht 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt de gewichten kosten van verpleging en verzorging per verzekerde per V&V-regioklasse 2015 per overeenkomstige V&V-regioklasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van 65 jaar en ouder per V&V-regioklasse 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het tweede lid.\n \n \n 4\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt de gewichten kosten van verpleging en verzorging per verzekerde per MHK klasse 2015 per overeenkomstige MHK klasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van 65 jaar en ouder per MHK klasse 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het derde lid.\n \n \n 5\n Het resultaat van het vierde lid wordt aangeduid als deelbedrag kosten van verpleging en verzorging 2015.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 10\n De verdeling van het macro-deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg en de berekening van het deelbedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg\n \n \n 1\n Voor de verdeling van het macro-deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg hanteert het Zorginstituut als uitgangspunten:\n \n \n a.\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per klasse 2015 naar leeftijd en geslacht, genoemd in bijlage 2, tabel 2.1, van de Regeling;\n \n \n b.\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde naar FKG GGZ klasse 2015, genoemd in bijlage 2, tabel 2.2, van de Regeling;\n \n \n c.\n voor verzekerden woonachtig in het buitenland 50% van het normgewicht voor de FKG GGZ klasse ‘Geen FKG GGZ psychische aandoeningen’;\n \n \n d.\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde naar DKG GGZ klasse 2015, genoemd in bijlage 2, tabel 2.3, van de Regeling;\n \n \n e.\n voor verzekerden woonachtig in het buitenland 40% van het normgewicht voor de DKG GGZ klasse 0;\n \n \n f.\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per aard van het inkomenklasse 2015, genoemd in bijlage 2, tabel 2.4, van de Regeling;\n \n \n g.\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per GGZ-regioklasse 2015, genoemd in bijlage 2, tabel 2.5, van de Regeling;\n \n \n h.\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per SES klasse 2015, genoemd in bijlage 2, tabel 2.6, van de Regeling;\n \n \n i.\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per GGZ-MHK klasse 2015, genoemd in bijlage 2, tabel 2.8, van de Regeling;\n \n \n j.\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per éénpersoonsadresklasse 2015, genoemd in bijlage 2, tabel 2.7, van de Regeling.\n \n \n \n \n 2\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per klasse 2015 naar leeftijd en geslacht worden per overeenkomstige klasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder per klasse naar leeftijd en geslacht 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd.\n \n \n 3\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per FKG GGZ 2015 klasse worden per overeenkomstige klasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan de som van uitkomsten per zorgverzekeraar, bedoeld in het tweede lid.\n \n \n 4\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per DKG GGZ 2015 klasse worden per overeenkomstige klasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan de som van uitkomsten per zorgverzekeraar, bedoeld in het derde lid.\n \n \n 5\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per aard van het inkomenklasse 2015 worden per overeenkomstige aard van het inkomenklasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder per aard van het inkomenklasse 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het vierde lid.\n \n \n 6\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per GGZ-regioklasse 2015 worden per overeenkomstige GGZ-regioklasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder per GGZ-regio klasse 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het vijfde lid.\n \n \n 7\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per SES klasse 2015 worden per overeenkomstige SES klasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder per SES klasse 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het zesde lid.\n \n \n 8\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per GGZ-MHK klasse 2015 worden per overeenkomstige GGZ-MHK klasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder per GGZ-MHK klasse 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het zevende lid.\n \n \n 9\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per éénpersoonsadresklasse 2015 worden per overeenkomstige éénpersoonsadresklasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder per éénpersoonsadresklasse 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het achtste lid.\n \n \n 10\n Het resultaat van het negende lid wordt aangeduid als het deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 11\n De berekening van de normatieve eigen risico opbrengst\n \n \n 1\n Het Zorginstituut berekent de normatieve eigen risico opbrengst 2015 voor verzekerden van achttien jaar en ouder dat niet zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt, per zorgverzekeraar door het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat niet zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt, zoals bepaald op grond van artikel 6, vijfde en zesde lid te vermenigvuldigen met een bedrag van EUR 356,36 per verzekerde.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut vermindert de uitkomst van het eerste lid met 0,07443 procent.\n \n \n 3\n Voor de berekening van de normatieve eigen risico opbrengst voor verzekerden die zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ vallen 2015 hanteert het Zorginstituut als uitgangspunten:\n \n \n a.\n de gewichten eigen risico opbrengst per verzekerde per klasse naar leeftijd en geslacht 2015, genoemd in bijlage 3, tabel 3.1, van de Regeling;\n \n \n b.\n de gewichten eigen risico opbrengst per verzekerde per aard van het inkomenklasse 2015, genoemd in bijlage 3, tabel 3.2, van de Regeling;\n \n \n c.\n de gewichten eigen risico opbrengst per verzekerde per regioklasse 2015, genoemd in bijlage 3, tabel 3.3, van de Regeling.\n \n \n \n \n 4\n De gewichten eigen risico opbrengst per verzekerde per klasse 2015 naar leeftijd en geslacht worden per overeenkomstige klasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt, zoals bepaald op grond van artikel 6, achtste en negende lid van deze Beleidsregels. De uitkomsten worden per klasse 2015 per zorgverzekeraar gesommeerd.\n \n \n 5\n De gewichten eigen risico opbrengst per verzekerde per aard van het inkomenklasse 2015 worden per overeenkomstige aard van het inkomenklasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder per aard van het inkomenklasse 2015, zoals bepaald in artikel 6, tiende tot en met twaalfde lid van deze Beleidsregels. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het vierde lid.\n \n \n 6\n De gewichten eigen risico opbrengst per verzekerde per regioklasse 2015 worden per overeenkomstige regioklasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder per regioklasse 2015, zoals bepaald in artikel 6, dertiende en veertiende lid van deze Beleidsregels. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het vijfde lid.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut vermindert de uitkomst van het zesde lid met het percentage, genoemd in het tweede lid.\n \n \n 8\n De totale normatieve eigen risico opbrengst per zorgverzekeraar is de som van het resultaat van het tweede en het zevende lid.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 12\n De berekening van het normatieve bedrag en de berekening en toekenning van de vereveningsbijdrage\n \n \n 1\n Het Zorginstituut berekent het normatieve bedrag 2015 van een zorgverzekeraar als de som van het op grond van het in dit hoofdstuk berekende deelbedrag variabele zorgkosten 2015, het deelbedrag vaste zorgkosten 2015, het deelbedrag verpleging en verzorging 2015 en het deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut berekent de opbrengst 2015 van de nominale rekenpremie per zorgverzekeraar door de geraamde aantallen verzekerden van achttien jaar en ouder 2015 per zorgverzekeraar te vermenigvuldigen met de nominale rekenpremie 2015.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut vermindert het resultaat van het tweede lid met het percentage, genoemd in artikel 11, tweede lid.\n \n \n 4\n Het Zorginstituut berekent de vereveningsbijdrage 2015 voor een zorgverzekeraar door op het normatieve bedrag 2015, bedoeld in het eerste lid, de normatieve eigen risico opbrengst 2015 zoals bepaald in artikel 11, achtste lid en de op grond van het tweede en derde lid berekende opbrengst van de nominale rekenpremie 2015 in mindering te brengen.\n \n \n 5\n Het Zorginstituut berekent per zorgverzekeraar de uitkering in verband met uitvoeringskosten van verzekerden jonger dan achttien jaar 2015. Deze uitkering bedraagt het aantal geraamde verzekerden jonger dan achttien jaar vermenigvuldigd met € 45,–.\n \n \n 6\n Het Zorginstituut kent de vereveningsbijdrage 2015 ter hoogte van de bijdrage berekend in het vierde lid, aangevuld met het bedrag, berekend in het vijfde lid, aan de zorgverzekeraar toe.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 13\n Herberekeningen als gevolg van splitsing van de zorgverzekeraar\n \n Indien een zorgverzekeraar na de toekenning van de vereveningsbijdrage 2015 besluit zich te splitsen, deelt de zorgverzekeraar aan het Zorginstituut mee hoe naar zijn verwachting de geraamde verzekerdenaantallen 2015 verdeeld zullen worden, over nieuwe dan wel bestaande zorgverzekeraars. Het Zorginstituut kan de toegekende vereveningsbijdrage herzien en de bijdragen aan nieuwe dan wel bestaande zorgverzekeraars toekennen, rekening houdend met de meegedeelde geraamde verzekerdenaantallen en het tijdstip waarop de splitsing wordt gerealiseerd.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 14\n De herberekening en herziening van de toegekende bijdrage 2015\n \n \n 1\n Het Zorginstituut herberekent de toekenning van de vereveningsbijdrage op basis van de werkelijke verzekerdenaantallen 2015 volgens de opgaven van de zorgverzekeraars aan het Zorginstituut op 7 maart 2015.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut bepaalt de herberekening van de toegekende vereveningsbijdrage 2015 als volgt:\n het Zorginstituut deelt per zorgverzekeraar het totaal aantal verzekerden uit de opgaven in het eerste lid door het geraamde totaal aantal verzekerden 2015 en vermenigvuldigt per zorgverzekeraar de uitkomst hiervan met de vereveningsbijdrage 2015, zoals toegekend op grond van artikel 12, zesde lid van deze Beleidsregels.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut herziet de op grond van artikel 12, zesde lid, toegekende vereveningsbijdrage 2015 overeenkomstig de herberekening uit het tweede lid.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n \n Hoofdstuk\n III\n De eerste voorlopige vaststelling van de vereveningsbijdrage voor een zorgverzekeraar\n \n \n Artikel\n 15\n Bepaling van de verzekerdenaantallen 2015 voor het deelbedrag variabele zorgkosten en voor het deelbedrag verpleging en verzorging\n \n \n 1\n Het Zorginstituut bepaalt de verzekerdenaantallen 2015 voor het deelbedrag variabele zorgkosten en voor het deelbedrag kosten van verpleging en verzorging per criterium met inachtneming van het bepaalde in dit artikel.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut baseert zich bij de bepaling van de verzekerdenaantallen per zorgverzekeraar op het VPPKB 2015, zoals de zorgverzekeraars dat hebben aangeleverd op 1 juni 2016.\n \n \n 3\n Wanneer een verzekerde gedurende een bepaalde periode in 2015 bij meerdere zorgverzekeraars tegelijkertijd is ingeschreven, bepaalt het Zorginstituut de verzekeringsduur voor die verzekerde naar rato van het aantal zorgverzekeraars waar de verzekerde gedurende die periode ingeschreven is geweest.\n \n \n 4\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden en voor het aantal verzekerden van 65 jaar en ouder voor het criterium leeftijd en geslacht per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n het PKB 2015, zoals zorgverzekeraars dat op 1 juni 2015 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd. De peildatum van de opgave is 1 mei 2015;\n \n \n b.\n het VPPKB 2015 indien een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2015.\n \n \n \n \n 5\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden voor het criterium aard van het inkomen per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de leeftijd, op het PKB 2015;\n \n \n b.\n de leeftijd in het geval een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2015, op het VPPKB 2015;\n \n \n c.\n de zelfstandigen, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de Belastingdienst naar inkomensbron over 2015, met peildatum 30 juni 2015;\n \n \n d.\n de arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden en de refentiegroep, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van het UWV naar inkomensbron over 2015, met peildatum 30 juni 2015;\n \n \n e.\n de arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden en de referentiegroep indien de opgave van het UWV betreffende een gemeente onvoldoende gegevens bevat, op de gegevens over 2014, met als peildatum 30 juni 2014 voor verzekerden uit die gemeente. Het Zorginstituut hanteert per verzekerde voor de gepseudonimiseerde opgave van de Belastingdienst dezelfde peildatum als het gebruikt voor de opgave van het UWV;\n \n \n f.\n de studenten, op de opgave van DUO per gepseudonimiseerd burgerservicenummer met peildatum 1 juni 2015.\n \n \n \n \n 6\n Het Zorginstituut deelt een verzekerde die in meerdere klassen voor het criterium aard van het inkomen, is in te delen, in op basis van het bepaalde in artikel 4, achtste lid, van deze Beleidsregels.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden voor het criterium regio per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de indeling, op de regioclusters somatisch naar viercijferige postcode voor 2015 uit bijlage 10 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de viercijferige postcode, op het PKB 2015;\n \n \n c.\n de viercijferige postcode indien een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2015, op het VPPKB 2015.\n \n \n \n \n 8\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden van vijfenzestig jaar en ouder voor het criterium V&V-regio per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de indeling, op de regioclusters verpleging en verzorging naar viercijferige postcode voor 2015 uit bijlage 12 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de viercijferige postcode, op het PKB 2015;\n \n \n c.\n de viercijferige postcode, indien een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2015, op het VPPKB 2015.\n \n \n \n \n 9\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden voor het criterium FKG’s per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n op de indeling in FKG’s voor de somatische zorg 2015 uit bijlage 5 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de opgave per 1 juni 2015 van declaraties farmaceutische hulp 2014 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de zorgverzekeraars aan het Zorginstituut;\n \n \n c.\n de opgave per 1 juni 2016 van declaratiegegevens add-ons geneesmiddelen 2014 van de zorgverzekeraars aan het Zorginstituut.\n \n \n \n \n 10\n Bij de bepaling van FKG’s zijn de volgende farmaceutische middelen uitgesloten:\n \n \n a.\n middelen die in de G-standaard van Z-Index zijn aangemerkt als niet voor vergoeding in aanmerking komend op grond van artikel 2.8 van het Besluit zorgverzekering;\n \n \n b.\n middelen die in de G-standaard van Z-Index zijn aangemerkt als grond- en hulpstoffen.\n \n \n \n \n 11\n Het Zorginstituut hanteert een drempel van meer dan 180 standaarddagdoseringen per klasse van het criterium FKG’s. Beneden deze drempel deelt het Zorginstituut een verzekerde niet in bij een klasse van het criterium FKG’s, anders dan ‘Geen FKG’.\n \n \n 12\n In afwijking van het bepaalde in het tiende lid hanteert het Zorginstituut voor de klasse FKG Kanker een drempel van ten minste 3 receptregels. Beneden deze drempel deelt het Zorginstituut een verzekerde niet in bij de klasse FKG Kanker.\n \n \n 13\n Het Zorginstituut koppelt de opgaven bedoeld in het negende lid, onderdeel b en c, met behulp van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer aan het VPPKB 2015 en bepaalt op basis hiervan en met inachtneming van de drempels bedoeld in het elfde en twaalfde lid in welke FKG klassen de verzekerde valt, met inachtneming van het bepaalde met betrekking tot de samenloop van FKG klassen, bedoeld in artikel 4, negentiende lid.\n \n \n 14\n Als een verzekerde niet in een andere klasse dan ‘Geen FKG’ valt, deelt het Zorginstituut deze verzekerde in de klasse ‘Geen FKG’ in.\n \n \n 15\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden voor het criterium DKG’s per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n de indeling in DKG’s uit bijlage 7 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de opgave van de zorgverzekeraar aan het Zorginstituut per 1 juni 2016 van de declaraties per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van alle dbc’s die in 2014 geopend zijn.\n \n \n \n \n 16\n Het Zorginstituut bepaalt door een koppeling op basis van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer tussen de opgave, bedoeld in het vijftiende lid, onderdeel b en het VPPKB per verzekerde in welke DKG klasse de verzekerde wordt ingedeeld.\n \n \n 17\n Als een verzekerde niet in een DKG klasse 1 tot en met 15 is ingedeeld, deelt het Zorginstituut deze verzekerde in bij DKG klasse ‘0’.\n \n \n 18\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden voor het criterium HKG’s per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n de indeling in de HKG’s somatische zorg 2015 uit bijlage 9 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de opgave per 1 juni 2015 van declaraties hulpmiddelen 2014 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de zorgverzekeraars aan het Zorginstituut.\n \n \n \n \n 19\n Het Zorginstituut bepaalt door een koppeling op basis van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer tussen de opgave, bedoeld in het achttiende lid, onderdeel b en het VPPKB per verzekerde in welke HKG klasse de verzekerde wordt ingedeeld.\n \n \n 20\n Als een verzekerde niet in een andere klasse dan ‘Geen HKG’ valt, deelt het Zorginstituut deze verzekerde in de klasse ‘Geen HKG’ in.\n \n \n 21\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden voor het criterium SES per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de leeftijd, op het PKB 2015;\n \n \n b.\n de leeftijd in het geval een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2015, op het VPPKB 2015;\n \n \n c.\n het inkomen, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de Belastingdienst over 2014;\n \n \n d.\n het inkomen in het geval een verzekerde niet is opgenomen in de opgave over 2014, op de opgave over 2013 en indien een verzekerde ook niet is opgenomen in de opgave over 2013, op de opgave over 2012;\n \n \n e.\n de adresgegevens, op het gepseudonimiseerde adres per gepseudonimiseerd burgerservicenummer in de opgave van de Belastingdienst over 2015;\n \n \n f.\n de adresgegevens in het geval een verzekerde niet is opgenomen in de opgave van de Belastingdienst, op het gepseudonimiseerde adres in het PKB 2015 en indien een verzekerde ook niet is opgenomen in het PKB, op het VPPKB 2015.\n \n \n \n \n 22\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden voor het criterium MHK per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n declaraties 2012 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor de deelbedragen variabele kosten van ziekenhuisverpleging en specialistische hulp, de kosten van dbc-zorgproducten in het vrije segment en de kosten van overige prestaties tot en met 31 december 2014, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2015 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd;\n \n \n b.\n declaraties 2013 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor de deelbedragen variabele kosten van medisch-specialistische zorg en de kosten van overige prestaties tot en met 31 december 2015, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2016 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd;\n \n \n c.\n declaraties 2014 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor de deelbedragen variabele kosten van medisch-specialistische zorg en de kosten van overige prestaties, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2016 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd;\n \n \n d.\n het VPPKB 2012, het VPPKB 2013 en het VPPKB 2014.\n \n \n \n \n 23\n Het Zorginstituut herleidt de percentages van de risicoklassen MHK met betrekking tot vereveningsjaar 2012, 2013 en 2014 tot respectievelijk drempelbedragen MHK 2012, 2013 en 2014.\n \n \n 24\n Het Zorginstituut bepaalt op basis van de drempelbedragen uit het vorige lid en een koppeling met het VPPKB 2015 in welke MHK-klasse een verzekerde wordt ingedeeld.\n \n \n 25\n Als een verzekerde niet in een andere klasse dan ‘Geen MHK’ valt, deelt het Zorginstituut deze verzekerde in de klasse ‘Geen MHK’ in.\n \n \n 26\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium GSM per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de leeftijd, op het PKB 2015, zoals zorgverzekeraars dat op 1 juni 2015 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd. De peildatum van de opgave is 1 mei 2015;\n \n \n b.\n de leeftijd, op het VPPKB 2015, indien een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2015;\n \n \n c.\n geen morbiditeit, op het geraamde aantal verzekerden dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’, als in de HKG klasse ‘Geen HKG’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt, bedoeld in het veertiende, respectievelijk zeventiende, twintigste en vijfentwintigste lid van dit artikel;\n \n \n d.\n wel morbiditeit, op het geraamde aantal verzekerden dat niet is ingedeeld in de klasse ‘Geen FKG’, DKG ‘0’, ‘Geen HKG’, en ‘Geen MHK’, bedoeld in het veertiende, respectievelijk zeventiende, twintigste en vijfentwintigste lid van dit artikel.\n \n \n \n \n 27\n Het Zorginstituut deelt verzekerden zonder burgerservicenummer en verzekerden zonder geverifieerd burgerservicenummer uitsluitend in bij de criteria leeftijd en geslacht, regio en V&V-regio.\n \n \n 28\n Het Zorginstituut deelt verzekerden woonachtig in het buitenland uitsluitend in bij de criteria leeftijd en geslacht, FKG’s, DKG’s, HKG’s, aard van het inkomen, MHK en GSM. Overeenkomstig artikel 7 van de Regeling deelt het Zorginstituut alle verzekerden woonachtig in het buitenland voor het criterium FKG’s in in de klasse 'Geen FKG', voor het criterium DKG’s in de klasse ‘0' en voor het criterium HKG’s in de klasse ‘Geen HKG’.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 16\n Bepaling van de verzekerdenaantallen 2015 voor het deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg\n \n \n 1\n Het Zorginstituut bepaalt de verzekerdenaantallen 2015 voor het deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg met inachtneming van het bepaalde in dit artikel.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut baseert zich bij de bepaling van de verzekerdenaantallen per zorgverzekeraar op het VPPKB 2015, zoals zorgverzekeraars dat hebben aangeleverd op 1 juni 2016.\n \n \n 3\n Wanneer een verzekerde gedurende een bepaalde periode in 2015 bij meerdere zorgverzekeraars tegelijkertijd is ingeschreven, bepaalt het Zorginstituut de verzekeringsduur voor die verzekerde naar rato van het aantal zorgverzekeraars waar de verzekerde gedurende die periode ingeschreven is geweest.\n \n \n 4\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium leeftijd en geslacht per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n het PKB 2015, zoals zorgverzekeraars dat op 1 juni 2015 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd. De peildatum van de opgave is 1 mei 2015;\n \n \n b.\n het VPPKB 2015 indien een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2015.\n \n \n \n \n 5\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium aard van het inkomen per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de leeftijd, op het PKB 2015;\n \n \n b.\n de leeftijd in het geval een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2015, op het VPPKB 2015;\n \n \n c.\n de zelfstandigen, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de Belastingdienst naar inkomensbron over 2015, met peildatum 30 juni 2015;\n \n \n d.\n de arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden en de referentiegroep, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van het UWV naar inkomensbron over 2015, met peildatum 30 juni 2015;\n \n \n e.\n de arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden en de referentiegroep indien de opgave van het UWV betreffende een gemeente onvoldoende gegevens bevat, op gegevens over 2014, met peildatum 30 juni 2014, voor verzekerden uit die gemeente. Het Zorginstituut hanteert per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor de opgave van de Belastingdienst dezelfde peildatum als het gebruikt voor de opgave van het UWV;\n \n \n f.\n de studenten, op de opgave van DUO per gepseudonimiseerd burgerservicenummer met peildatum 1 juni 2015.\n \n \n \n \n 6\n Het Zorginstituut deelt een verzekerde die in meerdere klassen voor het criterium aard van het inkomen is in te delen, in op basis van het bepaalde in artikel 4, achtste lid.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium GGZ-regio per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de indeling, op de regioclusters geneeskundige GGZ naar viercijferige postcode voor 2015 uit bijlage 11 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de viercijferige postcode, op het PKB 2015;\n \n \n c.\n de viercijferige postcode indien een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2015, op het VPPKB 2015.\n \n \n \n \n 8\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium FKG-GGZ per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n de indeling in FKG GGZ 2015 uit bijlage 6 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de opgave per 1 juni 2015 van declaraties farmaceutische hulp 2014 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de zorgverzekeraars aan het Zorginstituut.\n \n \n \n \n 9\n Bij de bepaling van FKG GGZ zijn de volgende farmaceutische middelen uitgesloten:\n \n \n a.\n middelen die in de G-standaard van Z-Index zijn aangemerkt als niet voor vergoeding in aanmerking komend op grond van artikel van het 2.8 Besluit zorgverzekering;\n \n \n b.\n middelen die in de G-standaard van Z-Index zijn aangemerkt als grond- en hulpstoffen.\n \n \n \n \n 10\n Het Zorginstituut hanteert een drempel van meer dan 180 standaarddagdoseringen per klasse van het criterium FKG GGZ. Beneden deze drempel deelt het Zorginstituut een verzekerde niet in bij een klasse van het criterium FKG GGZ, anders dan ‘Geen FKG psychische aandoeningen’\n \n \n 11\n In afwijking van het bepaalde in het tiende lid hanteert het Zorginstituut voor de klasse FKG psychose depot een drempel van één receptregel en een DDD-factor van ten minste 3500. Beneden deze drempel deelt het Zorginstituut een verzekerde niet in bij de klasse FKG psychose depot.\n \n \n 12\n In afwijking van het bepaalde in het tiende lid hanteert het Zorginstituut voor de klasse FKG bipolair complex een drempel van meer dan 180 standaarddagdoseringen voor de klasse FKG bipolair en ten minste één voorschrift van de indicator bipolair complex. Beneden deze drempel deelt het Zorginstituut een verzekerde niet in bij de klasse FKG bipolair complex.\n \n \n 13\n Het Zorginstituut koppelt de opgave bedoeld in het achtste lid, onderdeel b, met behulp van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer aan het VPPKB 2015 en bepaalt op basis hiervan en met behulp van de drempels bedoeld in het tiende, elfde en twaalfde lid in welke FKG GGZ klassen de verzekerde wordt ingedeeld.\n \n \n 14\n Bij samenloop van FKG’s GGZ deelt het Zorginstituut de verzekerde bij alle toepasselijke FKG’s GGZ in met inachtneming van de volgende uitzonderingen:\n \n \n a.\n Indien een verzekerde is ingedeeld in de klasse FKG GGZ psychose depot, deelt het Zorginstituut deze verzekerde niet in bij de klasse FKG GGZ psychose;\n \n \n b.\n Indien een verzekerde is ingedeeld in de klasse FKG GGZ bipolair complex, deelt het Zorginstituut deze verzekerde niet in bij de klasse FKG GGZ bipolair regulier.\n \n \n \n \n 15\n Als een verzekerde niet in een andere klasse dan ‘Geen FKG psychische aandoeningen’ valt, deelt het Zorginstituut deze verzekerde in de klasse ‘Geen FKG psychische aandoeningen’ in.\n \n \n 16\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden voor het criterium DKG GGZ per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n de indeling in DKG GGZ 2015 uit bijlage 8 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de opgave van de zorgverzekeraar aan het Zorginstituut per 1 juni 2016 van de declaraties per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van alle dbc’s GGZ die in 2014 geopend zijn;\n \n \n c.\n declaraties met betrekking tot vereveningsjaar 2013 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor het deelbedrag kosten GGZ tot en met 31 december 2015, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2016 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd.\n \n \n \n \n 17\n Het Zorginstituut bepaalt door een koppeling op basis van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer tussen de opgave, bedoeld in het vorige lid, onderdeel b en het VPPKB per verzekerde in welke DKG GGZ klasse de verzekerde valt en betrekt daarbij de opgave, bedoeld in het vorige lid, onderdeel c.\n \n \n 18\n Als een verzekerde niet in een DKG GGZ klasse 1 tot en met 5 valt, deelt het Zorginstituut deze verzekerde in de DKG GGZ klasse ‘0’ in.\n \n \n 19\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden voor het criterium GGZ-MHK per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n declaraties 2012 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor het deelbedrag GGZ kosten tot en met 31 december 2014, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2015 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd;\n \n \n b.\n declaraties 2013 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor het deelbedrag GGZ kosten tot en met 31 december 2015, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2016 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd;\n \n \n c.\n declaraties 2014 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor het deelbedrag GGZ kosten, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2016 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd;\n \n \n d.\n het VPPKB 2012, het VPPKB 2013 en het VPPKB 2014.\n \n \n \n \n 20\n Het Zorginstituut herleidt de percentages van de risicoklassen GGZ-MHK met betrekking tot vereveningsjaar 2012, 2013 en 2014 tot respectievelijk drempelbedragen GGZ-MHK 2012, 2013 en 2014.\n \n \n 21\n Het Zorginstituut bepaalt op basis van de drempelbedragen uit het vorige lid en een koppeling met het VPPKB 2015 in welke GGZ-MHK klasse een verzekerde wordt ingedeeld.\n \n \n 22\n Als een verzekerde niet in een andere klasse dan ‘GGZ-MHK 3 jaar geen kosten’ valt, deelt het Zorginstituut deze verzekerde in de klasse ‘GGZ-MHK 3 jaar geen kosten’ in.\n \n \n 23\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium SES per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de leeftijd, op het PKB 2015;\n \n \n b.\n de leeftijd in het geval een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2015, op het VPPKB 2015;\n \n \n c.\n het inkomen, op de gepseudonimiseerde opgave van de Belastingdienst over 2014;\n \n \n d.\n het inkomen in het geval een verzekerde niet is opgenomen in de opgave over 2014, op de opgave over 2013 en indien een verzekerde ook niet is opgenomen in de opgave over 2013, op de opgave over 2012;\n \n \n e.\n de adresgegevens op het gepseudonimiseerde adres per gepseudonimiseerd burgerservicenummer in de opgave van de Belastingdienst over 2015;\n \n \n f.\n de adresgegevens in het geval een verzekerde niet is opgenomen in de opgave van de Belastingdienst over 2015, op het gepseudonimiseerde adres in het PKB 2015 en indien een verzekerde ook niet is opgenomen in het PKB 2015, op het VPPKB 2015.\n \n \n \n \n 24\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium éénpersoonsadres per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de adresgegevens op het gepseudonimiseerde adres per gepseudonimiseerd burgerservicenummer in de opgave van de Belastingdienst over 2015;\n \n \n b.\n de adresgegevens in het geval een verzekerde niet is opgenomen in de opgave van de Belastingdienst, op het gepseudonimiseerde adres in het PKB 2015 en indien een verzekerde ook niet is opgenomen in het PKB 2015, op het VPPKB 2015.\n \n \n \n \n 25\n Het Zorginstituut deelt verzekerden van achttien jaar en ouder zonder burgerservicenummer en verzekerden zonder geverifieerd burgerservicenummer uitsluitend in bij de criteria leeftijd en geslacht en regio.\n \n \n 26\n Het Zorginstituut deelt verzekerden woonachtig in het buitenland van achttien jaar en ouder uitsluitend in bij de criteria leeftijd en geslacht, FKG GGZ, DKG GGZ, aard van het inkomen en GGZ-MHK. Overeenkomstig artikel 7 van de Regeling deelt het Zorginstituut alle verzekerden woonachtig in het buitenland voor het criterium FKG GGZ in in de klasse 'Geen FKG psychische aandoeningen' en voor het criterium DKG GGZ in de klasse ‘0’.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 17\n Bepaling van de verzekerdenaantallen 2015 voor de normatieve eigen risico opbrengst\n \n \n 1\n Het Zorginstituut bepaalt de verzekerdenaantallen 2015 voor de normatieve eigen risico opbrengst per criterium met inachtneming van het bepaalde in dit artikel.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut baseert zich bij de bepaling van de verzekerdenaantallen per zorgverzekeraar op het VPPKB 2015, zoals zorgverzekeraars dat op 1 juni 2016 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd.\n \n \n 3\n Wanneer een verzekerde gedurende een bepaalde periode in 2015 bij meerdere zorgverzekeraars tegelijkertijd is ingeschreven, bepaalt het Zorginstituut de verzekeringsduur voor die verzekerde naar rato van het aantal zorgverzekeraars waar de verzekerde gedurende die periode ingeschreven is geweest.\n \n \n 4\n Het Zorginstituut bepaalt het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat niet zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt, per zorgverzekeraar met inachtneming van artikel 15, veertiende, respectievelijk zeventiende en vijfentwintigste lid.\n \n \n 5\n Het Zorginstituut bepaalt het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt per zorgverzekeraar met inachtneming van artikel 15, veertiende respectievelijk zeventiende en vijfentwintigste lid.\n \n \n 6\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ is ingedeeld voor het criterium leeftijd en geslacht per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n het PKB 2015, zoals zorgverzekeraars dat op 1 juni 2015 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd. De peildatum van de opgave is 1 mei 2015;\n \n \n b.\n het VPPKB 2015, indien een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2015.\n \n \n \n \n 7\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ is ingedeeld voor het criterium aard van het inkomen per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de leeftijd, op het PKB 2015;\n \n \n b.\n de leeftijd in het geval een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2015, op het VPPKB 2015;\n \n \n c.\n de zelfstandigen, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de Belastingdienst naar inkomensbron over 2015, met peildatum 30 juni 2015;\n \n \n d.\n de arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden en de referentiegroep op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van het UWV naar inkomensbron over 2015, met peildatum 30 juni 2015;\n \n \n e.\n de arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden en de referentiegroep indien de opgave van het UWV betreffende een gemeente onvoldoende gegevens bevat, op gegevens over 2014, met peildatum 30 juni 2014, voor verzekerden uit die gemeente. Het Zorginstituut hanteert per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor de opgave van de Belastingdienst dezelfde peildatum als het gebruikt voor de opgave van het UWV;\n \n \n f.\n de studenten, op de opgave van DUO per gepseudonimiseerd burgerservicenummer met peildatum 1 juni 2015.\n \n \n \n \n 8\n Het Zorginstituut deelt een verzekerde die in meerdere klassen voor het criterium aard van het inkomen is in te delen, in op basis van het bepaalde in artikel 4, achtste lid van deze beleidsregels.\n \n \n 9\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt voor het criterium regio per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de indeling, op de regioclusters somatisch naar viercijferige postcode voor 2015 uit bijlage 10 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de viercijferige postcode, op het PKB 2015;\n \n \n c.\n de viercijferige postcode in het geval een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2015, op het VPPKB 2015.\n \n \n \n \n 10\n Het Zorginstituut deelt verzekerden zonder burgerservicenummer en verzekerden zonder geverifieerd burgerservicenummer van achttien jaar en ouder uitsluitend in bij de criteria leeftijd en geslacht en regio.\n \n \n 11\n Het Zorginstituut deelt verzekerden woonachtig in het buitenland van achttien jaar en ouder uitsluitend in bij de criteria leeftijd en geslacht en aard van het inkomen.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 18\n De voorlopige herberekening van het deelbedrag variabele zorgkosten 2015\n \n \n 1\n Op basis van de opgave jaarstaat 2015 per 1 mei 2016 en met inachtneming van de artikelen 12 en 14 van de Regeling bepaalt het Zorginstituut de variabele zorgkosten 2015 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht variabele zorgkosten per verzekerde voor de DKG klasse ‘0’ door het totaal aantal verzekerden per DKG klasse 1 tot en met 15 te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de DKG klasse ‘0’ waarbij rekening wordt gehouden met het gewicht van de verzekerden woonachtig in het buitenland, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht variabele zorgkosten per verzekerde voor de HKG klasse ‘Geen HKG’ door het totaal aantal verzekerden in een andere klasse dan ‘Geen HKG’ per HKG klasse te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de klasse ‘Geen HKG��� waarbij rekening wordt gehouden met het gewicht van de verzekerden woonachtig in het buitenland, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.\n \n \n 4\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht variabele zorgkosten per verzekerde voor de MHK klasse ‘Geen MHK’ door het totaal aantal verzekerden in een andere klasse dan ‘Geen MHK’ per MHK klasse te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de MHK klasse ‘Geen MHK’, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.\n \n \n 5\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht variabele zorgkosten per verzekerde voor de GSM klasse ‘Geen morbiditeit, 65- jaar’ door het totaal aantal verzekerden per GSM klasse ‘Wel morbiditeit 65- jaar’ te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de GSM klasse ‘Geen morbiditeit, 65- jaar’, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien. ‘\n \n \n 6\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht variabele zorgkosten per verzekerde voor de GSM klasse ‘Geen morbiditeit, 65+ jaar’ door het totaal aantal verzekerden per GSM klasse ‘Wel morbiditeit 65+ jaar’ te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de GSM klasse ‘Geen morbiditeit, 65+ jaar’, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut herberekent met inachtneming van de op grond van artikel 15 bepaalde verzekerdenaantallen het normatieve bedrag variabele zorgkosten 2015 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, overeenkomstig artikel 7, alsmede voor het totaal van de verzekerden 2015 van alle zorgverzekeraars.\n \n \n 8\n Het Zorginstituut berekent de schalingsfactor voor variabele zorgkosten 2015 door de variabele zorgkosten 2015 voor het totaal van de zorgverzekeraars, zoals bepaald in het eerste lid, te delen door het in het zevende lid herberekende normatieve bedrag variabele zorgkosten 2015 voor het totaal van de verzekerden 2015 van alle zorgverzekeraars.\n \n \n 9\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars het herberekende normatieve bedrag variabele zorgkosten 2015 uit het zevende lid met de schalingsfactor berekend in het achtste lid.\n \n \n 10\n Het Zorginstituut berekent voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen de uitkomst van de vermenigvuldiging uit het negende lid en het herberekende normatieve bedrag uit het zevende lid en deelt dit verschil door het totaal aantal ingeschreven verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is.\n \n \n 11\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt per zorgverzekeraar het resultaat van het tiende lid met het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven.\n \n \n 12\n Het Zorginstituut vermindert per zorgverzekeraar het product voor die zorgverzekeraar, berekend in het negende lid, met het product voor die zorgverzekeraar, berekend in het elfde lid. Het resultaat wordt aangeduid als het voorlopige herberekende deelbedrag variabele zorgkosten 2015.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 19\n De voorlopige herberekening van het deelbedrag vaste zorgkosten 2015\n \n \n 1\n Op basis van de opgave jaarstaat 2015 per 1 mei 2016 en met inachtneming van artikel 15 van de Regeling bepaalt het Zorginstituut de vaste zorgkosten 2015 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut herberekent het voorlopig deelbedrag vaste zorgkosten 2015 per zorgverzekeraar als volgt:\n \n \n a.\n De vaste zorgkosten 2014 worden per zorgverzekeraar gedeeld door het aantal verzekerden 2014. Het resultaat is het bedrag vaste kosten per verzekerde 2014;\n \n \n b.\n Het in onderdeel a berekende bedrag wordt vermenigvuldigd met het totaal aantal verzekerden 2015 per zorgverzekeraar, vastgesteld met toepassing van artikel 15. Het resultaat is het deelbedrag vaste zorgkosten 2015.\n \n \n \n \n 3\n Het Zorginstituut calculeert per zorgverzekeraar 100 procent na op het verschil tussen de vaste zorgkosten 2015, verkregen in het eerste lid, en het deelbedrag vaste zorgkosten, verkregen in het tweede lid.\n \n \n 4\n De som van het resultaat van het tweede en het derde lid wordt aangeduid als het voorlopige herberekende deelbedrag vaste zorgkosten 2015.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 20\n De voorlopige herberekening van het deelbedrag verpleging en verzorging 2015\n \n \n 1\n Op basis van de opgave jaarstaat 2015 per 1 mei 2016 en met inachtneming van artikel 12 van de Regeling, bepaalt het Zorginstituut de kosten van verpleging en verzorging 2015 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht kosten van verpleging en verzorging per verzekerde voor de MHK klasse ‘Geen MHK’ door het totaal aantal verzekerden in een andere klasse dan ‘Geen MHK’ per MHK klasse te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de MHK klasse ‘Geen MHK’, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut herberekent met inachtneming van de op grond van artikel 15 berekende verzekerdenaantallen het normatieve bedrag kosten van verpleging en verzorging 2015 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, overeenkomstig artikel 9, alsmede voor het totaal van de verzekerden 2015 van alle zorgverzekeraars.\n \n \n 4\n Het Zorginstituut berekent de schalingsfactor voor kosten van verpleging en verzorging 2015 door de kosten van verpleging en verzorging 2015 voor het totaal van de zorgverzekeraars, zoals bepaald in het eerste lid, te delen door het in het derde lid herberekende normatieve bedrag kosten van verpleging en verzorging voor het totaal van de verzekerden 2015 van alle zorgverzekeraars.\n \n \n 5\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars het herberekende normatieve bedrag kosten van verpleging en verzorging 2015 uit het derde lid met de schalingsfactor, berekend in het vierde lid.\n \n \n 6\n Het Zorginstituut berekent voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen de uitkomst van de vermenigvuldiging uit het vijfde lid en het herberekende normatieve bedrag uit het derde lid en deelt dit verschil door het totaal aantal bij alle zorgverzekeraars ingeschreven verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt per zorgverzekeraar het resultaat van het zesde lid met het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven.\n \n \n 8\n Het Zorginstituut vermindert per zorgverzekeraar het product voor die zorgverzekeraar berekend in het vijfde lid met het product voor die zorgverzekeraar berekend in het zevende lid. Het resultaat wordt aangeduid als het voorlopige herberekende deelbedrag kosten van verpleging en verzorging 2015.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 21\n De voorlopige herberekening van het deelbedrag kosten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015\n \n \n 1\n Op basis van de opgave jaarstaat 2015 per 1 mei 2016 en met inachtneming van de artikelen 12 en 13 van de Regeling, bepaalt het Zorginstituut de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015 voor verzekerden van achttien jaar en ouder voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht kosten van geneeskundige GGZ voor verzekerden van achttien jaar en ouder per verzekerde voor de DKG GGZ klasse ‘0’ 2015 door het totaal aantal verzekerden per DKG GGZ klasse 1 tot en met 5 te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de DKG GGZ klasse ‘0’ 2015 waarbij rekening wordt gehouden met het gewicht van de verzekerden woonachtig in het buitenland, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht kosten van geneeskundige GGZ voor verzekerden van achttien jaar en ouder per verzekerde voor de GGZ-MHK klasse ‘GGZ-MHK 3 jaar geen kosten’ 2015 door het totaal aantal verzekerden voor de klassen ‘GGZ-MHK in 3 jaar tenminste 1x kosten’, ‘GGZ-MHK 3 jaar hoge kosten in top 12,5 promille’ en ‘GGZ-MHK 3 jaar hoge kosten in top 5 promille’ per GGZ-MHK klasse te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden voor de klasse ‘GGZ-MHK 3 jaar geen kosten’ 2015, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.\n \n \n 4\n Het Zorginstituut herberekent met inachtneming van het op grond van artikel 16 bepaalde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder het normatieve bedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, overeenkomstig artikel 10, alsmede voor het totaal van de verzekerden van achttien jaar en ouder 2015 van alle zorgverzekeraars.\n \n \n 5\n Het Zorginstituut berekent de schalingsfactor voor kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015 voor verzekerden van achttien jaar en ouder 2015 door de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015 voor het totaal van de zorgverzekeraars, zoals bepaald in het eerste lid, te delen door het in het vierde lid herberekende normatieve bedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015 voor het totaal van de verzekerden van achttien jaar en ouder 2015 van alle zorgverzekeraars.\n \n \n 6\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars het herberekende normatieve bedrag kosten van geneeskundige gezondheidszorg 2015 uit het vierde lid met de schalingsfactor berekend in het vijfde lid.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut berekent voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen de uitkomst van de vermenigvuldiging uit het zesde lid en het herberekende normatieve bedrag uit het vierde lid en deelt dit verschil door het totaal aantal bij alle zorgverzekeraars ingeschreven verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is.\n \n \n 8\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt per zorgverzekeraar het resultaat van het zevende lid met het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven.\n \n \n 9\n Het Zorginstituut vermindert per zorgverzekeraar het product voor die zorgverzekeraar berekend in het zesde lid met het product voor die zorgverzekeraar berekend in het achtste lid. Het resultaat wordt aangeduid als het voorlopige herberekende deelbedrag kosten van de geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 22\n De voorlopige herberekening van de normatieve opbrengst van het eigen risico 2015\n \n \n 1\n Uitgangspunt voor de herberekening van de normatieve opbrengst van het eigen risico zijn de opgaven, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de verzekerdenaantallen van de zorgverzekeraar.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut herberekent overeenkomstig artikel 11 de normatieve eigen risico opbrengst 2015 op basis van de verzekerdenaantallen 2015 van achttien jaar en ouder, zoals bepaald in artikel 17.\n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid bepaalt het Zorginstituut de gederfde inkomsten voor verzekerden van achttien jaar en ouder voor wie op grond van artikel 24 van de wet geen nominale premies worden ontvangen, op basis van de opgave jaarstaat 2015 per 1 mei 2016.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 23\n De voorlopige herberekening van het normatieve bedrag 2015 en de voorlopige herberekening en voorlopige vaststelling van de vereveningsbijdrage 2015\n \n \n 1\n Het Zorginstituut herberekent het normatieve bedrag 2015 voorlopig als de som van het voorlopige herberekende deelbedrag variabele zorgkosten 2015, het voorlopige herberekende deelbedrag vaste zorgkosten 2015, het voorlopig herberekende deelbedrag verpleging en verzorging 2015 en het voorlopig herberekende deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015.\n \n \n 2\n Voor de toepassing van artikel 3.17 van het Besluit zorgverzekering:\n \n \n a.\n bepaalt het Zorginstituut per zorgverzekeraar het verschil tussen het voorlopige herberekende deelbedrag kosten van verpleging en verzorging 2015, bedoeld in artikel 20, achtste lid, en de kosten van verpleging en verzorging 2015, bedoeld in artikel 20, eerste lid en deelt dit verschil door het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven;\n \n \n b.\n berekent het Zorginstituut het gemiddelde marktresultaat voor het deelbedrag verpleging en verzorging. Het Zorginstituut berekent het gemiddelde marktresultaat door voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen het herberekende normatieve bedrag kosten van verpleging en verzorging zorg bedoeld in artikel 20, derde lid, en de kosten van verpleging en verzorging 2015, bedoeld in artikel 20, eerste lid, te delen door het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is;\n \n \n c.\n indien het verschil tussen het in onderdeel a bepaalde bedrag en het gemiddelde marktresultaat groter is dan € 5,– per verzekerde van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dan trekt het Zorginstituut 95 procent van het meerdere af van het normatieve bedrag 2015;\n \n \n d.\n indien het verschil tussen het in onderdeel a bepaalde bedrag en het gemiddelde marktresultaat kleiner is dan € -5,00 per verzekerde van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dan voegt het Zorginstituut 95 procent van het verschil toe aan het normatieve bedrag 2015.\n \n \n \n \n 3\n Voor de toepassing van artikel 3.17 van het Besluit zorgverzekering:\n \n \n a.\n bepaalt het Zorginstituut per zorgverzekeraar het verschil tussen het voorlopige herberekende deelbedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015, bedoeld in artikel 21, negende lid, en de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015, bedoeld in artikel 21, eerste lid, en deelt dit verschil door het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven;\n \n \n b.\n berekent het Zorginstituut het gemiddelde marktresultaat voor het deelbedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg. Het Zorginstituut berekent het gemiddeld marktresultaat door voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen het herberekende normatieve bedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015, bedoeld in artikel 21, vierde lid, en de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015, bedoeld in artikel 21, eerste lid, te delen door het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is;\n \n \n c.\n indien het verschil tussen het in onderdeel a bepaalde bedrag en het gemiddelde marktresultaat groter is dan € 15,– per verzekerde van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dan trekt het Zorginstituut 90 procent van het meerdere af van het normatieve bedrag 2015;\n \n \n d.\n indien het in onderdeel a bepaalde bedrag kleiner is dan € -15,00 per verzekerde van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dan voegt het Zorginstituut 90 procent van het verschil toe aan het normatieve bedrag 2015.\n \n \n \n \n 4\n Het Zorginstituut bepaalt de opbrengst van de nominale rekenpremie per zorgverzekeraar door de verzekerden van achttien jaar en ouder 2015 per zorgverzekeraar te vermenigvuldigen met de nominale rekenpremie 2015.\n \n \n 5\n Het Zorginstituut vermindert het resultaat van het vierde lid met het bedrag dat de zorgverzekeraar verantwoordt in de opgave jaarstaat 2015 per 1 mei 2016 als gederfde inkomsten voor verzekerden van achttien jaar en ouder waarvoor als gevolg van de toepasselijkheid van artikel 24 van de wet geen nominale premies worden ontvangen.\n \n \n 6\n Het Zorginstituut herberekent voorlopig de aanvulling op de bijdrage voor de uitkering in verband met uitvoeringskosten van verzekerden jonger dan achttien jaar door het aantal verzekerden jonger dan achttien jaar 2015 te vermenigvuldigen met € 45,–.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut herberekent de vereveningsbijdrage 2015 voorlopig door de som van het herberekende normatieve bedrag 2015, bedoeld in het eerste lid, met toepassing van het tweede en derde lid en de aanvulling voor uitvoeringskosten van verzekerden jonger dan achttien jaar, bedoeld in het vorige lid, te verminderen met de voorlopig herberekende normatieve eigen risico opbrengst, bedoeld in artikel 22, en de opbrengst van de nominale rekenpremie, bedoeld in het vierde en vijfde lid.\n \n \n 8\n Het Zorginstituut stelt de vereveningsbijdrage 2015 in september 2016 voorlopig vast ter hoogte van de in het vorige lid berekende bijdrage.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n \n Hoofdstuk\n IV\n De tweede voorlopige vaststelling van de vereveningsbijdrage 2015 voor een zorgverzekeraar\n \n \n Artikel\n 24\n Algemene bepaling\n \n Het Zorginstituut herberekent het normatieve bedrag voor de tweede keer voorlopig met inachtneming van de kosten 2015 uit de opgave jaarstaat 2017 per 1 mei 2018 en de correcties die de Nederlandse Zorgautoriteit heeft toegepast.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 25\n Bepaling van de verzekerdenaantallen 2015\n \n \n 1\n Het Zorginstituut betrekt de correcties die de Nederlandse Zorgautoriteit heeft toegepast over 2015 bij de verzekerdenaantallen, zoals berekend op grond van de artikelen 15, 16 en 17.\n \n \n 2\n Voor het criterium SES betrekt het Zorginstituut voor het inkomen de opgave van de Belastingdienst over 2015 bij de verzekerdenaantallen. Indien een verzekerde niet is opgenomen in de opgave over 2015, maakt het Zorginstituut gebruik van de opgave over 2014.\n \n \n 3\n Voor het criterium MHK betrekt het Zorginstituut bij de verzekerdenaantallen de declaraties 2014 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor de deelbedragen variabele kosten van medisch-specialistische zorg en de kosten van overige prestaties tot en met 31 december 2016, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2017 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd.\n \n \n 4\n Voor het criterium GGZ-MHK betrekt het Zorginstituut bij de verzekerdenaantallen de declaraties 2014 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor het deelbedrag GGZ kosten tot en met 31 december 2016, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2017 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 26\n De tweede voorlopige herberekening van het deelbedrag variabele zorgkosten 2015\n \n \n 1\n Het Zorginstituut bepaalt met inachtneming van de artikelen 12 en 14 van de Regeling, de variabele zorgkosten 2015 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht variabele zorgkosten per verzekerde voor de DKG klasse ‘0’ door het totaal aantal verzekerden per DKG klasse 1 tot en met 15 te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de DKG klasse ‘0’ waarbij rekening wordt gehouden met het gewicht van de verzekerden woonachtig in het buitenland, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht variabele zorgkosten per verzekerde voor de HKG klasse ‘Geen HKG’ door het totaal aantal verzekerden in een andere klasse dan ‘Geen HKG’ per HKG klasse te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de HKG klasse ‘Geen HKG’ waarbij rekening wordt gehouden met het gewicht van de verzekerden woonachtig in het buitenland, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.\n \n \n 4\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht variabele zorgkosten per verzekerde voor de MHK klasse ‘Geen MHK’ door het totaal aantal verzekerden in een andere klasse dan ‘Geen MHK’ per MHK klasse te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de MHK klasse ‘Geen MHK’, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.\n \n \n 5\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht variabele zorgkosten per verzekerde voor de GSM klasse ‘Geen morbiditeit, 65- jaar’ door het totaal aantal verzekerden per GSM klasse ‘Wel morbiditeit 65- jaar’ te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de GSM klasse ‘Geen morbiditeit, 65- jaar’, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien. ‘\n \n \n 6\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht variabele zorgkosten per verzekerde voor de GSM klasse ‘Geen morbiditeit, 65+ jaar’ door het totaal aantal verzekerden per GSM klasse ‘Wel morbiditeit 65+ jaar’ te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de GSM klasse ‘Geen morbiditeit, 65+ jaar’, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut herberekent met inachtneming van de op grond van artikel 25 bepaalde verzekerdenaantallen het normatieve bedrag variabele zorgkosten 2015 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, overeenkomstig artikel 7, alsmede voor het totaal van de verzekerden 2015 van alle zorgverzekeraars.\n \n \n 8\n Het Zorginstituut berekent de schalingsfactor voor variabele zorgkosten 2015 door de variabele zorgkosten 2015 voor het totaal van de zorgverzekeraars, zoals bepaald in het eerste lid, te delen door het in het zevende lid herberekende normatieve bedrag variabele zorgkosten 2015 voor het totaal van de verzekerden 2015 van alle zorgverzekeraars.\n \n \n 9\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars het herberekende normatieve bedrag variabele zorgkosten 2015 uit het zevende lid met de schalingsfactor berekend in het achtste lid.\n \n \n 10\n Het Zorginstituut berekent voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen de uitkomst van de vermenigvuldiging uit het negende lid en het herberekende normatieve bedrag uit het zevende lid en deelt dit verschil door het totaal aantal bij alle zorgverzekeraars ingeschreven verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is.\n \n \n 11\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt per zorgverzekeraar het resultaat van het tiende lid met het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven.\n \n \n 12\n Het Zorginstituut vermindert per zorgverzekeraar het product voor die zorgverzekeraar berekend in het negende lid met het product voor die zorgverzekeraar berekend in het elfde lid. Het resultaat wordt aangeduid als het tweede voorlopige herberekende deelbedrag variabele zorgkosten 2015.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 27\n De tweede voorlopige herberekening van het deelbedrag vaste zorgkosten 2015\n \n Het Zorginstituut herberekent voor de tweede keer voorlopig het deelbedrag vaste zorgkosten 2015 overeenkomstig artikel 19, met inachtneming van artikel 24 en 25.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 28\n De tweede voorlopige herberekening van het deelbedrag verpleging en verzorging 2015\n \n \n 1\n Het Zorginstituut bepaalt met inachtneming van artikel 12 van de Regeling, de kosten van verpleging en verzorging 2015 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht kosten van verpleging en verzorging per verzekerde voor de MHK klasse ‘Geen MHK’ door het totaal aantal verzekerden in een andere klasse dan ‘Geen MHK’ per MHK klasse te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de MHK klasse ‘Geen MHK’, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut herberekent met inachtneming van de op grond van artikel 25 bepaalde verzekerdenaantallen, het normatieve bedrag kosten van verpleging en verzorging prestaties 2015 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, overeenkomstig artikel 9, alsmede voor het totaal van de verzekerden 2015 van alle zorgverzekeraars.\n \n \n 4\n Het Zorginstituut berekent de schalingsfactor voor kosten van verpleging en verzorging 2015 door de kosten van verpleging en verzorging 2015 voor het totaal van de zorgverzekeraars, zoals bepaald in het eerste lid, te delen door het in het derde lid herberekende normatieve bedrag kosten van verpleging en verzorging 2015 voor het totaal van de verzekerden 2015 van alle zorgverzekeraars.\n \n \n 5\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars, het herberekende normatieve bedrag kosten van verpleging en verzorging 2015 uit het derde lid met de schalingsfactor berekend in het vierde lid.\n \n \n 6\n Het Zorginstituut berekent voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen de uitkomst van de vermenigvuldiging uit het vijfde lid en het herberekende normatieve bedrag uit het derde lid en deelt dit verschil door het totaal aantal bij alle zorgverzekeraars ingeschreven verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt per zorgverzekeraar het resultaat van het zesde lid met het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven.\n \n \n 8\n Het Zorginstituut vermindert per zorgverzekeraar het product voor die zorgverzekeraar berekend in het vijfde lid met het product voor die zorgverzekeraar berekend in het zevende lid. Het resultaat wordt aangeduid als het tweede voorlopige herberekende deelbedrag kosten van verpleging en verzorging 2015.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 29\n De tweede voorlopige herberekening van het deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015\n \n \n 1\n Het Zorginstituut bepaalt met inachtneming van artikel 12 van de Regeling, de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht kosten van geneeskundige GGZ per verzekerde voor de klasse DKG GGZ ‘0’ 2015 door het totaal aantal verzekerden per DKG GGZ klasse 1 tot en met 5 te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de klasse DKG GGZ ‘0’ 2015 waarbij rekening wordt gehouden met het gewicht van de verzekerden woonachtig in het buitenland, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht kosten van geneeskundige GGZ voor verzekerden van achttien jaar en ouder per verzekerde voor de klasse ‘GGZ-MHK 3 jaar geen kosten’ 2015 door het totaal aantal verzekerden voor de klassen ‘GGZ-MHK in 3 jaar tenminste 1x kosten’, ‘GGZ-MHK 3 jaar hoge kosten in top 12,5 promille’ en ‘GGZ-MHK 3 jaar hoge kosten in top 5 promille’ per GGZ-MHK klasse te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de klasse ‘GGZ-MHK 3 jaar geen kosten’ 2015, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.\n \n \n 4\n Het Zorginstituut herberekent met inachtneming van de op grond van artikel 25 bepaalde verzekerdenaantallen het normatieve bedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, overeenkomstig artikel 10, alsmede voor het totaal van de verzekerden van achttien jaar en ouder 2015 van alle zorgverzekeraars.\n \n \n 5\n Het Zorginstituut berekent de schalingsfactor voor kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015 door de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015 voor het totaal van de zorgverzekeraars, zoals bepaald in het eerste lid, te delen door het in het vierde lid herberekende normatieve bedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015 voor het totaal van alle zorgverzekeraars.\n \n \n 6\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars, het herberekende normatieve bedrag kosten van geneeskundige gezondheidszorg uit het vierde lid met de schalingsfactor berekend in het vijfde lid.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut berekent voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen de uitkomst van de vermenigvuldiging uit het zesde lid en het herberekende normatieve bedrag uit het vierde lid en deelt dit verschil door het totaal aantal bij alle zorgverzekeraars ingeschreven verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is.\n \n \n 8\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt per zorgverzekeraar het resultaat van het zevende lid met het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven.\n \n \n 9\n Het Zorginstituut vermindert per zorgverzekeraar het product voor die zorgverzekeraar berekend in het zesde lid met het product voor die zorgverzekeraar berekend in het achtste lid. Het resultaat wordt aangeduid als het tweede voorlopige herberekende deelbedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 30\n De tweede voorlopige herberekening van de normatieve eigen risico opbrengst 2015\n \n Het Zorginstituut herberekent voor de tweede keer voorlopig de normatieve eigen risico opbrengst 2015 overeenkomstig artikel 22, met inachtneming van artikel 24 en artikel 25.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 31\n De tweede voorlopige herberekening van het normatieve bedrag 2015 en de tweede voorlopige herberekening en de vaststelling van de vereveningsbijdrage 2015\n \n \n 1\n Het Zorginstituut herberekent het normatieve bedrag 2015 voor de tweede keer voorlopig als de som van het tweede voorlopige deelbedrag variabele zorgkosten 2015, het tweede voorlopige deelbedrag vaste zorgkosten 2015, het tweede voorlopige deelbedrag kosten van verpleging en verzorging 2015 en het tweede voorlopige deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015.\n \n \n 2\n Voor de toepassing van artikel 3.17 van het Besluit zorgverzekering:\n \n \n a.\n bepaalt het Zorginstituut per zorgverzekeraar het verschil tussen het tweede voorlopige herberekende deelbedrag kosten van verpleging en verzorging 2015, bedoeld in artikel 28, achtste lid, en de kosten van verpleging en verzorging 2015, bedoeld in artikel 28, eerste lid, en deelt dit verschil door het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven;\n \n \n b.\n berekent het Zorginstituut het gemiddelde marktresultaat voor het deelbedrag kosten van verpleging en verzorging. Het Zorginstituut berekent het gemiddelde marktresultaat door voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen het herberekende normatieve bedrag kosten van verpleging en verzorging, bedoeld in artikel 28, derde lid, en de kosten van verpleging en verzorging 2015, bedoeld in artikel 28, eerste lid, te delen door het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is;\n \n \n c.\n indien het verschil tussen het in onderdeel a bepaalde bedrag en het gemiddelde marktresultaat groter is dan € 5,– per verzekerde van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dan trekt het Zorginstituut 95 procent van het meerdere af van het normatieve bedrag 2015;\n \n \n d.\n indien het verschil tussen het in onderdeel a bepaalde bedrag en het gemiddelde marktresultaat kleiner is dan € 5,– per verzekerde van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dan voegt het Zorginstituut 95 procent van het verschil toe aan het normatieve bedrag 2015.\n \n \n \n \n 3\n Voor de toepassing van artikel 3.17 van het Besluit zorgverzekering:\n \n \n a.\n bepaalt het Zorginstituut per zorgverzekeraar het verschil tussen het tweede voorlopige herberekende deelbedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015, bedoeld in artikel 29, negende lid, en de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015, bedoeld in artikel 29, eerste lid, en deelt dit verschil door het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven;\n \n \n b.\n berekent het Zorginstituut het gemiddelde marktresultaat voor het deelbedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg. Het Zorginstituut berekent het gemiddeld marktresultaat door voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen het herberekende normatieve bedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015, bedoeld in artikel 29, negende lid, en de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015 bedoeld in artikel 29, vierde lid, te delen door het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is;\n \n \n c.\n indien het verschil tussen het in onderdeel a bepaalde bedrag en het gemiddelde marktresultaat groter is dan € 15,– per verzekerde van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dan trekt het Zorginstituut 90 procent van het meerdere af van het normatieve bedrag 2015;\n \n \n d.\n indien het verschil tussen het in onderdeel a bepaalde bedrag en het gemiddelde marktresultaat kleiner is dan € 15,– per verzekerde van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dan voegt het Zorginstituut 90 procent van het verschil toe aan het normatieve bedrag 2015.\n \n \n \n \n 4\n Het Zorginstituut bepaalt de tweede voorlopige opbrengst van de nominale rekenpremie per zorgverzekeraar door de verzekerden van achttien jaar en ouder per zorgverzekeraar te vermenigvuldigen met de nominale rekenpremie 2015.\n \n \n 5\n Het Zorginstituut vermindert het resultaat van het vierde lid met het bedrag dat de zorgverzekeraar verantwoordt in zijn jaarstaat 2015 per 1 mei 2016 als gederfde inkomsten voor verzekerden van achttien jaar en ouder waarvoor als gevolg van de toepasselijkheid van artikel 24 van de wet geen nominale premies worden ontvangen.\n \n \n 6\n Het Zorginstituut berekent de tweede voorlopige aanvulling op de bijdrage voor de uitkering in verband met uitvoeringskosten van verzekerden jonger dan achttien jaar door het aantal verzekerden jonger dan achttien jaar te vermenigvuldigen met € 45,–.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut berekent de vereveningsbijdrage 2015 voor de tweede keer voorlopig door de som van het tweede voorlopige normatieve bedrag 2015 bedoeld in het eerste lid, met toepassing van het tweede en derde lid en de aanvulling voor uitvoeringskosten van verzekerden jonger dan achttien jaar, bedoeld in het vorige lid, te verminderen met de tweede voorlopige normatieve eigen risico opbrengst, bedoeld in artikel 30, en de opbrengst van de nominale rekenpremie, bedoeld in het vierde en vijfde lid.\n \n \n 8\n Het Zorginstituut stelt de vereveningsbijdrage 2015 voor de tweede keer voorlopig vast in september 2018 ter hoogte van de in het vorige lid berekende bijdrage.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n \n Hoofdstuk\n V\n De vaststelling van de vereveningsbijdrage 2015 voor een zorgverzekeraar\n \n \n Artikel\n 32\n Algemene bepaling\n \n Het Zorginstituut herberekent de vereveningsbijdrage definitief met inachtneming van de correcties die voortkomen uit de reviewrapportages die de Nederlandse Zorgautoriteit uitbrengt over de declaraties 2014 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer en kosten 2015 uit de jaarstaat 2017.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 33\n De definitieve herberekening van het deelbedrag variabele zorgkosten 2015\n \n Het Zorginstituut herberekent definitief het deelbedrag variabele zorgkosten 2015 overeenkomstig artikel 26, met inachtneming van artikel 32.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 34\n De definitieve herberekening van het deelbedrag vaste zorgkosten 2015\n \n Het Zorginstituut herberekent definitief het deelbedrag vaste zorgkosten 2015 overeenkomstig artikel 27, met inachtneming van artikel 32.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 35\n De definitieve herberekening van het deelbedrag verpleging en verzorging 2015\n \n Het Zorginstituut herberekent definitief het deelbedrag verpleging en verzorging 2015 overeenkomstig artikel 28, met inachtneming van artikel 32.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 36\n De definitieve herberekening van het deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015\n \n Het Zorginstituut herberekent definitief het deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015 overeenkomstig artikel 29, met inachtneming van artikel 32.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 37\n De definitieve herberekening van de normatieve eigen risico opbrengst 2015\n \n Het Zorginstituut herberekent definitief het deelbedrag normatieve eigen risico opbrengst overeenkomstig artikel 30, met inachtneming van artikel 32.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 38\n De definitieve herberekening van het normatieve bedrag 2015 en de definitieve herberekening en de vaststelling van de bijdrage 2015\n \n \n 1\n Het Zorginstituut herberekent definitief het normatieve bedrag 2015 overeenkomstig artikel 31, met inachtneming van artikel 32.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut stelt de bijdrage 2015 vast in april 2019 ter hoogte van de in het vorige lid definitief berekende bijdrage.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n \n Hoofdstuk\n VI\n De uitkering voor de kosten van prestaties die door het zorginstituut naar het werkelijk bedrag worden vergoed\n \n \n Artikel\n 39\n \n \n 1\n Bij gelegenheid van de vaststelling van de bijdrage 2015, bedoeld in artikel 38, stelt het Zorginstituut per zorgverzekeraar ook de uitkering 2015 vast voor de kosten die op grond van de wet naar het werkelijke bedrag door het Zorginstituut worden vergoed.\n \n \n 2\n In afwachting van de vaststelling van de uitkering 2015 voor de kosten die op grond van de Zorgverzekeringswet naar het werkelijke bedrag door het Zorginstituut worden vergoed, stelt het Zorginstituut bij de voorlopige vaststelling van de bijdrage 2015, bedoeld in artikel 23, ook de voorlopige uitkering 2015 voor de kosten die op grond van de wet naar het werkelijke bedrag door het Zorginstituut worden vergoed, vast.\n \n \n 3\n In afwachting van de vaststelling van de uitkering 2015 voor de kosten die op grond van de wet naar het werkelijke bedrag door het Zorginstituut worden vergoed, stelt het Zorginstituut bij de tweede voorlopige vaststelling van de bijdrage 2015, bedoeld in artikel 31, ook de tweede voorlopige uitkering 2015 voor de kosten die op grond van de wet naar het werkelijke bedrag door het Zorginstituut worden vergoed, vast.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n \n Hoofdstuk\n VII\n De betalingen aan de zorgverzekeraars\n \n \n Artikel\n 40\n \n \n 1\n Het Zorginstituut betaalt de zorgverzekeraars de vereveningsbijdrage, bedoeld in artikel 12, vierde lid, uit. Het Zorginstituut maakt bij de betaling onderscheid naar de volgende bestanddelen:\n \n \n a.\n het deelbedrag variabele zorgkosten 2015;\n \n \n b.\n het deelbedrag vaste zorgkosten 2015;\n \n \n c.\n het deelbedrag verpleging en verzorging 2015;\n \n \n d.\n het deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015;\n \n \n e.\n een aftrekpost voor de normatieve eigen risico opbrengst 2015.\n \n \n \n \n 2\n Het Zorginstituut betaalt de zorgverzekeraars de uitkering in verband met uitvoeringskosten van verzekerden jonger dan achttien jaar, bedoeld in artikel 12, vijfde lid, gelijktijdig met de betaling genoemd in het eerste lid uit.\n \n \n 3\n Voor de betaling van de kosten, die op grond van de wet naar werkelijke kosten worden vergoed, kan het Zorginstituut ambtshalve een bedrag vaststellen, waarmee de betaling aan de zorgverzekeraars wordt verhoogd.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 41\n Betaling\n \n \n 1\n Het Zorginstituut bepaalt per zorgverzekeraar de som van de bestanddelen genoemd in artikel 40, eerste lid, onder a tot en met d en de uitkering, genoemd in artikel 40, tweede lid.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut berekent per zorgverzekeraar de som van de vereveningsbijdrage 2015, bedoeld in artikel 12, zesde lid en de normatieve eigen risico opbrengst 2015, zoals bepaald in artikel 11, achtste lid en deelt het resultaat door het resultaat van het eerste lid.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt per zorgverzekeraar ieder van de bestanddelen genoemd in artikel 40, eerste lid, onder a tot en met d, en de uitkering bedoeld in artikel 40, tweede lid, met het percentage dat het resultaat is van het tweede lid.\n \n \n 4\n De resultaten van het derde lid worden respectievelijk genoemd als volgt:\n \n \n a.\n het netto te betalen bedrag dat betrekking heeft op het deelbedrag variabele zorgkosten 2015;\n \n \n b.\n het netto te betalen bedrag dat betrekking heeft op het deelbedrag vaste zorgkosten 2015;\n \n \n c.\n het netto te betalen bedrag dat betrekking heeft op het deelbedrag verpleging en verzorging 2015;\n \n \n d.\n het netto te betalen bedrag dat betrekking heeft op het deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015;\n \n \n e.\n het netto te betalen bedrag dat betrekking heeft op de uitkering in verband met de uitvoeringskosten van verzekerden jonger dan achttien jaar.\n \n \n \n \n 5\n Het Zorginstituut betaalt de netto te betalen bedragen, bedoeld in het vierde lid, onder a tot en met e, verminderd met de aftrekpost voor de normatieve eigen risico opbrengst 2015, bedoeld in artikel 40, eerste lid, onder e, in termijnen op de eerste werkdag van de maand, overeenkomstig onderstaand betalingsschema:\n \n Betalingsschema\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Bestanddelen betalingen\n \n \n \n \n Betaalmoment\n \n \n \n Artikel 41 vierde lid, onder a\n \n \n \n Artikel 41\n vierde lid, onder b\n \n \n Artikel 41\n vierde lid, onder c\n \n \n Artikel 41\n vierde lid, onder d\n \n \n Artikel 41, vierde lid, onder e\n \n \n \n Artikel 40, eerste lid onder e\n \n \n \n \n \n \n \n januari 2015\n \n \n 0,69%\n \n \n 0,28%\n \n \n 1,10%\n \n \n 0,00%\n \n \n 8,33%\n \n \n 3,47%\n \n \n \n \n februari 2015\n \n \n 2,51%\n \n \n 1,33%\n \n \n 4,05%\n \n \n 0,00%\n \n \n 8,33%\n \n \n 8,29%\n \n \n \n \n maart 2015\n \n \n 5,36%\n \n \n 3,77%\n \n \n 7,01%\n \n \n 0,81%\n \n \n 8,34%\n \n \n 8,29%\n \n \n \n \n april 2015\n \n \n 6,07%\n \n \n 5,96%\n \n \n 8,78%\n \n \n 0,81%\n \n \n 8,33%\n \n \n 8,29%\n \n \n \n \n mei 2015\n \n \n 6,07%\n \n \n 5,96%\n \n \n 8,78%\n \n \n 1,01%\n \n \n 8,33%\n \n \n 8,29%\n \n \n \n \n juni 2015\n \n \n 6,07%\n \n \n 5,96%\n \n \n 8,78%\n \n \n 1,01%\n \n \n 8,34%\n \n \n 8,29%\n \n \n \n \n juli 2015\n \n \n 7,52%\n \n \n 5,96%\n \n \n 8,78%\n \n \n 1,73%\n \n \n 8,33%\n \n \n 6,48%\n \n \n \n \n augustus 2015\n \n \n 7,52%\n \n \n 5,96%\n \n \n 8,78%\n \n \n 1,73%\n \n \n 8,33%\n \n \n 6,48%\n \n \n \n \n september 2015\n \n \n 7,52%\n \n \n 5,96%\n \n \n 8,78%\n \n \n 1,73%\n \n \n 8,34%\n \n \n 6,48%\n \n \n \n \n oktober 2015\n \n \n 7,52%\n \n \n 5,96%\n \n \n 8,78%\n \n \n 2,63%\n \n \n 8,33%\n \n \n 6,48%\n \n \n \n \n november 2015\n \n \n 7,52%\n \n \n 5,96%\n \n \n 8,78%\n \n \n 2,63%\n \n \n 8,33%\n \n \n 6,48%\n \n \n \n \n december 2015\n \n \n 7,52%\n \n \n 5,96%\n \n \n 8,78%\n \n \n 2,63%\n \n \n 8,34%\n \n \n 6,48%\n \n \n \n \n januari 2016\n \n \n 6,32%\n \n \n 5,96%\n \n \n 7,66%\n \n \n 6,94%\n \n \n 0,00%\n \n \n 3,56%\n \n \n \n \n februari 2016\n \n \n 5,30%\n \n \n 5,96%\n \n \n 0,97%\n \n \n 6,94%\n \n \n 0,00%\n \n \n 3,56%\n \n \n \n \n maart 2016\n \n \n 4,79%\n \n \n 5,96%\n \n \n 0,16%\n \n \n 6,94%\n \n \n 0,00%\n \n \n 3,56%\n \n \n \n \n april 2016\n \n \n 1,93%\n \n \n 3,10%\n \n \n 0,03%\n \n \n 6,94%\n \n \n 0,00%\n \n \n 1,09%\n \n \n \n \n mei 2016\n \n \n 1,88%\n \n \n 3,10%\n \n \n 0,00%\n \n \n 6,94%\n \n \n 0,00%\n \n \n 1,09%\n \n \n \n \n juni 2016\n \n \n 1,86%\n \n \n 3,10%\n \n \n 0,00%\n \n \n 6,94%\n \n \n 0,00%\n \n \n 1,09%\n \n \n \n \n juli 2016\n \n \n 1,07%\n \n \n 2,36%\n \n \n 0,00%\n \n \n 6,94%\n \n \n 0,00%\n \n \n 0,50%\n \n \n \n \n augustus 2016\n \n \n 1,07%\n \n \n 2,36%\n \n \n 0,00%\n \n \n 6,94%\n \n \n 0,00%\n \n \n 0,50%\n \n \n \n \n september 2016\n \n \n 1,07%\n \n \n 2,36%\n \n \n 0,00%\n \n \n 6,94%\n \n \n 0,00%\n \n \n 0,50%\n \n \n \n \n oktober 2016\n \n \n 0,94%\n \n \n 2,24%\n \n \n 0,00%\n \n \n 6,94%\n \n \n 0,00%\n \n \n 0,25%\n \n \n \n \n november 2016\n \n \n 0,94%\n \n \n 2,24%\n \n \n 0,00%\n \n \n 6,94%\n \n \n 0,00%\n \n \n 0,25%\n \n \n \n \n december 2016\n \n \n 0,94%\n \n \n 2,24%\n \n \n 0,00%\n \n \n 6,94%\n \n \n 0,00%\n \n \n 0,25%\n \n \n \n \n \n \n \n 6\n Voor een zorgverzekeraar die zich op grond van artikel 25 van de wet aanmeldt bij de Nederlandse Zorgautoriteit nadat het Zorginstituut de bijdragen voor de zorgverzekeraars heeft toegekend, kan het Zorginstituut voor die zorgverzekeraar afwijken van de vorige leden.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut kan, indien naar zijn oordeel uit nieuwe informatie blijkt dat de verwachting is dat bij de eerstvolgende herberekening of herziening van de vereveningsbijdrage, de vereveningsbijdrage meer dan 5 procent hoger zal zijn dan bij de laatst toegekende of voorlopig vastgestelde vereveningsbijdrage, afwijken van de vorige leden en de betalingen aan een zorgverzekeraar aanpassen.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 42\n Aanpassing bevoorschotting\n \n \n 1\n Bij de herberekening en herziening van de toegekende vereveningsbijdrage 2015 op grond van artikel 14 herziet het Zorginstituut de te betalen termijnen overeenkomstig artikel 41 voor de eerste keer. Het Zorginstituut verrekent het verschil tussen de reeds betaalde termijnen en de voor de eerste keer herziene termijnen.\n \n \n 2\n Bij gelegenheid van de eerste voorlopige vaststelling van de bijdrage, op grond van hoofdstuk III, herziet het Zorginstituut voor de tweede keer de te betalen termijnen overeenkomstig artikel 41. Het Zorginstituut verrekent het verschil tussen de reeds betaalde termijnen en de voor de tweede keer herziene termijnen.\n \n \n 3\n Bij gelegenheid van de tweede voorlopige vaststelling van de bijdrage, op grond van hoofdstuk IV, herziet het Zorginstituut de te betalen termijnen voor de derde keer overeenkomstig artikel 41. Het Zorginstituut verrekent het verschil tussen de reeds betaalde termijnen en de voor de derde maal herziene termijnen.\n \n \n 4\n Bij gelegenheid van de definitieve vaststelling van de bijdrage, op grond van hoofdstuk V, stelt het Zorginstituut de te betalen termijnen definitief vast overeenkomstig artikel 41.\n Het Zorginstituut verrekent het verschil tussen de reeds betaalde termijnen en de definitief te betalen termijnen.\n \n \n 5\n Indien toepassing van onderscheidenlijk het eerste, tweede, derde en vierde lid, resulteert in een positief saldo voor de zorgverzekeraar, betaalt het Zorginstituut dat saldo ineens aan de zorgverzekeraar.\n \n \n 6\n Indien toepassing van onderscheidenlijk het eerste, tweede, derde en vierde lid, resulteert in een negatief saldo voor de zorgverzekeraar, betaalt de betreffende zorgverzekeraar dat saldo in een keer terug aan het Zorginstituut.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 43\n \n \n 1\n De zorgverzekeraar en het Zorginstituut zijn over en weer rente verschuldigd en hebben over en weer aanspraak op rente over de verschillen, bedoeld in artikel 42.\n \n \n 2\n De rente, bedoeld in het eerste lid, wordt bij de eerste voorlopige, tweede voorlopige en de definitieve vaststelling van de uitkering door het Zorginstituut verwerkt en zo mogelijk verrekend met andere betalingen die uit deze vaststellingen voortvloeien.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 44\n Renteberekening\n \n \n 1\n Bij de verrekening van verschillen, bedoeld in artikel 42, tweede, derde en vierde lid, berekent het Zorginstituut rente over het verschil vanaf de datum waarop het verschil is ontstaan tot de datum waarop de verschillen worden verrekend.\n \n \n 2\n Bij de verrekening van de verschillen, bedoeld in artikel 42, tweede lid, berekent het Zorginstituut rente vanaf de betaaldata, genoemd in artikel 41 en artikel 42, eerste en tweede lid tot de datum van de voorlopige vaststelling van de bijdrage.\n \n \n 3\n Bij de verrekening van de verschillen, bedoeld in artikel 42, derde lid, berekent het Zorginstituut rente vanaf de betaaldata, genoemd in artikel 41 en artikel 42, eerste, tweede en derde lid tot de datum van de tweede voorlopige vaststelling van de bijdrage.\n \n \n 4\n Bij de verrekening van de verschillen, bedoeld in artikel 42, vierde lid, berekent het Zorginstituut rente vanaf de betaaldata, genoemd in artikel 41 en artikel 42 eerste, tweede, derde en vierde lid tot de datum van de definitieve vaststelling van de bijdrage.\n \n \n 5\n Voor een zorgverzekeraar waarvoor krachtens artikel 41, zesde en zevende lid, afwijkende betalingen hebben plaatsgevonden, kan het Zorginstituut bij de renteberekening afwijken van de vorige leden.\n \n \n 6\n Het Zorginstituut deelt het bedrag dat de zorgverzekeraar heeft terugbetaald op grond van artikel 42, zesde lid, voor de renteberekening naar rato toe aan de eerste dag van de maand waarin is terugbetaald en de eerste dag van de daaropvolgende maand, waarbij het uitgangspunt is de dag van terugbetaling.\n \n \n 7\n Voor het rentepercentage gaat het Zorginstituut uit van het gemiddelde van de maandrentes van het Euro Interbank Offered Rate (Euribortarief) voor driemaands termijngelden zonder onderpand bij toepassing van het eerste tot en met vijfde lid. Voor de laatste kalendermaand vóór de betaling gaat het Zorginstituut uit van de rente over de voorafgaande kalendermaand.\n \n \n 8\n De rente betreft een samengestelde rente en wordt op maandbasis berekend.\n Bij de berekening wordt een maand op 30 en een jaar op 360 dagen gesteld.\n \n \n 9\n Indien de situatie zich voordoet dat het in deze paragraaf bedoelde Euro Interbank Offered Rate (Euribortarief) niet meer kan worden toegepast, zal een zoveel als mogelijk overeenkomstig tarief worden gehanteerd.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n \n Hoofdstuk\n VIII\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 45\n \n Deze beleidregels treden in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst en werken terug tot en met 1 oktober 2014.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n Artikel\n 46\n \n Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2015.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n \n \n Deze beleidsregels worden in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n Plv. Voorzitter Raad van Bestuur\n \n A.\n Boer\n \n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n \n Bijlage\n 1\n Toewijzing FKG’s diabetes 2015 op basis van farmaciegebruik voor diabetes en hypertensie\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Diabetes type I\n \n \n Diabetes type II\n \n \n Hypertensie\n \n \n Toewijzing FKG\n \n \n \n \n \n \n >180\n \n \n >180\n \n \n >180\n \n \n Diabetes type I\n \n \n \n \n >180\n \n \n >180\n \n \n ≤180\n \n \n Diabetes type I\n \n \n \n \n >180\n \n \n ≤180\n \n \n >180\n \n \n Diabetes type I\n \n \n \n \n >180\n \n \n ≤180\n \n \n ≤180\n \n \n Diabetes type I\n \n \n \n \n ≤180\n \n \n >180\n \n \n >180\n \n \n Diabetes type II met hypertensie\n \n \n \n \n ≤180\n \n \n >180\n \n \n ≤180\n \n \n Diabetes type II zonder hypertensie\n \n \n \n \n ≤180\n \n \n ≤180\n \n \n >180\n \n \n Geen\n \n \n \n \n ≤180\n \n \n ≤180\n \n \n ≤180\n \n \n Geen\n \n \n \n \n \n Bron: Zorginstituut\n Toelichting:\n Groter of kleiner dan 180 verwijst naar de dagdosering voor de betreffende FKG. De tabel beschrijft de verschillende situaties die mogelijk zijn bij een samenloop van farmaciegebruik voor diabetes en hypertensie. In de laatste kolom staat aangegeven welke FKG’s toegewezen worden in de betreffende situatie.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201401-10-2014Stcrt. 2015, 12203, datum inwerkingtreding 06-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-10-2014.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036586/2015-05-06_0/xml/BWBR0036586_2015-05-06_0.xml", "content": "\n Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 201520151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 201520151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n \n De Raad van Bestuur van Zorginstituut Nederland,\n \n Gelet op de artikelen 32, vijfde lid, 34, vierde lid en artikel 90 van de Zorgverzekeringswet, Hoofdstuk 3 van het Besluit zorgverzekering, de Regeling risicoverevening 2015 en de brief van de minister van VWS van 7 oktober 2014, kenmerk 671602-126798-Z,\n \n \n Heeft in zijn vergadering van 16 maart 2015 besloten:\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n \n \n Hoofdstuk\n I\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Definities\n \n Deze beleidsregels verstaan onder:\n \n \n a.\n \n het Zorginstituut: Zorginstituut Nederland, bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet;\n \n \n b.\n \n zwaarte: het deel waarvoor de verzekerde meetelt in een betreffende klasse;\n \n \n c.\n \n macroverzekerdenraming: de raming van het aantal verzekerden op macroniveau op basis van de opgave van de zorgverzekeraars en trends van het CBS naar aantal inwoners in Nederland;\n \n \n d.\n \n MHK: meerjarige hoge kosten als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, van het Besluit zorgverzekering;\n \n \n e.\n \n FKG GGZ: FKG’s psychische aandoeningen als bedoeld in artikel 1, onderdeel q, van het Besluit zorgverzekering;\n \n \n f.\n \n DKG GGZ: diagnose kostengroepen psychische aandoeningen als bedoeld in artikel 1, onderdeel ff, van het Besluit zorgverzekering\n \n \n g.\n \n PKB: persoonskenmerkenbestand; een bestand dat bestaat uit de opgave van de zorgverzekeraar met per gepseudonimiseerd burgerservicenummer de persoonskenmerken geslacht, geboortemaand en geboortejaar, viercijferige postcode en gepseudonimiseerd adres;\n \n \n h.\n \n VPPKB: verzekerde periode en persoonskenmerkenbestand; een bestand dat bestaat uit twee delen. Het eerste deel betreft de opgave van de zorgverzekeraar van verzekerden mét een geverifieerd gepseudonimiseerd burgerservicenummer dat per gepseudonimiseerd burgerservicenummer de verzekerde periode, de persoonskenmerken geslacht, geboortemaand en geboortejaar, viercijferige postcode en gepseudonimiseerd adres bevat. Het tweede deel betreft de opgave van de zorgverzekeraar van verzekerden zonder een geverifieerd burgerservicenummer en verzekerden zonder burgerservicenummer dat per verzekerde de verzekerde periode, de persoonskenmerken geslacht, geboortemaand en geboortejaar en viercijferige postcode bevat;\n \n \n i.\n \n verzekerde woonachtig in het buitenland: een persoon die een zorgverzekering heeft afgesloten en geen ingezetene van Nederland is;\n \n \n j.\n \n vereveningsbijdrage: de bijdrage, bedoeld in de artikelen 32 en 34 van de Zorgverzekeringswet;\n \n \n k.\n \n wet: de Zorgverzekeringswet.\n \n \n l.\n \n Regeling:\n Regeling risicoverevening 2015\n \n \n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 2\n Algemene bepaling\n \n Het Zorginstituut past de bepalingen uit het Besluit zorgverzekering en de Regeling met betrekking tot de toekenning en vaststelling van de bijdrage aan de zorgverzekeraars toe met inachtneming van het bepaalde in deze beleidsregels.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 3\n Zorgverzekeraars\n \n Het Zorginstituut gaat bij de verdeling van de macro-deelbedragen 2015 en de berekening van de normatieve bedragen en de vereveningsbijdragen ervan uit dat alle zorgverzekeraars die gedurende 2014 actief zijn geweest ook in 2015 als zorgverzekeraar actief zullen zijn.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201420151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n \n Hoofdstuk\n II\n Toekenning van de vereveningsbijdrage 2015 aan een zorgverzekeraar\n \n \n Artikel\n 4\n Raming van de verzekerdenaantallen 2015 voor het macro-deelbedrag variabele zorgkosten en voor het macro-deelbedrag kosten van verpleging en verzorging\n \n \n 1\n Het Zorginstituut raamt de verzekerdenaantallen 2015 voor het macro-deelbedrag variabele zorgkosten en voor het macro-deelbedrag kosten van verpleging en verzorging per criterium met inachtneming van het bepaalde in dit artikel.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut baseert zich bij de raming van de verzekerdenaantallen op de macroverzekerdenraming 2015 en het PKB 2014.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut baseert zich bij de raming van de verzekerdenaantallen per zorgverzekeraar op het PKB met als peildatum 1 mei 2014, zoals de zorgverzekeraars dat hebben aangeleverd op 1 juni 2014.\n \n \n 4\n Wanneer een verzekerde bij meerdere zorgverzekeraars tegelijkertijd is ingeschreven, bepaalt het Zorginstituut de verzekeringsduur voor die verzekerde naar rato van het aantal zorgverzekeraars waar de verzekerde over die periode ingeschreven is geweest.\n \n \n 5\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium leeftijd en geslacht per zorgverzekeraar op het PKB 2014 met als peildatum 1 mei 2014.\n \n \n 6\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium leeftijd en geslacht naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium aard van het inkomen per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de leeftijd op het PKB 2014;\n \n \n b.\n de zelfstandigen op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de Belastingdienst naar inkomensbron op peildatum 30 juni 2013;\n \n \n c.\n de arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden en de referentiegroep op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van het UWV naar inkomensbron op peildatum 30 juni 2013;\n \n \n d.\n de studenten op de opgave van DUO per gepseudonimiseerd burgerservicenummer met peildatum 1 juni 2014.\n \n \n \n \n 8\n Voor de indeling in een klasse van het criterium aard van het inkomen deelt het Zorginstituut een verzekerde die in meerdere klassen is in te delen, in op basis van de hierna genoemde volgorde:\n als eerste: 0 tot en met 17 jaar of 65 jaar en ouder;\n als tweede: arbeidsongeschikten;\n als derde: bijstandsgerechtigden;\n als vierde: studenten;\n als vijfde: zelfstandigen, voor zover zij geen inkomsten uit dienstbetrekking of werkloosheidsuitkering hebben;\n ten slotte: referentiegroep, alle verzekerden omvattend die niet zijn ingedeeld onder 1 tot en met 5.\n \n \n 9\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium aard van het inkomen naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 10\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium regio per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de indeling, op de regioclusters somatisch naar viercijferige postcode voor 2015 uit bijlage 10 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de viercijferige postcode, op het PKB 2014.\n \n \n \n \n 11\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium regio naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 12\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van vijfenzestig jaar en ouder voor het criterium V&V-regio per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de indeling, op de regioclusters verpleging en verzorging naar viercijferige postcode voor 2015 uit bijlage 12 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de viercijferige postcode, op het PKB 2014.\n \n \n \n \n 13\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium V&V-regio naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 14\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium FKG’s per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n de indeling in FKG’s voor de somatische zorg 2015 uit bijlage 5 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de opgave per 1 juni 2014 van declaraties farmaceutische hulp 2013 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de zorgverzekeraars aan het Zorginstituut;\n \n \n c.\n declaratiegegevens geneeskundige zorg ‘overige zorgproducten – add ons (Duur en wees geneesmiddel)’ 2012, aangeleverd door Vektis aan het Zorginstituut.\n \n \n \n \n 15\n Bij de bepaling van FKG’s zijn de volgende farmaceutische middelen uitgesloten:\n \n \n a.\n middelen die in de G-standaard van Z-Index zijn aangemerkt als niet voor vergoeding in aanmerking komend op grond van artikel 2.8 Besluit zorgverzekering;\n \n \n b.\n middelen die in de G-standaard van Z-Index zijn aangemerkt als grond- en hulpstoffen.\n \n \n \n \n 16\n Het Zorginstituut hanteert een drempel van meer dan 180 standaarddagdoseringen per klasse van het criterium FKG’s. Beneden deze drempel deelt het Zorginstituut een verzekerde niet in bij een klasse van het criterium FKG’s, anders dan ‘geen FKG’.\n \n \n 17\n In afwijking van het bepaalde in het zestiende lid hanteert het Zorginstituut voor de klasse FKG Kanker een drempel van ten minste 3 receptregels. Beneden deze drempel deelt het Zorginstituut een verzekerde niet in bij de klasse FKG Kanker.\n \n \n 18\n Het Zorginstituut koppelt de opgave, bedoeld in het veertiende lid, onderdeel b en c, met behulp van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer aan het PKB 2014 en bepaalt op basis hiervan en met inachtneming van de drempels, bedoeld in het zestiende en zeventiende lid, in welke FKG klassen de verzekerde valt. Aan de verzekerde koppelt het Zorginstituut een zwaarte van 1 voor de betreffende klasse.\n \n \n 19\n Bij samenloop van FKG klassen wijst het Zorginstituut alle toepasselijke FKG klassen toe met inachtneming van de volgende uitzonderingen:\n \n \n a.\n In geval van samenloop bij de klassen FKG Diabetes I, Diabetes II met hypertensie en Diabetes II zonder hypertensie, deelt het Zorginstituut aan de hand van de tabel in bijlage 1 van deze beleidsregels een verzekerde in bij een klasse van het criterium FKG’s;\n \n \n b.\n Indien een verzekerde is ingedeeld bij de klasse FKG Diabetes I, FKG Diabetes II met hypertensie of FKG Diabetes II zonder hypertensie, deelt het Zorginstituut deze verzekerde niet in bij de klasse FKG Hoog cholesterol;\n \n \n c.\n Indien een verzekerde is ingedeeld bij de klasse FKG Hartaandoeningen, deelt het Zorginstituut deze verzekerde niet in bij FKG Hoog cholesterol;\n \n \n d.\n Indien een verzekerde is ingedeeld bij de klasse FKG Psychose, Alzheimer en Verslaving, deelt het Zorginstituut deze verzekerde niet in bij de klasse FKG Depressie;\n \n \n e.\n Indien een verzekerde is ingedeeld bij de klasse FKG COPD / Zware astma, deelt het Zorginstituut deze verzekerde niet in bij de klasse FKG Astma;\n \n \n f.\n Indien een verzekerde is ingedeeld bij de klasse FKG Reuma: TNF-alfa-remmers, deelt het Zorginstituut deze verzekerde niet in bij de klasse FKG Reuma: overige middelen;\n \n \n g.\n Indien een verzekerde is ingedeeld bij klasse FKG Kanker, deelt het Zorginstituut deze verzekerde niet in bij de klasse FKG Hormoongevoelige tumoren.\n \n \n \n \n 20\n Het Zorginstituut past per verzekerde per klasse van het criterium FKG’s 2015 een trendfactor toe voor de geraamde prevalentieontwikkeling. De toegepaste trendfactoren staan vermeld in de Verantwoording Verzekerdenraming 2015 die het Zorginstituut op zijn website publiceert. Het Zorginstituut vermenigvuldigt de zwaarte, genoemd in het achttiende lid, met de prevalentieontwikkeling en berekent de uiteindelijke zwaarte voor de verzekerde voor de betreffende klasse. Het Zorginstituut past op verzekerden die in het PKB 2014 voor het eerst voorkomen per FKG klasse de gemiddelde prevalentie van de overige verzekerden in het PKB toe.\n \n \n 21\n Als een verzekerde niet in een andere klasse dan ‘geen FKG’ valt deelt het Zorginstituut deze verzekerde in de klasse ‘Geen FKG’ in.\n \n \n 22\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium FKG’s naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 23\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium DKG’s per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n de indeling in DKG’s 2015 uit bijlage 7 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de opgave van de zorgverzekeraars per 1 juni 2014 aan het Zorginstituut van de declaraties per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van dbc’s die in 2012 geopend zijn.\n \n \n \n \n 24\n Het Zorginstituut bepaalt door een koppeling op basis van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer tussen de opgave, bedoeld in het vorige lid, onderdeel b, en het PKB 2013 per verzekerde in welke DKG klasse 1 tot en met 15 de verzekerde valt. Het Zorginstituut stelt voor de toepasselijke klasse waarin de verzekerde valt de zwaarte op 1.\n \n \n 25\n Het Zorginstituut past op de verzekerden die in het PKB 2013 voor het eerst voorkomen per DKG klasse de gemiddelde prevalentie van de overige verzekerden in het PKB 2013 toe. Vervolgens koppelt het Zorginstituut de verzekerden aan het PKB 2014, waarbij de verzekerden een zodanige zwaarte krijgen dat de prevalentie constant blijft.\n \n \n 26\n Als een verzekerde niet in een DKG klasse 1 tot en met 15 2015 valt, deelt het Zorginstituut deze verzekerde in bij DKG klasse ‘0’.\n \n \n 27\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium DKG’s naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 28\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium HKG’s per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n de indeling in HKG’s somatische zorg 2015 uit bijlage 9 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de opgave per 1 juni 2014 van declaraties hulpmiddelen 2013 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de zorgverzekeraars aan het Zorginstituut.\n \n \n \n \n 29\n Het Zorginstituut bepaalt door een koppeling op basis van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer tussen de opgave, bedoeld in het vorige lid, onderdeel b, en het PKB 2014 per verzekerde in welke HKG klassen de verzekerde valt. Het Zorginstituut stelt voor de toepasselijke klasse waarin de verzekerde valt de zwaarte op 1.\n \n \n 30\n Het Zorginstituut past op verzekerden die in het PKB 2014 voor het eerst voorkomen per HKG klasse de gemiddelde prevalentie van de overige verzekerden in het PKB toe.\n \n \n 31\n Als een verzekerde niet in een andere klasse dan ‘Geen HKG’ valt, deelt het Zorginstituut deze verzekerde in de klasse ‘Geen HKG’ in.\n \n \n 32\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium HKG’s naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 33\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium SES per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de leeftijd, op het PKB 2014;\n \n \n b.\n het inkomen, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de Belastingdienst over het jaar 2012;\n \n \n c.\n het inkomen wanneer voor 2012 geen gegevens beschikbaar zijn, op gegevens over het jaar 2011;\n \n \n d.\n de adresgegevens, op het gepseudonimiseerde adres per gepseudonimiseerd burgerservicenummer in de opgave van de Belastingdienst over het jaar 2013;\n \n \n e.\n de adresgegevens, indien deze in de opgave van de Belastingdienst ontbreken, op het gepseudonimiseerde adres in het PKB 2014.\n \n \n \n \n 34\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium SES naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 35\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium MHK per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n declaraties met betrekking tot vereveningsjaar 2010 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor de deelbedragen variabele kosten van ziekenhuisverpleging en specialistische hulp, de kosten van B-dbc’s en de kosten van overige prestaties tot en met 31 december 2012, zoals zorgverzekeraars die op 1 juni 2013 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd;\n \n \n b.\n declaraties met betrekking tot vereveningsjaar 2011 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor de deelbedragen variabele kosten van ziekenhuisverpleging en specialistische hulp, de kosten van B-dbc’s en de kosten van overige prestaties tot en met 31 december 2013, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2014 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd;\n \n \n c.\n declaraties met betrekking tot vereveningsjaar 2012 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor de deelbedragen variabele kosten van ziekenhuisverpleging en specialistische hulp, de kosten van dbc-zorgproducten in het vrije segment en de kosten van overige prestaties, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2014 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd;\n \n \n d.\n het VPPKB 2010, het VPPKB 2011 en het VPPKB 2012.\n \n \n \n \n 36\n Het Zorginstituut herleidt de percentages van de risicoklassen MHK met betrekking tot vereveningsjaar 2010, 2011 respectievelijk 2012 tot drempelbedragen MHK 2010, 2011 respectievelijk 2012.\n \n \n 37\n Het Zorginstituut bepaalt op basis van de drempelbedragen uit het vorige lid en een koppeling met het PKB 2013 in welke MHK klasse een verzekerde wordt ingedeeld.\n \n \n 38\n Vervolgens koppelt het Zorginstituut de verzekerden aan het PKB 2014, waarbij de verzekerden een zodanige zwaarte krijgen dat de prevalentie per MHK klasse constant blijft.\n \n \n 39\n Als een verzekerde niet in een andere klasse dan ‘Geen MHK’ valt, deelt het Zorginstituut de verzekerde in klasse ‘Geen MHK’ in.\n \n \n 40\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium MHK naar de macroverzekerdenraming en stemt de relatieve prevalentie af op de Overall Toets 2015. De toegepaste prevalentiefactoren staan vermeld in de Verantwoording Verzekerdenraming 2015 die het Zorginstituut op zijn website publiceert.\n \n \n 41\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium GSM per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de leeftijd, op het PKB 2014;\n \n \n b.\n geen morbiditeit, op het geraamde aantal verzekerden dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’, als in de HKG klasse ‘Geen HKG’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt, bedoeld in het eenentwintigste, respectievelijk zesentwintigste, eenendertigste en negenendertigste lid van dit artikel;\n \n \n c.\n wel morbiditeit, op het geraamde aantal verzekerden dat niet is ingedeeld in de klasse ‘Geen FKG’, DKG ‘0’, ‘Geen HKG’ en ‘Geen MHK’, bedoeld in het eenentwintigste, respectievelijk zesentwintigste, eenendertigste en negenendertigste lid van dit artikel.\n \n \n \n \n 42\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium GSM naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 43\n Het Zorginstituut deelt verzekerden woonachtig in het buitenland uitsluitend in bij de criteria leeftijd en geslacht, FKG’s, DKG’s, HKG’s, aard van het inkomen, MHK en GSM. Overeenkomstig artikel 7 van de Regeling deelt het Zorginstituut alle verzekerden woonachtig in het buitenland voor het criterium FKG’s in in de klasse 'Geen FKG', voor het criterium DKG’s in de klasse '0’ en voor het criterium HKG’s in de klasse ‘Geen HKG’.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 5\n Raming van de verzekerdenaantallen 2015 voor het macro-deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg\n \n \n 1\n Het Zorginstituut raamt de verzekerdenaantallen 2015 voor het macro-deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg met inachtneming van het bepaalde in dit artikel.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut baseert zich bij de raming op de macroverzekerdenraming 2015 en het PKB 2014.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut baseert zich bij de raming van de verzekerdenaantallen per zorgverzekeraar op het PKB 2014 met als peildatum 1 mei 2014, zoals de zorgverzekeraars dat hebben aangeleverd op 1 juni 2014.\n \n \n 4\n Wanneer een verzekerde bij meerdere zorgverzekeraars tegelijkertijd is ingeschreven, bepaalt het Zorginstituut de verzekeringsduur voor die verzekerde naar rato van het aantal zorgverzekeraars waar de verzekerde over die periode ingeschreven is geweest.\n \n \n 5\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium leeftijd en geslacht per zorgverzekeraar op het PKB 2014 met als peildatum 1 mei 2014.\n \n \n 6\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium leeftijd en geslacht naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium aard van het inkomen per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de leeftijd, op het PKB 2014;\n \n \n b.\n de zelfstandigen, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de Belastingdienst naar inkomensbron op peildatum 30 juni 2013;\n \n \n c.\n de arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden en de referentiegroep, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van het UWV naar inkomensbron op peildatum 30 juni 2013;\n \n \n d.\n de studenten, op de opgave van DUO per gepseudonimiseerd burgerservicenummer met peildatum 1 juni 2014.\n \n \n \n \n 8\n Het Zorginstituut deelt een verzekerde die in meerdere klassen voor het criterium aard van het inkomen is in te delen, in op basis van het bepaalde in artikel 4, achtste lid.\n \n \n 9\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium aard van het inkomen naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 10\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium GGZ-regio per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de indeling, op de regioclusters geneeskundige GGZ naar viercijferige postcode voor 2015 uit bijlage 11 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de viercijferige postcode, op het PKB 2014.\n \n \n \n \n 11\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium GGZ-regio naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 12\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium FKG GGZ per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n de indeling in FKG GGZ 2015 uit bijlage 6 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z.\n \n \n b.\n de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer per 1 juni 2014 van declaraties farmaceutische hulp 2013 van de zorgverzekeraars aan het Zorginstituut.\n \n \n \n \n 13\n Bij de bepaling van FKG GGZ zijn de volgende farmaceutische middelen uitgesloten:\n \n \n a.\n middelen die in de G-standaard van Z-Index zijn aangemerkt als niet voor vergoeding in aanmerking komend op grond van artikel 2.8 Besluit zorgverzekering;\n \n \n b.\n middelen die in de G-standaard van Z-Index zijn aangemerkt als grond- en hulpstoffen.\n \n \n \n \n 14\n Het Zorginstituut hanteert een drempel van meer dan 180 standaarddagdoseringen per klasse van het criterium FKG GGZ. Beneden deze drempel deelt het Zorginstituut een verzekerde niet in bij een klasse van het criterium FKG GGZ, anders dan ‘geen FKG psychische aandoeningen’.\n \n \n 15\n In afwijking van het bepaalde in het veertiende lid hanteert het Zorginstituut voor de klasse FKG psychose depot een drempel van één receptregel en een DDD-factor van ten minste 3500. Beneden deze drempel deelt het Zorginstituut een verzekerde niet in de klasse FKG psychose depot in.\n \n \n 16\n In afwijking van het bepaalde in het veertiende lid hanteert het Zorginstituut voor de klasse FKG GGZ bipolair complex een drempel van meer dan 180 standaarddagdoseringen voor de klasse FKG GGZ bipolair regulier en ten minste één voorschrift van de indicator bipolair complex. Beneden deze drempel deelt het Zorginstituut een verzekerde niet in de klasse FKG GGZ bipolair complex in.\n \n \n 17\n Het Zorginstituut koppelt de opgave, bedoeld in het twaalfde lid, onderdeel b, met behulp van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer aan het PKB 2014 en bepaalt op basis hiervan en met behulp van de drempels, bedoeld in het veertiende, vijftiende en zestiende lid, in welke FKG GGZ klassen de verzekerde wordt ingedeeld. Aan de verzekerde koppelt het Zorginstituut een zwaarte van 1 voor de betreffende klasse.\n \n \n 18\n Bij samenloop van klassen van het criterium FKG GGZ deelt het Zorginstituut een verzekerde in in alle toepasselijke klassen FKG GGZ met inachtneming van de volgende uitzonderingen:\n \n \n a.\n Indien een verzekerde is ingedeeld in de klasse FKG GGZ psychose depot, deelt het Zorginstituut deze verzekerde niet in bij de klasse FKG GGZ psychose;\n \n \n b.\n Indien een verzekerde is ingedeeld bij de klasse FKG GGZ bipolair complex, deelt het Zorginstituut deze verzekerde niet in bij de klasse FKG GGZ bipolair regulier.\n \n \n \n \n 19\n Het Zorginstituut past per verzekerde per klasse van het criterium FKG GGZ 2015 een trendfactor toe voor de geraamde prevalentieontwikkeling. De toegepaste trendfactoren staan vermeld in de Verantwoording Verzekerdenraming 2015 die het Zorginstituut op zijn website publiceert. Het Zorginstituut vermenigvuldigt de zwaarte, genoemd in het zeventiende lid, met de prevalentieontwikkeling en herberekent de zwaarte voor de verzekerde voor de betreffende klasse. Het Zorginstituut zet verzekerden die in het PKB 2014 voor het eerst voorkomen per FKG GGZ klasse op de gemiddelde prevalentie van de overige verzekerden in het PKB.\n \n \n 20\n Als een verzekerde niet in andere klasse dan ‘Geen FKG psychische aandoeningen’ valt, deelt het Zorginstituut deze verzekerde in de klasse ‘Geen FKG psychische aandoeningen’ in.\n \n \n 21\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium FKG GGZ naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 22\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium SES per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de leeftijd, op het PKB 2014;\n \n \n b.\n het inkomen, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de Belastingdienst over het jaar 2012;\n \n \n c.\n het inkomen, op gegevens over het jaar 2011 wanneer voor 2012 geen gegevens beschikbaar zijn;\n \n \n d.\n de adresgegevens, op het gepseudonimiseerde adres per gepseudonimiseerd burgerservicenummer in de opgave van de Belastingdienst 2013;\n \n \n e.\n de adresgegevens, indien deze in de opgave van de Belastingdienst ontbreken, op het gepseudonimiseerde adres in het PKB 2014.\n \n \n \n \n 23\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium SES naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 24\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium DKG GGZ per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n de indeling in DKG GGZ 2015 uit de indelingstabel psychische DKG’s;\n \n \n b.\n de opgave van de zorgverzekeraars per 1 juni 2014 aan het Zorginstituut van de declaraties per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van dbc’s GGZ die in 2012 geopend zijn;\n \n \n c.\n declaraties met betrekking tot vereveningsjaar 2011 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor het deelbedrag kosten GGZ, zoals zorgverzekeraars die op 1 juni 2014 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd.\n \n \n \n \n 25\n Het Zorginstituut bepaalt door een koppeling op basis van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer tussen de opgave, bedoeld in het vorige lid, onderdeel b, en het PKB 2013 per verzekerde in welke DKG GGZ klasse de verzekerde valt en betrekt daarbij de declaraties, bedoeld in het vorige lid, onderdeel c. Het Zorginstituut stelt voor de toepasselijke klasse waarin de verzekerde valt de zwaarte op 1.\n \n \n 26\n Het Zorginstituut past op de verzekerden die in het PKB 2013 voor het eerst voorkomen per DKG GGZ klasse de gemiddelde prevalentie voor de betreffende klasse van de overige verzekerden in het PKB 2013 toe. Vervolgens koppelt het Zorginstituut de verzekerden aan het PKB 2014, waarbij de verzekerden een zodanige zwaarte krijgen dat de prevalentie constant blijft.\n \n \n 27\n Als een verzekerde niet in een DKG GGZ klasse 1 tot en met 5 valt, deelt het Zorginstituut deze verzekerde in DKG GGZ klasse ‘0’ in.\n \n \n 28\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium DKG’s GGZ naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 29\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium GGZ-MHK per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n declaraties met betrekking tot vereveningsjaar 2010 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor het deelbedrag kosten GGZ tot en met 31 december 2012, zoals zorgverzekeraars die op 1 juni 2013 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd;\n \n \n b.\n declaraties met betrekking tot vereveningsjaar 2011 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor het deelbedrag kosten GGZ tot en met 31 december 2013, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2014 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd;\n \n \n c.\n declaraties met betrekking tot vereveningsjaar 2012 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor het deelbedrag kosten GGZ, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2014 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd;\n \n \n d.\n het VPPKB 2010, het VPPKB 2011 en het VPPKB 2012.\n \n \n \n \n 30\n Het Zorginstituut herleidt de percentages van de risicoklassen GGZ-MHK met betrekking tot vereveningsjaar 2010, 2011 respectievelijk 2012 tot drempelbedragen GGZ-MHK 2010, 2011 respectievelijk 2012.\n \n \n 31\n Het Zorginstituut bepaalt op basis van de drempelbedragen uit het vorige lid en een koppeling met het PKB 2013 in welke GGZ-MHK klasse een verzekerde wordt ingedeeld.\n \n \n 32\n Vervolgens koppelt het Zorginstituut de verzekerden aan het PKB 2014, waarbij de verzekerden een zodanige zwaarte krijgen dat de prevalentie constant blijft.\n \n \n 33\n Als een verzekerde niet in een andere klasse dan ‘GGZ-MHK 3 jaar geen kosten’ valt, deelt het Zorginstituut de verzekerde in de klasse ‘GGZ-MHK 3 jaar geen kosten’ in.\n \n \n 34\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden voor het criterium GGZ-MHK naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 35\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium éénpersoonsadres per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de adresgegevens, op het gepseudonimiseerde adres per gepseudonimiseerd burgerservicenummer in de opgave van de Belastingdienst 2013;\n \n \n b.\n de adresgegevens, indien deze in de opgave van de Belastingdienst 2013 ontbreken, op het gepseudonimiseerde adres in het PKB 2014.\n \n \n \n \n 36\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium éénpersoonsadres naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 37\n Het Zorginstituut deelt verzekerden woonachtig in het buitenland van achttien jaar en ouder uitsluitend in bij de criteria leeftijd en geslacht, FKG GGZ, DKG GGZ, GGZ-MHK en aard van het inkomen. Overeenkomstig artikel 7 van de Regeling deelt het Zorginstituut alle verzekerden woonachtig in het buitenland voor het criterium FKG GGZ in in de klasse 'Geen FKG psychische aandoeningen' en voor het criterium DKG GGZ in de klasse ‘0’.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 6\n Raming van de verzekerdenaantallen 2015 voor de normatieve eigen risico opbrengst\n \n \n 1\n Het Zorginstituut raamt de verzekerdenaantallen 2015 voor de normatieve eigen risico opbrengst per criterium met inachtneming van het bepaalde in dit artikel.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut baseert zich bij de raming van de verzekerdenaantallen op de macroverzekerdenraming 2015 en het PKB 2014.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut baseert zich bij de raming van de verzekerdenaantallen per zorgverzekeraar op het PKB met als peildatum 1 mei 2014, zoals de zorgverzekeraars dat hebben aangeleverd op 1 juni 2014.\n \n \n 4\n Wanneer een verzekerde bij meerdere zorgverzekeraars tegelijkertijd is ingeschreven, bepaalt het Zorginstituut de verzekeringsduur voor die verzekerde naar rato van het aantal zorgverzekeraars waar de verzekerde over die periode ingeschreven is geweest.\n \n \n 5\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat niet zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt, per zorgverzekeraar op artikel 4, eenentwintigste respectievelijk zesentwintigste en negenendertigste lid van deze Beleidsregels.\n \n \n 6\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden, bedoeld in het vorige lid, naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt, per zorgverzekeraar op artikel 4, eenentwintigste respectievelijk zesentwintigste en negenendertigste lid van deze Beleidsregels.\n \n \n 8\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt voor het criterium leeftijd en geslacht per zorgverzekeraar op het PKB 2014 met als peildatum 1 mei 2014.\n \n \n 9\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt voor het criterium leeftijd en geslacht naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 10\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt voor het criterium aard van het inkomen per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de leeftijd, op het PKB 2014;\n \n \n b.\n de zelfstandigen, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van het UWV en de Belastingdienst naar inkomensbron op peildatum 30 juni 2013;\n \n \n c.\n de arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden en de referentiegroep, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van het UWV naar inkomensbron op peildatum 30 juni 2013;\n \n \n d.\n de studenten, op de opgave van DUO per gepseudonimiseerd burgerservicenummer met peildatum 1 juni 2014.\n \n \n \n \n 11\n Het Zorginstituut deelt een verzekerde die in meerdere klassen is in te delen, in op basis van het bepaalde in artikel 4, achtste lid van deze Beleidsregels.\n \n \n 12\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt voor het criterium aard van het inkomen naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 13\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt voor het criterium regio per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de indeling, op de regioclusters somatisch naar viercijferige postcode voor 2015 uit bijlage 10 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de viercijferige postcode, op het PKB 2014.\n \n \n \n \n 14\n Het Zorginstituut herschaalt het geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt voor het criterium regio naar de macroverzekerdenraming.\n \n \n 15\n Het Zorginstituut deelt het geraamde aantal verzekerden woonachtig in het buitenland van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt, uitsluitend in bij de criteria leeftijd en geslacht en aard van het inkomen.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 7\n De verdeling van het macro-deelbedrag variabele zorgkosten en de berekening van het deelbedrag variabele zorgkosten\n \n \n 1\n Voor de verdeling van het macro-deelbedrag variabele zorgkosten hanteert het Zorginstituut de volgende gewichten als uitgangspunten:\n \n \n a.\n de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per klasse 2015 naar leeftijd en geslacht, genoemd in bijlage 1, tabel 1.1, van de Regeling;\n \n \n b.\n de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per FKG klasse 2015, genoemd in bijlage 1, tabel 1.2, van de Regeling;\n \n \n c.\n voor verzekerden woonachtig in het buitenland 55% van het normgewicht van de FKG klasse ‘Geen FKG’;\n \n \n d.\n de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per DKG klasse 2015, genoemd in bijlage 1, tabel 1.3, van de Regeling;\n \n \n e.\n voor verzekerden woonachtig in het buitenland 50% van het normgewicht voor de DKG klasse ‘0’;\n \n \n f.\n de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per HKG klasse 2015, genoemd in bijlage 1, tabel 1.4, van de Regeling;\n \n \n g.\n voor verzekerden woonachtig in het buitenland 65% van het normgewicht voor de HKG klasse ‘geen HKG’;\n \n \n h.\n de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per aard van het inkomen klasse 2015, genoemd in bijlage 1, tabel 1.5, van de Regeling;\n \n \n i.\n de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per regio klasse 2015, genoemd in bijlage 1, tabel 1.6, van de Regeling;\n \n \n j.\n de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per SES klasse 2015, genoemd in bijlage 1, tabel 1.8, van de Regeling;\n \n \n k.\n de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per MHK klasse 2015, genoemd in bijlage 1, tabel 1.9, van de Regeling;\n \n \n l.\n de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per GSM klasse 2015, genoemd in bijlage 1, tabel 1.10, van de Regeling.\n \n \n \n \n 2\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per klasse naar leeftijd en geslacht 2015 per overeenkomstige klasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per klasse naar leeftijd en geslacht 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per FKG klasse 2015 per overeenkomstige FKG klasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per FKG klasse 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het tweede lid.\n \n \n 4\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per DKG klasse 2015 per overeenkomstige DKG klasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per DKG klasse 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het derde lid.\n \n \n 5\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per HKG klasse 2015 per overeenkomstige HKG klasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per HKG klasse 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het vierde lid.\n \n \n 6\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per aard van het inkomenklasse 2015 per overeenkomstige aard van het inkomenklasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per aard van het inkomenklasse 2015. Het Zorginstituut sommeert de uitkomsten per zorgverzekeraar en voegt deze toe aan het resultaat van het vijfde lid.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per regioklasse 2015 per overeenkomstige regioklasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per regioklasse 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het zesde lid.\n \n \n 8\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per SES klasse 2015 per overeenkomstige SES klasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per SES klasse 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het zevende lid.\n \n \n 9\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per MHK klasse 2015 per overeenkomstige MHK klasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per MHK klasse 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het achtste lid.\n \n \n 10\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt de gewichten variabele zorgkosten per verzekerde per GSM klasse 2015 per overeenkomstige GSM klasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per GSM klasse 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het negende lid.\n \n \n 11\n Het resultaat van het tiende lid wordt aangeduid als het deelbedrag variabele zorgkosten 2015.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 8\n De verdeling van het macro-deelbedrag vaste zorgkosten en de berekening van het deelbedrag vaste zorgkosten\n \n \n 1\n Het Zorginstituut bepaalt het deelbedrag vaste zorgkosten 2015 als volgt:\n \n \n a.\n Het Zorginstituut berekent per verzekerde de gemiddelde vaste kosten van ziekenhuisverpleging per zorgverzekeraar in 2013 op basis van gegevens over de kosten uit de opgave jaarstaat 2013 per 1 mei 2014 van de zorgverzekeraar;\n \n \n b.\n Per zorgverzekeraar vermenigvuldigt het Zorginstituut de geraamde aantallen verzekerden 2015 met het berekende bedrag in onderdeel a;\n \n \n c.\n Vervolgens berekent het Zorginstituut de landelijke vaste kosten factor 2015 door het macro-deelbedrag vaste zorgkosten 2015, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling te delen door de som van het resultaat van onderdeel b van alle zorgverzekeraars;\n \n \n d.\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt het in onderdeel a berekende bedrag per zorgverzekeraar met de in onderdeel c berekende landelijke vaste kosten factor 2015. Het resultaat wordt aangeduid als het zorgverzekeraarspecifieke bedrag vaste zorgkosten per geraamde verzekerde 2015.\n \n \n \n \n 2\n Indien het gemiddelde aantal verzekerden van een zorgverzekeraar in 2013 minder dan 10.000 bedraagt, wordt voor deze zorgverzekeraar bij de berekening bedoeld in het eerste lid uitgegaan van het gemiddelde over de vaste kosten van ziekenhuisverpleging van alle zorgverzekeraars. Deze werkwijze wordt ook gevolgd wanneer een zorgverzekeraar een onjuiste of een onvolledige opgave over 2013 aan het Zorginstituut heeft gedaan of wanneer een opgave niet mogelijk is.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut berekent per zorgverzekeraar het deelbedrag vaste zorgkosten 2015 door het zorgverzekeraarspecifieke bedrag vaste zorgkosten per geraamde verzekerde 2015 te vermenigvuldigen met het totaal aantal geraamde verzekerden 2015.\n \n \n 4\n Het resultaat van het derde lid wordt aangeduid als het deelbedrag vaste zorgkosten 2015.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 9\n De verdeling van het macro-deelbedrag kosten van verpleging en verzorging en de berekening van het deelbedrag verpleging en verzorging\n \n \n 1\n Voor de verdeling van het macro-deelbedrag verpleging en verzorging hanteert het Zorginstituut als uitgangspunten:\n \n \n a.\n de gewichten kosten van verpleging en verzorging per verzekerde per klasse 2015 naar leeftijd en geslacht, genoemd in bijlage1, tabel 1.1, van de Regeling;\n \n \n b.\n de gewichten kosten van verpleging en verzorging per verzekerde per V&V-regioklasse 2015, genoemd in bijlage 1, tabel 1.7, van de Regeling;\n \n \n c.\n de gewichten kosten van verpleging en verzorging per verzekerde per MHK klasse 2015, genoemd in bijlage 1, tabel 1.9, van de Regeling.\n \n \n \n \n 2\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt de gewichten kosten van verpleging en verzorging per verzekerde per klasse naar leeftijd en geslacht 2015 per overeenkomstige klasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden per klasse naar leeftijd en geslacht 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt de gewichten kosten van verpleging en verzorging per verzekerde per V&V-regioklasse 2015 per overeenkomstige V&V-regioklasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van 65 jaar en ouder per V&V-regioklasse 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het tweede lid.\n \n \n 4\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt de gewichten kosten van verpleging en verzorging per verzekerde per MHK klasse 2015 per overeenkomstige MHK klasse met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van 65 jaar en ouder per MHK klasse 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het derde lid.\n \n \n 5\n Het resultaat van het vierde lid wordt aangeduid als deelbedrag kosten van verpleging en verzorging 2015.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 10\n De verdeling van het macro-deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg en de berekening van het deelbedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg\n \n \n 1\n Voor de verdeling van het macro-deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg hanteert het Zorginstituut als uitgangspunten:\n \n \n a.\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per klasse 2015 naar leeftijd en geslacht, genoemd in bijlage 2, tabel 2.1, van de Regeling;\n \n \n b.\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde naar FKG GGZ klasse 2015, genoemd in bijlage 2, tabel 2.2, van de Regeling;\n \n \n c.\n voor verzekerden woonachtig in het buitenland 50% van het normgewicht voor de FKG GGZ klasse ‘Geen FKG GGZ psychische aandoeningen’;\n \n \n d.\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde naar DKG GGZ klasse 2015, genoemd in bijlage 2, tabel 2.3, van de Regeling;\n \n \n e.\n voor verzekerden woonachtig in het buitenland 40% van het normgewicht voor de DKG GGZ klasse 0;\n \n \n f.\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per aard van het inkomenklasse 2015, genoemd in bijlage 2, tabel 2.4, van de Regeling;\n \n \n g.\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per GGZ-regioklasse 2015, genoemd in bijlage 2, tabel 2.5, van de Regeling;\n \n \n h.\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per SES klasse 2015, genoemd in bijlage 2, tabel 2.6, van de Regeling;\n \n \n i.\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per GGZ-MHK klasse 2015, genoemd in bijlage 2, tabel 2.8, van de Regeling;\n \n \n j.\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per éénpersoonsadresklasse 2015, genoemd in bijlage 2, tabel 2.7, van de Regeling.\n \n \n \n \n 2\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per klasse 2015 naar leeftijd en geslacht worden per overeenkomstige klasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder per klasse naar leeftijd en geslacht 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd.\n \n \n 3\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per FKG GGZ 2015 klasse worden per overeenkomstige klasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan de som van uitkomsten per zorgverzekeraar, bedoeld in het tweede lid.\n \n \n 4\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per DKG GGZ 2015 klasse worden per overeenkomstige klasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan de som van uitkomsten per zorgverzekeraar, bedoeld in het derde lid.\n \n \n 5\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per aard van het inkomenklasse 2015 worden per overeenkomstige aard van het inkomenklasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder per aard van het inkomenklasse 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het vierde lid.\n \n \n 6\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per GGZ-regioklasse 2015 worden per overeenkomstige GGZ-regioklasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder per GGZ-regio klasse 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het vijfde lid.\n \n \n 7\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per SES klasse 2015 worden per overeenkomstige SES klasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder per SES klasse 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het zesde lid.\n \n \n 8\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per GGZ-MHK klasse 2015 worden per overeenkomstige GGZ-MHK klasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder per GGZ-MHK klasse 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het zevende lid.\n \n \n 9\n De gewichten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg per verzekerde per éénpersoonsadresklasse 2015 worden per overeenkomstige éénpersoonsadresklasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder per éénpersoonsadresklasse 2015. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het achtste lid.\n \n \n 10\n Het resultaat van het negende lid wordt aangeduid als het deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 11\n De berekening van de normatieve eigen risico opbrengst\n \n \n 1\n Het Zorginstituut berekent de normatieve eigen risico opbrengst 2015 voor verzekerden van achttien jaar en ouder dat niet zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt, per zorgverzekeraar door het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat niet zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt, zoals bepaald op grond van artikel 6, vijfde en zesde lid te vermenigvuldigen met een bedrag van EUR 356,36 per verzekerde.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut vermindert de uitkomst van het eerste lid met 0,07443 procent.\n \n \n 3\n Voor de berekening van de normatieve eigen risico opbrengst voor verzekerden die zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ vallen 2015 hanteert het Zorginstituut als uitgangspunten:\n \n \n a.\n de gewichten eigen risico opbrengst per verzekerde per klasse naar leeftijd en geslacht 2015, genoemd in bijlage 3, tabel 3.1, van de Regeling;\n \n \n b.\n de gewichten eigen risico opbrengst per verzekerde per aard van het inkomenklasse 2015, genoemd in bijlage 3, tabel 3.2, van de Regeling;\n \n \n c.\n de gewichten eigen risico opbrengst per verzekerde per regioklasse 2015, genoemd in bijlage 3, tabel 3.3, van de Regeling.\n \n \n \n \n 4\n De gewichten eigen risico opbrengst per verzekerde per klasse 2015 naar leeftijd en geslacht worden per overeenkomstige klasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt, zoals bepaald op grond van artikel 6, achtste en negende lid van deze Beleidsregels. De uitkomsten worden per klasse 2015 per zorgverzekeraar gesommeerd.\n \n \n 5\n De gewichten eigen risico opbrengst per verzekerde per aard van het inkomenklasse 2015 worden per overeenkomstige aard van het inkomenklasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder per aard van het inkomenklasse 2015, zoals bepaald in artikel 6, tiende tot en met twaalfde lid van deze Beleidsregels. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het vierde lid.\n \n \n 6\n De gewichten eigen risico opbrengst per verzekerde per regioklasse 2015 worden per overeenkomstige regioklasse vermenigvuldigd met het per zorgverzekeraar geraamde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder per regioklasse 2015, zoals bepaald in artikel 6, dertiende en veertiende lid van deze Beleidsregels. De uitkomsten worden per zorgverzekeraar gesommeerd en toegevoegd aan het resultaat van het vijfde lid.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut vermindert de uitkomst van het zesde lid met het percentage, genoemd in het tweede lid.\n \n \n 8\n De totale normatieve eigen risico opbrengst per zorgverzekeraar is de som van het resultaat van het tweede en het zevende lid.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 12\n De berekening van het normatieve bedrag en de berekening en toekenning van de vereveningsbijdrage\n \n \n 1\n Het Zorginstituut berekent het normatieve bedrag 2015 van een zorgverzekeraar als de som van het op grond van het in dit hoofdstuk berekende deelbedrag variabele zorgkosten 2015, het deelbedrag vaste zorgkosten 2015, het deelbedrag verpleging en verzorging 2015 en het deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut berekent de opbrengst 2015 van de nominale rekenpremie per zorgverzekeraar door de geraamde aantallen verzekerden van achttien jaar en ouder 2015 per zorgverzekeraar te vermenigvuldigen met de nominale rekenpremie 2015.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut vermindert het resultaat van het tweede lid met het percentage, genoemd in artikel 11, tweede lid.\n \n \n 4\n Het Zorginstituut berekent de vereveningsbijdrage 2015 voor een zorgverzekeraar door op het normatieve bedrag 2015, bedoeld in het eerste lid, de normatieve eigen risico opbrengst 2015 zoals bepaald in artikel 11, achtste lid en de op grond van het tweede en derde lid berekende opbrengst van de nominale rekenpremie 2015 in mindering te brengen.\n \n \n 5\n Het Zorginstituut berekent per zorgverzekeraar de uitkering in verband met uitvoeringskosten van verzekerden jonger dan achttien jaar 2015. Deze uitkering bedraagt het aantal geraamde verzekerden jonger dan achttien jaar vermenigvuldigd met € 45,–.\n \n \n 6\n Het Zorginstituut kent de vereveningsbijdrage 2015 ter hoogte van de bijdrage berekend in het vierde lid, aangevuld met het bedrag, berekend in het vijfde lid, aan de zorgverzekeraar toe.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 13\n Herberekeningen als gevolg van splitsing van de zorgverzekeraar\n \n Indien een zorgverzekeraar na de toekenning van de vereveningsbijdrage 2015 besluit zich te splitsen, deelt de zorgverzekeraar aan het Zorginstituut mee hoe naar zijn verwachting de geraamde verzekerdenaantallen 2015 verdeeld zullen worden, over nieuwe dan wel bestaande zorgverzekeraars. Het Zorginstituut kan de toegekende vereveningsbijdrage herzien en de bijdragen aan nieuwe dan wel bestaande zorgverzekeraars toekennen, rekening houdend met de meegedeelde geraamde verzekerdenaantallen en het tijdstip waarop de splitsing wordt gerealiseerd.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 14\n De herberekening en herziening van de toegekende bijdrage 2015\n \n \n 1\n Het Zorginstituut herberekent de toekenning van de vereveningsbijdrage op basis van de werkelijke verzekerdenaantallen 2015 volgens de opgaven van de zorgverzekeraars aan het Zorginstituut op 7 maart 2015.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut bepaalt de herberekening van de toegekende vereveningsbijdrage 2015 als volgt:\n het Zorginstituut deelt per zorgverzekeraar het totaal aantal verzekerden uit de opgaven in het eerste lid door het geraamde totaal aantal verzekerden 2015 en vermenigvuldigt per zorgverzekeraar de uitkomst hiervan met de vereveningsbijdrage 2015, zoals toegekend op grond van artikel 12, zesde lid van deze Beleidsregels.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut herziet de op grond van artikel 12, zesde lid, toegekende vereveningsbijdrage 2015 overeenkomstig de herberekening uit het tweede lid.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201420151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n \n Hoofdstuk\n III\n De eerste voorlopige vaststelling van de vereveningsbijdrage voor een zorgverzekeraar\n \n \n Artikel\n 15\n Bepaling van de verzekerdenaantallen 2015 voor het deelbedrag variabele zorgkosten en voor het deelbedrag verpleging en verzorging\n \n \n 1\n Het Zorginstituut bepaalt de verzekerdenaantallen 2015 voor het deelbedrag variabele zorgkosten en voor het deelbedrag kosten van verpleging en verzorging per criterium met inachtneming van het bepaalde in dit artikel.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut baseert zich bij de bepaling van de verzekerdenaantallen per zorgverzekeraar op het VPPKB 2015, zoals de zorgverzekeraars dat hebben aangeleverd op 1 juni 2016.\n \n \n 3\n Wanneer een verzekerde gedurende een bepaalde periode in 2015 bij meerdere zorgverzekeraars tegelijkertijd is ingeschreven, bepaalt het Zorginstituut de verzekeringsduur voor die verzekerde naar rato van het aantal zorgverzekeraars waar de verzekerde gedurende die periode ingeschreven is geweest.\n \n \n 4\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden en voor het aantal verzekerden van 65 jaar en ouder voor het criterium leeftijd en geslacht per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n het PKB 2015, zoals zorgverzekeraars dat op 1 juni 2015 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd. De peildatum van de opgave is 1 mei 2015;\n \n \n b.\n het VPPKB 2015 indien een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2015.\n \n \n \n \n 5\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden voor het criterium aard van het inkomen per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de leeftijd, op het PKB 2015;\n \n \n b.\n de leeftijd in het geval een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2015, op het VPPKB 2015;\n \n \n c.\n de zelfstandigen, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de Belastingdienst naar inkomensbron over 2015, met peildatum 30 juni 2015;\n \n \n d.\n de arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden en de refentiegroep, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van het UWV naar inkomensbron over 2015, met peildatum 30 juni 2015;\n \n \n e.\n de arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden en de referentiegroep indien de opgave van het UWV betreffende een gemeente onvoldoende gegevens bevat, op de gegevens over 2014, met als peildatum 30 juni 2014 voor verzekerden uit die gemeente. Het Zorginstituut hanteert per verzekerde voor de gepseudonimiseerde opgave van de Belastingdienst dezelfde peildatum als het gebruikt voor de opgave van het UWV;\n \n \n f.\n de studenten, op de opgave van DUO per gepseudonimiseerd burgerservicenummer met peildatum 1 juni 2015.\n \n \n \n \n 6\n Het Zorginstituut deelt een verzekerde die in meerdere klassen voor het criterium aard van het inkomen, is in te delen, in op basis van het bepaalde in artikel 4, achtste lid, van deze Beleidsregels.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden voor het criterium regio per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de indeling, op de regioclusters somatisch naar viercijferige postcode voor 2015 uit bijlage 10 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de viercijferige postcode, op het PKB 2015;\n \n \n c.\n de viercijferige postcode indien een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2015, op het VPPKB 2015.\n \n \n \n \n 8\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden van vijfenzestig jaar en ouder voor het criterium V&V-regio per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de indeling, op de regioclusters verpleging en verzorging naar viercijferige postcode voor 2015 uit bijlage 12 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de viercijferige postcode, op het PKB 2015;\n \n \n c.\n de viercijferige postcode, indien een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2015, op het VPPKB 2015.\n \n \n \n \n 9\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden voor het criterium FKG’s per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n op de indeling in FKG’s voor de somatische zorg 2015 uit bijlage 5 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de opgave per 1 juni 2015 van declaraties farmaceutische hulp 2014 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de zorgverzekeraars aan het Zorginstituut;\n \n \n c.\n de opgave per 1 juni 2016 van declaratiegegevens add-ons geneesmiddelen 2014 van de zorgverzekeraars aan het Zorginstituut.\n \n \n \n \n 10\n Bij de bepaling van FKG’s zijn de volgende farmaceutische middelen uitgesloten:\n \n \n a.\n middelen die in de G-standaard van Z-Index zijn aangemerkt als niet voor vergoeding in aanmerking komend op grond van artikel 2.8 van het Besluit zorgverzekering;\n \n \n b.\n middelen die in de G-standaard van Z-Index zijn aangemerkt als grond- en hulpstoffen.\n \n \n \n \n 11\n Het Zorginstituut hanteert een drempel van meer dan 180 standaarddagdoseringen per klasse van het criterium FKG’s. Beneden deze drempel deelt het Zorginstituut een verzekerde niet in bij een klasse van het criterium FKG’s, anders dan ‘Geen FKG’.\n \n \n 12\n In afwijking van het bepaalde in het tiende lid hanteert het Zorginstituut voor de klasse FKG Kanker een drempel van ten minste 3 receptregels. Beneden deze drempel deelt het Zorginstituut een verzekerde niet in bij de klasse FKG Kanker.\n \n \n 13\n Het Zorginstituut koppelt de opgaven bedoeld in het negende lid, onderdeel b en c, met behulp van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer aan het VPPKB 2015 en bepaalt op basis hiervan en met inachtneming van de drempels bedoeld in het elfde en twaalfde lid in welke FKG klassen de verzekerde valt, met inachtneming van het bepaalde met betrekking tot de samenloop van FKG klassen, bedoeld in artikel 4, negentiende lid.\n \n \n 14\n Als een verzekerde niet in een andere klasse dan ‘Geen FKG’ valt, deelt het Zorginstituut deze verzekerde in de klasse ‘Geen FKG’ in.\n \n \n 15\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden voor het criterium DKG’s per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n de indeling in DKG’s uit bijlage 7 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de opgave van de zorgverzekeraar aan het Zorginstituut per 1 juni 2016 van de declaraties per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van alle dbc’s die in 2014 geopend zijn.\n \n \n \n \n 16\n Het Zorginstituut bepaalt door een koppeling op basis van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer tussen de opgave, bedoeld in het vijftiende lid, onderdeel b en het VPPKB per verzekerde in welke DKG klasse de verzekerde wordt ingedeeld.\n \n \n 17\n Als een verzekerde niet in een DKG klasse 1 tot en met 15 is ingedeeld, deelt het Zorginstituut deze verzekerde in bij DKG klasse ‘0’.\n \n \n 18\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden voor het criterium HKG’s per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n de indeling in de HKG’s somatische zorg 2015 uit bijlage 9 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de opgave per 1 juni 2015 van declaraties hulpmiddelen 2014 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de zorgverzekeraars aan het Zorginstituut.\n \n \n \n \n 19\n Het Zorginstituut bepaalt door een koppeling op basis van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer tussen de opgave, bedoeld in het achttiende lid, onderdeel b en het VPPKB per verzekerde in welke HKG klasse de verzekerde wordt ingedeeld.\n \n \n 20\n Als een verzekerde niet in een andere klasse dan ‘Geen HKG’ valt, deelt het Zorginstituut deze verzekerde in de klasse ‘Geen HKG’ in.\n \n \n 21\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden voor het criterium SES per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de leeftijd, op het PKB 2015;\n \n \n b.\n de leeftijd in het geval een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2015, op het VPPKB 2015;\n \n \n c.\n het inkomen, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de Belastingdienst over 2014;\n \n \n d.\n het inkomen in het geval een verzekerde niet is opgenomen in de opgave over 2014, op de opgave over 2013 en indien een verzekerde ook niet is opgenomen in de opgave over 2013, op de opgave over 2012;\n \n \n e.\n de adresgegevens, op het gepseudonimiseerde adres per gepseudonimiseerd burgerservicenummer in de opgave van de Belastingdienst over 2015;\n \n \n f.\n de adresgegevens in het geval een verzekerde niet is opgenomen in de opgave van de Belastingdienst, op het gepseudonimiseerde adres in het PKB 2015 en indien een verzekerde ook niet is opgenomen in het PKB, op het VPPKB 2015.\n \n \n \n \n 22\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden voor het criterium MHK per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n declaraties 2012 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor de deelbedragen variabele kosten van ziekenhuisverpleging en specialistische hulp, de kosten van dbc-zorgproducten in het vrije segment en de kosten van overige prestaties tot en met 31 december 2014, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2015 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd;\n \n \n b.\n declaraties 2013 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor de deelbedragen variabele kosten van medisch-specialistische zorg en de kosten van overige prestaties tot en met 31 december 2015, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2016 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd;\n \n \n c.\n declaraties 2014 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor de deelbedragen variabele kosten van medisch-specialistische zorg en de kosten van overige prestaties, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2016 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd;\n \n \n d.\n het VPPKB 2012, het VPPKB 2013 en het VPPKB 2014.\n \n \n \n \n 23\n Het Zorginstituut herleidt de percentages van de risicoklassen MHK met betrekking tot vereveningsjaar 2012, 2013 en 2014 tot respectievelijk drempelbedragen MHK 2012, 2013 en 2014.\n \n \n 24\n Het Zorginstituut bepaalt op basis van de drempelbedragen uit het vorige lid en een koppeling met het VPPKB 2015 in welke MHK-klasse een verzekerde wordt ingedeeld.\n \n \n 25\n Als een verzekerde niet in een andere klasse dan ‘Geen MHK’ valt, deelt het Zorginstituut deze verzekerde in de klasse ‘Geen MHK’ in.\n \n \n 26\n Het Zorginstituut baseert zich voor het geraamde aantal verzekerden voor het criterium GSM per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de leeftijd, op het PKB 2015, zoals zorgverzekeraars dat op 1 juni 2015 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd. De peildatum van de opgave is 1 mei 2015;\n \n \n b.\n de leeftijd, op het VPPKB 2015, indien een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2015;\n \n \n c.\n geen morbiditeit, op het geraamde aantal verzekerden dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’, als in de HKG klasse ‘Geen HKG’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt, bedoeld in het veertiende, respectievelijk zeventiende, twintigste en vijfentwintigste lid van dit artikel;\n \n \n d.\n wel morbiditeit, op het geraamde aantal verzekerden dat niet is ingedeeld in de klasse ‘Geen FKG’, DKG ‘0’, ‘Geen HKG’, en ‘Geen MHK’, bedoeld in het veertiende, respectievelijk zeventiende, twintigste en vijfentwintigste lid van dit artikel.\n \n \n \n \n 27\n Het Zorginstituut deelt verzekerden zonder burgerservicenummer en verzekerden zonder geverifieerd burgerservicenummer uitsluitend in bij de criteria leeftijd en geslacht, regio en V&V-regio.\n \n \n 28\n Het Zorginstituut deelt verzekerden woonachtig in het buitenland uitsluitend in bij de criteria leeftijd en geslacht, FKG’s, DKG’s, HKG’s, aard van het inkomen, MHK en GSM. Overeenkomstig artikel 7 van de Regeling deelt het Zorginstituut alle verzekerden woonachtig in het buitenland voor het criterium FKG’s in in de klasse 'Geen FKG', voor het criterium DKG’s in de klasse ‘0' en voor het criterium HKG’s in de klasse ‘Geen HKG’.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 16\n Bepaling van de verzekerdenaantallen 2015 voor het deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg\n \n \n 1\n Het Zorginstituut bepaalt de verzekerdenaantallen 2015 voor het deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg met inachtneming van het bepaalde in dit artikel.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut baseert zich bij de bepaling van de verzekerdenaantallen per zorgverzekeraar op het VPPKB 2015, zoals zorgverzekeraars dat hebben aangeleverd op 1 juni 2016.\n \n \n 3\n Wanneer een verzekerde gedurende een bepaalde periode in 2015 bij meerdere zorgverzekeraars tegelijkertijd is ingeschreven, bepaalt het Zorginstituut de verzekeringsduur voor die verzekerde naar rato van het aantal zorgverzekeraars waar de verzekerde gedurende die periode ingeschreven is geweest.\n \n \n 4\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium leeftijd en geslacht per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n het PKB 2015, zoals zorgverzekeraars dat op 1 juni 2015 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd. De peildatum van de opgave is 1 mei 2015;\n \n \n b.\n het VPPKB 2015 indien een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2015.\n \n \n \n \n 5\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium aard van het inkomen per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de leeftijd, op het PKB 2015;\n \n \n b.\n de leeftijd in het geval een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2015, op het VPPKB 2015;\n \n \n c.\n de zelfstandigen, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de Belastingdienst naar inkomensbron over 2015, met peildatum 30 juni 2015;\n \n \n d.\n de arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden en de referentiegroep, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van het UWV naar inkomensbron over 2015, met peildatum 30 juni 2015;\n \n \n e.\n de arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden en de referentiegroep indien de opgave van het UWV betreffende een gemeente onvoldoende gegevens bevat, op gegevens over 2014, met peildatum 30 juni 2014, voor verzekerden uit die gemeente. Het Zorginstituut hanteert per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor de opgave van de Belastingdienst dezelfde peildatum als het gebruikt voor de opgave van het UWV;\n \n \n f.\n de studenten, op de opgave van DUO per gepseudonimiseerd burgerservicenummer met peildatum 1 juni 2015.\n \n \n \n \n 6\n Het Zorginstituut deelt een verzekerde die in meerdere klassen voor het criterium aard van het inkomen is in te delen, in op basis van het bepaalde in artikel 4, achtste lid.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium GGZ-regio per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de indeling, op de regioclusters geneeskundige GGZ naar viercijferige postcode voor 2015 uit bijlage 11 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de viercijferige postcode, op het PKB 2015;\n \n \n c.\n de viercijferige postcode indien een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2015, op het VPPKB 2015.\n \n \n \n \n 8\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium FKG-GGZ per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n de indeling in FKG GGZ 2015 uit bijlage 6 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de opgave per 1 juni 2015 van declaraties farmaceutische hulp 2014 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de zorgverzekeraars aan het Zorginstituut.\n \n \n \n \n 9\n Bij de bepaling van FKG GGZ zijn de volgende farmaceutische middelen uitgesloten:\n \n \n a.\n middelen die in de G-standaard van Z-Index zijn aangemerkt als niet voor vergoeding in aanmerking komend op grond van artikel van het 2.8 Besluit zorgverzekering;\n \n \n b.\n middelen die in de G-standaard van Z-Index zijn aangemerkt als grond- en hulpstoffen.\n \n \n \n \n 10\n Het Zorginstituut hanteert een drempel van meer dan 180 standaarddagdoseringen per klasse van het criterium FKG GGZ. Beneden deze drempel deelt het Zorginstituut een verzekerde niet in bij een klasse van het criterium FKG GGZ, anders dan ‘Geen FKG psychische aandoeningen’\n \n \n 11\n In afwijking van het bepaalde in het tiende lid hanteert het Zorginstituut voor de klasse FKG psychose depot een drempel van één receptregel en een DDD-factor van ten minste 3500. Beneden deze drempel deelt het Zorginstituut een verzekerde niet in bij de klasse FKG psychose depot.\n \n \n 12\n In afwijking van het bepaalde in het tiende lid hanteert het Zorginstituut voor de klasse FKG bipolair complex een drempel van meer dan 180 standaarddagdoseringen voor de klasse FKG bipolair en ten minste één voorschrift van de indicator bipolair complex. Beneden deze drempel deelt het Zorginstituut een verzekerde niet in bij de klasse FKG bipolair complex.\n \n \n 13\n Het Zorginstituut koppelt de opgave bedoeld in het achtste lid, onderdeel b, met behulp van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer aan het VPPKB 2015 en bepaalt op basis hiervan en met behulp van de drempels bedoeld in het tiende, elfde en twaalfde lid in welke FKG GGZ klassen de verzekerde wordt ingedeeld.\n \n \n 14\n Bij samenloop van FKG’s GGZ deelt het Zorginstituut de verzekerde bij alle toepasselijke FKG’s GGZ in met inachtneming van de volgende uitzonderingen:\n \n \n a.\n Indien een verzekerde is ingedeeld in de klasse FKG GGZ psychose depot, deelt het Zorginstituut deze verzekerde niet in bij de klasse FKG GGZ psychose;\n \n \n b.\n Indien een verzekerde is ingedeeld in de klasse FKG GGZ bipolair complex, deelt het Zorginstituut deze verzekerde niet in bij de klasse FKG GGZ bipolair regulier.\n \n \n \n \n 15\n Als een verzekerde niet in een andere klasse dan ‘Geen FKG psychische aandoeningen’ valt, deelt het Zorginstituut deze verzekerde in de klasse ‘Geen FKG psychische aandoeningen’ in.\n \n \n 16\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden voor het criterium DKG GGZ per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n de indeling in DKG GGZ 2015 uit bijlage 8 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de opgave van de zorgverzekeraar aan het Zorginstituut per 1 juni 2016 van de declaraties per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van alle dbc’s GGZ die in 2014 geopend zijn;\n \n \n c.\n declaraties met betrekking tot vereveningsjaar 2013 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor het deelbedrag kosten GGZ tot en met 31 december 2015, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2016 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd.\n \n \n \n \n 17\n Het Zorginstituut bepaalt door een koppeling op basis van het gepseudonimiseerde burgerservicenummer tussen de opgave, bedoeld in het vorige lid, onderdeel b en het VPPKB per verzekerde in welke DKG GGZ klasse de verzekerde valt en betrekt daarbij de opgave, bedoeld in het vorige lid, onderdeel c.\n \n \n 18\n Als een verzekerde niet in een DKG GGZ klasse 1 tot en met 5 valt, deelt het Zorginstituut deze verzekerde in de DKG GGZ klasse ‘0’ in.\n \n \n 19\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden voor het criterium GGZ-MHK per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n declaraties 2012 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor het deelbedrag GGZ kosten tot en met 31 december 2014, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2015 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd;\n \n \n b.\n declaraties 2013 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor het deelbedrag GGZ kosten tot en met 31 december 2015, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2016 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd;\n \n \n c.\n declaraties 2014 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor het deelbedrag GGZ kosten, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2016 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd;\n \n \n d.\n het VPPKB 2012, het VPPKB 2013 en het VPPKB 2014.\n \n \n \n \n 20\n Het Zorginstituut herleidt de percentages van de risicoklassen GGZ-MHK met betrekking tot vereveningsjaar 2012, 2013 en 2014 tot respectievelijk drempelbedragen GGZ-MHK 2012, 2013 en 2014.\n \n \n 21\n Het Zorginstituut bepaalt op basis van de drempelbedragen uit het vorige lid en een koppeling met het VPPKB 2015 in welke GGZ-MHK klasse een verzekerde wordt ingedeeld.\n \n \n 22\n Als een verzekerde niet in een andere klasse dan ‘GGZ-MHK 3 jaar geen kosten’ valt, deelt het Zorginstituut deze verzekerde in de klasse ‘GGZ-MHK 3 jaar geen kosten’ in.\n \n \n 23\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium SES per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de leeftijd, op het PKB 2015;\n \n \n b.\n de leeftijd in het geval een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2015, op het VPPKB 2015;\n \n \n c.\n het inkomen, op de gepseudonimiseerde opgave van de Belastingdienst over 2014;\n \n \n d.\n het inkomen in het geval een verzekerde niet is opgenomen in de opgave over 2014, op de opgave over 2013 en indien een verzekerde ook niet is opgenomen in de opgave over 2013, op de opgave over 2012;\n \n \n e.\n de adresgegevens op het gepseudonimiseerde adres per gepseudonimiseerd burgerservicenummer in de opgave van de Belastingdienst over 2015;\n \n \n f.\n de adresgegevens in het geval een verzekerde niet is opgenomen in de opgave van de Belastingdienst over 2015, op het gepseudonimiseerde adres in het PKB 2015 en indien een verzekerde ook niet is opgenomen in het PKB 2015, op het VPPKB 2015.\n \n \n \n \n 24\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder voor het criterium éénpersoonsadres per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de adresgegevens op het gepseudonimiseerde adres per gepseudonimiseerd burgerservicenummer in de opgave van de Belastingdienst over 2015;\n \n \n b.\n de adresgegevens in het geval een verzekerde niet is opgenomen in de opgave van de Belastingdienst, op het gepseudonimiseerde adres in het PKB 2015 en indien een verzekerde ook niet is opgenomen in het PKB 2015, op het VPPKB 2015.\n \n \n \n \n 25\n Het Zorginstituut deelt verzekerden van achttien jaar en ouder zonder burgerservicenummer en verzekerden zonder geverifieerd burgerservicenummer uitsluitend in bij de criteria leeftijd en geslacht en regio.\n \n \n 26\n Het Zorginstituut deelt verzekerden woonachtig in het buitenland van achttien jaar en ouder uitsluitend in bij de criteria leeftijd en geslacht, FKG GGZ, DKG GGZ, aard van het inkomen en GGZ-MHK. Overeenkomstig artikel 7 van de Regeling deelt het Zorginstituut alle verzekerden woonachtig in het buitenland voor het criterium FKG GGZ in in de klasse 'Geen FKG psychische aandoeningen' en voor het criterium DKG GGZ in de klasse ‘0’.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 17\n Bepaling van de verzekerdenaantallen 2015 voor de normatieve eigen risico opbrengst\n \n \n 1\n Het Zorginstituut bepaalt de verzekerdenaantallen 2015 voor de normatieve eigen risico opbrengst per criterium met inachtneming van het bepaalde in dit artikel.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut baseert zich bij de bepaling van de verzekerdenaantallen per zorgverzekeraar op het VPPKB 2015, zoals zorgverzekeraars dat op 1 juni 2016 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd.\n \n \n 3\n Wanneer een verzekerde gedurende een bepaalde periode in 2015 bij meerdere zorgverzekeraars tegelijkertijd is ingeschreven, bepaalt het Zorginstituut de verzekeringsduur voor die verzekerde naar rato van het aantal zorgverzekeraars waar de verzekerde gedurende die periode ingeschreven is geweest.\n \n \n 4\n Het Zorginstituut bepaalt het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat niet zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt, per zorgverzekeraar met inachtneming van artikel 15, veertiende, respectievelijk zeventiende en vijfentwintigste lid.\n \n \n 5\n Het Zorginstituut bepaalt het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt per zorgverzekeraar met inachtneming van artikel 15, veertiende respectievelijk zeventiende en vijfentwintigste lid.\n \n \n 6\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ is ingedeeld voor het criterium leeftijd en geslacht per zorgverzekeraar op:\n \n \n a.\n het PKB 2015, zoals zorgverzekeraars dat op 1 juni 2015 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd. De peildatum van de opgave is 1 mei 2015;\n \n \n b.\n het VPPKB 2015, indien een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2015.\n \n \n \n \n 7\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ is ingedeeld voor het criterium aard van het inkomen per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de leeftijd, op het PKB 2015;\n \n \n b.\n de leeftijd in het geval een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2015, op het VPPKB 2015;\n \n \n c.\n de zelfstandigen, op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van de Belastingdienst naar inkomensbron over 2015, met peildatum 30 juni 2015;\n \n \n d.\n de arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden en de referentiegroep op de opgave per gepseudonimiseerd burgerservicenummer van het UWV naar inkomensbron over 2015, met peildatum 30 juni 2015;\n \n \n e.\n de arbeidsongeschikten, bijstandsgerechtigden en de referentiegroep indien de opgave van het UWV betreffende een gemeente onvoldoende gegevens bevat, op gegevens over 2014, met peildatum 30 juni 2014, voor verzekerden uit die gemeente. Het Zorginstituut hanteert per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor de opgave van de Belastingdienst dezelfde peildatum als het gebruikt voor de opgave van het UWV;\n \n \n f.\n de studenten, op de opgave van DUO per gepseudonimiseerd burgerservicenummer met peildatum 1 juni 2015.\n \n \n \n \n 8\n Het Zorginstituut deelt een verzekerde die in meerdere klassen voor het criterium aard van het inkomen is in te delen, in op basis van het bepaalde in artikel 4, achtste lid van deze beleidsregels.\n \n \n 9\n Het Zorginstituut baseert zich voor het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder dat zowel in de FKG klasse ‘Geen FKG’, als in de DKG klasse ‘0’ en in de MHK klasse ‘Geen MHK’ valt voor het criterium regio per zorgverzekeraar met betrekking tot:\n \n \n a.\n de indeling, op de regioclusters somatisch naar viercijferige postcode voor 2015 uit bijlage 10 bij de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 oktober 2014 met kenmerk 671602-126798-Z;\n \n \n b.\n de viercijferige postcode, op het PKB 2015;\n \n \n c.\n de viercijferige postcode in het geval een verzekerde niet is opgenomen in het PKB 2015, op het VPPKB 2015.\n \n \n \n \n 10\n Het Zorginstituut deelt verzekerden zonder burgerservicenummer en verzekerden zonder geverifieerd burgerservicenummer van achttien jaar en ouder uitsluitend in bij de criteria leeftijd en geslacht en regio.\n \n \n 11\n Het Zorginstituut deelt verzekerden woonachtig in het buitenland van achttien jaar en ouder uitsluitend in bij de criteria leeftijd en geslacht en aard van het inkomen.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 18\n De voorlopige herberekening van het deelbedrag variabele zorgkosten 2015\n \n \n 1\n Op basis van de opgave jaarstaat 2015 per 1 mei 2016 en met inachtneming van de artikelen 12 en 14 van de Regeling bepaalt het Zorginstituut de variabele zorgkosten 2015 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht variabele zorgkosten per verzekerde voor de DKG klasse ‘0’ door het totaal aantal verzekerden per DKG klasse 1 tot en met 15 te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de DKG klasse ‘0’ waarbij rekening wordt gehouden met het gewicht van de verzekerden woonachtig in het buitenland, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht variabele zorgkosten per verzekerde voor de HKG klasse ‘Geen HKG’ door het totaal aantal verzekerden in een andere klasse dan ‘Geen HKG’ per HKG klasse te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de klasse ‘Geen HKG’ waarbij rekening wordt gehouden met het gewicht van de verzekerden woonachtig in het buitenland, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.\n \n \n 4\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht variabele zorgkosten per verzekerde voor de MHK klasse ‘Geen MHK’ door het totaal aantal verzekerden in een andere klasse dan ‘Geen MHK’ per MHK klasse te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de MHK klasse ‘Geen MHK’, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.\n \n \n 5\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht variabele zorgkosten per verzekerde voor de GSM klasse ‘Geen morbiditeit, 65- jaar’ door het totaal aantal verzekerden per GSM klasse ‘Wel morbiditeit 65- jaar’ te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de GSM klasse ‘Geen morbiditeit, 65- jaar’, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien. ‘\n \n \n 6\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht variabele zorgkosten per verzekerde voor de GSM klasse ‘Geen morbiditeit, 65+ jaar’ door het totaal aantal verzekerden per GSM klasse ‘Wel morbiditeit 65+ jaar’ te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de GSM klasse ‘Geen morbiditeit, 65+ jaar’, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut herberekent met inachtneming van de op grond van artikel 15 bepaalde verzekerdenaantallen het normatieve bedrag variabele zorgkosten 2015 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, overeenkomstig artikel 7, alsmede voor het totaal van de verzekerden 2015 van alle zorgverzekeraars.\n \n \n 8\n Het Zorginstituut berekent de schalingsfactor voor variabele zorgkosten 2015 door de variabele zorgkosten 2015 voor het totaal van de zorgverzekeraars, zoals bepaald in het eerste lid, te delen door het in het zevende lid herberekende normatieve bedrag variabele zorgkosten 2015 voor het totaal van de verzekerden 2015 van alle zorgverzekeraars.\n \n \n 9\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars het herberekende normatieve bedrag variabele zorgkosten 2015 uit het zevende lid met de schalingsfactor berekend in het achtste lid.\n \n \n 10\n Het Zorginstituut berekent voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen de uitkomst van de vermenigvuldiging uit het negende lid en het herberekende normatieve bedrag uit het zevende lid en deelt dit verschil door het totaal aantal ingeschreven verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is.\n \n \n 11\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt per zorgverzekeraar het resultaat van het tiende lid met het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven.\n \n \n 12\n Het Zorginstituut vermindert per zorgverzekeraar het product voor die zorgverzekeraar, berekend in het negende lid, met het product voor die zorgverzekeraar, berekend in het elfde lid. Het resultaat wordt aangeduid als het voorlopige herberekende deelbedrag variabele zorgkosten 2015.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 19\n De voorlopige herberekening van het deelbedrag vaste zorgkosten 2015\n \n \n 1\n Op basis van de opgave jaarstaat 2015 per 1 mei 2016 en met inachtneming van artikel 15 van de Regeling bepaalt het Zorginstituut de vaste zorgkosten 2015 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut herberekent het voorlopig deelbedrag vaste zorgkosten 2015 per zorgverzekeraar als volgt:\n \n \n a.\n De vaste zorgkosten 2014 worden per zorgverzekeraar gedeeld door het aantal verzekerden 2014. Het resultaat is het bedrag vaste kosten per verzekerde 2014;\n \n \n b.\n Het in onderdeel a berekende bedrag wordt vermenigvuldigd met het totaal aantal verzekerden 2015 per zorgverzekeraar, vastgesteld met toepassing van artikel 15. Het resultaat is het deelbedrag vaste zorgkosten 2015.\n \n \n \n \n 3\n Het Zorginstituut calculeert per zorgverzekeraar 100 procent na op het verschil tussen de vaste zorgkosten 2015, verkregen in het eerste lid, en het deelbedrag vaste zorgkosten, verkregen in het tweede lid.\n \n \n 4\n De som van het resultaat van het tweede en het derde lid wordt aangeduid als het voorlopige herberekende deelbedrag vaste zorgkosten 2015.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 20\n De voorlopige herberekening van het deelbedrag verpleging en verzorging 2015\n \n \n 1\n Op basis van de opgave jaarstaat 2015 per 1 mei 2016 en met inachtneming van artikel 12 van de Regeling, bepaalt het Zorginstituut de kosten van verpleging en verzorging 2015 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht kosten van verpleging en verzorging per verzekerde voor de MHK klasse ‘Geen MHK’ door het totaal aantal verzekerden in een andere klasse dan ‘Geen MHK’ per MHK klasse te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de MHK klasse ‘Geen MHK’, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut herberekent met inachtneming van de op grond van artikel 15 berekende verzekerdenaantallen het normatieve bedrag kosten van verpleging en verzorging 2015 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, overeenkomstig artikel 9, alsmede voor het totaal van de verzekerden 2015 van alle zorgverzekeraars.\n \n \n 4\n Het Zorginstituut berekent de schalingsfactor voor kosten van verpleging en verzorging 2015 door de kosten van verpleging en verzorging 2015 voor het totaal van de zorgverzekeraars, zoals bepaald in het eerste lid, te delen door het in het derde lid herberekende normatieve bedrag kosten van verpleging en verzorging voor het totaal van de verzekerden 2015 van alle zorgverzekeraars.\n \n \n 5\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars het herberekende normatieve bedrag kosten van verpleging en verzorging 2015 uit het derde lid met de schalingsfactor, berekend in het vierde lid.\n \n \n 6\n Het Zorginstituut berekent voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen de uitkomst van de vermenigvuldiging uit het vijfde lid en het herberekende normatieve bedrag uit het derde lid en deelt dit verschil door het totaal aantal bij alle zorgverzekeraars ingeschreven verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt per zorgverzekeraar het resultaat van het zesde lid met het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven.\n \n \n 8\n Het Zorginstituut vermindert per zorgverzekeraar het product voor die zorgverzekeraar berekend in het vijfde lid met het product voor die zorgverzekeraar berekend in het zevende lid. Het resultaat wordt aangeduid als het voorlopige herberekende deelbedrag kosten van verpleging en verzorging 2015.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 21\n De voorlopige herberekening van het deelbedrag kosten geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015\n \n \n 1\n Op basis van de opgave jaarstaat 2015 per 1 mei 2016 en met inachtneming van de artikelen 12 en 13 van de Regeling, bepaalt het Zorginstituut de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015 voor verzekerden van achttien jaar en ouder voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht kosten van geneeskundige GGZ voor verzekerden van achttien jaar en ouder per verzekerde voor de DKG GGZ klasse ‘0’ 2015 door het totaal aantal verzekerden per DKG GGZ klasse 1 tot en met 5 te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de DKG GGZ klasse ‘0’ 2015 waarbij rekening wordt gehouden met het gewicht van de verzekerden woonachtig in het buitenland, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht kosten van geneeskundige GGZ voor verzekerden van achttien jaar en ouder per verzekerde voor de GGZ-MHK klasse ‘GGZ-MHK 3 jaar geen kosten’ 2015 door het totaal aantal verzekerden voor de klassen ‘GGZ-MHK in 3 jaar tenminste 1x kosten’, ‘GGZ-MHK 3 jaar hoge kosten in top 12,5 promille’ en ‘GGZ-MHK 3 jaar hoge kosten in top 5 promille’ per GGZ-MHK klasse te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden voor de klasse ‘GGZ-MHK 3 jaar geen kosten’ 2015, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.\n \n \n 4\n Het Zorginstituut herberekent met inachtneming van het op grond van artikel 16 bepaalde aantal verzekerden van achttien jaar en ouder het normatieve bedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, overeenkomstig artikel 10, alsmede voor het totaal van de verzekerden van achttien jaar en ouder 2015 van alle zorgverzekeraars.\n \n \n 5\n Het Zorginstituut berekent de schalingsfactor voor kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015 voor verzekerden van achttien jaar en ouder 2015 door de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015 voor het totaal van de zorgverzekeraars, zoals bepaald in het eerste lid, te delen door het in het vierde lid herberekende normatieve bedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015 voor het totaal van de verzekerden van achttien jaar en ouder 2015 van alle zorgverzekeraars.\n \n \n 6\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars het herberekende normatieve bedrag kosten van geneeskundige gezondheidszorg 2015 uit het vierde lid met de schalingsfactor berekend in het vijfde lid.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut berekent voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen de uitkomst van de vermenigvuldiging uit het zesde lid en het herberekende normatieve bedrag uit het vierde lid en deelt dit verschil door het totaal aantal bij alle zorgverzekeraars ingeschreven verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is.\n \n \n 8\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt per zorgverzekeraar het resultaat van het zevende lid met het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven.\n \n \n 9\n Het Zorginstituut vermindert per zorgverzekeraar het product voor die zorgverzekeraar berekend in het zesde lid met het product voor die zorgverzekeraar berekend in het achtste lid. Het resultaat wordt aangeduid als het voorlopige herberekende deelbedrag kosten van de geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 22\n De voorlopige herberekening van de normatieve opbrengst van het eigen risico 2015\n \n \n 1\n Uitgangspunt voor de herberekening van de normatieve opbrengst van het eigen risico zijn de opgaven, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de verzekerdenaantallen van de zorgverzekeraar.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut herberekent overeenkomstig artikel 11 de normatieve eigen risico opbrengst 2015 op basis van de verzekerdenaantallen 2015 van achttien jaar en ouder, zoals bepaald in artikel 17.\n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid bepaalt het Zorginstituut de gederfde inkomsten voor verzekerden van achttien jaar en ouder voor wie op grond van artikel 24 van de wet geen nominale premies worden ontvangen, op basis van de opgave jaarstaat 2015 per 1 mei 2016.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 23\n De voorlopige herberekening van het normatieve bedrag 2015 en de voorlopige herberekening en voorlopige vaststelling van de vereveningsbijdrage 2015\n \n \n 1\n Het Zorginstituut herberekent het normatieve bedrag 2015 voorlopig als de som van het voorlopige herberekende deelbedrag variabele zorgkosten 2015, het voorlopige herberekende deelbedrag vaste zorgkosten 2015, het voorlopig herberekende deelbedrag verpleging en verzorging 2015 en het voorlopig herberekende deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015.\n \n \n 2\n Voor de toepassing van artikel 3.17 van het Besluit zorgverzekering:\n \n \n a.\n bepaalt het Zorginstituut per zorgverzekeraar het verschil tussen het voorlopige herberekende deelbedrag kosten van verpleging en verzorging 2015, bedoeld in artikel 20, achtste lid, en de kosten van verpleging en verzorging 2015, bedoeld in artikel 20, eerste lid en deelt dit verschil door het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven;\n \n \n b.\n berekent het Zorginstituut het gemiddelde marktresultaat voor het deelbedrag verpleging en verzorging. Het Zorginstituut berekent het gemiddelde marktresultaat door voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen het herberekende normatieve bedrag kosten van verpleging en verzorging zorg bedoeld in artikel 20, derde lid, en de kosten van verpleging en verzorging 2015, bedoeld in artikel 20, eerste lid, te delen door het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is;\n \n \n c.\n indien het verschil tussen het in onderdeel a bepaalde bedrag en het gemiddelde marktresultaat groter is dan € 5,– per verzekerde van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dan trekt het Zorginstituut 95 procent van het meerdere af van het normatieve bedrag 2015;\n \n \n d.\n indien het verschil tussen het in onderdeel a bepaalde bedrag en het gemiddelde marktresultaat kleiner is dan € -5,00 per verzekerde van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dan voegt het Zorginstituut 95 procent van het verschil toe aan het normatieve bedrag 2015.\n \n \n \n \n 3\n Voor de toepassing van artikel 3.17 van het Besluit zorgverzekering:\n \n \n a.\n bepaalt het Zorginstituut per zorgverzekeraar het verschil tussen het voorlopige herberekende deelbedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015, bedoeld in artikel 21, negende lid, en de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015, bedoeld in artikel 21, eerste lid, en deelt dit verschil door het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven;\n \n \n b.\n berekent het Zorginstituut het gemiddelde marktresultaat voor het deelbedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg. Het Zorginstituut berekent het gemiddeld marktresultaat door voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen het herberekende normatieve bedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015, bedoeld in artikel 21, vierde lid, en de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015, bedoeld in artikel 21, eerste lid, te delen door het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is;\n \n \n c.\n indien het verschil tussen het in onderdeel a bepaalde bedrag en het gemiddelde marktresultaat groter is dan € 15,– per verzekerde van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dan trekt het Zorginstituut 90 procent van het meerdere af van het normatieve bedrag 2015;\n \n \n d.\n indien het in onderdeel a bepaalde bedrag kleiner is dan € -15,00 per verzekerde van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dan voegt het Zorginstituut 90 procent van het verschil toe aan het normatieve bedrag 2015.\n \n \n \n \n 4\n Het Zorginstituut bepaalt de opbrengst van de nominale rekenpremie per zorgverzekeraar door de verzekerden van achttien jaar en ouder 2015 per zorgverzekeraar te vermenigvuldigen met de nominale rekenpremie 2015.\n \n \n 5\n Het Zorginstituut vermindert het resultaat van het vierde lid met het bedrag dat de zorgverzekeraar verantwoordt in de opgave jaarstaat 2015 per 1 mei 2016 als gederfde inkomsten voor verzekerden van achttien jaar en ouder waarvoor als gevolg van de toepasselijkheid van artikel 24 van de wet geen nominale premies worden ontvangen.\n \n \n 6\n Het Zorginstituut herberekent voorlopig de aanvulling op de bijdrage voor de uitkering in verband met uitvoeringskosten van verzekerden jonger dan achttien jaar door het aantal verzekerden jonger dan achttien jaar 2015 te vermenigvuldigen met € 45,–.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut herberekent de vereveningsbijdrage 2015 voorlopig door de som van het herberekende normatieve bedrag 2015, bedoeld in het eerste lid, met toepassing van het tweede en derde lid en de aanvulling voor uitvoeringskosten van verzekerden jonger dan achttien jaar, bedoeld in het vorige lid, te verminderen met de voorlopig herberekende normatieve eigen risico opbrengst, bedoeld in artikel 22, en de opbrengst van de nominale rekenpremie, bedoeld in het vierde en vijfde lid.\n \n \n 8\n Het Zorginstituut stelt de vereveningsbijdrage 2015 in september 2016 voorlopig vast ter hoogte van de in het vorige lid berekende bijdrage.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201420151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n \n Hoofdstuk\n IV\n De tweede voorlopige vaststelling van de vereveningsbijdrage 2015 voor een zorgverzekeraar\n \n \n Artikel\n 24\n Algemene bepaling\n \n Het Zorginstituut herberekent het normatieve bedrag voor de tweede keer voorlopig met inachtneming van de kosten 2015 uit de opgave jaarstaat 2017 per 1 mei 2018 en de correcties die de Nederlandse Zorgautoriteit heeft toegepast.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 25\n Bepaling van de verzekerdenaantallen 2015\n \n \n 1\n Het Zorginstituut betrekt de correcties die de Nederlandse Zorgautoriteit heeft toegepast over 2015 bij de verzekerdenaantallen, zoals berekend op grond van de artikelen 15, 16 en 17.\n \n \n 2\n Voor het criterium SES betrekt het Zorginstituut voor het inkomen de opgave van de Belastingdienst over 2015 bij de verzekerdenaantallen. Indien een verzekerde niet is opgenomen in de opgave over 2015, maakt het Zorginstituut gebruik van de opgave over 2014.\n \n \n 3\n Voor het criterium MHK betrekt het Zorginstituut bij de verzekerdenaantallen de declaraties 2014 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor de deelbedragen variabele kosten van medisch-specialistische zorg en de kosten van overige prestaties tot en met 31 december 2016, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2017 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd.\n \n \n 4\n Voor het criterium GGZ-MHK betrekt het Zorginstituut bij de verzekerdenaantallen de declaraties 2014 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer voor het deelbedrag GGZ kosten tot en met 31 december 2016, zoals zorgverzekeraars die op 1 mei 2017 bij het Zorginstituut hebben aangeleverd.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 26\n De tweede voorlopige herberekening van het deelbedrag variabele zorgkosten 2015\n \n \n 1\n Het Zorginstituut bepaalt met inachtneming van de artikelen 12 en 14 van de Regeling, de variabele zorgkosten 2015 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht variabele zorgkosten per verzekerde voor de DKG klasse ‘0’ door het totaal aantal verzekerden per DKG klasse 1 tot en met 15 te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de DKG klasse ‘0’ waarbij rekening wordt gehouden met het gewicht van de verzekerden woonachtig in het buitenland, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht variabele zorgkosten per verzekerde voor de HKG klasse ‘Geen HKG’ door het totaal aantal verzekerden in een andere klasse dan ‘Geen HKG’ per HKG klasse te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de HKG klasse ‘Geen HKG’ waarbij rekening wordt gehouden met het gewicht van de verzekerden woonachtig in het buitenland, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.\n \n \n 4\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht variabele zorgkosten per verzekerde voor de MHK klasse ‘Geen MHK’ door het totaal aantal verzekerden in een andere klasse dan ‘Geen MHK’ per MHK klasse te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de MHK klasse ‘Geen MHK’, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.\n \n \n 5\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht variabele zorgkosten per verzekerde voor de GSM klasse ‘Geen morbiditeit, 65- jaar’ door het totaal aantal verzekerden per GSM klasse ‘Wel morbiditeit 65- jaar’ te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de GSM klasse ‘Geen morbiditeit, 65- jaar’, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien. ‘\n \n \n 6\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht variabele zorgkosten per verzekerde voor de GSM klasse ‘Geen morbiditeit, 65+ jaar’ door het totaal aantal verzekerden per GSM klasse ‘Wel morbiditeit 65+ jaar’ te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de GSM klasse ‘Geen morbiditeit, 65+ jaar’, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut herberekent met inachtneming van de op grond van artikel 25 bepaalde verzekerdenaantallen het normatieve bedrag variabele zorgkosten 2015 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, overeenkomstig artikel 7, alsmede voor het totaal van de verzekerden 2015 van alle zorgverzekeraars.\n \n \n 8\n Het Zorginstituut berekent de schalingsfactor voor variabele zorgkosten 2015 door de variabele zorgkosten 2015 voor het totaal van de zorgverzekeraars, zoals bepaald in het eerste lid, te delen door het in het zevende lid herberekende normatieve bedrag variabele zorgkosten 2015 voor het totaal van de verzekerden 2015 van alle zorgverzekeraars.\n \n \n 9\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars het herberekende normatieve bedrag variabele zorgkosten 2015 uit het zevende lid met de schalingsfactor berekend in het achtste lid.\n \n \n 10\n Het Zorginstituut berekent voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen de uitkomst van de vermenigvuldiging uit het negende lid en het herberekende normatieve bedrag uit het zevende lid en deelt dit verschil door het totaal aantal bij alle zorgverzekeraars ingeschreven verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is.\n \n \n 11\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt per zorgverzekeraar het resultaat van het tiende lid met het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven.\n \n \n 12\n Het Zorginstituut vermindert per zorgverzekeraar het product voor die zorgverzekeraar berekend in het negende lid met het product voor die zorgverzekeraar berekend in het elfde lid. Het resultaat wordt aangeduid als het tweede voorlopige herberekende deelbedrag variabele zorgkosten 2015.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 27\n De tweede voorlopige herberekening van het deelbedrag vaste zorgkosten 2015\n \n Het Zorginstituut herberekent voor de tweede keer voorlopig het deelbedrag vaste zorgkosten 2015 overeenkomstig artikel 19, met inachtneming van artikel 24 en 25.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 28\n De tweede voorlopige herberekening van het deelbedrag verpleging en verzorging 2015\n \n \n 1\n Het Zorginstituut bepaalt met inachtneming van artikel 12 van de Regeling, de kosten van verpleging en verzorging 2015 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht kosten van verpleging en verzorging per verzekerde voor de MHK klasse ‘Geen MHK’ door het totaal aantal verzekerden in een andere klasse dan ‘Geen MHK’ per MHK klasse te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de MHK klasse ‘Geen MHK’, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut herberekent met inachtneming van de op grond van artikel 25 bepaalde verzekerdenaantallen, het normatieve bedrag kosten van verpleging en verzorging prestaties 2015 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, overeenkomstig artikel 9, alsmede voor het totaal van de verzekerden 2015 van alle zorgverzekeraars.\n \n \n 4\n Het Zorginstituut berekent de schalingsfactor voor kosten van verpleging en verzorging 2015 door de kosten van verpleging en verzorging 2015 voor het totaal van de zorgverzekeraars, zoals bepaald in het eerste lid, te delen door het in het derde lid herberekende normatieve bedrag kosten van verpleging en verzorging 2015 voor het totaal van de verzekerden 2015 van alle zorgverzekeraars.\n \n \n 5\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars, het herberekende normatieve bedrag kosten van verpleging en verzorging 2015 uit het derde lid met de schalingsfactor berekend in het vierde lid.\n \n \n 6\n Het Zorginstituut berekent voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen de uitkomst van de vermenigvuldiging uit het vijfde lid en het herberekende normatieve bedrag uit het derde lid en deelt dit verschil door het totaal aantal bij alle zorgverzekeraars ingeschreven verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt per zorgverzekeraar het resultaat van het zesde lid met het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven.\n \n \n 8\n Het Zorginstituut vermindert per zorgverzekeraar het product voor die zorgverzekeraar berekend in het vijfde lid met het product voor die zorgverzekeraar berekend in het zevende lid. Het resultaat wordt aangeduid als het tweede voorlopige herberekende deelbedrag kosten van verpleging en verzorging 2015.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 29\n De tweede voorlopige herberekening van het deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015\n \n \n 1\n Het Zorginstituut bepaalt met inachtneming van artikel 12 van de Regeling, de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht kosten van geneeskundige GGZ per verzekerde voor de klasse DKG GGZ ‘0’ 2015 door het totaal aantal verzekerden per DKG GGZ klasse 1 tot en met 5 te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de klasse DKG GGZ ‘0’ 2015 waarbij rekening wordt gehouden met het gewicht van de verzekerden woonachtig in het buitenland, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut herberekent het gewicht kosten van geneeskundige GGZ voor verzekerden van achttien jaar en ouder per verzekerde voor de klasse ‘GGZ-MHK 3 jaar geen kosten’ 2015 door het totaal aantal verzekerden voor de klassen ‘GGZ-MHK in 3 jaar tenminste 1x kosten’, ‘GGZ-MHK 3 jaar hoge kosten in top 12,5 promille’ en ‘GGZ-MHK 3 jaar hoge kosten in top 5 promille’ per GGZ-MHK klasse te vermenigvuldigen met het overeenkomstige gewicht en de som van het resultaat vervolgens te delen door het totaal aantal verzekerden in de klasse ‘GGZ-MHK 3 jaar geen kosten’ 2015, dat af te ronden op twee decimalen en van een negatief teken te voorzien.\n \n \n 4\n Het Zorginstituut herberekent met inachtneming van de op grond van artikel 25 bepaalde verzekerdenaantallen het normatieve bedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015 voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, overeenkomstig artikel 10, alsmede voor het totaal van de verzekerden van achttien jaar en ouder 2015 van alle zorgverzekeraars.\n \n \n 5\n Het Zorginstituut berekent de schalingsfactor voor kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015 door de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015 voor het totaal van de zorgverzekeraars, zoals bepaald in het eerste lid, te delen door het in het vierde lid herberekende normatieve bedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015 voor het totaal van alle zorgverzekeraars.\n \n \n 6\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt voor iedere zorgverzekeraar afzonderlijk, alsmede voor het totaal van de zorgverzekeraars, het herberekende normatieve bedrag kosten van geneeskundige gezondheidszorg uit het vierde lid met de schalingsfactor berekend in het vijfde lid.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut berekent voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen de uitkomst van de vermenigvuldiging uit het zesde lid en het herberekende normatieve bedrag uit het vierde lid en deelt dit verschil door het totaal aantal bij alle zorgverzekeraars ingeschreven verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is.\n \n \n 8\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt per zorgverzekeraar het resultaat van het zevende lid met het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven.\n \n \n 9\n Het Zorginstituut vermindert per zorgverzekeraar het product voor die zorgverzekeraar berekend in het zesde lid met het product voor die zorgverzekeraar berekend in het achtste lid. Het resultaat wordt aangeduid als het tweede voorlopige herberekende deelbedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 30\n De tweede voorlopige herberekening van de normatieve eigen risico opbrengst 2015\n \n Het Zorginstituut herberekent voor de tweede keer voorlopig de normatieve eigen risico opbrengst 2015 overeenkomstig artikel 22, met inachtneming van artikel 24 en artikel 25.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 31\n De tweede voorlopige herberekening van het normatieve bedrag 2015 en de tweede voorlopige herberekening en de vaststelling van de vereveningsbijdrage 2015\n \n \n 1\n Het Zorginstituut herberekent het normatieve bedrag 2015 voor de tweede keer voorlopig als de som van het tweede voorlopige deelbedrag variabele zorgkosten 2015, het tweede voorlopige deelbedrag vaste zorgkosten 2015, het tweede voorlopige deelbedrag kosten van verpleging en verzorging 2015 en het tweede voorlopige deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015.\n \n \n 2\n Voor de toepassing van artikel 3.17 van het Besluit zorgverzekering:\n \n \n a.\n bepaalt het Zorginstituut per zorgverzekeraar het verschil tussen het tweede voorlopige herberekende deelbedrag kosten van verpleging en verzorging 2015, bedoeld in artikel 28, achtste lid, en de kosten van verpleging en verzorging 2015, bedoeld in artikel 28, eerste lid, en deelt dit verschil door het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven;\n \n \n b.\n berekent het Zorginstituut het gemiddelde marktresultaat voor het deelbedrag kosten van verpleging en verzorging. Het Zorginstituut berekent het gemiddelde marktresultaat door voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen het herberekende normatieve bedrag kosten van verpleging en verzorging, bedoeld in artikel 28, derde lid, en de kosten van verpleging en verzorging 2015, bedoeld in artikel 28, eerste lid, te delen door het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is;\n \n \n c.\n indien het verschil tussen het in onderdeel a bepaalde bedrag en het gemiddelde marktresultaat groter is dan € 5,– per verzekerde van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dan trekt het Zorginstituut 95 procent van het meerdere af van het normatieve bedrag 2015;\n \n \n d.\n indien het verschil tussen het in onderdeel a bepaalde bedrag en het gemiddelde marktresultaat kleiner is dan € 5,– per verzekerde van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dan voegt het Zorginstituut 95 procent van het verschil toe aan het normatieve bedrag 2015.\n \n \n \n \n 3\n Voor de toepassing van artikel 3.17 van het Besluit zorgverzekering:\n \n \n a.\n bepaalt het Zorginstituut per zorgverzekeraar het verschil tussen het tweede voorlopige herberekende deelbedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015, bedoeld in artikel 29, negende lid, en de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015, bedoeld in artikel 29, eerste lid, en deelt dit verschil door het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dat bij die zorgverzekeraar is ingeschreven;\n \n \n b.\n berekent het Zorginstituut het gemiddelde marktresultaat voor het deelbedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg. Het Zorginstituut berekent het gemiddeld marktresultaat door voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen het herberekende normatieve bedrag kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015, bedoeld in artikel 29, negende lid, en de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015 bedoeld in artikel 29, vierde lid, te delen door het aantal verzekerden van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is;\n \n \n c.\n indien het verschil tussen het in onderdeel a bepaalde bedrag en het gemiddelde marktresultaat groter is dan € 15,– per verzekerde van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dan trekt het Zorginstituut 90 procent van het meerdere af van het normatieve bedrag 2015;\n \n \n d.\n indien het verschil tussen het in onderdeel a bepaalde bedrag en het gemiddelde marktresultaat kleiner is dan € 15,– per verzekerde van achttien jaar en ouder waarop artikel 24 van de wet niet van toepassing is, dan voegt het Zorginstituut 90 procent van het verschil toe aan het normatieve bedrag 2015.\n \n \n \n \n 4\n Het Zorginstituut bepaalt de tweede voorlopige opbrengst van de nominale rekenpremie per zorgverzekeraar door de verzekerden van achttien jaar en ouder per zorgverzekeraar te vermenigvuldigen met de nominale rekenpremie 2015.\n \n \n 5\n Het Zorginstituut vermindert het resultaat van het vierde lid met het bedrag dat de zorgverzekeraar verantwoordt in zijn jaarstaat 2015 per 1 mei 2016 als gederfde inkomsten voor verzekerden van achttien jaar en ouder waarvoor als gevolg van de toepasselijkheid van artikel 24 van de wet geen nominale premies worden ontvangen.\n \n \n 6\n Het Zorginstituut berekent de tweede voorlopige aanvulling op de bijdrage voor de uitkering in verband met uitvoeringskosten van verzekerden jonger dan achttien jaar door het aantal verzekerden jonger dan achttien jaar te vermenigvuldigen met € 45,–.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut berekent de vereveningsbijdrage 2015 voor de tweede keer voorlopig door de som van het tweede voorlopige normatieve bedrag 2015 bedoeld in het eerste lid, met toepassing van het tweede en derde lid en de aanvulling voor uitvoeringskosten van verzekerden jonger dan achttien jaar, bedoeld in het vorige lid, te verminderen met de tweede voorlopige normatieve eigen risico opbrengst, bedoeld in artikel 30, en de opbrengst van de nominale rekenpremie, bedoeld in het vierde en vijfde lid.\n \n \n 8\n Het Zorginstituut stelt de vereveningsbijdrage 2015 voor de tweede keer voorlopig vast in september 2018 ter hoogte van de in het vorige lid berekende bijdrage.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201420151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n \n Hoofdstuk\n V\n De vaststelling van de vereveningsbijdrage 2015 voor een zorgverzekeraar\n \n \n Artikel\n 32\n Algemene bepaling\n \n Het Zorginstituut herberekent de vereveningsbijdrage definitief met inachtneming van de correcties die voortkomen uit de reviewrapportages die de Nederlandse Zorgautoriteit uitbrengt over de declaraties 2014 per gepseudonimiseerd burgerservicenummer en kosten 2015 uit de jaarstaat 2017.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 33\n De definitieve herberekening van het deelbedrag variabele zorgkosten 2015\n \n Het Zorginstituut herberekent definitief het deelbedrag variabele zorgkosten 2015 overeenkomstig artikel 26, met inachtneming van artikel 32.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 34\n De definitieve herberekening van het deelbedrag vaste zorgkosten 2015\n \n Het Zorginstituut herberekent definitief het deelbedrag vaste zorgkosten 2015 overeenkomstig artikel 27, met inachtneming van artikel 32.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 35\n De definitieve herberekening van het deelbedrag verpleging en verzorging 2015\n \n Het Zorginstituut herberekent definitief het deelbedrag verpleging en verzorging 2015 overeenkomstig artikel 28, met inachtneming van artikel 32.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 36\n De definitieve herberekening van het deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015\n \n Het Zorginstituut herberekent definitief het deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015 overeenkomstig artikel 29, met inachtneming van artikel 32.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 37\n De definitieve herberekening van de normatieve eigen risico opbrengst 2015\n \n Het Zorginstituut herberekent definitief het deelbedrag normatieve eigen risico opbrengst overeenkomstig artikel 30, met inachtneming van artikel 32.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 38\n De definitieve herberekening van het normatieve bedrag 2015 en de definitieve herberekening en de vaststelling van de bijdrage 2015\n \n \n 1\n Het Zorginstituut herberekent definitief het normatieve bedrag 2015 overeenkomstig artikel 31, met inachtneming van artikel 32.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut stelt de bijdrage 2015 vast in april 2019 ter hoogte van de in het vorige lid definitief berekende bijdrage.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201420151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n \n Hoofdstuk\n VI\n De uitkering voor de kosten van prestaties die door het zorginstituut naar het werkelijk bedrag worden vergoed\n \n \n Artikel\n 39\n \n \n 1\n Bij gelegenheid van de vaststelling van de bijdrage 2015, bedoeld in artikel 38, stelt het Zorginstituut per zorgverzekeraar ook de uitkering 2015 vast voor de kosten die op grond van de wet naar het werkelijke bedrag door het Zorginstituut worden vergoed.\n \n \n 2\n In afwachting van de vaststelling van de uitkering 2015 voor de kosten die op grond van de Zorgverzekeringswet naar het werkelijke bedrag door het Zorginstituut worden vergoed, stelt het Zorginstituut bij de voorlopige vaststelling van de bijdrage 2015, bedoeld in artikel 23, ook de voorlopige uitkering 2015 voor de kosten die op grond van de wet naar het werkelijke bedrag door het Zorginstituut worden vergoed, vast.\n \n \n 3\n In afwachting van de vaststelling van de uitkering 2015 voor de kosten die op grond van de wet naar het werkelijke bedrag door het Zorginstituut worden vergoed, stelt het Zorginstituut bij de tweede voorlopige vaststelling van de bijdrage 2015, bedoeld in artikel 31, ook de tweede voorlopige uitkering 2015 voor de kosten die op grond van de wet naar het werkelijke bedrag door het Zorginstituut worden vergoed, vast.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201420151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n \n Hoofdstuk\n VII\n De betalingen aan de zorgverzekeraars\n \n \n Artikel\n 40\n \n \n 1\n Het Zorginstituut betaalt de zorgverzekeraars de vereveningsbijdrage, bedoeld in artikel 12, vierde lid, uit. Het Zorginstituut maakt bij de betaling onderscheid naar de volgende bestanddelen:\n \n \n a.\n het deelbedrag variabele zorgkosten 2015;\n \n \n b.\n het deelbedrag vaste zorgkosten 2015;\n \n \n c.\n het deelbedrag verpleging en verzorging 2015;\n \n \n d.\n het deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015;\n \n \n e.\n een aftrekpost voor de normatieve eigen risico opbrengst 2015.\n \n \n \n \n 2\n Het Zorginstituut betaalt de zorgverzekeraars de uitkering in verband met uitvoeringskosten van verzekerden jonger dan achttien jaar, bedoeld in artikel 12, vijfde lid, gelijktijdig met de betaling genoemd in het eerste lid uit.\n \n \n 3\n Voor de betaling van de kosten, die op grond van de wet naar werkelijke kosten worden vergoed, kan het Zorginstituut ambtshalve een bedrag vaststellen, waarmee de betaling aan de zorgverzekeraars wordt verhoogd.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 41\n Betaling\n \n \n 1\n Het Zorginstituut bepaalt per zorgverzekeraar de som van de bestanddelen genoemd in artikel 40, eerste lid, onder a tot en met d en de uitkering, genoemd in artikel 40, tweede lid.\n \n \n 2\n Het Zorginstituut berekent per zorgverzekeraar de som van de vereveningsbijdrage 2015, bedoeld in artikel 12, zesde lid en de normatieve eigen risico opbrengst 2015, zoals bepaald in artikel 11, achtste lid en deelt het resultaat door het resultaat van het eerste lid.\n \n \n 3\n Het Zorginstituut vermenigvuldigt per zorgverzekeraar ieder van de bestanddelen genoemd in artikel 40, eerste lid, onder a tot en met d, en de uitkering bedoeld in artikel 40, tweede lid, met het percentage dat het resultaat is van het tweede lid.\n \n \n 4\n De resultaten van het derde lid worden respectievelijk genoemd als volgt:\n \n \n a.\n het netto te betalen bedrag dat betrekking heeft op het deelbedrag variabele zorgkosten 2015;\n \n \n b.\n het netto te betalen bedrag dat betrekking heeft op het deelbedrag vaste zorgkosten 2015;\n \n \n c.\n het netto te betalen bedrag dat betrekking heeft op het deelbedrag verpleging en verzorging 2015;\n \n \n d.\n het netto te betalen bedrag dat betrekking heeft op het deelbedrag geneeskundige geestelijke gezondheidszorg 2015;\n \n \n e.\n het netto te betalen bedrag dat betrekking heeft op de uitkering in verband met de uitvoeringskosten van verzekerden jonger dan achttien jaar.\n \n \n \n \n 5\n Het Zorginstituut betaalt de netto te betalen bedragen, bedoeld in het vierde lid, onder a tot en met e, verminderd met de aftrekpost voor de normatieve eigen risico opbrengst 2015, bedoeld in artikel 40, eerste lid, onder e, in termijnen op de eerste werkdag van de maand, overeenkomstig onderstaand betalingsschema:\n \n Betalingsschema\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Bestanddelen betalingen\n \n \n \n \n Betaalmoment\n \n \n \n Artikel 41 vierde lid, onder a\n \n \n \n Artikel 41\n vierde lid, onder b\n \n \n Artikel 41\n vierde lid, onder c\n \n \n Artikel 41\n vierde lid, onder d\n \n \n Artikel 41, vierde lid, onder e\n \n \n \n Artikel 40, eerste lid onder e\n \n \n \n \n \n \n \n januari 2015\n \n \n 0,69%\n \n \n 0,28%\n \n \n 1,10%\n \n \n 0,00%\n \n \n 8,33%\n \n \n 3,47%\n \n \n \n \n februari 2015\n \n \n 2,51%\n \n \n 1,33%\n \n \n 4,05%\n \n \n 0,00%\n \n \n 8,33%\n \n \n 8,29%\n \n \n \n \n maart 2015\n \n \n 5,36%\n \n \n 3,77%\n \n \n 7,01%\n \n \n 0,81%\n \n \n 8,34%\n \n \n 8,29%\n \n \n \n \n april 2015\n \n \n 6,07%\n \n \n 5,96%\n \n \n 8,78%\n \n \n 0,81%\n \n \n 8,33%\n \n \n 8,29%\n \n \n \n \n mei 2015\n \n \n 6,07%\n \n \n 5,96%\n \n \n 8,78%\n \n \n 1,01%\n \n \n 8,33%\n \n \n 8,29%\n \n \n \n \n juni 2015\n \n \n 6,07%\n \n \n 5,96%\n \n \n 8,78%\n \n \n 1,01%\n \n \n 8,34%\n \n \n 8,29%\n \n \n \n \n juli 2015\n \n \n 7,52%\n \n \n 5,96%\n \n \n 8,78%\n \n \n 1,73%\n \n \n 8,33%\n \n \n 6,48%\n \n \n \n \n augustus 2015\n \n \n 7,52%\n \n \n 5,96%\n \n \n 8,78%\n \n \n 1,73%\n \n \n 8,33%\n \n \n 6,48%\n \n \n \n \n september 2015\n \n \n 7,52%\n \n \n 5,96%\n \n \n 8,78%\n \n \n 1,73%\n \n \n 8,34%\n \n \n 6,48%\n \n \n \n \n oktober 2015\n \n \n 7,52%\n \n \n 5,96%\n \n \n 8,78%\n \n \n 2,63%\n \n \n 8,33%\n \n \n 6,48%\n \n \n \n \n november 2015\n \n \n 7,52%\n \n \n 5,96%\n \n \n 8,78%\n \n \n 2,63%\n \n \n 8,33%\n \n \n 6,48%\n \n \n \n \n december 2015\n \n \n 7,52%\n \n \n 5,96%\n \n \n 8,78%\n \n \n 2,63%\n \n \n 8,34%\n \n \n 6,48%\n \n \n \n \n januari 2016\n \n \n 6,32%\n \n \n 5,96%\n \n \n 7,66%\n \n \n 6,94%\n \n \n 0,00%\n \n \n 3,56%\n \n \n \n \n februari 2016\n \n \n 5,30%\n \n \n 5,96%\n \n \n 0,97%\n \n \n 6,94%\n \n \n 0,00%\n \n \n 3,56%\n \n \n \n \n maart 2016\n \n \n 4,79%\n \n \n 5,96%\n \n \n 0,16%\n \n \n 6,94%\n \n \n 0,00%\n \n \n 3,56%\n \n \n \n \n april 2016\n \n \n 1,93%\n \n \n 3,10%\n \n \n 0,03%\n \n \n 6,94%\n \n \n 0,00%\n \n \n 1,09%\n \n \n \n \n mei 2016\n \n \n 1,88%\n \n \n 3,10%\n \n \n 0,00%\n \n \n 6,94%\n \n \n 0,00%\n \n \n 1,09%\n \n \n \n \n juni 2016\n \n \n 1,86%\n \n \n 3,10%\n \n \n 0,00%\n \n \n 6,94%\n \n \n 0,00%\n \n \n 1,09%\n \n \n \n \n juli 2016\n \n \n 1,07%\n \n \n 2,36%\n \n \n 0,00%\n \n \n 6,94%\n \n \n 0,00%\n \n \n 0,50%\n \n \n \n \n augustus 2016\n \n \n 1,07%\n \n \n 2,36%\n \n \n 0,00%\n \n \n 6,94%\n \n \n 0,00%\n \n \n 0,50%\n \n \n \n \n september 2016\n \n \n 1,07%\n \n \n 2,36%\n \n \n 0,00%\n \n \n 6,94%\n \n \n 0,00%\n \n \n 0,50%\n \n \n \n \n oktober 2016\n \n \n 0,94%\n \n \n 2,24%\n \n \n 0,00%\n \n \n 6,94%\n \n \n 0,00%\n \n \n 0,25%\n \n \n \n \n november 2016\n \n \n 0,94%\n \n \n 2,24%\n \n \n 0,00%\n \n \n 6,94%\n \n \n 0,00%\n \n \n 0,25%\n \n \n \n \n december 2016\n \n \n 0,94%\n \n \n 2,24%\n \n \n 0,00%\n \n \n 6,94%\n \n \n 0,00%\n \n \n 0,25%\n \n \n \n \n \n \n \n 6\n Voor een zorgverzekeraar die zich op grond van artikel 25 van de wet aanmeldt bij de Nederlandse Zorgautoriteit nadat het Zorginstituut de bijdragen voor de zorgverzekeraars heeft toegekend, kan het Zorginstituut voor die zorgverzekeraar afwijken van de vorige leden.\n \n \n 7\n Het Zorginstituut kan, indien naar zijn oordeel uit nieuwe informatie blijkt dat de verwachting is dat bij de eerstvolgende herberekening of herziening van de vereveningsbijdrage, de vereveningsbijdrage meer dan 5 procent hoger zal zijn dan bij de laatst toegekende of voorlopig vastgestelde vereveningsbijdrage, afwijken van de vorige leden en de betalingen aan een zorgverzekeraar aanpassen.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 42\n Aanpassing bevoorschotting\n \n \n 1\n Bij de herberekening en herziening van de toegekende vereveningsbijdrage 2015 op grond van artikel 14 herziet het Zorginstituut de te betalen termijnen overeenkomstig artikel 41 voor de eerste keer. Het Zorginstituut verrekent het verschil tussen de reeds betaalde termijnen en de voor de eerste keer herziene termijnen.\n \n \n 2\n Bij gelegenheid van de eerste voorlopige vaststelling van de bijdrage, op grond van hoofdstuk III, herziet het Zorginstituut voor de tweede keer de te betalen termijnen overeenkomstig artikel 41. Het Zorginstituut verrekent het verschil tussen de reeds betaalde termijnen en de voor de tweede keer herziene termijnen.\n \n \n 3\n Bij gelegenheid van de tweede voorlopige vaststelling van de bijdrage, op grond van hoofdstuk IV, herziet het Zorginstituut de te betalen termijnen voor de derde keer overeenkomstig artikel 41. Het Zorginstituut verrekent het verschil tussen de reeds betaalde termijnen en de voor de derde maal herziene termijnen.\n \n \n 4\n Bij gelegenheid van de definitieve vaststelling van de bijdrage, op grond van hoofdstuk V, stelt het Zorginstituut de te betalen termijnen definitief vast overeenkomstig artikel 41.\n Het Zorginstituut verrekent het verschil tussen de reeds betaalde termijnen en de definitief te betalen termijnen.\n \n \n 5\n Indien toepassing van onderscheidenlijk het eerste, tweede, derde en vierde lid, resulteert in een positief saldo voor de zorgverzekeraar, betaalt het Zorginstituut dat saldo ineens aan de zorgverzekeraar.\n \n \n 6\n Indien toepassing van onderscheidenlijk het eerste, tweede, derde en vierde lid, resulteert in een negatief saldo voor de zorgverzekeraar, betaalt de betreffende zorgverzekeraar dat saldo in een keer terug aan het Zorginstituut.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 43\n \n \n 1\n De zorgverzekeraar en het Zorginstituut zijn over en weer rente verschuldigd en hebben over en weer aanspraak op rente over de verschillen, bedoeld in artikel 42.\n \n \n 2\n De rente, bedoeld in het eerste lid, wordt bij de eerste voorlopige, tweede voorlopige en de definitieve vaststelling van de uitkering door het Zorginstituut verwerkt en zo mogelijk verrekend met andere betalingen die uit deze vaststellingen voortvloeien.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 44\n Renteberekening\n \n \n 1\n Bij de verrekening van verschillen, bedoeld in artikel 42, tweede, derde en vierde lid, berekent het Zorginstituut rente over het verschil vanaf de datum waarop het verschil is ontstaan tot de datum waarop de verschillen worden verrekend.\n \n \n 2\n Bij de verrekening van de verschillen, bedoeld in artikel 42, tweede lid, berekent het Zorginstituut rente vanaf de betaaldata, genoemd in artikel 41 en artikel 42, eerste en tweede lid tot de datum van de voorlopige vaststelling van de bijdrage.\n \n \n 3\n Bij de verrekening van de verschillen, bedoeld in artikel 42, derde lid, berekent het Zorginstituut rente vanaf de betaaldata, genoemd in artikel 41 en artikel 42, eerste, tweede en derde lid tot de datum van de tweede voorlopige vaststelling van de bijdrage.\n \n \n 4\n Bij de verrekening van de verschillen, bedoeld in artikel 42, vierde lid, berekent het Zorginstituut rente vanaf de betaaldata, genoemd in artikel 41 en artikel 42 eerste, tweede, derde en vierde lid tot de datum van de definitieve vaststelling van de bijdrage.\n \n \n 5\n Voor een zorgverzekeraar waarvoor krachtens artikel 41, zesde en zevende lid, afwijkende betalingen hebben plaatsgevonden, kan het Zorginstituut bij de renteberekening afwijken van de vorige leden.\n \n \n 6\n Het Zorginstituut deelt het bedrag dat de zorgverzekeraar heeft terugbetaald op grond van artikel 42, zesde lid, voor de renteberekening naar rato toe aan de eerste dag van de maand waarin is terugbetaald en de eerste dag van de daaropvolgende maand, waarbij het uitgangspunt is de dag van terugbetaling.\n \n \n 7\n Voor het rentepercentage gaat het Zorginstituut uit van het gemiddelde van de maandrentes van het Euro Interbank Offered Rate (Euribortarief) voor driemaands termijngelden zonder onderpand bij toepassing van het eerste tot en met vijfde lid. Voor de laatste kalendermaand vóór de betaling gaat het Zorginstituut uit van de rente over de voorafgaande kalendermaand.\n \n \n 8\n De rente betreft een samengestelde rente en wordt op maandbasis berekend.\n Bij de berekening wordt een maand op 30 en een jaar op 360 dagen gesteld.\n \n \n 9\n Indien de situatie zich voordoet dat het in deze paragraaf bedoelde Euro Interbank Offered Rate (Euribortarief) niet meer kan worden toegepast, zal een zoveel als mogelijk overeenkomstig tarief worden gehanteerd.\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201420151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n \n Hoofdstuk\n VIII\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 45\n \n Deze beleidregels treden in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst en werken terug tot en met 1 oktober 2014.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n Artikel\n 46\n \n Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels vereveningsbijdrage zorgverzekering 2015.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-201420151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n \n \n Deze beleidsregels worden in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n Plv. Voorzitter Raad van Bestuur\n \n A.\n Boer\n \n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n \n Bijlage\n 1\n Toewijzing FKG’s diabetes 2015 op basis van farmaciegebruik voor diabetes en hypertensie\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Diabetes type I\n \n \n Diabetes type II\n \n \n Hypertensie\n \n \n Toewijzing FKG\n \n \n \n \n \n \n >180\n \n \n >180\n \n \n >180\n \n \n Diabetes type I\n \n \n \n \n >180\n \n \n >180\n \n \n ≤180\n \n \n Diabetes type I\n \n \n \n \n >180\n \n \n ≤180\n \n \n >180\n \n \n Diabetes type I\n \n \n \n \n >180\n \n \n ≤180\n \n \n ≤180\n \n \n Diabetes type I\n \n \n \n \n ≤180\n \n \n >180\n \n \n >180\n \n \n Diabetes type II met hypertensie\n \n \n \n \n ≤180\n \n \n >180\n \n \n ≤180\n \n \n Diabetes type II zonder hypertensie\n \n \n \n \n ≤180\n \n \n ≤180\n \n \n >180\n \n \n Geen\n \n \n \n \n ≤180\n \n \n ≤180\n \n \n ≤180\n \n \n Geen\n \n \n \n \n \n Bron: Zorginstituut\n Toelichting:\n Groter of kleiner dan 180 verwijst naar de dagdosering voor de betreffende FKG. De tabel beschrijft de verschillende situaties die mogelijk zijn bij een samenloop van farmaciegebruik voor diabetes en hypertensie. In de laatste kolom staat aangegeven welke FKG’s toegewezen worden in de betreffende situatie.\n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014\n \n20151220304-05-201520151220304-05-201506-05-201501-10-2014", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036586/manifest.xml", "content": "2015-05-062014-10-01tot-en-met2015-07-03T21:18:10+02:002017-02-16T06:54:58+01:00BWBR0036586.WTI2017-05-062015-05-069999-12-312015-05-069999-12-312015-07-02T02:44:52+02:002017-10-30T23:27:29+01:0064c880edd6911ad43648e5aa17f0ddb9ed887c8ce18f17fde34242029252c9f38f91db529030d86b200a1b4d66a468786ac6d32d67bde356d5d9ede5aba894f7378472014-10-012015-05-052015-05-069999-12-312015-07-02T02:44:54+02:002016-01-31T07:35:51+01:004cc2db470ac16cd4e29d030da456ce48c8372ddee854ef83eb96cf5a8c265890690dc074c36e902ce611de8579a4a22ec69360e6201f2566e2b86b4d502c01af39133", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036587/2015-06-01_0/xml/BWBR0036587_2015-06-01_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Economische Zaken van 1 mei 2015, nr. WJZ/15057631, tot instelling van de Nationaal Coördinator Groningen en de Overheidsdienst Groningen (Instellingsbesluit Nationaal Coördinator Groningen)20151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763120151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763101-06-2015\n Instellingsbesluit Nationaal Coördinator Groningen20151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763120151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763101-06-2015\n \n \n De Minister van Economische Zaken,\n \n Besluit:\n \n20151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763120151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763101-06-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n betrokken bestuurders: de betrokken ministers, de commissaris van de Koning en de gedeputeerden van de Provincie Groningen en de burgemeesters en wethouders van de betrokken gemeenten;\n \n \n b.\n \n betrokken bestuursorganen: de bestuursorganen van de betrokken gemeenten, de bestuursorganen van de provincie Groningen en de betrokken ministers;\n \n \n c.\n \n betrokken gemeenten: de gemeenten waarop het Programma Aardbevingsbestendig Groningen betrekking heeft;\n \n \n d.\n \n betrokken ministers: de ministers van Economische Zaken, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Infrastructuur en Milieu, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Veiligheid en Justitie en de Minister voor Wonen en Rijksdienst;\n \n \n e.\n \n Nationaal Coördinator: Nationaal Coördinator Groningen;\n \n \n f.\n \n Overheidsdienst: Overheidsdienst Groningen;\n \n \n g.\n \n Dialoogtafel: overlegorgaan om de verbinding met maatschappelijke organisaties en bewoners vorm te geven.\n \n \n h.\n \n Programma Aardbevingbestendig en Kansrijk Groningen: programma met maatregelen en voorzieningen om de opgaven in Groningen op het gebied van bescherming tegen veiligheidsrisico’s als gevolg van aardbevingen en het voorkomen en afhandelen van schade als gevolg van aardbevingen te realiseren en in samenhang de leefbaarheid, duurzaamheid en de economie van het aardbevingsgebied te bevorderen.\n \n \n20151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763120151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763101-06-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Er is een Nationaal Coördinator Groningen.\n \n \n 2\n De Nationaal Coördinator is onder verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken belast met het bevorderen van de totstandkoming en uitvoering van het Programma Aardbevingbestendig en Kansrijk Groningen.\n \n \n 3\n Tot de taken van de Nationaal Coördinator behoren:\n \n \n a.\n het jaarlijks doen van een voorstel voor het Programma Aardbevingbestendig en Kansrijk Groningen aan de betrokken ministers;\n \n \n b.\n het adviseren van de betrokken bestuursorganen over de uitvoering van het Programma Aardbevingbestendig en Kansrijk Groningen, waaronder het doen van voorstellen aan de betrokken bestuursorganen om hun bevoegdheden in te zetten;\n \n \n c.\n het doen van voorstellen voor de agenda van de betrokken onderraad van de Ministerraad, Gedeputeerde Staten van Groningen of de Colleges van Burgemeester en Wethouders van de betrokken gemeenten en het op verzoek bijstaan van betrokken bestuurders in het parlement, Provinciale Staten van de provincie Groningen respectievelijk de gemeenteraad van de betrokken gemeenten en in andere gremia;\n \n \n d.\n het coördineren en faciliteren van en het bijdragen aan de uitvoering van het Programma Aardbevingbestendig en Kansrijk Groningen;\n \n \n e.\n het bewaken van de voortgang van de uitvoering van het Programma Aardbevingsbestendig en Kansrijk Groningen en het rapporteren daarover aan de betrokken bestuursorganen;\n \n \n f.\n het bevorderen en voeren van overleg tussen en met bestuurders;\n \n \n g.\n het bevorderen van maatschappelijk, politiek en bestuurlijk draagvlak voor het Programma Aardbevingbestendig en Kansrijk Groningen en van maatschappelijke participatie in de uitvoering daarvan en het bijdragen aan herstel van vertrouwen, waarbij de Nationaal Coördinator Groningen de Dialoogtafel betrekt;\n \n \n h.\n het bevorderen van de communicatie over het Programma Aardbevingbestendig en Kansrijk Groningen.\n \n \n \n \n 4\n De Nationaal Coördinator wordt door de Minister van Economische Zaken benoemd voor een periode van ten hoogste vijf jaren en is ten hoogste eenmaal herbenoembaar.\n \n \n 5\n De Nationaal Coördinator Groningen is op het terrein van gaswinning of aardbevingsschade als gevolg van gaswinning, of in de provincie Groningen of in een betrokken gemeente, niet werkzaam in een andere bestuurlijke of ambtelijke functie of in de private sector.\n \n20151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763120151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763101-06-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Er is een Overheidsdienst Groningen die ressorteert onder de Minister van Economische Zaken.\n \n \n 2\n De Overheidsdienst staat onder leiding van de Nationaal Coördinator en heeft een regionaal deel en een interdepartementaal deel.\n \n \n 3\n De Overheidsdienst heeft tot taak het ondersteunen van de Nationaal Coördinator.\n \n20151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763120151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763101-06-2015\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juni 2015.\n20151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763120151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763101-06-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Nationaal Coördinator Groningen.\n20151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763120151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763101-06-2015\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 1 mei 2015\n \n \n De Minister van Economische Zaken,H.G.J.Kamp\n20151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763120151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763101-06-2015\n \n20151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763120151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763101-06-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036587/2018-05-05_0/xml/BWBR0036587_2018-05-05_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Economische Zaken van 1 mei 2015, nr. WJZ/15057631, tot instelling van de Nationaal Coördinator Groningen en de Overheidsdienst Groningen (Instellingsbesluit Nationaal Coördinator Groningen)20151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763120151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763101-06-2015\n Instellingsbesluit Nationaal Coördinator Groningen20151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763120151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763101-06-2015\n \n \n De Minister van Economische Zaken,\n \n Besluit:\n \n20151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763120151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763101-06-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n betrokken bestuurders: de betrokken ministers, de commissaris van de Koning en de gedeputeerden van de Provincie Groningen en de burgemeesters en wethouders van de betrokken gemeenten;\n \n \n b.\n \n betrokken bestuursorganen: de bestuursorganen van de betrokken gemeenten, de bestuursorganen van de provincie Groningen en de betrokken ministers;\n \n \n c.\n \n betrokken gemeenten: de gemeenten waarop het Programma Aardbevingsbestendig Groningen betrekking heeft;\n \n \n d.\n \n betrokken ministers: de ministers van Economische Zaken en Klimaat, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Infrastructuur en Waterstaat, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Justitie en Veiligheid;\n \n \n e.\n \n Nationaal Coördinator: Nationaal Coördinator Groningen;\n \n \n f.\n \n Overheidsdienst: Overheidsdienst Groningen;\n \n \n g.\n \n Programma Aardbevingbestendig en Kansrijk Groningen: programma met maatregelen en voorzieningen om de opgaven in Groningen op het gebied van bescherming tegen veiligheidsrisico’s als gevolg van aardbevingen te realiseren en in samenhang de leefbaarheid, duurzaamheid en de economie van het aardbevingsgebied te bevorderen.\n \n \n20182593804-05-201826-04-2018WJZ/1802710120182593804-05-201826-04-2018WJZ/1802710105-05-2018\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Er is een Nationaal Coördinator Groningen.\n \n \n 2\n De Nationaal Coördinator is onder verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken en Klimaat belast met het bevorderen van de totstandkoming en uitvoering van het Programma Aardbevingbestendig en Kansrijk Groningen.\n \n \n 3\n Tot de taken van de Nationaal Coördinator behoren:\n \n \n a.\n het jaarlijks doen van een voorstel voor het Programma Aardbevingbestendig en Kansrijk Groningen aan de betrokken ministers;\n \n \n b.\n het adviseren van de betrokken bestuursorganen over de uitvoering van het Programma Aardbevingbestendig en Kansrijk Groningen, waaronder het doen van voorstellen aan de betrokken bestuursorganen om hun bevoegdheden in te zetten;\n \n \n c.\n het doen van voorstellen voor de agenda van de betrokken onderraad van de Ministerraad, Gedeputeerde Staten van Groningen of de Colleges van Burgemeester en Wethouders van de betrokken gemeenten en het op verzoek bijstaan van betrokken bestuurders in het parlement, Provinciale Staten van de provincie Groningen respectievelijk de gemeenteraad van de betrokken gemeenten en in andere gremia;\n \n \n d.\n het coördineren en faciliteren van en het bijdragen aan de uitvoering van het Programma Aardbevingbestendig en Kansrijk Groningen;\n \n \n e.\n het bewaken van de voortgang van de uitvoering van het Programma Aardbevingsbestendig en Kansrijk Groningen en het rapporteren daarover aan de betrokken bestuursorganen;\n \n \n f.\n het bevorderen en voeren van overleg tussen en met bestuurders;\n \n \n g.\n het bevorderen van maatschappelijk, politiek en bestuurlijk draagvlak voor het Programma Aardbevingbestendig en Kansrijk Groningen en van maatschappelijke participatie in de uitvoering daarvan en het bijdragen aan herstel van vertrouwen;\n \n \n h.\n het bevorderen van de communicatie over het Programma Aardbevingbestendig en Kansrijk Groningen.\n \n \n \n \n 4\n De Nationaal Coördinator wordt door de Minister van Economische Zaken en Klimaat benoemd voor een periode van ten hoogste vijf jaren en is ten hoogste eenmaal herbenoembaar.\n \n \n 5\n De Nationaal Coördinator Groningen is op het terrein van gaswinning of aardbevingsschade als gevolg van gaswinning, of in de provincie Groningen of in een betrokken gemeente, niet werkzaam in een andere bestuurlijke of ambtelijke functie of in de private sector.\n \n20182593804-05-201826-04-2018WJZ/1802710120182593804-05-201826-04-2018WJZ/1802710105-05-2018\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Er is een Overheidsdienst Groningen die ressorteert onder de Minister van Economische Zaken en Klimaat.\n \n \n 2\n De Overheidsdienst staat onder leiding van de Nationaal Coördinator en heeft een regionaal deel en een interdepartementaal deel.\n \n \n 3\n De Overheidsdienst heeft tot taak het ondersteunen van de Nationaal Coördinator.\n \n20182593804-05-201826-04-2018WJZ/1802710120182593804-05-201826-04-2018WJZ/1802710105-05-2018\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juni 2015.\n20151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763120151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763101-06-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Nationaal Coördinator Groningen.\n20151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763120151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763101-06-2015\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 1 mei 2015\n \n \n De Minister van Economische Zaken,H.G.J.Kamp\n20151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763120151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763101-06-2015\n \n20151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763120151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763101-06-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036587/2019-06-05_0/xml/BWBR0036587_2019-06-05_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Economische Zaken van 1 mei 2015, nr. WJZ/15057631, tot instelling van de Nationaal Coördinator Groningen en de Overheidsdienst Groningen (Instellingsbesluit Nationaal Coördinator Groningen)20151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763120151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763101-06-2015\n Instellingsbesluit Nationaal Coördinator Groningen20151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763120151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763101-06-2015\n \n \n De Minister van Economische Zaken,\n \n Besluit:\n \n20151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763120151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763101-06-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n –\n \n betrokken bestuurders: betrokken ministers, de commissaris van de Koning en de gedeputeerden van de Provincie Groningen en de burgemeesters en wethouders van de betrokken gemeenten;\n \n \n –\n \n betrokken bestuursorganen: bestuursorganen van de betrokken gemeenten, de bestuursorganen van de provincie Groningen en de betrokken ministers;\n \n \n –\n \n betrokken gemeenten: de gemeenten waarop het Programma Aardbevingsbestendig Groningen betrekking heeft;\n \n \n –\n \n betrokken ministers: de ministers van Economische Zaken en Klimaat, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Infrastructuur en Waterstaat, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Justitie en Veiligheid;\n \n \n –\n \n Centrum voor Veilig Wonen: besloten vennootschap Arcadis CED Project Service Bureau B.V.;\n \n \n –\n \n college van burgemeester en wethouders: college van burgermeester en wethouders als bedoeld in het Besluit versterking gebouwen Groningen;\n \n \n –\n \n commissie: Tijdelijke commissie versterken als bedoeld in artikel 15 van het Besluit versterking gebouwen Groningen;\n \n \n –\n \n gemeenteraad: gemeenteraad als bedoeld in het Besluit versterking gebouwen Groningen;\n \n \n –\n \n minister: Minister van Economische Zaken en Klimaat;\n \n \n –\n \n plan van aanpak: plan van aanpak als bedoeld in artikel 6 het Besluit versterking gebouwen Groningen;\n \n \n –\n \n Programma Aardbevingbestendig en Kansrijk Groningen: programma met maatregelen en voorzieningen om de opgaven in Groningen op het gebied van bescherming tegen veiligheidsrisico’s als gevolg van aardbevingen te realiseren en in samenhang de leefbaarheid, duurzaamheid en de economie van het aardbevingsgebied te bevorderen;\n \n \n –\n \n Tijdelijke Overeenkomst Operationalisering Aansturing Versterkingsoperatie: Tijdelijke Overeenkomst Operationalisering Aansturing Versterkingsoperatie tussen de Staat en de NAM van 16 mei 2019;\n \n \n –\n \n tijdelijke samenwerkingsovereenkomst: tijdelijke samenwerkingsovereenkomst NCG met CVW over versterkingsoperatie van 17 mei 2019;\n \n \n –\n \n versterkingsbesluit: versterkingsbesluit als bedoeld in artikel 9 van het Besluit versterking gebouwen Groningen.\n \n \n20193056504-06-201920-05-2019WJZ/1912706120193056504-06-201920-05-2019WJZ/1912706105-06-2019\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Er is een Dienst Nationaal Coördinator Groningen die ressorteert onder de minister.\n \n \n 2\n De Dienst Nationaal Coördinator Groningen staat onder leiding van de directeur Nationaal Coördinator Groningen.\n \n \n 3\n Tot de taken van de Dienst Nationaal Coördinator Groningen behoren:\n \n \n a.\n het jaarlijks doen van een voorstel voor het Programma Aardbevingbestendig en Kansrijk Groningen aan de betrokken ministers;\n \n \n b.\n het adviseren van de betrokken bestuursorganen over de uitvoering van het Programma Aardbevingbestendig en Kansrijk Groningen, waaronder het doen van voorstellen aan de betrokken bestuursorganen om hun bevoegdheden in te zetten;\n \n \n c.\n het doen van voorstellen voor de agenda van de betrokken onderraad van de Ministerraad, Gedeputeerde Staten van Groningen of de Colleges van Burgemeester en Wethouders van de betrokken gemeenten en het op verzoek bijstaan van betrokken bestuurders in het parlement, Provinciale Staten van de provincie Groningen respectievelijk de gemeenteraad van de betrokken gemeenten en in andere gremia;\n \n \n d.\n het coördineren en faciliteren van en het bijdragen aan de uitvoering van het Programma Aardbevingbestendig en Kansrijk Groningen waaronder het zorg dragen voor de uitvoering van de versterking van gebouwen en werken in verband met de beweging van de bodem als gevolg van de exploitatie van het Groningerveld en daarmee samenhangende werkzaamheden;\n \n \n e.\n het bewaken van de voortgang van de uitvoering van het Programma Aardbevingsbestendig en Kansrijk Groningen en het rapporteren daarover aan de betrokken bestuursorganen;\n \n \n f.\n het bevorderen en voeren van overleg tussen en met bestuurders;\n \n \n g.\n het bevorderen van maatschappelijk, politiek en bestuurlijk draagvlak voor het Programma Aardbevingbestendig en Kansrijk Groningen en van maatschappelijke participatie in de uitvoering daarvan en het bijdragen aan herstel van vertrouwen;\n \n \n h.\n het bevorderen van de communicatie over het Programma Aardbevingbestendig en Kansrijk Groningen;\n \n \n i.\n in het kader van het Besluit versterking gebouwen Groningen:\n \n \n 1°\n het ondersteunen van de commissie bij de uitoefening van de aan de commissie ingevolge het Besluit versterking gebouwen Groningen opgedragen taken;\n \n \n 2°\n het ondersteunen van het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad bij de uitoefening van hun in het Besluit versterking gebouwen Groningen genoemde rollen bij de versterkingsoperatie;\n \n \n 3°\n het namens de minister voorbereiden en nemen van versterkingsbesluiten;\n \n \n 4°\n zorgdragen voor de uitvoering van de versterkingsbesluiten conform het plan van aanpak;\n \n \n \n \n j.\n het, met in achtneming van artikelen 3 en 4 van de Tijdelijke Overeenkomst Operationalisering Aansturing Versterkingsoperatie, operationeel aansturen van het Centrum voor Veilig Wonen binnen de kaders van de tijdelijke samenwerkingsovereenkomst;\n \n \n k.\n het verslag doen van haar werkzaamheden aan de minister, de commissie, Staatstoezicht op de Mijnen en de regionale overheden waarbij ten minste aandacht besteed wordt aan de scope van de versterkingsoperatie, de voortgang van de uitvoering, de planning, de financiële verplichtingen en uitgaven;\n \n \n l.\n het benoemen, schorsen en ontslaan van de leden van de Raad van Arbiters Bodembeweging en van de Commissie bijzondere situaties.\n \n \n \n \n 4\n De Nationaal Coördinator wordt door de Minister van Economische Zaken en Klimaat benoemd voor een periode van ten hoogste vijf jaren en is ten hoogste eenmaal herbenoembaar.\n \n \n 5\n De Nationaal Coördinator Groningen is op het terrein van gaswinning of aardbevingsschade als gevolg van gaswinning, of in de provincie Groningen of in een betrokken gemeente, niet werkzaam in een andere bestuurlijke of ambtelijke functie of in de private sector.\n \n20193056504-06-201920-05-2019WJZ/1912706120193056504-06-201920-05-2019WJZ/1912706105-06-2019\n \n \n Artikel\n 3\n \nVervallen20193056504-06-201920-05-2019WJZ/1912706120193056504-06-201920-05-2019WJZ/1912706105-06-2019\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juni 2015.\n20151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763120151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763101-06-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Nationaal Coördinator Groningen.\n20151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763120151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763101-06-2015\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 1 mei 2015\n \n \n De Minister van Economische Zaken,H.G.J.Kamp\n20151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763120151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763101-06-2015\n \n20151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763120151251106-05-201501-05-2015WJZ/1505763101-06-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036587/manifest.xml", "content": "2015-06-012015-07-03T17:06:40+02:002023-10-13T06:19:33+02:00BWBR0036587.WTI2021-07-072015-06-012018-05-042015-06-019999-12-312015-07-02T02:45:10+02:002018-05-05T06:25:03+02:00562a3e78bae3b33ee38f65ca8e68e4bc3a9602711252aced0c928200fc33af5f44ee5b4be1494f639c68e73d1f402bffeddfde10ce523cc8144e0d577ec534f436102018-05-052019-06-042018-05-059999-12-312018-05-05T06:25:08+02:002019-06-05T06:30:15+02:00fea0bd8fd54e5a2924130c408e7afc6f6adf23c20e246403ccb7c50acd24e343dcddfff9ef344089a3920831a8d7745bde15f5ed2c3979669fb099ad48a8966036312019-06-052021-07-062019-06-059999-12-312019-06-05T06:30:14+02:002021-07-08T06:36:11+02:00692044b38ce818be73f887783821dc6357506e958a316ad044d1104c0671b2fdfb721e94d4d1ce0951fe693ea106cad51bfddb917cf2c2d0a8767d9017fd798a4485", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036588/2015-04-01_1/xml/BWBR0036588_2015-04-01_1.xml", "content": "\n Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 1 mei 2015, nr. DGAN-PDJNG/15028662, houdende vaststelling van vergoedingen voor leden, externe deskundigen en voorzitter van de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten (Besluit vergoedingen Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten)20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-201501-04-2015Stcrt. 2015, 12711, datum inwerkingtreding 07-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2015.\n Besluit vergoedingen Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-201501-04-2015Stcrt. 2015, 12711, datum inwerkingtreding 07-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2015.\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,\n \n Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;\n \n \n Besluit:\n \n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-201501-04-2015Stcrt. 2015, 12711, datum inwerkingtreding 07-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2015.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n \n 1\n Aan de voorzitter van de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,069.\n \n \n 2\n Aan het lid van de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten, niet zijnde de voorzitter, dat structureel de Scientific Review Group en het Planten- en Dierencomité bijwoont, wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,139.\n \n \n 3\n Aan de leden van de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten, niet zijnde de voorzitter of het lid, bedoeld in het tweede lid, wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,069.\n \n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-201501-04-2015Stcrt. 2015, 12711, datum inwerkingtreding 07-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2015.\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Aan de per 1 april 2015 aan de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten toegevoegde externe deskundigen wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,069.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid wordt voor de externe deskundige, die structureel de Scientific Review Group en het Planten- en Dierencomité bijwoont, een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,139.\n \n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-201501-04-2015Stcrt. 2015, 12711, datum inwerkingtreding 07-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2015.\n \n \n Artikel\n 3\n \n De Vergoedingenregeling leden commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten wordt ingetrokken.\n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-201501-04-2015Stcrt. 2015, 12711, datum inwerkingtreding 07-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2015.\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vergoedingen Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten.\n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-201501-04-2015Stcrt. 2015, 12711, datum inwerkingtreding 07-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2015.\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 2015.\n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-201501-04-2015Stcrt. 2015, 12711, datum inwerkingtreding 07-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2015.\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 1 mei 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,namens deze,M.R.P.M.CampsSecretaris-generaal\n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-201501-04-2015Stcrt. 2015, 12711, datum inwerkingtreding 07-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2015.\n \n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036588/2015-05-07_0/xml/BWBR0036588_2015-05-07_0.xml", "content": "\n Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 1 mei 2015, nr. DGAN-PDJNG/15028662, houdende vaststelling van vergoedingen voor leden, externe deskundigen en voorzitter van de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten (Besluit vergoedingen Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten)\n Besluit vergoedingen Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,\n \n Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;\n \n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n \n 1\n Aan de voorzitter van de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,069.\n \n \n 2\n Aan het lid van de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten, niet zijnde de voorzitter, dat structureel de Scientific Review Group en het Planten- en Dierencomité bijwoont, wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,139.\n \n \n 3\n Aan de leden van de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten, niet zijnde de voorzitter of het lid, bedoeld in het tweede lid, wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,069.\n \n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Aan de per 1 april 2015 aan de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten toegevoegde externe deskundigen wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,069.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid wordt voor de externe deskundige, die structureel de Scientific Review Group en het Planten- en Dierencomité bijwoont, een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,139.\n \n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n De Vergoedingenregeling leden commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten wordt ingetrokken.\n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vergoedingen Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten.\n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 2015.\n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 1 mei 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,namens deze,M.R.P.M.CampsSecretaris-generaal\n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036588/2016-01-01_0/xml/BWBR0036588_2016-01-01_0.xml", "content": "\n Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 1 mei 2015, nr. DGAN-PDJNG/15028662, houdende vaststelling van vergoedingen voor leden, externe deskundigen en voorzitter van de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten (Besluit vergoedingen Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten)\n Besluit vergoedingen Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,\n \n Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;\n \n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n \n 1\n Aan de voorzitter van de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,069.\n \n \n 2\n Aan het lid van de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten, niet zijnde de voorzitter, dat structureel de Scientific Review Group en het Planten- en Dierencomité bijwoont, wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,139.\n \n \n 3\n Aan de leden van de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten, niet zijnde de voorzitter of het lid, bedoeld in het tweede lid, wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,069.\n \n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Aan de per 1 april 2015 aan de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten toegevoegde externe deskundigen wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,069.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid wordt voor de externe deskundige, die structureel de Scientific Review Group en het Planten- en Dierencomité bijwoont, een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,139.\n \n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n De Vergoedingenregeling leden commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten wordt ingetrokken.\n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vergoedingen Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten.\n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 2015.\n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 1 mei 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,namens deze,M.R.P.M.CampsSecretaris-generaal\n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036588/2016-01-01_1/xml/BWBR0036588_2016-01-01_1.xml", "content": "BWBR0036588_2016-01-01_0\n Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 1 mei 2015, nr. DGAN-PDJNG/15028662, houdende vaststelling van vergoedingen voor leden, externe deskundigen en voorzitter van de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten (Besluit vergoedingen Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten)\n Besluit vergoedingen Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,\n \n Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;\n \n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n \n 1\n Aan de voorzitter van de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,069.\n \n \n 2\n Aan het lid van de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten, niet zijnde de voorzitter, dat structureel de Scientific Review Group en het Planten- en Dierencomité bijwoont, wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,139.\n \n \n 3\n Aan de leden van de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten, niet zijnde de voorzitter of het lid, bedoeld in het tweede lid, wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,069.\n \n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-201501-01-2016Stcrt. 2016, 3725, datum inwerkingtreding 29-01-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.1Aan de voorzitter van de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,222.\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Aan de per 1 april 2015 aan de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten toegevoegde externe deskundigen wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,069.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid wordt voor de externe deskundige, die structureel de Scientific Review Group en het Planten- en Dierencomité bijwoont, een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,139.\n \n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n De Vergoedingenregeling leden commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten wordt ingetrokken.\n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vergoedingen Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten.\n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 2015.\n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 1 mei 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,namens deze,M.R.P.M.CampsSecretaris-generaal\n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036588/2016-01-29_0/xml/BWBR0036588_2016-01-29_0.xml", "content": "\n Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 1 mei 2015, nr. DGAN-PDJNG/15028662, houdende vaststelling van vergoedingen voor leden, externe deskundigen en voorzitter van de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten (Besluit vergoedingen Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten)\n Besluit vergoedingen Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,\n \n Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;\n \n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n \n 1\n Aan de voorzitter van de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,222.\n \n \n 2\n Aan het lid van de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten, niet zijnde de voorzitter, dat structureel de Scientific Review Group en het Planten- en Dierencomité bijwoont, wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,139.\n \n \n 3\n Aan de leden van de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten, niet zijnde de voorzitter of het lid, bedoeld in het tweede lid, wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,069.\n \n2016372528-01-201620-01-2016DGAN-PDJNG/151378972016372528-01-201620-01-2016DGAN-PDJNG/1513789729-01-201601-01-2016\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Aan de per 1 april 2015 aan de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten toegevoegde externe deskundigen wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,069.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid wordt voor de externe deskundige, die structureel de Scientific Review Group en het Planten- en Dierencomité bijwoont, een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,139.\n \n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n De Vergoedingenregeling leden commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten wordt ingetrokken.\n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vergoedingen Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten.\n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 2015.\n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 1 mei 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,namens deze,M.R.P.M.CampsSecretaris-generaal\n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036588/2017-01-01_0/xml/BWBR0036588_2017-01-01_0.xml", "content": "\n Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 1 mei 2015, nr. DGAN-PDJNG/15028662, houdende vaststelling van vergoedingen voor leden, externe deskundigen en voorzitter van de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten (Besluit vergoedingen Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten)20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n Besluit vergoedingen Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,\n \n Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;\n \n \n Besluit:\n \n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n \n 1\n Aan de voorzitter van de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,222.\n \n \n 2\n Aan het lid van de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten, niet zijnde de voorzitter, dat structureel de Scientific Review Group en het Planten- en Dierencomité bijwoont, wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,139.\n \n \n 3\n Aan de leden van de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten, niet zijnde de voorzitter of het lid, bedoeld in het tweede lid, wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,069.\n \n2016372528-01-201620-01-2016DGAN-PDJNG/151378972016372528-01-201620-01-2016DGAN-PDJNG/1513789729-01-201601-01-2016\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Aan de per 1 april 2015 aan de Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten toegevoegde externe deskundigen wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,069.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid wordt voor de externe deskundige, die structureel de Scientific Review Group en het Planten- en Dierencomité bijwoont, een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 16 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,139.\n \n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n De Vergoedingenregeling leden commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten wordt ingetrokken.\n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vergoedingen Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten.\n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 2015.\n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 1 mei 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,namens deze,M.R.P.M.CampsSecretaris-generaal\n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015\n \n20151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866220151271106-05-201501-05-2015DGAN-PDJNG/1502866207-05-201501-04-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036588/manifest.xml", "content": "2015-05-072015-04-01tot-en-met2015-07-03T14:01:22+02:002017-06-20T07:01:55+02:00BWBR0036588.WTI2017-06-172017-01-01tot-en-met2015-05-072015-12-312015-05-079999-12-312015-07-02T02:45:27+02:002016-01-29T09:56:14+01:004b45c4424b11ef89e645e2d412ebac0cd4b46848261d7b0a78d46dbe986e9acd3e903c326703665e1b12f5f79efc057319e60bed94e592ddf26a1eb76228bf1126342015-04-012015-05-062015-05-079999-12-312015-07-02T02:45:27+02:002016-01-21T11:10:32+01:00040f86d11ad607abb453c6772efa9fc3f46869e53cb17e972e3b8b27a8f6c088ae96852d9a95e7a1a1f68259526e0eb5418b8229b47a285b9164838ec02faa5028622016-01-012016-01-282015-05-072016-01-282016-01-29T09:56:13+01:002016-01-29T09:56:13+01:00e623e1c2c7cc3fba015b7e360b728eac5d193b46f002eba26a5b8244679bc4fa8e29869c3d1aa860a318c98dee1752ff3e5182bae8a6686e1d060e2ac9998fa726452016-01-292016-12-312016-01-299999-12-312016-01-29T09:56:13+01:002017-06-20T07:02:22+02:00b045afa2ffd16f3ebbefe75ba671c708426975bedd27a3f21a71f67cf5210ee83edf3dd27bec1b4015d218cdc9b2f4adaa23d9270cfdb8fe6e6dc1480a904b5727812016-01-012016-01-282016-01-299999-12-312016-01-29T09:56:13+01:002016-01-29T09:56:13+01:009a1132a9f4e44aae6b6df6b98099da545097ec82fe2f05bf56162376b1965fc318aff8a9d126cdcdc81fdeb27dda7185046009603b028f525c5cee39e62f4e1628302017-01-012017-06-162016-01-292017-06-162017-06-20T07:02:22+02:002017-06-20T07:02:22+02:0048abfc15e7e8f3c3725e7d91334415b22a94d453d33ed0765e328c54c7062c82d38335586bc4681c7d1a8af0c9b0a0d273997a59bbf7425f3b66e804d3d85d072811", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036590/2015-08-01_0/xml/BWBR0036590_2015-08-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 16 april 2015, nr. PO/FenV/729181, houdende bijzondere bekostiging bij samenvoeging van basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs en scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs, met ingang van het schooljaar 2015–2016 (Regeling bijzondere bekostiging bij samenvoeging van scholen in het primair onderwijs)\n Regeling bijzondere bekostiging bij samenvoeging van scholen in het primair onderwijs\n \n \n De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,\n \n Gelet op artikel 123, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, en artikel 120, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra;\n \n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n Paragraaf\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n WPO:\n Wet op het primair onderwijs;\n \n \n b.\n \n WEC:\n Wet op de expertisecentra;\n \n \n c.\n \n basisschool: basisschool als bedoeld in artikel 1 van de WPO;\n \n \n d.\n \n speciale school voor basisonderwijs: speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WPO;\n \n \n e.\n \n school voor (voortgezet) speciaal onderwijs: school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WEC, niet zijnde een instelling.\n \n \n20151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-201520151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-2015\n \n \n Paragraaf\n 2\n Bijzondere bekostiging wegens samenvoeging van basisscholen\n \n \n Artikel\n 2\n Formule berekenen bijzondere bekostiging wegens samenvoeging van basisscholen\n \n De bijzondere bekostiging wegens samenvoeging van basisscholen wordt berekend volgens de formule (X – Y) + (Xs – Ys), waarin:\n X = de som van de bekostiging van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van de artikelen 23, 24, 25, 28 en 28a van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden, en\n Y = de som van de bekostiging van de samengevoegde school, berekend op grond van de artikelen 23, 24, 25, 28 en 28a van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging.\n Xs = de som van de bekostiging van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van artikel 26, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden, en\n Ys = de som van de bekostiging van de samengevoegde school, berekend op grond van artikel 26, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging.\n20151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-2015\n \n Artikel\n 3\n Bijzondere bekostiging wegens samenvoeging per 1 augustus 2015 tot en met 31 juli 2025 van basisscholen\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van een basisschool die op 1 augustus van een van de jaren 2015 tot en met 2024 is ontstaan uit samenvoeging van twee of meer zelfstandige basisscholen, ontvangt de eerste zes schooljaren na de samenvoeging bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van leraren en die van de schoolleiding.\n \n \n 2\n De bijzondere bekostiging voor het eerste schooljaar na de samenvoeging wordt berekend overeenkomstig artikel 2.\n \n \n 3\n Voor het tweede tot en met het zesde schooljaar na de samenvoeging wordt de op grond van artikel 2 berekende bekostiging telkens per schooljaar aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van basisscholen.\n \n \n 4\n Een eerdere aanspraak op bijzondere bekostiging op grond van dit artikel vervalt indien een basisschool, die is ontstaan uit een samenvoeging als bedoeld in het eerste lid, binnen 6 jaar na de samenvoeging weer betrokken is bij een samenvoeging, waarvoor op grond van dit artikel bijzondere bekostiging voor de personeelskosten wordt toegekend.\n \n \n 5\n Dit artikel is niet van toepassing op een samenvoeging van scholen waarbij één of meer van de betrokken scholen op het moment van samenvoeging nog niet langer dan 5 schooljaren wordt bekostigd.\n \n20151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-2015\n \n Artikel\n 4\n Bijzondere bekostiging wegens samenvoeging op 1 augustus 2014 van basisscholen\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van een basisschool die op 1 augustus 2014 is ontstaan uit een samenvoeging van twee of meer zelfstandige basisscholen en die daarvoor bijzondere bekostiging heeft ontvangen, ontvangt voor de schooljaren 2015–2016 tot en met 2019–2020 bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van leraren en die van de schoolleiding.\n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde bekostiging is voor de daarin genoemde schooljaren per schooljaar de op grond van artikel 2 berekende bekostiging, telkens aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van basisscholen.\n \n \n 3\n De bijzondere bekostiging op grond van dit artikel vervalt indien een basisschool, die is ontstaan uit een samenvoeging als bedoeld in het eerste lid, binnen 6 jaar na de samenvoeging weer betrokken is bij een samenvoeging, waarvoor op grond van artikel 3 bijzondere bekostiging voor de personeelskosten wordt toegekend.\n \n20151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-2015\n \n Artikel\n 5\n Bijzondere bekostiging wegens samenvoeging op 1 augustus 2013 van basisscholen\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van een basisschool die op 1 augustus 2013 is ontstaan uit een samenvoeging van twee of meer zelfstandige basisscholen en die daarvoor bijzondere bekostiging heeft ontvangen, ontvangt voor de schooljaren 2015–2016 tot en met 2018–2019 bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van leraren en die van de schoolleiding.\n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde bekostiging is voor de daarin genoemde schooljaren per schooljaar de op grond van artikel 2 berekende bekostiging, telkens aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van basisscholen.\n \n \n 3\n De bijzondere bekostiging op grond van dit artikel vervalt indien een basisschool, die is ontstaan uit een samenvoeging als bedoeld in het eerste lid, binnen 6 jaar na de samenvoeging weer betrokken is bij een samenvoeging, waarvoor op grond van artikel 3 of 4 bijzondere bekostiging voor de personeelskosten wordt toegekend.\n \n20151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-2015\n \n Artikel\n 6\n Bijzondere bekostiging wegens samenvoeging op 1 augustus 2012 van basisscholen\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van een basisschool die op 1 augustus 2012 is ontstaan uit een samenvoeging van twee of meer zelfstandige basisscholen en die daarvoor bijzondere bekostiging heeft ontvangen, ontvangt voor de schooljaren 2015–2016 tot en met schooljaar 2017–2018 bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van leraren en die van de schoolleiding.\n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde bekostiging is voor de daarin genoemde schooljaren de op grond van artikel 2 berekende bekostiging, telkens aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van basisscholen.\n \n \n 3\n De bijzondere bekostiging op grond van dit artikel vervalt indien een basisschool, die is ontstaan uit een samenvoeging als bedoeld in het eerste lid, binnen 6 jaar na de samenvoeging weer betrokken is bij een samenvoeging, waarvoor op grond van artikel 3, 4 of 5, bijzondere bekostiging voor de personeelskosten wordt toegekend.\n \n20151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-2015\n \n Artikel\n 7\n Bijzondere bekostiging wegens samenvoeging op 1 augustus 2011 van basisscholen\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van een basisschool die op 1 augustus 2011 is ontstaan uit een samenvoeging van twee of meer zelfstandige basisscholen en die daarvoor bijzondere bekostiging heeft ontvangen, ontvangt voor het schooljaar 2015–2016 bijzondere bekostiging, voor de personeelskosten van leraren en die van de schoolleiding.\n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde bekostiging bedraagt 20% van de bekostiging berekend overeenkomstig artikel 2, aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van basisscholen.\n \n \n 3\n De bijzondere bekostiging op grond van dit artikel vervalt indien een basisschool, die is ontstaan uit een samenvoeging als bedoeld in het eerste lid, op 1 augustus 2015 weer betrokken is bij een samenvoeging, waarvoor op grond van artikel 3 bijzondere bekostiging voor de personeelskosten wordt toegekend.\n \n20151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-201520151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-2015\n \n \n Paragraaf\n 3\n Bijzondere bekostiging wegens samenvoeging van speciale scholen voor basisonderwijs\n \n \n Artikel\n 8\n Formule berekenen bijzondere bekostiging wegens samenvoeging van speciale scholen voor basisonderwijs\n \n De bijzondere bekostiging wegens samenvoeging van speciale scholen voor basisonderwijs wordt berekend volgens de formule Xs – Ys, waarin:\n Xs = de som van de bekostiging van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van artikel 26, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden, en\n Ys = de som van de bekostiging van de samengevoegde school, berekend op grond van artikel 26, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging.\n20151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-2015\n \n Artikel\n 9\n Bijzondere bekostiging wegens samenvoeging per 1 augustus 2015 tot en met 31 juli 2025 van speciale scholen voor basisonderwijs\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van een speciale school voor basisonderwijs die op 1 augustus van een van de jaren 2015 tot en met 2024 is ontstaan uit samenvoeging van twee of meer zelfstandige speciale scholen voor basisonderwijs, ontvangt de eerste zes schooljaren na de samenvoeging bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van de schoolleiding.\n \n \n 2\n De bijzondere bekostiging voor het eerste schooljaar na de samenvoeging wordt berekend overeenkomstig artikel 8.\n \n \n 3\n Voor het tweede tot en met het zesde schooljaar na de samenvoeging wordt de op grond van artikel 8 berekende bekostiging, per schooljaar telkens aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van speciale scholen voor basisonderwijs.\n \n \n 4\n Een eerdere aanspraak op bijzondere bekostiging op grond van dit artikel vervalt indien een speciale school voor basisonderwijs, die is ontstaan uit een samenvoeging als bedoeld in het eerste lid, binnen 6 jaar na de samenvoeging weer betrokken is bij een samenvoeging, waarvoor op grond van dit artikel bijzondere bekostiging voor de personeelskosten wordt toegekend.\n \n20151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-2015\n \n Artikel\n 10\n Bijzondere bekostiging wegens samenvoeging op 1 augustus 2014 van speciale scholen voor basisonderwijs\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van een speciale school voor basisonderwijs die op 1 augustus 2014 is ontstaan uit een samenvoeging van twee of meer zelfstandige speciale scholen voor basisonderwijs en die daarvoor bijzondere bekostiging heeft ontvangen, ontvangt voor de schooljaren 2015–2016 tot en met 2019–2020 bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van de schoolleiding.\n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde bekostiging is voor de daarin genoemde schooljaren de op grond van artikel 8 berekende bekostiging, telkens aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van speciale scholen voor basisonderwijs.\n \n \n 3\n De bijzondere bekostiging op grond van dit artikel vervalt indien een speciale school voor basisonderwijs, die is ontstaan uit een samenvoeging als bedoeld in het eerste lid, binnen 6 jaar na de samenvoeging weer betrokken is bij een samenvoeging, waarvoor op grond van artikel 9, bijzondere bekostiging voor de personeelskosten wordt toegekend.\n \n20151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-2015\n \n Artikel\n 11\n Bijzondere bekostiging wegens samenvoeging op 1 augustus 2013 van speciale scholen voor basisonderwijs\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van een speciale school voor basisonderwijs die op 1 augustus 2013 is ontstaan uit een samenvoeging van twee of meer zelfstandige speciale scholen voor basisonderwijs en die daarvoor bijzondere bekostiging heeft ontvangen, ontvangt voor de schooljaren 2015–2016 tot en met 2018–2019 bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van de schoolleiding.\n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde bekostiging is voor de daarin genoemde schooljaren per schooljaar de op grond van artikel 8 berekende bekostiging, telkens aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van speciale scholen voor basisonderwijs.\n \n \n 3\n De bijzondere bekostiging op grond van dit artikel vervalt indien een speciale school voor basisonderwijs, die is ontstaan uit een samenvoeging als bedoeld in het eerste lid, binnen 6 jaar na de samenvoeging weer betrokken is bij een samenvoeging, waarvoor op grond van artikel 9 of 10 bijzondere bekostiging voor de personeelskosten wordt toegekend.\n \n20151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-2015\n \n Artikel\n 12\n Bijzondere bekostiging wegens samenvoeging op 1 augustus 2012 van speciale scholen voor basisonderwijs\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van een speciale school voor basisonderwijs die op 1 augustus 2012 is ontstaan uit een samenvoeging van twee of meer zelfstandige speciale scholen voor basisonderwijs en die daarvoor bijzondere bekostiging heeft ontvangen, ontvangt voor de schooljaren 2015–2016 tot en met 2017–2018 bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van de schoolleiding.\n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde bekostiging is voor de daarin genoemde schooljaren per schooljaar de op grond van artikel 8 berekende bekostiging, telkens aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van speciale scholen voor basisonderwijs.\n \n \n 3\n De bijzondere bekostiging op grond van dit artikel vervalt indien een speciale school voor basisonderwijs, die is ontstaan uit een samenvoeging als bedoeld in het eerste lid, binnen 6 jaar na de samenvoeging weer betrokken is bij een samenvoeging, waarvoor op grond van artikel 9, 10 of 11 bijzondere bekostiging voor de personeelskosten wordt toegekend.\n \n20151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-2015\n \n Artikel\n 13\n Bijzondere bekostiging wegens samenvoeging op 1 augustus 2011 van speciale scholen voor basisonderwijs\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van een speciale school voor basisonderwijs die op van 1 augustus 2011 is ontstaan uit een samenvoeging van twee of meer zelfstandige speciale scholen voor basisonderwijs en die daarvoor bijzondere bekostiging heeft ontvangen, ontvangt voor het schooljaar 2015–2016 bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van de schoolleiding.\n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde bekostiging bedraagt 20% van de bekostiging berekend overeenkomstig artikel 8, aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van speciale scholen voor basisonderwijs.\n \n \n 3\n De bijzondere bekostiging op grond van dit artikel vervalt indien een speciale school voor basisonderwijs, die is ontstaan uit een samenvoeging als bedoeld in het eerste lid, op 1 augustus 2015 weer betrokken is bij een samenvoeging, waarvoor op grond van artikel 9 bijzondere bekostiging voor de personeelskosten wordt toegekend.\n \n20151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-201520151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-2015\n \n \n Paragraaf\n 4\n Bijzondere bekostiging wegens samenvoeging van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs\n \n \n Artikel\n 14\n Formule berekenen bijzondere bekostiging wegens samenvoeging van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs\n \n De bijzondere bekostiging wegens samenvoeging van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs wordt berekend volgens de formule (X – Y) + (Xs – Ys), waarin:\n X = de som van de bekostiging van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van artikel 32 van het Besluit bekostiging WEC in het schooljaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden, en\n Y = de som van de bekostiging van de samengevoegde school, berekend op grond van artikel 32 van het Besluit bekostiging WEC in het schooljaar na de samenvoeging, en\n Xs = de som van de bekostiging van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van artikel 35 van het Besluit bekostiging WEC in het schooljaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden, en\n Ys = de som van de bekostiging van de samengevoegde school, berekend op grond van artikel 35 van het Besluit bekostiging WEC in het schooljaar na de samenvoeging.\n20151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-2015\n \n Artikel\n 15\n Bijzondere bekostiging wegens samenvoeging per 1 augustus 2015 tot en met 31 juli 2025 van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs die op 1 augustus van een van de jaren 2015 tot en met 2024 is ontstaan uit samenvoeging van twee of meer zelfstandige scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs, ontvangt de eerste zes schooljaren na de samenvoeging bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van leraren en die van de schoolleiding.\n \n \n 2\n De bijzondere bekostiging voor het eerste schooljaar na de samenvoeging wordt berekend overeenkomstig artikel 14.\n \n \n 3\n Voor het tweede tot en met het zesde schooljaar na de samenvoeging wordt de op grond van artikel 14 berekende bekostiging, per schooljaar telkens aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs.\n \n \n 4\n Een eerdere aanspraak op bijzondere bekostiging op grond van dit artikel vervalt indien een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs, die is ontstaan uit een samenvoeging als bedoeld in het eerste lid, binnen 6 jaar na de samenvoeging weer betrokken is bij een samenvoeging, waarvoor op grond van dit artikel bijzondere bekostiging voor de personeelskosten wordt toegekend.\n \n20151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-2015\n \n Artikel\n 16\n Bijzondere bekostiging wegens samenvoeging op 1 augustus 2014 van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs die op 1 augustus 2014 is ontstaan uit een samenvoeging van twee of meer zelfstandige scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en die daarvoor bijzondere bekostiging heeft ontvangen, ontvangt voor de schooljaren 2015–2016 tot en met 2019–2020 bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van leraren en die van de schoolleiding.\n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde bekostiging is voor de daarin genoemde schooljaren per schooljaar de op grond van artikel 14 berekende bekostiging, telkens aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs.\n \n \n 3\n De bijzondere bekostiging op grond van dit artikel vervalt indien een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs, die is ontstaan uit een samenvoeging als bedoeld in het eerste lid, binnen 6 jaar na de samenvoeging weer betrokken is bij een samenvoeging, waarvoor op grond van artikel 15 bijzondere bekostiging voor de personeelskosten wordt toegekend.\n \n20151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-2015\n \n Artikel\n 17\n Bijzondere bekostiging wegens samenvoeging op 1 augustus 2013 van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs die op 1 augustus 2013 is ontstaan uit een samenvoeging van twee of meer zelfstandige scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en die daarvoor bijzondere bekostiging heeft ontvangen, ontvangt voor de schooljaren 2015–2016 tot en met 2018–2019 bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van leraren en die van de schoolleiding.\n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde bekostiging is voor de daarin genoemde schooljaren per schooljaar de op grond van artikel 14 berekende bekostiging, telkens aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs.\n \n \n 3\n De bijzondere bekostiging op grond van dit artikel vervalt indien een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs, die is ontstaan uit een samenvoeging als bedoeld in het eerste lid, binnen 6 jaar na de samenvoeging weer betrokken is bij een samenvoeging, waarvoor op grond van artikel 15 of 16 bijzondere bekostiging voor de personeelskosten wordt toegekend.\n \n20151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-2015\n \n Artikel\n 18\n Bijzondere bekostiging wegens samenvoeging op 1 augustus 2012 van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs die op 1 augustus 2012 is ontstaan uit een samenvoeging van twee of meer zelfstandige scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en die daarvoor bijzondere bekostiging heeft ontvangen, ontvangt voor de schooljaren 2015–2016 tot en met 2017–018 bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van leraren en die van de schoolleiding.\n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde bekostiging is voor de daarin genoemde schooljaren per schooljaar de op grond van artikel 14 berekende bekostiging, telkens aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs.\n \n \n 3\n De bijzondere bekostiging op grond van dit artikel vervalt indien een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs, die is ontstaan uit een samenvoeging als bedoeld in het eerste lid, binnen 6 jaar na de samenvoeging weer betrokken is bij een samenvoeging, waarvoor op grond van artikel 15 of artikel 16 of artikel 17 bijzondere bekostiging voor de personeelskosten wordt toegekend.\n \n20151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-2015\n \n Artikel\n 19\n Bijzondere bekostiging wegens samenvoeging op 1 augustus 2011 van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs die op 1 augustus 2011 is ontstaan uit een samenvoeging van twee of meer zelfstandige scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en die daarvoor bijzondere bekostiging heeft ontvangen, ontvangt voor het schooljaar 2015–2016 bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van leraren en die van de schoolleiding.\n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde bekostiging bedraagt 20% van de bekostiging berekend overeenkomstig artikel 14, aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs.\n \n \n 3\n De bijzondere bekostiging op grond van dit artikel wordt niet verstrekt indien een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs, die is ontstaan uit een samenvoeging als bedoeld in het eerste lid, op 1 augustus 2015 weer betrokken is bij een samenvoeging, waarvoor op grond van artikel 15 bijzondere bekostiging voor de personeelskosten wordt toegekend.\n \n20151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-201520151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-2015\n \n \n Paragraaf\n 5\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 20\n Betaalritme\n \n De bekostigingsbedragen, bedoeld in deze regeling, worden uitbetaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang.\n20151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-2015\n \n Artikel\n 21\n Wijziging regelingen bekostiging personeel\n \n \n 1\n De artikelen 41, 42 en 43 van de Regeling bekostiging personeel PO 2011–2012 en aanpassing bedragen leerlinggebonden budget VO 2011–2012 vervallen.\n \n \n 2\n De artikelen 41, 42 en 43 van de Regeling bekostiging personeel PO 2012–2013 en aanpassing bedragen leerlinggebonden budget VO 2012–2013 vervallen.\n \n \n 3\n De artikelen 40, 41 en 42 van de Regeling bekostiging personeel PO 2013–2014 en aanpassing bedragen leerlinggebonden budget VO 2013–2014 vervallen.\n \n \n 4\n De artikelen 48, 49 en 50 van de Regeling bekostiging personeel PO 2014–2015 en aanpassing bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2014–2015 vervallen.\n \n20151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-2015\n \n Artikel\n 22\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang 1 augustus 2015 en vervalt met ingang van 1 augustus 2025, met dien verstande dat deze van toepassing blijft voor het tijdvak waarvoor zij gelding had.\n20151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-2015\n \n Artikel\n 23\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bijzondere bekostiging bij samenvoeging van scholen in het primair onderwijs.\n20151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-201520151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-2015\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,S.Dekker\n20151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-2015\n \n20151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918120151220807-05-201516-04-2015PO/FenV/72918101-08-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036590/manifest.xml", "content": "2015-08-012017-08-012015-07-03T15:54:51+02:002024-10-29T06:15:52+01:00BWBR0036590.WTI2015-08-012017-07-312015-08-019999-12-312015-08-01T06:36:55+02:002017-08-01T06:32:05+02:00afa3cf469b99fc22775db399006a5e39f76576d7ad99b38d3d2c62ce4c32d8cdfb2b8a64f68a794dba1f0c3d1b0bfffab3139ab454b34439936389f2d300baf87063", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036592/2015-06-18_0/xml/BWBR0036592_2015-06-18_0.xml", "content": "\n Wet van 16 april 2015 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake overgang van de wettelijke taken van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven\n Wijzigingswet Wet educatie en beroepsonderwijs, enz. (overgang wettelijke taken van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven)\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:\n Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het uit het oogpunt van kostenbeheersing en coördinatie wenselijk is om de taken die in de Wet educatie en beroepsonderwijs zijn toegekend aan kenniscentra beroepsonderwijs en bedrijfsleven toe te kennen aan een bij ministeriële regeling aan te wijzen organisatie; dat in verband hiermee de bepalingen over deze kenniscentra in voornoemde wet en enige andere wetten moeten worden geschrapt of aangepast;\n \n \n Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:\n \n\n \n \n \n Artikel\n I\n Wijziging Wet educatie en beroepsonderwijs\n \n \n Wijzigt de Wet educatie en beroepsonderwijs.\n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201518-06-2015Onderdeel B.\n \n Artikel\n II\n Wijziging Wet op het onderwijstoezicht\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n III\n Wijziging Wet op het voortgezet onderwijs\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n IV\n Wijziging Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n Artikel\n V\n Invoeringsbepaling Wet overgang van de wettelijke taken van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar een Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven\n \n \n 1\n Onverminderd het derde, vierde en vijfde lid kan Onze Minister de eerste keer uitsluitend een rechtspersoon als bedoeld in artikel 1.5.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs aanwijzen, indien de rechtspersoon een door Onze Minister goedgekeurde overeenkomst heeft gesloten met alle kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven waarin een regeling is opgenomen voor\n \n \n a.\n het overnemen van personeelsleden die zijn belast met wettelijke taken van kenniscentra door de in aanhef bedoelde rechtspersoon,\n \n \n b.\n de uitkeringen van gewezen personeelsleden die waren belast met wettelijke taken van kenniscentra en van personeelsleden die zijn belast met wettelijke taken van de kenniscentra en niet worden overgenomen door de in aanhef bedoelde rechtspersoon,\n \n \n c.\n de overdracht door de kenniscentra aan de in de aanhef bedoelde rechtspersoon van vermogensrechtelijke reserves die zijn opgebouwd met middelen uit ’s Rijks kas en\n \n \n d.\n de overige activa en de passiva van de kenniscentra, voor zover deze zijn toe te rekenen aan de wettelijke taken van de kenniscentra,\n \n \n \n \n 2\n Een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid leidt ertoe dat het kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven na de beëindiging van de bekostiging op grond van artikel VI geen financiële aanspraken op het Rijk meer heeft.\n \n \n 3\n Het kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven en de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, leggen voor 1 juni 2015, of, indien dat later is, binnen 2 maanden na de inwerkingtreding van dit artikel een overeenkomst die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste en tweede lid, ter goedkeuring voor aan Onze Minister.\n \n \n 4\n Indien een of meer overeenkomsten als bedoeld in het derde lid niet of niet tijdig ter goedkeuring aan Onze Minister worden voorgelegd, kan Onze Minister een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid aanwijzen in afwijking van de eis, dat met alle kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven een door Onze Minister goedgekeurde overeenkomst is gesloten die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste en tweede lid.\n \n \n 5\n Spoedeisende gevallen uitgezonderd vindt de aanwijzing, bedoeld in het vierde lid, niet eerder plaats dan nadat de betrokken partijen in de gelegenheid zijn gesteld om binnen een door Onze Minister te stellen termijn alsnog een overeenkomst als bedoeld in het derde lid, ter goedkeuring voor te leggen aan Onze Minister.\n \n \n 6\n Het bestuur van een kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven dat geen door Onze Minister goedgekeurde overeenkomst als bedoeld in het derde lid heeft gesloten, stort bij beëindiging van de bekostiging van het kenniscentrum de vermogensrechtelijke reserves die zijn opgebouwd met middelen uit ’s Rijks kas terug in ’s Rijks kas. Indien het desbetreffende kenniscentrum bij beëindiging van de bekostiging een negatieve reserve heeft, blijft dit voor rekening van het kenniscentrum.\n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201518-06-2015\n \n \n Artikel\n VI\n Einde taken en bekostiging kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven\n \n \n 1\n De wettelijke taken en de aanspraak op bekostiging van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven, bedoeld in artikel 1.5.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs zoals luidend op 31 juli 2015, vervallen met ingang van de datum waarop artikel I, met uitzondering van onderdeel B, en de artikelen II, III en IV van deze wet in werking treden.\n \n \n 2\n Indien op de dag waarop artikel I, met uitzondering van onderdeel B, en de artikelen II, III en IV in werking treden nog geen rechtspersoon als bedoeld in artikel I, onderdeel B, is aangewezen, blijven tot een bij koninklijk besluit te bepalen datum\n \n \n a.\n de wettelijke taken en de aanspraak op bekostiging van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven van kracht, en\n \n \n b.\n de artikelen 2.1.4, 2.1.5, 2.1.6, 2.4.1, 2.4.2, 2.4.3, 2.5.10, 4.3.1, 4.3.2, 4.3.3, 6.1.3, tweede lid, 7.2.4, tweede en derde lid, 7.2.5, 7.2.5a, 7.2.6, eerste lid, 7.2.9, tweede lid, 7.2.10, 11.1, eerste lid, 12.2.2, tweede lid, en 12.2.6 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, de artikelen 3, tweede lid, 15l, 15n, eerste en tweede lid, en 24f, tiende lid, van de Wet op het onderwijstoezicht, de artikelen 10b3, eerste lid, 10b4 en 10b5 van de Wet voortgezet onderwijs en punt 18 van onderdeel «Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap» van bijlage 1 bij de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semi-publieke sector, zoals luidend op 31 juli 2015 van toepassing.\n \n \n \n \n 3\n Ten aanzien van bedragen waarop de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven voorafgaand aan de in het eerste of tweede lid bedoelde datum aanspraak hebben, maar die nog niet zijn vastgesteld of uitbetaald, blijven de bij of krachtens de Wet educatie en beroepsonderwijs of de Wet op het voortgezet onderwijs vastgestelde voorschriften zoals luidend op de dag voorafgaand aan de in het eerste lid bedoelde datum van toepassing.\n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201518-06-2015\n \n Artikel\n VII\n Handhaving erkenning leerbedrijven\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VIIa\n Evaluatiebepaling\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n Artikel\n VIII\n Inwerkingtreding\n \n Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.\n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201518-06-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.\n \n \n Gegeven te \n \n Wassenaar\n 16 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, \n \n M.\n Bussemaker\n \n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken, \n \n S.A.M.\n Dijksma\n \n \n \n De Minister voor Wonen en Rijksdienst, \n \n S.A.\n Blok\n \n \n \n de achtste mei 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie, \n \n I.W.\n Opstelten\n \n \n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201518-06-2015\n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201518-06-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036592/2015-08-01_0/xml/BWBR0036592_2015-08-01_0.xml", "content": "BWBR0036592_2015-06-18_0\n Wet van 16 april 2015 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake overgang van de wettelijke taken van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven\n Wijzigingswet Wet educatie en beroepsonderwijs, enz. (overgang wettelijke taken van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven)\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:\n Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het uit het oogpunt van kostenbeheersing en coördinatie wenselijk is om de taken die in de Wet educatie en beroepsonderwijs zijn toegekend aan kenniscentra beroepsonderwijs en bedrijfsleven toe te kennen aan een bij ministeriële regeling aan te wijzen organisatie; dat in verband hiermee de bepalingen over deze kenniscentra in voornoemde wet en enige andere wetten moeten worden geschrapt of aangepast;\n \n \n Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:\n \n\n \n \n \n Artikel\n I\n Wijziging Wet educatie en beroepsonderwijs\n \n \n Wijzigt de Wet educatie en beroepsonderwijs.\n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201501-08-2015Onderdelen A, C t/m T.\n \n \n Artikel\n II\n Wijziging Wet op het onderwijstoezicht\n \n \n Wijzigt de Wet op het onderwijstoezicht.\n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201501-08-2015\n \n \n Artikel\n III\n Wijziging Wet op het voortgezet onderwijs\n \n \n Wijzigt de Wet op het voortgezet onderwijs.\n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201501-08-2015\n \n Artikel\n IV\n Wijziging Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n Artikel\n V\n Invoeringsbepaling Wet overgang van de wettelijke taken van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar een Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven\n \n \n 1\n Onverminderd het derde, vierde en vijfde lid kan Onze Minister de eerste keer uitsluitend een rechtspersoon als bedoeld in artikel 1.5.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs aanwijzen, indien de rechtspersoon een door Onze Minister goedgekeurde overeenkomst heeft gesloten met alle kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven waarin een regeling is opgenomen voor\n \n \n a.\n het overnemen van personeelsleden die zijn belast met wettelijke taken van kenniscentra door de in aanhef bedoelde rechtspersoon,\n \n \n b.\n de uitkeringen van gewezen personeelsleden die waren belast met wettelijke taken van kenniscentra en van personeelsleden die zijn belast met wettelijke taken van de kenniscentra en niet worden overgenomen door de in aanhef bedoelde rechtspersoon,\n \n \n c.\n de overdracht door de kenniscentra aan de in de aanhef bedoelde rechtspersoon van vermogensrechtelijke reserves die zijn opgebouwd met middelen uit ’s Rijks kas en\n \n \n d.\n de overige activa en de passiva van de kenniscentra, voor zover deze zijn toe te rekenen aan de wettelijke taken van de kenniscentra,\n \n \n \n \n 2\n Een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid leidt ertoe dat het kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven na de beëindiging van de bekostiging op grond van artikel VI geen financiële aanspraken op het Rijk meer heeft.\n \n \n 3\n Het kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven en de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, leggen voor 1 juni 2015, of, indien dat later is, binnen 2 maanden na de inwerkingtreding van dit artikel een overeenkomst die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste en tweede lid, ter goedkeuring voor aan Onze Minister.\n \n \n 4\n Indien een of meer overeenkomsten als bedoeld in het derde lid niet of niet tijdig ter goedkeuring aan Onze Minister worden voorgelegd, kan Onze Minister een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid aanwijzen in afwijking van de eis, dat met alle kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven een door Onze Minister goedgekeurde overeenkomst is gesloten die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste en tweede lid.\n \n \n 5\n Spoedeisende gevallen uitgezonderd vindt de aanwijzing, bedoeld in het vierde lid, niet eerder plaats dan nadat de betrokken partijen in de gelegenheid zijn gesteld om binnen een door Onze Minister te stellen termijn alsnog een overeenkomst als bedoeld in het derde lid, ter goedkeuring voor te leggen aan Onze Minister.\n \n \n 6\n Het bestuur van een kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven dat geen door Onze Minister goedgekeurde overeenkomst als bedoeld in het derde lid heeft gesloten, stort bij beëindiging van de bekostiging van het kenniscentrum de vermogensrechtelijke reserves die zijn opgebouwd met middelen uit ’s Rijks kas terug in ’s Rijks kas. Indien het desbetreffende kenniscentrum bij beëindiging van de bekostiging een negatieve reserve heeft, blijft dit voor rekening van het kenniscentrum.\n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201518-06-2015\n \n \n Artikel\n VI\n Einde taken en bekostiging kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven\n \n \n 1\n De wettelijke taken en de aanspraak op bekostiging van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven, bedoeld in artikel 1.5.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs zoals luidend op 31 juli 2015, vervallen met ingang van de datum waarop artikel I, met uitzondering van onderdeel B, en de artikelen II, III en IV van deze wet in werking treden.\n \n \n 2\n Indien op de dag waarop artikel I, met uitzondering van onderdeel B, en de artikelen II, III en IV in werking treden nog geen rechtspersoon als bedoeld in artikel I, onderdeel B, is aangewezen, blijven tot een bij koninklijk besluit te bepalen datum\n \n \n a.\n de wettelijke taken en de aanspraak op bekostiging van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven van kracht, en\n \n \n b.\n de artikelen 2.1.4, 2.1.5, 2.1.6, 2.4.1, 2.4.2, 2.4.3, 2.5.10, 4.3.1, 4.3.2, 4.3.3, 6.1.3, tweede lid, 7.2.4, tweede en derde lid, 7.2.5, 7.2.5a, 7.2.6, eerste lid, 7.2.9, tweede lid, 7.2.10, 11.1, eerste lid, 12.2.2, tweede lid, en 12.2.6 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, de artikelen 3, tweede lid, 15l, 15n, eerste en tweede lid, en 24f, tiende lid, van de Wet op het onderwijstoezicht, de artikelen 10b3, eerste lid, 10b4 en 10b5 van de Wet voortgezet onderwijs en punt 18 van onderdeel «Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap» van bijlage 1 bij de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semi-publieke sector, zoals luidend op 31 juli 2015 van toepassing.\n \n \n \n \n 3\n Ten aanzien van bedragen waarop de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven voorafgaand aan de in het eerste of tweede lid bedoelde datum aanspraak hebben, maar die nog niet zijn vastgesteld of uitbetaald, blijven de bij of krachtens de Wet educatie en beroepsonderwijs of de Wet op het voortgezet onderwijs vastgestelde voorschriften zoals luidend op de dag voorafgaand aan de in het eerste lid bedoelde datum van toepassing.\n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201518-06-2015\n \n \n Artikel\n VII\n Handhaving erkenning leerbedrijven\n \n \n 1\n Bedrijven en organisaties die op de datum voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel N, beschikken over een gunstige beoordeling op grond van artikel 7.2.10, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs zoals luidend op eerstbedoelde datum, worden aangemerkt als leerbedrijven met een erkenning als bedoeld in artikel 7.2.10, tweede lid, eerste volzin, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.\n \n \n 2\n Bedrijven en organisaties die op de datum voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van artikel III, onderdeel B, beschikken over een gunstige beoordeling op grond van artikel 10b4, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs zoals luidend op eerstbedoelde datum, worden aangemerkt als leerbedrijven met een erkenning als bedoeld in artikel 10b4, derde lid, eerste volzin, van de Wet op het voortgezet onderwijs.\n \n \n 3\n Bedrijven en organisaties die beschikken over een gunstige beoordeling op grond van artikel VI, tweede lid, onderdeel b, juncto artikel 7.2.10, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of 10b4 van de Wet op het voortgezet onderwijs zoals luidend op 31 juli 2015, worden aangemerkt als leerbedrijven met een erkenning als bedoeld in artikel 7.2.10, tweede lid, eerste volzin, van de Wet educatie en beroepsonderwijs onderscheidenlijk artikel 10b4, derde lid, eerste volzin, van de Wet op het voortgezet onderwijs.\n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201501-08-2015\n \n \n Artikel\n VIIa\n Evaluatiebepaling\n \n Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.\n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201501-08-2015\n \n \n Artikel\n VIII\n Inwerkingtreding\n \n Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.\n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201518-06-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.\n \n \n Gegeven te \n \n Wassenaar\n 16 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, \n \n M.\n Bussemaker\n \n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken, \n \n S.A.M.\n Dijksma\n \n \n \n De Minister voor Wonen en Rijksdienst, \n \n S.A.\n Blok\n \n \n \n de achtste mei 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie, \n \n I.W.\n Opstelten\n \n \n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201518-06-2015\n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201518-06-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036592/2017-08-01_0/xml/BWBR0036592_2017-08-01_0.xml", "content": "\n Wet van 16 april 2015 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake overgang van de wettelijke taken van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201518-06-2015\n Wijzigingswet Wet educatie en beroepsonderwijs, enz. (overgang wettelijke taken van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven)201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201518-06-2015\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:\n Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het uit het oogpunt van kostenbeheersing en coördinatie wenselijk is om de taken die in de Wet educatie en beroepsonderwijs zijn toegekend aan kenniscentra beroepsonderwijs en bedrijfsleven toe te kennen aan een bij ministeriële regeling aan te wijzen organisatie; dat in verband hiermee de bepalingen over deze kenniscentra in voornoemde wet en enige andere wetten moeten worden geschrapt of aangepast;\n \n \n Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:\n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201518-06-2015\n \n \n \n Artikel\n I\n Wijziging Wet educatie en beroepsonderwijs\n \n \n Wijzigt de Wet educatie en beroepsonderwijs.\n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201501-08-2015Onderdelen A, C t/m T.\n \n \n Artikel\n II\n Wijziging Wet op het onderwijstoezicht\n \n \n Wijzigt de Wet op het onderwijstoezicht.\n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201501-08-2015\n \n \n Artikel\n III\n Wijziging Wet op het voortgezet onderwijs\n \n \n Wijzigt de Wet op het voortgezet onderwijs.\n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201501-08-2015\n \n \n Artikel\n IV\n Wijziging Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector\n \n \n Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2017/43.\n \n \n Wijzigt de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector.\n \n20174315-02-201725-01-201734402201712228-03-201715-03-201701-08-2017\n \n \n Artikel\n V\n Invoeringsbepaling Wet overgang van de wettelijke taken van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar een Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven\n \n \n 1\n Onverminderd het derde, vierde en vijfde lid kan Onze Minister de eerste keer uitsluitend een rechtspersoon als bedoeld in artikel 1.5.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs aanwijzen, indien de rechtspersoon een door Onze Minister goedgekeurde overeenkomst heeft gesloten met alle kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven waarin een regeling is opgenomen voor\n \n \n a.\n het overnemen van personeelsleden die zijn belast met wettelijke taken van kenniscentra door de in aanhef bedoelde rechtspersoon,\n \n \n b.\n de uitkeringen van gewezen personeelsleden die waren belast met wettelijke taken van kenniscentra en van personeelsleden die zijn belast met wettelijke taken van de kenniscentra en niet worden overgenomen door de in aanhef bedoelde rechtspersoon,\n \n \n c.\n de overdracht door de kenniscentra aan de in de aanhef bedoelde rechtspersoon van vermogensrechtelijke reserves die zijn opgebouwd met middelen uit ’s Rijks kas en\n \n \n d.\n de overige activa en de passiva van de kenniscentra, voor zover deze zijn toe te rekenen aan de wettelijke taken van de kenniscentra,\n \n \n \n \n 2\n Een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid leidt ertoe dat het kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven na de beëindiging van de bekostiging op grond van artikel VI geen financiële aanspraken op het Rijk meer heeft.\n \n \n 3\n Het kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven en de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, leggen voor 1 juni 2015, of, indien dat later is, binnen 2 maanden na de inwerkingtreding van dit artikel een overeenkomst die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste en tweede lid, ter goedkeuring voor aan Onze Minister.\n \n \n 4\n Indien een of meer overeenkomsten als bedoeld in het derde lid niet of niet tijdig ter goedkeuring aan Onze Minister worden voorgelegd, kan Onze Minister een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid aanwijzen in afwijking van de eis, dat met alle kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven een door Onze Minister goedgekeurde overeenkomst is gesloten die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste en tweede lid.\n \n \n 5\n Spoedeisende gevallen uitgezonderd vindt de aanwijzing, bedoeld in het vierde lid, niet eerder plaats dan nadat de betrokken partijen in de gelegenheid zijn gesteld om binnen een door Onze Minister te stellen termijn alsnog een overeenkomst als bedoeld in het derde lid, ter goedkeuring voor te leggen aan Onze Minister.\n \n \n 6\n Het bestuur van een kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven dat geen door Onze Minister goedgekeurde overeenkomst als bedoeld in het derde lid heeft gesloten, stort bij beëindiging van de bekostiging van het kenniscentrum de vermogensrechtelijke reserves die zijn opgebouwd met middelen uit ’s Rijks kas terug in ’s Rijks kas. Indien het desbetreffende kenniscentrum bij beëindiging van de bekostiging een negatieve reserve heeft, blijft dit voor rekening van het kenniscentrum.\n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201518-06-2015\n \n \n Artikel\n VI\n Einde taken en bekostiging kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven\n \n \n 1\n De wettelijke taken en de aanspraak op bekostiging van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven, bedoeld in artikel 1.5.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs zoals luidend op 31 juli 2015, vervallen met ingang van de datum waarop artikel I, met uitzondering van onderdeel B, en de artikelen II, III en IV van deze wet in werking treden.\n \n \n 2\n Indien op de dag waarop artikel I, met uitzondering van onderdeel B, en de artikelen II, III en IV in werking treden nog geen rechtspersoon als bedoeld in artikel I, onderdeel B, is aangewezen, blijven tot een bij koninklijk besluit te bepalen datum\n \n \n a.\n de wettelijke taken en de aanspraak op bekostiging van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven van kracht, en\n \n \n b.\n de artikelen 2.1.4, 2.1.5, 2.1.6, 2.4.1, 2.4.2, 2.4.3, 2.5.10, 4.3.1, 4.3.2, 4.3.3, 6.1.3, tweede lid, 7.2.4, tweede en derde lid, 7.2.5, 7.2.5a, 7.2.6, eerste lid, 7.2.9, tweede lid, 7.2.10, 11.1, eerste lid, 12.2.2, tweede lid, en 12.2.6 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, de artikelen 3, tweede lid, 15l, 15n, eerste en tweede lid, en 24f, tiende lid, van de Wet op het onderwijstoezicht, de artikelen 10b3, eerste lid, 10b4 en 10b5 van de Wet voortgezet onderwijs en punt 18 van onderdeel «Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap» van bijlage 1 bij de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semi-publieke sector, zoals luidend op 31 juli 2015 van toepassing.\n \n \n \n \n 3\n Ten aanzien van bedragen waarop de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven voorafgaand aan de in het eerste of tweede lid bedoelde datum aanspraak hebben, maar die nog niet zijn vastgesteld of uitbetaald, blijven de bij of krachtens de Wet educatie en beroepsonderwijs of de Wet op het voortgezet onderwijs vastgestelde voorschriften zoals luidend op de dag voorafgaand aan de in het eerste lid bedoelde datum van toepassing.\n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201518-06-2015\n \n \n Artikel\n VII\n Handhaving erkenning leerbedrijven\n \n \n 1\n Bedrijven en organisaties die op de datum voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel N, beschikken over een gunstige beoordeling op grond van artikel 7.2.10, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs zoals luidend op eerstbedoelde datum, worden aangemerkt als leerbedrijven met een erkenning als bedoeld in artikel 7.2.10, tweede lid, eerste volzin, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.\n \n \n 2\n Bedrijven en organisaties die op de datum voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van artikel III, onderdeel B, beschikken over een gunstige beoordeling op grond van artikel 10b4, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs zoals luidend op eerstbedoelde datum, worden aangemerkt als leerbedrijven met een erkenning als bedoeld in artikel 10b4, derde lid, eerste volzin, van de Wet op het voortgezet onderwijs.\n \n \n 3\n Bedrijven en organisaties die beschikken over een gunstige beoordeling op grond van artikel VI, tweede lid, onderdeel b, juncto artikel 7.2.10, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of 10b4 van de Wet op het voortgezet onderwijs zoals luidend op 31 juli 2015, worden aangemerkt als leerbedrijven met een erkenning als bedoeld in artikel 7.2.10, tweede lid, eerste volzin, van de Wet educatie en beroepsonderwijs onderscheidenlijk artikel 10b4, derde lid, eerste volzin, van de Wet op het voortgezet onderwijs.\n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201501-08-2015\n \n \n Artikel\n VIIa\n Evaluatiebepaling\n \n Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.\n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201501-08-2015\n \n \n Artikel\n VIII\n Inwerkingtreding\n \n Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.\n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201518-06-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.\n \n \n Gegeven te \n \n Wassenaar\n 16 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, \n \n M.\n Bussemaker\n \n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken, \n \n S.A.M.\n Dijksma\n \n \n \n De Minister voor Wonen en Rijksdienst, \n \n S.A.\n Blok\n \n \n \n de achtste mei 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie, \n \n I.W.\n Opstelten\n \n \n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201518-06-2015\n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201518-06-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036592/2022-08-01_0/xml/BWBR0036592_2022-08-01_0.xml", "content": "\n Wet van 16 april 2015 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake overgang van de wettelijke taken van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201518-06-2015\n Wijzigingswet Wet educatie en beroepsonderwijs, enz. (overgang wettelijke taken van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven)201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201518-06-2015\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:\n Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het uit het oogpunt van kostenbeheersing en coördinatie wenselijk is om de taken die in de Wet educatie en beroepsonderwijs zijn toegekend aan kenniscentra beroepsonderwijs en bedrijfsleven toe te kennen aan een bij ministeriële regeling aan te wijzen organisatie; dat in verband hiermee de bepalingen over deze kenniscentra in voornoemde wet en enige andere wetten moeten worden geschrapt of aangepast;\n \n \n Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:\n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201518-06-2015\n \n \n \n Artikel\n I\n Wijziging Wet educatie en beroepsonderwijs\n \n \n Wijzigt de Wet educatie en beroepsonderwijs.\n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201501-08-2015Onderdelen A, C t/m T.\n \n \n Artikel\n II\n Wijziging Wet op het onderwijstoezicht\n \n \n Wijzigt de Wet op het onderwijstoezicht.\n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201501-08-2015\n \n \n Artikel\n III\n Wijziging Wet op het voortgezet onderwijs\n \n \n Wijzigt de Wet op het voortgezet onderwijs.\n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201501-08-2015\n \n \n Artikel\n IV\n Wijziging Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector\n \n \n Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2017/43.\n \n \n Wijzigt de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector.\n \n20174315-02-201725-01-201734402201712228-03-201715-03-201701-08-2017\n \n \n Artikel\n V\n Invoeringsbepaling Wet overgang van de wettelijke taken van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar een Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven\n \n \n 1\n Onverminderd het derde, vierde en vijfde lid kan Onze Minister de eerste keer uitsluitend een rechtspersoon als bedoeld in artikel 1.5.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs aanwijzen, indien de rechtspersoon een door Onze Minister goedgekeurde overeenkomst heeft gesloten met alle kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven waarin een regeling is opgenomen voor\n \n \n a.\n het overnemen van personeelsleden die zijn belast met wettelijke taken van kenniscentra door de in aanhef bedoelde rechtspersoon,\n \n \n b.\n de uitkeringen van gewezen personeelsleden die waren belast met wettelijke taken van kenniscentra en van personeelsleden die zijn belast met wettelijke taken van de kenniscentra en niet worden overgenomen door de in aanhef bedoelde rechtspersoon,\n \n \n c.\n de overdracht door de kenniscentra aan de in de aanhef bedoelde rechtspersoon van vermogensrechtelijke reserves die zijn opgebouwd met middelen uit ’s Rijks kas en\n \n \n d.\n de overige activa en de passiva van de kenniscentra, voor zover deze zijn toe te rekenen aan de wettelijke taken van de kenniscentra,\n \n \n \n \n 2\n Een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid leidt ertoe dat het kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven na de beëindiging van de bekostiging op grond van artikel VI geen financiële aanspraken op het Rijk meer heeft.\n \n \n 3\n Het kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven en de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, leggen voor 1 juni 2015, of, indien dat later is, binnen 2 maanden na de inwerkingtreding van dit artikel een overeenkomst die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste en tweede lid, ter goedkeuring voor aan Onze Minister.\n \n \n 4\n Indien een of meer overeenkomsten als bedoeld in het derde lid niet of niet tijdig ter goedkeuring aan Onze Minister worden voorgelegd, kan Onze Minister een rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid aanwijzen in afwijking van de eis, dat met alle kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven een door Onze Minister goedgekeurde overeenkomst is gesloten die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste en tweede lid.\n \n \n 5\n Spoedeisende gevallen uitgezonderd vindt de aanwijzing, bedoeld in het vierde lid, niet eerder plaats dan nadat de betrokken partijen in de gelegenheid zijn gesteld om binnen een door Onze Minister te stellen termijn alsnog een overeenkomst als bedoeld in het derde lid, ter goedkeuring voor te leggen aan Onze Minister.\n \n \n 6\n Het bestuur van een kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven dat geen door Onze Minister goedgekeurde overeenkomst als bedoeld in het derde lid heeft gesloten, stort bij beëindiging van de bekostiging van het kenniscentrum de vermogensrechtelijke reserves die zijn opgebouwd met middelen uit ’s Rijks kas terug in ’s Rijks kas. Indien het desbetreffende kenniscentrum bij beëindiging van de bekostiging een negatieve reserve heeft, blijft dit voor rekening van het kenniscentrum.\n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201518-06-2015\n \n \n Artikel\n VI\n Einde taken en bekostiging kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven\n \n \n 1\n De wettelijke taken en de aanspraak op bekostiging van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven, bedoeld in artikel 1.5.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs zoals luidend op 31 juli 2015, vervallen met ingang van de datum waarop artikel I, met uitzondering van onderdeel B, en de artikelen II, III en IV van deze wet in werking treden.\n \n \n 2\n Indien op de dag waarop artikel I, met uitzondering van onderdeel B, en de artikelen II, III en IV in werking treden nog geen rechtspersoon als bedoeld in artikel I, onderdeel B, is aangewezen, blijven tot een bij koninklijk besluit te bepalen datum\n \n \n a.\n de wettelijke taken en de aanspraak op bekostiging van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven van kracht, en\n \n \n b.\n de artikelen 2.1.4, 2.1.5, 2.1.6, 2.4.1, 2.4.2, 2.4.3, 2.5.10, 4.3.1, 4.3.2, 4.3.3, 6.1.3, tweede lid, 7.2.4, tweede en derde lid, 7.2.5, 7.2.5a, 7.2.6, eerste lid, 7.2.9, tweede lid, 7.2.10, 11.1, eerste lid, 12.2.2, tweede lid, en 12.2.6 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, de artikelen 3, tweede lid, 15l, 15n, eerste en tweede lid, en 24f, tiende lid, van de Wet op het onderwijstoezicht, de artikelen 10b3, eerste lid, 10b4 en 10b5 van de Wet voortgezet onderwijs en punt 18 van onderdeel «Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap» van bijlage 1 bij de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semi-publieke sector, zoals luidend op 31 juli 2015 van toepassing.\n \n \n \n \n 3\n Ten aanzien van bedragen waarop de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven voorafgaand aan de in het eerste of tweede lid bedoelde datum aanspraak hebben, maar die nog niet zijn vastgesteld of uitbetaald, blijven de bij of krachtens de Wet educatie en beroepsonderwijs of de Wet op het voortgezet onderwijs vastgestelde voorschriften zoals luidend op de dag voorafgaand aan de in het eerste lid bedoelde datum van toepassing.\n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201518-06-2015\n \n \n Artikel\n VII\n Handhaving erkenning leerbedrijven\n \n \n 1\n Bedrijven en organisaties die op de datum voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel N, beschikken over een gunstige beoordeling op grond van artikel 7.2.10, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs zoals luidend op eerstbedoelde datum, worden aangemerkt als leerbedrijven met een erkenning als bedoeld in artikel 7.2.10, tweede lid, eerste volzin, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.\n \n \n 2\n \n Vervallen.\n \n \n \n 3\n Bedrijven en organisaties die beschikken over een gunstige beoordeling op grond van artikel VI, tweede lid, onderdeel b, juncto artikel 7.2.10, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs zoals luidend op 31 juli 2015, worden aangemerkt als leerbedrijven met een erkenning als bedoeld in artikel 7.2.10, tweede lid, eerste volzin, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.\n \n20215710-02-202127-01-202135611202159909-12-202129-11-202101-08-2022\n \n \n Artikel\n VIIa\n Evaluatiebepaling\n \n Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.\n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201501-08-2015\n \n \n Artikel\n VIII\n Inwerkingtreding\n \n Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.\n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201518-06-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.\n \n \n Gegeven te \n \n Wassenaar\n 16 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, \n \n M.\n Bussemaker\n \n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken, \n \n S.A.M.\n Dijksma\n \n \n \n De Minister voor Wonen en Rijksdienst, \n \n S.A.\n Blok\n \n \n \n de achtste mei 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie, \n \n I.W.\n Opstelten\n \n \n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201518-06-2015\n \n201517008-05-201516-04-201534026201521417-06-201522-05-201518-06-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036592/manifest.xml", "content": "2015-06-182015-07-03T10:22:09+02:002022-03-22T07:46:23+01:00BWBR0036592.WTI2015-06-182015-07-312015-06-189999-12-312015-07-02T02:47:11+02:002016-01-12T08:11:00+01:003b4530d103f4b6caf68c49544b0e7003376a530748a43d7c6ae80d643f63a3678b5924a654c4d4eba5f0a7fa41996fb39a175286a15f0f4b2526325f99f83c4f52872015-08-012017-07-312015-08-019999-12-312015-08-01T06:36:56+02:002017-08-01T06:31:56+02:00203fd85707897cb9a199e55c2dcc56453480c0ad95762fc88f9f673fb5e8e4a465263f6aefe741a4b0ae5d9b441071e4d1c987eb302347525cb58f93fb55e66c58292017-08-012022-07-312017-08-019999-12-312017-08-01T06:31:55+02:002022-08-01T06:38:23+02:003814ea1df25beccc66de07c46ba51253a9c194396b72309766b20bf9a8dc0085bc4dec8fa4e0f4b1493d0019483d42684d0125f44cd2b1705c9f5566b3e3249b60292022-08-019999-12-312022-08-019999-12-312022-08-01T06:38:23+02:002022-08-01T06:38:23+02:0043336372b9f32808c0f17d80593ae3282f9423b9c943011d1fef411cdd05c424e6915e583b13b4384625cf48e5939478628007bf87dcf9b3ade554eae29371d8fecfe", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036593/2015-07-01_0/xml/BWBR0036593_2015-07-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015, 2015-0000102296, tot vaststelling van regels met betrekking tot toestemming van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tot opzegging van de arbeidsovereenkomst (Regeling UWV ontslagprocedure)20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n Regeling UWV ontslagprocedure20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n Gelet op artikel 671a, achtste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n Besluit:\n \n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n UWV: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;\n \n \n b.\n \n werkgever, werknemer en arbeidsovereenkomst: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n c.\n \n toestemming: toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen op grond van artikel 669, derde lid, onderdeel a of b, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n d.\n \n verzoek: verzoek als bedoeld in artikel 671a, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n e.\n \n ontslagadviescommissie: vertegenwoordigers van organisaties van werkgevers en werknemers, die de Stichting van de Arbeid als representatieve organisaties heeft aangewezen.\n \n \n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-201520151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n \n §\n 2\n De procedure\n \n \n Artikel\n 2\n Formulieren\n \n \n 1\n Het UWV stelt een formulier beschikbaar voor de indiening van een verzoek om toestemming.\n \n \n 2\n Het UWV stelt een formulier beschikbaar voor de indiening van een verweer.\n \n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n Artikel\n 3\n Aanvullen verzoek\n \n Indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van het verzoek om toestemming heeft de werkgever de gelegenheid het verzoek binnen acht dagen na mededeling hiervan door het UWV, aan te vullen. Deze termijn kan worden verlengd indien bijzondere omstandigheden dit noodzakelijk maken.\n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n Artikel\n 4\n Zienswijze en verweer\n \n \n 1\n Na ontvangst van een volledig verzoek om toestemming doet het UWV de werknemer hiervan mededeling onder vermelding van de ontvangstdatum van het verzoek en stelt hij de werknemer in de gelegenheid om binnen veertien dagen na deze mededeling verweer te voeren.\n \n \n 2\n Na ontvangst van het verweer kan het UWV achtereenvolgens de werkgever en de werknemer in de gelegenheid stellen binnen zeven dagen nogmaals hun zienswijze naar voren te brengen.\n \n \n 3\n Indien het UWV advies van een deskundige inwint omtrent de arbeidsmedische mogelijkheden tot het verrichten van de bedongen arbeid, al dan niet in aangepaste vorm, of tot herplaatsing in een passende functie, al dan niet na scholing, stelt het UWV de werkgever en de werknemer in de gelegenheid binnen zeven dagen hun zienswijze op het uitgebrachte advies naar voren te brengen.\n \n \n 4\n De in het eerste, tweede en derde lid voor de werkgever en werknemer gestelde termijnen kunnen worden verlengd indien bijzondere omstandigheden dit noodzakelijk maken.\n \n \n 5\n Indien het in de procedure door partijen gewisselde hiertoe aanleiding geeft, kan het UWV werkgever of werknemer verzoeken aanvullende gegevens of bescheiden te verstrekken binnen een door het UWV te bepalen termijn. Het UWV kan de andere partij binnen een door het UWV te bepalen termijn in de gelegenheid stellen zijn zienswijze naar voren te brengen op de aanvullende gegevens en bescheiden.\n \n \n 6\n Dit artikel is niet van toepassing, indien op grond van de door de werkgever verstrekte gegevens vastgesteld kan worden dat geen toestemming wordt verleend.\n \n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n Artikel\n 5\n Vertaling en samenvatting van verstrekte gegevens\n \n \n 1\n Indien in de procedure door partijen verstrekte gegevens of bescheiden in een vreemde taal zijn gesteld en een vertaling daarvan voor de beoordeling van die gegevens noodzakelijk is, kan het UWV besluiten deze gegevens of bescheiden niet bij de beoordeling van het verzoek te betrekken, mits de partij die deze gegevens of bescheiden heeft ingebracht de gelegenheid heeft gehad deze binnen een door het UWV te bepalen termijn met een vertaling aan te vullen.\n \n \n 2\n Indien in de procedure door partijen verstrekte gegevens of bescheiden omvangrijk of ingewikkeld zijn en een samenvatting voor de beoordeling van die gegevens of bescheiden nodig is, kan het UWV besluiten deze niet bij de beoordeling van het verzoek te betrekken, mits de partij die deze heeft ingebracht de gelegenheid heeft gehad deze binnen een door het UWV te bepalen termijn met een samenvatting aan te vullen.\n \n \n 3\n Indien de werkgever of de werknemer bezwaren heeft tegen het ter kennis brengen van vertrouwelijke gegevens aan de wederpartij, worden deze gegevens niet bij de beoordeling van het verzoek betrokken.\n \n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n Artikel\n 6\n Ontslagadviescommissie\n \n Na ontvangst van het in artikel 4, eerste lid, bedoelde verweer van de werknemer dan wel nadat de werkgever en werknemer hun zienswijze krachtens artikel 4, tweede, derde en vijfde lid, naar voren hebben gebracht, kan het UWV het verzoek om toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen op grond van artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de daarop betrekking hebbende gegevens en bescheiden voor advies aan de ontslagadviescommissie voorleggen.\n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n Artikel\n 7\n Geen toestemming bij opzegverbod\n \n Indien uit een verzoek om toestemming, of tijdens de behandeling daarvan blijkt dat een opzegverbod als bedoeld in artikel 670, eerste tot en met vierde en tiende lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, of een met deze opzegverboden naar aard en strekking vergelijkbaar opzegverbod in een ander wettelijk voorschrift geldt, geeft het UWV geen toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen, tenzij redelijkerwijs verwacht mag worden dat het opzegverbod binnen vier weken na de dag waarop het UWV beslist op het verzoek niet meer geldt.\n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n Artikel\n 8\n Beoordeling financiële omstandigheden\n \n \n 1\n Op verzoek van de werkgever, bedoeld in artikel 673d, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, die een verzoek om toestemming heeft ingediend, of de werknemer op wie het verzoek om toestemming betrekking heeft, geeft het UWV een oordeel over de toepasselijkheid van de voorwaarden, bedoeld in artikel 24, tweede lid, onderdelen a tot en met c, van de Ontslagregeling.\n \n \n 2\n Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt door de werkgever gelijktijdig met het verzoek om toestemming gedaan.\n \n \n 3\n Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt door de werknemer ten laatste gelijktijdig met zijn verweer, bedoeld in artikel 4, eerste lid, gedaan.\n \n \n 4\n Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2020.\n \n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-201520151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n \n §\n 3\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 9\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling UWV ontslagprocedure.\n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n Artikel\n 10\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-201520151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 23 april 2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,L.F.Asscher\n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036593/2016-01-01_0/xml/BWBR0036593_2016-01-01_0.xml", "content": "BWBR0036593_2015-07-01_0\n Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015, 2015-0000102296, tot vaststelling van regels met betrekking tot toestemming van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tot opzegging van de arbeidsovereenkomst (Regeling UWV ontslagprocedure)20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n Regeling UWV ontslagprocedure20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n Gelet op artikel 671a, achtste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n Besluit:\n \n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n UWV: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;\n \n \n b.\n \n werkgever, werknemer en arbeidsovereenkomst: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n c.\n \n toestemming: toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen op grond van artikel 669, derde lid, onderdeel a of b, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n d.\n \n verzoek: verzoek als bedoeld in artikel 671a, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n e.\n \n ontslagadviescommissie: vertegenwoordigers van organisaties van werkgevers en werknemers, die de Stichting van de Arbeid als representatieve organisaties heeft aangewezen.\n \n \n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-201520151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n \n §\n 2\n De procedure\n \n \n Artikel\n 2\n Formulieren\n \n \n 1\n Het UWV stelt een formulier beschikbaar voor de indiening van een verzoek om toestemming.\n \n \n 2\n Het UWV stelt een formulier beschikbaar voor de indiening van een verweer.\n \n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n Artikel\n 3\n Aanvullen verzoek\n \n Indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van het verzoek om toestemming heeft de werkgever de gelegenheid het verzoek binnen acht dagen na mededeling hiervan door het UWV, aan te vullen. Deze termijn kan worden verlengd indien bijzondere omstandigheden dit noodzakelijk maken.\n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n Artikel\n 4\n Zienswijze en verweer\n \n \n 1\n Na ontvangst van een volledig verzoek om toestemming doet het UWV de werknemer hiervan mededeling onder vermelding van de ontvangstdatum van het verzoek en stelt hij de werknemer in de gelegenheid om binnen veertien dagen na deze mededeling verweer te voeren.\n \n \n 2\n Na ontvangst van het verweer kan het UWV achtereenvolgens de werkgever en de werknemer in de gelegenheid stellen binnen zeven dagen nogmaals hun zienswijze naar voren te brengen.\n \n \n 3\n Indien het UWV advies van een deskundige inwint omtrent de arbeidsmedische mogelijkheden tot het verrichten van de bedongen arbeid, al dan niet in aangepaste vorm, of tot herplaatsing in een passende functie, al dan niet na scholing, stelt het UWV de werkgever en de werknemer in de gelegenheid binnen zeven dagen hun zienswijze op het uitgebrachte advies naar voren te brengen.\n \n \n 4\n De in het eerste, tweede en derde lid voor de werkgever en werknemer gestelde termijnen kunnen worden verlengd indien bijzondere omstandigheden dit noodzakelijk maken.\n \n \n 5\n Indien het in de procedure door partijen gewisselde hiertoe aanleiding geeft, kan het UWV werkgever of werknemer verzoeken aanvullende gegevens of bescheiden te verstrekken binnen een door het UWV te bepalen termijn. Het UWV kan de andere partij binnen een door het UWV te bepalen termijn in de gelegenheid stellen zijn zienswijze naar voren te brengen op de aanvullende gegevens en bescheiden.\n \n \n 6\n Dit artikel is niet van toepassing, indien op grond van de door de werkgever verstrekte gegevens vastgesteld kan worden dat geen toestemming wordt verleend.\n \n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n Artikel\n 5\n Vertaling en samenvatting van verstrekte gegevens\n \n \n 1\n Indien in de procedure door partijen verstrekte gegevens of bescheiden in een vreemde taal zijn gesteld en een vertaling daarvan voor de beoordeling van die gegevens noodzakelijk is, kan het UWV besluiten deze gegevens of bescheiden niet bij de beoordeling van het verzoek te betrekken, mits de partij die deze gegevens of bescheiden heeft ingebracht de gelegenheid heeft gehad deze binnen een door het UWV te bepalen termijn met een vertaling aan te vullen.\n \n \n 2\n Indien in de procedure door partijen verstrekte gegevens of bescheiden omvangrijk of ingewikkeld zijn en een samenvatting voor de beoordeling van die gegevens of bescheiden nodig is, kan het UWV besluiten deze niet bij de beoordeling van het verzoek te betrekken, mits de partij die deze heeft ingebracht de gelegenheid heeft gehad deze binnen een door het UWV te bepalen termijn met een samenvatting aan te vullen.\n \n \n 3\n Indien de werkgever of de werknemer bezwaren heeft tegen het ter kennis brengen van vertrouwelijke gegevens aan de wederpartij, worden deze gegevens niet bij de beoordeling van het verzoek betrokken.\n \n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n Artikel\n 6\n Ontslagadviescommissie\n \n Na ontvangst van het in artikel 4, eerste lid, bedoelde verweer van de werknemer dan wel nadat de werkgever en werknemer hun zienswijze krachtens artikel 4, tweede, derde en vijfde lid, naar voren hebben gebracht, kan het UWV het verzoek om toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen op grond van artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de daarop betrekking hebbende gegevens en bescheiden voor advies aan de ontslagadviescommissie voorleggen.\n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n Artikel\n 7\n Geen toestemming bij opzegverbod\n \nVervallen20154545117-12-201507-12-20152015-000030038120154545117-12-201507-12-20152015-000030038101-01-2016\n \n Artikel\n 8\n Beoordeling financiële omstandigheden\n \n \n 1\n Op verzoek van de werkgever, bedoeld in artikel 673d, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, die een verzoek om toestemming heeft ingediend, of de werknemer op wie het verzoek om toestemming betrekking heeft, geeft het UWV een oordeel over de toepasselijkheid van de voorwaarden, bedoeld in artikel 24, tweede lid, onderdelen a tot en met c, van de Ontslagregeling.\n \n \n 2\n Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt door de werkgever gelijktijdig met het verzoek om toestemming gedaan.\n \n \n 3\n Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt door de werknemer ten laatste gelijktijdig met zijn verweer, bedoeld in artikel 4, eerste lid, gedaan.\n \n \n 4\n Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2020.\n \n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-201520151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n \n §\n 3\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 9\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling UWV ontslagprocedure.\n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n Artikel\n 10\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-201520151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 23 april 2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,L.F.Asscher\n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036593/2020-01-01_0/xml/BWBR0036593_2020-01-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015, 2015-0000102296, tot vaststelling van regels met betrekking tot toestemming van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tot opzegging van de arbeidsovereenkomst (Regeling UWV ontslagprocedure)20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n Regeling UWV ontslagprocedure20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n Gelet op artikel 671a, achtste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n Besluit:\n \n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n UWV: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;\n \n \n b.\n \n werkgever, werknemer en arbeidsovereenkomst: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 610 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n c.\n \n toestemming: toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen op grond van artikel 669, derde lid, onderdeel a of b, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n d.\n \n verzoek: verzoek als bedoeld in artikel 671a, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n e.\n \n ontslagadviescommissie: vertegenwoordigers van organisaties van werkgevers en werknemers, die de Stichting van de Arbeid als representatieve organisaties heeft aangewezen.\n \n \n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-201520151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n \n §\n 2\n De procedure\n \n \n Artikel\n 2\n Formulieren\n \n \n 1\n Het UWV stelt een formulier beschikbaar voor de indiening van een verzoek om toestemming.\n \n \n 2\n Het UWV stelt een formulier beschikbaar voor de indiening van een verweer.\n \n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n Artikel\n 3\n Aanvullen verzoek\n \n Indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van het verzoek om toestemming heeft de werkgever de gelegenheid het verzoek binnen acht dagen na mededeling hiervan door het UWV, aan te vullen. Deze termijn kan worden verlengd indien bijzondere omstandigheden dit noodzakelijk maken.\n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n Artikel\n 4\n Zienswijze en verweer\n \n \n 1\n Na ontvangst van een volledig verzoek om toestemming doet het UWV de werknemer hiervan mededeling onder vermelding van de ontvangstdatum van het verzoek en stelt hij de werknemer in de gelegenheid om binnen veertien dagen na deze mededeling verweer te voeren.\n \n \n 2\n Na ontvangst van het verweer kan het UWV achtereenvolgens de werkgever en de werknemer in de gelegenheid stellen binnen zeven dagen nogmaals hun zienswijze naar voren te brengen.\n \n \n 3\n Indien het UWV advies van een deskundige inwint omtrent de arbeidsmedische mogelijkheden tot het verrichten van de bedongen arbeid, al dan niet in aangepaste vorm, of tot herplaatsing in een passende functie, al dan niet na scholing, stelt het UWV de werkgever en de werknemer in de gelegenheid binnen zeven dagen hun zienswijze op het uitgebrachte advies naar voren te brengen.\n \n \n 4\n De in het eerste, tweede en derde lid voor de werkgever en werknemer gestelde termijnen kunnen worden verlengd indien bijzondere omstandigheden dit noodzakelijk maken.\n \n \n 5\n Indien het in de procedure door partijen gewisselde hiertoe aanleiding geeft, kan het UWV werkgever of werknemer verzoeken aanvullende gegevens of bescheiden te verstrekken binnen een door het UWV te bepalen termijn. Het UWV kan de andere partij binnen een door het UWV te bepalen termijn in de gelegenheid stellen zijn zienswijze naar voren te brengen op de aanvullende gegevens en bescheiden.\n \n \n 6\n Dit artikel is niet van toepassing, indien op grond van de door de werkgever verstrekte gegevens vastgesteld kan worden dat geen toestemming wordt verleend.\n \n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n Artikel\n 5\n Vertaling en samenvatting van verstrekte gegevens\n \n \n 1\n Indien in de procedure door partijen verstrekte gegevens of bescheiden in een vreemde taal zijn gesteld en een vertaling daarvan voor de beoordeling van die gegevens noodzakelijk is, kan het UWV besluiten deze gegevens of bescheiden niet bij de beoordeling van het verzoek te betrekken, mits de partij die deze gegevens of bescheiden heeft ingebracht de gelegenheid heeft gehad deze binnen een door het UWV te bepalen termijn met een vertaling aan te vullen.\n \n \n 2\n Indien in de procedure door partijen verstrekte gegevens of bescheiden omvangrijk of ingewikkeld zijn en een samenvatting voor de beoordeling van die gegevens of bescheiden nodig is, kan het UWV besluiten deze niet bij de beoordeling van het verzoek te betrekken, mits de partij die deze heeft ingebracht de gelegenheid heeft gehad deze binnen een door het UWV te bepalen termijn met een samenvatting aan te vullen.\n \n \n 3\n Indien de werkgever of de werknemer bezwaren heeft tegen het ter kennis brengen van vertrouwelijke gegevens aan de wederpartij, worden deze gegevens niet bij de beoordeling van het verzoek betrokken.\n \n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n Artikel\n 6\n Ontslagadviescommissie\n \n Na ontvangst van het in artikel 4, eerste lid, bedoelde verweer van de werknemer dan wel nadat de werkgever en werknemer hun zienswijze krachtens artikel 4, tweede, derde en vijfde lid, naar voren hebben gebracht, kan het UWV het verzoek om toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen op grond van artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de daarop betrekking hebbende gegevens en bescheiden voor advies aan de ontslagadviescommissie voorleggen.\n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n Artikel\n 7\n Geen toestemming bij opzegverbod\n \nVervallen20154545117-12-201507-12-20152015-000030038120154545117-12-201507-12-20152015-000030038101-01-2016\n \n Artikel\n 8\n Beoordeling financiële omstandigheden\n \nVervallen20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-01-202020151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n \n §\n 3\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 9\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling UWV ontslagprocedure.\n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n Artikel\n 10\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-201520151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 23 april 2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,L.F.Asscher\n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015\n \n20151268811-05-201523-04-20152015-000010229620151268811-05-201523-04-20152015-000010229601-07-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036593/manifest.xml", "content": "2015-07-012015-07-04T02:43:52+02:002018-03-07T07:04:51+01:00BWBR0036593.WTI2015-07-012015-12-312015-07-019999-12-312015-07-02T02:47:28+02:002018-03-07T07:05:37+01:003af9c3a6776fad73785e07cb2a0baebd14e808a7390d9af88db5cb11780c8a0f1d9e6623290cc95fbfb5cc7b1d4a5ed0569c74da41ce17f417e5f1c3cb9ec8a651562016-01-012019-12-312016-01-019999-12-312016-01-01T07:47:45+01:002020-02-10T17:52:42+01:006b820d4fb4772c19ab6627b4603c0caf3d6f7ab0a67b435534a615fa8a2a1095afab0c1231c13fb18c7d371ff80fb9293c74c6e8581a6b03837c258304bc607650982020-01-019999-12-312020-01-019999-12-312020-02-10T17:52:42+01:002020-02-10T17:52:42+01:0024ed521375cfd4118c52f68d36ea0662843199144ab9b7c921ac5c1dbad474fcec47f06cc3bdae53865e7a36b7753ed5d6ebe94a4a29217a2bb7f20d76fdd37d4764", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036594/2015-07-01_0/xml/BWBR0036594_2015-07-01_0.xml", "content": "\n Besluit van 23 april 2015, houdende regels met betrekking tot de voorwaarden waaronder kosten in mindering gebracht mogen worden op de transitievergoeding (Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding)201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 februari 2015, nr. 2015-0000017190;\n Gelet op artikel 673, zesde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 12 maart 2015, No.W12.15.0020/III);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 april 2015, nr. 2015-0000102258;\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepaling\n \n Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n transitievergoeding: de transitievergoeding, bedoeld in de artikelen 673 en 673a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n b.\n \n transitiekosten: de kosten, bedoeld in artikel 673, zesde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n b.\n \n inzetbaarheidskosten: de kosten, bedoeld in artikel 673, zesde lid, onderdeel b, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.\n \n \n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 2\n Voorwaarden voor het in mindering brengen van transitie- en inzetbaarheidskosten\n \n \n 1\n Transitiekosten en inzetbaarheidskosten kunnen in mindering gebracht worden op de transitievergoeding, indien deze kosten:\n \n \n a.\n zijn gemaakt nadat deze kosten zijn gespecificeerd en schriftelijk meegedeeld aan de werknemer;\n \n \n b.\n zijn gemaakt nadat de werknemer schriftelijk heeft ingestemd met het in mindering brengen van de gespecificeerde kosten;\n \n \n c.\n door de werkgever die de transitievergoeding verschuldigd is zijn gemaakt ten behoeve van de werknemer aan wie de transitievergoeding verschuldigd is;\n \n \n d.\n niet het loon van de werknemer betreffen;\n \n \n e.\n in een redelijke verhouding staan tot het doel waarvoor deze kosten zijn gemaakt;\n \n \n f.\n zijn of worden gemaakt tijdens of na de periode waarover de transitievergoeding wordt berekend;\n \n \n g.\n niet op een derde kunnen worden verhaald; en\n \n \n h.\n niet op de werknemer kunnen worden verhaald.\n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing, indien de werkgever gehouden is de kosten te maken op grond van afspraken tussen de werkgever of verenigingen van werkgevers en werknemers of verenigingen van werknemers.\n \n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 3\n Aanvullende voorwaarden inzetbaarheidskosten\n \n Inzetbaarheidskosten kunnen in mindering worden gebracht op de transitievergoeding, indien deze kosten:\n \n \n a.\n zijn gemaakt voor activiteiten ter bevordering van de inzetbaarheid van de werknemer buiten de organisatie van de werkgever, tenzij de verworven kennis en vaardigheden zijn aangewend om een functie bij de werkgever uit te oefenen; en\n \n \n b.\n zijn gemaakt in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop de transitievergoeding is verschuldigd, tenzij werkgever en werknemer schriftelijk anders zijn overeengekomen.\n \n \n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 4\n Arbeidsovereenkomst omwille van opleiding\n \n \n 1\n Inzetbaarheidskosten in verband met een opleiding als bedoeld in het tweede lid, kunnen alleen in mindering worden gebracht op de transitievergoeding, indien de arbeidsovereenkomst is aangegaan om de werknemer in de gelegenheid te stellen die opleiding te volgen en na afronding van die opleiding, of na tussentijdse beëindiging daarvan, niet, of met een tussenpoos van meer dan zes maanden, wordt voortgezet.\n \n \n 2\n In het eerste lid wordt onder opleiding verstaan:\n \n \n a.\n een opleiding in het kader van een beroepsbegeleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;\n \n \n b.\n een duale opleiding als bedoeld in artikel 7.7 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; of\n \n \n c.\n een opleiding die uitsluitend kan worden gevolgd als een arbeidsovereenkomst is aangegaan.\n \n \n \n \n 3\n De kosten, bedoeld in het eerste lid, kunnen alleen in mindering worden gebracht op het deel van de transitievergoeding, dat is opgebouwd in de periode waarin de opleiding werd gevolgd.\n \n \n 4\n Op het in mindering brengen van de kosten, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 2, eerste lid, onderdelen a, b en g, en 3 niet van toepassing.\n \n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 5\n Aanvullende voorwaarde transitiekosten\n \n Transitiekosten bestaande uit de kosten voor de werkgever verbonden aan het in acht nemen van een langere dan de wettelijke of eerder overeengekomen opzegtermijn, kunnen, in afwijking van artikel 2, eerste lid, onderdeel d, in mindering gebracht worden op de transitievergoeding, indien de werknemer gedurende deze termijn is vrijgesteld van het verrichten van arbeid.\n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 6\n Wijziging Besluit verrekening kosten met transitievergoeding\n \n \n Wijzigt dit besluit.\n \n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 7\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding.\n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 8\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n Wassenaar\n 23 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, \n \n L.F.\n Asscher\n \n \n \n de elfde mei 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie, \n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036594/2020-01-01_0/xml/BWBR0036594_2020-01-01_0.xml", "content": "BWBR0036594_2015-07-01_0\n Besluit van 23 april 2015, houdende regels met betrekking tot de voorwaarden waaronder kosten in mindering gebracht mogen worden op de transitievergoeding (Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding)201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 februari 2015, nr. 2015-0000017190;\n Gelet op artikel 673, zesde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 12 maart 2015, No.W12.15.0020/III);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 april 2015, nr. 2015-0000102258;\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepaling\n \n Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n transitievergoeding: de transitievergoeding, bedoeld in artikel 673 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n b.\n \n transitiekosten: de kosten, bedoeld in artikel 673, zesde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n b.\n \n inzetbaarheidskosten: de kosten, bedoeld in artikel 673, zesde lid, onderdeel b, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.\n \n \n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-01-2020\n \n \n Artikel\n 2\n Voorwaarden voor het in mindering brengen van transitie- en inzetbaarheidskosten\n \n \n 1\n Transitiekosten en inzetbaarheidskosten kunnen in mindering gebracht worden op de transitievergoeding, indien deze kosten:\n \n \n a.\n zijn gemaakt nadat deze kosten zijn gespecificeerd en schriftelijk meegedeeld aan de werknemer;\n \n \n b.\n zijn gemaakt nadat de werknemer schriftelijk heeft ingestemd met het in mindering brengen van de gespecificeerde kosten;\n \n \n c.\n door de werkgever die de transitievergoeding verschuldigd is zijn gemaakt ten behoeve van de werknemer aan wie de transitievergoeding verschuldigd is;\n \n \n d.\n niet het loon van de werknemer betreffen;\n \n \n e.\n in een redelijke verhouding staan tot het doel waarvoor deze kosten zijn gemaakt;\n \n \n f.\n zijn of worden gemaakt tijdens of na de periode waarover de transitievergoeding wordt berekend;\n \n \n g.\n niet op een derde kunnen worden verhaald; en\n \n \n h.\n niet op de werknemer kunnen worden verhaald.\n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing, indien de werkgever gehouden is de kosten te maken op grond van afspraken tussen de werkgever of verenigingen van werkgevers en werknemers of verenigingen van werknemers.\n \n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 3\n Aanvullende voorwaarden inzetbaarheidskosten\n \n Inzetbaarheidskosten kunnen in mindering worden gebracht op de transitievergoeding, indien deze kosten:\n \n \n a.\n zijn gemaakt voor activiteiten ter bevordering van de inzetbaarheid van de werknemer buiten de organisatie van de werkgever, tenzij de verworven kennis en vaardigheden zijn aangewend om een functie bij de werkgever uit te oefenen; en\n \n \n b.\n zijn gemaakt in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop de transitievergoeding is verschuldigd, tenzij werkgever en werknemer schriftelijk anders zijn overeengekomen.\n \n \n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 4\n Arbeidsovereenkomst omwille van opleiding\n \n \n 1\n Inzetbaarheidskosten in verband met een opleiding als bedoeld in het tweede lid, kunnen alleen in mindering worden gebracht op de transitievergoeding, indien de arbeidsovereenkomst is aangegaan om de werknemer in de gelegenheid te stellen die opleiding te volgen en na afronding van die opleiding, of na tussentijdse beëindiging daarvan, niet, of met een tussenpoos van meer dan zes maanden, wordt voortgezet.\n \n \n 2\n In het eerste lid wordt onder opleiding verstaan:\n \n \n a.\n een opleiding in het kader van een beroepsbegeleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;\n \n \n b.\n een duale opleiding als bedoeld in artikel 7.7 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; of\n \n \n c.\n een opleiding die uitsluitend kan worden gevolgd als een arbeidsovereenkomst is aangegaan.\n \n \n \n \n 3\n De kosten, bedoeld in het eerste lid, kunnen alleen in mindering worden gebracht op het deel van de transitievergoeding, dat is opgebouwd in de periode waarin de opleiding werd gevolgd.\n \n \n 4\n Op het in mindering brengen van de kosten, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 2, eerste lid, onderdelen a, b en g, en 3 niet van toepassing.\n \n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 5\n Aanvullende voorwaarde transitiekosten\n \n Transitiekosten bestaande uit de kosten voor de werkgever verbonden aan het in acht nemen van een langere dan de wettelijke of eerder overeengekomen opzegtermijn, kunnen, in afwijking van artikel 2, eerste lid, onderdeel d, in mindering gebracht worden op de transitievergoeding, indien de werknemer gedurende deze termijn is vrijgesteld van het verrichten van arbeid.\n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 6\n Wijziging Besluit verrekening kosten met transitievergoeding\n \n \n Wijzigt dit besluit.\n \n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 7\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding.\n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 8\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n Wassenaar\n 23 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, \n \n L.F.\n Asscher\n \n \n \n de elfde mei 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie, \n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036594/2020-07-01_0/xml/BWBR0036594_2020-07-01_0.xml", "content": "BWBR0036594_2020-01-01_0\n Besluit van 23 april 2015, houdende regels met betrekking tot de voorwaarden waaronder kosten in mindering gebracht mogen worden op de transitievergoeding (Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding)201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 februari 2015, nr. 2015-0000017190;\n Gelet op artikel 673, zesde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 12 maart 2015, No.W12.15.0020/III);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 april 2015, nr. 2015-0000102258;\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepaling\n \n Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n transitievergoeding: de transitievergoeding, bedoeld in artikel 673 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n b.\n \n transitiekosten: de kosten, bedoeld in artikel 673, zesde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n b.\n \n inzetbaarheidskosten: de kosten, bedoeld in artikel 673, zesde lid, onderdeel b, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.\n \n \n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-01-2020\n \n \n Artikel\n 2\n Voorwaarden voor het in mindering brengen van transitie- en inzetbaarheidskosten\n \n \n 1\n Transitiekosten en inzetbaarheidskosten kunnen in mindering gebracht worden op de transitievergoeding, indien deze kosten:\n \n \n a.\n zijn gemaakt nadat deze kosten zijn gespecificeerd en schriftelijk meegedeeld aan de werknemer;\n \n \n b.\n zijn gemaakt nadat de werknemer schriftelijk heeft ingestemd met het in mindering brengen van de gespecificeerde kosten;\n \n \n c.\n door de werkgever die de transitievergoeding verschuldigd is zijn gemaakt ten behoeve van de werknemer aan wie de transitievergoeding verschuldigd is;\n \n \n d.\n niet het loon van de werknemer betreffen;\n \n \n e.\n in een redelijke verhouding staan tot het doel waarvoor deze kosten zijn gemaakt;\n \n \n f.\n zijn of worden gemaakt tijdens of na de periode waarover de transitievergoeding wordt berekend;\n \n \n g.\n niet op een derde kunnen worden verhaald; en\n \n \n h.\n niet op de werknemer kunnen worden verhaald.\n \n \n \n \n 2\n Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing, indien de werkgever gehouden is de kosten te maken op grond van afspraken tussen de werkgever of verenigingen van werkgevers en werknemers of verenigingen van werknemers.\n \n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 3\n Aanvullende voorwaarden inzetbaarheidskosten\n \n Inzetbaarheidskosten kunnen in mindering worden gebracht op de transitievergoeding, indien deze kosten:\n \n \n a.\n zijn gemaakt voor activiteiten met als doel de inzetbaarheid van de werknemer binnen dan wel buiten de organisatie van de werkgever te bevorderen, tenzij:\n \n \n 1°.\n de verworven kennis en vaardigheden in overwegende mate zijn aangewend om de functie die de werknemer bij aanvang van de activiteiten verrichtte uit te oefenen; of\n \n \n 2°.\n zij verband houden met re-integratieverplichtingen als bedoeld in artikel 658a, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel herplaatsing als bedoeld in artikel 669, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; en\n \n \n \n \n b.\n zijn gemaakt in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop de transitievergoeding is verschuldigd, tenzij werkgever en werknemer schriftelijk anders zijn overeengekomen.\n \n \n202018823-06-202011-06-2020202018823-06-202011-06-202001-07-2020\n \n \n Artikel\n 4\n Arbeidsovereenkomst omwille van opleiding\n \n \n 1\n Inzetbaarheidskosten in verband met een opleiding als bedoeld in het tweede lid, kunnen alleen in mindering worden gebracht op de transitievergoeding, indien de arbeidsovereenkomst is aangegaan om de werknemer in de gelegenheid te stellen die opleiding te volgen en na afronding van die opleiding, of na tussentijdse beëindiging daarvan, niet, of met een tussenpoos van meer dan zes maanden, wordt voortgezet.\n \n \n 2\n In het eerste lid wordt onder opleiding verstaan:\n \n \n a.\n een opleiding in het kader van een beroepsbegeleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;\n \n \n b.\n een duale opleiding als bedoeld in artikel 7.7 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; of\n \n \n c.\n een opleiding die uitsluitend kan worden gevolgd als een arbeidsovereenkomst is aangegaan.\n \n \n \n \n 3\n De kosten, bedoeld in het eerste lid, kunnen alleen in mindering worden gebracht op het deel van de transitievergoeding, dat is opgebouwd in de periode waarin de opleiding werd gevolgd.\n \n \n 4\n Op het in mindering brengen van de kosten, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 2, eerste lid, onderdelen a, b en g, en 3 niet van toepassing.\n \n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 5\n Aanvullende voorwaarde transitiekosten\n \n Transitiekosten bestaande uit de kosten voor de werkgever verbonden aan het in acht nemen van een langere dan de wettelijke of eerder overeengekomen opzegtermijn, kunnen, in afwijking van artikel 2, eerste lid, onderdeel d, in mindering gebracht worden op de transitievergoeding, indien de werknemer gedurende deze termijn is vrijgesteld van het verrichten van arbeid.\n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 6\n Wijziging Besluit verrekening kosten met transitievergoeding\n \n \n Wijzigt dit besluit.\n \n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 7\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding.\n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 8\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n Wassenaar\n 23 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, \n \n L.F.\n Asscher\n \n \n \n de elfde mei 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie, \n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015\n \n201517111-05-201523-04-2015201517111-05-201523-04-201501-07-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036594/manifest.xml", "content": "2015-07-012015-07-04T03:33:03+02:002023-01-15T07:16:51+01:00BWBR0036594.WTI2015-07-012019-12-312015-07-019999-12-312015-07-02T02:48:00+02:002023-01-15T07:21:38+01:003f2a573974220a4930e941def13c0f789df80d8a7e1f0228fbe0a0a5b83301a90d943a41498ca2a49097407c5648c814074ab5409ebd643805a416e58f867334330632020-01-012020-06-302020-01-019999-12-312020-02-10T17:53:17+01:002023-01-15T07:21:38+01:005883e78bfd1ca77959bf6d3bfcede479d77348a8db51fff431bee786202394d6ce34af74f10aeefcdc3272a48f3a688bcacd6c0584bfbf0fca4d619fc7f669fe329482020-07-019999-12-312020-07-019999-12-312020-07-01T08:22:00+02:002023-01-15T07:21:37+01:000ce6f034bd7ba5dd8429d5b554b613612437de2e31ec8255860b859add0c15a6286b5107ba089ba9978ea948c3afee73f79d4adc818579ffa33954f5f90ad6dd34481", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036595/2015-07-01_0/xml/BWBR0036595_2015-07-01_0.xml", "content": "\n Besluit van 23 april 2015, houdende voorwaarden waaronder de transitievergoeding niet verschuldigd is (Besluit overgangsrecht transitievergoeding)201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n Besluit overgangsrecht transitievergoeding201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 februari 2015, nr. 2015-0000017201;\n Gelet op artikel XXII, zevende lid, van de Wet werk en zekerheid;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 12 maart 2015, No.12.15.0019/III);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 april 2015, nr. 2015-0000102230;\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepaling\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n transitievergoeding: de transitievergoeding, bedoeld in de artikelen 673 en 673a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n b.\n \n afspraken: afspraken aangegaan voor 1 juli 2015, waaraan op 1 juli 2015 rechten kunnen worden ontleend.\n \n \n201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 2\n Geen transitievergoeding bij lopende collectieve afspraken met verenigingen van werknemers\n \n \n 1\n Indien de werknemer op grond van tussen de werkgever of verenigingen van werkgevers en verenigingen van werknemers gemaakte afspraken recht heeft op vergoedingen of voorzieningen als bedoeld in artikel XXII, zevende lid, van de Wet werk en zekerheid, is de transitievergoeding niet verschuldigd, tenzij overeengekomen is dat de werknemer recht heeft op die vergoeding of voorziening, in aanvulling op de transitievergoeding.\n \n \n 2\n Dit artikel is niet van toepassing op de werknemer wiens arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt of niet wordt voorgezet, indien de werknemer op grond van de afspraken, bedoeld in het eerste lid, recht zou hebben op een hogere vergoeding of voorziening, indien het een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou betreffen.\n \n \n 3\n Dit artikel is niet van toepassing op de werknemer die op grond van de afspraken, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend recht heeft op vergoedingen of voorzieningen nadat de voor hem op grond van de Werkloosheidswet geldende uitkeringsduur is verstreken, omdat de periode waarin de werknemer recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet is verkort als gevolg van de inwerkingtreding van artikel XXVI, onderdeel N, van de Wet werk en zekerheid.\n \n \n 4\n Dit artikel is niet van toepassing, indien de afspraken, bedoeld in het eerste lid, of onderdelen daarvan, na de inwerkingtreding van dit besluit zijn verlengd, gewijzigd of vervallen.\n \n \n 5\n Indien de werkgever of verenigingen van werkgevers en verenigingen van werknemers dat overeenkomen, blijft dit artikel, in afwijking van het vierde lid, van toepassing op de onderdelen van de afspraken, bedoeld in het eerste lid, die na de inwerkingtreding van dit besluit niet zijn verlengd, gewijzigd of vervallen.\n \n \n 6\n Dit artikel vervalt met ingang van 1 juli 2016.\n \n201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 3\n Keuze voor transitievergoeding of overige lopende afspraken\n \n \n 1\n Indien de werknemer, anders dan op grond van tussen de werkgever of verenigingen van werkgevers en verenigingen van werknemers gemaakte afspraken, recht heeft op vergoedingen of voorzieningen als bedoeld in artikel XXII, zevende lid, van de Wet werk en zekerheid, is de transitievergoeding uitsluitend verschuldigd, indien de werknemer schriftelijk afstand doet van zijn recht op die vergoedingen en voorzieningen.\n \n \n 2\n De werkgever informeert de werknemer, die recht heeft op vergoedingen of voorzieningen als bedoeld in het eerste lid, schriftelijk over de voorwaarden, bedoeld in het eerste en derde lid, waaronder de transitievergoeding is verschuldigd, over de hoogte van de transitievergoeding en over de vergoedingen of voorzieningen als bedoeld in artikel XXII, zevende lid, van de Wet werk en zekerheid, waar de werknemer recht op heeft.\n \n \n 3\n Indien de afstand, bedoeld in het eerste lid, niet wordt gedaan uiterlijk vier weken na het tijdstip waarop de werkgever voldaan heeft aan de informatieplicht, bedoeld in het tweede lid, vervalt het recht van de werknemer op de transitievergoeding.\n \n \n 4\n Dit artikel is niet van toepassing, indien de afspraken, bedoeld in het eerste lid, of onderdelen daarvan, zijn verlengd, gewijzigd of vervallen.\n \n201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 4\n Overgangsbepaling in verband met het vervallen van artikel 2\n \n \n Artikel 2, zoals dat luidde op 30 juni 2016, blijft van toepassing, indien de arbeidsovereenkomst eindigt na die dag, en het verzoek om toestemming, bedoeld in artikel 671a, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, of het verzoek om ontbinding, bedoeld in artikel 671b van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, is gedaan voor 1 mei 2016.\n201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 5\n Wijziging artikel 1\n \n \n Wijzigt dit besluit.\n \n201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 6\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit overgangsrecht transitievergoeding.\n201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 7\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n Wassenaar\n 23 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, \n \n L.F.\n Asscher\n \n \n \n de elfde mei 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie, \n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n \n201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036595/2016-07-01_0/xml/BWBR0036595_2016-07-01_0.xml", "content": "BWBR0036595_2015-07-01_0\n Besluit van 23 april 2015, houdende voorwaarden waaronder de transitievergoeding niet verschuldigd is (Besluit overgangsrecht transitievergoeding)201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n Besluit overgangsrecht transitievergoeding201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 februari 2015, nr. 2015-0000017201;\n Gelet op artikel XXII, zevende lid, van de Wet werk en zekerheid;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 12 maart 2015, No.12.15.0019/III);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 april 2015, nr. 2015-0000102230;\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepaling\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n transitievergoeding: de transitievergoeding, bedoeld in de artikelen 673 en 673a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n b.\n \n afspraken: afspraken aangegaan voor 1 juli 2015, waaraan op 1 juli 2015 rechten kunnen worden ontleend.\n \n \n201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 2\n Geen transitievergoeding bij lopende collectieve afspraken met verenigingen van werknemers\n \nVervallen201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2016\n \n \n Artikel\n 3\n Keuze voor transitievergoeding of overige lopende afspraken\n \n \n 1\n Indien de werknemer, anders dan op grond van tussen de werkgever of verenigingen van werkgevers en verenigingen van werknemers gemaakte afspraken, recht heeft op vergoedingen of voorzieningen als bedoeld in artikel XXII, zevende lid, van de Wet werk en zekerheid, is de transitievergoeding uitsluitend verschuldigd, indien de werknemer schriftelijk afstand doet van zijn recht op die vergoedingen en voorzieningen.\n \n \n 2\n De werkgever informeert de werknemer, die recht heeft op vergoedingen of voorzieningen als bedoeld in het eerste lid, schriftelijk over de voorwaarden, bedoeld in het eerste en derde lid, waaronder de transitievergoeding is verschuldigd, over de hoogte van de transitievergoeding en over de vergoedingen of voorzieningen als bedoeld in artikel XXII, zevende lid, van de Wet werk en zekerheid, waar de werknemer recht op heeft.\n \n \n 3\n Indien de afstand, bedoeld in het eerste lid, niet wordt gedaan uiterlijk vier weken na het tijdstip waarop de werkgever voldaan heeft aan de informatieplicht, bedoeld in het tweede lid, vervalt het recht van de werknemer op de transitievergoeding.\n \n \n 4\n Dit artikel is niet van toepassing, indien de afspraken, bedoeld in het eerste lid, of onderdelen daarvan, zijn verlengd, gewijzigd of vervallen.\n \n201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 4\n Overgangsbepaling in verband met het vervallen van artikel 2\n \n \n Artikel 2, zoals dat luidde op 30 juni 2016, blijft van toepassing, indien de arbeidsovereenkomst eindigt na die dag, en het verzoek om toestemming, bedoeld in artikel 671a, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, of het verzoek om ontbinding, bedoeld in artikel 671b van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, is gedaan voor 1 mei 2016.\n201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 5\n Wijziging artikel 1\n \n \n Wijzigt dit besluit.\n \n201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 6\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit overgangsrecht transitievergoeding.\n201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 7\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n Wassenaar\n 23 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, \n \n L.F.\n Asscher\n \n \n \n de elfde mei 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie, \n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n \n201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036595/2020-01-01_0/xml/BWBR0036595_2020-01-01_0.xml", "content": "BWBR0036595_2016-07-01_0\n Besluit van 23 april 2015, houdende voorwaarden waaronder de transitievergoeding niet verschuldigd is (Besluit overgangsrecht transitievergoeding)201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n Besluit overgangsrecht transitievergoeding201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 februari 2015, nr. 2015-0000017201;\n Gelet op artikel XXII, zevende lid, van de Wet werk en zekerheid;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 12 maart 2015, No.12.15.0019/III);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 april 2015, nr. 2015-0000102230;\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepaling\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n transitievergoeding: de transitievergoeding, bedoeld in de artikel 673 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n b.\n \n afspraken: afspraken aangegaan voor 1 juli 2015, waaraan op 1 juli 2015 rechten kunnen worden ontleend.\n \n \n201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-01-2020\n \n \n Artikel\n 2\n Geen transitievergoeding bij lopende collectieve afspraken met verenigingen van werknemers\n \nVervallen201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2016\n \n \n Artikel\n 3\n Keuze voor transitievergoeding of overige lopende afspraken\n \n \n 1\n Indien de werknemer, anders dan op grond van tussen de werkgever of verenigingen van werkgevers en verenigingen van werknemers gemaakte afspraken, recht heeft op vergoedingen of voorzieningen als bedoeld in artikel XXII, zevende lid, van de Wet werk en zekerheid, is de transitievergoeding uitsluitend verschuldigd, indien de werknemer schriftelijk afstand doet van zijn recht op die vergoedingen en voorzieningen.\n \n \n 2\n De werkgever informeert de werknemer, die recht heeft op vergoedingen of voorzieningen als bedoeld in het eerste lid, schriftelijk over de voorwaarden, bedoeld in het eerste en derde lid, waaronder de transitievergoeding is verschuldigd, over de hoogte van de transitievergoeding en over de vergoedingen of voorzieningen als bedoeld in artikel XXII, zevende lid, van de Wet werk en zekerheid, waar de werknemer recht op heeft.\n \n \n 3\n Indien de afstand, bedoeld in het eerste lid, niet wordt gedaan uiterlijk vier weken na het tijdstip waarop de werkgever voldaan heeft aan de informatieplicht, bedoeld in het tweede lid, vervalt het recht van de werknemer op de transitievergoeding.\n \n \n 4\n Dit artikel is niet van toepassing, indien de afspraken, bedoeld in het eerste lid, of onderdelen daarvan, zijn verlengd, gewijzigd of vervallen.\n \n201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 4\n Overgangsbepaling in verband met het vervallen van artikel 2\n \n \n Artikel 2, zoals dat luidde op 30 juni 2016, blijft van toepassing, indien de arbeidsovereenkomst eindigt na die dag, en het verzoek om toestemming, bedoeld in artikel 671a, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, of het verzoek om ontbinding, bedoeld in artikel 671b van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, is gedaan voor 1 mei 2016.\n201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 5\n Wijziging artikel 1\n \n \n Wijzigt dit besluit.\n \n201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 6\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit overgangsrecht transitievergoeding.\n201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 7\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n Wassenaar\n 23 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, \n \n L.F.\n Asscher\n \n \n \n de elfde mei 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie, \n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015\n \n201517211-05-201523-04-2015201517211-05-201523-04-201501-07-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036595/manifest.xml", "content": "2015-07-012015-07-03T22:23:43+02:002023-01-15T07:16:57+01:00BWBR0036595.WTI2015-07-012016-06-302015-07-019999-12-312015-07-02T02:48:16+02:002023-01-15T07:17:06+01:00421e385134b561d44522131eb44b0805cd363a6935ad199d2dc331423cd467b635f5d5f3899a3aec39bcb3653521fccaf6ba1b69a7af8d426de8100b1b1095a9288452016-07-012019-12-312016-07-019999-12-312016-07-01T06:54:52+02:002023-01-15T07:17:07+01:0097a5c891c9af2ff2e11478432a56c1444ff238a581cf6c75d4b1e72313677622a55b5d7e11ddf28d7864bd884b769e06459811412d4180521c66d589b242ca58250312020-01-019999-12-312020-01-019999-12-312020-02-10T17:53:41+01:002023-01-15T07:17:07+01:002c0877fe0325c7392e69ff35ae7e3922676d7b1f5091d4fce13cda8e1e8bd6ad81f71b5ef8c27b68bba9681027f4388022f5bf4152393ee02633b16cd74571fb24877", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036596/2015-09-13_0/xml/BWBR0036596_2015-09-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 30 april 2015, nr. BOACAT2015/013, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij de Divisie Havenmeester van het Havenbedrijf Amsterdam NV20151253311-05-201530-04-2015BOACAT2015/01320151253311-05-201530-04-2015BOACAT2015/01313-09-2015\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Havenbedrijf Amsterdam N.V. 201520151253311-05-201530-04-2015BOACAT2015/01320151253311-05-201530-04-2015BOACAT2015/01313-09-2015\n \n \n De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,\n \n Gelezen het verzoek van de havenmeester van het Havenbedrijf Amsterdam NV van 9 april 2015 en de adviezen van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam en de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;\n Gelet op:\n \n \n –\n \n artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n \n artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Wet op de economische delicten.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n20151253311-05-201530-04-2015BOACAT2015/01320151253311-05-201530-04-2015BOACAT2015/01313-09-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2.\n20151253311-05-201530-04-2015BOACAT2015/01320151253311-05-201530-04-2015BOACAT2015/01313-09-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n De personen, werkzaam in de functie Havenbeambte of Inspecteur Gevaarlijke stoffen en Milieu, in dienst van het Havenbedrijf Amsterdam NV en werkzaam bij de Divisie Havenmeester, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.\n20151253311-05-201530-04-2015BOACAT2015/01320151253311-05-201530-04-2015BOACAT2015/01313-09-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein II Milieu, welzijn en infrastructuur, van bijlage A-I van de Circulaire Buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het in het eerste lid genoemde domein.\n \n20151253311-05-201530-04-2015BOACAT2015/01320151253311-05-201530-04-2015BOACAT2015/01313-09-2015\n \n \n Artikel\n 4\n \n Op grond van dit besluit kunnen maximaal 60 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.\n20151253311-05-201530-04-2015BOACAT2015/01320151253311-05-201530-04-2015BOACAT2015/01313-09-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam.\n \n \n 2\n Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.\n \n20151253311-05-201530-04-2015BOACAT2015/01320151253311-05-201530-04-2015BOACAT2015/01313-09-2015\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n De havenmeester van het Havenbedrijf Amsterdam NV brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:\n \n \n a.\n het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;\n \n \n b.\n de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;\n \n \n c.\n de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.\n \n \n \n \n 2\n Dit verslag wordt toegezonden aan de in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie, dienst Justis, afdeling V&T, postbus 20300, 2500 EH Den Haag.\n \n20151253311-05-201530-04-2015BOACAT2015/01320151253311-05-201530-04-2015BOACAT2015/01313-09-2015\n \n \n Artikel\n 8\n \n De op naam gestelde akten van beëdiging en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het in artikel 9 genoemde besluit, worden geacht mede te zijn afgegeven op basis van dit besluit.\n Dit artikel brengt geen wijziging in de resterende looptijd van de afgegeven aktes.\n20151253311-05-201530-04-2015BOACAT2015/01320151253311-05-201530-04-2015BOACAT2015/01313-09-2015\n \n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 13 september 2015 en vervalt met ingang van 13 september 2020.\n20151253311-05-201530-04-2015BOACAT2015/01320151253311-05-201530-04-2015BOACAT2015/01313-09-2015\n \n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Havenbedrijf Amsterdam N.V. 2015\n20151253311-05-201530-04-2015BOACAT2015/01320151253311-05-201530-04-2015BOACAT2015/01313-09-2015\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 30 april 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,namens deze,S.M.A.C. vanWeertAfdelingsmanager V&T\n20151253311-05-201530-04-2015BOACAT2015/01320151253311-05-201530-04-2015BOACAT2015/01313-09-2015\n \n20151253311-05-201530-04-2015BOACAT2015/01320151253311-05-201530-04-2015BOACAT2015/01313-09-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036596/manifest.xml", "content": "2015-09-132020-09-132015-07-04T03:22:04+02:002020-08-20T06:40:17+02:00BWBR0036596.WTI2015-09-139999-12-312015-09-139999-12-312015-09-13T06:00:20+02:002017-10-30T23:30:36+01:00a31dd1a37470a30fac3ba8ae7a5efdd21e66b4db562ab805369801dd51c3235d26a67aa2b0b9e738d0af97a9077d3b4178ab859533edc01a5eb08b32f1f2e7923863", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036597/2015-04-12_1/xml/BWBR0036597_2015-04-12_1.xml", "content": "\n Besluit van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 29 april 2015, kenmerk 755292-135599-DMO, houdende instelling van de Adviescommissie participatie en emancipatie Sinti en Roma (Instellingsbesluit Adviescommissie participatie en emancipatie Sinti en Roma)20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-201511-04-2015Stcrt. 2015, 12568, datum inwerkingtreding 12-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot 11-04-2015.\n Instellingsbesluit Adviescommissie participatie en emancipatie Sinti en Roma20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-201511-04-2015Stcrt. 2015, 12568, datum inwerkingtreding 12-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot 11-04-2015.\n \n \n De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n \n Gelet op artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;\n \n \n Besluit:\n \n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-201511-04-2015Stcrt. 2015, 12568, datum inwerkingtreding 12-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot 11-04-2015.\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n Staatssecretaris: Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;\n \n \n b.\n \n commissie: commissie, bedoeld in artikel 2.\n \n \n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-201511-04-2015Stcrt. 2015, 12568, datum inwerkingtreding 12-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 11-04-2015.\n \n \n Artikel\n 2\n Instelling en taak\n \n \n 1\n Er is een Adviescommissie participatie en emancipatie Sinti en Roma.\n \n \n 2\n De commissie heeft tot taak om, aan de hand van de criteria vastgesteld in het Beleidskader voor de subsidiëring van projecten en activiteiten ten behoeve van de participatie en emancipatie van de Sinti en Roma in Nederland, de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te adviseren over:\n \n \n a.\n de afdoening van aanvragen om subsidie voor projecten als bedoeld in het eerdergenoemde subsidiekader;\n \n \n b.\n de afdoening van aanvragen om subsidie als tegemoetkoming voor scholing of studie als bedoeld in het eerdergenoemde subsidiekader;\n \n \n c.\n andere aspecten en aangelegenheden die verband houden met de uitleg en toepassing van het eerdergenoemde subsidiekader.\n \n \n \n \n 3\n De commissie heeft voorts tot taak om:\n \n \n a.\n een goede en effectieve toepassing van het eerdergenoemde subsidiekader te stimuleren en daartoe contacten te leggen en te onderhouden met andere partners en overheden;\n \n \n b.\n voorlichting over het eerdergenoemde subsidiekader en de werkzaamheden van de commissie te verzorgen.\n \n \n \n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-201511-04-2015Stcrt. 2015, 12568, datum inwerkingtreding 12-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 11-04-2015.\n \n \n Artikel\n 3\n Samenstelling, benoeming, ontslag\n \n \n 1\n De commissie bestaat uit een voorzitter en vier andere leden.\n \n \n 2\n De voorzitter en de andere leden worden door de Staatssecretaris benoemd.\n \n \n 3\n De benoeming geschiedt voor de duur van twee jaar, met de mogelijkheid om terstond herbenoemd te worden.\n \n \n 4\n Bij tussentijds vertrek van een lid kan de Staatssecretaris een ander lid benoemen.\n \n \n 5\n De voorzitter en overige leden kunnen worden geschorst en ontslagen door de Staatssecretaris.\n \n \n 6\n Bij het ontstaan van tussentijdse vacatures blijft de commissie bevoegd te adviseren zolang er tenminste drie leden (inclusief de voorzitter) beschikbaar zijn.\n \n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-201511-04-2015Stcrt. 2015, 12568, datum inwerkingtreding 12-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 11-04-2015.\n \n \n Artikel\n 4\n Instellingsduur\n \n De commissie wordt ingesteld voor de duur van tien jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit. De Staatssecretaris kan besluiten de commissie eerder op te heffen als het bij het in artikel 2 bedoelde beleidskader behorende budget is uitgeput.\n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-201511-04-2015Stcrt. 2015, 12568, datum inwerkingtreding 12-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 11-04-2015.\n \n \n Artikel\n 5\n Leden\n \n Met ingang van 11 april 2015 worden voor de periode van twee jaar tot lid van de commissie benoemd:\n \n \n a.\n de heer R.J.A. Keiman te Wageningen, tevens voorzitter;\n \n \n b.\n de heer A. Jašar, te Zandvoort, tevens vicevoorzitter;\n \n \n c.\n mevrouw L. Galjuš, te Almere;\n \n \n d.\n mevrouw J.M. Mirosch, te Drachten;\n \n \n e.\n mevrouw K. Weiss, te Best.\n \n \n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-201511-04-2015Stcrt. 2015, 12568, datum inwerkingtreding 12-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 11-04-2015.\n \n \n Artikel\n 6\n Secretariaat\n \n \n 1\n De commissie wordt ondersteund door een secretariaat.\n \n \n 2\n Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de commissie.\n \n \n 3\n In het secretariaat wordt voorzien door Stichting ARQ.\n \n \n 4\n De Staatssecretaris draagt, na overleg met de commissie en Stichting ARQ zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie.\n \n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-201511-04-2015Stcrt. 2015, 12568, datum inwerkingtreding 12-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 11-04-2015.\n \n \n Artikel\n 7\n Werkwijze\n \n De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.\n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-201511-04-2015Stcrt. 2015, 12568, datum inwerkingtreding 12-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 11-04-2015.\n \n \n Artikel\n 8\n Informatieplicht\n \n De commissie verstrekt aan de Staatssecretaris desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen. De Staatssecretaris kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.\n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-201511-04-2015Stcrt. 2015, 12568, datum inwerkingtreding 12-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 11-04-2015.\n \n \n Artikel\n 9\n Vergoeding\n \n \n 1\n De voorzitter en de andere leden ontvangen per vergadering een vergoeding, voor zover zij niet vallen onder de uitzondering van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en hiermee niet het in artikel 6, eerste lid, van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies bedoelde maximumbedrag overschrijden.\n \n \n 2\n De vergoeding per vergadering van de leden bedraagt 3% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.\n \n \n 3\n De vergoeding per vergadering van de voorzitter van de commissie bedraagt 130% van de hoogte van de vergoeding per vergadering die aan de andere leden van de commissie is toegekend.\n \n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-201511-04-2015Stcrt. 2015, 12568, datum inwerkingtreding 12-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 11-04-2015.\n \n \n Artikel\n 10\n Kosten van de commissie\n \n \n 1\n De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de Staatssecretaris. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:\n \n \n a.\n de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning,\n \n \n b.\n de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en\n \n \n c.\n de kosten voor publicatie van rapportages.\n \n \n \n \n 2\n Stichting ARQ biedt zo spoedig mogelijk na de instelling van de commissie, mede namens de commissie een begroting en een planning aan de Staatssecretaris aan.\n \n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-201511-04-2015Stcrt. 2015, 12568, datum inwerkingtreding 12-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 11-04-2015.\n \n \n Artikel\n 11\n Verantwoording\n \n De commissie biedt de Staatssecretaris jaarlijks een verslag aan waarin verslag wordt gedaan over de activiteiten van de commissie in het betreffende jaar.\n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-201511-04-2015Stcrt. 2015, 12568, datum inwerkingtreding 12-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 11-04-2015.\n \n \n Artikel\n 12\n Openbaarmaking\n \n Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de Staatssecretaris uitgebracht of overgedragen.\n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-201511-04-2015Stcrt. 2015, 12568, datum inwerkingtreding 12-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 11-04-2015.\n \n \n Artikel\n 13\n Archiefbescheiden\n \n De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de Directie Maatschappelijke Ondersteuning van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.\n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-201511-04-2015Stcrt. 2015, 12568, datum inwerkingtreding 12-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 11-04-2015.\n \n \n Artikel\n 14\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt daarbij terug tot 11 april 2015.\n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-201511-04-2015Stcrt. 2015, 12568, datum inwerkingtreding 12-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 11-04-2015.\n \n \n Artikel\n 15\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Adviescommissie participatie en emancipatie Sinti en Roma.\n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-201511-04-2015Stcrt. 2015, 12568, datum inwerkingtreding 12-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 11-04-2015.\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,M.J. vanRijn\n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-201511-04-2015Stcrt. 2015, 12568, datum inwerkingtreding 12-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot 11-04-2015.\n \n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036597/2015-05-12_0/xml/BWBR0036597_2015-05-12_0.xml", "content": "\n Besluit van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 29 april 2015, kenmerk 755292-135599-DMO, houdende instelling van de Adviescommissie participatie en emancipatie Sinti en Roma (Instellingsbesluit Adviescommissie participatie en emancipatie Sinti en Roma)20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-2015\n Instellingsbesluit Adviescommissie participatie en emancipatie Sinti en Roma20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-2015\n \n \n De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n \n Gelet op artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;\n \n \n Besluit:\n \n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n Staatssecretaris: Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;\n \n \n b.\n \n commissie: commissie, bedoeld in artikel 2.\n \n \n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-2015\n \n \n Artikel\n 2\n Instelling en taak\n \n \n 1\n Er is een Adviescommissie participatie en emancipatie Sinti en Roma.\n \n \n 2\n De commissie heeft tot taak om, aan de hand van de criteria vastgesteld in het Beleidskader voor de subsidiëring van projecten en activiteiten ten behoeve van de participatie en emancipatie van de Sinti en Roma in Nederland, de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te adviseren over:\n \n \n a.\n de afdoening van aanvragen om subsidie voor projecten als bedoeld in het eerdergenoemde subsidiekader;\n \n \n b.\n de afdoening van aanvragen om subsidie als tegemoetkoming voor scholing of studie als bedoeld in het eerdergenoemde subsidiekader;\n \n \n c.\n andere aspecten en aangelegenheden die verband houden met de uitleg en toepassing van het eerdergenoemde subsidiekader.\n \n \n \n \n 3\n De commissie heeft voorts tot taak om:\n \n \n a.\n een goede en effectieve toepassing van het eerdergenoemde subsidiekader te stimuleren en daartoe contacten te leggen en te onderhouden met andere partners en overheden;\n \n \n b.\n voorlichting over het eerdergenoemde subsidiekader en de werkzaamheden van de commissie te verzorgen.\n \n \n \n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-2015\n \n \n Artikel\n 3\n Samenstelling, benoeming, ontslag\n \n \n 1\n De commissie bestaat uit een voorzitter en vier andere leden.\n \n \n 2\n De voorzitter en de andere leden worden door de Staatssecretaris benoemd.\n \n \n 3\n De benoeming geschiedt voor de duur van twee jaar, met de mogelijkheid om terstond herbenoemd te worden.\n \n \n 4\n Bij tussentijds vertrek van een lid kan de Staatssecretaris een ander lid benoemen.\n \n \n 5\n De voorzitter en overige leden kunnen worden geschorst en ontslagen door de Staatssecretaris.\n \n \n 6\n Bij het ontstaan van tussentijdse vacatures blijft de commissie bevoegd te adviseren zolang er tenminste drie leden (inclusief de voorzitter) beschikbaar zijn.\n \n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-2015\n \n \n Artikel\n 4\n Instellingsduur\n \n De commissie wordt ingesteld voor de duur van tien jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit. De Staatssecretaris kan besluiten de commissie eerder op te heffen als het bij het in artikel 2 bedoelde beleidskader behorende budget is uitgeput.\n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-2015\n \n \n Artikel\n 5\n Leden\n \n Met ingang van 11 april 2015 worden voor de periode van twee jaar tot lid van de commissie benoemd:\n \n \n a.\n de heer R.J.A. Keiman te Wageningen, tevens voorzitter;\n \n \n b.\n de heer A. Jašar, te Zandvoort, tevens vicevoorzitter;\n \n \n c.\n mevrouw L. Galjuš, te Almere;\n \n \n d.\n mevrouw J.M. Mirosch, te Drachten;\n \n \n e.\n mevrouw K. Weiss, te Best.\n \n \n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-2015\n \n \n Artikel\n 6\n Secretariaat\n \n \n 1\n De commissie wordt ondersteund door een secretariaat.\n \n \n 2\n Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de commissie.\n \n \n 3\n In het secretariaat wordt voorzien door Stichting ARQ.\n \n \n 4\n De Staatssecretaris draagt, na overleg met de commissie en Stichting ARQ zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie.\n \n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-2015\n \n \n Artikel\n 7\n Werkwijze\n \n De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.\n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-2015\n \n \n Artikel\n 8\n Informatieplicht\n \n De commissie verstrekt aan de Staatssecretaris desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen. De Staatssecretaris kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.\n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-2015\n \n \n Artikel\n 9\n Vergoeding\n \n \n 1\n De voorzitter en de andere leden ontvangen per vergadering een vergoeding, voor zover zij niet vallen onder de uitzondering van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en hiermee niet het in artikel 6, eerste lid, van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies bedoelde maximumbedrag overschrijden.\n \n \n 2\n De vergoeding per vergadering van de leden bedraagt 3% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.\n \n \n 3\n De vergoeding per vergadering van de voorzitter van de commissie bedraagt 130% van de hoogte van de vergoeding per vergadering die aan de andere leden van de commissie is toegekend.\n \n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-2015\n \n \n Artikel\n 10\n Kosten van de commissie\n \n \n 1\n De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de Staatssecretaris. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:\n \n \n a.\n de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning,\n \n \n b.\n de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek, en\n \n \n c.\n de kosten voor publicatie van rapportages.\n \n \n \n \n 2\n Stichting ARQ biedt zo spoedig mogelijk na de instelling van de commissie, mede namens de commissie een begroting en een planning aan de Staatssecretaris aan.\n \n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-2015\n \n \n Artikel\n 11\n Verantwoording\n \n De commissie biedt de Staatssecretaris jaarlijks een verslag aan waarin verslag wordt gedaan over de activiteiten van de commissie in het betreffende jaar.\n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-2015\n \n \n Artikel\n 12\n Openbaarmaking\n \n Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de Staatssecretaris uitgebracht of overgedragen.\n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-2015\n \n \n Artikel\n 13\n Archiefbescheiden\n \n De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de Directie Maatschappelijke Ondersteuning van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.\n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-2015\n \n \n Artikel\n 14\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt daarbij terug tot 11 april 2015.\n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-2015\n \n \n Artikel\n 15\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Adviescommissie participatie en emancipatie Sinti en Roma.\n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-2015\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,M.J. vanRijn\n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-2015\n \n20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO20151256811-05-201529-04-2015755292-135599-DMO12-05-201511-04-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036597/manifest.xml", "content": "2015-05-122015-04-11tot2015-07-04T07:14:32+02:002017-02-07T05:19:51+01:00BWBR0036597.WTI2015-05-129999-12-312015-05-129999-12-312015-07-02T02:49:07+02:002017-10-30T23:30:21+01:00112dc350710c84ca3c8933f17404590d44336652343777dd5d6ebb753ae9ff9645ef9859d3621f3a4370a75af496e2adeb6bc798b8850504f7e32c953808cba155072015-04-122015-05-112015-05-129999-12-312015-07-02T02:49:07+02:002016-01-19T06:57:15+01:0016f8cc49e4d72086da9097c1de21755f13f482bbaf87fc1f48b5dae738048983d8498a9582ec91201e6561cfac1eaea88d62557bad881e8001d8614a7c431a685730", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036599/2015-07-01_0/xml/BWBR0036599_2015-07-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015, 2015-0000102290, tot vaststelling van regels met betrekking tot ontslag en de transitievergoeding (Ontslagregeling)20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n Ontslagregeling20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n Gelet op de artikelen 669, vijfde lid, onderdelen a en b, 671a, zevende lid, 673a, derde lid, 673c, tweede lid, 673d, eerste lid, en 682a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 1, eerste lid, onderdeel e, en tweede lid, van de Wet melding collectief ontslag;\n \n \n Besluit:\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n bedrijfseconomische omstandigheden: bedrijfseconomische omstandigheden als bedoeld in artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n b.\n \n werknemer: de werknemer, bedoeld in artikel 610, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n c.\n \n werkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 610, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n d.\n \n bedrijfsvestiging: een onderdeel van de onderneming van de werkgever dat in de maatschappij als zelfstandige eenheid te herkennen is en een interne zelfstandige bedrijfsvoering heeft;\n \n \n e.\n \n groep: de groep, bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n f.\n \n payrollwerkgever: de werkgever, die op basis van een overeenkomst met een derde, welke niet tot stand is gekomen in het kader van het samenbrengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, een werknemer ter beschikking stelt om in opdracht en onder toezicht en leiding van die derde arbeid te verrichten, waarbij de werkgever die de werknemer ter beschikking stelt alleen met toestemming van die derde gerechtigd is de werknemer aan een ander ter beschikking te stellen;\n \n \n g.\n \n payrollwerknemer: de werknemer, bedoeld in onderdeel f;\n \n \n h.\n \n opdrachtgever: de derde, bedoeld in onderdeel f;\n \n \n i.\n \n uitzendwerkgever: de werkgever, die als doelstelling heeft om in het kader van beroep of bedrijf werknemers ter beschikking te stellen aan derden om onder hun leiding en toezicht werkzaam te zijn en zodoende vraag en aanbod op de arbeidsmarkt bij elkaar te brengen en wiens premieplichtige loonsom op jaarbasis voor ten minste 50% wordt gerealiseerd in het kader van uitzendovereenkomsten als bedoeld in artikel 690 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n j.\n \n inleenopdracht: een overeenkomst tussen een uitzendwerkgever en een derde, niet zijnde een opdrachtgever als bedoeld in onderdeel h;\n \n \n k.\n \n UWV: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.\n \n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 2\n Regels met betrekking tot een redelijke grond voor ontslag als bedoeld in artikel 669 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek\n \n \n Artikel\n 2\n Beoordeling noodzaak verval van arbeidsplaatsen\n \n In geval van een collectief ontslag als bedoeld in de Wet melding collectief ontslag wordt voor de toepassing van artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek aangenomen dat voor een doelmatige bedrijfsvoering het door de werkgever voorgestelde aantal te vervallen arbeidsplaatsen noodzakelijk is, indien dit blijkt uit een schriftelijke verklaring van de belanghebbende verenigingen van werknemers als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wet melding collectief ontslag, tenzij sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 3\n Verval arbeidsplaatsen groep\n \n Indien arbeidsplaatsen vervallen bij een werkgever, wiens onderneming deel uitmaakt van een groep, of die meer dan één onderneming in stand houdt, wordt de noodzaak voor het vervallen van arbeidsplaatsen beoordeeld aan de hand van de omstandigheden die van toepassing zijn op de onderneming waar de arbeidsplaatsen vervallen.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 4\n Deeltijdontslag\n \n Er bestaat geen redelijke grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden, indien het aantal werknemers dat voor ontslag wordt voorgedragen groter is dan het aantal arbeidsplaatsen dat komt te vervallen, tenzij dit onvermijdelijk is en de werkgever de werknemers waarvan de arbeidsplaats gedeeltelijk vervalt schriftelijk heeft aangeboden de arbeidsovereenkomst onder dezelfde voorwaarden voort te zetten voor het resterende deel van de overeengekomen arbeidsduur.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 5\n Uitbesteden werkzaamheden\n \n Er bestaat geen redelijke grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden, voor zover arbeidsplaatsen vervallen doordat de werkgever werkzaamheden uitsluitend uitbesteedt om werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd te vervangen door personen die niet werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of de werkzaamheden tegen een lagere vergoeding verrichten.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 6\n Uitbesteden werkzaamheden aan zelfstandigen\n \n Indien de werkgever voornemens is werkzaamheden van een werknemer uit te besteden aan een persoon die deze werkzaamheden niet op basis van een arbeidsovereenkomst zal verrichten, is alleen sprake van een redelijke grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst indien:\n \n \n a.\n de werkzaamheden zullen worden verricht door of namens een natuurlijke of rechtspersoon die is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;\n \n \n b.\n aannemelijk is dat de voordelen die deze persoon geniet uit de arbeidsrelatie, kunnen worden aangemerkt als winst uit een onderneming in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 of de werkzaamheden die deze persoon verricht, worden aangemerkt als werkzaamheden verricht voor rekening en risico van een vennootschap waarin die persoon een aanmerkelijk belang heeft; en\n \n \n c.\n deze persoon beschikt over een beschikking als bedoeld in artikel 3.156 of 3.157 van de Wet inkomstenbelasting 2001, waaruit blijkt dat de voordelen die deze persoon geniet of zal genieten uit de arbeidsrelatie worden aangemerkt als winst uit onderneming, of dat de werkzaamheden die deze persoon zal verrichten verricht worden voor rekening en risico van de vennootschap waarin die persoon een aanmerkelijk belang heeft.\n \n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 7\n Redelijke grond voor ontslag uitzendkracht\n \n Bij het beëindigen van een inleenopdracht, bestaat een redelijke grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden, indien aannemelijk is dat de werknemer niet binnen de periode van 26 weken, bedoeld in artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, bij die derde dezelfde of vergelijkbare werkzaamheden zal kunnen verrichten en de uitzendwerkgever zich gedurende een periode gelijk aan de redelijke termijn, bedoeld in artikel 10, heeft ingespannen om de werknemer te herplaatsen in een passende functie.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 8\n Verval arbeidsplaatsen over toekomstige periode bezien\n \n \n 1\n De periode van 26 weken, bedoeld in artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek vangt aan op de dag waarop wordt beslist op het verzoek om toestemming voor de opzegging of ontbinding van de arbeidsovereenkomst.\n \n \n 2\n Indien sprake is van het beëindigen van een inleenopdracht vangt de periode, bedoeld in het eerste lid, aan op de dag waarop de inleenopdracht eindigt.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 3\n Regels met betrekking tot herplaatsing en de redelijke termijn, bedoeld in artikel 669 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek\n \n \n Artikel\n 9\n Herplaatsing\n \n \n 1\n Bij de beoordeling of binnen de onderneming van de werkgever een passende functie beschikbaar is voor een werknemer die voor ontslag in aanmerking komt, worden arbeidsplaatsen betrokken:\n \n \n a.\n waarvoor een vacature bestaat, of waarvoor binnen de redelijke termijn, bedoeld in artikel 10, een vacature zal ontstaan;\n \n \n b.\n van werknemers of personen die werkzaam zijn op basis van een uitzendovereenkomst of op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst, of die, anders dan door een payrollwerkgever, door een derde ter beschikking zijn gesteld, voor zover op die arbeidsplaatsen geen werkzaamheden van tijdelijke aard worden verricht gedurende ten hoogste 26 weken.\n \n \n \n \n 2\n Indien de onderneming van de werkgever deel uitmaakt van een groep, worden bij de beoordeling of een passende functie beschikbaar is mede arbeidsplaatsen in andere tot deze groep behorende ondernemingen betrokken.\n \n \n 3\n Van een passende functie is sprake wanneer deze aansluit bij de opleiding, ervaring en capaciteiten van de werknemer.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 10\n Redelijke termijn\n \n \n 1\n De redelijke termijn, bedoeld in artikel 669, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is gelijk aan de opzegtermijn, bedoeld in artikel 672, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.\n \n \n 2\n Voor een werknemer met een arbeidshandicap bedraagt de redelijke termijn, bedoeld in het eerste lid, 26 weken.\n \n \n 3\n Als werknemer met een arbeidshandicap, bedoeld in het tweede lid, wordt aangemerkt de werknemer:\n \n \n a.\n die voor 29 december 2005 als arbeidsgehandicapte is aangemerkt op grond van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten voor zolang aanspraak bestaat op voorzieningen op grond van die wet;\n \n \n b.\n met een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of een uitkering of recht op arbeidsondersteuning op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;\n \n \n c.\n waarvoor voorzieningen zijn getroffen tot behoud, herstel of ter bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid; of\n \n \n d.\n die bij ziekte recht heeft op ziekengeld als bedoeld in artikel 29b van de Ziektewet.\n \n \n \n \n 4\n De redelijke termijn, bedoeld in het eerste en tweede lid, vangt aan op de dag waarop wordt beslist op het verzoek om toestemming voor de opzegging of ontbinding van de arbeidsovereenkomst.\n \n \n 5\n Indien sprake is van het beëindigen van een inleenopdracht:\n \n \n a.\n vangt de redelijke termijn, bedoeld in het eerste en tweede lid, aan op de dag waarop de inleenopdracht eindigt;\n \n \n b.\n wordt de redelijke termijn, bedoeld in het eerste en tweede lid, verlengd met de perioden waarin de werknemer wegens ziekte of gebreken niet in staat is arbeid te verrichten.\n \n \n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 4\n Regels met betrekking tot het bepalen van de volgorde van ontslag bij het vervallen van arbeidsplaatsen wegens bedrijfseconomische omstandigheden\n \n \n Artikel\n 11\n Afspiegelingsbeginsel\n \n \n 1\n Voor zover het bij de te vervallen arbeidsplaatsen om uitwisselbare functies als bedoeld in artikel 13 gaat, komen per leeftijdsgroep binnen een categorie uitwisselbare functies de werknemers met het kortste dienstverband het eerst voor ontslag in aanmerking, waarbij het aantal werknemers dat per leeftijdsgroep voor ontslag in aanmerking komt, voor zover mogelijk, overeenkomt met de onderlinge verhouding van het aantal werknemers in elk van de leeftijdsgroepen binnen de desbetreffende categorie uitwisselbare functies. De in de eerste volzin bedoelde leeftijdsgroepen zijn de groepen van 15 tot 25 jaar, van 25 tot 35 jaar, van 35 tot 45 jaar, van 45 tot 55 jaar en van 55 jaar tot de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet genoemde leeftijd.\n \n \n 2\n Indien in de desbetreffende categorie uitwisselbare functies werknemers werkzaam zijn die de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd hebben bereikt, komen deze werknemers, alvorens het eerste lid wordt toegepast, het eerst voor ontslag in aanmerking. Van deze werknemers komen vervolgens de werknemers met het kortste dienstverband het eerst voor ontslag in aanmerking.\n \n \n 3\n Indien de toepassing van het eerste lid geen uitsluitsel geeft over de voor ontslag in aanmerking te brengen werknemers, doordat in een bepaalde leeftijdscategorie de duur van het dienstverband van meerdere werknemers gelijk is, beslist de werkgever welke van deze werknemers voor ontslag in aanmerking komen.\n \n \n 4\n Indien de werkgever aannemelijk maakt dat de vervanging van een werknemer die uit hoofde van zijn functie bij een derde te werk is gesteld om onder diens toezicht en leiding werkzaam te zijn, in redelijkheid niet kan worden geëffectueerd, kan deze werknemer bij de toepassing van het eerste lid buiten beschouwing worden gelaten.\n \n \n 5\n Indien de werkgever aannemelijk maakt dat een werknemer over zodanige bijzondere kennis of bekwaamheden beschikt, dat zijn ontslag voor het functioneren van de onderneming te bezwaarlijk zou zijn, kan deze werknemer bij de toepassing van het eerste lid buiten beschouwing worden gelaten.\n \n \n 6\n Arbeidsbeperkten als bedoeld in artikel 38b, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen kunnen bij de toepassing van het eerste lid buiten beschouwing worden gelaten.\n \n \n 7\n Indien een werknemer voor ontslag in aanmerking wordt gebracht wegens het vervallen van een loonkostensubsidie die de werkgever voor die werknemer ontving, is het eerste lid niet van toepassing.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 12\n Peildatum\n \n \n 1\n Bij de toepassing van artikel 11 wordt uitgegaan van de werknemers die op het moment waarop het verzoek om toestemming om de arbeidsovereenkomsten te beëindigen wordt ingediend werkzaam waren binnen een categorie uitwisselbare functies.\n \n \n 2\n De werkgever kan voor de toepassing van artikel 11, eerste lid, uitgaan van een eerder objectief vast te stellen moment dan het moment, bedoeld in het eerste lid, indien daar een redelijke grond voor is en voor zover dat moment niet gelegen is voor het moment waarop aan de werknemers te kennen is gegeven dat arbeidsplaatsen zouden vervallen.\n \n \n 3\n Indien het beëindigen van een inleenopdracht leidt tot het vervallen van één of meer arbeidsplaatsen bij een uitzendwerkgever, wordt, in afwijking van het eerste lid en tweede lid, bij de toepassing van artikel 11 uitgegaan van het moment waarop de inleenopdracht eindigt.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 13\n Uitwisselbare functies\n \n \n 1\n Een functie is uitwisselbaar met een andere functie, indien:\n \n \n a.\n de functies vergelijkbaar zijn voor zover het betreft de inhoud van de functie, de voor de functie vereiste kennis, vaardigheden en competenties, en de tijdelijke of structurele aard van de functie; en\n \n \n b.\n het niveau van de functie en de bij de functie behorende beloning gelijkwaardig zijn.\n \n \n \n \n 2\n De factoren, bedoeld in het eerste lid, worden in onderlinge samenhang beoordeeld.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 14\n In aanmerking te nemen uitwisselbare functies\n \n \n 1\n Bij de toepassing van artikel 11 wordt uitgegaan van alle uitwisselbare functies binnen de onderneming van de werkgever, tenzij de arbeidsplaatsen vervallen binnen een bedrijfsvestiging van de onderneming van de werkgever, in welk geval voor de toepassing van dat artikel wordt uitgegaan van alle uitwisselbare functies binnen de bedrijfsvestiging.\n \n \n 2\n Indien de redelijke toepassing van het afspiegelingsbeginsel dit, gelet op de omstandigheden, met zich meebrengt, worden, in afwijking van het eerste lid, uitwisselbare functies bij verschillende ondernemingen van de werkgever of onderdelen van een onderneming van de werkgever die worden aangemerkt als bedrijfsvestiging, samengenomen.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste lid wordt, bij het vervallen van een inleenopdracht bij een uitzendwerkgever, bij de toepassing van artikel 11 uitgegaan van de inleenopdrachten met uitwisselbare functies bij het bedrijf waar de werknemer laatstelijk werkzaam was en de inleenopdrachten op grond waarvan bij andere bedrijven per bedrijf in totaal vier of meer werknemers werkzaam zijn in uitwisselbare functies, met dien verstande dat van de inleenopdrachten in andere bedrijven, de inleenopdrachten buiten beschouwing blijven waarvan de resterende duur twee maanden of minder bedraagt te rekenen vanaf het moment waarop de inleenopdracht is komen te vervallen.\n \n \n 4\n In afwijking van het eerste lid, wordt bij het vervallen van arbeidsplaatsen bij een werkgever in de thuiszorg, de kraamzorg, de jeugdgezondheidszorg, de gehandicaptenzorg, de jeugdhulp, de geestelijke gezondheidszorg met inbegrip van de verslavingszorg, de branche welzijn en maatschappelijke dienstverlening of bij een verpleeg- of verzorgingshuis, uitgegaan van de gemeente waarbinnen arbeidsplaatsen komen te vervallen, tenzij de werkgever:\n \n \n a.\n binnen de betreffende gemeente beschikt over meerdere bedrijfsvestigingen, in welk geval bij de toepassing van artikel 11 wordt uitgegaan van die bedrijfsvestigingen; en\n \n \n b.\n aannemelijk maakt dat vanwege de wijze waarop de werkzaamheden zijn georganiseerd, uitgegaan moet worden van de onderneming of van een bedrijfsvestiging binnen de onderneming.\n \n \n \n \n 5\n Indien een werknemer zijn werkzaamheden in meerdere gemeenten uitvoert, of heeft uitgevoerd, wordt bij de toepassing van het vierde lid, aanhef, uitgegaan van de gemeente waar de werknemer het meest werkzaam is, of geweest is, te rekenen over een periode van twaalf maanden voorafgaande aan het indienen van het verzoek om toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst. De periode van twaalf maanden wordt naar rato toegepast indien de duur van de arbeidsovereenkomst korter is dan twaalf maanden.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 15\n Opvolgende arbeidsovereenkomsten\n \n \n 1\n Voor de berekening van de duur van het dienstverband, bedoeld in artikel 11, eerste en tweede lid, worden een of meer voorafgaande arbeidsovereenkomsten tussen dezelfde partijen, die elkaar met tussenpozen van ten hoogste zes maanden hebben opgevolgd, samengeteld.\n \n \n 2\n Voor de toepassing van het eerste lid worden arbeidsovereenkomsten geacht elkaar te hebben opgevolgd, indien de werknemer achtereenvolgens in dienst is geweest bij verschillende werkgevers die, ongeacht of inzicht bestond in de hoedanigheid en geschiktheid van de werknemer, redelijkerwijze geacht moeten worden ten aanzien van de verrichte arbeid elkaars opvolger te zijn.\n \n \n 3\n Voor de toepassing van het eerste lid worden arbeidsovereenkomsten geacht elkaar te hebben opgevolgd, indien de werknemer achtereenvolgens in dienst is geweest bij verschillende werkgevers die deel uitmaken van een groep, indien bij collectieve arbeidsovereenkomst is overeengekomen dat van werknemers die in dienst zijn bij deze werkgevers verwacht wordt dat zij regelmatig binnen deze groep van functie veranderen.\n \n \n 4\n In afwijking van het eerste lid worden voorafgaande arbeidsovereenkomsten die voor 1 juli 2015 zijn aangegaan niet samengeteld als zij elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van meer dan drie maanden.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 16\n Alternatief afspiegelingsbeginsel\n \n \n 1\n Bij de toepassing van artikel 11 kan ten hoogste 10% van het totale aantal werknemers dat voor ontslag in aanmerking komt buiten beschouwing worden gelaten, indien bij collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan is bepaald dat van deze mogelijkheid gebruik kan worden gemaakt.\n \n \n 2\n Werknemers kunnen uitsluitend op grond van het eerste lid buiten beschouwing worden gelaten, indien:\n \n \n a.\n aannemelijk is dat de werknemer bovengemiddeld functioneert dan wel naar verwachting in de toekomst zich bovengemiddeld zal ontwikkelen;\n \n \n b.\n de werknemers periodiek zijn beoordeeld, waarbij steeds aangegeven is of een werknemer bovengemiddeld functioneert of zich naar verwachting in de toekomst bovengemiddeld zal ontwikkelen;\n \n \n c.\n voor alle werknemers kenbaar is gemaakt dat werknemers die bovengemiddeld functioneren of waarvan de verwachting is dat zij zich bovengemiddeld zullen gaan ontwikkelen buiten beschouwing gelaten kunnen worden bij de toepassing van artikel 11; en\n \n \n d.\n aan alle werknemers dezelfde mogelijkheden zijn geboden om zich, al dan niet in de toekomst, te ontwikkelen tot een bovengemiddeld functionerende werknemer.\n \n \n \n \n 3\n Toepassing van het eerste lid is toegestaan, voor zover dit er niet toe leidt dat meer werknemers uit de leeftijdsgroepen van 15 tot 25 jaar en van 55 jaar tot de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet genoemde leeftijd voor ontslag in aanmerking worden gebracht dan zonder toepassing van het eerste lid.\n \n \n 4\n Het aantal werknemers dat op grond van het eerste lid buiten beschouwing wordt gelaten, wordt naar boven afgerond.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 5\n Regels met betrekking tot het eerst beëindigen van andere arbeidsrelaties\n \n \n Artikel\n 17\n Opzeggen terwijl andere arbeidsrelaties nog niet zijn geëindigd\n \n De toestemming om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op te zeggen op grond van artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek kan worden verleend zonder dat de werkgever de arbeidsrelatie of overeenkomst heeft beëindigd van:\n \n \n a.\n werknemers en personen die werkzaamheden van tijdelijke aard verrichten, gedurende een periode van ten hoogste 26 weken;\n \n \n b.\n werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd waarvan de resterende looptijd van de arbeidsovereenkomst meer bedraagt dan 26 weken, te rekenen vanaf de dag waarop het verzoek om toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen is ingediend, voor zover deze werknemers niet op grond van artikel 11 in aanmerking komen voor ontslag; of\n \n \n c.\n payrollwerknemers, die werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd waarvan de resterende looptijd meer bedraagt dan 26 weken, te rekenen vanaf de dag waarop het verzoek om toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen is ingediend, voor zover voor deze werknemers uit de toepassing van artikel 11 niet voortvloeit dat de overeenkomst met de payrollwerkgever moet worden opgezegd.\n \n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 6\n Regels met betrekking tot de wederindiensttredingsvoorwaarde\n \n \n Artikel\n 18\n Wederindiensttredingsvoorwaarde buiten toepassing\n \n De artikelen 681, eerste lid, onderdelen d en e, en 682, vierde en vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn niet van toepassing, indien de werkgever nadat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 6 is opgezegd of ontbonden, de werkzaamheden laat verrichten door een persoon als bedoeld in artikel 6, onderdelen a tot en met c.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 19\n Wederindiensttredingsvoorwaarde na groepsontslag\n \n Indien meer dan één arbeidsovereenkomst met betrekking tot dezelfde werkzaamheden wegens bedrijfseconomische omstandigheden is opgezegd of ontbonden, stelt de werkgever de werknemer wiens arbeidsovereenkomst op grond van artikel 11 als laatste in aanmerking kwam voor opzegging of ontbinding, als eerste in de gelegenheid zijn vroegere werkzaamheden te hervatten dan wel als kandidaat bij een derde te worden voorgedragen. Indien een werknemer geen gebruik van die gelegenheid maakt, of een werknemer door die derde niet geschikt wordt geacht, stelt de werkgever telkens de werknemer die daarna in aanmerking kwam voor opzegging of ontbinding in de gelegenheid de werkzaamheden te hervatten of te worden voorgedragen bij die derde.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 7\n Regels met betrekking tot het ontslag van de payrollwerknemer\n \n \n Artikel\n 20\n Redelijke grond bij ontslag van payrollwerknemer\n \n Indien een overeenkomst tussen een payrollwerkgever en een opdrachtgever wordt beëindigd, wordt aan de hand van de omstandigheden bij de opdrachtgever bepaald of er een redelijke grond is voor opzegging van de arbeidsovereenkomst van de payrollwerknemer, waarbij:\n \n \n a.\n voor de toepassing van paragraaf 2 tot en met 5 de payrollwerknemer geacht wordt in dienst te zijn bij de opdrachtgever; en\n \n \n b.\n de opdrachtgever geacht wordt de werkgever, bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek te zijn.\n \n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 21\n Afwijking afspiegelingsbeginsel\n \n Voor zover de regels voor het bepalen van de volgorde van opzegging bij het vervallen van arbeidsplaatsen bij de opdrachtgever afwijken van paragraaf 4, wordt bij de toepassing van die paragraaf uitgegaan van de afwijkende regels.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 22\n Wederindiensttredingsvoorwaarde bij payrolling\n \n Indien de arbeidsovereenkomst met een payrollwerknemer is opgezegd of ontbonden nadat de overeenkomst tussen een payrollwerkgever en een opdrachtgever is beëindigd, wordt de opdrachtgever geacht de werkgever te zijn die dezelfde werkzaamheden door een ander laat verrichten, bedoeld in de artikelen 681, eerste lid, onderdeel d, en 682, vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 23\n Einde payrollovereenkomst bij niet-nakoming\n \n Indien de overeenkomst tussen de payrollwerkgever en de opdrachtgever op initiatief van de payrollwerkgever wordt beëindigd, omdat de opdrachtgever de financiële verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst gedurende een periode van ten minste drie maanden in het geheel niet is nagekomen en de payrollwerkgever in voldoende mate heeft getracht nakoming van de overeenkomst af te dwingen:\n \n \n a.\n zijn de artikelen 11, 20 en 22, alsmede de artikelen 681, eerste lid, onderdelen d en e, en 682, vierde en vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing; en\n \n \n b.\n kan de toestemming om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op te zeggen op grond van artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek worden verleend zonder dat de payrollwerkgever arbeidsrelaties of inleenovereenkomsten als bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, heeft beëindigd.\n \n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 8\n Regels met betrekking tot de transitievergoeding\n \n \n Artikel\n 24\n Kleine werkgever\n \n \n 1\n Op een werkgever die deel uitmaakt van een groep zijn de artikelen 673a, tweede lid, en 673d van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing, indien de werkgevers die deel uitmaken van deze groep samen gemiddeld 25 of meer werknemers in dienst hadden in de tweede helft van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt of niet wordt voorgezet.\n \n \n 2\n Maanden die gelegen zijn voor 1 mei 2013 kunnen voor de berekening van de duur van de arbeidsovereenkomst uitsluitend op grond van artikel 673d, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek buiten beschouwing worden gelaten, indien:\n \n \n a.\n het netto resultaat van de onderneming van de werkgever over de drie boekjaren voorafgaand aan het boekjaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt of niet wordt voortgezet kleiner is geweest dan nul;\n \n \n b.\n de waarde van het eigen vermogen van de onderneming van de werkgever, als bedoeld in het Besluit modellen jaarrekening, negatief was aan het einde van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt of niet wordt voortgezet; en\n \n \n c.\n binnen de onderneming van de werkgever aan het einde van het boekjaar dat eindigt voorafgaand aan het boekjaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt of niet wordt voortgezet, de waarde van de vlottende activa kleiner is dan de schulden met een resterende looptijd van ten hoogste een jaar.\n \n \n \n \n 3\n Indien in een boekjaar aan de eigenaar van de onderneming geen loon is toegekend, wordt voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel a, het netto resultaat van de onderneming in dat boekjaar verminderd met het bedrag, bedoeld in artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964. Indien meerdere eigenaren arbeid verrichten ten bate van de onderneming, wordt het bedrag, bedoeld in de eerst zin, voor elk van deze eigenaren in mindering gebracht op het resultaat van de onderneming.\n \n \n 4\n Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2020.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 25\n Betalen in termijnen\n \n Indien van de mogelijkheid om de transitievergoeding in termijnen te betalen, bedoeld in artikel 673c, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek gebruik wordt gemaakt, wordt de betaling van de transitievergoeding verspreid over een periode van ten hoogste zes maanden na de dag waarop op grond van artikel 686a, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek de wettelijke rente verschuldigd is over het bedrag van de transitievergoeding.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 9\n Regels met betrekking tot de Wet melding collectief ontslag\n \n \n Artikel\n 26\n Werkgebieden Wet melding collectief ontslag\n \n \n 1\n De werkgebieden, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet melding collectief ontslag zijn:\n \n \n a.\n Friesland, Groningen en Drenthe;\n \n \n b.\n Overijssel en Gelderland;\n \n \n c.\n Noord-Brabant en Limburg;\n \n \n d.\n Zuid-Holland en Zeeland;\n \n \n e.\n Flevoland en Utrecht;\n \n \n f.\n Noord-Holland.\n \n \n \n \n 2\n Indien het UWV een melding van een collectief ontslag ontvangt, zendt het hiervan een afschrift, vergezeld van een rapport waarin de gemelde gegevens en verdere bijzonderheden zijn samengevat, toe aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 27\n Gelijkstelling payrollwerknemer\n \n Voor de toepassing van de Wet melding collectief ontslag worden payrollwerknemers gelijkgesteld met werknemers als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van die wet.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 10\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 28\n Intrekken Ontslagbesluit en overgangsrecht\n \n \n 1\n Het Ontslagbesluit wordt ingetrokken.\n \n \n 2\n Het Ontslagbesluit, zoals dat luidde op 30 juni 2015, blijft van toepassing op een verzoek om toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst gedaan voor dat tijdstip en een opzegging gedaan na dat tijdstip op grond van een verzoek om toestemming van de arbeidsovereenkomst gedaan voor dat tijdstip en op de gedingen die daarop betrekking hebben.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 29\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Ontslagregeling.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 30\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 23 april 2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,L.F.Asscher\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036599/2016-01-01_0/xml/BWBR0036599_2016-01-01_0.xml", "content": "BWBR0036599_2015-07-01_0\n Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015, 2015-0000102290, tot vaststelling van regels met betrekking tot ontslag en de transitievergoeding (Ontslagregeling)20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n Ontslagregeling20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n Gelet op de artikelen 669, vijfde lid, onderdelen a en b, 671a, zevende lid, 673a, derde lid, 673c, tweede lid, 673d, eerste lid, en 682a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 1, eerste lid, onderdeel e, en tweede lid, van de Wet melding collectief ontslag;\n \n \n Besluit:\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n bedrijfseconomische omstandigheden: bedrijfseconomische omstandigheden als bedoeld in artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n b.\n \n werknemer: de werknemer, bedoeld in artikel 610, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n c.\n \n werkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 610, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n d.\n \n bedrijfsvestiging: een onderdeel van de onderneming van de werkgever dat in de maatschappij als zelfstandige eenheid te herkennen is en een interne zelfstandige bedrijfsvoering heeft;\n \n \n e.\n \n groep: de groep, bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n f.\n \n payrollwerkgever: de werkgever, die op basis van een overeenkomst met een derde, welke niet tot stand is gekomen in het kader van het samenbrengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, een werknemer ter beschikking stelt om in opdracht en onder toezicht en leiding van die derde arbeid te verrichten, waarbij de werkgever die de werknemer ter beschikking stelt alleen met toestemming van die derde gerechtigd is de werknemer aan een ander ter beschikking te stellen;\n \n \n g.\n \n payrollwerknemer: de werknemer, bedoeld in onderdeel f;\n \n \n h.\n \n opdrachtgever: de derde, bedoeld in onderdeel f;\n \n \n i.\n \n uitzendwerkgever: de werkgever, die als doelstelling heeft om in het kader van beroep of bedrijf werknemers ter beschikking te stellen aan derden om onder hun leiding en toezicht werkzaam te zijn en zodoende vraag en aanbod op de arbeidsmarkt bij elkaar te brengen en wiens premieplichtige loonsom op jaarbasis voor ten minste 50% wordt gerealiseerd in het kader van uitzendovereenkomsten als bedoeld in artikel 690 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n j.\n \n inleenopdracht: een overeenkomst tussen een uitzendwerkgever en een derde, niet zijnde een opdrachtgever als bedoeld in onderdeel h;\n \n \n k.\n \n UWV: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.\n \n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 2\n Regels met betrekking tot een redelijke grond voor ontslag als bedoeld in artikel 669 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek\n \n \n Artikel\n 2\n Beoordeling noodzaak verval van arbeidsplaatsen\n \n In geval van een collectief ontslag als bedoeld in de Wet melding collectief ontslag wordt voor de toepassing van artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek aangenomen dat voor een doelmatige bedrijfsvoering het door de werkgever voorgestelde aantal te vervallen arbeidsplaatsen noodzakelijk is, indien dit blijkt uit een schriftelijke verklaring van de belanghebbende verenigingen van werknemers als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wet melding collectief ontslag, tenzij sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 3\n Verval arbeidsplaatsen groep\n \n Indien arbeidsplaatsen vervallen bij een werkgever, wiens onderneming deel uitmaakt van een groep, of die meer dan één onderneming in stand houdt, wordt de noodzaak voor het vervallen van arbeidsplaatsen beoordeeld aan de hand van de omstandigheden die van toepassing zijn op de onderneming waar de arbeidsplaatsen vervallen.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 4\n Deeltijdontslag\n \n Er bestaat geen redelijke grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden, indien het aantal werknemers dat voor ontslag wordt voorgedragen groter is dan het aantal arbeidsplaatsen dat komt te vervallen, tenzij dit onvermijdelijk is en de werkgever de werknemers waarvan de arbeidsplaats gedeeltelijk vervalt schriftelijk heeft aangeboden de arbeidsovereenkomst onder dezelfde voorwaarden voort te zetten voor het resterende deel van de overeengekomen arbeidsduur.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 5\n Uitbesteden werkzaamheden\n \n Er bestaat geen redelijke grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden, voor zover arbeidsplaatsen vervallen doordat de werkgever werkzaamheden uitsluitend uitbesteedt om werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd te vervangen door personen die niet werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of de werkzaamheden tegen een lagere vergoeding verrichten.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 6\n Uitbesteden werkzaamheden aan zelfstandigen\n \n Indien de werkgever voornemens is werkzaamheden van een werknemer uit te besteden aan een persoon die deze werkzaamheden niet op basis van een arbeidsovereenkomst zal verrichten, is alleen sprake van een redelijke grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst indien:\n \n \n a.\n de werkzaamheden zullen worden verricht door of namens een natuurlijke of rechtspersoon die is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;\n \n \n b.\n aannemelijk is dat de voordelen die deze persoon geniet uit de arbeidsrelatie, kunnen worden aangemerkt als winst uit een onderneming in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 of de werkzaamheden die deze persoon verricht, worden aangemerkt als werkzaamheden verricht voor rekening en risico van een vennootschap waarin die persoon een aanmerkelijk belang heeft; en\n \n \n c.\n deze persoon beschikt over een beschikking als bedoeld in artikel 3.156 of 3.157 van de Wet inkomstenbelasting 2001, waaruit blijkt dat de voordelen die deze persoon geniet of zal genieten uit de arbeidsrelatie worden aangemerkt als winst uit onderneming, of dat de werkzaamheden die deze persoon zal verrichten verricht worden voor rekening en risico van de vennootschap waarin die persoon een aanmerkelijk belang heeft.\n \n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 7\n Redelijke grond voor ontslag uitzendkracht\n \n Bij het beëindigen van een inleenopdracht, bestaat een redelijke grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden, indien aannemelijk is dat de werknemer niet binnen de periode van 26 weken, bedoeld in artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, bij die derde dezelfde of vergelijkbare werkzaamheden zal kunnen verrichten en de uitzendwerkgever zich gedurende een periode gelijk aan de redelijke termijn, bedoeld in artikel 10, heeft ingespannen om de werknemer te herplaatsen in een passende functie.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 8\n Verval arbeidsplaatsen over toekomstige periode bezien\n \n \n 1\n De periode van 26 weken, bedoeld in artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek vangt aan op de dag waarop wordt beslist op het verzoek om toestemming voor de opzegging of ontbinding van de arbeidsovereenkomst.\n \n \n 2\n Indien sprake is van het beëindigen van een inleenopdracht vangt de periode, bedoeld in het eerste lid, aan op de dag waarop de inleenopdracht eindigt.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 3\n Regels met betrekking tot herplaatsing en de redelijke termijn, bedoeld in artikel 669 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek\n \n \n Artikel\n 9\n Herplaatsing\n \n \n 1\n Bij de beoordeling of binnen de onderneming van de werkgever een passende functie beschikbaar is voor een werknemer die voor ontslag in aanmerking komt, worden arbeidsplaatsen betrokken:\n \n \n a.\n waarvoor een vacature bestaat, of waarvoor binnen de redelijke termijn, bedoeld in artikel 10, een vacature zal ontstaan;\n \n \n b.\n van werknemers of personen die werkzaam zijn op basis van een uitzendovereenkomst, op basis van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 628a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst, of die, anders dan door een payrollwerkgever, door een derde ter beschikking zijn gesteld, voor zover op die arbeidsplaatsen geen werkzaamheden van tijdelijke aard worden verricht gedurende ten hoogste 26 weken.\n \n \n \n \n 2\n Indien de onderneming van de werkgever deel uitmaakt van een groep, worden bij de beoordeling of een passende functie beschikbaar is mede arbeidsplaatsen in andere tot deze groep behorende ondernemingen betrokken.\n \n \n 3\n Van een passende functie is sprake wanneer deze aansluit bij de opleiding, ervaring en capaciteiten van de werknemer.\n \n20154545117-12-201507-12-20152015-000030038120154545117-12-201507-12-20152015-000030038101-01-2016\n \n Artikel\n 10\n Redelijke termijn\n \n \n 1\n De redelijke termijn, bedoeld in artikel 669, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is gelijk aan de opzegtermijn, bedoeld in artikel 672, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.\n \n \n 2\n Voor een werknemer met een arbeidshandicap bedraagt de redelijke termijn, bedoeld in het eerste lid, 26 weken.\n \n \n 3\n Als werknemer met een arbeidshandicap, bedoeld in het tweede lid, wordt aangemerkt de werknemer:\n \n \n a.\n die voor 29 december 2005 als arbeidsgehandicapte is aangemerkt op grond van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten voor zolang aanspraak bestaat op voorzieningen op grond van die wet;\n \n \n b.\n met een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of een uitkering of recht op arbeidsondersteuning op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;\n \n \n c.\n waarvoor voorzieningen zijn getroffen tot behoud, herstel of ter bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid; of\n \n \n d.\n die bij ziekte recht heeft op ziekengeld als bedoeld in artikel 29b van de Ziektewet.\n \n \n \n \n 4\n De redelijke termijn, bedoeld in het eerste en tweede lid, vangt aan op de dag waarop wordt beslist op het verzoek om toestemming voor de opzegging of ontbinding van de arbeidsovereenkomst.\n \n \n 5\n Indien sprake is van het beëindigen van een inleenopdracht:\n \n \n a.\n vangt de redelijke termijn, bedoeld in het eerste en tweede lid, aan op de dag waarop de inleenopdracht eindigt;\n \n \n b.\n wordt de redelijke termijn, bedoeld in het eerste en tweede lid, verlengd met de perioden waarin de werknemer wegens ziekte of gebreken niet in staat is arbeid te verrichten.\n \n \n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 4\n Regels met betrekking tot het bepalen van de volgorde van ontslag bij het vervallen van arbeidsplaatsen wegens bedrijfseconomische omstandigheden\n \n \n Artikel\n 11\n Afspiegelingsbeginsel\n \n \n 1\n Voor zover het bij de te vervallen arbeidsplaatsen om uitwisselbare functies als bedoeld in artikel 13 gaat, komen per leeftijdsgroep binnen een categorie uitwisselbare functies de werknemers met het kortste dienstverband het eerst voor ontslag in aanmerking, waarbij het aantal werknemers dat per leeftijdsgroep voor ontslag in aanmerking komt, voor zover mogelijk, overeenkomt met de onderlinge verhouding van het aantal werknemers in elk van de leeftijdsgroepen binnen de desbetreffende categorie uitwisselbare functies. De in de eerste volzin bedoelde leeftijdsgroepen zijn de groepen van 15 tot 25 jaar, van 25 tot 35 jaar, van 35 tot 45 jaar, van 45 tot 55 jaar en vanaf 55 jaar.\n \n \n 2\n Indien in een categorie uitwisselbare functies werknemers werkzaam zijn van wie de arbeidsrelatie op grond van artikel 671a, vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek moet worden beëindigd alvorens toestemming voor opzegging van een arbeidsovereenkomst wordt verleend, komen in volgorde van de lengte van het dienstverband achtereenvolgens voor ontslag in aanmerking:\n \n \n a.\n de werknemers, bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, onderdeel d, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n b.\n de werknemers, bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, onderdeel b, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n c.\n de werknemers bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.\n \n \n \n \n 3\n Indien de toepassing van het eerste lid geen uitsluitsel geeft over de voor ontslag in aanmerking te brengen werknemers doordat:\n \n \n a.\n op enig moment in de berekening, op grond van het eerste lid, twee of meer leeftijdscategorieën aangemerkt worden, waarbinnen een werknemer voor ontslag in aanmerking komt, worden werknemers uit bedoelde leeftijdscategorieën samengenomen. Van deze werknemers komt de werknemer met het kortste dienstverband voor ontslag in aanmerking.\n \n \n b.\n in een bepaalde leeftijdscategorie, of bij het van toepassing zijn van onderdeel a, de duur van het dienstverband van meerdere werknemers gelijk is, beslist de werkgever welke van deze werknemers voor ontslag in aanmerking komt.\n \n \n \n \n 4\n Indien de werkgever aannemelijk maakt dat de vervanging van een werknemer die uit hoofde van zijn functie bij een derde te werk is gesteld om onder diens toezicht en leiding werkzaam te zijn, in redelijkheid niet kan worden geëffectueerd, kan deze werknemer bij de toepassing van het eerste lid buiten beschouwing worden gelaten.\n \n \n 5\n Indien de werkgever aannemelijk maakt dat een werknemer over zodanige bijzondere kennis of bekwaamheden beschikt, dat zijn ontslag voor het functioneren van de onderneming te bezwaarlijk zou zijn, kan deze werknemer bij de toepassing van het eerste lid buiten beschouwing worden gelaten.\n \n \n 6\n Arbeidsbeperkten als bedoeld in artikel 38b, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen kunnen bij de toepassing van het eerste lid buiten beschouwing worden gelaten.\n \n \n 7\n Indien een werknemer voor ontslag in aanmerking wordt gebracht wegens het vervallen van een loonkostensubsidie die de werkgever voor die werknemer ontving, is het eerste lid niet van toepassing.\n \n20154545117-12-201507-12-20152015-000030038120154545117-12-201507-12-20152015-000030038101-01-2016Artikel III van Stcrt. 2015/45451 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 12\n Peildatum\n \n \n 1\n Bij de toepassing van artikel 11 wordt uitgegaan van de werknemers die op het moment waarop het verzoek om toestemming om de arbeidsovereenkomsten te beëindigen wordt ingediend werkzaam waren binnen een categorie uitwisselbare functies.\n \n \n 2\n De werkgever kan voor de toepassing van artikel 11, eerste lid, uitgaan van een eerder objectief vast te stellen moment dan het moment, bedoeld in het eerste lid, indien daar een redelijke grond voor is en voor zover dat moment niet gelegen is voor het moment waarop aan de werknemers te kennen is gegeven dat arbeidsplaatsen zouden vervallen.\n \n \n 3\n Indien het beëindigen van een inleenopdracht leidt tot het vervallen van één of meer arbeidsplaatsen bij een uitzendwerkgever, wordt, in afwijking van het eerste lid en tweede lid, bij de toepassing van artikel 11 uitgegaan van het moment waarop de inleenopdracht eindigt.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 13\n Uitwisselbare functies\n \n \n 1\n Een functie is uitwisselbaar met een andere functie, indien:\n \n \n a.\n de functies vergelijkbaar zijn voor zover het betreft de inhoud van de functie, de voor de functie vereiste kennis, vaardigheden en competenties, en de tijdelijke of structurele aard van de functie; en\n \n \n b.\n het niveau van de functie en de bij de functie behorende beloning gelijkwaardig zijn.\n \n \n \n \n 2\n De factoren, bedoeld in het eerste lid, worden in onderlinge samenhang beoordeeld.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 14\n In aanmerking te nemen uitwisselbare functies\n \n \n 1\n Bij de toepassing van artikel 11 wordt uitgegaan van alle uitwisselbare functies binnen de onderneming van de werkgever, tenzij de arbeidsplaatsen vervallen binnen een bedrijfsvestiging van de onderneming van de werkgever, in welk geval voor de toepassing van dat artikel wordt uitgegaan van alle uitwisselbare functies binnen de bedrijfsvestiging.\n \n \n 2\n Indien de redelijke toepassing van het afspiegelingsbeginsel dit, gelet op de omstandigheden, met zich meebrengt, worden, in afwijking van het eerste lid, uitwisselbare functies bij verschillende ondernemingen van de werkgever of onderdelen van een onderneming van de werkgever die worden aangemerkt als bedrijfsvestiging, samengenomen.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste lid wordt, bij het vervallen van een inleenopdracht bij een uitzendwerkgever, bij de toepassing van artikel 11 uitgegaan van de inleenopdrachten met uitwisselbare functies bij het bedrijf waar de werknemer laatstelijk werkzaam was en de inleenopdrachten op grond waarvan bij andere bedrijven per bedrijf in totaal vier of meer werknemers werkzaam zijn in uitwisselbare functies, met dien verstande dat van de inleenopdrachten in andere bedrijven, de inleenopdrachten buiten beschouwing blijven waarvan de resterende duur twee maanden of minder bedraagt te rekenen vanaf het moment waarop de inleenopdracht is komen te vervallen.\n \n \n 4\n In afwijking van het eerste lid, wordt bij het vervallen van arbeidsplaatsen bij een werkgever in de thuiszorg, de kraamzorg, de jeugdgezondheidszorg, de gehandicaptenzorg, de jeugdhulp, de geestelijke gezondheidszorg met inbegrip van de verslavingszorg, de branche welzijn en maatschappelijke dienstverlening of bij een verpleeg- of verzorgingshuis, uitgegaan van de gemeente waarbinnen arbeidsplaatsen komen te vervallen, tenzij de werkgever:\n \n \n a.\n binnen de betreffende gemeente beschikt over meerdere bedrijfsvestigingen, in welk geval bij de toepassing van artikel 11 wordt uitgegaan van die bedrijfsvestigingen; of\n \n \n b.\n aannemelijk maakt dat vanwege de wijze waarop de werkzaamheden zijn georganiseerd, uitgegaan moet worden van de onderneming of van een bedrijfsvestiging binnen de onderneming.\n \n \n \n \n 5\n Indien een werknemer zijn werkzaamheden in meerdere gemeenten uitvoert, of heeft uitgevoerd, wordt bij de toepassing van het vierde lid, aanhef, uitgegaan van de gemeente waar de werknemer het meest werkzaam is, of geweest is, te rekenen over een periode van twaalf maanden voorafgaande aan het indienen van het verzoek om toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst. De periode van twaalf maanden wordt naar rato toegepast indien de duur van de arbeidsovereenkomst korter is dan twaalf maanden.\n \n20154545117-12-201507-12-20152015-000030038120154545117-12-201507-12-20152015-000030038101-01-2016\n \n Artikel\n 15\n Opvolgende arbeidsovereenkomsten\n \n \n 1\n Voor de berekening van de duur van het dienstverband, bedoeld in artikel 11, eerste, tweede en derde lid, onderdeel a, worden een of meer voorafgaande arbeidsovereenkomsten tussen dezelfde partijen, die elkaar met tussenpozen van ten hoogste zes maanden hebben opgevolgd, samengeteld.\n \n \n 2\n Voor de toepassing van het eerste lid worden arbeidsovereenkomsten geacht elkaar te hebben opgevolgd, indien de werknemer achtereenvolgens in dienst is geweest bij verschillende werkgevers die, ongeacht of inzicht bestond in de hoedanigheid en geschiktheid van de werknemer, redelijkerwijze geacht moeten worden ten aanzien van de verrichte arbeid elkaars opvolger te zijn.\n \n \n 3\n Voor de toepassing van het eerste lid worden arbeidsovereenkomsten geacht elkaar te hebben opgevolgd, indien de werknemer achtereenvolgens in dienst is geweest bij verschillende werkgevers die deel uitmaken van een groep, indien bij collectieve arbeidsovereenkomst is overeengekomen dat van werknemers die in dienst zijn bij deze werkgevers verwacht wordt dat zij regelmatig binnen deze groep van functie veranderen.\n \n \n 4\n In afwijking van het eerste lid worden voorafgaande arbeidsovereenkomsten die voor 1 juli 2015 zijn aangegaan niet samengeteld als zij elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van meer dan drie maanden.\n \n20154545117-12-201507-12-20152015-000030038120154545117-12-201507-12-20152015-000030038101-01-2016Abusievelijk is een wijzigingsopdracht geformuleerd die niet\n geheel juist is.\n \n Artikel\n 16\n Alternatief afspiegelingsbeginsel\n \n \n 1\n Bij de toepassing van artikel 11 kan ten hoogste 10% van het totale aantal werknemers dat voor ontslag in aanmerking komt buiten beschouwing worden gelaten, indien bij collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan is bepaald dat van deze mogelijkheid gebruik kan worden gemaakt.\n \n \n 2\n Werknemers kunnen uitsluitend op grond van het eerste lid buiten beschouwing worden gelaten, indien:\n \n \n a.\n aannemelijk is dat de werknemer bovengemiddeld functioneert dan wel naar verwachting in de toekomst zich bovengemiddeld zal ontwikkelen;\n \n \n b.\n de werknemers periodiek zijn beoordeeld, waarbij steeds aangegeven is of een werknemer bovengemiddeld functioneert of zich naar verwachting in de toekomst bovengemiddeld zal ontwikkelen;\n \n \n c.\n voor alle werknemers kenbaar is gemaakt dat werknemers die bovengemiddeld functioneren of waarvan de verwachting is dat zij zich bovengemiddeld zullen gaan ontwikkelen buiten beschouwing gelaten kunnen worden bij de toepassing van artikel 11; en\n \n \n d.\n aan alle werknemers dezelfde mogelijkheden zijn geboden om zich, al dan niet in de toekomst, te ontwikkelen tot een bovengemiddeld functionerende werknemer.\n \n \n \n \n 3\n Toepassing van het eerste lid is toegestaan, voor zover dit er niet toe leidt dat meer werknemers uit de leeftijdsgroepen van 15 tot 25 jaar en van 55 jaar tot de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet genoemde leeftijd voor ontslag in aanmerking worden gebracht dan zonder toepassing van het eerste lid.\n \n \n 4\n Het aantal werknemers dat op grond van het eerste lid buiten beschouwing wordt gelaten, wordt naar boven afgerond.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 5\n Regels met betrekking tot het eerst beëindigen van andere arbeidsrelaties\n \n \n Artikel\n 17\n Opzeggen terwijl andere arbeidsrelaties nog niet zijn geëindigd\n \n De toestemming om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op te zeggen op grond van artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek kan worden verleend zonder dat de werkgever de arbeidsrelatie of overeenkomst heeft beëindigd van:\n \n \n a.\n werknemers en personen die werkzaamheden van tijdelijke aard verrichten, gedurende een periode van ten hoogste 26 weken;\n \n \n b.\n werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, anders dan bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, onderdelen b en d, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, waarvan de resterende looptijd van de arbeidsovereenkomst meer bedraagt dan 26 weken, te rekenen vanaf de dag waarop op het verzoek om toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen wordt beslist, voor zover deze werknemers niet op grond van artikel 11 in aanmerking komen voor ontslag; of\n \n \n c.\n payrollwerknemers, die werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, anders dan bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, onderdelen b en d, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, waarvan de resterende looptijd meer bedraagt dan 26 weken, te rekenen vanaf de dag waarop op het verzoek om toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen wordt beslist, voor zover voor deze werknemers uit de toepassing van artikel 11 niet voortvloeit dat de overeenkomst met de payrollwerkgever moet worden opgezegd.\n \n \n20154545117-12-201507-12-20152015-000030038120154545117-12-201507-12-20152015-000030038101-01-201620151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 6\n Regels met betrekking tot de wederindiensttredingsvoorwaarde\n \n \n Artikel\n 18\n Wederindiensttredingsvoorwaarde buiten toepassing\n \n De artikelen 681, eerste lid, onderdelen d en e, en 682, vierde en vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn niet van toepassing, indien de werkgever nadat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 6 is opgezegd of ontbonden, de werkzaamheden laat verrichten door een persoon als bedoeld in artikel 6, onderdelen a tot en met c.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 19\n Wederindiensttredingsvoorwaarde na groepsontslag\n \n Indien meer dan één arbeidsovereenkomst met betrekking tot dezelfde werkzaamheden wegens bedrijfseconomische omstandigheden is opgezegd of ontbonden, stelt de werkgever de werknemer wiens arbeidsovereenkomst op grond van artikel 11 als laatste in aanmerking kwam voor opzegging of ontbinding, als eerste in de gelegenheid zijn vroegere werkzaamheden te hervatten dan wel als kandidaat bij een derde te worden voorgedragen. Indien een werknemer geen gebruik van die gelegenheid maakt, of een werknemer door die derde niet geschikt wordt geacht, stelt de werkgever telkens de werknemer die daarna in aanmerking kwam voor opzegging of ontbinding in de gelegenheid de werkzaamheden te hervatten of te worden voorgedragen bij die derde.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 7\n Regels met betrekking tot het ontslag van de payrollwerknemer\n \n \n Artikel\n 20\n Redelijke grond bij ontslag van payrollwerknemer\n \n Indien een overeenkomst tussen een payrollwerkgever en een opdrachtgever wordt beëindigd, wordt aan de hand van de omstandigheden bij de opdrachtgever bepaald of er een redelijke grond is voor opzegging van de arbeidsovereenkomst van de payrollwerknemer, waarbij:\n \n \n a.\n voor de toepassing van paragraaf 2 tot en met 5 de payrollwerknemer geacht wordt in dienst te zijn bij de opdrachtgever; en\n \n \n b.\n de opdrachtgever geacht wordt de werkgever, bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek te zijn.\n \n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 21\n Afwijking afspiegelingsbeginsel\n \n Voor zover de regels voor het bepalen van de volgorde van opzegging bij het vervallen van arbeidsplaatsen bij de opdrachtgever afwijken van paragraaf 4, wordt bij de toepassing van die paragraaf uitgegaan van de afwijkende regels.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 22\n Wederindiensttredingsvoorwaarde bij payrolling\n \n Indien de arbeidsovereenkomst met een payrollwerknemer is opgezegd of ontbonden nadat de overeenkomst tussen een payrollwerkgever en een opdrachtgever is beëindigd, wordt de opdrachtgever geacht de werkgever te zijn die dezelfde werkzaamheden door een ander laat verrichten, bedoeld in de artikelen 681, eerste lid, onderdeel d, en 682, vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 23\n Einde payrollovereenkomst bij niet-nakoming\n \n Indien de overeenkomst tussen de payrollwerkgever en de opdrachtgever op initiatief van de payrollwerkgever wordt beëindigd, omdat de opdrachtgever de financiële verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst gedurende een periode van ten minste drie maanden in het geheel niet is nagekomen en de payrollwerkgever in voldoende mate heeft getracht nakoming van de overeenkomst af te dwingen:\n \n \n a.\n zijn de artikelen 11, 20 en 22, alsmede de artikelen 681, eerste lid, onderdelen d en e, en 682, vierde en vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing; en\n \n \n b.\n kan de toestemming om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op te zeggen op grond van artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek worden verleend zonder dat de payrollwerkgever arbeidsrelaties of inleenovereenkomsten als bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, heeft beëindigd.\n \n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 8\n Regels met betrekking tot de transitievergoeding\n \n \n Artikel\n 24\n Kleine werkgever\n \n \n 1\n Op een werkgever die deel uitmaakt van een groep zijn de artikelen 673a, tweede lid, en 673d van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing, indien de werkgevers die deel uitmaken van deze groep samen gemiddeld 25 of meer werknemers in dienst hadden in de tweede helft van het kalenderjaar, bedoeld in die artikelen.\n \n \n 2\n Maanden die gelegen zijn voor 1 mei 2013 kunnen voor de berekening van de duur van de arbeidsovereenkomst uitsluitend op grond van artikel 673d, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek buiten beschouwing worden gelaten, indien:\n \n \n a.\n het netto resultaat van de onderneming van de werkgever over de drie boekjaren voorafgaand aan het boekjaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt of niet wordt voortgezet kleiner is geweest dan nul;\n \n \n b.\n de waarde van het eigen vermogen van de onderneming van de werkgever, als bedoeld in het Besluit modellen jaarrekening, negatief was aan het einde van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt of niet wordt voortgezet; en\n \n \n c.\n binnen de onderneming van de werkgever aan het einde van het boekjaar dat eindigt voorafgaand aan het boekjaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt of niet wordt voortgezet, de waarde van de vlottende activa kleiner is dan de schulden met een resterende looptijd van ten hoogste een jaar.\n \n \n \n \n 3\n Indien in een boekjaar aan de eigenaar van de onderneming geen loon is toegekend, wordt voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel a, het netto resultaat van de onderneming in dat boekjaar verminderd met het bedrag, bedoeld in artikel 12a, onderdeel c, van de Wet op de loonbelasting 1964. Indien meerdere eigenaren arbeid verrichten ten bate van de onderneming, wordt het bedrag, bedoeld in de eerst zin, voor elk van deze eigenaren in mindering gebracht op het resultaat van de onderneming.\n \n \n 4\n Payrollwerknemers, die aan de werkgever ter beschikking zijn gesteld, worden meegerekend bij het bepalen van het aantal werknemers dat die werkgever in dienst heeft, bedoeld in de artikelen 673a, tweede lid, en 673d, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.\n \n \n 5\n Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2020.\n \n20154545117-12-201507-12-20152015-000030038120154545117-12-201507-12-20152015-000030038101-01-2016\n \n Artikel\n 25\n Betalen in termijnen\n \n Indien van de mogelijkheid om de transitievergoeding in termijnen te betalen, bedoeld in artikel 673c, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek gebruik wordt gemaakt, wordt de betaling van de transitievergoeding verspreid over een periode van ten hoogste zes maanden na de dag waarop op grond van artikel 686a, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek de wettelijke rente verschuldigd is over het bedrag van de transitievergoeding.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 9\n Regels met betrekking tot de Wet melding collectief ontslag\n \n \n Artikel\n 26\n Werkgebieden Wet melding collectief ontslag\n \n \n 1\n De werkgebieden, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet melding collectief ontslag zijn:\n \n \n a.\n Friesland, Groningen en Drenthe;\n \n \n b.\n Overijssel en Gelderland;\n \n \n c.\n Noord-Brabant en Limburg;\n \n \n d.\n Zuid-Holland en Zeeland;\n \n \n e.\n Flevoland en Utrecht;\n \n \n f.\n Noord-Holland.\n \n \n \n \n 2\n Indien het UWV een melding van een collectief ontslag ontvangt, zendt het hiervan een afschrift, vergezeld van een rapport waarin de gemelde gegevens en verdere bijzonderheden zijn samengevat, toe aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 27\n Gelijkstelling payrollwerknemer\n \n Voor de toepassing van de Wet melding collectief ontslag worden payrollwerknemers gelijkgesteld met werknemers als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van die wet.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 10\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 28\n Intrekken Ontslagbesluit en overgangsrecht\n \n \n 1\n Het Ontslagbesluit wordt ingetrokken.\n \n \n 2\n Het Ontslagbesluit, zoals dat luidde op 30 juni 2015, blijft van toepassing op een verzoek om toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst gedaan voor dat tijdstip en een opzegging gedaan na dat tijdstip op grond van een verzoek om toestemming van de arbeidsovereenkomst gedaan voor dat tijdstip en op de gedingen die daarop betrekking hebben.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 29\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Ontslagregeling.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 30\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 23 april 2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,L.F.Asscher\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036599/2016-07-01_0/xml/BWBR0036599_2016-07-01_0.xml", "content": "BWBR0036599_2016-01-01_0\n Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015, 2015-0000102290, tot vaststelling van regels met betrekking tot ontslag en de transitievergoeding (Ontslagregeling)20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n Ontslagregeling20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n Gelet op de artikelen 669, vijfde lid, onderdelen a en b, 671a, zevende lid, 673a, derde lid, 673c, tweede lid, 673d, eerste lid, en 682a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 1, eerste lid, onderdeel e, en tweede lid, van de Wet melding collectief ontslag;\n \n \n Besluit:\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n bedrijfseconomische omstandigheden: bedrijfseconomische omstandigheden als bedoeld in artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n b.\n \n werknemer: de werknemer, bedoeld in artikel 610, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n c.\n \n werkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 610, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n d.\n \n bedrijfsvestiging: een onderdeel van de onderneming van de werkgever dat in de maatschappij als zelfstandige eenheid te herkennen is en een interne zelfstandige bedrijfsvoering heeft;\n \n \n e.\n \n groep: de groep, bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n f.\n \n payrollwerkgever: de werkgever, die op basis van een overeenkomst met een derde, welke niet tot stand is gekomen in het kader van het samenbrengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, een werknemer ter beschikking stelt om in opdracht en onder toezicht en leiding van die derde arbeid te verrichten, waarbij de werkgever die de werknemer ter beschikking stelt alleen met toestemming van die derde gerechtigd is de werknemer aan een ander ter beschikking te stellen;\n \n \n g.\n \n payrollwerknemer: de werknemer, bedoeld in onderdeel f;\n \n \n h.\n \n opdrachtgever: de derde, bedoeld in onderdeel f;\n \n \n i.\n \n uitzendwerkgever: de werkgever, die als doelstelling heeft om in het kader van beroep of bedrijf werknemers ter beschikking te stellen aan derden om onder hun leiding en toezicht werkzaam te zijn en zodoende vraag en aanbod op de arbeidsmarkt bij elkaar te brengen en wiens premieplichtige loonsom op jaarbasis voor ten minste 50% wordt gerealiseerd in het kader van uitzendovereenkomsten als bedoeld in artikel 690 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n j.\n \n inleenopdracht: een overeenkomst tussen een uitzendwerkgever en een derde, niet zijnde een opdrachtgever als bedoeld in onderdeel h;\n \n \n k.\n \n UWV: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.\n \n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 2\n Regels met betrekking tot een redelijke grond voor ontslag als bedoeld in artikel 669 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek\n \n \n Artikel\n 2\n Beoordeling noodzaak verval van arbeidsplaatsen\n \n In geval van een collectief ontslag als bedoeld in de Wet melding collectief ontslag wordt voor de toepassing van artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek aangenomen dat voor een doelmatige bedrijfsvoering het door de werkgever voorgestelde aantal te vervallen arbeidsplaatsen noodzakelijk is, indien dit blijkt uit een schriftelijke verklaring van de belanghebbende verenigingen van werknemers als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wet melding collectief ontslag, tenzij sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 3\n Verval arbeidsplaatsen groep\n \n Indien arbeidsplaatsen vervallen bij een werkgever, wiens onderneming deel uitmaakt van een groep, of die meer dan één onderneming in stand houdt, wordt de noodzaak voor het vervallen van arbeidsplaatsen beoordeeld aan de hand van de omstandigheden die van toepassing zijn op de onderneming waar de arbeidsplaatsen vervallen.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 4\n Deeltijdontslag\n \n Er bestaat geen redelijke grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden, indien het aantal werknemers dat voor ontslag wordt voorgedragen groter is dan het aantal arbeidsplaatsen dat komt te vervallen, tenzij dit onvermijdelijk is en de werkgever de werknemers waarvan de arbeidsplaats gedeeltelijk vervalt schriftelijk heeft aangeboden de arbeidsovereenkomst onder dezelfde voorwaarden voort te zetten voor het resterende deel van de overeengekomen arbeidsduur.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 5\n Uitbesteden werkzaamheden\n \n Er bestaat geen redelijke grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden, voor zover arbeidsplaatsen vervallen doordat de werkgever werkzaamheden uitsluitend uitbesteedt om werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd te vervangen door personen die niet werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of de werkzaamheden tegen een lagere vergoeding verrichten.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 6\n Uitbesteden werkzaamheden aan zelfstandigen\n \n Indien de werkgever voornemens is werkzaamheden van een werknemer uit te besteden aan een persoon die deze werkzaamheden niet op basis van een arbeidsovereenkomst zal verrichten, is alleen sprake van een redelijke grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst als die persoon werkzaamheden verricht in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep en deze werkzaamheden zullen worden verricht door of namens een natuurlijke of rechtspersoon die is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.\n20163401330-06-201623-06-20162016-000014151820163401330-06-201623-06-20162016-000014151801-07-2016\n \n Artikel\n 7\n Redelijke grond voor ontslag uitzendkracht\n \n Bij het beëindigen van een inleenopdracht, bestaat een redelijke grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden, indien aannemelijk is dat de werknemer niet binnen de periode van 26 weken, bedoeld in artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, bij die derde dezelfde of vergelijkbare werkzaamheden zal kunnen verrichten en de uitzendwerkgever zich gedurende een periode gelijk aan de redelijke termijn, bedoeld in artikel 10, heeft ingespannen om de werknemer te herplaatsen in een passende functie.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 8\n Verval arbeidsplaatsen over toekomstige periode bezien\n \n \n 1\n De periode van 26 weken, bedoeld in artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek vangt aan op de dag waarop wordt beslist op het verzoek om toestemming voor de opzegging of ontbinding van de arbeidsovereenkomst.\n \n \n 2\n Indien sprake is van het beëindigen van een inleenopdracht vangt de periode, bedoeld in het eerste lid, aan op de dag waarop de inleenopdracht eindigt.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 3\n Regels met betrekking tot herplaatsing en de redelijke termijn, bedoeld in artikel 669 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek\n \n \n Artikel\n 9\n Herplaatsing\n \n \n 1\n Bij de beoordeling of binnen de onderneming van de werkgever een passende functie beschikbaar is voor een werknemer die voor ontslag in aanmerking komt, worden arbeidsplaatsen betrokken:\n \n \n a.\n waarvoor een vacature bestaat, of waarvoor binnen de redelijke termijn, bedoeld in artikel 10, een vacature zal ontstaan;\n \n \n b.\n waarop werknemers of personen, die geen werkzaamheden van tijdelijke aard verrichten gedurende ten hoogste 26 weken, werkzaam zijn:\n \n \n 1°.\n op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst, die binnen de redelijke termijn, bedoeld in artikel 10, eindigt;\n \n \n 2°.\n op basis van een uitzendovereenkomst;\n \n \n 3°.\n op basis van een arbeidsovereenkomst waarin de omvang van de arbeid niet is vastgelegd;\n \n \n 4°.\n die ter beschikking zijn gesteld, anders dan door een payrollwerkgever;\n \n \n 5°.\n die de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd hebben bereikt; of\n \n \n 6°.\n anders dan op basis van een arbeidsovereenkomst, tenzij deze werkzaamheden worden verricht in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep, deze werkzaamheden worden verricht door of namens natuurlijke of rechtspersonen die zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, en het voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is dat deze werkzaamheden anders dan op basis van een arbeidsovereenkomst worden verricht.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Indien de onderneming van de werkgever deel uitmaakt van een groep, worden bij de beoordeling of een passende functie beschikbaar is mede arbeidsplaatsen in andere tot deze groep behorende ondernemingen betrokken.\n \n \n 3\n Van een passende functie is sprake wanneer deze aansluit bij de opleiding, ervaring en capaciteiten van de werknemer.\n \n20163401330-06-201623-06-20162016-000014151820163401330-06-201623-06-20162016-000014151801-07-2016\n \n Artikel\n 10\n Redelijke termijn\n \n \n 1\n De redelijke termijn, bedoeld in artikel 669, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is gelijk aan de opzegtermijn, bedoeld in artikel 672, tweede en derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.\n \n \n 2\n Voor een werknemer met een arbeidshandicap bedraagt de redelijke termijn, bedoeld in het eerste lid, 26 weken.\n \n \n 3\n Als werknemer met een arbeidshandicap, bedoeld in het tweede lid, wordt aangemerkt de werknemer:\n \n \n a.\n die voor 29 december 2005 als arbeidsgehandicapte is aangemerkt op grond van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten voor zolang aanspraak bestaat op voorzieningen op grond van die wet;\n \n \n b.\n met een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of een uitkering of recht op arbeidsondersteuning op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;\n \n \n c.\n waarvoor voorzieningen zijn getroffen tot behoud, herstel of ter bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid; of\n \n \n d.\n die bij ziekte recht heeft op ziekengeld als bedoeld in artikel 29b van de Ziektewet.\n \n \n \n \n 4\n De redelijke termijn, bedoeld in het eerste en tweede lid, vangt aan op de dag waarop wordt beslist op het verzoek om toestemming voor de opzegging of ontbinding van de arbeidsovereenkomst.\n \n \n 5\n Indien sprake is van het beëindigen van een inleenopdracht:\n \n \n a.\n vangt de redelijke termijn, bedoeld in het eerste en tweede lid, aan op de dag waarop de inleenopdracht eindigt;\n \n \n b.\n wordt de redelijke termijn, bedoeld in het eerste en tweede lid, verlengd met de perioden waarin de werknemer wegens ziekte of gebreken niet in staat is arbeid te verrichten.\n \n \n \n20163401330-06-201623-06-20162016-000014151820163401330-06-201623-06-20162016-000014151801-07-201620151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 4\n Regels met betrekking tot het bepalen van de volgorde van ontslag bij het vervallen van arbeidsplaatsen wegens bedrijfseconomische omstandigheden\n \n \n Artikel\n 11\n Afspiegelingsbeginsel\n \n \n 1\n Voor zover het bij de te vervallen arbeidsplaatsen om uitwisselbare functies als bedoeld in artikel 13 gaat, komen per leeftijdsgroep binnen een categorie uitwisselbare functies de werknemers met het kortste dienstverband het eerst voor ontslag in aanmerking, waarbij het aantal werknemers dat per leeftijdsgroep voor ontslag in aanmerking komt, voor zover mogelijk, overeenkomt met de onderlinge verhouding van het aantal werknemers in elk van de leeftijdsgroepen binnen de desbetreffende categorie uitwisselbare functies. De in de eerste volzin bedoelde leeftijdsgroepen zijn de groepen van 15 tot 25 jaar, van 25 tot 35 jaar, van 35 tot 45 jaar, van 45 tot 55 jaar en vanaf 55 jaar.\n \n \n 2\n Indien in een categorie uitwisselbare functies werknemers werkzaam zijn van wie de arbeidsrelatie op grond van artikel 671a, vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek moet worden beëindigd alvorens toestemming voor opzegging van een arbeidsovereenkomst wordt verleend, komen in volgorde van de lengte van het dienstverband achtereenvolgens voor ontslag in aanmerking:\n \n \n a.\n de werknemers, bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, onderdeel d, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n b.\n de werknemers, bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, onderdeel b, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n c.\n de werknemers bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.\n \n \n \n \n 3\n Indien de toepassing van het eerste lid geen uitsluitsel geeft over de voor ontslag in aanmerking te brengen werknemers doordat:\n \n \n a.\n op enig moment in de berekening, op grond van het eerste lid, twee of meer leeftijdscategorieën aangemerkt worden, waarbinnen een werknemer voor ontslag in aanmerking komt, worden werknemers uit bedoelde leeftijdscategorieën samengenomen. Van deze werknemers komt de werknemer met het kortste dienstverband voor ontslag in aanmerking.\n \n \n b.\n in een bepaalde leeftijdscategorie, of bij het van toepassing zijn van onderdeel a, de duur van het dienstverband van meerdere werknemers gelijk is, beslist de werkgever welke van deze werknemers voor ontslag in aanmerking komt.\n \n \n \n \n 4\n Indien de werkgever aannemelijk maakt dat de vervanging van een werknemer die uit hoofde van zijn functie bij een derde te werk is gesteld om onder diens toezicht en leiding werkzaam te zijn, in redelijkheid niet kan worden geëffectueerd, kan deze werknemer bij de toepassing van het eerste lid buiten beschouwing worden gelaten.\n \n \n 5\n Indien de werkgever aannemelijk maakt dat een werknemer over zodanige bijzondere kennis of bekwaamheden beschikt, dat zijn ontslag voor het functioneren van de onderneming te bezwaarlijk zou zijn, kan deze werknemer bij de toepassing van het eerste lid buiten beschouwing worden gelaten.\n \n \n 6\n Arbeidsbeperkten als bedoeld in artikel 38b, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen kunnen bij de toepassing van het eerste lid buiten beschouwing worden gelaten.\n \n \n 7\n Indien een werknemer voor ontslag in aanmerking wordt gebracht wegens het vervallen van een loonkostensubsidie die de werkgever voor die werknemer ontving, is het eerste lid niet van toepassing.\n \n20154545117-12-201507-12-20152015-000030038120154545117-12-201507-12-20152015-000030038101-01-2016Artikel III van Stcrt. 2015/45451 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 12\n Peildatum\n \n \n 1\n Bij de toepassing van artikel 11 wordt uitgegaan van de werknemers die op het moment waarop het verzoek om toestemming om de arbeidsovereenkomsten te beëindigen wordt ingediend werkzaam waren binnen een categorie uitwisselbare functies.\n \n \n 2\n De werkgever kan voor de toepassing van artikel 11, eerste lid, uitgaan van een eerder objectief vast te stellen moment dan het moment, bedoeld in het eerste lid, indien daar een redelijke grond voor is en voor zover dat moment niet gelegen is voor het moment waarop aan de werknemers te kennen is gegeven dat arbeidsplaatsen zouden vervallen.\n \n \n 3\n Indien het beëindigen van een inleenopdracht leidt tot het vervallen van één of meer arbeidsplaatsen bij een uitzendwerkgever, wordt, in afwijking van het eerste lid en tweede lid, bij de toepassing van artikel 11 uitgegaan van het moment waarop de inleenopdracht eindigt.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 13\n Uitwisselbare functies\n \n \n 1\n Een functie is uitwisselbaar met een andere functie, indien:\n \n \n a.\n de functies vergelijkbaar zijn voor zover het betreft de inhoud van de functie, de voor de functie vereiste kennis, vaardigheden en competenties, en de tijdelijke of structurele aard van de functie; en\n \n \n b.\n het niveau van de functie en de bij de functie behorende beloning gelijkwaardig zijn.\n \n \n \n \n 2\n De factoren, bedoeld in het eerste lid, worden in onderlinge samenhang beoordeeld.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 14\n In aanmerking te nemen uitwisselbare functies\n \n \n 1\n Bij de toepassing van artikel 11 wordt uitgegaan van alle uitwisselbare functies binnen de onderneming van de werkgever, tenzij de arbeidsplaatsen vervallen binnen een bedrijfsvestiging van de onderneming van de werkgever, in welk geval voor de toepassing van dat artikel wordt uitgegaan van alle uitwisselbare functies binnen de bedrijfsvestiging.\n \n \n 2\n Indien de redelijke toepassing van het afspiegelingsbeginsel dit, gelet op de omstandigheden, met zich meebrengt, worden, in afwijking van het eerste lid, uitwisselbare functies bij verschillende ondernemingen van de werkgever of onderdelen van een onderneming van de werkgever die worden aangemerkt als bedrijfsvestiging, samengenomen.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste lid wordt, bij het vervallen van een inleenopdracht bij een uitzendwerkgever, bij de toepassing van artikel 11 uitgegaan van de inleenopdrachten met uitwisselbare functies bij het bedrijf waar de werknemer laatstelijk werkzaam was en de inleenopdrachten op grond waarvan bij andere bedrijven per bedrijf in totaal vier of meer werknemers werkzaam zijn in uitwisselbare functies, met dien verstande dat van de inleenopdrachten in andere bedrijven, de inleenopdrachten buiten beschouwing blijven waarvan de resterende duur twee maanden of minder bedraagt te rekenen vanaf het moment waarop de inleenopdracht is komen te vervallen.\n \n \n 4\n In afwijking van het eerste lid, wordt bij het vervallen van arbeidsplaatsen bij een werkgever in de thuiszorg, de kraamzorg, de jeugdgezondheidszorg, de gehandicaptenzorg, de jeugdhulp, de geestelijke gezondheidszorg met inbegrip van de verslavingszorg, de branche welzijn en maatschappelijke dienstverlening of bij een verpleeg- of verzorgingshuis, uitgegaan van de gemeente waarbinnen arbeidsplaatsen komen te vervallen, tenzij de werkgever:\n \n \n a.\n binnen de betreffende gemeente beschikt over meerdere bedrijfsvestigingen, in welk geval bij de toepassing van artikel 11 wordt uitgegaan van die bedrijfsvestigingen; of\n \n \n b.\n aannemelijk maakt dat vanwege de wijze waarop de werkzaamheden zijn georganiseerd, uitgegaan moet worden van de onderneming of van een bedrijfsvestiging binnen de onderneming.\n \n \n \n \n 5\n Indien een werknemer in meerdere gemeenten of bedrijfsvestigingen zijn werkzaamheden uitvoert wordt de werknemer bij de toepassing van het eerste en vierde lid toegerekend aan elk van die gemeenten of bedrijfsvestigingen voor het aantal uren waarin de werknemer in een gemeente of bedrijfsvestiging werkzaam is. Indien het aantal uren waarin de werknemer werkzaamheden uitvoerde in een gemeente of bedrijfsvestiging in een periode van ten hoogste zes maanden voorafgaand aan de peildatum, bedoeld in artikel 12, wisselend was, wordt uitgegaan van het gemiddelde aantal uren waarin de werknemer in een gemeente of vestiging werkzaam was in die periode.\n \n20163401330-06-201623-06-20162016-000014151820163401330-06-201623-06-20162016-000014151801-07-2016Artikel II van Stcrt. 2016/34013 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 15\n Opvolgende arbeidsovereenkomsten\n \n \n 1\n Voor de berekening van de duur van het dienstverband, bedoeld in artikel 11, eerste, tweede en derde lid, onderdeel a, worden een of meer voorafgaande arbeidsovereenkomsten tussen dezelfde partijen, die elkaar met tussenpozen van ten hoogste zes maanden hebben opgevolgd, samengeteld.\n \n \n 2\n Voor de toepassing van het eerste lid worden arbeidsovereenkomsten geacht elkaar te hebben opgevolgd, indien de werknemer achtereenvolgens in dienst is geweest bij verschillende werkgevers die, ongeacht of inzicht bestond in de hoedanigheid en geschiktheid van de werknemer, redelijkerwijze geacht moeten worden ten aanzien van de verrichte arbeid elkaars opvolger te zijn.\n \n \n 3\n Voor de toepassing van het eerste lid worden arbeidsovereenkomsten geacht elkaar te hebben opgevolgd, indien de werknemer achtereenvolgens in dienst is geweest bij verschillende werkgevers die deel uitmaken van een groep, indien van werknemers die in dienst zijn bij deze werkgevers verwacht wordt dat zij regelmatig binnen deze groep van functie veranderen.\n \n \n 4\n In afwijking van het eerste lid worden voorafgaande arbeidsovereenkomsten die voor 1 juli 2015 zijn aangegaan niet samengeteld als zij elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van meer dan drie maanden.\n \n20163401330-06-201623-06-20162016-000014151820163401330-06-201623-06-20162016-000014151801-07-2016Abusievelijk is een wijzigingsopdracht geformuleerd die niet\n geheel juist is. Artikel II van Stcrt. 2016/34013 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 16\n Alternatief afspiegelingsbeginsel\n \n \n 1\n Bij de toepassing van artikel 11 kan ten hoogste 10% van het totale aantal werknemers dat voor ontslag in aanmerking komt buiten beschouwing worden gelaten, indien bij collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan is bepaald dat van deze mogelijkheid gebruik kan worden gemaakt.\n \n \n 2\n Werknemers kunnen uitsluitend op grond van het eerste lid buiten beschouwing worden gelaten, indien:\n \n \n a.\n aannemelijk is dat de werknemer bovengemiddeld functioneert dan wel naar verwachting in de toekomst zich bovengemiddeld zal ontwikkelen;\n \n \n b.\n de werknemers periodiek zijn beoordeeld, waarbij steeds aangegeven is of een werknemer bovengemiddeld functioneert of zich naar verwachting in de toekomst bovengemiddeld zal ontwikkelen;\n \n \n c.\n voor alle werknemers kenbaar is gemaakt dat werknemers die bovengemiddeld functioneren of waarvan de verwachting is dat zij zich bovengemiddeld zullen gaan ontwikkelen buiten beschouwing gelaten kunnen worden bij de toepassing van artikel 11; en\n \n \n d.\n aan alle werknemers dezelfde mogelijkheden zijn geboden om zich, al dan niet in de toekomst, te ontwikkelen tot een bovengemiddeld functionerende werknemer.\n \n \n \n \n 3\n Toepassing van het eerste lid is toegestaan, voor zover dit er niet toe leidt dat meer werknemers uit de leeftijdsgroepen van 15 tot 25 jaar en van 55 jaar tot de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet genoemde leeftijd voor ontslag in aanmerking worden gebracht dan zonder toepassing van het eerste lid.\n \n \n 4\n Het aantal werknemers dat op grond van het eerste lid buiten beschouwing wordt gelaten, wordt naar boven afgerond.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 5\n Regels met betrekking tot het eerst beëindigen van andere arbeidsrelaties\n \n \n Artikel\n 17\n Opzeggen terwijl andere arbeidsrelaties nog niet zijn geëindigd\n \n De toestemming om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op te zeggen op grond van artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek kan worden verleend zonder dat de werkgever de arbeidsrelatie of overeenkomst heeft beëindigd van:\n \n \n a.\n werknemers en personen die werkzaamheden van tijdelijke aard verrichten, gedurende een periode van ten hoogste 26 weken;\n \n \n b.\n werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, anders dan bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, onderdelen b en d, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, waarvan de resterende looptijd van de arbeidsovereenkomst meer bedraagt dan 26 weken, te rekenen vanaf de dag waarop op het verzoek om toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen wordt beslist, voor zover deze werknemers niet op grond van artikel 11 in aanmerking komen voor ontslag;\n \n \n c.\n payrollwerknemers, die werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, anders dan bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, onderdelen b en d, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, waarvan de resterende looptijd meer bedraagt dan 26 weken, te rekenen vanaf de dag waarop op het verzoek om toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen wordt beslist, voor zover voor deze werknemers uit de toepassing van artikel 11 niet voortvloeit dat de overeenkomst met de payrollwerkgever moet worden opgezegd;\n \n \n d.\n personen die werkzaamheden verrichten anders dan op basis van een arbeidsovereenkomst, indien de werkzaamheden worden verricht in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep, door of namens natuurlijke of rechtspersonen die zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, en het voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is dat deze werkzaamheden anders dan op basis van een arbeidsovereenkomst worden verricht.\n \n \n20163401330-06-201623-06-20162016-000014151820163401330-06-201623-06-20162016-000014151801-07-201620151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 6\n Regels met betrekking tot de wederindiensttredingsvoorwaarde\n \n \n Artikel\n 18\n Wederindiensttredingsvoorwaarde buiten toepassing\n \n De artikelen 681, eerste lid, onderdelen d en e, en 682, vierde en vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn niet van toepassing, indien de werkgever nadat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 6 is opgezegd of ontbonden, de werkzaamheden laat verrichten door een persoon als bedoeld in artikel 6.\n20163401330-06-201623-06-20162016-000014151820163401330-06-201623-06-20162016-000014151801-07-2016\n \n Artikel\n 19\n Wederindiensttredingsvoorwaarde na groepsontslag\n \n Indien meer dan één arbeidsovereenkomst met betrekking tot dezelfde werkzaamheden wegens bedrijfseconomische omstandigheden is opgezegd of ontbonden, stelt de werkgever de werknemer wiens arbeidsovereenkomst op grond van artikel 11 als laatste in aanmerking kwam voor opzegging of ontbinding, als eerste in de gelegenheid zijn vroegere werkzaamheden te hervatten dan wel als kandidaat bij een derde te worden voorgedragen. Indien een werknemer geen gebruik van die gelegenheid maakt, of een werknemer door die derde niet geschikt wordt geacht, stelt de werkgever telkens de werknemer die daarna in aanmerking kwam voor opzegging of ontbinding in de gelegenheid de werkzaamheden te hervatten of te worden voorgedragen bij die derde.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 7\n Regels met betrekking tot het ontslag van de payrollwerknemer\n \n \n Artikel\n 20\n Redelijke grond bij ontslag van payrollwerknemer\n \n Indien een overeenkomst tussen een payrollwerkgever en een opdrachtgever wordt beëindigd, wordt aan de hand van de omstandigheden bij de opdrachtgever bepaald of er een redelijke grond is voor opzegging van de arbeidsovereenkomst van de payrollwerknemer, waarbij:\n \n \n a.\n voor de toepassing van paragraaf 2 tot en met 5 de payrollwerknemer geacht wordt in dienst te zijn bij de opdrachtgever; en\n \n \n b.\n de opdrachtgever geacht wordt de werkgever, bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek te zijn.\n \n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 21\n Afwijking afspiegelingsbeginsel\n \n Voor zover de regels voor het bepalen van de volgorde van opzegging bij het vervallen van arbeidsplaatsen bij de opdrachtgever afwijken van paragraaf 4, wordt bij de toepassing van die paragraaf uitgegaan van de afwijkende regels.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 22\n Wederindiensttredingsvoorwaarde bij payrolling\n \n Indien de arbeidsovereenkomst met een payrollwerknemer is opgezegd of ontbonden nadat de overeenkomst tussen een payrollwerkgever en een opdrachtgever is beëindigd, wordt de opdrachtgever geacht de werkgever te zijn die dezelfde werkzaamheden door een ander laat verrichten, bedoeld in de artikelen 681, eerste lid, onderdeel d, en 682, vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 23\n Einde payrollovereenkomst bij niet-nakoming\n \n Indien de overeenkomst tussen de payrollwerkgever en de opdrachtgever op initiatief van de payrollwerkgever wordt beëindigd, omdat de opdrachtgever de financiële verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst gedurende een periode van ten minste drie maanden in het geheel niet is nagekomen en de payrollwerkgever in voldoende mate heeft getracht nakoming van de overeenkomst af te dwingen:\n \n \n a.\n zijn de artikelen 11, 20 en 22, alsmede de artikelen 681, eerste lid, onderdelen d en e, en 682, vierde en vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing; en\n \n \n b.\n kan de toestemming om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op te zeggen op grond van artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek worden verleend zonder dat de payrollwerkgever arbeidsrelaties of inleenovereenkomsten als bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, heeft beëindigd.\n \n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 8\n Regels met betrekking tot de transitievergoeding\n \n \n Artikel\n 24\n Kleine werkgever\n \n \n 1\n Op een werkgever die deel uitmaakt van een groep zijn de artikelen 673a, tweede lid, en 673d van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing, indien de werkgevers die deel uitmaken van deze groep samen gemiddeld 25 of meer werknemers in dienst hadden in de tweede helft van het kalenderjaar, voorafgaand aan het kalenderjaar:\n \n \n a.\n waarin voor de werknemer een verzoek om toestemming of een verzoek om ontbinding is ingediend; of\n \n \n b.\n indien voor de beëindiging van een arbeidsovereenkomst een verzoek als bedoeld in onderdeel a, niet is vereist, waarin de arbeidsovereenkomst is opgezegd of van rechtswege eindigt en niet wordt voortgezet.\n \n \n \n \n 2\n Maanden die gelegen zijn voor 1 mei 2013 kunnen voor de berekening van de duur van de arbeidsovereenkomst uitsluitend op grond van artikel 673d, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek buiten beschouwing worden gelaten, indien:\n \n \n a.\n het netto resultaat van de onderneming van de werkgever over het boekjaar, bedoeld in het derde lid, en de twee daaraan voorafgaande boekjaren kleiner is geweest dan nul;\n \n \n b.\n de waarde van het eigen vermogen van de onderneming van de werkgever, als bedoeld in het Besluit modellen jaarrekening, negatief was aan het einde van het boekjaar, bedoeld in het derde lid, en\n \n \n c.\n binnen de onderneming van de werkgever aan het einde van het boekjaar, bedoeld in het derde lid, de waarde van de vlottende activa kleiner is dan de schulden met een resterende looptijd van ten hoogste een jaar.\n \n \n \n \n 3\n In het tweede lid, onderdelen a, b en c, wordt bedoeld het boekjaar, voorafgaand aan het boekjaar:\n \n \n a.\n waarin het verzoek om toestemming of het verzoek om ontbinding wordt ingediend; of\n \n \n b.\n indien voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst een verzoek als bedoeld in onderdeel a, niet is vereist, waarin de arbeidsovereenkomst is opgezegd of van rechtswege eindigt en niet wordt voortgezet.\n \n \n \n \n 4\n Indien in een boekjaar aan de eigenaar van de onderneming geen loon is toegekend, wordt voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel a, het netto resultaat van de onderneming in dat boekjaar verminderd met het bedrag, bedoeld in artikel 12a, onderdeel c, van de Wet op de loonbelasting 1964. Indien meerdere eigenaren arbeid verrichten ten bate van de onderneming, wordt het bedrag, bedoeld in de eerst zin, voor elk van deze eigenaren in mindering gebracht op het resultaat van de onderneming.\n \n \n 5\n Payrollwerknemers, die aan de werkgever ter beschikking zijn gesteld, worden meegerekend bij het bepalen van het aantal werknemers dat die werkgever in dienst heeft, bedoeld in de artikelen 673a, tweede lid, en 673d, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.\n \n \n 6\n Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2020.\n \n20163401330-06-201623-06-20162016-000014151820163401330-06-201623-06-20162016-000014151801-07-2016Abusievelijk is voor het tweede lid, onderdeel b en voor het\n tweede lid, onderdeel c, een wijzigingsopdracht geformuleerd die\n niet geheel juist is.\n \n Artikel\n 25\n Betalen in termijnen\n \n Indien van de mogelijkheid om de transitievergoeding in termijnen te betalen, bedoeld in artikel 673c, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek gebruik wordt gemaakt, wordt de betaling van de transitievergoeding verspreid over een periode van ten hoogste zes maanden na de dag waarop op grond van artikel 686a, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek de wettelijke rente verschuldigd is over het bedrag van de transitievergoeding.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 9\n Regels met betrekking tot de Wet melding collectief ontslag\n \n \n Artikel\n 26\n Werkgebieden Wet melding collectief ontslag\n \n \n 1\n De werkgebieden, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet melding collectief ontslag zijn:\n \n \n a.\n Friesland, Groningen en Drenthe;\n \n \n b.\n Overijssel en Gelderland;\n \n \n c.\n Noord-Brabant en Limburg;\n \n \n d.\n Zuid-Holland en Zeeland;\n \n \n e.\n Flevoland en Utrecht;\n \n \n f.\n Noord-Holland.\n \n \n \n \n 2\n Indien het UWV een melding van een collectief ontslag ontvangt, zendt het hiervan een afschrift, vergezeld van een rapport waarin de gemelde gegevens en verdere bijzonderheden zijn samengevat, toe aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 27\n Gelijkstelling payrollwerknemer\n \n Voor de toepassing van de Wet melding collectief ontslag worden payrollwerknemers gelijkgesteld met werknemers als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van die wet.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 10\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 28\n Intrekken Ontslagbesluit en overgangsrecht\n \n \n 1\n Het Ontslagbesluit wordt ingetrokken.\n \n \n 2\n Het Ontslagbesluit, zoals dat luidde op 30 juni 2015, blijft van toepassing op een verzoek om toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst gedaan voor dat tijdstip en een opzegging gedaan na dat tijdstip op grond van een verzoek om toestemming van de arbeidsovereenkomst gedaan voor dat tijdstip en op de gedingen die daarop betrekking hebben.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 29\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Ontslagregeling.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 30\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 23 april 2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,L.F.Asscher\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036599/2019-01-01_0/xml/BWBR0036599_2019-01-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015, 2015-0000102290, tot vaststelling van regels met betrekking tot ontslag en de transitievergoeding (Ontslagregeling)20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n Ontslagregeling20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n Gelet op de artikelen 669, vijfde lid, onderdelen a en b, 671a, zevende lid, 673a, derde lid, 673c, tweede lid, 673d, eerste lid, en 682a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 1, eerste lid, onderdeel e, en tweede lid, van de Wet melding collectief ontslag;\n \n \n Besluit:\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n bedrijfseconomische omstandigheden: bedrijfseconomische omstandigheden als bedoeld in artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n b.\n \n werknemer: de werknemer, bedoeld in artikel 610, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n c.\n \n werkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 610, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n d.\n \n bedrijfsvestiging: een onderdeel van de onderneming van de werkgever dat in de maatschappij als zelfstandige eenheid te herkennen is en een interne zelfstandige bedrijfsvoering heeft;\n \n \n e.\n \n groep: de groep, bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n f.\n \n payrollwerkgever: de werkgever, die op basis van een overeenkomst met een derde, welke niet tot stand is gekomen in het kader van het samenbrengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, een werknemer ter beschikking stelt om in opdracht en onder toezicht en leiding van die derde arbeid te verrichten, waarbij de werkgever die de werknemer ter beschikking stelt alleen met toestemming van die derde gerechtigd is de werknemer aan een ander ter beschikking te stellen;\n \n \n g.\n \n payrollwerknemer: de werknemer, bedoeld in onderdeel f;\n \n \n h.\n \n opdrachtgever: de derde, bedoeld in onderdeel f;\n \n \n i.\n \n uitzendwerkgever: de werkgever, die als doelstelling heeft om in het kader van beroep of bedrijf werknemers ter beschikking te stellen aan derden om onder hun leiding en toezicht werkzaam te zijn en zodoende vraag en aanbod op de arbeidsmarkt bij elkaar te brengen en wiens premieplichtige loonsom op jaarbasis voor ten minste 50% wordt gerealiseerd in het kader van uitzendovereenkomsten als bedoeld in artikel 690 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n j.\n \n inleenopdracht: een overeenkomst tussen een uitzendwerkgever en een derde, niet zijnde een opdrachtgever als bedoeld in onderdeel h;\n \n \n k.\n \n UWV: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.\n \n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 2\n Regels met betrekking tot een redelijke grond voor ontslag als bedoeld in artikel 669 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek\n \n \n Artikel\n 2\n Beoordeling noodzaak verval van arbeidsplaatsen\n \n In geval van een collectief ontslag als bedoeld in de Wet melding collectief ontslag wordt voor de toepassing van artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek aangenomen dat voor een doelmatige bedrijfsvoering het door de werkgever voorgestelde aantal te vervallen arbeidsplaatsen noodzakelijk is, indien dit blijkt uit een schriftelijke verklaring van de belanghebbende verenigingen van werknemers als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wet melding collectief ontslag, tenzij sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 3\n Verval arbeidsplaatsen groep\n \n Indien arbeidsplaatsen vervallen bij een werkgever, wiens onderneming deel uitmaakt van een groep, of die meer dan één onderneming in stand houdt, wordt de noodzaak voor het vervallen van arbeidsplaatsen beoordeeld aan de hand van de omstandigheden die van toepassing zijn op de onderneming waar de arbeidsplaatsen vervallen.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 4\n Deeltijdontslag\n \n Er bestaat geen redelijke grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden, indien het aantal werknemers dat voor ontslag wordt voorgedragen groter is dan het aantal arbeidsplaatsen dat komt te vervallen, tenzij dit onvermijdelijk is en de werkgever de werknemers waarvan de arbeidsplaats gedeeltelijk vervalt schriftelijk heeft aangeboden de arbeidsovereenkomst onder dezelfde voorwaarden voort te zetten voor het resterende deel van de overeengekomen arbeidsduur.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 5\n Uitbesteden werkzaamheden\n \n Er bestaat geen redelijke grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden, voor zover arbeidsplaatsen vervallen doordat de werkgever werkzaamheden uitsluitend uitbesteedt om werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd te vervangen door personen die niet werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of de werkzaamheden tegen een lagere vergoeding verrichten.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 6\n Uitbesteden werkzaamheden aan zelfstandigen\n \n Indien de werkgever voornemens is werkzaamheden van een werknemer uit te besteden aan een persoon die deze werkzaamheden niet op basis van een arbeidsovereenkomst zal verrichten, is alleen sprake van een redelijke grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst als die persoon werkzaamheden verricht in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep en deze werkzaamheden zullen worden verricht door of namens een natuurlijke of rechtspersoon die is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.\n20163401330-06-201623-06-20162016-000014151820163401330-06-201623-06-20162016-000014151801-07-2016\n \n Artikel\n 7\n Redelijke grond voor ontslag uitzendkracht\n \n Bij het beëindigen van een inleenopdracht, bestaat een redelijke grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden, indien aannemelijk is dat de werknemer niet binnen de periode van 26 weken, bedoeld in artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, bij die derde dezelfde of vergelijkbare werkzaamheden zal kunnen verrichten en de uitzendwerkgever zich gedurende een periode gelijk aan de redelijke termijn, bedoeld in artikel 10, heeft ingespannen om de werknemer te herplaatsen in een passende functie.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 8\n Verval arbeidsplaatsen over toekomstige periode bezien\n \n \n 1\n De periode van 26 weken, bedoeld in artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek vangt aan op de dag waarop wordt beslist op het verzoek om toestemming voor de opzegging of ontbinding van de arbeidsovereenkomst.\n \n \n 2\n Indien sprake is van het beëindigen van een inleenopdracht vangt de periode, bedoeld in het eerste lid, aan op de dag waarop de inleenopdracht eindigt.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 3\n Regels met betrekking tot herplaatsing en de redelijke termijn, bedoeld in artikel 669 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek\n \n \n Artikel\n 9\n Herplaatsing\n \n \n 1\n Bij de beoordeling of binnen de onderneming van de werkgever een passende functie beschikbaar is voor een werknemer die voor ontslag in aanmerking komt, worden arbeidsplaatsen betrokken:\n \n \n a.\n waarvoor een vacature bestaat, of waarvoor binnen de redelijke termijn, bedoeld in artikel 10, een vacature zal ontstaan;\n \n \n b.\n waarop werknemers of personen, die geen werkzaamheden van tijdelijke aard verrichten gedurende ten hoogste 26 weken, werkzaam zijn:\n \n \n 1°.\n op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst, die binnen de redelijke termijn, bedoeld in artikel 10, eindigt;\n \n \n 2°.\n op basis van een uitzendovereenkomst;\n \n \n 3°.\n op basis van een arbeidsovereenkomst waarin de omvang van de arbeid niet is vastgelegd;\n \n \n 4°.\n die ter beschikking zijn gesteld, anders dan door een payrollwerkgever;\n \n \n 5°.\n die de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd hebben bereikt; of\n \n \n 6°.\n anders dan op basis van een arbeidsovereenkomst, tenzij deze werkzaamheden worden verricht in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep, deze werkzaamheden worden verricht door of namens natuurlijke of rechtspersonen die zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, en het voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is dat deze werkzaamheden anders dan op basis van een arbeidsovereenkomst worden verricht.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Indien de onderneming van de werkgever deel uitmaakt van een groep, worden bij de beoordeling of een passende functie beschikbaar is mede arbeidsplaatsen in andere tot deze groep behorende ondernemingen betrokken.\n \n \n 3\n Van een passende functie is sprake wanneer deze aansluit bij de opleiding, ervaring en capaciteiten van de werknemer.\n \n20163401330-06-201623-06-20162016-000014151820163401330-06-201623-06-20162016-000014151801-07-2016\n \n Artikel\n 10\n Redelijke termijn\n \n \n 1\n De redelijke termijn, bedoeld in artikel 669, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is gelijk aan de opzegtermijn, bedoeld in artikel 672, tweede en derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.\n \n \n 2\n Voor een werknemer met een arbeidshandicap bedraagt de redelijke termijn, bedoeld in het eerste lid, 26 weken.\n \n \n 3\n Als werknemer met een arbeidshandicap, bedoeld in het tweede lid, wordt aangemerkt de werknemer:\n \n \n a.\n die voor 29 december 2005 als arbeidsgehandicapte is aangemerkt op grond van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten voor zolang aanspraak bestaat op voorzieningen op grond van die wet;\n \n \n b.\n met een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of een uitkering of recht op arbeidsondersteuning op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;\n \n \n c.\n waarvoor voorzieningen zijn getroffen tot behoud, herstel of ter bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid; of\n \n \n d.\n die bij ziekte recht heeft op ziekengeld als bedoeld in artikel 29b van de Ziektewet.\n \n \n \n \n 4\n De redelijke termijn, bedoeld in het eerste en tweede lid, vangt aan op de dag waarop wordt beslist op het verzoek om toestemming voor de opzegging of ontbinding van de arbeidsovereenkomst.\n \n \n 5\n Indien sprake is van het beëindigen van een inleenopdracht:\n \n \n a.\n vangt de redelijke termijn, bedoeld in het eerste en tweede lid, aan op de dag waarop de inleenopdracht eindigt;\n \n \n b.\n wordt de redelijke termijn, bedoeld in het eerste en tweede lid, verlengd met de perioden waarin de werknemer wegens ziekte of gebreken niet in staat is arbeid te verrichten.\n \n \n \n20163401330-06-201623-06-20162016-000014151820163401330-06-201623-06-20162016-000014151801-07-201620151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 4\n Regels met betrekking tot het bepalen van de volgorde van ontslag bij het vervallen van arbeidsplaatsen wegens bedrijfseconomische omstandigheden\n \n \n Artikel\n 11\n Afspiegelingsbeginsel\n \n \n 1\n Voor zover het bij de te vervallen arbeidsplaatsen om uitwisselbare functies als bedoeld in artikel 13 gaat, komen per leeftijdsgroep binnen een categorie uitwisselbare functies de werknemers met het kortste dienstverband het eerst voor ontslag in aanmerking, waarbij het aantal werknemers dat per leeftijdsgroep voor ontslag in aanmerking komt, voor zover mogelijk, overeenkomt met de onderlinge verhouding van het aantal werknemers in elk van de leeftijdsgroepen binnen de desbetreffende categorie uitwisselbare functies. De in de eerste volzin bedoelde leeftijdsgroepen zijn de groepen van 15 tot 25 jaar, van 25 tot 35 jaar, van 35 tot 45 jaar, van 45 tot 55 jaar en vanaf 55 jaar.\n \n \n 2\n Indien in een categorie uitwisselbare functies werknemers werkzaam zijn van wie de arbeidsrelatie op grond van artikel 671a, vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek moet worden beëindigd alvorens toestemming voor opzegging van een arbeidsovereenkomst wordt verleend, komen in volgorde van de lengte van het dienstverband achtereenvolgens voor ontslag in aanmerking:\n \n \n a.\n de werknemers, bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, onderdeel d, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n b.\n de werknemers, bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, onderdeel b, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n c.\n de werknemers bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.\n \n \n \n \n 3\n Indien de toepassing van het eerste lid geen uitsluitsel geeft over de voor ontslag in aanmerking te brengen werknemers doordat:\n \n \n a.\n op enig moment in de berekening, op grond van het eerste lid, twee of meer leeftijdscategorieën aangemerkt worden, waarbinnen een werknemer voor ontslag in aanmerking komt, worden werknemers uit bedoelde leeftijdscategorieën samengenomen. Van deze werknemers komt de werknemer met het kortste dienstverband voor ontslag in aanmerking.\n \n \n b.\n in een bepaalde leeftijdscategorie, of bij het van toepassing zijn van onderdeel a, de duur van het dienstverband van meerdere werknemers gelijk is, beslist de werkgever welke van deze werknemers voor ontslag in aanmerking komt.\n \n \n \n \n 4\n Indien de werkgever aannemelijk maakt dat de vervanging van een werknemer die uit hoofde van zijn functie bij een derde te werk is gesteld om onder diens toezicht en leiding werkzaam te zijn, in redelijkheid niet kan worden geëffectueerd, kan deze werknemer bij de toepassing van het eerste lid buiten beschouwing worden gelaten.\n \n \n 5\n Indien de werkgever aannemelijk maakt dat een werknemer over zodanige bijzondere kennis of bekwaamheden beschikt, dat zijn ontslag voor het functioneren van de onderneming te bezwaarlijk zou zijn, kan deze werknemer bij de toepassing van het eerste lid buiten beschouwing worden gelaten.\n \n \n 6\n Arbeidsbeperkten als bedoeld in artikel 38b, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen kunnen bij de toepassing van het eerste lid buiten beschouwing worden gelaten.\n \n \n 7\n Indien een werknemer voor ontslag in aanmerking wordt gebracht wegens het vervallen van een loonkostensubsidie die de werkgever voor die werknemer ontving, is het eerste lid niet van toepassing.\n \n20154545117-12-201507-12-20152015-000030038120154545117-12-201507-12-20152015-000030038101-01-2016Artikel III van Stcrt. 2015/45451 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 12\n Peildatum\n \n \n 1\n Bij de toepassing van artikel 11 wordt uitgegaan van de werknemers die op het moment waarop het verzoek om toestemming om de arbeidsovereenkomsten te beëindigen wordt ingediend werkzaam waren binnen een categorie uitwisselbare functies.\n \n \n 2\n De werkgever kan voor de toepassing van artikel 11, eerste lid, uitgaan van een eerder objectief vast te stellen moment dan het moment, bedoeld in het eerste lid, indien daar een redelijke grond voor is en voor zover dat moment niet gelegen is voor het moment waarop aan de werknemers te kennen is gegeven dat arbeidsplaatsen zouden vervallen.\n \n \n 3\n Indien het beëindigen van een inleenopdracht leidt tot het vervallen van één of meer arbeidsplaatsen bij een uitzendwerkgever, wordt, in afwijking van het eerste lid en tweede lid, bij de toepassing van artikel 11 uitgegaan van het moment waarop de inleenopdracht eindigt.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 13\n Uitwisselbare functies\n \n \n 1\n Een functie is uitwisselbaar met een andere functie, indien:\n \n \n a.\n de functies vergelijkbaar zijn voor zover het betreft de inhoud van de functie, de voor de functie vereiste kennis, vaardigheden en competenties, en de tijdelijke of structurele aard van de functie; en\n \n \n b.\n het niveau van de functie en de bij de functie behorende beloning gelijkwaardig zijn.\n \n \n \n \n 2\n De factoren, bedoeld in het eerste lid, worden in onderlinge samenhang beoordeeld.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 14\n In aanmerking te nemen uitwisselbare functies\n \n \n 1\n Bij de toepassing van artikel 11 wordt uitgegaan van alle uitwisselbare functies binnen de onderneming van de werkgever, tenzij de arbeidsplaatsen vervallen binnen een bedrijfsvestiging van de onderneming van de werkgever, in welk geval voor de toepassing van dat artikel wordt uitgegaan van alle uitwisselbare functies binnen de bedrijfsvestiging.\n \n \n 2\n Indien de redelijke toepassing van het afspiegelingsbeginsel dit, gelet op de omstandigheden, met zich meebrengt, worden, in afwijking van het eerste lid, uitwisselbare functies bij verschillende ondernemingen van de werkgever of onderdelen van een onderneming van de werkgever die worden aangemerkt als bedrijfsvestiging, samengenomen.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste lid wordt, bij het vervallen van een inleenopdracht bij een uitzendwerkgever, bij de toepassing van artikel 11 uitgegaan van de inleenopdrachten met uitwisselbare functies bij het bedrijf waar de werknemer laatstelijk werkzaam was en de inleenopdrachten op grond waarvan bij andere bedrijven per bedrijf in totaal vier of meer werknemers werkzaam zijn in uitwisselbare functies, met dien verstande dat van de inleenopdrachten in andere bedrijven, de inleenopdrachten buiten beschouwing blijven waarvan de resterende duur twee maanden of minder bedraagt te rekenen vanaf het moment waarop de inleenopdracht is komen te vervallen.\n \n \n 4\n In afwijking van het eerste lid, wordt bij het vervallen van arbeidsplaatsen bij een werkgever in de thuiszorg, de kraamzorg, de jeugdgezondheidszorg, de gehandicaptenzorg, de jeugdhulp, de geestelijke gezondheidszorg met inbegrip van de verslavingszorg, de branche welzijn en maatschappelijke dienstverlening of bij een verpleeg- of verzorgingshuis, uitgegaan van de gemeente waarbinnen arbeidsplaatsen komen te vervallen, tenzij de werkgever:\n \n \n a.\n binnen de betreffende gemeente beschikt over meerdere bedrijfsvestigingen, in welk geval bij de toepassing van artikel 11 wordt uitgegaan van die bedrijfsvestigingen; of\n \n \n b.\n aannemelijk maakt dat vanwege de wijze waarop de werkzaamheden zijn georganiseerd, uitgegaan moet worden van de onderneming of van een bedrijfsvestiging binnen de onderneming.\n \n \n \n \n 5\n Indien een werknemer in meerdere gemeenten of bedrijfsvestigingen zijn werkzaamheden uitvoert wordt de werknemer bij de toepassing van het eerste en vierde lid toegerekend aan elk van die gemeenten of bedrijfsvestigingen voor het aantal uren waarin de werknemer in een gemeente of bedrijfsvestiging werkzaam is. Indien het aantal uren waarin de werknemer werkzaamheden uitvoerde in een gemeente of bedrijfsvestiging in een periode van ten hoogste zes maanden voorafgaand aan de peildatum, bedoeld in artikel 12, wisselend was, wordt uitgegaan van het gemiddelde aantal uren waarin de werknemer in een gemeente of vestiging werkzaam was in die periode.\n \n20163401330-06-201623-06-20162016-000014151820163401330-06-201623-06-20162016-000014151801-07-2016Artikel II van Stcrt. 2016/34013 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 15\n Opvolgende arbeidsovereenkomsten\n \n \n 1\n Voor de berekening van de duur van het dienstverband, bedoeld in artikel 11, eerste, tweede en derde lid, onderdeel a, worden een of meer voorafgaande arbeidsovereenkomsten tussen dezelfde partijen, die elkaar met tussenpozen van ten hoogste zes maanden hebben opgevolgd, samengeteld.\n \n \n 2\n Voor de toepassing van het eerste lid worden arbeidsovereenkomsten geacht elkaar te hebben opgevolgd, indien de werknemer achtereenvolgens in dienst is geweest bij verschillende werkgevers die, ongeacht of inzicht bestond in de hoedanigheid en geschiktheid van de werknemer, redelijkerwijze geacht moeten worden ten aanzien van de verrichte arbeid elkaars opvolger te zijn.\n \n \n 3\n Voor de toepassing van het eerste lid worden arbeidsovereenkomsten geacht elkaar te hebben opgevolgd, indien de werknemer achtereenvolgens in dienst is geweest bij verschillende werkgevers die deel uitmaken van een groep, indien van werknemers die in dienst zijn bij deze werkgevers verwacht wordt dat zij regelmatig binnen deze groep van functie veranderen.\n \n \n 4\n In afwijking van het eerste lid worden voorafgaande arbeidsovereenkomsten die voor 1 juli 2015 zijn aangegaan niet samengeteld als zij elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van meer dan drie maanden.\n \n20163401330-06-201623-06-20162016-000014151820163401330-06-201623-06-20162016-000014151801-07-2016Abusievelijk is een wijzigingsopdracht geformuleerd die niet\n geheel juist is. Artikel II van Stcrt. 2016/34013 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 16\n Alternatief afspiegelingsbeginsel\n \n \n 1\n Bij de toepassing van artikel 11 kan ten hoogste 10% van het totale aantal werknemers dat voor ontslag in aanmerking komt buiten beschouwing worden gelaten, indien bij collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan is bepaald dat van deze mogelijkheid gebruik kan worden gemaakt.\n \n \n 2\n Werknemers kunnen uitsluitend op grond van het eerste lid buiten beschouwing worden gelaten, indien:\n \n \n a.\n aannemelijk is dat de werknemer bovengemiddeld functioneert dan wel naar verwachting in de toekomst zich bovengemiddeld zal ontwikkelen;\n \n \n b.\n de werknemers periodiek zijn beoordeeld, waarbij steeds aangegeven is of een werknemer bovengemiddeld functioneert of zich naar verwachting in de toekomst bovengemiddeld zal ontwikkelen;\n \n \n c.\n voor alle werknemers kenbaar is gemaakt dat werknemers die bovengemiddeld functioneren of waarvan de verwachting is dat zij zich bovengemiddeld zullen gaan ontwikkelen buiten beschouwing gelaten kunnen worden bij de toepassing van artikel 11; en\n \n \n d.\n aan alle werknemers dezelfde mogelijkheden zijn geboden om zich, al dan niet in de toekomst, te ontwikkelen tot een bovengemiddeld functionerende werknemer.\n \n \n \n \n 3\n Toepassing van het eerste lid is toegestaan, voor zover dit er niet toe leidt dat meer werknemers uit de leeftijdsgroepen van 15 tot 25 jaar en van 55 jaar tot de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet genoemde leeftijd voor ontslag in aanmerking worden gebracht dan zonder toepassing van het eerste lid.\n \n \n 4\n Het aantal werknemers dat op grond van het eerste lid buiten beschouwing wordt gelaten, wordt naar boven afgerond.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 5\n Regels met betrekking tot het eerst beëindigen van andere arbeidsrelaties\n \n \n Artikel\n 17\n Opzeggen terwijl andere arbeidsrelaties nog niet zijn geëindigd\n \n De toestemming om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op te zeggen op grond van artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek kan worden verleend zonder dat de werkgever de arbeidsrelatie of overeenkomst heeft beëindigd van:\n \n \n a.\n werknemers en personen die werkzaamheden van tijdelijke aard verrichten, gedurende een periode van ten hoogste 26 weken;\n \n \n b.\n werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, anders dan bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, onderdelen b en d, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, waarvan de resterende looptijd van de arbeidsovereenkomst meer bedraagt dan 26 weken, te rekenen vanaf de dag waarop op het verzoek om toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen wordt beslist, voor zover deze werknemers niet op grond van artikel 11 in aanmerking komen voor ontslag;\n \n \n c.\n payrollwerknemers, die werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, anders dan bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, onderdelen b en d, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, waarvan de resterende looptijd meer bedraagt dan 26 weken, te rekenen vanaf de dag waarop op het verzoek om toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen wordt beslist, voor zover voor deze werknemers uit de toepassing van artikel 11 niet voortvloeit dat de overeenkomst met de payrollwerkgever moet worden opgezegd;\n \n \n d.\n personen die werkzaamheden verrichten anders dan op basis van een arbeidsovereenkomst, indien de werkzaamheden worden verricht in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep, door of namens natuurlijke of rechtspersonen die zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, en het voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is dat deze werkzaamheden anders dan op basis van een arbeidsovereenkomst worden verricht.\n \n \n20163401330-06-201623-06-20162016-000014151820163401330-06-201623-06-20162016-000014151801-07-201620151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 6\n Regels met betrekking tot de wederindiensttredingsvoorwaarde\n \n \n Artikel\n 18\n Wederindiensttredingsvoorwaarde buiten toepassing\n \n De artikelen 681, eerste lid, onderdelen d en e, en 682, vierde en vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn niet van toepassing, indien de werkgever nadat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 6 is opgezegd of ontbonden, de werkzaamheden laat verrichten door een persoon als bedoeld in artikel 6.\n20163401330-06-201623-06-20162016-000014151820163401330-06-201623-06-20162016-000014151801-07-2016\n \n Artikel\n 19\n Wederindiensttredingsvoorwaarde na groepsontslag\n \n Indien meer dan één arbeidsovereenkomst met betrekking tot dezelfde werkzaamheden wegens bedrijfseconomische omstandigheden is opgezegd of ontbonden, stelt de werkgever de werknemer wiens arbeidsovereenkomst op grond van artikel 11 als laatste in aanmerking kwam voor opzegging of ontbinding, als eerste in de gelegenheid zijn vroegere werkzaamheden te hervatten dan wel als kandidaat bij een derde te worden voorgedragen. Indien een werknemer geen gebruik van die gelegenheid maakt, of een werknemer door die derde niet geschikt wordt geacht, stelt de werkgever telkens de werknemer die daarna in aanmerking kwam voor opzegging of ontbinding in de gelegenheid de werkzaamheden te hervatten of te worden voorgedragen bij die derde.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 7\n Regels met betrekking tot het ontslag van de payrollwerknemer\n \n \n Artikel\n 20\n Redelijke grond bij ontslag van payrollwerknemer\n \n Indien een overeenkomst tussen een payrollwerkgever en een opdrachtgever wordt beëindigd, wordt aan de hand van de omstandigheden bij de opdrachtgever bepaald of er een redelijke grond is voor opzegging van de arbeidsovereenkomst van de payrollwerknemer, waarbij:\n \n \n a.\n voor de toepassing van paragraaf 2 tot en met 5 de payrollwerknemer geacht wordt in dienst te zijn bij de opdrachtgever; en\n \n \n b.\n de opdrachtgever geacht wordt de werkgever, bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek te zijn.\n \n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 21\n Afwijking afspiegelingsbeginsel\n \n Voor zover de regels voor het bepalen van de volgorde van opzegging bij het vervallen van arbeidsplaatsen bij de opdrachtgever afwijken van paragraaf 4, wordt bij de toepassing van die paragraaf uitgegaan van de afwijkende regels.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 22\n Wederindiensttredingsvoorwaarde bij payrolling\n \n Indien de arbeidsovereenkomst met een payrollwerknemer is opgezegd of ontbonden nadat de overeenkomst tussen een payrollwerkgever en een opdrachtgever is beëindigd, wordt de opdrachtgever geacht de werkgever te zijn die dezelfde werkzaamheden door een ander laat verrichten, bedoeld in de artikelen 681, eerste lid, onderdeel d, en 682, vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 23\n Einde payrollovereenkomst bij niet-nakoming\n \n Indien de overeenkomst tussen de payrollwerkgever en de opdrachtgever op initiatief van de payrollwerkgever wordt beëindigd, omdat de opdrachtgever de financiële verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst gedurende een periode van ten minste drie maanden in het geheel niet is nagekomen en de payrollwerkgever in voldoende mate heeft getracht nakoming van de overeenkomst af te dwingen:\n \n \n a.\n zijn de artikelen 11, 20 en 22, alsmede de artikelen 681, eerste lid, onderdelen d en e, en 682, vierde en vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing; en\n \n \n b.\n kan de toestemming om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op te zeggen op grond van artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek worden verleend zonder dat de payrollwerkgever arbeidsrelaties of inleenovereenkomsten als bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, heeft beëindigd.\n \n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 8\n Regels met betrekking tot de transitievergoeding\n \n \n Artikel\n 24\n Kleine werkgever\n \n \n 1\n Op een werkgever die deel uitmaakt van een groep zijn de artikelen 673a, tweede lid, en 673d van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing, indien de werkgevers die deel uitmaken van deze groep samen gemiddeld 25 of meer werknemers in dienst hadden in de tweede helft van het kalenderjaar, voorafgaand aan het kalenderjaar:\n \n \n a.\n waarin voor de werknemer een verzoek om toestemming of een verzoek om ontbinding is ingediend; of\n \n \n b.\n indien voor de beëindiging van een arbeidsovereenkomst een verzoek als bedoeld in onderdeel a, niet is vereist, waarin de arbeidsovereenkomst is opgezegd of van rechtswege eindigt en niet wordt voortgezet.\n \n \n \n \n 2\n Maanden die gelegen zijn voor 1 mei 2013 kunnen voor de berekening van de duur van de arbeidsovereenkomst uitsluitend op grond van artikel 673d, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek buiten beschouwing worden gelaten, indien:\n \n \n a.\n het netto resultaat van de onderneming van de werkgever over het boekjaar, bedoeld in het derde lid, en de twee daaraan voorafgaande boekjaren tezamen gemiddeld kleiner is geweest dan nul;\n \n \n b.\n de waarde van het eigen vermogen, bedoeld in het Besluit modellen jaarrekening, van de onderneming van de werkgever aan het einde van het boekjaar, bedoeld in het derde lid, ten hoogste 15 procent was van het totale vermogen van de onderneming van de werkgever, en\n \n \n c.\n binnen de onderneming van de werkgever aan het einde van het boekjaar, bedoeld in het derde lid, de waarde van de vlottende activa kleiner is dan de schulden met een resterende looptijd van ten hoogste een jaar.\n \n \n \n \n 3\n In het tweede lid, onderdelen a, b en c, wordt bedoeld het boekjaar, voorafgaand aan het boekjaar:\n \n \n a.\n waarin het verzoek om toestemming of het verzoek om ontbinding wordt ingediend; of\n \n \n b.\n indien voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst een verzoek als bedoeld in onderdeel a, niet is vereist, waarin de arbeidsovereenkomst is opgezegd of van rechtswege eindigt en niet wordt voortgezet.\n \n \n \n \n 4\n Indien in een boekjaar aan de eigenaar van de onderneming geen loon is toegekend, wordt voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel a, het netto resultaat van de onderneming in dat boekjaar verminderd met het bedrag, bedoeld in artikel 12a, onderdeel c, van de Wet op de loonbelasting 1964. Indien meerdere eigenaren arbeid verrichten ten bate van de onderneming, wordt het bedrag, bedoeld in de eerst zin, voor elk van deze eigenaren in mindering gebracht op het resultaat van de onderneming.\n \n \n 5\n Payrollwerknemers, die aan de werkgever ter beschikking zijn gesteld, worden meegerekend bij het bepalen van het aantal werknemers dat die werkgever in dienst heeft, bedoeld in de artikelen 673a, tweede lid, en 673d, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.\n \n \n 6\n Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2020.\n \n20187092518-12-201810-12-20182018-000076727420187092518-12-201810-12-20182018-000076727401-01-2019Artikel II van Stcrt. 2018/70925 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 25\n Betalen in termijnen\n \n Indien van de mogelijkheid om de transitievergoeding in termijnen te betalen, bedoeld in artikel 673c, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek gebruik wordt gemaakt, wordt de betaling van de transitievergoeding verspreid over een periode van ten hoogste zes maanden na de dag waarop op grond van artikel 686a, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek de wettelijke rente verschuldigd is over het bedrag van de transitievergoeding.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 9\n Regels met betrekking tot de Wet melding collectief ontslag\n \n \n Artikel\n 26\n Werkgebieden Wet melding collectief ontslag\n \n \n 1\n De werkgebieden, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet melding collectief ontslag zijn:\n \n \n a.\n Friesland, Groningen en Drenthe;\n \n \n b.\n Overijssel en Gelderland;\n \n \n c.\n Noord-Brabant en Limburg;\n \n \n d.\n Zuid-Holland en Zeeland;\n \n \n e.\n Flevoland en Utrecht;\n \n \n f.\n Noord-Holland.\n \n \n \n \n 2\n Indien het UWV een melding van een collectief ontslag ontvangt, zendt het hiervan een afschrift, vergezeld van een rapport waarin de gemelde gegevens en verdere bijzonderheden zijn samengevat, toe aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 27\n Gelijkstelling payrollwerknemer\n \n Voor de toepassing van de Wet melding collectief ontslag worden payrollwerknemers gelijkgesteld met werknemers als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van die wet.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 10\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 28\n Intrekken Ontslagbesluit en overgangsrecht\n \n \n 1\n Het Ontslagbesluit wordt ingetrokken.\n \n \n 2\n Het Ontslagbesluit, zoals dat luidde op 30 juni 2015, blijft van toepassing op een verzoek om toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst gedaan voor dat tijdstip en een opzegging gedaan na dat tijdstip op grond van een verzoek om toestemming van de arbeidsovereenkomst gedaan voor dat tijdstip en op de gedingen die daarop betrekking hebben.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 29\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Ontslagregeling.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 30\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 23 april 2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,L.F.Asscher\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036599/2020-01-01_0/xml/BWBR0036599_2020-01-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015, 2015-0000102290, tot vaststelling van regels met betrekking tot ontslag en de transitievergoeding (Ontslagregeling)20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n Ontslagregeling20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n Gelet op de artikelen 669, vijfde lid, onderdelen a en b, 671a, zevende lid, 673a, derde lid, 673c, tweede lid, 673d, eerste lid, en 682a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 1, eerste lid, onderdeel e, en tweede lid, van de Wet melding collectief ontslag;\n \n \n Besluit:\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n bedrijfseconomische omstandigheden: bedrijfseconomische omstandigheden als bedoeld in artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n b.\n \n werknemer: de werknemer, bedoeld in artikel 610, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n c.\n \n werkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 610, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n d.\n \n bedrijfsvestiging: een onderdeel van de onderneming van de werkgever dat in de maatschappij als zelfstandige eenheid te herkennen is en een interne zelfstandige bedrijfsvoering heeft;\n \n \n e.\n \n groep: de groep, bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n f.\n \n payrollwerkgever: de werkgever, die op basis van een overeenkomst met een derde, welke niet tot stand is gekomen in het kader van het samenbrengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, een werknemer ter beschikking stelt om in opdracht en onder toezicht en leiding van die derde arbeid te verrichten, waarbij de werkgever die de werknemer ter beschikking stelt alleen met toestemming van die derde gerechtigd is de werknemer aan een ander ter beschikking te stellen;\n \n \n g.\n \n payrollwerknemer: de werknemer, bedoeld in onderdeel f;\n \n \n h.\n \n opdrachtgever: de derde, bedoeld in onderdeel f;\n \n \n i.\n \n uitzendwerkgever: de werkgever, die als doelstelling heeft om in het kader van beroep of bedrijf werknemers ter beschikking te stellen aan derden om onder hun leiding en toezicht werkzaam te zijn en zodoende vraag en aanbod op de arbeidsmarkt bij elkaar te brengen en wiens premieplichtige loonsom op jaarbasis voor ten minste 50% wordt gerealiseerd in het kader van uitzendovereenkomsten als bedoeld in artikel 690 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n j.\n \n inleenopdracht: een overeenkomst tussen een uitzendwerkgever en een derde, niet zijnde een opdrachtgever als bedoeld in onderdeel h;\n \n \n k.\n \n UWV: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;\n \n \n l.\n \n overheidswerkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 2 van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren die op basis van artikel 1 van die wet arbeidsovereenkomsten sluit met ambtenaren.\n \n \n20196845017-12-201909-12-20192019-000017840320196845017-12-201909-12-20192019-000017840301-01-202020151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 2\n Regels met betrekking tot een redelijke grond voor ontslag als bedoeld in artikel 669 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek\n \n \n Artikel\n 2\n Beoordeling noodzaak verval van arbeidsplaatsen\n \n In geval van een collectief ontslag als bedoeld in de Wet melding collectief ontslag wordt voor de toepassing van artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek aangenomen dat voor een doelmatige bedrijfsvoering het door de werkgever voorgestelde aantal te vervallen arbeidsplaatsen noodzakelijk is, indien dit blijkt uit een schriftelijke verklaring van de belanghebbende verenigingen van werknemers als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wet melding collectief ontslag, tenzij sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 2a\n Beoordeling noodzaak verval van arbeidsplaatsen bij democratisch genomen besluiten die betrekking hebben op overheidswerkgevers\n \n Een overheidswerkgever die bij het UWV een schriftelijk verzoek indient om toestemming om op te zeggen op grond van bedrijfseconomische omstandigheden als bedoeld in artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, geeft aan in het schriftelijke verzoek op welke wijze, binnen de democratische structuur waarin de overheidswerkgever opereert een bepaalde organisatie dan wel een onderdeel van een bepaalde overheidsorganisatie wordt opgeheven, gereorganiseerd of gekort dient te worden. De overheidswerkgever geeft daarbij concreet aan hoe de beslissing om de organisatie te veranderen tot stand is gekomen en welke, indien aan de orde, democratisch genomen besluiten aan de beslissing om toestemming te vragen om op te zeggen ten grondslag liggen.\n20196845017-12-201909-12-20192019-000017840320196845017-12-201909-12-20192019-000017840301-01-2020\n \n Artikel\n 3\n Verval arbeidsplaatsen groep\n \n Indien arbeidsplaatsen vervallen bij een werkgever, wiens onderneming deel uitmaakt van een groep, of die meer dan één onderneming in stand houdt, wordt de noodzaak voor het vervallen van arbeidsplaatsen beoordeeld aan de hand van de omstandigheden die van toepassing zijn op de onderneming waar de arbeidsplaatsen vervallen.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 4\n Deeltijdontslag\n \n Er bestaat geen redelijke grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden, indien het aantal werknemers dat voor ontslag wordt voorgedragen groter is dan het aantal arbeidsplaatsen dat komt te vervallen, tenzij dit onvermijdelijk is en de werkgever de werknemers waarvan de arbeidsplaats gedeeltelijk vervalt schriftelijk heeft aangeboden de arbeidsovereenkomst onder dezelfde voorwaarden voort te zetten voor het resterende deel van de overeengekomen arbeidsduur.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 5\n Uitbesteden werkzaamheden\n \n Er bestaat geen redelijke grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden, voor zover arbeidsplaatsen vervallen doordat de werkgever werkzaamheden uitsluitend uitbesteedt om werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd te vervangen door personen die niet werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of de werkzaamheden tegen een lagere vergoeding verrichten.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 6\n Uitbesteden werkzaamheden aan zelfstandigen\n \n Indien de werkgever voornemens is werkzaamheden van een werknemer uit te besteden aan een persoon die deze werkzaamheden niet op basis van een arbeidsovereenkomst zal verrichten, is alleen sprake van een redelijke grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst als die persoon werkzaamheden verricht in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep en deze werkzaamheden zullen worden verricht door of namens een natuurlijke of rechtspersoon die is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.\n20163401330-06-201623-06-20162016-000014151820163401330-06-201623-06-20162016-000014151801-07-2016\n \n Artikel\n 7\n Redelijke grond voor ontslag uitzendkracht\n \n Bij het beëindigen van een inleenopdracht, bestaat een redelijke grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden, indien aannemelijk is dat de werknemer niet binnen de periode van 26 weken, bedoeld in artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, bij die derde dezelfde of vergelijkbare werkzaamheden zal kunnen verrichten en de uitzendwerkgever zich gedurende een periode gelijk aan de redelijke termijn, bedoeld in artikel 10, heeft ingespannen om de werknemer te herplaatsen in een passende functie.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 8\n Verval arbeidsplaatsen over toekomstige periode bezien\n \n \n 1\n De periode van 26 weken, bedoeld in artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek vangt aan op de dag waarop wordt beslist op het verzoek om toestemming voor de opzegging of ontbinding van de arbeidsovereenkomst.\n \n \n 2\n Indien sprake is van het beëindigen van een inleenopdracht vangt de periode, bedoeld in het eerste lid, aan op de dag waarop de inleenopdracht eindigt.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520196845017-12-201909-12-20192019-000017840320196845017-12-201909-12-20192019-000017840309-12-2019\n \n \n §\n 3\n Regels met betrekking tot herplaatsing en de redelijke termijn, bedoeld in artikel 669 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek\n \n \n Artikel\n 9\n Herplaatsing\n \n \n 1\n Bij de beoordeling of binnen de onderneming van de werkgever een passende functie beschikbaar is voor een werknemer die voor ontslag in aanmerking komt, worden arbeidsplaatsen betrokken:\n \n \n a.\n waarvoor een vacature bestaat, of waarvoor binnen de redelijke termijn, bedoeld in artikel 10, een vacature zal ontstaan;\n \n \n b.\n waarop werknemers of personen, die geen werkzaamheden van tijdelijke aard verrichten gedurende ten hoogste 26 weken, werkzaam zijn:\n \n \n 1°.\n op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst, die binnen de redelijke termijn, bedoeld in artikel 10, eindigt;\n \n \n 2°.\n op basis van een uitzendovereenkomst;\n \n \n 3°.\n op basis van een arbeidsovereenkomst waarin de omvang van de arbeid niet is vastgelegd;\n \n \n 4°.\n die ter beschikking zijn gesteld, anders dan door een payrollwerkgever;\n \n \n 5°.\n die de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd hebben bereikt; of\n \n \n 6°.\n anders dan op basis van een arbeidsovereenkomst, tenzij deze werkzaamheden worden verricht in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep, deze werkzaamheden worden verricht door of namens natuurlijke of rechtspersonen die zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, en het voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is dat deze werkzaamheden anders dan op basis van een arbeidsovereenkomst worden verricht.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Indien de onderneming van de werkgever deel uitmaakt van een groep, worden bij de beoordeling of een passende functie beschikbaar is mede arbeidsplaatsen in andere tot deze groep behorende ondernemingen betrokken.\n \n \n 3\n Van een passende functie is sprake wanneer deze aansluit bij de opleiding, ervaring en capaciteiten van de werknemer.\n \n20163401330-06-201623-06-20162016-000014151820163401330-06-201623-06-20162016-000014151801-07-2016\n \n Artikel\n 10\n Redelijke termijn\n \n \n 1\n De redelijke termijn, bedoeld in artikel 669, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is gelijk aan de opzegtermijn, bedoeld in artikel 672, tweede en derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.\n \n \n 2\n Voor een werknemer met een arbeidshandicap bedraagt de redelijke termijn, bedoeld in het eerste lid, 26 weken.\n \n \n 3\n Als werknemer met een arbeidshandicap, bedoeld in het tweede lid, wordt aangemerkt de werknemer:\n \n \n a.\n die voor 29 december 2005 als arbeidsgehandicapte is aangemerkt op grond van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten voor zolang aanspraak bestaat op voorzieningen op grond van die wet;\n \n \n b.\n met een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of een uitkering of recht op arbeidsondersteuning op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;\n \n \n c.\n waarvoor voorzieningen zijn getroffen tot behoud, herstel of ter bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid; of\n \n \n d.\n die bij ziekte recht heeft op ziekengeld als bedoeld in artikel 29b van de Ziektewet.\n \n \n \n \n 4\n De redelijke termijn, bedoeld in het eerste en tweede lid, vangt aan op de dag waarop wordt beslist op het verzoek om toestemming voor de opzegging of ontbinding van de arbeidsovereenkomst.\n \n \n 5\n Indien sprake is van het beëindigen van een inleenopdracht:\n \n \n a.\n vangt de redelijke termijn, bedoeld in het eerste en tweede lid, aan op de dag waarop de inleenopdracht eindigt;\n \n \n b.\n wordt de redelijke termijn, bedoeld in het eerste en tweede lid, verlengd met de perioden waarin de werknemer wegens ziekte of gebreken niet in staat is arbeid te verrichten.\n \n \n \n20163401330-06-201623-06-20162016-000014151820163401330-06-201623-06-20162016-000014151801-07-201620151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 4\n Regels met betrekking tot het bepalen van de volgorde van ontslag bij het vervallen van arbeidsplaatsen wegens bedrijfseconomische omstandigheden\n \n \n Artikel\n 11\n Afspiegelingsbeginsel\n \n \n 1\n Voor zover het bij de te vervallen arbeidsplaatsen om uitwisselbare functies als bedoeld in artikel 13 gaat, komen per leeftijdsgroep binnen een categorie uitwisselbare functies de werknemers met het kortste dienstverband het eerst voor ontslag in aanmerking, waarbij het aantal werknemers dat per leeftijdsgroep voor ontslag in aanmerking komt, voor zover mogelijk, overeenkomt met de onderlinge verhouding van het aantal werknemers in elk van de leeftijdsgroepen binnen de desbetreffende categorie uitwisselbare functies. De in de eerste volzin bedoelde leeftijdsgroepen zijn de groepen van 15 tot 25 jaar, van 25 tot 35 jaar, van 35 tot 45 jaar, van 45 tot 55 jaar en vanaf 55 jaar.\n \n \n 2\n Indien in een categorie uitwisselbare functies werknemers werkzaam zijn van wie de arbeidsrelatie op grond van artikel 671a, vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek moet worden beëindigd alvorens toestemming voor opzegging van een arbeidsovereenkomst wordt verleend, komen in volgorde van de lengte van het dienstverband achtereenvolgens voor ontslag in aanmerking:\n \n \n a.\n de werknemers, bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, onderdeel d, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n b.\n de werknemers, bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, onderdeel b, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n c.\n de werknemers bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.\n \n \n \n \n 3\n Indien de toepassing van het eerste lid geen uitsluitsel geeft over de voor ontslag in aanmerking te brengen werknemers doordat:\n \n \n a.\n op enig moment in de berekening, op grond van het eerste lid, twee of meer leeftijdscategorieën aangemerkt worden, waarbinnen een werknemer voor ontslag in aanmerking komt, worden werknemers uit bedoelde leeftijdscategorieën samengenomen. Van deze werknemers komt de werknemer met het kortste dienstverband voor ontslag in aanmerking.\n \n \n b.\n in een bepaalde leeftijdscategorie, of bij het van toepassing zijn van onderdeel a, de duur van het dienstverband van meerdere werknemers gelijk is, beslist de werkgever welke van deze werknemers voor ontslag in aanmerking komt.\n \n \n \n \n 4\n Indien de werkgever aannemelijk maakt dat de vervanging van een werknemer die uit hoofde van zijn functie bij een derde te werk is gesteld om onder diens toezicht en leiding werkzaam te zijn, in redelijkheid niet kan worden geëffectueerd, kan deze werknemer bij de toepassing van het eerste lid buiten beschouwing worden gelaten.\n \n \n 5\n Indien de werkgever aannemelijk maakt dat een werknemer over zodanige bijzondere kennis of bekwaamheden beschikt, dat zijn ontslag voor het functioneren van de onderneming te bezwaarlijk zou zijn, kan deze werknemer bij de toepassing van het eerste lid buiten beschouwing worden gelaten.\n \n \n 6\n Arbeidsbeperkten als bedoeld in artikel 38b, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen kunnen bij de toepassing van het eerste lid buiten beschouwing worden gelaten.\n \n \n 7\n Indien een werknemer voor ontslag in aanmerking wordt gebracht wegens het vervallen van een loonkostensubsidie die de werkgever voor die werknemer ontving, is het eerste lid niet van toepassing.\n \n20154545117-12-201507-12-20152015-000030038120154545117-12-201507-12-20152015-000030038101-01-2016Artikel III van Stcrt. 2015/45451 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 12\n Peildatum\n \n \n 1\n Bij de toepassing van artikel 11 wordt uitgegaan van de werknemers die op het moment waarop het verzoek om toestemming om de arbeidsovereenkomsten te beëindigen wordt ingediend werkzaam waren binnen een categorie uitwisselbare functies.\n \n \n 2\n De werkgever kan voor de toepassing van artikel 11, eerste lid, uitgaan van een eerder objectief vast te stellen moment dan het moment, bedoeld in het eerste lid, indien daar een redelijke grond voor is en voor zover dat moment niet gelegen is voor het moment waarop aan de werknemers te kennen is gegeven dat arbeidsplaatsen zouden vervallen.\n \n \n 3\n Indien het beëindigen van een inleenopdracht leidt tot het vervallen van één of meer arbeidsplaatsen bij een uitzendwerkgever, wordt, in afwijking van het eerste lid en tweede lid, bij de toepassing van artikel 11 uitgegaan van het moment waarop de inleenopdracht eindigt.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 13\n Uitwisselbare functies\n \n \n 1\n Een functie is uitwisselbaar met een andere functie, indien:\n \n \n a.\n de functies vergelijkbaar zijn voor zover het betreft de inhoud van de functie, de voor de functie vereiste kennis, vaardigheden en competenties, en de tijdelijke of structurele aard van de functie; en\n \n \n b.\n het niveau van de functie en de bij de functie behorende beloning gelijkwaardig zijn.\n \n \n \n \n 2\n De factoren, bedoeld in het eerste lid, worden in onderlinge samenhang beoordeeld.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 14\n In aanmerking te nemen uitwisselbare functies\n \n \n 1\n Bij de toepassing van artikel 11 wordt uitgegaan van alle uitwisselbare functies binnen de onderneming van de werkgever, tenzij de arbeidsplaatsen vervallen binnen een bedrijfsvestiging van de onderneming van de werkgever, in welk geval voor de toepassing van dat artikel wordt uitgegaan van alle uitwisselbare functies binnen de bedrijfsvestiging.\n \n \n 2\n Indien de redelijke toepassing van het afspiegelingsbeginsel dit, gelet op de omstandigheden, met zich meebrengt, worden, in afwijking van het eerste lid, uitwisselbare functies bij verschillende ondernemingen van de werkgever of onderdelen van een onderneming van de werkgever die worden aangemerkt als bedrijfsvestiging, samengenomen.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste lid wordt, bij het vervallen van een inleenopdracht bij een uitzendwerkgever, bij de toepassing van artikel 11 uitgegaan van de inleenopdrachten met uitwisselbare functies bij het bedrijf waar de werknemer laatstelijk werkzaam was en de inleenopdrachten op grond waarvan bij andere bedrijven per bedrijf in totaal vier of meer werknemers werkzaam zijn in uitwisselbare functies, met dien verstande dat van de inleenopdrachten in andere bedrijven, de inleenopdrachten buiten beschouwing blijven waarvan de resterende duur twee maanden of minder bedraagt te rekenen vanaf het moment waarop de inleenopdracht is komen te vervallen.\n \n \n 4\n In afwijking van het eerste lid, wordt bij het vervallen van arbeidsplaatsen bij een werkgever in de thuiszorg, de kraamzorg, de jeugdgezondheidszorg, de gehandicaptenzorg, de jeugdhulp, de geestelijke gezondheidszorg met inbegrip van de verslavingszorg, de branche welzijn en maatschappelijke dienstverlening of bij een verpleeg- of verzorgingshuis, uitgegaan van de gemeente waarbinnen arbeidsplaatsen komen te vervallen, tenzij de werkgever:\n \n \n a.\n binnen de betreffende gemeente beschikt over meerdere bedrijfsvestigingen, in welk geval bij de toepassing van artikel 11 wordt uitgegaan van die bedrijfsvestigingen; of\n \n \n b.\n aannemelijk maakt dat vanwege de wijze waarop de werkzaamheden zijn georganiseerd, uitgegaan moet worden van de onderneming of van een bedrijfsvestiging binnen de onderneming.\n \n \n \n \n 5\n Indien een werknemer in meerdere gemeenten of bedrijfsvestigingen zijn werkzaamheden uitvoert wordt de werknemer bij de toepassing van het eerste en vierde lid toegerekend aan elk van die gemeenten of bedrijfsvestigingen voor het aantal uren waarin de werknemer in een gemeente of bedrijfsvestiging werkzaam is. Indien het aantal uren waarin de werknemer werkzaamheden uitvoerde in een gemeente of bedrijfsvestiging in een periode van ten hoogste zes maanden voorafgaand aan de peildatum, bedoeld in artikel 12, wisselend was, wordt uitgegaan van het gemiddelde aantal uren waarin de werknemer in een gemeente of vestiging werkzaam was in die periode.\n \n20163401330-06-201623-06-20162016-000014151820163401330-06-201623-06-20162016-000014151801-07-2016Artikel II van Stcrt. 2016/34013 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 15\n Opvolgende arbeidsovereenkomsten\n \n \n 1\n Voor de berekening van de duur van het dienstverband, bedoeld in artikel 11, eerste, tweede en derde lid, onderdeel a, worden een of meer voorafgaande arbeidsovereenkomsten tussen dezelfde partijen, die elkaar met tussenpozen van ten hoogste zes maanden hebben opgevolgd, samengeteld.\n \n \n 2\n Voor de toepassing van het eerste lid worden arbeidsovereenkomsten geacht elkaar te hebben opgevolgd, indien de werknemer achtereenvolgens in dienst is geweest bij verschillende werkgevers die, ongeacht of inzicht bestond in de hoedanigheid en geschiktheid van de werknemer, redelijkerwijze geacht moeten worden ten aanzien van de verrichte arbeid elkaars opvolger te zijn.\n \n \n 3\n Voor de toepassing van het eerste lid worden arbeidsovereenkomsten geacht elkaar te hebben opgevolgd, indien de werknemer achtereenvolgens in dienst is geweest bij verschillende werkgevers die deel uitmaken van een groep, indien van werknemers die in dienst zijn bij deze werkgevers verwacht wordt dat zij regelmatig binnen deze groep van functie veranderen.\n \n \n 4\n In afwijking van het eerste lid worden voorafgaande arbeidsovereenkomsten die voor 1 juli 2015 zijn aangegaan niet samengeteld als zij elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van meer dan drie maanden.\n \n20163401330-06-201623-06-20162016-000014151820163401330-06-201623-06-20162016-000014151801-07-2016Abusievelijk is een wijzigingsopdracht geformuleerd die niet\n geheel juist is. Artikel II van Stcrt. 2016/34013 bevat overgangsrecht m.b.t. deze wijziging.\n \n Artikel\n 16\n Alternatief afspiegelingsbeginsel\n \n \n 1\n Bij de toepassing van artikel 11 kan ten hoogste 10% van het totale aantal werknemers dat voor ontslag in aanmerking komt buiten beschouwing worden gelaten, indien bij collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan is bepaald dat van deze mogelijkheid gebruik kan worden gemaakt.\n \n \n 2\n Werknemers kunnen uitsluitend op grond van het eerste lid buiten beschouwing worden gelaten, indien:\n \n \n a.\n aannemelijk is dat de werknemer bovengemiddeld functioneert dan wel naar verwachting in de toekomst zich bovengemiddeld zal ontwikkelen;\n \n \n b.\n de werknemers periodiek zijn beoordeeld, waarbij steeds aangegeven is of een werknemer bovengemiddeld functioneert of zich naar verwachting in de toekomst bovengemiddeld zal ontwikkelen;\n \n \n c.\n voor alle werknemers kenbaar is gemaakt dat werknemers die bovengemiddeld functioneren of waarvan de verwachting is dat zij zich bovengemiddeld zullen gaan ontwikkelen buiten beschouwing gelaten kunnen worden bij de toepassing van artikel 11; en\n \n \n d.\n aan alle werknemers dezelfde mogelijkheden zijn geboden om zich, al dan niet in de toekomst, te ontwikkelen tot een bovengemiddeld functionerende werknemer.\n \n \n \n \n 3\n Toepassing van het eerste lid is toegestaan, voor zover dit er niet toe leidt dat meer werknemers uit de leeftijdsgroepen van 15 tot 25 jaar en van 55 jaar tot de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet genoemde leeftijd voor ontslag in aanmerking worden gebracht dan zonder toepassing van het eerste lid.\n \n \n 4\n Het aantal werknemers dat op grond van het eerste lid buiten beschouwing wordt gelaten, wordt naar boven afgerond.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 5\n Regels met betrekking tot het eerst beëindigen van andere arbeidsrelaties\n \n \n Artikel\n 17\n Opzeggen terwijl andere arbeidsrelaties nog niet zijn geëindigd\n \n De toestemming om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op te zeggen op grond van artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek kan worden verleend zonder dat de werkgever de arbeidsrelatie of overeenkomst heeft beëindigd van:\n \n \n a.\n werknemers en personen die werkzaamheden van tijdelijke aard verrichten, gedurende een periode van ten hoogste 26 weken;\n \n \n b.\n werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, anders dan bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, onderdelen b en d, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, waarvan de resterende looptijd van de arbeidsovereenkomst meer bedraagt dan 26 weken, te rekenen vanaf de dag waarop op het verzoek om toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen wordt beslist, voor zover deze werknemers niet op grond van artikel 11 in aanmerking komen voor ontslag;\n \n \n c.\n payrollwerknemers, die werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, anders dan bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, onderdelen b en d, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, waarvan de resterende looptijd meer bedraagt dan 26 weken, te rekenen vanaf de dag waarop op het verzoek om toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen wordt beslist, voor zover voor deze werknemers uit de toepassing van artikel 11 niet voortvloeit dat de overeenkomst met de payrollwerkgever moet worden opgezegd;\n \n \n d.\n personen die werkzaamheden verrichten anders dan op basis van een arbeidsovereenkomst, indien de werkzaamheden worden verricht in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep, door of namens natuurlijke of rechtspersonen die zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, en het voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is dat deze werkzaamheden anders dan op basis van een arbeidsovereenkomst worden verricht.\n \n \n20163401330-06-201623-06-20162016-000014151820163401330-06-201623-06-20162016-000014151801-07-201620151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 6\n Regels met betrekking tot de wederindiensttredingsvoorwaarde\n \n \n Artikel\n 18\n Wederindiensttredingsvoorwaarde buiten toepassing\n \n De artikelen 681, eerste lid, onderdelen d en e, en 682, vierde en vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn niet van toepassing, indien de werkgever nadat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 6 is opgezegd of ontbonden, de werkzaamheden laat verrichten door een persoon als bedoeld in artikel 6.\n20163401330-06-201623-06-20162016-000014151820163401330-06-201623-06-20162016-000014151801-07-2016\n \n Artikel\n 19\n Wederindiensttredingsvoorwaarde na groepsontslag\n \n Indien meer dan één arbeidsovereenkomst met betrekking tot dezelfde werkzaamheden wegens bedrijfseconomische omstandigheden is opgezegd of ontbonden, stelt de werkgever de werknemer wiens arbeidsovereenkomst op grond van artikel 11 als laatste in aanmerking kwam voor opzegging of ontbinding, als eerste in de gelegenheid zijn vroegere werkzaamheden te hervatten dan wel als kandidaat bij een derde te worden voorgedragen. Indien een werknemer geen gebruik van die gelegenheid maakt, of een werknemer door die derde niet geschikt wordt geacht, stelt de werkgever telkens de werknemer die daarna in aanmerking kwam voor opzegging of ontbinding in de gelegenheid de werkzaamheden te hervatten of te worden voorgedragen bij die derde.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 7\n Regels met betrekking tot het ontslag van de payrollwerknemer\n \n \n Artikel\n 20\n Redelijke grond bij ontslag van payrollwerknemer\n \n Indien een overeenkomst tussen een payrollwerkgever en een opdrachtgever wordt beëindigd, wordt aan de hand van de omstandigheden bij de opdrachtgever bepaald of er een redelijke grond is voor opzegging van de arbeidsovereenkomst van de payrollwerknemer, waarbij:\n \n \n a.\n voor de toepassing van paragraaf 2 tot en met 5 de payrollwerknemer geacht wordt in dienst te zijn bij de opdrachtgever; en\n \n \n b.\n de opdrachtgever geacht wordt de werkgever, bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek te zijn.\n \n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 21\n Afwijking afspiegelingsbeginsel\n \n Voor zover de regels voor het bepalen van de volgorde van opzegging bij het vervallen van arbeidsplaatsen bij de opdrachtgever afwijken van paragraaf 4, wordt bij de toepassing van die paragraaf uitgegaan van de afwijkende regels.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 22\n Wederindiensttredingsvoorwaarde bij payrolling\n \n Indien de arbeidsovereenkomst met een payrollwerknemer is opgezegd of ontbonden nadat de overeenkomst tussen een payrollwerkgever en een opdrachtgever is beëindigd, wordt de opdrachtgever geacht de werkgever te zijn die dezelfde werkzaamheden door een ander laat verrichten, bedoeld in de artikelen 681, eerste lid, onderdeel d, en 682, vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 23\n Einde payrollovereenkomst bij niet-nakoming\n \n Indien de overeenkomst tussen de payrollwerkgever en de opdrachtgever op initiatief van de payrollwerkgever wordt beëindigd, omdat de opdrachtgever de financiële verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst gedurende een periode van ten minste drie maanden in het geheel niet is nagekomen en de payrollwerkgever in voldoende mate heeft getracht nakoming van de overeenkomst af te dwingen:\n \n \n a.\n zijn de artikelen 11, 20 en 22, alsmede de artikelen 681, eerste lid, onderdelen d en e, en 682, vierde en vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing; en\n \n \n b.\n kan de toestemming om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op te zeggen op grond van artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek worden verleend zonder dat de payrollwerkgever arbeidsrelaties of inleenovereenkomsten als bedoeld in artikel 671a, vijfde lid, heeft beëindigd.\n \n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 8\n Regels met betrekking tot de transitievergoeding\n \n \n Artikel\n 24\n Kleine werkgever\n \nVervallen20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-01-2020\n \n Artikel\n 25\n Betalen in termijnen\n \n Indien van de mogelijkheid om de transitievergoeding in termijnen te betalen, bedoeld in artikel 673c, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek gebruik wordt gemaakt, wordt de betaling van de transitievergoeding verspreid over een periode van ten hoogste zes maanden na de dag waarop op grond van artikel 686a, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek de wettelijke rente verschuldigd is over het bedrag van de transitievergoeding.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 9\n Regels met betrekking tot de Wet melding collectief ontslag\n \n \n Artikel\n 26\n Werkgebieden Wet melding collectief ontslag\n \n \n 1\n De werkgebieden, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet melding collectief ontslag zijn:\n \n \n a.\n Friesland, Groningen en Drenthe;\n \n \n b.\n Overijssel en Gelderland;\n \n \n c.\n Noord-Brabant en Limburg;\n \n \n d.\n Zuid-Holland en Zeeland;\n \n \n e.\n Flevoland en Utrecht;\n \n \n f.\n Noord-Holland.\n \n \n \n \n 2\n Indien het UWV een melding van een collectief ontslag ontvangt, zendt het hiervan een afschrift, vergezeld van een rapport waarin de gemelde gegevens en verdere bijzonderheden zijn samengevat, toe aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 27\n Gelijkstelling payrollwerknemer\n \n Voor de toepassing van de Wet melding collectief ontslag worden payrollwerknemers gelijkgesteld met werknemers als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van die wet.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n §\n 10\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 28\n Intrekken Ontslagbesluit en overgangsrecht\n \n \n 1\n Het Ontslagbesluit wordt ingetrokken.\n \n \n 2\n Het Ontslagbesluit, zoals dat luidde op 30 juni 2015, blijft van toepassing op een verzoek om toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst gedaan voor dat tijdstip en een opzegging gedaan na dat tijdstip op grond van een verzoek om toestemming van de arbeidsovereenkomst gedaan voor dat tijdstip en op de gedingen die daarop betrekking hebben.\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 29\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Ontslagregeling.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n Artikel\n 30\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-201520151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 23 april 2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,L.F.Asscher\n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015\n \n20151268511-05-201523-04-20152015-000010229020151268511-05-201523-04-20152015-000010229001-07-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036599/manifest.xml", "content": "2015-07-012015-07-03T17:09:19+02:002021-03-12T07:41:53+01:00BWBR0036599.WTI2015-07-012015-12-312015-07-019999-12-312015-07-02T02:49:57+02:002018-01-10T06:14:08+01:001577c9243e25dcf0295c8c388e73b138aab8f8a902a18dcb40bc235c64ebd98da59ac94008eda52034e6fb383994b0472d37fee812d311dabfd3e882d3164e1b147352016-01-012016-06-302016-01-019999-12-312016-01-01T07:47:45+01:002018-01-10T06:14:08+01:00fea9fb56dc2622aeba2759d4d6b9311a4b1d4636008b69c2a16ecb1c6d66ac94060eb105b5d1c9f5f1f260ac8774cd04fda8eae210bd560506b794e50154d4e3153982016-07-012018-12-312016-07-019999-12-312016-07-05T07:31:03+02:002019-01-01T09:01:47+01:002105e77867cc4c5225a4a869611a50f861604575b7bcc16b9c5bd4e4b4731de3271a5d006b3f04f2499c8928b67c912e1357d246580c1744aa122e7b30825fbb159562019-01-012019-12-312019-01-019999-12-312019-01-01T09:03:33+01:002020-01-04T06:46:02+01:0032cbf3c0032d0b515e6bac4c682190f7d3707b5624fde239ada53c24a87349695813e563880ac1b2ed1651d9c7237b9b07471a06f3cb9eeff78df784447ca92a159792020-01-019999-12-312020-01-019999-12-312020-01-04T06:46:02+01:002021-03-11T10:26:34+01:007c15953ac99b1465db5b2ba3ddc1168496138b0836ba7022de403326b17247be33cc945aaaf61e8e5cde90bc70d6fec8b1deb58e09b9b5413dd1e3d1dff8429a148026", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036601/2015-05-12_0/xml/BWBR0036601_2015-05-12_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 30 april 2015, nr. WJZ/735892 (10573), houdende instelling van de Commissie onderzoek huisvesting ROC Leiden (Instellingsbesluit Commissie onderzoek huisvesting ROC Leiden)\n Instellingsbesluit Commissie onderzoek huisvesting ROC Leiden\n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;\n \n Gelet op artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en artikel 2.5.6 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;\n \n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;\n \n \n b.\n \n commissie: commissie, bedoeld in artikel 2;\n \n \n c.\n \n ROC Leiden: regionaal opleidingscentrum Leiden.\n \n \n20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)12-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n Instelling en taak\n \n \n 1\n Er is een Commissie onderzoek huisvesting ROC Leiden.\n \n \n 2\n De commissie heeft tot taak:\n \n \n a.\n een oordeel te vormen over de besluitvorming rond de huisvesting die geleid heeft tot de financiële situatie waarin het ROC Leiden zich in 2015 bevindt, waarbij in het bijzonder aandacht is voor:\n \n \n i.\n de wijze waarop het college van bestuur langetermijnrisico’s van beslissingen met betrekking tot de huisvesting heeft gewogen;\n \n \n ii.\n hoe het intern toezicht heeft gefunctioneerd rond deze beslissingen; en\n \n \n iii.\n wat de rol is geweest van externe adviseurs bij de besluitvorming;\n \n \n \n \n b.\n in het licht van het oordeel, bedoeld onder a:\n \n \n i.\n na te gaan hoe het handelen van de opeenvolgende leden van het college van bestuur zich verhoudt tot de juridische verplichting van bestuurders tot een behoorlijke vervulling van hun taak als bedoeld in artikel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;\n \n \n ii.\n te adviseren over mogelijke aanvullende karakteristieken in houding, kennis en gedrag die van belang zijn voor bestuurders van grote onderwijs instellingen, een en ander in aanvulling op de adviezen van de Commissie onderzoek financiële problematiek Amarantis;\n \n \n iii.\n aanbevelingen te doen hoe de interne toezichthouder effectief controle kan uitoefenen op besluitvorming met consequenties voor de lange termijn en hoe op deze beslissingen wanneer nodig bijgestuurd kan worden;\n \n \n \n \n c.\n aanbevelingen te doen op welke wijze een expertisecentrum ingericht kan worden om onderwijsinstellingen te ondersteunen bij het realiseren van nieuwe huisvesting; en\n \n \n d.\n op basis van een door de Inspectie van het Onderwijs op te stellen zelfevaluatie te bezien of het handhavingskader en in het bijzonder de interventieladder van de Inspectie voor het onderwijs aangescherpt kan worden op het punt van het financieel toezicht bij opleidingen die kwalitatief onvoldoende scoren.\n \n \n \n \n 3\n Het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, onder a, beperkt zich tot de periode vanaf 1 januari 2006, alsmede de daaraan voorafgaande periode voor zover deze in het licht van het onderzoek van belang is.\n \n20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)12-05-2015\n \n \n Artikel\n 3\n Samenstelling, benoeming en ontslag\n \n \n 1\n De commissie bestaat uit een voorzitter en twee andere leden.\n \n \n 2\n De voorzitter en de andere leden worden door de minister benoemd.\n \n \n 3\n De benoeming geschiedt voor de duur van de commissie.\n \n \n 4\n Bij tussentijds vertrek van een lid kan de minister een ander lid benoemen.\n \n \n 5\n De voorzitter en andere leden kunnen worden geschorst en ontslagen door de minister.\n \n20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)12-05-2015\n \n \n Artikel\n 4\n Instellingsduur\n \n De commissie wordt opgeheven met ingang van de eerste dag van de derde maand nadat zij de eindrapportage, bedoeld in artikel 9, eerste lid, heeft uitgebracht.\n20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)12-05-2015\n \n \n Artikel\n 5\n Leden\n \n Tot leden van de commissie worden benoemd:\n \n \n a.\n mevrouw P.L. Meurs te Bilthoven, tevens voorzitter;\n \n \n b.\n mevrouw I. Brakman te Wormer;\n \n \n c.\n de heer H. van Moorsel te Vinkeveen.\n \n \n20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)12-05-2015\n \n \n Artikel\n 6\n Secretariaat\n \n \n 1\n De commissie wordt ondersteund door een secretariaat.\n \n \n 2\n Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de commissie.\n \n \n 3\n In het secretariaat wordt voorzien door de minister.\n \n20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)12-05-2015\n \n \n Artikel\n 7\n Werkwijze\n \n \n 1\n De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.\n \n \n 2\n De commissie kan zich, na toestemming van de minister, door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.\n \n20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)12-05-2015\n \n \n Artikel\n 8\n Informatieplicht\n \n De commissie verstrekt aan de minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.\n20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)12-05-2015\n \n \n Artikel\n 9\n Eindrapport\n \n \n 1\n De commissie brengt vóór 15 oktober 2015 haar eindrapport uit aan de minister.\n \n \n 2\n Indien de commissie voorziet dat zij de in dit besluit gestelde rapportagetermijn zal overschrijden dan wel wanneer zij knelpunten ontmoet tijdens de uitvoering van het onderzoek, stelt zij de minister daarvan direct in kennis. De commissie vermeldt hierbij welke knelpunten zich voordoen. Bij dreigende overschrijding van de rapportagetermijn meldt de commissie de oorzaak van de overschrijding en geeft zij een indicatie van de termijn waarop de rapportage wel zal zijn afgerond.\n \n20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)12-05-2015\n \n \n Artikel\n 10\n Vergoeding\n \n \n 1\n Aan de voorzitter en de leden van de commissie wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op het maximum van schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en de arbeidsduurfactor op 0,20 fte.\n \n \n 2\n De minister kan de in het eerste lid genoemde arbeidsfactor nader vaststellen indien de omvang van de werkzaamheden van de voorzitter onderscheidenlijk leden daartoe aanleiding geeft.\n \n \n 3\n De voorzitter en de andere leden van de commissie ontvangen een vergoeding van reis- en verblijfkosten op de voet van het Reisbesluit binnenland. Deze vergoeding wordt door de secretaris van de commissie afgehandeld.\n \n20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)12-05-2015\n \n \n Artikel\n 11\n Kosten van de commissie\n \n \n 1\n De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:\n \n \n a.\n de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning;\n \n \n b.\n de kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek; en\n \n \n c.\n de kosten voor publicatie van rapportages.\n \n \n \n \n 2\n De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting en een planning aan de minister aan.\n \n20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)12-05-2015\n \n \n Artikel\n 12\n Openbaarmaking\n \n Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister uitgebracht of overgedragen.\n20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)12-05-2015\n \n \n Artikel\n 13\n Intellectuele eigendom\n \n De leden van de commissie werken mee aan het tot stand komen van een overeenkomst indien dit naar het oordeel van de minister noodzakelijk is om te komen tot het kosteloos overdragen aan de minister van rechten met betrekking tot intellectuele eigendom.\n20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)12-05-2015\n \n \n Artikel\n 14\n Archiefbescheiden\n \n De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de Directie Middelbaar Beroepsonderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.\n20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)12-05-2015\n \n \n Artikel\n 15\n Mandaat\n \n \n 1\n De commissie vervult haar taak op basis van artikel 2.5.6 van de Wet educatie en beroepsonderwijs. Het bevoegd gezag van de instelling verstrekt conform het bepaalde in artikel 2.5.6 van genoemde wet aan de commissie alle inlichtingen die de commissie voor de uitvoering van haar taak nodig oordeelt. De commissie krijgt desgevraagd inzage in informatie, boeken en bescheiden.\n \n \n 2\n De commissie heeft mandaat voor het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 43 en 43a van de Comptabiliteitswet 2001.\n \n \n 3\n De commissie oefent de bevoegdheden, bedoeld in het eerste en tweede lid, slechts uit voor zover dat voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig is. Bij een verzoek om inlichtingen te verstrekken geeft zij de grondslag aan op grond waarvan dat verzoek wordt gedaan en het doel waarvoor de inlichtingen worden gevraagd.\n \n20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)12-05-2015\n \n \n Artikel\n 16\n Inwerkingtreding\n \n \n 1\n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.\n \n \n 2\n Dit besluit vervalt met ingang van 1 juli 2016.\n \n20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)12-05-2015\n \n \n Artikel\n 17\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie onderzoek huisvesting ROC Leiden.\n20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)12-05-2015\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,M.Bussemaker\n20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)12-05-2015\n \n20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)20151267911-05-201530-04-2015WJZ/735892(10573)12-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036601/manifest.xml", "content": "2015-05-122016-07-012015-07-04T02:15:09+02:002017-02-07T05:24:24+01:00BWBR0036601.WTI2015-05-122016-06-302015-05-129999-12-312015-07-02T02:49:57+02:002016-07-01T06:54:51+02:002566c2e4f86a6f5aced298daebaf2626b3e3c4f688430f0d44eafac8ee718529e3a6de818a960c95f76190579161fbedc6e8effca2611d4a2c9c21ac1b4ea0566789", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036602/2015-01-01_1/xml/BWBR0036602_2015-01-01_1.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 29 april 2015, 2015-0000114365, tot aanwijzing van de toezichthouder op de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Aanwijzing toezichthouder WNT Ministerie van SZW)20151252611-05-201529-04-20152015-000011436520151252611-05-201529-04-20152015-000011436512-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12526, datum inwerkingtreding 12-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n Aanwijzing toezichthouder WNT Ministerie van SZW20151252611-05-201529-04-20152015-000011436520151252611-05-201529-04-20152015-000011436512-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12526, datum inwerkingtreding 12-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n In overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n Gelet op de artikelen 5.1 en 5.3 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector, alsmede titel 5.2 en afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;\n \n \n Besluit:\n \n20151252611-05-201529-04-20152015-000011436520151252611-05-201529-04-20152015-000011436512-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12526, datum inwerkingtreding 12-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n WNT: de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector;\n \n \n b.\n \n Eenheid toezicht WNT: de als zodanig aangeduide eenheid, bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, van het Besluit BZK-toezicht en handhaving WNT.\n \n \n20151252611-05-201529-04-20152015-000011436520151252611-05-201529-04-20152015-000011436512-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12526, datum inwerkingtreding 12-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 2\n Gebundeld toezicht op de naleving van de WNT\n \n \n 1\n De ambtenaren werkzaam bij de Eenheid toezicht WNT worden aangewezen als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de WNT ten aanzien van rechtspersonen, instellingen en topfunctionarissen waarvoor de Minister van SZW in de WNT is aangewezen als de minister wie het aangaat.\n \n \n 2\n De programmamanager die leiding geeft aan de Eenheid toezicht WNT wordt gemachtigd opgaven en inlichtingen te vorderen op grond van artikel 5.3 van de WNT ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde rechtspersonen, instellingen en topfunctionarissen.\n \n20151252611-05-201529-04-20152015-000011436520151252611-05-201529-04-20152015-000011436512-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12526, datum inwerkingtreding 12-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 3\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2015.\n20151252611-05-201529-04-20152015-000011436520151252611-05-201529-04-20152015-000011436512-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12526, datum inwerkingtreding 12-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 4\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Aanwijzing toezichthouder WNT Ministerie van SZW.\n20151252611-05-201529-04-20152015-000011436520151252611-05-201529-04-20152015-000011436512-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12526, datum inwerkingtreding 12-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n \n \n Den Haag\n 29 april 2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,L.F.Asscher\n20151252611-05-201529-04-20152015-000011436520151252611-05-201529-04-20152015-000011436512-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12526, datum inwerkingtreding 12-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n20151252611-05-201529-04-20152015-000011436520151252611-05-201529-04-20152015-000011436512-05-201501-01-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036602/2015-05-12_0/xml/BWBR0036602_2015-05-12_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 29 april 2015, 2015-0000114365, tot aanwijzing van de toezichthouder op de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Aanwijzing toezichthouder WNT Ministerie van SZW)20151252611-05-201529-04-20152015-000011436520151252611-05-201529-04-20152015-000011436512-05-201501-01-2015\n Aanwijzing toezichthouder WNT Ministerie van SZW20151252611-05-201529-04-20152015-000011436520151252611-05-201529-04-20152015-000011436512-05-201501-01-2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n In overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n Gelet op de artikelen 5.1 en 5.3 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector, alsmede titel 5.2 en afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;\n \n \n Besluit:\n \n20151252611-05-201529-04-20152015-000011436520151252611-05-201529-04-20152015-000011436512-05-201501-01-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n WNT: de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector;\n \n \n b.\n \n Eenheid toezicht WNT: de als zodanig aangeduide eenheid, bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, van het Besluit BZK-toezicht en handhaving WNT.\n \n \n20151252611-05-201529-04-20152015-000011436520151252611-05-201529-04-20152015-000011436512-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 2\n Gebundeld toezicht op de naleving van de WNT\n \n \n 1\n De ambtenaren werkzaam bij de Eenheid toezicht WNT worden aangewezen als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de WNT ten aanzien van rechtspersonen, instellingen en topfunctionarissen waarvoor de Minister van SZW in de WNT is aangewezen als de minister wie het aangaat.\n \n \n 2\n De programmamanager die leiding geeft aan de Eenheid toezicht WNT wordt gemachtigd opgaven en inlichtingen te vorderen op grond van artikel 5.3 van de WNT ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde rechtspersonen, instellingen en topfunctionarissen.\n \n20151252611-05-201529-04-20152015-000011436520151252611-05-201529-04-20152015-000011436512-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 3\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2015.\n20151252611-05-201529-04-20152015-000011436520151252611-05-201529-04-20152015-000011436512-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 4\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Aanwijzing toezichthouder WNT Ministerie van SZW.\n20151252611-05-201529-04-20152015-000011436520151252611-05-201529-04-20152015-000011436512-05-201501-01-2015\n \n \n \n \n Den Haag\n 29 april 2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,L.F.Asscher\n20151252611-05-201529-04-20152015-000011436520151252611-05-201529-04-20152015-000011436512-05-201501-01-2015\n \n20151252611-05-201529-04-20152015-000011436520151252611-05-201529-04-20152015-000011436512-05-201501-01-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036602/2019-06-01_0/xml/BWBR0036602_2019-06-01_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 29 april 2015, 2015-0000114365, tot aanwijzing van de toezichthouder op de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Aanwijzing toezichthouder WNT Ministerie van SZW)20151252611-05-201529-04-20152015-000011436520151252611-05-201529-04-20152015-000011436512-05-201501-01-2015\n Aanwijzing toezichthouder WNT Ministerie van SZW20151252611-05-201529-04-20152015-000011436520151252611-05-201529-04-20152015-000011436512-05-201501-01-2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n In overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n Gelet op de artikelen 5.1 en 5.3 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector, alsmede titel 5.2 en afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;\n \n \n Besluit:\n \n20151252611-05-201529-04-20152015-000011436520151252611-05-201529-04-20152015-000011436512-05-201501-01-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n WNT: de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector;\n \n \n b.\n \n Eenheid toezicht WNT: de als zodanig aangeduide eenheid, bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, van het Besluit BZK-toezicht en handhaving WNT.\n \n \n20151252611-05-201529-04-20152015-000011436520151252611-05-201529-04-20152015-000011436512-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 2\n Gebundeld toezicht op de naleving van de WNT\n \n \n 1\n De ambtenaren werkzaam bij de Eenheid toezicht WNT worden aangewezen als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de WNT ten aanzien van rechtspersonen, instellingen en topfunctionarissen waarvoor de Minister van SZW in de WNT is aangewezen als de minister wie het aangaat.\n \n \n 2\n De programmamanager die leiding geeft aan de Eenheid toezicht WNT wordt gemachtigd opgaven en inlichtingen te vorderen op grond van artikel 5.3 van de WNT ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde rechtspersonen, instellingen en topfunctionarissen.\n \n20151252611-05-201529-04-20152015-000011436520151252611-05-201529-04-20152015-000011436512-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 3\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2015.\n20151252611-05-201529-04-20152015-000011436520151252611-05-201529-04-20152015-000011436512-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 4\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Aanwijzing toezichthouder WNT Ministerie van SZW.\n20151252611-05-201529-04-20152015-000011436520151252611-05-201529-04-20152015-000011436512-05-201501-01-2015\n \n \n \n \n Den Haag\n 29 april 2015\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,L.F.Asscher\n20151252611-05-201529-04-20152015-000011436520151252611-05-201529-04-20152015-000011436512-05-201501-01-2015\n \n20151252611-05-201529-04-20152015-000011436520151252611-05-201529-04-20152015-000011436512-05-201501-01-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036602/manifest.xml", "content": "2015-05-122015-01-01tot-en-met2015-07-04T06:46:05+02:002020-05-02T06:13:16+02:00BWBR0036602.WTI2020-05-012019-06-01tot-en-met2015-05-122019-05-312015-05-129999-12-312015-07-02T02:49:41+02:002020-05-02T06:13:29+02:00144322bae15c15e4a3bbf753e8448b0b4d1d96e0e4be46312f4697c651c03b591da9f850177e0b22efccdbae3a955361f10744dac225a973441af18f6f06bef027892015-01-012015-05-112015-05-129999-12-312015-07-02T02:49:42+02:002016-01-19T07:22:27+01:00e0e6cf4ddef75f41af51ae5058341ba5e9f6b5a29b413aa4bd8c0574ad688d8811bb60ad1590a3d6498b62f1e00ccd12daf22328d49ef2f2bff1d98ad887b14229602019-06-012020-04-302015-05-122020-04-302020-05-02T06:13:37+02:002020-05-02T06:13:37+02:00cc34cb7bb36c81f0caf0d4f9b7dd3c993c7f2b2e39c18388841fab4e582c7953a7efae3966edc38bb878a8bb520f9be94870d2e0fa79b534730e8c8d0c9be76f18980", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036604/2015-05-12_0/xml/BWBR0036604_2015-05-12_0.xml", "content": "\n Controleprotocol behorend bij de Regeling subsidies hoogwaterbescherming 2014\n Controleprotocol behorend bij de Regeling subsidies hoogwaterbescherming 2014\n \n \n \n \n 1\n Inleiding\n \n \n \n 1.1\n Dit controleprotocol heeft betrekking op de subsidie voor experiment of demonstratieproject zoals bedoeld in artikel 15 en 17 van de Regeling subsidies hoogwaterbescherming 2014.\n \n \n 1.2\n De volgende begrippen zijn van toepassing:\n \n \n •\n De Minister: de Minister van Infrastructuur en Milieu.\n \n \n •\n Derde accountant: de externe accountant van de subsidieontvanger.\n \n \n •\n Beschikking: de beschikking van de Minister van Infrastructuur en Milieu waarin op grond van artikel 15 en 17 van de Regeling subsidie is verleend.\n \n \n \n \n 1.3\n De volgende regelgeving is van toepassing:\n \n \n •\n De Algemene wet Bestuursrecht en de Waterwet\n \n \n •\n De Regeling subsidies hoogwaterbescherming 2014.\n \n \n \n \n 1.4\n Dit controleprotocol is een nadere uitwerking van artikel 20, lid c, sub 2 van de Regeling subsidies hoogwaterbescherming 2014.\n \n \n 1.5\n In dit controleprotocol wordt uiteengezet welke algemene uitgangspunten en specifieke vereisten gelden bij de controle door de derde accountant ten behoeve van de onder 1.1. genoemde subsidie, alsmede op welke wijze de uitkomsten van deze controle dienen te worden gerapporteerd (bijlage 2).\n \n \n 1.6\n Op verzoek van de Minister kan door accountants van de Auditdienst Rijk of door haar aangewezen accountants een review worden uitgevoerd bij de fungerende derde accountant ter toetsing op de naleving van dit controleprotocol. De subsidieontvanger en haar derde accountant dienen hieraan medewerking te verlenen. Indien een review wordt uitgevoerd, zal hierover vooraf overleg worden gepleegd met de subsidieontvanger.\n \n \n20151252911-05-201510-03-2014IENM/BSK-2014/5717420151252911-05-201510-03-2014IENM/BSK-2014/5717412-05-201520151252911-05-201510-03-2014IENM/BSK-2014/5717420151252911-05-201510-03-2014IENM/BSK-2014/5717412-05-2015\n \n \n 2\n Bijzondere situaties\n \n Indien een deel van de werkzaamheden is uitgevoerd door Rijkswaterstaat (RWS) (in opdracht van de subsidieontvanger), kan worden volstaan met het afzonderlijk zichtbaar maken in de financiële verantwoording van de aan RWS betaalde kosten ten behoeve van projectgerelateerde diensten en/of leveringen. De accountant dient in deze alleen vast te stellen, dat de kosten aansluiten bij de financiële administratie van de subsidieontvanger en dat de kosten aan RWS zijn betaald.\n20151252911-05-201510-03-2014IENM/BSK-2014/5717420151252911-05-201510-03-2014IENM/BSK-2014/5717412-05-201520151252911-05-201510-03-2014IENM/BSK-2014/5717420151252911-05-201510-03-2014IENM/BSK-2014/5717412-05-2015\n \n \n 3\n Algemene uitgangspunten voor de controle\n \n \n \n 3.1\n De controle dient zowel de getrouwe weergave van de ingediende financiële verantwoording als de rechtmatige besteding van de ter beschikking gestelde middelen te omvatten.\n \n \n 3.2\n De accountant dient de controle zodanig in te richten dat hij met een redelijke mate van zekerheid (een betrouwbaarheid van minimaal 95% en een maximale foutenkans van 1% van de financiële verantwoording) een uitspraak kan doen.\n \n \n 3.3\n Uitgangspunt voor de controle is de afgegeven verleningsbeschikking. Voorts dient rekening te worden gehouden met geaccordeerde subsidiewijzigingen en alle overige relevante correspondentie met betrekking tot de verleende subsidie.\n \n \n20151252911-05-201510-03-2014IENM/BSK-2014/5717420151252911-05-201510-03-2014IENM/BSK-2014/5717412-05-201520151252911-05-201510-03-2014IENM/BSK-2014/5717420151252911-05-201510-03-2014IENM/BSK-2014/5717412-05-2015\n \n \n 4\n Specifieke controlepunten\n \n Bij de uitvoering van de controle van de financiële verantwoording dient, met inachtneming van de onder punt 3 genoemde algemene uitgangspunten, door de derde accountant te worden vastgesteld dat:\n \n \n \n a.\n de financiële verantwoording is opgesteld conform het format zoals opgenomen in bijlage 1 bij dit controleprotocol;\n \n \n b.\n kosten juist zijn opgenomen onder de verschillende onderdelen;\n \n \n c.\n er geen projectkosten zijn opgevoerd die onder een forfaitaire opslag vallen;\n \n \n d.\n de interne en administratieve organisatie van de subsidieontvanger van toereikend niveau is om er redelijkerwijs vanuit te kunnen gaan dat de uitgaven getrouw zijn verantwoord en rechtmatig hebben plaatsgevonden;\n \n \n e.\n de uitgaven volgens de financiële verantwoording zijn besteed in het kader van de specifieke bestemming van de toegekende subsidie\n \n \n f.\n slechts de daarvoor in aanmerking komende subsidiabele uitgaven in de financiële verantwoording zijn opgenomen (conform artikel 18 van de Regeling subsidies hoogwaterbescherming 2014 en de Beleidsregels bij de Regeling subsidies hoogwaterbescherming 2014 inzake subsidiabele en niet-subsidiabele kosten)\n \n \n g.\n uitgaven die ten laste van andere kostendragers zijn gebracht, buiten beschouwing zijn gelaten;\n \n \n h.\n aan de bepalingen van de verleningsbeschikking is voldaan;\n \n \n i.\n aan de Aanbestedingswet en het aanbestedingsbesluit ‘Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten’ is voldaan;\n \n \n j.\n de bij de facturen van opdrachtnemers van de subsidieontvanger verantwoorde onderliggende declaraties van derden daadwerkelijk zijn betaald;\n \n \n k.\n indien BTW in rekening wordt gebracht, dit terecht is gedaan (enkel van toepassing indien BTW door subsidieontvanger niet is terug te vorderen).\n \n \n \n20151252911-05-201510-03-2014IENM/BSK-2014/5717420151252911-05-201510-03-2014IENM/BSK-2014/5717412-05-201520151252911-05-201510-03-2014IENM/BSK-2014/5717420151252911-05-201510-03-2014IENM/BSK-2014/5717412-05-2015\n \n \n 5\n Slotbepaling\n \n Dit protocol zal met bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst en treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.\n20151252911-05-201510-03-2014IENM/BSK-2014/5717420151252911-05-201510-03-2014IENM/BSK-2014/5717412-05-201520151252911-05-201510-03-2014IENM/BSK-2014/5717420151252911-05-201510-03-2014IENM/BSK-2014/5717412-05-2015\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Milieu,namens deze,de Directeur-Generaal Rijkswaterstaat,J.H.Dronkers\n20151252911-05-201510-03-2014IENM/BSK-2014/5717420151252911-05-201510-03-2014IENM/BSK-2014/5717412-05-2015\n \n \n Bijlage\n 1\n Format financiële (jaarlijkse en eind-)verantwoording HWBP\n \n Een format voor de financiële (jaarlijkse en eind-) verantwoording van de 100% subsidiabele kosten dient als volgt te worden opgesteld:\n \n \n \n \n \n \n \n \n Toe te rekenen kosten\n \n \n Verleende beschikking\n (€ incl. BTW)\n \n \n Uitgegeven (€ incl. BTW)\n \n \n \n \n \n \n A. VAT\n Kosten interne uren (excl. BTW)\n Kosten externe uren\n Onderzoekskosten\n Engineeringskosten\n Kosten vergunningen/leges\n \n \n \n \n \n \n B. Realisatie\n Proefprojectkosten\n Uitvoeringskosten\n \n \n \n \n \n \n C. Onroerende zaken\n Verwerving onroerende zaken\n (excl. BTW)\n Zakelijke rechten (excl. BTW)\n Notariskosten\n Taxateurskosten\n Juridische kosten\n \n \n \n \n \n \n D. Kabels en Leidingen\n Nadeelcompensatie\n \n \n \n \n \n \n E. Derden\n Nadeelcompensatie\n \n \n \n \n \n \n F. Bodemsanering\n \n \n \n \n \n \n G. Opruiming van explosieven\n \n \n \n \n \n \n H. Overige kosten (benoemen)\n Risicoreservering voorzien\n Risicoreservering onvoorzien\n Kosten beheersmaatregelen\n Kosten anderszins (benoemen)\n \n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n \n \n \n \n NB: onder “verleende beschikking” de deterministische bedragen opnemen (dus geen scheefte)\n20151252911-05-201510-03-2014IENM/BSK-2014/5717420151252911-05-201510-03-2014IENM/BSK-2014/5717412-05-2015\n \n \n Bijlage\n 2\n Model controleverklaring\n \n Een model van de goedkeurende controleverklaring in het kader van de subsidiebeschikking luidt als volgt:\n Aan: <naam subsidieontvanger>\n \n \n Controleverklaring van de onafhankelijke accountant\n \n \n \n Afgegeven ten behoeve van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Programmadirectie Hoogwaterbescherming\n \n Wij hebben de bijgevoegde en door ons gewaarmerkte financiële verantwoording van < naam subsidieontvanger> inzake de uitgaven van <aanduiding van het project> over <aanduiding van de periode> sluitend op een gecumuleerd bedrag van € <nader invullen) gecontroleerd.\n \n \n \n Verantwoordelijkheid van het bestuur\n \n Het bestuur van <naam subsidieontvanger> is verantwoordelijk voor het opstellen van de financiële verantwoording in overeenstemming met de beschikking met zaak <nummer> van <datum>. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opstellen van de financiële verantwoording mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.\n \n \n \n Verantwoordelijkheid van de accountant\n \n Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de financiële verantwoording op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en de vereisten zoals opgenomen in het Controleprotocol Regeling subsidies hoogwaterbescherming 2014 bij subsidiebeschikking Zaak <nummer>. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de financiële verantwoording geen afwijkingen van materieel belang bevat.\n Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de financiële verantwoording. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de financiële verantwoording een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opstellen van de financiële verantwoording door <naam subsidieontvanger>, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van <naam subsidieontvanger>. Een controle omvat tevens het evalueren van de toepassing van de gebruikte grondslagen voor de financiële verantwoording. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.\n [Bevindingen:1Indien van toepassing]\n \n Oordeel Naar ons oordeel is de financiële verantwoording in alle van materieel belang zijnde aspecten opgesteld in overeenstemming met de vereisten van subsidiebeschikking Zaak <nummer>.\n (plaats)......... (datum).........\n (ondertekening)..........\n Deze controleverklaring dient jaarlijks vóór 15 april aan de directeur van het Hoogwaterbeschermingsprogramma te worden overlegd.\n \n \n20151252911-05-201510-03-2014IENM/BSK-2014/5717420151252911-05-201510-03-2014IENM/BSK-2014/5717412-05-2015\n \n20151252911-05-201510-03-2014IENM/BSK-2014/5717420151252911-05-201510-03-2014IENM/BSK-2014/5717412-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036604/manifest.xml", "content": "2015-05-122015-07-03T12:45:06+02:002017-07-26T14:40:30+02:00BWBR0036604.WTI2017-07-222015-05-122017-07-212015-05-129999-12-312015-07-02T02:49:43+02:002017-07-26T14:40:36+02:00164da836fd4de2432cc97f59c79c75a42f7369829d3609583ca5f65d4890fb51c270e29197256d2f63d28d7ea311b5b7735b79192fb7c128fe1b2ed10b6c53506358", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036605/2015-05-12_0/xml/BWBR0036605_2015-05-12_0.xml", "content": "\n Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 29 april 2015, nr. 636346, houdende regels over de wijze van berekening en uitkering van de rente van de op een bijzondere rekening gestorte gelden voor het notarisambt in Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Regeling rente bijzondere rekeningen notarissen BES)20151252411-05-201529-04-201563634620151252411-05-201529-04-201563634612-05-2015\n Regeling rente bijzondere rekeningen notarissen BES20151252411-05-201529-04-201563634620151252411-05-201529-04-201563634612-05-2015\n \n \n De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,\n \n Gelet op artikel 76a, zevende lid, van de Wet op het notarisambt BES;\n \n \n Besluit:\n \n20151252411-05-201529-04-201563634620151252411-05-201529-04-201563634612-05-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n \n 1\n De rente wordt berekend aan de hand van het rentepercentage dat in het normale economische verkeer gebruikelijk is, mede gelet op de omvang van het bedrag en de tijdsduur dat het bedrag op de bijzondere rekening(en) staat.\n \n \n 2\n De rente wordt berekend naar evenredigheid van hetgeen ten gunste van de rechthebbende op de bijzondere rekening(en) is gestort.\n \n20151252411-05-201529-04-201563634620151252411-05-201529-04-201563634612-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Tenzij schriftelijk anders overeengekomen, wordt de aan het aandeel van de rechthebbende op de bijzondere rekening(en) toegevoegde rente zo snel mogelijk, doch uiterlijk gelijk met het aandeel aan de rechthebbende, uitgekeerd.\n \n \n 2\n De rente over het aandeel van de rechthebbende op de bijzondere rekening(en) wordt volledig uitgekeerd aan de rechthebbende.\n \n20151252411-05-201529-04-201563634620151252411-05-201529-04-201563634612-05-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n De eventuele kosten in verband met de renteberekening dan wel het beheer en de beschikking over de bijzondere rekening(en) mogen niet met de rente over het aandeel van de rechthebbende op de bijzondere rekening(en) worden verrekend.\n20151252411-05-201529-04-201563634620151252411-05-201529-04-201563634612-05-2015\n \n \n Artikel\n 4\n \n In afwijking van de artikelen 1 en 2 behoeft geen rente te worden vergoed in de volgende gevallen:\n \n \n a.\n bij kortlopende transacties in geval van rente op tegoeden die maximaal vijf werkdagen onder het beheer van de notaris hebben gestaan;\n \n \n b.\n over de overdrachtsbelasting gedurende de termijn als bedoeld in de Belastingwet BES.\n \n \n20151252411-05-201529-04-201563634620151252411-05-201529-04-201563634612-05-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.\n20151252411-05-201529-04-201563634620151252411-05-201529-04-201563634612-05-2015\n \n \n Artikel\n 6\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling rente bijzondere rekeningen notarissen BES.\n20151252411-05-201529-04-201563634620151252411-05-201529-04-201563634612-05-2015\n \n \n \n Deze regeling met toelichting zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 29 april 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,K.H.D.M.Dijkhoff\n20151252411-05-201529-04-201563634620151252411-05-201529-04-201563634612-05-2015\n \n20151252411-05-201529-04-201563634620151252411-05-201529-04-201563634612-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036605/manifest.xml", "content": "2015-05-122015-07-03T17:12:53+02:002017-02-08T19:10:35+01:00BWBR0036605.WTI2015-05-129999-12-312015-05-129999-12-312015-07-02T02:49:59+02:002017-10-30T23:30:14+01:0035dea77cc516b64770555bc7e77d93a77f48d6792ef7b9bc28c2ff1b1d714c9bfbe8ccdd8a37180421797835627704a294a762b4a3db5268f10a06080d73b3422902", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036606/2014-03-01_1/xml/BWBR0036606_2014-03-01_1.xml", "content": "\n Mandaatbesluit uitvoering boven- en naastwettelijke uitkeringsregelingen bij werkloosheid sector defensie20151299615-05-201519-08-2014BS201402519620151299615-05-201519-08-2014BS201402519619-08-201401-03-2014De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.01-03-2014Stcrt. 2015, 12996, datum inwerkingtreding 19-08-2014, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2014.\n Mandaatbesluit uitvoering boven- en naastwettelijke uitkeringsregelingen bij werkloosheid sector defensie20151299615-05-201519-08-2014BS201402519620151299615-05-201519-08-2014BS201402519619-08-201401-03-2014De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.01-03-2014Stcrt. 2015, 12996, datum inwerkingtreding 19-08-2014, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2014.\n \n \n De Minister van Defensie,\n \n Besluit:\n \n20151299615-05-201519-08-2014BS201402519620151299615-05-201519-08-2014BS201402519619-08-201401-03-2014De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.01-03-2014Stcrt. 2015, 12996, datum inwerkingtreding 19-08-2014, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2014.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n De Minister: de Minister van Defensie;\n \n \n b.\n \n WWplus: WWplus B.V. gevestigd te Zwolle;\n \n \n c.\n \n Uitkeringsregelingen:\n \n \n \n –\n De Militaire wachtgeldregelingen 1961 (SBK-Standaard);\n \n \n –\n Wachtgeldbesluit burgerlijke ambtenaren defensie (SBK-Standaard);\n \n \n –\n Uitkeringsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie (SBK-Standaard);\n \n \n –\n \n Tijdelijk besluit uitstroombevorderende maatregel Defensie (SBK-WG-UBM, burger en militair);\n \n \n –\n Wachtgeld- en uitkeringsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie bij privatisering;\n \n \n –\n Het Werkloosheidsbesluit defensiepersoneel;\n \n \n –\n Het Werkloosheidsbesluit beroepsmilitairen bepaalde tijd;\n \n \n –\n Het besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie;\n \n \n –\n Suppletieregeling gedeeltelijke arbeidsongeschikten sector Defensie.\n \n \n \n \n20151299615-05-201519-08-2014BS201402519620151299615-05-201519-08-2014BS201402519619-08-201401-03-2014De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.01-03-2014Stcrt. 2015, 12996, datum inwerkingtreding 19-08-2014, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2014.\n \n \n Artikel\n 2\n Mandaat\n \n De Minister verleent aan WWplus het volgende mandaat:\n \n \n 1.\n WWplus is bevoegd om namens de Minister besluiten te nemen ter uitvoering en op grond van de uitkeringsregelingen.\n \n \n 2.\n WWplus legt een voorgenomen besluit, voor zover dit voortkomt uit de uitvoering van de uitkeringsregelingen, voor aan de Minister indien WWplus gerede twijfels heeft over het in een individueel geval toepassen van een uitkeringsregeling en het naar het oordeel van WWplus een geval betreft dat grote beleidsmatige of financiële gevolgen kan hebben voor het Ministerie van Defensie, dan wel kan leiden tot precedentwerking.\n \n \n 3.\n WWplus is bevoegd om te beslissen op bezwaarschriften tegen ingevolge het eerste lid van dit artikel genomen besluiten, met dien verstande dat degene die betrokken is bij het besluitvormingsproces ten aanzien van het bezwaarschrift niet ook betrokken is geweest bij het besluitvormingsproces in eerste aanleg.\n \n \n 4.\n WWplus is bevoegd om inzake de uitvoering van de uitkeringsregelingen namens de Minister in rechte op te treden en om namens de Minister tegen rechterlijke uitspraken ter zake al dan niet hoger beroep of cassatie in te stellen. Indien het een zaak betreft met een kennelijk aanzienlijk financieel of rechtspositioneel belang, oefent WWplus deze bevoegdheid niet uit dan na verkregen instemming van de Minister. WWplus is in dat geval bevoegd om vooruitlopend hierop zo nodig voorlopig hoger beroep of cassatie in te stellen.\n \n \n 5.\n WWplus is bevoegd tot het schriftelijk verlenen van ondermandaat aan bij WWplus in dienst zijnde functionarissen. WWplus houdt een register bij van verleende ondermandaten. Het register bevat de namen van de functionarissen van WWplus die op basis van het ondermandaat besluiten kunnen nemen, alsmede gegevens omtrent de inhoud van het ondermandaat.\n \n \n20151299615-05-201519-08-2014BS201402519620151299615-05-201519-08-2014BS201402519619-08-201401-03-2014De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.01-03-2014Stcrt. 2015, 12996, datum inwerkingtreding 19-08-2014, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2014.\n \n \n Artikel\n 3\n Ondertekening\n \n De stukken die op grond van dit besluit worden afgedaan en ondertekend, vermelden aan het slot:\n DE MINISTER VAN DEFENSIE\n voor deze,\n ....................... (de functie van de ondertekenaar)\n ....................... (handtekening en naam van de functionaris)\n20151299615-05-201519-08-2014BS201402519620151299615-05-201519-08-2014BS201402519619-08-201401-03-2014De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.01-03-2014Stcrt. 2015, 12996, datum inwerkingtreding 19-08-2014, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2014.\n \n \n Artikel\n 4\n \n Het mandaatbesluit van 26 april 2011 en 24 juli 2006 dat betrekking heeft op de uitvoering van de uitkeringsregelingen door KPMG Management Services B.V. worden ingetrokken.\n20151299615-05-201519-08-2014BS201402519620151299615-05-201519-08-2014BS201402519619-08-201401-03-2014De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.01-03-2014Stcrt. 2015, 12996, datum inwerkingtreding 19-08-2014, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2014.\n \n \n Artikel\n 5\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum van ondertekening en werkt terug tot en met 1 maart 2014.\n20151299615-05-201519-08-2014BS201402519620151299615-05-201519-08-2014BS201402519619-08-201401-03-2014De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.01-03-2014Stcrt. 2015, 12996, datum inwerkingtreding 19-08-2014, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2014.\n \n \n \n Dit besluit zal worden gepubliceerd in de Staatscourant.\n \n De Minister van Defensie,voor deze,De Hoofddirecteur Personeel,H.Itzig HeineSchout-bij-nacht\n20151299615-05-201519-08-2014BS201402519620151299615-05-201519-08-2014BS201402519619-08-201401-03-2014De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.01-03-2014Stcrt. 2015, 12996, datum inwerkingtreding 19-08-2014, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-03-2014.\n \n20151299615-05-201519-08-2014BS201402519620151299615-05-201519-08-2014BS201402519619-08-201401-03-2014De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036606/2014-08-19_0/xml/BWBR0036606_2014-08-19_0.xml", "content": "\n Mandaatbesluit uitvoering boven- en naastwettelijke uitkeringsregelingen bij werkloosheid sector defensie\n Mandaatbesluit uitvoering boven- en naastwettelijke uitkeringsregelingen bij werkloosheid sector defensie\n \n \n De Minister van Defensie,\n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n De Minister: de Minister van Defensie;\n \n \n b.\n \n WWplus: WWplus B.V. gevestigd te Zwolle;\n \n \n c.\n \n Uitkeringsregelingen:\n \n \n \n –\n De Militaire wachtgeldregelingen 1961 (SBK-Standaard);\n \n \n –\n Wachtgeldbesluit burgerlijke ambtenaren defensie (SBK-Standaard);\n \n \n –\n Uitkeringsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie (SBK-Standaard);\n \n \n –\n \n Tijdelijk besluit uitstroombevorderende maatregel Defensie (SBK-WG-UBM, burger en militair);\n \n \n –\n Wachtgeld- en uitkeringsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie bij privatisering;\n \n \n –\n Het Werkloosheidsbesluit defensiepersoneel;\n \n \n –\n Het Werkloosheidsbesluit beroepsmilitairen bepaalde tijd;\n \n \n –\n Het besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie;\n \n \n –\n Suppletieregeling gedeeltelijke arbeidsongeschikten sector Defensie.\n \n \n \n \n20151299615-05-201519-08-2014BS201402519620151299615-05-201519-08-2014BS201402519619-08-201401-03-2014De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 2\n Mandaat\n \n De Minister verleent aan WWplus het volgende mandaat:\n \n \n 1.\n WWplus is bevoegd om namens de Minister besluiten te nemen ter uitvoering en op grond van de uitkeringsregelingen.\n \n \n 2.\n WWplus legt een voorgenomen besluit, voor zover dit voortkomt uit de uitvoering van de uitkeringsregelingen, voor aan de Minister indien WWplus gerede twijfels heeft over het in een individueel geval toepassen van een uitkeringsregeling en het naar het oordeel van WWplus een geval betreft dat grote beleidsmatige of financiële gevolgen kan hebben voor het Ministerie van Defensie, dan wel kan leiden tot precedentwerking.\n \n \n 3.\n WWplus is bevoegd om te beslissen op bezwaarschriften tegen ingevolge het eerste lid van dit artikel genomen besluiten, met dien verstande dat degene die betrokken is bij het besluitvormingsproces ten aanzien van het bezwaarschrift niet ook betrokken is geweest bij het besluitvormingsproces in eerste aanleg.\n \n \n 4.\n WWplus is bevoegd om inzake de uitvoering van de uitkeringsregelingen namens de Minister in rechte op te treden en om namens de Minister tegen rechterlijke uitspraken ter zake al dan niet hoger beroep of cassatie in te stellen. Indien het een zaak betreft met een kennelijk aanzienlijk financieel of rechtspositioneel belang, oefent WWplus deze bevoegdheid niet uit dan na verkregen instemming van de Minister. WWplus is in dat geval bevoegd om vooruitlopend hierop zo nodig voorlopig hoger beroep of cassatie in te stellen.\n \n \n 5.\n WWplus is bevoegd tot het schriftelijk verlenen van ondermandaat aan bij WWplus in dienst zijnde functionarissen. WWplus houdt een register bij van verleende ondermandaten. Het register bevat de namen van de functionarissen van WWplus die op basis van het ondermandaat besluiten kunnen nemen, alsmede gegevens omtrent de inhoud van het ondermandaat.\n \n \n20151299615-05-201519-08-2014BS201402519620151299615-05-201519-08-2014BS201402519619-08-201401-03-2014De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 3\n Ondertekening\n \n De stukken die op grond van dit besluit worden afgedaan en ondertekend, vermelden aan het slot:\n DE MINISTER VAN DEFENSIE\n voor deze,\n ....................... (de functie van de ondertekenaar)\n ....................... (handtekening en naam van de functionaris)\n20151299615-05-201519-08-2014BS201402519620151299615-05-201519-08-2014BS201402519619-08-201401-03-2014De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 4\n \n Het mandaatbesluit van 26 april 2011 en 24 juli 2006 dat betrekking heeft op de uitvoering van de uitkeringsregelingen door KPMG Management Services B.V. worden ingetrokken.\n20151299615-05-201519-08-2014BS201402519620151299615-05-201519-08-2014BS201402519619-08-201401-03-2014De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 5\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum van ondertekening en werkt terug tot en met 1 maart 2014.\n20151299615-05-201519-08-2014BS201402519620151299615-05-201519-08-2014BS201402519619-08-201401-03-2014De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n \n Dit besluit zal worden gepubliceerd in de Staatscourant.\n \n De Minister van Defensie,voor deze,De Hoofddirecteur Personeel,H.Itzig HeineSchout-bij-nacht\n20151299615-05-201519-08-2014BS201402519620151299615-05-201519-08-2014BS201402519619-08-201401-03-2014De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n20151299615-05-201519-08-2014BS201402519620151299615-05-201519-08-2014BS201402519619-08-201401-03-2014De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036606/manifest.xml", "content": "2014-08-192014-03-01tot-en-met2015-07-04T03:30:22+02:002017-09-21T13:45:06+02:00BWBR0036606.WTI2017-09-012014-08-192017-08-312014-08-199999-12-312015-07-02T02:50:12+02:002017-09-21T13:45:26+02:00c4286762b5ef85dc0f3549582cdd0b8a64b8e5c5ad6bf3fa6e0ea91b757febc3ef9da1c3d7698c1ad034fc48b40d4bf72d94c28be7ea6db853642601b1d0d9e335052014-03-012014-08-182014-08-199999-12-312015-07-02T02:50:12+02:002016-01-21T11:12:25+01:001cc1abe93c11c2060095045204d90de9ab667717a6191d124955f3acb0da21ca94f3631bd26ca080217d513a255f32be72faf18903c2441adc5466e3e7ed2a3b3719", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036607/2015-05-13_0/xml/BWBR0036607_2015-05-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Economische Zaken van 30 april 2015 inzake volginnovatie 201520151277812-05-201530-04-201520151277812-05-201530-04-201513-05-2015\n Besluit inzake volginnovatie 201520151277812-05-201530-04-201520151277812-05-201530-04-201513-05-2015\n \n \n De Minister van Economische Zaken,\n \n Gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;\n Gelet op de incidentele subsidieverlening op basis van artikel 2, tweede lid en artikel 4 van de Kaderwet EZ-subsidies, voor zover betrekking hebbend op innovatiegelden;\n Gelet op de navolgende onderdelen van artikel 1, tweede lid, van de Regeling openstelling EZ-subsidies 2015:\n \n \n –\n Eurostarsprojecten\n \n \n –\n Internationaal innoveren (ITEA3-innovatieprojecten)\n \n \n –\n Innovatiekredieten (Klinische ontwikkelingsprojecten)\n \n \n –\n Innovatiekredieten (Technische ontwikkelingsprojecten)\n \n \n –\n Seed capital technostarters\n \n \n Gelet op artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur;\n \n \n Besluit:\n \n20151277812-05-201530-04-201520151277812-05-201530-04-201513-05-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n \n 1\n Op grond van het vorenstaande worden van alle verleende innovatiegelden in het kader van de uitvoering van bovengenoemde regelingen, de gegevens gepubliceerd met betrekking tot:\n In alle gevallen:\n \n \n •\n Aanvrager/penvoerder;\n \n \n •\n Postcode van aanvrager/penvoerder;\n \n \n •\n Verleend bedrag in euro’s;\n \n \n •\n Jaar van verlening;\n \n \n •\n Programma of regeling (beleidsinstrument op de Rijksbegroting);\n \n \n Voor zover door de aanvrager reeds toestemming is verleend:\n \n \n •\n Projecttitel;\n \n \n •\n Projectomschrijving;\n \n \n •\n Medeaanvragers/Partner(s);\n \n \n •\n Projectvideo;\n \n \n •\n Projectdocumentatie;\n \n \n De gegevens worden niet eerder dan drie weken na de bekendmaking van dit besluit gepubliceerd op website www.volginnovatie.nl en op de website www.rvo.nl. Wanneer binnen die drie weken een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend tot schorsing van het besluit tot openbaarmaking, vindt verstrekking in elk geval niet eerder plaats dan na de rechterlijke uitspraak op genoemd verzoek.\n \n \n 2\n De gegevens, bedoeld in het eerste lid, hebben uitsluitend betrekking op rechtspersonen.\n \n20151277812-05-201530-04-201520151277812-05-201530-04-201513-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.\n20151277812-05-201530-04-201520151277812-05-201530-04-201513-05-2015\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 30 april 2015\n \n \n De Minister van Economische Zaken,namens deze:H.J.I.M. deRooijhoofddirecteur Interne Organisatie en Uitvoering\n20151277812-05-201530-04-201520151277812-05-201530-04-201513-05-2015\n \n20151277812-05-201530-04-201520151277812-05-201530-04-201513-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036607/manifest.xml", "content": "2015-05-132015-07-04T01:19:26+02:002021-11-05T13:05:56+01:00BWBR0036607.WTI2017-05-132015-05-139999-12-312015-05-139999-12-312015-07-02T02:50:17+02:002017-10-30T23:19:59+01:002f0a9a07cc4332e5c19c14b1ba2a0750a5033b9d5a119568ad346c6e8450f3972ad5649f84ef553f263e311f8f914ee5630fb0307e43526649c51c53ecb0f7aa2868", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036608/2015-01-01_1/xml/BWBR0036608_2015-01-01_1.xml", "content": "\n Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 mei 2015, 2015-0000110913, tot vaststelling van de rijksbijdrage voor het Ouderdomsfonds en van de bijzondere rijksbijdrage voor het Nabestaandenfonds voor het jaar 201520151271312-05-201501-05-20152015-000011091320151271312-05-201501-05-20152015-000011091313-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12713, datum inwerkingtreding 13-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n Regeling vaststelling rijksbijdrage Ouderdomsfonds en bijzondere rijksbijdrage Nabestaandenfonds 201520151271312-05-201501-05-20152015-000011091320151271312-05-201501-05-20152015-000011091313-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12713, datum inwerkingtreding 13-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën;\n Gelet op artikel 14, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen;\n \n \n Besluit:\n \n20151271312-05-201501-05-20152015-000011091320151271312-05-201501-05-20152015-000011091313-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12713, datum inwerkingtreding 13-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n \n Artikel\n 1\n Rijksbijdrage Ouderdomsfonds\n \n De rijksbijdrage, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, die ten gunste komt van het Ouderdomsfonds, bedraagt voor het jaar 2015: € 11.003.900.000.\n20151271312-05-201501-05-20152015-000011091320151271312-05-201501-05-20152015-000011091313-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12713, datum inwerkingtreding 13-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 2\n Rijksbijdrage Nabestaandenfonds\n \n \n 1\n Ter dekking van de lasten van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 29a van de Algemene nabestaandenwet, wordt een rijksbijdrage vastgesteld die ten gunste komt van het Nabestaandenfonds.\n \n \n 2\n De rijksbijdrage, bedoeld in het eerste lid, bedraagt voor het jaar 2015: € 8.318.000.\n \n20151271312-05-201501-05-20152015-000011091320151271312-05-201501-05-20152015-000011091313-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12713, datum inwerkingtreding 13-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 3\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2016.\n20151271312-05-201501-05-20152015-000011091320151271312-05-201501-05-20152015-000011091313-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12713, datum inwerkingtreding 13-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 1 mei 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,J.Klijnsma\n20151271312-05-201501-05-20152015-000011091320151271312-05-201501-05-20152015-000011091313-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12713, datum inwerkingtreding 13-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n20151271312-05-201501-05-20152015-000011091320151271312-05-201501-05-20152015-000011091313-05-201501-01-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036608/2015-05-13_0/xml/BWBR0036608_2015-05-13_0.xml", "content": "\n Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 mei 2015, 2015-0000110913, tot vaststelling van de rijksbijdrage voor het Ouderdomsfonds en van de bijzondere rijksbijdrage voor het Nabestaandenfonds voor het jaar 2015\n Regeling vaststelling rijksbijdrage Ouderdomsfonds en bijzondere rijksbijdrage Nabestaandenfonds 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën;\n Gelet op artikel 14, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen;\n \n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n Rijksbijdrage Ouderdomsfonds\n \n De rijksbijdrage, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, die ten gunste komt van het Ouderdomsfonds, bedraagt voor het jaar 2015: € 11.003.900.000.\n20151271312-05-201501-05-20152015-000011091320151271312-05-201501-05-20152015-000011091313-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 2\n Rijksbijdrage Nabestaandenfonds\n \n \n 1\n Ter dekking van de lasten van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 29a van de Algemene nabestaandenwet, wordt een rijksbijdrage vastgesteld die ten gunste komt van het Nabestaandenfonds.\n \n \n 2\n De rijksbijdrage, bedoeld in het eerste lid, bedraagt voor het jaar 2015: € 8.318.000.\n \n20151271312-05-201501-05-20152015-000011091320151271312-05-201501-05-20152015-000011091313-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 3\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2016.\n20151271312-05-201501-05-20152015-000011091320151271312-05-201501-05-20152015-000011091313-05-201501-01-2015\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 1 mei 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,J.Klijnsma\n20151271312-05-201501-05-20152015-000011091320151271312-05-201501-05-20152015-000011091313-05-201501-01-2015\n \n20151271312-05-201501-05-20152015-000011091320151271312-05-201501-05-20152015-000011091313-05-201501-01-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036608/manifest.xml", "content": "2015-05-132016-01-012015-01-01tot-en-met2015-07-04T09:08:21+02:002017-02-07T05:25:42+01:00BWBR0036608.WTI2015-05-132015-12-312015-05-139999-12-312015-07-02T02:52:01+02:002016-01-27T14:17:10+01:001097de2b60d7e141d1cea9c918eebd928de928a7291cd7cc3f0058bf10cfa6ee153176df099566d537218abfdd93413220c836b4ce404d7afe6db476e2a3bf2322422015-01-012015-05-122015-05-139999-12-312015-07-02T02:52:01+02:002016-01-27T14:17:10+01:007c296790dfcbc4f67460f24cc9932f52546a271d34443651953a5a0ab8117f98c695e99e0b17044741813fe3ee1457f5f89b76d736dce3d330349e9bb29fa9242455", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036609/2015-01-01_0/xml/BWBR0036609_2015-01-01_0.xml", "content": "\n Regeling tarieven Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen 201520151288212-05-201520151288212-05-201501-01-2015De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n Regeling tarieven Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen 201520151288212-05-201520151288212-05-201501-01-2015De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n De directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR),\n \n Gelet op de Binnenvaartwet, Wegenverkeerswet 1994, Wet luchtvaart, Wet milieubeheer, Wet Personenvervoer 2000; Wet vervoer gevaarlijke stoffen en Wet wegvervoer goederen;\n \n \n Besluit:\n \n20151288212-05-201520151288212-05-201501-01-2015De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Tarieven\n \n \n Artikel\n 1.1\n Valuta\n \n De tarieven zijn weergegeven in euro en exclusief BTW.\n20151288212-05-201520151288212-05-201501-01-2015De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 1.2\n Tarieven Binnenvaartwet\n \n Tarieven van producten die hun grondslag vinden in de Binnenvaartwet worden door de Minister van Infrastructuur en Milieu vastgesteld in de Regeling tarieven scheepvaart 2005 en zijn vermeld in bijlage I.\n20151288212-05-201520151288212-05-201501-01-2015De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 1.3\n Tarieven Wegenverkeerswet 1994\n \n Tarieven van producten die hun grondslag vinden in de Wegenverkeerswet 1994 en niet geregeld zijn in de Regeling taken Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen zijn vermeld in bijlage II.\n20151288212-05-201520151288212-05-201501-01-2015De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 1.4\n Tarieven Wet luchtvaart\n \n Tarieven van producten die hun grondslag vinden in de Wet luchtvaart en niet geregeld zijn in de Regeling taken Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen worden door de Minister van Infrastructuur en Milieu vastgesteld en zijn vermeld in bijlage III.\n20151288212-05-201520151288212-05-201501-01-2015De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 1.5\n Tarieven Wet milieubeheer\n \n Tarieven van producten die hun grondslag vinden in de Wet Milieubeheer zijn vermeld in bijlage IV.\n20151288212-05-201520151288212-05-201501-01-2015De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 1.6\n Tarieven Wet personenvervoer 2000\n \n Tarieven van producten die hun grondslag vinden in de Wet Personenvervoer 2000 en niet geregeld zijn in de Regeling taken Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen zijn vermeld in bijlage V.\n20151288212-05-201520151288212-05-201501-01-2015De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 1.7\n \n Wet vervoer gevaarlijke stoffen\n \n \n Tarieven van producten die hun grondslag vinden in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en niet geregeld zijn in de Regeling taken Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen zijn vermeld in bijlage VI.\n20151288212-05-201520151288212-05-201501-01-2015De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 1.8\n \n Wet wegvervoer goederen\n \n \n Tarieven van producten die hun grondslag vinden in de Wet wegvervoer goederen en niet geregeld zijn in de Regeling taken Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen zijn vermeld in bijlage VII.\n20151288212-05-201520151288212-05-201501-01-2015De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 1.9\n Tarieven Regeling taken Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen\n \n Tarieven van producten die hun grondslag vinden in de Regeling taken Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen zijn vermeld in bijlage VIII.\n20151288212-05-201520151288212-05-201501-01-2015De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.20151288212-05-201520151288212-05-201501-01-2015De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 2.1\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.\n20151288212-05-201520151288212-05-201501-01-2015De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 2.2\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tarieven Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen 2015.\n20151288212-05-201520151288212-05-201501-01-2015De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.20151288212-05-201520151288212-05-201501-01-2015De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n \n Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen\n \n S.M.\n Zijderveld\n \n algemeen directeur\n \n \n \n R.A.L.\n Verstraeten\n \n financieel directeur\n \n20151288212-05-201520151288212-05-201501-01-2015De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Bijlage\n I\n bij artikel 1.2 Tarieven Binnenvaartwet\n \n De tarieven zijn door de Minister van Infrastructuur en Milieu vastgesteld in de Regeling tarieven scheepvaart 2005 en luiden als volgt:\n \n \n \n \n \n \n \n \n Tarief Rijnpatent\n \n \n \n \n \n \n Afgifte Rijnpatent\n \n \n € 53,00\n \n \n \n \n Uitbreiden, vervangen of omruilen Rijnpatent\n \n \n € 26,50\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tarief examen Rijnpatent\n \n \n \n \n \n \n Schriftelijke examens Schippersdiploma Rijnvaart ter verkrijging van het Rijnpatent\n \n \n € 83,75\n \n \n \n \n Mondelinge examens Schippersdiploma Rijnvaart ter verkrijging van het Rijnpatent\n \n \n € 118,05\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tarief aanvraag (beperkt) groot vaarbewijs\n \n \n \n \n \n \n Behandeling eerste aanvraag van een (beperkt) groot vaarbewijs\n \n \n € 53,00\n \n \n \n \n Behandeling aanvraag duplicaat dan wel verlenging van de geldigheid van het beperkt groot vaarbewijs\n \n \n € 26,50\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tarief examen groot vaarbewijs\n \n \n \n \n \n \n Schriftelijke examens voor het Schippersdiploma RKM ter verkrijging van het (beperkt) groot vaarbewijs voor de vaart op RKM en voor deelname aan het examen voor het Schippersdiploma AB ter verkrijging van een groot vaarbewijs voor de vaart op AB\n \n \n € 83,75\n \n \n \n \n Mondelinge examens voor het Schippersdiploma RKM ter verkrijging van het (beperkt) groot vaarbewijs voor de vaart op RKM en voor deelname aan het examen voor het Schippersdiploma AB ter verkrijging van een groot vaarbewijs voor de vaart op AB\n \n \n € 118,05\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tarief vrijstellingsbewijs schipper rondvaartboot met beperkt vaargebied\n \n \n \n \n \n \n Behandeling aanvraag vrijstellingsbewijs schipper rondvaartboot met beperkt vaargebied\n \n \n € 53,00\n \n \n \n \n Behandeling aanvraag verlenging vrijstellingsbewijs schipper rondvaartboot met beperkt vaargebied in verband met de aan de leeftijd gerelateerde geldigheid van het vaarbewijs\n \n \n € 26,50\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tarief Bewijs van riviergedeelten bevoegd voor varen op de Rijn\n \n \n \n \n \n \n Afgifte bewijs riviergedeelten bevoegd voor varen op de Rijn\n \n \n € 53,00\n \n \n \n \n Uitbreiding riviergedeelten\n \n \n € 26,50\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tarief zeilbewijs\n \n \n \n \n \n \n Behandeling aanvraag zeilbewijs\n \n \n € 53,00\n \n \n \n \n Behandeling aanvraag verlenging zeilbewijs in verband met de aan de leeftijd gerelateerde geldigheid van het vaarbewijs\n \n \n € 26,50\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tarief examen zeilbewijs\n \n \n \n \n \n \n Schriftelijke examens voor het Schippersdiploma zeilvaart ter verkrijging van het zeilbewijs\n \n \n € 83,75\n \n \n \n \n Mondelinge examens voor het Schippersdiploma zeilvaart ter verkrijging van het zeilbewijs\n \n \n € 118,05\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tarief vakdiploma Ondernemer in de binnenvaart\n \n \n \n \n \n \n Schriftelijke examens ter verkrijging van het vakdiploma Ondernemer in de Binnenvaart\n \n \n € 83,75\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tarief examen Reglement radarpatenten\n \n \n \n \n \n \n Afname examen theoretisch en praktijkgedeelte\n \n \n € 298,60\n \n \n \n \n Afname theorieherexamen\n \n \n € 83,35\n \n \n \n \n Afname praktijkherexamen\n \n \n € 215,25\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tarief radarpatent\n \n \n \n \n \n \n Afgifte radarpatent\n \n \n € 53,00\n \n \n \n \n Bijschrijven radarpatent op schipperspatentkaart\n \n \n € 26,50\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tarief praktijktoets 4 van het praktijkexamen schipper binnenvaart\n \n \n \n \n \n \n Praktijktoets ter verkrijging van de verklaring praktijkexamen vaartijd schipper binnenvaart\n \n \n € 481,65\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tarief verklaring praktijkexamen matroos\n \n \n \n \n \n \n Afgifte verklaring praktijkexamen matroos\n \n \n € 19,90\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tarief examen sportpatent\n \n \n \n \n \n \n Mondeling examen ter verkrijging van het sportpatent\n \n \n € 118,05\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tarief sportpatent\n \n \n \n \n \n \n Afgifte sportpatent\n \n \n € 53,00\n \n \n \n \n Aanvraag verlenging sportpatent in verband met de aan de leeftijd gerelateerde geldigheid van het sportpatent\n \n \n € 26,50\n \n \n \n \n Aanvraag uitbreiding sportpatent in verband met een trajectverlenging van het sportpatent\n \n \n € 26,50\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tarief administratie\n \n \n \n \n \n \n Duplicaat diploma\n \n \n € 19,90\n \n \n \n \n Op voorhand keuren van vaartijd\n \n \n € 19,90\n \n \n \n \n \n20151288212-05-201520151288212-05-201501-01-2015De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Bijlage\n II\n bij artikel 1.3 Tarieven Wegenverkeerswet 1994\n \n \n \n \n \n \n \n \n Eigen verklaring (voor Verklaring van geschiktheid)\n \n \n € 27,80\n \n \n \n \n Wegblijftarief rijtesten\n \n \n € 75,00\n \n \n \n \n Portikosten aangetekend versturen Eigen verklaring\n \n \n € 7,95\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Theorie-examen\n \n \n \n \n \n \n Theorie-examen motor (A), personenauto (B) en bromfiets/brommobiel (AM) klassikaal\n \n \n € 28,55\n \n \n \n \n Toeslag theorie-examen motor (A), personenauto (B) en bromfiets/brommobiel (AM) individueel\n \n \n € 56,45\n \n \n \n \n Toeslag klassikaal theorie-examen Engels\n \n \n € 5,50\n \n \n \n \n Toeslag avond-/weekendtarief\n \n \n € 4,45\n \n \n \n \n Toeslag verlengd theorie-examen\n \n \n € 10,15\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Praktijkexamen\n \n \n \n \n \n \n Bromfiets (AM2)\n \n \n € 102,00\n \n \n \n \n Brommobiel (AM4)\n \n \n € 101,00\n \n \n \n \n Motor voertuigbeheersing (A)\n \n \n € 57,00\n \n \n \n \n Motor voertuigbeheersing (A1,A2)\n \n \n € 57,00\n \n \n \n \n Motor verkeersdeelneming (A)\n \n \n € 105,00\n \n \n \n \n Motor verkeersdeelneming (A1, A2)\n \n \n € 105,00\n \n \n \n \n Personenauto (B) (ook ingeval Rijopleiding in Stappen)\n \n \n € 96,00\n \n \n \n \n Personenauto faalangst (B)\n \n \n € 144,00\n \n \n \n \n Aanhangwagen (E bij B)\n \n \n € 96,00\n \n \n \n \n Toeslag spoedbehandeling\n \n \n € 18,30\n \n \n \n \n Toeslag afroep-praktijkexamen motor (A), personenauto (B), aanhangwagen (E bij B)\n \n \n € 18,30\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tussentijdse toets \n \n \n \n \n \n \n Motor verkeersdeelneming (A)\n \n \n € 105,00\n \n \n \n \n Motor verkeersdeelneming (A1, A2)\n \n \n € 105,00\n \n \n \n \n Personenauto (B) (ook ingeval Rijopleiding in Stappen)\n \n \n € 96,00\n \n \n \n \n Aanhangwagen (E bij B)\n \n \n € 96,00\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tarieven nader onderzoek rijvaardigheid \n \n \n \n \n \n \n Bromfiets (AM2)\n \n \n € 119,00\n \n \n \n \n Brommobiel (AM4)\n \n \n € 119,00\n \n \n \n \n Motorexamen verkeersdeelneming (A)\n \n \n € 122,00\n \n \n \n \n Motorexamen verkeersdeelneming (A1, A2)\n \n \n € 122,00\n \n \n \n \n Personenauto (B)\n \n \n € 118,00\n \n \n \n \n Personenauto faalangst (B)\n \n \n € 144,00\n \n \n \n \n Aanhangwagen (E bij B)\n \n \n € 118,00\n \n \n \n \n Praktijkexamen C\n \n \n € 201,55\n \n \n \n \n Praktijkexamen C1\n \n \n € 201,55\n \n \n \n \n Praktijkexamen C1E\n \n \n € 201,55\n \n \n \n \n Praktijkexamen D\n \n \n € 201,55\n \n \n \n \n Praktijkexamen D1\n \n \n € 201,55\n \n \n \n \n Praktijkexamen D1E\n \n \n € 201,55\n \n \n \n \n Praktijkexamen E bij C en D\n \n \n € 201,55\n \n \n \n \n Toeslag spoedbehandeling\n \n \n € 18,30\n \n \n \n \n Toeslag afroep-examen\n \n \n € 18,30\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Tussentijdse toets nader onderzoek rijvaardigheid\n \n \n \n \n \n \n Motor verkeersdeelneming (A, A1, A2)\n \n \n € 122,00\n \n \n \n \n Personenauto (B)\n \n \n € 118,00\n \n \n \n \n Aanhangwagen (E bij B)\n \n \n € 118,00\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Overig\n \n \n \n \n \n \n Duplicaat theoriecertificaat\n \n \n € 18,30\n \n \n \n \n Administratiekosten restitutie theorie-examen\n \n \n € 5,90\n \n \n \n \n Administratiekosten restitutie praktijkexamen\n \n \n € 18,30\n \n \n \n \n Administratiekosten restitutie nader onderzoek rijvaardigheid\n \n \n € 18,30\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Goederenvervoer\n \n \n \n \n \n \n Praktijkexamen C\n \n \n € 201,55\n \n \n \n \n Praktijkexamen E bij C\n \n \n € 201,55\n \n \n \n \n Praktijkexamen C1\n \n \n € 201,55\n \n \n \n \n Praktijkexamen C1E\n \n \n € 201,55\n \n \n \n \n Theorie RV1 (verkeer & techniek meerkeuzevragen)\n \n \n € 32,75\n \n \n \n \n Theorie R2 en V2 (administratie meerkeuzevragen)\n \n \n € 32,75\n \n \n \n \n Theorie V3 (adm. case studies)\n \n \n € 37,05\n \n \n \n \n Theorie RV1 Light\n \n \n € 29,95\n \n \n \n \n Theorie RV1 Plus\n \n \n € 24,45\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Personenvervoer\n \n \n \n \n \n \n Praktijkexamen D\n \n \n € 201,55\n \n \n \n \n Praktijkexamen E bij D\n \n \n € 201,55\n \n \n \n \n Praktijkexamen D1\n \n \n € 201,55\n \n \n \n \n Praktijkexamen D1E\n \n \n € 201,55\n \n \n \n \n Theorie RV1 (verkeer & techniek meerkeuzevragen)\n \n \n € 32,75\n \n \n \n \n Theorie R2 en V2 (administratie meerkeuzevragen)\n \n \n € 32,75\n \n \n \n \n Theorie V3 (administratie case studies)\n \n \n € 37,05\n \n \n \n \n Theorie RV1 Light\n \n \n € 29,95\n \n \n \n \n Theorie RV1 Plus\n \n \n € 24,45\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n T-rijbewijs\n \n \n \n \n \n \n Praktijkexamen T\n \n \n € 235,00\n \n \n \n \n Praktijkexamen T faalangst\n \n \n € 243,85\n \n \n \n \n Theorie-examen T\n \n \n € 40,00\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Richtlijn Vakbekwaamheid\n \n \n \n \n \n \n Praktijktoetsen uitvoeringstoezicht (per toets)\n \n \n € 25,85\n \n \n \n \n Nascholing uitvoeringstoezicht (per cursusdag per kandidaat)\n \n \n € 16,55\n \n \n \n \n Eerste certificering onder een registratiecode\n \n \n € 240,00\n \n \n \n \n Volgende certificering onder een registratiecode\n \n \n € 72,00\n \n \n \n \n Certificering Praktijktoets, per gecertificeerde toetssoort\n \n \n € 183,50\n \n \n \n \n Toevoegen van een locatie voor toets besloten terrein\n \n \n € 19,90\n \n \n \n \n Administratief tarief, bij wijzigingen van het maximum aantal cursisten of bij kleine wijzigingen in het dagprogramma\n \n \n € 19,90\n \n \n \n \n Wijzigingskosten, bij wijzigingen in de inhoud van de cursus of omvangrijke wijzigingen in het lesmethode/lesmateriaal\n \n \n € 72,00\n \n \n \n \n Certificering Praktijktrainer Nascholing (RVA en Audit)\n \n \n € 835,10\n \n \n \n \n Analyse rijvaardigheid (RVA) Praktijktrainer Nascholing\n \n \n € 278,45\n \n \n \n \n Audit Praktijktrainer Nascholing\n \n \n € 556,65\n \n \n \n \n Sanctiekosten (oa indien een steekproef geen doorgang kan vinden door omissie van de opleider)\n \n \n € 141,65\n \n \n \n \n Vakbekwaamheid ROC modules\n \n \n € 15,35\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Overig\n \n \n \n \n \n \n Toeslag Spoedbehandeling C, D, E bij C of E bij D\n \n \n € 18,30\n \n \n \n \n Administratiekosten restitutie theorie-examen CCV\n \n \n € 18,30\n \n \n \n \n Administratiekosten restitutie praktijkexamen CCV\n \n \n € 18,30\n \n \n \n \n Toeslag overwerkexamen C, D, E bij C of E bij D indien examen op verzoek van de aanvrager wordt afgelegd na 16.00 uur dan wel op zaterdagen:\n \n \n € 101,05\n \n \n \n \n Initiële erkenning CCV-D1 opleiding\n \n \n € 227,55\n \n \n \n \n Initiële erkenning CCV-D2 opleiding\n \n \n € 227,55\n \n \n \n \n Administratiekosten aanvraag duplicaat diploma, certificaat, bewijs van afgifte t.b.v. chauffeursdiploma, omwisselcertificaat/deelcertificaat voor basiskwalificatie/nascholing\n \n \n € 19,90\n \n \n \n \n Locatiekeuring inzake examens op locatie\n \n \n € 143,75\n \n \n \n \n \n20151288212-05-201520151288212-05-201501-01-2015De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Bijlage\n III\n bij artikel 1.4 Tarieven Wet luchtvaart\n \n De tarieven zijn door de Minister van Infrastructuur en Milieu vastgesteld en luiden als volgt:\n \n \n \n \n \n \n \n Examen ATPL\n \n \n € 146,15\n \n \n \n \n Examen CPL\n \n \n € 146,15\n \n \n \n \n Examen IR (A/H)\n \n \n € 146,15\n \n \n \n \n Examen EIR\n \n \n € 98,45\n \n \n \n \n Examen PPL (A/H)\n \n \n € 98,45\n \n \n \n \n Examen CPL (FB)\n \n \n € 98,45\n \n \n \n \n \n20151288212-05-201520151288212-05-201501-01-2015De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Bijlage\n IV\n bij artikel 1.5 Tarieven Wet milieubeheer\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Ondernemersexamens\n \n \n \n \n \n \n VIHB – Afvalstoffen\n \n \n € 113,60\n \n \n \n \n Individueel (voorlees) examen VIHB – Afvalstoffen\n \n \n € 136,30\n \n \n \n \n Administratiekosten\n \n \n € 18,30\n \n \n \n \n Administratiekosten aanvraag duplicaat diploma of certificaat en vrijstellingsverzoeken\n \n \n € 19,90\n \n \n \n \n \n20151288212-05-201520151288212-05-201501-01-2015De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Bijlage\n V\n bij artikel 1.6 Tarieven Wet personenvervoer 2000\n \n \n \n \n \n \n \n \n Theorie Taxichauffeur (TVT)\n \n \n € 37,60\n \n \n \n \n Praktijkexamen volledig Taxichauffeur (TVP)\n \n \n € 200,15\n \n \n \n \n Praktijkexamen beperkt Taxichauffeur (TVPC)\n \n \n € 160,10\n \n \n \n \n Administratiekosten aanvragen taxidiploma op basis van vrijstelling\n \n \n € 19,90\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Ondernemersexamens\n \n \n \n \n \n \n Wegvervoer Taxi\n \n \n € 113,60\n \n \n \n \n Individueel (voorlees) examen Wegvervoer Taxi\n \n \n € 136,30\n \n \n \n \n Internationaal Bus\n \n \n € 113,60\n \n \n \n \n Wegvervoer Bus\n \n \n € 113,60\n \n \n \n \n Individueel (voorlees) examen Wegvervoer Bus\n \n \n € 136,30\n \n \n \n \n Individueel (voorlees) examen Internationaal Bus\n \n \n € 136,30\n \n \n \n \n Personeelsmanagement\n \n \n € 113,60\n \n \n \n \n Bedrijfsmanagement\n \n \n € 113,60\n \n \n \n \n Calculatie\n \n \n € 81,35\n \n \n \n \n Financieel Management\n \n \n € 81,35\n \n \n \n \n Inzage examens meerkeuzevragen\n \n \n € 19,90\n \n \n \n \n Inzage examens open vragen\n \n \n € 30,15\n \n \n \n \n Individueel (voorlees) examen Calculatie\n \n \n € 162,70\n \n \n \n \n Individueel (voorlees) examen Financieel Management\n \n \n € 162,70\n \n \n \n \n Individueel (voorlees) examen Bedrijfsmanagement\n \n \n € 136,30\n \n \n \n \n Individueel (voorlees) examen Personeelsmanagement\n \n \n € 136,30\n \n \n \n \n Administratiekosten\n \n \n € 18,30\n \n \n \n \n Administratiekosten aanvraag duplicaat diploma of certificaat en vrijstellingsverzoeken\n \n \n € 19,90\n \n \n \n \n \n20151288212-05-201520151288212-05-201501-01-2015De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Bijlage\n VI\n bij artikel 1.7 Tarieven Wet vervoer gevaarlijke stoffen\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Gevaarlijke stoffen\n \n \n \n \n \n \n ADR initieel basis / tank module\n \n \n € 55,55\n \n \n \n \n ADR initieel klasse 1 / klasse 7 module\n \n \n € 44,45\n \n \n \n \n ADR verlenging initieel basis / tank module\n \n \n € 55,55\n \n \n \n \n ADR verlenging klasse 1 / klasse 7 module\n \n \n € 44,45\n \n \n \n \n Vervoer Huishoudelijk Gevaarlijk Afval\n \n \n € 70,60\n \n \n \n \n Verlenging vervoer Huishoudelijk Gevaarlijk Afval\n \n \n € 70,60\n \n \n \n \n Veiligheidsadviseur, initieel per modaliteit\n \n \n € 145,70\n \n \n \n \n Veiligheidsadviseur, verlenging per modaliteit\n \n \n € 128,25\n \n \n \n \n Theorie Vakbekwaamheid behandeling gevaarlijke stoffen\n \n \n € 82,00\n \n \n \n \n Examen Verlenging Vakbekwaamheid behandeling gevaarlijke stoffen\n \n \n € 82,00\n \n \n \n \n Jaarlijkse bijdrage voor erkenning ADR-opleiding\n \n \n € 183,65\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Binnenvaart ADN\n \n \n \n \n \n \n Basisexamen\n \n \n € 100,10\n \n \n \n \n Examen Gas\n \n \n € 41,70\n \n \n \n \n Examen Chemie\n \n \n € 41,70\n \n \n \n \n Examen Casus Gas\n \n \n € 76,50\n \n \n \n \n Examen Casus Chemie\n \n \n € 76,50\n \n \n \n \n ADN verklaring (1e afgifte)\n \n \n € 54,95\n \n \n \n \n Verlenging ADN verklaring\n \n \n € 28,45\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Diversen\n \n \n \n \n \n \n Administratiekosten\n \n \n € 18,30\n \n \n \n \n Administratiekosten aanvraag duplicaat diploma\n \n \n € 19,90\n \n \n \n \n \n20151288212-05-201520151288212-05-201501-01-2015De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Bijlage\n VII\n bij artikel 1.8 Tarieven Wet wegvervoer goederen\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Ondernemersexamens\n \n \n \n \n \n \n Internationaal Goederen\n \n \n € 113,60\n \n \n \n \n Bedrijfsmanagement\n \n \n € 113,60\n \n \n \n \n Personeelsmanagement\n \n \n € 113,60\n \n \n \n \n Wegvervoer Goederen\n \n \n € 130,80\n \n \n \n \n Calculatie\n \n \n € 81,35\n \n \n \n \n Financieel Management\n \n \n € 81,35\n \n \n \n \n Inzage examens meerkeuzevragen\n \n \n € 19,90\n \n \n \n \n Inzage examens open vragen\n \n \n € 30,15\n \n \n \n \n Individueel (voorlees) examen Calculatie\n \n \n € 162,70\n \n \n \n \n Individueel (voorlees) examen Financieel Management\n \n \n € 162,70\n \n \n \n \n Individueel (voorlees) examen Internationaal Goederen\n \n \n € 136,30\n \n \n \n \n Individueel (voorlees) examen Bedrijfsmanagement\n \n \n € 136,30\n \n \n \n \n Individueel (voorlees) examen Personeelsmanagement\n \n \n € 136,30\n \n \n \n \n Individueel (voorlees) examen Wegvervoer Goederen\n \n \n € 136,30\n \n \n \n \n Module wegvervoer goederen minus voertuigmanagement voor bezitters MBO diploma Opslag en Vervoer (MOV) met crebonummer 91870\n \n \n € 94,00\n \n \n \n \n \n \n \n \n Administratiekosten\n \n \n € 18,30\n \n \n \n \n Administratiekosten aanvraag duplicaat diploma of certificaat en vrijstellingsverzoeken\n \n \n € 19,90\n \n \n \n \n \n20151288212-05-201520151288212-05-201501-01-2015De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Bijlage\n VIII\n bij artikel 1.9 Tarieven Regeling taken Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen\n \n \n \n \n \n \n \n \n Theorie Chauffeur sierteelt vervoer\n \n \n € 49,45\n \n \n \n \n Theorie Veetransport\n \n \n € 76,25\n \n \n \n \n Theorie Pluimveetransport\n \n \n € 76,25\n \n \n \n \n Theorie Chauffeur geconditioneerd vervoer, productkennis en voedselveiligheid\n \n \n € 91,50\n \n \n \n \n Theorie Chauffeur geconditioneerd vervoer, koeltechniek\n \n \n € 91,50\n \n \n \n \n Theorie Chauffeur geconditioneerd vervoer, sierteelt\n \n \n € 91,50\n \n \n \n \n Theorie- en praktijkexamen Chauffeur lange zware voertuigen\n \n \n € 336,95\n \n \n \n \n Verlengen certificaat chauffeur lange zware voertuigen\n \n \n € 19,90\n \n \n \n \n \n \n \n \n Praktijkexamen Taxichauffeur in Amsterdam (TAP)\n \n \n € 200,15\n \n \n \n \n Theorie Taxichauffeur in Amsterdam (TAT)\n \n \n € 81,35\n \n \n \n \n \n \n \n \n Vakbekwaamheidexamen taxichauffeur, sociale vaardigheden\n \n \n € 101,65\n \n \n \n \n Vakbekwaamheidexamen taxichauffeur, doelgroepenvervoer\n \n \n € 185,30\n \n \n \n \n Theorie Directiechauffeur CCV-D1\n \n \n € 66,85\n \n \n \n \n Aanvragen certificaat CCV-D1 hercertificering\n \n \n € 19,90\n \n \n \n \n Praktijkexamen Directiechauffeur CCV-D1\n \n \n € 202,15\n \n \n \n \n Registratie Directiechauffeur D1 opleidingsdag\n \n \n € 16,55\n \n \n \n \n Praktijkexamen Directiechauffeur CCV-D2\n \n \n € 345,10\n \n \n \n \n Registratie Directiechauffeur D2 opleidingsdag\n \n \n € 16,55\n \n \n \n \n Examen Touringcarvervoer Nationaal\n \n \n € 70,60\n \n \n \n \n Examen Touringcarvervoer Internationaal\n \n \n € 106,00\n \n \n \n \n Praktijkexamen Huisartsenchauffeur, algemene rijvaardigheid\n \n \n € 217,70\n \n \n \n \n Praktijkexamen Huisartsenchauffeur, bijzondere rijvaardigheid\n \n \n € 92,40\n \n \n \n \n Bemanning loodsboten\n \n \n € 78,45\n \n \n \n \n Profcheck\n \n \n € 6.402,25\n \n \n \n \n Rijvaardigheidsanalyse, per dag\n \n \n € 1.010,35\n \n \n \n \n Externe trainingen (rijscholen)\n \n \n € 835,30\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Onbenutte capaciteit examens op locatie van opleiders\n \n \n \n \n \n \n Schriftelijke examens TOP\n \n \n € 9,75\n \n \n \n \n Mondelinge theorie examens Taxichauffeur, sociale vaardigheden\n \n \n € 43,10\n \n \n \n \n Mondelinge theorie examens Touringcarvervoer\n \n \n € 38,70\n \n \n \n \n Praktijkexamen C, D, E bij C of E bij D, Taxi\n \n \n € 174,10\n \n \n \n \n Praktijkexamen Directiechauffeur CCV-D1\n \n \n € 174,10\n \n \n \n \n Praktijkexamen Directiechauffeur CCV-D2\n \n \n € 201,55\n \n \n \n \n Praktijkexamen lange zware voertuigen (LZV)\n \n \n € 201,55\n \n \n \n \n Theorie heftruck vakbekwaamheid\n \n \n € 9,75\n \n \n \n \n Praktijkexamen heftruck vakbekwaamheid\n \n \n € 25,20\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Voorleesexamens\n \n \n \n \n \n \n Toeslag voorleesexamens voor lang examen\n \n \n € 50,75\n \n \n \n \n Toeslag voorleesexamens voor kort examen\n \n \n € 30,45\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Intern transport\n \n \n \n \n \n \n Theorie Heftruck- / reachtruckchauffeur\n \n \n € 53,85\n \n \n \n \n Praktijkexamen Heftruck- / reachtruckchauffeur\n \n \n € 72,80\n \n \n \n \n Veiligheidscertificaat Heftruck-/ reachtruckchauffeur\n \n \n € 19,25\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Logistiek\n \n \n \n \n \n \n Theorie Logistiek medewerker\n \n \n € 91,50\n \n \n \n \n Theorie Logistiek teamleider\n \n \n € 91,50\n \n \n \n \n Theorie Logistiek Supervisor 1 (Algemeen Management)\n \n \n € 136,10\n \n \n \n \n Theorie Logistiek Supervisor 2 (Warehouse/Magazijn)\n \n \n € 218,65\n \n \n \n \n Theorie Planner wegtransport, per examenvak\n \n \n € 70,85\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Diversen\n \n \n \n \n \n \n Entreegeld nieuwe opleider\n \n \n € 308,50\n \n \n \n \n Entreegeld franchisegever (nieuwe opleider)\n \n \n € 308,50\n \n \n \n \n Entreegeld franchisenemer (nieuwe opleider)\n \n \n € 28,35\n \n \n \n \n Administratiekosten overdracht opleider\n \n \n € 36,90\n \n \n \n \n Jaarlijkse bijdrage opleiders\n \n \n € 28,35\n \n \n \n \n \n \n \n \n Extra steekproef Veiligheidscertificaat heftruck\n \n \n € 143,75\n \n \n \n \n Jaarlijkse audit voor behoud erkenning CCV-D1 opleiding\n \n \n € 455,15\n \n \n \n \n Inzage examens (m.u.v. ondernemers- en luchtvaartexamens)\n \n \n € 36,10\n \n \n \n \n Bezwaarprocedure inschrijvingsovereenkomst opleiders\n \n \n € 107,60\n \n \n \n \n Omwisselen certificaat veetransport\n \n \n € 5,60\n \n \n \n \n \n \n \n \n Toeslag theorie-examen afnemen in penitentiaire of gesloten inrichting\n \n \n € 361,20\n \n \n \n \n Administratiekosten………………………………………………………………\n \n \n € 18,30\n \n \n \n \n Administratiekosten aanvraag duplicaat diploma of certificaat\n \n \n € 19,90\n \n \n \n \n \n20151288212-05-201520151288212-05-201501-01-2015De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n20151288212-05-201520151288212-05-201501-01-2015De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036609/manifest.xml", "content": "2015-01-012015-07-04T01:08:25+02:002017-02-16T07:01:01+01:00BWBR0036609.WTI2017-01-012015-01-019999-12-312015-01-019999-12-312015-07-02T02:52:34+02:002017-10-30T23:29:27+01:00ad2eb31a899164c9d0679a1587e5f55265273b179c0ca28b816615da34476ddb6af106357066403bdc00499ce5d973b29485a69eded46658c6bb708a92b515839963", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036610/2015-01-01_1/xml/BWBR0036610_2015-01-01_1.xml", "content": "\n Ondermandaat, -Volmacht en -Machtigingsbesluit Koninklijke Marechaussee 201520151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13008, datum inwerkingtreding 16-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n Ondermandaat, -Volmacht en -Machtigingsbesluit Koninklijke Marechaussee 201520151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13008, datum inwerkingtreding 16-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n De Commandant Koninklijke Marechaussee,\n \n Gelet op artikel 3, eerste lid, van het Ondermandaat, -Volmacht en -Machtigingsbesluit SG Defensie 2013;\n \n \n Besluit:\n \n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13008, datum inwerkingtreding 16-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n \n Artikel\n 1\n Bevoegdheden Directeur Operaties\n \n Aan de Directeur Operaties, dan wel bij diens afwezigheid zijn plaatsvervanger, wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen ter uitvoering van de taken die ingevolge artikel 3 van het Subtaakbesluit KMar 2015 tot zijn werkterrein behoren.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13008, datum inwerkingtreding 16-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 2\n Bevoegdheden Directeur Personeel en Bedrijfsvoering\n \n Aan de Directeur Personeel en Bedrijfsvoering, dan wel bij diens afwezigheid zijn plaatsvervanger, wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen ter uitvoering van de taken die ingevolge artikel 4 van het Subtaakbesluit KMar 2015 tot zijn werkterrein behoren.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13008, datum inwerkingtreding 16-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 3\n Bevoegdheden Stafafdelingshoofd Financiën en Control\n \n Aan het Stafafdelingshoofd Financiën en Control, dan wel bij diens afwezigheid zijn plaatsvervanger, wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen ter uitvoering van de taken die ingevolge artikel 5 van het Subtaakbesluit KMar 2015 tot zijn werkterrein behoren.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13008, datum inwerkingtreding 16-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 4\n Bevoegdheden Stafafdelingshoofd Kabinet\n \n Aan het Stafafdelingshoofd Kabinet, dan wel bij diens afwezigheid zijn plaatsvervanger, wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen ter uitvoering van de taken die ingevolge artikel 6 van het Subtaakbesluit KMar 2015 tot zijn werkterrein behoren, (m.u.v. artikel 6i, voor zover dit het nemen van besluiten en verrichten van handelingen betreft die betrekking hebben op het instellen van interne onderzoeken naar handelingen en gedragingen van medewerkers van de KMar die ingaan tegen wettelijke voorschriften, regelingen en instructies van het bevoegd gezag, en artikel 6j. Voor deze besluiten en handelingen wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend aan het Clusterhoofd Integriteit, dan wel bij diens afwezigheid zijn plaatsvervanger).\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13008, datum inwerkingtreding 16-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 5\n Bevoegdheden Commandant LTC\n \n Aan de Commandant Landelijk Tactisch Commando, dan wel bij diens afwezigheid zijn plaatsvervanger, wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen ter uitvoering van de taken die ingevolge artikel 7 van het Subtaakbesluit KMar 2015 tot zijn werkterrein behoren. Tevens wordt aan hem mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het aansturen van de districtscommandanten.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13008, datum inwerkingtreding 16-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 5a\n Bevoegdheden Districtscommandant\n \n Aan de Districtscommandant, dan wel bij diens afwezigheid zijn plaatsvervanger, wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen ter uitvoering van de taken die ingevolge artikel 7a van het Subtaakbesluit KMar 2015 tot zijn werkterrein behoren.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13008, datum inwerkingtreding 16-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 6\n Bevoegdheden Commandant OTCKMar\n \n Aan de Commandant Opleidings-, Trainings- en Kenniscentrum KMar, dan wel bij diens afwezigheid zijn plaatsvervanger, wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen ter uitvoering van de taken die ingevolge artikel 8 van het Subtaakbesluit KMar 2015 tot zijn werkterrein behoren.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13008, datum inwerkingtreding 16-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 7\n Uitsluitingsgronden\n \n De uitvoering van bovengenoemde bevoegdheden wordt beperkt door:\n \n \n a.\n De Personeel & Organisatie (P&O) mandaten (hiervoor zijn aparte P&O besluiten gemaakt);\n \n \n b.\n De Informatievoorziening (IV) mandaten (hiervoor zijn aparte IV-besluiten gemaakt);\n \n \n c.\n De tekenbevoegdheden financiën zoals vermeld in artikel 8;\n \n \n d.\n De tekenbevoegdheden verwerving zoals vermeld in artikel 9.\n \n \n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13008, datum inwerkingtreding 16-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 8\n Tekenbevoegdheden financiën\n \n De functionarissen zoals vermeld in bijlage 1: matrix tekenbevoegdheden financiën KMar (en in het HBR Defensie), zijn bevoegd tot het ondertekenen van de desbetreffende documenten.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13008, datum inwerkingtreding 16-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 9\n Tekenbevoegdheden verwerving\n \n De functionarissen zoals vermeld in bijlage 2: matrix tekenbevoegdheden verwerving KMar (en in het HBR Defensie), zijn bevoegd tot het ondertekenen van de desbetreffende documenten.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13008, datum inwerkingtreding 16-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 10\n Intrekking huidige Ondermandaat, -Volmacht en -Machtigingsbesluit KMar\n \n Met de invoering van dit besluit wordt het Ondermandaat, -Volmacht en -Machtigingsbesluit KMar 2013 ingetrokken.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13008, datum inwerkingtreding 16-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 11\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13008, datum inwerkingtreding 16-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 12\n Citeerartikel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Ondermandaat, -Volmacht en -Machtigingsbesluit Koninklijke Marechaussee 2015.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13008, datum inwerkingtreding 16-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n \n De Commandant Koninklijke Marechaussee\n \n J.A.J.\n Leijtens\n \n Luitenant-generaal\n \n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13008, datum inwerkingtreding 16-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Bijlage\n A\n Matrix tekenbevoegdheden financiën KMar\n \n (niet bijgevoegd)\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13008, datum inwerkingtreding 16-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Bijlage\n B\n Matrix tekenbevoegdheden verwerving KMar\n \n (niet bijgevoegd)\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13008, datum inwerkingtreding 16-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036610/2015-05-16_0/xml/BWBR0036610_2015-05-16_0.xml", "content": "\n Ondermandaat, -Volmacht en -Machtigingsbesluit Koninklijke Marechaussee 201520151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n Ondermandaat, -Volmacht en -Machtigingsbesluit Koninklijke Marechaussee 201520151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n De Commandant Koninklijke Marechaussee,\n \n Gelet op artikel 3, eerste lid, van het Ondermandaat, -Volmacht en -Machtigingsbesluit SG Defensie 2013;\n \n \n Besluit:\n \n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n Bevoegdheden Directeur Operaties\n \n Aan de Directeur Operaties, dan wel bij diens afwezigheid zijn plaatsvervanger, wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen ter uitvoering van de taken die ingevolge artikel 3 van het Subtaakbesluit KMar 2015 tot zijn werkterrein behoren.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 2\n Bevoegdheden Directeur Personeel en Bedrijfsvoering\n \n Aan de Directeur Personeel en Bedrijfsvoering, dan wel bij diens afwezigheid zijn plaatsvervanger, wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen ter uitvoering van de taken die ingevolge artikel 4 van het Subtaakbesluit KMar 2015 tot zijn werkterrein behoren.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 3\n Bevoegdheden Stafafdelingshoofd Financiën en Control\n \n Aan het Stafafdelingshoofd Financiën en Control, dan wel bij diens afwezigheid zijn plaatsvervanger, wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen ter uitvoering van de taken die ingevolge artikel 5 van het Subtaakbesluit KMar 2015 tot zijn werkterrein behoren.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 4\n Bevoegdheden Stafafdelingshoofd Kabinet\n \n Aan het Stafafdelingshoofd Kabinet, dan wel bij diens afwezigheid zijn plaatsvervanger, wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen ter uitvoering van de taken die ingevolge artikel 6 van het Subtaakbesluit KMar 2015 tot zijn werkterrein behoren, (m.u.v. artikel 6i, voor zover dit het nemen van besluiten en verrichten van handelingen betreft die betrekking hebben op het instellen van interne onderzoeken naar handelingen en gedragingen van medewerkers van de KMar die ingaan tegen wettelijke voorschriften, regelingen en instructies van het bevoegd gezag, en artikel 6j. Voor deze besluiten en handelingen wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend aan het Clusterhoofd Integriteit, dan wel bij diens afwezigheid zijn plaatsvervanger).\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 5\n Bevoegdheden Commandant LTC\n \n Aan de Commandant Landelijk Tactisch Commando, dan wel bij diens afwezigheid zijn plaatsvervanger, wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen ter uitvoering van de taken die ingevolge artikel 7 van het Subtaakbesluit KMar 2015 tot zijn werkterrein behoren. Tevens wordt aan hem mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het aansturen van de districtscommandanten.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 5a\n Bevoegdheden Districtscommandant\n \n Aan de Districtscommandant, dan wel bij diens afwezigheid zijn plaatsvervanger, wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen ter uitvoering van de taken die ingevolge artikel 7a van het Subtaakbesluit KMar 2015 tot zijn werkterrein behoren.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 6\n Bevoegdheden Commandant OTCKMar\n \n Aan de Commandant Opleidings-, Trainings- en Kenniscentrum KMar, dan wel bij diens afwezigheid zijn plaatsvervanger, wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen ter uitvoering van de taken die ingevolge artikel 8 van het Subtaakbesluit KMar 2015 tot zijn werkterrein behoren.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 7\n Uitsluitingsgronden\n \n De uitvoering van bovengenoemde bevoegdheden wordt beperkt door:\n \n \n a.\n De Personeel & Organisatie (P&O) mandaten (hiervoor zijn aparte P&O besluiten gemaakt);\n \n \n b.\n De Informatievoorziening (IV) mandaten (hiervoor zijn aparte IV-besluiten gemaakt);\n \n \n c.\n De tekenbevoegdheden financiën zoals vermeld in artikel 8;\n \n \n d.\n De tekenbevoegdheden verwerving zoals vermeld in artikel 9.\n \n \n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 8\n Tekenbevoegdheden financiën\n \n De functionarissen zoals vermeld in bijlage 1: matrix tekenbevoegdheden financiën KMar (en in het HBR Defensie), zijn bevoegd tot het ondertekenen van de desbetreffende documenten.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 9\n Tekenbevoegdheden verwerving\n \n De functionarissen zoals vermeld in bijlage 2: matrix tekenbevoegdheden verwerving KMar (en in het HBR Defensie), zijn bevoegd tot het ondertekenen van de desbetreffende documenten.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 10\n Intrekking huidige Ondermandaat, -Volmacht en -Machtigingsbesluit KMar\n \n Met de invoering van dit besluit wordt het Ondermandaat, -Volmacht en -Machtigingsbesluit KMar 2013 ingetrokken.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 11\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 12\n Citeerartikel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Ondermandaat, -Volmacht en -Machtigingsbesluit Koninklijke Marechaussee 2015.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n \n De Commandant Koninklijke Marechaussee\n \n J.A.J.\n Leijtens\n \n Luitenant-generaal\n \n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n Bijlage\n A\n Matrix tekenbevoegdheden financiën KMar\n \n (niet bijgevoegd)\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n Bijlage\n B\n Matrix tekenbevoegdheden verwerving KMar\n \n (niet bijgevoegd)\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036610/2019-02-01_0/xml/BWBR0036610_2019-02-01_0.xml", "content": "\n Ondermandaat, -Volmacht en -Machtigingsbesluit Koninklijke Marechaussee 201520151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n Ondermandaat, -Volmacht en -Machtigingsbesluit Koninklijke Marechaussee 201520151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n De Commandant Koninklijke Marechaussee,\n \n Gelet op artikel 3, eerste lid, van het Ondermandaat, -Volmacht en -Machtigingsbesluit SG Defensie 2013;\n \n \n Besluit:\n \n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n Bevoegdheden Directeur Operaties\n \n Aan de Directeur Operaties, dan wel bij diens afwezigheid zijn plaatsvervanger, wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen ter uitvoering van de taken die ingevolge artikel 3 van het Subtaakbesluit KMar 2015 tot zijn werkterrein behoren.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 2\n Bevoegdheden Directeur Personeel en Bedrijfsvoering\n \n Aan de Directeur Personeel en Bedrijfsvoering, dan wel bij diens afwezigheid zijn plaatsvervanger, wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen ter uitvoering van de taken die ingevolge artikel 4 van het Subtaakbesluit KMar 2015 tot zijn werkterrein behoren.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 3\n Bevoegdheden Stafafdelingshoofd Financiën en Control\n \n Aan het Stafafdelingshoofd Financiën en Control, dan wel bij diens afwezigheid zijn plaatsvervanger, wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen ter uitvoering van de taken die ingevolge artikel 5 van het Subtaakbesluit KMar 2015 tot zijn werkterrein behoren.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 4\n Bevoegdheden Stafafdelingshoofd Kabinet\n \n Aan het Stafafdelingshoofd Kabinet, dan wel bij diens afwezigheid zijn plaatsvervanger, wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen ter uitvoering van de taken die ingevolge artikel 6 van het Subtaakbesluit KMar 2015 tot zijn werkterrein behoren, (m.u.v. artikel 6i, voor zover dit het nemen van besluiten en verrichten van handelingen betreft die betrekking hebben op het instellen van interne onderzoeken naar handelingen en gedragingen van medewerkers van de KMar die ingaan tegen wettelijke voorschriften, regelingen en instructies van het bevoegd gezag, en artikel 6j. Voor deze besluiten en handelingen wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend aan het Clusterhoofd Integriteit, dan wel bij diens afwezigheid zijn plaatsvervanger).\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 5\n Bevoegdheden Commandant LTC\n \n Aan de Commandant Landelijk Tactisch Commando, dan wel bij diens afwezigheid zijn plaatsvervanger, wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen ter uitvoering van de taken die ingevolge artikel 7 van het Subtaakbesluit KMar 2015 tot zijn werkterrein behoren. Tevens wordt aan hem mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het aansturen van de districtscommandanten.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 5a\n Bevoegdheden Districtscommandant\n \n Aan de Districtscommandant, dan wel bij diens afwezigheid zijn plaatsvervanger, wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen ter uitvoering van de taken die ingevolge artikel 7a van het Subtaakbesluit KMar 2015 tot zijn werkterrein behoren.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 6\n Bevoegdheden Commandant OTCKMar\n \n Aan de Commandant Opleidings-, Trainings- en Kenniscentrum KMar, dan wel bij diens afwezigheid zijn plaatsvervanger, wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen ter uitvoering van de taken die ingevolge artikel 8 van het Subtaakbesluit KMar 2015 tot zijn werkterrein behoren.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 7\n Uitsluitingsgronden\n \n De uitvoering van bovengenoemde bevoegdheden wordt beperkt door:\n \n \n a.\n De Personeel & Organisatie (P&O) mandaten (hiervoor zijn aparte P&O besluiten gemaakt);\n \n \n b.\n De Informatievoorziening (IV) mandaten (hiervoor zijn aparte IV-besluiten gemaakt);\n \n \n c.\n De tekenbevoegdheden financiën zoals vermeld in artikel 8;\n \n \n d.\n De tekenbevoegdheden verwerving zoals vermeld in artikel 9.\n \n \n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 8\n Tekenbevoegdheden financiën\n \n De functionarissen zoals vermeld in bijlage 1: matrix tekenbevoegdheden financiën KMar (en in het HBR Defensie), zijn bevoegd tot het ondertekenen van de desbetreffende documenten.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 9\n Tekenbevoegdheden verwerving\n \n De functionarissen zoals vermeld in bijlage 2: matrix tekenbevoegdheden verwerving KMar (en in het HBR Defensie), zijn bevoegd tot het ondertekenen van de desbetreffende documenten.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 10\n Intrekking huidige Ondermandaat, -Volmacht en -Machtigingsbesluit KMar\n \n Met de invoering van dit besluit wordt het Ondermandaat, -Volmacht en -Machtigingsbesluit KMar 2013 ingetrokken.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 11\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 12\n Citeerartikel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Ondermandaat, -Volmacht en -Machtigingsbesluit Koninklijke Marechaussee 2015.\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n \n De Commandant Koninklijke Marechaussee\n \n J.A.J.\n Leijtens\n \n Luitenant-generaal\n \n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n Bijlage\n A\n Matrix tekenbevoegdheden financiën KMar\n \n (niet bijgevoegd)\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n \n Bijlage\n B\n Matrix tekenbevoegdheden verwerving KMar\n \n (niet bijgevoegd)\n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015\n \n20151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300815-05-201521-01-2015CKMAR201500082916-05-201501-01-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036610/manifest.xml", "content": "2015-05-162015-01-01tot-en-met2015-07-03T20:54:09+02:002020-03-13T06:19:06+01:00BWBR0036610.WTI2020-03-122019-02-01tot-en-met2015-05-162019-01-312015-05-169999-12-312015-07-02T02:53:05+02:002020-03-13T06:19:14+01:00d02e735c021a20984523dc4c4347e80cd8125188881c97249b88e5e978f22f903553e91af31d6d29ad67771f0f2a7d52af6c031e37dc10e85883ac00bd82940238682015-01-012015-05-152015-05-169999-12-312015-07-02T02:53:06+02:002019-04-17T07:07:35+02:00b6355da0ea49c9935240187c8d63919f12e79d696cd1b350aed5491d5c947650f4e548bc47d9e6655c197171d0244b62c59f1e7dad1980a95a0f83a8213f22b741072019-02-012020-03-112015-05-162020-03-112020-03-13T06:19:14+01:002020-03-13T06:19:14+01:00128a42d6cbb69b1b5a8fb898d22e80f93b9b55d6f9829f4b976db5c6249d2139b621d44fad81e2e290f4a0d84fb8af461e1beea3adde33b36549b644a4f0d22f42050", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036611/2015-01-01_1/xml/BWBR0036611_2015-01-01_1.xml", "content": "\n Subtaakbesluit Koninklijke Marechaussee 201520151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13007, datum inwerkingtreding 17-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n Subtaakbesluit Koninklijke Marechaussee 201520151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13007, datum inwerkingtreding 17-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n De Commandant der Koninklijke Marechaussee,\n \n Gelet op artikel 25 van het Algemeen Organisatiebesluit Defensie 2013;\n \n \n Besluit:\n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13007, datum inwerkingtreding 17-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepaling\n \n Het Commando Koninklijke Marechaussee staat onder leiding van de Commandant Koninklijke Marechaussee (KMar). Tot het Commando Koninklijke Marechaussee behoren tevens die militairen die namens het Commando Koninklijke Marchaussee bij andere organisatie-elementen dienen.\n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13007, datum inwerkingtreding 17-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 2\n Organisatie van het Commando Koninklijke Marechaussee\n \n \n 1\n De Commandant Koninklijke Marechaussee vormt samen met de Plaatsvervangend Commandant Koninklijke Marechaussee één bestuurlijke eenheid in het geven van leiding aan het Commando Koninklijke Marechaussee.\n \n \n 2\n De Koninklijke Marechaussee bestaat uit de volgende organisatie-onderdelen:\n \n \n 1.\n de Staf CKMar, waaronder ressorteren:\n \n \n a.\n de directie Operaties (DOPS):\n \n \n 1.\n de commandogroep DOPS;\n \n \n 2.\n het bureau Regie en Besturing;\n \n \n 3.\n het cluster Bewaken en Beveiligen;\n \n \n 4.\n het cluster Grens Management;\n \n \n 5.\n het cluster Handhaving en Opsporen;\n \n \n 6.\n het cluster Defensie en Internationale Samenwerking;\n \n \n 7.\n het cluster Intelligence.\n \n \n \n \n b.\n de directie Personeel en Bedrijfsvoering (DPB):\n \n \n 1.\n de commandogroep DPB;\n \n \n 2.\n de stafgroep Vraag- en Aanbodmanagement;\n \n \n 3.\n het cluster Personeel en Organisatie;\n \n \n 4.\n het cluster Informatievoorziening;\n \n \n 5.\n het cluster Facilitair Logistiek Management.\n \n \n \n \n c.\n de stafafdeling Financiën en Control (AFC):\n \n \n 1.\n het cluster Begrotingszaken en Managementinformatie;\n \n \n 2.\n het cluster Dedicated Control.\n \n \n \n \n d.\n de stafafdeling Kabinet (KAB):\n \n \n 1.\n het cluster Integriteit;\n \n \n 2.\n het cluster Integrale Plannen en Advies;\n \n \n 3.\n het cluster Juridische Zaken;\n \n \n 4.\n het cluster Communicatie, Ceremonieel en Evenementen;\n \n \n 5.\n het cluster Persoonlijke Staf.\n \n \n \n \n \n \n 2.\n \n \n a.\n het Landelijk Tactisch Commando (LTC);\n \n \n b.\n het district Zuid;\n \n \n c.\n het district West;\n \n \n d.\n het district Noord-Oost;\n \n \n e.\n het district Schiphol;\n \n \n f.\n het district landelijke en buitenlandse eenheden (DLBE).\n \n \n \n \n 3.\n de Brigades.\n \n \n 4.\n het Opleidings-, Trainings- en Kenniscentrum KMar (OTCKMar).\n \n \n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13007, datum inwerkingtreding 17-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 3\n Directie Operaties (DOPS)\n \n De directie Operaties staat onder leiding van de directeur Operaties die is belast met de volgende taken:\n \n \n a.\n het met inachtneming van de aanwijzingen en richtlijnen van de Commandant Koninklijke Marechaussee geven van leiding aan de directie Operaties;\n \n \n b.\n het onder aansturing van de CDS beheersen van (de uitvoering van) het Gereedstellingsproces voor de eenheden van het commando Koninklijke Marechaussee, ten behoeve van de inzet onder verantwoordelijkheid van de Minister van Defensie;\n \n \n c.\n het onder aansturing van de SG beheersen van de gereedstelling en instandhouding voor, en de uitvoering van de politietaken vastgelegd in de Politiewet 2012;\n \n \n d.\n het ontwikkelen van visie, strategie en beleid gericht op de operationele taken van de KMar, inclusief het portefeuillehouderschap en OTK (Opleiden, Training en Kennis) en het participeren in beleidsontwikkeling van gezagsdragers en ketenpartners;\n \n \n e.\n het leveren van een bijdrage aan de BPB-procedure;\n \n \n –\n het proactief zelf normen en standaarden vast stellen t.b.v. de inzet van de productie uren;\n \n \n –\n het ontwikkelen van KMar-brede normen voor de operationele taken van de KMar op basis van capaciteitsmanagement;\n \n \n –\n het leveren van een bijdrage aan de totstandkoming van AGCDS en het Defensieplan;\n \n \n –\n het uitvoeren van de risicoanalyse ten behoeve van jaar T en jaar (T-1);\n \n \n –\n het vaststellen van de contouren voor het Jaarplan;\n \n \n \n \n f.\n het adviseren van CKMar en de inhoudelijke voorbereiding van (in)formele externe gremia op het gebied van de operaties;\n \n \n g.\n het zorgdragen voor de externe vertegenwoordiging van CKMar op landelijk en strategisch niveau en afstemming met ketenpartners op strategisch niveau;\n \n \n h.\n het uitvoering geven aan het Defensiebeveiligingsbeleid en het adviseren van (P)CKMar inzake beveiligingsvraagstukken.\n \n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13007, datum inwerkingtreding 17-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 4\n Directie Personeel en Bedrijfsvoering (DPB)\n \n De directie Personeel en Bedrijfsvoering staat onder leiding van de directeur Personeel en Bedrijfsvoering die is belast met de volgende taken:\n \n \n a.\n het met inachtneming van de aanwijzingen en richtlijnen van de Commandant Koninklijke Marechaussee geven van leiding aan de directie Personeel en Bedrijfsvoering;\n \n \n b.\n het zorgdragen voor het personeelslogistieke proces, materieellogistieke proces (inclusief infra), het facilitaire dienstverleningsproces, het informatievoorzieningsproces en alle relevante milieu- en infrastructurele zaken binnen de KMar;\n \n \n c.\n het maken van afspraken met de interne en externe dienstverlener en het voeren van de regie met deze dienstverleners (vraag- en aanbod management);\n \n \n d.\n het optreden als budgethouder voor KMar-brede (programma)uitgaven en het zeker stellen van de noodzakelijke middelen ter ondersteuning van de KMar (opstellen meerjarenplanning en bestedings- programma voor het jaar (T+1)).\n \n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13007, datum inwerkingtreding 17-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 5\n Stafafdeling Financiën en Control (AFC)\n \n De stafafdeling Financiën en Control staat onder leiding van het stafafdelingshoofd Financiën en Control die is belast met de volgende taken:\n \n \n a.\n het met inachtneming van de aanwijzingen en richtlijnen van de Commandant Koninklijke Marechaussee geven van leiding aan de stafafdeling Financiën en Control;\n \n \n b.\n het met inachtneming van de functionele aanwijzingen en richtlijnen van de Directeur Financiën en Control van de Defensiestaf en richtlijnen van HDFC uitvoeren van de door hem gemandateerde taken die voortvloeien uit de Comptabiliteitswet en het daarop gebaseerde Besluit Taak FEZ voor de KMar;\n \n \n c.\n het bewaken van de uitvoering van de begroting (inclusief budget-control) van de KMar (apparaat en programma), het hiertoe inrichten van de managementinformatie en het borgen van de kwaliteit daarvan, het hiertoe uitvoeren risicoanalyses en het uitvoeren dan wel coördineren van vraaggestuurde (verdiepings-) onderzoeken;\n \n \n d.\n het adviseren van C-KMar op het financieel-economische en control functiegebied;\n \n \n e.\n het zorgdragen voor een doelmatige inrichting, bedrijfsvoering en het interne beheer van de afdeling Financiën en Control.\n \n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13007, datum inwerkingtreding 17-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 6\n Stafafdeling Kabinet (KAB)\n \n De stafafdeling Kabinet staat onder leiding van het stafafdelingshoofd Kabinet die belast is met de volgende taken:\n \n \n a.\n het met inachtneming van de aanwijzingen en richtlijnen van de Commandant Koninklijke Marechaussee geven van leiding aan de stafafdeling Kabinet;\n \n \n b.\n het leveren van secretariële en vervoersondersteuning en het voorbereiden en begeleiden van werkbezoeken;\n \n \n c.\n het inhoudelijk ondersteunen en adviseren van (P)CKMar met het oog op hun optreden in de politiek-bestuurlijke omgeving;\n \n \n d.\n het ondersteunen van PCKMar in de rol van Chef Staf bij de aansturing van de staf;\n \n \n e.\n het geven van juridische ondersteuning en advisering in de bestuurlijke, ondersteunende en operationele processen ten behoeve van (P)CKMar, alsmede algemene juridische advisering ten behoeve van de Staf CKMar;\n \n \n f.\n het gevraagd en ongevraagd adviseren van de (P)CKMar (waaronder te verstaan het uitdragen van beleid) op communicatief gebied (inclusief persvoorlichting / woordvoering);\n \n \n g.\n het coördineren, organiseren, assisteren bij en adviseren over representatieve, (hof)ceremoniële en protocollaire aangelegenheden waarbij de CKMar of zijn plaatsvervanger betrokken zijn;\n \n \n h.\n het coördineren en organiseren van grote evenementen;\n \n \n i.\n het instellen van interne onderzoeken naar handelingen en gedragingen van medewerkers van de KMar die ingaan tegen wettelijke voorschriften, regelingen en instructies van het bevoegd gezag en het afhandelen van klachten met betrekking tot de politietaken;\n \n \n j.\n het uitvoering geven aan het integriteitsbeleid en het adviseren van (P)CKMar inzake integriteitsvraagstukken.\n \n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13007, datum inwerkingtreding 17-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 7\n Landelijk Tactisch Commando (LTC)\n \n Het Landelijk Tactisch Commando staat onder leiding van de commandant van het Landelijk Tactisch Commando (LTC) die op tactisch niveau belast is met de volgende taken:\n \n \n a.\n het met inachtneming van de aanwijzingen en richtlijnen van de Commandant Koninklijke Marechaussee geven van leiding aan het Landelijk Tactisch Commando;\n \n \n b.\n het ten behoeve van het BPB-proces leveren van bijdragen aan beleid, plannen en begroting waaronder het Tactisch-jaarplan en het leveren van een bijdrage aan de in dit kader noodzakelijke rapportages;\n \n \n c.\n het voorzien in de door de Staf CKMar gestelde informatiebehoefte;\n \n \n d.\n het uitvoeren van de beveiligingszorg voor het LTC;\n \n \n e.\n het uitvoeren van met naam genoemde taken in opdracht van CKMar overeenkomstig de daarop van toepassing zijnde aanwijzingen en richtlijnen.\n \n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13007, datum inwerkingtreding 17-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 7a\n Districten\n \n De districten staan onder leiding van een districtscommandant (DC) die belast is met de volgende taken:\n \n \n a.\n het met inachtneming van de aanwijzingen en richtlijnen van de Commandant Koninklijke Marechaussee geven van leiding aan zijn district;\n \n \n b.\n het zorgdragen voor het districtsbeleid;\n \n \n c.\n het nader concretiseren van aanwijzingen en richtlijnen van de Commandant Koninklijke Marechaussee en naar de onder zijn bevel staande eenheden;\n \n \n d.\n het zorgdragen voor de operationele opzet en inzet van materieel en personeel in zijn district;\n \n \n e.\n het trainen van zijn personeel;\n \n \n f.\n het voeren van overleg en onderhouden van contacten met lokale bestuurlijke, militaire en justitiële autoriteiten ten behoeve van de taakuitvoering;\n \n \n g.\n het zorgdragen voor de personele, operationele en materiële crisis, mobilisatie- en oorlogsvoorbereiding;\n \n \n h.\n het ten behoeve van het BPB-proces leveren van bijdragen aan beleid, plannen en begroting en het leveren van een bijdrage aan de in dit kader noodzakelijke rapportages;\n \n \n i.\n het voorzien in de door de Staf CKMar en Landelijk Tactisch Commando gestelde informatiebehoefte;\n \n \n j.\n het zorgdragen voor een doelmatige inrichting, de bedrijfsvoering en het interne beheer van het district;\n \n \n k.\n het uitvoeren van de beveiligingszorg voor het district;\n \n \n l.\n het uitvoeren van met naam genoemde taken in opdracht van CKMar overeenkomstig de daarop van toepassing zijnde aanwijzingen en richtlijnen.\n \n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13007, datum inwerkingtreding 17-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 8\n Opleidings-, Trainings- en Kenniscentrum KMar (OTCKMar)\n \n Het Opleidings-, Trainings- en Kenniscentrum KMar staat onder leiding van de Commandant Opleidings-, Trainings- en Kenniscentrum KMar die belast is met de volgende taken:\n \n \n a.\n het met inachtneming van de aanwijzingen en richtlijnen van de Commandant Koninklijke Marechaussee geven van leiding aan het Opleidings-, Trainings- en Kenniscentrum KMar;\n \n \n b.\n het vertalen van aanwijzingen en richtlijnen van de Commandant Koninklijke Marechaussee naar de onder zijn bevel staande eenheden;\n \n \n c.\n het zorgdragen voor de initiële opleidingen van het personeel van de Koninklijke Marechaussee volgens de geldende onderwijskundige inzichten;\n \n \n d.\n het zorgdragen voor de post initiële en functie-opleiding van het personeel van de Koninklijke Marechaussee;\n \n \n e.\n het zorgdragen voor de kennisfunctie binnen de Koninklijke Marechaussee;\n \n \n f.\n het zorgdragen voor de traditiehandhaving bij de Koninklijke Marechaussee;\n \n \n g.\n het uitvoeren van de beveiligingszorg voor het centrum;\n \n \n h.\n het ten behoeve van het BPB-proces leveren van bijdragen aan beleid, plannen en begroting waaronder het OTCKMar-jaarplan en het leveren vaneen bijdrage aan in dit kader noodzakelijke rapportages.\n \n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13007, datum inwerkingtreding 17-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 9\n Intrekking huidige subtaakbesluit\n \n Het subtaakbesluit Koninklijke Marechaussee 2013 wordt ingetrokken.\n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13007, datum inwerkingtreding 17-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 10\n Inwerkingtreding\n \n Dit subtaakbesluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant, waarin mededeling wordt gedaan van plaatsing van dit besluit in de reeks ministeriële publicaties van het Ministerie van Defensie (MP 10 – 003) en werkt terug tot en met 1 januari 2015.\n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13007, datum inwerkingtreding 17-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 11\n Citeertitel\n \n Dit besluit kan worden aangehaald als: Subtaakbesluit Koninklijke Marechaussee 2015.\n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13007, datum inwerkingtreding 17-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n \n De Commandant Koninklijke Marechaussee\n \n J.A.J.\n Leijtens\n \n Luitenant-generaal\n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13007, datum inwerkingtreding 17-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036611/2015-05-17_0/xml/BWBR0036611_2015-05-17_0.xml", "content": "\n Subtaakbesluit Koninklijke Marechaussee 201520151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n Subtaakbesluit Koninklijke Marechaussee 201520151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n \n De Commandant der Koninklijke Marechaussee,\n \n Gelet op artikel 25 van het Algemeen Organisatiebesluit Defensie 2013;\n \n \n Besluit:\n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepaling\n \n Het Commando Koninklijke Marechaussee staat onder leiding van de Commandant Koninklijke Marechaussee (KMar). Tot het Commando Koninklijke Marechaussee behoren tevens die militairen die namens het Commando Koninklijke Marchaussee bij andere organisatie-elementen dienen.\n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 2\n Organisatie van het Commando Koninklijke Marechaussee\n \n \n 1\n De Commandant Koninklijke Marechaussee vormt samen met de Plaatsvervangend Commandant Koninklijke Marechaussee één bestuurlijke eenheid in het geven van leiding aan het Commando Koninklijke Marechaussee.\n \n \n 2\n De Koninklijke Marechaussee bestaat uit de volgende organisatie-onderdelen:\n \n \n 1.\n de Staf CKMar, waaronder ressorteren:\n \n \n a.\n de directie Operaties (DOPS):\n \n \n 1.\n de commandogroep DOPS;\n \n \n 2.\n het bureau Regie en Besturing;\n \n \n 3.\n het cluster Bewaken en Beveiligen;\n \n \n 4.\n het cluster Grens Management;\n \n \n 5.\n het cluster Handhaving en Opsporen;\n \n \n 6.\n het cluster Defensie en Internationale Samenwerking;\n \n \n 7.\n het cluster Intelligence.\n \n \n \n \n b.\n de directie Personeel en Bedrijfsvoering (DPB):\n \n \n 1.\n de commandogroep DPB;\n \n \n 2.\n de stafgroep Vraag- en Aanbodmanagement;\n \n \n 3.\n het cluster Personeel en Organisatie;\n \n \n 4.\n het cluster Informatievoorziening;\n \n \n 5.\n het cluster Facilitair Logistiek Management.\n \n \n \n \n c.\n de stafafdeling Financiën en Control (AFC):\n \n \n 1.\n het cluster Begrotingszaken en Managementinformatie;\n \n \n 2.\n het cluster Dedicated Control.\n \n \n \n \n d.\n de stafafdeling Kabinet (KAB):\n \n \n 1.\n het cluster Integriteit;\n \n \n 2.\n het cluster Integrale Plannen en Advies;\n \n \n 3.\n het cluster Juridische Zaken;\n \n \n 4.\n het cluster Communicatie, Ceremonieel en Evenementen;\n \n \n 5.\n het cluster Persoonlijke Staf.\n \n \n \n \n \n \n 2.\n \n \n a.\n het Landelijk Tactisch Commando (LTC);\n \n \n b.\n het district Zuid;\n \n \n c.\n het district West;\n \n \n d.\n het district Noord-Oost;\n \n \n e.\n het district Schiphol;\n \n \n f.\n het district landelijke en buitenlandse eenheden (DLBE).\n \n \n \n \n 3.\n de Brigades.\n \n \n 4.\n het Opleidings-, Trainings- en Kenniscentrum KMar (OTCKMar).\n \n \n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 3\n Directie Operaties (DOPS)\n \n De directie Operaties staat onder leiding van de directeur Operaties die is belast met de volgende taken:\n \n \n a.\n het met inachtneming van de aanwijzingen en richtlijnen van de Commandant Koninklijke Marechaussee geven van leiding aan de directie Operaties;\n \n \n b.\n het onder aansturing van de CDS beheersen van (de uitvoering van) het Gereedstellingsproces voor de eenheden van het commando Koninklijke Marechaussee, ten behoeve van de inzet onder verantwoordelijkheid van de Minister van Defensie;\n \n \n c.\n het onder aansturing van de SG beheersen van de gereedstelling en instandhouding voor, en de uitvoering van de politietaken vastgelegd in de Politiewet 2012;\n \n \n d.\n het ontwikkelen van visie, strategie en beleid gericht op de operationele taken van de KMar, inclusief het portefeuillehouderschap en OTK (Opleiden, Training en Kennis) en het participeren in beleidsontwikkeling van gezagsdragers en ketenpartners;\n \n \n e.\n het leveren van een bijdrage aan de BPB-procedure;\n \n \n –\n het proactief zelf normen en standaarden vast stellen t.b.v. de inzet van de productie uren;\n \n \n –\n het ontwikkelen van KMar-brede normen voor de operationele taken van de KMar op basis van capaciteitsmanagement;\n \n \n –\n het leveren van een bijdrage aan de totstandkoming van AGCDS en het Defensieplan;\n \n \n –\n het uitvoeren van de risicoanalyse ten behoeve van jaar T en jaar (T-1);\n \n \n –\n het vaststellen van de contouren voor het Jaarplan;\n \n \n \n \n f.\n het adviseren van CKMar en de inhoudelijke voorbereiding van (in)formele externe gremia op het gebied van de operaties;\n \n \n g.\n het zorgdragen voor de externe vertegenwoordiging van CKMar op landelijk en strategisch niveau en afstemming met ketenpartners op strategisch niveau;\n \n \n h.\n het uitvoering geven aan het Defensiebeveiligingsbeleid en het adviseren van (P)CKMar inzake beveiligingsvraagstukken.\n \n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 4\n Directie Personeel en Bedrijfsvoering (DPB)\n \n De directie Personeel en Bedrijfsvoering staat onder leiding van de directeur Personeel en Bedrijfsvoering die is belast met de volgende taken:\n \n \n a.\n het met inachtneming van de aanwijzingen en richtlijnen van de Commandant Koninklijke Marechaussee geven van leiding aan de directie Personeel en Bedrijfsvoering;\n \n \n b.\n het zorgdragen voor het personeelslogistieke proces, materieellogistieke proces (inclusief infra), het facilitaire dienstverleningsproces, het informatievoorzieningsproces en alle relevante milieu- en infrastructurele zaken binnen de KMar;\n \n \n c.\n het maken van afspraken met de interne en externe dienstverlener en het voeren van de regie met deze dienstverleners (vraag- en aanbod management);\n \n \n d.\n het optreden als budgethouder voor KMar-brede (programma)uitgaven en het zeker stellen van de noodzakelijke middelen ter ondersteuning van de KMar (opstellen meerjarenplanning en bestedings- programma voor het jaar (T+1)).\n \n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 5\n Stafafdeling Financiën en Control (AFC)\n \n De stafafdeling Financiën en Control staat onder leiding van het stafafdelingshoofd Financiën en Control die is belast met de volgende taken:\n \n \n a.\n het met inachtneming van de aanwijzingen en richtlijnen van de Commandant Koninklijke Marechaussee geven van leiding aan de stafafdeling Financiën en Control;\n \n \n b.\n het met inachtneming van de functionele aanwijzingen en richtlijnen van de Directeur Financiën en Control van de Defensiestaf en richtlijnen van HDFC uitvoeren van de door hem gemandateerde taken die voortvloeien uit de Comptabiliteitswet en het daarop gebaseerde Besluit Taak FEZ voor de KMar;\n \n \n c.\n het bewaken van de uitvoering van de begroting (inclusief budget-control) van de KMar (apparaat en programma), het hiertoe inrichten van de managementinformatie en het borgen van de kwaliteit daarvan, het hiertoe uitvoeren risicoanalyses en het uitvoeren dan wel coördineren van vraaggestuurde (verdiepings-) onderzoeken;\n \n \n d.\n het adviseren van C-KMar op het financieel-economische en control functiegebied;\n \n \n e.\n het zorgdragen voor een doelmatige inrichting, bedrijfsvoering en het interne beheer van de afdeling Financiën en Control.\n \n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 6\n Stafafdeling Kabinet (KAB)\n \n De stafafdeling Kabinet staat onder leiding van het stafafdelingshoofd Kabinet die belast is met de volgende taken:\n \n \n a.\n het met inachtneming van de aanwijzingen en richtlijnen van de Commandant Koninklijke Marechaussee geven van leiding aan de stafafdeling Kabinet;\n \n \n b.\n het leveren van secretariële en vervoersondersteuning en het voorbereiden en begeleiden van werkbezoeken;\n \n \n c.\n het inhoudelijk ondersteunen en adviseren van (P)CKMar met het oog op hun optreden in de politiek-bestuurlijke omgeving;\n \n \n d.\n het ondersteunen van PCKMar in de rol van Chef Staf bij de aansturing van de staf;\n \n \n e.\n het geven van juridische ondersteuning en advisering in de bestuurlijke, ondersteunende en operationele processen ten behoeve van (P)CKMar, alsmede algemene juridische advisering ten behoeve van de Staf CKMar;\n \n \n f.\n het gevraagd en ongevraagd adviseren van de (P)CKMar (waaronder te verstaan het uitdragen van beleid) op communicatief gebied (inclusief persvoorlichting / woordvoering);\n \n \n g.\n het coördineren, organiseren, assisteren bij en adviseren over representatieve, (hof)ceremoniële en protocollaire aangelegenheden waarbij de CKMar of zijn plaatsvervanger betrokken zijn;\n \n \n h.\n het coördineren en organiseren van grote evenementen;\n \n \n i.\n het instellen van interne onderzoeken naar handelingen en gedragingen van medewerkers van de KMar die ingaan tegen wettelijke voorschriften, regelingen en instructies van het bevoegd gezag en het afhandelen van klachten met betrekking tot de politietaken;\n \n \n j.\n het uitvoering geven aan het integriteitsbeleid en het adviseren van (P)CKMar inzake integriteitsvraagstukken.\n \n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 7\n Landelijk Tactisch Commando (LTC)\n \n Het Landelijk Tactisch Commando staat onder leiding van de commandant van het Landelijk Tactisch Commando (LTC) die op tactisch niveau belast is met de volgende taken:\n \n \n a.\n het met inachtneming van de aanwijzingen en richtlijnen van de Commandant Koninklijke Marechaussee geven van leiding aan het Landelijk Tactisch Commando;\n \n \n b.\n het ten behoeve van het BPB-proces leveren van bijdragen aan beleid, plannen en begroting waaronder het Tactisch-jaarplan en het leveren van een bijdrage aan de in dit kader noodzakelijke rapportages;\n \n \n c.\n het voorzien in de door de Staf CKMar gestelde informatiebehoefte;\n \n \n d.\n het uitvoeren van de beveiligingszorg voor het LTC;\n \n \n e.\n het uitvoeren van met naam genoemde taken in opdracht van CKMar overeenkomstig de daarop van toepassing zijnde aanwijzingen en richtlijnen.\n \n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 7a\n Districten\n \n De districten staan onder leiding van een districtscommandant (DC) die belast is met de volgende taken:\n \n \n a.\n het met inachtneming van de aanwijzingen en richtlijnen van de Commandant Koninklijke Marechaussee geven van leiding aan zijn district;\n \n \n b.\n het zorgdragen voor het districtsbeleid;\n \n \n c.\n het nader concretiseren van aanwijzingen en richtlijnen van de Commandant Koninklijke Marechaussee en naar de onder zijn bevel staande eenheden;\n \n \n d.\n het zorgdragen voor de operationele opzet en inzet van materieel en personeel in zijn district;\n \n \n e.\n het trainen van zijn personeel;\n \n \n f.\n het voeren van overleg en onderhouden van contacten met lokale bestuurlijke, militaire en justitiële autoriteiten ten behoeve van de taakuitvoering;\n \n \n g.\n het zorgdragen voor de personele, operationele en materiële crisis, mobilisatie- en oorlogsvoorbereiding;\n \n \n h.\n het ten behoeve van het BPB-proces leveren van bijdragen aan beleid, plannen en begroting en het leveren van een bijdrage aan de in dit kader noodzakelijke rapportages;\n \n \n i.\n het voorzien in de door de Staf CKMar en Landelijk Tactisch Commando gestelde informatiebehoefte;\n \n \n j.\n het zorgdragen voor een doelmatige inrichting, de bedrijfsvoering en het interne beheer van het district;\n \n \n k.\n het uitvoeren van de beveiligingszorg voor het district;\n \n \n l.\n het uitvoeren van met naam genoemde taken in opdracht van CKMar overeenkomstig de daarop van toepassing zijnde aanwijzingen en richtlijnen.\n \n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 8\n Opleidings-, Trainings- en Kenniscentrum KMar (OTCKMar)\n \n Het Opleidings-, Trainings- en Kenniscentrum KMar staat onder leiding van de Commandant Opleidings-, Trainings- en Kenniscentrum KMar die belast is met de volgende taken:\n \n \n a.\n het met inachtneming van de aanwijzingen en richtlijnen van de Commandant Koninklijke Marechaussee geven van leiding aan het Opleidings-, Trainings- en Kenniscentrum KMar;\n \n \n b.\n het vertalen van aanwijzingen en richtlijnen van de Commandant Koninklijke Marechaussee naar de onder zijn bevel staande eenheden;\n \n \n c.\n het zorgdragen voor de initiële opleidingen van het personeel van de Koninklijke Marechaussee volgens de geldende onderwijskundige inzichten;\n \n \n d.\n het zorgdragen voor de post initiële en functie-opleiding van het personeel van de Koninklijke Marechaussee;\n \n \n e.\n het zorgdragen voor de kennisfunctie binnen de Koninklijke Marechaussee;\n \n \n f.\n het zorgdragen voor de traditiehandhaving bij de Koninklijke Marechaussee;\n \n \n g.\n het uitvoeren van de beveiligingszorg voor het centrum;\n \n \n h.\n het ten behoeve van het BPB-proces leveren van bijdragen aan beleid, plannen en begroting waaronder het OTCKMar-jaarplan en het leveren vaneen bijdrage aan in dit kader noodzakelijke rapportages.\n \n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 9\n Intrekking huidige subtaakbesluit\n \n Het subtaakbesluit Koninklijke Marechaussee 2013 wordt ingetrokken.\n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 10\n Inwerkingtreding\n \n Dit subtaakbesluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant, waarin mededeling wordt gedaan van plaatsing van dit besluit in de reeks ministeriële publicaties van het Ministerie van Defensie (MP 10 – 003) en werkt terug tot en met 1 januari 2015.\n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 11\n Citeertitel\n \n Dit besluit kan worden aangehaald als: Subtaakbesluit Koninklijke Marechaussee 2015.\n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n \n \n De Commandant Koninklijke Marechaussee\n \n J.A.J.\n Leijtens\n \n Luitenant-generaal\n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036611/2019-02-01_0/xml/BWBR0036611_2019-02-01_0.xml", "content": "\n Subtaakbesluit Koninklijke Marechaussee 201520151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n Subtaakbesluit Koninklijke Marechaussee 201520151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n \n De Commandant der Koninklijke Marechaussee,\n \n Gelet op artikel 25 van het Algemeen Organisatiebesluit Defensie 2013;\n \n \n Besluit:\n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepaling\n \n Het Commando Koninklijke Marechaussee staat onder leiding van de Commandant Koninklijke Marechaussee (KMar). Tot het Commando Koninklijke Marechaussee behoren tevens die militairen die namens het Commando Koninklijke Marchaussee bij andere organisatie-elementen dienen.\n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 2\n Organisatie van het Commando Koninklijke Marechaussee\n \n \n 1\n De Commandant Koninklijke Marechaussee vormt samen met de Plaatsvervangend Commandant Koninklijke Marechaussee één bestuurlijke eenheid in het geven van leiding aan het Commando Koninklijke Marechaussee.\n \n \n 2\n De Koninklijke Marechaussee bestaat uit de volgende organisatie-onderdelen:\n \n \n 1.\n de Staf CKMar, waaronder ressorteren:\n \n \n a.\n de directie Operaties (DOPS):\n \n \n 1.\n de commandogroep DOPS;\n \n \n 2.\n het bureau Regie en Besturing;\n \n \n 3.\n het cluster Bewaken en Beveiligen;\n \n \n 4.\n het cluster Grens Management;\n \n \n 5.\n het cluster Handhaving en Opsporen;\n \n \n 6.\n het cluster Defensie en Internationale Samenwerking;\n \n \n 7.\n het cluster Intelligence.\n \n \n \n \n b.\n de directie Personeel en Bedrijfsvoering (DPB):\n \n \n 1.\n de commandogroep DPB;\n \n \n 2.\n de stafgroep Vraag- en Aanbodmanagement;\n \n \n 3.\n het cluster Personeel en Organisatie;\n \n \n 4.\n het cluster Informatievoorziening;\n \n \n 5.\n het cluster Facilitair Logistiek Management.\n \n \n \n \n c.\n de stafafdeling Financiën en Control (AFC):\n \n \n 1.\n het cluster Begrotingszaken en Managementinformatie;\n \n \n 2.\n het cluster Dedicated Control.\n \n \n \n \n d.\n de stafafdeling Kabinet (KAB):\n \n \n 1.\n het cluster Integriteit;\n \n \n 2.\n het cluster Integrale Plannen en Advies;\n \n \n 3.\n het cluster Juridische Zaken;\n \n \n 4.\n het cluster Communicatie, Ceremonieel en Evenementen;\n \n \n 5.\n het cluster Persoonlijke Staf.\n \n \n \n \n \n \n 2.\n \n \n a.\n het Landelijk Tactisch Commando (LTC);\n \n \n b.\n het district Zuid;\n \n \n c.\n het district West;\n \n \n d.\n het district Noord-Oost;\n \n \n e.\n het district Schiphol;\n \n \n f.\n het district landelijke en buitenlandse eenheden (DLBE).\n \n \n \n \n 3.\n de Brigades.\n \n \n 4.\n het Opleidings-, Trainings- en Kenniscentrum KMar (OTCKMar).\n \n \n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 3\n Directie Operaties (DOPS)\n \n De directie Operaties staat onder leiding van de directeur Operaties die is belast met de volgende taken:\n \n \n a.\n het met inachtneming van de aanwijzingen en richtlijnen van de Commandant Koninklijke Marechaussee geven van leiding aan de directie Operaties;\n \n \n b.\n het onder aansturing van de CDS beheersen van (de uitvoering van) het Gereedstellingsproces voor de eenheden van het commando Koninklijke Marechaussee, ten behoeve van de inzet onder verantwoordelijkheid van de Minister van Defensie;\n \n \n c.\n het onder aansturing van de SG beheersen van de gereedstelling en instandhouding voor, en de uitvoering van de politietaken vastgelegd in de Politiewet 2012;\n \n \n d.\n het ontwikkelen van visie, strategie en beleid gericht op de operationele taken van de KMar, inclusief het portefeuillehouderschap en OTK (Opleiden, Training en Kennis) en het participeren in beleidsontwikkeling van gezagsdragers en ketenpartners;\n \n \n e.\n het leveren van een bijdrage aan de BPB-procedure;\n \n \n –\n het proactief zelf normen en standaarden vast stellen t.b.v. de inzet van de productie uren;\n \n \n –\n het ontwikkelen van KMar-brede normen voor de operationele taken van de KMar op basis van capaciteitsmanagement;\n \n \n –\n het leveren van een bijdrage aan de totstandkoming van AGCDS en het Defensieplan;\n \n \n –\n het uitvoeren van de risicoanalyse ten behoeve van jaar T en jaar (T-1);\n \n \n –\n het vaststellen van de contouren voor het Jaarplan;\n \n \n \n \n f.\n het adviseren van CKMar en de inhoudelijke voorbereiding van (in)formele externe gremia op het gebied van de operaties;\n \n \n g.\n het zorgdragen voor de externe vertegenwoordiging van CKMar op landelijk en strategisch niveau en afstemming met ketenpartners op strategisch niveau;\n \n \n h.\n het uitvoering geven aan het Defensiebeveiligingsbeleid en het adviseren van (P)CKMar inzake beveiligingsvraagstukken.\n \n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 4\n Directie Personeel en Bedrijfsvoering (DPB)\n \n De directie Personeel en Bedrijfsvoering staat onder leiding van de directeur Personeel en Bedrijfsvoering die is belast met de volgende taken:\n \n \n a.\n het met inachtneming van de aanwijzingen en richtlijnen van de Commandant Koninklijke Marechaussee geven van leiding aan de directie Personeel en Bedrijfsvoering;\n \n \n b.\n het zorgdragen voor het personeelslogistieke proces, materieellogistieke proces (inclusief infra), het facilitaire dienstverleningsproces, het informatievoorzieningsproces en alle relevante milieu- en infrastructurele zaken binnen de KMar;\n \n \n c.\n het maken van afspraken met de interne en externe dienstverlener en het voeren van de regie met deze dienstverleners (vraag- en aanbod management);\n \n \n d.\n het optreden als budgethouder voor KMar-brede (programma)uitgaven en het zeker stellen van de noodzakelijke middelen ter ondersteuning van de KMar (opstellen meerjarenplanning en bestedings- programma voor het jaar (T+1)).\n \n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 5\n Stafafdeling Financiën en Control (AFC)\n \n De stafafdeling Financiën en Control staat onder leiding van het stafafdelingshoofd Financiën en Control die is belast met de volgende taken:\n \n \n a.\n het met inachtneming van de aanwijzingen en richtlijnen van de Commandant Koninklijke Marechaussee geven van leiding aan de stafafdeling Financiën en Control;\n \n \n b.\n het met inachtneming van de functionele aanwijzingen en richtlijnen van de Directeur Financiën en Control van de Defensiestaf en richtlijnen van HDFC uitvoeren van de door hem gemandateerde taken die voortvloeien uit de Comptabiliteitswet en het daarop gebaseerde Besluit Taak FEZ voor de KMar;\n \n \n c.\n het bewaken van de uitvoering van de begroting (inclusief budget-control) van de KMar (apparaat en programma), het hiertoe inrichten van de managementinformatie en het borgen van de kwaliteit daarvan, het hiertoe uitvoeren risicoanalyses en het uitvoeren dan wel coördineren van vraaggestuurde (verdiepings-) onderzoeken;\n \n \n d.\n het adviseren van C-KMar op het financieel-economische en control functiegebied;\n \n \n e.\n het zorgdragen voor een doelmatige inrichting, bedrijfsvoering en het interne beheer van de afdeling Financiën en Control.\n \n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 6\n Stafafdeling Kabinet (KAB)\n \n De stafafdeling Kabinet staat onder leiding van het stafafdelingshoofd Kabinet die belast is met de volgende taken:\n \n \n a.\n het met inachtneming van de aanwijzingen en richtlijnen van de Commandant Koninklijke Marechaussee geven van leiding aan de stafafdeling Kabinet;\n \n \n b.\n het leveren van secretariële en vervoersondersteuning en het voorbereiden en begeleiden van werkbezoeken;\n \n \n c.\n het inhoudelijk ondersteunen en adviseren van (P)CKMar met het oog op hun optreden in de politiek-bestuurlijke omgeving;\n \n \n d.\n het ondersteunen van PCKMar in de rol van Chef Staf bij de aansturing van de staf;\n \n \n e.\n het geven van juridische ondersteuning en advisering in de bestuurlijke, ondersteunende en operationele processen ten behoeve van (P)CKMar, alsmede algemene juridische advisering ten behoeve van de Staf CKMar;\n \n \n f.\n het gevraagd en ongevraagd adviseren van de (P)CKMar (waaronder te verstaan het uitdragen van beleid) op communicatief gebied (inclusief persvoorlichting / woordvoering);\n \n \n g.\n het coördineren, organiseren, assisteren bij en adviseren over representatieve, (hof)ceremoniële en protocollaire aangelegenheden waarbij de CKMar of zijn plaatsvervanger betrokken zijn;\n \n \n h.\n het coördineren en organiseren van grote evenementen;\n \n \n i.\n het instellen van interne onderzoeken naar handelingen en gedragingen van medewerkers van de KMar die ingaan tegen wettelijke voorschriften, regelingen en instructies van het bevoegd gezag en het afhandelen van klachten met betrekking tot de politietaken;\n \n \n j.\n het uitvoering geven aan het integriteitsbeleid en het adviseren van (P)CKMar inzake integriteitsvraagstukken.\n \n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 7\n Landelijk Tactisch Commando (LTC)\n \n Het Landelijk Tactisch Commando staat onder leiding van de commandant van het Landelijk Tactisch Commando (LTC) die op tactisch niveau belast is met de volgende taken:\n \n \n a.\n het met inachtneming van de aanwijzingen en richtlijnen van de Commandant Koninklijke Marechaussee geven van leiding aan het Landelijk Tactisch Commando;\n \n \n b.\n het ten behoeve van het BPB-proces leveren van bijdragen aan beleid, plannen en begroting waaronder het Tactisch-jaarplan en het leveren van een bijdrage aan de in dit kader noodzakelijke rapportages;\n \n \n c.\n het voorzien in de door de Staf CKMar gestelde informatiebehoefte;\n \n \n d.\n het uitvoeren van de beveiligingszorg voor het LTC;\n \n \n e.\n het uitvoeren van met naam genoemde taken in opdracht van CKMar overeenkomstig de daarop van toepassing zijnde aanwijzingen en richtlijnen.\n \n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 7a\n Districten\n \n De districten staan onder leiding van een districtscommandant (DC) die belast is met de volgende taken:\n \n \n a.\n het met inachtneming van de aanwijzingen en richtlijnen van de Commandant Koninklijke Marechaussee geven van leiding aan zijn district;\n \n \n b.\n het zorgdragen voor het districtsbeleid;\n \n \n c.\n het nader concretiseren van aanwijzingen en richtlijnen van de Commandant Koninklijke Marechaussee en naar de onder zijn bevel staande eenheden;\n \n \n d.\n het zorgdragen voor de operationele opzet en inzet van materieel en personeel in zijn district;\n \n \n e.\n het trainen van zijn personeel;\n \n \n f.\n het voeren van overleg en onderhouden van contacten met lokale bestuurlijke, militaire en justitiële autoriteiten ten behoeve van de taakuitvoering;\n \n \n g.\n het zorgdragen voor de personele, operationele en materiële crisis, mobilisatie- en oorlogsvoorbereiding;\n \n \n h.\n het ten behoeve van het BPB-proces leveren van bijdragen aan beleid, plannen en begroting en het leveren van een bijdrage aan de in dit kader noodzakelijke rapportages;\n \n \n i.\n het voorzien in de door de Staf CKMar en Landelijk Tactisch Commando gestelde informatiebehoefte;\n \n \n j.\n het zorgdragen voor een doelmatige inrichting, de bedrijfsvoering en het interne beheer van het district;\n \n \n k.\n het uitvoeren van de beveiligingszorg voor het district;\n \n \n l.\n het uitvoeren van met naam genoemde taken in opdracht van CKMar overeenkomstig de daarop van toepassing zijnde aanwijzingen en richtlijnen.\n \n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 8\n Opleidings-, Trainings- en Kenniscentrum KMar (OTCKMar)\n \n Het Opleidings-, Trainings- en Kenniscentrum KMar staat onder leiding van de Commandant Opleidings-, Trainings- en Kenniscentrum KMar die belast is met de volgende taken:\n \n \n a.\n het met inachtneming van de aanwijzingen en richtlijnen van de Commandant Koninklijke Marechaussee geven van leiding aan het Opleidings-, Trainings- en Kenniscentrum KMar;\n \n \n b.\n het vertalen van aanwijzingen en richtlijnen van de Commandant Koninklijke Marechaussee naar de onder zijn bevel staande eenheden;\n \n \n c.\n het zorgdragen voor de initiële opleidingen van het personeel van de Koninklijke Marechaussee volgens de geldende onderwijskundige inzichten;\n \n \n d.\n het zorgdragen voor de post initiële en functie-opleiding van het personeel van de Koninklijke Marechaussee;\n \n \n e.\n het zorgdragen voor de kennisfunctie binnen de Koninklijke Marechaussee;\n \n \n f.\n het zorgdragen voor de traditiehandhaving bij de Koninklijke Marechaussee;\n \n \n g.\n het uitvoeren van de beveiligingszorg voor het centrum;\n \n \n h.\n het ten behoeve van het BPB-proces leveren van bijdragen aan beleid, plannen en begroting waaronder het OTCKMar-jaarplan en het leveren vaneen bijdrage aan in dit kader noodzakelijke rapportages.\n \n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 9\n Intrekking huidige subtaakbesluit\n \n Het subtaakbesluit Koninklijke Marechaussee 2013 wordt ingetrokken.\n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 10\n Inwerkingtreding\n \n Dit subtaakbesluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant, waarin mededeling wordt gedaan van plaatsing van dit besluit in de reeks ministeriële publicaties van het Ministerie van Defensie (MP 10 – 003) en werkt terug tot en met 1 januari 2015.\n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 11\n Citeertitel\n \n Dit besluit kan worden aangehaald als: Subtaakbesluit Koninklijke Marechaussee 2015.\n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n \n \n De Commandant Koninklijke Marechaussee\n \n J.A.J.\n Leijtens\n \n Luitenant-generaal\n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015\n \n20151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082920151300715-05-201521-01-2015CKMAR201500082917-05-201501-01-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036611/manifest.xml", "content": "2015-05-172015-01-01tot-en-met2015-07-03T23:32:54+02:002020-03-13T06:18:51+01:00BWBR0036611.WTI2020-03-122019-02-01tot-en-met2015-05-172019-01-312015-05-179999-12-312015-07-02T02:53:23+02:002020-03-13T06:19:22+01:0081a2947d410d1224ebc6ffa0acf813f75003ce64b7403a5e9bd0e7f1839c7ec0c4c4705f980bfc9b3c11dffcb2a43f2e82bbb7f862fbd3eae9e517da40c5d60869872015-01-012015-05-162015-05-179999-12-312015-07-02T02:53:24+02:002016-01-21T11:03:43+01:000d9b982cd6f4a0a50ce7c013c37174b9ad8790e67cfd5061e068f7d1767c58ec30ca98620c08a53568f1f6f960b43e73237ff95f203287bc4fec03faf279ef8a72332019-02-012020-03-112015-05-172020-03-112020-03-13T06:19:22+01:002020-03-13T06:19:22+01:00bea7379b039f1eea25a6a467d1b44a7a7fd049f0bc3ac05738e041ad1bcc30977949ae0c2cdc01ea92d07993ec7bda9bdb895a2fa0b70b93f0c9932fd481535567967", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036612/2015-01-01_1/xml/BWBR0036612_2015-01-01_1.xml", "content": "\n Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 mei 2015, 2015-0000110967, tot vaststelling van de bijdragen in de kosten van heffingskortingen voor het jaar 201520151271412-05-201501-05-20152015-000011096720151271412-05-201501-05-20152015-000011096713-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12714, datum inwerkingtreding 13-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n Regeling vaststelling bijdragen kosten heffingskortingen 201520151271412-05-201501-05-20152015-000011096720151271412-05-201501-05-20152015-000011096713-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12714, datum inwerkingtreding 13-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;\n Gelet op artikel 15 van de Wet financiering sociale verzekeringen;\n \n \n Besluit:\n \n20151271412-05-201501-05-20152015-000011096720151271412-05-201501-05-20152015-000011096713-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12714, datum inwerkingtreding 13-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n \n Artikel\n 1\n Geraamde totale kosten voor heffingskortingen\n \n De geraamde totale kosten voor de heffingskortingen, bedoeld in artikel 15 van de Wet financiering sociale verzekeringen, voor het jaar 2015 bedragen: € 38.803.300.000.\n20151271412-05-201501-05-20152015-000011096720151271412-05-201501-05-20152015-000011096713-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12714, datum inwerkingtreding 13-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 2\n Rijksbijdrage in de kosten van de heffingskortingen per fonds\n \n Met de toepassing van de formule, bedoeld in artikel 15 van de Wet financiering sociale verzekeringen, bedraagt de bijdrage in de kosten van de heffingskortingen per fonds voor het jaar 2015:\n \n \n a.\n ten gunste van het Ouderdomsfonds: € 1.964.700.000;\n \n \n b.\n ten gunste van het Nabestaandenfonds: € 0;\n \n \n c.\n ten gunste van het Fonds langdurige zorg: € 3.250.000.000.\n \n \n20151271412-05-201501-05-20152015-000011096720151271412-05-201501-05-20152015-000011096713-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12714, datum inwerkingtreding 13-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Artikel\n 3\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2016.\n20151271412-05-201501-05-20152015-000011096720151271412-05-201501-05-20152015-000011096713-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12714, datum inwerkingtreding 13-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 1 mei 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,J.Klijnsma\n20151271412-05-201501-05-20152015-000011096720151271412-05-201501-05-20152015-000011096713-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 12714, datum inwerkingtreding 13-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n20151271412-05-201501-05-20152015-000011096720151271412-05-201501-05-20152015-000011096713-05-201501-01-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036612/2015-05-13_0/xml/BWBR0036612_2015-05-13_0.xml", "content": "\n Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 mei 2015, 2015-0000110967, tot vaststelling van de bijdragen in de kosten van heffingskortingen voor het jaar 2015\n Regeling vaststelling bijdragen kosten heffingskortingen 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;\n Gelet op artikel 15 van de Wet financiering sociale verzekeringen;\n \n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n Geraamde totale kosten voor heffingskortingen\n \n De geraamde totale kosten voor de heffingskortingen, bedoeld in artikel 15 van de Wet financiering sociale verzekeringen, voor het jaar 2015 bedragen: € 38.803.300.000.\n20151271412-05-201501-05-20152015-000011096720151271412-05-201501-05-20152015-000011096713-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 2\n Rijksbijdrage in de kosten van de heffingskortingen per fonds\n \n Met de toepassing van de formule, bedoeld in artikel 15 van de Wet financiering sociale verzekeringen, bedraagt de bijdrage in de kosten van de heffingskortingen per fonds voor het jaar 2015:\n \n \n a.\n ten gunste van het Ouderdomsfonds: € 1.964.700.000;\n \n \n b.\n ten gunste van het Nabestaandenfonds: € 0;\n \n \n c.\n ten gunste van het Fonds langdurige zorg: € 3.250.000.000.\n \n \n20151271412-05-201501-05-20152015-000011096720151271412-05-201501-05-20152015-000011096713-05-201501-01-2015\n \n \n Artikel\n 3\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2016.\n20151271412-05-201501-05-20152015-000011096720151271412-05-201501-05-20152015-000011096713-05-201501-01-2015\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 1 mei 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,J.Klijnsma\n20151271412-05-201501-05-20152015-000011096720151271412-05-201501-05-20152015-000011096713-05-201501-01-2015\n \n20151271412-05-201501-05-20152015-000011096720151271412-05-201501-05-20152015-000011096713-05-201501-01-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036612/2015-12-05_0/xml/BWBR0036612_2015-12-05_0.xml", "content": "BWBR0036612_2015-05-13_0\n Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 mei 2015, 2015-0000110967, tot vaststelling van de bijdragen in de kosten van heffingskortingen voor het jaar 2015\n Regeling vaststelling bijdragen kosten heffingskortingen 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;\n Gelet op artikel 15 van de Wet financiering sociale verzekeringen;\n \n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n Geraamde totale kosten voor heffingskortingen\n \n De geraamde totale kosten voor de heffingskortingen, bedoeld in artikel 15 van de Wet financiering sociale verzekeringen, voor het jaar 2015 bedragen: € 38.773.400.000.\n20154363304-12-201524-11-20152015-000027896920154363304-12-201524-11-20152015-000027896905-12-2015\n \n \n Artikel\n 2\n Rijksbijdrage in de kosten van de heffingskortingen per fonds\n \n Met de toepassing van de formule, bedoeld in artikel 15 van de Wet financiering sociale verzekeringen, bedraagt de bijdrage in de kosten van de heffingskortingen per fonds voor het jaar 2015:\n \n \n a.\n ten gunste van het Ouderdomsfonds: € 1.963.200.000;\n \n \n b.\n ten gunste van het Nabestaandenfonds: € 0;\n \n \n c.\n ten gunste van het Fonds langdurige zorg: € 3.250.000.000.\n \n \n20154363304-12-201524-11-20152015-000027896920154363304-12-201524-11-20152015-000027896905-12-2015\n \n \n Artikel\n 3\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2016.\n20151271412-05-201501-05-20152015-000011096720151271412-05-201501-05-20152015-000011096713-05-201501-01-2015\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 1 mei 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,J.Klijnsma\n20151271412-05-201501-05-20152015-000011096720151271412-05-201501-05-20152015-000011096713-05-201501-01-2015\n \n20151271412-05-201501-05-20152015-000011096720151271412-05-201501-05-20152015-000011096713-05-201501-01-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036612/manifest.xml", "content": "2015-05-132016-01-012015-01-01tot-en-met2015-07-03T19:32:35+02:002017-02-07T05:28:12+01:00BWBR0036612.WTI2015-05-132015-12-042015-05-139999-12-312015-07-02T02:55:12+02:002016-01-27T14:37:02+01:00d317885f75e3822da2a51d6a2cb2f35d5f710b3888f892666721b67f25089de476db0df7e42cd8539a998fa70e5373d284f5c52f2fbb87a91d0323945c6a601323062015-01-012015-05-122015-05-139999-12-312015-07-02T02:55:12+02:002016-01-27T14:37:02+01:009153427971cece13dba4a0e5e992f56f856b0905bcfb766364b75896e1107c6992fd265e4d2148be763f9722706377e86cf5c452c71b854c11c6ecbc2a0425ed25302015-12-052015-12-312015-12-059999-12-312015-12-05T06:23:20+01:002016-01-27T14:37:03+01:007c1e74a16e99fea4f05e8bed5d487fda5f3a1d6699c99a7b27b3fcd7da961b866b49d7fec7840996d644e65099f9250a1cc106513174a06b2e1b45b51679937f2424", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036613/2015-04-17_1/xml/BWBR0036613_2015-04-17_1.xml", "content": "\n Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 29 april 2015, nr. 639857, tot verlenging van een besluitmoratorium en een vertrekmoratorium voor Iraakse vreemdelingen afkomstig uit de provincies Bagdad, Anbar, Ninewa, Salaheddin, Ta’mim (Kirkuk), Diyala en Babil20151330013-05-201529-04-201563985720151330013-05-201529-04-201563985714-05-201517-04-201517-04-2015Stcrt. 2015, 13300, datum inwerkingtreding 14-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-04-2015.\n Besluit verlenging besluitmoratorium en vertrekmoratorium voor Iraakse vreemdelingen afkomstig uit de provincies Bagdad, Anbar, Ninewa, Salaheddin, Ta’mim (Kirkuk), Diyala en Babil20151330013-05-201529-04-201563985720151330013-05-201529-04-201563985714-05-201517-04-201517-04-2015Stcrt. 2015, 13300, datum inwerkingtreding 14-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-04-2015.\n \n \n De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,\n \n Gelet op artikel 43, aanhef en onder a, en artikel 45, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000;\n \n \n –\n Overwegende dat naar verwachting voor een korte periode onzekerheid zal bestaan over de situatie ten aanzien van Iraakse asielzoekers afkomstig uit de provincies Bagdad, Anbar, Ninewa, Salaheddin, Ta’mim (Kirkuk), Diyala en Babil en op grond daarvan redelijkerwijs niet kan worden beslist of de aanvraag op een van de gronden, genoemd in artikel 29, van de Vreemdelingenwet 2000 kan worden ingewilligd;\n \n \n –\n Dat als gevolg hiervan het besluitmoratorium voor asielaanvragen voor Iraakse asielzoekers afkomstig uit de provincies Bagdad, Anbar, Ninewa, Salaheddin, Ta’mim (Kirkuk), Diyala en Babil, eenmalig te verlengen voor de duur van zes maanden tot en met 16 oktober 2015;\n \n \n –\n Dat in deze situatie voor Iraakse asielzoekers afkomstig uit de provincies Bagdad, Anbar, Ninewa, Salaheddin, Ta’mim (Kirkuk), Diyala en Babil tevens het vertrekmoratorium wordt verlengd, eveneens voor de duur van zes maanden.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n20151330013-05-201529-04-201563985720151330013-05-201529-04-201563985714-05-201517-04-201517-04-2015Stcrt. 2015, 13300, datum inwerkingtreding 14-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-04-2015.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De beslistermijn, bedoeld in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000, wordt op grond van artikel 43, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, voor Iraakse vreemdelingen afkomstig uit de provincies Bagdad, Anbar, Ninewa, Salaheddin, Ta’mim (Kirkuk), Diyala en Babil, die een aanvraag indienen of hebben ingediend tot verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel, verlengd met een jaar.\n20151330013-05-201529-04-201563985720151330013-05-201529-04-201563985714-05-201517-04-201517-04-2015Stcrt. 2015, 13300, datum inwerkingtreding 14-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-04-2015.\n \n \n Artikel\n 2\n \n De verstrekkingen voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers of een ander wettelijk voorschrift dat soortgelijke verstrekkingen regelt, worden voor Iraakse asielzoekers afkomstig uit de provincies Bagdad, Anbar, Ninewa, Salaheddin, Ta’mim (Kirkuk), Diyala en Babil voor de duur van het vertrekmoratorium niet beëindigd of worden opnieuw verleend op grond van artikel 45, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en artikel 3, derde lid, aanhef en onder h, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers 2005.\n20151330013-05-201529-04-201563985720151330013-05-201529-04-201563985714-05-201517-04-201517-04-2015Stcrt. 2015, 13300, datum inwerkingtreding 14-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-04-2015.\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n Artikel 1 en 2 van dit besluit zijn niet van toepassing op Iraakse asielzoekers afkomstig uit de provincies Bagdad, Anbar, Ninewa, Salaheddin, Ta’mim (Kirkuk), Diyala en Babil op wie de volgende bepalingen van toepassing zijn: artikel 30, dan wel artikel 31, tweede lid, onderdeel h, i en k, van de Vreemdelingenwet 2000.\n20151330013-05-201529-04-201563985720151330013-05-201529-04-201563985714-05-201517-04-201517-04-2015Stcrt. 2015, 13300, datum inwerkingtreding 14-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-04-2015.\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 17 april 2015.\n20151330013-05-201529-04-201563985720151330013-05-201529-04-201563985714-05-201517-04-201517-04-2015Stcrt. 2015, 13300, datum inwerkingtreding 14-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-04-2015.\n \n \n De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,K.H.D.M.Dijkhoff\n20151330013-05-201529-04-201563985720151330013-05-201529-04-201563985714-05-201517-04-201517-04-2015Stcrt. 2015, 13300, datum inwerkingtreding 14-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-04-2015.\n \n20151330013-05-201529-04-201563985720151330013-05-201529-04-201563985714-05-201517-04-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036613/2015-05-14_0/xml/BWBR0036613_2015-05-14_0.xml", "content": "\n Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 29 april 2015, nr. 639857, tot verlenging van een besluitmoratorium en een vertrekmoratorium voor Iraakse vreemdelingen afkomstig uit de provincies Bagdad, Anbar, Ninewa, Salaheddin, Ta’mim (Kirkuk), Diyala en Babil\n Besluit verlenging besluitmoratorium en vertrekmoratorium voor Iraakse vreemdelingen afkomstig uit de provincies Bagdad, Anbar, Ninewa, Salaheddin, Ta’mim (Kirkuk), Diyala en Babil\n \n \n De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,\n \n Gelet op artikel 43, aanhef en onder a, en artikel 45, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000;\n \n \n –\n Overwegende dat naar verwachting voor een korte periode onzekerheid zal bestaan over de situatie ten aanzien van Iraakse asielzoekers afkomstig uit de provincies Bagdad, Anbar, Ninewa, Salaheddin, Ta’mim (Kirkuk), Diyala en Babil en op grond daarvan redelijkerwijs niet kan worden beslist of de aanvraag op een van de gronden, genoemd in artikel 29, van de Vreemdelingenwet 2000 kan worden ingewilligd;\n \n \n –\n Dat als gevolg hiervan het besluitmoratorium voor asielaanvragen voor Iraakse asielzoekers afkomstig uit de provincies Bagdad, Anbar, Ninewa, Salaheddin, Ta’mim (Kirkuk), Diyala en Babil, eenmalig te verlengen voor de duur van zes maanden tot en met 16 oktober 2015;\n \n \n –\n Dat in deze situatie voor Iraakse asielzoekers afkomstig uit de provincies Bagdad, Anbar, Ninewa, Salaheddin, Ta’mim (Kirkuk), Diyala en Babil tevens het vertrekmoratorium wordt verlengd, eveneens voor de duur van zes maanden.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De beslistermijn, bedoeld in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000, wordt op grond van artikel 43, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, voor Iraakse vreemdelingen afkomstig uit de provincies Bagdad, Anbar, Ninewa, Salaheddin, Ta’mim (Kirkuk), Diyala en Babil, die een aanvraag indienen of hebben ingediend tot verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel, verlengd met een jaar.\n20151330013-05-201529-04-201563985720151330013-05-201529-04-201563985714-05-201517-04-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n De verstrekkingen voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers of een ander wettelijk voorschrift dat soortgelijke verstrekkingen regelt, worden voor Iraakse asielzoekers afkomstig uit de provincies Bagdad, Anbar, Ninewa, Salaheddin, Ta’mim (Kirkuk), Diyala en Babil voor de duur van het vertrekmoratorium niet beëindigd of worden opnieuw verleend op grond van artikel 45, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en artikel 3, derde lid, aanhef en onder h, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers 2005.\n20151330013-05-201529-04-201563985720151330013-05-201529-04-201563985714-05-201517-04-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n Artikel 1 en 2 van dit besluit zijn niet van toepassing op Iraakse asielzoekers afkomstig uit de provincies Bagdad, Anbar, Ninewa, Salaheddin, Ta’mim (Kirkuk), Diyala en Babil op wie de volgende bepalingen van toepassing zijn: artikel 30, dan wel artikel 31, tweede lid, onderdeel h, i en k, van de Vreemdelingenwet 2000.\n20151330013-05-201529-04-201563985720151330013-05-201529-04-201563985714-05-201517-04-2015\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 17 april 2015.\n20151330013-05-201529-04-201563985720151330013-05-201529-04-201563985714-05-201517-04-2015\n \n \n De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,K.H.D.M.Dijkhoff\n20151330013-05-201529-04-201563985720151330013-05-201529-04-201563985714-05-201517-04-2015\n \n20151330013-05-201529-04-201563985720151330013-05-201529-04-201563985714-05-201517-04-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036613/manifest.xml", "content": "2015-05-142015-04-17tot-en-met2015-07-03T10:10:35+02:002017-02-07T05:27:28+01:00BWBR0036613.WTI2016-05-132015-05-142016-05-122015-05-149999-12-312015-07-02T02:54:56+02:002016-05-13T08:46:46+02:006437acba9f2fda53596d38461345de929a390ab15b9f35954d2968d288f43bab9f28ff7e233ed60a1347d3138ee9b1e73cd3657bb8e2e56cf1c7c4b14226596827672015-04-172015-05-132015-05-149999-12-312015-07-02T02:54:56+02:002016-01-21T11:06:58+01:00a2762856247c5bd5c352e861f1c7eb56d41961f5e8b5b07f499ada01752ec1f8731fafd295eada3216174ac50a8a926a0398c240e215fedeb40c1c40e86e96bb2979", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036614/2015-05-20_0/xml/BWBR0036614_2015-05-20_0.xml", "content": "\n Besluit vaststelling selectielijst Loodswezen voor de periode vanaf 198820151310518-05-201511-05-2015NA/2015/15.64520151310518-05-201511-05-2015NA/2015/15.64520-05-2015\n Besluit vaststelling selectielijst Loodswezen voor de periode vanaf 198820151310518-05-201511-05-2015NA/2015/15.64520151310518-05-201511-05-2015NA/2015/15.64520-05-2015\n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,\n \n Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;\n \n \n Besluit:\n \n20151310518-05-201511-05-2015NA/2015/15.64520151310518-05-201511-05-2015NA/2015/15.64520-05-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De bij dit besluit gevoegde selectielijst voor de neerslag van de processen van de Nederlandse loodsencorporatie (NLc), STODEL (Stichting Opleiding en Deskundigheidsbevordering Registerloodsen), de regionale loodsencorporaties (rlc’s) en het Nederlands Loodswezen BV (NLBV) voor de periode vanaf 1988 en de daarbij behorende toelichting worden vastgesteld.\n20151310518-05-201511-05-2015NA/2015/15.64520151310518-05-201511-05-2015NA/2015/15.64520-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.\n20151310518-05-201511-05-2015NA/2015/15.64520151310518-05-201511-05-2015NA/2015/15.64520-05-2015\n \n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat in de Staatscourant zal worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 11 mei 2015\n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,namens deze,De algemene rijksarchivaris,M.L.Engelhard\n20151310518-05-201511-05-2015NA/2015/15.64520151310518-05-201511-05-2015NA/2015/15.64520-05-2015\n \n \n Selectielijst\n \n \n Gepubliceerd op www.nationaalarchief.nl.\n \n20151310518-05-201511-05-2015NA/2015/15.64520151310518-05-201511-05-2015NA/2015/15.64520-05-2015\n \n20151310518-05-201511-05-2015NA/2015/15.64520151310518-05-201511-05-2015NA/2015/15.64520-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036614/manifest.xml", "content": "2015-05-202015-07-03T14:35:07+02:002017-02-08T19:08:28+01:00BWBR0036614.WTI2015-05-209999-12-312015-05-209999-12-312015-07-02T02:54:57+02:002017-10-30T23:29:59+01:000f92cc54e1da1388c329e21a9167d4c5da2b5f9c7eac800d63a665a570b952ba508d1feff4a28d6a5f61b8a5ab69d7086126a9cc36b41218bc243b6423ceef152146", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036615/2015-05-20_0/xml/BWBR0036615_2015-05-20_0.xml", "content": "\n Besluit vaststelling selectielijst CVZ (1999–2014) en ZIN (periode vanaf 2014)20151310618-05-201511-05-2015NA/2015/1564620151310618-05-201511-05-2015NA/2015/1564620-05-2015\n Besluit vaststelling selectielijst CVZ (1999–2014) en ZIN (periode vanaf 2014)20151310618-05-201511-05-2015NA/2015/1564620151310618-05-201511-05-2015NA/2015/1564620-05-2015\n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,\n \n Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;\n \n \n Besluit:\n \n20151310618-05-201511-05-2015NA/2015/1564620151310618-05-201511-05-2015NA/2015/1564620-05-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De bij dit besluit gevoegde selectielijst voor de neerslag van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) voor de periode 1 juli 1999–1 april 2014 en van Zorginstituut Nederland (ZIN) voor de periode vanaf 1 april 2014 en de daarbij behorende toelichting worden vastgesteld.\n20151310618-05-201511-05-2015NA/2015/1564620151310618-05-201511-05-2015NA/2015/1564620-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.\n20151310618-05-201511-05-2015NA/2015/1564620151310618-05-201511-05-2015NA/2015/1564620-05-2015\n \n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat in de Staatscourant zal worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 11 mei 2015\n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,namens deze,De algemene rijksarchivaris,M.L.Engelhard\n20151310618-05-201511-05-2015NA/2015/1564620151310618-05-201511-05-2015NA/2015/1564620-05-2015\n \n \n Selectielijst\n \n \n Gepubliceerd op www.nationaalarchief.nl.\n \n20151310618-05-201511-05-2015NA/2015/1564620151310618-05-201511-05-2015NA/2015/1564620-05-2015\n \n20151310618-05-201511-05-2015NA/2015/1564620151310618-05-201511-05-2015NA/2015/1564620-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036615/manifest.xml", "content": "2015-05-202015-07-04T04:54:18+02:002020-02-01T06:13:04+01:00BWBR0036615.WTI2015-05-209999-12-312015-05-209999-12-312015-07-02T02:55:27+02:002017-10-30T23:31:09+01:00a446f2356502ba5cb15a48e992582a1f7c08eda8788aaba5bb4c10e3cf10c7b84e003647c4d826c20e96d96861b01461aa4d9902686d2cbc3630ea2a2ec5a5552110", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036616/2015-04-28_1/xml/BWBR0036616_2015-04-28_1.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 12 mei 2015, nr. 2015-0000254538, tot instelling van een Deskundigengroep Elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-201528-04-2015Stcrt. 2015, 13443, datum inwerkingtreding 14-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 28-04-2015.\n Instellingsbesluit Deskundigengroep Elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-201528-04-2015Stcrt. 2015, 13443, datum inwerkingtreding 14-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 28-04-2015.\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n Besluit:\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-201528-04-2015Stcrt. 2015, 13443, datum inwerkingtreding 14-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 28-04-2015.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n Minister: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;\n \n \n b.\n \n Deskundigengroep: Deskundigengroep Elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal, bedoeld in artikel 2, eerste lid.\n \n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-201528-04-2015Stcrt. 2015, 13443, datum inwerkingtreding 14-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 28-04-2015.\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Er is een Deskundigengroep Elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal.\n \n \n 2\n De Deskundigengroep heeft tot taak om de specificaties op te stellen voor het elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal en om te onderzoeken of voor die specificaties breed draagvlak bestaat.\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-201528-04-2015Stcrt. 2015, 13443, datum inwerkingtreding 14-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 28-04-2015.\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De Deskundigengroep bestaat uit een voorzitter en 6 andere leden.\n \n \n 2\n De voorzitter en de andere leden worden door de Minister benoemd.\n \n \n 3\n De benoeming geschiedt voor de duur van 1 jaar.\n \n \n 4\n Bij tussentijds vertrek van een lid kan de Minister een ander lid benoemen.\n \n \n 5\n De voorzitter en de overige leden kunnen worden geschorst en ontslagen door de Minister.\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-201528-04-2015Stcrt. 2015, 13443, datum inwerkingtreding 14-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 28-04-2015.\n \n \n Artikel\n 4\n \n \n 1\n Tot voorzitter, tevens lid van de Deskundigengroep wordt benoemd:\n Dhr. Ir. R. Prins\n \n \n 2\n Tot lid van de Deskundigengoep worden benoemd:\n \n \n a.\n Dhr. Prof. Ir. D.J. van Eijk;\n \n \n b.\n Dhr. Mr. A.B.L. de Jonge;\n \n \n c.\n Dhr. Dr. M.G. Kuhn;\n \n \n d.\n Dhr. Prof. Dr. Ir. J.M.W. Visser;\n \n \n e.\n Mevr. Prof. Dr. rer. nat. M. Volkamer;\n \n \n f.\n Dhr. Ir. M.F. Witteman.\n \n \n \n \n 3\n Na het uitbrengen van het rapport met de specificaties en het resultaat van het onderzoek naar het draagvlak voor de specificaties is de Deskundigengroep opgeheven.\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-201528-04-2015Stcrt. 2015, 13443, datum inwerkingtreding 14-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 28-04-2015.\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n De Deskundigengroep wordt ondersteund door een secretariaat.\n \n \n 2\n Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de Deskundigengroep.\n \n \n 3\n In het secretariaat wordt voorzien door de Minister.\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-201528-04-2015Stcrt. 2015, 13443, datum inwerkingtreding 14-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 28-04-2015.\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n De Deskundigengroep stelt de eigen werkwijze vast.\n \n \n 2\n De Deskundigengroep kan zich, na toestemming van de Minister, door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-201528-04-2015Stcrt. 2015, 13443, datum inwerkingtreding 14-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 28-04-2015.\n \n \n Artikel\n 7\n \n De Deskundigengroep verstrekt aan de Minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-201528-04-2015Stcrt. 2015, 13443, datum inwerkingtreding 14-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 28-04-2015.\n \n \n Artikel\n 8\n \n De Deskundigengroep brengt vóór 1 januari 2016 haar eindrapport uit aan de Minister.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-201528-04-2015Stcrt. 2015, 13443, datum inwerkingtreding 14-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 28-04-2015.\n \n \n Artikel\n 9\n \n De leden van de Deskundigengroep ontvangen een vaste vergoeding afgeleid van schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, met een deeltijdfactor 0,1.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-201528-04-2015Stcrt. 2015, 13443, datum inwerkingtreding 14-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 28-04-2015.\n \n \n Artikel\n 10\n \n \n 1\n De kosten van de Deskundigengroep komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de Minister.\n \n \n 2\n Onder kosten worden in ieder geval verstaan:\n \n \n a.\n De kosten voor de faciliteiten van vergaderingen;\n \n \n b.\n De kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek;\n \n \n c.\n De kosten voor publicatie van het rapport of de rapporten.\n \n \n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-201528-04-2015Stcrt. 2015, 13443, datum inwerkingtreding 14-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 28-04-2015.\n \n \n Artikel\n 11\n \n Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de Deskundigengroep worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de Deskundigengroep openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de Minister uitgebracht of overgedragen.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-201528-04-2015Stcrt. 2015, 13443, datum inwerkingtreding 14-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 28-04-2015.\n \n \n Artikel\n 12\n \n De Deskundigengroep draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van de werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende de werkzaamheden over aan het archief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-201528-04-2015Stcrt. 2015, 13443, datum inwerkingtreding 14-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 28-04-2015.\n \n \n Artikel\n 13\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 28 april 2015.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-201528-04-2015Stcrt. 2015, 13443, datum inwerkingtreding 14-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 28-04-2015.\n \n \n Artikel\n 14\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Deskundigengroep Elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-201528-04-2015Stcrt. 2015, 13443, datum inwerkingtreding 14-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 28-04-2015.\n \n \n \n Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,R.H.A.Plasterk\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-201528-04-2015Stcrt. 2015, 13443, datum inwerkingtreding 14-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 28-04-2015.\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036616/2015-05-14_0/xml/BWBR0036616_2015-05-14_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 12 mei 2015, nr. 2015-0000254538, tot instelling van een Deskundigengroep Elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal\n Instellingsbesluit Deskundigengroep Elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n Minister: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;\n \n \n b.\n \n Deskundigengroep: Deskundigengroep Elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal, bedoeld in artikel 2, eerste lid.\n \n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Er is een Deskundigengroep Elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal.\n \n \n 2\n De Deskundigengroep heeft tot taak om de specificaties op te stellen voor het elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal en om te onderzoeken of voor die specificaties breed draagvlak bestaat.\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De Deskundigengroep bestaat uit een voorzitter en 6 andere leden.\n \n \n 2\n De voorzitter en de andere leden worden door de Minister benoemd.\n \n \n 3\n De benoeming geschiedt voor de duur van 1 jaar.\n \n \n 4\n Bij tussentijds vertrek van een lid kan de Minister een ander lid benoemen.\n \n \n 5\n De voorzitter en de overige leden kunnen worden geschorst en ontslagen door de Minister.\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 4\n \n \n 1\n Tot voorzitter, tevens lid van de Deskundigengroep wordt benoemd:\n Dhr. Ir. R. Prins\n \n \n 2\n Tot lid van de Deskundigengoep worden benoemd:\n \n \n a.\n Dhr. Prof. Ir. D.J. van Eijk;\n \n \n b.\n Dhr. Mr. A.B.L. de Jonge;\n \n \n c.\n Dhr. Dr. M.G. Kuhn;\n \n \n d.\n Dhr. Prof. Dr. Ir. J.M.W. Visser;\n \n \n e.\n Mevr. Prof. Dr. rer. nat. M. Volkamer;\n \n \n f.\n Dhr. Ir. M.F. Witteman.\n \n \n \n \n 3\n Na het uitbrengen van het rapport met de specificaties en het resultaat van het onderzoek naar het draagvlak voor de specificaties is de Deskundigengroep opgeheven.\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n De Deskundigengroep wordt ondersteund door een secretariaat.\n \n \n 2\n Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de Deskundigengroep.\n \n \n 3\n In het secretariaat wordt voorzien door de Minister.\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n De Deskundigengroep stelt de eigen werkwijze vast.\n \n \n 2\n De Deskundigengroep kan zich, na toestemming van de Minister, door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 7\n \n De Deskundigengroep verstrekt aan de Minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 8\n \n De Deskundigengroep brengt vóór 1 januari 2016 haar eindrapport uit aan de Minister.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 9\n \n De leden van de Deskundigengroep ontvangen een vaste vergoeding afgeleid van schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, met een deeltijdfactor 0,1.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 10\n \n \n 1\n De kosten van de Deskundigengroep komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de Minister.\n \n \n 2\n Onder kosten worden in ieder geval verstaan:\n \n \n a.\n De kosten voor de faciliteiten van vergaderingen;\n \n \n b.\n De kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek;\n \n \n c.\n De kosten voor publicatie van het rapport of de rapporten.\n \n \n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 11\n \n Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de Deskundigengroep worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de Deskundigengroep openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de Minister uitgebracht of overgedragen.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 12\n \n De Deskundigengroep draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van de werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende de werkzaamheden over aan het archief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 13\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 28 april 2015.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 14\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Deskundigengroep Elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n \n Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,R.H.A.Plasterk\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036616/2015-09-01_0/xml/BWBR0036616_2015-09-01_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 12 mei 2015, nr. 2015-0000254538, tot instelling van een Deskundigengroep Elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal\n Instellingsbesluit Deskundigengroep Elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n Minister: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;\n \n \n b.\n \n Deskundigengroep: Deskundigengroep Elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal, bedoeld in artikel 2, eerste lid.\n \n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Er is een Deskundigengroep Elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal.\n \n \n 2\n De Deskundigengroep heeft tot taak om de specificaties op te stellen voor het elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal en om te onderzoeken of voor die specificaties breed draagvlak bestaat.\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De Deskundigengroep bestaat uit een voorzitter en 6 andere leden.\n \n \n 2\n De voorzitter en de andere leden worden door de Minister benoemd.\n \n \n 3\n De benoeming geschiedt voor de duur van 1 jaar.\n \n \n 4\n Bij tussentijds vertrek van een lid kan de Minister een ander lid benoemen.\n \n \n 5\n De voorzitter en de overige leden kunnen worden geschorst en ontslagen door de Minister.\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 4\n \n \n 1\n Tot voorzitter, tevens lid van de Deskundigengroep wordt benoemd:\n Dhr. Ir. R. Prins\n \n \n 2\n Tot lid van de Deskundigengoep worden benoemd:\n \n \n a.\n Dhr. Prof. Ir. D.J. van Eijk;\n \n \n b.\n Dhr. Mr. A.B.L. de Jonge;\n \n \n c.\n Dhr. Dr. M.G. Kuhn;\n \n \n d.\n Dhr. Prof. Dr. Ir. J.M.W. Visser;\n \n \n e.\n Mevr. Prof. Dr. rer. nat. M. Volkamer;\n \n \n f.\n Dhr. Ir. M.F. Witteman.\n \n \n \n \n 3\n Na het uitbrengen van het rapport met de specificaties en het resultaat van het onderzoek naar het draagvlak voor de specificaties is de Deskundigengroep opgeheven.\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n De Deskundigengroep wordt ondersteund door een secretariaat.\n \n \n 2\n Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de Deskundigengroep.\n \n \n 3\n In het secretariaat wordt voorzien door de Minister.\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n De Deskundigengroep stelt de eigen werkwijze vast.\n \n \n 2\n De Deskundigengroep kan zich, na toestemming van de Minister, door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 7\n \n De Deskundigengroep verstrekt aan de Minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 8\n \n De Deskundigengroep brengt vóór 1 januari 2016 haar eindrapport uit aan de Minister.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 9\n \n De leden van de Deskundigengroep ontvangen een vaste vergoeding afgeleid van schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, met een deeltijdfactor 0,1.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 10\n \n \n 1\n De kosten van de Deskundigengroep komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de Minister.\n \n \n 2\n Onder kosten worden in ieder geval verstaan:\n \n \n a.\n De kosten voor de faciliteiten van vergaderingen;\n \n \n b.\n De kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek;\n \n \n c.\n De kosten voor publicatie van het rapport of de rapporten.\n \n \n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 11\n \n Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de Deskundigengroep worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de Deskundigengroep openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de Minister uitgebracht of overgedragen.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 12\n \n De Deskundigengroep draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van de werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende de werkzaamheden over aan het archief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 13\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 28 april 2015.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 14\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Deskundigengroep Elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n \n Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,R.H.A.Plasterk\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036616/2015-09-01_1/xml/BWBR0036616_2015-09-01_1.xml", "content": "BWBR0036616_2015-09-01_0\n Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 12 mei 2015, nr. 2015-0000254538, tot instelling van een Deskundigengroep Elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal\n Instellingsbesluit Deskundigengroep Elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n Minister: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;\n \n \n b.\n \n Deskundigengroep: Deskundigengroep Elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal, bedoeld in artikel 2, eerste lid.\n \n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Er is een Deskundigengroep Elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal.\n \n \n 2\n De Deskundigengroep heeft tot taak om de specificaties op te stellen voor het elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal en om te onderzoeken of voor die specificaties breed draagvlak bestaat.\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De Deskundigengroep bestaat uit een voorzitter en 6 andere leden.\n \n \n 2\n De voorzitter en de andere leden worden door de Minister benoemd.\n \n \n 3\n De benoeming geschiedt voor de duur van 1 jaar.\n \n \n 4\n Bij tussentijds vertrek van een lid kan de Minister een ander lid benoemen.\n \n \n 5\n De voorzitter en de overige leden kunnen worden geschorst en ontslagen door de Minister.\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 4\n \n \n 1\n Tot voorzitter, tevens lid van de Deskundigengroep wordt benoemd:\n Dhr. Ir. R. Prins\n \n \n 2\n Tot lid van de Deskundigengoep worden benoemd:\n \n \n a.\n Dhr. Prof. Ir. D.J. van Eijk;\n \n \n b.\n Dhr. Mr. A.B.L. de Jonge;\n \n \n c.\n Dhr. Dr. M.G. Kuhn;\n \n \n d.\n Dhr. Prof. Dr. Ir. J.M.W. Visser;\n \n \n e.\n Mevr. Prof. Dr. rer. nat. M. Volkamer;\n \n \n f.\n Dhr. Ir. M.F. Witteman.\n \n \n \n \n 3\n Na het uitbrengen van het rapport met de specificaties en het resultaat van het onderzoek naar het draagvlak voor de specificaties is de Deskundigengroep opgeheven.\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n De Deskundigengroep wordt ondersteund door een secretariaat.\n \n \n 2\n Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de Deskundigengroep.\n \n \n 3\n In het secretariaat wordt voorzien door de Minister.\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n De Deskundigengroep stelt de eigen werkwijze vast.\n \n \n 2\n De Deskundigengroep kan zich, na toestemming van de Minister, door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 7\n \n De Deskundigengroep verstrekt aan de Minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 8\n \n De Deskundigengroep brengt vóór 1 januari 2016 haar eindrapport uit aan de Minister.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 9\n \n De leden van de Deskundigengroep ontvangen een vaste vergoeding afgeleid van schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, met een deeltijdfactor 0,1.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-201501-09-2015Stcrt. 2016, 18437, datum inwerkingtreding 09-04-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2015.1De leden van de Deskundigengroep ontvangen een vaste vergoeding afgeleid van schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, met een deeltijdfactor 0,1.2In afwijking van het eerste lid ontvangt dhr. Prof. Ir. D.J. van Eijk met ingang van 1 september 2015 een vaste vergoeding afgeleid van schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, met een deeltijdfactor 0,2.\n \n \n Artikel\n 10\n \n \n 1\n De kosten van de Deskundigengroep komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de Minister.\n \n \n 2\n Onder kosten worden in ieder geval verstaan:\n \n \n a.\n De kosten voor de faciliteiten van vergaderingen;\n \n \n b.\n De kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek;\n \n \n c.\n De kosten voor publicatie van het rapport of de rapporten.\n \n \n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 11\n \n Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de Deskundigengroep worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de Deskundigengroep openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de Minister uitgebracht of overgedragen.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 12\n \n De Deskundigengroep draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van de werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende de werkzaamheden over aan het archief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 13\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 28 april 2015.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 14\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Deskundigengroep Elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n \n Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,R.H.A.Plasterk\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036616/2016-04-09_0/xml/BWBR0036616_2016-04-09_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 12 mei 2015, nr. 2015-0000254538, tot instelling van een Deskundigengroep Elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n Instellingsbesluit Deskundigengroep Elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n Besluit:\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n Minister: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;\n \n \n b.\n \n Deskundigengroep: Deskundigengroep Elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal, bedoeld in artikel 2, eerste lid.\n \n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Er is een Deskundigengroep Elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal.\n \n \n 2\n De Deskundigengroep heeft tot taak om de specificaties op te stellen voor het elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal en om te onderzoeken of voor die specificaties breed draagvlak bestaat.\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De Deskundigengroep bestaat uit een voorzitter en 6 andere leden.\n \n \n 2\n De voorzitter en de andere leden worden door de Minister benoemd.\n \n \n 3\n De benoeming geschiedt voor de duur van 1 jaar.\n \n \n 4\n Bij tussentijds vertrek van een lid kan de Minister een ander lid benoemen.\n \n \n 5\n De voorzitter en de overige leden kunnen worden geschorst en ontslagen door de Minister.\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 4\n \n \n 1\n Tot voorzitter, tevens lid van de Deskundigengroep wordt benoemd:\n Dhr. Ir. R. Prins\n \n \n 2\n Tot lid van de Deskundigengoep worden benoemd:\n \n \n a.\n Dhr. Prof. Ir. D.J. van Eijk;\n \n \n b.\n Dhr. Mr. A.B.L. de Jonge;\n \n \n c.\n Dhr. Dr. M.G. Kuhn;\n \n \n d.\n Dhr. Prof. Dr. Ir. J.M.W. Visser;\n \n \n e.\n Mevr. Prof. Dr. rer. nat. M. Volkamer;\n \n \n f.\n Dhr. Ir. M.F. Witteman.\n \n \n \n \n 3\n Na het uitbrengen van het rapport met de specificaties en het resultaat van het onderzoek naar het draagvlak voor de specificaties is de Deskundigengroep opgeheven.\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n De Deskundigengroep wordt ondersteund door een secretariaat.\n \n \n 2\n Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de Deskundigengroep.\n \n \n 3\n In het secretariaat wordt voorzien door de Minister.\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n De Deskundigengroep stelt de eigen werkwijze vast.\n \n \n 2\n De Deskundigengroep kan zich, na toestemming van de Minister, door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 7\n \n De Deskundigengroep verstrekt aan de Minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 8\n \n De Deskundigengroep brengt vóór 1 januari 2016 haar eindrapport uit aan de Minister.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 9\n \n \n 1\n De leden van de Deskundigengroep ontvangen een vaste vergoeding afgeleid van schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, met een deeltijdfactor 0,1.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid ontvangt dhr. Prof. Ir. D.J. van Eijk met ingang van 1 september 2015 een vaste vergoeding afgeleid van schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, met een deeltijdfactor 0,2.\n \n20161843708-04-201629-03-20162016-000018630620161843708-04-201629-03-20162016-000018630609-04-201601-09-2015\n \n \n Artikel\n 10\n \n \n 1\n De kosten van de Deskundigengroep komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de Minister.\n \n \n 2\n Onder kosten worden in ieder geval verstaan:\n \n \n a.\n De kosten voor de faciliteiten van vergaderingen;\n \n \n b.\n De kosten voor het inschakelen van externe deskundigheid en het laten verrichten van onderzoek;\n \n \n c.\n De kosten voor publicatie van het rapport of de rapporten.\n \n \n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 11\n \n Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de Deskundigengroep worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de Deskundigengroep openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de Minister uitgebracht of overgedragen.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 12\n \n De Deskundigengroep draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van de werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende de werkzaamheden over aan het archief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 13\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 28 april 2015.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n Artikel\n 14\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Deskundigengroep Elektronisch stemmen en tellen in het stemlokaal.\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n \n \n Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,R.H.A.Plasterk\n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015\n \n20151344313-05-201512-05-20152015-000025453820151344313-05-201512-05-20152015-000025453814-05-201528-04-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036616/manifest.xml", "content": "2015-05-142015-04-28tot-en-met2015-07-04T05:23:34+02:002017-02-07T05:20:59+01:00BWBR0036616.WTI2015-05-142015-08-312015-05-149999-12-312015-07-02T02:55:28+02:002016-04-12T06:04:25+02:003b227873f1caba634231f03b95b231b8bd95d806f6fcce2ea19b74f135ec41f3e0f7712bbf574ec979663c356a2c6b086203a6a1b79948d45de15a0bd96b117f43412015-04-282015-05-132015-05-149999-12-312015-07-02T02:55:28+02:002016-01-19T07:11:18+01:004390fe092868cf69a0a3237d125d53af8b8ba1115d0c26e84a61999fafea432021a388f4fcf4e167a8d6b8fdfa1024c482515d5ff91f660ea43b3573a4f88daa46482015-09-012016-04-082015-05-142016-04-082016-04-12T06:04:24+02:002016-04-12T06:04:24+02:00cd620fff4218f36101b7ea206d8d071287dee9c240bbd69736d8f15a845dd02dfa55e85273ca164f62a466e83fb76acd4bb618709459e2e93b9a96b3c834c7f443432016-04-099999-12-312016-04-099999-12-312016-04-12T06:04:24+02:002017-10-30T23:30:41+01:00f04beb18ce957af70fee22ec5f653c99b154fb9644f3a2251347719183f1bf252ac3ae37ca4d90439bc3faa2ac8d9ca14a6ef254f5fdcf6bb688d174675b34a445742015-09-012016-04-082016-04-099999-12-312016-04-12T06:04:25+02:002016-04-12T06:04:25+02:000100650eaf56ef1d9aff55b38f9d698a9a251f40e2c80c4f1df598e14bad5c301bca293f5354f9946e2900d6d1108acb6751a324808ad769cab058dfd1247bc64578", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036617/2015-05-16_0/xml/BWBR0036617_2015-05-16_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Economische Zaken van 11 mei 2015, nr. WJZ/15062267, houdende beleidsregel inzake de toepassing door de Autoriteit Consument en Markt van artikel 7.4a van de Telecommunicatiewet (Beleidsregel netneutraliteit)20151347815-05-201511-05-2015WJZ/1506226720151347815-05-201511-05-2015WJZ/1506226716-05-2015\n Beleidsregel netneutraliteit20151347815-05-201511-05-2015WJZ/1506226720151347815-05-201511-05-2015WJZ/1506226716-05-2015\n \n \n De Minister van Economische Zaken;\n \n Gelet op artikel 21, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;\n \n \n Besluit:\n \n20151347815-05-201511-05-2015WJZ/1506226720151347815-05-201511-05-2015WJZ/1506226716-05-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Bij de toepassing van artikel 7.4a van de Telecommunicatiewet houdt de Autoriteit Consument en Markt er rekening mee dat het begrip internettoegangsdienst dat in artikel 7.4a van de Telecommunicatiewet wordt gebruikt ruim moet worden uitgelegd om omzeiling van de netneutraliteitsbepaling te voorkomen. Uitsluitend het via de internetverbinding leveren van toegang tot één enkele losse inhoudsdienst of toepassing is van artikel 7.4a uitgesloten. Zodra aan een eindgebruiker via de internetverbinding meer dan één losse dienst wordt geleverd is sprake van het aanbieden van een internettoegangsdienst in de zin van artikel 7.4a. Dit betekent dat bij een combinatie van internettoegang met een losse dienst (dus toegang tot één inhoudsdienst of toepassing) de netneutraliteitsregels van toepassing zijn op deze combinatie.\n20151347815-05-201511-05-2015WJZ/1506226720151347815-05-201511-05-2015WJZ/1506226716-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n De internettoegangsdienst, bedoeld in artikel 7.4a van de Telecommunicatiewet is een openbare elektronische communicatiedienst als bedoeld in artikel 1.1. onder g van de Telecommunicatiewet. Van een internettoegangsdienst is geen sprake als deze niet voor het publiek beschikbaar is.\n20151347815-05-201511-05-2015WJZ/1506226720151347815-05-201511-05-2015WJZ/1506226716-05-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.\n20151347815-05-201511-05-2015WJZ/1506226720151347815-05-201511-05-2015WJZ/1506226716-05-2015\n \n \n Artikel\n 4\n \n Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel netneutraliteit.\n20151347815-05-201511-05-2015WJZ/1506226720151347815-05-201511-05-2015WJZ/1506226716-05-2015\n \n \n \n Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n 's-Gravenhage\n 11 mei 2015\n \n \n De Minister van Economische Zaken,H.G.J.Kamp\n20151347815-05-201511-05-2015WJZ/1506226720151347815-05-201511-05-2015WJZ/1506226716-05-2015\n \n20151347815-05-201511-05-2015WJZ/1506226720151347815-05-201511-05-2015WJZ/1506226716-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036617/manifest.xml", "content": "2015-05-162015-07-03T13:27:39+02:002021-04-29T06:28:19+02:00BWBR0036617.WTI2015-05-169999-12-312015-05-169999-12-312015-07-02T02:55:34+02:002017-10-30T23:30:04+01:005abe533f5f296e7f788b4d44eb8fcda42ff054bce4019815b2b26c3ea8f0a40fe477d5dde89a9db1ae93cd233e341aaaf405026224cec6dcbd72ab089dfed0ae2418", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036618/2015-07-01_0/xml/BWBR0036618_2015-07-01_0.xml", "content": "\n Besluit van 4 mei 2015 tot vaststelling van enkele randvoorwaarden voor de elektronische dienstverlening door de burgerlijke stand (Besluit elektronische dienstverlening burgerlijke stand)201517615-05-201504-05-2015201518127-05-201515-05-201501-07-2015\n Besluit elektronische dienstverlening burgerlijke stand201517615-05-201504-05-2015201518127-05-201515-05-201501-07-2015\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 maart 2015 nr. 621723;\n Gelet op de artikelen 18, vijfde lid, 18b, tweede lid, 19e, achtste lid, 19h, derde lid, en 23b, zesde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 10 april 2015, nr. W03.15.0072/II);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie en van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 29 april 2015, nr. 640616;\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n201517615-05-201504-05-2015201518127-05-201515-05-201501-07-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n \n 1\n Bij de inrichting en het gebruik van de in artikel 18b, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde systemen van gegevensverwerking worden de in de bijlage opgenomen open standaarden toegepast inzake de informatieveiligheid, de toegankelijkheid, digitale documentformaten en de bevraging van basisgegevens die behoren tot de wettelijk vastgestelde basisregistraties.\n \n \n 2\n Van wijzigingen van de in de bijlage opgenomen open standaarden wordt mededeling in de Staatscourant gedaan.\n \n201517615-05-201504-05-2015201518127-05-201515-05-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n Indien de aangifte of melding bij de burgerlijke stand elektronisch wordt gedaan, geschiedt de vaststelling van de juistheid van de identiteit van de aangever door middel van DigiD op basis van ten minste een twee-factoren-authenticatie, eHerkenning op basis van minimaal betrouwbaarheidsniveau 2plus, dan wel een opvolgend en minstens even betrouwbaar authenticatiemiddel.\n201517615-05-201504-05-2015201518127-05-201515-05-201501-07-2015\n \n Artikel\n 3\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n 4\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.\n201517615-05-201504-05-2015201518127-05-201515-05-201501-07-2015\n \n \n Artikel\n 6\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit elektronische dienstverlening burgerlijke stand.\n201517615-05-201504-05-2015201518127-05-201515-05-201501-07-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n Wassenaar\n 4 mei 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Veiligheid en Justitie, \n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, \n \n R.H.A.\n Plasterk\n \n \n \n de vijftiende mei 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie, \n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201517615-05-201504-05-2015201518127-05-201515-05-201501-07-2015\n \n \n Bijlage\n bij artikel 1\n \n \n \n •\n Webrichtlijnen om ervoor te zorgen dat een overheidswebsite toegankelijk is voor iedere burger;\n \n \n •\n PDF-A/1 en PDF-A/2 vanwege het belang van een authentieke en toekomstvaste weergave van elektronische documenten (gecombineerd met digitale ondertekening voor aanvullende authenticiteit en integriteit);\n \n \n •\n SAML (DigiD, eHerkenning) om burgers en bedrijven te authenticeren;\n \n \n •\n TLS in de vorm van https om de authenticiteit van de website te kunnen bepalen en de gegevensuitwisseling te versleutelen;\n \n \n •\n DNSSEC voor domeinnaambeveiliging die «bewegwijzeringsfraude» op internet tegengaat;\n \n \n •\n Digikoppeling voor veilige gegevensuitwisseling met andere overheden, waaronder basisregistraties.\n \n \n Deze standaarden zijn te vinden op de website van het Forum Standaardisatie (https://www.forumstandaardisatie.nl/).\n201517615-05-201504-05-2015201518127-05-201515-05-201501-07-2015\n \n201517615-05-201504-05-2015201518127-05-201515-05-201501-07-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036618/manifest.xml", "content": "2015-07-012015-07-03T18:39:17+02:002019-11-20T06:40:30+01:00BWBR0036618.WTI2015-07-019999-12-312015-07-019999-12-312015-07-02T02:55:44+02:002017-10-30T23:30:30+01:00969d4aa38424735bcd696a4d7258911ab97b8949fd02be624144fe62f9601e10ab55b8c23fd2ac333284c0a226d0f739f450a4cce2992a54b6eb1c6f5ba5494f3586", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036619/2014-09-01_1/xml/BWBR0036619_2014-09-01_1.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 4 mei 2015, nr. 2015-0000255469, houdende regels voor de subsidiëring van de Stichting verdeling financiële overheidsbijdragen in het werk van de Centrales van Overheids- en Onderwijspersoneel (Subsidieregeling SVO 2015)20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201401-09-2014Stcrt. 2015, 13176, datum inwerkingtreding 19-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2014.\n Subsidieregeling SVO 201520151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201401-09-2014Stcrt. 2015, 13176, datum inwerkingtreding 19-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2014.\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, onderdelen d en f, van de Kaderwet overige BZK-subsidies en de artikelen 11, tweede en derde lid, 18, eerste lid, 20 en 24, vijfde lid, van het Kaderbesluit BZK-subsidies;\n \n \n Besluit:\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201401-09-2014Stcrt. 2015, 13176, datum inwerkingtreding 19-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2014.\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;\n \n \n b.\n \n de stichting: de Stichting verdeling financiële overheidsbijdragen in het werk van de Centrales van Overheids- en Onderwijspersoneel;\n \n \n c.\n \n Centrale: een van de Centrales van Overheids- en Onderwijspersoneel, bedoeld in artikel 105, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.\n \n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201401-09-2014Stcrt. 2015, 13176, datum inwerkingtreding 19-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2014.\n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n De minister verstrekt aan de stichting een subsidie met het oog op het subsidiëren van de Centrales ten behoeve van scholings- en vormingswerk, dat de Centrales en de bij hen aangesloten bonden en verenigingen verzorgen teneinde de (aspirant)leden van overlegcommissies de nodige opleiding en vorming te geven om hun taak als zodanig op adequate wijze te kunnen vervullen en ter bestrijding van de kosten voor het bijwonen van vergaderingen van overlegorganen door vertegenwoordigers van deze organisaties.\n \n \n 2\n De subsidie wordt per boekjaar verstrekt. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201401-09-2014Stcrt. 2015, 13176, datum inwerkingtreding 19-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2014.\n \n Artikel\n 3\n \n Op de subsidie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, zijn de regels inzake een subsidie van € 25.000 tot € 125.000 van toepassing.\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201401-09-2014Stcrt. 2015, 13176, datum inwerkingtreding 19-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2014.\n \n Artikel\n 4\n \n De subsidie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt ten hoogste het bedrag dat uit de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties blijkt.\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201401-09-2014Stcrt. 2015, 13176, datum inwerkingtreding 19-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2014.20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201401-09-2014Stcrt. 2015, 13176, datum inwerkingtreding 19-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2014.\n \n \n §\n 2\n De subsidieverlening\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n De stichting dient de aanvraag tot subsidieverlening uiterlijk in op 1 oktober voorafgaande aan het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft.\n \n \n 2\n De aanvraag gaat vergezeld van een opgave van de ledenaantallen van de bij de Centrales aangesloten bonden. Bij deze opgave van de ledenaantallen wordt een uitsplitsing naar werkende leden en gepensioneerde leden gemaakt.\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201401-09-2014Stcrt. 2015, 13176, datum inwerkingtreding 19-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2014.20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201401-09-2014Stcrt. 2015, 13176, datum inwerkingtreding 19-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2014.\n \n \n §\n 3\n Voorschotverlening\n \n \n Artikel\n 6\n \n De minister verstrekt op de subsidie een voorschot dat gelijk is aan de verleende subsidie.\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201401-09-2014Stcrt. 2015, 13176, datum inwerkingtreding 19-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2014.20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201401-09-2014Stcrt. 2015, 13176, datum inwerkingtreding 19-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2014.\n \n \n §\n 4\n De verplichtingen van de subsidieontvanger\n \n \n Artikel\n 7\n \n De stichting hanteert met betrekking tot het verstrekken van subsidies aan de Centrales in elk geval de volgende regels:\n \n \n a.\n De verdeling van de subsidiegelden vindt plaats op basis van de ledenaantallen van de bij de Centrales aangesloten bonden;\n \n \n b.\n een Centrale dient de aanvraag tot subsidievaststelling uiterlijk in op 1 juli na afloop van het boekjaar waarop de subsidie betrekking heeft;\n \n \n c.\n de aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een eindverslag omtrent de uitvoering van de activiteiten dan wel van de gebundelde eindverslagen en, voor zover beschikbaar, controleverklaringen van de bonden.\n \n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201401-09-2014Stcrt. 2015, 13176, datum inwerkingtreding 19-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2014.20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201401-09-2014Stcrt. 2015, 13176, datum inwerkingtreding 19-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2014.\n \n \n §\n 5\n Egalisatiereserve\n \n \n Artikel\n 8\n \n \n 1\n De stichting kan een egalisatiereserve vormen als bedoeld in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht.\n \n \n 2\n De egalisatiereserve bedraagt ten hoogste € 5.000. De jaarlijkse toevoeging aan de egalisatiereserve bedraagt ten hoogste € 1.500 per boekjaar.\n \n \n 3\n De egalisatiereserve wordt uitsluitend aangewend voor kosten die direct samenhangen met de activiteiten, bedoeld in artikel 2, eerste lid.\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201401-09-2014Stcrt. 2015, 13176, datum inwerkingtreding 19-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2014.20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201401-09-2014Stcrt. 2015, 13176, datum inwerkingtreding 19-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2014.\n \n \n §\n 6\n De subsidievaststelling\n \n \n Artikel\n 9\n \n \n 1\n De stichting dient de aanvraag tot subsidievaststelling uiterlijk in op 1 oktober na afloop van het boekjaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft.\n \n \n 2\n De aanvraag tot subsidievaststelling hoeft niet vergezeld te gaan van een controleverklaring als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit BZK-subsidies.\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201401-09-2014Stcrt. 2015, 13176, datum inwerkingtreding 19-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2014.20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201401-09-2014Stcrt. 2015, 13176, datum inwerkingtreding 19-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2014.\n \n \n §\n 7\n Overgangs- en slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 10\n \n Een subsidie die aan de stichting is verleend op grond van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt aangemerkt als een subsidie, verleend krachtens deze regeling.\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201401-09-2014Stcrt. 2015, 13176, datum inwerkingtreding 19-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2014.\n \n Artikel\n 11\n \n \n 1\n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september 2014.\n \n \n 2\n Deze regeling vervalt op 1 januari 2017.\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201401-09-2014Stcrt. 2015, 13176, datum inwerkingtreding 19-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2014.\n \n Artikel\n 12\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling SVO 2015.\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201401-09-2014Stcrt. 2015, 13176, datum inwerkingtreding 19-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2014.20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201401-09-2014Stcrt. 2015, 13176, datum inwerkingtreding 19-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2014.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,R.H.A.Plasterk\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201401-09-2014Stcrt. 2015, 13176, datum inwerkingtreding 19-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2014.\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036619/2015-05-19_0/xml/BWBR0036619_2015-05-19_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 4 mei 2015, nr. 2015-0000255469, houdende regels voor de subsidiëring van de Stichting verdeling financiële overheidsbijdragen in het werk van de Centrales van Overheids- en Onderwijspersoneel (Subsidieregeling SVO 2015)\n Subsidieregeling SVO 2015\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, onderdelen d en f, van de Kaderwet overige BZK-subsidies en de artikelen 11, tweede en derde lid, 18, eerste lid, 20 en 24, vijfde lid, van het Kaderbesluit BZK-subsidies;\n \n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;\n \n \n b.\n \n de stichting: de Stichting verdeling financiële overheidsbijdragen in het werk van de Centrales van Overheids- en Onderwijspersoneel;\n \n \n c.\n \n Centrale: een van de Centrales van Overheids- en Onderwijspersoneel, bedoeld in artikel 105, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.\n \n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n De minister verstrekt aan de stichting een subsidie met het oog op het subsidiëren van de Centrales ten behoeve van scholings- en vormingswerk, dat de Centrales en de bij hen aangesloten bonden en verenigingen verzorgen teneinde de (aspirant)leden van overlegcommissies de nodige opleiding en vorming te geven om hun taak als zodanig op adequate wijze te kunnen vervullen en ter bestrijding van de kosten voor het bijwonen van vergaderingen van overlegorganen door vertegenwoordigers van deze organisaties.\n \n \n 2\n De subsidie wordt per boekjaar verstrekt. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n Artikel\n 3\n \n Op de subsidie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, zijn de regels inzake een subsidie van € 25.000 tot € 125.000 van toepassing.\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n Artikel\n 4\n \n De subsidie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt ten hoogste het bedrag dat uit de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties blijkt.\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201420151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n §\n 2\n De subsidieverlening\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n De stichting dient de aanvraag tot subsidieverlening uiterlijk in op 1 oktober voorafgaande aan het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft.\n \n \n 2\n De aanvraag gaat vergezeld van een opgave van de ledenaantallen van de bij de Centrales aangesloten bonden. Bij deze opgave van de ledenaantallen wordt een uitsplitsing naar werkende leden en gepensioneerde leden gemaakt.\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201420151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n §\n 3\n Voorschotverlening\n \n \n Artikel\n 6\n \n De minister verstrekt op de subsidie een voorschot dat gelijk is aan de verleende subsidie.\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201420151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n §\n 4\n De verplichtingen van de subsidieontvanger\n \n \n Artikel\n 7\n \n De stichting hanteert met betrekking tot het verstrekken van subsidies aan de Centrales in elk geval de volgende regels:\n \n \n a.\n De verdeling van de subsidiegelden vindt plaats op basis van de ledenaantallen van de bij de Centrales aangesloten bonden;\n \n \n b.\n een Centrale dient de aanvraag tot subsidievaststelling uiterlijk in op 1 juli na afloop van het boekjaar waarop de subsidie betrekking heeft;\n \n \n c.\n de aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een eindverslag omtrent de uitvoering van de activiteiten dan wel van de gebundelde eindverslagen en, voor zover beschikbaar, controleverklaringen van de bonden.\n \n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201420151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n §\n 5\n Egalisatiereserve\n \n \n Artikel\n 8\n \n \n 1\n De stichting kan een egalisatiereserve vormen als bedoeld in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht.\n \n \n 2\n De egalisatiereserve bedraagt ten hoogste € 5.000. De jaarlijkse toevoeging aan de egalisatiereserve bedraagt ten hoogste € 1.500 per boekjaar.\n \n \n 3\n De egalisatiereserve wordt uitsluitend aangewend voor kosten die direct samenhangen met de activiteiten, bedoeld in artikel 2, eerste lid.\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201420151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n §\n 6\n De subsidievaststelling\n \n \n Artikel\n 9\n \n \n 1\n De stichting dient de aanvraag tot subsidievaststelling uiterlijk in op 1 oktober na afloop van het boekjaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft.\n \n \n 2\n De aanvraag tot subsidievaststelling hoeft niet vergezeld te gaan van een controleverklaring als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit BZK-subsidies.\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201420151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n §\n 7\n Overgangs- en slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 10\n \n Een subsidie die aan de stichting is verleend op grond van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt aangemerkt als een subsidie, verleend krachtens deze regeling.\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n Artikel\n 11\n \n \n 1\n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september 2014.\n \n \n 2\n Deze regeling vervalt op 1 januari 2017.\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n Artikel\n 12\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling SVO 2015.\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201420151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,R.H.A.Plasterk\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036619/2016-12-02_0/xml/BWBR0036619_2016-12-02_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 4 mei 2015, nr. 2015-0000255469, houdende regels voor de subsidiëring van de Stichting verdeling financiële overheidsbijdragen in het werk van de Centrales van Overheids- en Onderwijspersoneel (Subsidieregeling SVO 2015)20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n Subsidieregeling SVO 201520151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, onderdelen d en f, van de Kaderwet overige BZK-subsidies en de artikelen 11, tweede en derde lid, 18, eerste lid, 20 en 24, vijfde lid, van het Kaderbesluit BZK-subsidies;\n \n \n Besluit:\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;\n \n \n b.\n \n de stichting: de Stichting verdeling financiële overheidsbijdragen in het werk van de Centrales van Overheids- en Onderwijspersoneel;\n \n \n c.\n \n Centrale: een van de Centrales van Overheids- en Onderwijspersoneel, bedoeld in artikel 105, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.\n \n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n De minister verstrekt aan de stichting een subsidie met het oog op het subsidiëren van de Centrales ten behoeve van scholings- en vormingswerk, dat de Centrales en de bij hen aangesloten bonden en verenigingen verzorgen teneinde de (aspirant)leden van overlegcommissies de nodige opleiding en vorming te geven om hun taak als zodanig op adequate wijze te kunnen vervullen en ter bestrijding van de kosten voor het bijwonen van vergaderingen van overlegorganen door vertegenwoordigers van deze organisaties.\n \n \n 2\n De subsidie wordt per boekjaar verstrekt. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n Artikel\n 3\n \n Op de subsidie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, zijn de regels inzake een subsidie van € 25.000 tot € 125.000 van toepassing.\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n Artikel\n 4\n \n De subsidie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt ten hoogste het bedrag dat uit de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties blijkt.\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201420151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n §\n 2\n De subsidieverlening\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n De stichting dient de aanvraag tot subsidieverlening uiterlijk in op 1 oktober voorafgaande aan het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft.\n \n \n 2\n De aanvraag gaat vergezeld van een opgave van de ledenaantallen van de bij de Centrales aangesloten bonden. Bij deze opgave van de ledenaantallen wordt een uitsplitsing naar werkende leden en gepensioneerde leden gemaakt.\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201420151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n §\n 3\n Voorschotverlening\n \n \n Artikel\n 6\n \n De minister verstrekt op de subsidie een voorschot dat gelijk is aan de verleende subsidie.\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201420151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n §\n 4\n De verplichtingen van de subsidieontvanger\n \n \n Artikel\n 7\n \n De stichting hanteert met betrekking tot het verstrekken van subsidies aan de Centrales in elk geval de volgende regels:\n \n \n a.\n De verdeling van de subsidiegelden vindt plaats op basis van de ledenaantallen van de bij de Centrales aangesloten bonden;\n \n \n b.\n een Centrale dient de aanvraag tot subsidievaststelling uiterlijk in op 1 juli na afloop van het boekjaar waarop de subsidie betrekking heeft;\n \n \n c.\n de aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een eindverslag omtrent de uitvoering van de activiteiten dan wel van de gebundelde eindverslagen en, voor zover beschikbaar, controleverklaringen van de bonden.\n \n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201420151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n §\n 5\n Egalisatiereserve\n \n \n Artikel\n 8\n \n \n 1\n De stichting kan een egalisatiereserve vormen als bedoeld in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht.\n \n \n 2\n De egalisatiereserve bedraagt ten hoogste € 5.000. De jaarlijkse toevoeging aan de egalisatiereserve bedraagt ten hoogste € 1.500 per boekjaar.\n \n \n 3\n De egalisatiereserve wordt uitsluitend aangewend voor kosten die direct samenhangen met de activiteiten, bedoeld in artikel 2, eerste lid.\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201420151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n §\n 6\n De subsidievaststelling\n \n \n Artikel\n 9\n \n \n 1\n De stichting dient de aanvraag tot subsidievaststelling uiterlijk in op 1 oktober na afloop van het boekjaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft.\n \n \n 2\n De aanvraag tot subsidievaststelling hoeft niet vergezeld te gaan van een controleverklaring als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit BZK-subsidies.\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201420151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n §\n 7\n Overgangs- en slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 10\n \n Een subsidie die aan de stichting is verleend op grond van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt aangemerkt als een subsidie, verleend krachtens deze regeling.\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n Artikel\n 11\n \n \n 1\n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september 2014.\n \n \n 2\n Deze regeling vervalt op 1 januari 2018.\n \n20166548701-12-201629-11-20162016-000067834020166548701-12-201629-11-20162016-000067834002-12-2016\n \n Artikel\n 12\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling SVO 2015.\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201420151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,R.H.A.Plasterk\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036619/2017-12-20_0/xml/BWBR0036619_2017-12-20_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 4 mei 2015, nr. 2015-0000255469, houdende regels voor de subsidiëring van de Stichting verdeling financiële overheidsbijdragen in het werk van de Centrales van Overheids- en Onderwijspersoneel (Subsidieregeling SVO 2015)20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n Subsidieregeling SVO 201520151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, onderdelen d en f, van de Kaderwet overige BZK-subsidies en de artikelen 11, tweede en derde lid, 18, eerste lid, 20 en 24, vijfde lid, van het Kaderbesluit BZK-subsidies;\n \n \n Besluit:\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;\n \n \n b.\n \n de stichting: de Stichting verdeling financiële overheidsbijdragen in het werk van de Centrales van Overheids- en Onderwijspersoneel;\n \n \n c.\n \n Centrale: een van de Centrales van Overheids- en Onderwijspersoneel, bedoeld in artikel 105, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.\n \n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n De minister verstrekt aan de stichting een subsidie met het oog op het subsidiëren van de Centrales ten behoeve van scholings- en vormingswerk, dat de Centrales en de bij hen aangesloten bonden en verenigingen verzorgen teneinde de (aspirant)leden van overlegcommissies de nodige opleiding en vorming te geven om hun taak als zodanig op adequate wijze te kunnen vervullen en ter bestrijding van de kosten voor het bijwonen van vergaderingen van overlegorganen door vertegenwoordigers van deze organisaties.\n \n \n 2\n De subsidie wordt per boekjaar verstrekt. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n Artikel\n 3\n \n Op de subsidie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, zijn de regels inzake een subsidie van € 25.000 tot € 125.000 van toepassing.\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n Artikel\n 4\n \n De subsidie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt ten hoogste het bedrag dat uit de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties blijkt.\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201420151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n §\n 2\n De subsidieverlening\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n De stichting dient de aanvraag tot subsidieverlening uiterlijk in op 1 oktober voorafgaande aan het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft.\n \n \n 2\n De aanvraag gaat vergezeld van een opgave van de ledenaantallen van de bij de Centrales aangesloten bonden. Bij deze opgave van de ledenaantallen wordt een uitsplitsing naar werkende leden en gepensioneerde leden gemaakt.\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201420151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n §\n 3\n Voorschotverlening\n \n \n Artikel\n 6\n \n De minister verstrekt op de subsidie een voorschot dat gelijk is aan de verleende subsidie.\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201420151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n §\n 4\n De verplichtingen van de subsidieontvanger\n \n \n Artikel\n 7\n \n De stichting hanteert met betrekking tot het verstrekken van subsidies aan de Centrales in elk geval de volgende regels:\n \n \n a.\n De verdeling van de subsidiegelden vindt plaats op basis van de ledenaantallen van de bij de Centrales aangesloten bonden;\n \n \n b.\n een Centrale dient de aanvraag tot subsidievaststelling uiterlijk in op 1 juli na afloop van het boekjaar waarop de subsidie betrekking heeft;\n \n \n c.\n de aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een eindverslag omtrent de uitvoering van de activiteiten dan wel van de gebundelde eindverslagen en, voor zover beschikbaar, controleverklaringen van de bonden.\n \n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201420151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n §\n 5\n Egalisatiereserve\n \n \n Artikel\n 8\n \n \n 1\n De stichting kan een egalisatiereserve vormen als bedoeld in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht.\n \n \n 2\n De egalisatiereserve bedraagt ten hoogste € 5.000. De jaarlijkse toevoeging aan de egalisatiereserve bedraagt ten hoogste € 1.500 per boekjaar.\n \n \n 3\n De egalisatiereserve wordt uitsluitend aangewend voor kosten die direct samenhangen met de activiteiten, bedoeld in artikel 2, eerste lid.\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201420151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n §\n 6\n De subsidievaststelling\n \n \n Artikel\n 9\n \n \n 1\n De stichting dient de aanvraag tot subsidievaststelling uiterlijk in op 1 oktober na afloop van het boekjaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft.\n \n \n 2\n De aanvraag tot subsidievaststelling hoeft niet vergezeld te gaan van een controleverklaring als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit BZK-subsidies.\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201420151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n §\n 7\n Overgangs- en slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 10\n \n Een subsidie die aan de stichting is verleend op grond van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt aangemerkt als een subsidie, verleend krachtens deze regeling.\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n Artikel\n 11\n \n \n 1\n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september 2014.\n \n \n 2\n Deze regeling vervalt op 1 januari 2019.\n \n20177095219-12-201713-12-20172017-000061784920177095219-12-201713-12-20172017-000061784920-12-2017\n \n Artikel\n 12\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling SVO 2015.\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201420151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,R.H.A.Plasterk\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036619/2018-12-19_0/xml/BWBR0036619_2018-12-19_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 4 mei 2015, nr. 2015-0000255469, houdende regels voor de subsidiëring van de Stichting verdeling financiële overheidsbijdragen in het werk van de Centrales van Overheids- en Onderwijspersoneel (Subsidieregeling SVO 2015)20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n Subsidieregeling SVO 201520151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, onderdelen d en f, van de Kaderwet overige BZK-subsidies en de artikelen 11, tweede en derde lid, 18, eerste lid, 20 en 24, vijfde lid, van het Kaderbesluit BZK-subsidies;\n \n \n Besluit:\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n \n §\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;\n \n \n b.\n \n de stichting: de Stichting verdeling financiële overheidsbijdragen in het werk van de Centrales van Overheids- en Onderwijspersoneel;\n \n \n c.\n \n Centrale: een van de Centrales van Overheids- en Onderwijspersoneel, bedoeld in artikel 105, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.\n \n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n De minister verstrekt aan de stichting een subsidie met het oog op het subsidiëren van de Centrales ten behoeve van scholings- en vormingswerk, dat de Centrales en de bij hen aangesloten bonden en verenigingen verzorgen teneinde de (aspirant)leden van overlegcommissies de nodige opleiding en vorming te geven om hun taak als zodanig op adequate wijze te kunnen vervullen en ter bestrijding van de kosten voor het bijwonen van vergaderingen van overlegorganen door vertegenwoordigers van deze organisaties.\n \n \n 2\n De subsidie wordt per boekjaar verstrekt. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n Artikel\n 3\n \n Op de subsidie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, zijn de regels inzake een subsidie van € 25.000 tot € 125.000 van toepassing.\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n Artikel\n 4\n \n De subsidie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt ten hoogste het bedrag dat uit de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties blijkt.\n De subsidie wordt in een periode van twee jaar als volgt afgebouwd:\n \n \n –\n met ingang van 1 januari 2019 bedraagt de subsidie 66,6% van het bedrag dat in 2018 is uitgekeerd;\n \n \n –\n met ingang van 1 januari 2020 bedraagt de subsidie 33,3% van het bedrag dat in 2018 is uitgekeerd.\n \n \n20186801218-12-201817-12-20182018-000091679020186801218-12-201817-12-20182018-000091679019-12-201820151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n §\n 2\n De subsidieverlening\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n De stichting dient de aanvraag tot subsidieverlening uiterlijk in op 1 oktober voorafgaande aan het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft.\n \n \n 2\n De aanvraag gaat vergezeld van een opgave van de ledenaantallen van de bij de Centrales aangesloten bonden. Bij deze opgave van de ledenaantallen wordt een uitsplitsing naar werkende leden en gepensioneerde leden gemaakt.\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201420151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n §\n 3\n Voorschotverlening\n \n \n Artikel\n 6\n \n De minister verstrekt op de subsidie een voorschot dat gelijk is aan de verleende subsidie.\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201420151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n §\n 4\n De verplichtingen van de subsidieontvanger\n \n \n Artikel\n 7\n \n De stichting hanteert met betrekking tot het verstrekken van subsidies aan de Centrales in elk geval de volgende regels:\n \n \n a.\n De verdeling van de subsidiegelden vindt plaats op basis van de ledenaantallen van de bij de Centrales aangesloten bonden;\n \n \n b.\n een Centrale dient de aanvraag tot subsidievaststelling uiterlijk in op 1 juli na afloop van het boekjaar waarop de subsidie betrekking heeft;\n \n \n c.\n de aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een eindverslag omtrent de uitvoering van de activiteiten dan wel van de gebundelde eindverslagen en, voor zover beschikbaar, controleverklaringen van de bonden.\n \n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201420151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n §\n 5\n Egalisatiereserve\n \n \n Artikel\n 8\n \n \n 1\n De stichting kan een egalisatiereserve vormen als bedoeld in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht.\n \n \n 2\n De egalisatiereserve bedraagt ten hoogste € 5.000. De jaarlijkse toevoeging aan de egalisatiereserve bedraagt ten hoogste € 1.500 per boekjaar.\n \n \n 3\n De egalisatiereserve wordt uitsluitend aangewend voor kosten die direct samenhangen met de activiteiten, bedoeld in artikel 2, eerste lid.\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201420151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n §\n 6\n De subsidievaststelling\n \n \n Artikel\n 9\n \n \n 1\n De stichting dient de aanvraag tot subsidievaststelling uiterlijk in op 1 oktober na afloop van het boekjaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft.\n \n \n 2\n De aanvraag tot subsidievaststelling hoeft niet vergezeld te gaan van een controleverklaring als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit BZK-subsidies.\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201420151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n §\n 7\n Overgangs- en slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 10\n \n Een subsidie die aan de stichting is verleend op grond van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt aangemerkt als een subsidie, verleend krachtens deze regeling.\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n Artikel\n 11\n \n \n 1\n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september 2014.\n \n \n 2\n Deze regeling vervalt op 1 januari 2021.\n \n20186801218-12-201817-12-20182018-000091679020186801218-12-201817-12-20182018-000091679019-12-2018\n \n Artikel\n 12\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling SVO 2015.\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-201420151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,R.H.A.Plasterk\n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014\n \n20151317618-05-201504-05-20152015-000025546920151317618-05-201504-05-20152015-000025546919-05-201501-09-2014", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036619/manifest.xml", "content": "2015-05-192021-01-012014-09-01tot-en-met2015-07-03T16:57:27+02:002018-12-19T07:18:43+01:00BWBR0036619.WTI2015-05-192016-12-012015-05-199999-12-312015-07-02T02:56:05+02:002016-12-06T06:47:55+01:00d8873502a9ecd180395d640a3b9dbb2f396aaf6c5cd58acd34997fb1ec121af8c0c02a62e4992e0e7f973fcc233c04e98057e682391e48e0c4eba21f5393142e49362014-09-012015-05-182015-05-199999-12-312015-07-02T02:56:06+02:002016-01-19T07:06:44+01:0062122ee63528cec24842aae7b07d92df6019ff8b51a220c7659ebc56b78131821e9cd9cc978a9cbcebd1c1cc2e47a70d59fcd2042b5fffeaee2aaed3b80cc94452722016-12-022017-12-192016-12-029999-12-312016-12-06T06:48:07+01:002017-12-20T12:11:30+01:00289ecca7c4181ef3e315a2df0e0f8f5d2829313433dccde3803cd7961cac5c7b6e837b6cb526a35f60a6cf748ae4117e229ce29ebbd2b382a8632ccda116208d50812017-12-202018-12-182017-12-209999-12-312017-12-20T12:11:30+01:002018-12-19T07:20:59+01:005457b5f9b911f77884774e5dc294548f4c7da02288c780f28ef2ff72a74035460f0197b1e01d3c39a967722b01d0f4167e18088fd78a5aaa48d7ac8a3d0649f550852018-12-199999-12-312018-12-199999-12-312018-12-19T07:21:51+01:002018-12-19T07:21:51+01:0034effd9ef4da6bb0ce44cfb6f4d3127062ea69749e6c87067b44b991e6e3b084045b5866a1b2ca725e3a66fb922b3be541da899213e62d3364a58ed469b067ff5218", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036620/2015-05-14_0/xml/BWBR0036620_2015-05-14_0.xml", "content": "\n Beleidsregels voor de vaststelling en consultatie van voorwaarden voor het gebruik van de luchthaven Schiphol, zoals bedoeld in artikel 8.25d, eerste lid, van de Wet luchtvaart 20151332113-05-201520151332113-05-201514-05-2015\n Beleidsregels consultatie voorwaarden luchthaven Schiphol20151332113-05-201520151332113-05-201514-05-2015\n \n \n \n De Autoriteit Consument en Markt,\n gelet op:\n de artikelen 8.25f en 11.24 van de Wet luchtvaart,\n en;\n \n artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht,\n \n Besluit:\n \n20151332113-05-201520151332113-05-201514-05-2015\n \n \n a\n Inleiding\n \n \n \n 1.\n Deze beleidsregels zijn tot stand gekomen op grond van de artikelen 8.25f en 11.24 van de Wet luchtvaart1Wet luchtvaart: Stb. 1999, nr. 274, laatstelijk gewijzigd bij wet van 17 december 2014,Stb. 2014, nrs. 557 en 558. Hierna ook: de Wet. en artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Zij dienen twee doelen. Ten eerste verschaffen zij helderheid over de procedure die de exploitant van de luchthaven Schiphol moet volgen voor het vaststellen van voorwaarden voor het gebruik van de luchthaven,2Voorwaarden in de zin van artikel 8.25d, eerste lid, van de Wet. en andere regels en voorschriften. Het gaat om voorwaarden die volgens het Besluit exploitatie luchthaven Schiphol betrekking hebben op het gebruik van de luchthaven Schiphol, in verband met het starten en landen met luchtvaartuigen en voor de afhandeling en beveiliging van passagiers, bagage en vracht.3Zie artikel 2, eerste lid, van het Besluit exploitatie luchthaven Schiphol, besluit van 7 juli 2006, houdende regels betreffende de exploitatie van de luchthaven Schiphol,Stb. 2006, nr. 332, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 13 maart 2013, Stb. 2013, nr. 104. Hierna: het Besluit.\n \n \n 2.\n Een tweede doel van deze beleidsregels is om flexibiliteit te bieden in het proces voor het vaststellen van regels die gelden op de luchthaven Schiphol, voor zover die door de exploitant worden vastgesteld. De Wet luchtvaart en het Besluit exploitatie luchthaven Schiphol schrijven voor dat de exploitant van de luchthaven Schiphol voorwaarden4De voorliggende beleidsregels hebben enkel betrekking op voorwaarden in de zin van artikel 8.25d, eerste lid, van de Wet luchtvaart, niet op de tarieven waarop die bepaling doelt. voor gebruikers5Gebruikers van de luchthaven Schiphol zijn volgens artikel 8.1b van de Wet luchtvaart luchtvaartmaatschappijen en personen of rechtspersonen die vluchten uitvoeren op de luchthaven Schiphol en die geen luchtvaartmaatschappij zijn. ten minste één keer per jaar opnieuw moet vaststellen. Bovendien moeten gebruikers6Naast gebruikers moeten ook representatieve organisaties worden betrokken bij de raadpleging, op grond van artikel 8.25e, eerste, tweede en vierde lid van de Wet luchtvaart. van de luchthaven geraadpleegd worden over een voorstel voor die voorwaarden, voordat die van kracht worden. Voorwaarden mogen daarbij alleen van kracht worden op 1 april en 1 november van ieder jaar.7Zie artikel 3, vierde lid, van het Besluit.\n \n \n 3.\n Dit proces van raadpleging van gebruikers van de luchthaven start met een voorstel van de exploitant voor nieuwe8De inhoud van de voorwaarden hoeft niet per se ieder jaar te worden vernieuwd. Ook als de voorwaarden hetzelfde luiden als het voorgaande jaar, moet de exploitant deze als voorstel consulteren en de voorwaarden opnieuw vaststellen. voorwaarden. Dit voorstel wordt door de exploitant ter inzage gelegd, er wordt kennisgeving van gedaan, en gebruikers krijgen het voorstel op verzoek toegestuurd. Vanaf dat moment gaat een periode van vier weken in.9Zie artikel 3, derde, zevende en achtste lid van het Besluit. In die periode worden één of meer bijeenkomsten georganiseerd waarin gebruikers worden uitgenodigd om het voorstel te bespreken met de exploitant. Ook kunnen gebruikers in die periode schriftelijk reageren op het voorstel. Zij hebben dan recht op een gemotiveerd antwoord van de exploitant op hun reactie op het voorstel.\n \n \n 4.\n Na afloop van deze periode van consultatie stelt de exploitant de voorwaarden vast. Die worden echter nog niet direct van kracht. Tussen het moment van vaststelling en het moment waarop de voorwaarden van kracht worden, moet volgens artikel 3, derde lid, van het Besluit een periode van ten minste vijf maanden zitten. Bovendien mogen voorwaarden alleen van kracht worden op 1 april of 1 november van ieder jaar.\n \n \n 5.\n Als gebruikers het niet eens zijn met de vastgestelde voorwaarden, omdat deze volgens hen in strijd zijn met de wettelijke vereisten van redelijkheid en non-discriminatie,10Artikel 8.25d, tweede lid, van de Wet bepaalt dat de tarieven en voorwaarden van de exploitant van de luchthaven Schiphol “redelijk en non-discrimatoir” moeten zijn. kunnen zij, na de vaststelling van de voorwaarden, schriftelijk of per e-mail een klacht indienen bij de Autoriteit Consument en Markt11Hierna: ACM.. Dat moet binnen een periode van (ook hier) vier weken na de vaststelling van de voorwaarden gebeuren.12Zie artikel 8.25f, eerste lid, van de Wet luchtvaart. ACM moet dan onderzoeken of de voorwaarden inderdaad in strijd zijn met de twee genoemde vereisten. Na het onderzoek bepaalt ACM in een bindend besluit of dat het geval is of niet.\n \n \n20151332113-05-201520151332113-05-201514-05-201520151332113-05-201520151332113-05-201514-05-2015\n \n \n b\n Aanleiding voor de beleidsregels\n \n \n \n 6.\n In 2014 heeft ACM onderzocht welke regels er allemaal gelden op de luchthaven Schiphol voor gebruikers van de luchthaven.13De resultaten van het onderzoek zijn terug te vinden op de internetsite van ACM, www.acm.nl. Uit navraag bij de exploitant van de luchthaven bleek dat er 22 documenten bestaan met regels die van toepassing zijn op gebruikers van de luchthaven. Een gedeelte daarvan bleek regels te bevatten die ook van toepassing te zijn op andere partijen die actief zijn op Schiphol. Te denken valt aan bedrijven die op Schiphol bagagediensten verzorgen en leveranciers van vliegtuigcatering of bijvoorbeeld alle personen die het luchthavenplatform betreden.\n \n \n 7.\n De exploitant van de luchthaven gaf bij het onderzoek aan dat er behoefte was om bepaalde regels aan te kunnen passen, buiten de vaste periodes die de Wet voorschrijft en soms ook zonder de gebruikers daarbij vooraf te hoeven consulteren. Bijvoorbeeld om in te kunnen springen op actuele situaties, of om voorwaarden te kunnen stellen aan het gebruik van bepaalde nieuwe voorzieningen, direct vanaf op het moment dat die in gebruik worden genomen.14Maar ook bijvoorbeeld om direct uitvoering te kunnen geven aan nieuwe EU-verordeningen, met name op het gebied van beveiliging en veiligheid. Daarbij kan soms niet gewacht worden op de eerstvolgende mogelijkheid waarop aanpassing van voorwaarden volgens de Wet en het Besluit mogelijk is.\n \n \n 8.\n Vervolgens heeft ACM aan een aantal gebruikers van de luchthaven gevraagd of ook zij behoefte hebben aan flexibiliteit bij het tot stand komen van regels via de procedure die de Wet luchtvaart voorschrijft. Met name heeft ACM gevraagd of zij behoefte hebben om geraadpleegd te worden voordat bepaalde regels worden aangepast of herzien. Voor een deel van de documenten met regels bestond die behoefte, voor een ander deel niet. Hierbij bleek ook dat op grond van een aantal andere wettelijke verplichtingen regels tot stand dienen te komen na raadpleging van een aantal partijen, waaronder vaak ook gebruikers.15Zie bijvoorbeeld artikel 8, eerste lid, van het Besluit slotallocatie (Stb.1997, nr. 635, laatstelijk gewijzigd: Stb. 2009, nr. 400) en de artikelen 8 en 9 van de Regeling grondafhandeling luchtvaartterreinen (Stcrt. 1998, nr. 27, laatstelijk gewijzigd:Stcrt. 2009, nr. 16329).\n \n \n20151332113-05-201520151332113-05-201514-05-201520151332113-05-201520151332113-05-201514-05-2015\n \n \n c\n Categorisering van voorwaarden\n \n \n \n 9.\n Vervolgens heeft ACM een voorlopige indeling gemaakt van de documenten. ACM heeft deze ingedeeld in drie categorieën,16Onder welke categorie de documenten vallen die Schiphol op het moment van vaststelling van deze beleidsregels hanteert, is te vinden op de internetsite van ACM: www.acm.nl. waarbij zoveel mogelijk rekening is gehouden met de wensen van de gebruikers en de exploitant.\n \n \n 10.\n De drie categorieën waarin ACM de documenten heeft ingedeeld zijn de volgende:\n \n Categorie A: bevat de documenten die enkel of overwegend van toepassing zijn op gebruikers. Deze dienen via de procedure van de Wet en het Besluit tot stand te komen, omdat zij alleen of overwegend van toepassing zijn op gebruikers van de luchthaven, en erg belangrijk zijn voor hun operaties op Schiphol\n \n Categorie B: bevat de documenten die van toepassing zijn op gebruikers van de luchthaven maar ook, geheel of gedeeltelijk, op andere partijen die actief zijn op Schiphol. Bovendien betreft het de documenten waarvan de gebruikers vonden dat deze niet per se via de wettelijke procedure tot stand hoefden te komen, maar waarbij zij wel gelegenheid willen hebben om geraadpleegd te worden, voordat de regels daarin van kracht worden.\n \n Categorie C: bevat de documenten die, vooral of voornamelijk, technische en organisatorische voorschriften op bevatten, bijvoorbeeld op het gebied van veiligheid en beveiliging. Het betreft vooral regels waarvan gebruikers vinden dat zij, bij de huidige stand van zaken,17Het is uiteraard wel mogelijk dat, indien de exploitant zulke documenten wijzigt, deze alsnog discriminerende of onredelijke voorwaarden zouden kunnen gaan bevatten. Zie paragraaf e van deze beleidsregels, voor uitleg over de mogelijkheden voor gebruikers om in dat geval een klacht bij ACM in te dienen. niet noodzakelijk hoeven te worden geraadpleegd voor (bij) de totstandkoming ervan. Daarnaast is er maar een beperkt risico dat deze voorschriften niet voldoen aan de vereisten van redelijkheid en non-discriminatie.18Ook hier geldt: bij de stand van zaken, zoals onderzocht door ACM in 2014.\n \n \n 11.\n De Wet luchtvaart maakt geen verschil tussen verschillende typen regels: alle “voorwaarden” – dus alle regels die gelden voor gebruikers van de luchthaven – moeten worden vastgesteld door middel van de wettelijke procedure. Uit het onderzoek van ACM bleek dat dit zowel voor de exploitant als voor de gebruikers in de praktijk lastig is. De exploitant ervaart dit als inflexibel19Naast de in randnummer 11 genoemde bezwaren, is ook te wijzen op het volgende. Als alle documenten ook moeten worden vastgesteld volgens de wettelijke procedure, dan moeten ook allerlei andere partijen deelnemen aan de consultatieprocedure bedoeld in de Wet en het Besluit. Dit is bijvoorbeeld het geval als een document regels bevat die zowel van toepassing zijn op gebruikers, als ook op andere partijen, bijvoorbeeld aanbieders van grondafhandelingsdiensten. Dit zou het consultatieproces erg omslachtig maken. en gebruikers willen bij de wettelijk verplichte raadpleging vooral hun zienswijze kunnen geven op voorwaarden die voor hun operaties op de luchthaven het belangrijkst zijn. Om het overzicht te bewaren, moet de hoeveelheid documenten ook enigszins beperkt blijven. De Wet luchtvaart moet echter leidend blijven: gegarandeerd moet zijn dat gebruikers en representatieve organisaties geconsulteerd worden over voorwaarden, voordat die van kracht worden. Ook moeten gebruikers een beroep op ACM kunnen doen indien zij voorwaarden getoetst willen zien aan de wettelijke vereisten van redelijkheid en non-discriminatie.\n \n \n 12.\n Met het oog hierop heeft ACM de volgende werkwijze vastgesteld.\n \n \n20151332113-05-201520151332113-05-201514-05-201520151332113-05-201520151332113-05-201514-05-2015\n \n \n d\n Wijze van vaststelling van de categorieën documenten\n \n \n \n 13.\n Naar het oordeel van ACM moeten de begrippen ‘voorwaarden’20Bedoeld in artikel 8.25d van de Wet. en ‘raadpleging’21Bedoeld in artikel 8.25e van de Wet. als volgt worden begrepen.\n \n \n 14.\n De documenten in Categorie A moeten worden vastgesteld volgens de procedure die de Wet en het Besluit voorschrijven, dus na raadpleging van gebruikers van de luchthaven en representatieve organisaties. Zij mogen op een latere datum ingaan dan 1 april of 1 november, mits die datum vooraf is aangekondigd in het voorstel van de exploitant.\n \n \n 15.\n De documenten in Categorie B mogen worden vastgesteld volgens de procedure die de Wet en het Besluit voorschrijven. Zij mogen ook worden vastgesteld buiten de termijnen die de Wet en het Besluit voorschrijven, zolang de exploitant aan de volgende voorwaarden voldoet:\n \n \n a.\n De exploitant moet gebruikers en representatieve organisaties raadplegen voordat de regels in deze documenten van kracht worden. De exploitant moet daarbij alle gebruikers22En, naast gebruikers, de representatieve organisaties, bedoeld in artikel 8.1b van de Wet. tijdig uitnodigen om hun zienswijze naar voren te brengen, zowel mondeling als schriftelijk;\n \n \n b.\n De exploitant moet het tijdstip vermelden waarop de regels in deze documenten van kracht worden;\n \n \n c.\n De exploitant moet een ontwerp van het document ter inzage leggen of verstrekken aan gebruikers23Zie voetnoot 22 hiervóór.;\n \n \n d.\n De exploitant moet de termijnen uit artikel 4, derde en zevende lid, van het Besluit in acht nemen;\n \n \n a.\n In het geval dat niet alle regels in een document worden aangepast, moet de exploitant aangeven welke regels wel en welke niet worden aangepast;\n \n \n b.\n De exploitant stelt de gebruikers24Zie voetnoot 22 hiervóór. in kennis van de definitieve regels voordat deze van kracht worden. Bovendien moet de exploitant gebruikers in kennis stellen van de nieuwe regels in de eerste wettelijke consultatieprocedure die volgt op de periode waarin een document van kracht wordt. Gebruikers25Zie voetnoot 22 hiervóór. hoeven dan niet opnieuw te worden geraadpleegd.\n \n \n \n \n 16.\n De documenten in Categorie C mogen worden vastgesteld volgens de procedure die de Wet en het Besluit voorschrijven. Zij mogen ook volgens de procedure, beschreven in randnummer 15 hiervóór, worden vastgesteld. Daarnaast mogen zij ook worden vastgesteld zonder daarbij de wettelijke procedure te doorlopen en dus zonder de gebruikers26Zie voetnoot 22 hiervóór. Ook kunnen er wettelijke bepalingen gelden op grond van andere wetten dan de Wet luchtvaart die de exploitant verplichten om andere partijen dan gebruikers te raadplegen. te raadplegen.27Dit geldt met name voor regels die de exploitant op grond van EU-verordeningen op korte termijn dient door te voeren.\n \n \n20151332113-05-201520151332113-05-201514-05-201520151332113-05-201520151332113-05-201514-05-2015\n \n \n e\n Rechtsbescherming van gebruikers van de luchthaven\n \n \n \n 17.\n Als de exploitant ervoor kiest om documenten in de categorie B of C vast te stellen volgens de procedure, bedoeld in randnummer 15 hiervóór, dan zou dit betekenen dat gebruikers en representatieve organisaties geen klacht zouden kunnen indienen bij ACM op grond van artikel 8.25f van de Wet luchtvaart. Dit geldt ook als documenten in categorie C worden aangepast of herzien, en de exploitant ervoor kiest daarbij de gebruikers en representatieve organisaties niet te raadplegen.\n \n \n 18.\n Gebruikers en representatieve organisaties kunnen namelijk, wettelijk gezien, alleen een dergelijke klacht indienen na afloop van de procedure die de Wet en het Besluit voorschrijven. Dit zou, op zijn beurt, kunnen betekenen dat de regels in die documenten van kracht worden, zonder dat ACM (vooraf) heeft kunnen toetsen of die regels wel of niet discriminerend of onredelijk zijn.\n \n \n 19.\n In dit geval kan ACM uit eigen beweging optreden. Ook kunnen gebruikers van de luchthaven en representatieve organisaties ACM in deze gevallen verzoeken om te onderzoeken of de regels voldoen aan de vereisten van redelijkheid en non-discriminatie. Dit kan op ieder moment.28Een verzoek aan ACM kan in deze gevallen worden ingediend op de volgende momenten:– wanneer de exploitant een voorstel doet voor herziening of aanpassing van documenten;– tijdens de raadpleging van gebruikers;– voor of op het moment dat de nieuwe regels van kracht worden;– op ieder moment waarop de regels van kracht zijn.Als de regels betrekking hebben op de toepassing van voorwaarden, die gaan over toegang tot specifieke delen van de terminal op de luchthaven, of op toegang tot diensten op maat, kan een gebruiker ook gebruik maken van de procedure bedoeld in artikel 8.25ea van de Wet. Voordat een gebruiker een klacht bij ACM kan indienen, moet die gebruiker eerst de exploitant verzoeken om toegang tot zulke terminaldelen of diensten op maat. Zie voorts artikel 8.25ea van de Wet. Een dergelijk verzoek aan ACM mag niet worden gebaseerd op artikel 8.25f van de Wet. Het moet een verzoek aan ACM zijn om, op grond van de artikelen 11.14a en 11.24 van de Wet, onderzoek te doen naar een mogelijke overtreding van die Wet, met name de vereisten van redelijkheid en non-discriminatie.\n \n \n 20.\n Waar het gaat om documenten in Categorie B, kan ACM uit eigen beweging of op verzoek van een gebruiker of representatieve organisatie, de exploitant gebieden om een proces van aanpassing of herziening van documenten in die categorie te staken. ACM kan dan bepalen dat de exploitant het betreffende document dient vast te stellen in de eerstvolgende procedure voor vaststelling van tarieven en voorwaarden, volgens de Wet en het Besluit.29Waarbij de normale procedure van artikel 8.25e en artikelen 3 en 4 van het Besluit moet worden gevolgd.\n \n \n 21.\n Waar het gaat om documenten in Categorie C, en het gaat om regels die zonder raadpleging van gebruikers of representatieve organisaties zijn vastgesteld, kan ACM, uit eigen beweging of op verzoek van een gebruiker, de werking van een document of regels daarin direct schorsen. Daarbij kan een gebruiker of een representatieve organisatie ACM ook direct verzoeken om te onderzoeken of de betreffende regels voldoen aan de vereisten van redelijkheid en non-discriminatie.30Dit is ook mogelijk als gebruikers en representatieve organisaties wel zijn (of worden) geraadpleegd, maar de regels die zijn vastgesteld (of zullen worden vastgesteld), mogelijk niet voldoen aan de wettelijke vereisten van redelijkheid of non-discriminatie. Als dat niet het geval blijkt te zijn, kan ACM de betreffende regel laten verwijderen of aanpassen en daarbij ook een boete opleggen aan de exploitant.31Zie artikel 11.24 van de Wet in verbinding met hoofdstuk 7 van de Mededingingswet.\n \n \n20151332113-05-201520151332113-05-201514-05-201520151332113-05-201520151332113-05-201514-05-2015\n \n \n f\n Slotbepalingen\n \n \n \n 22.\n Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Beleidsregels consultatie voorwaarden luchthaven Schiphol”.\n \n \n 23.\n Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na publicatie ervan in de Staatscourant.\n \n \n20151332113-05-201520151332113-05-201514-05-201520151332113-05-201520151332113-05-201514-05-2015\n \n \n \n De Autoriteit Consument en Markt,\n Voor deze,\n overeenkomstig het door het bestuur op 15 januari 2015 genomen besluit,\n \n F.J.H.\n Don\n \n bestuurslid\n \n20151332113-05-201520151332113-05-201514-05-2015\n \n20151332113-05-201520151332113-05-201514-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036620/manifest.xml", "content": "2015-05-142015-07-03T23:46:55+02:002019-05-22T07:08:42+02:00BWBR0036620.WTI2019-05-212015-05-142019-05-202015-05-149999-12-312015-07-02T02:56:01+02:002019-05-22T07:11:49+02:006ba56e54b4b9559f8a91b0f33c460faa8cdd3a44ed52ae036acf48d38bf0fa2634bb5db8518d0524d3b9fda7e3c206a6244b557e3570aa82fce75c346afab8a78523", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036621/2015-05-19_0/xml/BWBR0036621_2015-05-19_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 7 mei 2015, nr. 632571, houdende regeling van het beheer bij de Hoge Raad der Nederlanden (Organisatieregeling beheer Hoge Raad 2015)20151319418-05-201507-05-201563257120151319418-05-201507-05-201563257119-05-2015\n Organisatieregeling beheer Hoge Raad 201520151319418-05-201507-05-201563257120151319418-05-201507-05-201563257119-05-2015\n \n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,\n \n Besluit:\n \n20151319418-05-201507-05-201563257120151319418-05-201507-05-201563257119-05-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In deze regeling wordt verstaan onder de Hoge Raad: de gezamenlijke organisatie van de Hoge Raad der Nederlanden bestaande uit de raad, het parket en de directie bedrijfsvoering.\n20151319418-05-201507-05-201563257120151319418-05-201507-05-201563257119-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Er is een beheersorganisatie van de Hoge Raad.\n \n \n 2\n Aan het hoofd van de beheersorganisatie staat de directeur bedrijfsvoering van de Hoge Raad.\n \n \n 3\n Op de relatie tussen de Minister van Veiligheid en Justitie en de beheersorganisatie is van toepassing het op 22 mei 2002 tussen de Hoge Raad en de Minister van Justitie gesloten convenant ‘Een raamwerk voor de vormgeving van de toekomstige beheerrelatie tussen de Hoge Raad der Nederlanden en de Minister van Justitie’, DSR nr. 5159148/802.\n \n20151319418-05-201507-05-201563257120151319418-05-201507-05-201563257119-05-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n De Organisatieregeling beheer Hoge Raad wordt ingetrokken.\n20151319418-05-201507-05-201563257120151319418-05-201507-05-201563257119-05-2015\n \n \n Artikel\n 4\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst.\n20151319418-05-201507-05-201563257120151319418-05-201507-05-201563257119-05-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Organisatieregeling beheer Hoge Raad 2015.\n20151319418-05-201507-05-201563257120151319418-05-201507-05-201563257119-05-2015\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 7 mei 2015\n \n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,G.A. van derSteur\n20151319418-05-201507-05-201563257120151319418-05-201507-05-201563257119-05-2015\n \n20151319418-05-201507-05-201563257120151319418-05-201507-05-201563257119-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036621/manifest.xml", "content": "2015-05-192015-07-03T11:55:57+02:002020-01-08T07:07:31+01:00BWBR0036621.WTI2015-05-199999-12-312015-05-199999-12-312015-07-02T02:56:37+02:002017-10-30T23:30:50+01:00b154885229fa5b8ca797957d19d5c70109e6027da9afb919e36cba8633b4444c37524bb7dd41850bc9175231342e281baaefa99b25c8a3afe36cd15844d43d3a2246", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036622/2015-05-19_0/xml/BWBR0036622_2015-05-19_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie van 7 mei 2015, nr. 632570, houdende verlening van mandaat, volmacht en machtiging inzake beheeraangelegenheden en enkele rechtspositionele bevoegdheden aan de directeur bedrijfsvoering van de Hoge Raad der Nederlanden (Mandaatregeling beheer en bevoegdheden directeur bedrijfsvoering Hoge Raad 2015)20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n Mandaatbesluit beheer en bevoegdheden directeur bedrijfsvoering Hoge Raad 201520151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,\n \n Gelet op de artikelen 10:3, 10:9, eerste lid, en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 32, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001, artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en de Organisatieregeling beheer Hoge Raad 2015;\n \n \n Besluit:\n \n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n Hoge Raad: gezamenlijke organisatie van de Hoge Raad der Nederlanden, bestaande uit de raad, het parket en de directie bedrijfsvoering;\n \n \n b.\n \n beheersorganisatie: beheersorganisatie als bedoeld in artikel 2 van de Organisatieregeling beheer Hoge Raad 2015;\n \n \n c.\n \n beheeraangelegenheid: taak die in het kader van het beheer wordt verricht binnen de beheersorganisatie;\n \n \n d.\n \n gerechtsauditeur: gerechtsauditeur als bedoeld in artikel 72 van de Wet op de rechterlijke organisatie;\n \n \n e.\n \n gerechtsambtenaar: burgerlijke rijksambtenaar op basis van een aanstelling werkzaam bij een gerecht.\n \n \n f.\n \n rechterlijke ambtenaren: alle in artikel 1, onderdeel b, van de Wet op de rechterlijke organisatie bedoelde rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn bij de Hoge Raad;\n \n \n g.\n \n Wrra:\n Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;\n \n \n h.\n \n Brra:\n Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren.\n \n \n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n De directeur bedrijfsvoering van de Hoge Raad wordt aangewezen als hoofd van dienst in de zin van artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement ten aanzien van de bij de beheerorganisatie werkzame gerechtsambtenaren.\n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Aan de directeur bedrijfsvoering van de Hoge Raad wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend ten aanzien van de beheeraangelegenheden van de hoge Raad, met uitzondering van de bevoegdheid besluiten te nemen als bedoeld in artikel 69 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, voor zover de schadeloosstelling betrekking heeft op immateriële schade, of materiële schade boven een bedrag van € 10.000,–.\n \n \n 2\n Besluiten ten aanzien van de aanstelling, de bevordering en het ontslag alsmede ten aanzien van disciplinaire maatregelen van functionarissen, niet zijnde rechterlijke ambtenaren op managementfuncties in schaal 14 en hoger, worden niet genomen dan nadat het Centraal Loopbaanberaad van het Ministerie van Veiligheid en Justitie daarmee heeft ingestemd.\n \n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n Artikel\n 4\n \n Aan de directeur bedrijfsvoering van de Hoge Raad wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend ten aanzien van de volgende bevoegdheden:\n \n \n a.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 13, derde lid, van de Wrra om af te wijken van het in het eerste lid van dat artikel bepaalde, voor zover deze bevoegdheid ziet op gerechtsauditeurs;\n \n \n b.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 45, eerst en tweede lid, van de Wrra, tot het verlenen van buitengewoon verlof voor het bijwonen van of deelnemen aan de in dit artikel genoemde vergaderingen en activiteiten, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n c.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 46 van de Wrra, tot het toekennen van een schadeloosstelling tot een maximumbedrag van € 10.000, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n d.\n de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 4 en 6c van het Brra, tot het toekennen van een eenmalige toeslag, voor zover deze bevoegdheid ziet op gerechtsauditeurs;\n \n \n e.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 3b, vijfde lid, van het Brra, om te beslissen op een verzoek als bedoeld in het vierde lid van dat artikel tot wijziging van de arbeidsduur op verzoek, voor zover deze bevoegdheid ziet op gerechtsauditeurs;\n \n \n f.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 6d, eerste lid, van het Brra, tot toepassing en uitvoering van de bepalingen inzake aanspraak op vakantie-uitkering, vergoeding van reis- en verblijfkosten, vergoeding van verplaatsingskosten en gratificatie ter zake van veeljarige dienst, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n g.\n de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 8 en 8b, vierde lid, van het Brra om te beslissen op een verzoek als bedoeld in het eerste lid van artikel 8b, tot uitbreiding van de arbeidsduur, voor zover deze bevoegdheid ziet op gerechtsauditeurs;\n \n \n h.\n de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 8, en 8d, negende lid, van het Brra om te beslissen op een verzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid van artikel 8d, tot aanpassing van de arbeidsduur, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n i.\n de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 9 en 27, eerste lid, van het Brra, om een tegemoetkoming in de genoemde kosten toe te kennen tot een maximumbedrag van € 10.000, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n j.\n de bevoegdheid bedoeld in de artikelen 9 en 27b, derde lid, van het Brra, tot toekenning van de genoemde schadevergoeding, tot een maximumbedrag van € 10.000 voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n k.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 33d, vijfde lid, van het Brra, tot verlaging van de aanspraak op vakantie, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n l.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 33a en 33f, eerste lid, van het Brra, tot vergoeding van niet opgenomen vakantie-uren bij ontslag, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n m.\n de bevoegdheden, bedoeld in artikel 33g en 33j, vierde lid, van het Brra, in het kader van de Wet arbeid en zorg betreffende de inhouding van bezoldiging bij calamiteiten- en ander kort verzuimverlof, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n n.\n de bevoegdheden, bedoeld in artikel 33l, vierde en vijfde lid, van het Brra, in het kader van de Wet arbeid en zorg betreffende zwangerschaps- en bevallingsverlof, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n o.\n de bevoegdheden, bedoeld in artikel 33n, vijfde, zesde en achtste lid, van het Brra, in het kader van de Wet arbeid en zorg betreffende ouderschapsverlof, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n p.\n de bevoegdheden, bedoeld in artikel 33o, vierde en vijfde lid, van het Brra, in het kader van de Wet arbeid en zorg betreffende adoptieverlof, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n q.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 33p, tweede lid, van het Brra, tot verlening van buitengewoon verlof, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n r.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 38b van het Brra, tot inhouding op de bezoldiging van vergoedingen uit hoofde van een functie waarvoor buitengewoon verlof is verleend, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n s.\n de bevoegdheden, bedoeld in artikel 73, derde en vierde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, tot benoeming en ontslag van waarnemend griffiers.\n \n \n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n De directeur bedrijfsvoering van de Hoge Raad handelt bij de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 3 en 4, binnen de door de Directeur Rechtsbestel van het ministerie van Veiligheid en Justitie vastgestelde financiële kaders voor het beheer van de Hoge Raad.\n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n Artikel\n 6\n \n De Mandaatregeling beheer Hoge Raad wordt ingetrokken.\n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n Artikel\n 7\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst.\n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n Artikel\n 8\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit beheer en bevoegdheden directeur bedrijfsvoering Hoge Raad 2015.\n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 7 mei 2015\n \n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,G.A. van derSteur\n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036622/2020-01-01_0/xml/BWBR0036622_2020-01-01_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie van 7 mei 2015, nr. 632570, houdende verlening van mandaat, volmacht en machtiging inzake beheeraangelegenheden en enkele rechtspositionele bevoegdheden aan de directeur bedrijfsvoering van de Hoge Raad der Nederlanden (Mandaatregeling beheer en bevoegdheden directeur bedrijfsvoering Hoge Raad 2015)20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n Mandaatbesluit beheer en bevoegdheden directeur bedrijfsvoering Hoge Raad 201520151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,\n \n Gelet op de artikelen 10:3, 10:9, eerste lid, en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 32, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 en de Organisatieregeling beheer Hoge Raad 2015;\n \n \n Besluit:\n \n20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O01-01-2020\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n Hoge Raad: gezamenlijke organisatie van de Hoge Raad der Nederlanden, bestaande uit de raad, het parket en de directie bedrijfsvoering;\n \n \n b.\n \n beheersorganisatie: beheersorganisatie als bedoeld in artikel 2 van de Organisatieregeling beheer Hoge Raad 2015;\n \n \n c.\n \n beheeraangelegenheid: taak die in het kader van het beheer wordt verricht binnen de beheersorganisatie;\n \n \n d.\n \n gerechtsauditeur: gerechtsauditeur als bedoeld in artikel 72 van de Wet op de rechterlijke organisatie;\n \n \n e.\n \n gerechtsambtenaar: ambtenaar op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam bij een gerecht.\n \n \n f.\n \n rechterlijke ambtenaren: alle in artikel 1, onderdeel b, van de Wet op de rechterlijke organisatie bedoelde rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn bij de Hoge Raad;\n \n \n g.\n \n Wrra:\n Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;\n \n \n h.\n \n Brra:\n Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren.\n \n \n20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O01-01-2020\n \n \n Artikel\n 2\n \n De directeur bedrijfsvoering van de Hoge Raad wordt aangewezen als de vertegenwoordiger van de werkgever in de zin van paragraaf 1.2 van de CAO Rijk en als de hoogste ambtelijk leidinggevende in de zin van paragraaf 27.2 van de CAO Rijk ten aanzien van de bij de beheerorganisatie werkzame gerechtsambtenaren.\n20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O01-01-2020\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Aan de directeur bedrijfsvoering van de Hoge Raad wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend ten aanzien van de beheeraangelegenheden van de Hoge Raad, met uitzondering van de bevoegdheid beslissingen te nemen ten aanzien van financiële vergoedingen voor zover deze betrekking hebben op immateriële schade, dan wel financiële vergoedingen voor materiële schade die gecumuleerd € 10.000 overstijgen.\n \n \n 2\n Besluiten ten aanzien van het aangaan van een arbeidsovereenkomst, de bevordering en het ontslag alsmede ten aanzien van disciplinaire maatregelen van functionarissen, niet zijnde rechterlijke ambtenaren op managementfuncties in schaal 14 en hoger, worden niet genomen dan nadat het Centraal Loopbaanberaad van het Ministerie van Justitie en Veiligheid daarmee heeft ingestemd.\n \n20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O01-01-2020\n \n \n Artikel\n 4\n \n Aan de directeur bedrijfsvoering van de Hoge Raad wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend ten aanzien van de volgende bevoegdheden:\n \n \n a.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 13, derde lid, van de Wrra om af te wijken van het in het eerste lid van dat artikel bepaalde, voor zover deze bevoegdheid ziet op gerechtsauditeurs;\n \n \n b.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 45, eerst en tweede lid, van de Wrra, tot het verlenen van buitengewoon verlof voor het bijwonen van of deelnemen aan de in dit artikel genoemde vergaderingen en activiteiten, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n c.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 46 van de Wrra, tot het toekennen van een schadeloosstelling tot een maximumbedrag van € 10.000, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n d.\n de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 4 en 6c van het Brra, tot het toekennen van een eenmalige toeslag, voor zover deze bevoegdheid ziet op gerechtsauditeurs;\n \n \n e.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 3b, vijfde lid, van het Brra, om te beslissen op een verzoek als bedoeld in het vierde lid van dat artikel tot wijziging van de arbeidsduur op verzoek, voor zover deze bevoegdheid ziet op gerechtsauditeurs;\n \n \n f.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 6d, eerste lid, van het Brra, tot toepassing en uitvoering van de bepalingen inzake aanspraak op vakantie-uitkering, vergoeding van reis- en verblijfkosten, vergoeding van verplaatsingskosten en gratificatie ter zake van veeljarige dienst, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n g.\n de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 8 en 8b, vierde lid, van het Brra om te beslissen op een verzoek als bedoeld in het eerste lid van artikel 8b, tot uitbreiding van de arbeidsduur, voor zover deze bevoegdheid ziet op gerechtsauditeurs;\n \n \n h.\n de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 8, en 8d, negende lid, van het Brra om te beslissen op een verzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid van artikel 8d, tot aanpassing van de arbeidsduur, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n i.\n de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 9 en 27, eerste lid, van het Brra, om een tegemoetkoming in de genoemde kosten toe te kennen tot een maximumbedrag van € 10.000, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n j.\n de bevoegdheid bedoeld in de artikelen 9 en 27b, derde lid, van het Brra, tot toekenning van de genoemde schadevergoeding, tot een maximumbedrag van € 10.000 voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n k.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 33d, vijfde lid, van het Brra, tot verlaging van de aanspraak op vakantie, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n l.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 33a en 33f, eerste lid, van het Brra, tot vergoeding van niet opgenomen vakantie-uren bij ontslag, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n m.\n de bevoegdheden, bedoeld in artikel 33g en 33j, vierde lid, van het Brra, in het kader van de Wet arbeid en zorg betreffende de inhouding van bezoldiging bij calamiteiten- en ander kort verzuimverlof, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n n.\n de bevoegdheden, bedoeld in artikel 33l, vierde en vijfde lid, van het Brra, in het kader van de Wet arbeid en zorg betreffende zwangerschaps- en bevallingsverlof, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n o.\n de bevoegdheden, bedoeld in artikel 33n, vijfde, zesde en achtste lid, van het Brra, in het kader van de Wet arbeid en zorg betreffende ouderschapsverlof, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n p.\n de bevoegdheden, bedoeld in artikel 33o, vierde en vijfde lid, van het Brra, in het kader van de Wet arbeid en zorg betreffende adoptieverlof, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n q.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 33p, tweede lid, van het Brra, tot verlening van buitengewoon verlof, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n r.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 38b van het Brra, tot inhouding op de bezoldiging van vergoedingen uit hoofde van een functie waarvoor buitengewoon verlof is verleend, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n s.\n de bevoegdheden, bedoeld in artikel 73, derde en vierde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, tot benoeming en ontslag van waarnemend griffiers.\n \n \n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n De directeur bedrijfsvoering van de Hoge Raad handelt bij de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 3 en 4, binnen de door de Directeur Rechtsbestel van het ministerie van Justitie en Veiligheid vastgestelde financiële kaders voor het beheer van de Hoge Raad.\n20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O01-01-2020\n \n \n Artikel\n 6\n \n De Mandaatregeling beheer Hoge Raad wordt ingetrokken.\n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n Artikel\n 7\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst.\n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n Artikel\n 8\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit beheer en bevoegdheden directeur bedrijfsvoering Hoge Raad 2015.\n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 7 mei 2015\n \n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,G.A. van derSteur\n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036622/2020-02-01_0/xml/BWBR0036622_2020-02-01_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie van 7 mei 2015, nr. 632570, houdende verlening van mandaat, volmacht en machtiging inzake beheeraangelegenheden en enkele rechtspositionele bevoegdheden aan de directeur bedrijfsvoering van de Hoge Raad der Nederlanden (Mandaatregeling beheer en bevoegdheden directeur bedrijfsvoering Hoge Raad 2015)20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n Mandaatbesluit beheer en bevoegdheden directeur bedrijfsvoering Hoge Raad 201520151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,\n \n Gelet op de artikelen 10:3, 10:9, eerste lid, en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 32, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 en de Organisatieregeling beheer Hoge Raad 2015;\n \n \n Besluit:\n \n20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O01-01-2020\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n Hoge Raad: gezamenlijke organisatie van de Hoge Raad der Nederlanden, bestaande uit de raad, het parket en de directie bedrijfsvoering;\n \n \n b.\n \n beheersorganisatie: beheersorganisatie als bedoeld in artikel 2 van de Organisatieregeling beheer Hoge Raad 2015;\n \n \n c.\n \n beheeraangelegenheid: taak die in het kader van het beheer wordt verricht binnen de beheersorganisatie;\n \n \n d.\n \n gerechtsauditeur: gerechtsauditeur als bedoeld in artikel 72 van de Wet op de rechterlijke organisatie;\n \n \n e.\n \n gerechtsambtenaar: ambtenaar op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam bij een gerecht.\n \n \n f.\n \n rechterlijke ambtenaren: alle in artikel 1, onderdeel b, van de Wet op de rechterlijke organisatie bedoelde rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn bij de Hoge Raad;\n \n \n g.\n \n Wrra:\n Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;\n \n \n h.\n \n Brra:\n Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren.\n \n \n20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O01-01-2020\n \n \n Artikel\n 2\n \n De directeur bedrijfsvoering van de Hoge Raad wordt aangewezen als de vertegenwoordiger van de werkgever in de zin van paragraaf 1.2 van de CAO Rijk en als de hoogste ambtelijk leidinggevende in de zin van paragraaf 27.2 van de CAO Rijk ten aanzien van de bij de beheerorganisatie werkzame gerechtsambtenaren.\n20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O01-01-2020\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Aan de directeur bedrijfsvoering van de Hoge Raad wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend ten aanzien van de beheeraangelegenheden van de Hoge Raad, met uitzondering van de bevoegdheid beslissingen te nemen ten aanzien van financiële vergoedingen voor zover deze betrekking hebben op immateriële schade, dan wel financiële vergoedingen voor materiële schade die gecumuleerd € 10.000 overstijgen.\n \n \n 2\n Besluiten ten aanzien van het aangaan van een arbeidsovereenkomst, de bevordering en het ontslag alsmede ten aanzien van disciplinaire maatregelen van functionarissen, niet zijnde rechterlijke ambtenaren op managementfuncties in schaal 14 en hoger, worden niet genomen dan nadat het Centraal Loopbaanberaad van het Ministerie van Justitie en Veiligheid daarmee heeft ingestemd.\n \n20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O01-01-2020\n \n \n Artikel\n 4\n \n Aan de directeur bedrijfsvoering van de Hoge Raad wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend ten aanzien van de volgende bevoegdheden:\n \n \n a.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 13, derde lid, van de Wrra om af te wijken van het in het eerste lid van dat artikel bepaalde, voor zover deze bevoegdheid ziet op gerechtsauditeurs;\n \n \n b.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 45, eerst en tweede lid, van de Wrra, tot het verlenen van buitengewoon verlof voor het bijwonen van of deelnemen aan de in dit artikel genoemde vergaderingen en activiteiten, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n c.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 46 van de Wrra, tot het toekennen van een schadeloosstelling tot een maximumbedrag van € 10.000, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n d.\n de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 4 en 6c van het Brra, tot het toekennen van een eenmalige toeslag, voor zover deze bevoegdheid ziet op gerechtsauditeurs;\n \n \n e.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 3b, vijfde lid, van het Brra, om te beslissen op een verzoek als bedoeld in het vierde lid van dat artikel tot wijziging van de arbeidsduur op verzoek, voor zover deze bevoegdheid ziet op gerechtsauditeurs;\n \n \n f.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 6d, eerste lid, van het Brra, tot toepassing en uitvoering van de bepalingen inzake aanspraak op vakantie-uitkering, vergoeding van reis- en verblijfkosten, vergoeding van verplaatsingskosten en gratificatie ter zake van veeljarige dienst, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n g.\n de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 8 en 8b, vierde lid, van het Brra om te beslissen op een verzoek als bedoeld in het eerste lid van artikel 8b, tot uitbreiding van de arbeidsduur, voor zover deze bevoegdheid ziet op gerechtsauditeurs;\n \n \n h.\n de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 8, en 8d, negende lid, van het Brra om te beslissen op een verzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid van artikel 8d, tot aanpassing van de arbeidsduur, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n i.\n de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 9 en 27, eerste lid, van het Brra, om een tegemoetkoming in de genoemde kosten toe te kennen tot een maximumbedrag van € 10.000, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n j.\n de bevoegdheid bedoeld in de artikelen 9 en 27b, derde lid, van het Brra, tot toekenning van de genoemde schadevergoeding, tot een maximumbedrag van € 10.000 voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n k.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 33d, vijfde lid, van het Brra, tot verlaging van de aanspraak op vakantie, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n l.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 33a en 33f, eerste lid, van het Brra, tot vergoeding van niet opgenomen vakantie-uren bij ontslag, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n m.\n de bevoegdheden, bedoeld in artikel 33g en 33j, vierde lid, van het Brra, in het kader van de Wet arbeid en zorg betreffende de inhouding van bezoldiging bij calamiteiten- en ander kort verzuimverlof, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n n.\n de bevoegdheden, bedoeld in artikel 33l, vierde en vijfde lid, van het Brra, in het kader van de Wet arbeid en zorg betreffende zwangerschaps- en bevallingsverlof, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n o.\n de bevoegdheden, bedoeld in artikel 33n, vijfde, zesde en achtste lid, van het Brra, in het kader van de Wet arbeid en zorg betreffende ouderschapsverlof, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n p.\n de bevoegdheden, bedoeld in artikel 33o, vierde en vijfde lid, van het Brra, in het kader van de Wet arbeid en zorg betreffende adoptieverlof, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n q.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 33p, tweede lid, van het Brra, tot verlening van buitengewoon verlof, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n r.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 38b van het Brra, tot inhouding op de bezoldiging van vergoedingen uit hoofde van een functie waarvoor buitengewoon verlof is verleend, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n s.\n de bevoegdheden, bedoeld in artikel 73, derde en vierde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, tot benoeming en ontslag van waarnemend griffiers.\n \n \n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n De directeur bedrijfsvoering van de Hoge Raad handelt bij de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 3 en 4, binnen de door de Directeur Rechtsbestel van het ministerie van Justitie en Veiligheid vastgestelde financiële kaders voor het beheer van de Hoge Raad.\n20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O01-01-2020\n \n \n Artikel\n 6\n \n De Mandaatregeling beheer Hoge Raad wordt ingetrokken.\n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n Artikel\n 7\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst.\n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n Artikel\n 8\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit beheer en bevoegdheden directeur bedrijfsvoering Hoge Raad 2015.\n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 7 mei 2015\n \n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,G.A. van derSteur\n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036622/2020-02-01_1/xml/BWBR0036622_2020-02-01_1.xml", "content": "BWBR0036622_2020-02-01_0\n Besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie van 7 mei 2015, nr. 632570, houdende verlening van mandaat, volmacht en machtiging inzake beheeraangelegenheden en enkele rechtspositionele bevoegdheden aan de directeur bedrijfsvoering van de Hoge Raad der Nederlanden (Mandaatregeling beheer en bevoegdheden directeur bedrijfsvoering Hoge Raad 2015)20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n Mandaatbesluit beheer en bevoegdheden directeur bedrijfsvoering Hoge Raad 201520151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,\n \n Gelet op de artikelen 10:3, 10:9, eerste lid, en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 32, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 en de Organisatieregeling beheer Hoge Raad 2015;\n \n \n Besluit:\n \n20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O01-01-2020\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n Hoge Raad: gezamenlijke organisatie van de Hoge Raad der Nederlanden, bestaande uit de raad, het parket en de directie bedrijfsvoering;\n \n \n b.\n \n beheersorganisatie: beheersorganisatie als bedoeld in artikel 2 van de Organisatieregeling beheer Hoge Raad 2015;\n \n \n c.\n \n beheeraangelegenheid: taak die in het kader van het beheer wordt verricht binnen de beheersorganisatie;\n \n \n d.\n \n gerechtsauditeur: gerechtsauditeur als bedoeld in artikel 72 van de Wet op de rechterlijke organisatie;\n \n \n e.\n \n gerechtsambtenaar: ambtenaar op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam bij een gerecht.\n \n \n f.\n \n rechterlijke ambtenaren: alle in artikel 1, onderdeel b, van de Wet op de rechterlijke organisatie bedoelde rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn bij de Hoge Raad;\n \n \n g.\n \n Wrra:\n Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;\n \n \n h.\n \n Brra:\n Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren.\n \n \n20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O01-01-2020\n \n \n Artikel\n 2\n \n De directeur bedrijfsvoering van de Hoge Raad wordt aangewezen als de vertegenwoordiger van de werkgever in de zin van paragraaf 1.2 van de CAO Rijk en als de hoogste ambtelijk leidinggevende in de zin van paragraaf 27.2 van de CAO Rijk ten aanzien van de bij de beheerorganisatie werkzame gerechtsambtenaren.\n20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O01-01-2020\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Aan de directeur bedrijfsvoering van de Hoge Raad wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend ten aanzien van de beheeraangelegenheden van de Hoge Raad, met uitzondering van de bevoegdheid beslissingen te nemen ten aanzien van financiële vergoedingen voor zover deze betrekking hebben op immateriële schade, dan wel financiële vergoedingen voor materiële schade die gecumuleerd € 10.000 overstijgen.\n \n \n 2\n Besluiten ten aanzien van het aangaan van een arbeidsovereenkomst, de bevordering en het ontslag alsmede ten aanzien van disciplinaire maatregelen van functionarissen, niet zijnde rechterlijke ambtenaren op managementfuncties in schaal 14 en hoger, worden niet genomen dan nadat het Centraal Loopbaanberaad van het Ministerie van Justitie en Veiligheid daarmee heeft ingestemd.\n \n20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O01-01-2020\n \n \n Artikel\n 4\n \n Aan de directeur bedrijfsvoering van de Hoge Raad wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend ten aanzien van de volgende bevoegdheden:\n \n \n a.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 13, derde lid, van de Wrra om af te wijken van het in het eerste lid van dat artikel bepaalde, voor zover deze bevoegdheid ziet op gerechtsauditeurs;\n \n \n b.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 45, eerst en tweede lid, van de Wrra, tot het verlenen van buitengewoon verlof voor het bijwonen van of deelnemen aan de in dit artikel genoemde vergaderingen en activiteiten, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n c.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 46 van de Wrra, tot het toekennen van een schadeloosstelling tot een maximumbedrag van € 10.000, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n d.\n de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 4 en 6c van het Brra, tot het toekennen van een eenmalige toeslag, voor zover deze bevoegdheid ziet op gerechtsauditeurs;\n \n \n e.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 3b, vijfde lid, van het Brra, om te beslissen op een verzoek als bedoeld in het vierde lid van dat artikel tot wijziging van de arbeidsduur op verzoek, voor zover deze bevoegdheid ziet op gerechtsauditeurs;\n \n \n f.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 6d, eerste lid, van het Brra, tot toepassing en uitvoering van de bepalingen inzake aanspraak op vakantie-uitkering, vergoeding van reis- en verblijfkosten, vergoeding van verplaatsingskosten en gratificatie ter zake van veeljarige dienst, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n g.\n de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 8 en 8b, vierde lid, van het Brra om te beslissen op een verzoek als bedoeld in het eerste lid van artikel 8b, tot uitbreiding van de arbeidsduur, voor zover deze bevoegdheid ziet op gerechtsauditeurs;\n \n \n h.\n de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 8, en 8d, negende lid, van het Brra om te beslissen op een verzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid van artikel 8d, tot aanpassing van de arbeidsduur, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n i.\n de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 9 en 27, eerste lid, van het Brra, om een tegemoetkoming in de genoemde kosten toe te kennen tot een maximumbedrag van € 10.000, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n j.\n de bevoegdheid bedoeld in de artikelen 9 en 27b, derde lid, van het Brra, tot toekenning van de genoemde schadevergoeding, tot een maximumbedrag van € 10.000 voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n k.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 33d, vijfde lid, van het Brra, tot verlaging van de aanspraak op vakantie, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n l.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 33a en 33f, eerste lid, van het Brra, tot vergoeding van niet opgenomen vakantie-uren bij ontslag, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n m.\n de bevoegdheden, bedoeld in artikel 33g en 33j, vierde lid, van het Brra, in het kader van de Wet arbeid en zorg betreffende de inhouding van bezoldiging bij calamiteiten- en ander kort verzuimverlof, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n n.\n de bevoegdheden, bedoeld in artikel 33l, vierde en vijfde lid, van het Brra, in het kader van de Wet arbeid en zorg betreffende zwangerschaps- en bevallingsverlof, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n o.\n de bevoegdheden, bedoeld in artikel 33n, vijfde, zesde en achtste lid, van het Brra, in het kader van de Wet arbeid en zorg betreffende ouderschapsverlof, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n p.\n de bevoegdheden, bedoeld in artikel 33o, vierde en vijfde lid, van het Brra, in het kader van de Wet arbeid en zorg betreffende adoptieverlof, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n q.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 33p, tweede lid, van het Brra, tot verlening van buitengewoon verlof, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n r.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 38b van het Brra, tot inhouding op de bezoldiging van vergoedingen uit hoofde van een functie waarvoor buitengewoon verlof is verleend, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n s.\n de bevoegdheden, bedoeld in artikel 73, derde en vierde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, tot benoeming en ontslag van waarnemend griffiers.\n \n \n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n De directeur bedrijfsvoering van de Hoge Raad handelt bij de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 3 en 4, binnen de door de Directeur Rechtsbestel van het ministerie van Justitie en Veiligheid vastgestelde financiële kaders voor het beheer van de Hoge Raad.\n20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O01-01-2020\n \n \n Artikel\n 5a\n \n De directeur bedrijfsvoering wordt bij afwezigheid vervangen door het hoofd van de afdeling Personeel en Organisatie.\n \n 20201733926-03-202013-03-20202859533/20/DP&O20201733926-03-202013-03-20202859533/20/DP&O27-03-202001-02-2020\n \n \n 01-02-2020\n \n Stcrt. 2020, 17339, datum inwerkingtreding 27-03-2020, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2020.\n \n Het artikel is nieuw toegevoegd.\n \n \n \n \n \n \n Artikel\n 6\n \n De Mandaatregeling beheer Hoge Raad wordt ingetrokken.\n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n Artikel\n 7\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst.\n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n Artikel\n 8\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit beheer en bevoegdheden directeur bedrijfsvoering Hoge Raad 2015.\n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 7 mei 2015\n \n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,G.A. van derSteur\n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036622/2020-03-27_0/xml/BWBR0036622_2020-03-27_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie van 7 mei 2015, nr. 632570, houdende verlening van mandaat, volmacht en machtiging inzake beheeraangelegenheden en enkele rechtspositionele bevoegdheden aan de directeur bedrijfsvoering van de Hoge Raad der Nederlanden (Mandaatregeling beheer en bevoegdheden directeur bedrijfsvoering Hoge Raad 2015)20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n Mandaatbesluit beheer en bevoegdheden directeur bedrijfsvoering Hoge Raad 201520151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,\n \n Gelet op de artikelen 10:3, 10:9, eerste lid, en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 32, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 en de Organisatieregeling beheer Hoge Raad 2015;\n \n \n Besluit:\n \n20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O01-01-2020\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n Hoge Raad: gezamenlijke organisatie van de Hoge Raad der Nederlanden, bestaande uit de raad, het parket en de directie bedrijfsvoering;\n \n \n b.\n \n beheersorganisatie: beheersorganisatie als bedoeld in artikel 2 van de Organisatieregeling beheer Hoge Raad 2015;\n \n \n c.\n \n beheeraangelegenheid: taak die in het kader van het beheer wordt verricht binnen de beheersorganisatie;\n \n \n d.\n \n gerechtsauditeur: gerechtsauditeur als bedoeld in artikel 72 van de Wet op de rechterlijke organisatie;\n \n \n e.\n \n gerechtsambtenaar: ambtenaar op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam bij een gerecht.\n \n \n f.\n \n rechterlijke ambtenaren: alle in artikel 1, onderdeel b, van de Wet op de rechterlijke organisatie bedoelde rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn bij de Hoge Raad;\n \n \n g.\n \n Wrra:\n Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;\n \n \n h.\n \n Brra:\n Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren.\n \n \n20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O01-01-2020\n \n \n Artikel\n 2\n \n De directeur bedrijfsvoering van de Hoge Raad wordt aangewezen als de vertegenwoordiger van de werkgever in de zin van paragraaf 1.2 van de CAO Rijk en als de hoogste ambtelijk leidinggevende in de zin van paragraaf 27.2 van de CAO Rijk ten aanzien van de bij de beheerorganisatie werkzame gerechtsambtenaren.\n20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O01-01-2020\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Aan de directeur bedrijfsvoering van de Hoge Raad wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend ten aanzien van de beheeraangelegenheden van de Hoge Raad, met uitzondering van de bevoegdheid beslissingen te nemen ten aanzien van financiële vergoedingen voor zover deze betrekking hebben op immateriële schade, dan wel financiële vergoedingen voor materiële schade die gecumuleerd € 10.000 overstijgen.\n \n \n 2\n Besluiten ten aanzien van het aangaan van een arbeidsovereenkomst, de bevordering en het ontslag alsmede ten aanzien van disciplinaire maatregelen van functionarissen, niet zijnde rechterlijke ambtenaren op managementfuncties in schaal 14 en hoger, worden niet genomen dan nadat het Centraal Loopbaanberaad van het Ministerie van Justitie en Veiligheid daarmee heeft ingestemd.\n \n20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O01-01-2020\n \n \n Artikel\n 4\n \n Aan de directeur bedrijfsvoering van de Hoge Raad wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend ten aanzien van de volgende bevoegdheden:\n \n \n a.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 13, derde lid, van de Wrra om af te wijken van het in het eerste lid van dat artikel bepaalde, voor zover deze bevoegdheid ziet op gerechtsauditeurs;\n \n \n b.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 45, eerst en tweede lid, van de Wrra, tot het verlenen van buitengewoon verlof voor het bijwonen van of deelnemen aan de in dit artikel genoemde vergaderingen en activiteiten, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n c.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 46 van de Wrra, tot het toekennen van een schadeloosstelling tot een maximumbedrag van € 10.000, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n d.\n de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 4 en 6c van het Brra, tot het toekennen van een eenmalige toeslag, voor zover deze bevoegdheid ziet op gerechtsauditeurs;\n \n \n e.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 3b, vijfde lid, van het Brra, om te beslissen op een verzoek als bedoeld in het vierde lid van dat artikel tot wijziging van de arbeidsduur op verzoek, voor zover deze bevoegdheid ziet op gerechtsauditeurs;\n \n \n f.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 6d, eerste lid, van het Brra, tot toepassing en uitvoering van de bepalingen inzake aanspraak op vakantie-uitkering, vergoeding van reis- en verblijfkosten, vergoeding van verplaatsingskosten en gratificatie ter zake van veeljarige dienst, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n g.\n de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 8 en 8b, vierde lid, van het Brra om te beslissen op een verzoek als bedoeld in het eerste lid van artikel 8b, tot uitbreiding van de arbeidsduur, voor zover deze bevoegdheid ziet op gerechtsauditeurs;\n \n \n h.\n de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 8, en 8d, negende lid, van het Brra om te beslissen op een verzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid van artikel 8d, tot aanpassing van de arbeidsduur, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n i.\n de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 9 en 27, eerste lid, van het Brra, om een tegemoetkoming in de genoemde kosten toe te kennen tot een maximumbedrag van € 10.000, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n j.\n de bevoegdheid bedoeld in de artikelen 9 en 27b, derde lid, van het Brra, tot toekenning van de genoemde schadevergoeding, tot een maximumbedrag van € 10.000 voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n k.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 33d, vijfde lid, van het Brra, tot verlaging van de aanspraak op vakantie, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n l.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 33a en 33f, eerste lid, van het Brra, tot vergoeding van niet opgenomen vakantie-uren bij ontslag, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n m.\n de bevoegdheden, bedoeld in artikel 33g en 33j, vierde lid, van het Brra, in het kader van de Wet arbeid en zorg betreffende de inhouding van bezoldiging bij calamiteiten- en ander kort verzuimverlof, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n n.\n de bevoegdheden, bedoeld in artikel 33l, vierde en vijfde lid, van het Brra, in het kader van de Wet arbeid en zorg betreffende zwangerschaps- en bevallingsverlof, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n o.\n de bevoegdheden, bedoeld in artikel 33n, vijfde, zesde en achtste lid, van het Brra, in het kader van de Wet arbeid en zorg betreffende ouderschapsverlof, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n p.\n de bevoegdheden, bedoeld in artikel 33o, vierde en vijfde lid, van het Brra, in het kader van de Wet arbeid en zorg betreffende adoptieverlof, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n q.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 33p, tweede lid, van het Brra, tot verlening van buitengewoon verlof, voor zover deze bevoegdheden zien op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n r.\n de bevoegdheid, bedoeld in artikel 38b van het Brra, tot inhouding op de bezoldiging van vergoedingen uit hoofde van een functie waarvoor buitengewoon verlof is verleend, voor zover deze bevoegdheid ziet op rechterlijke ambtenaren;\n \n \n s.\n de bevoegdheden, bedoeld in artikel 73, derde en vierde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, tot benoeming en ontslag van waarnemend griffiers.\n \n \n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n De directeur bedrijfsvoering van de Hoge Raad handelt bij de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 3 en 4, binnen de door de Directeur Rechtsbestel van het ministerie van Justitie en Veiligheid vastgestelde financiële kaders voor het beheer van de Hoge Raad.\n20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O20197094430-12-201918-12-20192764617/19/DP&O01-01-2020\n \n \n Artikel\n 5a\n \n De directeur bedrijfsvoering wordt bij afwezigheid vervangen door het hoofd van de afdeling Personeel en Organisatie.\n20201733926-03-202013-03-20202859533/20/DP&O20201733926-03-202013-03-20202859533/20/DP&O27-03-202001-02-2020\n \n \n Artikel\n 6\n \n De Mandaatregeling beheer Hoge Raad wordt ingetrokken.\n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n Artikel\n 7\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst.\n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n Artikel\n 8\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit beheer en bevoegdheden directeur bedrijfsvoering Hoge Raad 2015.\n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 7 mei 2015\n \n \n De Minister van Veiligheid en Justitie,G.A. van derSteur\n20151319818-05-201507-05-201563257020151319818-05-201507-05-201563257019-05-2015\n \n20201733926-03-202013-03-20202859533/20/DP&O20201733926-03-202013-03-20202859533/20/DP&O13-03-2020", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036622/manifest.xml", "content": "2015-05-192015-07-04T09:01:33+02:002020-03-31T07:22:21+02:00BWBR0036622.WTI2015-05-192019-12-312015-05-199999-12-312015-07-02T02:57:02+02:002020-01-08T07:09:06+01:00535e7dd5217816251aefc0769fbc7b1b1100c91b042bdc11250da6c0b5f4580c36d33d74fba2cd9d43e6b66c961d1c4b4bca57a00cf31a7f93477cfd311b322a51082020-01-012020-01-312020-01-019999-12-312020-01-08T07:08:52+01:002020-03-31T07:22:40+02:007d7ebe036c731831190cbcce55944962cfb0b6b5de6e7e7cfb8fe4ea20a0cd69c7722f92a00ece53363d72fb4a3631097fa1b91c000fb729a36e7317ac01973852642020-03-279999-12-312020-03-279999-12-312020-03-31T07:22:39+02:002020-03-31T07:22:39+02:00a4a4e9bf3d729f6ffb1d7d051f1da7f31b5ff635abab6ae803af9efee319a2edcd8be74dc52c524289075a45f88507b0d1512ba7bf5699d3c62f261c5b879fc9430312020-02-012020-03-262020-01-012020-03-262020-03-31T07:22:39+02:002020-03-31T07:22:39+02:0076c6b3208c98f036b8fba0d747b43f0e6e9aca433fa25a74486c5809d22b1f86db465f730dcb86976c6ebdcab79ce1d75546846f644d07fe06cfa73d934a5405411602020-02-012020-03-262020-03-279999-12-312020-03-31T07:22:40+02:002020-03-31T07:22:40+02:008569098484c5ca9d5afad9270ae9c606e0c5a7d0a00daf364398e4c00e046bd25612e01f91a447c0757ee24b790323b65f06bc1886e353df979fe4610267a41b43780", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036623/2016-01-01_0/xml/BWBR0036623_2016-01-01_0.xml", "content": "\n Wet van 4 mei 2015 tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de aanpassing van het klachtrecht voor ouders, de wijziging van het adviesrecht van de oudercommissie en enkele andere aanpassingen (Wet versterking positie ouders kinderopvang en peuterspeelzalen)201517715-05-201504-05-201534045201551721-12-201510-12-201501-01-2016\n Wet versterking positie ouders kinderopvang en peuterspeelzalen201517715-05-201504-05-201534045201551721-12-201510-12-201501-01-2016\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:\n Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de positie van ouders die gebruik maken van een kindercentrum, gastouderbureau of peuterspeelzaal voor de opvang van hun kind te versterken door de houders van kindercentra, gastouderbureaus en peuterspeelzalen te verplichten om zowel een interne- als een externe klachtenbehandelingsprocedure in te stellen en door het adviesrecht van de oudercommissie te wijzigen alsmede enkele andere aanpassingen aan te brengen;\n \n \n Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:\n \n201517715-05-201504-05-201534045201551721-12-201510-12-201501-01-2016\n \n \n \n Artikel\n I\n \n Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen\n \n \n \n Wijzigt de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.\n \n201517715-05-201504-05-201534045201551721-12-201510-12-201501-01-2016\n \n \n Artikel\n II\n Inwerkingtreding\n \n De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.\n201517715-05-201504-05-201534045201551721-12-201510-12-201501-01-2016\n \n \n Artikel\n III\n Citeertitel\n \n Deze wet wordt aangehaald als: Wet versterking positie ouders kinderopvang en peuterspeelzalen.\n201517715-05-201504-05-201534045201551721-12-201510-12-201501-01-2016\n \n \n \n Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.\n \n \n Gegeven te \n \n Wassenaar\n 4 mei 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, \n \n L.F.\n Asscher\n \n \n \n de vijftiende mei 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie, \n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201517715-05-201504-05-201534045201551721-12-201510-12-201501-01-2016\n \n201517715-05-201504-05-201534045201551721-12-201510-12-201501-01-2016", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036623/manifest.xml", "content": "2015-07-04T06:18:57+02:002017-01-07T07:57:16+01:00BWBR0036623.WTI2016-01-012018-01-012016-01-019999-12-312016-01-019999-12-312016-01-01T07:48:51+01:002017-10-30T23:31:01+01:00341f389529d3e1d34d81083a7540bdea20833612847dad050c94c3b5e5b4bb05c1db297636605b81c5a57d5283ef590b2c7d9a4e53a65ae848e200c29da1731a2546", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036624/2015-05-21_0/xml/BWBR0036624_2015-05-21_0.xml", "content": "\n Wet van 8 april 2015 tot samenvoeging van de gemeenten Edam-Volendam en Zeevang201517820-05-201508-04-201534074201517920-05-201504-05-201521-05-2015\n Wet samenvoeging gemeenten Edam-Volendam en Zeevang201517820-05-201508-04-201534074201517920-05-201504-05-201521-05-2015\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:\n Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de gemeenten Edam-Volendam en Zeevang samen te voegen vanwege de beperkte bestuurskracht van de gemeente Zeevang;\n \n \n Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:\n \n201517820-05-201508-04-201534074201517920-05-201504-05-201521-05-2015\n \n \n \n §\n 1\n Opheffing en instelling van gemeenten\n \n \n Artikel\n 1\n \n Met ingang van de datum van herindeling worden de gemeenten Edam-Volendam en Zeevang opgeheven.\n201517820-05-201508-04-201534074201517920-05-201504-05-201521-05-2015\n \n Artikel\n 2\n \n Met ingang van de datum van herindeling wordt de nieuwe gemeente Edam-Volendam ingesteld, bestaande uit het grondgebied van de op te heffen gemeenten Edam-Volendam en Zeevang, zoals aangegeven op de bij deze wet behorende kaart.\n201517820-05-201508-04-201534074201517920-05-201504-05-201521-05-2015201517820-05-201508-04-201534074201517920-05-201504-05-201521-05-2015\n \n \n §\n 2\n Overige bepalingen\n \n \n Artikel\n 3\n \n Voor de nieuwe gemeente Edam-Volendam wordt de op te heffen gemeente Edam-Volendam aangewezen voor de toepassing van artikel 36 van de Wet algemene regels herindeling, in verband met de toepassing van de instructies en reglementen, bedoeld in dat artikel.\n201517820-05-201508-04-201534074201517920-05-201504-05-201521-05-2015\n \n Artikel\n 4\n \n Voor de op te heffen gemeenten Edam-Volendam en Zeevang wordt de nieuwe gemeente Edam-Volendam aangewezen voor de toepassing van de volgende bepalingen van de Wet algemene regels herindeling:\n \n \n a.\n \n artikel 39, tweede lid, in verband met de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen;\n \n \n b.\n \n artikel 41, derde lid, in verband met de deelneming aan gemeenschappelijke regelingen;\n \n \n c.\n \n artikel 45, tweede lid, in verband met de overgang van rechten en verplichtingen in verband met de voorziening van drinkwater, elektriciteit en gas.\n \n \n201517820-05-201508-04-201534074201517920-05-201504-05-201521-05-2015\n \n Artikel\n 5\n \n \n Wijzigt de Wet op de rechterlijke indeling.\n \n201517820-05-201508-04-201534074201517920-05-201504-05-201521-05-2015\n \n Artikel\n 6\n \n \n Wijzigt de Wet veiligheidsregio’s.\n \n201517820-05-201508-04-201534074201517920-05-201504-05-201521-05-2015\n \n Artikel\n 7\n \n Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.\n201517820-05-201508-04-201534074201517920-05-201504-05-201521-05-2015201517820-05-201508-04-201534074201517920-05-201504-05-201521-05-2015\n \n \n \n Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.\n \n \n Gegeven te \n \n Wassenaar\n 8 april 2015\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, \n \n R.H.A.\n Plasterk\n \n \n \n de twintigste mei 2015\n \n De Minister van Veiligheid en Justitie, \n \n G.A. van der\n Steur\n \n \n \n201517820-05-201508-04-201534074201517920-05-201504-05-201521-05-2015\n \n \n Kaart\n genoemd in artikel 2\n \n \n \n \n201517820-05-201508-04-201534074201517920-05-201504-05-201521-05-2015\n \n201517820-05-201508-04-201534074201517920-05-201504-05-201521-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036624/manifest.xml", "content": "2015-05-212015-07-04T00:50:24+02:002019-04-17T07:05:18+02:00BWBR0036624.WTI2017-05-212015-05-219999-12-312015-05-219999-12-312015-07-02T02:57:08+02:002019-04-17T07:06:30+02:0028ed275459840f290430151fdb78a9f48fdb7249d51e45f245e0bc23953e5c8e95b05c886e5723297e231b6bb79b60d1e7b8a4c22089f5a734c546fabd874694589199", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036625/2015-05-22_0/xml/BWBR0036625_2015-05-22_0.xml", "content": "\n Besluit vaststelling selectielijst Dienst voor het kadaster en de openbare registers20151341720-05-201530-04-2015NA/15/1542020151341720-05-201530-04-2015NA/15/1542022-05-2015\n Besluit vaststelling selectielijst Dienst voor het kadaster en de openbare registers20151341720-05-201530-04-2015NA/15/1542020151341720-05-201530-04-2015NA/15/1542022-05-2015\n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,\n \n Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;\n \n \n Besluit:\n \n20151341720-05-201530-04-2015NA/15/1542020151341720-05-201530-04-2015NA/15/1542022-05-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De bij dit besluit gevoegde ‘Selectielijst voor de neerslag van het handelen van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers over de periode vanaf 1945 (actualisatie 2015)’ met de daarbij behorende toelichting wordt vastgesteld.\n20151341720-05-201530-04-2015NA/15/1542020151341720-05-201530-04-2015NA/15/1542022-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n De voor de Dienst Kadaster en Openbare Registers geldende ‘Selectielijst neerslag handelingen op het beleidsterrein geo-informatie over de periode vanaf 1945 (Dienst kadaster en Openbare Registers)’, vastgesteld bij besluit van de Staatssecretaris van Cultuur en Wetenschap van 14 mei 2004, Staatscourant 118, wordt ingetrokken.\n20151341720-05-201530-04-2015NA/15/1542020151341720-05-201530-04-2015NA/15/1542022-05-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.\n20151341720-05-201530-04-2015NA/15/1542020151341720-05-201530-04-2015NA/15/1542022-05-2015\n \n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat in de Staatscourant zal worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 30 april 2015\n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,namens deze,De algemene rijksarchivaris,M.L.Engelhard\n20151341720-05-201530-04-2015NA/15/1542020151341720-05-201530-04-2015NA/15/1542022-05-2015\n \n \n Selectielijst\n \n \n Gepubliceerd op www.nationaalarchief.nl/waardering-selectie/selectielijsten.\n \n20151341720-05-201530-04-2015NA/15/1542020151341720-05-201530-04-2015NA/15/1542022-05-2015\n \n20151341720-05-201530-04-2015NA/15/1542020151341720-05-201530-04-2015NA/15/1542022-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036625/manifest.xml", "content": "2015-05-222015-07-03T17:18:15+02:002017-02-08T19:07:38+01:00BWBR0036625.WTI2015-05-229999-12-312015-05-229999-12-312015-07-02T02:57:17+02:002017-10-30T23:30:51+01:003ea9501cf36f403f8ca21421e9d65d57b7ee44f5bca576425668ec16a55908847e2d3b1000cbd160db9b8e5961c9ed8415041ae228e3a055e84b7dd366e654162310", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036626/2015-01-02_1/xml/BWBR0036626_2015-01-02_1.xml", "content": "\n Reglement Adviescommissie Bezwaarschriften20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13592, datum inwerkingtreding 22-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2015.\n Reglement Adviescommissie Bezwaarschriften20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13592, datum inwerkingtreding 22-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2015.\n \n \n Het Commissariaat voor de Media,\n \n gelet op artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht,\n \n \n Besluit:\n vast te stellen het volgende reglement voor de advisering over bezwaarschriften door de Adviescommissie Bezwaarschriften van het Commissariaat voor de Media:\n \n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13592, datum inwerkingtreding 22-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2015.\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Begripsbepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit reglement wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n Awb:\n Algemene wet bestuursrecht;\n \n \n b.\n \n belanghebbende: belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb;\n \n \n c.\n \n Commissariaat: Commissariaat voor de Media;\n \n \n d.\n \n Commissie: Adviescommissie Bezwaarschriften als bedoeld in artikel 2, eerste lid van dit reglement;\n \n \n e.\n \n leden: leden van de Commissie;\n \n \n f.\n \n secretaris: secretaris van de Commissie;\n \n \n g.\n \n voorzitter: voorzitter van de Commissie.\n \n \n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13592, datum inwerkingtreding 22-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2015.20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13592, datum inwerkingtreding 22-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2015.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Behandeling van de bezwaarschriften\n \n \n §\n 1\n De Commissie\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Er is een Adviescommissie Bezwaarschriften van het Commissariaat voor de Media.\n \n \n 2\n De Commissie is een adviescommissie in de zin van artikel 7:13 van de Awb.\n \n \n 3\n De Commissie heeft tot taak het Commissariaat te adviseren over de te nemen beslissingen op bezwaar tegen besluiten als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van dit reglement.\n \n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13592, datum inwerkingtreding 22-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2015.\n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Bezwaarschriften die zijn gericht tegen een sanctiebesluit van het Commissariaat voor een overtreding van de artikelen 2.88a, 2.89, 2.90, 2.91, 2.94, 2.95, 2.96, 2.97, 2.106, 2.107, 2.108, 2.109, 3.5a, 3.7, 3.8, 3.9, 3.11, 3.15, 3.16, 3.17, 3.19, 3.19a en 3.19b, van de Mediawet 2008, worden ter advisering voorgelegd aan de Commissie.\n \n \n 2\n Het Commissariaat kan over bezwaarschriften gericht tegen andere sanctiebesluiten een advies aan de Commissie vragen.\n \n \n 3\n Bezwaarschriften die door het Commissariaat kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk gegrond of kennelijk ongegrond worden geacht, worden niet ter advisering aan de Commissie voorgelegd.\n \n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13592, datum inwerkingtreding 22-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2015.\n \n Artikel\n 4\n \n \n 1\n De Commissie bestaat uit een voorzitter en tenminste twee leden.\n \n \n 2\n De voorzitter en de leden worden door het Commissariaat benoemd, geschorst en ontslagen.\n \n \n 3\n Het Commissariaat kan één van de leden tot plaatsvervangend voorzitter benoemen.\n \n \n 4\n De voorzitter en de leden worden voor een periode van vijf jaar benoemd. De voorzitter en de leden kunnen eenmalig voor een periode van vijf jaar worden herbenoemd.\n \n \n 5\n Voor de op de ingangsdatum van dit reglement zittende en/of aftredende leden stelt het Commissariaat een aparte benoemingstermijn vast om daarmee de continuïteit van de Commissie te waarborgen.\n \n \n 6\n De voorzitter en de leden kunnen op ieder moment ontslag nemen. Zij stellen het Commissariaat hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte.\n \n \n 7\n De aftredend voorzitter en de aftredende leden blijven hun functie vervullen totdat in hun opvolging is voorzien, tenzij zij een functie gaan of zijn gaan vervullen die leidt tot onverenigbaarheid met het lidmaatschap van de Commissie.\n \n \n 8\n De Commissie wordt bijgestaan door een secretaris die door het Commissariaat – na overleg met de Commissie – wordt aangewezen.\n \n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13592, datum inwerkingtreding 22-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2015.\n \n Artikel\n 5\n \n Indien de voorzitter, de leden en/of de secretaris de beschikking krijgen over gegevens waarvan zij het vertrouwelijke karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden, zijn zij verplicht tot geheimhouding daarvan.\n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13592, datum inwerkingtreding 22-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2015.\n \n Artikel\n 6\n \n De voorzitter en de leden laten zich bij hun advisering niet beïnvloeden door belanghebbenden, dan wel door anderen die op enigerlei wijze zijn betrokken bij het werkveld van het Commissariaat.\n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13592, datum inwerkingtreding 22-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2015.\n \n Artikel\n 7\n \n De voorzitter en de leden verschonen zich van de behandeling van zaken waarbij zij in enig opzicht betrokken zijn of zijn geweest.\n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13592, datum inwerkingtreding 22-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2015.20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13592, datum inwerkingtreding 22-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2015.\n \n §\n 2\n Procedure\n \n \n Artikel\n 8\n \n \n 1\n Bezwaarschriften die voor advies aan de Commissie worden voorgelegd, worden met de daarbij overgelegde stukken zo spoedig mogelijk door het Commissariaat naar de voorzitter en de secretaris gestuurd.\n \n \n 2\n De secretaris zendt een afschrift van het bezwaarschrift en van de overige op de zaak betrekking hebbende stukken toe aan belanghebbenden of hun gemachtigde dan wel bericht hun dat deze overeenkomstig de wettelijke voorschriften ter inzage zullen worden gelegd.\n \n \n 3\n Het Commissariaat draagt er zorg voor dat de Commissie volledige toegang heeft tot alle op de zaak betrekking hebbende stukken en beeld- en geluidsmateriaal.\n \n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13592, datum inwerkingtreding 22-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2015.\n \n Artikel\n 9\n \n \n 1\n Aan de advisering over een aan de Commissie voorgelegd bezwaarschrift nemen de voorzitter en twee leden deel.\n \n \n 2\n Het horen vindt plaats door de voorzitter en de twee leden als bedoeld in het eerste lid.\n \n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13592, datum inwerkingtreding 22-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2015.\n \n Artikel\n 10\n \n \n 1\n De Commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het uit te brengen advies.\n \n \n 2\n Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt, als die minderheid van de Commissie dat verlangt.\n \n \n 3\n Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.\n \n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13592, datum inwerkingtreding 22-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2015.\n \n Artikel\n 11\n \n \n 1\n Het advies wordt, met het verslag van de hoorzitting en alle door de Commissie ontvangen stukken, behoudens bijzondere gevallen, binnen zes weken na ontvangst van het bezwaarschrift door het Commissariaat uitgebracht.\n \n \n 2\n Indien het Commissariaat met toepassing van artikel 7:10, tweede lid, van de Awb de beslistermijn heeft opgeschort, wordt de in het eerste lid genoemde adviestermijn verlengd met de periode die nodig is voor het herstel van een verzuim.\n \n \n 3\n Van een beslissing als bedoeld in lid 2 zendt het Commissariaat een afschrift aan de voorzitter en de secretaris.\n \n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13592, datum inwerkingtreding 22-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2015.\n \n Artikel\n 12\n \n Voor haar werkwijze volgt de Commissie dit reglement. Daarbij neemt de Commissie de Awb in acht.\n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13592, datum inwerkingtreding 22-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2015.20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13592, datum inwerkingtreding 22-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2015.20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13592, datum inwerkingtreding 22-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2015.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 13\n \n \n 1\n Dit reglement treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant en werkt terug tot 1 januari 2015.\n \n \n 2\n Dit reglement vervangt het Reglement Adviescommissie Bezwaarschriften van 1 september 1999.\n \n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13592, datum inwerkingtreding 22-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2015.\n \n Artikel\n 14\n \n Dit reglement kan worden aangehaald als Reglement Adviescommissie Bezwaarschriften.\n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13592, datum inwerkingtreding 22-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2015.\n \n Artikel\n 15\n \n Dit reglement zal op de website van het Commissariaat en in de Staatscourant worden geplaatst.\n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13592, datum inwerkingtreding 22-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2015.20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13592, datum inwerkingtreding 22-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit hoofdstuk. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2015.\n \n \n \n Aldus vastgesteld te \n \n Hilversum\n 17 maart 2015\n \n \n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13592, datum inwerkingtreding 22-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2015.\n \n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036626/2015-05-22_0/xml/BWBR0036626_2015-05-22_0.xml", "content": "\n Reglement Adviescommissie Bezwaarschriften20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-2015\n Reglement Adviescommissie Bezwaarschriften20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-2015\n \n \n Het Commissariaat voor de Media,\n \n gelet op artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht,\n \n \n Besluit:\n vast te stellen het volgende reglement voor de advisering over bezwaarschriften door de Adviescommissie Bezwaarschriften van het Commissariaat voor de Media:\n \n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-2015\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Begripsbepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit reglement wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n Awb:\n Algemene wet bestuursrecht;\n \n \n b.\n \n belanghebbende: belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb;\n \n \n c.\n \n Commissariaat: Commissariaat voor de Media;\n \n \n d.\n \n Commissie: Adviescommissie Bezwaarschriften als bedoeld in artikel 2, eerste lid van dit reglement;\n \n \n e.\n \n leden: leden van de Commissie;\n \n \n f.\n \n secretaris: secretaris van de Commissie;\n \n \n g.\n \n voorzitter: voorzitter van de Commissie.\n \n \n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201520151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Behandeling van de bezwaarschriften\n \n \n §\n 1\n De Commissie\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Er is een Adviescommissie Bezwaarschriften van het Commissariaat voor de Media.\n \n \n 2\n De Commissie is een adviescommissie in de zin van artikel 7:13 van de Awb.\n \n \n 3\n De Commissie heeft tot taak het Commissariaat te adviseren over de te nemen beslissingen op bezwaar tegen besluiten als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van dit reglement.\n \n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-2015\n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Bezwaarschriften die zijn gericht tegen een sanctiebesluit van het Commissariaat voor een overtreding van de artikelen 2.88a, 2.89, 2.90, 2.91, 2.94, 2.95, 2.96, 2.97, 2.106, 2.107, 2.108, 2.109, 3.5a, 3.7, 3.8, 3.9, 3.11, 3.15, 3.16, 3.17, 3.19, 3.19a en 3.19b, van de Mediawet 2008, worden ter advisering voorgelegd aan de Commissie.\n \n \n 2\n Het Commissariaat kan over bezwaarschriften gericht tegen andere sanctiebesluiten een advies aan de Commissie vragen.\n \n \n 3\n Bezwaarschriften die door het Commissariaat kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk gegrond of kennelijk ongegrond worden geacht, worden niet ter advisering aan de Commissie voorgelegd.\n \n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-2015\n \n Artikel\n 4\n \n \n 1\n De Commissie bestaat uit een voorzitter en tenminste twee leden.\n \n \n 2\n De voorzitter en de leden worden door het Commissariaat benoemd, geschorst en ontslagen.\n \n \n 3\n Het Commissariaat kan één van de leden tot plaatsvervangend voorzitter benoemen.\n \n \n 4\n De voorzitter en de leden worden voor een periode van vijf jaar benoemd. De voorzitter en de leden kunnen eenmalig voor een periode van vijf jaar worden herbenoemd.\n \n \n 5\n Voor de op de ingangsdatum van dit reglement zittende en/of aftredende leden stelt het Commissariaat een aparte benoemingstermijn vast om daarmee de continuïteit van de Commissie te waarborgen.\n \n \n 6\n De voorzitter en de leden kunnen op ieder moment ontslag nemen. Zij stellen het Commissariaat hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte.\n \n \n 7\n De aftredend voorzitter en de aftredende leden blijven hun functie vervullen totdat in hun opvolging is voorzien, tenzij zij een functie gaan of zijn gaan vervullen die leidt tot onverenigbaarheid met het lidmaatschap van de Commissie.\n \n \n 8\n De Commissie wordt bijgestaan door een secretaris die door het Commissariaat – na overleg met de Commissie – wordt aangewezen.\n \n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-2015\n \n Artikel\n 5\n \n Indien de voorzitter, de leden en/of de secretaris de beschikking krijgen over gegevens waarvan zij het vertrouwelijke karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden, zijn zij verplicht tot geheimhouding daarvan.\n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-2015\n \n Artikel\n 6\n \n De voorzitter en de leden laten zich bij hun advisering niet beïnvloeden door belanghebbenden, dan wel door anderen die op enigerlei wijze zijn betrokken bij het werkveld van het Commissariaat.\n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-2015\n \n Artikel\n 7\n \n De voorzitter en de leden verschonen zich van de behandeling van zaken waarbij zij in enig opzicht betrokken zijn of zijn geweest.\n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201520151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-2015\n \n §\n 2\n Procedure\n \n \n Artikel\n 8\n \n \n 1\n Bezwaarschriften die voor advies aan de Commissie worden voorgelegd, worden met de daarbij overgelegde stukken zo spoedig mogelijk door het Commissariaat naar de voorzitter en de secretaris gestuurd.\n \n \n 2\n De secretaris zendt een afschrift van het bezwaarschrift en van de overige op de zaak betrekking hebbende stukken toe aan belanghebbenden of hun gemachtigde dan wel bericht hun dat deze overeenkomstig de wettelijke voorschriften ter inzage zullen worden gelegd.\n \n \n 3\n Het Commissariaat draagt er zorg voor dat de Commissie volledige toegang heeft tot alle op de zaak betrekking hebbende stukken en beeld- en geluidsmateriaal.\n \n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-2015\n \n Artikel\n 9\n \n \n 1\n Aan de advisering over een aan de Commissie voorgelegd bezwaarschrift nemen de voorzitter en twee leden deel.\n \n \n 2\n Het horen vindt plaats door de voorzitter en de twee leden als bedoeld in het eerste lid.\n \n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-2015\n \n Artikel\n 10\n \n \n 1\n De Commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het uit te brengen advies.\n \n \n 2\n Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt, als die minderheid van de Commissie dat verlangt.\n \n \n 3\n Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.\n \n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-2015\n \n Artikel\n 11\n \n \n 1\n Het advies wordt, met het verslag van de hoorzitting en alle door de Commissie ontvangen stukken, behoudens bijzondere gevallen, binnen zes weken na ontvangst van het bezwaarschrift door het Commissariaat uitgebracht.\n \n \n 2\n Indien het Commissariaat met toepassing van artikel 7:10, tweede lid, van de Awb de beslistermijn heeft opgeschort, wordt de in het eerste lid genoemde adviestermijn verlengd met de periode die nodig is voor het herstel van een verzuim.\n \n \n 3\n Van een beslissing als bedoeld in lid 2 zendt het Commissariaat een afschrift aan de voorzitter en de secretaris.\n \n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-2015\n \n Artikel\n 12\n \n Voor haar werkwijze volgt de Commissie dit reglement. Daarbij neemt de Commissie de Awb in acht.\n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201520151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201520151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-2015\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 13\n \n \n 1\n Dit reglement treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant en werkt terug tot 1 januari 2015.\n \n \n 2\n Dit reglement vervangt het Reglement Adviescommissie Bezwaarschriften van 1 september 1999.\n \n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-2015\n \n Artikel\n 14\n \n Dit reglement kan worden aangehaald als Reglement Adviescommissie Bezwaarschriften.\n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-2015\n \n Artikel\n 15\n \n Dit reglement zal op de website van het Commissariaat en in de Staatscourant worden geplaatst.\n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-201520151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-2015\n \n \n \n Aldus vastgesteld te \n \n Hilversum\n 17 maart 2015\n \n \n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-2015\n \n20151359221-05-201520151359221-05-201522-05-201501-01-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036626/manifest.xml", "content": "2015-05-222015-01-01tot2015-07-03T17:41:51+02:002019-02-13T06:52:06+01:00BWBR0036626.WTI2019-02-152015-05-222019-02-142015-05-229999-12-312015-07-02T02:57:56+02:002019-02-15T06:16:41+01:001cf210f40cca673aecf969d8fde19260d0fc03168e583bc110bfb38ac91f0d93ed2f4410c531510625367cb4b2d8874716b9bd366b37ee018d2b71f5bfaaa20658292015-01-022015-05-212015-05-229999-12-312015-07-02T02:57:56+02:002016-01-31T07:36:30+01:001af71ac93f0b592d1f7fe1c8f3f188d6b9211573db1e1099f77a53f4182ca25089944f08efaa5a441685069a3bb5b6bb756b48880c596d52ded95d36ab1a95e16119", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036627/2015-01-01_1/xml/BWBR0036627_2015-01-01_1.xml", "content": "\n Besluit van de algemeen directeur van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed van 12 mei 2015 houdende de vaststelling van het Organisatie- en ondermandaatbesluit Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 2015 (Organisatie- en ondermandaatbesluit Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 2015)20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13649, datum inwerkingtreding 23-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n Organisatie- en ondermandaatbesluit Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 201520151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13649, datum inwerkingtreding 23-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n De algemeen directeur van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed,\n \n In overeenstemming met de directeur-generaal Cultuur en Media van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,\n Gelet op artikel 10:9 juncto artikel 10:3 en 10:6 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 2, 11 en 14a van het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008;\n \n \n Besluit:\n \n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13649, datum inwerkingtreding 23-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n \n §\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n rijksdienst: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed,\n \n \n b.\n \n algemeen directeur: algemeen directeur van de Rijksdienst,\n \n \n c.\n \n directeur kennis & advies: directeur die leiding geeft aan de directie kennis & advies als bedoeld in bijlage 1 bij dit besluit,\n \n \n d.\n \n programmadirecteur: directeur die leiding geeft aan het programma erfgoed digitaal en de afdelingen als bedoeld in bijlage 1 bij dit besluit,\n \n \n e.\n \n hoofd: degene die leiding geeft aan een afdeling als bedoeld in bijlage 1 bij dit besluit,\n \n \n f.\n \n programmamanager: degene die uit hoofde van zijn functie leiding geeft aan een programma en die in bijlage 2 bij dit besluit is vermeld,\n \n \n g.\n \n implementatiemanager: degene die uit hoofde van zijn functie het programma erfgoed digitaal implementeert en die in bijlage 2 bij dit besluit is vermeld,\n \n \n h.\n \n programmaleider: degene die naast zijn reguliere werkzaamheden leiding geeft aan een programma en die in bijlage 2 bij dit besluit is vermeld,\n \n \n i.\n \n projectleider: degene die naast zijn reguliere werkzaamheden leiding geeft aan een project en die in bijlage 2 bij dit besluit is vermeld,\n \n \n j.\n \n adviseur regio: medewerker die als adviseur werkzaam is bij een regio en belast is met taken op het specifieke gebied van respectievelijk archeologie, archeologie en cultuurlandschap, architectuur-historie, bouwkunde of erfgoed en ruimte en genoemd wordt in bijlage 2 bij dit besluit,\n \n \n k.\n \n jurist: medewerker die als jurist werkzaam is en genoemd wordt in bijlage 2 bij dit besluit,\n \n \n l.\n \n specialist archeologie: medewerker die als specialist werkzaam is op het terrein van de archeologie en genoemd wordt in bijlage 2 bij dit besluit,\n \n \n m.\n \n specialist conservering & restauratie: medewerker die als specialist werkzaam is op het terrein van conservering & restauratie en genoemd wordt in bijlage 2 bij dit besluit,\n \n \n n.\n \n specialist maritiem: medewerker die als specialist werkzaam is op het terrein van maritiem erfgoed en genoemd wordt in bijlage 2 bij dit besluit,\n \n \n o.\n \n specialist maritieme materialen: medewerker die als specialist werkzaam is op het terrein van maritieme materialen en genoemd wordt in bijlage 2 bij dit besluit.\n \n \n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13649, datum inwerkingtreding 23-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n Artikel\n 2\n Bevoegdheden en mandaten\n \n Alle in dit besluit genoemde ondermandaat- en volmachtbevoegdheden en machtigingen worden uitgeoefend met inachtneming van het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008.\n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13649, datum inwerkingtreding 23-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13649, datum inwerkingtreding 23-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n §\n 2\n Organisatie\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De Rijksdienst bestaat uit:\n \n \n a.\n algemene directie,\n \n \n b.\n directie kennis & advies, en\n \n \n c.\n programmadirectie erfgoed digitaal.\n \n \n \n \n 2\n De organisatie van de Rijksdienst wordt nader vastgesteld door middel van de bij dit besluit behorende bijlage 1.\n \n \n 3\n De invulling van mandaten, volmachten, machtigingen en vervanging van functionarissen wordt nader vastgesteld door middel van de bij dit besluit horende bijlage 2.\n \n \n 4\n Wijziging van de bijlagen geschiedt door de algemeen directeur.\n \n \n 5\n De algemeen directeur draagt zorg voor bekendmaking van de bijlagen door openbare ter inzagelegging bij de Rijksdienst en door plaatsing op het intranet en de internetsite van de Rijksdienst.\n \n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13649, datum inwerkingtreding 23-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13649, datum inwerkingtreding 23-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n §\n 3\n Algemeen mandaat en volmacht\n \n \n Artikel\n 4\n \n \n 1\n De directeur kennis & advies en de programmadirecteur hebben mandaat voor al hetgeen hun directie of programma aangaat, behoudens het in bijlage 1 met betrekking tot het financieel mandaat bepaalde.\n \n \n 2\n De hoofden, die in bijlage 1 bij dit besluit worden genoemd, wordt binnen hun functionele verantwoordelijkheid mandaat verleend bevoegdheden uit te oefenen tot het nemen van besluiten, het afdoen en ondertekenen van stukken ten aanzien van aangelegenheden die voortvloeien uit hun functie.\n \n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13649, datum inwerkingtreding 23-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13649, datum inwerkingtreding 23-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n §\n 4\n Financieel en specifiek mandaat en volmacht\n \n \n Artikel\n 5\n \n De functionarissen, die in bijlage 2 bij dit besluit worden genoemd, wordt binnen hun functionele verantwoordelijkheid mandaat verleend financiële verplichtingen aan te gaan tot de hoogte, zoals beschreven in bijlage 1 bij dit besluit.\n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13649, datum inwerkingtreding 23-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n Artikel\n 6\n \n De functionarissen, die in bijlage 2 bij dit besluit worden genoemd, wordt binnen hun functionele verantwoordelijkheid mandaat verleend specifieke bevoegdheden, zoals beschreven in bijlage 1 bij dit besluit, uit te oefenen tot het nemen van besluiten of het geven van adviezen en het afdoen en ondertekenen van stukken ten aanzien van aangelegenheden die voortvloeien uit hun functie.\n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13649, datum inwerkingtreding 23-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13649, datum inwerkingtreding 23-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n §\n 5\n Vervanging\n \n \n Artikel\n 7\n \n De vervanging van functionarissen wordt vastgesteld in de bij dit besluit behorende bijlage 2.\n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13649, datum inwerkingtreding 23-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13649, datum inwerkingtreding 23-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n §\n 6\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 8\n \n \n 1\n Het organisatie- en mandaatbesluit Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 2009 en het Wijzigingsbesluit 2012 worden ingetrokken.\n \n \n 2\n Mandaten, volmachten en machtigingen die zijn verleend op grond van de in het eerste lid van dit artikel genoemde besluiten en die gelden op de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit worden geacht te zijn verleend op grond van dit besluit mits deze bevoegdheid ook in dit besluit zijn grondslag vindt.\n \n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13649, datum inwerkingtreding 23-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na publicatie en werkt terug tot en met 1 januari 2015.\n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13649, datum inwerkingtreding 23-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit kan worden aangehaald als: Organisatie- en ondermandaatbesluit Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 2015.\n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13649, datum inwerkingtreding 23-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13649, datum inwerkingtreding 23-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n \n Dit besluit zal worden geplaatst in de Staatscourant, op de internetsite van de rijksdienst en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.\n \n \n \n Amersfoort\n 12 mei 2015\n \n \n \n De algemeen directeur van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed,\n \n C.\n van ’t Veen\n \n \n \n \n Den Haag\n 12 mei 2015\n \n \n \n De directeur-generaal Cultuur en Media,\n \n M.\n Hammersma\n \n \n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13649, datum inwerkingtreding 23-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Bijlage\n 1\n Organisatie en mandaten van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed\n \n Behorende bij het Organisatie- en ondermandaatbesluit Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 2015\n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Directie Rijksdienst\n \n De directie van de Rijksdienst bestaat uit:\n \n \n –\n de algemeen directeur,\n \n \n –\n de directeur kennis & advies,\n \n \n –\n de programmadirecteur erfgoed digitaal.\n \n \n \n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Afdelingen en functionarissen met mandaat van de Rijksdienst\n \n \n \n 2.1\n Afdelingen die onder de algemeen directeur ressorteren:\n \n \n −\n communicatie,\n \n \n −\n control,\n \n \n −\n financiën en facilitair,\n \n \n −\n juridische zaken,\n \n \n −\n kunstcollecties,\n \n \n −\n maritiem depot,\n \n \n −\n personeel & organisatie,\n \n \n −\n strategie & internationaal,\n \n \n −\n wettelijke taken.\n \n \n \n \n 2.2\n Afdelingen die onder de directeur kennis & advies ressorteren:\n \n \n −\n archeologie,\n \n \n −\n architectuur & kunstgeschiedenis,\n \n \n −\n conservering & restauratie,\n \n \n −\n landschap,\n \n \n −\n regio midden-zuid,\n \n \n −\n regio noord-oost,\n \n \n −\n regio noord-west.\n \n \n \n \n 2.3\n Afdelingen die onder de programmadirecteur ressorteren:\n \n \n −\n data,\n \n \n −\n digitale infrastructuur.\n \n \n \n \n 2.4\n Overige functionarissen met mandaat:\n \n \n −\n programmamanagers,\n \n \n −\n implementatiemanager,\n \n \n −\n programmaleiders,\n \n \n −\n projectleiders,\n \n \n −\n adviseurs bij de regio,\n \n \n −\n juristen,\n \n \n −\n specialisten archeologie,\n \n \n −\n specialisten conservering & restauratie,\n \n \n −\n specialisten maritiem,\n \n \n −\n specialist maritieme materialen.\n \n \n \n \n \n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Financieel mandaat en volmacht\n \n \n \n 1.\n De directeur kennis & advies, de programmadirecteur, de programmamanagers en de implementatiemanager wordt mandaat verleend verplichtingen aan te gaan voor zover zij blijven binnen de grenzen van het vooraf door de algemeen directeur goedgekeurd bestedingsplan, waarbij deze verplichtingen een bedrag van € 50.000 exclusief BTW niet te boven gaan.\n \n \n 2.\n De hoofden van de afdelingen, de programmaleiders en de projectleiders wordt mandaat verleend verplichtingen aan te gaan voor zover zij blijven binnen de grenzen van het vooraf door de algemeen directeur goedgekeurd bestedingsplan, waarbij deze verplichtingen een bedrag van € 25.000 exclusief BTW niet te boven gaan.\n \n \n \n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Specifiek mandaat en volmacht\n \n De directeur kennis & advies wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het verlenen van goedkeuring aan bij de rijksdienst ingediende archeologisch inhoudelijke programma's van eisen, plannen van aanpak, wetenschappelijke kaders en standaardrapportages;\n \n \n Het hoofd juridische zaken wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het nemen van besluiten als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 10 van de Monumentenwet 1988 en het afdoen en tekenen van stukken ter zake van deze besluiten,\n \n \n –\n tot het vertegenwoordigen van een bewindspersoon en de algemeen directeur van de rijksdienst bij bezwaarschriftenprocedures, gedingen bij de bestuursrechter en overige geschillen en gedingen, aanhangig bij de rechter dan wel een niet-rechterlijke instantie,\n \n \n –\n tot het optreden, vertegenwoordigen en handelen ter zake van alle juridische procedures en daarmee samenhangende handelingen binnen het werkterrein van de Rijksdienst met het recht zich door anderen te laten bijstaan,\n \n \n –\n om goedkeuring te verlenen aan statutenwijziging voor rechtspersonen, die in hun statuten hebben vermeld dat deze de goedkeuring van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor statutenwijziging of opheffing van de rechtspersoon vereist is;\n \n \n Het hoofd kunstcollecties wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het ondertekenen van bruikleenovereenkomsten en aktes van tijdelijk beheer op grond van de Regeling materieelbeheer museale voorwerpen,\n \n \n –\n tot het schenken, te gift geven, te verkopen dan wel te vernietigen van de objecten uit de kunstcollectie,\n \n \n –\n tot tekenen voor ontvangst van objecten van kunst ten behoeve van overdracht om niet aan de Rijkscollectie;\n \n \n Het hoofd maritiem depot wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het verlenen van goedkeuring aan bij de rijksdienst ingediende archeologisch inhoudelijke programma's van eisen, plannen van aanpak, wetenschappelijke kaders en standaardrapportages,\n \n \n –\n tot het aangaan van bruikleenovereenkomsten van archeologische bodemvondsten, die eigendom zijn van de Staat der Nederlanden en zich bij de rijksdienst in depot bevinden;\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord;\n \n \n Het hoofd strategie & internationaal wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het verlenen van goedkeuring aan bij de rijksdienst ingediende archeologisch inhoudelijke programma's van eisen, plannen van aanpak, wetenschappelijke kaders en standaardrapportages,\n \n \n –\n tot het geven van adviezen, het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken ter zake van adviezen en overleg als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer en andere wettelijke planprocedures waarbij de inbreng van de Rijksdienst gewenst is,\n \n \n –\n tot het geven van adviezen, het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken inzake voorbereiding en uitvoering van besluiten als bedoeld in de Monumentenwet 1988 inzake monumentenvergunningen,\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord;\n \n \n Het hoofd wettelijke taken wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het nemen van besluiten, het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken ter zake van subsidieverstrekking op grond van algemene maatregelen van bestuur op grond van de Monumentenwet 1988, voor zover deze besluiten het bedrag van € 125.000 niet te boven gaan,\n \n \n –\n tot het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken ter voorbereiding en uitvoering van besluiten en adviezen als bedoeld in de Subsidieregeling indemniteit bruiklenen,\n \n \n –\n tot het nemen van besluiten of het afdoen van stukken ter zake van subsidie op grond van de Wet overige OCW-subsidies, voor zover deze besluiten het bedrag van € 125.000 niet te boven gaan,\n \n \n –\n tot het nemen van besluiten of het afdoen van stukken ter zake van de Wet op de archeologische monumentenzorg en het Besluit archeologische monumentenzorg;\n \n \n Het hoofd archeologie wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het verlenen van goedkeuring aan bij de Rijksdienst ingediende archeologisch inhoudelijke programma's van eisen, plannen van aanpak, wetenschappelijke kaders en standaardrapportages,\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord;\n \n \n Het hoofd conservering & restauratie wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken ter zake van de verkrijging en de verantwoording van Europese subsidieregelingen met betrekking tot researchprojecten,\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord;\n \n \n –\n voor het accepteren van een onderzoeksopdracht;\n \n \n De hoofden van de regio’s midden-zuid, noord-oost en noord-west wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het nemen van besluiten of het geven van adviezen als bedoeld in de artikelen 11 tot en met 21 van de Monumentenwet 1988 en het afdoen en tekenen van stukken ter zake van deze besluiten en adviezen,\n \n \n –\n tot het afdoen en ondertekenen van stukken met betrekking tot officiële inspraakreacties bij de planvorming in het kader van de Wet op de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen en streekplannen), de Wet Milieubeheer (milieueffectrapportages en strategische milieubeoordelingen), de Landinrichtingswet en andere wettelijke planprocedures waarbij de inbreng van de rijksdienst wenselijk is,\n \n \n –\n tot het uitoefenen van bevoegdheden stukken af te doen en te ondertekenen met betrekking tot zienswijzen of bedenkingen bij de planvorming in het kader van de Wet op de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen en streekplannen),\n \n \n –\n tot het uitoefenen van bevoegdheden tot het nemen van besluiten of het geven van adviezen, het indienen van zienswijzen en bedenkingen, het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken ter zake van deze besluiten, adviezen, zienswijzen, bedenkingen en overleg inzake de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer, de Wet inrichting Landelijk gebied en de Crisis- en herstelwet,\n \n \n –\n tot het geven van adviezen, het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken inzake voorbereiding en uitvoering van besluiten als bedoeld in de Monumentenwet 1988 inzake monumentenvergunningen,\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord;\n \n \n Het hoofd data wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het aangaan van bruikleenovereenkomsten van archeologische bodemvondsten, die eigendom zijn van de Staat der Nederlanden en zich bij de rijksdienst in depot bevinden;\n \n \n Het hoofd digitale infrastructuur wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het tekenen van Service Level Agreements (SLA), die gebaseerd zijn op bovenliggende overeenkomsten;\n \n \n De adviseur bij de regio wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het geven van adviezen, het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken inzake voorbereiding en uitvoering van besluiten als bedoeld in de Monumentenwet 1988 inzake monumentenvergunningen,\n \n \n –\n tot het geven van adviezen, het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken ter zake van adviezen en overleg als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer en andere wettelijke planprocedures waarbij de inbreng van de Rijksdienst gewenst is,\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord;\n \n \n De jurist wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het vertegenwoordigen van een bewindspersoon en de algemeen directeur van de rijksdienst bij bezwaarschriftenprocedures, gedingen bij de bestuursrechter en overige geschillen en gedingen, aanhangig bij de rechter dan wel een niet-rechterlijke instantie,\n \n \n –\n tot het optreden, vertegenwoordigen en handelen ter zake van alle juridische procedures en daarmee samenhangende handelingen binnen het werkterrein van de rijksdienst met het recht zich door anderen te laten bijstaan;\n \n \n De specialist archeologie wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het verlenen van goedkeuring aan bij de rijksdienst ingediende archeologisch inhoudelijke programma's van eisen, plannen van aanpak, wetenschappelijke kaders en standaardrapportages,\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord;\n \n \n De specialist conservering & archeologie wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord;\n \n \n De specialist maritiem wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het verlenen van goedkeuring aan bij de rijksdienst ingediende archeologisch inhoudelijke programma's van eisen, plannen van aanpak, wetenschappelijke kaders en standaardrapportages,\n \n \n –\n tot het geven van adviezen, het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken ter zake van adviezen en overleg als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer en andere wettelijke planprocedures waarbij de inbreng van de Rijksdienst gewenst is,\n \n \n –\n tot het geven van adviezen, het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken inzake voorbereiding en uitvoering van besluiten als bedoeld in de Monumentenwet 1988 inzake monumentenvergunningen,\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord;\n \n \n De specialist maritieme materialen wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord.\n \n \n Ter zake van aangelegenheden waarin door bovenstaande mandaten niet wordt voorzien heeft de algemeen directeur het mandaat.\n \n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13649, datum inwerkingtreding 23-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n \n Bijlage\n 2\n Personele invulling van mandaten, volmachten en machtigingen en vervanging van functionarissen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed\n \n Behorende bij het Organisatie- en ondermandaatbesluit Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 2015\n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Directie Rijksdienst\n \n De directie van de rijksdienst bestaat uit:\n \n \n –\n algemeen directeur: drs. C. (Cees) van ’t Veen,\n \n \n –\n directeur kennis & advies: prof. dr. J.G.A. (Jos) Bazelmans,\n \n \n –\n programmadirecteur erfgoed digitaal: ir. D.G. (Dirk) Houtgraaf MMM.\n \n \n \n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Afdelingen en functionarissen van de Rijksdienst\n \n \n \n 2.1\n Afdelingen en hun hoofden die onder de algemeen directeur ressorteren:\n \n \n −\n communicatie: drs. G. (Gerard) de Wit,\n \n \n −\n control: J. (Hans) Berrens,\n \n \n −\n financiën en facilitair: R.J.H. (René) van Velthoven CPC,\n \n \n −\n juridische zaken: mr. N.A. (Nicole) Heukelom,\n \n \n −\n kunstcollecties: ir. L.E. (Laura) van Breen (m.i.v. 1 juni 2015),\n \n \n −\n maritiem depot: drs. B.A. (Benno) van Tilburg,\n \n \n −\n personeel & organisatie: mr. I. (Ilse) Konijnenbelt,\n \n \n −\n strategie & internationaal: mr. L.C. (Leonard) de Wit,\n \n \n −\n wettelijke taken: mr. R. (Remco) Laverman.\n \n \n \n \n 2.2\n Afdelingen en hun hoofden die onder de directeur kennis & advies ressorteren:\n \n \n −\n archeologie: drs. J.H.C. (Jos) Deeben,\n \n \n −\n architectuur & kunstgeschiedenis: drs. M.M. (Michaela) Hanssen,\n \n \n −\n conservering & restauratie: drs. J.C. (Jan) van ’t Hof,\n \n \n −\n landschap: drs. H.G. (Henk) Baas,\n \n \n −\n regio midden-zuid: drs. R. (Rob) Smouter,\n \n \n −\n regio noord-oost: ir. P.A. (Paul) Schaap,\n \n \n −\n regio noord-west: drs. M.H. (Mark) Stafleu.\n \n \n \n \n 2.3\n Afdelingen en hun hoofden die onder de programmadirecteur ressorteren:\n \n \n −\n data: C.J.P.M. (Carla) Schulte,\n \n \n −\n digitale infrastructuur: drs. H.P.J. (Henk) Alkemade.\n \n \n \n \n 2.4\n Programmamanagers van de rijksdienst\n \n \n −\n drs. M. (Maartje) de Boer,\n \n \n −\n C.H.J.P (Kees) Hendriks (tot en met 31 mei 2015),\n \n \n −\n drs. J.W. (Josje) Schnitzeler,\n \n \n −\n drs. F.J.G.M. (Frank) Strolenberg,\n \n \n −\n drs. R.W. (René) Wokke.\n \n \n \n \n 2.5\n Implementatiemanager van de rijksdienst\n \n \n −\n G.J (Gert Jan) Willighagen.\n \n \n \n \n 2.6\n Programmaleiders en projectleiders van de rijksdienst\n \n \n −\n dr. H. A. (Bart) Ankersmit,\n \n \n −\n drs. H.G. (Henk) Baas,\n \n \n −\n ing. F.P. (Frank) Buchner,\n \n \n −\n drs. J.P.A.M. (Jean-Paul) Corten,\n \n \n −\n ir. M. (Michiel) van Hunen,\n \n \n −\n dr. R.C.G.M. (Roel) Lauwerier,\n \n \n −\n M.O.M.C. (Machteld) Linssen,\n \n \n −\n drs. M.R. (Martijn) Manders,\n \n \n −\n drs. J.B. (Hannah) Pennock,\n \n \n −\n drs. T.I. (Tatja) Scholte,\n \n \n −\n drs. E. (Ellen) Vreenegoor,\n \n \n −\n drs. B. (Ben) de Vries,\n \n \n −\n dr. W. (Bill) Wei.\n \n \n \n \n 2.7\n Adviseurs bij de regio\n \n \n −\n Archeologie:\n \n \n −\n drs. F.T.S.P.P. (Fred) Brounen,\n \n \n −\n drs. G.V. (Guido) Mauro,\n \n \n −\n drs. I.M. (Iepie) Roorda,\n \n \n −\n drs. M.J.C.A. (José) Schreurs,\n \n \n −\n dr. R.J. (Jos) Stover;\n \n \n Archeologie en cultuurlandschap:\n \n \n −\n drs. C.A.M. (Cees) van Rooijen,\n \n \n −\n drs. B.P. (Barbara) Speleers,\n \n \n −\n drs. M. (Marieke) Snoek,\n \n \n −\n M. (Marjolein) Verschuur MPhil;\n \n \n Architectuurhistorie:\n \n \n −\n drs. W.M.M. (Mieke) van Bers,\n \n \n −\n drs. E.A. (Eline) Bos Waaldijk-Jörg,\n \n \n −\n drs. M.J. (Marceline) Dolfin,\n \n \n −\n drs. M.L. (Marije) de Heer Kloots-de Korte,\n \n \n −\n drs. M.A. (Mariëlle) Kok,\n \n \n −\n drs. D. (Dorothee) Koper-Mosterd,\n \n \n −\n drs. J.R.M. (Hans) Magdelijns,\n \n \n −\n drs. H. (Hilde) van Meeteren,\n \n \n −\n drs. L.J.J. (Jacqueline) von Santen,\n \n \n −\n drs. D.C. (Danielle) Takens,\n \n \n −\n drs. M.S. (Michiel) Verweij,\n \n \n −\n drs. A.M. (Annemieke) Vos,\n \n \n −\n drs. E. (Eva) Wijdeveld,\n \n \n −\n drs. M. (Kiki) Zagt;\n \n \n Bouwkunde:\n \n \n −\n ing. G.P.J. (Guido) Bogers,\n \n \n −\n ing. M.J.L. (Marieke) van den Bovenkamp-Bergmann,\n \n \n −\n ir. W.J.A. (Nanette) de Jong,\n \n \n −\n ing. M.A.M.G. (Marion) Koelstra,\n \n \n −\n C. (Cor) van Kooten,\n \n \n −\n ir. R.S. (Renate) Pekaar,\n \n \n −\n ing. A. (Annet) Rood,\n \n \n −\n ing. A. (Arno) Schut,\n \n \n −\n ir. W.J.F. (Mark) Vrielink,\n \n \n −\n ing. H.E. (Henry) v.d. Wal,\n \n \n −\n ing. H. (Hans) de Witte.\n \n \n Erfgoed en Ruimte:\n \n \n −\n M.Y. (Marlijn) Baarveld MSc,\n \n \n −\n ing. F.P. (Frank) Buchner,\n \n \n −\n drs. L.G.M. (Lodewijk) van Roij,\n \n \n −\n ing. J.P.L. (Jon) van Rooijen,\n \n \n −\n drs. E. (Els) Romeijn,\n \n \n −\n ir. J.E. (Jacqueline) Rosbergen,\n \n \n −\n drs. D.H. (Doris) Schmutzhart,\n \n \n −\n ing. P.J. (Peter) Timmer MA,\n \n \n −\n drs. G.W. (Truus) Veldhuis,\n \n \n −\n drs. E. (Ellen) Vreenegoor.\n \n \n \n \n 2.8\n Juristen\n \n \n −\n mr. R.P. (Ruben) Abeling,\n \n \n −\n mr. Kb.Mb.A. (Kamal) el Addouti,\n \n \n −\n D. C. (Daphne) Lagaaij MSc LLM,\n \n \n −\n mr. H. (Hester) Lange,\n \n \n −\n mr. E.H. (Harmanna) Visser.\n \n \n \n \n 2.9\n Specialisten archeologie\n \n \n −\n drs. M.J. (Menno) van der Heiden,\n \n \n −\n A.G. (Wim) Jong,\n \n \n −\n drs. J.W. (Jan-Willem) de Kort,\n \n \n −\n dr. B.I. (Bjørn) Smit.\n \n \n \n \n 2.10\n Specialisten conservering & restauratie\n \n \n −\n dr. ir. D.J. (Hans) Huisman,\n \n \n −\n dr. B.J.H. (Bertil) van Os.\n \n \n \n \n 2.11\n Specialisten maritiem\n \n \n −\n drs. M.A. (Martijn) Manders,\n \n \n −\n drs. J. (Johan) Opdebeeck,\n \n \n −\n A.D.C. (Andrea) Otte.\n \n \n \n \n 2.12\n Specialist maritieme materialen\n \n \n −\n drs. L. (Laura) Koehler.\n \n \n \n \n \n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Vervanging\n \n \n \n –\n Bij afwezigheid van de algemeen directeur gaan diens bevoegdheden over op de directeur kennis & advies. Bij afwezigheid van de algemeen directeur en de directeur kennis & advies gaan hun bevoegdheden over op de programmadirecteur. Bij afwezigheid van de directeur kennis & advies alsmede de programmadirecteur dan wel een van hen gaan hun bevoegdheden over op de algemeen directeur.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd communicatie gaat het algemeen, financieel en specifiek mandaat over op de algemeen directeur.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd control gaat het algemeen, financieel en specifiek mandaat over op het hoofd financiën en facilitair.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd financiën en facilitair gaat het algemeen, financieel en specifiek mandaat over op het hoofd control.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd juridische zaken gaat het financieel mandaat over op de algemeen directeur en het algemeen en specifiek mandaat op een jurist in de functiegroep van senior adviseur, door het hoofd aan te wijzen.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd kunstcollecties gaat het financieel mandaat over op de algemeen directeur en het algemeen en specifiek mandaat op de coördinator kunstcollecties.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd maritiem depot gaat het financieel mandaat over op de algemeen directeur en het algemeen en specifiek mandaat op een medewerker collectiebeheer, door het hoofd aan te wijzen.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd personeel & organisatie gaat het algemeen, financieel en specifiek mandaat over op de algemeen directeur.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd strategie & internationaal gaat het financieel mandaat over op de algemeen directeur en het algemeen en specifiek mandaat op een van de beleidsmedewerkers in de functiegroep van senior beleidsmedewerker, door het hoofd aan te wijzen.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd wettelijke taken gaat het financieel mandaat over op de algemeen directeur en het algemeen en specifiek mandaat op een van de adviseurs in de functiegroep van senior medewerker behandelen en ontwikkelen, door het hoofd aan te wijzen.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd archeologie gaat het financieel mandaat over op de directeur kennis & advies en het algemeen en specifiek mandaat op een specialist archeologie, door het hoofd aan te wijzen.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd architectuur & kunstgeschiedenis gaat het financieel mandaat over op de directeur kennis & advies en het algemeen en specifiek mandaat op het hoofd landschap.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd conservering & restauratie gaat het financieel mandaat over op de directeur kennis & advies en het algemeen en specifiek mandaat op het hoofd architectuur & kunstgeschiedenis met uitzondering van het specifieke mandaat tot het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken ter zake van de verkrijging en de verantwoording van Europese subsidieregelingen met betrekking tot researchprojecten. Dit specifieke mandaat gaat over op de specialist conservering & restauratie, door het hoofd aan te wijzen.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd landschap gaat het algemeen, financieel en specifiek mandaat over op de directeur kennis & advies.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van een van de hoofden van de regio’s midden-zuid, noord-oost en noord-west gaat het algemeen, financieel en specifiek mandaat over op een van de andere hoofden.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd Data gaat het algemeen, financieel en specifiek mandaat over op de programmadirecteur.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd digitale infrastructuur gaat het financieel mandaat over op de programmadirecteur en het algemeen en specifiek mandaat op de specialist informatie- en bedrijfssystemen, door het hoofd aan te wijzen.\n \n \n \n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201501-01-2015Stcrt. 2015, 13649, datum inwerkingtreding 23-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.\n \n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036627/2015-05-23_0/xml/BWBR0036627_2015-05-23_0.xml", "content": "\n Besluit van de algemeen directeur van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed van 12 mei 2015 houdende de vaststelling van het Organisatie- en ondermandaatbesluit Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 2015 (Organisatie- en ondermandaatbesluit Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 2015)20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n Organisatie- en ondermandaatbesluit Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 201520151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n \n De algemeen directeur van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed,\n \n In overeenstemming met de directeur-generaal Cultuur en Media van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,\n Gelet op artikel 10:9 juncto artikel 10:3 en 10:6 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 2, 11 en 14a van het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008;\n \n \n Besluit:\n \n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n \n \n §\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n rijksdienst: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed,\n \n \n b.\n \n algemeen directeur: algemeen directeur van de Rijksdienst,\n \n \n c.\n \n directeur kennis & advies: directeur die leiding geeft aan de directie kennis & advies als bedoeld in bijlage 1 bij dit besluit,\n \n \n d.\n \n programmadirecteur: directeur die leiding geeft aan het programma erfgoed digitaal en de afdelingen als bedoeld in bijlage 1 bij dit besluit,\n \n \n e.\n \n hoofd: degene die leiding geeft aan een afdeling als bedoeld in bijlage 1 bij dit besluit,\n \n \n f.\n \n programmamanager: degene die uit hoofde van zijn functie leiding geeft aan een programma en die in bijlage 2 bij dit besluit is vermeld,\n \n \n g.\n \n implementatiemanager: degene die uit hoofde van zijn functie het programma erfgoed digitaal implementeert en die in bijlage 2 bij dit besluit is vermeld,\n \n \n h.\n \n programmaleider: degene die naast zijn reguliere werkzaamheden leiding geeft aan een programma en die in bijlage 2 bij dit besluit is vermeld,\n \n \n i.\n \n projectleider: degene die naast zijn reguliere werkzaamheden leiding geeft aan een project en die in bijlage 2 bij dit besluit is vermeld,\n \n \n j.\n \n adviseur regio: medewerker die als adviseur werkzaam is bij een regio en belast is met taken op het specifieke gebied van respectievelijk archeologie, archeologie en cultuurlandschap, architectuur-historie, bouwkunde of erfgoed en ruimte en genoemd wordt in bijlage 2 bij dit besluit,\n \n \n k.\n \n jurist: medewerker die als jurist werkzaam is en genoemd wordt in bijlage 2 bij dit besluit,\n \n \n l.\n \n specialist archeologie: medewerker die als specialist werkzaam is op het terrein van de archeologie en genoemd wordt in bijlage 2 bij dit besluit,\n \n \n m.\n \n specialist conservering & restauratie: medewerker die als specialist werkzaam is op het terrein van conservering & restauratie en genoemd wordt in bijlage 2 bij dit besluit,\n \n \n n.\n \n specialist maritiem: medewerker die als specialist werkzaam is op het terrein van maritiem erfgoed en genoemd wordt in bijlage 2 bij dit besluit,\n \n \n o.\n \n specialist maritieme materialen: medewerker die als specialist werkzaam is op het terrein van maritieme materialen en genoemd wordt in bijlage 2 bij dit besluit.\n \n \n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n Artikel\n 2\n Bevoegdheden en mandaten\n \n Alle in dit besluit genoemde ondermandaat- en volmachtbevoegdheden en machtigingen worden uitgeoefend met inachtneming van het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008.\n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201520151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n \n §\n 2\n Organisatie\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De Rijksdienst bestaat uit:\n \n \n a.\n algemene directie,\n \n \n b.\n directie kennis & advies, en\n \n \n c.\n programmadirectie erfgoed digitaal.\n \n \n \n \n 2\n De organisatie van de Rijksdienst wordt nader vastgesteld door middel van de bij dit besluit behorende bijlage 1.\n \n \n 3\n De invulling van mandaten, volmachten, machtigingen en vervanging van functionarissen wordt nader vastgesteld door middel van de bij dit besluit horende bijlage 2.\n \n \n 4\n Wijziging van de bijlagen geschiedt door de algemeen directeur.\n \n \n 5\n De algemeen directeur draagt zorg voor bekendmaking van de bijlagen door openbare ter inzagelegging bij de Rijksdienst en door plaatsing op het intranet en de internetsite van de Rijksdienst.\n \n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201520151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n \n §\n 3\n Algemeen mandaat en volmacht\n \n \n Artikel\n 4\n \n \n 1\n De directeur kennis & advies en de programmadirecteur hebben mandaat voor al hetgeen hun directie of programma aangaat, behoudens het in bijlage 1 met betrekking tot het financieel mandaat bepaalde.\n \n \n 2\n De hoofden, die in bijlage 1 bij dit besluit worden genoemd, wordt binnen hun functionele verantwoordelijkheid mandaat verleend bevoegdheden uit te oefenen tot het nemen van besluiten, het afdoen en ondertekenen van stukken ten aanzien van aangelegenheden die voortvloeien uit hun functie.\n \n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201520151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n \n §\n 4\n Financieel en specifiek mandaat en volmacht\n \n \n Artikel\n 5\n \n De functionarissen, die in bijlage 2 bij dit besluit worden genoemd, wordt binnen hun functionele verantwoordelijkheid mandaat verleend financiële verplichtingen aan te gaan tot de hoogte, zoals beschreven in bijlage 1 bij dit besluit.\n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n Artikel\n 6\n \n De functionarissen, die in bijlage 2 bij dit besluit worden genoemd, wordt binnen hun functionele verantwoordelijkheid mandaat verleend specifieke bevoegdheden, zoals beschreven in bijlage 1 bij dit besluit, uit te oefenen tot het nemen van besluiten of het geven van adviezen en het afdoen en ondertekenen van stukken ten aanzien van aangelegenheden die voortvloeien uit hun functie.\n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201520151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n \n §\n 5\n Vervanging\n \n \n Artikel\n 7\n \n De vervanging van functionarissen wordt vastgesteld in de bij dit besluit behorende bijlage 2.\n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201520151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n \n §\n 6\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 8\n \n \n 1\n Het organisatie- en mandaatbesluit Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 2009 en het Wijzigingsbesluit 2012 worden ingetrokken.\n \n \n 2\n Mandaten, volmachten en machtigingen die zijn verleend op grond van de in het eerste lid van dit artikel genoemde besluiten en die gelden op de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit worden geacht te zijn verleend op grond van dit besluit mits deze bevoegdheid ook in dit besluit zijn grondslag vindt.\n \n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na publicatie en werkt terug tot en met 1 januari 2015.\n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit kan worden aangehaald als: Organisatie- en ondermandaatbesluit Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 2015.\n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201520151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n \n \n Dit besluit zal worden geplaatst in de Staatscourant, op de internetsite van de rijksdienst en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.\n \n \n \n Amersfoort\n 12 mei 2015\n \n \n \n De algemeen directeur van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed,\n \n C.\n van ’t Veen\n \n \n \n \n Den Haag\n 12 mei 2015\n \n \n \n De directeur-generaal Cultuur en Media,\n \n M.\n Hammersma\n \n \n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n \n Bijlage\n 1\n Organisatie en mandaten van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed\n \n Behorende bij het Organisatie- en ondermandaatbesluit Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 2015\n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Directie Rijksdienst\n \n De directie van de Rijksdienst bestaat uit:\n \n \n –\n de algemeen directeur,\n \n \n –\n de directeur kennis & advies,\n \n \n –\n de programmadirecteur erfgoed digitaal.\n \n \n \n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Afdelingen en functionarissen met mandaat van de Rijksdienst\n \n \n \n 2.1\n Afdelingen die onder de algemeen directeur ressorteren:\n \n \n −\n communicatie,\n \n \n −\n control,\n \n \n −\n financiën en facilitair,\n \n \n −\n juridische zaken,\n \n \n −\n kunstcollecties,\n \n \n −\n maritiem depot,\n \n \n −\n personeel & organisatie,\n \n \n −\n strategie & internationaal,\n \n \n −\n wettelijke taken.\n \n \n \n \n 2.2\n Afdelingen die onder de directeur kennis & advies ressorteren:\n \n \n −\n archeologie,\n \n \n −\n architectuur & kunstgeschiedenis,\n \n \n −\n conservering & restauratie,\n \n \n −\n landschap,\n \n \n −\n regio midden-zuid,\n \n \n −\n regio noord-oost,\n \n \n −\n regio noord-west.\n \n \n \n \n 2.3\n Afdelingen die onder de programmadirecteur ressorteren:\n \n \n −\n data,\n \n \n −\n digitale infrastructuur.\n \n \n \n \n 2.4\n Overige functionarissen met mandaat:\n \n \n −\n programmamanagers,\n \n \n −\n implementatiemanager,\n \n \n −\n programmaleiders,\n \n \n −\n projectleiders,\n \n \n −\n adviseurs bij de regio,\n \n \n −\n juristen,\n \n \n −\n specialisten archeologie,\n \n \n −\n specialisten conservering & restauratie,\n \n \n −\n specialisten maritiem,\n \n \n −\n specialist maritieme materialen.\n \n \n \n \n \n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Financieel mandaat en volmacht\n \n \n \n 1.\n De directeur kennis & advies, de programmadirecteur, de programmamanagers en de implementatiemanager wordt mandaat verleend verplichtingen aan te gaan voor zover zij blijven binnen de grenzen van het vooraf door de algemeen directeur goedgekeurd bestedingsplan, waarbij deze verplichtingen een bedrag van € 50.000 exclusief BTW niet te boven gaan.\n \n \n 2.\n De hoofden van de afdelingen, de programmaleiders en de projectleiders wordt mandaat verleend verplichtingen aan te gaan voor zover zij blijven binnen de grenzen van het vooraf door de algemeen directeur goedgekeurd bestedingsplan, waarbij deze verplichtingen een bedrag van € 25.000 exclusief BTW niet te boven gaan.\n \n \n \n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Specifiek mandaat en volmacht\n \n De directeur kennis & advies wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het verlenen van goedkeuring aan bij de rijksdienst ingediende archeologisch inhoudelijke programma's van eisen, plannen van aanpak, wetenschappelijke kaders en standaardrapportages;\n \n \n Het hoofd juridische zaken wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het nemen van besluiten als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 10 van de Monumentenwet 1988 en het afdoen en tekenen van stukken ter zake van deze besluiten,\n \n \n –\n tot het vertegenwoordigen van een bewindspersoon en de algemeen directeur van de rijksdienst bij bezwaarschriftenprocedures, gedingen bij de bestuursrechter en overige geschillen en gedingen, aanhangig bij de rechter dan wel een niet-rechterlijke instantie,\n \n \n –\n tot het optreden, vertegenwoordigen en handelen ter zake van alle juridische procedures en daarmee samenhangende handelingen binnen het werkterrein van de Rijksdienst met het recht zich door anderen te laten bijstaan,\n \n \n –\n om goedkeuring te verlenen aan statutenwijziging voor rechtspersonen, die in hun statuten hebben vermeld dat deze de goedkeuring van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor statutenwijziging of opheffing van de rechtspersoon vereist is;\n \n \n Het hoofd kunstcollecties wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het ondertekenen van bruikleenovereenkomsten en aktes van tijdelijk beheer op grond van de Regeling materieelbeheer museale voorwerpen,\n \n \n –\n tot het schenken, te gift geven, te verkopen dan wel te vernietigen van de objecten uit de kunstcollectie,\n \n \n –\n tot tekenen voor ontvangst van objecten van kunst ten behoeve van overdracht om niet aan de Rijkscollectie;\n \n \n Het hoofd maritiem depot wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het verlenen van goedkeuring aan bij de rijksdienst ingediende archeologisch inhoudelijke programma's van eisen, plannen van aanpak, wetenschappelijke kaders en standaardrapportages,\n \n \n –\n tot het aangaan van bruikleenovereenkomsten van archeologische bodemvondsten, die eigendom zijn van de Staat der Nederlanden en zich bij de rijksdienst in depot bevinden;\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord;\n \n \n Het hoofd strategie & internationaal wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het verlenen van goedkeuring aan bij de rijksdienst ingediende archeologisch inhoudelijke programma's van eisen, plannen van aanpak, wetenschappelijke kaders en standaardrapportages,\n \n \n –\n tot het geven van adviezen, het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken ter zake van adviezen en overleg als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer en andere wettelijke planprocedures waarbij de inbreng van de Rijksdienst gewenst is,\n \n \n –\n tot het geven van adviezen, het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken inzake voorbereiding en uitvoering van besluiten als bedoeld in de Monumentenwet 1988 inzake monumentenvergunningen,\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord;\n \n \n Het hoofd wettelijke taken wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het nemen van besluiten, het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken ter zake van subsidieverstrekking op grond van algemene maatregelen van bestuur op grond van de Monumentenwet 1988, voor zover deze besluiten het bedrag van € 125.000 niet te boven gaan,\n \n \n –\n tot het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken ter voorbereiding en uitvoering van besluiten en adviezen als bedoeld in de Subsidieregeling indemniteit bruiklenen,\n \n \n –\n tot het nemen van besluiten of het afdoen van stukken ter zake van subsidie op grond van de Wet overige OCW-subsidies, voor zover deze besluiten het bedrag van € 125.000 niet te boven gaan,\n \n \n –\n tot het nemen van besluiten of het afdoen van stukken ter zake van de Wet op de archeologische monumentenzorg en het Besluit archeologische monumentenzorg;\n \n \n Het hoofd archeologie wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het verlenen van goedkeuring aan bij de Rijksdienst ingediende archeologisch inhoudelijke programma's van eisen, plannen van aanpak, wetenschappelijke kaders en standaardrapportages,\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord;\n \n \n Het hoofd conservering & restauratie wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken ter zake van de verkrijging en de verantwoording van Europese subsidieregelingen met betrekking tot researchprojecten,\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord;\n \n \n –\n voor het accepteren van een onderzoeksopdracht;\n \n \n De hoofden van de regio’s midden-zuid, noord-oost en noord-west wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het nemen van besluiten of het geven van adviezen als bedoeld in de artikelen 11 tot en met 21 van de Monumentenwet 1988 en het afdoen en tekenen van stukken ter zake van deze besluiten en adviezen,\n \n \n –\n tot het afdoen en ondertekenen van stukken met betrekking tot officiële inspraakreacties bij de planvorming in het kader van de Wet op de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen en streekplannen), de Wet Milieubeheer (milieueffectrapportages en strategische milieubeoordelingen), de Landinrichtingswet en andere wettelijke planprocedures waarbij de inbreng van de rijksdienst wenselijk is,\n \n \n –\n tot het uitoefenen van bevoegdheden stukken af te doen en te ondertekenen met betrekking tot zienswijzen of bedenkingen bij de planvorming in het kader van de Wet op de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen en streekplannen),\n \n \n –\n tot het uitoefenen van bevoegdheden tot het nemen van besluiten of het geven van adviezen, het indienen van zienswijzen en bedenkingen, het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken ter zake van deze besluiten, adviezen, zienswijzen, bedenkingen en overleg inzake de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer, de Wet inrichting Landelijk gebied en de Crisis- en herstelwet,\n \n \n –\n tot het geven van adviezen, het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken inzake voorbereiding en uitvoering van besluiten als bedoeld in de Monumentenwet 1988 inzake monumentenvergunningen,\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord;\n \n \n Het hoofd data wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het aangaan van bruikleenovereenkomsten van archeologische bodemvondsten, die eigendom zijn van de Staat der Nederlanden en zich bij de rijksdienst in depot bevinden;\n \n \n Het hoofd digitale infrastructuur wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het tekenen van Service Level Agreements (SLA), die gebaseerd zijn op bovenliggende overeenkomsten;\n \n \n De adviseur bij de regio wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het geven van adviezen, het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken inzake voorbereiding en uitvoering van besluiten als bedoeld in de Monumentenwet 1988 inzake monumentenvergunningen,\n \n \n –\n tot het geven van adviezen, het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken ter zake van adviezen en overleg als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer en andere wettelijke planprocedures waarbij de inbreng van de Rijksdienst gewenst is,\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord;\n \n \n De jurist wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het vertegenwoordigen van een bewindspersoon en de algemeen directeur van de rijksdienst bij bezwaarschriftenprocedures, gedingen bij de bestuursrechter en overige geschillen en gedingen, aanhangig bij de rechter dan wel een niet-rechterlijke instantie,\n \n \n –\n tot het optreden, vertegenwoordigen en handelen ter zake van alle juridische procedures en daarmee samenhangende handelingen binnen het werkterrein van de rijksdienst met het recht zich door anderen te laten bijstaan;\n \n \n De specialist archeologie wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het verlenen van goedkeuring aan bij de rijksdienst ingediende archeologisch inhoudelijke programma's van eisen, plannen van aanpak, wetenschappelijke kaders en standaardrapportages,\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord;\n \n \n De specialist conservering & archeologie wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord;\n \n \n De specialist maritiem wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het verlenen van goedkeuring aan bij de rijksdienst ingediende archeologisch inhoudelijke programma's van eisen, plannen van aanpak, wetenschappelijke kaders en standaardrapportages,\n \n \n –\n tot het geven van adviezen, het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken ter zake van adviezen en overleg als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer en andere wettelijke planprocedures waarbij de inbreng van de Rijksdienst gewenst is,\n \n \n –\n tot het geven van adviezen, het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken inzake voorbereiding en uitvoering van besluiten als bedoeld in de Monumentenwet 1988 inzake monumentenvergunningen,\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord;\n \n \n De specialist maritieme materialen wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord.\n \n \n Ter zake van aangelegenheden waarin door bovenstaande mandaten niet wordt voorzien heeft de algemeen directeur het mandaat.\n \n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n \n Bijlage\n 2\n Personele invulling van mandaten, volmachten en machtigingen en vervanging van functionarissen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed\n \n Behorende bij het Organisatie- en ondermandaatbesluit Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 2015\n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Directie Rijksdienst\n \n De directie van de rijksdienst bestaat uit:\n \n \n –\n algemeen directeur: drs. C. (Cees) van ’t Veen,\n \n \n –\n directeur kennis & advies: prof. dr. J.G.A. (Jos) Bazelmans,\n \n \n –\n programmadirecteur erfgoed digitaal: ir. D.G. (Dirk) Houtgraaf MMM.\n \n \n \n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Afdelingen en functionarissen van de Rijksdienst\n \n \n \n 2.1\n Afdelingen en hun hoofden die onder de algemeen directeur ressorteren:\n \n \n −\n communicatie: drs. G. (Gerard) de Wit,\n \n \n −\n control: J. (Hans) Berrens,\n \n \n −\n financiën en facilitair: R.J.H. (René) van Velthoven CPC,\n \n \n −\n juridische zaken: mr. N.A. (Nicole) Heukelom,\n \n \n −\n kunstcollecties: ir. L.E. (Laura) van Breen (m.i.v. 1 juni 2015),\n \n \n −\n maritiem depot: drs. B.A. (Benno) van Tilburg,\n \n \n −\n personeel & organisatie: mr. I. (Ilse) Konijnenbelt,\n \n \n −\n strategie & internationaal: mr. L.C. (Leonard) de Wit,\n \n \n −\n wettelijke taken: mr. R. (Remco) Laverman.\n \n \n \n \n 2.2\n Afdelingen en hun hoofden die onder de directeur kennis & advies ressorteren:\n \n \n −\n archeologie: drs. J.H.C. (Jos) Deeben,\n \n \n −\n architectuur & kunstgeschiedenis: drs. M.M. (Michaela) Hanssen,\n \n \n −\n conservering & restauratie: drs. J.C. (Jan) van ’t Hof,\n \n \n −\n landschap: drs. H.G. (Henk) Baas,\n \n \n −\n regio midden-zuid: drs. R. (Rob) Smouter,\n \n \n −\n regio noord-oost: ir. P.A. (Paul) Schaap,\n \n \n −\n regio noord-west: drs. M.H. (Mark) Stafleu.\n \n \n \n \n 2.3\n Afdelingen en hun hoofden die onder de programmadirecteur ressorteren:\n \n \n −\n data: C.J.P.M. (Carla) Schulte,\n \n \n −\n digitale infrastructuur: drs. H.P.J. (Henk) Alkemade.\n \n \n \n \n 2.4\n Programmamanagers van de rijksdienst\n \n \n −\n drs. M. (Maartje) de Boer,\n \n \n −\n C.H.J.P (Kees) Hendriks (tot en met 31 mei 2015),\n \n \n −\n drs. J.W. (Josje) Schnitzeler,\n \n \n −\n drs. F.J.G.M. (Frank) Strolenberg,\n \n \n −\n drs. R.W. (René) Wokke.\n \n \n \n \n 2.5\n Implementatiemanager van de rijksdienst\n \n \n −\n G.J (Gert Jan) Willighagen.\n \n \n \n \n 2.6\n Programmaleiders en projectleiders van de rijksdienst\n \n \n −\n dr. H. A. (Bart) Ankersmit,\n \n \n −\n drs. H.G. (Henk) Baas,\n \n \n −\n ing. F.P. (Frank) Buchner,\n \n \n −\n drs. J.P.A.M. (Jean-Paul) Corten,\n \n \n −\n ir. M. (Michiel) van Hunen,\n \n \n −\n dr. R.C.G.M. (Roel) Lauwerier,\n \n \n −\n M.O.M.C. (Machteld) Linssen,\n \n \n −\n drs. M.R. (Martijn) Manders,\n \n \n −\n drs. J.B. (Hannah) Pennock,\n \n \n −\n drs. T.I. (Tatja) Scholte,\n \n \n −\n drs. E. (Ellen) Vreenegoor,\n \n \n −\n drs. B. (Ben) de Vries,\n \n \n −\n dr. W. (Bill) Wei.\n \n \n \n \n 2.7\n Adviseurs bij de regio\n \n \n −\n Archeologie:\n \n \n −\n drs. F.T.S.P.P. (Fred) Brounen,\n \n \n −\n drs. G.V. (Guido) Mauro,\n \n \n −\n drs. I.M. (Iepie) Roorda,\n \n \n −\n drs. M.J.C.A. (José) Schreurs,\n \n \n −\n dr. R.J. (Jos) Stover;\n \n \n Archeologie en cultuurlandschap:\n \n \n −\n drs. C.A.M. (Cees) van Rooijen,\n \n \n −\n drs. B.P. (Barbara) Speleers,\n \n \n −\n drs. M. (Marieke) Snoek,\n \n \n −\n M. (Marjolein) Verschuur MPhil;\n \n \n Architectuurhistorie:\n \n \n −\n drs. W.M.M. (Mieke) van Bers,\n \n \n −\n drs. E.A. (Eline) Bos Waaldijk-Jörg,\n \n \n −\n drs. M.J. (Marceline) Dolfin,\n \n \n −\n drs. M.L. (Marije) de Heer Kloots-de Korte,\n \n \n −\n drs. M.A. (Mariëlle) Kok,\n \n \n −\n drs. D. (Dorothee) Koper-Mosterd,\n \n \n −\n drs. J.R.M. (Hans) Magdelijns,\n \n \n −\n drs. H. (Hilde) van Meeteren,\n \n \n −\n drs. L.J.J. (Jacqueline) von Santen,\n \n \n −\n drs. D.C. (Danielle) Takens,\n \n \n −\n drs. M.S. (Michiel) Verweij,\n \n \n −\n drs. A.M. (Annemieke) Vos,\n \n \n −\n drs. E. (Eva) Wijdeveld,\n \n \n −\n drs. M. (Kiki) Zagt;\n \n \n Bouwkunde:\n \n \n −\n ing. G.P.J. (Guido) Bogers,\n \n \n −\n ing. M.J.L. (Marieke) van den Bovenkamp-Bergmann,\n \n \n −\n ir. W.J.A. (Nanette) de Jong,\n \n \n −\n ing. M.A.M.G. (Marion) Koelstra,\n \n \n −\n C. (Cor) van Kooten,\n \n \n −\n ir. R.S. (Renate) Pekaar,\n \n \n −\n ing. A. (Annet) Rood,\n \n \n −\n ing. A. (Arno) Schut,\n \n \n −\n ir. W.J.F. (Mark) Vrielink,\n \n \n −\n ing. H.E. (Henry) v.d. Wal,\n \n \n −\n ing. H. (Hans) de Witte.\n \n \n Erfgoed en Ruimte:\n \n \n −\n M.Y. (Marlijn) Baarveld MSc,\n \n \n −\n ing. F.P. (Frank) Buchner,\n \n \n −\n drs. L.G.M. (Lodewijk) van Roij,\n \n \n −\n ing. J.P.L. (Jon) van Rooijen,\n \n \n −\n drs. E. (Els) Romeijn,\n \n \n −\n ir. J.E. (Jacqueline) Rosbergen,\n \n \n −\n drs. D.H. (Doris) Schmutzhart,\n \n \n −\n ing. P.J. (Peter) Timmer MA,\n \n \n −\n drs. G.W. (Truus) Veldhuis,\n \n \n −\n drs. E. (Ellen) Vreenegoor.\n \n \n \n \n 2.8\n Juristen\n \n \n −\n mr. R.P. (Ruben) Abeling,\n \n \n −\n mr. Kb.Mb.A. (Kamal) el Addouti,\n \n \n −\n D. C. (Daphne) Lagaaij MSc LLM,\n \n \n −\n mr. H. (Hester) Lange,\n \n \n −\n mr. E.H. (Harmanna) Visser.\n \n \n \n \n 2.9\n Specialisten archeologie\n \n \n −\n drs. M.J. (Menno) van der Heiden,\n \n \n −\n A.G. (Wim) Jong,\n \n \n −\n drs. J.W. (Jan-Willem) de Kort,\n \n \n −\n dr. B.I. (Bjørn) Smit.\n \n \n \n \n 2.10\n Specialisten conservering & restauratie\n \n \n −\n dr. ir. D.J. (Hans) Huisman,\n \n \n −\n dr. B.J.H. (Bertil) van Os.\n \n \n \n \n 2.11\n Specialisten maritiem\n \n \n −\n drs. M.A. (Martijn) Manders,\n \n \n −\n drs. J. (Johan) Opdebeeck,\n \n \n −\n A.D.C. (Andrea) Otte.\n \n \n \n \n 2.12\n Specialist maritieme materialen\n \n \n −\n drs. L. (Laura) Koehler.\n \n \n \n \n \n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Vervanging\n \n \n \n –\n Bij afwezigheid van de algemeen directeur gaan diens bevoegdheden over op de directeur kennis & advies. Bij afwezigheid van de algemeen directeur en de directeur kennis & advies gaan hun bevoegdheden over op de programmadirecteur. Bij afwezigheid van de directeur kennis & advies alsmede de programmadirecteur dan wel een van hen gaan hun bevoegdheden over op de algemeen directeur.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd communicatie gaat het algemeen, financieel en specifiek mandaat over op de algemeen directeur.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd control gaat het algemeen, financieel en specifiek mandaat over op het hoofd financiën en facilitair.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd financiën en facilitair gaat het algemeen, financieel en specifiek mandaat over op het hoofd control.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd juridische zaken gaat het financieel mandaat over op de algemeen directeur en het algemeen en specifiek mandaat op een jurist in de functiegroep van senior adviseur, door het hoofd aan te wijzen.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd kunstcollecties gaat het financieel mandaat over op de algemeen directeur en het algemeen en specifiek mandaat op de coördinator kunstcollecties.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd maritiem depot gaat het financieel mandaat over op de algemeen directeur en het algemeen en specifiek mandaat op een medewerker collectiebeheer, door het hoofd aan te wijzen.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd personeel & organisatie gaat het algemeen, financieel en specifiek mandaat over op de algemeen directeur.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd strategie & internationaal gaat het financieel mandaat over op de algemeen directeur en het algemeen en specifiek mandaat op een van de beleidsmedewerkers in de functiegroep van senior beleidsmedewerker, door het hoofd aan te wijzen.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd wettelijke taken gaat het financieel mandaat over op de algemeen directeur en het algemeen en specifiek mandaat op een van de adviseurs in de functiegroep van senior medewerker behandelen en ontwikkelen, door het hoofd aan te wijzen.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd archeologie gaat het financieel mandaat over op de directeur kennis & advies en het algemeen en specifiek mandaat op een specialist archeologie, door het hoofd aan te wijzen.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd architectuur & kunstgeschiedenis gaat het financieel mandaat over op de directeur kennis & advies en het algemeen en specifiek mandaat op het hoofd landschap.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd conservering & restauratie gaat het financieel mandaat over op de directeur kennis & advies en het algemeen en specifiek mandaat op het hoofd architectuur & kunstgeschiedenis met uitzondering van het specifieke mandaat tot het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken ter zake van de verkrijging en de verantwoording van Europese subsidieregelingen met betrekking tot researchprojecten. Dit specifieke mandaat gaat over op de specialist conservering & restauratie, door het hoofd aan te wijzen.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd landschap gaat het algemeen, financieel en specifiek mandaat over op de directeur kennis & advies.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van een van de hoofden van de regio’s midden-zuid, noord-oost en noord-west gaat het algemeen, financieel en specifiek mandaat over op een van de andere hoofden.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd Data gaat het algemeen, financieel en specifiek mandaat over op de programmadirecteur.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd digitale infrastructuur gaat het financieel mandaat over op de programmadirecteur en het algemeen en specifiek mandaat op de specialist informatie- en bedrijfssystemen, door het hoofd aan te wijzen.\n \n \n \n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036627/2017-01-01_0/xml/BWBR0036627_2017-01-01_0.xml", "content": "\n Besluit van de algemeen directeur van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed van 12 mei 2015 houdende de vaststelling van het Organisatie- en ondermandaatbesluit Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 2015 (Organisatie- en ondermandaatbesluit Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 2015)20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n Organisatie- en ondermandaatbesluit Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 201520151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n \n De algemeen directeur van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed,\n \n In overeenstemming met de directeur-generaal Cultuur en Media van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,\n Gelet op artikel 10:9 juncto artikel 10:3 en 10:6 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 2, 11 en 14a van het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008;\n \n \n Besluit:\n \n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n \n \n §\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n rijksdienst: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed,\n \n \n b.\n \n algemeen directeur: algemeen directeur van de Rijksdienst,\n \n \n c.\n \n directeur kennis & advies: directeur die leiding geeft aan de directie kennis & advies als bedoeld in bijlage 1 bij dit besluit,\n \n \n d.\n \n programmadirecteur: directeur die leiding geeft aan het programma erfgoed digitaal en de afdelingen als bedoeld in bijlage 1 bij dit besluit,\n \n \n e.\n \n hoofd: degene die leiding geeft aan een afdeling als bedoeld in bijlage 1 bij dit besluit,\n \n \n f.\n \n programmamanager: degene die uit hoofde van zijn functie leiding geeft aan een programma en die in bijlage 2 bij dit besluit is vermeld,\n \n \n g.\n \n implementatiemanager: degene die uit hoofde van zijn functie het programma erfgoed digitaal implementeert en die in bijlage 2 bij dit besluit is vermeld,\n \n \n h.\n \n programmaleider: degene die naast zijn reguliere werkzaamheden leiding geeft aan een programma en die in bijlage 2 bij dit besluit is vermeld,\n \n \n i.\n \n projectleider: degene die naast zijn reguliere werkzaamheden leiding geeft aan een project en die in bijlage 2 bij dit besluit is vermeld,\n \n \n j.\n \n adviseur regio: medewerker die als adviseur werkzaam is bij een regio en belast is met taken op het specifieke gebied van respectievelijk archeologie, archeologie en cultuurlandschap, architectuur-historie, bouwkunde of erfgoed en ruimte en genoemd wordt in bijlage 2 bij dit besluit,\n \n \n k.\n \n jurist: medewerker die als jurist werkzaam is en genoemd wordt in bijlage 2 bij dit besluit,\n \n \n l.\n \n specialist archeologie: medewerker die als specialist werkzaam is op het terrein van de archeologie en genoemd wordt in bijlage 2 bij dit besluit,\n \n \n m.\n \n specialist conservering & restauratie: medewerker die als specialist werkzaam is op het terrein van conservering & restauratie en genoemd wordt in bijlage 2 bij dit besluit,\n \n \n n.\n \n specialist maritiem: medewerker die als specialist werkzaam is op het terrein van maritiem erfgoed en genoemd wordt in bijlage 2 bij dit besluit,\n \n \n o.\n \n specialist maritieme materialen: medewerker die als specialist werkzaam is op het terrein van maritieme materialen en genoemd wordt in bijlage 2 bij dit besluit.\n \n \n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n Artikel\n 2\n Bevoegdheden en mandaten\n \n Alle in dit besluit genoemde ondermandaat- en volmachtbevoegdheden en machtigingen worden uitgeoefend met inachtneming van het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008.\n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201520151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n \n §\n 2\n Organisatie\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De Rijksdienst bestaat uit:\n \n \n a.\n algemene directie,\n \n \n b.\n directie kennis & advies, en\n \n \n c.\n programmadirectie erfgoed digitaal.\n \n \n \n \n 2\n De organisatie van de Rijksdienst wordt nader vastgesteld door middel van de bij dit besluit behorende bijlage 1.\n \n \n 3\n De invulling van mandaten, volmachten, machtigingen en vervanging van functionarissen wordt nader vastgesteld door middel van de bij dit besluit horende bijlage 2.\n \n \n 4\n Wijziging van de bijlagen geschiedt door de algemeen directeur.\n \n \n 5\n De algemeen directeur draagt zorg voor bekendmaking van de bijlagen door openbare ter inzagelegging bij de Rijksdienst en door plaatsing op het intranet en de internetsite van de Rijksdienst.\n \n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201520151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n \n §\n 3\n Algemeen mandaat en volmacht\n \n \n Artikel\n 4\n \n \n 1\n De directeur kennis & advies en de programmadirecteur hebben mandaat voor al hetgeen hun directie of programma aangaat, behoudens het in bijlage 1 met betrekking tot het financieel mandaat bepaalde.\n \n \n 2\n De hoofden, die in bijlage 1 bij dit besluit worden genoemd, wordt binnen hun functionele verantwoordelijkheid mandaat verleend bevoegdheden uit te oefenen tot het nemen van besluiten, het afdoen en ondertekenen van stukken ten aanzien van aangelegenheden die voortvloeien uit hun functie.\n \n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201520151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n \n §\n 4\n Financieel en specifiek mandaat en volmacht\n \n \n Artikel\n 5\n \n De functionarissen, die in bijlage 2 bij dit besluit worden genoemd, wordt binnen hun functionele verantwoordelijkheid mandaat verleend financiële verplichtingen aan te gaan tot de hoogte, zoals beschreven in bijlage 1 bij dit besluit.\n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n Artikel\n 6\n \n De functionarissen, die in bijlage 2 bij dit besluit worden genoemd, wordt binnen hun functionele verantwoordelijkheid mandaat verleend specifieke bevoegdheden, zoals beschreven in bijlage 1 bij dit besluit, uit te oefenen tot het nemen van besluiten of het geven van adviezen en het afdoen en ondertekenen van stukken ten aanzien van aangelegenheden die voortvloeien uit hun functie.\n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201520151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n \n §\n 5\n Vervanging\n \n \n Artikel\n 7\n \n De vervanging van functionarissen wordt vastgesteld in de bij dit besluit behorende bijlage 2.\n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201520151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n \n §\n 6\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 8\n \n \n 1\n Het organisatie- en mandaatbesluit Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 2009 en het Wijzigingsbesluit 2012 worden ingetrokken.\n \n \n 2\n Mandaten, volmachten en machtigingen die zijn verleend op grond van de in het eerste lid van dit artikel genoemde besluiten en die gelden op de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit worden geacht te zijn verleend op grond van dit besluit mits deze bevoegdheid ook in dit besluit zijn grondslag vindt.\n \n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na publicatie en werkt terug tot en met 1 januari 2015.\n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit kan worden aangehaald als: Organisatie- en ondermandaatbesluit Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 2015.\n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-201520151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n \n \n Dit besluit zal worden geplaatst in de Staatscourant, op de internetsite van de rijksdienst en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.\n \n \n \n Amersfoort\n 12 mei 2015\n \n \n \n De algemeen directeur van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed,\n \n C.\n van ’t Veen\n \n \n \n \n Den Haag\n 12 mei 2015\n \n \n \n De directeur-generaal Cultuur en Media,\n \n M.\n Hammersma\n \n \n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n \n Bijlage\n 1\n Organisatie en mandaten van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed\n \n Behorende bij het Organisatie- en ondermandaatbesluit Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 2015\n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Directie Rijksdienst\n \n De directie van de Rijksdienst bestaat uit:\n \n \n –\n de algemeen directeur,\n \n \n –\n de directeur kennis & advies,\n \n \n –\n de programmadirecteur erfgoed digitaal.\n \n \n \n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Afdelingen en functionarissen met mandaat van de Rijksdienst\n \n \n \n 2.1\n Afdelingen die onder de algemeen directeur ressorteren:\n \n \n −\n communicatie,\n \n \n −\n control,\n \n \n −\n financiën en facilitair,\n \n \n −\n juridische zaken,\n \n \n −\n kunstcollecties,\n \n \n −\n maritiem depot,\n \n \n −\n personeel & organisatie,\n \n \n −\n strategie & internationaal,\n \n \n −\n wettelijke taken.\n \n \n \n \n 2.2\n Afdelingen die onder de directeur kennis & advies ressorteren:\n \n \n −\n archeologie,\n \n \n −\n architectuur & kunstgeschiedenis,\n \n \n −\n conservering & restauratie,\n \n \n −\n landschap,\n \n \n −\n regio midden-zuid,\n \n \n −\n regio noord-oost,\n \n \n −\n regio noord-west.\n \n \n \n \n 2.3\n Afdelingen die onder de programmadirecteur ressorteren:\n \n \n −\n data,\n \n \n −\n digitale infrastructuur.\n \n \n \n \n 2.4\n Overige functionarissen met mandaat:\n \n \n −\n programmamanagers,\n \n \n −\n implementatiemanager,\n \n \n −\n programmaleiders,\n \n \n −\n projectleiders,\n \n \n −\n adviseurs bij de regio,\n \n \n −\n juristen,\n \n \n −\n specialisten archeologie,\n \n \n −\n specialisten conservering & restauratie,\n \n \n −\n specialisten maritiem,\n \n \n −\n specialist maritieme materialen.\n \n \n \n \n \n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Financieel mandaat en volmacht\n \n \n \n 1.\n De directeur kennis & advies, de programmadirecteur, de programmamanagers en de implementatiemanager wordt mandaat verleend verplichtingen aan te gaan voor zover zij blijven binnen de grenzen van het vooraf door de algemeen directeur goedgekeurd bestedingsplan, waarbij deze verplichtingen een bedrag van € 50.000 exclusief BTW niet te boven gaan.\n \n \n 2.\n De hoofden van de afdelingen, de programmaleiders en de projectleiders wordt mandaat verleend verplichtingen aan te gaan voor zover zij blijven binnen de grenzen van het vooraf door de algemeen directeur goedgekeurd bestedingsplan, waarbij deze verplichtingen een bedrag van € 25.000 exclusief BTW niet te boven gaan.\n \n \n \n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Specifiek mandaat en volmacht\n \n De directeur kennis & advies wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het verlenen van goedkeuring aan bij de rijksdienst ingediende archeologisch inhoudelijke programma's van eisen, plannen van aanpak, wetenschappelijke kaders en standaardrapportages;\n \n \n Het hoofd juridische zaken wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het nemen van besluiten als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 10 van de Monumentenwet 1988 en het afdoen en tekenen van stukken ter zake van deze besluiten,\n \n \n –\n tot het vertegenwoordigen van een bewindspersoon en de algemeen directeur van de rijksdienst bij bezwaarschriftenprocedures, gedingen bij de bestuursrechter en overige geschillen en gedingen, aanhangig bij de rechter dan wel een niet-rechterlijke instantie,\n \n \n –\n tot het optreden, vertegenwoordigen en handelen ter zake van alle juridische procedures en daarmee samenhangende handelingen binnen het werkterrein van de Rijksdienst met het recht zich door anderen te laten bijstaan,\n \n \n –\n om goedkeuring te verlenen aan statutenwijziging voor rechtspersonen, die in hun statuten hebben vermeld dat deze de goedkeuring van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor statutenwijziging of opheffing van de rechtspersoon vereist is;\n \n \n Het hoofd kunstcollecties wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het ondertekenen van bruikleenovereenkomsten en aktes van tijdelijk beheer op grond van de Regeling materieelbeheer museale voorwerpen,\n \n \n –\n tot het schenken, te gift geven, te verkopen dan wel te vernietigen van de objecten uit de kunstcollectie,\n \n \n –\n tot tekenen voor ontvangst van objecten van kunst ten behoeve van overdracht om niet aan de Rijkscollectie;\n \n \n Het hoofd maritiem depot wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het verlenen van goedkeuring aan bij de rijksdienst ingediende archeologisch inhoudelijke programma's van eisen, plannen van aanpak, wetenschappelijke kaders en standaardrapportages,\n \n \n –\n tot het aangaan van bruikleenovereenkomsten van archeologische bodemvondsten, die eigendom zijn van de Staat der Nederlanden en zich bij de rijksdienst in depot bevinden;\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord;\n \n \n Het hoofd strategie & internationaal wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het verlenen van goedkeuring aan bij de rijksdienst ingediende archeologisch inhoudelijke programma's van eisen, plannen van aanpak, wetenschappelijke kaders en standaardrapportages,\n \n \n –\n tot het geven van adviezen, het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken ter zake van adviezen en overleg als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer en andere wettelijke planprocedures waarbij de inbreng van de Rijksdienst gewenst is,\n \n \n –\n tot het geven van adviezen, het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken inzake voorbereiding en uitvoering van besluiten als bedoeld in de Monumentenwet 1988 inzake monumentenvergunningen,\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord;\n \n \n Het hoofd wettelijke taken wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het nemen van besluiten, het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken ter zake van subsidieverstrekking op grond van algemene maatregelen van bestuur op grond van de Monumentenwet 1988, voor zover deze besluiten het bedrag van € 125.000 niet te boven gaan,\n \n \n –\n tot het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken ter voorbereiding en uitvoering van besluiten en adviezen als bedoeld in de Subsidieregeling indemniteit bruiklenen,\n \n \n –\n tot het nemen van besluiten of het afdoen van stukken ter zake van subsidie op grond van de Wet overige OCW-subsidies, voor zover deze besluiten het bedrag van € 125.000 niet te boven gaan,\n \n \n –\n tot het nemen van besluiten of het afdoen van stukken ter zake van de Wet op de archeologische monumentenzorg en het Besluit archeologische monumentenzorg;\n \n \n Het hoofd archeologie wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het verlenen van goedkeuring aan bij de Rijksdienst ingediende archeologisch inhoudelijke programma's van eisen, plannen van aanpak, wetenschappelijke kaders en standaardrapportages,\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord;\n \n \n Het hoofd conservering & restauratie wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken ter zake van de verkrijging en de verantwoording van Europese subsidieregelingen met betrekking tot researchprojecten,\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord;\n \n \n –\n voor het accepteren van een onderzoeksopdracht;\n \n \n De hoofden van de regio’s midden-zuid, noord-oost en noord-west wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het nemen van besluiten of het geven van adviezen als bedoeld in de artikelen 11 tot en met 21 van de Monumentenwet 1988 en het afdoen en tekenen van stukken ter zake van deze besluiten en adviezen,\n \n \n –\n tot het afdoen en ondertekenen van stukken met betrekking tot officiële inspraakreacties bij de planvorming in het kader van de Wet op de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen en streekplannen), de Wet Milieubeheer (milieueffectrapportages en strategische milieubeoordelingen), de Landinrichtingswet en andere wettelijke planprocedures waarbij de inbreng van de rijksdienst wenselijk is,\n \n \n –\n tot het uitoefenen van bevoegdheden stukken af te doen en te ondertekenen met betrekking tot zienswijzen of bedenkingen bij de planvorming in het kader van de Wet op de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen en streekplannen),\n \n \n –\n tot het uitoefenen van bevoegdheden tot het nemen van besluiten of het geven van adviezen, het indienen van zienswijzen en bedenkingen, het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken ter zake van deze besluiten, adviezen, zienswijzen, bedenkingen en overleg inzake de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer, de Wet inrichting Landelijk gebied en de Crisis- en herstelwet,\n \n \n –\n tot het geven van adviezen, het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken inzake voorbereiding en uitvoering van besluiten als bedoeld in de Monumentenwet 1988 inzake monumentenvergunningen,\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord;\n \n \n Het hoofd data wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het aangaan van bruikleenovereenkomsten van archeologische bodemvondsten, die eigendom zijn van de Staat der Nederlanden en zich bij de rijksdienst in depot bevinden;\n \n \n Het hoofd digitale infrastructuur wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het tekenen van Service Level Agreements (SLA), die gebaseerd zijn op bovenliggende overeenkomsten;\n \n \n De adviseur bij de regio wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het geven van adviezen, het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken inzake voorbereiding en uitvoering van besluiten als bedoeld in de Monumentenwet 1988 inzake monumentenvergunningen,\n \n \n –\n tot het geven van adviezen, het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken ter zake van adviezen en overleg als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer en andere wettelijke planprocedures waarbij de inbreng van de Rijksdienst gewenst is,\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord;\n \n \n De jurist wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het vertegenwoordigen van een bewindspersoon en de algemeen directeur van de rijksdienst bij bezwaarschriftenprocedures, gedingen bij de bestuursrechter en overige geschillen en gedingen, aanhangig bij de rechter dan wel een niet-rechterlijke instantie,\n \n \n –\n tot het optreden, vertegenwoordigen en handelen ter zake van alle juridische procedures en daarmee samenhangende handelingen binnen het werkterrein van de rijksdienst met het recht zich door anderen te laten bijstaan;\n \n \n De specialist archeologie wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het verlenen van goedkeuring aan bij de rijksdienst ingediende archeologisch inhoudelijke programma's van eisen, plannen van aanpak, wetenschappelijke kaders en standaardrapportages,\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord;\n \n \n De specialist conservering & archeologie wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord;\n \n \n De specialist maritiem wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het verlenen van goedkeuring aan bij de rijksdienst ingediende archeologisch inhoudelijke programma's van eisen, plannen van aanpak, wetenschappelijke kaders en standaardrapportages,\n \n \n –\n tot het geven van adviezen, het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken ter zake van adviezen en overleg als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer en andere wettelijke planprocedures waarbij de inbreng van de Rijksdienst gewenst is,\n \n \n –\n tot het geven van adviezen, het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken inzake voorbereiding en uitvoering van besluiten als bedoeld in de Monumentenwet 1988 inzake monumentenvergunningen,\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord;\n \n \n De specialist maritieme materialen wordt mandaat verleend:\n \n \n –\n tot het doen van aangifte van strafbare feiten die de archeologische monumenten betreffen in de ruimste zin van het woord.\n \n \n Ter zake van aangelegenheden waarin door bovenstaande mandaten niet wordt voorzien heeft de algemeen directeur het mandaat.\n \n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n \n Bijlage\n 2\n Personele invulling van mandaten, volmachten en machtigingen en vervanging van functionarissen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed\n \n Behorende bij het Organisatie- en ondermandaatbesluit Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 2015\n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Directie Rijksdienst\n \n De directie van de rijksdienst bestaat uit:\n \n \n –\n algemeen directeur: drs. C. (Cees) van ’t Veen,\n \n \n –\n directeur kennis & advies: prof. dr. J.G.A. (Jos) Bazelmans,\n \n \n –\n programmadirecteur erfgoed digitaal: ir. D.G. (Dirk) Houtgraaf MMM.\n \n \n \n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Afdelingen en functionarissen van de Rijksdienst\n \n \n \n 2.1\n Afdelingen en hun hoofden die onder de algemeen directeur ressorteren:\n \n \n −\n communicatie: drs. G. (Gerard) de Wit,\n \n \n −\n control: J. (Hans) Berrens,\n \n \n −\n financiën en facilitair: R.J.H. (René) van Velthoven CPC,\n \n \n −\n juridische zaken: mr. N.A. (Nicole) Heukelom,\n \n \n −\n kunstcollecties: ir. L.E. (Laura) van Breen (m.i.v. 1 juni 2015),\n \n \n −\n maritiem depot: drs. B.A. (Benno) van Tilburg,\n \n \n −\n personeel & organisatie: mr. I. (Ilse) Konijnenbelt,\n \n \n −\n strategie & internationaal: mr. L.C. (Leonard) de Wit,\n \n \n −\n wettelijke taken: mr. R. (Remco) Laverman.\n \n \n \n \n 2.2\n Afdelingen en hun hoofden die onder de directeur kennis & advies ressorteren:\n \n \n −\n archeologie: drs. J.H.C. (Jos) Deeben,\n \n \n −\n architectuur & kunstgeschiedenis: drs. M.M. (Michaela) Hanssen,\n \n \n −\n conservering & restauratie: drs. J.C. (Jan) van ’t Hof,\n \n \n −\n landschap: drs. H.G. (Henk) Baas,\n \n \n −\n regio midden-zuid: drs. R. (Rob) Smouter,\n \n \n −\n regio noord-oost: ir. P.A. (Paul) Schaap,\n \n \n −\n regio noord-west: drs. M.H. (Mark) Stafleu.\n \n \n \n \n 2.3\n Afdelingen en hun hoofden die onder de programmadirecteur ressorteren:\n \n \n −\n data: C.J.P.M. (Carla) Schulte,\n \n \n −\n digitale infrastructuur: drs. H.P.J. (Henk) Alkemade.\n \n \n \n \n 2.4\n Programmamanagers van de rijksdienst\n \n \n −\n drs. M. (Maartje) de Boer,\n \n \n −\n C.H.J.P (Kees) Hendriks (tot en met 31 mei 2015),\n \n \n −\n drs. J.W. (Josje) Schnitzeler,\n \n \n −\n drs. F.J.G.M. (Frank) Strolenberg,\n \n \n −\n drs. R.W. (René) Wokke.\n \n \n \n \n 2.5\n Implementatiemanager van de rijksdienst\n \n \n −\n G.J (Gert Jan) Willighagen.\n \n \n \n \n 2.6\n Programmaleiders en projectleiders van de rijksdienst\n \n \n −\n dr. H. A. (Bart) Ankersmit,\n \n \n −\n drs. H.G. (Henk) Baas,\n \n \n −\n ing. F.P. (Frank) Buchner,\n \n \n −\n drs. J.P.A.M. (Jean-Paul) Corten,\n \n \n −\n ir. M. (Michiel) van Hunen,\n \n \n −\n dr. R.C.G.M. (Roel) Lauwerier,\n \n \n −\n M.O.M.C. (Machteld) Linssen,\n \n \n −\n drs. M.R. (Martijn) Manders,\n \n \n −\n drs. J.B. (Hannah) Pennock,\n \n \n −\n drs. T.I. (Tatja) Scholte,\n \n \n −\n drs. E. (Ellen) Vreenegoor,\n \n \n −\n drs. B. (Ben) de Vries,\n \n \n −\n dr. W. (Bill) Wei.\n \n \n \n \n 2.7\n Adviseurs bij de regio\n \n \n −\n Archeologie:\n \n \n −\n drs. F.T.S.P.P. (Fred) Brounen,\n \n \n −\n drs. G.V. (Guido) Mauro,\n \n \n −\n drs. I.M. (Iepie) Roorda,\n \n \n −\n drs. M.J.C.A. (José) Schreurs,\n \n \n −\n dr. R.J. (Jos) Stover;\n \n \n Archeologie en cultuurlandschap:\n \n \n −\n drs. C.A.M. (Cees) van Rooijen,\n \n \n −\n drs. B.P. (Barbara) Speleers,\n \n \n −\n drs. M. (Marieke) Snoek,\n \n \n −\n M. (Marjolein) Verschuur MPhil;\n \n \n Architectuurhistorie:\n \n \n −\n drs. W.M.M. (Mieke) van Bers,\n \n \n −\n drs. E.A. (Eline) Bos Waaldijk-Jörg,\n \n \n −\n drs. M.J. (Marceline) Dolfin,\n \n \n −\n drs. M.L. (Marije) de Heer Kloots-de Korte,\n \n \n −\n drs. M.A. (Mariëlle) Kok,\n \n \n −\n drs. D. (Dorothee) Koper-Mosterd,\n \n \n −\n drs. J.R.M. (Hans) Magdelijns,\n \n \n −\n drs. H. (Hilde) van Meeteren,\n \n \n −\n drs. L.J.J. (Jacqueline) von Santen,\n \n \n −\n drs. D.C. (Danielle) Takens,\n \n \n −\n drs. M.S. (Michiel) Verweij,\n \n \n −\n drs. A.M. (Annemieke) Vos,\n \n \n −\n drs. E. (Eva) Wijdeveld,\n \n \n −\n drs. M. (Kiki) Zagt;\n \n \n Bouwkunde:\n \n \n −\n ing. G.P.J. (Guido) Bogers,\n \n \n −\n ing. M.J.L. (Marieke) van den Bovenkamp-Bergmann,\n \n \n −\n ir. W.J.A. (Nanette) de Jong,\n \n \n −\n ing. M.A.M.G. (Marion) Koelstra,\n \n \n −\n C. (Cor) van Kooten,\n \n \n −\n ir. R.S. (Renate) Pekaar,\n \n \n −\n ing. A. (Annet) Rood,\n \n \n −\n ing. A. (Arno) Schut,\n \n \n −\n ir. W.J.F. (Mark) Vrielink,\n \n \n −\n ing. H.E. (Henry) v.d. Wal,\n \n \n −\n ing. H. (Hans) de Witte.\n \n \n Erfgoed en Ruimte:\n \n \n −\n M.Y. (Marlijn) Baarveld MSc,\n \n \n −\n ing. F.P. (Frank) Buchner,\n \n \n −\n drs. L.G.M. (Lodewijk) van Roij,\n \n \n −\n ing. J.P.L. (Jon) van Rooijen,\n \n \n −\n drs. E. (Els) Romeijn,\n \n \n −\n ir. J.E. (Jacqueline) Rosbergen,\n \n \n −\n drs. D.H. (Doris) Schmutzhart,\n \n \n −\n ing. P.J. (Peter) Timmer MA,\n \n \n −\n drs. G.W. (Truus) Veldhuis,\n \n \n −\n drs. E. (Ellen) Vreenegoor.\n \n \n \n \n 2.8\n Juristen\n \n \n −\n mr. R.P. (Ruben) Abeling,\n \n \n −\n mr. Kb.Mb.A. (Kamal) el Addouti,\n \n \n −\n D. C. (Daphne) Lagaaij MSc LLM,\n \n \n −\n mr. H. (Hester) Lange,\n \n \n −\n mr. E.H. (Harmanna) Visser.\n \n \n \n \n 2.9\n Specialisten archeologie\n \n \n −\n drs. M.J. (Menno) van der Heiden,\n \n \n −\n A.G. (Wim) Jong,\n \n \n −\n drs. J.W. (Jan-Willem) de Kort,\n \n \n −\n dr. B.I. (Bjørn) Smit.\n \n \n \n \n 2.10\n Specialisten conservering & restauratie\n \n \n −\n dr. ir. D.J. (Hans) Huisman,\n \n \n −\n dr. B.J.H. (Bertil) van Os.\n \n \n \n \n 2.11\n Specialisten maritiem\n \n \n −\n drs. M.A. (Martijn) Manders,\n \n \n −\n drs. J. (Johan) Opdebeeck,\n \n \n −\n A.D.C. (Andrea) Otte.\n \n \n \n \n 2.12\n Specialist maritieme materialen\n \n \n −\n drs. L. (Laura) Koehler.\n \n \n \n \n \n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Vervanging\n \n \n \n –\n Bij afwezigheid van de algemeen directeur gaan diens bevoegdheden over op de directeur kennis & advies. Bij afwezigheid van de algemeen directeur en de directeur kennis & advies gaan hun bevoegdheden over op de programmadirecteur. Bij afwezigheid van de directeur kennis & advies alsmede de programmadirecteur dan wel een van hen gaan hun bevoegdheden over op de algemeen directeur.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd communicatie gaat het algemeen, financieel en specifiek mandaat over op de algemeen directeur.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd control gaat het algemeen, financieel en specifiek mandaat over op het hoofd financiën en facilitair.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd financiën en facilitair gaat het algemeen, financieel en specifiek mandaat over op het hoofd control.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd juridische zaken gaat het financieel mandaat over op de algemeen directeur en het algemeen en specifiek mandaat op een jurist in de functiegroep van senior adviseur, door het hoofd aan te wijzen.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd kunstcollecties gaat het financieel mandaat over op de algemeen directeur en het algemeen en specifiek mandaat op de coördinator kunstcollecties.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd maritiem depot gaat het financieel mandaat over op de algemeen directeur en het algemeen en specifiek mandaat op een medewerker collectiebeheer, door het hoofd aan te wijzen.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd personeel & organisatie gaat het algemeen, financieel en specifiek mandaat over op de algemeen directeur.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd strategie & internationaal gaat het financieel mandaat over op de algemeen directeur en het algemeen en specifiek mandaat op een van de beleidsmedewerkers in de functiegroep van senior beleidsmedewerker, door het hoofd aan te wijzen.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd wettelijke taken gaat het financieel mandaat over op de algemeen directeur en het algemeen en specifiek mandaat op een van de adviseurs in de functiegroep van senior medewerker behandelen en ontwikkelen, door het hoofd aan te wijzen.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd archeologie gaat het financieel mandaat over op de directeur kennis & advies en het algemeen en specifiek mandaat op een specialist archeologie, door het hoofd aan te wijzen.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd architectuur & kunstgeschiedenis gaat het financieel mandaat over op de directeur kennis & advies en het algemeen en specifiek mandaat op het hoofd landschap.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd conservering & restauratie gaat het financieel mandaat over op de directeur kennis & advies en het algemeen en specifiek mandaat op het hoofd architectuur & kunstgeschiedenis met uitzondering van het specifieke mandaat tot het voeren van overleg en het afdoen en tekenen van stukken ter zake van de verkrijging en de verantwoording van Europese subsidieregelingen met betrekking tot researchprojecten. Dit specifieke mandaat gaat over op de specialist conservering & restauratie, door het hoofd aan te wijzen.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd landschap gaat het algemeen, financieel en specifiek mandaat over op de directeur kennis & advies.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van een van de hoofden van de regio’s midden-zuid, noord-oost en noord-west gaat het algemeen, financieel en specifiek mandaat over op een van de andere hoofden.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd Data gaat het algemeen, financieel en specifiek mandaat over op de programmadirecteur.\n \n \n –\n Bij afwezigheid van het hoofd digitale infrastructuur gaat het financieel mandaat over op de programmadirecteur en het algemeen en specifiek mandaat op de specialist informatie- en bedrijfssystemen, door het hoofd aan te wijzen.\n \n \n \n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015\n \n20151364922-05-201512-05-201520151364922-05-201512-05-201523-05-201501-01-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036627/manifest.xml", "content": "2015-05-232015-01-01tot-en-met2015-07-04T06:42:32+02:002020-03-05T06:06:08+01:00BWBR0036627.WTI2017-03-292017-01-01tot-en-met2015-05-232016-12-312015-05-239999-12-312015-07-02T02:58:11+02:002020-03-05T06:06:14+01:00465d74d5853910f68ebfba4bb05899d158f238bb62d088223e1fbf9781fc713cbb30e51d1e820ac94b77264b498e1d0e99c4933f12063917d14ec50d76a96639126742015-01-012015-05-222015-05-239999-12-312015-07-02T02:58:12+02:002019-04-17T07:07:01+02:00ee18b92b922bf081e41dfd80273a707a0407d797ad0980b043139ab1cc9e745f20cb969dcb841d49f23adb591a6ba8b694672e863620748632a7850a6c4241a0133022017-01-012017-03-282015-05-232017-03-282020-03-05T06:06:14+01:002020-03-05T06:06:14+01:0016a783878622fd6809ead63a61b0acda1823ee0ca2ec4b326d673eb3e7d003ed0211cb80cfb88fcfe566fc591a11623cef93caf83e45b69adc293575082cca6812643", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036628/2015-05-20_0/xml/BWBR0036628_2015-05-20_0.xml", "content": "\n Beleidsregel van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 17 mei 2015, nr. WJZ/15049075, houdende regels over de toepassing van artikel 4.8. van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB\n Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken;\n \n Gelet op artikel 4.8 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;\n \n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Indien een landbouwer niet alle in artikel 16 van Verordening (EU) nr. 640/2014 bedoelde oppervlakten opgeeft en daarbij het verschil tussen enerzijds de totale in de verzamelaanvraag aangegeven oppervlakte en anderzijds de som van de aangegeven oppervlakte en de totale oppervlakte van de niet-aangegeven percelen groter is dan 3 procent van de aangegeven oppervlakte, wordt het totale bedrag van de rechtstreekse betalingen die in dat jaar aan die landbouwer moet worden gedaan als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien het verschil groter is dan 3 procent en kleiner dan of gelijk aan 10 procent, bedraagt de verlaging 1 procent;\n \n \n b.\n indien het verschil groter is dan 10 procent en kleiner dan of gelijk aan 20 procent, bedraagt de verlaging 2 procent;\n \n \n c.\n indien het verschil groter is dan 20 procent, bedraagt de verlaging 3 procent.\n \n \n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n Gereserveerd\n \n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n Gereserveerd\n \n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 4\n \n De uniforme buffertolerantie, bedoeld in artikel 38, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014, bedraagt 1 meter.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Van daadwerkelijke langdurige zeggenschap als bedoeld in artikel 49, eerste lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 639/2014 is sprake indien de jonge landbouwer:\n \n \n a.\n ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000,– euro, en\n \n \n b.\n ten minste mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering.\n \n \n \n \n 2\n Of de jonge landbouwer blokkerende zeggenschap heeft als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt beoordeeld op basis van:\n \n \n a.\n de statuten van de rechtspersoon, ingeval van een besloten vennootschap, naamloze vennootschap, een stichting en een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid;\n \n \n b.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle maten, ingeval van een maatschap;\n \n \n c.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle vennoten, ingeval van een vennootschap onder firma, of\n \n \n d.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst tussen alle leden, ingeval van een vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid.\n \n \n \n \n 3\n De datum vanaf welke de jonge landbouwer wordt geacht te voldoen aan het eerste lid, wordt bepaald door de datum waarop de jonge landbouwer blijkens de registratie in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, is toegetreden tot:\n \n \n a.\n de maatschap of de vennootschap onder firma, of\n \n \n b.\n het bestuur van de besloten vennootschap, de naamloze vennootschap, de stichting of de vereniging.\n \n \n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid, kan de datum waarop de jonge landbouwer voldoet aan het eerste lid, op een later moment worden bepaald, ingeval de jonge landbouwer ten genoegen van de minister aantoont:\n \n \n a.\n met gebruikmaking van de bescheiden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a tot en met d, dat hij op een later moment de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde blokkerende zeggenschap heeft verworven, of\n \n \n b.\n dat hij op een later moment mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, als gevolg van:\n \n \n 1°.\n het volgen van een dagopleiding gedurende gemiddeld meer dan 3 dagen per week;\n \n \n 2°.\n het verrichten van betaalde werkzaamheden in een andere onderneming gedurende gemiddeld meer dan 24 uur per week.\n \n \n \n \n \n \n 5\n In het in het vierde lid, onderdeel b, bedoelde geval wordt de jonge landbouwer geacht verantwoordelijk te zijn geworden voor de dagelijkse bedrijfsvoering na beëindiging van de in dat onderdeel onder 1° en 2° bedoelde scholing en werkzaamheden.\n \n \n 6\n De jonge landbouwer wordt geacht niet te voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, onderdeel a, voor de periode waarin een overeenkomst tussen alle maten of een overeenkomst tussen alle vennoten bepaalt dat de maatschap onderscheidenlijk de vennootschap onder firma eenzijdig door de andere maten onderscheidenlijk vennoten kan worden opgezegd.\n \n \n 7\n Een commanditaire vennoot wordt geacht niet te voldoen aan het eerste lid.\n \n \n 8\n Op het samenwerkingsverband of de rechtspersoon waarin meer dan één jonge landbouwer deelneemt, is dit artikel van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de jonge landbouwers gezamenlijk dienen te voldoen aan de voorwaarden gesteld in dit artikel.\n \n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n Voor de toepassing van artikel 30, elfde lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, wordt onder een natuurlijke persoon die de controle over de rechtspersoon heeft, onderscheidenlijk de natuurlijke persoon die de controle over de rechtspersoon heeft gehad, verstaan een landbouwer die:\n \n \n a.\n ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000– euro, en\n \n \n b.\n ten minste mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering.\n \n \n \n \n 2\n \n Artikel 5, tweede tot en met zevende lid, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van ‘jonge landbouwer’ telkens ‘landbouwer’ wordt gelezen.\n \n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 7\n \n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 8\n \n Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n \n Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 17 mei 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,S.A.M.Dijksma\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036628/2015-07-15_0/xml/BWBR0036628_2015-07-15_0.xml", "content": "BWBR0036628_2015-05-20_0\n Beleidsregel van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 17 mei 2015, nr. WJZ/15049075, houdende regels over de toepassing van artikel 4.8. van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB\n Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken;\n \n Gelet op artikel 4.8 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;\n \n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Indien een landbouwer niet alle in artikel 16 van Verordening (EU) nr. 640/2014 bedoelde oppervlakten opgeeft en daarbij het verschil tussen enerzijds de totale in de verzamelaanvraag aangegeven oppervlakte en anderzijds de som van de aangegeven oppervlakte en de totale oppervlakte van de niet-aangegeven percelen groter is dan 3 procent van de aangegeven oppervlakte, wordt het totale bedrag van de rechtstreekse betalingen die in dat jaar aan die landbouwer moet worden gedaan als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien het verschil groter is dan 3 procent en kleiner dan of gelijk aan 10 procent, bedraagt de verlaging 1 procent;\n \n \n b.\n indien het verschil groter is dan 10 procent en kleiner dan of gelijk aan 20 procent, bedraagt de verlaging 2 procent;\n \n \n c.\n indien het verschil groter is dan 20 procent, bedraagt de verlaging 3 procent.\n \n \n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Op grond van de beoordeling van de niet-naleving van de randvoorwaarde die, gelet op haar geringe ernst, omvang en duur, in naar behoren gemotiveerde gevallen geen aanleiding geeft tot een verlaging of uitsluiting, besluit de minister dat ten aanzien van de in het tweede lid genoemde niet-nalevingen van de randvoorwaarden, voor zover geen sprake is van een herhaling, sprake is van een niet-naleving waarvoor aan de landbouwer eerst een waarschuwing wordt gegeven als bedoeld in artikel 99, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1306/2013.\n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde niet-nalevingen van de randvoorwaarden betreffen in ieder geval:\n \n \n a.\n \n artikel 2.18, tweede lid, en artikel 6.4 van de Wet dieren, in samenhang met artikel 2.1 van het Besluit diervoeders 2012 en artikel 13 van de Regeling Diervoeders 2012, in samenhang met artikel 5, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel II onder 2a, 2b en 2e van Verordening (EG) nr.183/2005, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n b.\n \n artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 8a, 8d en 8e van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n c.\n \n artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 9a en 9c van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n d.\n \n artikel 2.2, tiende lid, onderdeel l, subonderdeel 4˚, en onderdeel r, van de Wet dieren in samenhang met artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onder III, onder 8b, van Verordening (EG) nr. 852/2004, artikel 1.25 van het Besluit houders van dieren en artikel 3.1 van de Regeling houders van dieren, voor zover het register in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n e.\n \n artikel 2, eerste tot en met derde lid en vijfde lid, juncto artikel 4, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover de houder geen veeteelt bedrijft;\n \n \n f.\n \n artikel 31, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, eerste tot en met zesde gedachtestreepje, en derde lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het register in geringe mate onvolledig is of zover de houder geen veeteelt bedrijft;\n \n \n g.\n artikel 4, eerste, tweede en derde lid, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, in samenhang met artikel 8, eerste lid, en artikel 12 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, alsmede artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 10 in samenhang met artikel 11 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, in het geval van het verlies van één oormerk bij maximaal 10 procent van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen en de identiteit van de runderen kan worden aangetoond;\n \n \n h.\n artikel 7, eerste lid, eerste en tweede gedachtestreepje, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, in samenhang met artikel 19 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het bedrijfsregister onvolledig is bijgehouden ten aanzien van maximaal 10 procent van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen, voor zover maximaal 3 mutaties niet zijn gemeld en de identiteit van de runderen kan worden aangetoond;\n \n \n i.\n artikel 4, eerste en vierde lid, van Verordening (EG) nr. 21/2004 in samenhang met de artikelen 8, vijfde lid, 12, 12e en 12f van de Regeling identificatie en registratie van dieren, alsmede artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, en artikel 10 in samenhang met artikel 11, 36 en 38 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, in het geval van het verlies van één identificatiemiddel bij maximaal 10 procent van de schapen of geiten tot het absolute aantal van 20 schapen en geiten;\n \n \n j.\n de artikelen 38d en 38e van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het maximaal 3 mutaties betreft of in het geval de houder geen veeteelt bedrijft;\n \n \n k.\n \n artikel 2.33, tweede lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover de niet-naleving door een melkveehouder plaatsvindt, bij een gering aantal kalveren;\n \n \n l.\n \n artikel 2.22, tweede lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover het materiaal incidenteel ontbreekt;\n \n \n m.\n \n artikel 2.23, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover sprake is van incidenteel te weinig licht, en\n \n \n n.\n \n artikel 2.10 van het Besluit houders van dieren, voor zover het register in geringe mate onvolledig is bijgehouden.\n \n \n \n \n 3\n De waarschuwing, bedoeld in het eerste lid, wordt niet meer dan één keer gegeven voor niet-nalevingen van eenzelfde randvoorwaarde gedurende drie opeenvolgende kalenderjaren, gerekend vanaf en inclusief het jaar waarin de niet-naleving is geconstateerd.\n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid, kan voor de niet-naleving van de randvoorwaarden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen g en i, meer dan één keer een waarschuwing worden gegeven.\n \n \n 5\n Ingeval de niet-naleving van de randvoorwaarde, bedoeld in het eerste lid, niet binnen de door de bevoegde autoriteit aan de landbouwer medegedeelde termijn is hersteld, wordt het totale bedrag van de in artikel 92 van Verordening (EG) nr. 1306/2013 bedoelde betalingen met terugwerkende kracht met 1 procent verlaagd voor het jaar waarin de niet-naleving waarop de waarschuwing is gebaseerd, heeft plaatsgevonden.\n \n20151960514-07-201512-07-2015WJZ/1507108420151960514-07-201512-07-2015WJZ/1507108415-07-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Een niet-naleving is opzettelijk begaan indien de landbouwer de desbetreffende niet-naleving heeft beoogd of indien de landbouwer het risico heeft aanvaard dat zijn handelen of nalaten een niet-naleving tot gevolg heeft.\n \n \n 2\n Opzet wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:\n \n \n a.\n in de omschrijving van de betrokken randvoorwaarde wordt een rechtstreeks verband met de opzettelijkheid van de niet-naleving gelegd;\n \n \n b.\n de mate van complexiteit van de randvoorwaarde;\n \n \n c.\n de aanwezigheid van langdurig bestendig beleid;\n \n \n d.\n de niet-naleving veronderstelt een actieve handeling dan wel het bewust nalaten van een handeling;\n \n \n e.\n de omstandigheid dat de landbouwer reeds eerder op de hoogte is gesteld van onvolkomenheden in de naleving ten aanzien van de randvoorwaarde;\n \n \n f.\n de mate waarin de randvoorwaarde niet wordt nageleefd.\n \n \n \n \n 3\n In het geval waarin een niet-naleving door een derde is begaan op de landbouwgrond of in het kader van het bedrijf van een landbouwer wordt desbetreffende niet-naleving aan de landbouwer toegerekend als een opzettelijke niet-naleving indien de landbouwer heeft beoogd of het risico heeft aanvaard dat de niet-naleving zou plaatsvinden blijkens:\n \n \n a.\n de keuze voor de derde,\n \n \n b.\n het door de landbouwer op de derde uitgeoefende toezicht, of\n \n \n c.\n de door de landbouwer aan de derde gegeven instructies.\n \n \n \n \n 4\n Indien een niet-naleving die heeft geleid tot een verlaging met 15 procent, nogmaals wordt geconstateerd als bedoeld in artikel 39, vierde lid, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 640/2014, bedraagt de verlaging voor die herhaling 20 procent, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 5\n Indien een met opzet begane niet-naleving als bedoeld in artikel 40 van Verordening (EU) nr. 640/2014 die heeft geleid tot een verlaging, nogmaals wordt geconstateerd, bedraagt de verlaging voor die herhaling een verlaging met het percentage dat overeenkomt met het daarop eerstvolgende tiental, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 6\n Indien een niet-naleving die vóór 2015 heeft geleid tot een verlaging met een percentage van meer dan 15 en niet zijnde een percentage uitgedrukt in een tiental, nogmaals wordt geconstateerd, bedraagt de verlaging voor die herhaling een verlaging met het percentage dat overeenkomt met het daarop eerstvolgende tiental, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 7\n In afwijking van de leden 4 tot en met 6 kan een grotere verlaging worden toegepast indien ernst, omvang of permanent karakter van de niet-naleving daar aanleiding toe geven.\n \n20151960514-07-201512-07-2015WJZ/1507108420151960514-07-201512-07-2015WJZ/1507108415-07-2015\n \n \n Artikel\n 4\n \n De uniforme buffertolerantie, bedoeld in artikel 38, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014, bedraagt 1 meter.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Van daadwerkelijke langdurige zeggenschap als bedoeld in artikel 49, eerste lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 639/2014 is sprake indien de jonge landbouwer:\n \n \n a.\n ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000,– euro, en\n \n \n b.\n ten minste mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering.\n \n \n \n \n 2\n Of de jonge landbouwer blokkerende zeggenschap heeft als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt beoordeeld op basis van:\n \n \n a.\n de statuten van de rechtspersoon, ingeval van een besloten vennootschap, naamloze vennootschap, een stichting en een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid;\n \n \n b.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle maten, ingeval van een maatschap;\n \n \n c.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle vennoten, ingeval van een vennootschap onder firma, of\n \n \n d.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst tussen alle leden, ingeval van een vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid.\n \n \n \n \n 3\n De datum vanaf welke de jonge landbouwer wordt geacht te voldoen aan het eerste lid, wordt bepaald door de datum waarop de jonge landbouwer blijkens de registratie in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, is toegetreden tot:\n \n \n a.\n de maatschap of de vennootschap onder firma, of\n \n \n b.\n het bestuur van de besloten vennootschap, de naamloze vennootschap, de stichting of de vereniging.\n \n \n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid, kan de datum waarop de jonge landbouwer voldoet aan het eerste lid, op een later moment worden bepaald, ingeval de jonge landbouwer ten genoegen van de minister aantoont:\n \n \n a.\n met gebruikmaking van de bescheiden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a tot en met d, dat hij op een later moment de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde blokkerende zeggenschap heeft verworven, of\n \n \n b.\n dat hij op een later moment mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, als gevolg van:\n \n \n 1°.\n het volgen van een dagopleiding gedurende gemiddeld meer dan 3 dagen per week;\n \n \n 2°.\n het verrichten van betaalde werkzaamheden in een andere onderneming gedurende gemiddeld meer dan 24 uur per week.\n \n \n \n \n \n \n 5\n In het in het vierde lid, onderdeel b, bedoelde geval wordt de jonge landbouwer geacht verantwoordelijk te zijn geworden voor de dagelijkse bedrijfsvoering na beëindiging van de in dat onderdeel onder 1° en 2° bedoelde scholing en werkzaamheden.\n \n \n 6\n De jonge landbouwer wordt geacht niet te voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, onderdeel a, voor de periode waarin een overeenkomst tussen alle maten of een overeenkomst tussen alle vennoten bepaalt dat de maatschap onderscheidenlijk de vennootschap onder firma eenzijdig door de andere maten onderscheidenlijk vennoten kan worden opgezegd.\n \n \n 7\n Een commanditaire vennoot wordt geacht niet te voldoen aan het eerste lid.\n \n \n 8\n Op het samenwerkingsverband of de rechtspersoon waarin meer dan één jonge landbouwer deelneemt, is dit artikel van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de jonge landbouwers gezamenlijk dienen te voldoen aan de voorwaarden gesteld in dit artikel.\n \n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n Voor de toepassing van artikel 30, elfde lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, wordt onder een natuurlijke persoon die de controle over de rechtspersoon heeft, onderscheidenlijk de natuurlijke persoon die de controle over de rechtspersoon heeft gehad, verstaan een landbouwer die:\n \n \n a.\n ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000– euro, en\n \n \n b.\n ten minste mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering.\n \n \n \n \n 2\n \n Artikel 5, tweede tot en met zevende lid, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van ‘jonge landbouwer’ telkens ‘landbouwer’ wordt gelezen.\n \n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 7\n \n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 8\n \n Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n \n Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 17 mei 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,S.A.M.Dijksma\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036628/2016-01-01_0/xml/BWBR0036628_2016-01-01_0.xml", "content": "BWBR0036628_2015-07-15_0\n Beleidsregel van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 17 mei 2015, nr. WJZ/15049075, houdende regels over de toepassing van artikel 4.8. van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB\n Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken;\n \n Gelet op artikel 4.8 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;\n \n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Indien een landbouwer niet alle in artikel 16 van Verordening (EU) nr. 640/2014 bedoelde oppervlakten opgeeft en daarbij het verschil tussen enerzijds de totale in de verzamelaanvraag aangegeven oppervlakte en anderzijds de som van de aangegeven oppervlakte en de totale oppervlakte van de niet-aangegeven percelen groter is dan 3 procent van de aangegeven oppervlakte, wordt het totale bedrag van de rechtstreekse betalingen die in dat jaar aan die landbouwer moet worden gedaan als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien het verschil groter is dan 3 procent en kleiner dan of gelijk aan 10 procent, bedraagt de verlaging 1 procent;\n \n \n b.\n indien het verschil groter is dan 10 procent en kleiner dan of gelijk aan 20 procent, bedraagt de verlaging 2 procent;\n \n \n c.\n indien het verschil groter is dan 20 procent, bedraagt de verlaging 3 procent.\n \n \n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Op grond van de beoordeling van de niet-naleving van de randvoorwaarde die, gelet op haar geringe ernst, omvang en duur, in naar behoren gemotiveerde gevallen geen aanleiding geeft tot een verlaging of uitsluiting, besluit de minister dat ten aanzien van de in het tweede lid genoemde niet-nalevingen van de randvoorwaarden, voor zover geen sprake is van een herhaling, sprake is van een niet-naleving waarvoor aan de landbouwer eerst een waarschuwing wordt gegeven als bedoeld in artikel 99, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1306/2013.\n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde niet-nalevingen van de randvoorwaarden betreffen in ieder geval:\n \n \n a.\n \n artikel 2.18, tweede lid, en artikel 6.4 van de Wet dieren, in samenhang met artikel 2.1 van het Besluit diervoeders 2012 en artikel 13 van de Regeling Diervoeders 2012, in samenhang met artikel 5, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel II onder 2a, 2b en 2e van Verordening (EG) nr.183/2005, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n b.\n \n artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 8a, 8d en 8e van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n c.\n \n artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 9a en 9c van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n d.\n \n artikel 2.2, tiende lid, onderdeel l, subonderdeel 4˚, en onderdeel r, van de Wet dieren in samenhang met artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onder III, onder 8b, van Verordening (EG) nr. 852/2004, artikel 1.25 van het Besluit houders van dieren en artikel 3.1 van de Regeling houders van dieren, voor zover het register in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n e.\n \n artikel 2, eerste tot en met derde lid en vijfde lid, juncto artikel 4, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover de houder geen veeteelt bedrijft;\n \n \n f.\n \n artikel 31, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, eerste tot en met zesde gedachtestreepje, en derde lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het register in geringe mate onvolledig is of zover de houder geen veeteelt bedrijft;\n \n \n g.\n artikel 4, eerste, tweede en derde lid, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, in samenhang met artikel 8, eerste lid, en artikel 12 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, alsmede artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 10 in samenhang met artikel 11 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, in het geval van het verlies van één oormerk bij maximaal 10 procent van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen en de identiteit van de runderen kan worden aangetoond;\n \n \n h.\n artikel 7, eerste lid, eerste en tweede gedachtestreepje, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, in samenhang met artikel 19 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het bedrijfsregister onvolledig is bijgehouden ten aanzien van maximaal 10 procent van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen, voor zover maximaal 3 mutaties niet zijn gemeld en de identiteit van de runderen kan worden aangetoond;\n \n \n i.\n artikel 4, eerste en vierde lid, van Verordening (EG) nr. 21/2004 in samenhang met de artikelen 8, vijfde lid, 12, 12e en 12f van de Regeling identificatie en registratie van dieren, alsmede artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, en artikel 10 in samenhang met artikel 11, 36 en 38 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, in het geval van het verlies van één identificatiemiddel bij maximaal 10 procent van de schapen of geiten tot het absolute aantal van 20 schapen en geiten;\n \n \n j.\n de artikelen 38d en 38e van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het maximaal 3 mutaties betreft of in het geval de houder geen veeteelt bedrijft;\n \n \n k.\n \n artikel 2.33, tweede lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover de niet-naleving door een melkveehouder plaatsvindt, bij een gering aantal kalveren;\n \n \n l.\n \n artikel 2.22, tweede lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover het materiaal incidenteel ontbreekt;\n \n \n m.\n \n artikel 2.23, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover sprake is van incidenteel te weinig licht, en\n \n \n n.\n \n artikel 2.10 van het Besluit houders van dieren, voor zover het register in geringe mate onvolledig is bijgehouden.\n \n \n \n \n 3\n De waarschuwing, bedoeld in het eerste lid, wordt niet meer dan één keer gegeven voor niet-nalevingen van eenzelfde randvoorwaarde gedurende drie opeenvolgende kalenderjaren, gerekend vanaf en inclusief het jaar waarin de niet-naleving is geconstateerd.\n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid, kan voor de niet-naleving van de randvoorwaarden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen g en i, meer dan één keer een waarschuwing worden gegeven.\n \n \n 5\n Ingeval de niet-naleving van de randvoorwaarde, bedoeld in het eerste lid, niet binnen de door de bevoegde autoriteit aan de landbouwer medegedeelde termijn is hersteld, wordt het totale bedrag van de in artikel 92 van Verordening (EG) nr. 1306/2013 bedoelde betalingen met terugwerkende kracht met 1 procent verlaagd voor het jaar waarin de niet-naleving waarop de waarschuwing is gebaseerd, heeft plaatsgevonden.\n \n20151960514-07-201512-07-2015WJZ/1507108420151960514-07-201512-07-2015WJZ/1507108415-07-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Een niet-naleving is opzettelijk begaan indien de landbouwer de desbetreffende niet-naleving heeft beoogd of indien de landbouwer het risico heeft aanvaard dat zijn handelen of nalaten een niet-naleving tot gevolg heeft.\n \n \n 2\n Opzet wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:\n \n \n a.\n in de omschrijving van de betrokken randvoorwaarde wordt een rechtstreeks verband met de opzettelijkheid van de niet-naleving gelegd;\n \n \n b.\n de mate van complexiteit van de randvoorwaarde;\n \n \n c.\n de aanwezigheid van langdurig bestendig beleid;\n \n \n d.\n de niet-naleving veronderstelt een actieve handeling dan wel het bewust nalaten van een handeling;\n \n \n e.\n de omstandigheid dat de landbouwer reeds eerder op de hoogte is gesteld van onvolkomenheden in de naleving ten aanzien van de randvoorwaarde;\n \n \n f.\n de mate waarin de randvoorwaarde niet wordt nageleefd.\n \n \n \n \n 3\n In het geval waarin een niet-naleving door een derde is begaan op de landbouwgrond of in het kader van het bedrijf van een landbouwer wordt desbetreffende niet-naleving aan de landbouwer toegerekend als een opzettelijke niet-naleving indien de landbouwer heeft beoogd of het risico heeft aanvaard dat de niet-naleving zou plaatsvinden blijkens:\n \n \n a.\n de keuze voor de derde,\n \n \n b.\n het door de landbouwer op de derde uitgeoefende toezicht, of\n \n \n c.\n de door de landbouwer aan de derde gegeven instructies.\n \n \n \n \n 4\n Indien een niet-naleving die heeft geleid tot een verlaging met 15 procent, nogmaals wordt geconstateerd als bedoeld in artikel 39, vierde lid, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 640/2014, bedraagt de verlaging voor die herhaling 20 procent, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 5\n Indien een met opzet begane niet-naleving als bedoeld in artikel 40 van Verordening (EU) nr. 640/2014 die heeft geleid tot een verlaging, nogmaals wordt geconstateerd, bedraagt de verlaging voor die herhaling een verlaging met het percentage dat overeenkomt met het daarop eerstvolgende tiental, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 6\n Indien een niet-naleving die vóór 2015 heeft geleid tot een verlaging met een percentage van meer dan 15 en niet zijnde een percentage uitgedrukt in een tiental, nogmaals wordt geconstateerd, bedraagt de verlaging voor die herhaling een verlaging met het percentage dat overeenkomt met het daarop eerstvolgende tiental, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 7\n In afwijking van de leden 4 tot en met 6 kan een grotere verlaging worden toegepast indien ernst, omvang of permanent karakter van de niet-naleving daar aanleiding toe geven.\n \n20151960514-07-201512-07-2015WJZ/1507108420151960514-07-201512-07-2015WJZ/1507108415-07-2015\n \n \n Artikel\n 3a\n \n \n 1\n Indien een landbouwer niet volledig voldoet aan de eisen uit het certificaat Veldleeuwerik-pakket wordt het areaal op basis waarvan de vergroeningsbetaling wordt berekend vastgesteld door toepassing van de formule:\n (areaal vermindert met de verlaging GWD, de verlaging BG en de verlaging EA) vermenigvuldigt met de kortingsfactor Veldleeuwerik.\n \n \n 2\n Voor de toepassing van het eerste lid wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n areaal: het areaal, bedoeld in artikel 23, tweede lid, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n b.\n \n de verlaging GWD: de verlaging van de vergroeningsbetaling bij niet-naleving van de eisen inzake gewasdiversificatie, bedoeld in artikel 24, van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n c.\n \n de verlaging BG: de verlaging van de vergroeningsbetaling bij niet-naleving van de eisen inzake blijvend grasland, bedoeld in artikel 25, van Verordening (EU) nr. 640/2014, en\n \n \n d.\n \n de verlaging EA: de verlaging van de vergroeningsbetaling bij niet-naleving van de eisen inzake het ecologisch aandachtsgebied, bedoeld in artikel 26, van Verordening (EU) nr. 640/2014.\n \n \n \n \n 3\n De kortingsfactor Veldleeuwerik, bedoeld in het eerste lid, bedraagt 1 indien 100 punten uit het Veldleeuwerik-pakket worden behaald en wordt met 0,01 per ontbrekend punt verlaagd.\n \n \n 4\n De punten, bedoeld in het derde lid, worden als volgt vastgesteld:\n \n \n a.\n bijwonen van 7 of 8 groepsbijeenkomsten: 20 punten;\n \n \n b.\n bijwonen van 6 groepsbijeenkomsten: 16 punten;\n \n \n c.\n bijwonen van 5 groepsbijeenkomsten: 10 punten;\n \n \n d.\n bijwonen van 4 of minder groepsbijeenkomsten: 0 punten;\n \n \n e.\n goedgekeurd duurzaamheidsplan: 50 punten;\n \n \n f.\n bijgewerkt duurzaamheidsprofiel voor het jaar van aanvraag: 10 punten;\n \n \n g.\n jaarlijks benoemen van ten minste 4 maatregelen die betrekking hebben op de 10 duurzaamheidsindicatoren van de Stichting Veldleeuwerik: 20 punten.\n \n \n \n \n 5\n De kortingsfactor Veldleeuwerik, bedoeld in het eerste lid, bedraagt 0 indien:\n \n \n a.\n de landbouwer geen certificaat als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, van de Stichting Veldleeuwerik over het jaar van aanvraag kan overleggen;\n \n \n b.\n het areaal ecologisch aandachtsgebied in het jaar van aanvraag minder dan 3% vertegenwoordigt van het totale aantal hectaren geconstateerd bouwland, met inbegrip van de in artikel 46, lid 2, eerste alinea, onder c), d), g) en h), van Verordening (EU) nr. 1307/2013 bedoelde geconstateerde gebieden voor zover deze gebieden als ecologisch aandachtsgebied worden beschouwd;\n \n \n c.\n in het jaar van aanvraag minder dan 50 punten uit het Veldleeuwerik-pakket worden behaald.\n \n \n \n \n 6\n In de gevallen, bedoeld in het vijfde lid, onderdelen b tot en met c verstrekt de Stichting Veldleeuwerik geen certificaat als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, aan de landbouwer.\n \n20154612722-12-201514-12-2015WJZ/1515351820154612722-12-201514-12-2015WJZ/151535184612722-12-201501-01-2016\n \n \n Artikel\n 3b\n \n \n 1\n Indien een landbouwer niet volledig voldoet aan de eisen uit het certificaat Akkerbouwstrokenpakket, inclusief Vogelakker, wordt de vergroeningsbetaling als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op gewasdiversificatie, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 24 van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n b.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het onderdeel blijvend grasland, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 25 van Verordening (EU) nr. 640/2014, en\n \n \n c.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het ecologisch aandachtsgebied, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 26 van Verordening (EU) nr. 640/2014.\n \n \n \n \n 2\n De vergroeningsbetaling wordt op nihil vastgesteld indien minder dan 20% van de verplichting tot instandhouding van ecologische aandachtsgebieden wordt ingevuld met beheerde akkerranden.\n \n \n 3\n In het geval een landbouwer tussen de 20 en 30% van zijn verplichting tot instandhouding van ecologische aandachtsgebieden invult met beheerde akkerranden wordt voor de toepassing van lid 1, onderdeel c, een verlaging toegepast op het overige ecologisch aandachtsgebied.\n \n \n 4\n De verlaging, bedoeld in het derde lid, is in hectares, de uitkomst van de volgende berekening:\n de som van A en B dan wel de som van A en C, indien de uitkomst van laatstbedoelde som lager is dan de uitkomst van de som van A en B.\n \n \n 5\n Voor de toepassing van het vierde lid wordt verstaan onder:\n \n \n A:\n de gewogen oppervlakte akkerrand die aan de voorwaarden voldoet;\n \n \n B:\n de geconstateerde gewogen oppervlakte overige ecologisch aandachtsgebied: C: A vermenigvuldigt met 7/3.\n \n \n \n20154612722-12-201514-12-2015WJZ/1515351820154612722-12-201514-12-2015WJZ/151535184612722-12-201501-01-2016\n \n \n Artikel\n 4\n \n De uniforme buffertolerantie, bedoeld in artikel 38, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014, bedraagt 1 meter.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Van daadwerkelijke langdurige zeggenschap als bedoeld in artikel 49, eerste lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 639/2014 is sprake indien de jonge landbouwer:\n \n \n a.\n ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000,– euro, en\n \n \n b.\n ten minste mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering.\n \n \n \n \n 2\n Of de jonge landbouwer blokkerende zeggenschap heeft als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt beoordeeld op basis van:\n \n \n a.\n de statuten van de rechtspersoon, ingeval van een besloten vennootschap, naamloze vennootschap, een stichting en een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid;\n \n \n b.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle maten, ingeval van een maatschap;\n \n \n c.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle vennoten, ingeval van een vennootschap onder firma, of\n \n \n d.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst tussen alle leden, ingeval van een vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid.\n \n \n \n \n 3\n De datum vanaf welke de jonge landbouwer wordt geacht te voldoen aan het eerste lid, wordt bepaald door de datum waarop de jonge landbouwer blijkens de registratie in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, is toegetreden tot:\n \n \n a.\n de maatschap of de vennootschap onder firma, of\n \n \n b.\n het bestuur van de besloten vennootschap, de naamloze vennootschap, de stichting of de vereniging.\n \n \n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid, kan de datum waarop de jonge landbouwer voldoet aan het eerste lid, op een later moment worden bepaald, ingeval de jonge landbouwer ten genoegen van de minister aantoont:\n \n \n a.\n met gebruikmaking van de bescheiden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a tot en met d, dat hij op een later moment de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde blokkerende zeggenschap heeft verworven, of\n \n \n b.\n dat hij op een later moment mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, als gevolg van:\n \n \n 1°.\n het volgen van een dagopleiding gedurende gemiddeld meer dan 3 dagen per week;\n \n \n 2°.\n het verrichten van betaalde werkzaamheden in een andere onderneming gedurende gemiddeld meer dan 24 uur per week.\n \n \n \n \n \n \n 5\n In het in het vierde lid, onderdeel b, bedoelde geval wordt de jonge landbouwer geacht verantwoordelijk te zijn geworden voor de dagelijkse bedrijfsvoering na beëindiging van de in dat onderdeel onder 1° en 2° bedoelde scholing en werkzaamheden.\n \n \n 6\n De jonge landbouwer wordt geacht niet te voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, onderdeel a, voor de periode waarin een overeenkomst tussen alle maten of een overeenkomst tussen alle vennoten bepaalt dat de maatschap onderscheidenlijk de vennootschap onder firma eenzijdig door de andere maten onderscheidenlijk vennoten kan worden opgezegd.\n \n \n 7\n Een commanditaire vennoot wordt geacht niet te voldoen aan het eerste lid.\n \n \n 8\n Op het samenwerkingsverband of de rechtspersoon waarin meer dan één jonge landbouwer deelneemt, is dit artikel van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de jonge landbouwers gezamenlijk dienen te voldoen aan de voorwaarden gesteld in dit artikel.\n \n \n 9\n De overeenkomst, bedoeld in het tweede lid, onderdelen b, c en d, is uiterlijk 25 kalenderdagen na de uiterste datum van indiening van de verzamelaanvraag, bedoeld in artikel 4.2, derde lid, opgesteld.\n \n20154612722-12-201514-12-2015WJZ/1515351820154612722-12-201514-12-2015WJZ/151535184612722-12-201501-01-2016\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n Voor de toepassing van artikel 30, elfde lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, wordt onder een natuurlijke persoon die de controle over de rechtspersoon heeft, onderscheidenlijk de natuurlijke persoon die de controle over de rechtspersoon heeft gehad, verstaan een landbouwer die:\n \n \n a.\n ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000– euro, en\n \n \n b.\n ten minste mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering.\n \n \n \n \n 2\n \n Artikel 5, tweede tot en met zevende en negende lid, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van ‘jonge landbouwer’ telkens ‘landbouwer’ wordt gelezen.\n \n20154612722-12-201514-12-2015WJZ/1515351820154612722-12-201514-12-2015WJZ/151535184612722-12-201501-01-2016\n \n \n Artikel\n 7\n \n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 8\n \n Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n \n Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 17 mei 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,S.A.M.Dijksma\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n20154612722-12-201514-12-2015WJZ/1515351820154612722-12-201514-12-2015WJZ/1515351814-12-2015", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036628/2016-04-30_0/xml/BWBR0036628_2016-04-30_0.xml", "content": "\n Beleidsregel van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 17 mei 2015, nr. WJZ/15049075, houdende regels over de toepassing van artikel 4.8. van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB\n Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken;\n \n Gelet op artikel 4.8 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;\n \n \n Besluit:\n \n\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Indien een landbouwer niet alle in artikel 16 van Verordening (EU) nr. 640/2014 bedoelde oppervlakten opgeeft en daarbij het verschil tussen enerzijds de totale in de verzamelaanvraag aangegeven oppervlakte en anderzijds de som van de aangegeven oppervlakte en de totale oppervlakte van de niet-aangegeven percelen groter is dan 3 procent van de aangegeven oppervlakte, wordt het totale bedrag van de rechtstreekse betalingen die in dat jaar aan die landbouwer moet worden gedaan als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien het verschil groter is dan 3 procent en kleiner dan of gelijk aan 10 procent, bedraagt de verlaging 1 procent;\n \n \n b.\n indien het verschil groter is dan 10 procent en kleiner dan of gelijk aan 20 procent, bedraagt de verlaging 2 procent;\n \n \n c.\n indien het verschil groter is dan 20 procent, bedraagt de verlaging 3 procent.\n \n \n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Op grond van de beoordeling van de niet-naleving van de randvoorwaarde die, gelet op haar geringe ernst, omvang en duur, in naar behoren gemotiveerde gevallen geen aanleiding geeft tot een verlaging of uitsluiting, besluit de minister dat ten aanzien van de in het tweede lid genoemde niet-nalevingen van de randvoorwaarden, voor zover geen sprake is van een herhaling, sprake is van een niet-naleving waarvoor aan de landbouwer eerst een waarschuwing wordt gegeven als bedoeld in artikel 99, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1306/2013.\n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde niet-nalevingen van de randvoorwaarden betreffen in ieder geval:\n \n \n a.\n \n artikel 2.18, tweede lid, en artikel 6.4 van de Wet dieren, in samenhang met artikel 2.1 van het Besluit diervoeders 2012 en artikel 13 van de Regeling Diervoeders 2012, in samenhang met artikel 5, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel II onder 2a, 2b en 2e van Verordening (EG) nr.183/2005, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n b.\n \n artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 8a, 8d en 8e van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n c.\n \n artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 9a en 9c van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n d.\n \n artikel 2.2, tiende lid, onderdeel l, subonderdeel 4˚, en onderdeel r, van de Wet dieren in samenhang met artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onder III, onder 8b, van Verordening (EG) nr. 852/2004, artikel 1.25 van het Besluit houders van dieren en artikel 3.1 van de Regeling houders van dieren, voor zover het register in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n e.\n \n artikel 2, eerste tot en met derde lid en vijfde lid, juncto artikel 4, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover de houder geen veeteelt bedrijft;\n \n \n f.\n \n artikel 31, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, eerste tot en met zesde gedachtestreepje, en derde lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het register in geringe mate onvolledig is of zover de houder geen veeteelt bedrijft;\n \n \n g.\n artikel 4, eerste, tweede en derde lid, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, in samenhang met artikel 8, eerste lid, en artikel 12 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, alsmede artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 10 in samenhang met artikel 11 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, in het geval van het verlies van één oormerk bij maximaal 10 procent van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen en de identiteit van de runderen kan worden aangetoond;\n \n \n h.\n artikel 7, eerste lid, eerste en tweede gedachtestreepje, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, in samenhang met artikel 19 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het bedrijfsregister onvolledig is bijgehouden ten aanzien van maximaal 10 procent van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen, voor zover maximaal 3 mutaties niet zijn gemeld en de identiteit van de runderen kan worden aangetoond;\n \n \n i.\n artikel 4, eerste en vierde lid, van Verordening (EG) nr. 21/2004 in samenhang met de artikelen 8, vijfde lid, 12, 12e en 12f van de Regeling identificatie en registratie van dieren, alsmede artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, en artikel 10 in samenhang met artikel 11, 36 en 38 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, in het geval van het verlies van één identificatiemiddel bij maximaal 10 procent van de schapen of geiten tot het absolute aantal van 20 schapen en geiten;\n \n \n j.\n de artikelen 38d en 38e van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het maximaal 3 mutaties betreft of in het geval de houder geen veeteelt bedrijft;\n \n \n k.\n \n artikel 2.33, tweede lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover de niet-naleving door een melkveehouder plaatsvindt, bij een gering aantal kalveren;\n \n \n l.\n \n artikel 2.22, tweede lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover het materiaal incidenteel ontbreekt;\n \n \n m.\n \n artikel 2.23, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover sprake is van incidenteel te weinig licht, en\n \n \n n.\n \n artikel 2.10 van het Besluit houders van dieren, voor zover het register in geringe mate onvolledig is bijgehouden.\n \n \n \n \n 3\n De waarschuwing, bedoeld in het eerste lid, wordt niet meer dan één keer gegeven voor niet-nalevingen van eenzelfde randvoorwaarde gedurende drie opeenvolgende kalenderjaren, gerekend vanaf en inclusief het jaar waarin de niet-naleving is geconstateerd.\n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid, kan voor de niet-naleving van de randvoorwaarden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen g en i, meer dan één keer een waarschuwing worden gegeven.\n \n \n 5\n Ingeval de niet-naleving van de randvoorwaarde, bedoeld in het eerste lid, niet binnen de door de bevoegde autoriteit aan de landbouwer medegedeelde termijn is hersteld, wordt het totale bedrag van de in artikel 92 van Verordening (EG) nr. 1306/2013 bedoelde betalingen met terugwerkende kracht met 1 procent verlaagd voor het jaar waarin de niet-naleving waarop de waarschuwing is gebaseerd, heeft plaatsgevonden.\n \n20151960514-07-201512-07-2015WJZ/1507108420151960514-07-201512-07-2015WJZ/1507108415-07-2015\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Een niet-naleving is opzettelijk begaan indien de landbouwer de desbetreffende niet-naleving heeft beoogd of indien de landbouwer het risico heeft aanvaard dat zijn handelen of nalaten een niet-naleving tot gevolg heeft.\n \n \n 2\n Opzet wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:\n \n \n a.\n in de omschrijving van de betrokken randvoorwaarde wordt een rechtstreeks verband met de opzettelijkheid van de niet-naleving gelegd;\n \n \n b.\n de mate van complexiteit van de randvoorwaarde;\n \n \n c.\n de aanwezigheid van langdurig bestendig beleid;\n \n \n d.\n de niet-naleving veronderstelt een actieve handeling dan wel het bewust nalaten van een handeling;\n \n \n e.\n de omstandigheid dat de landbouwer reeds eerder op de hoogte is gesteld van onvolkomenheden in de naleving ten aanzien van de randvoorwaarde;\n \n \n f.\n de mate waarin de randvoorwaarde niet wordt nageleefd.\n \n \n \n \n 3\n In het geval waarin een niet-naleving door een derde is begaan op de landbouwgrond of in het kader van het bedrijf van een landbouwer wordt desbetreffende niet-naleving aan de landbouwer toegerekend als een opzettelijke niet-naleving indien de landbouwer heeft beoogd of het risico heeft aanvaard dat de niet-naleving zou plaatsvinden blijkens:\n \n \n a.\n de keuze voor de derde,\n \n \n b.\n het door de landbouwer op de derde uitgeoefende toezicht, of\n \n \n c.\n de door de landbouwer aan de derde gegeven instructies.\n \n \n \n \n 4\n Indien een niet-naleving die heeft geleid tot een verlaging met 15 procent, nogmaals wordt geconstateerd als bedoeld in artikel 39, vierde lid, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 640/2014, bedraagt de verlaging voor die herhaling 20 procent, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 5\n Indien een met opzet begane niet-naleving als bedoeld in artikel 40 van Verordening (EU) nr. 640/2014 die heeft geleid tot een verlaging, nogmaals wordt geconstateerd, bedraagt de verlaging voor die herhaling een verlaging met het percentage dat overeenkomt met het daarop eerstvolgende tiental, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 6\n Indien een niet-naleving die vóór 2015 heeft geleid tot een verlaging met een percentage van meer dan 15 en niet zijnde een percentage uitgedrukt in een tiental, nogmaals wordt geconstateerd, bedraagt de verlaging voor die herhaling een verlaging met het percentage dat overeenkomt met het daarop eerstvolgende tiental, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 7\n In afwijking van de leden 4 tot en met 6 kan een grotere verlaging worden toegepast indien ernst, omvang of permanent karakter van de niet-naleving daar aanleiding toe geven.\n \n20151960514-07-201512-07-2015WJZ/1507108420151960514-07-201512-07-2015WJZ/1507108415-07-2015\n \n \n Artikel\n 3a\n \n \n 1\n Indien een landbouwer niet volledig voldoet aan de eisen uit het certificaat Veldleeuwerik-pakket verstrekt de Stichting Veldleeuwerik geen certificaat als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, aan de landbouwer en wordt het areaal op basis waarvan de vergroeningsbetaling wordt berekend vastgesteld door toepassing van de formule: (areaal vermindert met de verlaging GWD, de verlaging BG en de verlaging EA) vermenigvuldigd met de conformiteitsfactor Veldleeuwerik.\n \n \n 2\n Voor de toepassing van het eerste lid wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n areaal: het areaal, bedoeld in artikel 23, tweede lid, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n b.\n \n de verlaging GWD: de verlaging van de vergroeningsbetaling bij niet-naleving van de eisen inzake gewasdiversificatie, bedoeld in artikel 24, van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n c.\n \n de verlaging BG: de verlaging van de vergroeningsbetaling bij niet-naleving van de eisen inzake blijvend grasland, bedoeld in artikel 25, van Verordening (EU) nr. 640/2014, en\n \n \n d.\n \n de verlaging EA: de verlaging van de vergroeningsbetaling bij niet-naleving van de eisen inzake het ecologisch aandachtsgebied, bedoeld in artikel 26, van Verordening (EU) nr. 640/2014.\n \n \n \n \n 3\n De conformiteitsfactor Veldleeuwerik, bedoeld in het eerste lid, bedraagt 1 indien 100 punten uit het Veldleeuwerik-pakket worden behaald en wordt met 0,0025 per ontbrekend punt verlaagd.\n \n \n 4\n De punten, bedoeld in het derde lid, worden als volgt vastgesteld:\n \n \n a.\n bijwonen van 7 of 8 groepsbijeenkomsten: 20 punten;\n \n \n b.\n bijwonen van 6 groepsbijeenkomsten: 16 punten;\n \n \n c.\n bijwonen van 5 groepsbijeenkomsten: 10 punten;\n \n \n d.\n bijwonen van 4 of minder groepsbijeenkomsten: 0 punten;\n \n \n e.\n goedgekeurd duurzaamheidsplan: 50 punten;\n \n \n f.\n bijgewerkt duurzaamheidsprofiel voor het jaar van aanvraag: 10 punten;\n \n \n g.\n jaarlijks benoemen van ten minste 4 maatregelen die betrekking hebben op de 10 duurzaamheidsindicatoren van de Stichting Veldleeuwerik: 20 punten.\n \n \n \n20162337829-04-201625-04-2016WJZ/1606414720162337829-04-201625-04-2016WJZ/1606414730-04-2016\n \n \n Artikel\n 3b\n \n \n 1\n Indien een landbouwer niet volledig voldoet aan de eisen uit het certificaat Akkerbouwstrokenpakket, inclusief Vogelakker, ontvangt de landbouwer geen certificaat als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, en wordt de vergroeningsbetaling als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op gewasdiversificatie, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 24 van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n b.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het onderdeel blijvend grasland, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 25 van Verordening (EU) nr. 640/2014, en\n \n \n c.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het ecologisch aandachtsgebied, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 26 van Verordening (EU) nr. 640/2014.\n \n \n \n \n 2\n In het geval een landbouwer minder dan 30% van zijn verplichting tot instandhouding van ecologische aandachtsgebieden invult met beheerde akkerranden wordt voor de toepassing van het eerste lid, onder c, een verlaging toegepast op het overige ecologisch aandachtsgebied.’\n \n \n 3\n De verlaging, bedoeld in het derde lid, is in hectares, de uitkomst van de volgende berekening:\n de som van A en B dan wel de som van A en C, indien de uitkomst van laatstbedoelde som lager is dan de uitkomst van de som van A en B.\n \n \n 4\n Voor de toepassing van het vierde lid wordt verstaan onder:\n \n \n A:\n de gewogen oppervlakte akkerrand die aan de voorwaarden voldoet;\n \n \n B:\n de geconstateerde gewogen oppervlakte overige ecologisch aandachtsgebied: C: A vermenigvuldigt met 7/3.\n \n \n \n20162337829-04-201625-04-2016WJZ/1606414720162337829-04-201625-04-2016WJZ/1606414730-04-2016\n \n \n Artikel\n 3c\n \n \n 1\n Indien een landbouwer niet volledig voldoet aan de eisen uit het certificaat Vezelhennep ontvangt de landbouwer geen certificaat en wordt de vergroeningsbetaling als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op gewasdiversificatie, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 24 van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n b.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het onderdeel blijvend grasland, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 25 van Verordening (EU) nr. 640/2014, en\n \n \n c.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het ecologisch aandachtsgebied, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 26 van Verordening (EU) nr. 640/2014.\n \n \n \n20162337829-04-201625-04-2016WJZ/1606414720162337829-04-201625-04-2016WJZ/1606414730-04-2016\n \n \n Artikel\n 4\n \n De uniforme buffertolerantie, bedoeld in artikel 38, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014, bedraagt 1 meter.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Van daadwerkelijke langdurige zeggenschap als bedoeld in artikel 49, eerste lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 639/2014 is sprake indien de jonge landbouwer:\n \n \n a.\n ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000,– euro, en\n \n \n b.\n ten minste mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering.\n \n \n \n \n 2\n Of de jonge landbouwer blokkerende zeggenschap heeft als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt beoordeeld op basis van:\n \n \n a.\n de statuten van de rechtspersoon, ingeval van een besloten vennootschap, naamloze vennootschap, een stichting en een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid;\n \n \n b.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle maten, ingeval van een maatschap;\n \n \n c.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle vennoten, ingeval van een vennootschap onder firma, of\n \n \n d.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst tussen alle leden, ingeval van een vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid.\n \n \n \n \n 3\n De datum vanaf welke de jonge landbouwer wordt geacht te voldoen aan het eerste lid, wordt bepaald door de datum waarop de jonge landbouwer blijkens de registratie in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, is toegetreden tot:\n \n \n a.\n de maatschap of de vennootschap onder firma, of\n \n \n b.\n het bestuur van de besloten vennootschap, de naamloze vennootschap, de stichting of de vereniging.\n \n \n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid, kan de datum waarop de jonge landbouwer voldoet aan het eerste lid, op een later moment worden bepaald, ingeval de jonge landbouwer ten genoegen van de minister aantoont:\n \n \n a.\n met gebruikmaking van de bescheiden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a tot en met d, dat hij op een later moment de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde blokkerende zeggenschap heeft verworven, of\n \n \n b.\n dat hij op een later moment mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, als gevolg van:\n \n \n 1°.\n het volgen van een dagopleiding gedurende gemiddeld meer dan 3 dagen per week;\n \n \n 2°.\n het verrichten van betaalde werkzaamheden in een andere onderneming gedurende gemiddeld meer dan 24 uur per week.\n \n \n \n \n \n \n 5\n In het in het vierde lid, onderdeel b, bedoelde geval wordt de jonge landbouwer geacht verantwoordelijk te zijn geworden voor de dagelijkse bedrijfsvoering na beëindiging van de in dat onderdeel onder 1° en 2° bedoelde scholing en werkzaamheden.\n \n \n 6\n De jonge landbouwer wordt geacht niet te voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, onderdeel a, voor de periode waarin een overeenkomst tussen alle maten of een overeenkomst tussen alle vennoten bepaalt dat de maatschap onderscheidenlijk de vennootschap onder firma eenzijdig door de andere maten onderscheidenlijk vennoten kan worden opgezegd.\n \n \n 7\n Een commanditaire vennoot wordt geacht niet te voldoen aan het eerste lid.\n \n \n 8\n Op het samenwerkingsverband of de rechtspersoon waarin meer dan één jonge landbouwer deelneemt, is dit artikel van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de jonge landbouwers gezamenlijk dienen te voldoen aan de voorwaarden gesteld in dit artikel.\n \n \n 9\n De overeenkomst, bedoeld in het tweede lid, onderdelen b, c en d, is uiterlijk 25 kalenderdagen na de uiterste datum van indiening van de verzamelaanvraag, bedoeld in artikel 4.2, derde lid, opgesteld.\n \n20154612722-12-201514-12-2015WJZ/1515351820154612722-12-201514-12-2015WJZ/151535184612722-12-201501-01-2016\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n Voor de toepassing van artikel 30, elfde lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, wordt onder een natuurlijke persoon die de controle over de rechtspersoon heeft, onderscheidenlijk de natuurlijke persoon die de controle over de rechtspersoon heeft gehad, verstaan een landbouwer die:\n \n \n a.\n ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000– euro, en\n \n \n b.\n ten minste mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering.\n \n \n \n \n 2\n \n Artikel 5, tweede tot en met zevende en negende lid, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van ‘jonge landbouwer’ telkens ‘landbouwer’ wordt gelezen.\n \n20154612722-12-201514-12-2015WJZ/1515351820154612722-12-201514-12-2015WJZ/151535184612722-12-201501-01-2016\n \n \n Artikel\n 7\n \n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 8\n \n Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n \n Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 17 mei 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,S.A.M.Dijksma\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n20162337829-04-201625-04-2016WJZ/1606414720162337829-04-201625-04-2016WJZ/1606414725-04-2016", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036628/2017-03-10_0/xml/BWBR0036628_2017-03-10_0.xml", "content": "\n Beleidsregel van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 17 mei 2015, nr. WJZ/15049075, houdende regels over de toepassing van artikel 4.8. van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken;\n \n Gelet op artikel 4.8 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;\n \n \n Besluit:\n \n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Indien een landbouwer niet alle in artikel 16 van Verordening (EU) nr. 640/2014 bedoelde oppervlakten opgeeft en daarbij het verschil tussen enerzijds de totale in de verzamelaanvraag aangegeven oppervlakte en anderzijds de som van de aangegeven oppervlakte en de totale oppervlakte van de niet-aangegeven percelen groter is dan 3 procent van de aangegeven oppervlakte, wordt het totale bedrag van de rechtstreekse betalingen die in dat jaar aan die landbouwer moet worden gedaan als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien het verschil groter is dan 3 procent en kleiner dan of gelijk aan 10 procent, bedraagt de verlaging 1 procent;\n \n \n b.\n indien het verschil groter is dan 10 procent en kleiner dan of gelijk aan 20 procent, bedraagt de verlaging 2 procent;\n \n \n c.\n indien het verschil groter is dan 20 procent, bedraagt de verlaging 3 procent.\n \n \n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Op grond van de beoordeling van de niet-naleving van de randvoorwaarde die, gelet op haar geringe ernst, omvang en duur, in naar behoren gemotiveerde gevallen geen aanleiding geeft tot een verlaging of uitsluiting, besluit de minister dat, voor zover geen sprake is van een herhaling, sprake is van een niet-naleving waarvoor aan de landbouwer eerst een waarschuwing wordt gegeven als bedoeld in artikel 99, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1306/2013.\n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde niet-nalevingen van de randvoorwaarden betreffen in ieder geval:\n \n \n a.\n \n artikel 2.18, tweede lid, en artikel 6.4 van de Wet dieren, in samenhang met artikel 2.1 van het Besluit diervoeders 2012 en artikel 13 van de Regeling Diervoeders 2012, in samenhang met artikel 5, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel II onder 2a, 2b en 2e van Verordening (EG) nr.183/2005, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n b.\n \n artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 8a, 8d en 8e van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n c.\n \n artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 9a en 9c van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n d.\n \n artikel 2.2, tiende lid, onderdeel l, subonderdeel 4˚, en onderdeel r, van de Wet dieren in samenhang met artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onder III, onder 8b, van Verordening (EG) nr. 852/2004, artikel 1.25 van het Besluit houders van dieren en artikel 3.1 van de Regeling houders van dieren, voor zover het register in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n e.\n \n artikel 2, eerste tot en met derde lid en vijfde lid, juncto artikel 4, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover de houder geen veeteelt bedrijft;\n \n \n f.\n \n artikel 31, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, eerste tot en met zesde gedachtestreepje, en derde lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het register in geringe mate onvolledig is of zover de houder geen veeteelt bedrijft;\n \n \n g.\n artikel 4, eerste, tweede en derde lid, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, in samenhang met artikel 8, eerste lid, en artikel 12 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, alsmede artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 10 in samenhang met artikel 11 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, in het geval van het verlies van één oormerk bij maximaal 10 procent van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen en de identiteit van de runderen kan worden aangetoond;\n \n \n h.\n artikel 7, eerste lid, eerste en tweede gedachtestreepje, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, in samenhang met artikel 19 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het bedrijfsregister onvolledig is bijgehouden ten aanzien van maximaal 10 procent van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen, voor zover maximaal 3 mutaties niet zijn gemeld en de identiteit van de runderen kan worden aangetoond;\n \n \n i.\n artikel 4, eerste en vierde lid, van Verordening (EG) nr. 21/2004 in samenhang met de artikelen 8, vijfde lid, 12, 12e en 12f van de Regeling identificatie en registratie van dieren, alsmede artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, en artikel 10 in samenhang met artikel 11, 36 en 38 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, in het geval van het verlies van één identificatiemiddel bij maximaal 10 procent van de schapen of geiten tot het absolute aantal van 20 schapen en geiten;\n \n \n j.\n \n artikel 2.33, tweede lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover de niet-naleving door een melkveehouder plaatsvindt, bij een gering aantal kalveren;\n \n \n k.\n \n artikel 2.22, tweede lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover het materiaal incidenteel ontbreekt;\n \n \n l.\n \n artikel 2.23, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover sprake is van incidenteel te weinig licht, en\n \n \n m.\n \n artikel 2.10 van het Besluit houders van dieren, voor zover het register in geringe mate onvolledig is bijgehouden.\n \n \n \n \n 3\n De waarschuwing, bedoeld in het eerste lid, wordt niet meer dan één keer gegeven voor niet-nalevingen van eenzelfde randvoorwaarde gedurende drie opeenvolgende kalenderjaren, gerekend vanaf en inclusief het jaar waarin de niet-naleving is geconstateerd.\n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid, kan voor de niet-naleving van de randvoorwaarden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen g en i, meer dan één keer een waarschuwing worden gegeven.\n \n \n 5\n Ingeval de niet-naleving van de randvoorwaarde, bedoeld in het eerste lid, niet binnen de door de bevoegde autoriteit aan de landbouwer medegedeelde termijn of binnen de termijn, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, is hersteld, wordt het totale bedrag van de in artikel 92 van Verordening (EG) nr. 1306/2013 bedoelde betalingen met terugwerkende kracht met 1 procent verlaagd voor het jaar waarin de niet-naleving waarop de waarschuwing is gebaseerd, heeft plaatsgevonden.\n \n20171379809-03-201706-03-2017WJZ/1702342920171379809-03-201706-03-2017WJZ/1702342910-03-2017\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Een niet-naleving is opzettelijk begaan indien de landbouwer de desbetreffende niet-naleving heeft beoogd of indien de landbouwer het risico heeft aanvaard dat zijn handelen of nalaten een niet-naleving tot gevolg heeft.\n \n \n 2\n Opzet wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:\n \n \n a.\n in de omschrijving van de betrokken randvoorwaarde wordt een rechtstreeks verband met de opzettelijkheid van de niet-naleving gelegd;\n \n \n b.\n de mate van complexiteit van de randvoorwaarde;\n \n \n c.\n de aanwezigheid van langdurig bestendig beleid;\n \n \n d.\n de niet-naleving veronderstelt een actieve handeling dan wel het bewust nalaten van een handeling;\n \n \n e.\n de omstandigheid dat de landbouwer reeds eerder op de hoogte is gesteld van onvolkomenheden in de naleving ten aanzien van de randvoorwaarde;\n \n \n f.\n de mate waarin de randvoorwaarde niet wordt nageleefd.\n \n \n \n \n 3\n In het geval waarin een niet-naleving door een derde is begaan op de landbouwgrond of in het kader van het bedrijf van een landbouwer wordt desbetreffende niet-naleving aan de landbouwer toegerekend als een opzettelijke niet-naleving indien de landbouwer heeft beoogd of het risico heeft aanvaard dat de niet-naleving zou plaatsvinden blijkens:\n \n \n a.\n de keuze voor de derde,\n \n \n b.\n het door de landbouwer op de derde uitgeoefende toezicht, of\n \n \n c.\n de door de landbouwer aan de derde gegeven instructies.\n \n \n \n \n 4\n Indien een niet-naleving die heeft geleid tot een verlaging met 15 procent, nogmaals wordt geconstateerd als bedoeld in artikel 39, vierde lid, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 640/2014, bedraagt de verlaging voor die herhaling 20 procent, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 5\n Indien een met opzet begane niet-naleving als bedoeld in artikel 40 van Verordening (EU) nr. 640/2014 die heeft geleid tot een verlaging, nogmaals wordt geconstateerd, bedraagt de verlaging voor die herhaling een verlaging met het percentage dat overeenkomt met het daarop eerstvolgende tiental, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 6\n Indien een niet-naleving die vóór 2015 heeft geleid tot een verlaging met een percentage van meer dan 15 en niet zijnde een percentage uitgedrukt in een tiental, nogmaals wordt geconstateerd, bedraagt de verlaging voor die herhaling een verlaging met het percentage dat overeenkomt met het daarop eerstvolgende tiental, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 7\n In afwijking van de leden 4 tot en met 6 kan een grotere verlaging worden toegepast indien ernst, omvang of permanent karakter van de niet-naleving daar aanleiding toe geven.\n \n20151960514-07-201512-07-2015WJZ/1507108420151960514-07-201512-07-2015WJZ/1507108415-07-2015\n \n \n Artikel\n 3a\n \n \n 1\n Indien een landbouwer niet volledig voldoet aan de eisen uit het certificaat Veldleeuwerik-pakket verstrekt de Stichting Veldleeuwerik geen certificaat als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, aan de landbouwer en wordt het areaal op basis waarvan de vergroeningsbetaling wordt berekend vastgesteld door toepassing van de formule: (areaal vermindert met de verlaging GWD, de verlaging BG en de verlaging EA) vermenigvuldigd met de conformiteitsfactor Veldleeuwerik.\n \n \n 2\n Voor de toepassing van het eerste lid wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n areaal: het areaal, bedoeld in artikel 23, tweede lid, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n b.\n \n de verlaging GWD: de verlaging van de vergroeningsbetaling bij niet-naleving van de eisen inzake gewasdiversificatie, bedoeld in artikel 24, van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n c.\n \n de verlaging BG: de verlaging van de vergroeningsbetaling bij niet-naleving van de eisen inzake blijvend grasland, bedoeld in artikel 25, van Verordening (EU) nr. 640/2014, en\n \n \n d.\n \n de verlaging EA: de verlaging van de vergroeningsbetaling bij niet-naleving van de eisen inzake het ecologisch aandachtsgebied, bedoeld in artikel 26, van Verordening (EU) nr. 640/2014.\n \n \n \n \n 3\n De conformiteitsfactor Veldleeuwerik, bedoeld in het eerste lid, bedraagt 1 indien 100 punten uit het Veldleeuwerik-pakket worden behaald en wordt met 0,0025 per ontbrekend punt verlaagd.\n \n \n 4\n De punten, bedoeld in het derde lid, worden als volgt vastgesteld:\n \n \n a.\n bijwonen van 7 of 8 groepsbijeenkomsten: 20 punten;\n \n \n b.\n bijwonen van 6 groepsbijeenkomsten: 16 punten;\n \n \n c.\n bijwonen van 5 groepsbijeenkomsten: 10 punten;\n \n \n d.\n bijwonen van 4 of minder groepsbijeenkomsten: 0 punten;\n \n \n e.\n goedgekeurd duurzaamheidsplan: 50 punten;\n \n \n f.\n bijgewerkt duurzaamheidsprofiel voor het jaar van aanvraag: 10 punten;\n \n \n g.\n jaarlijks benoemen van ten minste 4 maatregelen die betrekking hebben op de 10 duurzaamheidsindicatoren van de Stichting Veldleeuwerik: 20 punten.\n \n \n \n20162337829-04-201625-04-2016WJZ/1606414720162337829-04-201625-04-2016WJZ/1606414730-04-2016\n \n \n Artikel\n 3b\n \n \n 1\n Indien een landbouwer niet volledig voldoet aan de eisen uit het certificaat Akkerbouwstrokenpakket, inclusief Vogelakker, ontvangt de landbouwer geen certificaat als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, en wordt de vergroeningsbetaling als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op gewasdiversificatie, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 24 van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n b.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het onderdeel blijvend grasland, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 25 van Verordening (EU) nr. 640/2014, en\n \n \n c.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het ecologisch aandachtsgebied, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 26 van Verordening (EU) nr. 640/2014.\n \n \n \n \n 2\n In het geval een landbouwer minder dan 30% van zijn verplichting tot instandhouding van ecologische aandachtsgebieden invult met beheerde akkerranden wordt voor de toepassing van het eerste lid, onder c, een verlaging toegepast op het overige ecologisch aandachtsgebied.’\n \n \n 3\n De verlaging, bedoeld in het derde lid, is in hectares, de uitkomst van de volgende berekening:\n de som van A en B dan wel de som van A en C, indien de uitkomst van laatstbedoelde som lager is dan de uitkomst van de som van A en B.\n \n \n 4\n Voor de toepassing van het vierde lid wordt verstaan onder:\n \n \n A:\n de gewogen oppervlakte akkerrand die aan de voorwaarden voldoet;\n \n \n B:\n de geconstateerde gewogen oppervlakte overige ecologisch aandachtsgebied: C: A vermenigvuldigt met 7/3.\n \n \n \n20162337829-04-201625-04-2016WJZ/1606414720162337829-04-201625-04-2016WJZ/1606414730-04-2016\n \n \n Artikel\n 3c\n \n \n 1\n Indien een landbouwer niet volledig voldoet aan de eisen uit het certificaat Vezelhennep ontvangt de landbouwer geen certificaat en wordt de vergroeningsbetaling als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op gewasdiversificatie, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 24 van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n b.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het onderdeel blijvend grasland, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 25 van Verordening (EU) nr. 640/2014, en\n \n \n c.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het ecologisch aandachtsgebied, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 26 van Verordening (EU) nr. 640/2014.\n \n \n \n20162337829-04-201625-04-2016WJZ/1606414720162337829-04-201625-04-2016WJZ/1606414730-04-2016\n \n \n Artikel\n 4\n \n De uniforme buffertolerantie, bedoeld in artikel 38, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014, bedraagt 1 meter.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Van daadwerkelijke langdurige zeggenschap als bedoeld in artikel 49, eerste lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 639/2014 is sprake indien de jonge landbouwer:\n \n \n a.\n ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000,– euro, en\n \n \n b.\n ten minste mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering.\n \n \n \n \n 2\n De blokkerende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel, a, is uiterlijk op 15 mei van het eerste jaar waarin hij als jonge landbouwer een aanvraag indient verkregen en staat geregistreerd in het Handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, en de juistheid van de registratie kan desgevraagd worden aangetoond door het overleggen van:\n \n \n a.\n de statuten van de rechtspersoon, ingeval van een besloten vennootschap, naamloze vennootschap, een stichting en een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid;\n \n \n b.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle maten, ingeval van een maatschap;\n \n \n c.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle vennoten, ingeval van een vennootschap onder firma, of\n \n \n d.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst tussen alle leden, ingeval van een vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid.\n \n \n \n \n 3\n De datum vanaf welke de jonge landbouwer wordt geacht te voldoen aan het eerste lid, wordt bepaald door de datum waarop de jonge landbouwer blijkens de registratie in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, is toegetreden tot:\n \n \n a.\n de maatschap of de vennootschap onder firma en de jonge landbouwer de blokkerende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, heeft verkregen, of\n \n \n b.\n het bestuur van de besloten vennootschap, de naamloze vennootschap, de stichting of de vereniging en de jonge landbouwer de blokkerende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, heeft verkregen.\n \n \n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid, kan de datum waarop de jonge landbouwer voldoet aan het eerste lid, op een later moment worden bepaald, ingeval de jonge landbouwer ten genoegen van de minister aantoont:\n \n \n a.\n met gebruikmaking van de bescheiden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a tot en met d, dat hij op een later moment de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde blokkerende zeggenschap heeft verworven, of\n \n \n b.\n dat hij op een later moment mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, als gevolg van:\n \n \n 1°.\n het volgen van een dagopleiding gedurende gemiddeld meer dan 3 dagen per week;\n \n \n 2°.\n het verrichten van betaalde werkzaamheden in een andere onderneming gedurende gemiddeld meer dan 24 uur per week.\n \n \n \n \n \n \n 5\n In het in het vierde lid, onderdeel b, bedoelde geval wordt de jonge landbouwer geacht verantwoordelijk te zijn geworden voor de dagelijkse bedrijfsvoering na beëindiging van de in dat onderdeel onder 1° en 2° bedoelde scholing en werkzaamheden.\n \n \n 6\n De jonge landbouwer wordt geacht niet te voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, onderdeel a, voor de periode waarin een overeenkomst tussen alle maten of een overeenkomst tussen alle vennoten bepaalt dat de maatschap onderscheidenlijk de vennootschap onder firma eenzijdig door de andere maten onderscheidenlijk vennoten kan worden opgezegd.\n \n \n 7\n Een commanditaire vennoot wordt geacht niet te voldoen aan het eerste lid.\n \n \n 8\n Op het samenwerkingsverband of de rechtspersoon waarin meer dan één jonge landbouwer deelneemt, is dit artikel van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de jonge landbouwers gezamenlijk dienen te voldoen aan de voorwaarden gesteld in dit artikel.\n \n \n 9\n De overeenkomst, bedoeld in het tweede lid, onderdelen b, c en d, is uiterlijk 25 kalenderdagen na de uiterste datum van indiening van de verzamelaanvraag, bedoeld in artikel 4.2, derde lid, opgesteld, en de registratie van de blokkerende zeggenschap, bedoeld in het tweede lid, heeft uiterlijk op deze datum plaatsgevonden.\n \n20171379809-03-201706-03-2017WJZ/1702342920171379809-03-201706-03-2017WJZ/1702342910-03-2017\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n Voor de toepassing van artikel 30, elfde lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, wordt onder een natuurlijke persoon die de controle over de rechtspersoon heeft, onderscheidenlijk de natuurlijke persoon die de controle over de rechtspersoon heeft gehad, verstaan een landbouwer die:\n \n \n a.\n ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000– euro, en\n \n \n b.\n ten minste mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering.\n \n \n \n \n 2\n \n Artikel 5, tweede tot en met zevende en negende lid, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van ‘jonge landbouwer’ telkens ‘landbouwer’ wordt gelezen.\n \n20154612722-12-201514-12-2015WJZ/1515351820154612722-12-201514-12-2015WJZ/151535184612722-12-201501-01-2016\n \n \n Artikel\n 7\n \n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 8\n \n Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n \n Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 17 mei 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,S.A.M.Dijksma\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n20162337829-04-201625-04-2016WJZ/1606414720162337829-04-201625-04-2016WJZ/1606414725-04-2016", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036628/2018-02-23_0/xml/BWBR0036628_2018-02-23_0.xml", "content": "\n Beleidsregel van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 17 mei 2015, nr. WJZ/15049075, houdende regels over de toepassing van artikel 4.8. van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken;\n \n Gelet op artikel 4.8 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;\n \n \n Besluit:\n \n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Indien een landbouwer niet alle in artikel 16 van Verordening (EU) nr. 640/2014 bedoelde oppervlakten opgeeft en daarbij het verschil tussen enerzijds de totale in de verzamelaanvraag aangegeven oppervlakte en anderzijds de som van de aangegeven oppervlakte en de totale oppervlakte van de niet-aangegeven percelen groter is dan 3 procent van de aangegeven oppervlakte, wordt het totale bedrag van de rechtstreekse betalingen die in dat jaar aan die landbouwer moet worden gedaan als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien het verschil groter is dan 3 procent en kleiner dan of gelijk aan 10 procent, bedraagt de verlaging 1 procent;\n \n \n b.\n indien het verschil groter is dan 10 procent en kleiner dan of gelijk aan 20 procent, bedraagt de verlaging 2 procent;\n \n \n c.\n indien het verschil groter is dan 20 procent, bedraagt de verlaging 3 procent.\n \n \n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Op grond van de beoordeling van de niet-naleving van de randvoorwaarde die, gelet op haar geringe ernst, omvang en duur, in naar behoren gemotiveerde gevallen geen aanleiding geeft tot een verlaging of uitsluiting, besluit de minister dat, voor zover geen sprake is van een herhaling, sprake is van een niet-naleving waarvoor aan de landbouwer eerst een waarschuwing wordt gegeven als bedoeld in artikel 99, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1306/2013.\n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde niet-nalevingen van de randvoorwaarden betreffen in ieder geval:\n \n \n a.\n \n artikel 2.18, tweede lid, en artikel 6.4 van de Wet dieren, in samenhang met artikel 2.1 van het Besluit diervoeders 2012 en artikel 13 van de Regeling Diervoeders 2012, in samenhang met artikel 5, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel II onder 2a, 2b en 2e van Verordening (EG) nr.183/2005, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n b.\n \n artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 8a, 8d en 8e van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n c.\n \n artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 9a en 9c van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n d.\n \n artikel 2.2, tiende lid, onderdeel l, subonderdeel 4˚, en onderdeel r, van de Wet dieren in samenhang met artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onder III, onder 8b, van Verordening (EG) nr. 852/2004, artikel 1.25 van het Besluit houders van dieren en artikel 3.1 van de Regeling houders van dieren, voor zover het register in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n e.\n \n artikel 2, eerste tot en met derde lid en vijfde lid, juncto artikel 4, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover de houder geen veeteelt bedrijft;\n \n \n f.\n \n artikel 31, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, eerste tot en met zesde gedachtestreepje, en derde lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het register in geringe mate onvolledig is of zover de houder geen veeteelt bedrijft;\n \n \n g.\n artikel 4, eerste, tweede en derde lid, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, in samenhang met artikel 8, eerste lid, en artikel 12 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, alsmede artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 10 in samenhang met artikel 11 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, in het geval van het verlies van één oormerk bij maximaal 10 procent van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen en de identiteit van de runderen kan worden aangetoond;\n \n \n h.\n artikel 7, eerste lid, eerste en tweede gedachtestreepje, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, in samenhang met artikel 19 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het bedrijfsregister onvolledig is bijgehouden ten aanzien van maximaal 10 procent van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen, voor zover maximaal 3 mutaties niet zijn gemeld en de identiteit van de runderen kan worden aangetoond;\n \n \n i.\n artikel 4, eerste en vierde lid, van Verordening (EG) nr. 21/2004 in samenhang met de artikelen 8, vijfde lid, 12, 12e en 12f van de Regeling identificatie en registratie van dieren, alsmede artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, en artikel 10 in samenhang met artikel 11, 36 en 38 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, in het geval van het verlies van één identificatiemiddel bij maximaal 10 procent van de schapen of geiten tot het absolute aantal van 20 schapen en geiten;\n \n \n j.\n \n artikel 2.33, tweede lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover de niet-naleving door een melkveehouder plaatsvindt, bij een gering aantal kalveren;\n \n \n k.\n \n artikel 2.22, tweede lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover het materiaal incidenteel ontbreekt;\n \n \n l.\n \n artikel 2.23, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover sprake is van incidenteel te weinig licht, en\n \n \n m.\n \n artikel 2.10 van het Besluit houders van dieren, voor zover het register in geringe mate onvolledig is bijgehouden.\n \n \n \n \n 3\n De waarschuwing, bedoeld in het eerste lid, wordt niet meer dan één keer gegeven voor niet-nalevingen van eenzelfde randvoorwaarde gedurende drie opeenvolgende kalenderjaren, gerekend vanaf en inclusief het jaar waarin de niet-naleving is geconstateerd.\n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid, kan voor de niet-naleving van de randvoorwaarden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen g en i, meer dan één keer een waarschuwing worden gegeven.\n \n \n 5\n Ingeval de niet-naleving van de randvoorwaarde, bedoeld in het eerste lid, niet binnen de door de bevoegde autoriteit aan de landbouwer medegedeelde termijn of binnen de termijn, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, is hersteld, wordt het totale bedrag van de in artikel 92 van Verordening (EG) nr. 1306/2013 bedoelde betalingen met terugwerkende kracht met 1 procent verlaagd voor het jaar waarin de niet-naleving waarop de waarschuwing is gebaseerd, heeft plaatsgevonden.\n \n20171379809-03-201706-03-2017WJZ/1702342920171379809-03-201706-03-2017WJZ/1702342910-03-2017\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Een niet-naleving is opzettelijk begaan indien de landbouwer de desbetreffende niet-naleving heeft beoogd of indien de landbouwer het risico heeft aanvaard dat zijn handelen of nalaten een niet-naleving tot gevolg heeft.\n \n \n 2\n Opzet wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:\n \n \n a.\n in de omschrijving van de betrokken randvoorwaarde wordt een rechtstreeks verband met de opzettelijkheid van de niet-naleving gelegd;\n \n \n b.\n de mate van complexiteit van de randvoorwaarde;\n \n \n c.\n de aanwezigheid van langdurig bestendig beleid;\n \n \n d.\n de niet-naleving veronderstelt een actieve handeling dan wel het bewust nalaten van een handeling;\n \n \n e.\n de omstandigheid dat de landbouwer reeds eerder op de hoogte is gesteld van onvolkomenheden in de naleving ten aanzien van de randvoorwaarde;\n \n \n f.\n de mate waarin de randvoorwaarde niet wordt nageleefd.\n \n \n \n \n 3\n In het geval waarin een niet-naleving door een derde is begaan op de landbouwgrond of in het kader van het bedrijf van een landbouwer wordt desbetreffende niet-naleving aan de landbouwer toegerekend als een opzettelijke niet-naleving indien de landbouwer heeft beoogd of het risico heeft aanvaard dat de niet-naleving zou plaatsvinden blijkens:\n \n \n a.\n de keuze voor de derde,\n \n \n b.\n het door de landbouwer op de derde uitgeoefende toezicht, of\n \n \n c.\n de door de landbouwer aan de derde gegeven instructies.\n \n \n \n \n 4\n Indien een niet-naleving die heeft geleid tot een verlaging met 15 procent, nogmaals wordt geconstateerd als bedoeld in artikel 39, vierde lid, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 640/2014, bedraagt de verlaging voor die herhaling 20 procent, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 5\n Indien een met opzet begane niet-naleving als bedoeld in artikel 40 van Verordening (EU) nr. 640/2014 die heeft geleid tot een verlaging, nogmaals wordt geconstateerd, bedraagt de verlaging voor die herhaling een verlaging met het percentage dat overeenkomt met het daarop eerstvolgende tiental, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 6\n Indien een niet-naleving die vóór 2015 heeft geleid tot een verlaging met een percentage van meer dan 15 en niet zijnde een percentage uitgedrukt in een tiental, nogmaals wordt geconstateerd, bedraagt de verlaging voor die herhaling een verlaging met het percentage dat overeenkomt met het daarop eerstvolgende tiental, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 7\n In afwijking van de leden 4 tot en met 6 kan een grotere verlaging worden toegepast indien ernst, omvang of permanent karakter van de niet-naleving daar aanleiding toe geven.\n \n20151960514-07-201512-07-2015WJZ/1507108420151960514-07-201512-07-2015WJZ/1507108415-07-2015\n \n \n Artikel\n 3a\n \n \n 1\n Indien een landbouwer niet volledig voldoet aan de eisen uit het certificaat Veldleeuwerik-pakket verstrekt de Stichting Veldleeuwerik geen certificaat als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, aan de landbouwer en wordt het areaal op basis waarvan de vergroeningsbetaling wordt berekend vastgesteld door toepassing van de formule: (areaal vermindert met de verlaging GWD, de verlaging BG en de verlaging EA) vermenigvuldigd met de conformiteitsfactor Veldleeuwerik.\n \n \n 2\n Voor de toepassing van het eerste lid wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n areaal: het areaal, bedoeld in artikel 23, tweede lid, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n b.\n \n de verlaging GWD: de verlaging van de vergroeningsbetaling bij niet-naleving van de eisen inzake gewasdiversificatie, bedoeld in artikel 24, van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n c.\n \n de verlaging BG: de verlaging van de vergroeningsbetaling bij niet-naleving van de eisen inzake blijvend grasland, bedoeld in artikel 25, van Verordening (EU) nr. 640/2014, en\n \n \n d.\n \n de verlaging EA: de verlaging van de vergroeningsbetaling bij niet-naleving van de eisen inzake het ecologisch aandachtsgebied, bedoeld in artikel 26, van Verordening (EU) nr. 640/2014.\n \n \n \n \n 3\n De conformiteitsfactor Veldleeuwerik, bedoeld in het eerste lid, bedraagt 1 indien 100 punten uit het Veldleeuwerik-pakket worden behaald en wordt met 0,0025 per ontbrekend punt verlaagd.\n \n \n 4\n De punten, bedoeld in het derde lid, worden als volgt vastgesteld:\n \n \n a.\n goedgekeurd duurzaamheidsplan: 80 punten;\n \n \n b.\n bijgewerkt duurzaamheidsprofiel voor het jaar van aanvraag: 20 punten.\n \n \n \n20181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291520181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291523-02-2018\n \n \n Artikel\n 3b\n \n \n 1\n Indien een landbouwer niet volledig voldoet aan de eisen uit het certificaat Akkerbouwstrokenpakket, inclusief Vogelakker, ontvangt de landbouwer geen certificaat als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, en wordt de vergroeningsbetaling als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op gewasdiversificatie, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 24 van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n b.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het onderdeel blijvend grasland, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 25 van Verordening (EU) nr. 640/2014, en\n \n \n c.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het ecologisch aandachtsgebied, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 26 van Verordening (EU) nr. 640/2014.\n \n \n \n \n 2\n In het geval een landbouwer minder dan 30% van zijn verplichting tot instandhouding van ecologische aandachtsgebieden invult met beheerde akkerranden wordt voor de toepassing van het eerste lid, onder c, een verlaging toegepast op het overige ecologisch aandachtsgebied, in het geval A kleiner is dan B vindt geen verlaging plaats.\n \n \n 3\n De verlaging, bedoeld in het derde lid, is in hectares, de uitkomst van de volgende berekening:\n A min B.\n \n \n 4\n Voor de toepassing van het tweede en derde lid wordt verstaan onder:\n \n \n A :\n de geconstateerde gewogen oppervlakte overige ecologisch aandachtsgebied;\n \n \n B:\n de gewogen oppervlakte akkerrand die aan de voorwaarden voldoet vermenigvuldigd met 7/3.\n \n \n \n20181075222-02-201816-02-2018WJZ/180129151075222-02-201820181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291523-02-2018\n \n \n Artikel\n 3c\n \n \n 1\n Indien een landbouwer niet volledig voldoet aan de eisen uit het certificaat Vezelhennep ontvangt de landbouwer geen certificaat en wordt de vergroeningsbetaling als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op gewasdiversificatie, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 24 van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n b.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het onderdeel blijvend grasland, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 25 van Verordening (EU) nr. 640/2014, en\n \n \n c.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het ecologisch aandachtsgebied, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 26 van Verordening (EU) nr. 640/2014.\n \n \n \n \n 2\n In het geval een landbouwer minder dan 50% van zijn verplichting tot instandhouding van ecologische aandachtsgebieden invult met vezelhennep wordt voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, een verlaging toegepast op het overige ecologisch aandachtsgebied, in het geval A kleiner is dan B vindt geen verlaging plaats.\n \n \n 3\n De verlaging, bedoeld in het tweede lid, is in hectares, de uitkomst van de volgende berekening: A min B.\n \n \n 4\n Voor de toepassing van het tweede en derde lid wordt verstaan onder:\n \n \n A:\n de geconstateerde gewogen oppervlakte overige ecologisch aandachtsgebied;\n \n \n B:\n de gewogen oppervlakte vezelhennep die aan de voorwaarden voldoet.\n \n \n \n20181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291520181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291523-02-2018\n \n \n Artikel\n 4\n \n De uniforme buffertolerantie, bedoeld in artikel 38, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014, bedraagt 1 meter.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Van daadwerkelijke langdurige zeggenschap als bedoeld in artikel 49, eerste lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 639/2014 is sprake indien de jonge landbouwer:\n \n \n a.\n ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000,– euro, en\n \n \n b.\n ten minste mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering.\n \n \n \n \n 2\n De blokkerende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel, a, is uiterlijk op 15 mei van het eerste jaar waarin hij als jonge landbouwer een aanvraag indient verkregen en staat geregistreerd in het Handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, en de juistheid van de registratie kan desgevraagd worden aangetoond door het overleggen van:\n \n \n a.\n de statuten van de rechtspersoon, ingeval van een besloten vennootschap, naamloze vennootschap, een stichting en een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid;\n \n \n b.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle maten, ingeval van een maatschap;\n \n \n c.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle vennoten, ingeval van een vennootschap onder firma, of\n \n \n d.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst tussen alle leden, ingeval van een vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid.\n \n \n \n \n 3\n De datum vanaf welke de jonge landbouwer wordt geacht te voldoen aan het eerste lid, wordt bepaald door de datum waarop de jonge landbouwer blijkens de registratie in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, is toegetreden tot:\n \n \n a.\n de maatschap of de vennootschap onder firma en de jonge landbouwer de blokkerende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, heeft verkregen, of\n \n \n b.\n het bestuur van de besloten vennootschap, de naamloze vennootschap, de stichting of de vereniging en de jonge landbouwer de blokkerende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, heeft verkregen.\n \n \n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid, kan de datum waarop de jonge landbouwer voldoet aan het eerste lid, op een later moment worden bepaald, ingeval de jonge landbouwer met schriftelijk bewijsmateriaal als bijlage bij de verzamelaanvraag ten genoegen van de minister aantoont:\n \n \n a.\n met gebruikmaking van de bescheiden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a tot en met d, dat hij op een later moment de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde blokkerende zeggenschap heeft verworven, of\n \n \n b.\n dat hij op een later moment mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, als gevolg van:\n \n \n 1°.\n het volgen van een dagopleiding gedurende gemiddeld meer dan 3 dagen per week;\n \n \n 2°.\n het verrichten van betaalde werkzaamheden in een andere onderneming gedurende gemiddeld meer dan 24 uur per week.\n \n \n \n \n \n \n 5\n In het in het vierde lid, onderdeel b, bedoelde geval wordt de jonge landbouwer geacht verantwoordelijk te zijn geworden voor de dagelijkse bedrijfsvoering na beëindiging van de in dat onderdeel onder 1° en 2° bedoelde scholing en werkzaamheden.\n \n \n 6\n De jonge landbouwer wordt geacht niet te voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, onderdeel a, voor de bepaalde periode waarin een overeenkomst tussen alle maten of een overeenkomst tussen alle vennoten bepaalt dat de maatschap onderscheidenlijk de vennootschap onder firma eenzijdig door de andere maten onderscheidenlijk vennoten kan worden opgezegd.\n \n \n 7\n Een commanditaire vennoot wordt geacht niet te voldoen aan het eerste lid.\n \n \n 8\n Op het samenwerkingsverband of de rechtspersoon waarin meer dan één jonge landbouwer deelneemt, is dit artikel van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de jonge landbouwers gezamenlijk dienen te voldoen aan de voorwaarden gesteld in dit artikel.\n \n \n 9\n De overeenkomst is uiterlijk 25 kalenderdagen na de uiterste datum van indiening van de verzamelaanvraag, bedoeld in artikel 4.2, derde lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB opgesteld, ondertekend en voorzien van de datum waarop de overeenkomst is ondertekend, hetgeen tevens de uiterste datum is waarop de registratie van de blokkerende zeggenschap heeft plaatsgevonden.\n \n20181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291520181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291523-02-2018\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n Voor de toepassing van artikel 30, elfde lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, wordt onder een natuurlijke persoon die de controle over de rechtspersoon heeft, onderscheidenlijk de natuurlijke persoon die de controle over de rechtspersoon heeft gehad, verstaan een landbouwer die:\n \n \n a.\n ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000– euro, en\n \n \n b.\n ten minste mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering.\n \n \n \n \n 2\n \n Artikel 5, tweede tot en met zevende en negende lid, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van ‘jonge landbouwer’ telkens ‘landbouwer’ wordt gelezen.\n \n20154612722-12-201514-12-2015WJZ/1515351820154612722-12-201514-12-2015WJZ/151535184612722-12-201501-01-2016\n \n \n Artikel\n 7\n \n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 8\n \n Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n \n Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 17 mei 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,S.A.M.Dijksma\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n20162337829-04-201625-04-2016WJZ/1606414720162337829-04-201625-04-2016WJZ/1606414725-04-2016", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036628/2019-02-23_0/xml/BWBR0036628_2019-02-23_0.xml", "content": "\n Beleidsregel van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 17 mei 2015, nr. WJZ/15049075, houdende regels over de toepassing van artikel 4.8. van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken;\n \n Gelet op artikel 4.8 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;\n \n \n Besluit:\n \n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Indien een landbouwer niet alle in artikel 16 van Verordening (EU) nr. 640/2014 bedoelde oppervlakten opgeeft en daarbij het verschil tussen enerzijds de totale in de verzamelaanvraag aangegeven oppervlakte en anderzijds de som van de aangegeven oppervlakte en de totale oppervlakte van de niet-aangegeven percelen groter is dan 3 procent van de aangegeven oppervlakte, wordt het totale bedrag van de rechtstreekse betalingen die in dat jaar aan die landbouwer moet worden gedaan als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien het verschil groter is dan 3 procent en kleiner dan of gelijk aan 10 procent, bedraagt de verlaging 1 procent;\n \n \n b.\n indien het verschil groter is dan 10 procent en kleiner dan of gelijk aan 20 procent, bedraagt de verlaging 2 procent;\n \n \n c.\n indien het verschil groter is dan 20 procent, bedraagt de verlaging 3 procent.\n \n \n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Op grond van de beoordeling van de niet-naleving van de randvoorwaarde die, gelet op haar geringe ernst, omvang en duur, in naar behoren gemotiveerde gevallen geen aanleiding geeft tot een verlaging of uitsluiting, besluit de minister dat, voor zover geen sprake is van een herhaling, sprake is van een niet-naleving waarvoor aan de landbouwer eerst een waarschuwing wordt gegeven als bedoeld in artikel 99, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1306/2013.\n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde niet-nalevingen van de randvoorwaarden betreffen in ieder geval:\n \n \n a.\n \n artikel 2.18, tweede lid, en artikel 6.4 van de Wet dieren, in samenhang met artikel 2.1 van het Besluit diervoeders 2012 en artikel 13 van de Regeling Diervoeders 2012, in samenhang met artikel 5, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel II onder 2a, 2b en 2e van Verordening (EG) nr.183/2005, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n b.\n \n artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 8a, 8d en 8e van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n c.\n \n artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 9a en 9c van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n d.\n \n artikel 2.2, tiende lid, onderdeel l, subonderdeel 4˚, en onderdeel r, van de Wet dieren in samenhang met artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onder III, onder 8b, van Verordening (EG) nr. 852/2004, artikel 1.25 van het Besluit houders van dieren en artikel 3.1 van de Regeling houders van dieren, voor zover het register in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n e.\n \n artikel 2, eerste tot en met derde lid en vijfde lid, juncto artikel 4, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover de houder geen veeteelt bedrijft;\n \n \n f.\n \n artikel 31, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, eerste tot en met zesde gedachtestreepje, en derde lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het register in geringe mate onvolledig is of zover de houder geen veeteelt bedrijft;\n \n \n g.\n artikel 4, eerste, tweede en derde lid, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, in samenhang met artikel 8, eerste lid, en artikel 12 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, alsmede artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 10 in samenhang met artikel 11 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, in het geval van het verlies van één oormerk bij maximaal 10 procent van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen en de identiteit van de runderen kan worden aangetoond;\n \n \n h.\n artikel 7, eerste lid, eerste en tweede gedachtestreepje, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, in samenhang met artikel 19 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het bedrijfsregister onvolledig is bijgehouden ten aanzien van maximaal 10 procent van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen, voor zover maximaal 3 mutaties niet zijn gemeld en de identiteit van de runderen kan worden aangetoond;\n \n \n i.\n artikel 4, eerste en vierde lid, van Verordening (EG) nr. 21/2004 in samenhang met de artikelen 8, vijfde lid, 12, 12e en 12f van de Regeling identificatie en registratie van dieren, alsmede artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, en artikel 10 in samenhang met artikel 11, 36 en 38 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, in het geval van het verlies van één identificatiemiddel bij maximaal 10 procent van de schapen of geiten tot het absolute aantal van 20 schapen en geiten;\n \n \n j.\n \n artikel 2.33, tweede lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover de niet-naleving door een melkveehouder plaatsvindt, bij een gering aantal kalveren;\n \n \n k.\n \n artikel 2.22, tweede lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover het materiaal incidenteel ontbreekt;\n \n \n l.\n \n artikel 2.23, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover sprake is van incidenteel te weinig licht, en\n \n \n m.\n \n artikel 2.10 van het Besluit houders van dieren, voor zover het register in geringe mate onvolledig is bijgehouden.\n \n \n \n \n 3\n De waarschuwing, bedoeld in het eerste lid, wordt niet meer dan één keer gegeven voor niet-nalevingen van eenzelfde randvoorwaarde gedurende drie opeenvolgende kalenderjaren, gerekend vanaf en inclusief het jaar waarin de niet-naleving is geconstateerd.\n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid, kan voor de niet-naleving van de randvoorwaarden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen g en i, meer dan één keer een waarschuwing worden gegeven.\n \n \n 5\n Ingeval de niet-naleving van de randvoorwaarde, bedoeld in het eerste lid, niet binnen de door de bevoegde autoriteit aan de landbouwer medegedeelde termijn of binnen de termijn, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, is hersteld, wordt het totale bedrag van de in artikel 92 van Verordening (EG) nr. 1306/2013 bedoelde betalingen met terugwerkende kracht met 1 procent verlaagd voor het jaar waarin de niet-naleving waarop de waarschuwing is gebaseerd, heeft plaatsgevonden.\n \n20171379809-03-201706-03-2017WJZ/1702342920171379809-03-201706-03-2017WJZ/1702342910-03-2017\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Een niet-naleving is opzettelijk begaan indien de landbouwer de desbetreffende niet-naleving heeft beoogd of indien de landbouwer het risico heeft aanvaard dat zijn handelen of nalaten een niet-naleving tot gevolg heeft.\n \n \n 2\n Opzet wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:\n \n \n a.\n in de omschrijving van de betrokken randvoorwaarde wordt een rechtstreeks verband met de opzettelijkheid van de niet-naleving gelegd;\n \n \n b.\n de mate van complexiteit van de randvoorwaarde;\n \n \n c.\n de aanwezigheid van langdurig bestendig beleid;\n \n \n d.\n de niet-naleving veronderstelt een actieve handeling dan wel het bewust nalaten van een handeling;\n \n \n e.\n de omstandigheid dat de landbouwer reeds eerder op de hoogte is gesteld van onvolkomenheden in de naleving ten aanzien van de randvoorwaarde;\n \n \n f.\n de mate waarin de randvoorwaarde niet wordt nageleefd.\n \n \n \n \n 3\n In het geval waarin een niet-naleving door een derde is begaan op de landbouwgrond of in het kader van het bedrijf van een landbouwer wordt desbetreffende niet-naleving aan de landbouwer toegerekend als een opzettelijke niet-naleving indien de landbouwer heeft beoogd of het risico heeft aanvaard dat de niet-naleving zou plaatsvinden blijkens:\n \n \n a.\n de keuze voor de derde,\n \n \n b.\n het door de landbouwer op de derde uitgeoefende toezicht, of\n \n \n c.\n de door de landbouwer aan de derde gegeven instructies.\n \n \n \n \n 4\n Indien een niet-naleving die heeft geleid tot een verlaging met 15 procent, nogmaals wordt geconstateerd als bedoeld in artikel 39, vierde lid, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 640/2014, bedraagt de verlaging voor die herhaling 20 procent, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 5\n Indien een met opzet begane niet-naleving als bedoeld in artikel 40 van Verordening (EU) nr. 640/2014 die heeft geleid tot een verlaging, nogmaals wordt geconstateerd, bedraagt de verlaging voor die herhaling een verlaging met het percentage dat overeenkomt met het daarop eerstvolgende tiental, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 6\n Indien een niet-naleving die vóór 2015 heeft geleid tot een verlaging met een percentage van meer dan 15 en niet zijnde een percentage uitgedrukt in een tiental, nogmaals wordt geconstateerd, bedraagt de verlaging voor die herhaling een verlaging met het percentage dat overeenkomt met het daarop eerstvolgende tiental, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 7\n In afwijking van de leden 4 tot en met 6 kan een grotere verlaging worden toegepast indien ernst, omvang of permanent karakter van de niet-naleving daar aanleiding toe geven.\n \n20151960514-07-201512-07-2015WJZ/1507108420151960514-07-201512-07-2015WJZ/1507108415-07-2015\n \n \n Artikel\n 3a\n \n \n 1\n Indien een landbouwer niet volledig voldoet aan de eisen uit het certificaat Veldleeuwerik-pakket verstrekt de Stichting Veldleeuwerik geen certificaat als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, aan de landbouwer en wordt het areaal op basis waarvan de vergroeningsbetaling wordt berekend vastgesteld door toepassing van de formule: (areaal vermindert met de verlaging GWD, de verlaging BG en de verlaging EA) vermenigvuldigd met de conformiteitsfactor Veldleeuwerik.\n \n \n 2\n Voor de toepassing van het eerste lid wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n areaal: het areaal, bedoeld in artikel 23, tweede lid, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n b.\n \n de verlaging GWD: de verlaging van de vergroeningsbetaling bij niet-naleving van de eisen inzake gewasdiversificatie, bedoeld in artikel 24, van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n c.\n \n de verlaging BG: de verlaging van de vergroeningsbetaling bij niet-naleving van de eisen inzake blijvend grasland, bedoeld in artikel 25, van Verordening (EU) nr. 640/2014, en\n \n \n d.\n \n de verlaging EA: de verlaging van de vergroeningsbetaling bij niet-naleving van de eisen inzake het ecologisch aandachtsgebied, bedoeld in artikel 26, van Verordening (EU) nr. 640/2014.\n \n \n \n \n 3\n De conformiteitsfactor Veldleeuwerik, bedoeld in het eerste lid, bedraagt 1 indien 100 punten uit het Veldleeuwerik-pakket worden behaald en wordt met 0,0025 per ontbrekend punt verlaagd.\n \n \n 4\n De punten, bedoeld in het derde lid, worden als volgt vastgesteld:\n \n \n a.\n goedgekeurd duurzaamheidsplan: 80 punten;\n \n \n b.\n bijgewerkt duurzaamheidsprofiel voor het jaar van aanvraag: 20 punten.\n \n \n \n20181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291520181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291523-02-2018\n \n \n Artikel\n 3b\n \n \n 1\n Indien een landbouwer niet volledig voldoet aan de eisen uit het certificaat Akkerbouwstrokenpakket, inclusief Vogelakker, ontvangt de landbouwer geen certificaat als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, en wordt de vergroeningsbetaling als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op gewasdiversificatie, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 24 van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n b.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het onderdeel blijvend grasland, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 25 van Verordening (EU) nr. 640/2014, en\n \n \n c.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het ecologisch aandachtsgebied, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 26 van Verordening (EU) nr. 640/2014.\n \n \n \n \n 2\n In het geval een landbouwer minder dan 30% van zijn verplichting tot instandhouding van ecologische aandachtsgebieden invult met beheerde akkerranden wordt voor de toepassing van het eerste lid, onder c, een verlaging toegepast op het overige ecologisch aandachtsgebied, in het geval A kleiner is dan B vindt geen verlaging plaats.\n \n \n 3\n De verlaging, bedoeld in het derde lid, is in hectares, de uitkomst van de volgende berekening:\n A min B.\n \n \n 4\n Voor de toepassing van het tweede en derde lid wordt verstaan onder:\n \n \n A :\n de geconstateerde gewogen oppervlakte overige ecologisch aandachtsgebied;\n \n \n B:\n de gewogen oppervlakte akkerrand die aan de voorwaarden voldoet vermenigvuldigd met 7/3.\n \n \n \n20181075222-02-201816-02-2018WJZ/180129151075222-02-201820181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291523-02-2018\n \n \n Artikel\n 3c\n \n \n 1\n Indien een landbouwer niet volledig voldoet aan de eisen uit het certificaat Vezelhennep ontvangt de landbouwer geen certificaat en wordt de vergroeningsbetaling als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op gewasdiversificatie, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 24 van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n b.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het onderdeel blijvend grasland, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 25 van Verordening (EU) nr. 640/2014, en\n \n \n c.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het ecologisch aandachtsgebied, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 26 van Verordening (EU) nr. 640/2014.\n \n \n \n \n 2\n In het geval een landbouwer minder dan 50% van zijn verplichting tot instandhouding van ecologische aandachtsgebieden invult met vezelhennep wordt voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, een verlaging toegepast op het overige ecologisch aandachtsgebied, in het geval A kleiner is dan B vindt geen verlaging plaats.\n \n \n 3\n De verlaging, bedoeld in het tweede lid, is in hectares, de uitkomst van de volgende berekening: A min B.\n \n \n 4\n Voor de toepassing van het tweede en derde lid wordt verstaan onder:\n \n \n A:\n de geconstateerde gewogen oppervlakte overige ecologisch aandachtsgebied;\n \n \n B:\n de gewogen oppervlakte vezelhennep die aan de voorwaarden voldoet.\n \n \n \n20181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291520181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291523-02-2018\n \n \n Artikel\n 3d\n \n \n 1\n Voor de toepassing van artikel 2.17, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Rechtstreekse Betalingen GLB worden de elementen, bedoeld in de onderdelen a, e, g, h en i, als ecologisch aandachtsgebied beschouwd indien het element niet groter is dan maximaal de oppervlakte respectievelijk de breedte die mee mag tellen als ecologisch aandachtsgebied als bedoeld in artikel 45 van Verordening (EU) nr. 639/2014 vermenigvuldigd met de factor 3.\n \n \n 2\n Ten aanzien van aan elkaar grenzende elementen:\n \n \n a.\n worden elementen die door een duidelijke fysieke scheiding zoals een sloot, weg of kavelpad, van elkaar worden gescheiden beschouwd als afzonderlijke elementen, en\n \n \n b.\n worden elementen als afzonderlijke elementen beschouwd bij een combinatie van elementen e en h, waarbij element e grenst aan element h en element e maximaal 30 meter breed is. Indien element e breder is dan 30 meter, dan wordt het geheel van de elementen e en h voor de toepassing van dit artikel als één element h beschouwd.\n \n \n \n \n 3\n Indien meerdere landbouwers hetzelfde element sub h of sub i als ecologisch aandachtsgebied hebben aangegeven dan wordt de maximaal als ecologisch aandachtsgebied mee te tellen oppervlakte als bedoeld in artikel 45 van Verordening (EU) nr. 639/2014 naar rato van het aantal aanvragers toegekend aan de landbouwers, mits zij deze oppervlakte ook in beheer hebben.\n \n20191120522-02-201921-02-2019WJZ/1902670220191120522-02-201921-02-2019WJZ/1902670223-02-2019\n \n \n Artikel\n 4\n \n De uniforme buffertolerantie, bedoeld in artikel 38, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014, bedraagt 1 meter.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Van daadwerkelijke langdurige zeggenschap als bedoeld in artikel 49, eerste lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 639/2014 is sprake indien de jonge landbouwer:\n \n \n a.\n ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000,– euro, en\n \n \n b.\n ten minste mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering.\n \n \n \n \n 2\n De blokkerende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel, a, is uiterlijk op 15 mei van het eerste jaar waarin hij als jonge landbouwer een aanvraag indient verkregen en staat geregistreerd in het Handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, en de juistheid van de registratie kan desgevraagd worden aangetoond door het overleggen van:\n \n \n a.\n de statuten van de rechtspersoon, ingeval van een besloten vennootschap, naamloze vennootschap, een stichting en een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid;\n \n \n b.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle maten, ingeval van een maatschap;\n \n \n c.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle vennoten, ingeval van een vennootschap onder firma, of\n \n \n d.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst tussen alle leden, ingeval van een vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid.\n \n \n \n \n 3\n De datum vanaf welke de jonge landbouwer wordt geacht te voldoen aan het eerste lid, wordt bepaald door de datum waarop de jonge landbouwer blijkens de registratie in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, is toegetreden tot:\n \n \n a.\n de maatschap of de vennootschap onder firma en de jonge landbouwer de blokkerende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, heeft verkregen, of\n \n \n b.\n het bestuur van de besloten vennootschap, de naamloze vennootschap, de stichting of de vereniging en de jonge landbouwer de blokkerende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, heeft verkregen.\n \n \n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid, kan de datum waarop de jonge landbouwer voldoet aan het eerste lid, op een later moment worden bepaald, ingeval de jonge landbouwer met schriftelijk bewijsmateriaal als bijlage bij de verzamelaanvraag ten genoegen van de minister aantoont:\n \n \n a.\n met gebruikmaking van de bescheiden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a tot en met d, dat hij op een later moment de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde blokkerende zeggenschap heeft verworven, of\n \n \n b.\n dat hij op een later moment mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, als gevolg van:\n \n \n 1°.\n het volgen van een dagopleiding gedurende gemiddeld meer dan 3 dagen per week;\n \n \n 2°.\n het verrichten van betaalde werkzaamheden in een andere onderneming gedurende gemiddeld meer dan 24 uur per week.\n \n \n \n \n \n \n 5\n In het in het vierde lid, onderdeel b, bedoelde geval wordt de jonge landbouwer geacht verantwoordelijk te zijn geworden voor de dagelijkse bedrijfsvoering na beëindiging van de in dat onderdeel onder 1° en 2° bedoelde scholing en werkzaamheden.\n \n \n 6\n De jonge landbouwer wordt geacht niet te voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, onderdeel a, indien in een samenwerkingsovereenkomst voor bepaalde tijd is bepaald dat de maatschap onderscheidenlijk de vennootschap onder firma eenzijdig door de andere maten onderscheidenlijk vennoten kan worden opgezegd of bij bedrijfsbeëindiging de jonge landbouwer geen recht op voortzetting heeft.\n \n \n 7\n Een commanditaire vennoot wordt geacht niet te voldoen aan het eerste lid.\n \n \n 8\n Op het samenwerkingsverband of de rechtspersoon waarin meer dan één jonge landbouwer deelneemt, is dit artikel van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de jonge landbouwers gezamenlijk dienen te voldoen aan de voorwaarden gesteld in dit artikel.\n \n \n 9\n De overeenkomst is uiterlijk 25 kalenderdagen na de uiterste datum van indiening van de verzamelaanvraag, bedoeld in artikel 4.2, derde lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB opgesteld, ondertekend en voorzien van de datum waarop de overeenkomst is ondertekend, hetgeen tevens de uiterste datum is waarop de registratie van de blokkerende zeggenschap heeft plaatsgevonden.\n \n \n 10\n Onverminderd het eerste lid wordt de jonge landbouwer geacht te voldoen aan het vereiste van blokkerende zeggenschap als er een overeenkomst voor onbepaalde tijd ten grondslag ligt aan de maatschap of de vennootschap onder firma.\n \n20191120522-02-201921-02-2019WJZ/1902670220191120522-02-201921-02-2019WJZ/1902670223-02-2019\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n Voor de toepassing van artikel 30, elfde lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, wordt onder een natuurlijke persoon die de controle over de rechtspersoon heeft, onderscheidenlijk de natuurlijke persoon die de controle over de rechtspersoon heeft gehad, verstaan een landbouwer die:\n \n \n a.\n ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000– euro, en\n \n \n b.\n ten minste mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering.\n \n \n \n \n 2\n \n Artikel 5, tweede tot en met zevende en negende lid, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van ‘jonge landbouwer’ telkens ‘landbouwer’ wordt gelezen.\n \n20154612722-12-201514-12-2015WJZ/1515351820154612722-12-201514-12-2015WJZ/151535184612722-12-201501-01-2016\n \n \n Artikel\n 7\n \n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 8\n \n Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n \n Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 17 mei 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,S.A.M.Dijksma\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n20191120522-02-201921-02-2019WJZ/1902670220191120522-02-201921-02-2019WJZ/1902670221-02-2019", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036628/2019-04-30_0/xml/BWBR0036628_2019-04-30_0.xml", "content": "\n Beleidsregel van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 17 mei 2015, nr. WJZ/15049075, houdende regels over de toepassing van artikel 4.8. van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken;\n \n Gelet op artikel 4.8 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;\n \n \n Besluit:\n \n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Indien een landbouwer niet alle in artikel 16 van Verordening (EU) nr. 640/2014 bedoelde oppervlakten opgeeft en daarbij het verschil tussen enerzijds de totale in de verzamelaanvraag aangegeven oppervlakte en anderzijds de som van de aangegeven oppervlakte en de totale oppervlakte van de niet-aangegeven percelen groter is dan 3 procent van de aangegeven oppervlakte, wordt het totale bedrag van de rechtstreekse betalingen die in dat jaar aan die landbouwer moet worden gedaan als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien het verschil groter is dan 3 procent en kleiner dan of gelijk aan 10 procent, bedraagt de verlaging 1 procent;\n \n \n b.\n indien het verschil groter is dan 10 procent en kleiner dan of gelijk aan 20 procent, bedraagt de verlaging 2 procent;\n \n \n c.\n indien het verschil groter is dan 20 procent, bedraagt de verlaging 3 procent.\n \n \n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Op grond van de beoordeling van de niet-naleving van de randvoorwaarde die, gelet op haar geringe ernst, omvang en duur, in naar behoren gemotiveerde gevallen geen aanleiding geeft tot een verlaging of uitsluiting, besluit de minister dat, voor zover geen sprake is van een herhaling, sprake is van een niet-naleving waarvoor aan de landbouwer eerst een waarschuwing wordt gegeven als bedoeld in artikel 99, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1306/2013.\n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde niet-nalevingen van de randvoorwaarden betreffen in ieder geval:\n \n \n a.\n \n artikel 2.18, tweede lid, en artikel 6.4 van de Wet dieren, in samenhang met artikel 2.1 van het Besluit diervoeders 2012 en artikel 13 van de Regeling Diervoeders 2012, in samenhang met artikel 5, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel II onder 2a, 2b en 2e van Verordening (EG) nr.183/2005, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n b.\n \n artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 8a, 8d en 8e van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n c.\n \n artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 9a en 9c van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n d.\n \n artikel 2.2, tiende lid, onderdeel l, subonderdeel 4˚, en onderdeel r, van de Wet dieren in samenhang met artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onder III, onder 8b, van Verordening (EG) nr. 852/2004, artikel 1.25 van het Besluit houders van dieren en artikel 3.1 van de Regeling houders van dieren, voor zover het register in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n e.\n \n artikel 2, eerste tot en met derde lid en vijfde lid, juncto artikel 4, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover de houder geen veeteelt bedrijft;\n \n \n f.\n \n artikel 31, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, eerste tot en met zesde gedachtestreepje, en derde lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het register in geringe mate onvolledig is of zover de houder geen veeteelt bedrijft;\n \n \n g.\n artikel 4, eerste, tweede en derde lid, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, in samenhang met artikel 8, eerste lid, en artikel 12 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, alsmede artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 10 in samenhang met artikel 11 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, in het geval van het verlies van één oormerk bij maximaal 10 procent van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen en de identiteit van de runderen kan worden aangetoond;\n \n \n h.\n artikel 7, eerste lid, eerste en tweede gedachtestreepje, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, in samenhang met artikel 19 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het bedrijfsregister onvolledig is bijgehouden ten aanzien van maximaal 10 procent van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen, voor zover maximaal 3 mutaties niet zijn gemeld en de identiteit van de runderen kan worden aangetoond;\n \n \n i.\n artikel 4, eerste en vierde lid, van Verordening (EG) nr. 21/2004 in samenhang met de artikelen 8, vijfde lid, 12, 12e en 12f van de Regeling identificatie en registratie van dieren, alsmede artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, en artikel 10 in samenhang met artikel 11, 36 en 38 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, in het geval van het verlies van één identificatiemiddel bij maximaal 10 procent van de schapen of geiten tot het absolute aantal van 20 schapen en geiten;\n \n \n j.\n \n artikel 2.33, tweede lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover de niet-naleving door een melkveehouder plaatsvindt, bij een gering aantal kalveren;\n \n \n k.\n \n artikel 2.22, tweede lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover het materiaal incidenteel ontbreekt;\n \n \n l.\n \n artikel 2.23, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover sprake is van incidenteel te weinig licht, en\n \n \n m.\n \n artikel 2.10 van het Besluit houders van dieren, voor zover het register in geringe mate onvolledig is bijgehouden.\n \n \n \n \n 3\n De waarschuwing, bedoeld in het eerste lid, wordt niet meer dan één keer gegeven voor niet-nalevingen van eenzelfde randvoorwaarde gedurende drie opeenvolgende kalenderjaren, gerekend vanaf en inclusief het jaar waarin de niet-naleving is geconstateerd.\n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid, kan voor de niet-naleving van de randvoorwaarden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen g en i, meer dan één keer een waarschuwing worden gegeven.\n \n \n 5\n Ingeval de niet-naleving van de randvoorwaarde, bedoeld in het eerste lid, niet binnen de door de bevoegde autoriteit aan de landbouwer medegedeelde termijn of binnen de termijn, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, is hersteld, wordt het totale bedrag van de in artikel 92 van Verordening (EG) nr. 1306/2013 bedoelde betalingen met terugwerkende kracht met 1 procent verlaagd voor het jaar waarin de niet-naleving waarop de waarschuwing is gebaseerd, heeft plaatsgevonden.\n \n20171379809-03-201706-03-2017WJZ/1702342920171379809-03-201706-03-2017WJZ/1702342910-03-2017\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Een niet-naleving is opzettelijk begaan indien de landbouwer de desbetreffende niet-naleving heeft beoogd of indien de landbouwer het risico heeft aanvaard dat zijn handelen of nalaten een niet-naleving tot gevolg heeft.\n \n \n 2\n Opzet wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:\n \n \n a.\n in de omschrijving van de betrokken randvoorwaarde wordt een rechtstreeks verband met de opzettelijkheid van de niet-naleving gelegd;\n \n \n b.\n de mate van complexiteit van de randvoorwaarde;\n \n \n c.\n de aanwezigheid van langdurig bestendig beleid;\n \n \n d.\n de niet-naleving veronderstelt een actieve handeling dan wel het bewust nalaten van een handeling;\n \n \n e.\n de omstandigheid dat de landbouwer reeds eerder op de hoogte is gesteld van onvolkomenheden in de naleving ten aanzien van de randvoorwaarde;\n \n \n f.\n de mate waarin de randvoorwaarde niet wordt nageleefd.\n \n \n \n \n 3\n In het geval waarin een niet-naleving door een derde is begaan op de landbouwgrond of in het kader van het bedrijf van een landbouwer wordt desbetreffende niet-naleving aan de landbouwer toegerekend als een opzettelijke niet-naleving indien de landbouwer heeft beoogd of het risico heeft aanvaard dat de niet-naleving zou plaatsvinden blijkens:\n \n \n a.\n de keuze voor de derde,\n \n \n b.\n het door de landbouwer op de derde uitgeoefende toezicht, of\n \n \n c.\n de door de landbouwer aan de derde gegeven instructies.\n \n \n \n \n 4\n Indien een niet-naleving die heeft geleid tot een verlaging met 15 procent, nogmaals wordt geconstateerd als bedoeld in artikel 39, vierde lid, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 640/2014, bedraagt de verlaging voor die herhaling 20 procent, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 5\n Indien een met opzet begane niet-naleving als bedoeld in artikel 40 van Verordening (EU) nr. 640/2014 die heeft geleid tot een verlaging, nogmaals wordt geconstateerd, bedraagt de verlaging voor die herhaling een verlaging met het percentage dat overeenkomt met het daarop eerstvolgende tiental, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 6\n Indien een niet-naleving die vóór 2015 heeft geleid tot een verlaging met een percentage van meer dan 15 en niet zijnde een percentage uitgedrukt in een tiental, nogmaals wordt geconstateerd, bedraagt de verlaging voor die herhaling een verlaging met het percentage dat overeenkomt met het daarop eerstvolgende tiental, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 7\n In afwijking van de leden 4 tot en met 6 kan een grotere verlaging worden toegepast indien ernst, omvang of permanent karakter van de niet-naleving daar aanleiding toe geven.\n \n20151960514-07-201512-07-2015WJZ/1507108420151960514-07-201512-07-2015WJZ/1507108415-07-2015\n \n \n Artikel\n 3a\n \n \n 1\n Indien een landbouwer niet volledig voldoet aan de eisen uit het certificaat Veldleeuwerik-pakket verstrekt de Stichting Veldleeuwerik geen certificaat als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, aan de landbouwer en wordt het areaal op basis waarvan de vergroeningsbetaling wordt berekend vastgesteld door toepassing van de formule: (areaal vermindert met de verlaging GWD, de verlaging BG en de verlaging EA) vermenigvuldigd met de conformiteitsfactor Veldleeuwerik.\n \n \n 2\n Voor de toepassing van het eerste lid wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n areaal: het areaal, bedoeld in artikel 23, tweede lid, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n b.\n \n de verlaging GWD: de verlaging van de vergroeningsbetaling bij niet-naleving van de eisen inzake gewasdiversificatie, bedoeld in artikel 24, van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n c.\n \n de verlaging BG: de verlaging van de vergroeningsbetaling bij niet-naleving van de eisen inzake blijvend grasland, bedoeld in artikel 25, van Verordening (EU) nr. 640/2014, en\n \n \n d.\n \n de verlaging EA: de verlaging van de vergroeningsbetaling bij niet-naleving van de eisen inzake het ecologisch aandachtsgebied, bedoeld in artikel 26, van Verordening (EU) nr. 640/2014.\n \n \n \n \n 3\n De conformiteitsfactor Veldleeuwerik, bedoeld in het eerste lid, bedraagt 1 indien 100 punten uit het Veldleeuwerik-pakket worden behaald en wordt met 0,0025 per ontbrekend punt verlaagd.\n \n \n 4\n De punten, bedoeld in het derde lid, worden als volgt vastgesteld:\n \n \n a.\n goedgekeurd duurzaamheidsplan: 80 punten;\n \n \n b.\n bijgewerkt duurzaamheidsprofiel voor het jaar van aanvraag: 20 punten.\n \n \n \n20181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291520181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291523-02-2018\n \n \n Artikel\n 3b\n \n \n 1\n Indien een landbouwer niet volledig voldoet aan de eisen uit het certificaat Akkerbouwstrokenpakket, inclusief Vogelakker, ontvangt de landbouwer geen certificaat als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, en wordt de vergroeningsbetaling als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op gewasdiversificatie, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 24 van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n b.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het onderdeel blijvend grasland, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 25 van Verordening (EU) nr. 640/2014, en\n \n \n c.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het ecologisch aandachtsgebied, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 26 van Verordening (EU) nr. 640/2014.\n \n \n \n \n 2\n In het geval een landbouwer minder dan 30% van zijn verplichting tot instandhouding van ecologische aandachtsgebieden invult met beheerde akkerranden wordt voor de toepassing van het eerste lid, onder c, een verlaging toegepast op het overige ecologisch aandachtsgebied, in het geval A kleiner is dan B vindt geen verlaging plaats.\n \n \n 3\n De verlaging, bedoeld in het derde lid, is in hectares, de uitkomst van de volgende berekening:\n A min B.\n \n \n 4\n Voor de toepassing van het tweede en derde lid wordt verstaan onder:\n \n \n A :\n de geconstateerde gewogen oppervlakte overige ecologisch aandachtsgebied;\n \n \n B:\n de gewogen oppervlakte akkerrand die aan de voorwaarden voldoet vermenigvuldigd met 7/3.\n \n \n \n20181075222-02-201816-02-2018WJZ/180129151075222-02-201820181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291523-02-2018\n \n \n Artikel\n 3c\n \n \n 1\n Indien een landbouwer niet volledig voldoet aan de eisen uit het certificaat Vezelhennep ontvangt de landbouwer geen certificaat en wordt de vergroeningsbetaling als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op gewasdiversificatie, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 24 van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n b.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het onderdeel blijvend grasland, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 25 van Verordening (EU) nr. 640/2014, en\n \n \n c.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het ecologisch aandachtsgebied, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 26 van Verordening (EU) nr. 640/2014.\n \n \n \n \n 2\n In het geval een landbouwer minder dan 50% van zijn verplichting tot instandhouding van ecologische aandachtsgebieden invult met vezelhennep wordt voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, een verlaging toegepast op het overige ecologisch aandachtsgebied, in het geval A kleiner is dan B vindt geen verlaging plaats.\n \n \n 3\n De verlaging, bedoeld in het tweede lid, is in hectares, de uitkomst van de volgende berekening: A min B.\n \n \n 4\n Voor de toepassing van het tweede en derde lid wordt verstaan onder:\n \n \n A:\n de geconstateerde gewogen oppervlakte overige ecologisch aandachtsgebied;\n \n \n B:\n de gewogen oppervlakte vezelhennep die aan de voorwaarden voldoet.\n \n \n \n20181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291520181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291523-02-2018\n \n \n Artikel\n 3d\n \n \n 1\n Voor de toepassing van artikel 2.17, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Rechtstreekse Betalingen GLB worden de elementen, bedoeld in de onderdelen a, e, g, h en i, als ecologisch aandachtsgebied beschouwd indien het element niet groter is dan maximaal de oppervlakte respectievelijk de breedte die mee mag tellen als ecologisch aandachtsgebied als bedoeld in artikel 45 van Verordening (EU) nr. 639/2014 vermenigvuldigd met de factor 3.\n \n \n 2\n Ten aanzien van aan elkaar grenzende elementen:\n \n \n a.\n worden elementen die door een duidelijke fysieke scheiding zoals een sloot, weg of kavelpad, van elkaar worden gescheiden beschouwd als afzonderlijke elementen, en\n \n \n b.\n worden elementen als afzonderlijke elementen beschouwd bij een combinatie van elementen e en h, waarbij element e grenst aan element h en element e maximaal 30 meter breed is. Indien element e breder is dan 30 meter, dan wordt het geheel van de elementen e en h voor de toepassing van dit artikel als één element h beschouwd.\n \n \n \n \n 3\n Indien meerdere landbouwers hetzelfde element sub h of sub i als ecologisch aandachtsgebied hebben aangegeven dan wordt de maximaal als ecologisch aandachtsgebied mee te tellen oppervlakte als bedoeld in artikel 45 van Verordening (EU) nr. 639/2014 naar rato van het aantal aanvragers toegekend aan de landbouwers, mits zij deze oppervlakte ook in beheer hebben.\n \n20191120522-02-201921-02-2019WJZ/1902670220191120522-02-201921-02-2019WJZ/1902670223-02-2019\n \n \n Artikel\n 4\n \n De uniforme buffertolerantie, bedoeld in artikel 38, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014, bedraagt 1 meter.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Van daadwerkelijke langdurige zeggenschap als bedoeld in artikel 49, eerste lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 639/2014 is sprake indien de jonge landbouwer:\n \n \n a.\n ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000,– euro, en\n \n \n b.\n ten minste mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering.\n \n \n \n \n 2\n De blokkerende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel, a, is uiterlijk op 15 mei van het eerste jaar waarin hij als jonge landbouwer een aanvraag indient verkregen en staat geregistreerd in het Handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, en de juistheid van de registratie kan desgevraagd worden aangetoond door het overleggen van:\n \n \n a.\n de statuten van de rechtspersoon, ingeval van een besloten vennootschap, naamloze vennootschap, een stichting en een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid;\n \n \n b.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle maten, ingeval van een maatschap;\n \n \n c.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle vennoten, ingeval van een vennootschap onder firma, of\n \n \n d.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst tussen alle leden, ingeval van een vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid.\n \n \n \n \n 3\n De datum vanaf welke de jonge landbouwer wordt geacht te voldoen aan het eerste lid, wordt bepaald door de datum waarop de jonge landbouwer blijkens de registratie in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, is toegetreden tot:\n \n \n a.\n de maatschap of de vennootschap onder firma en de jonge landbouwer de blokkerende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, heeft verkregen, of\n \n \n b.\n het bestuur van de besloten vennootschap, de naamloze vennootschap, de stichting of de vereniging en de jonge landbouwer de blokkerende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, heeft verkregen.\n \n \n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid, kan de datum waarop de jonge landbouwer voldoet aan het eerste lid, op een later moment worden bepaald, ingeval de jonge landbouwer met schriftelijk bewijsmateriaal als bijlage bij de verzamelaanvraag ten genoegen van de minister aantoont:\n \n \n a.\n met gebruikmaking van de bescheiden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a tot en met d, dat hij op een later moment de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde blokkerende zeggenschap heeft verworven, of\n \n \n b.\n dat hij op een later moment mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, als gevolg van:\n \n \n 1°.\n het volgen van een dagopleiding gedurende gemiddeld meer dan 3 dagen per week;\n \n \n 2°.\n het verrichten van betaalde werkzaamheden in een andere onderneming gedurende gemiddeld meer dan 24 uur per week.\n \n \n \n \n \n \n 5\n In het in het vierde lid, onderdeel b, bedoelde geval wordt de jonge landbouwer geacht verantwoordelijk te zijn geworden voor de dagelijkse bedrijfsvoering na beëindiging van de in dat onderdeel onder 1° en 2° bedoelde scholing en werkzaamheden.\n \n \n 6\n De jonge landbouwer wordt geacht niet te voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, onderdeel a, indien in een samenwerkingsovereenkomst voor bepaalde tijd is bepaald dat de maatschap onderscheidenlijk de vennootschap onder firma eenzijdig door de andere maten onderscheidenlijk vennoten kan worden opgezegd of bij bedrijfsbeëindiging de jonge landbouwer geen recht op voortzetting heeft.\n \n \n 7\n Een commanditaire vennoot wordt geacht niet te voldoen aan het eerste lid.\n \n \n 8\n Op het samenwerkingsverband of de rechtspersoon waarin meer dan één jonge landbouwer deelneemt, is dit artikel van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de jonge landbouwers gezamenlijk dienen te voldoen aan de voorwaarden gesteld in dit artikel.\n \n \n 9\n De overeenkomst is uiterlijk 25 kalenderdagen na de uiterste datum van indiening van de verzamelaanvraag, bedoeld in artikel 4.2, derde lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB opgesteld, ondertekend en voorzien van de datum waarop de overeenkomst is ondertekend, hetgeen tevens de uiterste datum is waarop de registratie van de blokkerende zeggenschap heeft plaatsgevonden.\n \n \n 10\n Onverminderd het eerste lid wordt de jonge landbouwer geacht te voldoen aan het vereiste van blokkerende zeggenschap als er een overeenkomst voor onbepaalde tijd ten grondslag ligt aan de maatschap of de vennootschap onder firma.\n \n20191120522-02-201921-02-2019WJZ/1902670220191120522-02-201921-02-2019WJZ/1902670223-02-2019\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n Voor de toepassing van artikel 30, elfde lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, wordt onder een natuurlijke persoon die de controle over de rechtspersoon heeft, onderscheidenlijk de natuurlijke persoon die de controle over de rechtspersoon heeft gehad, verstaan een landbouwer die:\n \n \n a.\n ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000– euro, en\n \n \n b.\n ten minste mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering.\n \n \n \n \n 2\n \n Artikel 5, tweede tot en met zevende en negende lid, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van ‘jonge landbouwer’ telkens ‘landbouwer’ wordt gelezen.\n \n20154612722-12-201514-12-2015WJZ/1515351820154612722-12-201514-12-2015WJZ/151535184612722-12-201501-01-2016\n \n \n Artikel\n 6a\n \n Voor de toepassing van de artikelen 2.22, derde lid, en 2.23, zevende lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB worden de dieren ook als ‘ononderbroken aanwezig op niet subsidiabele grond’ aangemerkt indien door de aanvrager aangetoond kan worden dat de dieren zich kortstondig niet op niet subsidiabele grond bevinden in verband met een voor de bedrijfsvoering noodzakelijke handeling zoals het scheren of enten van de dieren, hoefverzorging, transport of het deelnemen aan educatieve programma’s.\n20192440029-04-201924-04-2019WJZ/1908165620192440029-04-201924-04-2019WJZ/1908165630-04-2019\n \n \n Artikel\n 7\n \n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 8\n \n Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n \n Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 17 mei 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,S.A.M.Dijksma\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n20192440029-04-201924-04-2019WJZ/1908165620192440029-04-201924-04-2019WJZ/1908165624-04-2019", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036628/2020-01-01_0/xml/BWBR0036628_2020-01-01_0.xml", "content": "\n Beleidsregel van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 17 mei 2015, nr. WJZ/15049075, houdende regels over de toepassing van artikel 4.8. van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken;\n \n Gelet op artikel 4.8 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;\n \n \n Besluit:\n \n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Indien een landbouwer niet alle in artikel 16 van Verordening (EU) nr. 640/2014 bedoelde oppervlakten opgeeft en daarbij het verschil tussen enerzijds de totale in de verzamelaanvraag aangegeven oppervlakte en anderzijds de som van de aangegeven oppervlakte en de totale oppervlakte van de niet-aangegeven percelen groter is dan 3 procent van de aangegeven oppervlakte, wordt het totale bedrag van de rechtstreekse betalingen die in dat jaar aan die landbouwer moet worden gedaan als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien het verschil groter is dan 3 procent en kleiner dan of gelijk aan 10 procent, bedraagt de verlaging 1 procent;\n \n \n b.\n indien het verschil groter is dan 10 procent en kleiner dan of gelijk aan 20 procent, bedraagt de verlaging 2 procent;\n \n \n c.\n indien het verschil groter is dan 20 procent, bedraagt de verlaging 3 procent.\n \n \n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Op grond van de beoordeling van de niet-naleving van de randvoorwaarde die, gelet op haar geringe ernst, omvang en duur, in naar behoren gemotiveerde gevallen geen aanleiding geeft tot een verlaging of uitsluiting, besluit de minister dat, voor zover geen sprake is van een herhaling, sprake is van een niet-naleving waarvoor aan de landbouwer eerst een waarschuwing wordt gegeven als bedoeld in artikel 99, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1306/2013.\n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde niet-nalevingen van de randvoorwaarden betreffen in ieder geval:\n \n \n a.\n \n artikel 2.18, tweede lid, en artikel 6.4 van de Wet dieren, in samenhang met artikel 2.1 van het Besluit diervoeders 2012 en artikel 13 van de Regeling Diervoeders 2012, in samenhang met artikel 5, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel II onder 2a, 2b en 2e van Verordening (EG) nr.183/2005, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n b.\n \n artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 8a, 8d en 8e van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n c.\n \n artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 9a en 9c van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n d.\n \n artikel 2.2, tiende lid, onderdeel l, subonderdeel 4˚, en onderdeel r, van de Wet dieren in samenhang met artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onder III, onder 8b, van Verordening (EG) nr. 852/2004, artikel 1.25 van het Besluit houders van dieren en artikel 3.1 van de Regeling houders van dieren, voor zover het register in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n e.\n \n artikel 2, eerste tot en met derde lid en vijfde lid, juncto artikel 4, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover de houder geen veeteelt bedrijft;\n \n \n f.\n \n artikel 31, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, eerste tot en met zesde gedachtestreepje, en derde lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het register in geringe mate onvolledig is of zover de houder geen veeteelt bedrijft;\n \n \n g.\n artikel 4, eerste, tweede en derde lid, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, in samenhang met artikel 8, eerste lid, en artikel 12 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, alsmede artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 10 in samenhang met artikel 11 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, in het geval van het verlies van één oormerk bij maximaal 10 procent van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen en de identiteit van de runderen kan worden aangetoond;\n \n \n h.\n artikel 7, eerste lid, eerste en tweede gedachtestreepje, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, in samenhang met artikel 19 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het bedrijfsregister onvolledig is bijgehouden ten aanzien van maximaal 10 procent van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen, voor zover maximaal 3 mutaties niet zijn gemeld en de identiteit van de runderen kan worden aangetoond;\n \n \n i.\n artikel 4, eerste en vierde lid, van Verordening (EG) nr. 21/2004 in samenhang met de artikelen 8, vijfde lid, 12, 12e en 12f van de Regeling identificatie en registratie van dieren, alsmede artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, en artikel 10 in samenhang met artikel 11, 36 en 38 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, in het geval van het verlies van één identificatiemiddel bij maximaal 10 procent van de schapen of geiten tot het absolute aantal van 20 schapen en geiten;\n \n \n j.\n \n artikel 2.33, tweede lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover de niet-naleving door een melkveehouder plaatsvindt, bij een gering aantal kalveren;\n \n \n k.\n \n artikel 2.22, tweede lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover het materiaal incidenteel ontbreekt;\n \n \n l.\n \n artikel 2.23, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover sprake is van incidenteel te weinig licht, en\n \n \n m.\n \n artikel 2.10 van het Besluit houders van dieren, voor zover het register in geringe mate onvolledig is bijgehouden.\n \n \n \n \n 3\n De waarschuwing, bedoeld in het eerste lid, wordt niet meer dan één keer gegeven voor niet-nalevingen van eenzelfde randvoorwaarde gedurende drie opeenvolgende kalenderjaren, gerekend vanaf en inclusief het jaar waarin de niet-naleving is geconstateerd.\n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid, kan voor de niet-naleving van de randvoorwaarden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen g en i, meer dan één keer een waarschuwing worden gegeven.\n \n \n 5\n Ingeval de niet-naleving van de randvoorwaarde, bedoeld in het eerste lid, niet binnen de door de bevoegde autoriteit aan de landbouwer medegedeelde termijn of binnen de termijn, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, is hersteld, wordt het totale bedrag van de in artikel 92 van Verordening (EG) nr. 1306/2013 bedoelde betalingen met terugwerkende kracht met 1 procent verlaagd voor het jaar waarin de niet-naleving waarop de waarschuwing is gebaseerd, heeft plaatsgevonden.\n \n20171379809-03-201706-03-2017WJZ/1702342920171379809-03-201706-03-2017WJZ/1702342910-03-2017\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Een niet-naleving is opzettelijk begaan indien de landbouwer de desbetreffende niet-naleving heeft beoogd of indien de landbouwer het risico heeft aanvaard dat zijn handelen of nalaten een niet-naleving tot gevolg heeft.\n \n \n 2\n Opzet wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:\n \n \n a.\n in de omschrijving van de betrokken randvoorwaarde wordt een rechtstreeks verband met de opzettelijkheid van de niet-naleving gelegd;\n \n \n b.\n de mate van complexiteit van de randvoorwaarde;\n \n \n c.\n de aanwezigheid van langdurig bestendig beleid;\n \n \n d.\n de niet-naleving veronderstelt een actieve handeling dan wel het bewust nalaten van een handeling;\n \n \n e.\n de omstandigheid dat de landbouwer reeds eerder op de hoogte is gesteld van onvolkomenheden in de naleving ten aanzien van de randvoorwaarde;\n \n \n f.\n de mate waarin de randvoorwaarde niet wordt nageleefd.\n \n \n \n \n 3\n In het geval waarin een niet-naleving door een derde is begaan op de landbouwgrond of in het kader van het bedrijf van een landbouwer wordt desbetreffende niet-naleving aan de landbouwer toegerekend als een opzettelijke niet-naleving indien de landbouwer heeft beoogd of het risico heeft aanvaard dat de niet-naleving zou plaatsvinden blijkens:\n \n \n a.\n de keuze voor de derde,\n \n \n b.\n het door de landbouwer op de derde uitgeoefende toezicht, of\n \n \n c.\n de door de landbouwer aan de derde gegeven instructies.\n \n \n \n \n 4\n Indien een niet-naleving die heeft geleid tot een verlaging met 15 procent, nogmaals wordt geconstateerd als bedoeld in artikel 39, vierde lid, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 640/2014, bedraagt de verlaging voor die herhaling 20 procent, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 5\n Indien een met opzet begane niet-naleving als bedoeld in artikel 40 van Verordening (EU) nr. 640/2014 die heeft geleid tot een verlaging, nogmaals wordt geconstateerd, bedraagt de verlaging voor die herhaling een verlaging met het percentage dat overeenkomt met het daarop eerstvolgende tiental, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 6\n Indien een niet-naleving die vóór 2015 heeft geleid tot een verlaging met een percentage van meer dan 15 en niet zijnde een percentage uitgedrukt in een tiental, nogmaals wordt geconstateerd, bedraagt de verlaging voor die herhaling een verlaging met het percentage dat overeenkomt met het daarop eerstvolgende tiental, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 7\n In afwijking van de leden 4 tot en met 6 kan een grotere verlaging worden toegepast indien ernst, omvang of permanent karakter van de niet-naleving daar aanleiding toe geven.\n \n20151960514-07-201512-07-2015WJZ/1507108420151960514-07-201512-07-2015WJZ/1507108415-07-2015\n \n \n Artikel\n 3a\n \nVervallen20196672911-12-201906-12-2019WJZ/1925056020196672911-12-201906-12-2019WJZ/1925056001-01-2020\n \n \n Artikel\n 3b\n \n \n 1\n Indien een landbouwer niet volledig voldoet aan de eisen uit het certificaat Akkerbouwstrokenpakket, inclusief Vogelakker, ontvangt de landbouwer geen certificaat als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, en wordt de vergroeningsbetaling als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op gewasdiversificatie, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 24 van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n b.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het onderdeel blijvend grasland, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 25 van Verordening (EU) nr. 640/2014, en\n \n \n c.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het ecologisch aandachtsgebied, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 26 van Verordening (EU) nr. 640/2014.\n \n \n \n \n 2\n In het geval een landbouwer minder dan 30% van zijn verplichting tot instandhouding van ecologische aandachtsgebieden invult met beheerde akkerranden wordt voor de toepassing van het eerste lid, onder c, een verlaging toegepast op het overige ecologisch aandachtsgebied, in het geval A kleiner is dan B vindt geen verlaging plaats.\n \n \n 3\n De verlaging, bedoeld in het derde lid, is in hectares, de uitkomst van de volgende berekening:\n A min B.\n \n \n 4\n Voor de toepassing van het tweede en derde lid wordt verstaan onder:\n \n \n A :\n de geconstateerde gewogen oppervlakte overige ecologisch aandachtsgebied;\n \n \n B:\n de gewogen oppervlakte akkerrand die aan de voorwaarden voldoet vermenigvuldigd met 7/3.\n \n \n \n20181075222-02-201816-02-2018WJZ/180129151075222-02-201820181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291523-02-2018\n \n \n Artikel\n 3c\n \n \n 1\n Indien een landbouwer niet volledig voldoet aan de eisen uit het certificaat Vezelhennep ontvangt de landbouwer geen certificaat en wordt de vergroeningsbetaling als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op gewasdiversificatie, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 24 van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n b.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het onderdeel blijvend grasland, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 25 van Verordening (EU) nr. 640/2014, en\n \n \n c.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het ecologisch aandachtsgebied, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 26 van Verordening (EU) nr. 640/2014.\n \n \n \n \n 2\n In het geval een landbouwer minder dan 50% van zijn verplichting tot instandhouding van ecologische aandachtsgebieden invult met vezelhennep wordt voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, een verlaging toegepast op het overige ecologisch aandachtsgebied, in het geval A kleiner is dan B vindt geen verlaging plaats.\n \n \n 3\n De verlaging, bedoeld in het tweede lid, is in hectares, de uitkomst van de volgende berekening: A min B.\n \n \n 4\n Voor de toepassing van het tweede en derde lid wordt verstaan onder:\n \n \n A:\n de geconstateerde gewogen oppervlakte overige ecologisch aandachtsgebied;\n \n \n B:\n de gewogen oppervlakte vezelhennep die aan de voorwaarden voldoet.\n \n \n \n20181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291520181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291523-02-2018\n \n \n Artikel\n 3d\n \n \n 1\n Voor de toepassing van artikel 2.17, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Rechtstreekse Betalingen GLB worden de elementen, bedoeld in de onderdelen a, e, g, h en i, als ecologisch aandachtsgebied beschouwd indien het element niet groter is dan maximaal de oppervlakte respectievelijk de breedte die mee mag tellen als ecologisch aandachtsgebied als bedoeld in artikel 45 van Verordening (EU) nr. 639/2014 vermenigvuldigd met de factor 3.\n \n \n 2\n Ten aanzien van aan elkaar grenzende elementen:\n \n \n a.\n worden elementen die door een duidelijke fysieke scheiding zoals een sloot, weg of kavelpad, van elkaar worden gescheiden beschouwd als afzonderlijke elementen, en\n \n \n b.\n worden elementen als afzonderlijke elementen beschouwd bij een combinatie van elementen e en h, waarbij element e grenst aan element h en element e maximaal 30 meter breed is. Indien element e breder is dan 30 meter, dan wordt het geheel van de elementen e en h voor de toepassing van dit artikel als één element h beschouwd.\n \n \n \n \n 3\n Indien meerdere landbouwers hetzelfde element sub h of sub i als ecologisch aandachtsgebied hebben aangegeven dan wordt de maximaal als ecologisch aandachtsgebied mee te tellen oppervlakte als bedoeld in artikel 45 van Verordening (EU) nr. 639/2014 naar rato van het aantal aanvragers toegekend aan de landbouwers, mits zij deze oppervlakte ook in beheer hebben.\n \n20191120522-02-201921-02-2019WJZ/1902670220191120522-02-201921-02-2019WJZ/1902670223-02-2019\n \n \n Artikel\n 4\n \n De uniforme buffertolerantie, bedoeld in artikel 38, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014, bedraagt 1 meter.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Van daadwerkelijke langdurige zeggenschap als bedoeld in artikel 49, eerste lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 639/2014 is sprake indien de jonge landbouwer:\n \n \n a.\n ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000,– euro, en\n \n \n b.\n ten minste mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering.\n \n \n \n \n 2\n De blokkerende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel, a, is uiterlijk op 15 mei van het eerste jaar waarin hij als jonge landbouwer een aanvraag indient verkregen en kan worden aangetoond met:\n \n \n a.\n de statuten van de rechtspersoon, ingeval van een besloten vennootschap, naamloze vennootschap, een stichting en een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid;\n \n \n b.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle maten, ingeval van een maatschap;\n \n \n c.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle vennoten, ingeval van een vennootschap onder firma;\n \n \n d.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst tussen alle leden, ingeval van een vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid, of\n \n \n e.\n de registratie van de blokkerende zeggenschap in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, waarvan de juistheid desgevraagd kan worden aangetoond met de onder a tot en met d genoemde bescheiden.\n \n \n \n \n 3\n De datum vanaf welke de jonge landbouwer wordt geacht te voldoen aan het eerste lid, wordt bepaald door de datum waarop de jonge landbouwer blijkens de registratie in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, is toegetreden tot:\n \n \n a.\n de maatschap of de vennootschap onder firma en de jonge landbouwer de blokkerende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, heeft verkregen, of\n \n \n b.\n het bestuur van de besloten vennootschap, de naamloze vennootschap, de stichting of de vereniging en de jonge landbouwer de blokkerende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, heeft verkregen.\n \n \n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid, kan de datum waarop de jonge landbouwer voldoet aan het eerste lid, op een later moment worden bepaald, ingeval de jonge landbouwer met schriftelijk bewijsmateriaal als bijlage bij de verzamelaanvraag ten genoegen van de minister aantoont:\n \n \n a.\n met gebruikmaking van de bescheiden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a tot en met d, dat hij op een later moment de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde blokkerende zeggenschap heeft verworven, of\n \n \n b.\n dat hij op een later moment mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, als gevolg van:\n \n \n 1°.\n het volgen van een dagopleiding gedurende gemiddeld meer dan 3 dagen per week;\n \n \n 2°.\n het verrichten van betaalde werkzaamheden in een andere onderneming gedurende gemiddeld meer dan 24 uur per week.\n \n \n \n \n \n \n 5\n In het in het vierde lid, onderdeel b, bedoelde geval wordt de jonge landbouwer geacht verantwoordelijk te zijn geworden voor de dagelijkse bedrijfsvoering na beëindiging van de in dat onderdeel onder 1° en 2° bedoelde scholing en werkzaamheden.\n \n \n 6\n De jonge landbouwer wordt geacht niet te voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, onderdeel a, indien in een samenwerkingsovereenkomst voor bepaalde tijd is bepaald dat de maatschap onderscheidenlijk de vennootschap onder firma eenzijdig door de andere maten onderscheidenlijk vennoten kan worden opgezegd of bij bedrijfsbeëindiging de jonge landbouwer geen recht op voortzetting heeft.\n \n \n 7\n Een commanditaire vennoot wordt geacht niet te voldoen aan het eerste lid.\n \n \n 8\n Op het samenwerkingsverband of de rechtspersoon waarin meer dan één jonge landbouwer deelneemt, is dit artikel van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de jonge landbouwers gezamenlijk dienen te voldoen aan de voorwaarden gesteld in dit artikel.\n \n \n 9\n De overeenkomst is uiterlijk 25 kalenderdagen na de uiterste datum van indiening van de verzamelaanvraag, bedoeld in artikel 4.2, derde lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB opgesteld, ondertekend en voorzien van de datum waarop de overeenkomst is ondertekend, hetgeen tevens de uiterste datum is waarop de registratie van de blokkerende zeggenschap heeft plaatsgevonden.\n \n \n 10\n Onverminderd het eerste lid wordt de jonge landbouwer geacht te voldoen aan het vereiste van blokkerende zeggenschap als er een overeenkomst voor onbepaalde tijd ten grondslag ligt aan de maatschap of de vennootschap onder firma.\n \n20196672911-12-201906-12-2019WJZ/1925056020196672911-12-201906-12-2019WJZ/1925056001-01-2020\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n Voor de toepassing van artikel 30, elfde lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, wordt onder een natuurlijke persoon die de controle over de rechtspersoon heeft, onderscheidenlijk de natuurlijke persoon die de controle over de rechtspersoon heeft gehad, verstaan een landbouwer die:\n \n \n a.\n ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000– euro, en\n \n \n b.\n ten minste mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering.\n \n \n \n \n 2\n \n Artikel 5, tweede tot en met zevende en negende lid, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van ‘jonge landbouwer’ telkens ‘landbouwer’ wordt gelezen.\n \n20154612722-12-201514-12-2015WJZ/1515351820154612722-12-201514-12-2015WJZ/151535184612722-12-201501-01-2016\n \n \n Artikel\n 6a\n \n Voor de toepassing van de artikelen 2.22, derde lid, en 2.23, zevende lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB worden de dieren ook als ‘ononderbroken aanwezig op niet subsidiabele grond’ aangemerkt indien door de aanvrager aangetoond kan worden dat de dieren zich kortstondig niet op niet subsidiabele grond bevinden in verband met een voor de bedrijfsvoering noodzakelijke handeling zoals het scheren of enten van de dieren, hoefverzorging, transport of het deelnemen aan educatieve programma’s.\n20192440029-04-201924-04-2019WJZ/1908165620192440029-04-201924-04-2019WJZ/1908165630-04-2019\n \n \n Artikel\n 7\n \n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 8\n \n Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n \n Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 17 mei 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,S.A.M.Dijksma\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n20192440029-04-201924-04-2019WJZ/1908165620192440029-04-201924-04-2019WJZ/1908165624-04-2019", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036628/2021-01-01_0/xml/BWBR0036628_2021-01-01_0.xml", "content": "\n Beleidsregel van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 17 mei 2015, nr. WJZ/15049075, houdende regels over de toepassing van artikel 4.8. van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken;\n \n Gelet op artikel 4.8 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;\n \n \n Besluit:\n \n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Indien een landbouwer niet alle in artikel 16 van Verordening (EU) nr. 640/2014 bedoelde oppervlakten opgeeft en daarbij het verschil tussen enerzijds de totale in de verzamelaanvraag aangegeven oppervlakte en anderzijds de som van de aangegeven oppervlakte en de totale oppervlakte van de niet-aangegeven percelen groter is dan 3 procent van de aangegeven oppervlakte, wordt het totale bedrag van de rechtstreekse betalingen die in dat jaar aan die landbouwer moet worden gedaan als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien het verschil groter is dan 3 procent en kleiner dan of gelijk aan 10 procent, bedraagt de verlaging 1 procent;\n \n \n b.\n indien het verschil groter is dan 10 procent en kleiner dan of gelijk aan 20 procent, bedraagt de verlaging 2 procent;\n \n \n c.\n indien het verschil groter is dan 20 procent, bedraagt de verlaging 3 procent.\n \n \n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Op grond van de beoordeling van de niet-naleving van de randvoorwaarde die, gelet op haar geringe ernst, omvang en duur, in naar behoren gemotiveerde gevallen geen aanleiding geeft tot een verlaging of uitsluiting, besluit de minister dat, voor zover geen sprake is van een herhaling, sprake is van een niet-naleving waarvoor aan de landbouwer eerst een waarschuwing wordt gegeven als bedoeld in artikel 99, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1306/2013.\n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde niet-nalevingen van de randvoorwaarden betreffen in ieder geval:\n \n \n a.\n \n artikel 2.18, tweede lid, en artikel 6.4 van de Wet dieren, in samenhang met artikel 2.1 van het Besluit diervoeders 2012 en artikel 13 van de Regeling Diervoeders 2012, in samenhang met artikel 5, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel II onder 2a, 2b en 2e van Verordening (EG) nr.183/2005, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n b.\n \n artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 8a, 8d en 8e van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n c.\n \n artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 9a en 9c van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n d.\n \n artikel 2.2, tiende lid, onderdeel l, subonderdeel 4˚, en onderdeel r, van de Wet dieren in samenhang met artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onder III, onder 8b, van Verordening (EG) nr. 852/2004, artikel 1.25 van het Besluit houders van dieren en artikel 3.1 van de Regeling houders van dieren, voor zover het register in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n e.\n \n artikel 2, eerste tot en met derde lid en vijfde lid, juncto artikel 4, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover de houder geen veeteelt bedrijft;\n \n \n f.\n \n artikel 31, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, eerste tot en met zesde gedachtestreepje, en derde lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het register in geringe mate onvolledig is of zover de houder geen veeteelt bedrijft;\n \n \n g.\n artikel 4, eerste, tweede en derde lid, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, in samenhang met artikel 8, eerste lid, en artikel 12 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, alsmede artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 10 in samenhang met artikel 11 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, in het geval van het verlies van één oormerk bij maximaal 10 procent van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen en de identiteit van de runderen kan worden aangetoond;\n \n \n h.\n artikel 7, eerste lid, eerste en tweede gedachtestreepje, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, in samenhang met artikel 19 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het bedrijfsregister onvolledig is bijgehouden ten aanzien van maximaal 10 procent van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen, voor zover maximaal 3 mutaties niet of niet tijdig zijn gemeld en de identiteit van de runderen kan worden aangetoond;\n \n \n i.\n artikel 4, eerste en vierde lid, van Verordening (EG) nr. 21/2004 in samenhang met de artikelen 8, vijfde lid, 12, 12e en 12f van de Regeling identificatie en registratie van dieren, alsmede artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, en artikel 10 in samenhang met artikel 11, 36 en 38 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, in het geval van het verlies van één identificatiemiddel bij maximaal 10 procent van de schapen of geiten tot het absolute aantal van 20 schapen en geiten;\n \n \n j.\n \n artikel 2.33, tweede lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover de niet-naleving door een melkveehouder plaatsvindt, bij een gering aantal kalveren;\n \n \n k.\n \n artikel 2.22, tweede lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover het materiaal incidenteel ontbreekt;\n \n \n l.\n \n artikel 2.23, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover sprake is van incidenteel te weinig licht, en\n \n \n m.\n \n artikel 2.10 van het Besluit houders van dieren, voor zover het register in geringe mate onvolledig is bijgehouden.\n \n \n \n \n 3\n De waarschuwing, bedoeld in het eerste lid, wordt niet meer dan één keer gegeven voor niet-nalevingen van eenzelfde randvoorwaarde gedurende drie opeenvolgende kalenderjaren, gerekend vanaf en inclusief het jaar waarin de niet-naleving is geconstateerd.\n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid, kan voor de niet-naleving van de randvoorwaarden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen g en i, meer dan één keer een waarschuwing worden gegeven.\n \n \n 5\n Ingeval de niet-naleving van de randvoorwaarde, bedoeld in het eerste lid, niet binnen de door de bevoegde autoriteit aan de landbouwer medegedeelde termijn of binnen de termijn, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, is hersteld, wordt het totale bedrag van de in artikel 92 van Verordening (EG) nr. 1306/2013 bedoelde betalingen met terugwerkende kracht met 1 procent verlaagd voor het jaar waarin de niet-naleving waarop de waarschuwing is gebaseerd, heeft plaatsgevonden.\n \n20206395202-12-202028-11-2020WJZ/2024745220206395202-12-202028-11-2020WJZ/2024745201-01-2021\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Een niet-naleving is opzettelijk begaan indien de landbouwer de desbetreffende niet-naleving heeft beoogd of indien de landbouwer het risico heeft aanvaard dat zijn handelen of nalaten een niet-naleving tot gevolg heeft.\n \n \n 2\n Opzet wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:\n \n \n a.\n in de omschrijving van de betrokken randvoorwaarde wordt een rechtstreeks verband met de opzettelijkheid van de niet-naleving gelegd;\n \n \n b.\n de mate van complexiteit van de randvoorwaarde;\n \n \n c.\n de aanwezigheid van langdurig bestendig beleid;\n \n \n d.\n de niet-naleving veronderstelt een actieve handeling dan wel het bewust nalaten van een handeling;\n \n \n e.\n de omstandigheid dat de landbouwer reeds eerder op de hoogte is gesteld van onvolkomenheden in de naleving ten aanzien van de randvoorwaarde;\n \n \n f.\n de mate waarin de randvoorwaarde niet wordt nageleefd.\n \n \n \n \n 3\n In het geval waarin een niet-naleving door een derde is begaan op de landbouwgrond of in het kader van het bedrijf van een landbouwer wordt desbetreffende niet-naleving aan de landbouwer toegerekend als een opzettelijke niet-naleving indien de landbouwer heeft beoogd of het risico heeft aanvaard dat de niet-naleving zou plaatsvinden blijkens:\n \n \n a.\n de keuze voor de derde,\n \n \n b.\n het door de landbouwer op de derde uitgeoefende toezicht, of\n \n \n c.\n de door de landbouwer aan de derde gegeven instructies.\n \n \n \n \n 4\n Indien een niet-naleving die heeft geleid tot een verlaging met 15 procent, nogmaals wordt geconstateerd als bedoeld in artikel 39, vierde lid, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 640/2014, bedraagt de verlaging voor die herhaling 20 procent, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 5\n Indien een met opzet begane niet-naleving als bedoeld in artikel 40 van Verordening (EU) nr. 640/2014 die heeft geleid tot een verlaging, nogmaals wordt geconstateerd, bedraagt de verlaging voor die herhaling een verlaging met het percentage dat overeenkomt met het daarop eerstvolgende tiental, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 6\n Indien een niet-naleving die vóór 2015 heeft geleid tot een verlaging met een percentage van meer dan 15 en niet zijnde een percentage uitgedrukt in een tiental, nogmaals wordt geconstateerd, bedraagt de verlaging voor die herhaling een verlaging met het percentage dat overeenkomt met het daarop eerstvolgende tiental, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 7\n In afwijking van de leden 4 tot en met 6 kan een grotere verlaging worden toegepast indien ernst, omvang of permanent karakter van de niet-naleving daar aanleiding toe geven.\n \n20151960514-07-201512-07-2015WJZ/1507108420151960514-07-201512-07-2015WJZ/1507108415-07-2015\n \n \n Artikel\n 3a\n \nVervallen20196672911-12-201906-12-2019WJZ/1925056020196672911-12-201906-12-2019WJZ/1925056001-01-2020\n \n \n Artikel\n 3b\n \n \n 1\n Indien een landbouwer niet volledig voldoet aan de eisen uit het certificaat Akkerbouwstrokenpakket, inclusief Vogelakker, ontvangt de landbouwer geen certificaat als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, en wordt de vergroeningsbetaling als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op gewasdiversificatie, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 24 van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n b.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het onderdeel blijvend grasland, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 25 van Verordening (EU) nr. 640/2014, en\n \n \n c.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het ecologisch aandachtsgebied, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 26 van Verordening (EU) nr. 640/2014.\n \n \n \n \n 2\n In het geval een landbouwer minder dan 30% van zijn verplichting tot instandhouding van ecologische aandachtsgebieden invult met beheerde akkerranden wordt voor de toepassing van het eerste lid, onder c, een verlaging toegepast op het overige ecologisch aandachtsgebied, in het geval A kleiner is dan B vindt geen verlaging plaats.\n \n \n 3\n De verlaging, bedoeld in het derde lid, is in hectares, de uitkomst van de volgende berekening:\n A min B.\n \n \n 4\n Voor de toepassing van het tweede en derde lid wordt verstaan onder:\n \n \n A :\n de geconstateerde gewogen oppervlakte overige ecologisch aandachtsgebied;\n \n \n B:\n de gewogen oppervlakte akkerrand die aan de voorwaarden voldoet vermenigvuldigd met 7/3.\n \n \n \n20181075222-02-201816-02-2018WJZ/180129151075222-02-201820181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291523-02-2018\n \n \n Artikel\n 3c\n \n \n 1\n Indien een landbouwer niet volledig voldoet aan de eisen uit het certificaat Vezelhennep ontvangt de landbouwer geen certificaat en wordt de vergroeningsbetaling als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op gewasdiversificatie, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 24 van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n b.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het onderdeel blijvend grasland, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 25 van Verordening (EU) nr. 640/2014, en\n \n \n c.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het ecologisch aandachtsgebied, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 26 van Verordening (EU) nr. 640/2014.\n \n \n \n \n 2\n In het geval een landbouwer minder dan 50% van zijn verplichting tot instandhouding van ecologische aandachtsgebieden invult met vezelhennep wordt voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, een verlaging toegepast op het overige ecologisch aandachtsgebied, in het geval A kleiner is dan B vindt geen verlaging plaats.\n \n \n 3\n De verlaging, bedoeld in het tweede lid, is in hectares, de uitkomst van de volgende berekening: A min B.\n \n \n 4\n Voor de toepassing van het tweede en derde lid wordt verstaan onder:\n \n \n A:\n de geconstateerde gewogen oppervlakte overige ecologisch aandachtsgebied;\n \n \n B:\n de gewogen oppervlakte vezelhennep die aan de voorwaarden voldoet.\n \n \n \n20181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291520181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291523-02-2018\n \n \n Artikel\n 3d\n \n \n 1\n Voor de toepassing van artikel 2.17, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Rechtstreekse Betalingen GLB worden de elementen, bedoeld in de onderdelen a, e, g, h en i, als ecologisch aandachtsgebied beschouwd indien het element niet groter is dan maximaal de oppervlakte respectievelijk de breedte die mee mag tellen als ecologisch aandachtsgebied als bedoeld in artikel 45 van Verordening (EU) nr. 639/2014 vermenigvuldigd met de factor 3.\n \n \n 2\n Ten aanzien van aan elkaar grenzende elementen:\n \n \n a.\n worden elementen die door een duidelijke fysieke scheiding zoals een sloot, weg of kavelpad, van elkaar worden gescheiden beschouwd als afzonderlijke elementen, en\n \n \n b.\n worden elementen als afzonderlijke elementen beschouwd bij een combinatie van elementen e en h, waarbij element e grenst aan element h en element e maximaal 30 meter breed is. Indien element e breder is dan 30 meter, dan wordt het geheel van de elementen e en h voor de toepassing van dit artikel als één element h beschouwd.\n \n \n \n \n 3\n Indien meerdere landbouwers hetzelfde element sub h of sub i als ecologisch aandachtsgebied hebben aangegeven dan wordt de maximaal als ecologisch aandachtsgebied mee te tellen oppervlakte als bedoeld in artikel 45 van Verordening (EU) nr. 639/2014 naar rato van het aantal aanvragers toegekend aan de landbouwers, mits zij deze oppervlakte ook in beheer hebben.\n \n20191120522-02-201921-02-2019WJZ/1902670220191120522-02-201921-02-2019WJZ/1902670223-02-2019\n \n \n Artikel\n 4\n \n De uniforme buffertolerantie, bedoeld in artikel 38, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014, bedraagt 1 meter.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Van daadwerkelijke langdurige zeggenschap als bedoeld in artikel 49, eerste lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 639/2014 is sprake indien de jonge landbouwer:\n \n \n a.\n ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000,– euro, en\n \n \n b.\n ten minste mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering.\n \n \n \n \n 2\n De blokkerende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel, a, is uiterlijk op 15 mei van het eerste jaar waarin hij als jonge landbouwer een aanvraag indient verkregen en kan worden aangetoond met:\n \n \n a.\n de statuten van de rechtspersoon, ingeval van een besloten vennootschap, naamloze vennootschap, een stichting en een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid;\n \n \n b.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle maten, ingeval van een maatschap;\n \n \n c.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle vennoten, ingeval van een vennootschap onder firma;\n \n \n d.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst tussen alle leden, ingeval van een vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid, of\n \n \n e.\n de registratie van de blokkerende zeggenschap in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, waarvan de juistheid desgevraagd kan worden aangetoond met de onder a tot en met d genoemde bescheiden.\n \n \n \n \n 3\n De datum vanaf welke de jonge landbouwer wordt geacht te voldoen aan het eerste lid, wordt bepaald door de datum waarop de jonge landbouwer blijkens de registratie in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, is toegetreden tot:\n \n \n a.\n de maatschap of de vennootschap onder firma en de jonge landbouwer de blokkerende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, heeft verkregen, of\n \n \n b.\n het bestuur van de besloten vennootschap, de naamloze vennootschap, de stichting of de vereniging en de jonge landbouwer de blokkerende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, heeft verkregen.\n \n \n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid, kan de datum waarop de jonge landbouwer voldoet aan het eerste lid, op een later moment worden bepaald, ingeval de jonge landbouwer met schriftelijk bewijsmateriaal als bijlage bij de verzamelaanvraag ten genoegen van de minister aantoont:\n \n \n a.\n met gebruikmaking van de bescheiden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a tot en met d, dat hij op een later moment de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde blokkerende zeggenschap heeft verworven, of\n \n \n b.\n dat hij op een later moment mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, als gevolg van:\n \n \n 1°.\n het volgen van een dagopleiding gedurende gemiddeld meer dan 3 dagen per week;\n \n \n 2°.\n het verrichten van betaalde werkzaamheden in een andere onderneming gedurende gemiddeld meer dan 24 uur per week.\n \n \n \n \n \n \n 5\n In het in het vierde lid, onderdeel b, bedoelde geval wordt de jonge landbouwer geacht verantwoordelijk te zijn geworden voor de dagelijkse bedrijfsvoering na beëindiging van de in dat onderdeel onder 1° en 2° bedoelde scholing en werkzaamheden.\n \n \n 6\n De jonge landbouwer wordt geacht niet te voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, onderdeel a, indien in een samenwerkingsovereenkomst voor bepaalde tijd is bepaald dat de maatschap onderscheidenlijk de vennootschap onder firma eenzijdig door de andere maten onderscheidenlijk vennoten kan worden opgezegd of bij bedrijfsbeëindiging de jonge landbouwer geen recht op voortzetting heeft.\n \n \n 7\n Een commanditaire vennoot wordt geacht niet te voldoen aan het eerste lid.\n \n \n 8\n Op het samenwerkingsverband of de rechtspersoon waarin meer dan één jonge landbouwer deelneemt, is dit artikel van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de jonge landbouwers gezamenlijk dienen te voldoen aan de voorwaarden gesteld in dit artikel.\n \n \n 9\n De overeenkomst is uiterlijk 25 kalenderdagen na de uiterste datum van indiening van de verzamelaanvraag, bedoeld in artikel 4.2, derde lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB opgesteld, ondertekend en voorzien van de datum waarop de overeenkomst is ondertekend.\n \n \n 10\n Onverminderd het eerste lid wordt de jonge landbouwer geacht te voldoen aan het vereiste van blokkerende zeggenschap als er een overeenkomst voor onbepaalde tijd ten grondslag ligt aan de maatschap of de vennootschap onder firma.\n \n20206395202-12-202028-11-2020WJZ/2024745220206395202-12-202028-11-2020WJZ/2024745201-01-2021\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n Voor de toepassing van artikel 30, elfde lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, wordt onder een natuurlijke persoon die de controle over de rechtspersoon heeft, onderscheidenlijk de natuurlijke persoon die de controle over de rechtspersoon heeft gehad, verstaan een landbouwer die:\n \n \n a.\n ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000– euro, en\n \n \n b.\n ten minste mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering.\n \n \n \n \n 2\n \n Artikel 5, tweede tot en met zevende en negende lid, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van ‘jonge landbouwer’ telkens ‘landbouwer’ wordt gelezen.\n \n20154612722-12-201514-12-2015WJZ/1515351820154612722-12-201514-12-2015WJZ/151535184612722-12-201501-01-2016\n \n \n Artikel\n 6a\n \n Voor de toepassing van de artikelen 2.22, derde lid, en 2.23, zevende lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB worden de dieren ook als ‘ononderbroken aanwezig op niet subsidiabele grond’ aangemerkt indien door de aanvrager aangetoond kan worden dat de dieren zich kortstondig niet op niet subsidiabele grond bevinden in verband met een voor de bedrijfsvoering noodzakelijke handeling zoals het scheren of enten van de dieren, hoefverzorging, transport of het deelnemen aan educatieve programma’s.\n20192440029-04-201924-04-2019WJZ/1908165620192440029-04-201924-04-2019WJZ/1908165630-04-2019\n \n \n Artikel\n 7\n \n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 8\n \n Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n \n Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 17 mei 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,S.A.M.Dijksma\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n20192440029-04-201924-04-2019WJZ/1908165620192440029-04-201924-04-2019WJZ/1908165624-04-2019", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036628/2021-04-21_0/xml/BWBR0036628_2021-04-21_0.xml", "content": "\n Beleidsregel van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 17 mei 2015, nr. WJZ/15049075, houdende regels over de toepassing van artikel 4.8. van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken;\n \n Gelet op artikel 4.8 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;\n \n \n Besluit:\n \n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Indien een landbouwer niet alle in artikel 16 van Verordening (EU) nr. 640/2014 bedoelde oppervlakten opgeeft en daarbij het verschil tussen enerzijds de totale in de verzamelaanvraag aangegeven oppervlakte en anderzijds de som van de aangegeven oppervlakte en de totale oppervlakte van de niet-aangegeven percelen groter is dan 3 procent van de aangegeven oppervlakte, wordt het totale bedrag van de rechtstreekse betalingen die in dat jaar aan die landbouwer moet worden gedaan als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien het verschil groter is dan 3 procent en kleiner dan of gelijk aan 10 procent, bedraagt de verlaging 1 procent;\n \n \n b.\n indien het verschil groter is dan 10 procent en kleiner dan of gelijk aan 20 procent, bedraagt de verlaging 2 procent;\n \n \n c.\n indien het verschil groter is dan 20 procent, bedraagt de verlaging 3 procent.\n \n \n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Op grond van de beoordeling van de niet-naleving van de randvoorwaarde die, gelet op haar geringe ernst, omvang en duur, in naar behoren gemotiveerde gevallen geen aanleiding geeft tot een verlaging of uitsluiting, besluit de minister dat, voor zover geen sprake is van een herhaling, sprake is van een niet-naleving waarvoor aan de landbouwer eerst een waarschuwing wordt gegeven als bedoeld in artikel 99, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1306/2013.\n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde niet-nalevingen van de randvoorwaarden betreffen in ieder geval:\n \n \n a.\n \n artikel 2.18, tweede lid, en artikel 6.4 van de Wet dieren, in samenhang met artikel 2.1 van het Besluit diervoeders 2012 en artikel 13 van de Regeling Diervoeders 2012, in samenhang met artikel 5, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel II onder 2a, 2b en 2e van Verordening (EG) nr.183/2005, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n b.\n \n artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 8a, 8d en 8e van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n c.\n \n artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 9a en 9c van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n d.\n \n artikel 2.2, tiende lid, onderdeel l, subonderdeel 4˚, en onderdeel r, van de Wet dieren in samenhang met artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onder III, onder 8b, van Verordening (EG) nr. 852/2004, artikel 1.25 van het Besluit houders van dieren en artikel 3.1 van de Regeling houders van dieren, voor zover het register in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n e.\n \n artikel 2, eerste tot en met derde lid en vijfde lid, juncto artikel 4, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover de houder geen veeteelt bedrijft;\n \n \n f.\n \n artikel 31, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, eerste tot en met zesde gedachtestreepje, en derde lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het register in geringe mate onvolledig is of zover de houder geen veeteelt bedrijft;\n \n \n g.\n artikel 4, eerste, tweede en derde lid, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, in samenhang met artikel 8, eerste lid, en artikel 12 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, alsmede artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 10 in samenhang met artikel 11 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, in het geval van het verlies van één oormerk bij maximaal 10 procent van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen en de identiteit van de runderen kan worden aangetoond;\n \n \n h.\n artikel 7, eerste lid, eerste en tweede gedachtestreepje, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, in samenhang met artikel 19 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het bedrijfsregister onvolledig is bijgehouden ten aanzien van maximaal 10 procent van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen, voor zover maximaal 3 mutaties niet of niet tijdig zijn gemeld en de identiteit van de runderen kan worden aangetoond;\n \n \n i.\n artikel 4, eerste en vierde lid, van Verordening (EG) nr. 21/2004 in samenhang met de artikelen 8, vijfde lid, 12, 12e en 12f van de Regeling identificatie en registratie van dieren, alsmede artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, en artikel 10 in samenhang met artikel 11, 36 en 38 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, in het geval van het verlies van één identificatiemiddel bij maximaal 10 procent van de schapen of geiten tot het absolute aantal van 20 schapen en geiten;\n \n \n j.\n \n artikel 2.33, tweede lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover de niet-naleving door een melkveehouder plaatsvindt, bij een gering aantal kalveren;\n \n \n k.\n \n artikel 2.22, tweede lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover het materiaal incidenteel ontbreekt;\n \n \n l.\n \n artikel 2.23, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover sprake is van incidenteel te weinig licht, en\n \n \n m.\n \n artikel 2.10 van het Besluit houders van dieren, voor zover het register in geringe mate onvolledig is bijgehouden.\n \n \n \n \n 3\n De waarschuwing, bedoeld in het eerste lid, wordt niet meer dan één keer gegeven voor niet-nalevingen van eenzelfde randvoorwaarde gedurende drie opeenvolgende kalenderjaren, gerekend vanaf en inclusief het jaar waarin de niet-naleving is geconstateerd.\n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid, kan voor de niet-naleving van de randvoorwaarden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen g en i, meer dan één keer een waarschuwing worden gegeven.\n \n \n 5\n Ingeval de niet-naleving van de randvoorwaarde, bedoeld in het eerste lid, niet binnen de door de bevoegde autoriteit aan de landbouwer medegedeelde termijn of binnen de termijn, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, is hersteld, wordt het totale bedrag van de in artikel 92 van Verordening (EG) nr. 1306/2013 bedoelde betalingen met terugwerkende kracht met 1 procent verlaagd voor het jaar waarin de niet-naleving waarop de waarschuwing is gebaseerd, heeft plaatsgevonden.\n \n20206395202-12-202028-11-2020WJZ/2024745220206395202-12-202028-11-2020WJZ/2024745201-01-2021\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Een niet-naleving is opzettelijk begaan indien de landbouwer de desbetreffende niet-naleving heeft beoogd of indien de landbouwer het risico heeft aanvaard dat zijn handelen of nalaten een niet-naleving tot gevolg heeft.\n \n \n 2\n Opzet wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:\n \n \n a.\n in de omschrijving van de betrokken randvoorwaarde wordt een rechtstreeks verband met de opzettelijkheid van de niet-naleving gelegd;\n \n \n b.\n de mate van complexiteit van de randvoorwaarde;\n \n \n c.\n de aanwezigheid van langdurig bestendig beleid;\n \n \n d.\n de niet-naleving veronderstelt een actieve handeling dan wel het bewust nalaten van een handeling;\n \n \n e.\n de omstandigheid dat de landbouwer reeds eerder op de hoogte is gesteld van onvolkomenheden in de naleving ten aanzien van de randvoorwaarde;\n \n \n f.\n de mate waarin de randvoorwaarde niet wordt nageleefd.\n \n \n \n \n 3\n In het geval waarin een niet-naleving door een derde is begaan op de landbouwgrond of in het kader van het bedrijf van een landbouwer wordt desbetreffende niet-naleving aan de landbouwer toegerekend als een opzettelijke niet-naleving indien de landbouwer heeft beoogd of het risico heeft aanvaard dat de niet-naleving zou plaatsvinden blijkens:\n \n \n a.\n de keuze voor de derde,\n \n \n b.\n het door de landbouwer op de derde uitgeoefende toezicht, of\n \n \n c.\n de door de landbouwer aan de derde gegeven instructies.\n \n \n \n \n 4\n Indien een niet-naleving die heeft geleid tot een verlaging met 15 procent, nogmaals wordt geconstateerd als bedoeld in artikel 39, vierde lid, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 640/2014, bedraagt de verlaging voor die herhaling 20 procent, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 5\n Indien een met opzet begane niet-naleving als bedoeld in artikel 40 van Verordening (EU) nr. 640/2014 die heeft geleid tot een verlaging, nogmaals wordt geconstateerd, bedraagt de verlaging voor die herhaling een verlaging met het percentage dat overeenkomt met het daarop eerstvolgende tiental, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 6\n Indien een niet-naleving die vóór 2015 heeft geleid tot een verlaging met een percentage van meer dan 15 en niet zijnde een percentage uitgedrukt in een tiental, nogmaals wordt geconstateerd, bedraagt de verlaging voor die herhaling een verlaging met het percentage dat overeenkomt met het daarop eerstvolgende tiental, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 7\n In afwijking van de leden 4 tot en met 6 kan een grotere verlaging worden toegepast indien ernst, omvang of permanent karakter van de niet-naleving daar aanleiding toe geven.\n \n20151960514-07-201512-07-2015WJZ/1507108420151960514-07-201512-07-2015WJZ/1507108415-07-2015\n \n \n Artikel\n 3a\n \nVervallen20196672911-12-201906-12-2019WJZ/1925056020196672911-12-201906-12-2019WJZ/1925056001-01-2020\n \n \n Artikel\n 3b\n \n \n 1\n Indien een landbouwer niet volledig voldoet aan de eisen uit het certificaat Akkerbouwstrokenpakket, inclusief Vogelakker, ontvangt de landbouwer geen certificaat als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, en wordt de vergroeningsbetaling als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op gewasdiversificatie, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 24 van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n b.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het onderdeel blijvend grasland, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 25 van Verordening (EU) nr. 640/2014, en\n \n \n c.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het ecologisch aandachtsgebied, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 26 van Verordening (EU) nr. 640/2014.\n \n \n \n \n 2\n In het geval een landbouwer minder dan 30% van zijn verplichting tot instandhouding van ecologische aandachtsgebieden invult met beheerde akkerranden wordt voor de toepassing van het eerste lid, onder c, een verlaging toegepast op het overige ecologisch aandachtsgebied, in het geval A kleiner is dan B vindt geen verlaging plaats.\n \n \n 3\n De verlaging, bedoeld in het derde lid, is in hectares, de uitkomst van de volgende berekening:\n A min B.\n \n \n 4\n Voor de toepassing van het tweede en derde lid wordt verstaan onder:\n \n \n A :\n de geconstateerde gewogen oppervlakte overige ecologisch aandachtsgebied;\n \n \n B:\n de gewogen oppervlakte akkerrand die aan de voorwaarden voldoet vermenigvuldigd met 7/3.\n \n \n \n20181075222-02-201816-02-2018WJZ/180129151075222-02-201820181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291523-02-2018\n \n \n Artikel\n 3c\n \n \n 1\n Indien een landbouwer niet volledig voldoet aan de eisen uit het certificaat Vezelhennep ontvangt de landbouwer geen certificaat en wordt de vergroeningsbetaling als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op gewasdiversificatie, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 24 van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n b.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het onderdeel blijvend grasland, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 25 van Verordening (EU) nr. 640/2014, en\n \n \n c.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het ecologisch aandachtsgebied, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 26 van Verordening (EU) nr. 640/2014.\n \n \n \n \n 2\n In het geval een landbouwer minder dan 50% van zijn verplichting tot instandhouding van ecologische aandachtsgebieden invult met vezelhennep wordt voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, een verlaging toegepast op het overige ecologisch aandachtsgebied, in het geval A kleiner is dan B vindt geen verlaging plaats.\n \n \n 3\n De verlaging, bedoeld in het tweede lid, is in hectares, de uitkomst van de volgende berekening: A min B.\n \n \n 4\n Voor de toepassing van het tweede en derde lid wordt verstaan onder:\n \n \n A:\n de geconstateerde gewogen oppervlakte overige ecologisch aandachtsgebied;\n \n \n B:\n de gewogen oppervlakte vezelhennep die aan de voorwaarden voldoet.\n \n \n \n20181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291520181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291523-02-2018\n \n \n Artikel\n 3d\n \n \n 1\n Voor de toepassing van artikel 2.17, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Rechtstreekse Betalingen GLB worden de elementen, bedoeld in de onderdelen a, e, g, h en i, als ecologisch aandachtsgebied beschouwd indien het element niet groter is dan maximaal de oppervlakte respectievelijk de breedte die mee mag tellen als ecologisch aandachtsgebied als bedoeld in artikel 45 van Verordening (EU) nr. 639/2014 vermenigvuldigd met de factor 3.\n \n \n 2\n Ten aanzien van aan elkaar grenzende elementen:\n \n \n a.\n worden elementen die door een duidelijke fysieke scheiding zoals een sloot, weg of kavelpad, van elkaar worden gescheiden beschouwd als afzonderlijke elementen, en\n \n \n b.\n worden elementen als afzonderlijke elementen beschouwd bij een combinatie van elementen e en h, waarbij element e grenst aan element h en element e maximaal 30 meter breed is. Indien element e breder is dan 30 meter, dan wordt het geheel van de elementen e en h voor de toepassing van dit artikel als één element h beschouwd.\n \n \n \n \n 3\n Indien meerdere landbouwers hetzelfde element sub h of sub i als ecologisch aandachtsgebied hebben aangegeven dan wordt de maximaal als ecologisch aandachtsgebied mee te tellen oppervlakte als bedoeld in artikel 45 van Verordening (EU) nr. 639/2014 naar rato van het aantal aanvragers toegekend aan de landbouwers, mits zij deze oppervlakte ook in beheer hebben.\n \n20191120522-02-201921-02-2019WJZ/1902670220191120522-02-201921-02-2019WJZ/1902670223-02-2019\n \n \n Artikel\n 4\n \n De uniforme buffertolerantie, bedoeld in artikel 38, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014, bedraagt 1 meter.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Van daadwerkelijke langdurige zeggenschap als bedoeld in artikel 49, eerste lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 639/2014 is sprake indien de jonge landbouwer:\n \n \n a.\n ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000,– euro, en\n \n \n b.\n ten minste mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering.\n \n \n \n \n 2\n De blokkerende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel, a, is uiterlijk op 15 mei van het eerste jaar waarin hij als jonge landbouwer een aanvraag indient verkregen en kan worden aangetoond met:\n \n \n a.\n de statuten van de rechtspersoon, ingeval van een besloten vennootschap, naamloze vennootschap, een stichting en een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid;\n \n \n b.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle maten, ingeval van een maatschap;\n \n \n c.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle vennoten, ingeval van een vennootschap onder firma;\n \n \n d.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst tussen alle leden, ingeval van een vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid, of\n \n \n e.\n de registratie van de blokkerende zeggenschap in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, waarvan de juistheid desgevraagd kan worden aangetoond met de onder a tot en met d genoemde bescheiden.\n \n \n \n \n 3\n De datum vanaf welke de jonge landbouwer wordt geacht te voldoen aan het eerste lid, wordt bepaald door de datum waarop de jonge landbouwer blijkens de registratie in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, is toegetreden tot:\n \n \n a.\n de maatschap of de vennootschap onder firma en de jonge landbouwer de blokkerende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, heeft verkregen, of\n \n \n b.\n het bestuur van de besloten vennootschap, de naamloze vennootschap, de stichting of de vereniging en de jonge landbouwer de blokkerende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, heeft verkregen.\n \n \n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid, kan de datum waarop de jonge landbouwer voldoet aan het eerste lid, op een later moment worden bepaald, ingeval de jonge landbouwer met schriftelijk bewijsmateriaal als bijlage bij de verzamelaanvraag ten genoegen van de minister aantoont:\n \n \n a.\n met gebruikmaking van de bescheiden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a tot en met d, dat hij op een later moment de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde blokkerende zeggenschap heeft verworven, of\n \n \n b.\n dat hij op een later moment mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, als gevolg van:\n \n \n 1°.\n het volgen van een dagopleiding gedurende gemiddeld meer dan 3 dagen per week;\n \n \n 2°.\n het verrichten van betaalde werkzaamheden in een andere onderneming gedurende gemiddeld meer dan 24 uur per week.\n \n \n \n \n \n \n 5\n In het in het vierde lid, onderdeel b, bedoelde geval wordt de jonge landbouwer geacht verantwoordelijk te zijn geworden voor de dagelijkse bedrijfsvoering na beëindiging van de in dat onderdeel onder 1° en 2° bedoelde scholing en werkzaamheden.\n \n \n 6\n De jonge landbouwer wordt geacht niet te voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, onderdeel a, indien in een samenwerkingsovereenkomst voor bepaalde tijd is bepaald dat de maatschap onderscheidenlijk de vennootschap onder firma eenzijdig door de andere maten onderscheidenlijk vennoten kan worden opgezegd of bij bedrijfsbeëindiging de jonge landbouwer geen recht op voortzetting heeft.\n \n \n 7\n Een commanditaire vennoot wordt geacht niet te voldoen aan het eerste lid.\n \n \n 8\n Op het samenwerkingsverband of de rechtspersoon waarin meer dan één jonge landbouwer deelneemt, is dit artikel van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de jonge landbouwers gezamenlijk dienen te voldoen aan de voorwaarden gesteld in dit artikel.\n \n \n 9\n De overeenkomst is uiterlijk 25 kalenderdagen na de uiterste datum van indiening van de verzamelaanvraag, bedoeld in artikel 4.2, derde lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB opgesteld, ondertekend en voorzien van de datum waarop de overeenkomst is ondertekend.\n \n \n 10\n Onverminderd het eerste lid wordt de jonge landbouwer geacht te voldoen aan het vereiste van blokkerende zeggenschap als er een overeenkomst voor onbepaalde tijd ten grondslag ligt aan de maatschap of de vennootschap onder firma.\n \n20206395202-12-202028-11-2020WJZ/2024745220206395202-12-202028-11-2020WJZ/2024745201-01-2021\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n Voor de toepassing van artikel 30, elfde lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, wordt onder een natuurlijke persoon die de controle over de rechtspersoon heeft, onderscheidenlijk de natuurlijke persoon die de controle over de rechtspersoon heeft gehad, verstaan een landbouwer die:\n \n \n a.\n ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000– euro, en\n \n \n b.\n ten minste mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering.\n \n \n \n \n 2\n \n Artikel 5, tweede tot en met zevende en negende lid, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van ‘jonge landbouwer’ telkens ‘landbouwer’ wordt gelezen.\n \n20154612722-12-201514-12-2015WJZ/1515351820154612722-12-201514-12-2015WJZ/151535184612722-12-201501-01-2016\n \n \n Artikel\n 6a\n \n Voor de toepassing van de artikelen 2.22, derde lid, en 2.23, zevende lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB worden de dieren ook als ‘ononderbroken aanwezig op niet subsidiabele grond’ aangemerkt indien door de aanvrager aangetoond kan worden dat de dieren zich kortstondig niet op niet subsidiabele grond bevinden in verband met een voor de bedrijfsvoering noodzakelijke handeling zoals het scheren of enten van de dieren, hoefverzorging, transport of het deelnemen aan educatieve programma’s.\n20192440029-04-201924-04-2019WJZ/1908165620192440029-04-201924-04-2019WJZ/1908165630-04-2019\n \n \n Artikel\n 7\n \n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 8\n \n Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n \n Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 17 mei 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,S.A.M.Dijksma\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n20192440029-04-201924-04-2019WJZ/1908165620192440029-04-201924-04-2019WJZ/1908165624-04-2019", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "BWBR0036628/2021-04-21_1/xml/BWBR0036628_2021-04-21_1.xml", "content": "BWBR0036628_2021-04-21_0\n Beleidsregel van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 17 mei 2015, nr. WJZ/15049075, houdende regels over de toepassing van artikel 4.8. van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken;\n \n Gelet op artikel 4.8 van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;\n \n \n Besluit:\n \n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Indien een landbouwer niet alle in artikel 16 van Verordening (EU) nr. 640/2014 bedoelde oppervlakten opgeeft en daarbij het verschil tussen enerzijds de totale in de verzamelaanvraag aangegeven oppervlakte en anderzijds de som van de aangegeven oppervlakte en de totale oppervlakte van de niet-aangegeven percelen groter is dan 3 procent van de aangegeven oppervlakte, wordt het totale bedrag van de rechtstreekse betalingen die in dat jaar aan die landbouwer moet worden gedaan als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien het verschil groter is dan 3 procent en kleiner dan of gelijk aan 10 procent, bedraagt de verlaging 1 procent;\n \n \n b.\n indien het verschil groter is dan 10 procent en kleiner dan of gelijk aan 20 procent, bedraagt de verlaging 2 procent;\n \n \n c.\n indien het verschil groter is dan 20 procent, bedraagt de verlaging 3 procent.\n \n \n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Op grond van de beoordeling van de niet-naleving van de randvoorwaarde die, gelet op haar geringe ernst, omvang en duur, in naar behoren gemotiveerde gevallen geen aanleiding geeft tot een verlaging of uitsluiting, besluit de minister dat, voor zover geen sprake is van een herhaling, sprake is van een niet-naleving waarvoor aan de landbouwer eerst een waarschuwing wordt gegeven als bedoeld in artikel 99, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1306/2013.\n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde niet-nalevingen van de randvoorwaarden betreffen in ieder geval:\n \n \n a.\n \n artikel 2.18, tweede lid, en artikel 6.4 van de Wet dieren, in samenhang met artikel 2.1 van het Besluit diervoeders 2012 en artikel 13 van de Regeling Diervoeders 2012, in samenhang met artikel 5, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel II onder 2a, 2b en 2e van Verordening (EG) nr.183/2005, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n b.\n \n artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 8a, 8d en 8e van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n c.\n \n artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 9a en 9c van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n d.\n \n artikel 2.2, tiende lid, onderdeel l, subonderdeel 4˚, en onderdeel r, van de Wet dieren in samenhang met artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onder III, onder 8b, van Verordening (EG) nr. 852/2004, artikel 1.25 van het Besluit houders van dieren en artikel 3.1 van de Regeling houders van dieren, voor zover het register in geringe mate niet volledig is bijgehouden;\n \n \n e.\n \n artikel 2, eerste tot en met derde lid en vijfde lid, juncto artikel 4, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover de houder geen veeteelt bedrijft;\n \n \n f.\n \n artikel 31, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, eerste tot en met zesde gedachtestreepje, en derde lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het register in geringe mate onvolledig is of zover de houder geen veeteelt bedrijft;\n \n \n g.\n artikel 4, eerste, tweede en derde lid, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, in samenhang met artikel 8, eerste lid, en artikel 12 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, alsmede artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 10 in samenhang met artikel 11 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, in het geval van het verlies van één oormerk bij maximaal 10 procent van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen en de identiteit van de runderen kan worden aangetoond;\n \n \n h.\n artikel 7, eerste lid, eerste en tweede gedachtestreepje, van Verordening (EG) nr. 1760/2000, in samenhang met artikel 19 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, voor zover het bedrijfsregister onvolledig is bijgehouden ten aanzien van maximaal 10 procent van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen, voor zover maximaal 3 mutaties niet of niet tijdig zijn gemeld en de identiteit van de runderen kan worden aangetoond;\n \n \n i.\n artikel 4, eerste en vierde lid, van Verordening (EG) nr. 21/2004 in samenhang met de artikelen 8, vijfde lid, 12, 12e en 12f van de Regeling identificatie en registratie van dieren, alsmede artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, en artikel 10 in samenhang met artikel 11, 36 en 38 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, in het geval van het verlies van één identificatiemiddel bij maximaal 10 procent van de schapen of geiten tot het absolute aantal van 20 schapen en geiten;\n \n \n j.\n \n artikel 2.33, tweede lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover de niet-naleving door een melkveehouder plaatsvindt, bij een gering aantal kalveren;\n \n \n k.\n \n artikel 2.22, tweede lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover het materiaal incidenteel ontbreekt;\n \n \n l.\n \n artikel 2.23, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover sprake is van incidenteel te weinig licht, en\n \n \n m.\n \n artikel 2.10 van het Besluit houders van dieren, voor zover het register in geringe mate onvolledig is bijgehouden.\n \n \n \n \n 3\n De waarschuwing, bedoeld in het eerste lid, wordt niet meer dan één keer gegeven voor niet-nalevingen van eenzelfde randvoorwaarde gedurende drie opeenvolgende kalenderjaren, gerekend vanaf en inclusief het jaar waarin de niet-naleving is geconstateerd.\n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid, kan voor de niet-naleving van de randvoorwaarden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen g en i, meer dan één keer een waarschuwing worden gegeven.\n \n \n 5\n Ingeval de niet-naleving van de randvoorwaarde, bedoeld in het eerste lid, niet binnen de door de bevoegde autoriteit aan de landbouwer medegedeelde termijn of binnen de termijn, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, is hersteld, wordt het totale bedrag van de in artikel 92 van Verordening (EG) nr. 1306/2013 bedoelde betalingen met terugwerkende kracht met 1 procent verlaagd voor het jaar waarin de niet-naleving waarop de waarschuwing is gebaseerd, heeft plaatsgevonden.\n \n20206395202-12-202028-11-2020WJZ/2024745220206395202-12-202028-11-2020WJZ/2024745201-01-202121-04-2021Stcrt. 2021, 27820, datum inwerkingtreding 03-06-2021, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 21-04-2021.2De in het eerste lid bedoelde niet-nalevingen van de randvoorwaarden betreffen in ieder geval:a.artikel 2.18, tweede lid, en artikel 6.4 van de Wet dieren, in samenhang met artikel 2.1 van het Besluit diervoeders 2012 en artikel 13 van de Regeling Diervoeders 2012, in samenhang met artikel 5, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel II onder 2a, 2b en 2e van Verordening (EG) nr.183/2005, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;b.artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 8a, 8d en 8e van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;c.artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen juncto artikel 4, eerste lid, en bijlage I, deel A, onderdeel III, onder 9a en 9c van Verordening (EG) nr. 852/2004, voor zover de registratie in geringe mate niet volledig is bijgehouden;d.artikel 2.2, tiende lid, onderdeel l, subonderdeel 4˚, en onderdeel r, van de Wet dieren in samenhang met artikel 4, eerste lid, en Bijlage I, deel A, onder III, onder 8b, van Verordening (EG) nr. 852/2004, artikel 1.25 van het Besluit houders van dieren en artikel 3.1 van de Regeling houders van dieren, voor zover het register in geringe mate niet volledig is bijgehouden;e.artikel 84, eerste en tweede lid, van Verordening (EU) 2016/429 en artikel 5a.3 van de Regeling houders van dieren voor zover de houder geen veeteelt bedrijft;f.artikelen 102, eerste lid, a tot en met d, tweede en derde lid, en 115, onderdeel b, van Verordening (EU) 2016/429, artikelen 22, 23 en 57 van Verordening (EU) 2019/2035 en artikel 5b.4, tweede lid, van de Regeling houders van dieren voor zover het register in geringe mate onvolledig is of zover de houder geen veeteelt bedrijft;g.artikelen 38 en 81 van Verordening (EU) 2019/2035, artikelen 9, eerste en derde lid, 13 en 17 van Verordening (EU) 2021/520 jo artikelen 5b.6, eerste lid, 5b.17 en 5b.22 van de Regeling houders van dieren in het geval van het verlies van één oormerk bij maximaal 10 procent van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen en de identiteit van de runderen kan worden aangetoond;h.artikelen 102, eerste lid, a tot en met d, tweede en derde lid en artikel 112, onder d van Verordening (EU) 2016/429, artikel 3, eerste lid, van Verordening (EU) 2021/520 jo artikelen 22 en 23, eerste lid, van Verordening 2019/2035, voor zover het bedrijfsregister onvolledig is bijgehouden ten aanzien van maximaal 10 procent van de runderen tot het absolute aantal van 20 runderen, voor zover maximaal 3 mutaties niet of niet tijdig zijn gemeld en de identiteit van de runderen kan worden aangetoond;i.artikelen 45, 46 en 81 van Verordening (EU) 2019/2035, artikelen 14 en 17 van Verordening (EU) 2021/520 en artikelen 5b.6, eerste lid, 5b.28 en 5b.29 van de Regeling houders van dieren, in het geval van verlies van één identificatiemiddel bij maximaal 10 procent van de schapen of geiten tot het absolute aantal van 20 schapen en geiten;j.artikel 2.33, tweede lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover de niet-naleving door een melkveehouder plaatsvindt, bij een gering aantal kalveren;k.artikel 2.22, tweede lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover het materiaal incidenteel ontbreekt;l.artikel 2.23, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, voor zover sprake is van incidenteel te weinig licht, enm.artikel 2.10 van het Besluit houders van dieren, voor zover het register in geringe mate onvolledig is bijgehouden.\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Een niet-naleving is opzettelijk begaan indien de landbouwer de desbetreffende niet-naleving heeft beoogd of indien de landbouwer het risico heeft aanvaard dat zijn handelen of nalaten een niet-naleving tot gevolg heeft.\n \n \n 2\n Opzet wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:\n \n \n a.\n in de omschrijving van de betrokken randvoorwaarde wordt een rechtstreeks verband met de opzettelijkheid van de niet-naleving gelegd;\n \n \n b.\n de mate van complexiteit van de randvoorwaarde;\n \n \n c.\n de aanwezigheid van langdurig bestendig beleid;\n \n \n d.\n de niet-naleving veronderstelt een actieve handeling dan wel het bewust nalaten van een handeling;\n \n \n e.\n de omstandigheid dat de landbouwer reeds eerder op de hoogte is gesteld van onvolkomenheden in de naleving ten aanzien van de randvoorwaarde;\n \n \n f.\n de mate waarin de randvoorwaarde niet wordt nageleefd.\n \n \n \n \n 3\n In het geval waarin een niet-naleving door een derde is begaan op de landbouwgrond of in het kader van het bedrijf van een landbouwer wordt desbetreffende niet-naleving aan de landbouwer toegerekend als een opzettelijke niet-naleving indien de landbouwer heeft beoogd of het risico heeft aanvaard dat de niet-naleving zou plaatsvinden blijkens:\n \n \n a.\n de keuze voor de derde,\n \n \n b.\n het door de landbouwer op de derde uitgeoefende toezicht, of\n \n \n c.\n de door de landbouwer aan de derde gegeven instructies.\n \n \n \n \n 4\n Indien een niet-naleving die heeft geleid tot een verlaging met 15 procent, nogmaals wordt geconstateerd als bedoeld in artikel 39, vierde lid, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 640/2014, bedraagt de verlaging voor die herhaling 20 procent, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 5\n Indien een met opzet begane niet-naleving als bedoeld in artikel 40 van Verordening (EU) nr. 640/2014 die heeft geleid tot een verlaging, nogmaals wordt geconstateerd, bedraagt de verlaging voor die herhaling een verlaging met het percentage dat overeenkomt met het daarop eerstvolgende tiental, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 6\n Indien een niet-naleving die vóór 2015 heeft geleid tot een verlaging met een percentage van meer dan 15 en niet zijnde een percentage uitgedrukt in een tiental, nogmaals wordt geconstateerd, bedraagt de verlaging voor die herhaling een verlaging met het percentage dat overeenkomt met het daarop eerstvolgende tiental, welk percentage voor elke volgende herhaling met 10 wordt verhoogd.\n \n \n 7\n In afwijking van de leden 4 tot en met 6 kan een grotere verlaging worden toegepast indien ernst, omvang of permanent karakter van de niet-naleving daar aanleiding toe geven.\n \n20151960514-07-201512-07-2015WJZ/1507108420151960514-07-201512-07-2015WJZ/1507108415-07-2015\n \n \n Artikel\n 3a\n \nVervallen20196672911-12-201906-12-2019WJZ/1925056020196672911-12-201906-12-2019WJZ/1925056001-01-2020\n \n \n Artikel\n 3b\n \n \n 1\n Indien een landbouwer niet volledig voldoet aan de eisen uit het certificaat Akkerbouwstrokenpakket, inclusief Vogelakker, ontvangt de landbouwer geen certificaat als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, en wordt de vergroeningsbetaling als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op gewasdiversificatie, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 24 van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n b.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het onderdeel blijvend grasland, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 25 van Verordening (EU) nr. 640/2014, en\n \n \n c.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het ecologisch aandachtsgebied, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 26 van Verordening (EU) nr. 640/2014.\n \n \n \n \n 2\n In het geval een landbouwer minder dan 30% van zijn verplichting tot instandhouding van ecologische aandachtsgebieden invult met beheerde akkerranden wordt voor de toepassing van het eerste lid, onder c, een verlaging toegepast op het overige ecologisch aandachtsgebied, in het geval A kleiner is dan B vindt geen verlaging plaats.\n \n \n 3\n De verlaging, bedoeld in het derde lid, is in hectares, de uitkomst van de volgende berekening:\n A min B.\n \n \n 4\n Voor de toepassing van het tweede en derde lid wordt verstaan onder:\n \n \n A :\n de geconstateerde gewogen oppervlakte overige ecologisch aandachtsgebied;\n \n \n B:\n de gewogen oppervlakte akkerrand die aan de voorwaarden voldoet vermenigvuldigd met 7/3.\n \n \n \n20181075222-02-201816-02-2018WJZ/180129151075222-02-201820181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291523-02-2018\n \n \n Artikel\n 3c\n \n \n 1\n Indien een landbouwer niet volledig voldoet aan de eisen uit het certificaat Vezelhennep ontvangt de landbouwer geen certificaat en wordt de vergroeningsbetaling als volgt verlaagd:\n \n \n a.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op gewasdiversificatie, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 24 van Verordening (EU) nr. 640/2014;\n \n \n b.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het onderdeel blijvend grasland, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 25 van Verordening (EU) nr. 640/2014, en\n \n \n c.\n indien de niet-naleving betrekking heeft op het ecologisch aandachtsgebied, wordt de vergroeningsbetaling verlaagd volgens artikel 26 van Verordening (EU) nr. 640/2014.\n \n \n \n \n 2\n In het geval een landbouwer minder dan 50% van zijn verplichting tot instandhouding van ecologische aandachtsgebieden invult met vezelhennep wordt voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, een verlaging toegepast op het overige ecologisch aandachtsgebied, in het geval A kleiner is dan B vindt geen verlaging plaats.\n \n \n 3\n De verlaging, bedoeld in het tweede lid, is in hectares, de uitkomst van de volgende berekening: A min B.\n \n \n 4\n Voor de toepassing van het tweede en derde lid wordt verstaan onder:\n \n \n A:\n de geconstateerde gewogen oppervlakte overige ecologisch aandachtsgebied;\n \n \n B:\n de gewogen oppervlakte vezelhennep die aan de voorwaarden voldoet.\n \n \n \n20181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291520181075222-02-201816-02-2018WJZ/1801291523-02-2018\n \n \n Artikel\n 3d\n \n \n 1\n Voor de toepassing van artikel 2.17, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Rechtstreekse Betalingen GLB worden de elementen, bedoeld in de onderdelen a, e, g, h en i, als ecologisch aandachtsgebied beschouwd indien het element niet groter is dan maximaal de oppervlakte respectievelijk de breedte die mee mag tellen als ecologisch aandachtsgebied als bedoeld in artikel 45 van Verordening (EU) nr. 639/2014 vermenigvuldigd met de factor 3.\n \n \n 2\n Ten aanzien van aan elkaar grenzende elementen:\n \n \n a.\n worden elementen die door een duidelijke fysieke scheiding zoals een sloot, weg of kavelpad, van elkaar worden gescheiden beschouwd als afzonderlijke elementen, en\n \n \n b.\n worden elementen als afzonderlijke elementen beschouwd bij een combinatie van elementen e en h, waarbij element e grenst aan element h en element e maximaal 30 meter breed is. Indien element e breder is dan 30 meter, dan wordt het geheel van de elementen e en h voor de toepassing van dit artikel als één element h beschouwd.\n \n \n \n \n 3\n Indien meerdere landbouwers hetzelfde element sub h of sub i als ecologisch aandachtsgebied hebben aangegeven dan wordt de maximaal als ecologisch aandachtsgebied mee te tellen oppervlakte als bedoeld in artikel 45 van Verordening (EU) nr. 639/2014 naar rato van het aantal aanvragers toegekend aan de landbouwers, mits zij deze oppervlakte ook in beheer hebben.\n \n20191120522-02-201921-02-2019WJZ/1902670220191120522-02-201921-02-2019WJZ/1902670223-02-2019\n \n \n Artikel\n 4\n \n De uniforme buffertolerantie, bedoeld in artikel 38, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014, bedraagt 1 meter.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Van daadwerkelijke langdurige zeggenschap als bedoeld in artikel 49, eerste lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 639/2014 is sprake indien de jonge landbouwer:\n \n \n a.\n ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000,– euro, en\n \n \n b.\n ten minste mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering.\n \n \n \n \n 2\n De blokkerende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel, a, is uiterlijk op 15 mei van het eerste jaar waarin hij als jonge landbouwer een aanvraag indient verkregen en kan worden aangetoond met:\n \n \n a.\n de statuten van de rechtspersoon, ingeval van een besloten vennootschap, naamloze vennootschap, een stichting en een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid;\n \n \n b.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle maten, ingeval van een maatschap;\n \n \n c.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst met alle vennoten, ingeval van een vennootschap onder firma;\n \n \n d.\n een schriftelijk vastgelegde overeenkomst tussen alle leden, ingeval van een vereniging zonder volledige rechtsbevoegdheid, of\n \n \n e.\n de registratie van de blokkerende zeggenschap in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, waarvan de juistheid desgevraagd kan worden aangetoond met de onder a tot en met d genoemde bescheiden.\n \n \n \n \n 3\n De datum vanaf welke de jonge landbouwer wordt geacht te voldoen aan het eerste lid, wordt bepaald door de datum waarop de jonge landbouwer blijkens de registratie in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, is toegetreden tot:\n \n \n a.\n de maatschap of de vennootschap onder firma en de jonge landbouwer de blokkerende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, heeft verkregen, of\n \n \n b.\n het bestuur van de besloten vennootschap, de naamloze vennootschap, de stichting of de vereniging en de jonge landbouwer de blokkerende zeggenschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, heeft verkregen.\n \n \n \n \n 4\n In afwijking van het derde lid, kan de datum waarop de jonge landbouwer voldoet aan het eerste lid, op een later moment worden bepaald, ingeval de jonge landbouwer met schriftelijk bewijsmateriaal als bijlage bij de verzamelaanvraag ten genoegen van de minister aantoont:\n \n \n a.\n met gebruikmaking van de bescheiden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a tot en met d, dat hij op een later moment de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde blokkerende zeggenschap heeft verworven, of\n \n \n b.\n dat hij op een later moment mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, als gevolg van:\n \n \n 1°.\n het volgen van een dagopleiding gedurende gemiddeld meer dan 3 dagen per week;\n \n \n 2°.\n het verrichten van betaalde werkzaamheden in een andere onderneming gedurende gemiddeld meer dan 24 uur per week.\n \n \n \n \n \n \n 5\n In het in het vierde lid, onderdeel b, bedoelde geval wordt de jonge landbouwer geacht verantwoordelijk te zijn geworden voor de dagelijkse bedrijfsvoering na beëindiging van de in dat onderdeel onder 1° en 2° bedoelde scholing en werkzaamheden.\n \n \n 6\n De jonge landbouwer wordt geacht niet te voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, onderdeel a, indien in een samenwerkingsovereenkomst voor bepaalde tijd is bepaald dat de maatschap onderscheidenlijk de vennootschap onder firma eenzijdig door de andere maten onderscheidenlijk vennoten kan worden opgezegd of bij bedrijfsbeëindiging de jonge landbouwer geen recht op voortzetting heeft.\n \n \n 7\n Een commanditaire vennoot wordt geacht niet te voldoen aan het eerste lid.\n \n \n 8\n Op het samenwerkingsverband of de rechtspersoon waarin meer dan één jonge landbouwer deelneemt, is dit artikel van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de jonge landbouwers gezamenlijk dienen te voldoen aan de voorwaarden gesteld in dit artikel.\n \n \n 9\n De overeenkomst is uiterlijk 25 kalenderdagen na de uiterste datum van indiening van de verzamelaanvraag, bedoeld in artikel 4.2, derde lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB opgesteld, ondertekend en voorzien van de datum waarop de overeenkomst is ondertekend.\n \n \n 10\n Onverminderd het eerste lid wordt de jonge landbouwer geacht te voldoen aan het vereiste van blokkerende zeggenschap als er een overeenkomst voor onbepaalde tijd ten grondslag ligt aan de maatschap of de vennootschap onder firma.\n \n20206395202-12-202028-11-2020WJZ/2024745220206395202-12-202028-11-2020WJZ/2024745201-01-2021\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n Voor de toepassing van artikel 30, elfde lid, onderdeel b, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, wordt onder een natuurlijke persoon die de controle over de rechtspersoon heeft, onderscheidenlijk de natuurlijke persoon die de controle over de rechtspersoon heeft gehad, verstaan een landbouwer die:\n \n \n a.\n ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000– euro, en\n \n \n b.\n ten minste mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering.\n \n \n \n \n 2\n \n Artikel 5, tweede tot en met zevende en negende lid, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van ‘jonge landbouwer’ telkens ‘landbouwer’ wordt gelezen.\n \n20154612722-12-201514-12-2015WJZ/1515351820154612722-12-201514-12-2015WJZ/151535184612722-12-201501-01-2016\n \n \n Artikel\n 6a\n \n Voor de toepassing van de artikelen 2.22, derde lid, en 2.23, zevende lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB worden de dieren ook als ‘ononderbroken aanwezig op niet subsidiabele grond’ aangemerkt indien door de aanvrager aangetoond kan worden dat de dieren zich kortstondig niet op niet subsidiabele grond bevinden in verband met een voor de bedrijfsvoering noodzakelijke handeling zoals het scheren of enten van de dieren, hoefverzorging, transport of het deelnemen aan educatieve programma’s.\n20192440029-04-201924-04-2019WJZ/1908165620192440029-04-201924-04-2019WJZ/1908165630-04-2019\n \n \n Artikel\n 7\n \n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n Artikel\n 8\n \n Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB.\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n \n \n Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 17 mei 2015\n \n \n De Staatssecretaris van Economische Zaken,S.A.M.Dijksma\n20151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520151331319-05-201517-05-2015WJZ/1504907520-05-2015\n \n20192440029-04-201924-04-2019WJZ/1908165620192440029-04-201924-04-2019WJZ/1908165624-04-2019", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049246/2024-01-13_0/xml/BWBR0049246_2024-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 19 december 2023 tot vaststelling van het Specifiek interventiebeleid NVWA visketen zeevisserij (IB03-SPEC 48, versie 03)202421312-01-202419-12-2023202421312-01-202419-12-202313-01-2024\n Specifiek interventiebeleid NVWA visketen zeevisserij (IB03-SPEC 48, versie 03)202421312-01-202419-12-2023202421312-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 54a Visserijwet 1963, artikel 6, zevende lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019 en het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024;\n Besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:\n202421312-01-202419-12-2023202421312-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 1\n Onderwerp\n \n Het Specifiek interventiebeleid NVWA visketen zeevisserij beschrijft binnen de kaders van het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (AIB) de klassenindeling en interventies voor specifieke overtredingen in het domein visketen zeevisserij en geeft daarmee invulling aan het AIB.\n Overtredingen met betrekking tot de visketen zeevisserij waarin dit document niet voorziet worden voorgelegd aan de afdeling Expertise van de directie Handhaven van de NVWA.\n202421312-01-202419-12-2023202421312-01-202419-12-202313-01-2024202421312-01-202419-12-2023202421312-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 2\n Begrippen\n \n \n 2.1\n Definities\n \n Voor de definities wordt verwezen naar het AIB.\n \n PV Proces Verbaal\n \n RvO Rijksdienst voor Ondernemend Nederland\n \n Behavi Bestuurlijke rapportage handhaving\n \n GVB Gemeenschappelijk Visserijbeleid\n202421312-01-202419-12-2023202421312-01-202419-12-202313-01-2024202421312-01-202419-12-2023202421312-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.2\n Wettelijke basis\n \n Het domein zeevisserij kenmerkt zich door veel Europese wetgeving. Deze wetgeving is uitgewerkt op nationaal niveau. De wettelijke basis voor dit specifieke interventiebeleid is de Visserijwet 1963 en onderliggende besluiten en regelingen, te weten de Uitvoeringsregeling Zeevisserij en de Beleidsregel ernstige inbreuken van het GVB (Gemeenschappelijk Visserijbeleid).\n202421312-01-202419-12-2023202421312-01-202419-12-202313-01-2024202421312-01-202419-12-2023202421312-01-202419-12-202313-01-2024202421312-01-202419-12-2023202421312-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 3\n Werkwijze\n \n \n 3.1\n Het bepalen van de ernst van de overtreding\n \n Overtredingen worden ingedeeld naar de klassen zoals gedefinieerd in het AIB.\n Het overtreden van de regelgeving voor de zeevisserij kan ernstige gevolgen hebben voor natuur en milieu. Uitgangspunt van het Specifiek interventiebeleid NVWA visketen zeevisserij is dat de ernst van de gevolgen bepalend is voor de indeling van de overtreding in klassen, ongeacht of die gevolgen direct of pas na verloop van tijd optreden. Tenzij in dit specifieke interventiebeleid anders is bepaald, geldt het volgende:\n \n \n –\n Er is sprake van een zware overtreding wanneer een van de doelstellingen van de regelgeving voor de zeevisserij wordt overtreden, namelijk een duurzame exploitatie van visbestanden en biodiversiteit in het ecosysteem;\n \n \n –\n Er is sprake van een middelzware overtreding wanneer er weliswaar geen sprake is van een overtreding in klasse zwaar maar dat de handeling of gedraging dusdanig ongewenst is dat herhaling van de overtreding moet worden voorkomen;\n \n \n –\n Er is sprake van een lichte overtreding wanneer (het gevolg van) het feit eenvoudig en snel kan worden hersteld en er geen gevolgen zijn voor natuur en milieu.\n \n \n In de bijlagen van deze beleidsregel is bij een aantal overtredingen zowel overtredingsklasse zwaar als middelzwaar gedefinieerd. In deze gevallen wordt, indien de betreffende overtreding voldoet aan een van de navolgende kwalificaties, overtredingsklasse zwaar toegepast:\n \n \n –\n De overtreding is kwalificeerbaar als ernstige inbreuk conform de Beleidsregel ernstige inbreuken GVB;\n \n \n –\n De aard en omvang van de overtreding is ernstig;\n \n \n –\n De overtreding is in hoge mate verwijtbaar;\n \n \n –\n De overtreding betreft een structurele tekortkoming;\n \n \n –\n De overtreding betreft een langdurende overtreding.\n \n \n In de overige gevallen wordt overtredingsklasse middelzwaar toegepast.\n In de bijlagen zijn de bepalingen van de geldende wetgeving ingedeeld in een overtredingsklasse met bijbehorende interventie.\n202421312-01-202419-12-2023202421312-01-202419-12-202313-01-2024202421312-01-202419-12-2023202421312-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.2\n Het bepalen van de interventie bij een overtreding\n \n Bestraffende sanctie\n Het wettelijke uitgangspunt voor de handhaving van de Visserijwet 1963 en onderliggende besluiten en regelingen is dat overtredingen strafrechtelijk af worden gedaan.\n Het Openbaar Ministerie (OM) ontvangt hiervoor een proces verbaal (PV) van de NVWA, waarna verdere besluitvorming over de geconstateerde overtreding een verantwoordelijkheid is van het OM.\n202421312-01-202419-12-2023202421312-01-202419-12-202313-01-2024202421312-01-202419-12-2023202421312-01-202419-12-202313-01-2024202421312-01-202419-12-2023202421312-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 4\n Divers\n \n Vervanging\n Deze beleidsregel vervangt het op 16 november 2021 vastgestelde Specifiek interventiebeleid NVWA zeevisserij (IB02-SPEC 48, versie 02). Hiermee wordt de inhoud van de beleidsregel in overeenstemming gebracht met het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024. Tevens worden de bijlagen vanaf nu weergegeven op de website van de NVWA (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n Citeertitel\n Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Specifiek interventiebeleid NVWA visketen zeevisserij (IB03-SPEC 48, versie 03)’.\n Inwerkingtreding\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.\n Bijlagen\n De bijlagen van deze beleidsregel zijn te vinden op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n202421312-01-202419-12-2023202421312-01-202419-12-202313-01-2024202421312-01-202419-12-2023202421312-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n Deze beleidsregel wordt in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n namens deze:\n \n G.C.J.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n202421312-01-202419-12-2023202421312-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n Bijlage\n \n \n Gepubliceerd op www.nvwa.nl/interventiebeleid.\n \n202421312-01-202419-12-2023202421312-01-202419-12-202313-01-2024\n \n202421312-01-202419-12-2023202421312-01-202419-12-202313-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049246/manifest.xml", "content": "2024-01-132024-01-18T07:52:58+01:002024-01-18T07:52:58+01:00BWBR0049246.WTI2024-01-139999-12-312024-01-139999-12-312024-01-18T07:53:45+01:002024-01-18T07:53:45+01:00329333f6825d18658ea103f914ae0f7813a300602a6d886e8c0635b31694e057375d14b7108d617bc96d31956e54d78086b5fc0e29a0cad7e30125689885d5ee9859d", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049247/2024-01-13_0/xml/BWBR0049247_2024-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 december 2023 tot vaststelling van het Specifiek interventiebeleid NVWA kinderbedden en -boxen (IB03-SPEC 50, versie 02)202421412-01-202419-12-2023202421412-01-202419-12-202313-01-2024\n Specifiek interventiebeleid NVWA kinderbedden en -boxen (IB03-SPEC 50, versie 02)202421412-01-202419-12-2023202421412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 25 van de Warenwet, de artikelen 10, eerste lid, onderdeel d, en 13a van de Mandaatregeling VWS en het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024;\n Besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:\n202421412-01-202419-12-2023202421412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 1\n Onderwerp\n \n Het Specifiek interventiebeleid NVWA kinderbedden en -boxen beschrijft de klasseindeling en interventies voor specifieke overtredingen in het toezichtdomein kinderbedden en -boxen en geeft daarmee invulling aan het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03) voor onder andere baby- en kinderbedden en -boxen en strekt zich tot de houder, ontwerper of vervaardiger van kinderbedden en -boxen voor zowel de kinderopvang als professionele marktdeelnemers en consumenten. Dit beleid heeft als doel om een eenduidige en transparante vorm van handhaving te realiseren en om marktdeelnemers op kennis te brengen van de mogelijke interventies in geval van een overtreding.\n Overtredingen die door de inspecteur/toezichthouder worden waargenomen en die niet in deze beleidsregel zijn opgenomen, worden voorgelegd aan de afdeling Expertise van de directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.\n202421412-01-202419-12-2023202421412-01-202419-12-202313-01-2024202421412-01-202419-12-2023202421412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 2\n Begrippen\n \n \n 2.1\n Definities\n \n Hieronder is een aantal specifieke definities opgenomen in aanvulling op de definities en begrippen uit het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03).\n \n Ernstig letsel / ernstige gezondheidsschade 1Bij de inschatting welk letsel of welke gezondheidsschade kan worden veroorzaakt, wordt uitgegaan van de ongunstigste situatie die redelijkerwijs in een realistisch scenario kan ontstaan. Ook wordt hieronder begrepen indirect letsel of indirect ernstig letsel dat kan worden veroorzaakt door schade aan producten.\n \n Alle vormen van verwonding of ziekte die ingrijpende en nadelige, mogelijk blijvende gevolgen hebben voor personen en waarvoor professionele medische behandeling nodig is. Hieronder wordt mede verstaan zwaar lichamelijk letsel / gezondheidsschade en lichamelijk letsel / gezondheidsschade zoals bedoeld in artikel 82 resp. artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht.\n \n \n \n Letsel / gezondheidsschade Alle vormen van verwonding of ziekte die geringe nadelige gevolgen hebben voor personen en waarvoor geen professionele medische behandeling nodig is.\n \n \n \n Formele wettelijke eis Een in een wettelijk voorschrift vastgelegde eis gericht op de procedures die in acht moeten zijn genomen om te waarborgen, en/of aantoonbaar en controleerbaar te maken dat een veilig en traceerbaar product in de handel is gebracht of wordt gebruikt.\n \n \n \n Producten Producten zijn waren (roerende zaken c.q. technische voortbrengselen) in de zin van de Warenwet.\n \n \n \n Risico Risico is het product van kans (op letsel of gezondheidsschade) en ernst van het effect (ernst van het letsel of de gezondheidsschade).\n \n \n \n Publiekswaarschuwing Een publiekswaarschuwing is de openbare publicatie door een marktdeelnemer met als doel de houder/eigenaar van onveilige c.q. ondeugdelijke waar of product te informeren over de onveiligheid c.q. ondeugdelijkheid van de waar of het product (ex art. 21, lid 1, Warenwet).\n \n \n \n Terugroepactie De terugroepactie is het geheel aan acties door een marktdeelnemer met als doel onveilige c.q. ondeugdelijke waar of product terug te nemen van de houder/eigenaar (ex art. 21, lid 2, Warenwet).\n \n \n202421412-01-202419-12-2023202421412-01-202419-12-202313-01-2024202421412-01-202419-12-2023202421412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.2\n Wettelijke basis\n \n Op het werkterrein Kinderbedden en -boxen gelden nationale regels. De wettelijke basis voor het specifiek interventiebeleid is:\n \n \n •\n \n Warenwetbesluit Kinderbedden en -boxen;\n \n \n •\n \n Warenwetregeling nadere eisen kinderbedden en -boxen kinderopvang.\n \n \n202421412-01-202419-12-2023202421412-01-202419-12-202313-01-2024202421412-01-202419-12-2023202421412-01-202419-12-202313-01-2024202421412-01-202419-12-2023202421412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 3\n Werkwijze\n \n \n 3.1\n Het bepalen van de ernst van de overtreding\n \n Overtredingen worden ingedeeld naar de klassen zoals gedefinieerd in het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03).\n Tenzij in dit specifieke interventiebeleid anders is bepaald, geldt het volgende:\n \n \n –\n Er is sprake van een zware overtreding wanneer een overtreding van een wettelijk voorschrift in een realistisch scenario tot ernstig letsel of ernstige gezondheidsschade kan leiden;\n \n \n –\n Er is sprake van een middelzware overtreding wanneer een overtreding van een wettelijk voorschrift in een realistisch scenario tot letsel of gezondheidsschade kan leiden. Er is tevens sprake van een middelzware overtreding wanneer niet is voldaan aan een formele wettelijke eis en de tekortkoming kan leiden tot onvoldoende waarborg op veilige en traceerbare consumentenproducten;\n \n \n –\n Er is sprake van een lichte overtreding wanneer een tekortkoming ten opzichte van een wettelijke eis in een realistisch scenario gering letsel of gezondheidsschade kan veroorzaken. Er is tevens sprake van een lichte overtreding wanneer niet is voldaan aan een formele wettelijke eis, maar de tekortkoming geen of zeer geringe gevolgen kan hebben voor de veiligheid en traceerbaarheid van consumentenproducten.\n \n \n Een aantal normen zijn in 2 of meer overtredingsklassen (zwaar, middelzwaar en/of licht) ingedeeld, omdat de mogelijkheid tot beoordeling van de ernst van de overtreding afhankelijk is van de feiten en omstandigheden van het geval. De inspecteur zal op basis van de feiten en omstandigheden de overtredingsklasse hanteren die behoort bij de ernst van de mogelijke gezondheidsschade.\n In de bijlage zijn de bepalingen van de geldende wetgeving ingedeeld in een overtredingsklasse met bijbehorende interventie(s).\n202421412-01-202419-12-2023202421412-01-202419-12-202313-01-2024202421412-01-202419-12-2023202421412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.2\n Het bepalen van interventies bij een overtreding\n \n Bestraffende sanctie\n Overtredingen van de Warenwet worden doorgaans bestuurlijk beboet. In voorkomende gevallen kan echter ook proces-verbaal worden opgemaakt. Aan het Openbaar Ministerie worden slechts overtredingen voorgelegd indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan daartoe aanleiding geven. De NVWA treedt met name in overleg met het Openbaar Ministerie over mogelijke gevallen van:\n \n \n a.\n moedwillig begane overtredingen (opzettelijk, calculerend gedrag);\n \n \n b.\n bij incidenten waarbij personen letsel hebben opgelopen;\n \n \n c.\n frauduleus handelen;\n \n \n d.\n stelselmatige overtredingen.\n \n \n Ook worden aan het Openbaar Ministerie overtredingen voorgelegd indien daarvoor op basis van de Wet op de economische delicten een hogere geldboete kan worden opgelegd dan de voorziene bestuurlijke boete, en:\n \n \n –\n indien de opzettelijke of roekeloze overtreding een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft óf\n \n \n –\n de in de bijlage ter zake van de overtreding voorziene bestuurlijke boete aanmerkelijk wordt overschreden door het met de overtreding behaalde economisch voordeel (artikel 32a, derde lid, Warenwet).\n \n \n Strafrechtelijke afdoening is niet voorbehouden aan een vooraf aan te geven overtreding van een bepaald voorschrift, maar kan in beginsel bij alle overtredingen van de bij of krachtens de Warenwet gestelde voorschriften noodzakelijk zijn.\n202421412-01-202419-12-2023202421412-01-202419-12-202313-01-2024202421412-01-202419-12-2023202421412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.3\n Herhaalde overtreding en herinspectie\n \n Herhaalde overtreding\n Er is sprake van een herhaalde overtreding binnen de context van het toezichtdomein kinderbedden en -boxen wanneer tijdens een (her)inspectie opnieuw een overtreding van dezelfde wetgeving wordt vastgesteld, waarbij een zelfde of een ander product betrokken is dat dezelfde of een soortgelijke tekortkoming vertoont die bij de overtreder in de daaraan voorafgaande periode van 2 jaar reeds eerder is geconstateerd.\n Herinspectie\n Na het constateren van een zware of middelzware overtreding kan een herinspectie worden uitgevoerd om na te gaan of gemaakte afspraken over het opheffen van de overtreding zijn nagekomen. Herinspecties kunnen in rekening worden gebracht bij het bedrijf.\n202421412-01-202419-12-2023202421412-01-202419-12-202313-01-2024202421412-01-202419-12-2023202421412-01-202419-12-202313-01-2024202421412-01-202419-12-2023202421412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 4\n Divers\n \n Vervanging\n Deze beleidsregel vervangt het op 19 oktober 2022 vastgestelde Specifiek interventiebeleid NVWA Kinderbedden en -boxen (IB02-SPEC 50, versie 01). Hiermee wordt de inhoud van de beleidsregel in overeenstemming gebracht met het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024.\n Citeertitel\n Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Specifiek interventiebeleid NVWA kinderbedden en -boxen (IB03-SPEC 50, versie 02)’.\n Inwerkingtreding\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.\n Bijlage\n De bijlage van deze beleidsregel is te vinden op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n202421412-01-202419-12-2023202421412-01-202419-12-202313-01-2024202421412-01-202419-12-2023202421412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n Deze beleidsregel wordt in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n namens deze:\n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n De inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n202421412-01-202419-12-2023202421412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n Bijlage\n \n \n Gepubliceerd op www.nvwa.nl/interventiebeleid.\n \n202421412-01-202419-12-2023202421412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n202421412-01-202419-12-2023202421412-01-202419-12-202313-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049247/manifest.xml", "content": "2024-01-132024-01-18T07:53:28+01:002024-01-18T07:53:28+01:00BWBR0049247.WTI2024-01-139999-12-312024-01-139999-12-312024-01-18T07:53:41+01:002024-01-18T07:53:41+01:0041842cad34425c8116708ae8dfc45f2df8eed46d9c2fc65b7ef77a7e3663be274d3ac85c415be40743cc21e3efe43c112103a5db749a7d05bfbe0da807fc158d7f99c", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049248/2024-01-13_0/xml/BWBR0049248_2024-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 december 2023 tot vaststelling van het Specifiek interventiebeleid NVWA cosmetische producten (IB03-SPEC 52, versie 02)202421512-01-202419-12-2023202421512-01-202419-12-202313-01-2024\n Specifiek interventiebeleid NVWA cosmetische producten (IB03-SPEC 52, versie 02)202421512-01-202419-12-2023202421512-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 25 van de Warenwet, de artikelen 10, eerste lid, onderdeel d, en artikel 13a van de Mandaatregeling VWS en het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024;\n Besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:\n202421512-01-202419-12-2023202421512-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 1\n Onderwerp\n \n Het Specifiek interventiebeleid NVWA cosmetica beschrijft de klasseindeling en interventies voor specifieke overtredingen in het toezichtdomein cosmetische producten en geeft daarmee invulling aan het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03).\n Overtredingen die door de inspecteur/toezichthouder worden waargenomen en die niet in deze beleidsregel zijn opgenomen, worden voorgelegd aan de afdeling Expertise van de directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.\n202421512-01-202419-12-2023202421512-01-202419-12-202313-01-2024202421512-01-202419-12-2023202421512-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 2\n Begrippen\n \n \n 2.1\n Definities\n \n Hieronder is een aantal specifieke definities opgenomen in aanvulling op de definities en begrippen uit het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03).\n \n \n \n Ernstig letsel / ernstige gezondheidsschade1Bij de inschatting welk letsel of welke gezondheidsschade kan worden veroorzaakt, wordt uitgegaan van de ongunstigste situatie die redelijkerwijs in een realistisch scenario kan ontstaan. Ook wordt hieronder begrepen indirect letsel of indirect ernstig letsel dat kan worden veroorzaakt door schade aan producten. Alle vormen van verwonding of ziekte die ingrijpende en nadelige, mogelijk blijvende gevolgen hebben voor personen en waarvoor professionele medische behandeling nodig is. Hieronder wordt mede verstaan zwaar lichamelijk letsel / gezondheidsschade en lichamelijk letsel / gezondheidsschade zoals bedoeld in artikel 82 resp. artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht (WvSr).\n \n \n \n Letsel / gezondheidsschade Alle vormen van verwonding of ziekte die geringe nadelige gevolgen hebben voor personen en waarvoor geen professionele medische behandeling nodig is.\n \n \n \n Formele wettelijke eis Een in een wettelijk voorschrift vastgelegde eis gericht op de procedures die in acht moeten zijn genomen om te waarborgen, aantoonbaar en controleerbaar te maken dat een veilig en traceerbaar product in de handel is gebracht of wordt gebruikt.\n \n \n \n Kwantitatieve eis Een kwantitatieve eis is een eis die betrekking heeft op eigenschappen, stoffen, onderdelen of voorzieningen die in een bepaalde mate of hoedanigheid aanwezig moeten zijn of juist een bepaalde waarde niet mogen overschrijden.\n Voorbeeld: Een bepaalde chemische stof mag niet aanwezig zijn of slechts in een bepaalde hoeveelheid aanwezig zijn in een cosmetisch product.\n \n \n \n Geharmoniseerde norm Een door een normcommissie – al dan niet met mandaat van de Europese Commissie – opgesteld stelsel van technische voorschriften, waarin o.a. veiligheids-gerelateerde eisen zijn opgenomen.\n Voor dit specifiek interventiebeleid betreft het voor de in artikel 8 van verordening (EG) nr. 1223/2009 genoemde goede productiepraktijken geharmoniseerde norm: Nederlandse norm NEN-EN-ISO 22716 (en) Cosmetics – Good Manufacturing Practices (GMP) – Guidelines on Good Manufacturing Practices (ISO 22716:2007).\n \n \n \n Marktdeelnemer Onder het begrip marktdeelnemer vallen de fabrikant, de gemachtigde van de fabrikant, de EU-importeur, de producent en de distributeur. Ook de term verhandelaar valt samen met het begrip marktdeelnemer.\n \n \n \n Verantwoordelijk persoon Een verantwoordelijk persoon is een rechtspersoon of een natuurlijke persoon, die binnen de EU als zodanig is aangewezen. Op grond van artikel 4, van de Verordening (EG) nr. 1223/2009, is de verantwoordelijk persoon een van de volgende marktdeelnemers:\n \n \n \n Fabrikant De fabrikant is de verantwoordelijke persoon voor cosmetische producten die in de EU zijn geproduceerd, die niet daarna zijn uitgevoerd en opnieuw in de EU zijn ingevoerd. De fabrikant kan een in de EU gevestigde persoon bij schriftelijke machtiging als verantwoordelijke persoon aanwijzen, die dat schriftelijk aanvaardt. Wanneer de fabrikant van cosmetische producten buiten de EU is gevestigd, wijst hij bij schriftelijke machtiging een in de EU gevestigde persoon als verantwoordelijke persoon aan, die dat schriftelijk aanvaardt.\n \n \n \n Importeur De importeur is de verantwoordelijke persoon voor ingevoerde cosmetische producten, specifiek voor het cosmetische product dat hij op de markt brengt. De importeur kan een in de EU gevestigd persoon bij schriftelijke machtiging als verantwoordelijke persoon aanwijzen, die dat schriftelijk aanvaardt.\n \n \n \n Distributeur De distributeur is de verantwoordelijke persoon wanneer hij onder zijn naam of handelsmerk een cosmetisch product op de markt brengt of een reeds op de markt aanwezig product zo wijzigt dat de overeenstemming met de toepasselijke voorschriften in het gedrang kan komen. De vertaling van informatie over een reeds op de markt geïntroduceerd cosmetisch product wordt niet beschouwd als een dusdanige wijziging van dat product dat de overeenstemming met de toepasselijke voorschriften van deze verordening in het gedrang kan komen.\n \n \n \n Producten Producten zijn waren (roerende zaken c.q. technische voortbrengselen) in de zin van de Warenwet.\n \n \n \n Risico Risico is het product van kans (op letsel of gezondheidsschade) en ernst van het effect (ernst van het letsel of de gezondheidsschade).\n \n \n \n Publiekswaarschuwing Een publiekswaarschuwing is de openbare publicatie door een marktdeelnemer met als doel de houder/eigenaar van onveilige c.q. ondeugdelijke waar of product te informeren over de onveiligheid c.q. ondeugdelijkheid van de waar of het product (ex art. 21, eerste lid van de Warenwet).\n \n \n \n Terugroepactie De terugroepactie is het geheel aan acties door een marktdeelnemer met als doel onveilige c.q. ondeugdelijke waar of product terug te nemen van de houder/eigenaar (ex art. 21, tweede lid van de Warenwet).\n \n \n202421512-01-202419-12-2023202421512-01-202419-12-202313-01-2024202421512-01-202419-12-2023202421512-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.2\n Gebruikte afkortingen\n \n \n \n \n \n \n \n \n AIB\n \n \n \n Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03)\n \n \n \n \n GMP\n \n \n Good Manufacturing Practices\n \n \n \n \n NL\n \n \n Nederland\n \n \n \n \n RvB\n \n \n Rapport van Bevindingen\n \n \n \n \n OW\n \n \n Officiële waarschuwing\n \n \n \n \n SPEC\n \n \n Specifiek interventiebeleid\n \n \n \n \n VWS\n \n \n Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n \n \n \n \n WvSr\n \n \n \n Wetboek van Strafrecht\n \n \n \n \n \n WW\n \n \n \n Warenwet\n \n \n \n \n \n \n202421512-01-202419-12-2023202421512-01-202419-12-202313-01-2024202421512-01-202419-12-2023202421512-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.3\n Wettelijke basis\n \n Op het werkterrein cosmetische producten gelden zowel Europese als nationale regels. De wettelijke basis voor het specifiek interventiebeleid is:\n \n \n –\n \n Verordening (EG) 1223/2009 van het Europees parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten;\n \n \n –\n \n Verordening (EG) 655/2013 van de Commissie van 10 juli 2013 tot vaststelling van gemeenschappelijke criteria voor de rechtvaardiging van beweringen over cosmetische producten;\n \n \n –\n \n Richtlijn 87/357/EEG van de Raad van 25 juni 1987 betreffende artikelen die door een misleidend uiterlijk een gevaar vormen voor de gezondheid of de veiligheid van de consument;\n \n \n –\n \n Warenwetbesluit cosmetische producten 2011.\n \n \n202421512-01-202419-12-2023202421512-01-202419-12-202313-01-2024202421512-01-202419-12-2023202421512-01-202419-12-202313-01-2024202421512-01-202419-12-2023202421512-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 3\n Werkwijze\n \n \n 3.1\n Het bepalen van de ernst van de overtreding\n \n Overtredingen worden ingedeeld naar de klassen zoals gedefinieerd in het AIB.\n Als gevolg van onveilige producten kan direct letsel en/of gezondheidsschade ontstaan, maar het letsel of de gezondheidsschade kan ook pas na verloop van tijd optreden. In bijzonder geldt dat voor gezondheidsschade ten gevolge van chemische of microbiologische gevaren. Uitgangspunt van het Specifiek interventiebeleid NVWA cosmetische producten is dat de ernst van de mogelijke gevolgen van een tekortkoming aan een product bepalend is voor de indeling van de overtreding in klassen, ongeacht of die gevolgen direct of pas na verloop van tijd optreden.\n Tenzij in deze beleidsregel anders is bepaald, geldt het volgende:\n \n \n –\n Er is sprake van een zware overtreding wanneer een tekortkoming ten opzichte van een wettelijke eis aan een product dat wordt verhandeld of gebruikt in een realistisch scenario tot een ernstig letsel of ernstige gezondheidsschade kan leiden. Er is tevens sprake van een zware overtreding wanneer niet is voldaan aan meerdere formele wettelijke eisen en de tekortkomingen kunnen leiden tot onvoldoende waarborg op veilige en traceerbare consumentenproducten;\n \n \n –\n Er is sprake van een middelzware overtreding wanneer een tekortkoming ten opzichte van een wettelijke eis aan een product dat wordt verhandeld of gebruikt in een realistisch scenario tot een letsel of gezondheidsschade kan leiden. Ook wordt een middelzware overtreding gebruikt wanneer niet is voldaan aan een formele wettelijke eis en de tekortkoming kan leiden tot onvoldoende waarborg op veilige en traceerbare consumentenproducten;\n \n \n –\n Er is sprake van een lichte overtreding wanneer een tekortkoming ten opzichte van een wettelijke eis aan een product dat wordt verhandeld of gebruikt in een realistisch scenario geen letsel of gezondheidsschade kan veroorzaken. Daarnaast is tevens sprake van een lichte overtreding wanneer niet is voldaan aan een formele wettelijke eis, maar de tekortkoming geen of zeer geringe gevolgen kan hebben voor de veiligheid en traceerbaarheid van consumentenproducten.\n \n \n Een aantal normen is in 2 of meer overtredingsklassen ingedeeld, zwaar, middelzwaar en/of licht, omdat de mogelijkheid tot beoordeling van de ernst van de overtreding afhankelijk is van de feiten en omstandigheden van het geval. De inspecteur zal op basis van de feiten en omstandigheden de overtredingsklasse hanteren die behoort bij de ernst van de mogelijke gezondheidsschade.\n In de bijlage zijn de bepalingen van de geldende wetgeving ingedeeld in een overtredingsklasse met bijbehorende interventie(s).\n202421512-01-202419-12-2023202421512-01-202419-12-202313-01-2024202421512-01-202419-12-2023202421512-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.2\n Het bepalen van interventies bij een overtreding\n \n Bestraffende sanctie\n Overtredingen van de Warenwet worden doorgaans bestuurlijk beboet. In voorkomende gevallen kan echter ook proces-verbaal worden opgemaakt. Aan het Openbaar Ministerie worden slechts overtredingen voorgelegd indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan daartoe aanleiding geven. De NVWA treedt met name in overleg met het Openbaar Ministerie over mogelijke gevallen van:\n \n \n a.\n Moedwillig begane overtredingen (opzettelijk, calculerend gedrag);\n \n \n b.\n Bij incidenten waarbij personen letsel hebben opgelopen;\n \n \n c.\n Frauduleus handelen;\n \n \n d.\n Stelselmatige overtredingen\n \n \n Ook worden aan het Openbaar Ministerie overtredingen voorgelegd indien daarvoor op basis van de Wet op de economische delicten een hogere geldboete kan worden opgelegd dan de voorziene bestuurlijke boete, en:\n \n \n –\n Indien de opzettelijke of roekeloze overtreding een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft óf\n \n \n –\n De in de bijlage ter zake van de overtreding voorziene bestuurlijke boete aanmerkelijk wordt overschreden door het met de overtreding behaalde economisch voordeel (artikel 32a, derde lid, Warenwet).\n \n \n Strafrechtelijke afdoening is niet voorbehouden aan een vooraf aan te geven overtreding van een bepaald voorschrift, maar kan in beginsel bij alle overtredingen van de bij of krachtens de Warenwet gestelde voorschriften noodzakelijk zijn.\n De kolommen ‘interventie bij eerste overtreding’ en ‘interventie bij herhaalde overtreding’ in de bijlage van dit document vermelden voornamelijk de bestuurlijke boete als bestraffende sanctie die doorgaans wordt toegepast. Dit laat onverlet dat, als een overtreding zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk kan worden afgedaan, op grond van de specifieke feiten en omstandigheden kan worden besloten om in plaats van een bestuurlijke boete een proces-verbaal op te maken ten behoeve van strafrechtelijke afdoening. Behoudens een aantal specifieke gevallen is op voorhand niet in de interventiematrix aan te geven wanneer wordt overgegaan tot een strafrechtelijke bestraffende sanctie. Daarom vormt deze paragraaf een aanvulling op de inhoud van de bijlage.\n202421512-01-202419-12-2023202421512-01-202419-12-202313-01-2024202421512-01-202419-12-2023202421512-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.3\n Herhaalde overtreding en herinspectie\n \n Herhaalde overtreding\n Er is sprake van een herhaalde overtreding binnen de context van het toezichtdomein cosmetische producten wanneer tijdens een (her)inspectie opnieuw een overtreding van dezelfde wetgeving wordt vastgesteld, waarbij eenzelfde of een ander product betrokken is dat dezelfde of een soortgelijke tekortkoming vertoont die bij de overtreder binnen de daaraan voorafgaande periode van twee jaar eerder is geconstateerd.\n Herinspectie\n Na het constateren van een zware of middelzware overtreding kan een herinspectie worden uitgevoerd. Een herinspectie volgt op een eerder ingestelde inspectie, waarbij een overtreding is geconstateerd en naar aanleiding waarvan het noodzakelijk wordt geacht om binnen de tijdens de eerdere inspectie aangegeven termijn na te gaan of afdoende corrigerende maatregelen zijn genomen om de overtreding op te heffen en nieuwe overtredingen te voorkomen.\n202421512-01-202419-12-2023202421512-01-202419-12-202313-01-2024202421512-01-202419-12-2023202421512-01-202419-12-202313-01-2024202421512-01-202419-12-2023202421512-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 4\n Divers\n \n Vervanging\n Deze beleidsregel vervangt het op 23 juni 2023 vastgestelde Specifiek interventiebeleid NVWA cosmetische producten (IB02-SPEC 52, versie 01). Hiermee wordt de inhoud van de beleidsregel in overeenstemming gebracht met het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024.\n Citeertitel\n Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Specifiek interventiebeleid NVWA cosmetische producten (IB03-SPEC 52, versie 02)’.\n Inwerkingtreding\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.\n Bijlage\n De bijlage van dit specifiek interventiebeleid is te vinden op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n202421512-01-202419-12-2023202421512-01-202419-12-202313-01-2024202421512-01-202419-12-2023202421512-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n Deze beleidsregel wordt in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n namens deze:\n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n202421512-01-202419-12-2023202421512-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n Bijlage\n \n \n Gepubliceerd op www.nvwa.nl/interventiebeleid.\n \n202421512-01-202419-12-2023202421512-01-202419-12-202313-01-2024\n \n202421512-01-202419-12-2023202421512-01-202419-12-202313-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049248/manifest.xml", "content": "2024-01-132024-01-18T07:53:07+01:002024-01-18T07:53:07+01:00BWBR0049248.WTI2024-01-139999-12-312024-01-139999-12-312024-01-18T07:53:54+01:002024-01-18T07:53:54+01:005461017a7684dd8bc3b9be174759b86d90dbd0847599c2cc2c39aa3fc5d970e09ef5035a1261d5fa0f86e2e70e06a64a78c05bcd3942fa0363ff1c30bd836e3ef44e3", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049249/2024-01-13_0/xml/BWBR0049249_2024-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 december 2023 tot vaststelling van het Specifiek interventiebeleid NVWA draagbaar klimmaterieel (IB03-SPEC 53, versie 02)202421612-01-202419-12-2023202421612-01-202419-12-202313-01-2024\n Specifiek interventiebeleid NVWA draagbaar klimmaterieel (IB03-SPEC 53, versie 02)202421612-01-202419-12-2023202421612-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 25 van de Warenwet, de artikelen 10, eerste lid, onderdeel d, en artikel 13a van de Mandaatregeling VWS en het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024;\n Besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:\n202421612-01-202419-12-2023202421612-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 1\n Onderwerp\n \n Het Specifiek interventiebeleid NVWA draagbaar klimmaterieel beschrijft de klasseindeling en interventies voor specifieke overtredingen in het toezichtdomein draagbaar klimmaterieel en geeft daarmee invulling aan het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03) voor onder andere (huishoud)trappen, ladders en opstappen en strekt zich van professionele marktdeelnemers tot consumenten. Dit beleid heeft als doel om een eenduidige en transparante vorm van handhaving te realiseren en om marktdeelnemers op kennis te brengen van de mogelijke interventies in geval van een overtreding\n Overtredingen die door de inspecteur/toezichthouder worden waargenomen en die niet in deze beleidsregel zijn opgenomen, worden voorgelegd aan de afdeling Expertise van de directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.\n202421612-01-202419-12-2023202421612-01-202419-12-202313-01-2024202421612-01-202419-12-2023202421612-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 2\n Begrippen\n \n \n 2.1\n Definities\n \n Hieronder is een aantal specifieke definities opgenomen in aanvulling op de definities en begrippen uit het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03).\n \n \n \n Ernstig letsel/ ernstige gezondheidsschade1Bij de inschatting welk letsel of welke gezondheidsschade kan worden veroorzaakt, wordt uitgegaan van de ongunstigste situatie die redelijkerwijs in een realistisch scenario kan ontstaan. Ook wordt hieronder begrepen indirect letsel of indirect ernstig letsel dat kan worden veroorzaakt door schade aan producten. Alle vormen van verwonding of ziekte die ingrijpende en nadelige, mogelijk blijvende gevolgen hebben voor personen en waarvoor professionele medische behandeling nodig is. Hieronder wordt mede verstaan zwaar lichamelijk letsel / gezondheidsschade en lichamelijk letsel / gezondheidsschade zoals bedoeld in artikel 82 resp. artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht.\n \n \n \n Letsel / gezondheidsschade Alle vormen van verwonding of ziekte die geringe nadelige gevolgen hebben voor personen en waarvoor geen professionele medische behandeling nodig is.\n \n \n \n Formele wettelijke eis Een in een wettelijk voorschrift vastgelegde eis gericht op de procedures die in acht moeten zijn genomen om te waarborgen, en/of aantoonbaar en controleerbaar te maken dat een veilig en traceerbaar product in de handel is gebracht of wordt gebruikt.\n \n \n \n Marktdeelnemer Onder het begrip marktdeelnemer vallen de fabrikant, de gemachtigde van de fabrikant, de EU-importeur, de producent en de distributeur. Ook de term verhandelaar valt samen met het begrip marktdeelnemer.\n \n \n \n Producten Producten zijn waren (roerende zaken c.q. technische voortbrengselen) in de zin van de Warenwet.\n \n \n \n Risico Risico is het product van kans (op letsel of gezondheidsschade) en ernst van het effect (ernst van het letsel of de gezondheidsschade).\n \n \n \n Publiekswaarschuwing Een publiekswaarschuwing is de openbare publicatie door een marktdeelnemer met als doel de houder/eigenaar van onveilige c.q. ondeugdelijke waar of product te informeren over de onveiligheid c.q. ondeugdelijkheid van de waar of het product (ex art. 21, lid 1, WW).\n \n \n \n Terugroepactie De terugroepactie is het geheel aan acties door een marktdeelnemer met als doel onveilige c.q. ondeugdelijke waar of product terug te nemen van de houder/eigenaar (ex art. 21, lid 2, WW).\n \n \n202421612-01-202419-12-2023202421612-01-202419-12-202313-01-2024202421612-01-202419-12-2023202421612-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.3\n Wettelijke basis\n \n Op het werkterrein draagbaar klimmaterieel gelden nationale regels. De wettelijke basis voor het specifiek interventiebeleid is:\n \n \n −\n \n Warenwetbesluit draagbaar klimmaterieel;\n \n \n −\n \n Warenwetregeling draagbaar klimmaterieel;\n \n \n −\n \n Warenwetregeling methoden van onderzoek draagbaar klimmaterieel.\n \n \n202421612-01-202419-12-2023202421612-01-202419-12-202313-01-2024202421612-01-202419-12-2023202421612-01-202419-12-202313-01-2024202421612-01-202419-12-2023202421612-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 3\n Werkwijze\n \n \n 3.1\n Het bepalen van de ernst van de overtreding\n \n Overtredingen worden ingedeeld naar de klassen zoals gedefinieerd in het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03).\n Tenzij in dit specifieke interventiebeleid anders is bepaald, geldt het volgende:\n \n \n −\n Er is sprake van een zware overtreding wanneer een tekortkoming ten opzichte van een wettelijke eis aan een product dat wordt verhandeld of gebruikt in een realistisch scenario tot een ernstig letsel of ernstige gezondheidsschade kan leiden;\n \n \n −\n Er is sprake van een middelzware overtreding wanneer een tekortkoming ten opzichte van een wettelijke eis aan een product dat wordt verhandeld of gebruikt in een realistisch scenario tot een letsel of gezondheidsschade kan leiden. Er is tevens sprake van een middelzware overtreding wanneer niet is voldaan aan een formele wettelijke eis en de tekortkoming kan leiden tot onvoldoende waarborg op veilige en traceerbare consumentenproducten;\n \n \n −\n Er is sprake van een lichte overtreding wanneer een tekortkoming ten opzichte van een wettelijke eis aan een product dat wordt verhandeld of gebruikt in een realistisch scenario gering letsel of gezondheidsschade kan veroorzaken. Er is tevens sprake van een lichte overtreding wanneer niet is voldaan aan een formele wettelijke eis, maar de tekortkoming geen of zeer geringe gevolgen kan hebben voor de veiligheid en traceerbaarheid van consumentenproducten.\n \n \n Een aantal normen zijn in 2 of meer overtredingsklassen ingedeeld, zwaar, middelzwaar en/of licht, omdat de mogelijkheid tot beoordeling van de ernst van de overtreding afhankelijk is van de feiten en omstandigheden van het geval. De inspecteur zal op basis van de feiten en omstandigheden de overtredingsklasse hanteren die behoort bij de ernst van de mogelijke gezondheidsschade.\n Bij sommige kwantitatieve veiligheidseisen in een norm is niet precies te bepalen bij welke mate van afwijken in een realistisch scenario een onveilige situatie kan ontstaan. In dergelijke gevallen wordt bij een afwijking van 25% of meer de naast hogere overtredingsklasse aan de overtreding toegekend. Dat wil zeggen dat in dergelijke gevallen een lichte overtreding een middelzware overtreding kan worden en een middelzware overtreding een zware overtreding.\n In de bijlage zijn de bepalingen van de geldende wetgeving ingedeeld in een overtredingsklasse met bijbehorende interventie(s).\n202421612-01-202419-12-2023202421612-01-202419-12-202313-01-2024202421612-01-202419-12-2023202421612-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.2\n Het bepalen van interventies bij een overtreding\n \n Bestraffende sanctie\n Overtredingen van de Warenwet worden doorgaans bestuurlijk beboet. In voorkomende gevallen kan echter ook proces-verbaal worden opgemaakt. Aan het Openbaar Ministerie worden slechts overtredingen voorgelegd indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan daartoe aanleiding geven. De NVWA treedt met name in overleg met het Openbaar Ministerie over mogelijke gevallen van:\n \n \n a.\n moedwillig begane overtredingen (opzettelijk, calculerend gedrag);\n \n \n b.\n bij incidenten waarbij personen letsel hebben opgelopen;\n \n \n c.\n frauduleus handelen;\n \n \n d.\n stelselmatige overtredingen.\n \n \n Ook worden aan het Openbaar Ministerie overtredingen voorgelegd indien daarvoor op basis van de Wet op de economische delicten een hogere geldboete kan worden opgelegd dan de voorziene bestuurlijke boete, en:\n \n \n –\n indien de opzettelijke of roekeloze overtreding een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft óf\n \n \n –\n de in de bijlage ter zake van de overtreding voorziene bestuurlijke boete aanmerkelijk wordt overschreden door het met de overtreding behaalde economisch voordeel (artikel 32a, derde lid, Warenwet).\n \n \n Strafrechtelijke afdoening is niet voorbehouden aan een vooraf aan te geven overtreding van een bepaald voorschrift, maar kan in beginsel bij alle overtredingen van de bij of krachtens de Warenwet gestelde voorschriften noodzakelijk zijn.\n De kolommen ‘interventie bij eerste overtreding’ en ‘interventie bij herhaalde overtreding’ in de bijlage van dit document vermelden voornamelijk de bestuurlijke boete als bestraffende sanctie die doorgaans wordt toegepast. Dit laat onverlet dat, als een overtreding zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk kan worden afgedaan, op grond van de specifieke feiten en omstandigheden kan worden besloten om in plaats van een bestuurlijke boete een proces-verbaal op te maken ten behoeve van strafrechtelijke afdoening. Behoudens een aantal specifieke gevallen is op voorhand niet in de bijlage aan te geven wanneer wordt overgegaan tot een strafrechtelijke bestraffende sanctie. Daarom vormt deze paragraaf een aanvulling op de inhoud van de bijlage.\n202421612-01-202419-12-2023202421612-01-202419-12-202313-01-2024202421612-01-202419-12-2023202421612-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.3\n Herhaalde overtreding en herinspectie\n \n Herhaalde overtreding\n Er is sprake van een herhaalde overtreding binnen de context van het toezichtdomein draagbaar klimmaterieel wanneer tijdens een (her)inspectie opnieuw een overtreding van dezelfde wetgeving wordt vastgesteld, waarbij een zelfde of een ander product betrokken is dat dezelfde of een soortgelijke tekortkoming vertoont, die bij de overtreder binnen de daaraan voorafgaande periode van twee jaar eerder is geconstateerd.\n Herinspectie\n Na het constateren van een zware of middelzware overtreding kan een herinspectie worden uitgevoerd om na te gaan of gemaakte afspraken over het opheffen van de overtreding zijn nagekomen. Herinspecties kunnen in rekening worden gebracht bij het bedrijf.\n202421612-01-202419-12-2023202421612-01-202419-12-202313-01-2024202421612-01-202419-12-2023202421612-01-202419-12-202313-01-2024202421612-01-202419-12-2023202421612-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 4\n Divers\n \n Vervanging\n Deze beleidsregel vervangt het op 19 oktober 2022 vastgestelde Specifiek interventiebeleid NVWA draagbaar klimmaterieel (IB02-SPEC 53, versie 01). Hiermee wordt de inhoud van de beleidsregel in overeenstemming gebracht met het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024.\n Citeertitel\n Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Specifiek interventiebeleid NVWA draagbaar klimmaterieel (IB03-SPEC 53, versie 02)’.\n Inwerkingtreding\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.\n Bijlage\n De bijlage van dit specifiek interventiebeleid is te vinden op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n202421612-01-202419-12-2023202421612-01-202419-12-202313-01-2024202421612-01-202419-12-2023202421612-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n Deze beleidsregel wordt in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n namens deze:\n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n202421612-01-202419-12-2023202421612-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n Bijlage\n \n \n Gepubliceerd op www.nvwa.nl/interventiebeleid.\n \n202421612-01-202419-12-2023202421612-01-202419-12-202313-01-2024\n \n202421612-01-202419-12-2023202421612-01-202419-12-202313-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049249/manifest.xml", "content": "2024-01-132024-01-18T07:53:32+01:002024-01-18T07:53:32+01:00BWBR0049249.WTI2024-01-139999-12-312024-01-139999-12-312024-01-18T07:53:41+01:002024-01-18T07:53:41+01:00439236ddd9342b6e40032ab4d0364b5f823be87b5943bf528238e0895928492468856196953d6558547b989fd72cc6d0a9f25b1bcb39775ac68e801954d50a9948838", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049250/2024-01-13_0/xml/BWBR0049250_2024-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 december 2023 tot vaststelling van het Specifiek interventiebeleid NVWA elektrisch materiaal (IB03-SPEC 54, versie 02)202421712-01-202419-12-2023202421712-01-202419-12-202313-01-2024\n Specifiek interventiebeleid NVWA elektrisch materiaal (IB03-SPEC 54, versie 02)202421712-01-202419-12-2023202421712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 25 van de Warenwet, artikel 10, eerste lid, onderdeel d, in samenhang met artikel 13a, eerste en tweede lid, van de Mandaatregeling VWS en het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024;\n Besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:\n202421712-01-202419-12-2023202421712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 1\n Onderwerp\n \n Het Specifiek interventiebeleid NVWA elektrisch materiaal beschrijft de klasseindeling en interventies voor specifieke overtredingen in het toezichtdomein elektrisch materiaal en geeft daarmee invulling aan het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03) (AIB).\n Overtredingen die door de inspecteur/toezichthouder worden waargenomen en die niet in deze beleidsregel zijn opgenomen, worden voorgelegd aan de afdeling Expertise van de directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.\n202421712-01-202419-12-2023202421712-01-202419-12-202313-01-2024202421712-01-202419-12-2023202421712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 2\n Begrippen\n \n \n 2.1\n Definities\n \n Hieronder is een aantal specifieke definities opgenomen in aanvulling op de definities en begrippen uit het AIB.\n \n \n \n Ernstig letsel / ernstige gezondheidsschade 1Bij de inschatting welk letsel of welke gezondheidsschade kan worden veroorzaakt, wordt uitgegaan van de ongunstigste situatie die redelijkerwijs in een realistisch scenario kan ontstaan. Ook wordt hieronder begrepen indirect letsel of indirect ernstig letsel dat kan worden veroorzaakt door schade aan producten. Alle vormen van verwonding of ziekte die ingrijpende en nadelige, mogelijk blijvende gevolgen hebben voor personen en waarvoor professionele medische behandeling nodig is. Hieronder wordt mede verstaan zwaar lichamelijk letsel / gezondheidsschade en lichamelijk letsel / gezondheidsschade zoals bedoeld in artikel 82 resp. artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht.\n \n \n \n Letsel / gezondheidsschade Alle vormen van verwonding of ziekte die geringe nadelige gevolgen hebben voor personen en waarvoor geen professionele medische behandeling nodig is.\n \n \n \n Wettelijke norm/eis Een in wetgeving vastgelegde norm of eis gericht op het product. Er zijn kwalitatieve en kwantitatieve wettelijke eisen.\n \n \n \n Formele wettelijke norm/eis Een in de wetgeving vastgelegde norm of eis gericht op de naleving van procedures voor de borging dat alleen producten op de markt worden gebracht die aan de geldende wettelijke eisen voldoen.\n \n \n \n Kwalitatieve eis Een kwalitatieve eis gaat om de aan- of afwezigheid van een bepaalde eigenschap, een onderdeel, of een voorziening ten behoeve van het belang van veiligheid.\n \n \n \n Kwantitatieve eis Een kwantitatieve eis is een eis die betrekking heeft op onderdelen of voorzieningen die in een bepaalde mate of hoedanigheid aanwezig moeten zijn.\n \n \n \n Marktdeelnemer Onder het begrip marktdeelnemer vallen de fabrikant, de gemachtigde2Toelichting: In relatie naar de RAPV kennen wij de leverancier als de producent (de fabrikant, de gemachtigde van de fabrikant en de EU-importeur) en de handelaar als de distributeur (NL-importeur, groothandel en detaillist). van de fabrikant, de EU-importeur, de producent en de distributeur. Ook de term verhandelaar valt samen met het begrip marktdeelnemer.\n Een importeur of distributeur kan op grond van artikel 10 van de RICHTLIJN 2014/35/EU betreffende elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen geacht worden te voldoen aan de in artikel 6 vermelde verplichtingen van de fabrikant wanneer hij elektrisch materiaal onder zijn eigen naam of merknaam in de handel brengt of reeds in de handel gebrachte elektrisch materiaal zodanig wijzigt dat de overeenstemming met de toepasselijke eisen in het gedrang kan komen. Het betreft hier alleen een gelijkenis in verplichtingen. De normadressaat blijft ongewijzigd en zodoende gesplitst in fabrikant, importeur en distributeur. Dit zal in het RvB of SW moeten worden toegelicht en onderbouwd.\n \n \n \n Producten Producten zijn waren (roerende zaken c.q. technische voortbrengselen) in de zin van de Warenwet.\n \n \n \n Risico Risico is het product van kans (op letsel of gezondheidsschade) en ernst van het effect (ernst van het letsel of de gezondheidsschade).\n \n \n \n Publiekswaarschuwing Een publiekswaarschuwing is de openbare publicatie door een marktdeelnemer met als doel de houder/eigenaar van onveilige c.q. ondeugdelijke waar of product te informeren over de onveiligheid c.q. ondeugdelijkheid van de waar of het product (ex art. 21, lid 1, WW).\n \n \n \n Terugroepactie De terugroepactie is het geheel aan acties door een marktdeelnemer met als doel onveilige c.q. ondeugdelijke waar of product terug te nemen van de houder/eigenaar (ex art. 21, lid 2, WW).\n \n \n202421712-01-202419-12-2023202421712-01-202419-12-202313-01-2024202421712-01-202419-12-2023202421712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.2\n Afkortingen\n \n CE Conformité Européenne\n EU Europese Unie\n AIB Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03)\n NL Nederland\n PV Proces-verbaal pro justitia (zie algemeen interventiebeleid voor definitie)\n RAPV Richtlijn algemene productveiligheid\n RvB Rapport van Bevindingen\n OW Officiële waarschuwing\n SPEC Specifiek interventiebeleid\n VWS Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n202421712-01-202419-12-2023202421712-01-202419-12-202313-01-2024202421712-01-202419-12-2023202421712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.3\n Wettelijke basis\n \n Op het werkterrein elektrisch materiaal gelden zowel Europese als nationale regels. De wettelijke basis voor het specifiek interventiebeleid is:\n \n \n –\n \n RICHTLIJN 2014/35/EU VAN HET EuropEES parlement EN DE RAAD van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen;\n \n \n –\n \n VERORDENING (EG) Nr. 765/2008 VAN HET EuropEES parlement EN DE RAAD van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten;\n \n \n –\n Warenwetbesluit elektrisch materiaal.\n \n \n202421712-01-202419-12-2023202421712-01-202419-12-202313-01-2024202421712-01-202419-12-2023202421712-01-202419-12-202313-01-2024202421712-01-202419-12-2023202421712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 3\n Werkwijze\n \n \n 3.1\n Het bepalen van de ernst van de overtreding\n \n Overtredingen worden ingedeeld naar de klassen zoals gedefinieerd in het AIB.\n Tenzij in deze beleidsregel anders is bepaald, geldt het volgende:\n \n \n –\n Er is sprake van een zware overtreding wanneer een tekortkoming ten opzichte van een wettelijke eis aan een product dat wordt verhandeld of gebruikt in een realistisch scenario tot een ernstig letsel of ernstige gezondheidsschade kan leiden;\n \n \n –\n Er is sprake van een middelzware overtreding wanneer een tekortkoming ten opzichte van een wettelijke eis aan een product dat wordt verhandeld of gebruikt in een realistisch scenario tot een letsel of gezondheidsschade kan leiden. Er is tevens sprake van een middelzware overtreding wanneer niet aan een belangrijke wettelijke eis is voldaan;\n \n \n –\n Er is sprake van een lichte overtreding wanneer een tekortkoming ten opzichte van een wettelijke eis aan een product dat wordt verhandeld of gebruikt in een realistisch scenario gering letsel of gezondheidsschade kan veroorzaken. Er is tevens sprake van een lichte overtreding wanneer niet aan een wettelijke eis is voldaan.\n \n \n Een aantal normen zijn in 2 of meer overtredingsklassen ingedeeld, zwaar, middelzwaar en/of licht omdat de mogelijkheid tot beoordeling van de ernst van de overtreding afhankelijk is van de feiten en omstandigheden van het geval. De inspecteur zal op basis van de feiten en omstandigheden de overtredingsklasse hanteren die behoort bij de ernst van de mogelijke gezondheidsschade.\n Bij sommige kwantitatieve veiligheidseisen in een norm is niet precies te bepalen bij welke mate van afwijken in een realistisch scenario een onveilige situatie kan ontstaan. In dergelijke gevallen wordt bij een afwijking van 25% of meer de naast hogere overtredingsklasse aan de overtreding toegekend. Dat wil zeggen dat in dergelijke gevallen een lichte overtreding een middelzware overtreding kan worden en een middelzware overtreding een zware overtreding.\n In de bijlage zijn de bepalingen van de geldende wetgeving ingedeeld in een overtredingsklasse met bijbehorende interventie(s).\n202421712-01-202419-12-2023202421712-01-202419-12-202313-01-2024202421712-01-202419-12-2023202421712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.2\n Het bepalen van interventies bij een overtreding\n \n \n 3.2.1\n Bestraffende sanctie\n \n Overtredingen van de Warenwet worden doorgaans bestuurlijk beboet. In voorkomende gevallen kan echter ook proces-verbaal worden opgemaakt. Aan het Openbaar Ministerie worden slechts overtredingen voorgelegd indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan daartoe aanleiding geven. De NVWA treedt met name in overleg met het Openbaar Ministerie over mogelijke gevallen van:\n \n \n a.\n Moedwillig begane overtredingen (opzettelijk, calculerend gedrag);\n \n \n b.\n Bij incidenten waarbij personen letsel hebben opgelopen;\n \n \n c.\n Frauduleus handelen;\n \n \n d.\n Stelselmatige overtredingen\n \n \n Ook worden aan het Openbaar Ministerie overtredingen voorgelegd indien daarvoor op basis van de Wet op de economische delicten een hogere geldboete kan worden opgelegd dan de voorziene bestuurlijke boete, en:\n \n \n –\n indien de opzettelijke of roekeloze overtreding een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft óf\n \n \n –\n de in de bijlage ter zake van de overtreding voorziene bestuurlijke boete aanmerkelijk wordt overschreden door het met de overtreding behaalde economisch voordeel (artikel 32a, derde lid, Warenwet).\n \n \n Strafrechtelijke afdoening is niet voorbehouden aan een vooraf aan te geven overtreding van een bepaald voorschrift, maar kan in beginsel bij alle overtredingen van de bij of krachtens de Warenwet gestelde voorschriften noodzakelijk zijn.\n De kolommen ‘interventie bij eerste overtreding’ en ‘interventie bij herhaalde overtreding’ in de interventiematrix van dit document vermelden voornamelijk de bestuurlijke boete als bestraffende sanctie die doorgaans wordt toegepast. Dit laat onverlet dat, als een overtreding zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk kan worden afgedaan, op grond van de specifieke feiten en omstandigheden kan worden besloten om in plaats van een bestuurlijke boete een proces-verbaal op te maken ten behoeve van strafrechtelijke afdoening. Behoudens een aantal specifieke gevallen is op voorhand niet in de bijlage aan te geven wanneer wordt overgegaan tot een strafrechtelijke bestraffende sanctie. Daarom vormt deze paragraaf een aanvulling op de inhoud van de bijlage.\n202421712-01-202419-12-2023202421712-01-202419-12-202313-01-2024202421712-01-202419-12-2023202421712-01-202419-12-202313-01-2024202421712-01-202419-12-2023202421712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.3\n Herhaalde overtreding en herinspectie\n \n Herhaalde overtreding\n Er is sprake van een herhaalde overtreding binnen de context van het toezichtdomein elektrisch materiaal wanneer tijdens een (her)inspectie opnieuw een overtreding van dezelfde wetgeving wordt vastgesteld, waarbij een zelfde of een ander product betrokken is dat dezelfde of een soortgelijke tekortkoming vertoont die bij de overtreder binnen de daaraan voorafgaande periode van twee jaar eerder is geconstateerd.\n Herinspectie\n Na het constateren van een zware of middelzware overtreding kan een herinspectie worden uitgevoerd. Een herinspectie volgt op een eerder ingestelde inspectie, waarbij een overtreding is geconstateerd en naar aanleiding waarvan het noodzakelijk wordt geacht om binnen de tijdens de eerdere inspectie aangegeven termijn na te gaan of afdoende corrigerende maatregelen zijn genomen om de overtreding op te heffen en nieuwe overtredingen te voorkomen.\n202421712-01-202419-12-2023202421712-01-202419-12-202313-01-2024202421712-01-202419-12-2023202421712-01-202419-12-202313-01-2024202421712-01-202419-12-2023202421712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 4\n Divers\n \n Vervanging\n Deze beleidsregel vervangt het op 27 juni 2023 vastgestelde Specifiek interventiebeleid NVWA elektrisch materiaal (IB02-SPEC 54, versie 01). Hiermee wordt de inhoud van de beleidsregel in overeenstemming gebracht met het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024.\n Citeertitel\n Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Specifiek interventiebeleid NVWA elektrisch materiaal (IB03-SPEC 54, versie 02)’.\n Inwerkingtreding\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.\n Bijlage\n De bijlage van dit specifiek interventiebeleid is te vinden op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n202421712-01-202419-12-2023202421712-01-202419-12-202313-01-2024202421712-01-202419-12-2023202421712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n Deze beleidsregel wordt in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n namens deze:\n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n202421712-01-202419-12-2023202421712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n Bijlage\n \n \n Gepubliceerd op www.nvwa.nl/interventiebeleid.\n \n202421712-01-202419-12-2023202421712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n202421712-01-202419-12-2023202421712-01-202419-12-202313-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049250/manifest.xml", "content": "2024-01-132024-01-18T07:52:59+01:002024-01-18T07:52:59+01:00BWBR0049250.WTI2024-01-139999-12-312024-01-139999-12-312024-01-18T07:53:36+01:002024-01-18T07:53:36+01:00501469fb9a8747dc98885a7011f58c2d46a090f056f2ecc9a9e8a1ea5996f578d8b11aee125f0f592ec0aed1aecf5c3c9ac80df1eb220543f1514553868e34e224717", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049251/2024-01-13_0/xml/BWBR0049251_2024-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 december 2023 tot vaststelling van het Specifiek interventiebeleid NVWA gastoestellen (IB03-SPEC 55, versie 02)202421812-01-202419-12-2023202421812-01-202419-12-202313-01-2024\n Specifiek interventiebeleid NVWA Gastoestellen (IB03-SPEC 55, versie 02)202421812-01-202419-12-2023202421812-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 25 van de Warenwet, de artikelen 10, eerste lid, onderdeel d, en artikel 13a van de Mandaatregeling VWS en het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024;\n Besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:\n202421812-01-202419-12-2023202421812-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 1\n Onderwerp\n \n Het Specifiek interventiebeleid NVWA gastoestellen beschrijft de klasseindeling en interventies voor specifieke overtredingen in het subdomein gastoestellen en geeft daarmee invulling aan het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03).\n Overtredingen die door de inspecteur/toezichthouder worden waargenomen en die niet in deze beleidsregel zijn opgenomen, worden voorgelegd aan de afdeling Expertise van de directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.\n202421812-01-202419-12-2023202421812-01-202419-12-202313-01-2024202421812-01-202419-12-2023202421812-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 2\n Begrippen\n \n \n 2.1\n Definities\n \n Hieronder is een aantal specifieke definities opgenomen in aanvulling op de definities en begrippen uit het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03).\n \n \n \n Ernstig letsel / ernstige gezondheidsschade1Bij de inschatting welk letsel of welke gezondheidsschade kan worden veroorzaakt, wordt uitgegaan van de ongunstigste situatie die redelijkerwijs in een realistisch scenario kan ontstaan. Ook wordt hieronder begrepen indirect letsel of indirect ernstig letsel dat kan worden veroorzaakt door schade aan producten. Alle vormen van verwonding of ziekte die ingrijpende en nadelige, mogelijk blijvende gevolgen hebben voor personen en waarvoor professionele medische behandeling nodig is. Hieronder wordt mede verstaan zwaar lichamelijk letsel / gezondheidsschade en lichamelijk letsel / gezondheidsschade zoals bedoeld in artikel 82 resp. artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht.\n \n \n \n Letsel / gezondheidsschade Alle vormen van verwonding of ziekte die geringe nadelige gevolgen hebben voor personen en waarvoor geen professionele medische behandeling nodig is.\n \n \n \n Formele wettelijke eis Een in een wettelijk voorschrift vastgelegde eis gericht op de procedures die in acht moeten zijn genomen om te waarborgen, aantoonbaar en controleerbaar te maken dat een veilig en traceerbaar product in de handel is gebracht of wordt gebruikt.\n \n \n \n Marktdeelnemer Onder het begrip marktdeelnemer vallen de fabrikant, de gemachtigde van de fabrikant, de EU-importeur, de producent en de distributeur. Ook de term verhandelaar valt samen met het begrip marktdeelnemer.\n Indien in de bijlage fabrikant wordt genoemd als normadressaat, kan hiermee op grond van artikel 11 van Verordening (EU) nr. 2016/426 ook de importeur of de distributeur worden bedoeld indien zij gastoestellen of appendages onder hun eigen naam of merknaam in de handel brengen of een reeds in de handel gebracht gastoestel of een reeds in de handel gebrachte appendage zodanig wijzigen dat de conformiteit met de eisen van de verordening (EU) nr. 2016/426 in het gedrang kan komen. Dit zal in het RvB moeten worden toegelicht en onderbouwd.\n \n \n \n Meetonzekerheid De meetonzekerheid is de onzekerheid van een bepaalde gemeten waarde van een fysische grootheid.\n \n \n \n Risico Risico is het product van kans (op letsel of gezondheidsschade) en ernst van het effect (ernst van het letsel of gezondheidsschade).\n \n \n202421812-01-202419-12-2023202421812-01-202419-12-202313-01-2024202421812-01-202419-12-2023202421812-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.2\n Wettelijke basis\n \n Op het werkterrein gastoestellen gelden nationale en Europese regels. De wettelijke basis voor het specifiek interventiebeleid is:\n \n \n −\n \n Warenwetbesluit gastoestellen 2018;\n \n \n −\n \n VERORDENING (EU) 2016/426 VAN HET EuropEES parlement EN DE RAAD van 9 maart 2016 betreffende gasverbrandingstoestellen;\n \n \n −\n \n VERORDENING (EG) nr. 765/2008 VAN HET EuropEES parlement EN DE RAAD van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten.\n \n \n202421812-01-202419-12-2023202421812-01-202419-12-202313-01-2024202421812-01-202419-12-2023202421812-01-202419-12-202313-01-2024202421812-01-202419-12-2023202421812-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 3\n Werkwijze\n \n \n 3.1\n Het bepalen van de ernst van de overtreding\n \n Overtredingen worden ingedeeld naar de klassen zoals gedefinieerd in het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03).\n Als gevolg van onveilige producten of diensten kan direct letsel en/of gezondheidsschade ontstaan, maar het letsel of de gezondheidsschade kan ook pas na verloop van tijd optreden. In bijzonder geldt dat voor gezondheidsschade ten gevolge van chemische of microbiologische gevaren. Uitgangspunt van het Specifiek interventiebeleid NVWA gastoestellen is dat de ernst van de mogelijke gevolgen van een tekortkoming aan een product of van een dienst bepalend is voor de indeling van de overtreding in klassen, ongeacht of die gevolgen direct of pas na verloop van tijd optreden.\n Tenzij in dit specifieke interventiebeleid anders is bepaald, geldt het volgende:\n \n \n −\n Er is sprake van een zware overtreding wanneer een tekortkoming ten opzichte van een wettelijke eis aan een product dat wordt verhandeld of een dienst die wordt verleend in een realistisch scenario tot een ernstig letsel of ernstige gezondheidsschade kan leiden;\n \n \n −\n Er is sprake van een middelzware overtreding wanneer een tekortkoming ten opzichte van een wettelijke eis aan een product dat wordt verhandeld of een dienst die wordt verleend in een realistisch scenario tot een letsel of gezondheidsschade kan leiden. Er is tevens sprake van een middelzware overtreding wanneer niet aan een belangrijke formele wettelijke eis is voldaan;\n \n \n −\n Er is sprake van een lichte overtreding wanneer een tekortkoming ten opzichte van een wettelijke eis aan een product dat wordt verhandeld of een dienst die wordt verleend in een realistisch scenario gering letsel of gezondheidsschade kan veroorzaken. Er is tevens sprake van een lichte overtreding wanneer niet aan een formele wettelijke eis is voldaan.\n \n \n Een aantal normen zijn in 2 of meer overtredingsklassen zwaar, middelzwaar en/of licht ingedeeld, omdat de mogelijkheid tot beoordeling van de ernst van de overtreding afhankelijk is van de feiten en omstandigheden van het geval. De inspecteur zal op basis van de feiten en omstandigheden de overtredingsklasse hanteren die behoort bij de ernst van de mogelijke gezondheidsschade.\n In de bijlage zijn de bepalingen van de geldende wetgeving ingedeeld in een overtredingsklasse met bijbehorende interventie(s).\n202421812-01-202419-12-2023202421812-01-202419-12-202313-01-2024202421812-01-202419-12-2023202421812-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.2\n Het bepalen van interventies bij een overtreding\n \n Bestraffende sanctie\n Overtredingen van de Warenwet worden doorgaans bestuurlijk beboet. In voorkomende gevallen kan echter ook proces-verbaal worden opgemaakt. Aan het Openbaar Ministerie worden slechts overtredingen voorgelegd indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan daartoe aanleiding geven. De NVWA treedt met name in overleg met het Openbaar Ministerie over mogelijke gevallen van:\n \n \n a.\n moedwillig begane overtredingen (opzettelijk, calculerend gedrag);\n \n \n b.\n bij incidenten waarbij personen letsel hebben opgelopen;\n \n \n c.\n frauduleus handelen;\n \n \n d.\n stelselmatige overtredingen.\n \n \n Ook worden aan het Openbaar Ministerie overtredingen voorgelegd indien daarvoor op basis van de Wet op de economische delicten een hogere geldboete kan worden opgelegd dan de voorziene bestuurlijke boete, en:\n \n \n −\n indien de opzettelijke of roekeloze overtreding een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft óf\n \n \n −\n de in de bijlage ter zake van de overtreding voorziene bestuurlijke boete aanmerkelijk wordt overschreden door het met de overtreding behaalde economisch voordeel (artikel 32a, derde lid, Warenwet).\n \n \n Strafrechtelijke afdoening is niet voorbehouden aan een vooraf aan te geven overtreding van een bepaald voorschrift, maar kan in beginsel bij alle overtredingen van de bij of krachtens de Warenwet gestelde voorschriften noodzakelijk zijn.\n De kolommen ‘interventie bij eerste overtreding’ en ‘interventie bij herhaalde overtreding’ in de bijlage van dit document vermelden voornamelijk de bestuurlijke boete als bestraffende sanctie die doorgaans wordt toegepast. Dit laat onverlet dat, als een overtreding zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk kan worden afgedaan, op grond van de specifieke feiten en omstandigheden kan worden besloten om in plaats van een bestuurlijke boete een proces-verbaal op te maken ten behoeve van strafrechtelijke afdoening. Behoudens een aantal specifieke gevallen is op voorhand niet in de bijlage aan te geven wanneer wordt overgegaan tot een strafrechtelijke bestraffende sanctie. Daarom vormt deze paragraaf een aanvulling op de inhoud van de bijlage.\n202421812-01-202419-12-2023202421812-01-202419-12-202313-01-2024202421812-01-202419-12-2023202421812-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.3\n Herhaalde overtreding en herinspectie\n \n Herhaalde overtreding\n Er is sprake van een herhaalde overtreding binnen de context van het toezichtdomein gastoestellen, wanneer tijdens een (her)inspectie opnieuw een overtreding van dezelfde wetgeving wordt vastgesteld, waarbij een zelfde of een ander product of dienst betrokken is dat dezelfde of een soortgelijke tekortkoming vertoont die bij de overtreder in de daaraan voorafgaande periode van 2 jaar eerder is geconstateerd.\n Herinspectie\n Na het constateren van een zware of middelzware overtreding kan een herinspectie worden uitgevoerd. Een herinspectie volgt op een eerder ingestelde inspectie, waarbij een overtreding is geconstateerd en naar aanleiding waarvan het noodzakelijk wordt geacht om binnen de tijdens de eerdere inspectie aangegeven termijn na te gaan of afdoende corrigerende maatregelen zijn genomen om de overtreding op te heffen en nieuwe overtredingen te voorkomen.\n202421812-01-202419-12-2023202421812-01-202419-12-202313-01-2024202421812-01-202419-12-2023202421812-01-202419-12-202313-01-2024202421812-01-202419-12-2023202421812-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 4\n Divers\n \n Vervanging\n Deze beleidsregel vervangt het op 19 oktober 2022 vastgestelde Specifiek interventiebeleid NVWA Gastoestellen (IB02-SPEC 55, versie 01). Hiermee wordt de inhoud van de beleidsregel in overeenstemming gebracht met het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024.\n Citeertitel\n Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Specifiek interventiebeleid NVWA Gastoestellen (IB03-SPEC 55, versie 02)’.\n Inwerkingtreding\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.\n Bijlage\n De bijlage van dit specifiek interventiebeleid is te vinden op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n Deze beleidsregel wordt in de Staatscourant geplaatst.\n202421812-01-202419-12-2023202421812-01-202419-12-202313-01-2024202421812-01-202419-12-2023202421812-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n namens deze:\n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n202421812-01-202419-12-2023202421812-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n Bijlage\n \n \n Gepubliceerd op www.nvwa.nl/interventiebeleid.\n \n202421812-01-202419-12-2023202421812-01-202419-12-202313-01-2024\n \n202421812-01-202419-12-2023202421812-01-202419-12-202313-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049251/manifest.xml", "content": "2024-01-132024-01-18T07:53:31+01:002024-01-18T07:53:31+01:00BWBR0049251.WTI2024-01-139999-12-312024-01-139999-12-312024-01-18T07:53:39+01:002024-01-18T07:53:39+01:00434300e70835e75e0f3b8823b7fdea792e19a5a9d11063f74d4f55f50c936a36b76a2da1aed03eaadd5cb989995cbdff0c79151e150b41b03301956106c0c5433cbfa", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049252/2024-01-13_0/xml/BWBR0049252_2024-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 december 2023 tot vaststelling van het Specifiek interventiebeleid NVWA speelgoed (IB03-SPEC 58, versie 02)202421912-01-202419-12-2023202421912-01-202419-12-202313-01-2024\n Specifiek interventiebeleid NVWA Speelgoed (IB03-SPEC 58, versie 02)202421912-01-202419-12-2023202421912-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 25 van de Warenwet, de artikelen 10, eerste lid, onderdeel d, en 13a van de Mandaatregeling VWS en het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024;\n Besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:\n202421912-01-202419-12-2023202421912-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 1\n Onderwerp\n \n Het Specifiek interventiebeleid NVWA speelgoed beschrijft de klasseindeling en interventies voor specifieke overtredingen in het toezichtdomein speelgoed en geeft daarmee invulling aan het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03).\n Overtredingen die door de inspecteur/toezichthouder worden waargenomen en die niet in deze beleidsregel zijn opgenomen, worden voorgelegd aan de afdeling Expertise van de directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.\n202421912-01-202419-12-2023202421912-01-202419-12-202313-01-2024202421912-01-202419-12-2023202421912-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 2\n Begrippen\n \n \n 2.1\n Definities\n \n Hieronder is een aantal specifieke definities opgenomen in aanvulling op de definities en begrippen uit het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03).\n \n \n \n Ernstig letsel / ernstige gezondheidsschade1Bij de inschatting welk letsel of welke gezondheidsschade kan worden veroorzaakt, wordt uitgegaan van de ongunstigste situatie die redelijkerwijs in een realistisch scenario kan ontstaan. Ook wordt hieronder begrepen indirect letsel of indirect ernstig letsel dat kan worden veroorzaakt door schade aan producten. Alle vormen van verwonding of ziekte die ingrijpende en nadelige, mogelijk blijvende gevolgen hebben voor personen en waarvoor professionele medische behandeling nodig is. Hieronder wordt mede verstaan zwaar lichamelijk letsel / gezondheidsschade en lichamelijk letsel / gezondheidsschade zoals bedoeld in artikel 82 resp. artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht.\n \n \n \n Letsel / gezondheidsschade Alle vormen van verwonding of ziekte die geringe nadelige gevolgen hebben voor personen en waarvoor geen professionele medische behandeling nodig is.\n \n \n \n Formele wettelijke eis Een in een wettelijk voorschrift vastgelegde eis gericht op de procedures die in acht moeten zijn genomen om te waarborgen, en/of aantoonbaar en controleerbaar te maken dat een veilig en traceerbaar product in de handel is gebracht of wordt gebruikt.\n \n \n \n Marktdeelnemer Onder het begrip marktdeelnemer vallen de fabrikant, de gemachtigde van de fabrikant, de EU-importeur, de producent en de distributeur. Ook de term verhandelaar valt samen met het begrip marktdeelnemer.\n Indien in de bijlage fabrikant wordt genoemd als normadressant, kan hiermee op grond van artikel 8 van richtlijn 2009/48/EG ook de importeur of de distributeur worden bedoeld indien zij speelgoed onder hun eigen naam of merknaam in de handel brengen of reeds in de handel gebracht speelgoed zodanig wijzigen dat de overeenstemming met de toepasselijke eisen in het gedrang kan komen. Dit zal in het RvB moeten worden toegelicht en onderbouwd.\n \n \n \n Producten Producten zijn waren (roerende zaken c.q. technische voortbrengselen) in de zin van de Warenwet.\n \n \n \n Risico Risico is het product van kans (op letsel of gezondheidsschade) en ernst van het effect (ernst van het letsel of de gezondheidsschade).\n \n \n \n Publiekswaarschuwing Een publiekswaarschuwing is de openbare publicatie door een marktdeelnemer met als doel de houder/eigenaar van onveilige c.q. ondeugdelijke waar of product te informeren over de onveiligheid c.q. ondeugdelijkheid van de waar of het product (ex art. 21, lid 1, WW).\n \n \n \n Terugroepactie De terugroepactie is het geheel aan acties door een marktdeelnemer met als doel onveilige c.q. ondeugdelijke waar of product terug te nemen van de houder/eigenaar (ex art. 21, lid 2, WW).\n \n \n202421912-01-202419-12-2023202421912-01-202419-12-202313-01-2024202421912-01-202419-12-2023202421912-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.3\n Wettelijke basis\n \n Op het werkterrein speelgoed gelden zowel Europese als nationale regels. De wettelijke basis voor het Specifiek interventiebeleid is:\n \n \n −\n Warenwetbesluit speelgoed 2011;\n \n \n −\n \n Richtlijn 2009/48/EG van het Europees parlement en de Raad betreffende de veiligheid van speelgoed;\n \n \n −\n \n Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees parlement en de Raad tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten. M.i.v. 16 juli 2021 aangepast volgens art. 39 van verordening (EU) 2019/1020.\n \n \n202421912-01-202419-12-2023202421912-01-202419-12-202313-01-2024202421912-01-202419-12-2023202421912-01-202419-12-202313-01-2024202421912-01-202419-12-2023202421912-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 3\n Werkwijze\n \n \n 3.1\n Het bepalen van de ernst van de overtreding\n \n Overtredingen worden ingedeeld naar de klassen zoals gedefinieerd in het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03).\n Als gevolg van onveilige producten kan direct letsel en/of gezondheidsschade ontstaan, maar het letsel of de gezondheidsschade kan ook pas na verloop van tijd optreden. In bijzonder geldt dat voor gezondheidsschade ten gevolge van chemische of microbiologische gevaren. Uitgangspunt van het Specifiek interventiebeleid NVWA speelgoed is dat de ernst van de mogelijke gevolgen van een tekortkoming aan een product bepalend is voor de indeling van de overtreding in klassen, ongeacht of die gevolgen direct of pas na verloop van tijd optreden.\n Tenzij in dit Specifiek interventiebeleid anders is bepaald, geldt het volgende:\n \n \n −\n Er is sprake van een zware overtreding wanneer een tekortkoming ten opzichte van een wettelijke eis aan een product dat wordt verhandeld of gebruikt in een realistisch scenario tot ernstig letsel of ernstige gezondheidsschade kan leiden. Er is tevens sprake van een zware overtreding wanneer niet is voldaan aan meerdere formele wettelijke eisen en de tekortkomingen kunnen leiden tot onvoldoende waarborg op veilige en traceerbare consumentenproducten;\n \n \n −\n Er is sprake van een middelzware overtreding wanneer een tekortkoming ten opzichte van een wettelijke eis aan een product dat wordt verhandeld of gebruikt in een realistisch scenario tot letsel of gezondheidsschade kan leiden. Ook wordt een middelzware overtreding gebruikt wanneer niet is voldaan aan een formele wettelijke eis en de tekortkoming kan leiden tot onvoldoende waarborg op veilige en traceerbare consumentenproducten;\n \n \n −\n Er is sprake van een lichte overtreding wanneer een tekortkoming ten opzichte van een wettelijke eis aan een product dat wordt verhandeld of gebruikt in een realistisch scenario gering letsel of gezondheidsschade kan veroorzaken. Daarnaast is tevens sprake van een lichte overtreding wanneer niet is voldaan aan een formele wettelijke eis, maar de tekortkoming geen of zeer geringe gevolgen kan hebben voor de veiligheid en traceerbaarheid van consumentenproducten.\n \n \n Een aantal normen zijn in 2 of meer overtredingsklassen ingedeeld, zwaar, middelzwaar en/of licht, omdat de mogelijkheid tot beoordeling van de ernst van de overtreding afhankelijk is van de feiten en omstandigheden van het geval. De inspecteur zal op basis van de feiten en omstandigheden de overtredingsklasse hanteren die behoort bij de ernst van de mogelijke gezondheidsschade.\n Bij sommige kwantitatieve veiligheidseisen in een norm is niet precies te bepalen bij welke mate van afwijken in een realistisch scenario een onveilige situatie kan ontstaan. In dergelijke gevallen wordt bij een afwijking van 25% of meer de naast hogere overtredingsklasse aan de overtreding toegekend. Dat wil zeggen dat in dergelijke gevallen een lichte overtreding een middelzware overtreding kan worden en een middelzware overtreding een zware overtreding.\n In de bijlage zijn de bepalingen van de geldende wetgeving ingedeeld in een overtredingsklasse met bijbehorende interventie(s).\n202421912-01-202419-12-2023202421912-01-202419-12-202313-01-2024202421912-01-202419-12-2023202421912-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.2\n Het bepalen van interventies bij een overtreding\n \n Bestraffende sanctie\n Overtredingen van de Warenwet worden doorgaans bestuurlijk beboet. In voorkomende gevallen kan echter ook proces-verbaal worden opgemaakt. Aan het Openbaar Ministerie worden slechts overtredingen voorgelegd indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan daartoe aanleiding geven. De NVWA treedt met name in overleg met het Openbaar Ministerie over mogelijke gevallen van:\n \n \n a.\n moedwillig begane overtredingen (opzettelijk, calculerend gedrag);\n \n \n b.\n bij incidenten waarbij personen letsel hebben opgelopen;\n \n \n c.\n frauduleus handelen;\n \n \n d.\n stelselmatige overtredingen.\n \n \n Ook worden aan het Openbaar Ministerie overtredingen voorgelegd indien daarvoor op basis van de Wet op de economische delicten een hogere geldboete kan worden opgelegd dan de voorziene bestuurlijke boete, en:\n \n \n −\n indien de opzettelijke of roekeloze overtreding een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft óf\n \n \n −\n de in de bijlage ter zake van de overtreding voorziene bestuurlijke boete aanmerkelijk wordt overschreden door het met de overtreding behaalde economisch voordeel (artikel 32a, derde lid, Warenwet).\n \n \n Strafrechtelijke afdoening is niet voorbehouden aan een vooraf aan te geven overtreding van een bepaald voorschrift, maar kan in beginsel bij alle overtredingen van de bij of krachtens de Warenwet gestelde voorschriften noodzakelijk zijn.\n De kolommen ‘interventie bij eerste overtreding’ en ‘interventie bij herhaalde overtreding’ in de bijlage van dit document vermelden voornamelijk de bestuurlijke boete als bestraffende sanctie die doorgaans wordt toegepast. Dit laat onverlet dat, als een overtreding zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk kan worden afgedaan, op grond van de specifieke feiten en omstandigheden kan worden besloten om in plaats van een bestuurlijke boete een proces-verbaal op te maken ten behoeve van strafrechtelijke afdoening. Behoudens een aantal specifieke gevallen is op voorhand niet in de bijlage aan te geven wanneer wordt overgegaan tot een strafrechtelijke bestraffende sanctie. Daarom vormt deze paragraaf een aanvulling op de inhoud van de bijlage.\n202421912-01-202419-12-2023202421912-01-202419-12-202313-01-2024202421912-01-202419-12-2023202421912-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.3\n Herhaalde overtreding en herinspectie\n \n Herhaalde overtreding\n Er is sprake van een herhaalde overtreding binnen de context van het toezichtdomein speelgoed wanneer tijdens een (her)inspectie opnieuw een overtreding van dezelfde wetgeving wordt vastgesteld, waarbij een zelfde of een ander product betrokken is dat dezelfde of een soortgelijke tekortkoming vertoont die bij de overtreder in de daaraan voorafgaande periode van 2 jaar reeds eerder is geconstateerd.\n Herinspectie\n Na het constateren van een zware of middelzware overtreding kan een herinspectie worden uitgevoerd. Een herinspectie volgt op een eerder ingestelde inspectie, waarbij een overtreding is geconstateerd en naar aanleiding waarvan het noodzakelijk wordt geacht om binnen de tijdens de eerdere inspectie aangegeven termijn na te gaan of afdoende corrigerende maatregelen zijn genomen om de overtreding op te heffen en nieuwe overtredingen te voorkomen.\n202421912-01-202419-12-2023202421912-01-202419-12-202313-01-2024202421912-01-202419-12-2023202421912-01-202419-12-202313-01-2024202421912-01-202419-12-2023202421912-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 4\n Divers\n \n \n Vervanging\n \n Deze beleidsregel vervangt het op 2 augustus 2021 vastgestelde Specifiek interventiebeleid NVWA Speelgoed (IB02-SPEC 58, versie 01). Hiermee wordt de inhoud van de beleidsregel in overeenstemming gebracht met het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024.\n \n Citeertitel\n \n Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Specifiek interventiebeleid NVWA Speelgoed (IB03-SPEC 58, versie 02)’.\n Inwerkingtreding\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.\n Bijlage\n De bijlage van dit specifiek interventiebeleid is te vinden op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n202421912-01-202419-12-2023202421912-01-202419-12-202313-01-2024202421912-01-202419-12-2023202421912-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n Deze beleidsregel wordt in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n namens deze:\n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n202421912-01-202419-12-2023202421912-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n Bijlage\n \n \n Gepubliceerd op www.nvwa.nl/interventiebeleid.\n \n202421912-01-202419-12-2023202421912-01-202419-12-202313-01-2024\n \n202421912-01-202419-12-2023202421912-01-202419-12-202313-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049252/manifest.xml", "content": "2024-01-132024-01-18T07:53:32+01:002024-01-18T07:53:32+01:00BWBR0049252.WTI2024-01-139999-12-312024-01-139999-12-312024-01-18T07:53:43+01:002024-01-18T07:53:43+01:0045504fba7c28fd9d4bd3445ce029c00499588ccb735cdbd3160b250bb0517b206839bd3d3fbdb612e81483e7514dc6391f8afc190e111d5d6f34908e989b97f40d562", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049253/2024-01-13_0/xml/BWBR0049253_2024-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 december 2023 tot vaststelling van het Specifiek interventiebeleid NVWA tatoeëren, piercen en tatoeagekleurstoffen (IB03-SPEC 59, versie 03)202422012-01-202419-12-2023202422012-01-202419-12-202313-01-2024\n Specifiek Interventiebeleid NVWA tatoeëren, piercen en tatoeagekleurstoffen (IB03-SPEC 59, versie 03)202422012-01-202419-12-2023202422012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 25 van de Warenwet, de artikelen 10, eerste lid, onderdeel d, en 13a van de Mandaatregeling VWS en het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024;\n Besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:\n202422012-01-202419-12-2023202422012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 1\n Onderwerp\n \n Het Specifiek interventiebeleid NVWA tatoeëren, piercen en tatoeagekleurstoffen beschrijft de klasseindeling en interventies voor specifieke overtredingen in het toezichtdomein tatoeëren, piercen en tatoeagekleurstoffen en geeft daarmee invulling aan het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03).\n Overtredingen die door de inspecteur/toezichthouder worden waargenomen en die niet in deze beleidsregel zijn opgenomen, worden voorgelegd aan de afdeling Expertise van de directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.\n202422012-01-202419-12-2023202422012-01-202419-12-202313-01-2024202422012-01-202419-12-2023202422012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 2\n Begrippen\n \n \n 2.1\n Definities\n \n Hieronder is een aantal specifieke definities opgenomen in aanvulling op de definities en begrippen uit het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03).\n \n \n \n Ernstig letsel / ernstige gezondheidsschade1Bij de inschatting welk letsel of welke gezondheidsschade kan worden veroorzaakt, wordt uitgegaan van de ongunstigste situatie die redelijkerwijs in een realistisch scenario kan ontstaan. Ook wordt hieronder begrepen indirect letsel of indirect ernstig letsel dat kan worden veroorzaakt door schade aan producten.: Alle vormen van verwonding of ziekte die ingrijpende en nadelige, mogelijk blijvende gevolgen hebben voor personen en waarvoor professionele medische behandeling nodig is. Hieronder wordt mede verstaan zwaar lichamelijk letsel / gezondheidsschade en lichamelijk letsel / gezondheidsschade zoals bedoeld in artikel 82 resp. artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht.\n \n \n \n Letsel / gezondheidsschade: Alle vormen van verwonding of ziekte die geringe nadelige gevolgen hebben voor personen en waarvoor geen professionele medische behandeling nodig is.\n \n \n \n Formele wettelijke eis: Een in een wettelijk voorschrift vastgelegde eis gericht op de procedures die in acht moeten zijn genomen om te waarborgen, aantoonbaar en controleerbaar te maken dat een veilig en traceerbaar product in de handel is gebracht of wordt gebruikt.\n \n \n \n Kwantitatieve eis: Een kwantitatieve eis is een eis die betrekking heeft op eigenschappen, stoffen, onderdelen of voorzieningen die in een bepaalde mate of hoedanigheid aanwezig moeten zijn of juist een bepaalde waarde niet mogen overschrijden.\n Voorbeeld: Een bepaalde chemische stof mag niet aanwezig zijn of slechts in een bepaalde hoeveelheid aanwezig zijn in een tatoeagekleurstof.\n \n \n \n Veiligheidscode: Een door de Minister aangewezen richtlijn voor het veilig gebruik van tatoeage- of piercingmateriaal die als leidraad kan dienen voor de naleving van artikel 6 van het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen. Voor dit toezichtdomein zijn de geldende veiligheidscodes vastgelegd in de Warenwetregeling veiligheidscodes tatoeëren en piercen.\n \n \n \n Producten: Producten zijn waren (roerende zaken respectievelijk technische voortbrengselen) in de zin van de Warenwet.\n \n \n \n Risico: Risico is het product van kans (op letsel of gezondheidsschade) en ernst van het effect (ernst van het letsel of de gezondheidsschade.\n \n \n \n Publiekswaarschuwing: Een publiekswaarschuwing is de openbare publicatie door een marktdeelnemer met als doel de houders/eigenaren van onveilige, dan wel ondeugdelijke waren of producten te informeren over de onveiligheid, dan wel ondeugdelijkheid van de waar of het product (ex art. 21, lid 1Warenwet).\n \n \n \n Terugroepactie: De terugroepactie is het geheel aan acties door een marktdeelnemer met als doel onveilige respectievelijk c.q. ondeugdelijke waren of producten terug te nemen van de houder/eigenaar (ex art. 21, lid 2 Warenwet).\n \n \n202422012-01-202419-12-2023202422012-01-202419-12-202313-01-2024202422012-01-202419-12-2023202422012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.2\n Gebruikte afkortingen\n \n AIB Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03)\n NL Nederland\n OW Officiële Waarschuwing\n SPEC Specifiek interventiebeleid\n RvB Rapport van Bevindingen\n VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n WvSr Wetboek van Strafrecht\n WW Warenwet\n202422012-01-202419-12-2023202422012-01-202419-12-202313-01-2024202422012-01-202419-12-2023202422012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.3\n Wettelijke basis\n \n Op het werkterrein tatoeëren, piercen en tatoeagekleurstoffen gelden zowel Europese als nationale regels. De wettelijke basis voor het Specifiek interventiebeleid is:\n \n \n –\n \n Warenwet, artikel 24\n \n \n \n –\n \n Warenwetbesluit tatoeëren en piercen\n \n \n \n –\n \n Warenwetregeling tatoeëren en piercen\n \n \n \n –\n \n Warenwetbesluit tatoeagekleurstoffen\n \n \n \n –\n \n Warenwetregeling vrijstelling vergunningplicht tatoeëren en piercen\n \n \n \n –\n \n Warenwetregeling veiligheidscodes tatoeëren en piercen\n \n \n \n –\n \n Warenwetbesluit algemene chemische productveiligheid\n \n \n \n –\n \n Warenwetregeling algemene chemische productveiligheid\n \n \n \n –\n \n Verordening (EG) 1907/2006 (REACH), in het bijzonder entry 75 van bijlage XVII\n \n \n202422012-01-202419-12-2023202422012-01-202419-12-202313-01-2024202422012-01-202419-12-2023202422012-01-202419-12-202313-01-2024202422012-01-202419-12-2023202422012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 3\n Werkwijze\n \n \n 3.1\n Het bepalen van de ernst van de overtreding\n \n Overtredingen worden ingedeeld naar de klassen zoals gedefinieerd in het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03).\n Als gevolg van onveilige producten of diensten kan direct letsel en/of gezondheidsschade ontstaan, maar het letsel of de gezondheidsschade kan ook pas na verloop van tijd optreden. In bijzonder geldt dat voor gezondheidsschade ten gevolge van chemische of microbiologische gevaren. Uitgangspunt van het Specifiek Interventiebeleid tatoeëren, piercen en tatoeagekleurstoffen is dat de ernst van de mogelijke gevolgen van een tekortkoming aan een productbepalend is voor de indeling van de overtreding in klassen, ongeacht of die gevolgen direct of pas na verloop van tijd optreden.\n Tenzij in dit Specifiek interventiebeleid anders is bepaald, geldt het volgende:\n \n \n –\n Er is sprake van een zware overtreding wanneer een tekortkoming ten opzichte van een wettelijke eis aan een product dat wordt verhandeld of gebruikt in een realistisch scenario tot ernstig letsel of ernstige gezondheidsschade kan leiden. Er is tevens sprake van een zware overtreding wanneer niet is voldaan aan meerdere formele wettelijke eisen en de tekortkomingen kunnen leiden tot onvoldoende waarborg op veilige en/of traceerbare consumentenproducten;\n \n \n –\n Er is sprake van een middelzware overtreding wanneer een tekortkoming ten opzichte van een wettelijke eis aan een product dat wordt verhandeld of gebruikt in een realistisch scenario tot letsel of gezondheidsschade kan leiden. Ook wordt een middelzware overtreding gebruikt wanneer niet is voldaan aan een formele wettelijke eis en de tekortkoming kan leiden tot onvoldoende waarborg op veilige en traceerbare consumentenproducten;\n \n \n –\n Er is sprake van een lichte overtreding wanneer een tekortkoming ten opzichte van een wettelijke eis aan een product dat wordt verhandeld of gebruikt in een realistisch scenario geen letsel of gezondheidsschade kan veroorzaken. Daarnaast is sprake van een lichte overtreding wanneer niet is voldaan aan een formele wettelijke eis, maar de tekortkoming geen of zeer gering gevolgen kan hebben voor de veiligheid en traceerbaarheid van consumentenproducten.\n \n \n Een aantal normen zijn in 2 of meer overtredingsklassen (zwaar, middelzwaar en/of licht) ingedeeld, omdat de mogelijkheid tot beoordeling van de ernst van de overtreding afhankelijk is van de feiten en omstandigheden van het geval. De inspecteur zal op basis van de feiten en omstandigheden de overtredingsklasse hanteren die behoort bij de ernst van de mogelijke gezondheidsschade.\n In de bijlage zijn de bepalingen van de geldende wetgeving ingedeeld in een overtredingsklasse met bijbehorende interventie(s).\n202422012-01-202419-12-2023202422012-01-202419-12-202313-01-2024202422012-01-202419-12-2023202422012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.2\n Het bepalen van interventies bij een overtreding\n \n \n 3.2.1\n Bestraffende sanctie\n \n Overtredingen van de Warenwet worden doorgaans bestuurlijk beboet. In voorkomende gevallen kan echter ook een proces-verbaal worden opgemaakt. Aan het Openbaar Ministerie worden slechts overtredingen voorgelegd indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan daartoe aanleiding geven. De NVWA treedt met name in overleg met het Openbaar Ministerie over mogelijke gevallen van:\n \n \n a.\n moedwillig begane overtredingen (opzettelijk, calculerend gedrag);\n \n \n b.\n bij incidenten waarbij personen letsel hebben opgelopen;\n \n \n c.\n frauduleus handelen; of\n \n \n d.\n stelselmatige overtredingen.\n \n \n Ook worden aan het Openbaar Ministerie overtredingen voorgelegd indien daarvoor op basis van de Wet op de economische delicten een hogere geldboete kan worden opgelegd dan de voorziene bestuurlijke boete, en:\n \n \n –\n indien de opzettelijke of roekeloze overtreding een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft óf\n \n \n –\n de in de bijlage ter zake van de overtreding voorziene bestuurlijke boete aanmerkelijk wordt overschreden door het met de overtreding behaalde economisch voordeel (artikel 32a, derde lid, Warenwet).\n \n \n Strafrechtelijke afdoening is niet voorbehouden aan een vooraf aan te geven overtreding van een bepaald voorschrift, maar kan in beginsel bij alle overtredingen van de bij of krachtens de Warenwet gestelde voorschriften noodzakelijk zijn.\n De kolommen ‘interventie bij eerste overtreding’ en ‘interventie bij herhaalde overtreding’ in de bijlage van dit document vermelden voornamelijk de bestuurlijke boete als bestraffende sanctie die doorgaans wordt toegepast. Dit laat onverlet dat, als een overtreding zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk kan worden afgedaan, op grond van de specifieke feiten en omstandigheden kan worden besloten om in plaats van een bestuurlijke boete een proces-verbaal op te maken ten behoeve van strafrechtelijke afdoening. Behoudens een aantal specifieke gevallen is op voorhand niet in de bijlage aan te geven wanneer wordt overgegaan tot een strafrechtelijke bestraffende sanctie. Daarom vormt deze paragraaf een aanvulling op de inhoud van de bijlage.\n In alle gevallen geldt overigens dat een strafrechtelijke bestraffende sanctie (een proces-verbaal) te allen tijde kan worden gecombineerd met een bestuursrechtelijke corrigerende interventie (een herstelmaatregel).\n202422012-01-202419-12-2023202422012-01-202419-12-202313-01-2024202422012-01-202419-12-2023202422012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.2.2\n Corrigerende interventie\n \n Bij een overtreding wordt in alle gevallen de instructie gegeven om zo snel mogelijk een einde te maken aan de overtredingstoestand en de nodige corrigerende actie(s) uit te voeren. Voor welke corrigerende interventie gekozen wordt, verschilt van geval tot geval. Voorbeelden van corrigerende interventies die kunnen worden opgelegd, zijn:\n \n \n –\n het uit de markt halen van een onveilig product;\n \n \n –\n een publiekswaarschuwing of\n \n \n –\n een terugroepactie.\n \n \n Specifiek voor het toezichtdomein tatoeëren, piercen en tatoeagekleurstoffen kan ook in overleg met de GGD besloten worden om de afgegeven vergunning voor het gebruik van tatoeage en piercingmateriaal in te trekken.\n202422012-01-202419-12-2023202422012-01-202419-12-202313-01-2024202422012-01-202419-12-2023202422012-01-202419-12-202313-01-2024202422012-01-202419-12-2023202422012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.3\n Herhaalde overtreding en herinspectie\n \n Herhaalde overtreding\n Er is sprake van een herhaalde overtreding binnen de context van het toezichtdomein tatoeëren, piercen en tatoeagekleurstoffen, wanneer tijdens een (her)inspectie opnieuw een overtreding van dezelfde wetgeving wordt vastgesteld, waarbij een zelfde of een ander product betrokken is dat (of dienst betrokken is die) dezelfde of een soortgelijke tekortkoming vertoont die bij de overtreder in de daaraan voorafgaande periode van 2 jaar reeds eerder is geconstateerd.\n Herinspectie\n Na het constateren van een zware of middelzware overtreding kan een herinspectie worden uitgevoerd om na te gaan of gemaakte afspraken over het opheffen van de overtreding zijn nagekomen.\n202422012-01-202419-12-2023202422012-01-202419-12-202313-01-2024202422012-01-202419-12-2023202422012-01-202419-12-202313-01-2024202422012-01-202419-12-2023202422012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 4\n Divers\n \n Vervanging\n Deze beleidsregel vervangt het op 21 november 2023 vastgestelde Specifiek Interventiebeleid NVWA tatoeëren, piercen en tatoeagekleurstoffen (IB02-SPEC 59, versie 02). Hiermee wordt de inhoud van de beleidsregel in overeenstemming gebracht met het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024.\n Citeertitel\n Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Specifiek Interventiebeleid NVWA tatoeëren, piercen en tatoeagekleurstoffen (IB03-SPEC 59, versie 03)’.\n Inwerkingtreding\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.\n Bijlage\n De bijlage van deze beleidsregel is te vinden op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n202422012-01-202419-12-2023202422012-01-202419-12-202313-01-2024202422012-01-202419-12-2023202422012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n Deze beleidsregel wordt in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n namens deze:\n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n202422012-01-202419-12-2023202422012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n Bijlage\n \n \n Gepubliceerd op www.nvwa.nl/interventiebeleid.\n \n202422012-01-202419-12-2023202422012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n202422012-01-202419-12-2023202422012-01-202419-12-202313-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049253/manifest.xml", "content": "2024-01-132024-01-18T07:53:35+01:002024-01-18T07:53:35+01:00BWBR0049253.WTI2024-01-139999-12-312024-01-139999-12-312024-01-18T07:53:38+01:002024-01-18T07:53:38+01:005544258fea52cc4c36dfdfb26ee5ecfe65f5555653d49de71f0bf755815cc4bfb5f1a3f651e8b49c9184da40828ca282772d340898f91f103d465e306175c57455a6f", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049254/2024-01-13_0/xml/BWBR0049254_2024-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 december 2023 tot vaststelling van het Specifiek interventiebeleid NVWA textiel (IB03-SPEC 60, versie 02)202422112-01-202419-12-2023202422112-01-202419-12-202313-01-2024\n Specifiek interventiebeleid NVWA textiel (IB03-SPEC 60, versie 02)202422112-01-202419-12-2023202422112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 25 van de Warenwet, de artikelen 10, eerste lid, onderdeel d, en 13a van de Mandaatregeling VWS en het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024;\n Besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:\n202422112-01-202419-12-2023202422112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 1\n Onderwerp\n \n Het Specifiek interventiebeleid NVWA textiel beschrijft de klasseindeling en interventies voor specifieke overtredingen in het subdomein textiel en geeft daarmee invulling aan het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03).\n Overtredingen die door de inspecteur/toezichthouder worden waargenomen en die niet in deze beleidsregel zijn opgenomen, worden voorgelegd aan de afdeling Expertise van de directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.\n202422112-01-202419-12-2023202422112-01-202419-12-202313-01-2024202422112-01-202419-12-2023202422112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 2\n Begrippen\n \n \n 2.1\n Definities\n \n Hieronder is een aantal specifieke definities opgenomen in aanvulling op de definities en begrippen uit het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03).\n \n \n \n Ernstig letsel / ernstige gezondheidsschade1Bij de inschatting welk letsel of welke gezondheidsschade kan worden veroorzaakt, wordt uitgegaan van de ongunstigste situatie die redelijkerwijs in een realistisch scenario kan ontstaan. Ook wordt hieronder begrepen indirect letsel of indirect ernstig letsel dat kan worden veroorzaakt door schade aan producten. Alle vormen van verwonding of ziekte die ingrijpende en nadelige, mogelijk blijvende gevolgen hebben voor personen en waarvoor professionele medische behandeling nodig is. Hieronder wordt mede verstaan zwaar lichamelijk letsel / gezondheidsschade en lichamelijk letsel / gezondheidsschade zoals bedoeld in artikel 82 resp. artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht.\n \n \n \n Letsel / gezondheidsschade Alle vormen van verwonding of ziekte die geringe nadelige gevolgen hebben voor personen en waarvoor geen professionele medische behandeling nodig is.\n \n \n \n Formele wettelijke eis Een in een wettelijk voorschrift vastgelegde eis gericht op de procedures die in acht moeten zijn genomen om te waarborgen, en/of aantoonbaar en controleerbaar te maken dat een veilig en traceerbaar product in de handel is gebracht of wordt gebruikt.\n \n \n \n Marktdeelnemer Onder het begrip marktdeelnemer vallen de fabrikant, de gemachtigde van de fabrikant, de EU-importeur en de distributeur. Ook de term verhandelaar valt samen met het begrip marktdeelnemer.\n \n \n \n Risico Risico is het product van kans (op letsel of gezondheidsschade) en ernst van het effect (ernst van het letsel of de gezondheidsschade).\n \n \n \n Publiekswaarschuwing Een publiekswaarschuwing is de openbare publicatie door een marktdeelnemer met als doel de houder/eigenaar van onveilige c.q. ondeugdelijke textielproducten te informeren over de onveiligheid c.q. ondeugdelijkheid van de textielproducten (ex art. 21, eerste lid, Warenwet).\n \n \n \n Terugroepactie De terugroepactie is het geheel aan acties door een marktdeelnemer met als doel onveilige c.q. ondeugdelijke waar terug te nemen van de houder/eigenaar (ex art. 21, tweede lid, Warenwet).\n \n \n202422112-01-202419-12-2023202422112-01-202419-12-202313-01-2024202422112-01-202419-12-2023202422112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.2\n Wettelijke basis\n \n In het subdomein textiel gelden nationale en Europese regels. De wettelijke basis voor het specifiek interventiebeleid is:\n \n \n –\n \n Warenwet;\n \n \n –\n \n Warenwetbesluit textielproducten;\n \n \n –\n \n Verordening (EU) nr. 1007/2011 van het Europees parlement en de Raad van 27 september 2011 betreffende textielvezelbenamingen en de desbetreffende etikettering en merking van de vezelsamenstelling van textielproducten.\n \n \n Daarnaast zijn voor de handhaving van deze regels van belang:\n \n \n –\n Handhavingsafspraken brandveiligheid kleding conform de Warenwet;\n \n \n –\n Convenant brandveiligheid nachtkleding.\n \n \n202422112-01-202419-12-2023202422112-01-202419-12-202313-01-2024202422112-01-202419-12-2023202422112-01-202419-12-202313-01-2024202422112-01-202419-12-2023202422112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 3\n Werkwijze\n \n \n 3.1\n Het bepalen van de ernst van de overtreding\n \n Overtredingen worden ingedeeld naar de klassen zoals gedefinieerd in het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03).\n Als gevolg van onveilige producten of diensten kan direct letsel en/of gezondheidsschade ontstaan, maar het letsel of de gezondheidsschade kunnen ook pas na verloop van tijd optreden. In bijzonder geldt dat voor gezondheidsschade ten gevolge van chemische of microbiologische gevaren. Uitgangspunt van het specifieke interventiebeleid textiel is dat de ernst van de mogelijke gevolgen van een tekortkoming aan een product bepalend is voor de indeling van de overtreding in klassen, ongeacht of die gevolgen direct of pas na verloop van tijd optreden.\n Tenzij in dit specifieke interventiebeleid anders is bepaald, geldt het volgende:\n \n \n –\n Er is sprake van een zware overtreding wanneer een tekortkoming ten opzichte van een wettelijke eis aan een product dat wordt verhandeld of een dienst die wordt verleend in een realistisch scenario tot een ernstig letsel of ernstige gezondheidsschade kan leiden;\n \n \n –\n Er is sprake van een middelzware overtreding wanneer een tekortkoming ten opzichte van een wettelijke eis aan een product dat wordt verhandeld in een realistisch scenario tot een letsel of gezondheidsschade kan leiden. Er is tevens sprake van een middelzware overtreding wanneer niet is voldaan aan een formele wettelijke eis en de tekortkoming kan leiden tot onvoldoende waarborg op veilige en traceerbare consumentenproducten;\n \n \n –\n Er is sprake van een lichte overtreding wanneer een tekortkoming ten opzichte van een wettelijke eis aan een product dat wordt verhandeld in een realistisch scenario gering letsel of gezondheidsschade kan veroorzaken. Er is tevens sprake van een lichte overtreding wanneer niet is voldaan aan een formele wettelijke eis, maar de tekortkoming geen of zeer geringe gevolgen kan hebben voor de veiligheid en traceerbaarheid van consumentenproducten.\n \n \n In de bijlage zijn de bepalingen van de geldende wetgeving ingedeeld in een overtredingsklasse met bijbehorende interventie(s).\n202422112-01-202419-12-2023202422112-01-202419-12-202313-01-2024202422112-01-202419-12-2023202422112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.2\n Het bepalen van interventies bij een overtreding\n \n Bestraffende sanctie\n Overtredingen van de Warenwet worden doorgaans bestuurlijk beboet. In voorkomende gevallen kan echter ook proces-verbaal worden opgemaakt. Aan het Openbaar Ministerie worden slechts overtredingen voorgelegd indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan daartoe aanleiding geven. De NVWA treedt met name in overleg met het Openbaar Ministerie over mogelijke gevallen van:\n \n \n a.\n moedwillig begane overtredingen (opzettelijk, calculerend gedrag);\n \n \n b.\n bij incidenten waarbij personen letsel hebben opgelopen;\n \n \n c.\n frauduleus handelen;\n \n \n d.\n stelselmatige overtredingen.\n \n \n Ook worden aan het Openbaar Ministerie overtredingen voorgelegd indien daarvoor op basis van de Wet op de economische delicten een hogere geldboete kan worden opgelegd dan de voorziene bestuurlijke boete, en:\n \n \n –\n indien de opzettelijke of roekeloze overtreding een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft óf\n \n \n –\n de in de bijlage ter zake van de overtreding voorziene bestuurlijke boete aanmerkelijk wordt overschreden door het met de overtreding behaalde economisch voordeel (artikel 32a, derde lid, Warenwet).\n \n \n Strafrechtelijke afdoening is niet voorbehouden aan een vooraf aan te geven overtreding van een bepaald voorschrift, maar kan in beginsel bij alle overtredingen van de bij of krachtens de Warenwet gestelde voorschriften noodzakelijk zijn.\n De kolommen ‘interventie bij eerste overtreding’ en ‘interventie bij herhaalde overtreding’ in de bijlage van dit document vermelden voornamelijk de bestuurlijke boete als bestraffende sanctie die doorgaans wordt toegepast. Dit laat onverlet dat, als een overtreding zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk kan worden afgedaan, op grond van de specifieke feiten en omstandigheden kan worden besloten om in plaats van een bestuurlijke boete een proces-verbaal op te maken ten behoeve van strafrechtelijke afdoening. Behoudens een aantal specifieke gevallen is op voorhand niet in de bijlage aan te geven wanneer wordt overgegaan tot een strafrechtelijke bestraffende sanctie. Daarom vormt deze paragraaf een aanvulling op de inhoud van de bijlage.\n202422112-01-202419-12-2023202422112-01-202419-12-202313-01-2024202422112-01-202419-12-2023202422112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.3\n Herhaalde overtreding en herinspectie\n \n Herhaalde overtreding\n Er is sprake van een herhaalde overtreding binnen de context van het toezichtdomein textiel, wanneer tijdens een (her)inspectie opnieuw een overtreding van dezelfde wetgeving wordt vastgesteld, waarbij een zelfde of een ander product betrokken is dat (of dienst betrokken is die) dezelfde of een soortgelijke tekortkoming vertoont die bij de overtreder in de daaraan voorafgaande periode van 2 jaar reeds eerder is geconstateerd.\n Herinspectie\n Na het constateren van een zware of middelzware overtreding kan een herinspectie worden uitgevoerd om na te gaan of gemaakte afspraken over het opheffen van de overtreding zijn nagekomen. Herinspecties kunnen in rekening worden gebracht bij het bedrijf.\n202422112-01-202419-12-2023202422112-01-202419-12-202313-01-2024202422112-01-202419-12-2023202422112-01-202419-12-202313-01-2024202422112-01-202419-12-2023202422112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 4\n Divers\n \n Vervanging\n Deze beleidsregel vervangt het op 15 september 2021 vastgestelde Specifiek interventiebeleid NVWA Textiel (IB02-SPEC 60, versie 01). Hiermee wordt de inhoud van de beleidsregel in overeenstemming gebracht met het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024.\n Citeertitel\n Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Specifiek interventiebeleid NVWA textiel (IB03-SPEC 60, versie 02)’.\n Inwerkingtreding\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.\n Bijlage\n De bijlage van dit specifiek interventiebeleid is te vinden op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n202422112-01-202419-12-2023202422112-01-202419-12-202313-01-2024202422112-01-202419-12-2023202422112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n Deze beleidsregel wordt in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n namens deze:\n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n Inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n202422112-01-202419-12-2023202422112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n Bijlage\n \n \n Gepubliceerd op www.nvwa.nl/interventiebeleid.\n \n202422112-01-202419-12-2023202422112-01-202419-12-202313-01-2024\n \n202422112-01-202419-12-2023202422112-01-202419-12-202313-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049254/manifest.xml", "content": "2024-01-132024-01-18T07:53:03+01:002024-01-18T07:53:03+01:00BWBR0049254.WTI2024-01-139999-12-312024-01-139999-12-312024-01-18T07:53:38+01:002024-01-18T07:53:38+01:004395303d46d05a8665c627afd9c54b985fd46758786262946e99c04d1b98c53cc401820cd01d5cd1af4a2bdfe66ec5803dcd0a8ae1cb26c77a5d8e49358ff44035db5", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049255/2024-01-13_0/xml/BWBR0049255_2024-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 december 2023 tot vaststelling van het Specifiek interventiebeleid NVWA voedselcontact-materialen (IB03-SPEC 61, versie 02)202422212-01-202419-12-2023202422212-01-202419-12-202313-01-2024\n Specifiek interventiebeleid NVWA voedselcontact-materialen (IB03-SPEC 61, versie 02)202422212-01-202419-12-2023202422212-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 25 van de Warenwet, de artikelen 10, eerste lid, onderdeel d, en 13a van de Mandaatregeling VWS en het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024;\n Besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:\n202422212-01-202419-12-2023202422212-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 1\n Onderwerp\n \n Het Specifiek interventiebeleid NVWA voedselcontact-materialen beschrijft de klasseindeling en interventies voor specifieke overtredingen in het subdomein voedselcontact-materialen en geeft daarmee invulling aan het Algemeen interventiebeleid NVWA (NVWA-IB03).\n Overtredingen die door de inspecteur/toezichthouder worden waargenomen en die niet in deze beleidsregel zijn opgenomen, worden voorgelegd aan de afdeling Expertise van de directie Handhaven van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.\n202422212-01-202419-12-2023202422212-01-202419-12-202313-01-2024202422212-01-202419-12-2023202422212-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 2\n Begrippen\n \n \n 2.1\n Definities\n \n Hieronder is een aantal specifieke definities opgenomen in aanvulling op de definities en begrippen uit het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03).\n \n \n \n Ernstig letsel / ernstige gezondheidsschade1Bij de inschatting welk letsel of welke gezondheidsschade kan worden veroorzaakt, wordt uitgegaan van de ongunstigste situatie die redelijkerwijs in een realistisch scenario kan ontstaan. Ook wordt hieronder begrepen indirect letsel of indirect ernstig letsel dat kan worden veroorzaakt door schade aan producten. Alle vormen van verwonding of ziekte die ingrijpende en nadelige, mogelijk blijvende gevolgen hebben voor personen en waarvoor professionele medische behandeling nodig is. Hieronder wordt mede verstaan zwaar lichamelijk letsel / gezondheidsschade en lichamelijk letsel / gezondheidsschade zoals bedoeld in artikel 82 resp. artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht.\n \n \n \n Letsel / gezondheidsschade Alle vormen van verwonding of ziekte die geringe nadelige gevolgen hebben voor personen en waarvoor geen professionele medische behandeling nodig is.\n \n \n \n Formele wettelijke eis Een in een wettelijk voorschrift vastgelegde eis gericht op de procedures die in acht moeten zijn genomen om te waarborgen, aantoonbaar en controleerbaar te maken dat een veilig en traceerbaar product in de handel is gebracht of wordt gebruikt.\n \n \n \n Kwantitatieve eis Een kwantitatieve eis is een eis die betrekking heeft op eigenschappen, stoffen, onderdelen of voorzieningen die in een bepaalde mate of hoedanigheid aanwezig moeten zijn of juist een bepaalde waarde niet mogen overschrijden. Voorbeeld: Een bepaalde chemische stof mag slechts in een bepaalde hoeveelheid aanwezig zijn in een product of daaruit vrijkomen.\n \n \n \n Marktdeelnemer Onder het begrip marktdeelnemer vallen de fabrikant, de gemachtigde van de fabrikant, de EU-importeur, de producent en de distributeur. Ook de term verhandelaar valt samen met het begrip marktdeelnemer.\n \n \n \n Producten Producten zijn waren (roerende zaken c.q. technische voortbrengselen) in de zin van de Warenwet.\n \n \n \n Risico Risico is het product van kans (op letsel of gezondheidsschade) en ernst van het effect (ernst van het letsel of de gezondheidsschade).\n \n \n \n Publiekswaarschuwing Een publiekswaarschuwing is de openbare publicatie door een marktdeelnemer met als doel de houder/eigenaar van onveilige c.q. ondeugdelijke waar of product te informeren over de onveiligheid c.q. ondeugdelijkheid van de waar of het product (ex art. 21, lid 1, WW).\n \n \n \n Terugroepactie De terugroepactie is het geheel aan acties door een marktdeelnemer met als doel onveilige c.q. ondeugdelijke waar of product terug te nemen van de houder/eigenaar (ex art. 21, lid 2, WW).\n \n \n202422212-01-202419-12-2023202422212-01-202419-12-202313-01-2024202422212-01-202419-12-2023202422212-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.2\n Wettelijke basis\n \n Op het werkterrein voedselcontact-materialen gelden zowel Europese als nationale regels. De wettelijke basis voor het specifiek interventiebeleid is:\n \n \n −\n \n Warenwetbesluit verpakkingen en gebruiksartikelen\n \n \n \n −\n \n Warenwetregeling verpakkingen en gebruiksartikelen van 26 april 2022\n \n \n \n −\n \n Warenwetbesluit glasartikelen\n \n \n \n −\n \n VERORDENING (EG) nr. 1935/2004 VAN HET EUROPEES Parlement EN DE RAAD van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen\n \n \n −\n \n VERORDENING (EG) nr. 2023/2006 VAN DE COMMISSIE van 22 december 2006 betreffende goede fabricagemethoden voor materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen\n \n \n −\n \n VERORDENING (EU) nr. 284/2011 VAN DE COMMISSIE van 22 maart 2011 tot vaststelling van specifieke voorwaarden en gedetailleerde procedures voor de invoer van keukengerei van polyamide- of melaminekunststof van oorsprong of verzonden uit de Volksrepubliek China en de Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Volksrepubliek China\n \n \n −\n \n VERORDENING (EU) nr. 10/2011 VAN DE COMMISSIE van 14 januari 2011 betreffende materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in contact te komen\n \n \n −\n \n VERORDENING (EG) nr. 450/2009 VAN DE COMMISSIE van 29 mei 2009 betreffende actieve en intelligente materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen\n \n \n −\n \n VERORDENING (EG) nr. 282/2008 VAN DE COMMISSIE van 27 maart 2008 betreffende materialen en voorwerpen van gerecycleerde kunststof bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen\n \n \n −\n RICHTLIJN VAN DE RAAD van 15 oktober 1984 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lidstaten inzake keramische voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen (84/500/EEG)\n \n \n −\n \n VERORDENING (EG) nr. 1895/2005 VAN DE COMMISSIE van 18 november 2005 inzake de beperking van het gebruik van bepaalde epoxyderivaten in materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen\n \n \n −\n \n RICHTLIJN 2007/42/EG VAN DE COMMISSIE van 29 juni 2007 inzake materialen en voorwerpen van folie van geregenereerde cellulose, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen.\n \n \n202422212-01-202419-12-2023202422212-01-202419-12-202313-01-2024202422212-01-202419-12-2023202422212-01-202419-12-202313-01-2024202422212-01-202419-12-2023202422212-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 3\n Werkwijze\n \n \n 3.1\n Het bepalen van de ernst van de overtreding\n \n Overtredingen worden ingedeeld naar de klassen zoals gedefinieerd in het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03).\n Als gevolg van onveilige producten kan direct letsel en/of gezondheidsschade ontstaan, maar het letsel of de gezondheidsschade kan ook pas na verloop van tijd optreden. In het bijzonder geldt dat voor gezondheidsschade ten gevolge van chemische of microbiologische gevaren. Uitgangspunt van het Specifieke interventiebeleid NVWA voedselcontact-materialen is dat de ernst van de mogelijke gevolgen van een tekortkoming aan een product bepalend is voor de indeling van de overtreding in klassen, ongeacht of die gevolgen direct of pas na verloop van tijd optreden.\n Tenzij in dit specifieke interventiebeleid anders is bepaald, geldt het volgende:\n \n \n –\n Er is sprake van een zware overtreding wanneer een tekortkoming ten opzichte van een wettelijke eis aan een product dat wordt verhandeld of gebruikt in een realistisch scenario tot een ernstig letsel of ernstige gezondheidsschade kan leiden.\n \n \n –\n Er is sprake van een middelzware overtreding wanneer een tekortkoming ten opzichte van een wettelijke eis aan een product dat wordt verhandeld of gebruikt in een realistisch scenario tot een letsel of gezondheidsschade kan leiden. Er is tevens sprake van een middelzware overtreding wanneer niet aan een belangrijke formele wettelijke eis is voldaan;\n \n \n –\n Er is sprake van een lichte overtreding wanneer een tekortkoming ten opzichte van een wettelijke eis aan een product dat wordt verhandeld of gebruikt in een realistisch scenario gering letsel of gezondheidsschade kan veroorzaken. Er is tevens sprake van een lichte overtreding wanneer niet aan een formele wettelijke eis is voldaan.\n \n \n Een aantal normen zijn in 2 of meer overtredingsklassen ingedeeld, zwaar, middelzwaar en/of licht, omdat de mogelijkheid tot beoordeling van de ernst van de overtreding afhankelijk is van de feiten en omstandigheden van het geval. De inspecteur zal op basis van de feiten en omstandigheden de overtredingsklasse hanteren die behoort bij de ernst van de mogelijke gezondheidsschade.\n Bij sommige kwantitatieve veiligheidseisen in een norm is niet precies te bepalen bij welke mate van afwijken in een realistisch scenario een onveilige situatie kan ontstaan. In dergelijke gevallen wordt bij een afwijking van 25% of meer de naast hogere overtredingsklasse aan de overtreding toegekend. Dat wil zeggen dat in dergelijke gevallen een lichte overtreding een middelzware overtreding kan worden en een middelzware overtreding een zware overtreding.\n In de bijlage zijn de bepalingen van de geldende wetgeving ingedeeld in een overtredingsklasse met bijbehorende interventie(s).\n202422212-01-202419-12-2023202422212-01-202419-12-202313-01-2024202422212-01-202419-12-2023202422212-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.2\n Het bepalen van interventies bij een overtreding\n \n Bestraffende sanctie\n Overtredingen van de Warenwet worden doorgaans bestuurlijk beboet. In voorkomende gevallen kan echter ook proces-verbaal worden opgemaakt. Aan het Openbaar Ministerie worden slechts overtredingen voorgelegd indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan daartoe aanleiding geven. De NVWA treedt met name in overleg met het Openbaar Ministerie over mogelijke gevallen van:\n \n \n a.\n moedwillig begane overtredingen (opzettelijk, calculerend gedrag);\n \n \n b.\n bij incidenten waarbij personen letsel hebben opgelopen;\n \n \n c.\n frauduleus handelen;\n \n \n d.\n stelselmatige overtredingen.\n \n \n Ook worden aan het Openbaar Ministerie overtredingen voorgelegd indien daarvoor op basis van de Wet op de economische delicten een hogere geldboete kan worden opgelegd dan de voorziene bestuurlijke boete, en:\n \n \n –\n indien de opzettelijke of roekeloze overtreding een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft óf\n \n \n –\n de in de bijlage ter zake van de overtreding voorziene bestuurlijke boete aanmerkelijk wordt overschreden door het met de overtreding behaalde economisch voordeel (artikel 32a, derde lid, Warenwet).\n \n \n Strafrechtelijke afdoening is niet voorbehouden aan een vooraf aan te geven overtreding van een bepaald voorschrift, maar kan in beginsel bij alle overtredingen van de bij of krachtens de Warenwet gestelde voorschriften noodzakelijk zijn.\n De kolommen ‘interventie bij eerste overtreding’ en ‘interventie bij herhaalde overtreding’ in de bijlage van dit document vermelden voornamelijk de bestuurlijke boete als bestraffende sanctie die doorgaans wordt toegepast. Dit laat onverlet dat, als een overtreding zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk kan worden afgedaan, op grond van de specifieke feiten en omstandigheden kan worden besloten om in plaats van een bestuurlijke boete een proces-verbaal op te maken ten behoeve van strafrechtelijke afdoening. Behoudens een aantal specifieke gevallen is op voorhand niet in de bijlage aan te geven wanneer wordt overgegaan tot een strafrechtelijke bestraffende sanctie. Daarom vormt deze paragraaf een aanvulling op de inhoud van de bijlage.\n202422212-01-202419-12-2023202422212-01-202419-12-202313-01-2024202422212-01-202419-12-2023202422212-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.3\n Herhaalde overtreding en herinspectie\n \n Herhaalde overtreding\n Er is sprake van een herhaalde overtreding binnen de context van het toezichtdomein voedselcontact-materialen wanneer tijdens een (her)inspectie opnieuw een overtreding van dezelfde wetgeving wordt vastgesteld, waarbij een zelfde of een ander product betrokken is dat dezelfde of een soortgelijke tekortkoming vertoont die bij de overtreder binnen de daaraan voorafgaande periode van twee jaar eerder is geconstateerd.\n Herinspectie\n Na het constateren van een zware of middelzware overtreding kan een herinspectie worden uitgevoerd. Een herinspectie volgt op een eerder ingestelde inspectie, waarbij een overtreding is geconstateerd en naar aanleiding waarvan het noodzakelijk wordt geacht om binnen de tijdens de eerdere inspectie aangegeven termijn na te gaan of afdoende corrigerende maatregelen zijn genomen om de overtreding op te heffen en nieuwe overtredingen te voorkomen.\n202422212-01-202419-12-2023202422212-01-202419-12-202313-01-2024202422212-01-202419-12-2023202422212-01-202419-12-202313-01-2024202422212-01-202419-12-2023202422212-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 4\n Divers\n \n Vervanging\n Deze beleidsregel vervangt het op 19 oktober 2022 vastgestelde Specifiek interventiebeleid NVWA voedselcontact-materialen (IB02-SPEC 61, versie 01). Hiermee wordt de inhoud van de beleidsregel in overeenstemming gebracht met het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024.\n Citeertitel\n Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Specifiek interventiebeleid NVWA voedselcontact-materialen (IB03-SPEC 61, versie 02)’.\n Inwerkingtreding\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.\n Bijlage\n De bijlage van deze beleidsregel is te vinden op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n202422212-01-202419-12-2023202422212-01-202419-12-202313-01-2024202422212-01-202419-12-2023202422212-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n Deze beleidsregel wordt in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n namens deze:\n De inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n202422212-01-202419-12-2023202422212-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n Bijlage\n \n \n Gepubliceerd op www.nvwa.nl/interventiebeleid.\n \n202422212-01-202419-12-2023202422212-01-202419-12-202313-01-2024\n \n202422212-01-202419-12-2023202422212-01-202419-12-202313-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049255/manifest.xml", "content": "2024-01-132024-01-18T07:53:33+01:002024-01-18T07:53:33+01:00BWBR0049255.WTI2024-01-139999-12-312024-01-139999-12-312024-01-18T07:53:45+01:002024-01-18T07:53:45+01:0048738765a808e1d2e8915b3ba21cd358ae51387043db87fff59889ee276a4800ada3480c9ec628e1f16585865ff0e6f70e548c3a2fe408310de26314f264a69cbe62d", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049257/2024-01-13_0/xml/BWBR0049257_2024-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 19 december 2023 tot vaststelling van het Specifiek interventiebeleid NVWA doden van gehouden dieren (IB03-SPEC 72, versie 06)202422312-01-202419-12-2023202422312-01-202419-12-202313-01-2024\n Specifiek interventiebeleid NVWA doden van gehouden dieren (IB03-SPEC 72, versie 06)202422312-01-202419-12-2023202422312-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 8.1 van de Wet dieren, artikel 6, zevende lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019 en het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024;\n Besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:\n202422312-01-202419-12-2023202422312-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 1\n Onderwerp\n \n Dit specifieke interventiebeleid beschrijft, binnen de kaders van het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03), de klasseindeling van en interventies voor specifieke overtredingen van de regelgeving met betrekking tot het doden van gehouden dieren en daarmee verband houdende activiteiten als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van Verordening (EG) nr. 1099/2009.\n Binnen het toepassingsgebied van dit document valt het:\n \n \n –\n slachten van productiedieren in slachthuizen;\n \n \n –\n doden van productiedieren in slachthuizen om andere reden/met andere bestemming dan menselijke consumptie;\n \n \n –\n slachten van productiedieren buiten slachthuizen;\n \n \n –\n doden van productiedieren buiten slachthuizen om andere reden/met andere bestemming dan menselijke consumptie;\n \n \n –\n doden van gehouden dieren, niet zijnde productiedieren, bijvoorbeeld gezelschapsdieren.\n \n \n Overtredingen die door de inspecteur/toezichthouder worden waargenomen en die niet in dit IB03-SPEC 72 zijn opgenomen, worden voorgelegd aan de afdeling Ontwikkeling & Ondersteuning van de directie Keuren, eventueel in overleg met de divisie Regie & Expertise van de directie Handhaven teneinde een interventie te bepalen.\n202422312-01-202419-12-2023202422312-01-202419-12-202313-01-2024202422312-01-202419-12-2023202422312-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 2\n Begrippen en wettelijke basis\n \n \n 2.1\n Begrippen\n \n In aanvulling op de definities en begrippen uit het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 gelden de volgende definities:\n \n \n a.\n gehouden dieren: dieren die zich in de beschikkingsmacht van de mens bevinden, hetgeen met zich meebrengt dat de mens verantwoordelijkheid voor deze dieren draagt;\n \n \n b.\n productiedieren: dieren die gefokt of gehouden worden voor de productie van levensmiddelen, wol, huiden, pelzen of andere producten.\n \n \n Afkortingen\n \n \n a.\n \n BB: bestuurlijke boete;\n \n \n b.\n \n PV: proces-verbaal;\n \n \n c.\n \n OW: officiële waarschuwing.\n \n \n202422312-01-202419-12-2023202422312-01-202419-12-202313-01-2024202422312-01-202419-12-2023202422312-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.2\n Wettelijke basis\n \n Op het werkterrein doden van gehouden dieren en daarmee samenhangende activiteiten gelden zowel Europese als nationale regels. De belangrijkste wettelijke bepalingen die van belang zijn voor dit specifiek interventiebeleid zijn neergelegd in:\n Europese wettelijke basis\n \n \n –\n \n Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (PB L 303 van 18.11.2009, blz. 1);\n \n \n –\n \n Richtlijn nr. 93/119/EG van de Raad van 22 december 1993 inzake de bescherming van dieren bij slachten of doden (PB L 340 van 31.12.1993, p.21)1Met het van kracht worden van Vo (EG) 1099/2009 is Richtlijn (EG) 93/119 grotendeels vervallen. Maar omdat de Verordening overgangsbepalingen bevat, zie artikel 29, blijft een aantal in artikel 28 lid 1 van de Verordening genoemde punten uit Bijlagen A en C van de Richtlijn van toepassing tot uiterlijk 8 december 2019..\n \n \n Nationale wettelijke basis\n \n \n –\n \n Wet dieren;\n \n \n –\n \n Besluit houders van dieren;\n \n \n –\n \n Regeling houders van dieren;\n \n \n –\n \n Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren;\n \n \n –\n \n Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren.\n \n \n202422312-01-202419-12-2023202422312-01-202419-12-202313-01-2024202422312-01-202419-12-2023202422312-01-202419-12-202313-01-2024202422312-01-202419-12-2023202422312-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 3\n Werkwijze\n \n \n 3.1\n Het bepalen van de ernst van de overtreding\n \n Overtredingen worden ingedeeld naar de klassen zoals gedefinieerd in het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024.\n De ernst van de overtreding wordt in de eerste plaats bepaald door de gevolgen voor de betrokken dier(en). Hierbij wordt gelet op de mate van vermijdbare pijn, spanning of lijden (hierna verder: lijden) dat het dier of de dieren is aangedaan. Hoe groter de mate van vermijdbaar lijden is, onder andere gelet op het aantal dieren en/of de tijdsduur, des te hoger wordt de overtreding in de bijlage geclassificeerd.\n In bepaalde gevallen is er (nog) geen lijden als gevolg van de overtreding vastgesteld, maar is niet gewaarborgd dat dieren vermijdbaar lijden wordt bespaard: er bestaat een (gering tot ernstig) risico dat dieren lijden wordt aangedaan. Bijvoorbeeld: verplichte controles op bedwelming worden niet uitgevoerd, bedwelmingsapparatuur is niet onderhouden of een inrichting voldoet niet aan de wettelijke eisen. Hier geldt dat hoe groter het risico op vermijdbaar lijden is, des te hoger een overtreding in de bijlage wordt geclassificeerd.\n In de bijlage van dit document zijn de bepalingen van de geldende wetgeving ingedeeld in een overtredingsklasse met bijbehorende interventie(s).\n Voor de lichte overtredingen geldt dat na een derde constatering van een lichte overtreding wordt overgegaan naar de interventie die volgt op de constatering van een middelzware overtreding. Dat betekent dat een officiële waarschuwing dient te volgen.\n202422312-01-202419-12-2023202422312-01-202419-12-202313-01-2024202422312-01-202419-12-2023202422312-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.2\n Het bepalen van interventies bij een overtreding\n \n Bestraffende sanctie\n Overtredingen van de Wet dieren worden doorgaans bestuurlijk beboet. Indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder deze is begaan daartoe aanleiding geven, legt de NVWA deze aan het Openbaar Ministerie voor. Dit volgt uit artikel 8.10, eerste lid, van de Wet dieren. Het OM beslist of het overgaat tot strafrechtelijke afdoening. Afgezien van de in artikel 8.11 genoemde overtredingen is strafrechtelijke afdoening niet voorbehouden aan een vooraf aan te geven overtreding van een bepaald voorschrift, maar kan in beginsel bij alle overtredingen van de bij of krachtens de Wet dieren gestelde voorschriften noodzakelijk zijn.\n De kolommen ‘interventies’ en ‘follow-up na overtreding; interventies bij herhaalde overtreding’ in de bijlage van dit document vermelden uitsluitend de bestuurlijke boete als bestraffende sanctie die doorgaans wordt toegepast. Dit laat onverlet dat, als een overtreding zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk kan worden afgedaan, op grond van de specifieke feiten en omstandigheden kan worden besloten om in plaats van een bestuurlijke boete een proces verbaal op te maken ten behoeve van strafrechtelijke afdoening. Op voorhand is niet in de bijlage van dit document aan te geven wanneer wordt overgegaan tot een strafrechtelijke bestraffende sanctie. Daarom vormt deze paragraaf een aanvulling op bovengenoemde kolommen in de bijlage.\n202422312-01-202419-12-2023202422312-01-202419-12-202313-01-2024202422312-01-202419-12-2023202422312-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.3\n Herhaalde overtreding en herinspectie\n \n Herhaalde overtreding\n Bedrijven met hoogfrequent toezicht\n Er is sprake van een herhaalde overtreding wanneer tijdens een (her)inspectie opnieuw een overtreding wordt vastgesteld van de wetgeving die ziet op de bescherming van het dierenwelzijn bij het doden en daarmee verband houdende activiteiten, die bij de overtreder binnen de daaraan voorafgaande periode van 6 maanden eerder is geconstateerd.\n Bedrijven met permanent toezicht\n Er is sprake van een herhaalde overtreding wanneer tijdens een (her)inspectie opnieuw een overtreding wordt vastgesteld van de wetgeving die ziet op de bescherming van het dierenwelzijn bij het doden en daarmee verband houdende activiteiten, die bij de overtreder binnen de daaraan voorafgaande periode van 3 maanden eerder is geconstateerd.\n Stapeling\n Als één inspectie gelden alle inspecties die plaatsvinden in het kader van de aangevraagde keurings- en toezichtwerkzaamheden op één dag. Iedere andere inspectie en audit die niet gerelateerd is aan aangevraagde keurings- en toezichtswerkzaamheden geldt als een afzonderlijke inspectie.\n Herinspectie\n In bedrijven waar géén permanent toezicht is, kan na constateren van een zware of middelzware overtreding een extra inspectie worden uitgevoerd om na te gaan of gemaakte afspraken over het opheffen van de overtreding zijn nagekomen. Een herinspectie wordt uitgevoerd op een door de officiële dierenarts te bepalen tijdstip.\n In bedrijven waar de NVWA permanent toezicht houdt, kan een extra inspecteur worden ingezet om de herinspectie uit te voeren. Ook op verzamelcentra van dieren, pluimveebroederijen en primaire bedrijven waar landbouwhuisdieren worden gehouden kunnen herinspecties uitgevoerd worden. Herinspecties worden in rekening gebracht bij het bedrijf.\n202422312-01-202419-12-2023202422312-01-202419-12-202313-01-2024202422312-01-202419-12-2023202422312-01-202419-12-202313-01-2024202422312-01-202419-12-2023202422312-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 4\n Divers\n \n Vervanging\n Deze beleidsregel vervangt het op 14 oktober 2019 vastgestelde Specifiek interventiebeleid NVWA doden van gehouden dieren (IB02-SPEC 72, versie 05). Hiermee wordt de inhoud van de beleidsregel in overeenstemming gebracht met het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024.Tevens wordt de bijlage vanaf nu weergegeven op de website van de NVWA (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n Citeertitel\n Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Specifiek interventiebeleid NVWA doden van gehouden dieren (IB03-SPEC 72, versie 06)’.\n Inwerkingtreding\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.\n Bijlage\n De bijlage van dit specifieke interventiebeleid is te vinden op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n Deze beleidsregel wordt in de Staatscourant geplaatst.\n202422312-01-202419-12-2023202422312-01-202419-12-202313-01-2024202422312-01-202419-12-2023202422312-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n Namens deze:\n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit,\n \n202422312-01-202419-12-2023202422312-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n Bijlage\n \n \n Gepubliceerd op www.nvwa.nl/interventiebeleid.\n \n202422312-01-202419-12-2023202422312-01-202419-12-202313-01-2024\n \n202422312-01-202419-12-2023202422312-01-202419-12-202313-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049257/manifest.xml", "content": "2024-01-132024-01-18T07:53:02+01:002024-01-18T07:53:02+01:00BWBR0049257.WTI2024-01-139999-12-312024-01-139999-12-312024-01-18T07:53:43+01:002024-01-18T07:53:43+01:0042749769e721426f48a2a4c0f69c34b21f218928ccfa260d815b145b725622825d4c46b990e5df3ef393791e592a641adb7791f4850261d88792abe69cdd4264d6f6e", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049258/2024-01-13_0/xml/BWBR0049258_2024-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 19 december 2023 tot vaststelling van het Specifiek interventiebeleid NVWA vleesketen (IB03-SPEC 81, versie 01)202422412-01-202419-12-2023202422412-01-202419-12-202313-01-2024\n Specifiek interventiebeleid NVWA vleesketen (IB03-SPEC 81, versie 01)202422412-01-202419-12-2023202422412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 8.1 van de Wet dieren, artikel 6, zevende lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019 en het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024;\n Besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:\n202422412-01-202419-12-2023202422412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 1\n Onderwerp\n \n Het specifiek interventiebeleid vleesketen beschrijft, binnen de kaders van het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03) (AIB), de klasseindeling en de interventies voor de specifieke overtredingen begaan door exploitanten van levensmiddelenbedrijven waar uitsluitend handelingen worden verricht ten aanzien van levende dieren en vers vlees van:\n \n \n a.\n als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren;\n \n \n b.\n vlees van pluimvee en lagomorfen;\n \n \n c.\n gekweekt wild en\n \n \n d.\n vrij wild;\n \n \n als bedoeld in Sectie I tot en met IV van Bijlage III van Verordening (EG) nr. 853/2004.\n Handhavingsprotocollen\n Voor het aantreffen van verontreinigingen op karkassen zijn er, voor zowel pluimvee- als roodvlees, handhavingsprotocollen beschreven waarin de te nemen interventies voor deze overtredingen verder zijn uitgewerkt. Deze zijn terug te vinden op de website van de NVWA (www.nvwa.nl).\n Relatie overig specifiek interventiebeleid\n Dit specifiek interventiebeleid is gerelateerd aan IB03-SPEC 39 (specifiek interventiebeleid voedselveiligheid industriële productie, vis, zuivel en eieren) waarbij het uitgangspunt is één en dezelfde benadering voor alle levensmiddelenbedrijven, zowel erkende als geregistreerde. Specifiek interventiebeleid ten aanzien van Sectie V en Sectie VI uit de Verordening (EG) nr. 853/2004 over gehakt vlees, vleesbereidingen, separatorvlees respectievelijk vleesproducten staat beschreven in IB03-SPEC 39.\n Daarnaast is er een relatie met de volgende onderwerpen (niet uitputtend):\n \n \n \n \n \n \n \n \n Onderwerp\n \n \n Code\n \n \n Titel\n \n \n \n \n \n \n dierlijke bijproducten\n \n \n IB03-SPEC 33\n \n \n interventiebeleid dierlijke bijproducten\n \n \n \n \n etikettering van levensmiddelen\n \n \n IB03-SPEC 42\n \n \n interventiebeleid voedselinformatie levensmiddelen\n \n \n \n \n chemische eisen aan levensmiddelen\n \n \n IB03-SPEC 43\n \n \n interventiebeleid chemische stoffen in eet- en drinkwaren\n \n \n \n \n microbiologische eisen aan levensmiddelen\n \n \n IB03-SPEC 44\n \n \n interventiebeleid levensmiddelen microbiologie\n \n \n \n \n dierenwelzijn\n \n \n IB03-SPEC 02\n \n \n interventiebeleid dierenwelzijn\n \n \n \n \n diertransport\n \n \n IB03-SPEC 17\n \n \n interventiebeleid dierenwelzijn tijdens transport\n \n \n \n \n doden van gehouden dieren\n \n \n IB03-SPEC 72\n \n \n interventiebeleid doden van gehouden dieren\n \n \n \n \n reinigen en ontsmetten\n \n \n IB03-SPEC 16\n \n \n interventiebeleid diergezondheid\n \n \n \n \n \n202422412-01-202419-12-2023202422412-01-202419-12-202313-01-2024202422412-01-202419-12-2023202422412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 2\n Definities en wettelijke basis\n \n \n 2.1\n Definities\n \n Voor de definities wordt verwezen naar het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024.\n202422412-01-202419-12-2023202422412-01-202419-12-202313-01-2024202422412-01-202419-12-2023202422412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.2\n Gebruikte afkortingen\n \n AIB Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (NVWA-IB03)\n LNV Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit\n202422412-01-202419-12-2023202422412-01-202419-12-202313-01-2024202422412-01-202419-12-2023202422412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.3\n Wettelijke basis\n \n \n \n \n \n \n \n \n Vo. (EG) nr. 178/2002\n \n \n Algemene Levensmiddelenverordening\n \n \n \n \n Vo. (EG) nr. 852/2004\n \n \n Hygiëneverordening m.b.t. levensmiddelen\n \n \n \n \n Vo. (EG) nr. 853/2004\n \n \n Hygiëneverordening m.b.t. dierlijke producten\n \n \n \n \n Vo. (EG) nr. 2073/2004\n \n \n Verordening Microbiologische Criteria voor levensmiddelen\n \n \n \n \n \n Wet dieren\n \n \n Besluit dierlijke producten\n \n \n Regeling dierlijke producten\n \n \n \n \n \n \n202422412-01-202419-12-2023202422412-01-202419-12-202313-01-2024202422412-01-202419-12-2023202422412-01-202419-12-202313-01-2024202422412-01-202419-12-2023202422412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 3\n Werkwijze\n \n \n 3.1\n Het bepalen van de ernst van de overtreding\n \n Het bepalen van de ernst van de overtreding wordt gedaan op basis van de klasseindeling die beschreven is in het AIB.\n Klasseindeling\n Er is sprake van een zware overtreding wanneer er sprake is van (risico op) ernstig gevaar voor mens, dier of milieu, ondermijning van het systeem of een onherstelbare overtreding.\n \n \n •\n Er is sprake van een middelzware overtreding wanneer er weliswaar geen sprake is van een zware overtreding, maar de handeling of gedraging dusdanig ongewenst is dat herhaling van de overtreding moet worden voorkomen. Dit is het geval als er sprake is van een potentieel (risico op) gevaar voor mens, dier of milieu en het een herstelbare overtreding betreft.\n \n \n •\n Er is sprake van een lichte overtreding wanneer (het gevolg van) het feit eenvoudig en snel kan worden hersteld, en het (risico op) gevaar voor de gezondheid van mens, dier of milieu gering is.\n \n \n In de bijlage zijn de bepalingen van de geldende wetgeving ingedeeld in een overtredingsklasse met bijbehorende interventie(s).\n202422412-01-202419-12-2023202422412-01-202419-12-202313-01-2024202422412-01-202419-12-2023202422412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.2\n Het bepalen van interventies bij een overtreding\n \n Bestraffende sanctie\n Overtredingen van de Wet dieren worden doorgaans bestuurlijk beboet. Indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder deze is begaan daartoe aanleiding geven, legt de NVWA deze aan het Openbaar Ministerie voor. Dit volgt uit artikel 8.10, eerste lid, van de Wet dieren. Het OM beslist of het overgaat tot strafrechtelijke afdoening. Afgezien van de in artikel 8.11, eerste lid, genoemde overtredingen is strafrechtelijke afdoening niet voorbehouden aan een vooraf aan te geven overtreding van een bepaald voorschrift, maar kan in beginsel bij alle overtredingen van de bij of krachtens de Wet dieren gestelde voorschriften noodzakelijk zijn.\n De kolommen ‘interventie bij eerste overtreding’ en ‘interventie bij herhaalde overtreding’ in de bijlage van dit document vermelden uitsluitend de bestuurlijke boete als bestraffende sanctie die doorgaans wordt toegepast. Dit laat onverlet dat, als een overtreding zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk kan worden afgedaan, op grond van de specifieke feiten en omstandigheden kan worden besloten om in plaats van een bestuurlijke boete een proces verbaal op te maken ten behoeve van strafrechtelijke afdoening. Op voorhand is niet in de bijlage aan te geven wanneer wordt overgegaan tot een strafrechtelijke bestraffende sanctie. Daarom vormt deze paragraaf een aanvulling op de inhoud van de bijlage.\n202422412-01-202419-12-2023202422412-01-202419-12-202313-01-2024202422412-01-202419-12-2023202422412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.3\n Herhaalde overtreding, stapeling en herinspectie\n \n Herhaalde overtreding\n Bedrijven met hoogfrequent toezicht\n Er is sprake van een herhaalde overtreding wanneer tijdens een (her)inspectie opnieuw een overtreding van dezelfde wettelijke norm wordt vastgesteld, die bij de overtreder binnen de daaraan voorafgaande periode van 6 maanden eerder is geconstateerd.\n Bedrijven met permanent toezicht\n Er is sprake van een herhaalde overtreding wanneer tijdens een (her)inspectie opnieuw een overtreding van dezelfde wettelijke norm wordt vastgesteld, die bij de overtreder binnen de daaraan voorafgaande periode van 3 maanden eerder is geconstateerd.\n Stapeling\n Als één inspectie gelden alle inspecties die plaatsvinden in het kader van de aangevraagde keurings- en toezichtwerkzaamheden op één dag. Iedere andere inspectie en audit die niet gerelateerd is aan aangevraagde keurings- en toezichtswerkzaamheden geldt als een afzonderlijke inspectie.\n Herinspectie\n In bedrijven waar géén permanent toezicht is, kan na constateren van een zware of middelzware overtreding een extra inspectie worden uitgevoerd om na te gaan of gemaakte afspraken over het opheffen van de overtreding zijn nagekomen. Een herinspectie wordt uitgevoerd op een door de officiële dierenarts te bepalen tijdstip.\n In slachthuizen waar de NVWA permanent toezicht houdt, kan een extra inspecteur worden ingezet om de herinspectie uit te voeren. Ook op verzamelcentra van dieren, pluimveebroederijen en primaire bedrijven waar landbouwhuisdieren worden gehouden kunnen herinspecties uitgevoerd worden. Herinspecties worden in rekening gebracht bij het bedrijf.\n202422412-01-202419-12-2023202422412-01-202419-12-202313-01-2024202422412-01-202419-12-2023202422412-01-202419-12-202313-01-2024202422412-01-202419-12-2023202422412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 4\n Divers\n \n Vervanging\n Deze beleidsregel vervangt het op 1 juli 2013 vastgestelde Specifiek interventiebeleid vlees (IB01-SPEC 25, versie 01). Ten opzichte van IB01-SPEC 25, versie 01, zijn de wettelijke normen en overtredingsklassen vollediger en eenduidiger geformuleerd. Bestaande regels in de bijlage met meerdere wettelijke normen zijn waar nodig uitgesplitst naar evenzoveel regels. De inhoud van de beleidsregel wordt bovendien in overeenstemming gebracht met het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024.\n Citeertitel\n Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Specifiek interventiebeleid NVWA vleesketen (IB03-SPEC 81, versie 01)’.\n Inwerkingtreding\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.\n Bijlage\n De bijlage van deze beleidsregel is te vinden op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n202422412-01-202419-12-2023202422412-01-202419-12-202313-01-2024202422412-01-202419-12-2023202422412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n Deze beleidsregel wordt in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n namens deze:\n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n202422412-01-202419-12-2023202422412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n Bijlage\n \n \n Gepubliceerd op www.nvwa.nl/interventiebeleid.\n \n202422412-01-202419-12-2023202422412-01-202419-12-202313-01-2024\n \n202422412-01-202419-12-2023202422412-01-202419-12-202313-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049258/manifest.xml", "content": "2024-01-132024-01-18T07:53:02+01:002024-03-06T06:18:42+01:00BWBR0049258.WTI2024-03-022024-01-13tot-en-met2024-01-132024-03-012024-01-132024-03-012024-01-18T07:53:39+01:002024-03-06T06:19:04+01:0047972926241c605124c88b380b481c668d128384b25513c2804ac7e0d871f5ed6d6074849de04e3fe4ca0251b9adc44f8908fd4226ddccd67721e69c57132b7d242aa", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049259/2024-01-13_0/xml/BWBR0049259_2024-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 19 december 2023 tot vaststelling van het Specifiek interventiebeleid NVWA diergeneesmiddelen (IB03-SPEC 03, versie 09)202419012-01-202419-12-2023202419012-01-202419-12-202313-01-2024\n Specifiek interventiebeleid NVWA diergeneesmiddelen (IB03-SPEC 03, versie 09)202419012-01-202419-12-2023202419012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 8.1 van de Wet dieren, artikel 6, zevende lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019 en het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024;\n Besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:\n202419012-01-202419-12-2023202419012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 1\n Onderwerp\n \n Het Specifiek interventiebeleid NVWA diergeneesmiddelen beschrijft, binnen de kaders van het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (AIB), de klasseindeling en interventies voor specifieke overtredingen van de regelgeving met betrekking tot diergeneesmiddelen en gemedicineerde diervoeders en geeft daarmee invulling aan het AIB.\n Eén van de meest voorkomende overtredingen binnen domein diergeneesmiddelen betreft het onjuist of onvolledig invullen van het voedselketeninformatie (VKI-) formulier. De tenlastelegging voor deze overtreding komt niet terug in de bijlage van dit document, maar is geïntegreerd in IB03-SPEC 39 voedselveiligheid industriële productie, gezien deze overtreding haar oorsprong in andere wetgeving vindt.\n Overtredingen die door de inspecteur/ toezichthouder worden waargenomen en die niet in het IB03-SPEC 03 diergeneesmiddelen zijn opgenomen, worden voorgelegd aan de afdeling Expertise van de directie Handhaven teneinde een klasseindeling en een interventie te bepalen.\n202419012-01-202419-12-2023202419012-01-202419-12-202313-01-2024202419012-01-202419-12-2023202419012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 2\n Definitie en wettelijke basis\n \n Hieronder is een specifieke definitie opgenomen in aanvulling op de definities en begrippen uit het algemeen interventiebeleid.\n202419012-01-202419-12-2023202419012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.1\n Definitie\n \n Inspectie\n Elke vorm van controle door een inspecteur van de NVWA om na te gaan of de wet- en regelgeving inzake diergeneesmiddelen en gemedicineerde diervoeders wordt nageleefd. De inspecteur kan, als dit de efficiency van de uit te voeren inspectie ten goede komt, ervoor kiezen om deze van tevoren aan te kondigen. Dit laat onverlet dat de inspecteur ook zonder aankondiging een inspectie kan uitvoeren.\n202419012-01-202419-12-2023202419012-01-202419-12-202313-01-2024202419012-01-202419-12-2023202419012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.2\n Wettelijke basis\n \n De wettelijke basis van dit specifiek interventiebeleid is:\n \n \n •\n \n Wet dieren\n \n \n \n •\n \n Besluit diergeneesmiddelen 2022\n \n \n \n •\n \n Besluit houders van dieren\n \n \n \n •\n \n Besluit diergeneeskundigen\n \n \n \n •\n \n Regeling diergeneesmiddelen 2022\n \n \n \n •\n \n Regeling diergeneeskundigen\n \n \n \n •\n \n Regeling houders van dieren\n \n \n \n •\n \n Wet op de economische delicten\n \n \n \n •\n \n Verordening 2017/625\n \n \n \n •\n \n Verordening 2019/4\n \n \n \n •\n \n Verordening 2019/6\n \n \n \n •\n Gedelegeerde Verordening 2019/2090\n \n \n •\n \n Verordening 470/2009\n \n \n \n •\n \n Verordening 37/2010\n \n \n \n •\n \n Richtlijn 91/412\n \n \n \n •\n \n Richtlijn 96/22\n \n \n \n202419012-01-202419-12-2023202419012-01-202419-12-202313-01-2024202419012-01-202419-12-2023202419012-01-202419-12-202313-01-2024202419012-01-202419-12-2023202419012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 3\n Werkwijze\n \n \n 3.1\n Het bepalen van de ernst van de overtreding\n \n Overtredingen worden ingedeeld naar de klassen zoals gedefinieerd in het algemeen interventiebeleid. Bij het beoordelen van de op te leggen interventie wordt rekening gehouden met de grootte van het risico op geringe tot ernstige gevolgen voor dierenwelzijn, volksgezondheid of voedselveiligheid, de herstelbaarheid daarvan en of er sprake is van calculerend en/of bewust risiconemend gedrag.\n In de bijlage van dit document zijn bepalingen van de geldende wetgeving ingedeeld in een overtredingsklasse met bijbehorende interventie(s).\n202419012-01-202419-12-2023202419012-01-202419-12-202313-01-2024202419012-01-202419-12-2023202419012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.2\n Het bepalen van interventies bij een overtreding\n \n Bestraffende sanctie\n Overtredingen van de Wet dieren worden doorgaans bestuurlijk beboet. Indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder deze is begaan daartoe aanleiding geven, legt de NVWA deze aan het Openbaar Ministerie voor. Dit volgt uit artikel 8.10, eerste lid, van de Wet dieren. Het Openbaar Ministerie beslist of het overgaat tot strafrechtelijke afdoening. Afgezien van de in artikel 8.11, eerste lid, genoemde overtredingen is strafrechtelijke afdoening niet voorbehouden aan een vooraf aan te geven overtreding van een bepaald voorschrift, maar kan in beginsel bij alle overtredingen van de bij of krachtens de Wet dieren gestelde voorschriften noodzakelijk zijn.\n De kolommen ‘interventie bij eerste overtreding’ en ‘interventie bij herhaalde overtreding’ in de bijlage van dit document vermelden uitsluitend de bestuurlijke boete als sanctionerende interventie die doorgaans wordt toegepast. Dit laat onverlet dat, als een overtreding zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk kan worden afgedaan, op grond van de specifieke feiten en omstandigheden kan worden besloten om in plaats van een bestuurlijke boete een proces verbaal op te maken ten behoeve van strafrechtelijke afdoening. Op voorhand is niet in de bijlage van dit document aan te geven wanneer wordt overgegaan tot een strafrechtelijke bestraffende sanctie. Daarom vormt deze paragraaf een aanvulling op bovengenoemde kolommen in de bijlage.\n202419012-01-202419-12-2023202419012-01-202419-12-202313-01-2024202419012-01-202419-12-2023202419012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.3\n Melden aan derden\n \n Melding klachtambtenaar Veterinair Tuchtcollege\n In het geval personen die zijn toegelaten tot het beroepsmatig verrichten van diergeneeskundige handelingen tekortschieten in de zorgplicht richting dieren, kan er een melding worden gedaan bij de klachtambtenaar ten behoeve van het Veterinair Tuchtcollege. Dit gelet op artikel 4.2 van de Wet dieren. Dit kan naast een bestuurlijke of strafrechtelijke interventie plaats vinden. Personen die hier onder vallen zijn bijvoorbeeld dierenartsen, dierverloskundigen of dierenartsassistenten.\n Melding Bureau Diergeneesmiddelen\n Bij overtredingen door vergunninghouders kan melding gedaan worden bij Bureau Diergeneesmiddelen.\n202419012-01-202419-12-2023202419012-01-202419-12-202313-01-2024202419012-01-202419-12-2023202419012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.4\n Herhaalde overtreding en herinspectie\n \n \n Herhaalde overtreding\n \n Er is sprake van een herhaalde overtreding wanneer tijdens een (her)inspectie opnieuw een overtreding van een wettelijk voorschrift over eenzelfde onderwerp wordt vastgesteld, die bij de overtreder binnen de daaraan voorafgaande periode van twee jaar eerder is geconstateerd. Hierbij onderscheiden we de volgende onderwerpen:\n \n \n •\n In de handel brengen;\n \n \n •\n Bereiden;\n \n \n •\n Verpakken;\n \n \n •\n Etiketteren;\n \n \n •\n Afleveren;\n \n \n •\n Invoeren en uitvoeren;\n \n \n •\n Voorhanden hebben;\n \n \n •\n Toepassen (voorschrijven);\n \n \n •\n Administratieve verplichtingen;\n \n \n •\n Verboden stoffen;\n \n \n •\n Diergeneeskundige handelingen.\n \n \n Herinspectie\n De inspecteur bepaalt of een herinspectie volgt na vaststelling van een overtreding (aangekondigd of onaangekondigd). Factoren die daarbij een rol spelen zijn: ernst van de overtreding, kans op herhaling van de overtreding en termijn die nodig is om de overtreding op te heffen.\n202419012-01-202419-12-2023202419012-01-202419-12-202313-01-2024202419012-01-202419-12-2023202419012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.5\n Overtredingen voedselketeninformatie\n \n Eén van de meest voorkomende overtredingen binnen domein diergeneesmiddelen betreft het onjuist of onvolledig invullen van het voedselketeninformatie (VKI-) formulier. De tenlastelegging voor deze overtreding komt niet terug in de bijlage van dit document, maar is geïntegreerd in IB03-SPEC 39 voedselveiligheid industriële productie, gezien deze overtreding haar oorsprong in andere wetgeving vindt.\n202419012-01-202419-12-2023202419012-01-202419-12-202313-01-2024202419012-01-202419-12-2023202419012-01-202419-12-202313-01-2024202419012-01-202419-12-2023202419012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 4\n Divers\n \n Vervanging\n Deze beleidsregel vervangt het op 17 juli 2023 vastgestelde Specifiek interventiebeleid NVWA diergeneesmiddelen (IB02-SPEC 03, versie 08). Hiermee wordt de inhoud van de beleidsregel in overeenstemming gebracht met het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024.\n Citeertitel\n Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Specifiek interventiebeleid NVWA diergeneesmiddelen (IB03-SPEC 03, versie 09)’.\n Inwerkingtreding\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.\n Bijlage\n De bijlage van deze beleidsregel is te vinden op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n202419012-01-202419-12-2023202419012-01-202419-12-202313-01-2024202419012-01-202419-12-2023202419012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n Deze beleidsregel wordt in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n namens deze:\n \n G.J.C.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n202419012-01-202419-12-2023202419012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n Bijlage\n \n \n Gepubliceerd op www.nvwa.nl/interventiebeleid.\n \n202419012-01-202419-12-2023202419012-01-202419-12-202313-01-2024\n \n202419012-01-202419-12-2023202419012-01-202419-12-202313-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049259/manifest.xml", "content": "2024-01-132024-01-18T07:53:14+01:002024-01-18T07:53:14+01:00BWBR0049259.WTI2024-01-139999-12-312024-01-139999-12-312024-01-18T07:53:38+01:002024-01-18T07:53:38+01:0047459b029200a68a9afaec10ad52b1969505a2d308ca1bd20530dabea9a96ba32b54efaa74eda3a3f6873453aee0aca0d15aec91bde7c9476f6af463e84ccb5bd192e", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049260/2024-01-13_0/xml/BWBR0049260_2024-01-13_0.xml", "content": "\n Beleidsregel van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 27 december 2023, nr. ILT-2023/58667, inzake de toepassing van regels van Verordening 1071/2009/EG en Verordening (EU) 2016/403, de Wet personenvervoer 2000 en het Besluit personenvervoer 2000 houdende bepalingen in verband met de uitvoering van de evenredigheidstoets en het sanctioneren van de vervoerder en de vervoersmanager verlies van betrouwbaarheid in het busvervoer (Beleidsregel evenredigheidstoets en sanctionering bij verlies betrouwbaarheid busvervoer 2024)202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024\n Beleidsregel evenredigheidstoets en sanctionering bij verlies betrouwbaarheid busvervoer 2024202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024\n \n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,\n \n Gelet op artikel 6 van Verordening 1071/2009/EG, artikel 1 van Verordening (EU) 2016/403 en van Verordening (EU) 2022/694, de artikelen 4b en 5 van de Wet personenvervoer 2000, de artikelen 23 en 23a van het Besluit personenvervoer 2000 en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;\n \n \n Besluit:\n \n202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Definities en inleidende bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Definitiebepaling\n \n In deze beleidsregel wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n meest ernstige overtredingen: meest ernstige inbreuken van de communautaire wetgeving als bedoeld in bijlage I van Verordening 2016/403;\n \n \n b.\n \n heel ernstige overtredingen: heel ernstige inbreuken van de communautaire wetgeving als bedoeld in bijlage I van Verordening 2016/403;\n \n \n c.\n \n ernstige overtredingen: ernstige inbreuken van de communautaire wetgeving als bedoeld in bijlage I van Verordening 2016/403;\n \n \n d.\n \n strafpunten: punten die aan de vervoerder of vervoersmanager worden toegerekend als gevolg van het plegen van een meest ernstige, heel ernstige of ernstige overtreding als bedoeld in dit artikel onder a, b en c;\n \n \n e.\n \n besluit: besluit van Onze Minister tot schorsing of intrekking van de communautaire vergunning of ongeschiktverklaring van de vervoersmanager;\n \n \n f.\n \n ILT: Inspectie Leefomgeving en Transport;\n \n \n g.\n \n onderzoeksrapport: onderzoeksrapport van Onze Minister, opgesteld door de ILT, inhoudende zijn conclusie ten aanzien van de betrouwbaarheid van de vervoerder of de vervoersmanager;\n \n \n h.\n \n evenredigheidstoets: toets die de ILT op basis van haar onderzoeksrapport uitvoert ten aanzien van de evenredigheid van een besluit en waarbij wordt onderzocht of zich feiten en omstandigheden voordoen die tot het oordeel kunnen leiden dat het verlies van betrouwbaarheid van de vervoerder of vervoersmanager een onevenredig strenge sanctie is;\n \n \n i.\n \n recidivist: vervoerder waarvan eerder op basis van deze beleidsregel de communautaire vergunning is geschorst of ingetrokken of een vervoersmanager die eerder op basis van deze beleidsregel ongeschikt is verklaard.\n \n \n202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024\n \n Artikel\n 2\n Toepassingskader\n \n Deze beleidsregel heeft betrekking op:\n \n \n a.\n het aantal strafpunten dat wordt gegeven per overtreding zoals bedoeld in artikel 1, onder a, b en c;\n \n \n b.\n de overschrijding van de grenswaarde van het aantal strafpunten waarbij het verlies van betrouwbaarheid wordt overwogen;\n \n \n c.\n de uitvoering van de evenredigheidstoets;\n \n \n d.\n het verlies van betrouwbaarheid waardoor de communautaire vergunning van de vervoerder kan worden geschorst of ingetrokken en de vervoersmanager ongeschikt kan worden verklaard;\n \n \n e.\n de rehabilitatiemaatregelen.\n \n \n202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Strafpunten\n \n \n Artikel\n 3\n Strafpunten\n \n \n 1\n Een veroordeling of sanctie komt voor strafpunten in aanmerking indien deze niet ouder is dan twee jaar vanaf de datum dat de desbetreffende veroordeling of sanctie onherroepelijk is geworden.\n \n \n 2\n Het aantal toe te rekenen strafpunten per overtreding is vastgesteld in de bijlage bij deze beleidsregel.\n \n202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024\n \n Artikel\n 4\n Grenswaarden\n \n \n 1\n Strafpunten worden aan de vervoerder en de vervoersmanager toegerekend, tenzij in het onderzoeksrapport van Onze Minister kan worden aangetoond dat de vervoerder of de vervoersmanager niet verwijtbaar is.\n \n \n 2\n De door Onze Minister aan een vervoerder of een vervoersmanager toegerekende strafpunten worden bij elkaar opgeteld.\n \n \n 3\n De grenswaarde van het aantal strafpunten is gerelateerd aan de omvang van de bedrijfsactiviteiten op basis van het aantal gewaarmerkte afschriften waarover de vervoerder of de vervoersmanager beschikt en is als volgt:\n \n \n \n \n \n \n \n Aantal gewaarmerkte afschriften\n \n \n Grenswaarde aantal strafpunten\n \n \n \n \n \n \n 1\n \n \n 18\n \n \n \n \n 2–10\n \n \n 27\n \n \n \n \n 11–20\n \n \n 36\n \n \n \n \n 21–50\n \n \n 45\n \n \n \n \n 51–100\n \n \n 54\n \n \n \n \n 101–500\n \n \n 54 + 0,40 x (aantal gewaarmerkte afschriften – 100)\n \n \n \n \n 501 en meer\n \n \n 230 + 0,20 x (aantal gewaarmerkte afschriften – 500)\n \n \n \n \n \n \n \n 4\n Indien een vervoersmanager de verantwoordelijkheid draagt voor het wagenpark van meerdere vervoerders, dan is de cumulatie van de verschillende wagenparken bepalend voor de voor de vervoersmanager geldende grenswaarde.\n \n \n 5\n Overschrijding van de grenswaarde van het aantal strafpunten kan leiden tot het verlies van betrouwbaarheid.\n \n \n 6\n Strafpunten vervallen twee jaar nadat ze zijn toegerekend.\n \n202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Preventie en verwijtbaarheid\n \n \n Artikel\n 5\n Preventie\n \n Onze Minister zendt de vervoerder of de vervoersmanager een schriftelijke kennisgeving bij elke eerste registratie van strafpunten en nadat ten minste 50% van de grenswaarde van het aantal strafpunten is overschreden.\n202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024\n \n Artikel\n 6\n Betrouwbaarheid\n \n \n 1\n Bij het overschrijden van de grenswaarde van het aantal strafpunten stelt Onze Minister een onderzoeksrapport op ten aanzien van de vervoerder of de vervoersmanager.\n \n \n 2\n Verlies van betrouwbaarheid is in beginsel geen onevenredig strenge sanctie indien de vervoerder of de vervoersmanager de grenswaarde van het aantal toegerekende strafpunten heeft overschreden.\n \n202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024\n \n Artikel\n 7\n Onderzoek en verwijtbaarheid vervoerder\n \n \n 1\n Onze Minister concludeert in het onderzoeksrapport dat het verlies van betrouwbaarheid van de vervoerder een onevenredig strenge sanctie is indien:\n \n \n a.\n de handelingen van een derde die ten grondslag liggen aan overtredingen van wezenlijke invloed zijn geweest;\n \n \n b.\n sprake is van een niet toerekenbaar gebrek aan kennis over de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het begaan van overtredingen terwijl kennis daarvan de overtredingen zou hebben voorkomen, of\n \n \n c.\n sprake is van een door de vervoerder aan te tonen andere situatie van overmacht waardoor overtredingen niet aan hem zijn te wijten.\n \n \n \n \n 2\n Onze Minister concludeert in het onderzoeksrapport dat het verlies van betrouwbaarheid van de vervoerder een onevenredig strenge sanctie is indien de vervoerder kan aantonen dat hij het begaan van bedoelde overtredingen duurzaam heeft beperkt door:\n \n \n a.\n het geven van de nodige en kenbare instructies aan de chauffeur;\n \n \n b.\n het treffen van structurele maatregelen in de bedrijfsvoering gericht op het bevorderen van de naleving van de regelgeving die ten grondslag lag aan de strafpunten;\n \n \n c.\n het aan de chauffeur verstrekken van de nodige middelen voor de naleving van de onder b bedoelde regelgeving; en\n \n \n d.\n het houden van in redelijkheid te vorderen toezicht ter zake van de onderdelen a tot en met c.\n \n \n \n \n 3\n Onze Minister concludeert in het onderzoeksrapport dat het verlies van betrouwbaarheid van de vervoerder een onevenredig strenge sanctie is indien de vervoersmanager door zijn solistische wijze van optreden en handelen, dat indruist tegen het bestendig bedrijfsbeleid, als enige verantwoordelijk kan worden gehouden voor het begaan of doen begaan van één of meer overtredingen.\n \n \n 4\n Onze Minister concludeert in het onderzoeksrapport dat het verlies van betrouwbaarheid van de vervoerder geen onevenredig strenge sanctie is indien hij door zijn solistische wijze van optreden en handelen, dat indruist tegen het bestendig bedrijfsbeleid, als enige verantwoordelijk kan worden gehouden voor het begaan of doen begaan van de overtredingen.\n \n202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024\n \n Artikel\n 8\n Onderzoek en verwijtbaarheid vervoersmanager\n \n \n 1\n Onze Minister concludeert in het onderzoeksrapport dat het verlies van betrouwbaarheid van de vervoersmanager een onevenredig strenge sanctie is indien de vervoersmanager kan aantonen dat:\n \n \n a.\n hij op gezag van de vervoerder of een derde onder druk werd gezet om aanwijzingen of instructies te geven, of na te laten, die hebben geleid tot het begaan van de overtredingen, of;\n \n \n b.\n hij naar aanleiding van de eerdere onherroepelijk geworden overtredingen structurele maatregelen heeft genomen om de naleving van de regelgeving te bevorderen, of;\n \n \n c.\n de vervoerder door zijn solistische wijze van optreden en handelen, dat indruist tegen het bestendig bedrijfsbeleid, als enige verantwoordelijk kan worden gehouden voor het begaan of doen begaan van één of meer overtredingen.\n \n \n \n \n 2\n Onze Minister concludeert in het onderzoeksrapport dat het verlies van betrouwbaarheid van de vervoersmanager geen onevenredig strenge sanctie is indien hij door zijn solistische wijze van optreden en handelen, dat indruist tegen het bestendig bedrijfsbeleid, als enige verantwoordelijk kan worden gehouden voor het begaan of doen begaan van de overtredingen.\n \n202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024\n \n Artikel\n 9\n Besluitvorming\n \n \n 1\n Onze Minister zal in beginsel een besluit nemen conform de conclusie van het onderzoeksrapport, tenzij nieuwe feiten en omstandigheden blijken die nopen tot een ander oordeel.\n \n \n 2\n Bij wijze van een schriftelijk voornemen wordt aan de vervoerder of de vervoersmanager kenbaar gemaakt dat Onze Minister voornemens is een besluit te nemen en dat binnen zes weken een zienswijze naar voren kan worden gebracht.\n \n \n 3\n Indien door de vervoerder of de vervoersmanager geen feiten of omstandigheden naar voren zijn gebracht, zal Onze Minister een besluit nemen conform de conclusie van het onderzoeksrapport.\n \n202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024\n \n Artikel\n 10\n Evenredigheidstoets\n \n Onze Minister beoordeelt of een voorgenomen besluit evenredig is.\n202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Verlies van betrouwbaarheid en rehabilitatie\n \n \n Artikel\n 11\n Schorsing en intrekking communautaire vergunning\n \n \n 1\n Bij het verlies van betrouwbaarheid kan Onze Minister de communautaire vergunning van de vervoerder schorsen of intrekken.\n \n \n 2\n Onze Minister schorst de communautaire vergunning voor ten hoogste zes maanden.\n \n \n 3\n Onze Minister trekt de communautaire vergunning in indien niet kan worden volstaan met een schorsing van de communautaire vergunning.\n \n \n 4\n Onze Minister trekt de communautaire vergunning in ieder geval in wanneer de vervoerder als recidivist kan worden aangemerkt.\n \n \n 5\n Indien de vervoerder niet binnen vier weken na de inwerkingtreding van het besluit tot intrekking van de communautaire vergunning die vergunning en de daarbij behorende gewaarmerkte afschriften inlevert, kan Onze Minister een last onder dwangsom opleggen op grond van artikel 93 van de Wet personenvervoer 2000.\n \n202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024\n \n Artikel\n 12\n Bestuurder van vervoerder\n \n De schorsing en intrekking van de communautaire vergunning werken door naar de bestuurder die in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel staat geregistreerd.\n202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024\n \n Artikel\n 13\n Rehabilitatie vervoerder\n \n \n 1\n De vervoerder waarvan de communautaire vergunning wegens het niet voldoen aan de betrouwbaarheidseis is geschorst, is na het verstrijken van de termijn van die schorsing, gerehabiliteerd.\n \n \n 2\n De vervoerder waarvan de communautaire vergunning vanwege het niet voldoen aan de betrouwbaarheidseis is ingetrokken, is na afloop van een termijn van twee jaar gerehabiliteerd.\n \n \n 3\n De vervoerder die niet is gerehabiliteerd als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel voldoet niet aan de eisen van betrouwbaarheid.\n \n \n 4\n Na de schorsing of intrekking van de communautaire vergunning worden van de vervoerder de strafpunten gewist die het schorsings- of intrekkingsbesluit ten gevolge hebben gehad.\n \n202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024\n \n Artikel\n 14\n Ongeschikt verklaring en rehabilitatie vervoersmanager\n \n \n 1\n Bij het verlies van betrouwbaarheid kan Onze Minister de vervoersmanager voor de duur van twee jaar ongeschikt verklaren.\n \n \n 2\n De vervoersmanager die ongeschikt is verklaard, is niet eerder gerehabiliteerd dan na de in het eerste lid genoemde termijn en nadat opnieuw de examens voor vakbekwaamheid met succes zijn afgelegd.\n \n \n 3\n De vervoersmanager die niet is gerehabiliteerd als bedoeld in het tweede lid van dit artikel voldoet niet aan de eis van betrouwbaarheid.\n \n \n 4\n Het vakdiploma van de ongeschikt verklaarde vervoersmanager is niet geldig in de lidstaten van de Europese Unie, zolang de vervoersmanager niet conform het hiervoor genoemde lid is gerehabiliteerd.\n \n \n 5\n Na het ongeschikt verklaren van de vervoersmanager worden de strafpunten gewist die het besluit tot ongeschikt verklaring ten gevolge hebben gehad.\n \n \n 6\n Indien de vervoersmanager ongeschikt is verklaard, wordt de vervoerder waar de vervoersmanager werkzaam was een hersteltermijn van maximaal zes maanden geboden om aan de eis van vakbekwaamheid te voldoen, alvorens de communautaire vergunning wordt ingetrokken.\n \n202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Bezwaar\n \n \n Artikel\n 15\n Bezwaar\n \n \n 1\n Tegen een besluit van Onze Minister kan binnen zes weken schriftelijk bezwaar worden ingediend.\n \n \n 2\n Het bezwaar schorst niet de werking van het besluit waartegen het bezwaar is gericht.\n \n202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 6\n Overige bepalingen\n \n \n Artikel\n 16\n Intrekking\n \n De Beleidsregel evenredigheidstoets en sanctionering bij verlies betrouwbaarheid busvervoer (Stcrt. 26 februari 2021, nr. 10239) wordt ingetrokken.\n202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024\n \n Artikel\n 17\n \n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.\n202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024\n \n Artikel\n 18\n \n Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel evenredigheidstoets en sanctionering bij verlies betrouwbaarheid busvervoer 2024.\n202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024\n \n \n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,\n namens deze:\n De inspecteur-generaal Leefomgeving en Transport,\n \n M.C.\n Wassenaar\n \n \n202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024\n \n \n Bijlage\n als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van deze beleidsregel\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n OVERTREDINGEN VAN BIJLAGE IV VAN VERORDENING 1071/2009/EG ONDER VERMELDING VAN ERRU CODE\n \n \n STRAFPUNTEN\n \n \n \n \n MSI\n (meest ernstig)\n \n \n VSI\n (heel ernstig)\n \n \n SI\n (ernstig)\n \n \n \n \n \n \n \n Bemanning\n \n \n \n \n \n \n 900. Niet-naleving van de minimumleeftijd van bestuurders\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n Rijtijden\n \n \n \n \n \n \n 104. Overschrijding van de wekelijkse rijtijd met 25% of\n meer (70 h ≤ …)\n \n \n 9\n \n \n \n \n \n \n \n 802. Overschrijding van de wekelijkse rijtijd (65 h ≤ … < 70 h)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 903. Overschrijding van de wekelijkse rijtijd (60 h ≤ … < 65 h)\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 101. Overschrijding van de totale maximumrijtijd gedurende twee opeenvolgende weken met 25% of meer (112 h 30 ≤ …)\n \n \n 9\n \n \n \n \n \n \n \n 803. Overschrijding van de totale maximumrijtijd gedurende twee opeenvolgende weken (105 h ≤ … < 112 h 30)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 904. Overschrijding van de totale maximumrijtijd gedurende twee opeenvolgende weken (100 h ≤ … < 105 h)\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 102. Overschrijding van de dagelijkse rijtijd van 9 uur met 50% of meer, zonder pauze of zonder een rusttijd van ten minste 4,5 uur (13 h 30 ≤ … zonder pauze/ rusttijd)\n \n \n 9\n \n \n \n \n \n \n \n 800. Overschrijding van de dagelijkse rijtijd van 9 uur als verlenging tot 10 uur niet is toegestaan (11 h ≤ …)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 901. Overschrijding van de dagelijkse rijtijd van 9 uur als verlenging tot 10 uur niet is toegestaan (10 h ≤ … < 11 h)\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 103. Overschrijding van de dagelijkse rijtijd van 10 uur met 50% of meer, zonder pauze of zonder een rusttijd van ten minste 4,5 uur (15 h ≤ … en zonder pauze/ rusttijd)\n \n \n 9\n \n \n \n \n \n \n \n 801. Overschrijding van de verlengde dagelijkse rijtijd van 10 uur, als verlenging is toegestaan (12 h ≤ …)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 902. Overschrijding van de verlengde dagelijkse rijtijd van 10\n uur, als verlenging is toegestaan (11 h ≤ … < 12 h)\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n Onderbrekingen\n \n \n \n \n \n \n 804. Overschrijding van de aaneengesloten rijtijd van 4,5 uur alvorens een pauze te nemen (6 h ≤ …)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 905. Overschrijding van de aaneengesloten rijtijd van 4,5 uur alvorens een pauze te nemen (5 h ≤ … < 6 h)\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n Rusttijden\n \n \n \n \n \n \n 805. Onvoldoende dagelijkse rusttijd van minder dan 11 uur als een verkorting van de dagelijkse rusttijd niet is toegestaan (… < 8 h 30)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 906. Onvoldoende dagelijkse rusttijd van minder dan 11 uur als een verkorting van de dagelijkse rusttijd niet is toegestaan (8 h 30 ≤ … < 10 h)\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 806. Onvoldoende verkorte dagelijkse rusttijd van minder dan 9 uur als verkorting is toegestaan (… < 7 h)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 907. Onvoldoende verkorte dagelijkse rusttijd van minder dan 9 uur als verkorting is toegestaan (7 h ≤ … < 8 h)\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 807. Onvoldoende opgesplitste dagelijkse rusttijd van minder dan 3 uur + 9 uur\n (3 h + [… < 7 h])\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 908. Onvoldoende opgesplitste dagelijkse rusttijd van minder dan 3 uur + 9 uur\n (3 h + [7 h ≤ … < 8 h])\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 808. Onvoldoende dagelijkse rusttijd van minder dan 9 uur bij\n meervoudige bemanning (… < 7 h)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 909. Onvoldoende dagelijkse rusttijd van minder dan 9 uur bij\n meervoudige bemanning (7 h ≤ … < 8 h)\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 809. Onvoldoende verkorte wekelijkse rusttijd van minder dan\n 24 uur (… < 20 h)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 910. Onvoldoende verkorte wekelijkse rusttijd van minder dan\n 24 uur (20 h ≤ … < 22 h)\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 810. Onvoldoende wekelijkse rusttijd van minder dan 45 uur als een verkorting van de wekelijkse rusttijd niet is toegestaan (… < 36 h)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 911. Onvoldoende wekelijkse rusttijd van minder dan 45 uur als een verkorting van de wekelijkse rusttijd niet is toegestaan (36 h ≤ … < 42 h)\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 811. Overschrijden van 6 opeenvolgende perioden van 24 uur\n na afloop van de vorige wekelijkse rusttijd (12 h ≤ …)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 912. Overschrijden van 6 opeenvolgende perioden van 24 uur\n na afloop van de vorige wekelijkse rusttijd (3 h ≤ … < 12 h)\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 865. Geen rusttijd ter compensatie van 2 opeenvolgende verkorte wekelijkse rusttijden\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 866. Normale wekelijkse rusttijd of wekelijkse rusttijd van meer dan 45 uur die in een voertuig wordt genomen\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 947. De werkgever dekt de kosten voor het verblijf buiten het voertuig niet\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n Afwijking van de 12-dagenregel\n \n \n \n \n \n \n 812. Overschrijden van 12 opeenvolgende perioden van 24 uur na afloop van de vorige normale wekelijkse rusttijd (12 h ≤ …)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 913. Overschrijden van 12 opeenvolgende perioden van 24 uur na afloop van de vorige normale wekelijkse rusttijd (3 h ≤ … < 12 h)\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 813. Wekelijkse rusttijd genomen na 12 opeenvolgende\n perioden van 24 uur (… ≤ 65 h)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 914. Wekelijkse rusttijd genomen na 12 opeenvolgende\n perioden van 24 uur (65 h < … ≤ 67 h)\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 814. Rijtijd tussen 22.00 en 06.00 uur van meer dan drie uur voor een pauze wanneer het voertuig door slechts één persoon wordt bestuurd (4,5 h ≤ …)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 915. Rijtijd tussen 22.00 en 06.00 uur van meer dan drie uur voor een pauze wanneer het voertuig door slechts één persoon wordt bestuurd 3 h < … < 4,5 h)\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n Organisatie van het werk\n \n \n \n \n \n \n 867. De vervoersonderneming zorgt er bij de planning van het werk niet voor dat de bestuurders kunnen terugkeren naar de exploitatievestiging van de werkgever of naar hun woonplaats\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 815. Koppeling van het loon aan de afgelegde afstand of de hoeveelheid vervoerde goederen\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 816. Geen of gebrekkige organisatie van het werk van de bestuurder, geen of gebrekkige instructies die de bestuurder in staat stellen aan de wetgeving te voldoen\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n Installatie van de tachograaf\n \n \n \n \n \n \n 201. Geen typegekeurde tachograaf geïnstalleerd en in gebruik (bv.: tachograaf niet geïnstalleerd door installateur, werkplaats of voertuigfabrikant die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten is erkend, gebruik van een tachograaf zonder de nodige zegels of zegels niet vervangen door een erkende installateur, werkplaats of voertuigfabrikant, of gebruik van een tachograaf zonder installatieplaatje)\n \n \n 9\n \n \n \n \n \n \n \n Gebruik van tachografen, bestuurderskaarten en registratiebladen\n \n \n \n \n \n \n 601. Rijden met een vervalste bestuurderskaart (geldt als rijden zonder bestuurderskaart)\n \n \n 9\n \n \n \n \n \n \n \n 602. Rijden met de bestuurderskaart van een andere bestuurder (geldt als rijden zonder bestuurderskaart)\n \n \n 9\n \n \n \n \n \n \n \n 603. Rijden met een bestuurderskaart die is verkregen op grond van foute verklaringen en/of vervalste documenten (geldt als rijden zonder bestuurderskaart)\n \n \n 9\n \n \n \n \n \n \n \n 817. Gebruik van een tachograaf die niet door een erkende werkplaats is gecontroleerd\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 818. De bestuurder bezit/gebruikt meer dan één bestuurderskaart\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 819. Tachograaf werkt niet correct (bv. tachograaf niet goed gecontroleerd, gekalibreerd en verzegeld)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 820. Tachograaf niet correct gebruikt (bv. doelbewust of verplicht misbruik, ontbreken van instructies over correct gebruik enz.)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 202. Aanwezigheid en/of gebruik van een frauduleus apparaat in het voertuig dat de geregistreerde gegevens van het controleapparaat kan wijzigen\n \n \n 9\n \n \n \n \n \n \n \n 205. Vervalsen, verbergen, schrappen of vernietigen van op de registratiebladen opgeslagen gegevens of van gegevens die zijn opgeslagen of gedownload van de tachograaf en/of bestuurderskaart\n \n \n 9\n \n \n \n \n \n \n \n 821. De onderneming houdt de registratiebladen, print-outs en gedownloade gegevens niet bij\n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 822. Geregistreerde en opgeslagen gegevens niet beschikbaar gedurende minstens een jaar\n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 823. Incorrect gebruik van registratiebladen/bestuurderskaart\n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 824.Niet-toegestane intrekking van registratiebladen of bestuurderskaart, met gevolgen voor de registratie van relevante gegevens\n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 825. Het registratieblad of de bestuurderskaart is gebruikt gedurende een langere periode dan die waarvoor ze bestemd is, en er zijn gegevens verloren gegaan\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 826. Gebruik van vuile of beschadigde registratiebladen of bestuurderskaarten, met onleesbare gegevens\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 827. Geen manuele input wanneer dit vereist is\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 828. Incorrect gebruik van de schakelorganen\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 916. Het registratieblad of de bestuurderskaart is niet in het correcte slot gebruikt (meervoudige bemanning)\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n Voorleggen van informatie\n \n \n \n \n \n \n 948. Incorrect gebruik of niet-gebruik van het teken voor\n ‘veerboot/trein’\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 868. Vereiste informatie niet aangebracht op het registratieblad\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 949. De bestuurder heeft de symbolen niet vermeld van de landen waarvan hij de grenzen heeft overschreden tijdens zijn dagelijkse werktijd\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 950. De bestuurder heeft de symbolen niet vermeld van de landen waar de werkperiode van de dag is begonnen en beëindigd\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 829. Controle weigeren\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 832. De bestuurder kan de handmatig opgetekende gegevens en de afdrukken van de lopende dag en van de voorgaande 28 dagen niet overleggen (tot en met 30 december 2024);\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n De bestuurder kan de handmatig opgetekende gegevens en de afdrukken van de lopende dag en van de voorgaande 56 dagen niet overleggen (vanaf 31 december 2024)\n \n \n \n \n \n \n \n \n 833. Bestuurder bezit een bestuurderskaart maar kan deze niet voorleggen\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n Storingen\n \n \n \n \n \n \n 834. Tachograaf niet hersteld door een erkende installateur of werkplaats\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 835. De bestuurder vermeldt niet alle vereiste informatie tijdens de tijdvakken die niet meer worden geregistreerd omdat de tachograaf onbruikbaar of defect is\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n Maximale wekelijkse arbeidstijd\n \n \n \n \n \n \n 836. Overschrijding van de maximale wekelijkse arbeidstijd van 48 uur, als een mogelijke verlenging tot 60 uur al opgebruikt is (60 h ≤ …)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 917. Overschrijding van de maximale wekelijkse arbeidstijd van 48 uur, als een mogelijke verlenging tot 60 uur al opgebruikt is (56 h ≤ … < 60 h)\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 837. Overschrijding van de maximale wekelijkse arbeidstijd van 60 uur als er geen afwijking op grond van artikel 8 van Richtlijn 2002/15/EG is toegestaan (70h ≤ …)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 918. Overschrijding van de maximale wekelijkse arbeidstijd van 60 uur als er geen afwijking op grond van artikel 8 van Richtlijn 2002/15/EG is toegestaan (65 h ≤ … < 70 h)\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n Pauzes\n \n \n \n \n \n \n 838. Onvoldoende verplichte pauzes genomen als de\n arbeidstijd 6 tot 9 uur bedraagt (… ≤ 10 min)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 919. Onvoldoende verplichte pauzes genomen als de arbeidstijd 6 tot 9 uur bedraagt (10 < … ≤ 20 min)\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 839. Onvoldoende verplichte pauzes genomen als de\n arbeidstijd meer dan 9 uur bedraagt (… ≤ 20 min)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 920. Onvoldoende verplichte pauzes genomen als de\n arbeidstijd meer dan 9 uur bedraagt (20 < … ≤ 30 min)\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n Nachtwerk\n \n \n \n \n \n \n 840. Dagelijkse arbeidstijd per periode van 24 uur in geval van nachtwerk, als er geen afwijking op grond van artikel 8 van Richtlijn 2002/15/EG is toegestaan (13 h ≤ …)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 921. Dagelijkse arbeidstijd per periode van 24 uur in geval van nachtwerk, als er geen afwijking op grond van artikel 8 van Richtlijn 2002/15/EG is toegestaan (11 h ≤ … < 13 h)\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n Opgeslagen gegevens\n \n \n \n \n \n \n 841. Werkgevers vervalsen de geregistreerde werktijden of weigeren de gegevens aan de inspecteur voor te leggen\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 842. Werknemers/zelfstandige bestuurders vervalsen de geregistreerde gegevens of weigeren de gegevens aan de inspecteur voor te leggen\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n Gewicht\n \n \n \n \n \n \n 701. Toegestane maximumgewicht overschreden voor\n voertuigen van categorie N3 (20% ≤ …)\n \n \n 9\n \n \n \n \n \n \n \n 843. Toegestane maximumgewicht overschreden voor\n voertuigen van categorie N3 (10% ≤ … < 20%)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 922. Toegestane maximumgewicht overschreden voor\n voertuigen van categorie N3 (5% ≤ … < 10%)\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 702. Toegestane maximumgewicht overschreden voor voertuigen van categorie N2 (25% ≤ …)\n \n \n 9\n \n \n \n \n \n \n \n 844. Toegestane maximumgewicht overschreden voor\n voertuigen van categorie N2 (15% ≤ … < 25%)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 923. Toegestane maximumgewicht overschreden voor\n voertuigen van categorie N2 (5% ≤ … < 15%)\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n Lengte\n \n \n \n \n \n \n 845. Toegestane maximumlengte overschreden (20% ≤ …)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 924. Toegestane maximumlengte overschreden (2% < … < 20\n %)\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n Breedte\n \n \n \n \n \n \n 846. Toegestane maximumbreedte overschreden (3,10 m ≤ …)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 925. Toegestane maximumbreedte overschreden (2,65 ≤ … <\n 3,10 m)\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n Technische controle\n \n \n \n \n \n \n 301. Rijden zonder geldig bewijs van technische controle, zoals vereist in Richtlijn 2014/45/EU en Richtlijn 2014/47/EU\n \n \n 9\n \n \n \n \n \n \n \n 302. Het voertuig wordt niet in een veilige en verkeersgeschikte toestand gehouden, met een zeer ernstig gebrek aan het remsysteem, het stangenstelsel van de stuurinrichting, de wielen/banden, de ophanging of het chassis of andere uitrusting tot gevolg, wat een zodanig onmiddellijk gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert dat wordt besloten het voertuig uit het verkeer te nemen.\n \n \n 9\n \n \n \n \n \n \n \n 203. Snelheidsbegrenzer niet geïnstalleerd\n \n \n 9\n \n \n \n \n \n \n \n 204.\n Aanwezigheid en/of gebruik van een frauduleus apparaat waarmee de gegevens van de snelheidsbegrenzer kunnen worden vervalst, of aanwezigheid en/of gebruik van een frauduleuze snelheidsbegrenzer\n \n \n 9\n \n \n \n \n \n \n \n 847. Snelheidsbegrenzer voldoet niet aan de geldende technische voorschriften\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 926. Snelheidsbegrenzer niet geïnstalleerd door een erkende werkplaats\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n Opleiding en vergunning\n \n \n \n \n \n \n 848. Het vervoeren van goederen of personen zonder verplichte basiskwalificatie en/of verplichte nascholing\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 927. Bestuurder kan geen geldige kwalificatiekaart of geldig rijbewijs overleggen als vereist bij de nationale wetgeving (bv. verloren, vergeten, beschadigd, onleesbaar)\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n Rijbewijzen\n \n \n \n \n \n \n 501. Vervoer van personen of goederen zonder in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs\n \n \n 9\n \n \n \n \n \n \n \n 928. Gebruik van een rijbewijs dat beschadigd, onleesbaar of niet in overeenstemming is met het gemeenschappelijke model\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n Gevaarlijke goederen\n \n \n \n \n \n \n 401. Vervoer van gevaarlijke goederen waarvoor een vervoerverbod geldt\n \n \n 9\n \n \n \n \n \n \n \n 402. Vervoer van gevaarlijke goederen die niet vervoerd mogen worden of van dergelijke goederen in niet erkende middelen van omsluiting, zodat er gevaar dreigt voor mensenlevens of het milieu in een mate die leidt tot het besluit het voertuig uit het verkeer te nemen\n \n \n 9\n \n \n \n \n \n \n \n 403. Vervoer van gevaarlijke goederen die niet op het voertuig vermeld zijn als gevaarlijke goederen, zodat er gevaar dreigt voor mensenlevens of het milieu in een mate die leidt tot het besluit het voertuig uit het verkeer te nemen\n \n \n 9\n \n \n \n \n \n \n \n 849. Lekkage van gevaarlijke stoffen\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 850. Bulkvervoer in een container die qua constructie niet geschikt is\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 851. Vervoer in een voertuig zonder adequaat keuringscertificaat\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 852. Voertuig voldoet niet langer aan de keuringsnormen en levert direct gevaar op\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 853. Niet-naleving van de voorschriften inzake beladen en vastzetten van de lading\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 854. Niet-naleving van de voorschriften inzake het gezamenlijk laden van colli\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 855. Niet-naleving van de voorschriften inzake de beperking van de hoeveelheden die in één vervoerseenheid mogen worden vervoerd, met inbegrip van de voorschriften inzake de maximaal toelaatbare vulling van tanks of colli\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 856. Er ontbreekt informatie over de stof die wordt vervoerd waardoor de ernst van de inbreuk niet kan worden vastgesteld (bv. UN-nummer, correcte vervoersnaam, verpakkingsgroep)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 857. De bestuurder bezit geen geldig certificaat van een beroepsopleiding\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 858. Gebruik van vuur of een onbeschermde lamp\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 859. Inbreuk op het rookverbod\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 929. Het voertuig staat niet onder afdoende toezicht of is niet juist geparkeerd\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 930. De vervoerseenheid bestaat uit meer dan één aanhanger/oplegger\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 931. Het voertuig voldoet niet langer aan de keuringsnormen maar levert geen direct gevaar op\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 932. Het voertuig bevat geen operationele brandblusser, zoals vereist\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 933. Het voertuig bevat niet de uitrusting die krachtens het ADR of de schriftelijke instructies vereist is\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 934. Er worden colli met een beschadigde verpakking, IBC of grote verpakking of beschadigde ongereinigde lege verpakkingen vervoerd\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 935. Vervoer van verpakte goederen in een container die qua constructie niet geschikt is\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 936. De tanks/tankcontainers (ook als ze leeg en ongereinigd zijn) zijn niet correct gesloten\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 937. Onjuiste etikettering, kenmerking of grote etiketten op het voertuig en/of omsluiting\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 938. Er zijn geen schriftelijke instructies in overeenstemming met het ADR of de schriftelijke instructies hebben geen betrekking op de vervoerde goederen\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n Communautaire vergunning\n \n \n \n \n \n \n 504. Goederenvervoer zonder in het bezit te zijn van een geldige communautaire vergunning (bv. er is nooit een afgegeven of deze is vervalst, ingetrokken of vervallen)\n \n \n 9\n \n \n \n \n \n \n \n 860. De vervoersonderneming of de bestuurder kan geen geldige communautaire vergunning of voor eensluidend gewaarmerkt exemplaar voorleggen aan de inspecteur (bv. communautaire vergunning of voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan verloren, vergeten, beschadigd enz.)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n Bestuurdersattest\n \n \n \n \n \n \n 861. Goederenvervoer zonder in het bezit te zijn van een geldige bestuurdersattest (bv. er is nooit een attest afgegeven of het is vervalst, ingetrokken of vervallen)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 939. De bestuurder of de vervoersonderneming kan geen geldig bestuurdersattest of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan voorleggen aan de inspecteur (bv. bestuurdersattest of het voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan is verloren, vergeten, beschadigd enz.)\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n Cabotage (goederenvervoer)\n \n \n \n \n \n \n 869. Een cabotagerit uitvoeren die niet in overeenstemming is met de geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaat van ontvangst\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 870. Cabotage uitvoeren in een lidstaat binnen 4 dagen na het einde van de laatste wettige cabotagerit in diezelfde lidstaat\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 871. De vervoerder kan geen duidelijke bewijzen leveren van het voorafgaande internationale vervoer en/of van elke daaropvolgende cabotageactiviteit en/of van alle activiteiten die zijn verricht in het geval het voertuig zich in de periode van vier dagen vóór het internationale vervoer in de lidstaat van ontvangst bevond, en kan die bewijzen tijdens de duur van de wegcontrole niet overleggen\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n Communautaire vergunning personenvervoer\n \n \n \n \n \n \n 503. Personenvervoer zonder in het bezit te zijn van een geldige communautaire vergunning (bv. er is nooit een vergunning afgegeven of deze is vervalst, ingetrokken of vervallen)\n \n \n 9\n \n \n \n \n \n \n \n 862. De vervoerder of de bestuurder kan geen geldige communautaire vergunning of voor eensluidend gewaarmerkt exemplaar voorleggen aan de inspecteur (bv. vergunning of voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan verloren, vergeten, beschadigd enz.)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n Vergunning voor geregeld vervoer\n \n \n \n \n \n \n 863. Geregeld vervoer zonder geldige vergunning (bv. er is nooit een vergunning afgegeven of deze is vervalst, ingetrokken, vervallen of verkeerdelijk gebruikt enz.)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 940. De bestuurder kan geen vergunning voorleggen aan de inspecteur (bv. vergunning verloren, vergeten, beschadigd enz.)\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 941. Haltes van geregelde diensten in een lidstaat stemmen niet overeen met afgegeven vergunning\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n Reisblad van ongeregeld vervoer en ander vervoer waarvoor geen vergunning is vereist\n \n \n \n \n \n \n 942. Rijden zonder het vereiste reisblad (bv. er is geen reisblad of het is vervalst of bevat niet de vereiste informatie enz.)\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n Regels die van toepassing zijn op cabotagevervoer (personenvervoer)\n \n \n \n \n \n \n 872. Een cabotagerit uitvoeren die niet in overeenstemming is met de geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaat van ontvangst\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 873. De controledocumenten voor cabotagevervoer bevinden zich niet aan boord van het voertuig of kunnen niet worden overgelegd op verzoek van de inspecteur (reisblad voor ongeregeld vervoer, of het contract dat is gesloten tussen de vervoerder en degene die het vervoer organiseert, of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan in het geval van bijzondere vormen van geregeld vervoer)\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n Dierenvervoer\n \n \n \n \n \n \n 864. Tussenschotten zijn niet sterk genoeg om het gewicht van de dieren te weerstaan\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 943. Gebruik van laadbruggen met gladde oppervlakken, zonder beschuttende zijkanten of die te steil zijn\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 944. Gebruik van hefplatforms of verdiepingen zonder veiligheidshekken die voorkomen dat dieren er tijdens het laden en lossen af vallen of ontsnappen\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 945. Niet goedgekeurde vervoermiddelen voor lange transporten, of die niet zijn goedgekeurd voor het type van de vervoerde dieren\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 946. Vervoer zonder geldige vereiste documentatie, geldig journaal, geldige vervoersvergunning of certificaat van vakbekwaamheid\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n Recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst\n \n \n \n \n \n \n 874. Schending van het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n Detachering van bestuurders in het wegvervoer\n \n \n \n \n \n \n 951. De informatie in de detacheringsverklaring is onvolledig\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n 875. De detacheringsverklaring wordt niet uiterlijk bij aanvang van de detachering ingediend bij de lidstaat waarin de bestuurder is gedetacheerd\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 876. De detacheringsverklaring voor bestuurders is vervalst\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 877. De bestuurder kan geen geldige detacheringsverklaring overleggen\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 878. Er wordt geen geldige detacheringsverklaring ter beschikking van de bestuurder gesteld\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 879. De gevraagde documenten worden niet binnen 8 weken na de datum van het verzoek bij de ontvangende lidstaat ingediend\n \n \n \n 3\n \n \n \n \n \n \n 952. De ondernemer houdt de detacheringsverklaringen niet actueel in de openbare met het IMI verbonden interface\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n \n202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024\n \n202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/58667202494312-01-202427-12-2023ILT-2023/5866713-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049260/manifest.xml", "content": "2024-01-132024-01-19T06:21:11+01:002024-01-19T06:21:11+01:00BWBR0049260.WTI2024-01-139999-12-312024-01-139999-12-312024-01-19T06:21:22+01:002024-01-19T06:21:22+01:00199952a917a3fb34b18de23688ae54395a53e4175ee6de9139e1a8f22edc4f4a9f2382614876459b1f1860f3941d0011e062a89e3fe19d3e75623ea8b0019bd9b9ee77", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049261/2024-01-13_0/xml/BWBR0049261_2024-01-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 19 december 2023 tot vaststelling van het Specifiek interventiebeleid NVWA dierenwelzijn (IB03-SPEC 02, versie 08)202465712-01-202419-12-2023202465712-01-202419-12-202313-01-2024\n Specifiek interventiebeleid NVWA dierenwelzijn (IB03-SPEC 02, versie 08)202465712-01-202419-12-2023202465712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 8.1 van de Wet dieren,artikel 6, zevende lid, van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging LNV 2019 en het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024;\n Besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:\n202465712-01-202419-12-2023202465712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 1\n Onderwerp\n \n Het Specifiek interventiebeleid NVWA dierenwelzijn beschrijft, binnen de kaders van het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 (AIB), de klasseindeling en de interventies voor de beoordeling van specifieke overtredingen van de wetgeving in het domein dier. Dit domein heeft betrekking op dierenwelzijn van bedrijfsmatig gehouden dieren (primair bedrijf), hobbymatig gehouden dieren en wilde dieren. Dit specifiek interventiebeleid is niet van toepassing op dieren op het slachthuis, tijdens vervoer en proefdieren. Op andere overtredingen met betrekking tot dierenwelzijn anders dan in dit document of een ander specifiek interventiebeleid beschreven, blijft het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024 van toepassing.\n Overtredingen die door de inspecteur/toezichthouder worden waargenomen en die niet in dit IB03-SPEC 02 zijn opgenomen, worden voorgelegd aan de afdeling Expertise van de directie Handhaven, teneinde een klasseindeling en een interventie te bepalen.\n202465712-01-202419-12-2023202465712-01-202419-12-202313-01-2024202465712-01-202419-12-2023202465712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 2\n Definitie en wettelijke basis\n \n \n 2.1\n Definitie\n \n Hieronder is een specifieke definitie opgenomen in aanvulling op de definities en begrippen uit het AIB.\n Inspectie\n Elke vorm van controle door een inspecteur van de NVWA om na te gaan of de wet- en regelgeving inzake dierenwelzijn wordt nageleefd. De inspecteur kan, als dit de efficiency van de uit te voeren inspectie ten goede komt, er voor kiezen om deze van tevoren aan te kondigen. Dit laat onverlet dat de inspecteur ook zonder aankondiging een inspectie kan uitvoeren.\n202465712-01-202419-12-2023202465712-01-202419-12-202313-01-2024202465712-01-202419-12-2023202465712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 2.2\n Wettelijke basis\n \n De wettelijke basis van dit specifiek interventiebeleid is:\n \n \n –\n De Wet dieren\n \n \n –\n \n Wet op de economische delicten\n \n \n \n –\n Het Besluit houders van dieren (Besluit)\n \n \n –\n De Regeling houders van dieren (Regeling)\n \n \n –\n Het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren\n \n \n –\n De Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren\n \n \n202465712-01-202419-12-2023202465712-01-202419-12-202313-01-2024202465712-01-202419-12-2023202465712-01-202419-12-202313-01-2024202465712-01-202419-12-2023202465712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 3\n Werkwijze\n \n \n 3.1\n Het bepalen van de ernst van de overtreding\n \n Overtredingen worden ingedeeld naar de klassen zoals gedefinieerd in het AIB. Bij het beoordelen van de ernst van de overtreding wordt rekening gehouden met het risico op de aantasting van het dierenwelzijn, de herstelbaarheid daarvan en of er sprake is van calculerend en/of bewust risiconemend gedrag.\n Aard en ernst van de overtreding:\n \n \n –\n Licht, gering risico op aantasting dierenwelzijn of diergezondheid, of geringe ondermijning van het systeem. Er is in de bijlage een aantal feiten benoemd die onder deze categorie vallen.\n \n \n –\n Middelzwaar/ zwaar. Bij de meeste overtredingen bepalen de omstandigheden van het geval of de niet-naleving wordt aangemerkt als middelzware of zware overtreding. De volgende factoren spelen hierbij een rol:\n \n \n a.\n Is er (risico op) aantasting dierenwelzijn? Is het beperkt in ernst en incidenteel, bijvoorbeeld betreft het slechts enkele dieren en/of is het een kleine afwijking van de wettelijke norm (bijv. voorgeschreven staloppervlakte)? Waar de overtreding de registratie van gegevens betreft: is het een fout of onvolledigheid? Een waarneming op dat moment, eenmalig voorkomend, geen structurele overtreding, wordt gezien als incidenteel.\n \n \n b.\n Is er (risico op) ernstige aantasting dierenwelzijn, bijvoorbeeld betreft het meer dan enkele dieren en/of is de afwijking ten opzichte van de wettelijk norm (bijv. voorgeschreven staloppervlakte) meer dan klein? Een situatie waarin het aannemelijk is dat er geen sprake is van een eenmalige of kortstondige overtreding wordt gezien als structureel. De overtreder past de aangetroffen werkwijze bijvoorbeeld toe in de standaard bedrijfsvoering of handelt ‘vaker’ op dezelfde wijze. Waar de overtreding registratie van gegevens betreft: is er helemaal geen registratie of vele fouten en/of onvolledigheden?\n \n \n c.\n Eerdere overtredingen. Zijn er eerder overtredingen vastgesteld van dezelfde aard? In dat geval kan ook bij het aantreffen van middelzware overtredingen door de inspecteur besloten worden tot een bestraffende sanctie.\n \n \n d.\n Zijn er eerder overtredingen van soortgelijke1Bijvoorbeeld: huisvestingsbepalingen kunnen als soortgelijk gezien worden. aard vastgesteld? In dat geval kan ook bij het aantreffen van middelzware overtredingen door de inspecteur besloten worden tot een bestraffende sanctie.\n \n \n \n \n In de bijlage van dit specifiek interventiebeleid zijn de bepalingen van de geldende wetgeving ingedeeld in een overtredingsklasse met bijbehorende interventie(s).\n202465712-01-202419-12-2023202465712-01-202419-12-202313-01-2024202465712-01-202419-12-2023202465712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.2\n Het bepalen van interventies bij een overtreding\n \n Bestraffende sanctie\n Overtredingen van de Wet dieren worden doorgaans bestuurlijk beboet. Indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder deze is begaan daartoe aanleiding geven, legt de NVWA deze aan het Openbaar Ministerie voor. Dit volgt uit artikel 8.10, eerste lid, van de Wet dieren. Het Openbaar Ministerie beslist of het overgaat tot strafrechtelijke afdoening. Afgezien van de in artikel 8.11, eerste lid, genoemde overtredingen is strafrechtelijke afdoening niet voorbehouden aan een vooraf aan te geven overtreding van een bepaald voorschrift, maar kan in beginsel bij alle overtredingen van de bij of krachtens de Wet dieren gestelde voorschriften noodzakelijk zijn.\n De kolommen ‘interventies’ en ‘follow-up na overtreding; interventies bij herhaalde overtreding’ in de bijlage van dit document vermelden daar waar van toepassing uitsluitend de bestuurlijke boete als bestraffende sanctie die doorgaans wordt toegepast. Dit laat onverlet dat, als een overtreding zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk kan worden afgedaan, op grond van de specifieke feiten en omstandigheden kan worden besloten om in plaats van een bestuurlijke boete een proces verbaal op te maken ten behoeve van strafrechtelijke afdoening. Op voorhand is niet in de bijlage van dit document aan te geven wanneer wordt overgegaan tot een strafrechtelijke bestraffende sanctie met uitzondering van die overtredingen die altijd strafrechtelijk worden afgedaan. Daarom vormt deze paragraaf een aanvulling op bovengenoemde kolommen in de bijlage.\n202465712-01-202419-12-2023202465712-01-202419-12-202313-01-2024202465712-01-202419-12-2023202465712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n 3.3\n Herhaalde overtreding, stapeling, herinspectie en melding klachtambtenaar\n \n Herhaalde overtreding\n Er is sprake van een herhaalde overtreding wanneer tijdens een (her)inspectie opnieuw een overtreding van de regelgeving met betrekking tot dierenwelzijn wordt vastgesteld die bij de overtreder binnen de daaraan voorafgaande periode van 2 jaar eerder is geconstateerd.\n Stapeling\n Ten aanzien van het stapelen van overtredingen geldt, bij het opleggen van de bestuurlijke boete, dat er wordt uitgegaan van maximaal vijf overtredingen per overtreder, per controlemoment.\n Herinspectie\n Na het constateren van een zware of middelzware overtreding kan een opvolgende inspectie worden uitgevoerd om na te gaan of gemaakte afspraken over het opheffen van de overtreding zijn nagekomen. De kosten van aanvullende officiële controles, zoals bijvoorbeeld herinspecties in het kader van toezicht op dierenwelzijn, worden in rekening gebracht bij de houder van de dieren (retributie). Zie hiervoor verder: https://www.nvwa.nl/over-de-nvwa/hoe-de-nvwa-werkt/tarieven-nvwa/ normeringskader-tarieven-nvwa/kosten-aanvullende-officiele-controles-voor-veehouders.\n Melding klachtambtenaar Veterinair Tuchtcollege\n In het geval personen die zijn toegelaten tot het beroepsmatig verrichten van diergeneeskundige handelingen tekortschieten in de zorgplicht richting dieren, kan er een melding worden gedaan bij de klachtambtenaar ten behoeve van het Veterinair Tuchtcollege. Dit gelet op artikel 4.2 van de Wet dieren. Dit kan naast een bestuurlijke of strafrechtelijke interventie plaats vinden. Personen die hier onder vallen zijn bijvoorbeeld dierenartsen, paraveterinairen en dierverloskundigen.\n202465712-01-202419-12-2023202465712-01-202419-12-202313-01-2024202465712-01-202419-12-2023202465712-01-202419-12-202313-01-2024202465712-01-202419-12-2023202465712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n 4\n Diversen\n \n Vervanging\n Deze beleidsregel vervangt het op 15 juni 2023 vastgestelde Specifiek interventiebeleid dierenwelzijn (IB02-SPEC 02, versie 07). Hiermee wordt de inhoud van de beleidsregel in overeenstemming gebracht met het Algemeen interventiebeleid NVWA 2024.Ten opzichte van versie 07 is bovendien een aantal bestaande regels tekstueel aangevuld en een aantal missende regels toegevoegd.\n Citeertitel\n Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Specifiek interventiebeleid NVWA dierenwelzijn (IB03-SPEC 02, versie 08)’.\n Inwerkingtreding\n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.\n Bijlage\n De bijlage van deze beleidsregel is te vinden op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (www.nvwa.nl/interventiebeleid).\n202465712-01-202419-12-2023202465712-01-202419-12-202313-01-2024202465712-01-202419-12-2023202465712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n \n Deze beleidsregel wordt in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n namens deze:\n \n G.C.J.M.\n Bakker\n \n inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit\n \n202465712-01-202419-12-2023202465712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n \n Bijlage\n \n \n Gepubliceerd op www.nvwa.nl/interventiebeleid.\n \n202465712-01-202419-12-2023202465712-01-202419-12-202313-01-2024\n \n202465712-01-202419-12-2023202465712-01-202419-12-202313-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049261/manifest.xml", "content": "2024-01-132024-01-18T07:53:28+01:002024-01-18T07:53:28+01:00BWBR0049261.WTI2024-01-139999-12-312024-01-139999-12-312024-01-18T07:53:41+01:002024-01-18T07:53:41+01:0041314c6275ed7993fcf4fd6b30b5b5a3af3f73418cb31b9bfc3e1c3fc717c84139be8a00bbf579bb73bf6dfd81bb90774fadda60d882cd6687d92c549b6eaced43fa0", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049262/manifest.xml", "content": "2024-01-19T06:21:16+01:002024-12-03T06:21:25+01:00BWBR0049262.WTI", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049263/2024-04-01_0/xml/BWBR0049263_2024-04-01_0.xml", "content": "\n Besluit van 12 december 2023, tot regeling van de bestuurlijke boete Visserijwet 1963 (Besluit bestuurlijke boete Visserijwet 1963)202349522-12-202312-12-202320246321-03-202407-03-202401-04-2024\n Besluit bestuurlijke boete Visserijwet 1963202349522-12-202312-12-202320246321-03-202407-03-202401-04-2024\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 11 juli 2023, nr. WJZ / 33376640;\n Gelet op artikel 54c, tweede lid, van de Visserijwet 1963;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 september 2023, nr. W11.23.00192/IV);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 1 december 2023, nr. WJZ / 41128694;\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n202349522-12-202312-12-202320246321-03-202407-03-202401-04-2024\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Begripsbepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n \n controleverordening:\n Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/98, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PbEU 2009, L 343);\n \n \n \n ernstige inbreuk: een gedraging die in strijd is met de krachtens artikel 3a van de wet vastgestelde voorschriften voor zover die gedraging in de toepasselijke verordening, bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, als ernstige inbreuk is omschreven en die op grond van artikel 4, vierde lid, als ernstige inbreuk wordt beschouwd;\n \n \n \n illegale visserij: vissen zonder of in afwijking van de benodigde vergunning, zonder schriftelijke toestemming, met verboden vistuig, tijdens gesloten tijden, in gesloten gebied of op een verboden soort;\n \n \n \n punten: punten die aan een eigenaar of kapitein van een vissersvaartuig zijn toegewezen in het kader van het puntensysteem voor ernstige inbreuken, bedoeld in artikel 92 van de controleverordening;\n \n \n \n overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens een bepaling genoemd in artikel 54c, eerste lid, van de wet;\n \n \n \n wet:\n Visserijwet 1963.\n \n \n202349522-12-202312-12-202320246321-03-202407-03-202401-04-2024202349522-12-202312-12-202320246321-03-202407-03-202401-04-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n De bestuurlijke boete\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Onze Minister stelt de hoogte van de bestuurlijke boete die voor een overtreding kan worden opgelegd vast overeenkomstig de volgende categorieën boetebedragen:\n \n \n a.\n boetebedrag 1: € 150;\n \n \n b.\n boetebedrag 2: € 350;\n \n \n c.\n boetebedrag 3: € 450;\n \n \n d.\n boetebedrag 4: € 750;\n \n \n e.\n boetebedrag 5: € 1.500;\n \n \n f.\n boetebedrag 6: € 3.000;\n \n \n g.\n boetebedrag 7: € 4.500;\n \n \n h.\n boetebedrag 8: € 6.000;\n \n \n i.\n boetebedrag 9: € 7.000;\n \n \n j.\n boetebedrag 10: € 8.500;\n \n \n k.\n boetebedrag 11: € 10.000 of, indien dat meer is, 10% van de jaaromzet, onverminderd artikel 54c, derde lid, van de wet.\n \n \n \n \n 2\n De berekening van de omzet, bedoeld in het eerste lid, onderdeel k, geschiedt op voet van het bepaalde voor de netto-omzet in artikel 377, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.\n \n202349522-12-202312-12-202320246321-03-202407-03-202401-04-2024\n \n Artikel\n 3\n \n Onze Minister maakt bij het bepalen van de hoogte van de bestuurlijke boete onderscheid tussen de volgende categorieën overtreders:\n \n \n a.\n een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf;\n \n \n b.\n de eigenaar van een vissersvaartuig of een kapitein onder wiens gezag de overtreding is begaan indien het vissersvaartuig waarmee de overtreding is begaan een lengte over alles heeft van minder dan 12 meter;\n \n \n c.\n \n \n 1°.\n de kapitein indien het vissersvaartuig onder wiens gezag de overtreding is begaan een lengte over alles heeft van 12 meter of meer;\n \n \n 2°.\n de eigenaar van een vissersvaartuig indien het vissersvaartuig waarmee de overtreding is begaan een lengte over alles heeft van 12 meter tot 59 meter en een brutotonnage heeft van maximaal 1.200 brutoton; of\n \n \n 3°.\n een onderneming welke op de dag waarop de overtreding is begaan 50 of minder werknemers telde, indien de normadressaat van het beboetbare feit niet de eigenaar of kapitein van een vissersvaartuig is;\n \n \n \n \n d.\n \n \n 1°.\n de eigenaar van een vissersvaartuig indien het vissersvaartuig waarmee de overtreding is begaan een lengte over alles heeft van 59 meter of meer of een brutotonnage heeft van meer dan 1.200 brutoton; of\n \n \n 2°.\n een onderneming welke op de dag waarop de overtreding werd begaan meer dan 50 werknemers telde, indien de normadressaat van het beboetbare feit niet de eigenaar of kapitein van een vissersvaartuig is.\n \n \n \n \n202349522-12-202312-12-202320246321-03-202407-03-202401-04-2024\n \n Artikel\n 4\n \n \n 1\n Onze Minister maakt bij het bepalen van de hoogte van de bestuurlijke boete voorts onderscheid tussen de volgende categorieën overtredingen:\n \n \n a.\n overtredingen niet zijnde illegale visserij die tevens overtredingen zijn van feiten die niet kunnen kwalificeren als een ernstige inbreuk;\n \n \n b.\n overtredingen van feiten die kunnen kwalificeren als ernstige inbreuk, maar waarbij de overtreding in het concrete geval niet als zodanig kwalificeert;\n \n \n c.\n overtredingen zijnde illegale visserij en niet zijnde overtredingen van feiten die kunnen kwalificeren als een ernstige inbreuk;\n \n \n d.\n overtredingen zijnde een ernstige inbreuk waarvoor 3 punten worden toegewezen;\n \n \n e.\n overtredingen zijnde een ernstige inbreuk waarvoor 4 of 5 punten worden toegewezen en zijnde een ernstige inbreuk waarop het puntensysteem, bedoeld in artikel 92 van de controleverordening niet van toepassing is;\n \n \n f.\n overtredingen zijnde een ernstige inbreuk waarvoor 6 of 7 punten worden toegewezen.\n \n \n \n \n 2\n Bij ministeriële regeling wordt bepaald tot welke categorie van overtredingen als bedoeld in het eerste lid een overtreding behoort.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste lid, kan Onze Minister regelen dat een overtreding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, die niet volgt uit bindende besluiten van instellingen van de Europese Unie en die in de zee- of kustvisserij wordt begaan, behoort tot de categorie overtredingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen d, e of f.\n \n \n 4\n Bij ministeriële regeling wordt bepaald wanneer een gedraging als ernstige inbreuk wordt beschouwd indien:\n \n \n a.\n die gedraging in strijd is met de krachtens artikel 3a van de wet vastgestelde voorschriften; en\n \n \n b.\n die gedraging in de toepasselijk verordening, bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, als ernstige inbreuk is omschreven.\n \n \n \n202349522-12-202312-12-202320246321-03-202407-03-202401-04-2024\n \n Artikel\n 5\n \n Onze Minister bepaalt de hoogte van de bestuurlijke boete aan de hand van de in de bijlage bij dit besluit vastgestelde tabel, indien het een overtreding betreft die is opgenomen in de regeling, bedoeld in artikel 4, tweede lid.\n202349522-12-202312-12-202320246321-03-202407-03-202401-04-2024\n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n Indien de hoogte van de bestuurlijke boete door het met de overtreding behaalde economisch voordeel aanmerkelijk wordt overschreden, kan Onze Minister ten hoogste het bedrag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel k, opleggen. Indien van toepassing neemt Onze Minister hierbij artikel 90, derde lid, van de controleverordening of de artikelen 44, tweede lid, en 46 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PbEU 2008, L 286) in acht.\n \n \n 2\n Indien ten tijde van het begaan van een overtreding nog geen drie jaren zijn verstreken sinds een eerder aan de overtreder opgelegde bestuurlijke boete voor eenzelfde overtreding onherroepelijk is geworden, is de boete, in afwijking van artikel 5, gelijk aan de som van de op grond van artikel 5 voor de overtreding op te leggen bestuurlijke boete en de voor die eerdere overtreding opgelegde bestuurlijke boete.\n \n \n 3\n Indien de boete wordt verhoogd op grond van het tweede lid, wordt geen hogere boete opgelegd dan zeven maal de boete die op grond van artikel 5 voor de overtreding zou worden opgelegd.\n \n \n 4\n Bij ministeriële regeling kunnen soortgelijke overtredingen worden aangewezen waarop het tweede lid van overeenkomstige toepassing is.\n \n202349522-12-202312-12-202320246321-03-202407-03-202401-04-2024202349522-12-202312-12-202320246321-03-202407-03-202401-04-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Overige en slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 7\n \n Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.\n202349522-12-202312-12-202320246321-03-202407-03-202401-04-2024\n \n Artikel\n 8\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bestuurlijke boete Visserijwet 1963.\n202349522-12-202312-12-202320246321-03-202407-03-202401-04-2024202349522-12-202312-12-202320246321-03-202407-03-202401-04-2024\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 12 december 2023\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n \n P.\n Adema\n \n \n \n de tweeëntwintigste december 2023\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n \n202349522-12-202312-12-202320246321-03-202407-03-202401-04-2024\n \n \n Bijlage\n bij artikel 5\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Categorie overtreder →\n \n \n \n Artikel 3, onderdeel a\n \n \n \n \n Artikel 3, onderdeel b\n \n \n \n \n Artikel 3, onderdeel c\n \n \n \n \n Artikel 3, onderdeel d\n \n \n \n \n \n Categorie overtreding ↓\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Artikel 4, eerste lid, onderdeel a\n \n \n \n Boetebedrag 1, als bedoeld in artikel 2, eerste lid\n \n \n Boetebedrag 2, als bedoeld in artikel 2, eerste lid\n \n \n Boetebedrag 3, als bedoeld in artikel 2, eerste lid\n \n \n Boetebedrag 4, als bedoeld in artikel 2, eerste lid\n \n \n \n \n \n Artikel 4, eerste lid, onderdeel b\n \n \n \n Niet van toepassing\n \n \n Boetebedrag 3, als bedoeld in artikel 2, eerste lid\n \n \n Boetebedrag 5, als bedoeld in artikel 2, eerste lid\n \n \n Boetebedrag 6, als bedoeld in artikel 2, eerste lid\n \n \n \n \n \n Artikel 4, eerste lid, onderdeel c\n \n \n \n Boetebedrag 3, als bedoeld in artikel 2, eerste lid\n \n \n Boetebedrag 5, als bedoeld in artikel 2, eerste lid\n \n \n Boetebedrag 6, als bedoeld in artikel 2, eerste lid\n \n \n Boetebedrag 7 als bedoeld in artikel 2, eerste lid\n \n \n \n \n \n Artikel 4, eerste lid, onderdeel d\n \n \n \n Niet van toepassing\n \n \n Boetebedrag 7, als bedoeld in artikel 2, eerste lid\n \n \n Boetebedrag 8, als bedoeld in artikel 2, eerste lid\n \n \n Boetebedrag 9, als bedoeld in artikel 2, eerste lid\n \n \n \n \n \n Artikel 4, eerste lid, onderdeel e\n \n \n \n Niet van toepassing\n \n \n Boetebedrag 8, als bedoeld in artikel 2, eerste lid\n \n \n Boetebedrag 9, als bedoeld in artikel 2, eerste lid\n \n \n Boetebedrag 10, als bedoeld in artikel 2, eerste lid\n \n \n \n \n \n Artikel 4, eerste lid, onderdeel f\n \n \n \n Niet van toepassing\n \n \n Boetebedrag 9, als bedoeld in artikel 2, eerste lid\n \n \n Boetebedrag 10, als bedoeld in artikel 2, eerste lid\n \n \n Boetebedrag 11, als bedoeld in artikel 2, eerste lid\n \n \n \n \n \n202349522-12-202312-12-202320246321-03-202407-03-202401-04-2024\n \n202349522-12-202312-12-202320246321-03-202407-03-202401-04-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049263/manifest.xml", "content": "2024-01-19T06:21:18+01:002024-03-23T06:15:52+01:00BWBR0049263.WTI2024-04-012024-04-019999-12-312024-04-019999-12-312024-04-01T06:13:04+02:002024-04-01T06:13:04+02:0065551f46e1c807eb22afbf38039612824ef458bb376e69ce7cdd2fe2827d09e36651041a93a1db045efd9f440ae08075e67687e03926749a9c0393ee77044e1c0f5db", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049264/2024-01-01_0/xml/BWBR0049264_2024-01-01_0.xml", "content": "\n Algemeen Reglement van de Stichting Nederlands Fonds voor de Film2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n Algemeen Reglement van de Stichting Nederlands Fonds voor de Film2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Het bestuur van de Stichting Nederlands Fonds voor de Film,\n \n gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht (Awb),\n gelet op artikel 10, lid 4, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid,\n met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 20 december 2023,\n \n \n besluit:\n \n2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n \n Artikel\n 1\n Definities\n \n In dit reglement wordt verstaan onder:\n \n \n \n activiteitenplan: het plan van de aanvrager tot uitvoering van een met elkaar samenhangend geheel van filmactiviteiten niet zijnde een filmproductie;\n \n \n \n afwerking: het voor (bioscoop)vertoning en verdere exploitatie gereed maken van een filmproductie na voltooiing van de werkkopie;\n \n \n \n animatie: een filmproductie die een kunstmatige filmtechniek hanteert waarbij door het na elkaar afspelen van verschillende stilstaande beelden de illusie van beweging ontstaat;\n \n \n \n arthouse film: een speelfilm waarbij de nadruk op de artistieke kwaliteit ligt en het eindresultaat dusdanig bijzonder is dat dit in potentie nationaal of internationaal herkend en gewaardeerd wordt;\n \n \n \n begroting: de gedetailleerde financiële onderbouwing van de kosten van een filmproductie of filmactiviteit;\n \n \n \n bestuur: het bestuur van het Fonds;\n \n \n \n bioscoopuitbreng: de landelijke distributie van een filmproductie, die na de première -voorafgaand aan de non-theatrical release – in een significant aantal bioscopen of filmtheaters voor een betalend publiek in Nederland wordt uitgebracht;\n \n \n \n categorie: een soort filmproductie;\n \n \n \n code diversiteit & inclusie: de gedragscode gericht op een gelijkwaardige en toegankelijke cultuursector voor makers, producenten, werkenden en publiek, zoals van tijd tot tijd gepubliceerd op de website van het Fonds;\n \n \n \n coproductie: een filmproductie, waaraan twee of meer coproducenten risicodragend, op basis van een door alle partijen goedgekeurd filmplan of scenario een inhoudelijke en financiële bijdrage leveren;\n \n \n \n documentaire: een non-fictie filmproductie geschikt voor bioscoopvertoning die een aspect van de werkelijkheid belicht waarbij de eigen visie van de regisseur wordt vormgegeven met creatieve gebruikmaking van filmische middelen in een persoonlijke stijl;\n \n \n \n documentaire script: de inhoudelijke opzet voor een documentaire met daarin opgenomen de visie van de regisseur op het onderwerp, de stijl, de vorm en de ontwikkeling binnen de vertelling;\n \n \n \n eindexploitant: een marktpartij die via vertoningen in bioscopen- of filmtheaters, publieke of commerciële omroepkanalen dan wel op basis van een verdienmodel van abonnementen, advertenties of transacties filmproducties en afgeleide en andere audiovisuele werken openbaar maakt\n \n \n \n Fair practice code: de gedragscode voor ondernemen en werken in kunst, cultuur en creatieve industrie, zoals van tijd tot tijd gepubliceerd op de website van het Fonds;\n \n \n \n filmconsulent: een gespecialiseerd filmprofessional die voor een beperkte periode door het Fonds is aangesteld om te adviseren over aanvragen bij het Fonds;\n \n \n \n financieel & productioneel protocol: het protocol waarin specifieke financiële en productionele vereisten die het Fonds aan filmproducties en filmactiviteiten stelt, zijn opgenomen;\n \n \n \n filmactiviteit: activiteiten op het gebied van film, concreet in de tijd afgebakend, die niet als filmproductie kunnen worden aangemerkt;\n \n \n \n filmplan: het plan van de aanvrager tot uitvoering van een met elkaar samenhangend geheel van activiteiten dat bestaat uit het financieren, voortbrengen en (doen) exploiteren van een filmproductie;\n \n \n \n filmproductie: een cinematografisch werk;\n \n \n \n filmprofessional: een natuurlijk persoon met aantoonbare gedegen en actuele kennis en ervaring op het gebied van filmproductie;\n \n \n \n het Fonds: Stichting Nederlands Fonds voor de Film;\n \n \n \n governance code cultuur: normatief kader voor goed bestuur en toezicht in culturele organisaties, zoals van tijd tot tijd gepubliceerd op de website van het Fonds;\n \n \n \n internationale coproductie: een in de Nederlandse bioscoop of filmtheaters uit te brengen internationaal gecoproduceerde filmproductie. Bij een minoritaire coproductie is de Nederlandse producent in beperkte mate beslissingsbevoegd en verantwoordelijk en brengt tevens minder dan vijftig procent van de financiering van de filmproductie bijeen. Bij een majoritaire coproductie is de Nederlandse producent hoofdverantwoordelijk en beslissingsbevoegd en brengt tevens meer dan vijftig procent van de financiering van de filmproductie bijeen;\n \n \n \n korte film: een filmproductie met een vertoningsduur tot 60 minuten\n \n \n \n mainstream film: een speelfilm waarbij de nadruk ligt op de publiekspotentie, dat wil zeggen de grootte van het publieksbereik in samenhang met de beoogde commerciële resultaten;\n \n \n \n marktpartijen: partijen wier reguliere professionele activiteiten zijn gericht op het distribueren en exploiteren van filmproducties, in de ruimste zin des woords, ofwel partijen die risicodragende investeringen doen;\n \n \n \n mediabedrijf: een rechtspersoon die zich bezighoudt met het verspreiden, dan wel doen verspreiden, van audiovisuele media-inhoud aan het algemene publiek of delen daarvan;\n \n \n \n non theatrical release: alle mogelijke vormen van distributie van een filmproductie, uitgezonderd die via bioscopen en filmtheaters, waaronder in ieder geval wordt begrepen de distributie op DVD en Blu ray, via televisie, Video On Demand, pay per view- en online distributiekanalen;\n \n \n \n onderzoek & experiment: een filmproductie, in welke categorie dan ook, die naar het oordeel van het bestuur onderzoekend of grensverleggend is;\n \n \n \n ontwikkeling: alle werkzaamheden verbonden aan de ontwikkeling van een filmproductie tot aan de productie ervan;\n \n \n \n producent: de natuurlijke persoon die de productiemaatschappij rechtsgeldig vertegenwoordigt en binnen de organisatie van de productiemaatschappij beleidsmatig, bedrijfsmatig en inhoudelijk eindverantwoordelijk is;\n \n \n \n productiekosten: de kosten gemoeid met de realisering van een filmproductie;\n \n \n \n productiemaatschappij: een rechtspersoon die op continue basis bedrijfsactiviteiten ontplooit met als hoofddoel de productie en exploitatie van filmproducties of mediaproducties. De rechtspersoon is ten tijde van de aanvraag gedurende minimaal twee jaar daarvoor gevestigd en actief geweest in Nederland, een lidstaat van de Europese Unie, of in een Staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland;\n \n \n \n realisering: alle werkzaamheden na de fase van ontwikkeling die verbonden zijn aan het tot stand brengen en voor vertoning gereed maken van een filmproductie die bestemd is voor bioscoopuitbreng in Nederland;\n \n \n \n regisseur: een natuurlijk persoon die de artistieke regie voert over de uitvoering van een filmproductie;\n \n \n \n scenario: een beschrijving van opeenvolging van scènes en geschreven tekst met dialoog geschikt om te verfilmen tot een filmproductie;\n \n \n \n scenarist: de schrijver van een synopsis, treatment, scenario of documentaire script;\n \n \n \n speelfilm: een filmproductie in het genre fictie met een vertoningsduur van tenminste 60 minuten, die primair bestemd is voor bioscoopuitbreng;\n \n \n \n storyboard een opeenvolging van op papier uitgewerkte shots van scènes uit een scenario bestaande uit tekeningen aangevuld met uitgeschreven informatie zoals de dialoog, het geluid en een korte beschrijving en de duur van elk shot;\n \n \n \n subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door het Fonds verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het Fonds geleverde goederen of diensten;\n \n \n \n synopsis: een korte omschrijving van het verhaal en de belangrijkste personages van het te schrijven scenario;\n \n \n \n treatment: een per scène of cluster van scènes, geconcentreerd geschreven weergave van het te schrijven scenario, zonder dialogen;\n \n \n \n uitvoeringsovereenkomst: de overeenkomst tussen het Fonds en de ontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 4:36 Awb ter uitvoering van het besluit tot verlening van die subsidie.\n \n \n2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 2\n Toepasselijkheid\n \n Het Algemeen Reglement is van toepassing naast en in aanvulling op de deelreglementen Ontwikkeling, Realisering, Distributie en Filmactiviteiten tenzij in de betreffende deelreglementen anders is bepaald.\n2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 3\n Subsidieverlening\n \n \n 1\n Het bestuur verstrekt, ter bevordering van de kwaliteit en de diversiteit van filmproducties in Nederland en voor een voor de filmkunst ontvankelijk klimaat in Nederland, subsidies ten behoeve van professionele filmproducties en filmactiviteiten.\n \n \n 2\n Subsidieverlening wordt in ieder geval geweigerd als niet wordt voldaan aan de culturele criteria zoals bedoeld in artikel 4.\n \n \n 3\n Onverminderd het bepaalde in dit reglement neemt het bestuur bij zijn besluit op de aanvraag tot subsidieverlening het volgende in overweging:\n \n \n –\n de vereisten en beoordelingscriteria genoemd in dit reglement;\n \n \n –\n de vereisten en beoordelingscriteria in de deelreglementen;\n \n \n –\n de door het bestuur vastgestelde en gepubliceerde beleidsprioriteiten;\n \n \n –\n de noodzaak en omvang van de gevraagde subsidie;\n \n \n –\n de beschikbare middelen;\n \n \n –\n de vereisten en richtlijnen vermeld in het Financieel & Productioneel Protocol van het Fonds;\n \n \n –\n de projectanalyse van het subsidiebureau; en,\n \n \n –\n het advies van de filmconsulent(en) of ad hoc adviseur(s) of hoofd(en), desgevraagd.\n \n \n \n \n 4\n De rechten en verplichtingen die uit de subsidieverlening voortvloeien zijn niet overdraagbaar, te bezwaren, tot zekerheid te stellen of te cederen aan derde partijen.\n \n2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 4\n Culturele criteria en staatssteunpercentages filmproducties\n \n \n 1\n Om in aanmerking te komen voor subsidie in de zin van dit reglement dient een filmproductie, onverminderd het bepaalde in Europese staatsteun regelgeving, in het geval van speelfilms ten minste aan drie en, in het geval van de overige categorieën en minoritaire coproducties, aan twee van de hierna volgende kenmerken te voldoen:\n \n \n a.\n het scenario waarop de filmproductie is gebaseerd speelt zich in overwegende mate af in Nederland, of in een andere lidstaat van de Europese Unie, of in een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland;\n \n \n b.\n ten minste één van de hoofdpersonages behoort tot de Nederlandse cultuur of het Nederlandse taalgebied;\n \n \n c.\n het scenario waarop de filmproductie is gebaseerd is hoofdzakelijk in de Nederlandse taal geschreven;\n \n \n d.\n het scenario van de filmproductie is gebaseerd op een van origine Nederlandstalig literair werk;\n \n \n e.\n het hoofdthema van de filmproductie heeft betrekking op kunst dan wel kunstenaars;\n \n \n f.\n het hoofdthema van de filmproductie heeft betrekking op historische figuren of gebeurtenissen;\n \n \n g.\n het hoofdthema van de filmproductie heeft betrekking op voor de Nederlandse bevolking relevante actuele culturele, maatschappelijke dan wel politieke kwesties.\n \n \n \n \n 2\n Voor een filmproductie, waarvoor van een ander (Nederlands) bestuursorgaan of van het Fonds een subsidie is ontvangen, kan slechts een zodanig bedrag aan subsidie worden verleend dat het totaal aan staatssteun verleende subsidies niet meer bedraagt dan 50% van de productiekosten.\n \n \n 3\n Voor een grensoverschrijdende filmproductie die door subsidies van meer dan een lidstaat van de Europese Unie wordt gefinancierd en waarbij producenten uit meer dan één lidstaat betrokken zijn, kan het in het tweede lid genoemde percentage aan staatssteun maximaal 60% van het productiebudget bedragen.\n \n \n 4\n Voor een ‘moeilijke’ film (zie toelichting) of een grensoverschrijdende filmproductie waarbij landen uit de DAC-landenlijst van de OESO betrokken zijn en die derhalve beperkte commerciële waarde hebben, kan een hoger percentage worden verleend dan het in het tweede en derde lid genoemde percentage, mits producent en eventueel de regisseur bij de subsidieaanvraag een schriftelijke visie hebben gevoegd waaruit naar het oordeel van het bestuur blijkt dat de filmproductie:\n \n \n (i)\n bijdraagt aan de diversiteit van film in Nederland; en daarnaast:\n \n \n (ii)\n een opvallende artistieke verrijking of een innovatieve aanvulling betekent op het reguliere filmaanbod in Nederland.\n \n \n \n2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 5\n Beoordelingscriteria\n \n \n 1\n Bij de beoordeling van een subsidieaanvraag hanteert het bestuur de volgende criteria ter beoordeling van de kwaliteit van de filmproductie of filmactiviteit. De filmproductie of filmactiviteit dient:\n \n \n a.\n inhoudelijke kwaliteit te hebben, en,\n \n \n b.\n gebaseerd te zijn op een solide filmplan of activiteitenplan en een haalbaar bereik te hebben.\n \n \n \n \n 2\n Bij de beoordeling van de staat van dienst beoordeelt het bestuur de resultaten die de betrokken scenarist, regisseur, producent of betrokken organisaties met eerdere filmproducties of filmactiviteiten hebben behaald.\n \n \n 3\n Bij de beoordeling van de bijdrage aan de diversiteit en het filmklimaatbeoordeelt het bestuur in welke mate de filmproductie of filmactiviteit bijdraagt aan:\n \n \n a.\n de diversiteit van het (film)aanbod en van de daarbij betrokken filmprofessionals in Nederland, en,\n \n \n b.\n de professionalisering, verduurzaming van de filmsector en versterking van het Nederlandse filmklimaat.\n \n \n \n \n 4\n Om in aanmerking te komen voor toekenning van de aanvraag dient het oordeel over de in het eerste tot en met het derde lid genoemde beoordelingscriteria positief te zijn waarbij de onderlinge samenhang tussen deze criteria eveneens bij dit oordeel wordt betrokken.\n \n \n 5\n Het bestuur kan in de deelreglementen nadere beoordelingscriteria opnemen.\n \n2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 6\n Subsidievormen\n \n \n 1\n Het bestuur verstrekt projectsubsidies, meerjarige activiteitensubsidies dan wel subsidies in de vorm van slate funding.\n \n \n 2\n Het bestuur kan aan het verstrekken van deze subsidies de voorwaarde verbinden dat de inkomsten die worden verkregen uit exploitatie van de op de aanvraag betrekking hebbende filmproductie of filmactiviteit worden terugbetaald aan het Fonds.\n \n \n 3\n Het bestuur kan een subsidie in de vorm van een garantstelling verstrekken.\n \n2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 7\n Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud\n \n \n 1\n Het bestuur kan per kalenderjaar een subsidieplafond vaststellen en bepalen hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.\n \n \n 2\n Het bestuur kan per deelreglement, binnen de verschillende deelreglementen, programma’s en categorieën als ook per subsidieronde afzonderlijke subsidieplafonds vaststellen en bepalen hoe de beschikbare bedragen worden verdeeld.\n \n \n 3\n De subsidieplafonds kunnen per kalenderjaar verschillen en worden gepubliceerd in de Staatscourant en bekendgemaakt op de website van het Fonds: www.filmfonds.nl.\n \n \n 4\n De subsidieverlening wordt geweigerd indien door het verlenen van de subsidie de subsidieplafonds, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden overschreden.\n \n \n 5\n Subsidie wordt verleend onder voorbehoud van verstrekking van de bijbehorende middelen door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.\n \n2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 8\n Hoogte van het subsidiebedrag\n \n \n 1\n De hoogte van een subsidie kan door het bestuur per geval worden bepaald aan de hand van maximale bijdragen, eventueel vermeerderd met eventuele aanvullende subsidies die worden gepubliceerd in het Financieel & Productioneel Protocol.\n \n \n 2\n Het bestuur kan de in het vorige lid bedoelde subsidies vaststellen per categorie, per programma, voor internationale coproducties en voor filmproducties waarbij het Fonds samenwerkt met andere (subsidie verlenende) instellingen.\n \n2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 9\n Aanvrager\n \n \n 1\n Een subsidie op aanvraag wordt slechts verstrekt aan een filmprofessional of een rechtspersoon die tenminste gedurende minimaal twee jaar voorafgaand aan de aanvraag in het Koninkrijk der Nederlanden, een lidstaat van de Europese Unie, of in een staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland woonachtig respectievelijk gevestigd is, en wiens beroep respectievelijk hoofdactiviteit is het schrijven voor, het ontwikkelen, produceren, exploiteren/distribueren van filmproducties of het organiseren of uitvoeren van een filmactiviteit ter bevordering van de kwaliteit en de diversiteit van de filmproductie in Nederland en een voor de filmkunst ontvankelijk (productie)klimaat in Nederland.\n \n \n 2\n Het bestuur kan in een deelreglement nadere eisen stellen aan de aanvrager.\n \n \n 3\n Niet in aanmerking voor een subsidie komen:\n \n \n –\n een mediabedrijf;\n \n \n –\n een aanvrager waarin een mediabedrijf direct of indirect zodanige zeggenschap of feitelijke invloed heeft dat dit mediabedrijf in belangrijke mate het beleid van de aanvrager kan bepalen of aanmerkelijke invloed heeft op de inhoud van het beleid van de aanvrager of van de filmproductie;\n \n \n –\n zij die nog een (beroeps)opleiding volgen.\n \n \n \n2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 10\n Vereisten\n \n Een subsidie kan slechts worden verstrekt, indien naar het oordeel van het bestuur:\n \n \n a.\n door de aanvrager voldoende is aangetoond dat de filmproductie onafhankelijk is. Een filmproductie is onafhankelijk indien naar het oordeel van het bestuur:\n \n \n (i)\n de eindexploitant geen directe of indirecte zeggenschap heeft over de aanvrager;\n \n \n (ii)\n de eindexploitant geen doorslaggevende invloed heeft op de inhoud, productie en uitvoering van de filmproductie;\n \n \n (iii)\n de aanvrager voldoende commerciële vrijheid heeft en behoudt ten aanzien van de exploitatie en vertoning van de filmproductie of een afgeleide daarvan.\n \n \n \n \n b.\n de subsidie dient ter dekking van de kosten bij de totstandkoming van de filmproductie of filmactiviteit voor zo ver deze kosten niet reeds door een derde partij worden gedekt;\n \n \n c.\n aannemelijk is dat verlening van de subsidie noodzakelijk is voor het bereiken van het doel van de aanvraag;\n \n \n d.\n aannemelijk is dat het doel van de aanvraag gerealiseerd kan worden conform de in de aanvraag begrote uitgaven en dat de begrote uitgaven redelijk, kosten-efficiënt en marktconform zijn;\n \n \n e.\n aannemelijk is dat de aanvrager daadwerkelijk kan beschikken over alle financiële middelen, met inbegrip van de eventuele subsidie van het Fonds, en de verfilmings- en exploitatierechten op de filmproductie of filmactiviteit die blijkens het bij de aanvraag ingediende film- of activiteitenplan noodzakelijk zijn voor het bereiken van het in de aanvraag aangegeven doel;\n \n \n f.\n voldoende vertrouwen bestaat dat het film- of activiteitenplan naar behoren zal worden uitgevoerd;\n \n \n g.\n de filmproductie of filmactiviteit waarvoor subsidie wordt gevraagd ten tijde van de subsidieverlening niet reeds geheel of gedeeltelijk in de openbaarheid is gebracht;\n \n \n h.\n de subsidie niet ter dekking dient van kosten die zijn gemaakt in de periode gelegen voor het besluit tot subsidieverlening; en\n \n \n i.\n aannemelijk is dat de aanvrager aan de in dit reglement vermelde subsidieverplichtingen kan voldoen.\n \n \n2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 11\n Aanvraag\n \n \n 1\n Een subsidieaanvraag wordt uitsluitend ingediend met gebruikmaking van een door het Fonds ter beschikking gesteld aanvraagformulier.\n \n \n 2\n Het aanvraagformulier dient naar waarheid, volledig en volgens de in de toelichting bij het aanvraagformulier en het Financieel & Productioneel Protocol vermelde richtlijnen te worden ingevuld en voorzien te zijn van alle gevraagde bijlagen.\n \n \n 3\n Aanvraagformulieren zijn digitaal beschikbaar via de website www.filmfonds.nl.\n \n \n 4\n Een aanvraag die te laat is ingediend wordt niet in behandeling genomen.\n \n \n 5\n Indien het bestuur constateert dat een aanvraag onvolledig is ingediend stelt hij de aanvrager in de gelegenheid de aanvraag binnen een termijn van vijf werkdagen aan te vullen. Indien de aanvrager er niet in slaagt om de aanvraag binnen de gestelde termijn aan te vullen, dan wordt de onvolledig zijnde aanvraag niet in behandeling genomen. Indien de aanvraag binnen de gestelde termijn volledig is ingediend dan geldt de initiële datum van indiening.\n \n \n 6\n Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.\n \n \n 7\n Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens financiering heeft aangevraagd bij of ontvangen van private partijen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag door middel van specificatie van deze partijen, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot deze financiering.\n \n \n 8\n Verschillende aanvragen voor dezelfde filmproductie of filmactiviteit kunnen niet gelijktijdig bij het Fonds worden ingediend, tenzij het bestuur hier schriftelijk toestemming voor heeft gegeven.\n \n2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 12\n Inleverdata\n \n \n 1\n Het bestuur behandelt aanvragen in subsidierondes, vanaf de daarvoor bestemde sluitingsdata, tenzij door het bestuur anders is bepaald.\n \n \n 2\n Het Fonds publiceert de sluitingsdata van de subsidierondes op zijn website: www.filmfonds.nl\n \n2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 13\n Wijze van beoordeling en beslissing op de aanvraag\n \n \n 1\n Een aanvraag is gericht aan het bestuur. Het bestuur kan een aanvraag ter advisering voorleggen aan een filmconsulent(en) of (ad hoc)adviseur(s) of hoofd(en), zoals bedoeld in het Huishoudelijk reglement.\n \n \n 2\n Het bestuur besluit op de aanvraag uiterlijk binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag. Indien de aanvraag ter advisering aan een filmconsulent of (ad hoc) adviseur(s) is voorgelegd bedraagt deze termijn uiterlijk 22 weken.\n \n2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 14\n Weigeringsgronden\n \n \n 1\n Onverminderd het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, wordt een aanvraag voor een subsidie afgewezen, indien naar het oordeel van het bestuur niet wordt voldaan aan het bepaalde in het Algemeen Reglement, waaronder, maar niet beperkt tot, artikel 10 van het Algemeen Reglement of het van toepassing zijnde deelreglement van het Fonds.\n \n \n 2\n Het bestuur heeft de mogelijkheid een lagere subsidie te verlenen dan is aangevraagd op grond van de door het bestuur vastgestelde bedragen zoals bedoeld in artikel 8.\n \n \n 3\n Een aanvraag voor subsidie kan verder worden afgewezen indien de aanvrager of de natuurlijke persoon die de aanvrager rechtsgeldig vertegenwoordigt niet aantoonbaar heeft voldaan aan voorschriften gesteld aan eerder door het bestuur toegekende subsidies, dan wel toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van één of meer verplichtingen verbonden aan een eerdere subsidieverlening of een uitvoeringsovereenkomst van het Fonds.\n \n \n 4\n Een aanvraag voor een filmactiviteit of fase van een filmproductie die tweemaal eerder door het bestuur is afgewezen, wordt niet meer in behandeling genomen.\n \n2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 15\n Voorwaarden en uitvoeringsovereenkomst\n \n \n 1\n Het bestuur verbindt in het geval van een subsidie in de vorm van een lening, aan het besluit tot subsidieverlening de opschortende voorwaarde dat de uitvoeringsovereenkomst tot stand komt tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.\n \n \n 2\n Het bestuur verbindt in het geval van een subsidie in de vorm van een garantstelling, aan het besluit tot subsidieverlening de opschortende voorwaarde dat de leningsovereenkomst tussen de producent en de kredietverstrekker tot stand komt.\n \n \n 3\n Het bestuur kan in het besluit tot subsidieverlening bepalen dat de aanvrager van een subsidie á fonds perdu verplicht is mee te werken aan de totstandkoming van een uitvoeringsovereenkomst.\n \n2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 16\n Algemene verplichtingen\n \n \n 1\n Het bestuur legt aan de subsidieontvanger de verplichting op dat:\n \n \n a.\n de doeleinden gesteld in het filmplan of het activiteitenplan op basis waarvan subsidie is verleend, op doelmatige wijze worden nagestreefd;\n \n \n b.\n (de resultaten van) de filmproductie of de filmactiviteit waarvoor een subsidie wordt verstrekt al dan niet tegen betaling openbaar toegankelijk zijn;\n \n \n c.\n het Fonds te allen tijde juist en waarheidsgetrouw wordt geïnformeerd.\n \n \n \n \n 2\n Het bestuur kan aan de subsidieontvanger de verplichting opleggen dat:\n \n \n a.\n de administratie op overzichtelijke en doelmatige wijze wordt gevoerd conform Nederlandse wet- en regelgeving, het Financieel & Productioneel Protocol en het bijbehorende Handboek Financiële Verantwoording;\n \n \n b.\n de administratie een juist, volledig en actueel beeld geeft van het functioneren van de aanvrager en op detailniveau aansluit op de door het Fonds goedgekeurde begroting en financieringsplan;\n \n \n c.\n van alle ontvangsten en uitgaven deugdelijke bewijsstukken aanwezig zijn, waaruit de aard en de omvang van de geleverde goederen of van de verrichte diensten duidelijk blijken en rapportages, kosten-, bestedings- en andere overzichten in de administratie van de aanvrager zijn opgenomen;\n \n \n d.\n de administratie en de daarbij behorende bewijsstukken ten minste gedurende vijf jaar na de vaststelling van de subsidie worden bewaard;\n \n \n e.\n de subsidie wordt uitgegeven conform de bestedingsverplichting, in het geval die is opgenomen in het deelreglement;\n \n \n f.\n de met exploitatie van de filmproductie of filmactiviteit te genereren opbrengsten worden verdeeld volgens een vooraf overeengekomen wijze tussen de rechthebbenden en financiers en dat de opbrengsten van de, op grond van deze regeling verleende subsidie op een gegeven moment aangewend dienen te worden voor een volgende filmproductie of filmactiviteit;\n \n \n g.\n de filmproductie of filmactiviteit in overeenstemming met het dan geldende duurzaamheidsbeleid, zoals beschreven op de website van het Fonds, tot stand komt;\n \n \n h.\n ten minste eenmaal per 12 maanden een tussentijds voortgangsverslag wordt verstrekt.\n \n \n \n \n 3\n De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het Fonds zodra:\n \n \n a.\n aannemelijk is dat de filmproductie of filmactiviteit waarvoor subsidie is verleend niet, of niet tijdig of niet geheel zal worden verricht conform het doel of het film- of activiteitenplan op basis waarvan subsidie is verleend;\n \n \n b.\n aannemelijk is dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan;\n \n \n c.\n substantiële wijzigingen zijn opgetreden ten opzichte van de bij de aanvraag overgelegde gegevens die aan het Fonds zijn verstrekt in het kader van subsidieverlening dan wel -vaststelling, of,\n \n \n d.\n met betrekking tot de uitvoering van de filmproductie of -activiteit wijzigingen zijn opgetreden ten opzichte van de aanvraag of zich bijzondere omstandigheden voordoen.\n \n \n \n \n 4\n De subsidieontvanger toont aan, op in de beschikking tot verlening van subsidie aangegeven wijze, dat de filmproductie of filmactiviteit waarvoor de subsidie is verleend, is gerealiseerd en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.\n \n \n 5\n Het Fonds gaat ervan uit dat aanvragers en de bij een aanvraag betrokken filmprofessionals en ondernemingen de kaders van de eigen beroepsverenigingen respecteren, de op de sector van toepassing zijnde gedragscodes (waaronder de fair practice code, de code diversiteit & inclusie en de governance code cultuur) toepassen en als opdrachtgevers en opdrachtnemers transparant, integer en professioneel handelen.\n \n2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 17\n Bijzondere verplichtingen\n \n De subsidieontvanger:\n \n \n a.\n is verplicht er zorg voor te dragen dat de filmactiviteit of de filmproductie waarvoor subsidie is verleend is afgerond binnen 12 maanden na de subsidieverlening. Voor een filmproductie waarvoor realiseringssubsidie is verleend geldt dat deze in beginsel start binnen 12 maanden na de subsidieverlening en binnen 24 maanden na de start gereed is en openbaar wordt gemaakt;\n \n \n b.\n stelt het Fonds in kennis van het moment waarop de openbare toegankelijkheid van de te subsidiëren filmproductie of filmactiviteit een aanvang neemt;\n \n \n c.\n stelt het Fonds in kennis van het publieksbereik en de (commerciële) resultaten die worden behaald vanaf het moment waarop de openbare toegankelijkheid van de te subsidiëren filmproductie of filmactiviteit een aanvang neemt;\n \n \n d.\n is verplicht om na voltooiing van de filmactiviteit of de filmproductie waarvoor de subsidie is verleend kopieën van de voltooide filmproductie conform eventuele richtlijnen voor oplevering als vermeld in het Financieel & Productioneel Protocol, c.q. het exemplaar van het activiteitenverslag aan het Fonds in eigendom over te dragen. Aan het Fonds wordt het recht toegekend tot gehele of gedeeltelijke openbaarmaking van de filmproductie of het activiteitenverslag binnen het kader van de gebruikelijke activiteiten van het Fonds of diens rechtsopvolgers, tenzij in redelijkheid gesteld kan worden dat deze openbaarmaking de belangen van de aanvrager of diens rechtverkrijgenden onevenredig kan schaden;\n \n \n e.\n verplicht zich om ‘om niet’ toestemming te verlenen voor niet commercieel educatief gebruik dan wel eenmalige of bijzondere openbaarmakingen van de filmproductie die in het kader van de bevordering van het filmklimaat in Nederland en van nationaal belang zijn, en deze daartoe te verveelvoudigen, tenzij in redelijkheid gesteld kan worden dat deze openbaarmaking de belangen van de aanvrager of diens rechtverkrijgenden onevenredig kan schaden.\n \n \n2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 18\n Voorschotten\n \n \n 1\n Het bestuur kan voorschotten verstrekken. In het besluit tot subsidieverlening en in de uitvoeringsovereenkomst worden het bevoorschottingsritme en de hoogte van het voorschot bepaald.\n \n \n 2\n Indien subsidie is verleend aan een rechtspersoon als aanvrager waarvan de hoofdvestiging of vestigingsplaats niet in het Koninkrijk der Nederlanden is gelegen, dan is de aanvrager verplicht ten genoegen van het bestuur aan te tonen dat de aanvrager op het moment van voorschotverlening beschikt over een nevenvestiging in Nederland met ten minste één werknemer in vaste dienst.\n \n2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 19\n Verantwoording\n \n \n 1\n De subsidieontvanger is verplicht onverminderd het bepaalde in artikel 4:45 Awb desgevraagd de volgende bescheiden in te dienen:\n \n \n a.\n een verslag van de filmactiviteit of een filmprint van (het onderdeel van) de filmproductie waarvoor subsidie is verleend;\n \n \n b.\n rapportages van inkomsten uit exploitatie.\n \n \n \n \n 2\n Het activiteitenverslag zoals genoemd in het eerste lid onder a, geeft inzicht in de aard, duur en omvang van de in het kader van de subsidiëring verrichte activiteiten, alsmede in het publieksbereik. Het activiteitenverslag vergelijkt de verrichte activiteiten met de voorgenomen activiteiten in het activiteitenplan.\n \n \n 3\n Het bestuur kan de subsidieontvanger verplichten een financieel verslag inzake werkelijke kosten en ontvangen financiering in te dienen.\n \n \n 4\n Het financiële verslag geeft een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent de aanwending en de feitelijke besteding van de subsidie door de subsidieontvanger en van de ontvangen financiering van derden. Het financieel verslag sluit aan op de indeling van de begroting en het financieringsplan die voorafgaand aan de subsidieverlening of bij de ondertekening van de uitvoeringsovereenkomst zijn overgelegd en door het Fonds zijn goedgekeurd volgens het Financieel & Productioneel Protocol van het Fonds. Belangrijke verschillen tussen financieel verslag en begroting of financieringsplan worden toegelicht.\n \n \n 5\n Het bestuur kan de subsidieontvanger verplichten om het financieel verslag te voorzien van een verklaring van de accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. In dat geval volgt de accountant het Handboek Financiële Verantwoording van het Fonds.\n \n \n 6\n Vertegenwoordigers van het Fonds hebben op eerste verzoek inzage in de administratie die betrekking heeft op de filmproductie of de filmactiviteit waarvoor de subsidie is verleend. De kosten voor een dergelijke controle door vertegenwoordigers van het Fonds zijn voor rekening van het Fonds tenzij er verwijtbare onregelmatigheden worden aangetroffen. In een dergelijk geval worden de kosten doorberekend aan de ontvanger van subsidie.\n \n \n 7\n Het Fonds kan ongelimiteerd steekproeven houden om te controleren of aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.\n \n2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 20\n Subsidievaststelling\n \n \n 1\n Binnen vier maanden na eerste openbaarmaking van de filmproductie of voltooiing van de filmactiviteit dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in, tenzij een andere termijn is vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst of de subsidie bij verlening al is vastgesteld. Indien deze termijn wordt overschreden, is het bestuur bevoegd de verleende subsidie ambtshalve vast te stellen.\n \n \n 2\n De aanvraag tot vaststelling gaat vergezeld van de in artikel 19 en in de uitvoeringsovereenkomst genoemde bescheiden.\n \n \n 3\n De ontvanger van de subsidie is verplicht aan het Fonds op verzoek alle bescheiden en inlichtingen te verstrekken die het noodzakelijk acht voor het vaststellen van de subsidie.\n \n \n 4\n De ontvanger van een subsidie draagt er zorg voor dat zijn accountant medewerking verleent aan een eventueel onderzoek door of vanwege het Fonds naar de door de accountant van de aanvrager verrichte (controle) werkzaamheden. De kosten die zijn gemoeid met de medewerking van de accountant, komen voor rekening van de aanvrager.\n \n \n 5\n Het bestuur stelt de hoogte van de subsidie uiterlijk 22 weken na de in het eerste lid bedoelde indieningtermijn vast. De hoogte van de subsidievaststelling kan niet hoger zijn dan het bedrag van de subsidieverlening.\n \n \n 6\n In afwijking van dit artikel kan het bestuur in bepaalde gevallen een beschikking tot subsidieverlening geven, met vermelding van de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht en van de datum waarop de subsidie uiterlijk door het fonds wordt vastgesteld.\n \n2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 21\n Betaling\n \n \n 1\n Binnen acht weken na dagtekening van de beschikking tot vaststelling van de subsidie wordt het subsidiebedrag betaald of verrekend met betaalde voorschotten.\n \n \n 2\n De ontvanger van de subsidie stort teveel ontvangen voorschotten terstond terug.\n \n2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 22\n Wijziging, intrekking en terugvordering subsidie\n \n \n 1\n Het bestuur kan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen als deze niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, waaronder maar niet beperkt tot, de meldingsplicht zoals bedoeld in artikel 16 dan wel tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen voortvloeiend uit de uitvoeringsovereenkomst waarna de middelen toevallen aan de betreffende categorie.\n \n \n 2\n Als het bestuur constateert dat substantiële wijzigingen zijn opgetreden ten opzichte van de bij de aanvraag dan wel bij de totstandkoming van de uitvoeringsovereenkomst overgelegde gegevens die aan het Fonds zijn verstrekt, kan het bestuur de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen.\n \n \n 3\n Het bestuur is bevoegd de subsidie te wijzigen dan wel in te trekken wanneer de aanvrager na de subsidieverlening, maar vóór de vaststelling van de subsidie, meer of minder financiële bijdragen van derde partijen heeft verkregen dan aangegeven bij de aanvraag.\n \n \n 4\n De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.\n \n \n 5\n Het bedrag waarmee de subsidie eventueel wordt verlaagd wordt in eerste instantie verrekend met de nog te verlenen voorschotten. Mocht dat niet toereikend zijn dan worden reeds uitbetaalde voorschotten teruggevorderd.\n \n2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 23\n Overig\n \n In voorkomende gevallen kan het bestuur met inachtneming van de artikelen 3 tot en met 5 van dit reglement, buiten het toepassingsgebied van de deelreglementen, een subsidie verstrekken.\n2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 24\n Conservering en exploitatie\n \n Ter behoud van het cultureel erfgoed is het Fonds of diens rechtsopvolger gerechtigd om alle stukken, documenten en eventueel opgeleverde filmkopieën of ander beeldmateriaal, die het met betrekking tot een aanvraag voor een subsidie in zijn bezit heeft, na afronding van de aanvraag te bewaren dan wel in bewaring te geven c.q. te schenken aan het EYE Filminstituut Nederland of de Rijksarchiefdienst. Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het bestuur en, waar nodig, van de rechthebbende(n) zullen deze stukken en documenten noch door het Fonds of diens rechtsopvolger, noch door het EYE Filminstituut Nederland of de Rijksarchiefdienst aan derden ter inzage worden gegeven. Het bestuur zal deze toestemming niet verlenen indien het redelijkerwijs kan vermoeden dat het verlenen van inzage in de stukken of documenten, het belang van de aanvrager, of andere bij de aanvraag betrokken personen, kan schaden.\n2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 25\n Overgangs- en slotbepalingen\n \n \n 1\n In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur.\n \n \n 2\n Het bestuur kan om zwaarwegende redenen afwijken van dit reglement en de hierop gebaseerde deelreglementen, voor zover dergelijke afwijkingen verenigbaar zijn met het beoordelingskader voor staatssteun aan de filmsector, zoals dat wordt gehanteerd door de Europese Commissie.\n \n \n 3\n Per 1 januari 2024 zijn wijzigingen in het reglement geïmplementeerd welke zijn vastgesteld door het bestuur met goedkeuring van de Raad van Toezicht op 24 november 2023.\n \n \n 4\n Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.\n \n \n 5\n Het Algemeen Reglement, geldend vanaf 1 januari 2023 is per 1 januari 2024 ingetrokken.\n \n \n 6\n Op alle aanvragen die door het Fonds voor 1 januari 2024 zijn ontvangen blijft het Algemeen Reglement zoals dit gold tot 1 januari 2024 van toepassing.\n \n \n 7\n Dit reglement wordt aangehaald als Algemeen Reglement van de Stichting Nederlands Fonds voor de Film.\n \n \n 8\n Dit reglement wordt bekendgemaakt door kennisgeving ervan in de Staatscourant en op de website van het Fonds (www.filmfonds.nl).\n \n2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n2024121917-01-202424-11-20232024121917-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049264/manifest.xml", "content": "2024-01-012024-01-19T06:21:01+01:002025-01-21T21:07:54+01:00BWBR0049264.WTI2025-01-012024-01-012024-12-312024-01-019999-12-312024-01-19T06:21:26+01:002025-01-01T08:34:21+01:001320890cdacdbc6559547a88857147dbc0d547c977d7e61b7e7f7f3102bf0779b1cbd67a4ca3f3964ec39d15a20a703f796f6b08c58e3f9e11e24683001ed83d6c58a3", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049265/2024-01-01_0/xml/BWBR0049265_2024-01-01_0.xml", "content": "\n Deelreglement Ontwikkeling van de Stichting Nederlands Fonds voor de Film2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n Deelreglement Ontwikkeling van de Stichting Nederlands Fonds voor de film2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Het bestuur van de Stichting Nederlands Fonds voor de Film,\n \n gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht,\n gelet op artikel 10, lid 4, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid,\n gelet op artikel 2 van het Algemeen Reglement,\n met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 20 december 2023,\n \n \n besluit:\n \n2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n \n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1\n - definities -\n \n In dit deelreglement wordt verstaan onder:\n \n \n \n animatic: opeenvolging van meestal getekende storyboard-beelden die het scenario weergeven, dezelfde lengte als de te produceren animatiefilm heeft en minimaal van dialogen, camerabewegingen en rudimentaire bewegingen van de karakters is voorzien;\n \n \n \n animatie: een filmproductie die een kunstmatige filmtechniek hanteert waarbij door het na elkaar afspelen van verschillende stilstaande beelden de illusie van beweging ontstaat;\n \n \n \n artistieke ontwikkeling: definitieve uitwerking van het scenario, het bepalen van de visuele stijl en de creatieve en technische aspecten;\n \n \n \n bestuur het bestuur van het Fonds;\n \n \n \n bioscoopuitbreng: de landelijke distributie van een filmproductie, die na de première – maar voorafgaand aan de non-theatrical release – in een significant aantal bioscopen of filmtheaters voor een betalend publiek in Nederland wordt uitgebracht;\n \n \n \n breakdown: een uitwerking van het scenario op productionele aspecten;\n \n \n \n categorie: een soort filmproductie;\n \n \n \n debuutfilm: een film waarmee een scenarist, regisseur of producent debuteert in een specifieke categorie waarin de betreffende scenarist, regisseur of producent nog niet eerder zelfstandig verantwoordelijk was voor een film die is gerealiseerd en openbaar gemaakt.\n \n \n \n deskundig adviseur: een voor het creatieve proces essentiële deskundige op een gespecialiseerd vakgebied, zoals een script-coach of wetenschapper;\n \n \n \n documentaire: een non-fictie filmproductie geschikt voor bioscoopvertoning die een aspect van de werkelijkheid belicht waarbij de eigen visie van de regisseur wordt vormgegeven met creatieve gebruikmaking van filmische middelen in een persoonlijke stijl;\n \n \n \n documentairescript: de inhoudelijke opzet voor een documentaire met daarin opgenomen de visie van de regisseur op het onderwerp, de stijl, de vorm en de ontwikkeling binnen de vertelling;\n \n \n \n filmconsulent: een gespecialiseerde filmprofessional die voor een beperkte periode door het Fonds is aangesteld om te adviseren over aanvragen bij het fonds;\n \n \n \n filmproductie: een cinematografisch werk;\n \n \n \n filmsector: het deel van de audiovisuele industrie dat professioneel actief is binnen de ontwikkeling, productie, distributie en vertoning van filmproducties;\n \n \n \n financieel & productioneel protocol: het protocol waarin specifieke financiële en productionele vereisten, die het Fonds aan filmproducties en filmactiviteiten stelt, zijn opgenomen;\n \n \n \n het Fonds: Stichting Nederlands Fonds voor de Film;\n \n \n \n internationale coproductie: een in de Nederlandse bioscoop of filmtheaters uit te brengen internationaal gecoproduceerde filmproductie. Bij een minoritaire coproductie is de Nederlandse producent in beperkte mate beslissingsbevoegd en verantwoordelijk en brengt deze tevens minder dan vijftig procent van de financiering van de filmproductie bijeen. Bij een majoritaire coproductie is de Nederlandse producent hoofdverantwoordelijk en beslissingsbevoegd en brengt deze tevens meer dan vijftig procent van de financiering van de filmproductie bijeen;\n \n \n \n korte film: een filmproductie met een vertoningsduur tot 60 minuten\n \n \n \n lange animatiefilm: een speelfilm die een kunstmatige filmtechniek hanteert waarbij door het na elkaar afspelen van verschillende stilstaande beelden de illusie van beweging ontstaat;\n \n \n \n onderzoek & experiment: een filmproductie, in welke categorie dan ook, die naar het oordeel van het bestuur onderzoekend of grensverleggend is;\n \n \n \n ontwikkeling: alle werkzaamheden verbonden aan de ontwikkeling van een filmproductie tot aan de productie ervan;\n \n \n \n pitchpanel: een panel bestaande uit onafhankelijke vakmensen uit de filmsector en bredere cultuursector, waaraan een filmidee in een vroeg stadium, zowel schriftelijk als mondeling ter eerste beoordeling wordt voorgelegd;\n \n \n \n producent: de natuurlijke persoon die de productiemaatschappij rechtsgeldig vertegenwoordigt en binnen de organisatie van de productiemaatschappij beleidsmatig, bedrijfsmatig en inhoudelijk eindverantwoordelijk is;\n \n \n \n productiemaatschappij: een rechtspersoon die op continue basis bedrijfsactiviteiten ontplooit met als hoofddoel de productie en exploitatie van filmproducties en andere audiovisuele mediaproducties. De rechtspersoon is ten tijde van de subsidieaanvraag gedurende minimaal twee jaar daarvoor gevestigd en actief geweest in Nederland, een lidstaat van de Europese Unie, of in een Staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland;\n \n \n \n productieontwikkeling: de uitwerking van de zakelijke en productionele opzet van een filmproductie;\n \n \n \n projectontwikkeling: de artistieke en productie ontwikkeling van het scenario tot een definitieve versie en de uitwerking van de zakelijke en productionele opzet van een filmproductie ter voorbereiding op eventuele realisering;\n \n \n \n regisseur: een natuurlijk persoon die de artistieke regie voert over de uitvoering van een filmproductie;\n \n \n \n scenario: een beschrijving van opeenvolging van scènes en geschreven tekst met dialoog geschikt om te verfilmen tot een filmproductie;\n \n \n \n scenarist: de schrijver van een synopsis, treatment, scenario of documentairescript;\n \n \n \n scriptcoach: een in zijn vakgebied gespecialiseerde en bij het project passende dramaturg, scripteditor of ervaren scenarioschrijver gespecialiseerd in het begeleiden van scenaristen in het schrijven van een scenario;\n \n \n \n slate funding: de financiering van een pakket van filmproducties;\n \n \n \n speelfilm: een filmproductie in het genre fictie met een vertoningsduur van tenminste 60 minuten, die primair bestemd is voor bioscoopuitbreng;\n \n \n \n storyboard een opeenvolging van op papier uitgewerkte shots van scènes uit een scenario bestaande uit tekeningen aangevuld met uitgeschreven informatie zoals de dialoog, het geluid en een korte beschrijving en duur van elk shot;\n \n \n \n subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door het Fonds verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het Fonds geleverde goederen of diensten;\n \n \n \n synopsis: een omschrijving van het verhaal en de belangrijkste personages van het te schrijven scenario;\n \n \n \n teaser / trailer: een wervende audiovisuele aankondiging van de (beoogde) filmproductie;\n \n \n \n treatment: een per scène of cluster van scènes, geconcentreerd geschreven weergave van het te schrijven scenario, zonder dialogen.\n \n \n \n werkplan: een onderbouwd plan van aanpak waarin de planning en stappen beschreven staan voor het ontwikkelingstraject dat het team voor ogen heeft waaronder een motivatie en van de producent, de scenarist of regisseur op welke manier dit traject bijdraagt aan de optimale ontwikkeling van het filmplan.\n \n \n2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 2\n - toepasselijkheid reglementen -\n \n \n 1\n Dit deelreglement is van toepassing op subsidies die het bestuur verstrekt voor ontwikkeling in de categorieën speelfilm, documentaire, animatie, korte film en onderzoek & experiment en, met inachtneming van artikel 9, voor de samenwerkingsprojecten met andere instellingen die tot ontwikkeling van deze filmproducties strekken.\n \n \n 2\n Het Algemeen Reglement van het Fonds zoals van tijd tot tijd vastgesteld is van toepassing naast en in aanvulling op dit deelreglement.\n \n2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 3\n - subsidiesoorten -\n \n \n 1\n Het bestuur hanteert de volgende subsidiesoorten:\n \n \n a.\n projectsubsidies\n \n \n b.\n \n slate funding\n \n \n \n \n \n 2\n Ten behoeve van de in artikel 2 genoemde categorieën verstrekt het bestuur projectsubsidies.\n \n \n 3\n Onverminderd het bepaalde in het vorige lid kan het bestuur slate funding verstrekken ten behoeve van scenario-ontwikkeling.\n \n2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 4\n - slate funding -\n \n \n 1\n Het bestuur kan een subsidieronde uitschrijven voor slate funding ten behoeve van scenario-ontwikkeling voor speelfilm of documentaire. De slate wordt voor een periode van twee jaar beschikbaar gesteld. Het bestuur maakt deze subsidieronde en de daaraan verbonden voorwaarden alsmede de termijnen waarbinnen hierop kan worden ingeschreven, bekend op de website van het Fonds: www.filmfonds.nl.\n \n \n 2\n Het bestuur verbindt aan een slate in ieder geval de volgende voorwaarden:\n \n \n a)\n een slate bestaat op het moment van indiening van de aanvraag uit meerdere filmplannen die tot een speelfilmscenario of in het geval van een slate voor documentaire tot een documentairescript ontwikkeld worden;\n \n \n b)\n de filmplannen worden door verschillende regisseurs en scenaristen uitgevoerd;\n \n \n c)\n de regisseurs en scenaristen hebben zich met eerdere speelfilms dan wel documentaires qua publieksbereik of artistiek succes bewezen, of, indien zij debuteren, overtuigen op basis van eerste eigen werk;\n \n \n d)\n de productiemaatschappij beschikt over een team dat continuïteit kan bieden aan meerdere projecten die parallel worden ontwikkeld en een bedrijfsplan dat daarop aansluit; en\n \n \n e)\n de filmplannen zijn qua filmgenre en doelgroep gevarieerd.\n \n \n \n \n 3\n Het bestuur stelt per subsidieronde het subsidieplafond voor slate funding ten behoeve van scenario-ontwikkeling vast.\n \n \n 4\n Een productiemaatschappij die slate funding toegewezen heeft gekregen, komt gedurende een in de desbetreffende aanvraagronde aangegeven periode niet meer in aanmerking voor een subsidie voor scenario-ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 3 lid 2. Aanvragen voor ontwikkeling in het kader van samenwerkings- of speciale projecten kunnen nog wel worden ingediend.\n \n2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 5\n - aanvrager -\n \n \n 1\n Een aanvraag in de zin van dit reglement wordt gedaan door een productiemaatschappij, die door een producent wordt vertegenwoordigd met, naar het oordeel van het bestuur, aantoonbare ervaring in de professionele film en televisie praktijk in de voor de aanvraag relevante categorie.\n \n \n 2\n In een oproep of regeling gepubliceerd op de website van het Fonds kan worden afgeweken van het eerste lid en kunnen andere of nadere voorwaarden worden gesteld aan de aanvrager.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste lid kan in de categorie speelfilm en lange animatiefilm een aanvraag voor scenario-ontwikkeling gedaan worden door een scenarist die hoofdverantwoordelijk is geweest voor het scenario van een speelfilm, dan wel lange animatiefilm, die reeds gerealiseerd is en in de Nederlandse bioscopen is uitgebracht.\n \n \n 4\n Een aanvraag voor slate funding wordt gedaan door een productiemaatschappij, die gedurende de voorliggende vijf kalenderjaren of langer op continue basis speelfilms dan wel documentaires heeft geproduceerd waarmee qua bezoekersaantallen (bioscoop en verdere exploitatie) of internationaal (festival)succes goede resultaten bereikt zijn.\n \n2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 6\n - aanvraag -\n \n \n 1\n Per categorie wordt een aanvraag voor subsidie digitaal ingediend.\n \n \n 2\n Het bestuur kan specifieke subsidierondes uitschrijven voor de verschillende aanvraagmogelijkheden voor subsidie. Informatie over indienrondes en eventuele indienstops wordt gepubliceerd op de website van het Fonds (www.filmfonds.nl).\n \n \n 3\n Aanvragen voor een specifieke ontwikkelingsfase van eenzelfde filmproductie kunnen, na een afwijzend besluit daarover, éénmaal opnieuw worden ingediend. Een aanvraag voor een specifieke ontwikkelingsfase van dezelfde filmproductie, die tweemaal achtereenvolgens door het bestuur is afgewezen, wordt niet meer in behandeling genomen.\n \n \n 4\n Een aanvraag voor scenario-ontwikkeling in de categoriën speelfilm en lange documentaire wordt voorafgegaan door het ter beoordeling voorleggen van het filmidee aan het pitchpanel, waarbij de uitkomst van deze beoordeling positief dient te zijn.\n \n2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 7\n - beoordeling ontwikkelingssubsidie -\n \n \n 1\n Voor toekenning van de aanvraag dient het oordeel van het bestuur over de kwaliteit van de filmproductie positief te zijn. De kwaliteit van de filmproductie wordt beoordeeld aan de hand van de beoordelingscriteria in artikel 5 van het Algemeen Reglement van het Fonds.\n \n \n 2\n Het bestuur kan op de website van het Fonds: www.filmfonds.nl nadere voorwaarden, procedures en werkwijzen publiceren met betrekking tot de beoordeling van ontwikkelingsaanvragen van de verschillende categorieën.\n \n2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 8\n - onderlinge verhouding subsidies -\n \n \n 1\n Het verstrekken van een subsidie voor ontwikkeling bindt het bestuur in geen geval tot het verlenen van enige andere bijdrage voor dezelfde filmproductie.\n \n \n 2\n Indien een filmproductie die, ontwikkelingssubsidie van het Fonds heeft ontvangen, wordt gerealiseerd, dan maken de met de ontwikkeling gemoeide kosten onderdeel uit van de productiekosten.\n \n2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 9\n - samenwerkingsprojecten -\n \n \n 1\n Het bestuur kan in samenwerking met andere (subsidie verlenende) instellingen subsidies verstrekken ten behoeve van de ontwikkeling van filmproducties en daartoe samenwerkingsovereenkomsten met deze instellingen of uitvoeringsovereenkomsten met de aanvragers aangaan.\n \n \n 2\n Het bestuur kent een ontwikkelingssubsidie in het kader van een samenwerking zoals bedoeld in het eerste lid voor zover mogelijk en relevant overeenkomstig dit reglement toe. Het bestuur kan daarbij afwijken van het bepaalde in dit deelreglement.\n \n \n 3\n Het bestuur publiceert op de website van het Fonds: www.filmfonds.nl de nadere voorwaarden, procedures en werkwijzen met betrekking tot samenwerkingsprojecten zoals bedoeld in dit artikel.\n \n2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 10\n - verfilmings- en exploitatierechten -\n \n Onverminderd het bepaalde in artikel 19 dient de aanvrager van een subsidie voor ontwikkeling aan te tonen, al dan niet door middel van overdracht of een exclusieve licentie of een – verlengbare – exclusieve optie daarop, enig rechthebbende te zijn van de verfilmings- en exploitatierechten op het te vervaardigen scenario, documentairescript, storyboard en artwork of – voor zover van toepassing – op het bestaande werk.\n2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 11\n - betrokkenheid van regisseurs en scenaristen -\n \n Het bestuur kan, gelet op de doelmatige besteding van middelen, voorwaarden dan wel beperkingen stellen aan de betrokkenheid van regisseurs en scenaristen.\n2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 12\n - verplichtingen subsidieontvanger -\n \n Aan de verlening van een subsidie voor ontwikkeling worden de volgende verplichtingen verbonden:\n \n \n a.\n de ontvanger van de subsidie doet onverwijld schriftelijk een melding aan het bestuur zodra aannemelijk is dat de ontwikkeling waarvoor subsidie is verleend niet, of niet tijdig of niet geheel zal worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan;\n \n \n b.\n de ontvanger van de subsidie toont op de in het besluit tot subsidieverlening aangegeven wijze – uiterlijk binnen de in het besluit tot subsidieverlening aangegeven termijn aan – dat de ontwikkeling waarvoor de subsidie is verleend is verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;\n \n \n c.\n de ontvanger van de subsidie dient aan te tonen dat deze tegen betaling van een billijke vergoeding beschikt over de exclusieve verfilmings- en exploitatierechten; en\n \n \n d.\n een vervolgaanvraag voor dezelfde filmproductie kan pas worden ingediend indien aan de verplichtingen van de daaraan voorafgaande subsidieverlening is voldaan.\n \n \n2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Bijzondere bepalingen ten aanzien van de categorieën\n \n \n Speelfilm\n \n \n Artikel\n 13\n - subsidiabele activiteit -\n \n \n 1\n Aanvragen kunnen worden gedaan voor de ontwikkeling van een speelfilm of lange animatiefilm.\n \n \n 2\n Een aanvraag kan voor deze categorie gedaan worden voor:\n \n \n –\n scenario-ontwikkeling; of\n \n \n –\n projectontwikkeling.\n \n \n \n \n 3\n Het bestuur kan besluiten een speciale ronde uit te schrijven voor een internationaal ontwikkeltraject voor filmprofessionals die zich hebben onderscheiden.\n \n2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 14\n - subsidiabele activiteit scenario-ontwikkeling en inzet anderen -\n \n \n 1\n Een subsidie voor scenario-ontwikkeling wordt verleend voor de research en het schrijven van scenarioversie(s) of een onderdeel daarvan.\n \n \n 2\n Een aanvrager die voldoet aan het gestelde in artikel 5 lid 1 kan een aanvullende bijdrage aanvragen voor de inzet van een deskundig adviseur en regisseur. Bij een lange animatiefilm kan een aanvullende bijdrage in de ontwikkeling van concept art, karakterontwerp of een beat- of storyboard worden aangevraagd.\n \n \n 3\n De in dit artikel bedoelde aanvragen bevatten een werkplan en een gedegen onderbouwing.\n \n2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 15\n - besteding scenario-ontwikkeling -\n \n De subsidie is primair bestemd voor (de) scenarist(en), eventueel betrokken deskundig adviseur of regisseur, die het scenario, dan wel één of meerdere versies daarvan, ten behoeve waarvan deze bijdrage is verstrekt, vervaardigen of begeleiden.\n2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 16\n - subsidiabele activiteit projectontwikkeling -\n \n \n 1\n Een subsidie voor projectontwikkeling wordt verleend voor:\n \n \n a.\n de artistieke ontwikkeling van een filmproductie, die is gericht op de definitieve uitwerking van het scenario, de visuele stijl en van bepalende creatieve en technische aspecten; en\n \n \n b.\n de productieontwikkeling die isgericht op de uitwerking van de zakelijke en productionele opzet van een filmproductie inclusief visie op publieksbereik en duurzaamheid.\n \n \n De bijdrage voor projectontwikkeling dient ter voorbereiding op de eventuele realisering.\n \n \n 2\n De in dit artikel bedoelde aanvragen bevatten een werkplan en een gedegen onderbouwing.\n \n2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 17- voorwaarden projectontwikkeling -\n \n \n 1\n Subsidie voor projectontwikkeling wordt uitsluitend verleend indien:\n \n \n a.\n In een eerder stadium een bijdrage voor scenario-ontwikkeling voor de filmproductie is verleend;\n \n \n b.\n het scenario naar het oordeel van het bestuur in zodanig vergevorderd stadium is en van zodanige kwaliteit, dat een verdere uitwerking naar een definitief scenario met bijbehorende creatieve, technische en productionele elementen noodzakelijk is om te bepalen of verfilming van het scenario kansrijk en haalbaar is;\n \n \n c.\n een regisseur aan het project is verbonden.\n \n \n \n \n 2\n Een subsidie voor projectontwikkeling bindt het bestuur niet tot het verlenen van een subsidie voor realisering voor dezelfde filmproductie.\n \n2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 18\n - verplichtingen projectontwikkeling -\n \n In aanvulling op de verplichtingen genoemd in artikel 12 wordt een verslag door de aanvrager overgelegd van de projectontwikkeling binnen de in de beschikking genoemde termijn en uiterlijk voorafgaand aan een eventuele aanvraag voor realisering van de filmproductie.\n2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 19\n - verplichtingen scenarist als aanvrager scenario-ontwikkeling -\n \n De scenarist, zoals bedoeld in artikel 5, lid 3, van dit reglement, is verplicht tijdens de ontwikkeling van het scenario een productiemaatschappij te betrekken die de mogelijkheden van projectontwikkeling en realisering van de filmproductie zal onderzoeken. De scenarist zal de productiemaatschappij in de gelegenheid stellen daartoe (een exclusieve optie op) de exclusieve verfilmings- en exploitatierechten te verwerven.\n2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Documentaire\n \n \n Artikel\n 20\n - subsidiabele activiteit -\n \n \n 1\n Aanvragen kunnen worden gedaan voor de ontwikkeling en researchkosten van een documentairescript alsmede voor de inzet van een deskundig adviseur, het betrekken van een team van creatieve, technische – en productionele experts dan wel het maken van eerste (proef)opnamen of een teaser ten behoeve van een internationale coproductie\n \n \n 2\n Het bestuur kan besluiten een speciale ronde uit te schrijven voor een internationaal ontwikkeltraject voor teams van filmprofessionals.\n \n \n 3\n De in dit artikel bedoelde aanvragen bevatten een werkplan en een gedegen onderbouwing.\n \n2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Animatie\n \n \n Artikel\n 21\n - subsidiabele activiteit -\n \n \n 1\n Aanvragen kunnen gedaan worden voor de ontwikkeling van een scenario (of deel daarvan) c.q. (moving) storyboard, artwork en preproductie voor een korte film in de categorie animatie alsmede de inzet van een deskundig adviseur, het betrekken van een team van creatieve en technische experts dan wel voor het maken van eerste animatietests of een animatic.\n \n \n 2\n Op animatiefilms met een beoogde vertoningsduur van tenminste 60 minuten zijn de bepalingen 13 t/m 18 van de categorie speelfilm van toepassing.\n \n2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Onderzoek & experiment\n \n \n Artikel\n 22\n - subsidiabele activiteit -\n \n Aanvragen ten behoeve van onderzoek & experiment kunnen worden gedaan voor de ontwikkeling van een scenario c.q. storyboard van een filmproductie alsmede de inzet van een deskundig adviseur, het betrekken van een team van creatieve en technische experts dan wel voor het maken van eerste (proef)opnamen.\n2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 23\n - beoordelingscriterium -\n \n Bij de beoordeling van een subsidieaanvraag beoordeelt het bestuur, in aanvulling op de criteria van Artikel 5 van het Algemeen Reglement of de filmproductie in de categorie Onderzoek & experiment naar het oordeel van het bestuur bijdraagt aan de creatieve en technische vernieuwing van de cinematografie. Voor een toekenning dient ook de beoordeling van dit criterium positief te zijn.\n2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Overgangs- en slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 24\n \n \n 1\n In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur.\n \n \n 2\n Het bestuur kan om zwaarwegende redenen afwijken van dit reglement, voor zover dergelijke afwijkingen verenigbaar zijn met het beoordelingskader voor staatssteun aan de filmsector, zoals dat wordt gehanteerd door de Europese Commissie.\n \n \n 3\n Dit reglement is vastgesteld door het bestuur met goedkeuring van de Raad van Toezicht op 24 novemember 2023 en treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.\n \n \n 4\n Het Deelreglement Ontwikkeling, geldend vanaf 1 januari 2021, is per 1 januari 2024 ingetrokken.\n \n \n 5\n Op alle aanvragen die door het Fonds voor 1 januari 2024 zijn ontvangen blijft het Deelreglement Ontwikkeling zoals dit gold tot 1 januari 2024 van toepassing.\n \n \n 6\n Dit reglement wordt aangehaald als Deelreglement Ontwikkeling van de Stichting Nederlands Fonds voor de film.\n \n \n 7\n Dit reglement wordt bekendgemaakt door kennisgeving ervan in de Staatscourant en op de website van het Nederlands Fonds voor de Film (www.filmfonds.nl).\n \n2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n2024122017-01-202424-11-20232024122017-01-202424-11-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049265/manifest.xml", "content": "2024-01-012024-01-23T06:41:42+01:002025-01-21T21:09:46+01:00BWBR0049265.WTI2025-01-012024-01-012024-12-312024-01-019999-12-312024-01-23T06:42:10+01:002025-01-08T06:46:23+01:001048873e9f56187bff53f40a9a6d229137ebb6f56cfe78c96a2e3575662d995a44839ac2f4d94154398ab598ca2abfd8a4d14403a6745db3af4e8013af31adbef10e12", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049266/2024-07-01_0/xml/BWBR0049266_2024-07-01_0.xml", "content": "\n Wet van 11 december 2023 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek in verband met het afschaffen van tijdelijke huurcontracten (Wet vaste huurcontracten)202348020-12-202311-12-202336195202415211-06-202405-06-202401-07-2024\n Wet vaste huurcontracten202348020-12-202311-12-202336195202415211-06-202405-06-202401-07-2024\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:\n Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om tijdelijke huurcontracten af te schaffen;\n \n \n Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:\n \n202348020-12-202311-12-202336195202415211-06-202405-06-202401-07-2024\n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.\n \n202348020-12-202311-12-202336195202415211-06-202405-06-202401-07-2024\n \n \n Artikel\n Ia\n \n \n Wijzigt de Faillissementswet.\n \n202348020-12-202311-12-202336195202415211-06-202405-06-202401-07-2024\n \n \n Artikel\n Ib\n \n \n Wijzigt de Leegstandwet.\n \n202348020-12-202311-12-202336195202415211-06-202405-06-202401-07-2024\n \n \n Artikel\n Ic\n \n \n Wijzigt de Woningwet.\n \n202348020-12-202311-12-202336195202415211-06-202405-06-202401-07-2024\n \n \n Artikel\n II\n \n \n Wijzigt de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek.\n \n202348020-12-202311-12-202336195202415211-06-202405-06-202401-07-2024\n \n \n Artikel\n IIa\n \n \n Wijzigt de Wet goed verhuurderschap.\n \n202348020-12-202311-12-202336195202415211-06-202405-06-202401-07-2024\n \n \n Artikel\n III\n \n Onze Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.\n202348020-12-202311-12-202336195202415211-06-202405-06-202401-07-2024\n \n \n Artikel\n IV\n \n Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.\n202348020-12-202311-12-202336195202415211-06-202405-06-202401-07-2024\n \n \n Artikel\n V\n \n Deze wet wordt aangehaald als: Wet vaste huurcontracten.\n202348020-12-202311-12-202336195202415211-06-202405-06-202401-07-2024\n \n \n \n Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.\n \n \n Gegeven te \n \n ’s-Gravenhage\n 11 december 2023\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n H.M. de\n Jonge\n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n F.M.\n Weerwind\n \n \n \n de twintigste december 2023\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n \n202348020-12-202311-12-202336195202415211-06-202405-06-202401-07-2024\n \n202348020-12-202311-12-202336195202415211-06-202405-06-202401-07-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049266/manifest.xml", "content": "2024-01-19T06:21:01+01:002024-06-14T06:13:21+02:00BWBR0049266.WTI2024-07-012031-07-012024-07-019999-12-312024-07-019999-12-312024-07-01T06:47:28+02:002024-07-01T06:47:28+02:0023762b159751849cca7933268ffec0008e4f99949f3c2dd50f88e8a8d809a1e06f02d906372d92b9b90677ca52c8bb1f6c9242e102b71d2b59545d4c70763bfab709f", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049267/2024-01-16_0/xml/BWBR0049267_2024-01-16_0.xml", "content": "\n Regeling Steunfonds Oekraïense makers 2024202495215-01-202416-11-2023202495215-01-202416-11-202316-01-2024\n Regeling Steunfonds Oekraïense makers 2024202495215-01-202416-11-2023202495215-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Het bestuur van het Nederlands Letterenfonds,\n \n gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht,\n gelet op artikel 10, lid 4 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid,\n gelet op het Algemeen reglement Nederlands Letterenfonds.\n \n \n Besluit:\n \n202495215-01-202416-11-2023202495215-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Definities\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n bestuur: het bestuur van het Nederlands Letterenfonds;\n \n \n \n het Letterenfonds: Stichting Nederlands Letterenfonds;\n \n \n \n instelling of organisatie: Nederlandse gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde culturele instellingen en culturele organisaties met rechtspersoonlijkheid die actief zijn in de culturele sectoren;\n \n \n \n culturele maker: culturele of creatieve makers en uitvoerders in alle culturele sectoren met minimaal drie jaar aantoonbare ervaring met een Oekraïens paspoort;\n \n \n \n Rijkscultuurfondsen: het Mondriaan Fonds, het Fonds voor Podiumkunsten, het Nederlands Filmfonds, het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, het Fonds voor Cultuurparticipatie, het Nederlands Letterenfonds.\n \n \n202495215-01-202416-11-2023202495215-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Toepasselijkheid\n \n \n 1\n Deze regeling is van toepassing op gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde cultuurinstellingen en culturele organisaties die een culturele maker uit Oekraïne ondersteuning willen bieden en daarvoor via een aanvraag een subsidie ontvangen.\n \n \n 2\n Aanvragers zetten de subsidie in voor het uitkeren van een vergoeding aan culturele makers uit Oekraïne met als doel het ondersteunen van hun werkpraktijk als culturele maker zodat zij hun vak veilig uit kunnen blijven oefenen tijdens de invasie door het Russische regime.\n \n202495215-01-202416-11-2023202495215-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Eisen culturele maker\n \n \n 1\n De culturele maker is werkzaam in een van de culturele sectoren: film, podiumkunsten, letteren, erfgoed en beeldende kunst, creatieve industrie of cultuureducatie en heeft aantoonbare professionele ervaring in het culturele werkveld.\n \n \n 2\n De professionele ervaring van de culturele maker wordt aangetoond met een biografie (in het Nederlands of Engels) met een overzicht van gevolgde opleiding(en), werkervaring en culturele activiteiten van de maker.\n \n \n 3\n De culturele maker heeft een Oekraïens paspoort en was tijdens het uitbreken van de oorlog, op 24 februari 2022, woonachtig in Oekraïne.\n \n \n 4\n De culturele maker verblijft ten tijde van het indienen van de aanvraag in Nederland of gebruikt de middelen van de subsidie om naar Nederland te komen voor het project.\n \n \n 5\n De culturele maker gebruikt de subsidie voor het (veilig) uit (blijven) oefenen van de werkpraktijk.\n \n \n 6\n De culturele maker volgt het plan voor de uitoefening van de werkpraktijk dat namens de maker wordt ingediend door de instelling.\n \n202495215-01-202416-11-2023202495215-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Aanvrager\n \n De aanvragers zijn Nederlandse gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde culturele instellingen en culturele organisaties met rechtspersoonlijkheid die actief zijn in de culturele sectoren.\n202495215-01-202416-11-2023202495215-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 5\n Algemene eisen en formele weigeringsgronden\n \n \n 1\n Per aanvrager kan voor maximaal 5 individuele culturele makers subsidie worden toegekend.\n \n \n 2\n In het geval van een groep makers die in samenwerkingsverband werken, bijvoorbeeld een muziekband, een orkest, een dans- of theatergezelschap of een collectief, kan per aanvrager voor maximaal 10 makers subsidie worden toegekend.\n \n \n 3\n Wanneer het tweede lid van toepassing is, moet worden aangetoond dat het gaat om een professioneel samenwerkingsverband.\n \n \n 4\n De subsidie wordt uitsluitend aangevraagd met gebruikmaking van het daarvoor vastgestelde digitale aanvraagformulier en een akkoord op de voorwaarden.\n \n \n 5\n Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als het volledig ingevuld aanvraagformulier tijdig is ontvangen door het Letterenfonds en vergezeld gaat van de vereiste bijlagen:\n \n \n a.\n Projectplan met de tijdlijn en inhoud van het project van minimaal twee pagina's, boven een aangevraagd bedrag van € 25.000,– minimaal vijf pagina's;\n \n \n b.\n Gespecifieerde begroting van het project met vermelding van de besteding van de subsidie en eventuele uitvoeringskosten;\n \n \n c.\n Biografie van de maker met relevante informatie van minimaal één pagina per maker.\n \n \n \n \n 6\n Aanvragen kunnen, na een afwijzend besluit op grond van de toets aan de beoordelingscriteria, als genoemd in artikel 7, niet meer opnieuw worden ingediend.\n \n \n 7\n Een aanvraag die niet voldoet aan het bepaalde in deze regeling wordt afgewezen.\n \n \n 8\n Het bestuur wijst de aanvraag af als de aanvrager doelen nastreeft, activiteiten ontplooit of handelingen verricht die in strijd zijn met het recht, het algemeen belang of de openbare orde.\n \n \n 9\n Het bestuur wijst aanvragen af als voor de aangevraagde activiteiten eerder subsidie door het Letterenfonds is verstrekt.\n \n \n 10\n Het bestuur wijst aanvragen af als het subsidieplafond van de regeling is bereikt.\n \n202495215-01-202416-11-2023202495215-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 6\n Indieningsperiode\n \n De termijn voor het indienen van een aanvraag wordt bekend gemaakt via de website www.letterenfonds.nl en de websites van alle andere Rijkscultuurfondsen.\n202495215-01-202416-11-2023202495215-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 7\n Beoordelingscriteria\n \n \n 1\n De aanvraag wordt getoetst aan de in artikel 2, 3 en 4 genoemde voorwaarden. Het bestuur behoudt zich het recht voor om aanvragen van dezelfde aanvrager te bundelen.\n \n \n 2\n De aanvragen worden getoetst aan de volgende criteria:\n \n \n a.\n de staat van dienst van de culturele maker.\n \n \n b.\n de realiteitszin en het nut van het plan en of deze in lijn ligt met de praktijk van de maker.\n \n \n c.\n de realiteitszin van de bijgevoegde begroting.\n \n \n d.\n de professionaliteit van de instelling.\n \n \n e.\n de begroting, waaronder de verantwoording van eventuele organisatiekosten door de instelling.\n \n \n \n202495215-01-202416-11-2023202495215-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 8\n Adviezen\n \n \n 1\n Er wordt een poule samengesteld van externe adviseurs uit ieder deelnemend Rijkscultuurfonds.\n \n \n 2\n Aanvragen die in aanmerking komen voor een inhoudelijke beoordeling worden voor advies voorgelegd aan een externe adviseur.\n \n \n 3\n Iedere aanvraag wordt door tenminste één adviseur beoordeeld.\n \n \n 4\n De externe adviseur beoordeelt de aanvragen op basis van de beoordelingscriteria genoemd in artikel 7 en adviseert over al het al dan niet toewijzen van de aanvragen.\n \n202495215-01-202416-11-2023202495215-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 9\n Hoogte van het bedrag\n \n \n 1\n De subsidie bedraagt maximaal € 9.000,– per maker.\n \n \n 2\n Bovenop de vergoeding voor de maker mag maximaal tien procent van de subsidie worden besteed aan de organisatiekosten van de instelling.\n \n \n 3\n Onder deze organisatiekosten vallen kosten voor het contact met de culturele maker, kosten voor het overboeken van de vergoeding naar de culturele maker en organisatiekosten die verbonden zijn aan eventuele samenwerking tussen de maker en de instelling.\n \n202495215-01-202416-11-2023202495215-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 10\n Aanvraagperiode, verdelingssysteem en subsidieplafond\n \n \n 1\n De aanvraagperiode loopt vanaf de dag na publicatie van de regeling in de Staatscourant tot 31 mei 2024.\n \n \n 2\n Het bestuur behandelt de aanvragen op volgorde van binnenkomst.\n \n \n 3\n Met inachtneming van artikel 11, vijfde lid, van het Algemeen reglement, geldt als datum van ontvangst de datum waarop het Letterenfonds de volledige aanvraag heeft ontvangen.\n \n \n 4\n Het subsidieplafond bedraagt € 465.000. Eventuele wijzigingen van dit plafond worden bekendgemaakt op de website van het Letterenfonds.\n \n202495215-01-202416-11-2023202495215-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 11\n Verplichtingen subsidieontvanger\n \n \n 1\n De subsidie wordt door de ontvanger geheel besteed aan het uitkeren van een vergoeding aan de culturele maker waarbij maximaal € 900,– of tien procent bovenop de subsidie mag worden aangevraagd door de ontvanger voor organisatiekosten.\n \n \n 2\n De overboeking van de vergoeding aan de culturele maker dient uiterlijk vier weken na ontvangst van de subsidie te zijn gedaan.\n \n \n 3\n Indien de vergoeding niet binnen vier weken na ontvangst van de subsidie wordt overgeboekt, maakt de subsidieontvanger de redenen hiervoor zo snel mogelijk kenbaar aan het bestuur.\n \n \n 4\n De subsidieontvanger meldt onverwijld aan het bestuur als er aanzienlijke artistieke, inhoudelijke of zakelijke wijzigingen zijn ten opzichte van de aanvraag op basis waarvan subsidie is verstrekt.\n \n \n 5\n Bij een subsidiebedrag dat hoger is dan € 25.000,– kan het bestuur aanvullende verplichtingen aan de subsidie verbinden.\n \n202495215-01-202416-11-2023202495215-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 12\n Verlening en vaststelling\n \n \n 1\n Bij het verlenen van een subsidie geeft het bestuur direct een beschikking tot vaststelling.\n \n \n 2\n Binnen vier weken na het bericht over de toekenning wordt de subsidie overgemaakt.\n \n202495215-01-202416-11-2023202495215-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 13\n Termijnen\n \n Binnen vier weken na indiening ontvangt de aanvrager bericht over de aanvraag. Als er onduidelijkheden zijn in de aanvraag dan neemt uitvoerder, namens het bestuur, contact op met de aanvrager. Eventuele aanvullende informatie dient binnen vijf werkdagen te worden aangeleverd.\n202495215-01-202416-11-2023202495215-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 14\n Intrekkings-en wijzigingsgronden subsidievaststelling\n \n \n 1\n Het bestuur kan de subsidievaststelling intrekken of wijzigen als de aanvrager niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.\n \n \n 2\n Als het bestuur constateert dat substantiële wijzigingen zijn opgetreden ten opzichte van de bij de aanvraag verstrekte gegevens, kan het bestuur de subsidievaststelling intrekken of wijzigen.\n \n202495215-01-202416-11-2023202495215-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 15\n Hardheidsclausule\n \n Het bestuur kan, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, een artikel buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover strikte toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.\n202495215-01-202416-11-2023202495215-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 16\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant en eindigt op 31 mei 2024.\n202495215-01-202416-11-2023202495215-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 17\n Slot- en overgangsbepalingen\n \n \n 1\n In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het bestuur.\n \n \n 2\n Naast en in aanvulling op deze regeling zijn de bepalingen in het Algemeen reglement Nederlands Letterenfonds van toepassing.\n \n \n 3\n Deze regeling is vastgesteld op 16 november 2023 door het bestuur van de Stichting Nederlands Letterenfonds.\n \n \n 4\n Deze regeling wordt aangehaald als Regeling Steunfonds Oekraïense makers 2024.\n \n202495215-01-202416-11-2023202495215-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n \n Deze regeling wordt bekendgemaakt door kennisgeving ervan in de Staatscourant en op de website\n \n van het Letterenfonds (\n \n www.letterenfonds.nl\n \n )\n \n \n \n Het bestuur van het Nederlands Letterenfonds,\n Voor deze,\n \n R. de\n Bildt,\n \n directeur-bestuurder\n \n202495215-01-202416-11-2023202495215-01-202416-11-202316-01-2024\n \n202495215-01-202416-11-2023202495215-01-202416-11-202316-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049267/manifest.xml", "content": "2024-01-162024-05-312024-01-19T06:21:15+01:002024-01-19T06:21:15+01:00BWBR0049267.WTI2024-01-162024-05-302024-01-169999-12-312024-01-19T06:21:23+01:002024-05-31T06:20:21+02:0061287fb3ff4b157d3069c51a7291ce81f772310759071e87301634f16ceec7049bfc0b519a7b14417dcf6822a81b037b2d92c78f132f32ae58ad5f3267077b28ce77a", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049268/2024-01-16_0/xml/BWBR0049268_2024-01-16_0.xml", "content": "\n Regeling Steunfonds Russische makers 2024202495315-01-202416-11-2023202495315-01-202416-11-202316-01-2024\n Regeling Steunfonds Russische makers 2024202495315-01-202416-11-2023202495315-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Het bestuur van het Nederlands Letterenfonds,\n \n gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht,\n gelet op artikel 10, lid 4 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid,\n gelet op het Algemeen reglement Nederlands Letterenfonds.\n \n \n Besluit:\n \n202495315-01-202416-11-2023202495315-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Definities\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n bestuur: het bestuur van het Nederlands Letterenfonds;\n \n \n \n \n \n \n \n \n het Letterenfonds: Stichting Nederlands Letterenfonds;\n \n \n \n instelling of organisatie: Nederlandse gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde culturele instellingen en culturele organisaties met rechtspersoonlijkheid die actief zijn in de culturele sectoren;\n \n \n \n culturele maker: culturele of creatieve makers en uitvoerders in alle culturele sectoren met minimaal drie jaar aantoonbare ervaring met een paspoort uit de Russische Federatie;\n \n \n \n Rijkscultuurfondsen: het Mondriaan Fonds, het Fonds voor Podiumkunsten, het Nederlands Filmfonds, het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, het Fonds voor Cultuurparticipatie, het Nederlands Letterenfonds.\n \n \n202495315-01-202416-11-2023202495315-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Toepasselijkheid\n \n \n 1\n Deze regeling is van toepassing op gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde cultuurinstellingen en culturele organisaties die een culturele maker uit Rusland ondersteuning willen bieden en daarvoor via een aanvraag een subsidie ontvangen.\n \n \n 2\n Aanvragers zetten de subsidie in voor het uitkeren van een vergoeding aan culturele makers uit Rusland met als doel het ondersteunen van hun werkpraktijk als culturele maker zodat zij hun vak veilig uit kunnen blijven oefenen.\n \n202495315-01-202416-11-2023202495315-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Eisen culturele maker\n \n \n 1\n De culturele maker is werkzaam in een van de culturele sectoren: film, podiumkunsten, letteren, erfgoed en beeldende kunst, creatieve industrie of cultuureducatie en heeft aantoonbare professionele ervaring in het culturele werkveld.\n \n \n 2\n De professionele ervaring van de culturele maker wordt aangetoond met een biografie (in het Nederlands of Engels) met een overzicht van gevolgde opleiding(en), werkervaring en culturele activiteiten van de maker.\n \n \n 3\n De culturele maker heeft een paspoort uit de Russische Federatie en was tijdens het uitbreken van de oorlog, op 24 februari 2022, woonachtig in Rusland.\n \n \n 4\n De culturele maker verblijft ten tijde van het indienen van de aanvraag in Nederland of gebruikt de middelen van de subsidie om naar Nederland te komen voor het project.\n \n \n 5\n De culturele maker gebruikt de subsidie voor het (veilig) uit (blijven) oefenen van de werkpraktijk.\n \n \n 6\n De culturele maker volgt het plan voor de uitoefening van de werkpraktijk dat namens de maker wordt ingediend door de instelling.\n \n202495315-01-202416-11-2023202495315-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Aanvrager\n \n De aanvragers zijn Nederlandse gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde culturele instellingen en culturele organisaties met rechtspersoonlijkheid die actief zijn in de culturele sectoren.\n202495315-01-202416-11-2023202495315-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 5\n Algemene eisen en formele weigeringsgronden\n \n \n 1\n Per aanvrager kan voor maximaal 3 individuele culturele makers subsidie worden toegekend.\n \n \n 2\n In het geval van een groep makers die in samenwerkingsverband werken, bijvoorbeeld een muziekband, een orkest, een dans- of theatergezelschap of een collectief, kan per aanvrager voor maximaal 5 makers subsidie worden toegekend.\n \n \n 3\n Wanneer het tweede lid van toepassing is, moet worden aangetoond dat het gaat om een professioneel samenwerkingsverband.\n \n \n 4\n De subsidie wordt uitsluitend aangevraagd met gebruikmaking van het daarvoor vastgestelde digitale aanvraagformulier en een akkoord op de voorwaarden.\n \n \n 5\n Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als het volledig ingevuld aanvraagformulier tijdig is ontvangen door het Letterenfonds en vergezeld gaat van de vereiste bijlagen:\n \n \n a.\n Projectplan met de tijdlijn en inhoud van het project van minimaal twee pagina's, boven een aangevraagd bedrag van € 25.000,- minimaal vijf pagina's;\n \n \n b.\n Gespecifieerde begroting van het project met vermelding van de besteding van de subsidie en eventuele uitvoeringskosten;\n \n \n c.\n Biografie van de maker met relevante informatie van minimaal één pagina per maker.\n \n \n \n \n 6\n Aanvragen kunnen, na een afwijzend besluit op grond van de toets aan de beoordelingscriteria, als genoemd in artikel 7, niet meer opnieuw worden ingediend.\n \n \n 7\n Een aanvraag die niet voldoet aan het bepaalde in deze regeling wordt afgewezen.\n \n \n 8\n Het bestuur wijst de aanvraag af als de aanvrager doelen nastreeft, activiteiten ontplooit of handelingen verricht die in strijd zijn met het recht, het algemeen belang of de openbare orde.\n \n \n 9\n Het bestuur wijst aanvragen af als voor de aangevraagde activiteiten eerder subsidie door het Letterenfonds is verstrekt.\n \n \n 10\n Het bestuur wijst aanvragen af als het subsidieplafond van de regeling is bereikt.\n \n202495315-01-202416-11-2023202495315-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 6\n Indieningsperiode\n \n De termijn voor het indienen van een aanvraag wordt bekend gemaakt via de website www.letterenfonds.nl en de websites van alle andere Rijkscultuurfondsen.\n202495315-01-202416-11-2023202495315-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 7\n Beoordelingscriteria\n \n \n 1\n De aanvraag wordt getoetst aan de in artikel 2, 3 en 4 genoemde voorwaarden. Het bestuur behoudt zich het recht voor om aanvragen van dezelfde aanvrager te bundelen.\n \n \n 2\n De aanvragen worden getoetst aan de volgende criteria:\n \n \n a.\n de staat van dienst van de culturele maker.\n \n \n b.\n de realiteitszin en het nut van het plan en of deze in lijn ligt met de praktijk van de maker.\n \n \n c.\n de realiteitszin van de bijgevoegde begroting.\n \n \n d.\n de professionaliteit van de instelling.\n \n \n e.\n de begroting, waaronder de verantwoording van eventuele organisatiekosten door de instelling.\n \n \n \n202495315-01-202416-11-2023202495315-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 8\n Adviezen\n \n \n 1\n Er wordt een poule samengesteld van externe adviseurs uit ieder deelnemend Rijkscultuurfonds.\n \n \n 2\n Aanvragen die in aanmerking komen voor een inhoudelijke beoordeling worden voor advies voorgelegd aan een externe adviseur.\n \n \n 3\n Iedere aanvraag wordt door tenminste één adviseur beoordeeld.\n \n \n 4\n De externe adviseur beoordeelt de aanvragen op basis van de beoordelingscriteria genoemd in artikel 7 en adviseert over al het al dan niet toewijzen van de aanvragen.\n \n202495315-01-202416-11-2023202495315-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 9\n Hoogte van het bedrag\n \n \n 1\n De subsidie bedraagt maximaal € 9.000,- per maker.\n \n \n 2\n Bovenop de vergoeding voor de maker mag maximaal tien procent van de subsidie worden besteed aan de organisatiekosten van de instelling.\n \n \n 3\n Onder deze organisatiekosten vallen kosten voor het contact met de culturele maker, kosten voor het overboeken van de vergoeding naar de culturele maker en organisatiekosten die verbonden zijn aan eventuele samenwerking tussen de maker en de instelling.\n \n202495315-01-202416-11-2023202495315-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 10\n Aanvraagperiode, verdelingssysteem en subsidieplafond\n \n \n 1\n De aanvraagperiode loopt vanaf de dag na publicatie van de regeling in de Staatscourant tot 31 mei 2024.\n \n \n 2\n Het bestuur behandelt de aanvragen op volgorde van binnenkomst.\n \n \n 3\n Met inachtneming van artikel 11, vijfde lid, van het Algemeen reglement, geldt als datum van ontvangst de datum waarop het Letterenfonds de volledige aanvraag heeft ontvangen.\n \n \n 4\n Het subsidieplafond bedraagt € 70.000. Eventuele wijzigingen van dit plafond worden bekendgemaakt op de website van het Letterenfonds.\n \n202495315-01-202416-11-2023202495315-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 11\n Verplichtingen subsidieontvanger\n \n \n 1\n De subsidie wordt door de ontvanger geheel besteed aan het uitkeren van een vergoeding aan de culturele maker waarbij maximaal € 900,– of tien procent bovenop de subsidie mag worden aangevraagd door de ontvanger voor organisatiekosten.\n \n \n 2\n De overboeking van de vergoeding aan de culturele maker dient uiterlijk vier weken na ontvangst van de subsidie te zijn gedaan door de aanvrager.\n \n \n 3\n Indien de vergoeding niet binnen vier weken na ontvangst van de subsidie wordt overgeboekt, maakt de subsidieontvanger de redenen hiervoor zo snel mogelijk kenbaar aan het bestuur.\n \n \n 4\n De subsidieontvanger meldt onverwijld aan het bestuur als er aanzienlijke artistieke, inhoudelijke of zakelijke wijzigingen zijn ten opzichte van de aanvraag op basis waarvan subsidie is verstrekt.\n \n \n 5\n Bij een subsidiebedrag dat hoger is dan € 25.000,- kan het bestuur aanvullende verplichtingen aan de subsidie verbinden.\n \n202495315-01-202416-11-2023202495315-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 12\n Verlening en vaststelling\n \n \n 1\n Bij het verlenen van een subsidie geeft het bestuur direct een beschikking tot vaststelling.\n \n \n 2\n Binnen vier weken na het bericht over de toekenning wordt de subsidie overgemaakt.\n \n202495315-01-202416-11-2023202495315-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 13\n Termijnen\n \n Binnen vier weken na indiening ontvangt de aanvrager bericht over de aanvraag. Als er onduidelijkheden zijn in de aanvraag dan neemt uitvoerder, namens het bestuur, contact op met de aanvrager. Eventuele aanvullende informatie dient binnen vijf werkdagen te worden aangeleverd.\n202495315-01-202416-11-2023202495315-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 14\n Intrekkings-en wijzigingsgronden subsidievaststelling\n \n \n 1\n Het bestuur kan de subsidievaststelling intrekken of wijzigen als de aanvrager niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.\n \n \n 2\n Als het bestuur constateert dat substantiële wijzigingen zijn opgetreden ten opzichte van de bij de aanvraag verstrekte gegevens, kan het bestuur de subsidievaststelling intrekken of wijzigen.\n \n202495315-01-202416-11-2023202495315-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 15\n Hardheidsclausule\n \n Het bestuur kan, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, een artikel buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover strikte toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.\n202495315-01-202416-11-2023202495315-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 16\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant en eindigt op 31 mei 2024.\n202495315-01-202416-11-2023202495315-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n Artikel\n 17\n Slot- en overgangsbepalingen\n \n \n 1\n In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het bestuur.\n \n \n 2\n Naast en in aanvulling op deze regeling zijn de bepalingen in het Algemeen reglement Nederlands Letterenfonds van toepassing.\n \n \n 3\n Deze regeling is vastgesteld op 16 november 2023 door het bestuur van de Stichting Nederlands Letterenfonds.\n \n \n 4\n Deze regeling wordt aangehaald als Regeling Steunfonds Russische makers 2024.\n \n202495315-01-202416-11-2023202495315-01-202416-11-202316-01-2024\n \n \n \n Het bestuur van het Nederlands Letterenfonds,\n Voor deze,\n \n R. de\n Bildt,\n \n directeur-bestuurder\n \n202495315-01-202416-11-2023202495315-01-202416-11-202316-01-2024\n \n202495315-01-202416-11-2023202495315-01-202416-11-202316-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049268/manifest.xml", "content": "2024-01-162024-05-312024-01-20T06:46:04+01:002024-01-20T06:46:04+01:00BWBR0049268.WTI2024-01-162024-05-302024-01-169999-12-312024-01-20T06:46:25+01:002024-05-31T06:20:21+02:0061023a14dd4f910ebcf920dfc7542f4ca0f5eb394c8e5b7a0fd349171a1e3ccd20dc5d8a2eb3f093f78679ccdae4f1183385fe5aa1ce7fa134234e8660a2c34657be5", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049269/2024-01-16_0/xml/BWBR0049269_2024-01-16_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 27 december 2023, nr.MinBuZa.2023.20266-27, houdende beperkende maatregelen ten aanzien van Niger (Sanctieregeling Niger 2023)2024101615-01-202427-12-2023MinBuZa.2023.20266-272024101615-01-202427-12-2023MinBuZa.2023.20266-2716-01-2024\n Sanctieregeling Niger 20232024101615-01-202427-12-2023MinBuZa.2023.20266-272024101615-01-202427-12-2023MinBuZa.2023.20266-2716-01-2024\n \n \n De Minister van Buitenlandse Zaken,\n Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Economische Zaken en Klimaat, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat;\n \n Gelet op Besluit (GBVB) 2023/2287 van de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2023 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Niger (PbEU 24 oktober 2023, nummer 02287), Verordening (EU) 2023/2406 van de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2023 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Niger (PbEU 24 oktober 2023, nummer 02406) en de artikelen 2, tweede lid, en 3 van de Sanctiewet 1977;\n \n \n Besluit:\n \n2024101615-01-202427-12-2023MinBuZa.2023.20266-272024101615-01-202427-12-2023MinBuZa.2023.20266-2716-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In deze regeling wordt verstaan onder Verordening (EU) 2023/2406: Verordening (EU) 2023/2406 van de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2023 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Niger (PbEU 24 oktober 2023, nummer 02406).\n2024101615-01-202427-12-2023MinBuZa.2023.20266-272024101615-01-202427-12-2023MinBuZa.2023.20266-2716-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 2, eerste en tweede lid, 8, eerste lid, en 9, eerste en tweede lid, van Verordening (EU) 2023/2406.\n \n \n 2\n Een verbod als bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing in gevallen waarin artikel 3, eerste lid, 4, eerste of tweede lid, 5, eerste lid, 6, eerste lid, of 7 van Verordening (EU) 2023/2406 van toepassing is.\n \n2024101615-01-202427-12-2023MinBuZa.2023.20266-272024101615-01-202427-12-2023MinBuZa.2023.20266-2716-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, 4, tweede en derde lid, 5, eerste lid, 6, eerste lid, 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van Verordening (EU) 2023/2406 is de Minister van Financiën voor zover het betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van tegoeden of informatie van financiële aard, met dien verstande dat instellingen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder a, c, e tot en met j, l en m, van de Sanctiewet 1977 de informatie, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Verordening (EU) 2023/2406 verstrekken aan De Nederlandsche Bank en instellingen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder b, d en k, van de Sanctiewet 1977 de informatie, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Verordening (EU) 2023/2406 verstrekken aan de Autoriteit Financiële Markten. De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten zijn ten behoeve van de uitvoering van voornoemd artikel 8 bevoegd de ontvangen informatie aan de Minister van Financiën te verstrekken.\n \n \n 2\n De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, 4, tweede en derde lid, 5, eerste lid, 6, eerste lid, en 8, eerste lid, van Verordening (EU) 2023/2406 is de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor zover het betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van economische middelen of informatie anders dan van financiële aard.\n \n \n 3\n De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van Verordening (EU) 2023/2406, is de Minister van Financiën voor zover het betreft tegoeden, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor zover het betreft vastgoed, inclusief bedrijfspanden, de Minister van Economische Zaken en Klimaat voor zover het betreft niet-beursgenoteerde ondernemingen, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor zover het betreft kunst- en cultuurobjecten en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat voor zover het betreft vaar- en luchtvaartuigen.\n \n \n 4\n De Minister die het aangaat is, of zelfstandige bestuursorganen als bedoeld in artikel 1 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zijn, onverminderd de bepalingen terzake in bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties, in afwijking van artikel 10g van de Sanctiewet 1977 bevoegd om gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de hem bij of krachtens enig wettelijk voorschrift opgedragen taken, te verstrekken aan Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel aan Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op de naleving of met de uitvoering van de verdragen, besluiten, aanbevelingen en afspraken, bedoeld in artikel 2 van de Sanctiewet 1977, tenzij:\n \n \n a.\n het doel waarvoor de gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende bepaald is;\n \n \n b.\n de verstrekking van de gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de Nederlandse wet of de openbare orde;\n \n \n c.\n de vertrouwelijkheid van de gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;\n \n \n d.\n de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die de Sanctiewet 1977 beoogt te beschermen; of\n \n \n e.\n onvoldoende is gewaarborgd dat de gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.\n \n \n \n \n 5\n De bevoegde autoriteiten, bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van Verordening (EU) 2023/2406 zijn:\n \n \n a.\n alle bevoegde autoriteiten die zijn aangewezen bij of krachtens de Sanctiewet 1977;\n \n \n b.\n alle toezichthouders en toezichthoudende ambtenaren die bij of krachtens de Sanctiewet 1977 belast zijn met het toezicht op de naleving van Verordening (EU) 2023/2406 of de bij of krachtens de Sanctiewet 1977 gestelde voorschriften;\n \n \n c.\n of alle autoriteiten of beheerders van registers die bij of krachtens de Sanctiewet 1977 belast zijn met de uitvoering van Verordening (EU) 2023/2406.\n \n \n \n2024101615-01-202427-12-2023MinBuZa.2023.20266-272024101615-01-202427-12-2023MinBuZa.2023.20266-2716-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Sanctieregeling Niger 2023.\n2024101615-01-202427-12-2023MinBuZa.2023.20266-272024101615-01-202427-12-2023MinBuZa.2023.20266-2716-01-2024\n \n \n Artikel\n 5\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.\n2024101615-01-202427-12-2023MinBuZa.2023.20266-272024101615-01-202427-12-2023MinBuZa.2023.20266-2716-01-2024\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Buitenlandse Zaken,\n \n H.G.J.\n Bruins Slot\n \n \n2024101615-01-202427-12-2023MinBuZa.2023.20266-272024101615-01-202427-12-2023MinBuZa.2023.20266-2716-01-2024\n \n2024101615-01-202427-12-2023MinBuZa.2023.20266-272024101615-01-202427-12-2023MinBuZa.2023.20266-2716-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049269/manifest.xml", "content": "2024-01-162024-01-20T06:46:07+01:002024-01-20T06:46:07+01:00BWBR0049269.WTI2024-01-169999-12-312024-01-169999-12-312024-01-20T06:46:25+01:002024-01-20T06:46:25+01:0027612275ae8702d03dda5fe12ea8c01a65ac18ed80268c008e79cf9cd08f0df8ed7e5aad3370b063040ae64e032eb4d13adc5ec195785319bb146d0f49b9b29795bcc", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049270/2024-01-17_0/xml/BWBR0049270_2024-01-17_0.xml", "content": "\n Bekendmaking en besluit tot inwerkingtreding van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 17 november 2023 nr. IENW/BSK-2023/338267, van internationale besluiten met betrekking tot de veiligheid van zeeschepen2024201117-01-202417-11-2023IENW/BSK-2023/3382672024201117-01-202417-11-2023IENW/BSK-2023/33826717-01-2024\n Bekendmaking en besluit inwerkingtreding internationale besluiten met betrekking tot de veiligheid van zeeschepen2024201117-01-202417-11-2023IENW/BSK-2023/3382672024201117-01-202417-11-2023IENW/BSK-2023/33826717-01-2024\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,\n \n Gelet op artikel 71, eerste en vierde lid, van het Schepenbesluit 2004, artikel 61 van de Regeling veiligheid zeeschepen, en artikel 38 van de Regeling veiligheid Arubaanse, Curaçaose en Sint Maartense zeeschepen;\n MAAKT BEKEND:\n Op 8 juni 2023 heeft de Maritieme veiligheidscommissie (MSC) van de Internationale Maritieme Organisatie de volgende resoluties aangenomen:\n \n \n –\n MSC.542(107), houdende wijzigingen van de Code voor de veiligheid van schepen voor bijzondere doeleinden, 1983 (Special Purpose Ships Code; SPS-Code 1983);\n \n \n –\n MSC.543(107), houdende wijzigingen van de Code voor de veiligheid van schepen voor bijzondere doeleinden, 2008 (Special Purpose Ships Code; SPS-Code 2008);\n \n \n –\n MSC.545(107), houdende wijzigingen van de Code voor de bouw en uitrusting van verplaatsbare offshore booreenheden, 1979 (Code for the Construction and Equipment of Mobile Offshore Drilling Units, 1979; MODU-Code 1979);\n \n \n –\n MSC.546(107), houdende wijzigingen van de Code voor de bouw en uitrusting van verplaatsbare offshore booreenheden, 1989 (Code for the Construction and Equipment of Mobile Offshore Drilling Units, 1989; MODU-Code 1989);\n \n \n –\n MSC.547(107), houdende wijzigingen van de Code voor de bouw en uitrusting van verplaatsbare offshore booreenheden, 2009 (Code for the Construction and Equipment of Mobile Offshore Drilling Units, 2009; MODU-Code 2009).\n \n \n De bij resoluties MSC.542(107) en MSC.543(107) vastgestelde wijzigingen van de SPS-Codes en de bij resoluties MSC.545(107), MSC.546(107) en MSC.547(107) vastgestelde wijzigingen van de MODU-Codes, liggen ter inzage bij de Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, Rijnstraat 8, 2515 XP te Den Haag.\n \n \n BESLUIT:\n \n2024201117-01-202417-11-2023IENW/BSK-2023/3382672024201117-01-202417-11-2023IENW/BSK-2023/33826717-01-2024\n \n \n \n Artikel\n I\n \n Met ingang van 1 januari 2026 gaan de bij resolutie MSC.542(107) vastgestelde wijzigingen van de SPS-Code 1983 en de bij resolutie MSC.543(107) vastgestelde wijzigingen van de SPS-Code 2008 gelden voor de toepassing van de Regeling veiligheid zeeschepen en de Regeling veiligheid Arubaanse, Curaçaose en Sint Maartense zeeschepen.\n2024201117-01-202417-11-2023IENW/BSK-2023/3382672024201117-01-202417-11-2023IENW/BSK-2023/33826717-01-2024\n \n \n Artikel\n II\n \n Met ingang van 1 januari 2024 gaan de bij resolutie MSC.545(107) vastgestelde wijzigingen van de MODU-Code 1979, de bij resolutie MSC.546(107) vastgestelde wijzigingen van de MODU-Code 1989 en de bij resolutie MSC.547(107) vastgestelde wijzigingen van de MODU-Code 2009, gelden voor de toepassing van de Regeling veiligheid zeeschepen en de Regeling veiligheid Arubaanse, Curaçaose en Sint Maartense zeeschepen.\n2024201117-01-202417-11-2023IENW/BSK-2023/3382672024201117-01-202417-11-2023IENW/BSK-2023/33826717-01-2024\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant, de Landscourant van Aruba, de Curaçaose, Courant en de Landscourant van Sint Maarten worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,\n \n M.G.J.\n Harbers\n \n \n2024201117-01-202417-11-2023IENW/BSK-2023/3382672024201117-01-202417-11-2023IENW/BSK-2023/33826717-01-2024\n \n2024201117-01-202417-11-2023IENW/BSK-2023/3382672024201117-01-202417-11-2023IENW/BSK-2023/33826717-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049270/manifest.xml", "content": "2024-01-172024-01-23T06:42:01+01:002024-01-23T06:42:01+01:00BWBR0049270.WTI2024-01-179999-12-312024-01-179999-12-312024-01-23T06:42:11+01:002024-01-23T06:42:11+01:00148780c381eb85b8b55b5d32da5eeebafc2915035c440cfe14cc40fb005690e3c58f2cc160ef57e31d875b88c1820a7b0f17b094df1a8653e642f1b56beaa5ddb5307", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049271/2024-01-01_0/xml/BWBR0049271_2024-01-01_0.xml", "content": "\n Deelreglement Realisering van de Stichting Nederlands Fonds voor de Film2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n Deelreglement Realisering van de Stichting Nederlands Fonds voor de Film2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Het bestuur van de Stichting Nederlands Fonds voor de Film,\n \n gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht,\n gelet op artikel 10, lid 4, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid,\n gelet op artikel 2 van het Algemeen Reglement,\n met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 20 december 2023,\n \n \n besluit:\n \n2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n \n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1\n - definities -\n \n In dit deelreglement wordt verstaan onder:\n \n \n \n afwerking: het vertoning en exploitatie gereed maken van een filmproductie na voltooiing van de werkkopie (maakt onderdeel uit van realisering);\n \n \n \n animatic: opeenvolging van meestal getekende storyboard-beelden die het scenario weergeven, dezelfde lengte als de te produceren animatiefilm heeft en minimaal van dialogen is voorzien;\n \n \n \n animatie: een filmproductie die een kunstmatige filmtechniek hanteert waarbij door het na elkaar afspelen van verschillende stilstaande beelden de illusie van beweging ontstaat;\n \n \n \n bestuur: het bestuur van het Fonds;\n \n \n \n bioscoopuitbreng: de landelijke distributie van een filmproductie, die na de première – maar voorafgaand aan de non-theatrical release – in een significant aantal bioscopen of filmtheaters voor een betalend publiek in Nederland wordt uitgebracht;\n \n \n \n categorie: een soort filmproductie;\n \n \n \n completion bond: de verzekering die waarborgt dat de filmproductie zal worden afgemaakt en opgeleverd onder in de verzekeringspolis opgenomen (budgettaire) voorwaarden, of dat – als de productie zou worden gestaakt – de tot dan toe gemaakte productiekosten worden terugbetaald;\n \n \n \n coproductie: een filmproductie, waaraan twee of meer coproducenten risicodragend, op basis van een door alle partijen goedgekeurd filmplan of scenario een inhoudelijke en financiële bijdrage leveren;\n \n \n \n crossmediaal marketing en distributieplan: een gedetailleerd plan van alle activiteiten op het gebied van marketing en distributie, waarbij gebruik gemaakt wordt van alle mogelijke vormen van promotie, publiciteit en (social) media, ten behoeve van de bioscoopuitbreng en verdere exploitatie van de filmproductie;\n \n \n \n DCP: de digitaal opgeslagen kopie van de filmproductie (digital cinema package), die in een bioscoop kan worden vertoond;\n \n \n \n distributie: de professionele uitbreng en exploitatie van filmproducties;\n \n \n \n documentaire: een non-fictie filmproductie geschikt voor bioscoopvertoning die een aspect van de werkelijkheid belicht waarbij de eigen visie van de regisseur wordt vormgegeven met creatieve gebruikmaking van filmische middelen in een persoonlijke stijl;\n \n \n \n filmdistributeur: een rechtspersoon die op continue basis bedrijfsactiviteiten ontplooit met als hoofddoel de distributie en exploitatie van filmproducties in de Nederlandse bioscoop en via andere distributiekanalen. De rechtspersoon is ten tijde van de subsidieaanvraag gedurende minimaal twee jaar daarvoor gevestigd en actief geweest in Nederland, een lidstaat van de Europese Unie, of in een Staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland;\n \n \n \n filmplan: het plan tot uitvoering; een met elkaar samenhangend geheel van activiteiten dat bestaat uit het financieren, het tot stand brengen en (doen) exploiteren van een filmproductie;\n \n \n \n filmproductie: een cinematografisch werk;\n \n \n \n financieel & productioneel protocol: het protocol waarin specifieke financiële en productionele vereisten, die het Fonds aan filmproducties en filmactiviteiten stelt, zijn opgenomen;\n \n \n \n het Fonds: Stichting Nederlands Fonds voor de Film;\n \n \n \n internationale coproductie: een in Nederland uit te brengen, internationaal gecoproduceerde filmproductie;\n \n \n \n korte film: een filmproductie met een vertoningsduur tot 60 minuten;\n \n \n \n lange animatiefilm: een speelfilm die een kunstmatige filmtechniek hanteert waarbij door het na elkaar afspelen van verschillende stilstaande beelden de illusie van beweging ontstaat;\n \n \n \n majoritair (co)producent: een producent van een in de Nederlandse bioscoop of filmtheaters uit te brengen (internationale) majoritaire filmproductie, die risicodragend investeert, hoofdverantwoordelijk en in doorslaggevende mate beslissingsbevoegd is en die een meerderheid van de financiering van de filmproductie bijeen heeft gebracht (of zal brengen);\n \n \n \n majoritaire filmproductie: een (internationale) filmproductie waarbij de Nederlandse producent een majoritair (co)producent is en de filmproductie op basis van de samenstelling van het artistieke team als Nederlands aan te merken is;\n \n \n \n marketing- en distributiestrategie: de uitgewerkte strategie, gericht op marketing en promotie alsmede de feitelijke bioscoopuitbreng en de verdere exploitatie van een specifieke filmproductie;\n \n \n \n marktpartijen: partijen wier reguliere professionele activiteiten zijn gericht op het distribueren en exploiteren van filmproducties, in de ruimste zin des woords, ofwel partijen die risicodragende investeringen doen;\n \n \n \n minoritair coproducent: een producent van een in de Nederlandse bioscoop of filmtheaters uit te brengen (internationale) coproductie, die risicodragend investeert maar in beperkte mate beslissingsbevoegd en verantwoordelijk is en die een minderheid van de financiering van de filmproductie bijeen heeft gebracht (of zal brengen);\n \n \n \n minoritaire coproductie: een internationale coproductie waarbij de Nederlandse producent een minoritaire coproducent is;\n \n \n \n non theatrical release: alle mogelijke vormen van distributie van een filmproductie, uitgezonderd die via bioscopen en filmtheaters, waaronder in ieder geval wordt begrepen de distributie op DVD en Blu ray, via televisie, Video On Demand, pay per view- en online distributiekanalen;\n \n \n \n onderzoek & experiment: een filmproductie, in welke categorie dan ook, die naar het oordeel van het bestuur onderzoekend of grensverleggend is;\n \n \n \n openbaarmaking: het aan het publiek bekend maken middels vertoning van de filmproductie;\n \n \n \n outreach campagne: een marketingmethode waarbij gericht gezocht wordt naar geloofwaardige vertegenwoordigers of ‘influencers’ (mensen, organisaties, stichtingen enz.) die een duidelijke en sterke link hebben met het onderwerp van de film, die op hun beurt een heel gerichte doelgroep kunnen bereiken en informeren over de film;\n \n \n \n overbruggingskrediet: een gegarandeerd financieel krediet ten behoeve van de totstandkoming van een filmproductie dat beschikbaar is gesteld door een derde gedurende de gehele productieperiode van waaruit productiekosten in afwachting van de betalingstermijnen van financiers worden voorgefinancierd;\n \n \n \n picture lock: de door producent en regisseur definitief vastgestelde montageversie van de filmproductie, op basis waarvan de verdere nabewerking plaatsvindt;\n \n \n \n printkosten: de kosten voor het verveelvoudigen of vervaardigen van een DCP (Digital Cinema Package) voor vertoning van de filmproductie;\n \n \n \n producent: de natuurlijke persoon die de productiemaatschappij rechtsgeldig vertegenwoordigt en binnen de organisatie van de productiemaatschappij beleidsmatig, bedrijfsmatig en inhoudelijk eindverantwoordelijk is;\n \n \n \n productiekosten: de kosten gemoeid met de realisering van een filmproductie;\n \n \n \n productiemaatschappij: een rechtspersoon die op continue basis bedrijfsactiviteiten ontplooit met als hoofddoel de productie en exploitatie van filmproducties en andere audiovisuele mediaproducties. De rechtspersoon is ten tijde van de subsidieaanvraag gedurende minimaal twee jaar daarvoor gevestigd en actief geweest in Nederland, een lidstaat van de Europese Unie, of in een Staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland;\n \n \n \n realisering: alle werkzaamheden na de fase van ontwikkeling die verbonden zijn aan het tot stand brengen en voor vertoning gereed maken van een filmproductie die primair bestemd is voor bioscoopuitbreng in Nederland;\n \n \n \n regisseur: een natuurlijk persoon die de artistieke regie voert over de uitvoering van een filmproductie;\n \n \n \n scenario: een beschrijving van opeenvolging van scènes en geschreven tekst met dialoog geschikt om te verfilmen tot een filmproductie;\n \n \n \n scenarist: de schrijver van een synopsis, treatment, scenario of documentairescript;\n \n \n \n speelfilm: een filmproductie in het genre fictie met een vertoningsduur van tenminste 60 minuten, die primair bestemd is voor bioscoopuitbreng;\n \n \n \n theatrical release: de distributie van de filmproductie in de bioscoop of filmtheater;\n \n \n \n werkkopie: de montageversie die voorafgaand aan de ‘picture lock’ van de filmproductie ter bespreking wordt voorgelegd aan het Fonds en een duidelijke opzet van de definitieve filmproductie toont.\n \n \n \n subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door het Fonds verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het Fonds geleverde goederen of diensten;\n \n \n2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 2\n - toepasselijkheid reglementen -\n \n \n 1\n Dit deelreglement is van toepassing op subsidies die het bestuur verstrekt voor realisering en afwerking in de categorieën speelfilm, documentaire, animatie, korte film en onderzoek & experiment en, met inachtneming van artikel 8, op subsidies die worden verstrekt in het kader van de samenwerkingsprojecten met andere instellingen die tot realisering van deze filmproducties strekken.\n \n \n 2\n Het Algemeen Reglement van het Fonds zoals van tijd tot tijd vastgesteld is van toepassing naast en in aanvulling op dit deelreglement.\n \n2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 3\n - aanvraag -\n \n \n 1\n Per categorie wordt een aanvraag digitaal ingediend, waarbij een schriftelijke, door de aanvrager ondertekende, kopie van deze digitale aanvraag aan het Fonds wordt overgelegd.\n \n \n 2\n Bij aanvragen voor realisering gelden in beginsel vaste indienmomenten per categorie. Aanvragen voor realisering waarvoor geen vast indienmoment geldt, kunnen gedurende het hele jaar worden ingediend, tot uiterlijk acht weken voor de eerste openbaarmaking. Informatie over indienrondes en eventuele indienstops wordt gepubliceerd op de website van het Fonds (www.filmfonds.nl).\n \n \n 3\n Aanvragen voor realisering van eenzelfde filmproductie kunnen, na een afwijzend besluit daarover, eenmaal opnieuw worden ingediend. Een aanvraag voor eenzelfde filmproductie, die tweemaal door het bestuur is afgewezen, wordt niet meer in behandeling genomen.\n \n \n 4\n De aanvrager overlegt bij de aanvraag in ieder geval een verklaring waarin hij garandeert dat zijn financiële positie, en dan met name de relatie tussen beschikbare middelen en aangegane verplichtingen, voorafgaand aan de aanvraag geen negatieve ontwikkeling heeft gekend die bedreigend is geweest voor zijn stabiliteit en solvabiliteit en, naar reële verwachting, deze ook niet zal kennen.\n \n \n 5\n Bij aanvragen voor realisering van filmproducties overlegt de aanvrager de verklaring(en) van de (film)distributeurs of derden die zich wat betreft financiering, vertoning of exploitatie aan de filmproductie verbinden.\n \n \n 6\n De aanvrager overlegt bij de aanvraag in ieder geval een verklaring waarin hij garandeert over (een exclusieve optie op) de voor de filmproductie noodzakelijke exclusieve verfilmings- en exploitatierechten rechten te beschikken.\n \n \n 7\n De aanvrager overlegt een planning en daarop aansluitende begroting en financieringsplan waaruit blijkt dat er aantoonbaar sprake is geweest van een grondige artistieke en productionele ontwikkeling van de filmproductie in voorbereiding op de realisering.\n \n \n 8\n In een oproep of regeling voor een speciale aanvraagmogelijkheid die gepubliceerd is op de website van het Fonds kan worden afgeweken van het derde tot en met het vijfde lid en kunnen andere of nadere voorwaarden worden gesteld aan de aanvraag.\n \n2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 4\n - aanvrager -\n \n \n 1\n Realiseringsaanvragen in de categorie speelfilm, lange animatiefilm of documentaire worden gedaan door een productiemaatschappij, vertegenwoordigd door een producent die als majoritair producent hoofdverantwoordelijk is geweest voor het voortbrengen van tenminste één filmproductie in dezelfde categorie met een bioscoopuitbreng in Nederland.\n \n \n 2\n Realiseringsaanvragen in de categorie animatie met een vertoningsduur tot zestig minuten dan wel in de categorie onderzoek & experiment worden gedaan door een productiemaatschappij, vertegenwoordigd door een producent die als majoritair producent hoofdverantwoordelijk is geweest voor het realiseren en uitbrengen van tenminste één vrije, niet in opdracht vervaardigde filmproductie in de betreffende categorie in Nederland.\n \n \n 3\n Een aanvraag voor de realisering van een korte film in een andere categorie dan animatie dan wel voor de afwerkingvan een filmproductie wordt aangevraagd door een productiemaatschappij òf een producent met aantoonbare ervaring in de professionele film-televisiepraktijk en ervaring op het gebied van de betreffende categorie.\n \n \n 4\n In een oproep of regeling gepubliceerd op de website van het Fonds kan worden afgeweken van het eerste tot en met het derde lid en kunnen andere of nadere voorwaarden worden gesteld aan de aanvrager.\n \n2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 5\n - subsidievorm -\n \n \n 1\n De subsidie die op grond van dit deelreglement wordt verstrekt, dient uit inkomsten die worden verkregen uit exploitatie van de filmproductie te worden terugbetaald. Eerder door het bestuur ten behoeve van de filmproductie verleende subsidies maken onderdeel uit van de subsidie voor realisering.\n \n \n 2\n Aan de subsidie voor realisering kan het bestuur nadere voorwaarden verbinden.\n \n2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 6\n - beoordeling subsidie voor realisering -\n \n \n 1\n Voor toekenning van de aanvraag dient het oordeel over de kwaliteit van de filmproductie positief te zijn. De kwaliteit van de filmproductie wordt beoordeeld aan de hand van de beoordelingscriteria in artikel 5 van het Algemeen Reglement.\n \n \n 2\n Het bestuur kan op de website van het Fonds: www.filmfonds.nl nadere voorwaarden, procedures en werkwijzen publiceren met betrekking tot de beoordeling van realiseringaanvragen van de verschillende categorieën.\n \n2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 7\n - onderlinge verhouding financiële bijdragen -\n \n Het verstrekken van een subsidie voor de realisering van een filmproductie bindt het bestuur in geen geval tot het verlenen van enige andere subsidie.\n2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 8\n - samenwerkingsprojecten -\n \n \n 1\n Het bestuur kan in samenwerking met andere (subsidie verlenende) instellingen subsidies verstrekken ten behoeve van de realisering van filmproducties en daartoe samenwerkingsovereenkomsten met deze instellingen of uitvoeringsovereenkomsten met de aanvragers aangaan.\n \n \n 2\n Het bestuur kent een subsidie toe voor realisering in het kader van een samenwerking zoals bedoeld in het eerste lid, voor zover mogelijk en relevant, overeenkomstig dit reglement. Het bestuur kan daarbij afwijken van het bepaalde in dit deelreglement.\n \n \n 3\n Het bestuur publiceert op de website van het Fonds: www.filmfonds.nl de nadere voorwaarden, procedures en werkwijze van de samenwerkingsprojecten.\n \n2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 9\n - voorbereiding besluitvorming -\n \n \n 1\n Het besluit tot subsidieverlening (Fase 2) kan worden voorafgegaan door een voornemen tot subsidieverlening (Fase 1).\n \n \n 2\n Bij een voornemen tot subsidieverlening dient, naar het oordeel van het bestuur van het Fonds, de inhoudelijke en zakelijke kwaliteit positief en met elkaar in balans te zijn, maar moet, om tot besluitvorming te komen, de solide onderbouwing van de begroting, financiële en productionele haalbaarheid en uitvoerbaarheid nog concreet uitgewerkt en aangetoond worden. De unieke kenmerken worden vastgelegd in de beschikking waarin het voornemen kenbaar gemaakt wordt.\n \n2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 10\n - aanvullende eisen -\n \n \n 1\n Indien er sprake is van een filmproductie die naar het oordeel van het bestuur als risicovol wordt gekwalificeerd, kan het bestuur aanvullende eisen stellen aan het financieel en productioneel toezicht op de filmproductie dan wel een gegarandeerd overbruggingskrediet of het afsluiten van een completion bond verplicht stellen.\n \n \n 2\n De voorwaarden waaronder het toezicht wordt ingevuld dan wel een overbruggingskrediet of de completion bond wordt afgesloten, dienen vooraf te worden goedgekeurd door het bestuur.\n \n \n 3\n Indien een completion bond is vereist op grond van het eerste lid, dient de ontvanger van de subsidie bij het afsluiten van de uitvoeringsovereenkomst een schriftelijke verklaring over te leggen van een completion guarantor, waaruit onomstotelijk blijkt dat de begrote productiekosten van de filmproductie waarvoor subsidie is verleend, zoals opgenomen in de productiebegroting, toereikend zijn en dat de voortbrenging en voltooiing van de bioscoopfilm waarvoor subsidie is verleend vallen onder de dekking van deze completion guarantor vanaf het moment waarop de opnamen van de filmproductie starten. Tevens dient de ontvanger van de subsidie een afschrift van een geldende completion bond te overleggen waarin het Fonds als medebegunstiger is aangewezen.\n \n2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 11\n - verplichtingen subsidieontvanger -\n \n \n 1\n De ontvanger is verplicht om:\n \n \n a.\n binnen een termijn van uiterlijk achttien maanden na het voornemen tot subsidieverlening, of bij het ontbreken daarvan het besluit tot subsidieverlening, de ter zake van de financiering en exploitatie van de filmproductie waarvoor subsidie is verleend definitieve schriftelijke overeenkomsten met alle bij de financiering van de filmproductie betrokken partijen te overleggen. Hieruit blijkt dat naar het oordeel van het bestuur elk van deze partijen zich onvoorwaardelijk heeft verbonden tot het haar betreffende aandeel in de financiering ten behoeve van de realisering van de filmproductie overeenkomstig de bij de subsidieaanvraag overgelegde gegevens en op voorwaarden die verenigbaar zijn met de voorwaarden die zijn verbonden aan de subsidieverlening, dit deelreglement en het Algemeen Reglement;\n \n \n b.\n ervoor te zorgen dat de opnamen, of in het geval van animatie de uitvoering van de filmproductie waarvoor subsidie is verleend, niet eerder starten dan nadat door het Fonds is bericht dat de aanvrager heeft voldaan aan de verplichtingen, zoals bedoeld in het eerste lid onder a., én – indien van toepassing – het overbruggingskrediet gegarandeerd is of de completion guarantor definitieve dekking heeft verleend voor de voortbrenging en voltooiing van de filmproductie waarvoor subsidie is verleend;\n \n \n c.\n het bestuur voorafgaand in kennis te stellen van het moment waarop de opnamen, of in het geval van animatie de uitvoering van de filmproductie waarvoor subsidie is verleend, starten en ervoor te zorgen dat de filmproductie 24 maanden na de start gereed en openbaar is gemaakt.\n \n \n \n \n 2\n De ontvanger is verplicht een actueel en waarheidsgetrouw overzicht van alle opbrengsten, uitgaven en de territoriale besteding die met realisering van de filmproductie samenhangen aan het Fonds te overleggen.\n \n \n 3\n De ontvanger is verplicht een werkkopie van de filmproductie op te leveren, die in overeenstemming is met de aanvraag en het bijbehorende filmplan.\n \n \n 4\n De ontvanger is verplicht het Fonds adequaat en schriftelijk te informeren over de kosten, het publieksbereik, festivalselecties, en – prijzen, en de opbrengsten die door distributie en exploitatie van de filmproductie, waarvoor subsidie is verleend, worden voortgebracht.\n \n2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 12\n - uitvoeringsovereenkomst -\n \n \n 1\n Nadat de in artikel 10 en 11 bedoelde overeenkomsten en stukken door het bestuur zijn ontvangen, dienen de ontvanger en het bestuur, een uitvoeringsovereenkomst te tekenen, tenzij anders is bepaald.\n \n \n 2\n In de uitvoeringsovereenkomst worden de aan de subsidie verbonden nadere verplichtingen vastgelegd, waaronder:\n \n \n a.\n welke zekerheden de ontvanger van de subsidie, voor zover daartoe naar het oordeel van het bestuur gerede aanleiding bestaat, dient te stellen met betrekking tot de nakoming van de verplichtingen van andere partijen die financieringsbijdragen hebben toegezegd aan de filmproductie waarvoor subsidie is verleend;\n \n \n b.\n de frequentie waarbinnen en de vorm waarin de ontvanger van de subsidie voldoet aan eventuele rapportageverplichtingen;\n \n \n c.\n de wijze waarop de met exploitatie van de filmproductie te genereren opbrengsten worden verdeeld tussen de rechthebbenden en financiers en op welk moment deze opbrengsten dienen te worden aangewend om de op grond van dit reglement verleende subsidie terug te betalen of aan te wenden voor een volgende filmproductie.\n \n \n \n2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 13\n - betrokkenheid regisseurs en scenaristen -\n \n Het bestuur kan, gelet op de doelmatige besteding van middelen, voorwaarden dan wel beperkingen stellen aan de betrokkenheid van regisseurs en scenaristen. Een producent kan daarbij in beginsel niet eveneens als regisseur of scenarist optreden.\n2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 14\n - bestedingsverplichting -\n \n De betreffende filmproductie dient een impact te hebben op de audiovisuele sector en het filmklimaat in Nederland. De aanvrager is verplicht een bedrag gelijk aan de verleende subsidie te besteden in Nederland. Het deel van de productiekosten dat in Nederland wordt uitgegeven wordt, evenals de besteding in mogelijke andere territoria, separaat aangegeven in de ingediende productiebegroting. In het geval dat andere bijdragen of subsidies zijn verstrekt die kwalificeren als staatssteun, waaraan een (gedeeltelijke) bestedingsverplichting in Nederland is verbonden, dan staat het de aanvrager te allen tijde vrij om 20% van de begrote productiekosten te besteden in een andere lidstaat van de Europese Unie, of in een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland.\n2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 15\n - subsidiabele activiteit realisering minoritaire coproductie -\n \n Voor een aanvraag voor subsidie voor een internationale minoritaire coproductie gelden de volgende voorwaarden:\n \n \n 1.\n Uitsluitend minoritaire coproducties die geen andere subsidie in de realisering van het Fonds op grond van het Deelreglement Realisering hebben ontvangen, komen in aanmerking voor een subsidie.\n \n \n 2.\n Minoritaire coproducties voor de categorieën speelfilm (waaronder lange animatiefilm), documentaire, onderzoek & experiment (waaronder immersieve en interactieve filmproducties) en korte animatie komen in aanmerking voor een subsidie, indien het aandeel in de filmproductie van de Nederlandse minoritaire coproducent, alsmede de aard van de betrokken Nederlandse inbreng en publieksbereik in Nederland evident zijn.\n \n \n 3.\n Op het moment van indiening van de aanvraag bij het Fonds, dient:\n \n \n a.\n minimaal 50% van de financiering uit het land van de buitenlandse majoritaire coproducent afkomstig en schriftelijk toegezegd te zijn; en,\n \n \n b.\n de totale inbreng van Nederlandse fondsen en marktpartijen in de realisering van de filmproductie minimaal 10% van de totale productiekosten te bedragen; en\n \n \n c.\n voor speelfilm, lange animatiefilm en documentaire dient de landelijke bioscoopuitbreng in het land van de majoritaire coproducent gegarandeerd te zijn door een filmdistributeur dan wel marktpartijen uit de lokale exploitatieketen; en\n \n \n d.\n een verklaring ondertekend door de buitenlandse majoritaire coproducent overlegd te worden waaruit blijkt hoe de coproductie vorm krijgt en wat de verdeling van taken en verantwoordelijkheden zal zijn.\n \n \n \n \n 4.\n Om voor een toekenning van een subsidie in aanmerking te komen, dient de filmproductie naar het oordeel van het bestuur:\n \n \n a.\n binnen het totale aanbod van internationale coproducties van uitzonderlijke artistiek-inhoudelijke kwaliteit te zijn; en\n \n \n b.\n aantoonbaar gekoppeld te zijn aan een substantiële creatieve en technische inbreng van filmprofessionals vanuit Nederland.\n \n \n \n \n 5.\n Binnen de beperkte middelen die het Fonds beschikbaar heeft voor minoritaire coproducties wordt vervolgens, in aanvulling op het eerste tot en met het vierde lid, prioriteit gegeven aan minoritaire coproducties waarvan:\n \n \n a.\n de buitenlandse majoritaire coproducent gevestigd is in een lidstaat van de Europese Unie, of in een staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland, of een staat waarmee de Nederlandse overheid een bilateraal verdrag aangaande filmproducties heeft afgesloten;\n \n \n b.\n diversiteit en inclusiviteit een wezenlijk onderdeel zijn van het filmplan of team van filmprofessionals;\n \n \n c.\n er eerder coproducties met dezelfde buitenlandse majoritaire coproducent tot stand zijn gekomen;\n \n \n d.\n nationale fondsen of publieke financiers uit het land van de majoritaire coproducent op artistiek-inhoudelijke selectie bijdragen aan de financiering;\n \n \n e.\n het Nederlands aandeel in de financiering het vereiste minimum onder het derde lid substantieel overstijgt; en\n \n \n f.\n in het geval van speelfilm, lange animatiefilm of documentaire een bioscoopuitbreng in Nederland gegarandeerd is.\n \n \n \n \n 6.\n Tenzij in bilaterale verdragen met het Fonds anders is overeengekomen of het bestuur zwaarwegende redenen ziet hiervan af te wijken, dient de aanvrager met inachtneming van artikel 14, de subsidie van het Fonds volledig in Nederland te besteden.\n \n \n 7.\n In de overeenkomst met de buitenlandse majoritaire coproducent dient te worden vastgelegd dat:\n \n \n –\n eventuele financiële bijdragen in het kader van Eurimages of andere Europese financiering pro rato toegerekend worden aan de aanvrager; en\n \n \n –\n de aanvrager beschikt over de exclusieve verfilmings- en exploitatierechten voor bij voorkeur de Benelux en, indien de rechten voor België en Luxemburg reeds vergeven zijn, tenminste over deze rechten op het Nederlandse territorium;\n \n \n –\n de aanvrager pro rato meedeelt in de wereldopbrengsten van de filmproductie.\n \n \n \n \n 8.\n De filmproductie dient een (non) theatrical release in Nederland te krijgen. Voor de categorieën speelfilm, lange animatiefilm en documentaire dient de aanvrager een schriftelijke verklaring ondertekend door een Nederlandse filmdistributeur of indien van toepassing van een Nederlandse zendgemachtigde te overleggen of een uitgewerkt uitbrengplan met het oog op publieksbereik en zichtbaarheid in Nederland.\n \n \n2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 16\n - subsidiabele activiteit afwerking -\n \n Het bestuur verleent uitsluitend subsidie voor afwerking indien de aanvraag een majoritaire filmproductie betreft die\n zonder realiseringssubsidie op grond van deze regeling tot stand is gebracht, er een aantoonbaar financieringstekort is en het een filmproductie betreft die op basis van hoofdstuk 7 van het Financieel & Productioneel Protocol geselecteerd is voor tenminste:\n \n \n a.\n één gerenommeerd (inter)nationaal filmfestival;\n \n \n b.\n een tentoonstelling/expositie van een gerenommeerd museum of galerie;\n \n \n c.\n een toonaangevend internationaal digitaal videoplatform waarbij de curatoren de programmering bepalen en de filmproductie zich onderscheid in bereik of waardering;\n \n \n d.\n de filmproductie als voorfilm bij een hoofdfilm met een bioscoopuitbreng zal worden vertoond.\n \n \n2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 17\n - oplevering werkkopie en picture lock -\n \n \n 1\n De aanvrager is verplicht de werkkopie en picture lock versie te overleggen volgens de procedure die is beschreven in het Financieel & Productioneel Protocol.\n \n \n 2\n Het bestuur beoordeelt of de werkkopie en de uiteindelijke picture lock in overeenstemming zijn met de aanvraag en het bijbehorende filmplan.\n \n2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 18\n - digitale conservering en exploitatie -\n \n \n 1\n Ter behoud van het cultureel erfgoed is de ontvanger van de subsidie verplicht om tijdig, dat wil zeggen ten tijde van de afwerking van de filmproductie contact op te nemen met EYE Film Instituut Nederland en hen toegang te verschaffen tot het digitale en analoge (indien van toepassing) moedermateriaal van de uiteindelijke filmproductie (Digital Cinema Distribution Master). De ontvanger gaat bij verlening van de subsidie akkoord met het conserveren en het met dat doel digitaal opslaan van de film door EYE Film Instituut Nederland. De condities verbonden aan de conservering en daaraan verbonden digitale opslag door EYE Film Instituut Nederland zullen worden vastgelegd in een separate overeenkomst tussen de aanvrager en EYE Film Instituut Nederland.\n \n \n 2\n Met het oog op de innovatie van de filmsector en de brede toegankelijkheid van mede door het Fonds gesubsidieerde filmproducties voor het publiek, wordt de subsidie verleend onder de voorwaarde dat de aanvrager op non exclusieve basis de beschikking houdt over de rechten tot digitale exploitatie van de filmproductie, echter met in achtneming van een redelijke termijn, waarin de aanvrager zich gedurende een bepaalde periode ten gunste van de filmdistributeur onthoudt van exploitatie van deze rechten.\n \n \n 3\n De ontvanger van de subsidie is gerechtigd – en jegens het Fonds verplicht – de filmproducties waar mogelijk digitaal te (doen) ontsluiten via onafhankelijke digitale platforms zodat filmproducties in de volle breedte voor het publiek blijvend toegankelijk zijn.\n \n2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Bijzondere bepalingen ten aanzien van de categorieën\n \n \n Speelfilm en lange animatiefilm\n \n \n Artikel\n 19\n - subsidiabele activiteit -\n \n \n 1\n De subsidie voor realisering van een speelfilm of lange animatiefilm wordt beschikbaar gesteld ten behoeve van de vervaardiging van een werkkopie en de definitieve vertoning gereed zijnde kopie die in de bioscoop of filmtheaters en tevens non theatrical zal worden uitgebracht.\n \n \n 2\n Om tot een besluit van subsidieverlening te komen dient de producent op grond van een voornemen dan wel besluit tot subsidieverlening de volgende stukken voor te leggen aan het bestuur van het Fonds:\n \n \n –\n een onderbouwde intentieverklaring of garantieverklaring van een filmdistributeur;\n \n \n –\n een gedetailleerde en onderbouwde productiebegroting in overeenstemming met het filmplan;\n \n \n –\n een financieringsplan waaruit blijkt dat niet aan elkaar gelieerde financiers, naast het Fonds, zullen bijdragen aan de financiering van de filmproductie;.\n \n \n \n \n 3\n Een besluit tot subsidieverlening wordt genomen onder de voorwaarde dat:\n \n \n –\n voorafgaand aan de uiterlijke datum dat de uitvoeringsovereenkomst moet worden ondertekend een distributieovereenkomst tussen de producent en filmdistributeur met betrekking tot de distributie van de filmproductie tot stand komt; en\n \n \n –\n ten tijde van de distributieaanvraag voor de filmproductie een crossmediaal marketing en distributieplan, in gezamenlijkheid met de filmdistributeur, aan het bestuur van het Fonds ter beoordeling en goedkeuring wordt voorgelegd. Dit plan dient gericht te zijn op het behalen van een optimaal publieksbereik via een theatrical en non theatrical release.\n \n \n \n2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Documentaire\n \n \n Artikel\n 20\n - subsidiabele activiteit -\n \n \n 1\n De subsidie voor realisering van een documentaire met een vertoningsduur van tenminste 70 minuten wordt beschikbaar gesteld ten behoeve van een werkkopie en een definitieve voor vertoning gereed zijnde kopie die naast een brede non theatrical release ook in de bioscopen of filmtheaters zal worden vertoond.\n \n \n 2\n Om tot een besluit van subsidieverlening te komen dient de producent op grond van een voornemen tot subsidieverlening de volgende stukken voor te leggen aan het bestuur van het Fonds:\n \n \n –\n een onderbouwde intentieverklaring of garantieverklaring van een filmdistributeur;\n \n \n –\n een gedetailleerde en onderbouwde productiebegroting in overeenstemming met het filmplan;\n \n \n –\n een financieringsplan waaruit blijkt dat niet aan elkaar gelieerde financiers, naast het Fonds, zullen bijdragen aan de financiering van de filmproductie;.\n \n \n \n \n 3\n Een besluit tot subsidieverlening wordt genomen onder de voorwaarde dat ten tijde van de distributieaanvraag voor de filmproductie een gedetailleerd crossmediaal marketing en distributieplan, eveneens in gezamenlijkheid met de filmdistributeur, aan het bestuur van het Fonds ter beoordeling en goedkeuring wordt voorgelegd. Dit plan dient gericht te zijn op het behalen van een optimaal publieksbereik via een non theatrical en theatrical release.\n \n2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Animatie\n \n \n Artikel\n 21\n - subsidiabele activiteit -\n \n \n 1\n Dit artikel is van toepassing op animatie met een vertoningsduur tot maximaal 60 minuten.\n \n \n 2\n De subsidie voor realisering van animatie wordt beschikbaar gesteld ten behoeve van een werkkopie en een definitieve voor vertoning gereed zijnde kopie die via audiovisuele media of de bioscoop of filmtheaters vertoond zal worden.\n \n \n 3\n De aanvraag dient voorzien te zijn van een gedetailleerde onderbouwing, gericht op het behalen van een optimaal publieksbereik via verschillende platforms.\n \n \n 4\n Op een aanvraag voor een animatiefilm van tenminste 60 minuten gelden de bijzondere bepalingen in artikel 19 voor de categorie ‘speelfilm’.\n \n2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Onderzoek & experiment\n \n \n Artikel\n 22\n - subsidiabele activiteit -\n \n \n 1\n De subsidie voor realisering van een filmproductie in de categorie onderzoek & experiment wordt beschikbaar gesteld ten behoeve van een eindproduct dat geschikt is voor openbare vertoning aan een publiek.\n \n \n 2\n De aanvrager dient de keuze voor de vertoningswijze en de locatie daarvan te onderbouwen in de aanvraag.\n \n2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Artikel\n 23\n - beoordelingscriterium -\n \n Bij de beoordeling van een subsidieaanvraag beoordeelt het bestuur, in aanvulling op de criteria van Artikel 5 van het Algemeen Reglement of de filmproductie in de categorie onderzoek & experiment naar het oordeel van het bestuur bijdraagt aan de creatieve en technische vernieuwing van de cinematografie. Voor een toekenning dient ook de beoordeling van dit criterium positief te zijn.\n2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n Korte film\n \n \n Artikel\n 24\n - subsidiabele activiteit -\n \n De subsidie voor realisering van een korte film in alle categorieën wordt beschikbaar gesteld ten behoeve van een werkkopie en een definitieve, voor vertoning gereed zijnde kopie, met minimaal een aantoonbare non theatrical release.\n2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Steunmaatregel productie\n \n \n Artikel\n 25\n - Subsidiabele activiteit -\n \n \n 1\n In aanvulling op een door het Fonds verleende realiseringssubsidie kan een extra subsidie worden verstrekt ter dekking van extra productiekosten die zijn ontstaan door de gevolgen van een pandemie, of om financiële problemen die daarmee samenhangen op te vangen, en daarmee de voortgang en het (her)opstarten van producties te borgen.\n \n \n 2\n Uitsluitend effecten op de productie, die direct het gevolg zijn van de genomen maatregelen in het kader van het virus komen voor een subsidie in aanmerking.\n \n \n 3\n De extra subsidie wordt niet eerder betaalbaar gesteld dan dat de volledige financiering van de productie onvoorwaardelijk is aangetoond en aan alle in de beschikking vastgelegde financieel-zakelijke voorwaarden is voldaan.\n \n2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n Slot- en overgangsbepalingen\n \n \n Artikel\n 26\n \n \n 1\n In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur.\n \n \n 2\n Het bestuur kan om zwaarwegende redenen afwijken van dit reglement, voor zover dergelijke afwijkingen verenigbaar zijn met het beoordelingskader voor staatssteun aan de filmsector, zoals dat wordt gehanteerd door de Europese Commissie.\n \n \n 3\n Dit reglement is vastgesteld door het bestuur met goedkeuring van de Raad van Toezicht op 24 november 2023 en treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.\n \n \n 4\n Het Deelreglement Realisering, geldend vanaf 1 februari 2022, is per 1 januari 2024 ingetrokken.\n \n \n 5\n Op alle aanvragen die door het Fonds voor 1 januari 2024 zijn ontvangen blijft het Deelreglement Realisering zoals dit gold tot 1 januari 2024 van toepassing.\n \n \n 6\n Dit reglement wordt aangehaald als Deelreglement Realisering van de Stichting Nederlands Fonds voor de Film.\n \n \n 7\n Dit reglement wordt bekendgemaakt middels kennisgeving in de Staatscourant en op de website van het Nederlands Fonds voor de Film (www.filmfonds.nl).\n \n2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.\n \n \n2024122117-01-202420-12-20232024122117-01-202420-12-202301-01-2024De datum van inwerkingtreding ligt voor de datum van uitgifte.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049271/manifest.xml", "content": "2024-01-012024-01-24T06:21:28+01:002025-01-21T21:11:01+01:00BWBR0049271.WTI2025-01-012024-01-012024-12-312024-01-019999-12-312024-01-24T06:21:49+01:002025-01-18T06:43:30+01:001343221fb2f263a6e8866acc7a1ba54682e5169f57c327ca0ad6d8da88fe64984de9d2933b26154c1ed451bb931a1415284d4f2c303c2aadac845cf83a639f6ce18877", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049272/2024-03-01_0/xml/BWBR0049272_2024-03-01_0.xml", "content": "\n Besluit van 20 december 2023 tot wijziging van de bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening in verband met onder meer de jaarlijkse indexering van de tarieven202351829-12-202320-12-2023202351829-12-202320-12-202301-03-2024\n Wijzigingsbesluit Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, enz. (jaarlijkse indexering tarieven 2024)202351829-12-202320-12-2023202351829-12-202320-12-202301-03-2024\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister Justitie en Veiligheid van 11 oktober 2023, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 4955227, gedaan mede namens Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat;\n Gelet op artikel 2, vijfde lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de artikelen 257b en 257ba van het Wetboek van Strafvordering;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 15 november 2023, nr. W16.23.00312/II);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 15 december 2023, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 5078291, uitgebracht mede namens Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat;\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n202351829-12-202320-12-2023202351829-12-202320-12-202301-03-2024\n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.\n \n202351829-12-202320-12-2023202351829-12-202320-12-202301-03-2024\n \n \n Artikel\n II\n \n \n Wijzigt het Besluit OM-afdoening.\n \n202351829-12-202320-12-2023202351829-12-202320-12-202301-03-2024\n \n \n Artikel\n III\n \n \n Artikel I heeft geen gevolgen voor gedragingen die hebben plaatsgevonden voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit.\n202351829-12-202320-12-2023202351829-12-202320-12-202301-03-2024\n \n \n Artikel\n IV\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 maart 2024.\n202351829-12-202320-12-2023202351829-12-202320-12-202301-03-2024\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 20 december 2023\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n \n De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,\n \n M.G.J.\n Harbers\n \n \n \n de negenentwintigste december 2023\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n \n202351829-12-202320-12-2023202351829-12-202320-12-202301-03-2024\n \n202351829-12-202320-12-2023202351829-12-202320-12-202301-03-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049272/manifest.xml", "content": "2024-03-012024-01-20T06:46:14+01:002025-01-21T21:15:28+01:00BWBR0049272.WTI2026-03-012024-03-019999-12-312024-03-019999-12-312024-03-01T06:15:39+01:002024-03-01T06:15:39+01:0016017445b7b03f326e6daa0a8a230ce617ed964e49dc484630811e4eca36ddee76f634aa04e77e301bb83855556af1633410cd21b0421a0bb6a3f454c3de39b1de73b", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049273/2024-01-19_0/xml/BWBR0049273_2024-01-19_0.xml", "content": "\n Besluit van het Instituut Mijnbouwschade Groningen tot vaststelling van een bestuursreglement202475918-01-202421-12-2023202475918-01-202421-12-202319-01-2024\n Bestuursreglement Instituut Mijnbouwschade Groningen202475918-01-202421-12-2023202475918-01-202421-12-202319-01-2024\n \n \n Het Instituut Mijnbouwschade Groningen,\n \n Gezien de goedkeuring van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 21 december 2023;\n Gelet op artikel 8, eerste lid, van de Tijdelijke wet Groningen;\n \n \n Besluit tot vaststelling van het volgende bestuursreglement:\n \n202475918-01-202421-12-2023202475918-01-202421-12-202319-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Definities\n \n In dit bestuursreglement wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n bestuur: de leden van het Instituut tezamen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet;\n \n \n b.\n \n bestuursreglement: bestuursreglement van het Instituut als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet;\n \n \n c.\n \n Bureau: het Bureau van het Instituut als bedoeld in artikel 5 van de Wet;\n \n \n d.\n \n commissie: een commissie die is ingesteld door het Instituut als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet;\n \n \n e.\n \n deskundige: een deskundige als bedoeld in artikel 12 van de Wet;\n \n \n f.\n \n directie: de directie van het Bureau van het Instituut;\n \n \n g.\n \n Instituut: het Instituut Mijnbouwschade Groningen;\n \n \n h.\n \n lid of leden: lid of leden van het bestuur van het Instituut;\n \n \n i.\n \n minister: de Minister van Economische Zaken en Klimaat;\n \n \n j.\n \n plaatsvervangend voorzitter: de plaatsvervangend voorzitter van het bestuur van het Instituut;\n \n \n k.\n \n schade: schade als bedoeld in artikel 1 van de Wet;\n \n \n l.\n \n schriftelijk: op papier, via e-mail of via enig ander gangbaar communicatiemiddel waarmee het mogelijk is tekst over te brengen;\n \n \n m.\n \n voorzitter: de voorzitter van het bestuur van het Instituut;\n \n \n n.\n \n Wet:\n Tijdelijke wet Groningen.\n \n \n202475918-01-202421-12-2023202475918-01-202421-12-202319-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n De wijze van inrichting van het Instituut\n \n \n 1\n Het bestuur geeft leiding aan het Instituut.\n \n \n 2\n De voorzitter wijst, gehoord de overige leden, de plaatsvervangend voorzitter aan.\n \n \n 3\n Het bestuur kan een verdeling van de te verrichten werkzaamheden of een deel daarvan over zijn leden maken.\n \n \n 4\n Het Instituut kan aan een of meer leden dan wel medewerkers van het Bureau mandaat, volmacht en machtiging verlenen tot het namens het Instituut nemen van besluiten ter uitoefening van zijn taken en bevoegdheden, het verrichten van de daarmee verbonden rechtshandelingen en het verrichten van de daarmee samenhangende feitelijke handelingen.\n \n202475918-01-202421-12-2023202475918-01-202421-12-202319-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Vervanging van leden\n \n \n 1\n Bij afwezigheid van de voorzitter neemt de plaatsvervangend voorzitter de taken van de voorzitter waar. Het in dit besluit ten aanzien van de voorzitter bepaalde is van overeenkomstige toepassing.\n \n \n 2\n Ingeval van belet of ontstentenis van een lid kan het Instituut na instemming van de Minister voor Rechtsbescherming in een tijdelijke vervanging voorzien. In geval van belet of ontstentenis van alle leden wijst de Minister voor Rechtsbescherming één of meer personen aan, die tijdelijk als lid zullen fungeren.\n \n \n 3\n In het Besluit Tijdelijke wet Groningen zijn nadere regels gesteld met betrekking tot de procedure omtrent benoeming, schorsing en ontslag en de rechtspositie van de leden.\n \n202475918-01-202421-12-2023202475918-01-202421-12-202319-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Bureau\n \n \n 1\n Medewerkers van het Bureau, die door de minister op grond van artikel 5, tweede lid, van de Wet, aan het Instituut ter beschikking worden gesteld, kunnen door het bestuur aangenomen, geschorst en ontslagen worden, behoudens hetgeen bepaald in het Besluit Mandaat, volmacht en machtiging IMG.\n \n \n 2\n Het bestuur is verantwoordelijk voor het Bureau. De leiding van de medewerkers van het Bureau kan door het bestuur worden opgedragen aan de directie.\n \n202475918-01-202421-12-2023202475918-01-202421-12-202319-01-2024\n \n \n Artikel\n 5\n Integriteit en vertrouwelijkheid\n \n \n 1\n Elk lid, het Bureau, een commissie of werkgroep handelt integer en transparant.\n \n \n 2\n Het bestuur faciliteert de uitvoering van de regels aangaande integriteit en vertrouwelijkheid, zoals vastgesteld in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren, die geldt voor de medewerkers van het Bureau en deelnemers aan commissies of werkgroepen.\n \n \n 3\n De leden nemen omtrent alle informatie die zij in het kader van hun functie verkrijgen en die als vertrouwelijk is aangemerkt, dan wel waarvan de vertrouwelijkheid uit de aard van die informatie voortvloeit, strikte geheimhouding in acht, ook na hun aftreden. De voorgaande volzin is van overeenkomstige toepassing op medewerkers van het Bureau, degenen die het Instituut administratief of secretarieel hebben ondersteund, die een vergadering geheel of gedeeltelijk hebben bijgewoond of lid zijn van een commissie of werkgroep.\n \n202475918-01-202421-12-2023202475918-01-202421-12-202319-01-2024\n \n \n Artikel\n 6\n De wijze van besluitvorming\n \n \n 1\n Ieder lid heeft één stem.\n \n \n 2\n Het bestuur streeft er naar dat besluiten bij unanimiteit worden genomen. Als unanimiteit niet bereikt kan worden, neemt het bestuur besluiten bij meerderheid van de uitgebrachte stemmen.\n \n \n 3\n Bij het staken van de stemmen beslist de stem van de voorzitter.\n \n \n 4\n Besluiten kunnen in een vergadering slechts genomen worden indien de meerderheid van het aantal leden aanwezig of vertegenwoordigd is in de vergadering.\n \n \n 5\n Een lid kan verzoeken zich te mogen verschonen indien hij van mening is dat zijn onpartijdigheid bij een bepaalde aangelegenheid in het geding zou kunnen komen. Indien hij zich wil verschonen, richt hij zijn verzoek aan de voorzitter dan wel, indien het de voorzitter betreft, aan de plaatsvervangend voorzitter. Indien het bestuur van mening is dat de onpartijdigheid van een lid bij een bepaalde aangelegenheid in het geding zou kunnen komen of de schijn van partijdigheid de taakvervulling van het Instituut met betrekking tot die aangelegenheid kan schaden, kan het bestuur besluiten een lid ook zonder verzoek verschoning te verlenen. Indien verschoning wordt toegewezen of verleend, neemt het desbetreffende lid niet deel aan de behandeling van en de besluitvorming over de desbetreffende aangelegenheid.\n \n \n 6\n De leden zijn bevoegd zich door een schriftelijke volmacht door een ander lid ter vergadering te doen vertegenwoordigen. Een lid kan maximaal één ander lid vertegenwoordigen.\n \n \n 7\n Vergaderingen kunnen worden gehouden, en aan vergaderingen kan worden deelgenomen, door middel van een elektronisch communicatiemiddel indien dit bij de oproeping is vermeld of leden hiermee instemmen.\n \n \n 8\n Besluiten kunnen zowel in als buiten de vergadering worden genomen. In het laatste geval wordt het besluit schriftelijk vastgelegd en dient het besluit de instemming van alle leden te hebben.\n \n \n 9\n De vergaderingen zijn niet openbaar, tenzij de voorzitter anders beslist.\n \n \n 10\n De voorzitter kan derden uitnodigen om een vergadering geheel of gedeeltelijk bij te wonen.\n \n202475918-01-202421-12-2023202475918-01-202421-12-202319-01-2024\n \n \n Artikel\n 7\n Vergaderorde\n \n \n 1\n De leden komen minimaal eenmaal per maand in vergadering bijeen, of vaker indien de voorzitter hiertoe besluit. De voorzitter bepaalt tijd en plaats van de vergadering.\n \n \n 2\n De leden komen voorts in vergadering bijeen als twee andere leden dit schriftelijk verzoeken aan de voorzitter. Deze vergadering wordt gehouden binnen twee weken nadat hun verzoek daartoe bij de voorzitter is ingekomen. Indien aan een verzoek geen gevolg wordt gegeven, kunnen de leden zelf tot oproeping overgaan waarbij zij de plaats en tijd bepalen.\n \n \n 3\n De oproeping voor een vergadering geschiedt door of namens de voorzitter, door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de leden. Met de oproeping worden de agenda en eventuele bijbehorende vergaderstukken aan de leden toegezonden.\n \n \n 4\n Vergaderingen worden opgeroepen op een door de voorzitter vast te stellen termijn.\n \n \n 5\n Een lid dat verhinderd is een vergadering bij te wonen, doet hiervan zo spoedig mogelijk mededeling aan de voorzitter. Als de voorzitter verhinderd is, doet deze hiervan zo spoedig mogelijk mededeling aan de plaatsvervangend voorzitter.\n \n202475918-01-202421-12-2023202475918-01-202421-12-202319-01-2024\n \n \n Artikel\n 8\n Verslaglegging\n \n \n 1\n De voorzitter wijst uit of buiten de leden een persoon aan die een verslag van de vergadering maakt, dat in een volgende vergadering wordt vastgesteld.\n \n \n 2\n Een lid dat zich niet kan verenigen met een genomen besluit, kan daarvan een met redenen omklede aantekening in het verslag doen opnemen.\n \n \n 3\n Alle verslagen van vergaderingen van de leden en besluiten die door de leden buiten vergadering zijn genomen worden ten kantore van het Instituut gehouden en liggen daar ter inzage voor de leden.\n \n202475918-01-202421-12-2023202475918-01-202421-12-202319-01-2024\n \n \n Artikel\n 9\n Commissies en werkgroepen\n \n \n 1\n Het bestuur bepaalt bij het instellen van een commissie de taak en samenstelling van deze commissie en kan voorzieningen treffen over de werkwijze van deze commissie. Het bestuur benoemt en ontslaat deelnemers van een ingestelde commissie.\n \n \n 2\n Commissies zijn gehouden te functioneren binnen de door het bestuur gestelde taak en overige kaders.\n \n \n 3\n Het bestuur kan werkgroepen, ook met externe deskundigen, instellen ter ondersteuning bij voorbereiding van de besluitvorming over bepaalde aangelegenheden. Het bepaalde in artikelen 9.1 en 9.2 is van overeenkomstige toepassing.\n \n202475918-01-202421-12-2023202475918-01-202421-12-202319-01-2024\n \n \n Artikel\n 10\n Het financiële beheer\n \n \n 1\n Het Instituut draagt zorg voor het opstellen van een ontwerpbegroting met meerjarenraming.\n \n \n 2\n De ontwerpbegroting wordt jaarlijks, voor het daaropvolgende jaar, voor 1 april door het Instituut aan de minister gezonden.\n \n \n 3\n Het Instituut draagt er zorg voor dat hij zich bij zijn bedrijfsvoering zo veel mogelijk richt op datgene wat gebruikelijk is bij een prudente rijksoverheid, onverlet de eigen verantwoordelijkheid van het Instituut.\n \n202475918-01-202421-12-2023202475918-01-202421-12-202319-01-2024\n \n \n Artikel\n 11\n De administratieve organisatie\n \n \n 1\n Het Instituut draagt zorg voor de opzet en werking van een adequaat managementinformatiesysteem.\n \n \n 2\n Het Instituut legt in een AO/IC-beschrijving het geheel van organisatorische maatregelen vast dat gericht is op het tot stand brengen en in stand houden van de informatievoorziening in en omtrent de organisatie van het Instituut en werking van de interne risicobeheersings- en controlesystemen.\n \n202475918-01-202421-12-2023202475918-01-202421-12-202319-01-2024\n \n \n Artikel\n 12\n Vertegenwoordiging\n \n \n 1\n De voorzitter is belast met de uitvoering van de besluiten van het Instituut.\n \n \n 2\n De voorzitter is gesprekspartner van de minister.\n \n \n 3\n De voorzitter, dan wel één van de leden van de directie, is gesprekspartner van de ondernemingsraad van het Instituut.\n \n \n 4\n De voorzitter vertegenwoordigt het Instituut zelfstandig in en buiten rechte.\n \n202475918-01-202421-12-2023202475918-01-202421-12-202319-01-2024\n \n \n Artikel\n 13\n Slotbepalingen\n \n \n 1\n De voorzitter beslist in de gevallen waarin dit reglement niet voorziet.\n \n \n 2\n Het bestuur kan dit bestuursreglement wijzigen na daartoe verkregen voorafgaande goedkeuring van de minister.\n \n \n 3\n Een wijziging van dit bestuursreglement wordt gepubliceerd in de Staatscourant, waarna de wijziging in werking treedt.\n \n202475918-01-202421-12-2023202475918-01-202421-12-202319-01-2024\n \n \n Artikel\n 14\n Inwerkingtreding en citeertitel\n \n \n 1\n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.\n \n \n 2\n Dit besluit wordt aangehaald als: Bestuursreglement Instituut Mijnbouwschade Groningen.\n \n202475918-01-202421-12-2023202475918-01-202421-12-202319-01-2024\n \n \n202475918-01-202421-12-2023202475918-01-202421-12-202319-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049273/manifest.xml", "content": "2024-01-192024-01-24T06:21:19+01:002024-01-24T06:21:19+01:00BWBR0049273.WTI2024-01-199999-12-312024-01-199999-12-312024-01-24T06:21:46+01:002024-01-24T06:21:46+01:0057243a621da66cfb38d92673aaeea49039f604a58703b07358fe24816533562c4aba556729d9674e1ac0dc83f388702391e453093e3503c0a72b1f7e2f1bcbbd85811", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049274/2024-01-19_0/xml/BWBR0049274_2024-01-19_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 22 december 2023 nr. 43324058, houdende instelling van de programmaraad Digitalisering voor de periode 2023 tot en met 2025 (Instellingsbesluit programmaraad Digitalisering 2023–2025)2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n Instellingsbesluit programmaraad Digitalisering2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;\n \n Gelet op de artikelen 1 en 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, artikel 2 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies;\n \n \n Besluit:\n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n \n minister: Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;\n \n \n \n Programmaraad: Programmaraad, genoemd in artikel 2.\n \n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Instelling en taak van de programmaraad\n \n \n 1\n Er is een programmaraad Digitalisering.\n \n \n 2\n De programmaraad wordt ingesteld met ingang van 1 januari 2024 en wordt opgeheven met ingang van 31 december 2025.\n \n \n 3\n De programmaraad komt twee keer per jaar bijeen en heeft tot taak de minister te adviseren over:\n \n \n a.\n De agenda van de programma’s Digitaal Onderwijs goed geregeld (Edu-V) en Impuls open leermateriaal waarin de koers en activiteiten zijn opgenomen. Het advies kan betrekking hebben op de jaarplannen en op de uitvoering van concrete projecten;\n \n \n b.\n de raad kan ook thema’s agenderen of vragen stellen hoe de programma’s het best kunnen bijdragen aan de kwaliteit van het onderwijs;\n \n \n c.\n In overleg kan ook tussentijds een beroep gedaan kunnen worden op de programmaraad of leden van de programmaraad.\n \n \n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Samenstelling, benoeming en ontslag\n \n \n 1\n De programmaraad bestaat uit een voorzitter en ten hoogste 10 overige leden.\n \n \n 2\n De leden worden door de minister benoemd en, in voorkomend geval, door de minister geschorst of tussentijds ontslagen.\n \n \n 3\n De benoeming geschiedt voor de duur dat de programmaraad is ingesteld.\n \n \n 4\n Een lid neemt niet deel aan de vergadering van de programmaraad indien het een advies over een onderwerp betreft, waarbij dat lid een persoonlijk of zakelijk belang heeft.\n \n \n 5\n Een lid kan worden geschorst of tussentijds worden ontslagen indien:\n \n \n a.\n daarom door de betreffende persoon is verzocht;\n \n \n b.\n het functioneren van het lid daartoe aanleiding geeft; of\n \n \n c.\n gebleken is dat de onafhankelijkheid van het lid niet gewaarborgd is.\n \n \n \n \n 6\n Bij tussentijds ontslag van de voorzitter kan de minister een andere voorzitter benoemen.\n \n \n 7\n Bij tussentijds ontslag van een overig lid kan de minister een ander lid benoemen.\n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Leden\n \n Tot leden van de programmaraad Digitalisering worden benoemd:\n \n \n a.\n mevrouw Prof. Dr. J. van Dijck, tevens voorzitter;\n \n \n b.\n de heer Dr. N. Kerssens;\n \n \n c.\n de heer B. Janssen;\n \n \n d.\n de heer R. Bakker;\n \n \n e.\n de heer M. van Leeuwen;\n \n \n f.\n de heer B. Kramer;\n \n \n g.\n de heer K. Versteeg;\n \n \n h.\n de heer F. Tigges;\n \n \n i.\n mevrouw M. van der Meulen;\n \n \n j.\n de heer M. Cents;\n \n \n k.\n mevrouw A. Levie;\n \n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 5\n Secretariaat\n \n \n 1\n De minister voorziet in het secretariaat van de programmaraad.\n \n \n 2\n Het secretariaat is belast met de voorbereiding en de coördinatie van de werkzaamheden van de programmaraad.\n \n \n 3\n Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de programmaraad.\n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 6\n Werkwijze\n \n \n 1\n De programmaraad stelt haar eigen werkwijze vast binnen de kaders van de programma’s.\n \n \n 2\n Na toestemming van de minister kan de programmaraad zich door andere personen laten bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.\n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 7\n Informatieplicht\n \n De programmaraad verstrekt aan de minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.\n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 8\n Vergoeding\n \n \n 1\n De vergoeding van een programmaraad lid bedraagt € 302,50 incl. BTW per vergadering.\n \n \n 2\n Per vergadering heeft een programmaraad lid maximaal 4 uur aan voorbereidingstijd van € 36,30 per uur incl. BTW per vergadering. Voor twee vergaderingen heeft een lid maximaal 8 uur aan voorbereidingstijd.\n \n \n 3\n De reiskostenvergoeding is maximaal € 69,00 per vergadering.\n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 9\n Kosten van de programmaraad\n \n Voor zover goedgekeurd komen de kosten van de programmaraad voor rekening van de minister.\n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 10\n Openbaarmaking\n \n Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de programmaraad worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de programmaraad openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister uitgebracht of overgedragen.\n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 11\n Archiefbescheiden\n \n De programmaraad draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de Directie Voortgezet Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.\n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 12\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n \n 1\n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.\n \n \n 2\n Dit besluit vervalt met ingang van 1 juli 2026.\n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 13\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit programmaraad Digitalisering.\n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n M.L.J.\n Paul\n \n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049274/2024-04-03_0/xml/BWBR0049274_2024-04-03_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 22 december 2023 nr. 43324058, houdende instelling van de programmaraad Digitalisering voor de periode 2023 tot en met 2025 (Instellingsbesluit programmaraad Digitalisering 2023–2025)2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n Instellingsbesluit programmaraad Digitalisering2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;\n \n Gelet op de artikelen 1 en 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, artikel 2 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies;\n \n \n Besluit:\n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n \n minister: Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;\n \n \n \n Programmaraad: Programmaraad, genoemd in artikel 2.\n \n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Instelling en taak van de programmaraad\n \n \n 1\n Er is een programmaraad Digitalisering.\n \n \n 2\n De programmaraad wordt ingesteld met ingang van 1 januari 2024 en wordt opgeheven met ingang van 31 december 2025.\n \n \n 3\n De programmaraad komt twee keer per jaar bijeen en heeft tot taak de minister te adviseren over:\n \n \n a.\n De agenda van de programma’s Digitaal Onderwijs goed geregeld (Edu-V) en Impuls open leermateriaal waarin de koers en activiteiten zijn opgenomen. Het advies kan betrekking hebben op de jaarplannen en op de uitvoering van concrete projecten;\n \n \n b.\n de raad kan ook thema’s agenderen of vragen stellen hoe de programma’s het best kunnen bijdragen aan de kwaliteit van het onderwijs;\n \n \n c.\n In overleg kan ook tussentijds een beroep gedaan kunnen worden op de programmaraad of leden van de programmaraad.\n \n \n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Samenstelling, benoeming en ontslag\n \n \n 1\n De programmaraad bestaat uit een voorzitter en ten hoogste 10 overige leden.\n \n \n 2\n De leden worden door de minister benoemd en, in voorkomend geval, door de minister geschorst of tussentijds ontslagen.\n \n \n 3\n De benoeming geschiedt voor de duur dat de programmaraad is ingesteld.\n \n \n 4\n Een lid neemt niet deel aan de vergadering van de programmaraad indien het een advies over een onderwerp betreft, waarbij dat lid een persoonlijk of zakelijk belang heeft.\n \n \n 5\n Een lid kan worden geschorst of tussentijds worden ontslagen indien:\n \n \n a.\n daarom door de betreffende persoon is verzocht;\n \n \n b.\n het functioneren van het lid daartoe aanleiding geeft; of\n \n \n c.\n gebleken is dat de onafhankelijkheid van het lid niet gewaarborgd is.\n \n \n \n \n 6\n Bij tussentijds ontslag van de voorzitter kan de minister een andere voorzitter benoemen.\n \n \n 7\n Bij tussentijds ontslag van een overig lid kan de minister een ander lid benoemen.\n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Leden\n \n Tot leden van de programmaraad Digitalisering worden benoemd:\n \n \n a.\n mevrouw Prof. Dr. J. van Dijck, tevens voorzitter;\n \n \n b.\n de heer Dr. N. Kerssens;\n \n \n c.\n de heer B. Janssen;\n \n \n d.\n de heer R. Bakker;\n \n \n e.\n de heer M. van Leeuwen;\n \n \n f.\n de heer B. Kramer;\n \n \n g.\n de heer K. Versteeg;\n \n \n h.\n de heer F. Tigges;\n \n \n i.\n mevrouw M. van der Meulen;\n \n \n j.\n de heer M. Cents;\n \n \n k.\n mevrouw A. Levie;\n \n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 5\n Secretariaat\n \n \n 1\n De minister voorziet in het secretariaat van de programmaraad.\n \n \n 2\n Het secretariaat is belast met de voorbereiding en de coördinatie van de werkzaamheden van de programmaraad.\n \n \n 3\n Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de programmaraad.\n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 6\n Werkwijze\n \n \n 1\n De programmaraad stelt haar eigen werkwijze vast binnen de kaders van de programma’s.\n \n \n 2\n Na toestemming van de minister kan de programmaraad zich door andere personen laten bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.\n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 7\n Informatieplicht\n \n De programmaraad verstrekt aan de minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.\n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 8\n Vergoeding\n \n \n 1\n De vergoeding van een programmaraad lid bedraagt € 302,50 incl. BTW per vergadering.\n \n \n 2\n Per vergadering heeft een programmaraad lid maximaal 4 uur aan voorbereidingstijd van € 36,30 per uur incl. BTW per vergadering. Voor twee vergaderingen heeft een lid maximaal 8 uur aan voorbereidingstijd.\n \n \n 3\n De reiskostenvergoeding is maximaal € 69,00 per vergadering.\n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 9\n Kosten van de programmaraad\n \n Voor zover goedgekeurd komen de kosten van de programmaraad voor rekening van de minister.\n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 10\n Openbaarmaking\n \n Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de programmaraad worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de programmaraad openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister uitgebracht of overgedragen.\n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 11\n Archiefbescheiden\n \n De programmaraad draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de Directie Voortgezet Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.\n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 12\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n \n 1\n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.\n \n \n 2\n Dit besluit vervalt met ingang van 1 juli 2026.\n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 13\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit programmaraad Digitalisering.\n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n M.L.J.\n Paul\n \n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049274/2024-04-03_1/xml/BWBR0049274_2024-04-03_1.xml", "content": "BWBR0049274_2024-04-03_0\n Besluit van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 22 december 2023 nr. 43324058, houdende instelling van de programmaraad Digitalisering voor de periode 2023 tot en met 2025 (Instellingsbesluit programmaraad Digitalisering 2023–2025)2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n Instellingsbesluit programmaraad Digitalisering2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;\n \n Gelet op de artikelen 1 en 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, artikel 2 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies;\n \n \n Besluit:\n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n \n minister: Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;\n \n \n \n Programmaraad: Programmaraad, genoemd in artikel 2.\n \n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Instelling en taak van de programmaraad\n \n \n 1\n Er is een programmaraad Digitalisering.\n \n \n 2\n De programmaraad wordt ingesteld met ingang van 1 januari 2024 en wordt opgeheven met ingang van 31 december 2025.\n \n \n 3\n De programmaraad komt twee keer per jaar bijeen en heeft tot taak de minister te adviseren over:\n \n \n a.\n De agenda van de programma’s Digitaal Onderwijs goed geregeld (Edu-V) en Impuls open leermateriaal waarin de koers en activiteiten zijn opgenomen. Het advies kan betrekking hebben op de jaarplannen en op de uitvoering van concrete projecten;\n \n \n b.\n de raad kan ook thema’s agenderen of vragen stellen hoe de programma’s het best kunnen bijdragen aan de kwaliteit van het onderwijs;\n \n \n c.\n In overleg kan ook tussentijds een beroep gedaan kunnen worden op de programmaraad of leden van de programmaraad.\n \n \n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Samenstelling, benoeming en ontslag\n \n \n 1\n De programmaraad bestaat uit een voorzitter en ten hoogste 10 overige leden.\n \n \n 2\n De leden worden door de minister benoemd en, in voorkomend geval, door de minister geschorst of tussentijds ontslagen.\n \n \n 3\n De benoeming geschiedt voor de duur dat de programmaraad is ingesteld.\n \n \n 4\n Een lid neemt niet deel aan de vergadering van de programmaraad indien het een advies over een onderwerp betreft, waarbij dat lid een persoonlijk of zakelijk belang heeft.\n \n \n 5\n Een lid kan worden geschorst of tussentijds worden ontslagen indien:\n \n \n a.\n daarom door de betreffende persoon is verzocht;\n \n \n b.\n het functioneren van het lid daartoe aanleiding geeft; of\n \n \n c.\n gebleken is dat de onafhankelijkheid van het lid niet gewaarborgd is.\n \n \n \n \n 6\n Bij tussentijds ontslag van de voorzitter kan de minister een andere voorzitter benoemen.\n \n \n 7\n Bij tussentijds ontslag van een overig lid kan de minister een ander lid benoemen.\n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Leden\n \n Tot leden van de programmaraad Digitalisering worden benoemd:\n \n \n a.\n mevrouw Prof. Dr. J. van Dijck, tevens voorzitter;\n \n \n b.\n de heer Dr. N. Kerssens;\n \n \n c.\n de heer B. Janssen;\n \n \n d.\n de heer R. Bakker;\n \n \n e.\n de heer M. van Leeuwen;\n \n \n f.\n de heer B. Kramer;\n \n \n g.\n de heer K. Versteeg;\n \n \n h.\n de heer F. Tigges;\n \n \n i.\n mevrouw M. van der Meulen;\n \n \n j.\n de heer M. Cents;\n \n \n k.\n mevrouw A. Levie;\n \n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-202403-04-2024Stcrt. 2024, 12389, datum inwerkingtreding 18-04-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 03-04-2024.j.meneer E. Varkevisser;\n \n \n Artikel\n 5\n Secretariaat\n \n \n 1\n De minister voorziet in het secretariaat van de programmaraad.\n \n \n 2\n Het secretariaat is belast met de voorbereiding en de coördinatie van de werkzaamheden van de programmaraad.\n \n \n 3\n Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de programmaraad.\n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 6\n Werkwijze\n \n \n 1\n De programmaraad stelt haar eigen werkwijze vast binnen de kaders van de programma’s.\n \n \n 2\n Na toestemming van de minister kan de programmaraad zich door andere personen laten bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.\n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 7\n Informatieplicht\n \n De programmaraad verstrekt aan de minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.\n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 8\n Vergoeding\n \n \n 1\n De vergoeding van een programmaraad lid bedraagt € 302,50 incl. BTW per vergadering.\n \n \n 2\n Per vergadering heeft een programmaraad lid maximaal 4 uur aan voorbereidingstijd van € 36,30 per uur incl. BTW per vergadering. Voor twee vergaderingen heeft een lid maximaal 8 uur aan voorbereidingstijd.\n \n \n 3\n De reiskostenvergoeding is maximaal € 69,00 per vergadering.\n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 9\n Kosten van de programmaraad\n \n Voor zover goedgekeurd komen de kosten van de programmaraad voor rekening van de minister.\n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 10\n Openbaarmaking\n \n Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de programmaraad worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de programmaraad openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister uitgebracht of overgedragen.\n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 11\n Archiefbescheiden\n \n De programmaraad draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de Directie Voortgezet Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.\n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 12\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n \n 1\n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.\n \n \n 2\n Dit besluit vervalt met ingang van 1 juli 2026.\n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 13\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit programmaraad Digitalisering.\n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n M.L.J.\n Paul\n \n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049274/2024-04-18_0/xml/BWBR0049274_2024-04-18_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 22 december 2023 nr. 43324058, houdende instelling van de programmaraad Digitalisering voor de periode 2023 tot en met 2025 (Instellingsbesluit programmaraad Digitalisering 2023–2025)2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n Instellingsbesluit programmaraad Digitalisering2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;\n \n Gelet op de artikelen 1 en 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, artikel 2 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies;\n \n \n Besluit:\n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n \n minister: Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;\n \n \n \n Programmaraad: Programmaraad, genoemd in artikel 2.\n \n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Instelling en taak van de programmaraad\n \n \n 1\n Er is een programmaraad Digitalisering.\n \n \n 2\n De programmaraad wordt ingesteld met ingang van 1 januari 2024 en wordt opgeheven met ingang van 31 december 2025.\n \n \n 3\n De programmaraad komt twee keer per jaar bijeen en heeft tot taak de minister te adviseren over:\n \n \n a.\n De agenda van de programma’s Digitaal Onderwijs goed geregeld (Edu-V) en Impuls open leermateriaal waarin de koers en activiteiten zijn opgenomen. Het advies kan betrekking hebben op de jaarplannen en op de uitvoering van concrete projecten;\n \n \n b.\n de raad kan ook thema’s agenderen of vragen stellen hoe de programma’s het best kunnen bijdragen aan de kwaliteit van het onderwijs;\n \n \n c.\n In overleg kan ook tussentijds een beroep gedaan kunnen worden op de programmaraad of leden van de programmaraad.\n \n \n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Samenstelling, benoeming en ontslag\n \n \n 1\n De programmaraad bestaat uit een voorzitter en ten hoogste 10 overige leden.\n \n \n 2\n De leden worden door de minister benoemd en, in voorkomend geval, door de minister geschorst of tussentijds ontslagen.\n \n \n 3\n De benoeming geschiedt voor de duur dat de programmaraad is ingesteld.\n \n \n 4\n Een lid neemt niet deel aan de vergadering van de programmaraad indien het een advies over een onderwerp betreft, waarbij dat lid een persoonlijk of zakelijk belang heeft.\n \n \n 5\n Een lid kan worden geschorst of tussentijds worden ontslagen indien:\n \n \n a.\n daarom door de betreffende persoon is verzocht;\n \n \n b.\n het functioneren van het lid daartoe aanleiding geeft; of\n \n \n c.\n gebleken is dat de onafhankelijkheid van het lid niet gewaarborgd is.\n \n \n \n \n 6\n Bij tussentijds ontslag van de voorzitter kan de minister een andere voorzitter benoemen.\n \n \n 7\n Bij tussentijds ontslag van een overig lid kan de minister een ander lid benoemen.\n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Leden\n \n Tot leden van de programmaraad Digitalisering worden benoemd:\n \n \n a.\n mevrouw Prof. Dr. J. van Dijck, tevens voorzitter;\n \n \n b.\n de heer Dr. N. Kerssens;\n \n \n c.\n de heer B. Janssen;\n \n \n d.\n de heer R. Bakker;\n \n \n e.\n de heer M. van Leeuwen;\n \n \n f.\n de heer B. Kramer;\n \n \n g.\n de heer K. Versteeg;\n \n \n h.\n de heer F. Tigges;\n \n \n i.\n mevrouw M. van der Meulen;\n \n \n j.\n meneer E. Varkevisser;\n \n \n k.\n mevrouw A. Levie;\n \n \n20241238917-04-202404-04-2024OPO/4424873420241238917-04-202404-04-2024OPO/4424873418-04-202403-04-2024\n \n \n Artikel\n 5\n Secretariaat\n \n \n 1\n De minister voorziet in het secretariaat van de programmaraad.\n \n \n 2\n Het secretariaat is belast met de voorbereiding en de coördinatie van de werkzaamheden van de programmaraad.\n \n \n 3\n Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de programmaraad.\n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 6\n Werkwijze\n \n \n 1\n De programmaraad stelt haar eigen werkwijze vast binnen de kaders van de programma’s.\n \n \n 2\n Na toestemming van de minister kan de programmaraad zich door andere personen laten bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.\n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 7\n Informatieplicht\n \n De programmaraad verstrekt aan de minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.\n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 8\n Vergoeding\n \n \n 1\n De vergoeding van een programmaraad lid bedraagt € 302,50 incl. BTW per vergadering.\n \n \n 2\n Per vergadering heeft een programmaraad lid maximaal 4 uur aan voorbereidingstijd van € 36,30 per uur incl. BTW per vergadering. Voor twee vergaderingen heeft een lid maximaal 8 uur aan voorbereidingstijd.\n \n \n 3\n De reiskostenvergoeding is maximaal € 69,00 per vergadering.\n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 9\n Kosten van de programmaraad\n \n Voor zover goedgekeurd komen de kosten van de programmaraad voor rekening van de minister.\n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 10\n Openbaarmaking\n \n Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de programmaraad worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de programmaraad openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister uitgebracht of overgedragen.\n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 11\n Archiefbescheiden\n \n De programmaraad draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de Directie Voortgezet Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.\n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 12\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n \n 1\n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.\n \n \n 2\n Dit besluit vervalt met ingang van 1 juli 2026.\n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n Artikel\n 13\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit programmaraad Digitalisering.\n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n M.L.J.\n Paul\n \n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024\n \n2024188518-01-202422-12-2023433240582024188518-01-202422-12-20234332405819-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049274/manifest.xml", "content": "2024-01-192026-07-012024-01-24T06:21:29+01:002024-04-19T06:32:13+02:00BWBR0049274.WTI2024-01-192024-04-022024-01-199999-12-312024-01-24T06:21:45+01:002024-04-19T06:32:25+02:0044964d9a59d49386b8a4448b1b5e3be00d03563839d234813249783e7f7e8ea80d0bcad72c88c77d21de37fc036b4528edf653f0147282c9c67e93c5b926abfdc71142024-04-032024-04-172024-04-189999-12-312024-04-19T06:32:25+02:002024-04-19T06:32:25+02:0045636d99e9895aaa0b837cc3d405ebfeb26ce26882f06d4e04a110e73913e42631592e26b763ce14e0da41635bfe1115b5b8d76d0d245f8730d05b229cb6c8a7c899f2024-04-189999-12-312024-04-189999-12-312024-04-19T06:32:25+02:002024-04-19T06:32:25+02:0045062a9978384db94998859898ffadcde3a92373afd8d3b9f934ddbd043506a5ced5c6128f5645d465821914faf7c8ce66dded3ec7b3f378f364c0afbf4940cfbc0302024-04-032024-04-172024-01-192024-04-172024-04-19T06:32:25+02:002024-04-19T06:32:25+02:00449641b677bc2d00185985a1adf051cd1930cc3473345740aac88e374599a790e84208bf725679b65b4e196a59711fd251ddda21ee016083f09a891d5e977b1ae2f09", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049276/2024-04-01_0/xml/BWBR0049276_2024-04-01_0.xml", "content": "\n Besluit van 20 december 2023, houdende regels met betrekking tot inrichtingen- en activiteiten, milieueffectrapportage en de kwaliteit van toezicht en handhaving, ter bescherming van de fysieke leefomgeving op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Inrichtingen- en activiteitenbesluit BES)202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n Inrichtingen- en activiteitenbesluit BES202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 18 augustus 2023, nr. IENW/BSK-2022/228899, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;\n Gelet op de artikelen 1.2, derde lid, 1.3, 5.1, eerste, tweede en vierde lid, 5.4, eerste, derde en vijfde lid, 5.6, tweede lid, 5.7, tweede lid, 5.9, eerste en tweede lid, 5.14, vierde lid, 5.21, eerste, tweede en derde lid, 5.25, zesde lid, 5.39, derde lid, 6.1, eerste, tweede en vierde lid, 7.1, eerste tot en met vierde lid, 8.6, tweede lid, onderdeel a, en 10.9, eerste, tweede en derde lid, van de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 8 november 2023, nr. No. W17.23.00228/IV);\n Gezien het nader rapport van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 14 december 2023, nr. IenW/BSK-2023/343615, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1.1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n \n bestuurscollege: bestuurscollege van het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;\n \n \n \n bufferzone gevoelig gebied:\n \n \n \n a.\n zone rondom een gevoelig gebied dat is aangewezen als natuurpark zoals omschreven krachtens de Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming BES;\n \n \n b.\n zone van 500 meter rondom een gevoelig gebied dat is aangemeld als watergebied van internationale betekenis;\n \n \n \n \n \n eilandsraad: eilandsraad van het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;\n \n \n \n gevoelig gebied:\n \n \n \n a.\n gebied dat krachtens artikel 2a of 10 van de Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming BES is aangewezen als natuurpark;\n \n \n b.\n gebied dat krachtens de Overeenkomst inzake watergebieden van internationale betekenis, in het bijzonder als verblijfplaats voor watervogels, van 2 februari 1971 (Trb.  1975, 84 ), is aangemeld als watergebied van internationale betekenis;\n \n \n c.\n gebied dat krachtens de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES in een geldend ontwikkelingsplan is aangewezen als beschermd gebied;\n \n \n d.\n cultureel erfgoed, zijnde de monumenten, stads- en dorpsgezichten en archeologisch erfgoed, bedoeld in artikel 1 van de Monumentenwet BES;\n \n \n \n \n \n ongewoon voorval: ongewoon voorval als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, van de wet;\n \n \n \n wet:\n Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES.\n \n \n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n Artikel\n 1.2\n Categorieën van inrichtingen\n \n \n 1\n Als categorieën van inrichtingen als bedoeld in artikel 1.2, derde lid, van de wet worden aangewezen de inrichtingen die in bijlage 1 bij dit besluit zijn genoemd.\n \n \n 2\n In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder een:\n \n \n a.\n inrichting type I: inrichting die als type I is aangewezen in bijlage 1;\n \n \n b.\n inrichting type II: inrichting die als type II is aangewezen in bijlage 1;\n \n \n c.\n inrichting type III: inrichting die als type III is aangewezen in bijlage 1;\n \n \n d.\n inrichting type IV: inrichting die als type IV is aangewezen in bijlage 1.\n \n \n \n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n Artikel\n 1.3\n Bevoegd gezag\n \n \n 1\n Het bestuurscollege is het bevoegd gezag ten aanzien van inrichtingen type I, type II en type III.\n \n \n 2\n Onze Minister is het bevoegd gezag ten aanzien van inrichtingen type IV.\n \n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n Artikel\n 1.4\n Zorgplicht\n \n \n 1\n Degene die een inrichting type I, II, III of IV drijft en weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat hiermee nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan die niet of onvoldoende kunnen worden voorkomen of beperkt door naleving van de bij of krachtens dit besluit gestelde regels, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen.\n \n \n 2\n Als het voorkomen van de nadelige gevolgen, bedoeld in het eerste lid, niet mogelijk is, is diegene verplicht deze gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.\n \n \n 3\n Onder het voorkomen, beperken of ongedaan maken van het ontstaan van de nadelige gevolgen wordt verstaan:\n \n \n a.\n een doelmatig gebruik van energie en grondstoffen;\n \n \n b.\n het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van:\n \n \n 1°.\n bodemverontreiniging;\n \n \n 2°.\n verontreiniging van het grondwater;\n \n \n 3°.\n verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam;\n \n \n 4°.\n luchtverontreiniging;\n \n \n 5°.\n geluidhinder;\n \n \n \n \n c.\n het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het tot een aanvaardbaar niveau beperken van:\n \n \n 1°.\n geurhinder;\n \n \n 2°.\n lichthinder;\n \n \n 3°.\n stofhinder;\n \n \n 4°.\n trillinghinder;\n \n \n \n \n d.\n het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van de nadelige gevolgen voor het milieu van het verkeer van personen en goederen van en naar de inrichting;\n \n \n e.\n het voorkomen van risico’s voor de omgeving en ongewone voorvallen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van de risico’s voor de omgeving en de kans dat ongewone voorvallen zich voordoen en de gevolgen hiervan;\n \n \n f.\n het zorgen voor een goede staat van onderhoud van de inrichting;\n \n \n g.\n de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater;\n \n \n h.\n het doelmatig beheer van afvalwater, afvalstoffen en energie;\n \n \n i.\n het beschermen van de duisternis en het donkere landschap in door het bevoegd gezag aangewezen gebieden.\n \n \n \n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Regels voor inrichtingen type i en ii\n \n \n Artikel\n 2.1\n Kwaliteitscriteria\n \n \n 1\n Degene die een type I of II inrichting drijft, voldoet aan de bij ministeriële regeling vast te stellen kwaliteitscriteria alsmede aan de nadere regels gesteld bij eilandsverordening.\n \n \n 2\n De bij ministeriële regeling vast te stellen kwaliteitscriteria hebben in elk geval betrekking op de onderwerpen:\n \n \n a.\n het doelmatig beheer van afvalstoffen;\n \n \n b.\n de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater;\n \n \n c.\n het doelmatig beheer van het afvalwater en het beperken van de hoeveelheid afvalwater;\n \n \n d.\n het voorkomen van verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam;\n \n \n e.\n het beschermen van het koraalrifecosysteem;\n \n \n f.\n het beschermen van de kwaliteit van de bodem en van het grondwater;\n \n \n g.\n het voorkomen van de verontreiniging van de bodem;\n \n \n h.\n het voorkomen of beperken van geluidhinder, lichthinder, trillinghinder en geurhinder;\n \n \n i.\n het beschermen van de kwaliteit van de lucht;\n \n \n j.\n het voorkomen of het beperken van diffuse emissies in de lucht;\n \n \n k.\n het waarborgen van de veiligheid;\n \n \n l.\n het beschermen van de gezondheid;\n \n \n m.\n het zuinig gebruik van grondstoffen;\n \n \n n.\n doelmatig energiegebruik.\n \n \n \n \n 3\n De eilandsraad stelt nadere regels als bedoeld in artikel 5.1, vierde lid, van de wet, over de kwaliteitscriteria, bedoeld in het eerste lid, die betrekking hebben op de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid.\n \n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt nog niet in werking voor openbaar lichaam Saba.\n \n Artikel\n 2.2\n Melding inrichting type II\n \n \n 1\n Degene die een inrichting type II opricht, verandert of de werking daarvan verandert, meldt dat bij het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid.\n \n \n 2\n De melding wordt uiterlijk vier weken voor de datum waarop de oprichting, verandering of verandering van de werking plaats zal vinden gedaan.\n \n \n 3\n De melding is niet vereist als overeenkomstig dit artikel al eerder een melding is gedaan en geen sprake is van een afwijking van de bij die eerdere melding verstrekte gegevens.\n \n \n 4\n Bij een melding worden in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:\n \n \n a.\n naam, adres, telefoonnummer en e-mailadres van degene die de inrichting opricht, verandert of de werking daarvan verandert;\n \n \n b.\n naam, adres en kadastraal perceelnummer van de inrichting;\n \n \n c.\n inschrijvingsnummer van het bedrijf bij de Kamer van Koophandel;\n \n \n d.\n voorgenomen tijdstip van oprichting of verandering van de inrichting;\n \n \n e.\n aard en omvang van de activiteiten van de inrichting;\n \n \n f.\n nummer van de bouwvergunning.\n \n \n \n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt nog niet in werking voor openbaar lichaam Saba.\n \n Artikel\n 2.3\n Maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 5.4, derde lid van de wet, voor inrichtingen type I en II\n \n \n 1\n Het bestuurscollege kan ambtshalve of op aanvraag van degene die een inrichting type I of II drijft, maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 5.4, derde lid, van de wet, vaststellen, indien deze voorschriften betrekking hebben op bij ministeriële regeling of eilandsverordening vast te stellen kwaliteitscriteria en een hoger of gelijkwaardig niveau van bescherming van het milieu bieden dan het bepaalde op grond van artikel 2.1, eerste, tweede en derde lid.\n \n \n 2\n Het bevoegd gezag:\n \n \n a.\n houdt rekening met de bedrijfseconomische omstandigheden van de inrichting; en\n \n \n b.\n stelt in de beschikking per voorschrift een redelijke termijn vast waarbinnen het voorschrift moet zijn uitgevoerd.\n \n \n \n \n 3\n Het bevoegd gezag geeft openbaar kennis van de beschikking, waarin een maatwerkvoorschrift als bedoeld in het eerste lid, wordt gesteld in één of meer plaatselijke dagbladen en voorts op de voor publicatie van officiële mededelingen gebruikelijke wijze en legt de beschikking ter inzage gedurende 6 weken.\n \n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt nog niet in werking voor openbaar lichaam Saba.202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n REGELS VOOR INRICHTINGEN TYPE III en IV\n \n \n Artikel\n 3.1\n Vergunningplicht\n \n Degene die een inrichting type III of IV opricht, in werking heeft, verandert of de werking daarvan verandert, vraagt schriftelijk een vergunning als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, aan bij het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1.3.\n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n Artikel\n 3.2\n De aanvraag vergunning inrichtingen type III\n \n \n 1\n Bij de aanvraag om een vergunning voor een inrichting type III worden de volgende gegevens verstrekt:\n \n \n a.\n naam, adres, telefoonnummer en e-mailadres van degene die de inrichting opricht dan wel verandert of de werking daarvan verandert;\n \n \n b.\n naam, adres, telefoonnummer en e-mailadres van degene die de inrichting drijft of zal drijven, indien deze persoon een ander is dan degene, bedoeld onder a;\n \n \n c.\n adres, kadastrale aanduiding en ligging van de inrichting;\n \n \n d.\n een afschrift van of uittreksel uit hetgeen over de inrichting in het Handelsregister is ingeschreven of krachtens wettelijk voorschrift daar is gedeponeerd;\n \n \n e.\n de aard, indeling en uitvoering van de inrichting;\n \n \n f.\n de activiteiten en processen die in de inrichting plaatsvinden en de ten behoeve daarvan te gebruiken technieken of installaties, waaronder begrepen de wijze van energievoorziening, voor zover die redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de nadelige gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken;\n \n \n g.\n de voor de activiteiten en processen, bedoeld onder f, kenmerkende gegevens met betrekking tot grondstoffen en tussen-, neven- en eindproducten;\n \n \n h.\n de maximale capaciteit van de inrichting en het totale nominale motorische of thermische ingangsvermogen van de tot de inrichting behorende installaties;\n \n \n i.\n de tijdstippen en dagen waarop, dan wel perioden waarin de inrichting of de te onderscheiden onderdelen daarvan in bedrijf zullen zijn;\n \n \n j.\n een situatieschets, met een schaal van ten hoogste 1:10.000 waarop de ligging van de inrichting ten opzichte van de omgeving is aangegeven en die is voorzien van een noordpijl;\n \n \n k.\n gedetailleerde tekeningen van de tot de inrichting behorende installaties en locaties waar emissies plaatsvinden;\n \n \n l.\n de aard en omvang van de belasting van het milieu die de inrichting tijdens het regulier in bedrijf zijn kan veroorzaken, daaronder begrepen een overzicht van de belangrijkste nadelige gevolgen voor het milieu die daardoor kunnen worden veroorzaakt;\n \n \n m.\n de maatregelen of voorzieningen ten behoeve van:\n \n \n 1°.\n het voorkomen of, voor zover dit niet kan worden voorkomen, het zoveel mogelijk beperken van het ontstaan van afvalstoffen in de inrichting;\n \n \n 2°.\n nuttige toepassing, dan wel het geschikt maken voor nuttige toepassing, van de afvalstoffen die in de inrichting ontstaan;\n \n \n 3°.\n het opslaan van de afvalstoffen in de inrichting;\n \n \n 4°.\n het zich ontdoen van de afvalstoffen die in de inrichting ontstaan;\n \n \n \n \n n.\n de aard en de inhoud van de andere maatregelen of voorzieningen die zijn of worden getroffen om de nadelige gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, voor zover dit niet kan worden voorkomen, zoveel mogelijk te beperken;\n \n \n o.\n de voor de aanvrager redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen met betrekking tot de inrichting, die voor de beslissing op de aanvraag van belang kunnen zijn;\n \n \n p.\n een aanduiding van het grootste insluitsysteem, de maximale hoeveelheid stof die daarin aanwezig kan zijn, een aanduiding van de betrokken stof, de plaats van het insluitsysteem in de inrichting, de druk en de temperatuur van de betrokken stoffen en preparaten in het insluitsysteem;\n \n \n q.\n de ligging van leidingen in de inrichting;\n \n \n r.\n voor zover van toepassing, een milieueffectrapport;\n \n \n s.\n alle overige gegevens, voor zover de aanvrager daarover beschikt of redelijkerwijs kan beschikken en die naar het oordeel van het bevoegd gezag redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor het nemen van een beslissing op de aanvraag.\n \n \n \n \n 2\n De aanvraag gaat vergezeld van een niet-technische samenvatting van de gegevens, bedoeld in het eerste lid.\n \n \n 3\n De bij de aanvraag behorende stukken worden door of namens de aanvrager gewaarmerkt als behorende bij de aanvraag.\n \n \n 4\n Indien de inrichting waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, naar haar aard tijdelijk is, vermeldt de aanvrager dit in de aanvraag, waarbij tevens de periode wordt aangegeven waarin de inrichting in werking is of zal zijn.\n \n \n 5\n De gegevens, genoemd in het eerste en tweede lid, behoeven niet te worden verstrekt voor zover het bevoegd gezag reeds over die gegevens beschikt.\n \n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n Artikel\n 3.3\n De aanvraag vergunning inrichtingen type IV\n \n \n 1\n Bij de aanvraag om een vergunning voor een inrichting type IV verstrekt de aanvrager de gegevens, bedoeld in artikel 3.2, en:\n \n \n a.\n een kwantitatieve risicoanalyse;\n \n \n b.\n de schriftelijke informatie over de wijze waarop gedurende het in werking zijn van de inrichting, de belasting van het milieu die de inrichting veroorzaakt, wordt vastgesteld en geregistreerd;\n \n \n c.\n een veiligheidsrapport als bedoeld in artikel 8.6, eerste lid, van de wet.\n \n \n \n \n 2\n Bij de aanvraag om een vergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt op verzoek van Onze Minister ook informatie verstrekt met betrekking tot:\n \n \n a.\n ongewone voorvallen, die redelijkerwijs mogelijk zijn te achten;\n \n \n b.\n de aard en de omvang van de bij de voorvallen, bedoeld in onderdeel a, te onderscheiden vormen van belasting van het milieu;\n \n \n c.\n de maatregelen die worden getroffen om de belasting van het milieu die de inrichting, ten gevolge van de voorvallen, bedoeld in onderdeel a, kan veroorzaken, te voorkomen dan wel zoveel mogelijk te beperken voor zover zij niet kunnen worden voorkomen;\n \n \n d.\n de resultaten van een onderzoek naar de kwaliteit van de bodem op de plaats waar de inrichting is of zal zijn gelegen.\n \n \n \n \n 3\n De gegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid, behoeven niet te worden verstrekt voor zover Onze Minister reeds over die gegevens beschikt.\n \n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n Artikel\n 3.4\n Beste beschikbare technieken inrichtingen type III en IV\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag houdt ten behoeve van de vergunning bij het bepalen van de voor inrichting type III en IV in aanmerking komende beste beschikbare technieken, in elk geval rekening met:\n \n \n a.\n de toepassing van technieken die, vergeleken met andere voor het betreffende doel te gebruiken technieken, weinig afvalstoffen veroorzaken;\n \n \n b.\n de toepassing van technieken waarbij gebruik wordt gemaakt van stoffen die, vergeleken met andere voor het betreffende doel te gebruiken stoffen, het minst gevaarlijk zijn en het minst schadelijk zijn voor de mens en voor het milieu;\n \n \n c.\n de ontwikkeling van technieken voor terugwinning en hergebruik van de bij de processen in de inrichting uitgestoten en gebruikte stoffen en afvalstoffen;\n \n \n d.\n vergelijkbare processen, apparaten of wijzen van bedrijfsvoering die met goed resultaat in de praktijk zijn toegepast;\n \n \n e.\n de ontwikkeling van de wetenschappelijke inzichten en de vooruitgang van de techniek met betrekking tot de bescherming van het milieu;\n \n \n f.\n de aard, de effecten en de omvang van de betrokken emissies;\n \n \n g.\n de data waarop de installaties in de inrichting in gebruik zijn of worden genomen;\n \n \n h.\n de tijd die nodig is om een techniek te gaan toepassen die meer bescherming biedt van het milieu dan de voorgaande;\n \n \n i.\n het verbruik en de aard van de grondstoffen, met inbegrip van water, en de energie-efficiëntie;\n \n \n j.\n de noodzaak om het algemene effect van de emissies op en de risico’s voor het milieu te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken;\n \n \n k.\n de noodzaak ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor het milieu zoveel mogelijk te beperken;\n \n \n l.\n door internationale of volkenrechtelijke organisaties bekendgemaakte informatie met betrekking tot de bepaling van beste beschikbare technieken; en\n \n \n m.\n andere informatie met betrekking tot het bepalen van de beste beschikbare technieken.\n \n \n \n \n 2\n Het bevoegd gezag bepaalt de voor een inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken in elk geval mede op grond van de:\n \n \n a.\n aard en het type van de inrichting en de staat van de daarin aanwezige installaties en processen;\n \n \n b.\n geldende afspraken over de ontwikkeling van de technieken;\n \n \n c.\n geografische omstandigheden;\n \n \n d.\n lokale milieuomstandigheden.\n \n \n \n \n 3\n Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de inhoud van de beste beschikbare technieken en omtrent de wijze waarop aan dit artikel uitvoering wordt gegeven.\n \n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n Artikel\n 3.5\n Melding verandering inrichtingen type III en IV\n \n Bij een melding als bedoeld in artikel 5.25, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de wet, van het voornemen tot het uitvoeren van een verandering van een inrichting verstrekt de vergunninghouder de volgende gegevens:\n \n \n a.\n zijn naam, adres, telefoonnummer en e-mailadres;\n \n \n b.\n de vergunning of vergunningen krachtens welke de inrichting opgericht dan wel in werking is;\n \n \n c.\n de beoogde verandering van de inrichting of van de werking daarvan;\n \n \n d.\n de gegevens waaruit blijkt van welke onderdelen en in welke mate van de vergunning of vergunningen, bedoeld in onderdeel b, en de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften wordt afgeweken;\n \n \n e.\n een situatieschets waarin de beoogde verandering is weergegeven;\n \n \n f.\n de gegevens waaruit blijkt dat de beoogde verandering van de inrichting of van de werking daarvan niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan die de inrichting ingevolge de vergunning en de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften mag veroorzaken; en\n \n \n g.\n het beoogde tijdstip van verwezenlijking van de voorgenomen verandering.\n \n \n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n Artikel\n 3.6\n Openbare kennisgeving\n \n \n 1\n De verklaring, bedoeld in artikel 5.25, eerste lid, onder c, van de wet, wordt ter inzage gelegd en van de verklaring wordt kennisgegeven in één of meer plaatselijke dagbladen en voorts op de voor publicatie van officiële mededelingen gebruikelijke wijze.\n \n \n 2\n Kennisgeving door het bevoegd gezag vindt plaats van ten minste:\n \n \n a.\n de zakelijke inhoud van de verklaring;\n \n \n b.\n de uren waarop en de plaats waar de verklaring en de daartoe behorende documenten kunnen worden ingezien;\n \n \n c.\n inzicht in of sprake is of zal zijn van een procedure met betrekking tot de milieueffectrapportage;\n \n \n d.\n inzicht in of sprake is of zal zijn van mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor een gevoelig gebied.\n \n \n \n \n 3\n In de gevallen waarin een verklaring betrekking heeft op een inrichting type IV kan Onze Minister de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, geheel of gedeeltelijk achterwege laten, voor zover het belang van de veiligheid van de staat dat vereist.\n \n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n Artikel\n 3.7\n Financiële zekerheid bij vergunning\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag kan in de vergunning de verplichting opnemen dat degene die een inrichting type III of type IV opricht, verandert of de werking daarvan verandert, in werking heeft of beëindigt, financiële zekerheid stelt:\n \n \n a.\n voor het nakomen van de bij de vergunning opgelegde verplichtingen; of\n \n \n b.\n ter dekking van de aansprakelijkheid voor mogelijke schade aan het milieu die het gevolg kan zijn van het oprichten van de inrichting, het veranderen of de werking daarvan veranderen, het in werking hebben of beëindigen van de inrichting.\n \n \n \n \n 2\n De financiële zekerheidsstelling wordt niet hoger dan de redelijkerwijs te verwachten kosten die noodzakelijk zijn voor het nakomen van op grond van die vergunning gelden de verplichtingen of voor de dekking van aansprakelijkheid voor schade die voortvloeit uit de nadelige gevolgen voor het milieu.\n \n \n 3\n De in het eerste lid, onder a en b, genoemde verplichtingen worden aangegaan voor de periode die in de betreffende vergunning daartoe is bepaald.\n \n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 3a\n Categorieën van personen\n \n \n Artikel\n 3.1a\n Categorieën van personen behorende bij artikel 1.2, eerste lid, van de wet\n \n Als categorieën van personen bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, van de wet, in de omschrijving van het begrip «badinrichting», worden aangewezen:\n \n \n a.\n personen die in een specifieke hoedanigheid anders dan bedoeld in onderdeel b, toegang hebben tot een badinrichting, niet zijnde een voor het publiek toegankelijke badinrichting of een privébadinrichting;\n \n \n b.\n personen die zorg ontvangen in een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel k, van de Wet zorginstellingen BES, of een inrichting waarin het beroep van fysiotherapeut klinisch of poliklinisch wordt uitgeoefend.\n \n \n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt nog niet in werking voor openbaar lichaam Saba.202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Milieueffectrapportage\n \n \n Artikel\n 4.1\n Milieueffectrapportage\n \n \n 1\n Als activiteiten als bedoeld in artikel 7.1, eerste lid, onderdeel a, van de wet, worden aangewezen de activiteiten die behoren tot een categorie die in kolom 1 van bijlage 2, onderdeel B, van dit besluit, is omschreven.\n \n \n 2\n Als activiteiten als bedoeld in artikel 7.1, eerste lid, onderdeel b, van de wet worden aangewezen:\n \n \n a.\n de activiteiten die behoren tot een categorie die in kolom 1 van bijlage 2, onderdeel C, van dit besluit, is omschreven;\n \n \n b.\n alle overige activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor de natuur of natuurwaarden van een gevoelig gebied of bufferzone gevoelig gebied, of die het landschap van het gevoelige gebied of de bufferzone gevoelig gebied in ernstige mate kunnen ontsieren of waarvoor een vergunning is vereist, die betrekking heeft of mede betrekking heeft op de bescherming van het milieu dan wel een gedeelte van het milieu.\n \n \n \n \n 3\n Als categorieën van besluiten als bedoeld in artikel 7.1, tweede onderscheidenlijk derde lid, van de wet, worden aangewezen de besluiten opgenomen in bijlage 2, onderdeel B, kolom 4, onderscheidenlijk bijlage 2, onderdeel C, kolom 3, van dit besluit.\n \n \n 4\n Als categorieën van plannen als bedoeld in artikel 7.1, vierde lid, van de wet, worden aangewezen de plannen die zijn opgenomen in bijlage 2, onderdeel B, kolom 3, van dit besluit, voor zover die plannen een kader vormen voor een besluit dat behoort tot een categorie die is aangewezen op grond van artikel 7.1, tweede lid, van de wet en voor zover die plannen niet zijn aangewezen als categorieën van besluiten bedoeld in het derde lid.\n \n \n 5\n Bij ministeriële regeling kunnen, per openbaar lichaam, met het oog op de bescherming van het milieu andere activiteiten, besluiten en plannen worden aangewezen dan de activiteiten, besluiten en plannen aangewezen op grond van het eerste tot en met vierde lid.\n \n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Toezicht en handhaving van de fysieke leefomgeving\n \n \n Artikel\n 5.1\n Toezicht- en handhavingsbeleid\n \n \n 1\n Onze Minister en het bestuurscollege die zijn belast met de bestuursrechtelijke handhaving bedoeld in artikel 10.2 van de wet, stellen ieder voor zich het toezicht- en handhavingsbeleid vast. Het toezicht- en handhavingsbeleid wordt vastgesteld voor een periode van ten minste één kalenderjaar.\n \n \n 2\n In het toezicht- en handhavingsbeleid worden in elk geval aangegeven:\n \n \n a.\n de doelen en gestelde prioriteiten van Onze Minister en het bestuurscollege op het gebied van toezicht en handhaving;\n \n \n b.\n de voorgenomen activiteiten om de doelen en prioriteiten te behalen;\n \n \n c.\n een risicoanalyse waarop de doelen en prioriteiten zijn gesteld; en\n \n \n d.\n de benodigde capaciteit voor de uitvoering van het toezicht-en handhavingsbeleid.\n \n \n \n \n 3\n Het toezicht- en handhavingsbeleid geeft voorts inzicht in:\n \n \n a.\n de nalevingsstrategie en aanvullende toezicht- en handhavingsinstrumenten;\n \n \n b.\n de afspraken die Onze Minister en het bestuurscollege hebben gemaakt met de andere betrokken bestuursorganen en organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving, over de samenwerking bij en de afstemming van de werkzaamheden.\n \n \n \n \n 4\n Onze Minister en het bestuurscollege stemmen het toezicht- en handhavingsbeleid voordat het wordt vastgesteld, af met de betrokken bestuursorganen en organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving.\n \n \n 5\n \n Titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing op het toezicht- en handhavingsbeleid.\n \n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n Artikel\n 5.2\n Uitvoeringsprogramma toezicht- en handhaving\n \n \n 1\n Onze Minister en het bestuurscollege werken het toezicht- en handhavingsbeleid, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, jaarlijks uit in een uitvoeringsprogramma. Hierin wordt aangegeven welke voorgenomen activiteiten Onze Minister en het bestuurscollege het komende kalenderjaar uitvoeren en de bijbehorende benodigde capaciteit voor die uitvoering. Daarbij wordt rekening gehouden met de gestelde doelen en prioriteiten als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onderdeel a.\n \n \n 2\n \n Artikel 5.1, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.\n \n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n Artikel\n 5.3\n Monitoring en evaluatie\n \n \n 1\n Onze Minister en het bestuurscollege bewaken de resultaten en de voortgang van:\n \n \n a.\n het bereiken van de gestelde doelen, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid; en\n \n \n b.\n de uitvoering van het uitvoeringsprogramma, bedoeld in artikel 5.2.\n \n \n \n \n 2\n Onze Minister en het bestuurscollege passen op grond van de resultaten genoemd in het eerste lid, het toezicht- en handhavingsbeleid, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, zo nodig aan.\n \n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n Artikel\n 5.4\n Rapportage\n \n Het bestuurscollege rapporteert jaarlijks aan de eilandsraad en aan Onze Minister over:\n \n \n a.\n het bereiken van de krachtens artikel 5.1, tweede lid, onderdeel a, doelen en gestelde prioriteiten;\n \n \n b.\n de uitvoering van de afspraken, bedoeld in artikel 5.1, vierde lid; en\n \n \n c.\n de uitgevoerde activiteiten die zijn opgenomen in de uitvoeringsprogramma’s, bedoeld in artikel 5.2, en in hoeverre deze activiteiten hebben bijgedragen aan het bereiken van de krachtens artikel 5.1, eerste en tweede lid, gestelde doelen.\n \n \n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n Artikel\n 5.5\n Bekendmaking\n \n Het toezicht- en handhavingsbeleid, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, het uitvoeringsprogramma, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, en de rapportage, bedoeld in artikel 5.4, worden als geheel bekendgemaakt overeenkomstig de Bekendmakingswet.\n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n Artikel\n 5.6\n Nadere regels\n \n In overeenstemming met artikel 10.9, vierde lid, van de wet kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld over de doelmatige handhaving van de wet, waaronder in ieder geval regels over:\n \n \n a.\n de wijze waarop inspecties worden uitgevoerd;\n \n \n b.\n sanctieoplegging; en\n \n \n c.\n kwalificaties van toezichthoudende ambtenaren.\n \n \n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 6\n Overgangs- en slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 6.1\n Overgangsrecht\n \n \n 1\n Een vergunning verleend op grond van:\n \n \n a.\n het Besluit grote inrichtingen milieubeheer BES;\n \n \n b.\n de Hinderverordening Bonaire;\n \n \n c.\n de Hinderverordening Sint Eustatius 1993;\n \n \n d.\n de Hinderverordening Bovenwindse Eilanden;\n \n \n wordt aangemerkt als een vergunning als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet.\n \n \n 2\n Bij wettelijke procedures of rechtsgedingen waarbij het bestuurscollege niet meer het bevoegd gezag is, na inwerkingtreding van artikel 6.2, treedt Onze Minister in de plaats van het bestuurscollege.\n \n \n 3\n Als een activiteit voor de inwerkingtreding van dit besluit zonder ontheffing of vergunning onafgebroken is verricht binnen en bij de inwerkingtreding van dit besluit voor die activiteit een vergunningplicht van toepassing wordt als bedoeld in artikel 3.1, geldt dat de aanvraag voor die vergunning binnen één maand na inwerkingtreding van dit besluit wordt gedaan bij het bevoegde gezag.\n \n \n 4\n Als vóór inwerkingtreding van dit besluit een aanvraag voor een hindervergunning op grond van artikel 3 van de Hinderverordening Bonaire of de hinderverordening Sint Eustatius 1993 is ingediend, blijft het oude recht van toepassing:\n \n \n a.\n als tegen het besluit beroep openstaat: tot het besluit onherroepelijk wordt,\n \n \n b.\n als tegen het besluit geen beroep openstaat: tot het besluit van kracht wordt.\n \n \n \n \n 5\n Beroepen bij een administratieve rechter of vorderingen die betrekking hebben op besluiten die zijn genomen op basis van de regelgeving als genoemd in het eerste lid, worden afgedaan op basis van het recht dat van toepassing was voor inwerkingtreding van dit besluit.\n \n \n 6\n Archiefbescheiden en de daarmee samenhangende verplichtingen met betrekking tot de vergunning, bedoeld in het eerste lid, waarvoor reeds een aanvraag is ingediend en waarover op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 6.2 nog geen toekenning heeft plaatsgevonden, of waarover al een besluit tot toekenning van een vergunning is genomen, worden door het bestuurscollege overgedragen aan Onze Minister, voor zover de Minister het bevoegd gezag is voor die vergunningen en zij niet al zijn overgebracht naar een voorgeschreven archiefbewaarplaats.\n \n \n 7\n Degene die een inrichting type II drijft die is opgericht voor de inwerkingtreding van dit besluit en die onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit niet over een onherroepelijke hindervergunning beschikt, meldt binnen twaalf maanden na inwerkingtreding van dit besluit, aan het bevoegd gezag dat hij de inrichting in werking heeft.\n \n \n 8\n Als op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit ten aanzien van een inrichting als bedoeld in het zevende lid, nog niet is beslist op een aanvraag om een hindervergunning, is het zevende lid niet van toepassing en wordt de aanvraag om de hindervergunning aangemerkt als een melding overeenkomstig artikel 2.2.\n \n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n Artikel\n 6.2\n Intrekking Besluit grote inrichtingen milieubeheer BES\n \n \n 1\n Het Besluit grote inrichtingen milieubeheer BES wordt ingetrokken.\n \n \n 2\n Na de inwerkingtreding van dit besluit berust de Regeling aanwijzing BBT-documenten grote inrichtingen milieubeheer BES op artikel 3.4, derde lid, van dit besluit.\n \n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n Artikel\n 6.3\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende openbare lichamen, artikelen en categorieën van inrichtingen van dit besluit verschillend kan worden vastgesteld.\n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n Artikel\n 6.4\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Inrichtingen- en activiteitenbesluit BES.\n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 20 december 2023\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,\n \n V.L.W.A.\n Heijnen\n \n \n \n de tweeëntwintigste december 2023\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n \n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n \n Bijlage\n 1\n Lijst categorieën van inrichtingen behorend bij artikel 1.2, eerste lid, van dit besluit\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n \n Artikel\n 1.1\n Begripsbepalingen\n \n In deze bijlage wordt verstaan onder:\n \n \n \n aanhangwagen: voertuig dat kennelijk is bestemd om te worden voortbewogen door een motorrijtuig of een ander voertuig, als mede opleggers;\n \n \n \n ADR: de op 30 september 1957 te Geneve tot stand gekomen Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR) (Trb. 1959, 171);\n \n \n \n afgewerkte olie: elke soort minerale of synthetische smeerolie of industriële olie die ongeschikt is geworden voor het gebruik waarvoor zij oorspronkelijk bestemd was, waaronder in ieder geval worden begrepen gebruikte olie van verbrandingsmotoren en versnellingsbakken, alsmede smeerolie, olie voor turbines en hydraulische oliën;\n \n \n \n autowrak: motovoertuig dat een afvalstof is in de zin van artikel 1.2, eerste lid, van de wet;\n \n \n \n bedrijfsafvalstoffen: afvalstoffen, met uitzondering van gevaarlijke afvalstoffen en nog niet ingezamelde of afgegeven huishoudelijke afvalstoffen;\n \n \n \n bovengrondse opslagtank: opslagtank die geen ondergrondse opslagtank is;\n \n \n \n bromfiets: motorvoertuig met twee, drie of vier wielen, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig of een aanhangwagen;\n \n \n \n categorie 1: vuurwerk dat zeer weinig gevaar en een te verwaarlozen geluidsniveau oplevert en bestemd is voor gebruik in een besloten ruimte, inclusief vuurwerk dat bestemd is voor gebruik binnenshuis;\n \n \n \n categorie 2: vuurwerk dat weinig gevaar en een laag geluidsniveau oplevert en bestemd is voor gebruik buitenshuis op een afgebakende plaats;\n \n \n \n categorie 3: vuurwerk dat middelmatig gevaar oplevert en bestemd is voor gebruik buitenshuis in een grote open ruimte, en waarvan het geluidsniveau niet schadelijk is voor de menselijke gezondheid;\n \n \n \n categorie 4: vuurwerk dat veel gevaar oplevert en uitsluitend bestemd is voor gebruik door personen met gespecialiseerde kennis, en waarvan het geluidsniveau niet schadelijk is voor de menselijke gezondheid;\n \n \n \n consumentenvuurwerk: vuurwerk bestemd voor particulieren, ingedeeld in categorie 1, 2 en 3 en dat is opgenomen in artikel 1.2 van deze bijlage dof vuurwerk dat staat vermeld in artikel 1.2 van deze bijlage met ADR klasse 1.4g of met ADR klasse 1.4s;\n \n \n \n gevaarlijke stoffen: stoffen en voorwerpen, waarvan het vervoer volgens het ADR is verboden of slechts onder daarin opgenomen voorwaarden is toegestaan, dan wel stoffen, materialen en voorwerpen vermeld in IMDG-Code International Maritime Dangerous Goods Code (MSC.406(96);\n \n \n \n jachthaven: inrichting voor het bieden van gelegenheid tot het afmeren van vaartuigen;\n \n \n \n landbouwhuisdieren: dieren die worden gehouden voor de productie;\n \n \n \n motorvoertuig: alle voertuigen, bestemd om anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het voertuig zelf aanwezig dan wel door elektrische tractie met stroomtoevoer van elders, met uitzondering van fietsen met trapondersteuning;\n \n \n \n ondergrondse opslagtank: opslagtank die geheel in de bodem of in een terp ligt;\n \n \n \n professioneel vuurwerk: vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 4 en vuurwerk dat niet voldoet aan de samenstellingseisen uit artikel 1.2 van deze bijlage;\n \n \n \n stookinstallatie: technische eenheid waarin brandstoffen worden geoxideerd om de warmte die zo wordt opgewekt te gebruiken;\n \n \n \n vaartuigen: schip bestemd of gebruikt voor de zeevaart, sport of vrijetijdsbesteding\n \n \n \n verpakkingsgroep: groep waarin een stof is ingedeeld volgens de ADR;\n \n \n \n vuurwerk: artikel voor vermaak dat een explosieve stof of explosief mengsel bevat en tot doel heeft warmte, licht, geluid, gas of rook te maken door zichzelf onderhoudende exotherme chemische reacties.\n \n \n \n \n \n Artikel\n 1.2\n Overzicht benaming, effect, categorie indeling en eisen samenstelling consumentenvuurwerk\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Nederlandse naam\n \n \n \n \n Engelse naam\n \n \n \n \n Effect\n \n \n \n \n categorie\n \n \n \n \n maximaal toegestane gewicht aan pyrotechnische stoffen of preparaten\n \n \n \n \n \n \n \n Knalvuurwerk\n \n \n bangers\n \n \n Knal\n \n \n 2\n \n \n 2,5 gram zwart buskruit\n \n \n \n \n Knalvuurwerk\n \n \n flashbangers\n \n \n Knal\n \n \n 3\n \n \n maximaal 2 gram perchloraat/metaal knalladin\n \n \n \n \n Knalstrengen\n \n \n banger batteries\n \n \n repeterende knal\n \n \n 2\n \n \n 100 gram zwart buskruit in totaal; per compartiment maximaal 0,5 gram zwart buskruit\n \n \n \n \n \n \n \n 3\n \n \n 1.000 gram zwart buskruit in totaal; per compartiment maximaal 0,5 gram zwart buskruit of flashbangers met een max van 250 gram perchloraat/metaal mengsel knallading met een max van 1 gram per compartiment\n \n \n \n \n Batterij enkelschotsbuizen\n \n \n shot tube batteries\n \n \n effecten als van enkelschots-buizen\n \n \n 2\n \n \n 500 gram pyrotechnische stoffen of preparaten in totaal; per compartiment maximaal 15 gram pyrotechnische stoffen of preparaten; per compartiment als burstlading of maximaal 10 gram zwart buskruit of maximaal 4 gram nitraat/metaal of maximaal 2 gram perchloraat/metaal; knallading is niet toegestaan\n \n \n \n \n Batterij enkelschots-buizen\n \n \n shot tube\n \n \n effecten als van enkelschots-buizen\n \n \n 3\n \n \n 1.000 gram pyrotechnische stoffen of preparaten in totaal; per compartiment maximaal 15 gram pyrotechnische stoffen of preparaten; per compartiment als burstlading of maximaal 10 gram zwart buskruit of maximaal 4 gram nitraat/metaal of maximaal 2 gram perchloraat/metaal; knallading is niet toegestaan\n \n \n \n \n Batterij fonteinen of mijnen of Romeinse kaarsen\n \n \n batteries\n \n \n Effecten van meerdere fonteinen of mijnen of Romeinse kaarsen\n \n \n 2\n \n \n 200 gram pyrotechnische stoffen of preparaten; alleen batterijen toegestaan van fonteinen of mijnen of Romeinse kaarsen, waarbij ieder type afzonderlijk functioneert en voldoet aan de individuele eisen die in deze tabel aan de genoemde onderdelen zijn gesteld\n \n \n \n \n Combinaties van fonteinen, mijnen, Romeinse kaarsen en enkelschots-buizen\n \n \n combinations\n \n \n Gecombineerde effecten van fonteinen, mijnen, Romeinse kaarsen en enkelschots-buizen\n \n \n 2\n \n \n 500 gram pyrotechnische stoffen of preparaten; alleen combinaties toegestaan van fonteinen, mijnen, Romeinse kaarsen en enkelschotsbuizen, waarbij ieder type afzonderlijk functioneert en voldoet aan de individuele eisen die in deze tabel aan de genoemde onderdelen zijn gesteld\n \n \n \n \n Flitstabletten\n \n \n flash pellets\n \n \n meervoudige lichtflitsen\n \n \n 2\n \n \n 30 gram pyrotechnische stoffen of preparaten\n \n \n \n \n Fonteinen\n \n \n fountains\n \n \n uitstoot van vonken of vlammen met geluidseffect anders dan een knal of zonder geluidseffect\n \n \n 2\n \n \n 100 gram pyrotechnische stoffen of preparaten; knallading is niet toegestaan\n \n \n \n \n Grondmobielen\n \n \n ground movers\n \n \n beweging over de grond met uitstoot van vonken of vlammen met geluidseffect anders dan een knal of zonder geluidseffect\n \n \n 2\n \n \n 25 gram pyrotechnische stoffen of preparaten; iedere pyrotechnische unit bevat maximaal 3 gram pyrotechnische stoffen of preparaten; knallading is niet toegestaan\n \n \n \n \n Grondtollen\n \n \n ground spinners\n \n \n draaiende beweging over de grond met uitstoot van vonken of vlammen met geluidseffect anders dan een knal of zonder geluidseffect\n \n \n 2\n \n \n 15 gram pyrotechnische stoffen of preparaten; iedere pyrotechnische unit bevat maximaal 8 gram pyrotechnische stoffen of preparaten; knallading is niet toegestaan\n \n \n \n \n Springtollen\n \n \n jumping ground-spinners\n \n \n draaiende beweging over de grond, veelvuldig onderbroken door een opspringende beweging, met uitstoot van vonken of vlammen met geluidseffect anders dan een knal of zonder geluidseffect\n \n \n 2\n \n \n 5 gram pyrotechnische stoffen of preparaten; knallading is niet toegestaan\n \n \n \n \n Mijnen\n \n \n mines\n \n \n eenmalige uitstoot van de gehele inhoud\n \n \n 2\n \n \n 50 gram pyrotechnische stoffen of preparaten; niet meer dan 5 pyrotechnische units met burstlading met ieder of maximaal 5 gram zwart buskruit, of maximaal 2 gram nitraat/metaal of maximaal 1 gram perchloraat/metaal; knallading is niet toegestaan; indien ook niet-pyrotechnische voorwerpen aanwezig zijn, bedraagt het maximaal toegestane gewicht van de voortdrijvende lading 8 gram nitrocellulose met een massafractie nitraat van maximaal 12,6%\n \n \n \n \n Minivuurpijlen\n \n \n mini rockets\n \n \n opstijgen met of zonder licht- of geluidseffect, al dan niet gevolgd door geluidseffect in de lucht\n \n \n 2\n \n \n 1,5 gram pyrotechnische stoffen of preparaten; knallading van meer dan 0,13 gram is niet toegestaan\n \n \n \n \n Vuurpijlen\n \n \n rockets\n \n \n opstijgen met of zonder licht- of geluidseffect, al dan niet gevolgd door licht- of geluidseffect in de lucht\n \n \n 2\n \n \n 75 gram pyrotechnische stoffen of preparaten in totaal; de burstlading bevat of maximaal 10 gram zwart buskruit of maximaal 4 gram nitraat/metaal of maximaal 2 gram perchloraat/metaal; knallading is niet toegestaan\n \n \n \n \n Romeinse kaarsen\n \n \n Roman candles\n \n \n achtereenvolgende uitstoot van pyrotechnische units, waardoor een serie licht- of geluidseffecten in de lucht ontstaan\n \n \n 2\n \n \n twee of meer pyrotechnische units tot een gezamenlijk gewicht aan pyrotechnische stoffen of preparaten van ten hoogste 50 gram waarbij het gewicht aan pyrotechnische stoffen of preparaten per pyrotechnische unit niet meer bedraagt dan 10 gram; niet meer dan 5 pyrotechnische units met burstlading, ieder met of maximaal 10 gram zwart buskruit of maximaal 4 gram nitraat/metaal of maximaal 2 gram perchloraat/metaal; knallading is niet toegestaan\n \n \n \n \n Enkelschots-buizen\n \n \n shot tubes\n \n \n uitstoot van de pyrotechnische unit, waardoor een licht- of geluidseffect in de lucht ontstaat\n \n \n 2\n \n \n 25 gram pyrotechnische stoffen of preparaten in totaal: de burstlading van de pyrotechnische unit bevat of maximaal 10 gram zwart buskruit of maximaal 4 gram nitraat/metaal of maximaal 2 gram perchloraat/metaal; knallading is niet toegestaan\n \n \n \n \n \n \n \n 3\n \n \n 40 gram pyrotechnische stoffen of preparaten in totaal: de burstlading van de pyrotechnische unit bevat of maximaal 10 gram zwart buskruit of maximaal 4 gram nitraat/metaal of maximaal 2 gram perchloraat/metaal; knallading is niet toegestaan\n \n \n \n \n Stijgtollen\n \n \n spinners\n \n \n gecombineerde draaiende en stijgende beweging, met uitstoot van vonken of vlammen met geluidseffect anders dan een knal of zonder geluidseffect\n \n \n 2\n \n \n 5 gram zwart buskruit; knallading is niet toegestaan\n \n \n \n \n Draaizonnen\n \n \n wheels\n \n \n draaiende beweging rond een vast punt, met uitstoot van vonken of vlammen met geluidseffect anders dan een knal of zonder geluidseffect\n \n \n 2\n \n \n 40 gram pyrotechnische stoffen of preparaten; het gewicht aan pyrotechnische stoffen van een eventuele effectlading met fluiteffect per compartiment niet meer dan 5 gram; knallading is niet toegestaan\n \n \n \n \n Bengaals vuur\n \n \n Bengal flames\n \n \n uitstoot van gekleurde vlammen\n \n \n 1\n \n \n 20 gram pyrotechnische stoffen of preparaten\n \n \n \n \n Bengaalse lucifers\n \n \n Bengal matches\n \n \n uitstoot van gekleurde vlammen en vonken\n \n \n 1\n \n \n 3,0 gram pyrotechnische stoffen of preparaten\n \n \n \n \n Bengaalse fakkels\n \n \n Bengal sticks\n \n \n uitstoot van gekleurde vlammen en vonken\n \n \n 1\n 2\n \n \n 7,5 gram pyrotechnische stoffen of preparaten\n 25 gram pyrotechnische stoffen of preparaten\n \n \n \n \n Kerstcrackers\n \n \n Christmas crackers\n \n \n knal als gevolg van uit elkaar trekken van het artikel en uitstoot van niet-pyrotechnische voorwerpen\n \n \n 1\n \n \n 16 milligram pyrotechnische stoffen of preparaten waarvan de basis bestaat uit kaliumchloraat en rode fosfor of 1,6 milligram zilverfulminaat\n \n \n \n \n Knetter pellets\n \n \n crackling granules\n \n \n knetterend geluid\n \n \n 1\n \n \n 3,0 gram pyrotechnische stoffen of preparaten\n \n \n \n \n Flitstabletten\n \n \n flash pellets\n \n \n meervoudige lichtflitsen\n \n \n 1\n \n \n 2,0 gram pyrotechnische stoffen of preparaten\n \n \n \n \n Fonteinen voor gebruik binnenshuis\n \n \n fountains for indoor use\n \n \n uitstoot van vonken of vlammen met geluidseffect anders dan een knal of zonder geluidseffect\n \n \n 1\n \n \n 7,5 gram pyrotechnische stoffen of preparaten waarvan de basis bestaat uit nitrocellulose, met massafractie nitraat van maximaal 12,6%, zonder aanvullende oxiderende stoffen\n \n \n \n \n Fonteinen voor gebruik buitenshuis\n \n \n fountains for outdoor use\n \n \n uitstoot van vonken of vlammen met geluidseffect anders dan een knal of zonder geluidseffect\n \n \n 1\n \n \n 7,5 gram pyrotechnische stoffen of preparaten\n \n \n \n \n Grondtollen\n \n \n Ground-spinners\n \n \n draaiende beweging over de grond met uitstoot van vonken of vlammen met geluidseffect anders dan een knal of zonder geluidseffect\n \n \n 1\n \n \n 5,0 gram pyrotechnische stoffen of preparaten\n \n \n \n \n Schertslucifers\n \n \n novelty matches\n \n \n knal of lichteffect\n \n \n 1\n \n \n 50 milligram, 1 knallading van maximaal 2,5 milligram zilverfulminaat toegestaan\n \n \n \n \n Confettibommen\n \n \n party poppers\n \n \n knal en uitstoot van niet-pyrotechnische voorwerpen\n \n \n 1\n \n \n 16 milligram pyrotechnische stoffen of preparaten waarvan de basis bestaat uit kaliumchloraat en rode fosfor\n \n \n \n \n Slangen\n \n \n serpents\n \n \n expanderende vaste verbrandingsresten in een vooraf bepaalde vorm\n \n \n 1\n \n \n 3,0 gram pyrotechnische stoffen of preparaten\n \n \n \n \n Trektouwtjes\n \n \n snaps\n \n \n knal als gevolg van het uit elkaar trekken van het artikel\n \n \n 1\n \n \n 16 milligram pyrotechnische stoffen of preparaten waarvan de basis bestaat uit kaliumchloraat en rode fosfor of 1,6 milligram zilverfulminaat\n \n \n \n \n Sterretjes\n \n \n sparklers\n \n \n uitstoot van vonken met geluidseffect anders dan een knal of zonder geluidseffect\n \n \n 1\n \n \n 7,5 gram pyrotechnische stoffen of preparaten\n \n \n \n \n \n \n \n 2\n \n \n 30 gram pyrotechnische stoffen of preparaten\n \n \n \n \n Tafelbommen, knalbonbons of cotillonvruchten\n \n \n table bombs\n \n \n knal en uitstoot van niet-pyrotechnische voorwerpen\n \n \n 1\n \n \n 2,0 gram pyrotechnische stoffen of preparaten waarvan de basis bestaat uit nitrocellulose, met een assafractie nitraat van maximaal 12,6%\n \n \n \n \n Knalerwten\n \n \n throwdowns\n \n \n knal als gevolg van het op de grond gooien van het artikel\n \n \n 1\n \n \n 2,5 milligram zilverfulminaat\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Categorieen van inrichtingen\n \n \n \n Artikel\n 2.1\n Reikwijdte\n \n \n \n 1.\n Een inrichting type I is een inrichting die geen inrichting type II, III of IV is.\n \n \n 2.\n Een inrichting type II is een inrichting die geen inrichting type I, III of IV is.\n \n \n 3.\n Een inrichting type III is een inrichting die geen inrichting type I, II of IV is.\n \n \n \n \n \n Artikel\n 2.2\n Aanwijzing categorieën van inrichtingen\n \n In de categorieën 1 tot en met 22 worden de categorieën van inrichtingen aangewezen, bedoeld in artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de wet.\n \n \n Categorie 1 Apparatuur, installaties en motoren\n \n Onderdeel 1.1 Een inrichting waar:\n \n \n a.\n een of meer elektromotoren aanwezig zijn met een vermogen of een gezamenlijk vermogen groter dan 1,5 kW, onder voorwaarde dat bij de berekening van het gezamenlijk vermogen een elektromotor met een vermogen van 0,25 kW of minder buiten beschouwing blijft;\n \n \n b.\n een of meer verbrandingsmotoren aanwezig zijn met een vermogen of een gezamenlijk vermogen groter dan 1,5 kW, onder voorwaarde dat bij de berekening van het gezamenlijk vermogen een verbrandingsmotor met een vermogen van 0,25 kW of minder buiten beschouwing blijft;\n \n \n c.\n een of meer voorzieningen of installaties aanwezig zijn voor het verstoken van brandstoffen met een thermisch vermogen of een gezamenlijk vermogen groter dan 130 kW.\n \n \n Onderdeel 1.2 Onderdeel 1.1 is niet van toepassing op:\n \n \n a.\n elektromotoren, verbrandingsmotoren en installaties voor het verstoken van brandstoffen die tijdelijk in een bepaalde omgeving aanwezig zijn;\n \n \n b.\n elektromotoren, die in een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat voor bewoning wordt gebruikt of daartoe is bestemd, ten behoeve van dat gebouw worden aangewend.\n \n \n Onderdeel 1.3 Een inrichting type II is een inrichting waar:\n \n \n a.\n een of meer elektromotoren aanwezig zijn met een vermogen of een gezamenlijk vermogen groter dan 20 kW;\n \n \n b.\n een of meer voorzieningen of installaties voor het verstoken van brandstoffen met een thermisch vermogen of een gezamenlijk vermogen groter dan 20 kW en kleiner dan 1 MWth.\n \n \n Onderdeel 1.4 Een inrichting type III is een inrichting waar:\n \n \n 1.\n een of meer stookinstallaties met een nominaal vermogen groter dan 20 kW aanwezig zijn, waarin een andere stof wordt verstookt dan:\n \n \n a.\n propaangas;\n \n \n b.\n butaangas, of\n \n \n c.\n vloeibare brandstoffen, inclusief biodiesel, die voldoen aan NEN-EN 14214.\n \n \n \n \n 2.\n een of meer voorzieningen of installaties voor het verstoken van brandstoffen met een thermisch vermogen of een gezamenlijk vermogen groter dan 1 MWth.\n \n \n \n \n \n Categorie 2 Gassen\n \n Onderdeel 2.1 een inrichting voor het bewerken, verwerken, op- en overslaan van gassen of gasmengsels, al of niet in samengeperste tot vloeistof verdichte of onder druk in vloeistof opgeloste toestand.\n Onderdeel 2.2 Een inrichting type II is een inrichting voor:\n \n \n a.\n het vullen van gasflessen met propaan of butaan met een inhoud kleiner dan 12 liter vanuit een gasfles van maximaal 150 liter;\n \n \n b.\n het vullen van gasflessen met verstikkende gassen;\n \n \n c.\n het vullen van gasflessen met een inhoud van maximaal 2 liter met zuurstof vanuit een concentrator;\n \n \n d.\n het vullen van gasflessen met een inhoud van maximaal 3 liter en met een druk van maximaal 1,6 bar, met diep gekoelde vloeibare zuurstof vanuit een gasfles met een inhoud van maximaal 60 liter met een druk van maximaal 1,6 bar;\n \n \n e.\n het vullen van gasflessen met ademlucht voor duikers met inhoud van maximaal 15 liter;\n \n \n f.\n de opslag van propaan, propeen, zuurstof, vergistingsgas, kooldioxide, lucht, argon, helium of stikstof in één of meer opslagtanks.\n \n \n Onderdeel 2.3 Een inrichting type III is een inrichting voor:\n \n \n a.\n voor het vervaardigen van gassen;\n \n \n b.\n voor de opslag van meer dan 1.500 liter ammoniak in gasflessen;\n \n \n c.\n voor de opslag van meer dan 1.500 liter ethyleenoxide in gasflessen;\n \n \n d.\n voor de opslag van meer dan 250 liter van gevaarlijke stoffen of CMR-stoffen in gasflessen;\n \n \n e.\n voor de opslag van propaan of propeen in meer dan twee opslagtanks;\n \n \n f.\n voor de opslag van propaan of propeen waarbij het gas, behoudens voor het leegmaken voor verplaatsing van de opslagtank, niet uitsluitend in de gasfase aan een opslagtank wordt onttrokken;\n \n \n g.\n voor de opslag van andere gassen dan propaan, propeen, zuurstof, vergistingsgas, kooldioxide, lucht, argon, helium of stikstof in één of meer opslagtanks;\n \n \n h.\n voor de opslag van andere gassen dan propaan in ondergrondse opslagtanks;\n \n \n i.\n voor de opslag van gassen in een gaszak;\n \n \n j.\n voor de opslag van gassen, anders dan in gasflessen, gaspatronen, spuitbussen, gaszakken of opslagtanks van metaal of kunststof;\n \n \n k.\n voor het afleveren van LPG;\n \n \n l.\n voor het vullen van gasflessen van ADR klasse 2, met uitzondering van onderdeel 2.2 onder a tot en met f;\n \n \n m.\n voor het vullen van spuitbussen, uitgezonderd het niet geautomatiseerd afvullen met stoffen anders dan drijfgassen;\n \n \n n.\n waar warmtepompen, koelinstallaties of vriesinstallaties aanwezig zijn, met een inhoud per installatie van meer dan 1.500 kilogram ammoniak of 100 kilogram propaan, butaan of een mengsel van propaan en butaan;\n \n \n o.\n voor het begassen of ontgassen van containers.\n \n \n Onderdeel 2.4 Een inrichting type IV is een inrichting voor het opslaan van gassen met een opslagcapaciteit van meer dan 10 ton.\n \n \n \n Categorie 3 Ontplofbare stoffen\n \n Onderdeel 3.1 In deze categorie wordt onder ontplofbare stoffen verstaan de stoffen of preparaten als bedoeld in artikel 2 van het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten, dan wel de stoffen, preparaten of andere producten, die zijn ingedeeld in de internationale transportgevarenklasse 1 als bedoeld in bijlage 1 van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen (VLG), alsmede nitrocellulose.\n Onderdeel 3.2 Een inrichting waar ontplofbare stoffen, preparaten of producten worden verpakt of herverpakt, opgeslagen of overgeslagen.\n Onderdeel 3.3 Voor de toepassing van onderdeel 3.1 van deze bijlage blijft het opslaan van ten hoogste de volgende hoeveelheden buiten beschouwing:\n \n \n 1°.\n 10.000 tot gevarengroep 1.4 van het VLG behorende patronen dan wel onderdelen daarvan voor vuurwapens met een kaliber van niet meer dan 13,2 mm of voor schietgereedschap;\n \n \n 2°.\n 1 kilogram tot gevarengroep 1.1 van het VLG behorend zwart buskruit;\n \n \n 3°.\n 3 kilogram tot gevarengroep 1.3 van het VLG behorend rookzwak buskruit;\n \n \n 4°.\n 10 kilogram tot gevarengroep 1.4 van het VLG behorend pyrotechnisch speelgoed;\n \n \n 5°.\n 25 kilogram tot gevarengroep 1.4 van het VLG behorend consumentenvuurwerk.\n \n \n Onderdeel 3.4 Voor de toepassing van onderdeel 3.2 blijft buiten beschouwing het bewerken, verwerken, verpakken of herverpakken, op- en overslaan van ontplofbare stoffen binnen inrichtingen die worden gebruikt door de Nederlandse of een bondgenootschappelijke krijgsmacht.\n Onderdeel 3.5 Een inrichting type II is een inrichting waar consumentenvuurwerk met een gezamenlijke opslagcapaciteit tot maximaal 1.100 kilogram wordt opgeslagen.\n Onderdeel 3.6 Een inrichting type III is een inrichting waar:\n \n \n a.\n consumentenvuurwerk wordt verpakt of herverpakt, opgeslagen of overgeslagen, met een gezamenlijke opslagcapaciteit van meer dan 1.100 kilogram;\n \n \n b.\n professioneel vuurwerk wordt verpakt of herverpakt, opgeslagen of overgeslagen;\n \n \n c.\n meer dan 1 kilogram zwart kruit wordt opgeslagen;\n \n \n d.\n meer dan 50 kilogram rookzwak kruit wordt opgeslagen;\n \n \n e.\n meer dan 50 kilogram netto explosieve massa noodsignaal wordt opgeslagen;\n \n \n f.\n meer dan 250.000 patronen ten behoeve van schiethamers worden opgeslagen;\n \n \n g.\n de opslag van andere ontplofbare stoffen dan de hierboven genoemde stoffen en anders dan pyrotechnisch speelgoed plaatsvindt.\n \n \n Onderdeel 3.7 Een inrichting type IV is in elk geval een inrichting voor het vervaardigen en bewerken van ontplofbare stoffen.\n \n \n \n Categorie 4 Gevaarlijke stoffen, brandstoffen en brandbare vloeistoffen\n \n Onderdeel 4.1 Een inrichting voor:\n \n \n a.\n het bewerken, verwerken, afleveren, op- en overslaan van de volgende gevaarlijke stoffen, preparaten of andere producten uit:\n \n \n 1°.\n de categorie oxiderend;\n \n \n 2°.\n de categorie zeer licht ontvlambaar;\n \n \n 3°.\n de categorie licht ontvlambaar;\n \n \n 4°.\n de categorie ontvlambaar;\n \n \n 5°.\n de categorie brandbaar;\n \n \n 6°.\n de categorie zeer vergiftig;\n \n \n 7°.\n de categorie vergiftig;\n \n \n 8°.\n de categorie schadelijk;\n \n \n 9°.\n de categorie bijtend;\n \n \n 10°.\n de categorie irriterend;\n \n \n 11°.\n de categorie sensibiliserend;\n \n \n 12°.\n de categorie kankerverwekkend;\n \n \n 13°.\n de categorie mutageen;\n \n \n 14°.\n de categorie voor de voortplanting vergiftig;\n \n \n 15°.\n de categorie milieugevaarlijk.\n \n \n \n \n b.\n producten, waarin stoffen of preparaten, bedoeld onder a, zijn verwerkt;\n \n \n c.\n cosmetische of farmaceutische producten.\n \n \n Onderdeel 4.2 Voor de toepassing van onderdeel 4.1 van deze bijlage blijven apotheken en praktijken voor de uitoefening van de geneeskunst als huisarts en de diergeneeskunst buiten beschouwing.\n Onderdeel 4.3 Een inrichting type II is een inrichting voor:\n \n \n a.\n de opslag van vloeibare brandstoffen, afgewerkte olie of stoffen van klasse 5.1 of klasse 8, verpakkingsgroepen II en III, bedoeld in bijlage A van de ADR met een gezamenlijke inhoud van maximaal 150 m3;\n \n \n b.\n het afleveren van vloeibare brandstoffen.\n \n \n Onderdeel 4.4 Een inrichting type III is een inrichting:\n \n \n a.\n voor de opslag van gevaarlijke stoffen in tanks anders dan vloeibare brandstoffen of afgewerkte olie in ondergrondse opslagtanks;\n \n \n b.\n voor de opslag van gevaarlijke stoffen anders dan genoemd in onderdeel 4.3 van deze bijlage;\n \n \n c.\n voor de opslag van meer dan 10.000 kilogram gevaarlijke stoffen in verpakking als bedoeld in onderdeel 4.1 van deze bijlage;\n \n \n d.\n waar een praktijkruimte of laboratorium aanwezig is, waar gericht wordt gewerkt met biologische agentia;\n \n \n e.\n het opslaan van vloeibare brandstoffen of afgewerkte olie in opslagtanks met een inhoud van meer dan 150 m3;\n \n \n f.\n het opslaan van stoffen van klasse 5.1 of klasse 8, verpakkingsgroepen II en III, bedoeld in bijlage A van de op 30 september 1957 te Genève tot stand gekomen Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg (Trb. 1959, 171) in tanks met een gezamenlijke inhoud van meer dan 150 m3.\n \n \n Onderdeel 4.5. Een inrichting type IV is een inrichting voor:\n \n \n a.\n het vervaardigen van stoffen zoals genoemd in onderdeel 4.1 van deze bijlage;\n \n \n b.\n het op- en overslaan van aardolie, aardolieproducten of koolwaterstoffen in vloeibare toestand met een capaciteit voor de opslag van deze stoffen of producten van 2.500 ton of meer;\n \n \n c.\n het op- en overslaan van aardolie, aardolieproducten of koolwaterstoffen in vloeibare toestand met een capaciteit voor de opslag van deze stoffen of producten van 25.000 ton of meer, als bedoeld in artikel 8.6, eerste lid, van de wet;\n \n \n d.\n het raffineren van aardolie of aardoliefracties, kraken of vergassen.\n \n \n \n \n \n Categorie 5 Dieren, landbouw en veeteelt\n \n Onderdeel 5.1 Een inrichting voor:\n \n \n a.\n het kweken, fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren;\n \n \n b.\n het op- en overslaan van huiden, bont, leer of lederhalffabrikaten;\n \n \n c.\n het vervaardigen, bewerken of verwerken van huiden, bont, leer of lederhalffabrikaten;\n \n \n d.\n het bewerken, verwerken, op- en overslaan van producten, die bij het slachten van dieren vrijkomen;\n \n \n e.\n het slachten van dieren.\n \n \n Onderdeel 5.2 Een inrichting type I is een inrichting voor het fokken of houden tot 100 vogels of tot 25 zoogdieren.\n Onderdeel 5.3 Een inrichting type II is een inrichting voor:\n \n \n a.\n het fokken of houden van 100 tot en met 200 vogels of van 25 tot en met 50 zoogdieren;\n \n \n b.\n het houden voor productie tot en met 300 stuks pluimvee;\n \n \n c.\n het houden tot en met 100 stuks landbouwhuisdieren in het totaal;\n \n \n d.\n het op- en overslaan van huiden, bont, leer of lederhalffabrikaten;\n \n \n e.\n het vervaardigen, bewerken of verwerken van huiden, bont, leer of lederhalffabrikaten;\n \n \n f.\n het bewerken, verwerken, op- en overslaan van producten, die bij het slachten van dieren vrijkomen.\n \n \n Onderdeel 5.4 Een inrichting type III is een inrichting voor:\n \n \n a.\n Het fokken of houden van meer dan 200 vogels of meer dan 50 zoogdieren;\n \n \n b.\n het houden voor productie van meer dan 300 stuks pluimvee;\n \n \n c.\n het houden van meer dan 100 stuks landbouwhuisdieren in het totaal;\n \n \n d.\n het kweken van waterdieren in één of meer tanks met een gezamenlijke inhoud van 10.000 liter of meer;\n \n \n e.\n het kweken van consumptievis;\n \n \n f.\n het industrieel vervaardigen, bewerken of verwerken van huiden, bont, leer of lederhalffabrikaten;\n \n \n g.\n het slachten van dieren.\n \n \n \n \n \n Categorie 6 Voedingsmiddelen\n \n Onderdeel 6.1 Een inrichting voor:\n \n \n a.\n het vervaardigen, bewerken, verwerken, op- en overslaan van vlees of vleeswaren;\n \n \n b.\n het bewerken, verwerken, op- en overslaan van vis, weekdieren, schaaldieren of producten, die bij de bewerking of verwerking daarvan vrijkomen;\n \n \n c.\n het vervaardigen van brood, banket, chocoladeproducten, beschuit, koek of biscuit;\n \n \n d.\n het vervaardigen, bewerken of verwerken van voedingsmiddelen, genotmiddelen of grondstoffen daarvoor;\n \n \n e.\n het vervaardigen, bewerken, verwerken, op- en overslaan van voedingsmiddelen voor dieren of grondstoffen daarvoor;\n \n \n f.\n het telen, behandelen, verhandelen, op- en overslaan van landbouwproducten.\n \n \n Onderdeel 6.2 Voor de toepassing van onderdeel 6.1, onderdeel e, van deze bijlage, blijven buiten beschouwing inrichtingen voor het opslaan van tot balen geperst of gebundeld hooi, stro of vlas met een droge stofgehalte van meer dan 30%.\n Onderdeel 6.3 Een inrichting type I is een inrichting voor het vervaardigen van voedingsmiddelen voor personen die wonen of werken in de accommodatie van de inrichting.\n Onderdeel 6.4 Een inrichting type II is een inrichting voor:\n \n \n a.\n het vervaardigen, bewerken, verwerken, op- en overslaan van vlees of vleeswaren;\n \n \n b.\n het bewerken, verwerken, op- en overslaan van vis, weekdieren, schaaldieren of producten, die bij de bewerking of verwerking daarvan vrijkomen;\n \n \n c.\n het vervaardigen van brood, banket, chocoladeproducten, beschuit, koek of biscuit;\n \n \n d.\n het vervaardigen, bewerken of verwerken van voedingsmiddelen, genotmiddelen of grondstoffen daarvoor;\n \n \n e.\n het vervaardigen, bewerken, verwerken, op- en overslaan van voedingsmiddelen voor dieren of grondstoffen daarvoor;\n \n \n f.\n het telen, behandelen, verhandelen, op- en overslaan van landbouwproducten.\n \n \n Onderdeel 6.5 Een inrichting type III is een inrichting voor:\n \n \n a.\n het vervaardigen, bewerken of verwerken van voedingsmiddelen, genotmiddelen of grondstoffen daarvoor waarbij de gezamenlijke nominale belasting op bovenwaarde van continu-ovens meer bedraagt dan 400 kW;\n \n \n b.\n het kweken van algen.\n \n \n \n \n \n Categorie 7 Bestrijdingsmiddelen\n \n Onderdeel 7.1 Een inrichting waar bestrijdingsmiddelen als bedoeld in artikel 1 van de Wet voorschriften bestrijdingsmiddelen BES worden bewerkt, opgeslagen of overgeslagen.\n Onderdeel 7.2 Een inrichting type II is een inrichting waar meer dan 10 kilogram bestrijdingsmiddelen worden bewerkt, opgeslagen of overgeslagen.\n Onderdeel 7.3 Een inrichting type III is een inrichting voor het vervaardigen van bestrijdingsmiddelen.\n \n \n \n Categorie 8 Bouwmaterialen\n \n Onderdeel 8.1 Een inrichting voor het winnen, vervaardigen, bewerken, verwerken, op- en overslaan van:\n \n \n a.\n keramische producten, bak-, sier- of bestratingstenen, dakpannen, porselein, aardewerk, kalkzandsteen, cement, cementmortel, cementwaren of kalk;\n \n \n b.\n betonmortel of betonwaren;\n \n \n c.\n ertsen, mineralen, derivaten van ertsen of mineralen, minerale producten of mergel;\n \n \n d.\n asbest of asbesthoudende producten;\n \n \n e.\n glas of glazen voorwerpen;\n \n \n f.\n asfalt of asfalthoudende producten;\n \n \n g.\n steen, gesteente (diabaas) of stenen voorwerpen, niet zijnde puin;\n \n \n h.\n zand of grind;\n \n \n i.\n grond.\n \n \n Onderdeel 8.2 Voor de toepassing van onderdeel 8.1, onderdeel a en e, van deze bijlage, blijven buiten beschouwing inrichtingen met een of meer ovens met een thermisch vermogen of een gezamenlijk thermisch vermogen van 5 kW of minder, die bestemd zijn voor de vervaardiging of bewerking van genoemde producten.\n Onderdeel 8.3 Een inrichting type II is een inrichting voor het vervaardigen, bewerken, verwerken, op- en overslaan van:\n \n \n a.\n keramische producten, bak-, sier- of bestratingstenen, dakpannen, porselein, aardewerk, kalkzandsteen, cement, cementmortel, cementwaren of kalk;\n \n \n b.\n betonmortel of betonwaren;\n \n \n c.\n ertsen, mineralen, derivaten van ertsen of mineralen, minerale producten of mergel;\n \n \n d.\n glas of glazen voorwerpen;\n \n \n e.\n steen, gesteente (diabaas) of stenen voorwerpen, niet zijnde puin;\n \n \n f.\n zand of grind;\n \n \n g.\n grond.\n \n \n Onderdeel 8.4 Een inrichting type III is een inrichting voor:\n \n \n a.\n het vervaardigen of bewerken met apparaten met een individuele nominale belasting op bovenwaarde van meer dan 130 kW of een aansluitwaarde van meer dan 130 kW van keramische producten, bak-, sier- of bestratingstenen, dakpannen, porselein of aardewerk;\n \n \n b.\n het vervaardigen of bewerken met apparaten met een individuele nominale belasting op bovenwaarde van meer dan 130 kW of een aansluitwaarde van meer dan 130 kW van glas of glazen voorwerpen;\n \n \n c.\n het winnen van steen of steenachtige materialen;\n \n \n d.\n het winnen, breken, malen, zeven of drogen van zand, grind, kalk of andere mineralen of derivaten daarvan;\n \n \n e.\n het vervaardigen, bewerken of verwerken van asfalt of asfalthoudende producten.\n \n \n \n \n \n Categorie 9 Metalen\n \n Onderdeel 9.1 Een inrichting voor het vervaardigen, bewerken, verwerken, op- en overslaan van metalen, metalen voorwerpen of schroot dan wel voor het behandelen van de oppervlakte van metalen of metalen voorwerpen.\n Onderdeel 9.2 Een inrichting type II is een inrichting voor het bewerken, verwerken, op- en overslaan van metalen, metalen voorwerpen of schroot dan wel voor het behandelen van de oppervlakte van metalen of metalen voorwerpen.\n Onderdeel 9.3 Een inrichting type III is een inrichting voor:\n \n \n a.\n het vervaardigen van ruw ijzer, ruw staal of primaire non-ferro metalen;\n \n \n b.\n het gieten van metalen of hun legeringen;\n \n \n c.\n het harden of gloeien van metalen of het diffunderen van stoffen in het metaaloppervlak, indien daarbij zouten, oliën of gassen anders dan inerte gassen of koolzuurgas worden toegepast;\n \n \n d.\n het behandelen van metaaloppervlakken door schoonbranden en pyrolyse;\n \n \n e.\n het aanbrengen van metaallagen met cyanidehoudende baden, met een totale badinhoud van meer dan 100 liter.\n \n \n \n \n \n Categorie 10 Transport\n \n Onderdeel 10.1 Een inrichting voor:\n \n \n a.\n het vervaardigen, onderhouden, repareren, behandelen van de oppervlakte, keuren, reinigen, verhandelen, verhuren of proefdraaien van:\n \n \n 1°.\n Vliegtuigen;\n \n \n 2°.\n Motoren, motorvoertuigen of -vaartuigen;\n \n \n 3°.\n Caravans;\n \n \n 4°.\n Landbouwwerktuigen;\n \n \n 5°.\n Bromfietsen;\n \n \n \n \n b.\n het parkeren van drie of meer voor het vervoer van goederen langs de weg bestemde motorvoertuigen, gelede motorvoertuigen, aanhangwagens of opleggers, waarvan de massa van het ledige voertuig, vermeerderd met het laadvermogen, meer bedraagt dan 3.500 kilogram.\n \n \n Onderdeel 10.2 Voor de toepassing van onderdeel 10.1, onderdeel b, van deze bijlage, blijven buiten beschouwing parkeerterreinen die deel uitmaken van openbare wegen of weggedeelten en parkeerterreinen die voor het openbaar verkeer openstaan.\n Onderdeel 10.3 Een inrichting type I is een inrichting:\n \n \n a.\n waar binnen een afstand van 50 meter van de grens van de inrichting gevoelige objecten aanwezig zijn en in de periode tussen 19.00 en 07.00 uur, gemiddeld vier of minder transportbewegingen plaatsvinden met motorvoertuigen waarvan de massa van het ledig voertuig vermeerderd met het laadvermogen meer dan 3.500 kilogram is;\n \n \n b.\n waar in de buitenlucht geen oefenterrein voor motorvoertuigen aanwezig is;\n \n \n c.\n voor het bieden van parkeergelegenheid in een parkeergarage voor maximaal 30 personenauto’s;\n \n \n d.\n voor het in werking hebben van een acculader.\n \n \n Onderdeel 10.4 Een inrichting type II is een inrichting voor:\n \n \n a.\n het onderhouden, repareren, behandelen van de oppervlakte, keuren, reinigen, verhandelen, verhuren of proefdraaien van:\n \n \n 1°.\n Motoren, motorvoertuigen of bromfietsen;\n \n \n 2°.\n Landbouwwerktuigen;\n \n \n 3°.\n Vaartuigen met een langs de waterlijn te meten lengte van maximaal 10 meter.\n \n \n \n \n b.\n het parkeren van drie of meer voor het vervoer van goederen langs de weg bestemde motorvoertuigen, gelede motorvoertuigen, aanhangwagens of opleggers, waarvan de massa van het ledige voertuig, vermeerderd met het laadvermogen, meer bedraagt dan 3.500 kilogram.\n \n \n Onderdeel 10.5 Een inrichting type III is een inrichting voor:\n \n \n a.\n het vervaardigen, repareren, proefdraaien of uitwendig reinigen van vliegtuigen;\n \n \n b.\n het bouwen of verbouwen van metalen vaartuigen;\n \n \n c.\n het vervaardigen, onderhouden, repareren of het behandelen van de oppervlakte van vaartuigen van meer dan 10 meter;\n \n \n d.\n het afmeren van zeegaande veerboten, containerschepen en cruiseschepen;\n \n \n e.\n het overslaan van schip naar schip;\n \n \n f.\n het reinigen van tankschepen;\n \n \n g.\n het meer dan 24 uur parkeren van vervoerseenheden met gevaarlijke stoffen;\n \n \n h.\n het parkeren van meer dan drie vervoerseenheden met gevaarlijke stoffen.\n \n \n \n \n \n Categorie 11 Hout en kurk\n \n Onderdeel 11.1 Een inrichting voor het vervaardigen, bewerken, verwerken, behandelen, op- en overslaan van hout of kurk dan wel van houten, kurken of houtachtige voorwerpen.\n Onderdeel 11.2 Een inrichting type II is een inrichting voor het vervaardigen, bewerken, verwerken, behandelen, op- en overslaan van hout of kurk dan wel van houten, kurken of houtachtige voorwerpen.\n Onderdeel 11.3 Een inrichting type III is een inrichting voor het impregneren van hout door middel van spuiten, sproeien of het toepassen van de vacuümdrukmethode.\n \n \n \n Categorie 12 Textiel, papier en grafische techniek\n \n Onderdeel 12.1 Een inrichting voor:\n \n \n a.\n het bewerken, verwerken, opslaan, overslaan of reinigen van textiel, woningtextiel, textielgrondstoffen of producten hiervan;\n \n \n b.\n het bewerken, verwerken, op- en overslaan van papierstof, papier of producten hiervan;\n \n \n c.\n het toepassen van grafische technieken.\n \n \n Onderdeel 12.2 Voor de toepassing van onderdeel 12.1, van deze bijlage, blijven buiten beschouwing de inrichtingen voor het opslaan van gebundeld vlas met een droge stofgehalte van meer dan 30%.\n Onderdeel 12.3 Een inrichting type II is een inrichting voor:\n \n \n a.\n het bewerken, verwerken, opslaan, overslaan of reinigen van textiel, woningtextiel, textielgrondstoffen of producten hiervan;\n \n \n b.\n het bewerken, verwerken, op- en overslaan van papierstof, papier of producten hiervan;\n \n \n c.\n het toepassen van grafische technieken.\n \n \n Onderdeel 12.4 Een inrichting type III is een inrichting voor:\n \n \n a.\n het vervaardigen van textiel en woningtextiel;\n \n \n b.\n het vervaardigen van papier of producten hiervan.\n \n \n \n \n \n Categorie 13 Afvalwater\n \n Onderdeel 13.1 Een inrichting voor:\n \n \n a.\n het opslaan, behandelen of reinigen van afvalwater.\n \n \n b.\n een inrichting voor het lozen van:\n \n \n 1°.\n afvalwater of overige vloeistoffen op of in de bodem;\n \n \n 2°.\n afvalwater of andere afvalstoffen in een openbaar hemelwaterstelsel;\n \n \n 3°.\n afvalwater of andere afvalstoffen in een openbaar vuilwaterriool;\n \n \n 4°.\n afvalwater of andere afvalstoffen in een andere voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater.\n \n \n \n \n Onderdeel 13.2 Een inrichting type I is een inrichting voor:\n \n \n a.\n het lozen van huishoudelijk afvalwater;\n \n \n b.\n het lozen van afvloeiend hemelwater dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening.\n \n \n Onderdeel 13.3 Een inrichting type III is een inrichting voor het opslaan, behandelen en reinigen van afvalwater met een capaciteit van meer dan 500 inwonerequivalenten per jaar.\n \n \n \n Categorie 14 Wapens\n \n Onderdeel 14.1 Een inrichting waar met vuurwapens wordt geschoten of met ontvlambare of ontplofbare voorwerpen wordt geworpen.\n Onderdeel 14.2 Onderdeel 14.1, van deze bijlage, is niet van toepassing op inrichtingen waar door de Nederlandse of een bondgenootschappelijke krijgsmacht uitsluitend met niet-scherpe patronen wordt geschoten.\n Onderdeel 14.3 Een inrichting type III is een inrichting waar met vuurwapens wordt geschoten of met ontvlambare of ontplofbare voorwerpen wordt geworpen.\n \n \n \n Categorie 15 Horeca\n \n Onderdeel 15.1 Een inrichting met als bestemming hotels, restaurants, pensions, cafés, cafetaria's, snackbars en discotheken, alsmede aanverwante inrichtingen waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.\n Onderdeel 15.2 Een inrichting type I is een inrichting waar:\n \n \n a.\n binnen mede op basis van de aard van de inrichting het niet aannemelijk is dat in enig vertrek van de inrichting het equivalente geluidsniveau (Leq) veroorzaakt door de ten gehore gebrachte muziek in de representatieve bedrijfssituatie, meer bedraagt dan:\n \n \n 1°.\n 70 dB(A), indien dit vertrek zich bevindt in een gevoelig gebouw of grenst aan een gevoelig gebouw;\n \n \n 2°.\n 80 dB(A), indien onderdeel 1° niet van toepassing is;\n \n \n \n \n b.\n in de buitenlucht of op een open terrein van de inrichting geen muziek ten gehore wordt gebracht.\n \n \n Onderdeel 15.3 Een inrichting type II zijn inrichtingen met als bestemming hotels, restaurants, pensions, cafés, cafetaria's, snackbars en discotheken, alsmede aanverwante inrichtingen waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.\n Onderdeel 15.4 Een inrichting type III is een inrichting waar:\n \n \n a.\n de aanleg of exploitatie van een golfbaan en andere recreatieve of toeristische voorzieningen met een oppervlakte van 8 hectare of meer;\n \n \n b.\n de aanleg of exploitatie van terreinen en bouwwerken voor verblijfsaccommodatie voor 10 kamers of meer in gevoelige gebieden en bufferzones gevoelig gebied.\n \n \n \n \n \n Categorie 16 Sport en recreatie\n \n Onderdeel 16.1 Een inrichting waar:\n \n \n a.\n drie of meer speelautomaten aanwezig zijn die zijn opgesteld voor gebruik door anderen dan de eigenaar of de houder;\n \n \n b.\n een of meer voorzieningen aanwezig zijn voor het dansen, alsmede dansscholen;\n \n \n c.\n een of meer voorzieningen of installaties aanwezig zijn voor het beoefenen van sport, alsmede sportscholen en sporthallen;\n \n \n d.\n een of meer voorzieningen aanwezig zijn voor het beoefenen van muziek, alsmede muziekscholen en muziekoefenlokalen;\n \n \n e.\n een of meer voorzieningen aanwezig zijn voor recreatieve doeleinden en waar een geluidsinstallatie is opgesteld, alsmede sportterreinen en openluchttheaters;\n \n \n f.\n gelegenheid wordt geboden tot zwemmen;\n \n \n g.\n gelegenheid wordt geboden tot het gebruiken van:\n \n \n 1°.\n Gemotoriseerde modelvliegtuigen, -vaartuigen of -voertuigen;\n \n \n 2°.\n Bromfietsen, motorvoertuigen of andere gemotoriseerde voer- of vaartuigen in wedstrijdverband, ter voorbereiding van wedstrijden of voor recreatieve doeleinden;\n \n \n \n \n h.\n tien of meer ligplaatsen voor vaartuigen aanwezig zijn in een jachthaven;\n \n \n i.\n met bogen of boogwapens of met wapens, werkend met luchtdruk of gasdruk, wordt geschoten.\n \n \n Onderdeel 16.2 Een inrichting type II is een inrichting waar:\n \n \n a.\n een of meer voorzieningen of installaties aanwezig zijn voor het beoefenen van sport, alsmede sportscholen en sporthallen;\n \n \n b.\n een of meer voorzieningen aanwezig zijn voor het beoefenen van muziek, alsmede muziekscholen en muziekoefenlokalen;\n \n \n c.\n een of meer voorzieningen aanwezig zijn voor recreatieve doeleinden en waar een geluidsinstallatie is opgesteld, alsmede sportterreinen en openluchttheaters;\n \n \n d.\n gelegenheid wordt geboden tot zwemmen;\n \n \n e.\n gelegenheid wordt geboden tot het gebruiken van:\n \n \n 1°.\n gemotoriseerde modelvliegtuigen, -vaartuigen of -voertuigen;\n \n \n 2°.\n bromfietsen, motorvoertuigen of andere gemotoriseerde voer- of vaartuigen in wedstrijdverband, ter voorbereiding van wedstrijden of voor recreatieve doeleinden;\n \n \n \n \n f.\n tien of meer ligplaatsen voor vaartuigen aanwezig zijn in een jachthaven;\n \n \n g.\n met bogen of boogwapens of met wapens, werkend met luchtdruk of gasdruk, wordt geschoten.\n \n \n Onderdeel 16.3 Een inrichting type III is:\n \n \n a.\n een inrichting waar gelegenheid wordt geboden tot het gebruiken van bromfietsen, motorvoertuigen of andere gemotoriseerde voer- of vaartuigen in wedstrijdverband, ter voorbereiding van wedstrijden of voor recreatieve doeleinden, voor zover het betreft terreinen, niet zijnde de openbare weg, die bestemd of ingericht zijn voor het in wedstrijdverband, ter voorbereiding van wedstrijden of voor recreatieve doeleinden, rijden met gemotoriseerde voertuigen, en die daartoe acht uren per week of meer opengesteld zijn;\n \n \n b.\n een inrichting voor:\n \n \n 1°.\n het gebruiken van bromfietsen, motorvoertuigen of andere gemotoriseerde voertuigen of vaartuigen in wedstrijdverband of voor recreatieve doeleinden in de open lucht;\n \n \n 2°.\n het geven van muziekuitvoeringen in de buitenlucht waar meer dan 5.000 bezoekers tegelijkertijd aanwezig kunnen zijn;\n \n \n 3°.\n het schieten in de open lucht met wapens werkend met luchtdruk of gasdruk.\n \n \n \n \n \n \n \n Categorie 17 Drinkwaterbereiding\n \n Onderdeel 17.1 Een inrichting voor drinkwaterbereiding.\n Onderdeel 17.2 Een inrichting type III is een inrichting voor:\n \n \n a.\n het ontzilten van zeewater voor drinkwaterbereiding;\n \n \n b.\n het infiltreren en onttrekken van water voor drinkwaterbereiding;\n \n \n c.\n het ontzilten van zeewater voor andere doeleinden dan genoemd in onderdeel a van dit onderdeel.\n \n \n \n \n \n Categorie 18 Energieomzetting\n \n Onderdeel 18.1 Een inrichting voor:\n \n \n a.\n het omzetten van:\n \n \n 1°.\n windenergie in mechanische, elektrische of thermische energie;\n \n \n 2°.\n hydrostatische energie in elektrische of thermische energie;\n \n \n 3°.\n elektrische energie in stralingsenergie;\n \n \n 4°.\n thermische energie in elektrische energie;\n \n \n \n \n b.\n transformatorstations, met niet in een gesloten gebouw ondergebrachte transformatoren, met een maximaal gelijktijdig in te schakelen elektrisch vermogen van 200 MVA of meer.\n \n \n Onderdeel 18.2 Een inrichting type I is een inrichting voor:\n \n \n a.\n het aanwezig hebben van een noodstroomaggregaat dat niet meer dan 50 uren per jaar in werking is;\n \n \n b.\n het in werking hebben van stookinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen tot 1 MWth voor de verwarming van gebouwen of de verwarming van tapwater.\n \n \n Onderdeel 18.3 Een inrichting type II is een inrichting:\n \n \n a.\n voor het omzetten van windenergie in mechanische, elektrische of thermische energie met windmolens of windturbines met een rotordiameter groter dan 2 m;\n \n \n b.\n voor het omzetten van thermische energie in elektrische energie met een vermogen of gezamenlijk vermogen van meer dan 1,5 kW;\n \n \n c.\n die is aan te merken als transformatorstations, met niet in een gesloten gebouw ondergebrachte transformatoren, met een maximaal gelijktijdig in te schakelen elektrisch vermogen van 200 MVA of meer.\n \n \n Onderdeel 18.4 Een inrichting type III is een inrichting voor het omzetten van:\n \n \n a.\n hydrostatische energie in elektrische of thermische energie;\n \n \n b.\n elektrische energie in stralingsenergie met een vermogen of gezamenlijk vermogen voor de omzetting van meer dan 4 kW;\n \n \n c.\n windenergie in mechanische, elektrische of thermische energie met meer dan 5 windmolens of windturbines met een rotordiameter groter dan 2 meter of een gezamenlijk vermogen van 5 megawatt.\n \n \n \n \n \n Categorie 19 Opslag overige goederen\n \n Onderdeel 19.1 Een inrichting voor het op- en overslaan van andere stuk- of bulkgoederen dan de stoffen, preparaten of producten, die in een ander in deze bijlage opgenomen onderdeel worden genoemd, met een oppervlakte voor de opslag daarvan van 2.000 m2 of meer.\n Onderdeel 19.2 Een inrichting type I is een inrichting voor het op- en overslaan van inerte goederen die niet stuifgevoelig zijn.\n Onderdeel 19.3 Een inrichting type II is een inrichting voor het op- en overslaan of overslaan van andere stuk- of bulkgoederen dan de stoffen, preparaten of producten, die in een andere in deze bijlage opgenomen categorie worden genoemd, met een oppervlakte voor de opslag daarvan van 2.000 m2 of meer.\n \n \n \n Categorie 20 Ziekenhuizen\n \n Onderdeel 20.1 Inrichtingen zijnde:\n \n \n a.\n algemene, academische of categoriale ziekenhuizen;\n \n \n b.\n inrichtingen voor het bieden van medische behandeling, verpleging of huisvesting tezamen met verzorging.\n \n \n Onderdeel 20.2 Voor de toepassing van onderdeel 20.1, van deze bijlage, blijven buiten beschouwing praktijken voor de uitoefening van de geneeskunst als huisarts en van de diergeneeskunst.\n Onderdeel 20.3 Een inrichting type II zijn inrichtingen voor het bieden van medische behandeling, verpleging of huisvesting tezamen met verzorging.\n Onderdeel 20.4 Een inrichting type III zijn algemene, academische of categoriale ziekenhuizen.\n \n \n \n Categorie 21 Afval\n \n Onderdeel 21.1 Een inrichting voor:\n \n \n a.\n het opslaan van:\n \n \n 1°.\n huishoudelijke afvalstoffen;\n \n \n 2°.\n bedrijfsafvalstoffen;\n \n \n 3°.\n autowrakken en overige voertuigwrakken;\n \n \n 4°.\n gevaarlijke afvalstoffen;\n \n \n 5°.\n afvalstoffen afkomstig van de gezondheidszorg bij mens en dier en afkomstig van buiten de inrichting:\n \n \n –\n infectueuze afvalstoffen,\n \n \n –\n lichaamsdelen en organen, en\n \n \n –\n afvalstoffen van cytotoxische en cytostatische geneesmiddelen;\n \n \n \n \n \n \n b.\n het verwerken, vernietigen of overslaan van afvalstoffen;\n \n \n c.\n het storten van afvalstoffen;\n \n \n d.\n het anderszins op of in de bodem brengen van afvalstoffen;\n \n \n e.\n nuttige toepassing of verwijdering van afvalstoffen.\n \n \n Onderdeel 21.2 Een inrichting type I is een inrichting waar geen activiteiten worden verricht met afvalstoffen die van buiten de inrichting afkomstig zijn.\n Onderdeel 21.3 Een inrichting type II is een inrichting voor:\n \n \n a.\n Het opslaan van bedrijfsafvalstoffen, die ten aanzien daarvan een capaciteit hebben tot 5 m3, niet meegeteld het gescheiden opslaan van papier, aluminium, karton en glas;\n \n \n b.\n het opslaan van maximaal 4 autowrakken;\n \n \n c.\n de nuttige toepassing of verwijdering van afvalstoffen.\n \n \n Onderdeel 21.4 Een inrichting type III is een inrichting voor:\n \n \n a.\n het verwerken, vernietigen of overslaan van afvalstoffen;\n \n \n b.\n het storten van afvalstoffen;\n \n \n c.\n het anderszins op of in de bodem brengen van afvalstoffen;\n \n \n d.\n het op- en overslaan van de volgende afvalstoffen:\n \n \n 1°.\n van buiten de inrichting afkomstige ingezamelde of afgegeven huishoudelijke afvalstoffen;\n \n \n 2°.\n van buiten de inrichting afkomstige ingezamelde of afgegeven bedrijfsafvalstoffen;\n \n \n 3°.\n van buiten de inrichting afkomstige verontreinigde grond;\n \n \n 4°.\n van buiten de inrichting afkomstige gevaarlijke afvalstoffen;\n \n \n \n \n e.\n het verwerken of vernietigen – anders dan verbranden – van buiten de inrichting afkomstige gevaarlijke afvalstoffen;\n \n \n f.\n het verwerken of vernietigen van autowrakken of het opslaan van meer dan 4 autowrakken;\n \n \n g.\n het verbranden van:\n \n \n 1°.\n van buiten de inrichting afkomstige huishoudelijke afvalstoffen;\n \n \n 2°.\n van buiten de inrichting afkomstige bedrijfsafvalstoffen;\n \n \n 3°.\n van buiten de inrichting afkomstige gevaarlijke afvalstoffen;\n \n \n \n \n h.\n het op of in de bodem brengen van huishoudelijke afvalstoffen, bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen om deze stoffen daar te laten;\n \n \n i.\n het verdichten, scheuren, knippen of breken van schroot van ferro- of non-ferrometalen door middel van mechanische werktuigen met een motorisch vermogen of een gezamenlijk motorisch vermogen van 25 kW of meer;\n \n \n j.\n het opslaan, verwerken en vernietigen van de volgende afvalstoffen afkomstig van de gezondheidszorg bij mens en dier:\n \n \n 1°.\n infectueuze afvalstoffen;\n \n \n 2°.\n lichaamsdelen en organen;\n \n \n 3°.\n afvalstoffen van cytotoxische en cytostatische geneesmiddelen.\n \n \n \n \n \n \n \n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n \n Bijlage\n 2\n Behorend bij artikel 4.1, van dit besluit MER-plicht of MER-beoordelingsplicht\n \n \n \n Onderdeel A\n Begripsbepalingen\n \n \n \n 1.\n In deze bijlage wordt verstaan onder:\n \n \n \n oppervlaktedelfstof: delfstof die voorkomt in de bodem, die kan worden gewonnen zonder ondergrondse mijnbouw;\n \n \n \n R.O. plan: besluit tot vaststelling of wijziging van een ontwikkelingsplan als bedoeld in artikel 7 en artikel 13, eerste lid, onderdeel b van de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES;\n \n \n \n capaciteit: redelijkerwijs binnen afzienbare tijd voorzienbare uitbreiding van de capaciteit;\n \n \n \n \n 2.\n In deze bijlage wordt mede verstaan onder:\n \n \n \n oppervlakte: redelijkerwijs binnen afzienbare tijd voorzienbare uitbreiding van de oppervlakte;\n \n \n \n oprichting van een inrichting: uitbreiding van een inrichting door de oprichting van een nieuwe installatie, dan wel de aanleg van een nieuwe installatie;\n \n \n \n uitbreiding: opnieuw in gebruik nemen van aangelegde werken, ingerichte gebieden of bestaande inrichtingen, dan wel de aanleg hiervan;\n \n \n \n wijziging: reconstructie of verandering anderszins van aangelegde werken, ingerichte gebieden of bestaande inrichtingen.\n \n \n \n \n \n \n \n Onderdeel B\n Activiteiten, plannen en besluiten als bedoeld in artikel 7.1 van de wet, ten aanzien waarvan het maken van een milieueffectrapport verplicht is\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Kolom 1\n \n \n \n \n Kolom 2\n \n \n \n \n Kolom 3\n \n \n \n \n Kolom 4\n \n \n \n \n \n Nrs.\n \n \n Activiteiten\n \n \n Gevallen\n \n \n Plannen\n \n \n Besluiten\n \n \n \n \n \n \n 1\n \n \n De aanleg van een nieuw luchtvaartterrein\n \n \n \n R.O. plan\n \n \n \n Artikel 30 Luchtvaartwet BES\n \n \n \n \n \n 2\n \n \n De aanleg van een zeehaven\n \n \n \n R.O. plan\n \n \n \n Artikel 20 Wet maritiem beheer BES\n \n \n \n \n \n 3\n \n \n De aanleg van met land verbonden en buiten een haven gelegen pier\n \n \n Voor pieren die worden gebruikt voor het lossen en laden van schepen groter dan 500 gross tons (GT)\n \n \n R.O. plan\n \n \n Artikel 20 Wet maritiem beheer BES\n \n \n \n \n 4\n \n \n De aanleg van een kunstmatig strand\n \n \n \n R.O. plan\n \n \n Artikel 20 Wet maritiem beheer BES\n \n \n \n \n 5\n \n \n De aanleg van een jachthaven\n \n \n \n R.O. plan\n \n \n Artikel 20 Wet maritiem beheer BES\n \n \n \n \n 6\n \n \n De aanleg van een uitwatering in zee\n \n \n \n R.O. plan\n \n \n Artikel 20 Wet maritiem beheer BES\n \n \n \n \n 7\n \n \n De oprichting van een inrichting bestemd voor het ontzilten van zeewater of voor het onttrekken van warmte of koude aan zeewater\n \n \n Voor activiteiten waarbij een hoeveelheid water van 70 m³ per dag of meer wordt behandeld\n \n \n R.O. plan\n \n \n \n Artikel 5.1 van de wet\n \n \n \n \n \n 8\n \n \n De infiltratie van water in de bodem of onttrekking van grondwater aan de bodem alsmede de wijziging of uitbreiding van bestaande infiltraties en onttrekkingen\n \n \n 100 m3 per dag\n \n \n R.O. plan\n \n \n Artikel 5.1 van de wet\n \n \n \n \n 9\n \n \n De winning van oppervlaktedelfstoffen, de ophoging of ander gebruik van de zeebodem\n \n \n Voor gebruik van de zeebodem over een oppervlakte van 0,50 hectare of meer\n \n \n R.O. plan\n \n \n Artikel 20 Wet maritiem beheer BES\n \n \n \n \n 10\n \n \n De aanleg van een inrichting voor aquacultuur\n \n \n \n R.O. plan\n \n \n Artikel 5.1 van de wet en artikel 20 Wet maritiem beheer BES\n \n \n \n \n 11\n \n \n De winning van aardolie, aardgas of andere delfstoffen\n \n \n \n R.O. plan\n \n \n \n Artikel 1a Mijnwet BES\n \n \n \n \n \n 12\n \n \n De oprichting van een inrichting bestemd voor de opslag van aardolie, aardgas, petrochemische of chemische producten\n \n \n In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een opslagcapaciteit van 2.500 ton of meer\n \n \n R.O. plan\n \n \n Artikel 5.1 van de wet\n \n \n \n \n 13\n \n \n De oprichting van een inrichting bestemd voor de raffinage van aardolie\n \n \n \n R.O. plan\n \n \n Artikel 5.1 van de wet\n \n \n \n \n 14\n \n \n De oprichting van een inrichting bestemd voor de fabricage van chemische producten en de aanleg van de daarbij behorende infrastructuur\n \n \n \n R.O. plan\n \n \n Artikel 5.1 van de wet\n \n \n \n \n 15\n \n \n De aanleg van een buisleiding voor het transport van gas, olie of chemicaliën\n \n \n In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een buisleiding met een diameter van meer dan 20 centimeter en een lengte van meer dan 500 meter\n \n \n R.O. plan\n \n \n R.O. plan\n \n \n \n \n 16\n \n \n De oprichting van een inrichting bestemd voor de productie van elektriciteit, stoom of warmte met een vermogen van 5 megawatt of meer\n \n \n \n R.O. plan\n \n \n Artikel 5.1 van de wet\n \n \n \n \n 17\n \n \n De oprichting van één of meer met elkaar samenhangende installaties voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie\n \n \n waarbij de activiteit betrekking heeft op een gezamenlijk vermogen van 10 megawatt of meer of 10 windturbines of meer\n \n \n R.O. plan\n \n \n Artikel 5.1 van de wet\n \n \n \n \n 18\n \n \n De aanleg van het tracé van een bovengrondse hoogspanningsleiding\n \n \n met een spanning van 30 kilovolt of meer en over een lengte van 3 kilometer of meer\n \n \n \n R.O. plan\n \n \n \n \n 19\n \n \n De oprichting van een inrichting bestemd voor het verbranden verwerken, storten of in de diepe ondergrond brengen van niet gevaarlijke afvalstoffen\n \n \n met een capaciteit van 2.000 ton per jaar of meer\n \n \n R.O. plan\n \n \n Artikel 5.1 van de wet\n \n \n \n \n 20\n \n \n De oprichting van een inrichting bestemd voor het verbranden, verwerken, storten of in de diepe ondergrond brengen van gevaarlijke afvalstoffen\n \n \n \n R.O. plan\n \n \n Artikel 5.1 van de wet\n \n \n \n \n 21\n \n \n De oprichting van een inrichting bestemd voor het reinigen van afvalwater\n \n \n met een capaciteit van 1.000 inwonerequivalenten of meer\n \n \n R.O. plan\n \n \n Artikel 5.1 van de wet\n \n \n \n \n 22\n \n \n Een ontgronding\n \n \n over een oppervlakte van 1 hectare of meer\n \n \n R.O. plan\n \n \n \n Artikel 6.12 van de wet\n \n \n \n \n \n 23\n \n \n De winning van oppervlaktedelfstoffen\n \n \n op een winplaats van 5 hectare of meer of een aantal winplaatsen die in elkaars nabijheid liggen met een gezamenlijke oppervlakte van 5 hectare of meer\n \n \n R.O. plan\n \n \n Artikel 6.12 van de wet\n \n \n \n \n 24\n \n \n De aanleg, wijziging of uitbreiding van een golfbaan en andere recreatieve of toeristische voorzieningen\n \n \n met een oppervlakte van 8 hectare of meer\n \n \n R.O. plan\n \n \n Artikel 5.1 van de wet\n \n \n \n \n 25\n \n \n De aanleg van terreinen en bouwwerken voor verblijfsaccomodaties\n \n \n van 10 kamers of meer in gevoelige gebieden en bufferzones gevoelig gebied\n \n \n R.O. plan\n \n \n Artikel 5.1 van de wet\n \n \n \n \n \n \n \n \n Onderdeel C\n Activiteiten, plannen en besluiten als bedoeld in artikel 7.1 van de wet ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij vanwege de bijzondere omstandigheden waaronder zij worden verricht belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Kolom 1\n \n \n \n \n Kolom 2\n \n \n \n \n Kolom 3\n \n \n \n \n \n Nrs.\n \n \n Activiteiten\n \n \n Gevallen\n \n \n Besluiten\n \n \n \n \n \n \n 1\n \n \n De uitbreiding van het gebruik of de wijziging van de ligging van een start- of landingsbaan of de verlenging of verbreding daarvan\n \n \n \n \n Artikel 30 Luchtvaartwet BES\n \n \n \n \n \n 2\n \n \n De wijziging of uitbreiding van een zeehaven\n \n \n \n \n Artikel 20 Wet maritiem beheer BES\n \n \n \n \n \n 3\n \n \n De aanleg, wijziging of uitbreiding van met land verbonden en buiten een haven gelegen pier\n \n \n Voor pieren die worden gebruikt voor het lossen en laden van schepen groter dan 300 gross tons (GT)\n \n \n Artikel 20 Wet maritiem beheer BES\n \n \n \n \n 4\n \n \n De wijziging of uitbreiding van een kunstmatig strand\n \n \n \n Artikel 20 Wet maritiem beheer BES\n \n \n \n \n 5\n \n \n De wijziging of uitbreiding van een jachthaven\n \n \n \n Artikel 20 Wet maritiem beheer BES\n \n \n \n \n 6\n \n \n De wijziging of uitbreiding van een uitwatering in zee\n \n \n \n Artikel 20 Wet maritiem beheer BES\n \n \n \n \n 7\n \n \n De aanleg, wijziging of uitbreiding van werken voor het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater\n \n \n 50 m3 per dag\n \n \n \n Artikel 5.1 van de wet\n \n \n \n \n \n 8\n \n \n De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het ontzilten van zeewater of voor het onttrekken van warmte of koude aan zeewater\n \n \n Voor activiteiten waarbij een hoeveelheid water van 25 m³ per dag of meer wordt behandeld\n \n \n Artikel 5.1 van de wet\n \n \n \n \n 9\n \n \n De oprichting, wijziging of uitbreiding van de winning van oppervlaktedelfstoffen, de ophoging of ander gebruik van de zeebodem\n \n \n Voor gebruik van de zeebodem over een oppervlakte van 0,25 hectare of meer\n \n \n Artikel 20 Wet maritiem beheer BES\n \n \n \n \n 10\n \n \n De wijziging of uitbreiding van een inrichting voor aquacultuur\n \n \n \n Artikel 5.1 van de wet en artikel 20 Wet maritiem beheer BES\n \n \n \n \n 11\n \n \n De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de opslag van aardolie, aardgas, petrochemische of chemische producten\n \n \n In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een opslagcapaciteit van 500 ton of meer\n \n \n Artikel 5.1 van de wet\n \n \n \n \n 12\n \n \n De wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de raffinage van aardolie\n \n \n \n Artikel 5.1 van de wet\n \n \n \n \n 13\n \n \n De wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de fabricage van chemische producten en de aanleg van de daarbij behorende infrastructuur\n \n \n \n Artikel 5.1 van de wet\n \n \n \n \n 14\n \n \n De aanleg, wijziging of uitbreiding van een buisleiding voor het transport van gas, olie of chemicaliën\n \n \n In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een buisleiding met een diameter van meer dan 20 centimeter en een lengte van meer dan 250 meter\n \n \n R.O. plan\n \n \n \n \n 15\n \n \n De wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor de productie van elektriciteit, stoom of warmte met een vermogen van 5 megawatt of meer\n \n \n \n Artikel 5.1 van de wet\n \n \n \n \n 16\n \n \n De oprichting, wijziging of uitbreiding van één of meer met elkaar samenhangende installaties voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie\n \n \n waarbij de activiteit betrekking heeft op een gezamenlijk vermogen van 5 megawatt of meer of 5 windturbines of meer\n \n \n Artikel 5.1 van de wet\n \n \n \n \n 17\n \n \n De aanleg, wijziging of uitbreiding van het tracé van een bovengrondse hoogspanningsleiding\n \n \n met een spanning van 30 kilovolt of meer en over een lengte van 1 kilometer of meer\n \n \n R.O. plan\n \n \n \n \n 18\n \n \n De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het verbranden verwerken, storten of in de diepe ondergrond brengen van niet gevaarlijke afvalstoffen\n \n \n met een capaciteit van 1.000 ton per jaar of meer\n \n \n Artikel 5.1 van de wet\n \n \n \n \n 19\n \n \n De wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het verbranden verwerken, storten of in de diepe ondergrond brengen van gevaarlijke afvalstoffen\n \n \n \n Artikel 5.1 van de wet\n \n \n \n \n 20\n \n \n De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het reinigen van afvalwater\n \n \n met een capaciteit van 500 inwonerequivalenten of meer\n \n \n Artikel 5.1 van de wet\n \n \n \n \n 21\n \n \n De ontgronding, wijziging of uitbreiding van een ontgronding\n \n \n over een oppervlakte van 0,5 hectare of meer\n \n \n \n Artikel 6.12 van de wet\n \n \n \n \n \n 22\n \n \n De oprichting, wijziging of uitbreiding van de winning van oppervlaktedelfstoffen\n \n \n op een winplaats van 1 hectare of meer of een aantal winplaatsen die in elkaars nabijheid liggen met een gezamenlijke oppervlakte van 1 hectare of meer\n \n \n Artikel 6.12 van de wet\n \n \n \n \n 23\n \n \n De wijziging of uitbreiding van een golfbaan en andere recreatieve of toeristische voorzieningen\n \n \n met een oppervlakte tot 8 hectare\n \n \n Artikel 5.1 van de wet\n \n \n \n \n 24\n \n \n De wijziging of uitbreiding van terreinen en bouwwerken voor verblijfsaccomodaties\n \n \n van 10 kamers of meer in gevoelige gebieden en bufferzones gevoelig gebied\n \n \n Artikel 5.1 van de wet\n \n \n \n \n \n \n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024\n \n202349322-12-202320-12-2023202351528-12-202321-12-202301-04-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049276/manifest.xml", "content": "2024-04-012024-01-20T06:46:00+01:002024-01-24T06:21:31+01:00BWBR0049276.WTI2024-04-019999-12-312024-04-019999-12-312024-04-01T06:12:42+02:002024-04-01T06:12:42+02:003777234ebc5b83eb29f1b61994070e4df87494db4ad59e65921b3b5fccbfa792749b8d41c47d3183f8d26e4ab45a4543b490c98781b533f820db8c8ab0b42d10b46d7a", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049277/2024-01-19_0/xml/BWBR0049277_2024-01-19_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 22 december 2023 nr. 43333381, houdende instelling van de programmaraad Ontwikkelkracht voor de periode 2023 tot en met 2025 (Instellingsbesluit programmaraad Ontwikkelkracht 2023–2025)2024188818-01-202422-12-2023433333812024188818-01-202422-12-20234333338119-01-2024\n Instellingsbesluit programmaraad Ontwikkelkracht2024188818-01-202422-12-2023433333812024188818-01-202422-12-20234333338119-01-2024\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;\n \n Gelet op de artikelen 1 en 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, artikel 2 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies;\n \n \n Besluit:\n \n2024188818-01-202422-12-2023433333812024188818-01-202422-12-20234333338119-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n \n minister: Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;\n \n \n \n Programmaraad: Programmaraad, genoemd in artikel 2.\n \n \n2024188818-01-202422-12-2023433333812024188818-01-202422-12-20234333338119-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Instelling en taak van de programmaraad\n \n \n 1\n Er is een programmaraad Ontwikkelkracht.\n \n \n 2\n De programmaraad wordt ingesteld met ingang van 1 januari 2024 en wordt opgeheven met ingang van 31 december 2025.\n \n \n 3\n De programmaraad komt twee keer per jaar bijeen en heeft tot taak de minister te adviseren over:\n \n \n a.\n De agenda van het programma Ontwikkelkracht waarin de koers en activiteiten zijn opgenomen. Het advies kan onder meer betrekking hebben op de jaarplannen en op de uitvoering van concrete projecten;\n \n \n b.\n De raad kan ook thema’s agenderen of vragen stellen hoe de programma’s het best kunnen bijdragen aan de kwaliteit van het onderwijs;\n \n \n c.\n In overleg kan ook tussentijds een beroep gedaan kunnen worden op de programmaraad of leden van de programmaraad;\n \n \n d.\n De raad kan ook ongevraagd adviseren.\n \n \n \n2024188818-01-202422-12-2023433333812024188818-01-202422-12-20234333338119-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Samenstelling, benoeming en ontslag\n \n \n 1\n De programmaraad bestaat uit een voorzitter en ten hoogste 8 overige leden.\n \n \n 2\n De leden worden door de minister benoemd en, in voorkomend geval, door de minister geschorst of tussentijds ontslagen.\n \n \n 3\n De benoeming geschiedt voor de duur dat de programmaraad is ingesteld.\n \n \n 4\n De raad kiest bij de eerste bijeenkomst uit haar midden de voorzitter.\n \n \n 5\n Een lid neemt niet deel aan de vergadering van de programmaraad indien het een advies over een onderwerp betreft, waarbij dat lid een persoonlijk of zakelijk belang heeft.\n \n \n 6\n Een lid kan worden geschorst of tussentijds worden ontslagen indien:\n \n \n a.\n daarom door de betreffende persoon is verzocht;\n \n \n b.\n het functioneren van het lid daartoe aanleiding geeft; of\n \n \n c.\n gebleken is dat de onafhankelijkheid van het lid niet gewaarborgd is.\n \n \n \n \n 7\n Bij tussentijds ontslag van de voorzitter kan de minister een andere voorzitter benoemen.\n \n \n 8\n Bij tussentijds ontslag van een overig lid kan de minister een ander lid benoemen.\n \n2024188818-01-202422-12-2023433333812024188818-01-202422-12-20234333338119-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Leden\n \n Tot leden van de programmaraad Ontwikkelkracht worden benoemd:\n \n \n a.\n mevrouw prof. dr. Hanke Korpershoek;\n \n \n b.\n mevrouw dr. Annemarie Neeleman;\n \n \n c.\n mevrouw dr. Anne Fleur Kortekaas;\n \n \n d.\n de heer Arend Smit;\n \n \n e.\n de heer Jeroen Bos;\n \n \n f.\n mevrouw Brenda van de Vendel;\n \n \n g.\n mevrouw Anika Remerij;\n \n \n h.\n de heer Martijn Leensen;\n \n \n i.\n mevrouw Jojanneke van der Star.\n \n \n2024188818-01-202422-12-2023433333812024188818-01-202422-12-20234333338119-01-2024\n \n \n Artikel\n 5\n Secretariaat\n \n \n 1\n De minister voorziet in het secretariaat van de programmaraad.\n \n \n 2\n Het secretariaat is belast met de voorbereiding en de coördinatie van de werkzaamheden van de programmaraad.\n \n \n 3\n Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de programmaraad.\n \n2024188818-01-202422-12-2023433333812024188818-01-202422-12-20234333338119-01-2024\n \n \n Artikel\n 6\n Werkwijze\n \n \n 1\n De programmaraad stelt haar eigen werkwijze vast binnen de kaders van het programma Ontwikkelkracht.\n \n \n 2\n Na toestemming van de minister kan de programmaraad zich door andere personen laten bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.\n \n2024188818-01-202422-12-2023433333812024188818-01-202422-12-20234333338119-01-2024\n \n \n Artikel\n 7\n Informatieplicht\n \n De programmaraad verstrekt aan de minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.\n2024188818-01-202422-12-2023433333812024188818-01-202422-12-20234333338119-01-2024\n \n \n Artikel\n 8\n Vergoeding\n \n \n 1\n De vergoeding van een programmaraad lid bedraagt € 302,50 incl. BTW per vergadering.\n \n \n 2\n Per vergadering heeft een programmaraad lid maximaal 4 uur aan voorbereidingstijd van € 36,30 per uur incl. BTW per vergadering. Voor twee vergaderingen heeft een lid maximaal 8 uur aan voorbereidingstijd.\n \n \n 3\n De reiskostenvergoeding is maximaal € 69,00 per vergadering.\n \n2024188818-01-202422-12-2023433333812024188818-01-202422-12-20234333338119-01-2024\n \n \n Artikel\n 9\n Kosten van de programmaraad\n \n Voor zover goedgekeurd komen de kosten van de programmaraad voor rekening van de minister.\n2024188818-01-202422-12-2023433333812024188818-01-202422-12-20234333338119-01-2024\n \n \n Artikel\n 10\n Openbaarmaking\n \n Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de programmaraad worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de programmaraad openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister uitgebracht of overgedragen.\n2024188818-01-202422-12-2023433333812024188818-01-202422-12-20234333338119-01-2024\n \n \n Artikel\n 11\n Archiefbescheiden\n \n De programmaraad draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de Directie Voortgezet Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.\n2024188818-01-202422-12-2023433333812024188818-01-202422-12-20234333338119-01-2024\n \n \n Artikel\n 12\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n \n 1\n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.\n \n \n 2\n Dit besluit vervalt met ingang van 1 juli 2026.\n \n2024188818-01-202422-12-2023433333812024188818-01-202422-12-20234333338119-01-2024\n \n \n Artikel\n 13\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit programmaraad Ontwikkelkracht.\n2024188818-01-202422-12-2023433333812024188818-01-202422-12-20234333338119-01-2024\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n M.L.J.\n Paul\n \n \n2024188818-01-202422-12-2023433333812024188818-01-202422-12-20234333338119-01-2024\n \n2024188818-01-202422-12-2023433333812024188818-01-202422-12-20234333338119-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049277/manifest.xml", "content": "2024-01-192026-07-012024-01-24T06:21:19+01:002024-01-24T06:21:19+01:00BWBR0049277.WTI2024-01-199999-12-312024-01-199999-12-312024-01-24T06:21:46+01:002024-01-24T06:21:46+01:00450926aad776b1c8d762be823ba8f70fd1e9a8082e9b6284a652cd4f23338a1ddb8821416c80a04094d59f2440edb4ef3f5b4377e99c0035c5dec25a108048c9fb498", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049278/2024-01-19_0/xml/BWBR0049278_2024-01-19_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 12 januari 2024, nr. WJZ/43596996, houdende de taakverdeling tussen de Minister en de Staatsecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Taakverdelingsbesluit OCW 2024)2024178419-01-202412-01-2024WJZ/435969962024178419-01-202412-01-2024WJZ/4359699619-01-2024\n Taakverdelingsbesluit OCW 20242024178419-01-202412-01-2024WJZ/435969962024178419-01-202412-01-2024WJZ/4359699619-01-2024\n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,\n \n Gelet op artikel 46, tweede lid, van de Grondwet en artikel 3 van de Wet van 25 januari 1951 (Stb. 1951, 24) houdende nadere voorzieningen in verband met de invoering van de ambten van Minister zonder portefeuille en van Staatssecretaris;\n Mede gelet op het koninklijk besluit van 11 januari 2024, nr. 2024000039, waarbij mevrouw drs. F.Q. Gräper-van Koolwijk is benoemd tot Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;\n Onder intrekking van het Taakverdelingsbesluit OCW 2023;\n \n \n Besluit:\n \n2024178419-01-202412-01-2024WJZ/435969962024178419-01-202412-01-2024WJZ/4359699619-01-2024\n \n \n De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw drs. F.Q. Gräper-van Koolwijk, is binnen de grenzen van het door de Minister vastgestelde beleid in het bijzonder belast met de behandeling van aangelegenheden die op het terrein liggen van:\n \n \n –\n Cultuurbeleid: kunsten, letteren, film/AV, design, architectuur, cultuureducatie- en participatie, Rijkscultuurfondsen;\n \n \n –\n Erfgoedbeleid: archeologie, monumenten, musea, Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed;\n \n \n –\n UNESCO;\n \n \n –\n Bibliotheekbeleid;\n \n \n –\n Archiefbeleid en Nationaal Archief;\n \n \n –\n Mediabeleid;\n \n \n –\n Onafhankelijke journalistiek en Rijksfondsen;\n \n \n –\n Commissariaat voor de Media;\n \n \n –\n Inspectie overheidsinformatie en erfgoed.\n \n \n De verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris omvat ook de begrotingsverantwoordelijkheid en het toezicht van de inspectie op deze terreinen, EU-zaken en OJC-zaken, alsmede de verantwoordelijkheid voor aangelegenheden die direct met die terreinen zijn verbonden.\n De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan voorts met andere door de Minister aan te wijzen onderwerpen worden belast.\n Dit besluit kan worden aangehaald als: Taakverdelingsbesluit OCW 2024.\n2024178419-01-202412-01-2024WJZ/435969962024178419-01-202412-01-2024WJZ/4359699619-01-2024\n \n \n \n Dit besluit zal worden geplaatst in de Staatscourant.\n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,\n \n R.H.\n Dijkgraaf\n \n \n2024178419-01-202412-01-2024WJZ/435969962024178419-01-202412-01-2024WJZ/4359699619-01-2024\n \n2024178419-01-202412-01-2024WJZ/435969962024178419-01-202412-01-2024WJZ/4359699619-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049278/manifest.xml", "content": "2024-01-192024-01-25T06:28:39+01:002024-01-25T06:28:39+01:00BWBR0049278.WTI2024-01-199999-12-312024-01-199999-12-312024-01-25T06:28:58+01:002024-01-25T06:28:58+01:00114764ddf453162d8183efa3074a9ce3a97068046148b4ca9555a7ba2f1e38cafe3999acc3bdcda9a86fa68b1fcd5c8cf8ec46f98b5bf85676febde4624c3591ffd2e", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049279/2024-01-20_0/xml/BWBR0049279_2024-01-20_0.xml", "content": "\n Besluit van de directeur-generaal Water en Bodem, van 13 november 2023, nr. IENW/BSK-2023/311019, tot verlening van ondermandaat, volmacht en machtiging (Ondermandaatbesluit directoraat-generaal Water en Bodem 2023)2024223419-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/3110192024223419-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/31101920-01-2024\n Ondermandaatbesluit directoraat-generaal Water en Bodem 20232024223419-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/3110192024223419-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/31101920-01-2024\n \n \n De directeur-generaal Water en Bodem,\n \n Gelet op artikel 27, tweede lid, van het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Waterstaat 2023;\n \n \n BESLUIT:\n \n2024223419-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/3110192024223419-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/31101920-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Verlening ondermandaat\n \n Aan de directeuren, de programmadirecteur, afdelingshoofden en programmamanagers, bedoeld in artikel 8, derde lid, van het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Waterstaat 2023, worden de door de Minister aan de directeur-generaal Water en Bodem verleende bevoegdheden, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Waterstaat 2023, voor zover die behoren bij hun taken, bedoeld in artikel 8, achtste lid, van het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Waterstaat 2023, in ondermandaat verleend.\n2024223419-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/3110192024223419-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/31101920-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Omvang ondermandaat\n \n Het in artikel 1 verleende ondermandaat omvat niet de bevoegdheid tot het beslissen op bezwaar.\n2024223419-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/3110192024223419-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/31101920-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Intrekking\n \n Het Ondermandaatbesluit directoraat-generaal Water en Bodem wordt ingetrokken.\n2024223419-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/3110192024223419-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/31101920-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.\n2024223419-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/3110192024223419-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/31101920-01-2024\n \n \n Artikel\n 5\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Ondermandaatbesluit directoraat-generaal Water en Bodem 2023.\n2024223419-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/3110192024223419-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/31101920-01-2024\n \n \n \n Dit besluit wordt in de Staatscourant geplaatst.\n \n \n De directeur-generaal Water en Bodem,\n \n J.H.\n Slootmaker\n \n \n2024223419-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/3110192024223419-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/31101920-01-2024\n \n2024223419-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/3110192024223419-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/31101920-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049279/manifest.xml", "content": "2024-01-202024-01-25T06:28:24+01:002024-01-25T06:28:24+01:00BWBR0049279.WTI2024-01-209999-12-312024-01-209999-12-312024-01-25T06:28:58+01:002024-01-25T06:28:58+01:0017638fd7e2b153fc9d305d71396370f74ba864aa063640082d2e0343e32ea19d0a70d69df61cf375268799f55205ed9cf7f085019f4dab6089cda05127ff8597fd7b9", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049280/2024-02-01_0/xml/BWBR0049280_2024-02-01_0.xml", "content": "\n Besluit gedragscode voor tolken en vertalers in het kader van de Wbtv202417603-01-202420-12-2023202417603-01-202420-12-202301-02-2024\n Besluit gedragscode voor tolken en vertalers in het kader van de Wbtv202417603-01-202420-12-2023202417603-01-202420-12-202301-02-2024\n \n \n De Raad voor Rechtsbijstand,\n \n Gelet op:\n \n \n −\n \n Artikel 2, 3 en 4 van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Stb. 2007, 375);\n \n \n −\n \n Artikel 13 en 14 van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Stb. 2007, 375);\n \n \n −\n \n Artikel 18 van het Besluit Uitwijklijst Wbtv (Staatscourant 2013, 17541);\n \n \n −\n de Regeling van de Staatsecretaris van Veiligheid en Justitie van 13 januari 2011 tot wijziging van de Regeling houdende aanwijzing tot bewerker en verlening van mandaat en machtiging van de Minister van Veiligheid en Justitie aan de Raad voor de Rechtsbijstand te ’s-Hertogenbosch betreffende het Register beëdigde tolken en vertalers, (Stcrt. 19 januari 2011, 1030);\n \n \n −\n het advies van het Kwaliteitsinstituut Wbtv van 14 september 2023, de voorgestelde tekst herziening gedragscode tolken van 14 september 2023 en de voorgestelde tekst herziening gedragscode vertalers van 14 september 2023;\n \n \n \n \n Besluit:\n Stelt de hiernavolgende gedragscodes voor tolken en vertalers in het kader van de Wet beëdigde tolken en vertalers vast:\n \n202417603-01-202420-12-2023202417603-01-202420-12-202301-02-2024\n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n \n a.\n \n tolk: de in het Rbtv ingeschreven en beëdigde tolk in de zin van artikel 1 van de Wbtv dan wel de op de Uitwijklijst geplaatste tolk;\n \n \n b.\n \n vertaler: de in het Rbtv ingeschreven en beëdigd vertaler dan wel de op de Uitwijklijst geplaatste vertaler;\n \n \n c.\n \n Gedragscode: geheel van waarden en normen voor tolken en vertalers in hun dagelijkse beroepspraktijk aan de hand van heersende opvattingen die door tolken en vertalers in acht moet worden genomen bij de uitoefening van hun beroep, vastgelegd bij dit besluit in Bijlage 1 voor tolken, respectievelijk in Bijlage 2 voor vertalers;\n \n \n d.\n \n De Wbtv: de Wet beëdigde tolken en vertalers;\n \n \n e.\n \n De Uitwijklijst: de lijst in de zin van artikel 2, derde lid van de Wbtv.\n \n \n202417603-01-202420-12-2023202417603-01-202420-12-202301-02-2024\n \n \n Artikel\n II\n \n Het besluit Gedragscode voor tolken en vertalers in het kader van de Wbtv (Stcrt. 2009, nr. 15358) wordt hierbij ingetrokken.\n202417603-01-202420-12-2023202417603-01-202420-12-202301-02-2024\n \n \n Artikel\n IV\n \n Dit besluit met de daarbij behorende bijlagen wordt aangehaald als Besluit gedragscode voor tolken en vertalers in het kader van de Wbtv en wordt bekendgemaakt door publicatie in de Staatscourant.\n202417603-01-202420-12-2023202417603-01-202420-12-202301-02-2024\n \n \n Artikel\n V\n \n Dit besluit met de daarbij behorende bijlagen treedt in werking op 1 februari 2024.\n202417603-01-202420-12-2023202417603-01-202420-12-202301-02-2024\n \n \n Artikel\n VI\n \n Evaluatie van de gedragscode vindt plaats binnen 10 jaar na inwerkingtreding van dit besluit.\n202417603-01-202420-12-2023202417603-01-202420-12-202301-02-2024\n \n \n \n \n ’s-Hertogenbosch\n 20 december 2023\n \n \n \n \n I.D.\n Nijboer\n \n Algemeen directeur / Bestuurder\n Raad voor Rechtsbijstand\n \n202417603-01-202420-12-2023202417603-01-202420-12-202301-02-2024\n \n \n Bijlage\n 1\n Gedragscode voor tolken in het kader van de Wbtv\n \n De gedragscode voor tolken in het kader van de Wbtv wordt als volgt vastgesteld:\n Ik,\n de tolk,\n accepteer dat ik bij het uitoefenen van mijn beroep, altijd naar eer en geweten de best mogelijke dienst verleen. Daarbij houd ik mij aan vijf kernwaarden:\n \n \n A.\n Integriteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid\n \n \n B.\n Vertrouwelijkheid\n \n \n C.\n Volledigheid\n \n \n D.\n Transparantie\n \n \n E.\n Professionaliteit\n \n \n \n \n A\n Integriteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid\n \n Onder integriteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid versta ik in het kader van deze gedragscode het volgende:\n \n \n –\n Ik ben integer.\n \n \n –\n Ik stel mij onafhankelijk, onpartijdig en objectief op, zowel vóór, tijdens als na de opdracht.\n \n \n –\n Ik negeer eigen vooroordelen en voorkeuren bij de werkzaamheden.\n \n \n –\n Ik stel ieder mogelijk eigen belang terzijde.\n \n \n –\n Ik zorg dat elke (schijn van) vooringenomenheid wordt voorkomen.\n \n \n –\n Ik laat mijn werkzaamheden niet beïnvloeden door druk van buitenaf en voer mijn werkzaamheden in alle vrijheid en zonder vrees uit.\n \n \n Ter nadere invulling van de kernwaarde integriteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid handel ik als volgt en neem ik het volgende in acht:\n \n \n 1.\n Ik uit geen persoonlijke opinies, voorkeuren, interpretaties of gevoelens, ook niet op (voor zover mogelijk) non-verbale wijze.\n \n \n 2.\n Ik kleed mij gepast op een wijze die aansluit bij het karakter van mijn werkzaamheden.\n \n \n 3.\n Ik breng partijen onmiddellijk op de hoogte van elke professionele of persoonlijke band tussen mijzelf (de tolk) en een betrokkene.\n \n \n 4.\n Ik houd mij strikt aan de opdracht. Ik ben niet behulpzaam bij andere taken.\n Ik verstrek geen informatie die de eigen integriteit, onafhankelijkheid of onpartijdigheid in het gedrang brengt, noch op eigen initiatief, noch op verzoek van partijen.\n \n \n 5.\n Ik informeer partijen onmiddellijk wanneer de eigen integriteit, onafhankelijkheid of onpartijdigheid in het gedrang komt en dit de tolkdienst mogelijk negatief beïnvloedt. Ik wijs een opdracht af of staak een opdracht wanneer de eigen onafhankelijkheid, onpartijdigheid of onafhankelijkheid niet gewaarborgd kan worden.\n \n \n 6.\n Ik maak geen misbruik van mijn positie. Ik aanvaard geen giften of tegenprestaties van de partijen.\n \n \n 7.\n Ik blijf mij bewust van mijn eigen rol als tolk en neem in principe geen deel aan gesprekken die niet met de opdracht te maken hebben.\n \n \n 8.\n Ik vermijd onderonsjes en een-op een-overleggen met de betrokkenen vóór, tijdens en na de tolkopdracht. Zo stel ik me afzijdig op tijdens het wachten vóór de opdracht, en neem ik na de opdracht direct afscheid van de betrokkenen.\n \n \n 9.\n Bij gebruik van social media ben ik mij bewust van de houding die ik als tolk in het openbaar dien uit te stralen. Ik voorkom dat mijn bijdragen mijn integriteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid aantasten.\n \n \n \n \n \n B\n Vertrouwelijkheid\n \n Onder vertrouwelijkheid versta ik in het kader van deze gedragscode het volgende:\n \n \n –\n Ik houd mij aan de geheimhoudingsplicht.\n \n \n –\n Ik ga uiterst zorgvuldig om met alle informatie waarover ik in de uitoefening van mijn beroep beschik.\n \n \n Ter nadere invulling van de kernwaarde vertrouwelijkheid handel ik als volgt en neem ik het volgende in acht:\n \n \n 10.\n Ik heb een geheimhoudingsplicht. Ik krijg bij het voorbereiden en uitvoeren van een tolkdienst informatie. Ik deel deze informatie met niemand, tenzij de wet mij dit voorschrijft of uit de tolkdienst blijkt dat ik niet anders kan.\n \n \n 11.\n Voor zover dat in mijn macht ligt, zorg ik bij het tolken op afstand, dat ik de tolkdienst verricht in een veilige omgeving waar niemand kan meeluisteren of opnames kan maken van de tolkdienst.\n \n \n 12.\n Indien ik tijdens het verrichten van tolkwerkzaamheden notities maak, vernietig ik deze onmiddellijk na afloop van de tolkdienst. Ik vernietig ook documentatie die ik met betrekking tot de tolkdienst heb ontvangen.\n \n \n \n \n \n C\n Volledigheid\n \n Onder volledigheid versta ik in het kader van deze gedragscode het volgende:\n Ik tolk volledig en getrouw, alles wat betrokkenen zeggen, zonder iets toe te voegen, weg te laten of te wijzigen.\n Ter nadere invulling van de kernwaarde volledigheid handel ik als volgt en neem ik het volgende in acht:\n \n \n 13.\n Ik tolk alles wat tijdens de tolkdienst wordt gezegd, ook wanneer opmerkingen tot mij zelf zijn gericht of wanneer iemand iets tegen mij zegt.\n \n \n 14.\n Ik gebruik, voor zover mogelijk, steeds hetzelfde taalregister en niveau van de woordenschat als de sprekers. Ik leg zoveel mogelijk dezelfde nadruk.\n \n \n 15.\n Ik tolk beledigende of choquerende woorden.\n \n \n 16.\n Ik tolk onwaarheden of fouten, precies zoals ik ze gehoord heb.\n \n \n 17.\n Ik geef aan als ik iets niet begrijp of niet (goed) versta, en vraag om verduidelijking of herhaling wanneer iets onduidelijk is.\n \n \n \n \n \n D\n Transparantie\n \n Onder transparantie versta ik in het kader van deze gedragscode het volgende:\n \n \n –\n Ik verleen tijdens de tolkdienst inzicht in alles wat ik doe of zeg.\n \n \n Ter nadere invulling van de kernwaarde transparantie handel ik als volgt en neem ik het volgende in acht:\n \n \n 18.\n Ik vertel de betrokkenen onmiddellijk wanneer ik afwijk van wat de betrokkenen zeggen.\n \n \n 19.\n Ik tolk alles wat tijdens de tolkdienst wordt gezegd, zodat de betrokkenen daarvan volledig op de hoogte zijn.\n \n \n 20.\n Ik tolk geen (telefoon)gesprekken die plaatsvinden in dezelfde ruimte als waar ik tolk, indien deze gesprekken niets met de opdracht te maken hebben. Ik tolk wel kort wat er gebeurt, zodat de anderstalige het ook begrijpt.\n \n \n 21.\n Ik meld onmiddellijk wanneer vaktermen, jargon, beledigende of choquerende woorden, straattaal, etc. niet precies hetzelfde of niet goed vertolkt kunnen worden.\n \n \n 22.\n Ik meld het onmiddellijk aan de betrokkenen als de anderstalige niet de taal of variant spreekt waarvoor de tolkdienst was aangevraagd.\n \n \n 23.\n Ik meld partijen wanneer ik van plan ben om een tolkopdracht te staken of te onderbreken. Ik motiveer mijn beslissing.\n \n \n \n \n \n E\n Professionaliteit\n \n Onder professionaliteit versta ik in het kader van deze gedragscode het volgende:\n \n \n –\n Ik gedraag mij altijd professioneel;\n \n \n –\n Ik behandel de betrokkenen met respect;\n \n \n –\n Voor zover dat in mijn macht ligt, ben ik verantwoordelijk voor de kwaliteit van mijn prestatie;\n \n \n –\n Ik verbind mij ertoe mijn kennis en deskundigheid permanent te onderhouden.\n \n \n Ter nadere invulling van de kernwaarde professionaliteit handel ik als volgt en neem ik het volgende in acht:\n \n \n 24.\n Ik behandel alle partijen met respect, ongeacht nationaliteit, gender, taal, etniciteit, cultuur, leeftijd, politieke overtuigingen, seksuele oriëntatie, godsdienst, etc.\n \n \n 25.\n Ik voer uitsluitend opdrachten uit waarvoor ik competent en bevoegd ben.\n \n \n 26.\n Ik meld het onmiddellijk wanneer dialecten niet adequaat getolkt kunnen worden.\n \n \n 27.\n Ik respecteer het recht van partijen om mij te weigeren als tolk.\n \n \n 28.\n Ik geef desgevraagd een vertaling à vue.\n \n \n 29.\n Ik staak de opdracht indien ik de kwaliteit van mijn prestatie niet (langer) kan garanderen, ook wanneer dit het gevolg is van de werkomstandigheden.\n \n \n 30.\n Ik kom afspraken tijdig na, en voorkom dat ik deze zonder geldige reden en ontijdig annuleer.\n \n \n 31.\n Ik zorg er zoveel mogelijk voor dat wordt voldaan aan de randvoorwaarden voor een ongestoorde dienstverlening. Ik verzoek de opdrachtgever zo nodig om passende maatregelen te treffen, bijvoorbeeld zodat ik en de betrokkenen elkaar goed kunnen zien en verstaan. Dit geldt voor zowel tolken op locatie als hybride tolken.\n \n \n 32.\n Voor zover dat in mijn macht ligt, zorg ik ervoor dat bij een tolkdienst op afstand wordt voldaan aan de randvoorwaarden voor een ongestoorde dienstverlening:\n \n \n •\n Ik heb de juiste apparatuur voor een ongestoorde audio(visuele) verbinding;\n \n \n •\n Ik heb een goede en veilige internetverbinding;\n \n \n •\n Ik heb de juiste software die up-to-date is;\n \n \n •\n Ik zorg dat omgevingsgeluiden tot een minimum worden beperkt en voorkom dat ik tijdens de tolkdienst wordt gestoord.\n \n \n \n \n 33.\n Als ik de tolkdienst op afstand door technische problemen niet voldoende (goed) kan uitvoeren, dan meld ik dit onmiddellijk aan partijen.\n \n \n 34.\n Ik bereid elke opdracht zo goed als mogelijk voor op basis van de informatie die de opdrachtgever heeft verstrekt.\n \n \n 35.\n Ik introduceer mij bij aanvang van de tolkdienst en leg kort (in beide talen) mijn werkwijze als tolk uit:\n \n \n •\n Ik ben de tolk in de talencombinatie X\n \n \n •\n Ik heb de plicht om alles te tolken wat alle betrokkenen voor wie ik tolk zeggen\n \n \n •\n Ik heb een geheimhoudingsplicht\n \n \n •\n Ik ben onpartijdig\n \n \n •\n Ik tolk in de ik-vorm\n \n \n •\n Ik verzoek u om elkaar rechtstreeks aan te spreken.\n \n \n \n \n 36.\n Ik start steeds met deze introductie, ook wanneer ik herhaaldelijk bij dezelfde opdrachtgever of voor dezelfde anderstalige tolk.\n \n \n 37.\n Ik tolk in de ik-vorm (1e persoon) om de communicatie tussen de betrokkenen te bevorderen en wijs de betrokkenen erop dat ze elkaar rechtstreeks dienen aan te spreken. Ik verwijs naar mijzelf in de derde persoon als ‘de tolk’ om verwarring te voorkomen.\n \n \n 37.\n Ik erken en verbeter fouten in de vertolking, zodra ik of een van de betrokkenen die opmerkt.\n \n \n 38.\n Ik ben niet verplicht om mijn persoonlijke gegevens te delen met de anderstalige betrokkene.\n \n \n 39.\n Ik stel mij collegiaal op ten opzichte van andere tolken.\n \n \n 40.\n Ik licht betrokkenen in wanneer het mij onmogelijk wordt of wordt gemaakt om de Gedragscode te respecteren.\n \n \n 41.\n Ik respecteer de werkafspraken die met mij zijn gemaakt.\n \n \n 42.\n Ik verleen bij klachten mijn volledige medewerking aan de klachtenprocedure als bedoeld in artikel 16 van de Wbtv.\n \n \n 43.\n Ik sta open voor gevraagde en ongevraagde constructieve feedback met betrekking tot de opdracht.\n \n \n \n202417603-01-202420-12-2023202417603-01-202420-12-202301-02-2024\n \n \n Bijlage\n 2\n Gedragscode voor vertalers in het kader van de Wbtv\n \n De gedragscode voor vertalers in het kader van de Wbtv wordt als volgt vastgesteld:\n Ik,\n de vertaler,\n accepteer dat ik bij het uitoefenen van mijn beroep, altijd naar eer en geweten de best mogelijke dienst verleen. Daarbij houd ik mij aan vijf kernwaarden:\n \n \n A.\n Integriteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid\n \n \n B.\n Vertrouwelijkheid\n \n \n C.\n Volledigheid\n \n \n D.\n Transparantie\n \n \n E.\n Professionaliteit\n \n \n \n \n A\n Integriteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid\n \n Ik versta onder integriteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid in het kader van deze gedragscode het volgende:\n \n \n –\n Ik ben integer;\n \n \n –\n Ik stel mij onafhankelijk, onpartijdig en objectief op, zowel vóór, tijdens als na de opdracht;\n \n \n –\n ik negeer eigen vooroordelen en voorkeuren bij de werkzaamheden;\n \n \n –\n ik stel ieder mogelijk eigen belang terzijde;\n \n \n –\n Ik zorg dat elke (schijn van) vooringenomenheid wordt voorkomen;\n \n \n –\n Ik laat mijn werkzaamheden niet beïnvloeden door druk van buitenaf en voer mijn werkzaamheden in alle vrijheid en zonder vrees uit.\n \n \n Ter nadere invulling van de kernwaarde integriteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid handel ik als volgt en neem ik het volgende in acht:\n \n \n 1.\n Ik uit geen persoonlijke opinies, voorkeuren, interpretaties of gevoelens.\n \n \n 2.\n Ik breng mijn opdrachtgever onmiddellijk op de hoogte van een professioneel of persoonlijk belang (of de schijn daarvan), dat (die) de eigen integriteit, onafhankelijkheid of onpartijdigheid in het gedrang brengt.\n \n \n 3.\n Ik houd mij strikt aan de opdracht en verstrek geen andere informatie buiten het vertalen van de opdracht die de eigen integriteit, onafhankelijkheid of onpartijdigheid in het gedrang brengt, noch op eigen initiatief, noch op verzoek van een partij.\n \n \n 4.\n Ik informeer de betrokkenen onmiddellijk wanneer mijn integriteit, onafhankelijkheid of onpartijdigheid in het gedrang komt en dit de opdracht mogelijk negatief beïnvloedt.\n \n \n 5.\n Ik wijs een opdracht af of staak een opdracht wanneer de eigen integriteit, onafhankelijkheid of onpartijdigheid niet gewaarborgd kan worden.\n \n \n 6.\n Ik maak geen misbruik van mijn positie. Ik aanvaard geen giften of tegenprestaties van de partijen.\n \n \n 7.\n Bij gebruik van social media ben ik mij bewust van de houding die ik als vertaler in het openbaar dien uit te stralen. Ik voorkom dat mijn bijdragen mijn integriteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid aantasten.\n \n \n \n \n \n B\n Vertrouwelijkheid\n \n Ik versta onder vertrouwelijkheid in het kader van deze gedragscode het volgende:\n Ik houd mij aan de geheimhoudingsplicht.\n Ik ga uiterst zorgvuldig om met alle informatie waarover ik in de uitoefening van mijn beroep beschik.\n Ter nadere invulling van de kernwaarde vertrouwelijkheid handel ik als volgt en neem ik het volgende in acht:\n \n \n 8.\n Ik heb een geheimhoudingsplicht. Ik krijg bij het voorbereiden en uitvoeren van een vertaalopdracht informatie. Ik deel deze informatie met niemand tenzij de wet mij dit voorschrijft of uit de vertaaldienst blijkt dat ik niet anders kan.\n \n \n 9.\n Ik vernietig onmiddellijk na afloop van de opdracht vertrouwelijke gegevens, volgens de afspraken die daarover zijn gemaakt.\n \n \n 10.\n Als een derde bij de vertaling betrokken moet worden, wordt mijn geheimhoudingsplicht door mij doorgegeven aan deze derde.\n \n \n \n \n \n C\n Volledigheid\n \n Ik versta onder volledigheid in het kader van deze gedragscode het volgende:\n Ik vertaal volledig en getrouw, alles wat geschreven staat, zonder iets toe te voegen, weg te laten of te wijzigen.\n Ter nadere invulling van de kernwaarde volledigheid handel ik als volgt en neem ik het volgende in acht:\n \n \n 11.\n Ik streef er steeds naar aan de hoogste kwaliteitsnormen te voldoen, met name wat betreft de inhoudelijke getrouwheid aan de brontekst, het gebruik van het juiste taalregister en het gebruik van de gewenste lay-out.\n \n \n \n \n \n D\n Transparantie\n \n Ik versta onder transparantie in het kader van deze gedragscode het volgende:\n Ik verleen de partijen inzicht in alles wat ik doe met betrekking tot de opdracht.\n Ter nadere invulling van de kernwaarde transparantie handel ik als volgt en neem ik het volgende in acht:\n \n \n 12.\n Ik zal het altijd melden wanneer ik een fout detecteer, uitleg geef, of moeilijkheden ondervind bij het vertalen. Dit doe ik door duidelijk te vermelden dat het een opmerking van mij, de vertaler betreft: [sic: de vert.].\n \n \n \n \n \n E\n Professionaliteit\n \n Ik versta onder professionaliteit in het kader van deze gedragscode het volgende:\n Ik gedraag mij altijd professioneel.\n Ik behandel de betrokkenen met respect.\n Voor zover dat in mijn macht ligt, ben ik verantwoordelijk voor de kwaliteit van mijn prestatie.\n Ik verbind mij ertoe mijn kennis en deskundigheid permanent te onderhouden.\n Ter nadere invulling van de kernwaarde professionaliteit handel ik als volgt en neem ik het volgende in acht:\n \n \n 13.\n Ik behandel alle partijen met respect, ongeacht nationaliteit, gender, taal, etniciteit, cultuur, leeftijd, politieke overtuigingen, seksuele oriëntatie, godsdienst, etc.\n \n \n 14.\n Ik voer uitsluitend opdrachten uit waarvoor ik competent en bevoegd ben.\n \n \n 15.\n Ik kom afspraken tijdig na, en voorkom dat ik deze zonder geldige reden of ontijdig annuleer.\n \n \n 16.\n Ik overleg met de opdrachtgever over de te volgen procedure bij ernstige fouten en/of dubbelzinnigheden in de brontekst voor zover ik dit noodzakelijk acht voor het op verantwoorde wijze uitoefenen van mijn beroep.\n \n \n 17.\n Voor zover dat in mijn macht ligt, zorg ik dat bij een vertaalopdracht wordt voldaan aan de randvoorwaarden voor een veilige, effectieve dienstverlening:\n \n \n •\n Ik beschik over de juiste apparatuur;\n \n \n •\n Ik heb een goede en veilige internetverbinding;\n \n \n •\n Ik heb de juiste software die up-to-date is.\n \n \n \n \n 18.\n Ik bereid elke opdracht zo goed als mogelijk voor op basis van de informatie die de opdrachtgever heeft verstrekt.\n \n \n 19.\n Ik vraag indien nodig tijdig om aanvullende informatie om de vertaalopdracht naar behoren te kunnen verrichten.\n \n \n 20.\n Ik stel mij collegiaal op ten opzichte van andere vertalers.\n \n \n 21.\n Ik licht betrokkenen onmiddellijk in wanneer het mij onmogelijk wordt of wordt gemaakt om de Gedragscode te respecteren.\n \n \n 22.\n Ik respecteer de werkafspraken die met mij zijn gemaakt.\n \n \n 23.\n Ik ben verantwoordelijk voor (het gebruik van) mijn eigen handtekening. Ik stel (elektronische) handtekeningen en stempels niet ter beschikking aan anderen.\n \n \n 24.\n Ik verleen bij klachten mijn volledige medewerking aan de klachtenprocedure als bedoeld in artikel 16 van de Wbtv.\n \n \n 25.\n Ik sta open voor gevraagde en ongevraagde constructieve feedback met betrekking tot de opdracht.\n \n \n \n202417603-01-202420-12-2023202417603-01-202420-12-202301-02-2024\n \n202417603-01-202420-12-2023202417603-01-202420-12-202301-02-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049280/manifest.xml", "content": "2024-02-012024-01-25T06:28:40+01:002024-01-25T06:28:40+01:00BWBR0049280.WTI2024-02-019999-12-312024-02-019999-12-312024-02-01T06:42:46+01:002024-02-01T06:42:46+01:0072498327e61f384f29a1ddfc9255299189d2b90451ccaced1a0105442a71714975bf26001c87fd31c731dc1e3fd54f6aac7003941d4320d2b51e25d8a1397e6e2fa4b", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049281/2024-02-18_0/xml/BWBR0049281_2024-02-18_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 12 januari 2024 nr. BOACAT2023/088, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij Regionale Uitvoeringsdienst Zeeland2024162822-01-202412-01-2024BOACAT2023/0882024162822-01-202412-01-2024BOACAT2023/08818-02-2024\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Regionale Uitvoeringsdienst Zeeland 20242024162822-01-202412-01-2024BOACAT2023/0882024162822-01-202412-01-2024BOACAT2023/08818-02-2024\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n Gelezen het verzoek van de Regionale Uitvoeringsdienst Zeeland van 18 december 2023 en de adviezen van de hoofdofficier van justitie bij het Functioneel Parket en de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;\n Gelet op:\n \n \n –\n \n artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n \n artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Wet op de economische delicten;\n \n \n –\n de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n2024162822-01-202412-01-2024BOACAT2023/0882024162822-01-202412-01-2024BOACAT2023/08818-02-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2.\n2024162822-01-202412-01-2024BOACAT2023/0882024162822-01-202412-01-2024BOACAT2023/08818-02-2024\n \n \n Artikel\n 2\n \n De personen, werkzaam in de functie van Inspecteur in dienst van de Regionale Uitvoeringsdienst Zeeland, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.\n2024162822-01-202412-01-2024BOACAT2023/0882024162822-01-202412-01-2024BOACAT2023/08818-02-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein II, Milieu, welzijn en infrastructuur, zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het in het eerste lid genoemde domein.\n \n2024162822-01-202412-01-2024BOACAT2023/0882024162822-01-202412-01-2024BOACAT2023/08818-02-2024\n \n \n Artikel\n 4\n \n Op grond van dit besluit kunnen maximaal 20 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.\n2024162822-01-202412-01-2024BOACAT2023/0882024162822-01-202412-01-2024BOACAT2023/08818-02-2024\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het Functioneel Parket.\n \n \n 2\n Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.\n \n2024162822-01-202412-01-2024BOACAT2023/0882024162822-01-202412-01-2024BOACAT2023/08818-02-2024\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n De Regionale Uitvoeringsdienst Zeeland brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:\n \n \n a.\n het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;\n \n \n b.\n de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;\n \n \n c.\n de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister voor Rechtsbescherming goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.\n \n \n \n \n 2\n Dit verslag wordt toegezonden aan de in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Justis, afdeling V&T, postbus 20300, 2500 EH Den Haag.\n \n2024162822-01-202412-01-2024BOACAT2023/0882024162822-01-202412-01-2024BOACAT2023/08818-02-2024\n \n \n Artikel\n 7\n \n De op naam gestelde akten van beëdiging en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het in artikel 8 genoemde besluit, worden geacht mede te zijn afgegeven op basis van dit besluit.\n Dit artikel brengt geen wijziging in de resterende looptijd van de afgegeven aktes.\n2024162822-01-202412-01-2024BOACAT2023/0882024162822-01-202412-01-2024BOACAT2023/08818-02-2024\n \n \n Artikel\n 8\n \n Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Regionale Uitvoeringsdienst Zeeland 2018 van 6 december 2018, nr. BOACAT2018/061 zal vervallen op 18 februari 2024.\n Dit besluit treedt in werking met ingang van 18 februari 2024 en vervalt met ingang van 18 februari 2029.\n2024162822-01-202412-01-2024BOACAT2023/0882024162822-01-202412-01-2024BOACAT2023/08818-02-2024\n \n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Regionale Uitvoeringsdienst Zeeland 2024.\n2024162822-01-202412-01-2024BOACAT2023/0882024162822-01-202412-01-2024BOACAT2023/08818-02-2024\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 12 januari 2024\n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n namens deze,\n \n I.M.\n Koster-Boer\n Operationeel manager V&T\n2024162822-01-202412-01-2024BOACAT2023/0882024162822-01-202412-01-2024BOACAT2023/08818-02-2024\n \n2024162822-01-202412-01-2024BOACAT2023/0882024162822-01-202412-01-2024BOACAT2023/08818-02-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049281/manifest.xml", "content": "2024-02-182029-02-182024-01-23T06:42:07+01:002024-01-23T06:42:07+01:00BWBR0049281.WTI2024-02-189999-12-312024-02-189999-12-312024-02-18T06:00:19+01:002024-02-18T06:00:19+01:0031466b5c233d9731e741afc1d40622c62869396142ee0b861c48829e32562eb3b3d43098168ca3340e3d406ed649d12e754d3ac0960762cb14613ef453f786edf3232", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049282/2024-04-01_0/xml/BWBR0049282_2024-04-01_0.xml", "content": "\n Besluit van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 19 december 2023, nr. IENW/BSK-2023/363295, houdende aanwijzing van de inspecteur Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES en van toezichthouders inrichtingen Inrichtingen- en activiteitenbesluit BES en intrekking van het Besluit aanwijzing toezichthouders grote inrichtingen milieubeheer BES (Besluit aanwijzing inspecteur Wet Vrom BES en toezichthouders inrichtingen Inrichtingen- en activiteitenbesluit BES)20233392421-12-202319-12-2023IENW/BSK-2023/363295202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n Besluit aanwijzing inspecteur Wet Vrom BES en toezichthouders inrichtingen Inrichtingen- en activiteitenbesluit BES20233392421-12-202319-12-2023IENW/BSK-2023/363295202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,\n \n Gelet op de artikelen 1.2, eerste lid, en 10.1, eerste, vierde en zesde lid, van de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES;\n \n \n BESLUIT:\n \n20233392421-12-202319-12-2023IENW/BSK-2023/363295202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Als inspecteur als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, van de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES, is aangewezen de Inspecteur-Generaal van de Inspectie Leefomgeving en Transport.\n20233392421-12-202319-12-2023IENW/BSK-2023/363295202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 2\n \n Als ambtenaren die uitsluitend zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES met betrekking tot de inrichtingen, bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel d, van het Inrichtingen- en activiteitenbesluit BES, zijn aangewezen, de ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport.\n20233392421-12-202319-12-2023IENW/BSK-2023/363295202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 3\n \n Als ambtenaren belast met het toezicht op de uitvoering van de aan de bestuurscolleges van de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba bij of krachtens de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES opgedragen taken met betrekking tot de inrichtingen, bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdelen a, b en c, van het Inrichtingen- en activiteitenbesluit BES en de Regeling inrichtingen- en activiteiten BES, zijn aangewezen, de ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport.\n20233392421-12-202319-12-2023IENW/BSK-2023/363295202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 4\n \n Het Besluit aanwijzing toezichthouders grote inrichtingen milieubeheer BES wordt ingetrokken.\n20233392421-12-202319-12-2023IENW/BSK-2023/363295202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n20233392421-12-202319-12-2023IENW/BSK-2023/363295202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n \n Artikel\n 6\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing inspecteur Wet Vrom BES en toezichthouders inrichtingen Inrichtingen- en activiteitenbesluit BES.\n20233392421-12-202319-12-2023IENW/BSK-2023/363295202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,\n \n V.L.W.A.\n Heijnen\n \n \n20233392421-12-202319-12-2023IENW/BSK-2023/363295202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n20233392421-12-202319-12-2023IENW/BSK-2023/363295202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049282/manifest.xml", "content": "2024-04-012024-01-24T06:21:31+01:002024-01-24T06:21:31+01:00BWBR0049282.WTI2024-04-019999-12-312024-04-019999-12-312024-04-01T06:12:42+02:002024-04-01T06:12:42+02:00216673c0677d143af25d27e132b67b721e54903107b0e424fb1b7f0fbfa231ca12649fd1c2085e941fae92c45858c1b3a0f9603482c29e1950589782ff6a3c3322920", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049283/2024-01-20_0/xml/BWBR0049283_2024-01-20_0.xml", "content": "\n Besluit van de directeur-generaal Milieu en Internationaal, van 13 november 2023, nr. IENW/BSK-2023/311445, tot verlening van ondermandaat, volmacht en machtiging (Ondermandaatbesluit directoraat-generaal Milieu en Internationaal 2023)2024223319-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/3114452024223319-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/31144520-01-2024\n Ondermandaatbesluit directoraat-generaal Milieu en Internationaal 20232024223319-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/3114452024223319-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/31144520-01-2024\n \n \n De directeur-generaal Milieu en Internationaal,\n \n Gelet op artikel 27, tweede lid, van het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Waterstaat 2023;\n \n \n BESLUIT:\n \n2024223319-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/3114452024223319-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/31144520-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Verlening ondermandaat\n \n Aan de directeuren en afdelingshoofden, bedoeld in artikel 6, derde lid, van het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Waterstaat 2023, worden de door de Minister aan de directeur-generaal Milieu en Internationaal verleende bevoegdheden, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Waterstaat 2023, voor zover die behoren bij hun taken, bedoeld in artikel 6, achtste lid, van het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Waterstaat 2023, in ondermandaat verleend.\n2024223319-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/3114452024223319-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/31144520-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Omvang ondermandaat\n \n Het in artikel 1 verleende ondermandaat omvat niet de bevoegdheid tot het beslissen op bezwaar.\n2024223319-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/3114452024223319-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/31144520-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Intrekking\n \n Het Ondermandaatbesluit directoraat-generaal Milieu en Internationaal wordt ingetrokken.\n2024223319-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/3114452024223319-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/31144520-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.\n2024223319-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/3114452024223319-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/31144520-01-2024\n \n \n Artikel\n 5\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Ondermandaatbesluit directoraat-generaal Milieu en Internationaal 2023.\n2024223319-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/3114452024223319-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/31144520-01-2024\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De directeur-generaal Milieu en Internationaal,\n \n A.M.C.\n van Rijn\n \n \n2024223319-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/3114452024223319-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/31144520-01-2024\n \n2024223319-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/3114452024223319-01-202413-11-2023IENW/BSK-2023/31144520-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049283/manifest.xml", "content": "2024-01-202024-01-25T06:28:28+01:002024-01-25T06:28:28+01:00BWBR0049283.WTI2024-01-209999-12-312024-01-209999-12-312024-01-25T06:28:53+01:002024-01-25T06:28:53+01:0017700392f1bf89826d6a895de3df2ee14b050c226c55affeb78af39f23d1c82973000569baec38c2541d4e70d5f87364958a9d3eaca6889abec07a40fbdd3e9a9e9b1", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049284/2024-02-29_0/xml/BWBR0049284_2024-02-29_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 8 januari 2024, nr. BOACAT2023/084, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij gemeente Haarlemmermeer, Dienst Justis2024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/0842024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/08429-02-2024\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar gemeente Haarlemmermeer 20242024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/0842024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/08429-02-2024\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n Gelezen het verzoek van de gemeente Haarlemmermeer van 20 oktober 2023 en de adviezen van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Holland en de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012 waaruit blijkt dat de noodzaak tot het wijzigen van het eerder genoemde categoriale besluit aanwezig is;\n Gelet op:\n \n \n –\n \n artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 7, negende lid, van de Politiewet 2012;\n \n \n –\n \n artikel 55b van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n \n artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Wet op de economische delicten;\n \n \n –\n de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n2024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/0842024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/08429-02-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2.\n2024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/0842024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/08429-02-2024\n \n \n Artikel\n 2\n \n De personen, werkzaam in de functie van handhaver in dienst van de gemeente Haarlemmermeer, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.\n2024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/0842024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/08429-02-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein I, Openbare ruimte, als genoemd in onderdeel 6.4 van de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het in het eerste lid genoemde domein.\n \n2024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/0842024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/08429-02-2024\n \n \n Artikel\n 4\n \n Op grond van dit besluit kunnen maximaal 55 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.\n2024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/0842024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/08429-02-2024\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Holland.\n \n \n 2\n Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.\n \n2024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/0842024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/08429-02-2024\n \n \n Artikel\n 6\n \n De buitengewoon opsporingsambtenaar kan de in artikel 7, eerste, derde en vierde lid (vervoersfouillering), van de Politiewet 2012 omschreven bevoegdheden uitoefenen en daarbij gebruikmaken van het vrijheidsbeperkend middel handboeien en het geweldsmiddel de korte wapenstok.\n2024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/0842024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/08429-02-2024\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n De gemeente Haarlemmermeer brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:\n \n \n a.\n het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;\n \n \n b.\n de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;\n \n \n c.\n de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister voor Rechtsbescherming goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.\n \n \n \n \n 2\n Dit verslag wordt toegezonden aan de in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Justis, afdeling V&T, postbus 20300, 2500 EH Den Haag.\n \n2024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/0842024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/08429-02-2024\n \n \n Artikel\n 8\n \n De op naam gestelde akten van beëdiging en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het in artikel 9 genoemde besluit, worden geacht mede te zijn afgegeven op basis van dit besluit.\n Dit artikel brengt geen wijziging in de resterende looptijd van de afgegeven aktes.\n2024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/0842024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/08429-02-2024\n \n \n Artikel\n 9\n \n Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar gemeente Haarlemmermeer van 1 september 2022, nr. BOACAT2023/076 zal vervallen op 29 februari 2024.\n Dit besluit treedt in werking met ingang van 29 februari 2024 en vervalt met ingang van 29 februari 2029.\n2024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/0842024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/08429-02-2024\n \n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar gemeente Haarlemmermeer 2024.\n2024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/0842024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/08429-02-2024\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 8 januari 2024\n \n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n namens deze,\n \n I.M.\n Koster-Boer\n \n Operationeel manager V&T\n \n2024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/0842024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/08429-02-2024\n \n2024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/0842024105716-01-202408-01-2024BOACAT2023/08429-02-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049284/manifest.xml", "content": "2024-02-292029-03-012024-01-25T06:28:30+01:002024-01-25T06:28:30+01:00BWBR0049284.WTI2024-02-299999-12-312024-02-299999-12-312024-02-29T06:18:32+01:002024-02-29T06:18:32+01:00340426d59be908e34a67da9c0bfffb2803aace8ef191a44b2bc57a22936dc40c2e39f2a5fabb44343c55c04095330cdcfa62dfe3f1d07f9d278630fb8ef36eacedcc8", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049285/2024-04-01_0/xml/BWBR0049285_2024-04-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 15 december 2023, nr IENW/BSK-2023/363174, houdende vaststelling algemene regels voor inrichtingen en activiteiten (Regeling inrichtingen- en activiteiten BES)20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n Regeling inrichtingen en activiteiten BES20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,\n \n Gelet op artikel 2.1, eerste en tweede lid, van het Inrichtingen- en activiteitenbesluit BES;\n \n \n BESLUIT:\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1.1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n aaneengesloten bodembeschermende voorziening: vloer, verharding of constructie die stoffen tijdelijk keert, waarvan eventuele onderbrekingen of naden zijn gedicht;\n \n \n \n ADR-klasse: klasse waarin een gevaarlijke stof volgens de ADR valt vanwege het overheersende gevaar en het bijkomende gevaar;\n \n \n \n agrarische bedrijfsstoffen: dierlijke meststoffen die niet verpompbaar zijn, kuilvoer, bijvoedermiddelen die niet verpompbaar zijn, gebruikt substraatmateriaal van plantaardige oorsprong en restmateriaal afkomstig van de teelt van gewassen, voor zover geen sprake is van inerte goederen;\n \n \n \n appendages: bij machines of installaties behorende toestellen en onderdelen die dienen ter completering van deze machines of installaties;\n \n \n \n bedrijfsafvalwater: afvalwater dat vrijkomt bij door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid, dat geen huishoudelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater of grondwater is;\n \n \n \n besluit:\n Besluit inrichtingen- en activiteitenbesluit BES;\n \n \n \n bodembedreigende stoffen: bodembedreigende stoffen die de bodem kunnen verontreinigen als bedoeld in bijlage 1, onderdeel A, bij deze regeling;\n \n \n \n bodembeschermende voorziening: lekbak, opvangbassin, aaneengesloten bodembeschermende voorziening, of andere lekdichte voorziening;\n \n \n \n CMR-stoffen: stoffen opgenomen in de lijst met kankerverwekkende stoffen en processen als bedoeld in artikel 4.11 van het Arbeidsomstandighedenbesluit;\n \n \n \n dB(A): maat voor de geluidsterkte, gecorrigeerd naar de gevoeligheid van het menselijke oor;\n \n \n \n dierlijke meststoffen: uitwerpselen van voor gebruiks- of winstdoeleinden gehouden dieren, daaronder begrepen de geheel of gedeeltelijk verteerde maag- of darminhoud van deze dieren en mengsels van strooisel met de uitwerpselen, alsook producten daarvan;\n \n \n \n emissiegrenswaarde: massa, gerelateerd aan een parameter, concentratie of niveau van een emissie die tijdens een of meer ga\n \n \n \n IMDG: IMDG-Code International Maritime Dangerous Goods Code (MSC.406(96);\n \n \n \n intrinsiek niet-bodembedreigende stoffen: stoffen als bedoeld in bijlage 1, onderdeel B, bij deze regeling;\n \n \n \n kwetsbare objecten: woningen, gebouwen waarin minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten de gehele dag of een gedeelte van de dag verblijven, zoals, ziekenhuizen, verzorgingstehuizen, verpleeghuizen en kinderopvanginstellingen, andere gebouwen waarin relatief grote aantallen personen een groot deel van de dag verblijven zoals kantoren en hotels, scholen, complexen met meer dan 5 winkels, supermarkten, warenhuizen en kampeer- en recreatieterreinen;\n \n \n \n lichtbronnen: lichtbronnen waaronder wordt verstaan:\n \n \n −\n openbare verlichting;\n \n \n −\n terreinverlichting;\n \n \n −\n aanstraling van gebouwen en objecten;\n \n \n −\n verlichting van sportvelden;\n \n \n −\n terrasverlichting; reclameverlichting;\n \n \n −\n verlichting van installaties;\n \n \n −\n skybeamers;\n \n \n −\n sierverlichting;\n \n \n −\n verlichting op en van bedrijventerreinen;\n \n \n \n \n \n lozen: het brengen van:\n \n \n −\n afvalwater of andere afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in een oppervlaktewaterlichaam;\n \n \n −\n afvalwater op of in de bodem;\n \n \n −\n afvalwater of andere afvalstoffen in een openbaar afvalwaterstelsel;\n \n \n \n \n \n grondstoffen: natuurlijke grondstoffen zoals (zoet) water, zand, mineralen en hout;\n \n \n \n koelinstallatie: combinatie van met koudemiddel gevulde onderdelen die met elkaar zijn verbonden en die tezamen een gesloten koudemiddelcircuit vormen waarin het koudemiddel circuleert met het doel warmte op te nemen of af te staan;\n \n \n \n natuurlijke koudemiddelen: kooldioxide, ammoniak of koolwaterstoffen niet zijnde een gefluoreerd broeikasgas voor zover toegepast als koudemiddel als bedoeld in bijlage 2 bij deze regeling;\n \n \n \n normaal kubieke meter: afgashoeveelheid bij 273,15 kelvin en 101,3 kilo pascal en betrokken op droge lucht;\n \n \n \n onderhoud en inspectie: activiteiten, uitgezonderd terugwinning zoals bedoeld in artikel 2.13.2 en controles op lekkages overeenkomstig artikel 2.13.3 van deze regeling, die met zich brengen dat de circuits die gefluoreerde broeikasgassen bevatten of daartoe ontworpen zijn, worden geopend, met name het toevoegen aan het systeem van gefluoreerde broeikasgassen, het verwijderen van één of meer onderdelen van het circuit of de apparatuur, het opnieuw monteren van twee of meer onderdelen van het circuit of de apparatuur, alsook het repareren van lekkages;\n \n \n \n opslagvoorziening: vaste ruimte bestemd voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen of CMR-stoffen uitgevoerd als een brandcompartiment met een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van 60 minuten (60 WBDBO);\n \n \n \n openbaar afvalwaterstelsel: een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, in beheer bij het bestuurscollege of een rechtspersoon die door het eilandsraad met het beheer is belast;\n \n \n \n oplosmiddelen: oplosmiddelen die worden gebruikt bij het chemisch reinigen van textiel;\n \n \n \n ondergronds: geheel of gedeeltelijk in de bodem gelegen of ingeterpt;\n \n \n \n PER: tetrachlooretheen;\n \n \n \n standaardbrandstoffen: propaan, butaan en vloeibare brandstoffen, inclusief biodiesel die voldoet aan NEN-EN 14214;\n \n \n \n synthetische koudemiddelen: gefluoreerde broeikasgassen; fluorkoolwaterstoffen (HFK’S) voor zover toegepast als koudemiddel als bedoeld in bijlage 2 bij deze regeling;\n \n \n \n terugwinning: verzamelen en opslaan van gefluoreerde broeikasgassen uit producten, waaronder houders, en apparatuur gedurende het onderhoud of de service, dan wel voorafgaand aan de verwijdering van de producten of de apparatuur;\n \n \n \n UN nummer: stofidentificatienummer tijdens vervoer;\n \n \n \n vloeistofdichte bodembeschermende voorziening: vloer, verharding of constructie waardoor stoffen niet in de bodem terecht kunnen komen;\n \n \n \n werkvoorraad: voorraad verpakte gevaarlijke stoffen of CMR-stoffen als bedoeld in voorschrift 3.1.3 van PGS 15;\n \n \n \n zee: zee als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Wet maritiem beheer BES;\n \n \n \n zuiveringstechnisch werk: voor de zuivering van afvalwater bestemd werk dat in beheer is bij het bestuurscollege of bij een rechtspersoon die door de eilandsraad met het beheer is belast;\n \n \n \n zuiveringsvoorziening: werk voor het zuiveren van afvalwater dat geen zuiveringstechnisch werk is.\n \n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 1.2\n Normadressaat\n \n Aan de hoofdstukken 2 tot en met 3 wordt voldaan door degene die een inrichting type I of type II opricht, in werking heeft, verandert of de werking daarvan verandert of de inrichting beëindigt.\n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Kwaliteitscriteria bedrijfsbranche overschrijdend\n \n \n Afdeling\n 2.1\n Kwaliteitscriteria afvalstoffen\n \n \n Artikel\n 2.1.1\n Omgaan met afvalstoffen\n \n \n 1\n Ten behoeve van een doelmatig beheer van afvalstoffen worden, onverminderd Hoofdstuk 4 van de wet, in ieder geval geen:\n \n \n a.\n gevaarlijke afvalstoffen vermengd met andere afvalstoffen;\n \n \n b.\n afvalstoffen gemengd met stoffen die geen afvalstof zijn;\n \n \n c.\n afvalstoffen gemengd die gescheiden worden ingezameld of afgevoerd;\n \n \n d.\n afvalstoffen verbrand;\n \n \n e.\n afvalstoffen gestort;\n \n \n f.\n afvalstoffen begraven.\n \n \n \n \n 2\n De volgende afvalstoffen worden in ieder geval gescheiden ingezameld:\n \n \n a.\n karton en papier;\n \n \n b.\n plastic;\n \n \n c.\n aluminium;\n \n \n d.\n glas.\n \n \n \n \n 3\n Afvalstoffen worden zo vaak als nodig uit de inrichting afgevoerd naar of ingezameld door een door het bestuurscollege aangewezen inzamelaar.\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 2.1.2\n Autowrakken\n \n In een inrichting, niet zijnde een inrichting voor onderhoud en reparatie van motorrijtuigen als bedoeld in bijlage 1, hoofdstuk 2, onderdeel 10, bij het besluit, is geen autowrak aanwezig.\n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 2.1.3\n Verwijderd asbest\n \n Verwijderd asbest of een verwijderd asbesthoudend product, niet zijnde grond, bodem of sloopschepen, wordt aangeboden aan een door het bestuurscollege aangewezen inzameldienst.\n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Afdeling\n 2.2\n Kwaliteitscriteria afvalwater\n \n \n Artikel\n 2.2.1\n Lozingsroute\n \n \n 1\n Ter bescherming van het aquatisch milieu wordt ongezuiverd afvalwater niet geloosd op een oppervlaktewaterlichaam of op of in de bodem.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid wordt afvloeiend hemelwater, dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening, nuttig gebruikt of geloosd in of op de bodem of in het oppervlaktewaterlichaam, niet zijnde de zee.\n \n \n 3\n In afwijking van het eerste lid mag afvalwater dat is geleid door een zuiveringsvoorziening, worden geloosd op of in de bodem of op een oppervlaktewaterlichaam.\n \n \n 4\n Ter bescherming van de kwaliteit van de bodem en van het oppervlaktewaterlichaam, wordt huishoudelijk afvalwater geloosd op het openbaar afvalwaterstelsel of op een zuiveringsvoorziening.\n \n \n 5\n Bedrijfsafvalwater is na zuivering door een zuiveringsvoorziening zodanig gezuiverd dat het:\n \n \n a.\n in samenstelling overeenkomt met huishoudelijk afvalwater en geschikt is om geloosd te worden op het openbaar afvalwaterstelsel; of\n \n \n b.\n geschikt is voor hergebruik of voor lozing op of in de bodem.\n \n \n \n \n 6\n Bedrijfsafvalwater dat niet kan worden gezuiverd en niet kan worden verwerkt door een zuiveringstechnisch werk, wordt niet geloosd op het openbaar afvalwaterstelsel en wordt afgevoerd per as.\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 2.2.2\n Bescherming van de werking van het openbare afvalwaterstelsel en zuiveringsvoorzieningen\n \n \n 1\n Voor een goede doorstroming en het behoud van de kwaliteit van het openbaar afvalwaterstelsel bevat het afvalwater dat hierin geloosd wordt in enig steekmonster niet meer dan 300 mg/l onopgeloste stoffen.\n \n \n 2\n Aan het eerste lid wordt in ieder geval voldaan als het afvalwater wordt geleid door een goed onderhouden bezinkvoorziening met een capaciteit die is afgestemd op de hoeveelheid en de mate van verontreiniging van het afvalwater.\n \n \n 3\n Voor een goede doorstroming en het behoud van de kwaliteit van het openbaar afvalwaterstelsel en voor de goede werking van een zuiveringsvoorziening wordt vethoudend afvalwater dat wordt geloosd in het openbaar afvalwaterstelsel of op een zuiveringsvoorziening voor vermenging met ander afvalwater, geleid door een goed gedimensioneerde en goed onderhouden vetafscheider en slibvangput.\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 2.2.3\n Lozen van afvalwater van een bodembeschermende voorziening\n \n \n 1\n Het afvalwater afkomstig van een bodembeschermende voorziening wordt geloosd op het openbaar afvalwaterstelsel of op een zuiveringsvoorziening.\n \n \n 2\n Het afvalwater dat wordt geloosd op het openbaar afvalwaterstelsel of op een zuiveringsvoorziening wordt voor vermenging met ander afvalwater geleid door een goed gedimensioneerde en goed onderhouden slibvangput en olieafscheider.\n \n \n 3\n De oliefractie wordt als gevaarlijk afval afgevoerd door een door het bestuurscollege aangewezen erkende verwerker.\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Afdeling\n 2.3\n Kwaliteitscriteria bodem\n \n \n Artikel\n 2.3.1\n Preventieve bodembescherming algemeen\n \n \n 1\n Ter voorkoming of beperking van bodemverontreiniging worden bodembedreigende stoffen:\n \n \n a.\n niet op of in de bodem geloosd;\n \n \n b.\n gebruikt of afgeleverd boven een bodembeschermende voorziening;\n \n \n c.\n zodanig gebruikt dat zweten, lekkage of wegspatten van die stoffen wordt voorkomen of tot het minimum wordt beperkt;\n \n \n d.\n adequaat verpakt.\n \n \n \n \n 2\n Als zweten, lekkage of wegspatten van bodembedreigende stoffen niet is of niet kan worden voorkomen, worden deze stoffen onmiddellijk met behulp van absorptiemiddelen van de vloer verwijderd.\n \n \n 3\n Een apparaat dat of een installatie die een vloeistofcircuit bevat wordt geplaatst boven een aaneengesloten bodembeschermende voorziening.\n \n \n 4\n Wanneer de bodembeschermende voorziening, bedoeld in het derde lid, is uitgevoerd als een lekbak dan kan deze tenminste 110% van de inhoud van het apparaat of installatie opvangen.\n \n \n 5\n Alle tankinstallaties, leidingsystemen en appendages zijn vloeistofdicht.\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 2.3.2\n Bodembescherming ondergrondse tanks\n \n \n 1\n De bovengrondse delen van installaties worden tenminste eenmaal per jaar visueel geïnspecteerd op in elk geval lekkages en indien nodig onderhouden.\n \n \n 2\n De ondergrondse leidingsystemen worden tenminste eenmaal per vijf jaar geïnspecteerd op lekdichtheid door een hiervoor deskundig geacht bedrijf.\n \n \n 3\n De resultaten van de inspectie worden bewaard totdat de resultaten van de eerstvolgende inspectie beschikbaar zijn, maar tenminste voor vijf jaar.\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 2.3.3\n Preventie bodemerosie\n \n Handelingen aan, op of in de bodem die erosie bevorderen, worden vermeden.\n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Afdeling\n 2.4\n Kwaliteitscriteria licht\n \n \n Artikel\n 2.4.1\n Voorkomen en beperken van lichthinder\n \n Ter bescherming en bevordering van de duisternis en het donkere landschap wordt ter voorkoming van lichthinder het gebruik van lichtbronnen tot een aanvaardbaar niveau beperkt.\n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Afdeling\n 2.5\n Kwaliteitscriteria geluid\n \n \n Artikel\n 2.5.1\n Voorkomen en beperken geluidhinder\n \n Ter voorkoming en beperking van geluidhinder worden luide werkzaamheden zoveel mogelijk binnen een gebouw van de inrichting uitgevoerd, waarbij de deuren en ramen zo mogelijk gesloten blijven.\n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 2.5.2\n Grenswaarden geluid\n \n Ter verkoming van geluidhinder worden de onderstaande grenswaarden niet overschreden:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Gebiedstypen\n \n \n \n 07:00–19:00\n \n \n 19:00–07:00\n \n \n \n \n \n \n Landelijke omgeving, stille recreatie/ agrarisch/kunuku-gebied\n \n \n 40 dB(A)\n \n \n 35 dB(A)\n \n \n \n \n Woongebied buiten de bebouwde kom\n \n \n 45 dB(A)\n \n \n 40 dB(A)\n \n \n \n \n Woongebied in bebouwde kom (gemengd gebied)\n \n \n 50 dB(A)\n \n \n 45 dB(A)\n \n \n \n \n Centrum (gebied met woon- en werkfuncties)\n \n \n 55 dB(A)\n \n \n 50 dB(A)\n \n \n \n \n Bedrijventerrein/zware bedrijven\n \n \n 65 dB(A)\n \n \n 60 dB(A)\n \n \n \n \n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Afdeling\n 2.6\n Kwaliteitscriteria geur\n \n \n Artikel\n 2.6.1\n Voorkomen en beperken geurhinder\n \n Geurhinder bij kwetsbare objecten wordt voorkomen en voor zover dat niet mogelijk is tot een aanvaardbaar niveau beperkt.\n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Afdeling\n 2.7\n Kwaliteitscriteria trilling\n \n \n Artikel\n 2.7.1\n Preventie trillinghinder\n \n Ten behoeve van het beperken van trillinghinder wordt apparatuur voorzien van doeltreffende dempers.\n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Afdeling\n 2.8\n Kwaliteitscriteria energiegebruik\n \n \n Artikel\n 2.8.1\n Energiebesparende maatregelen\n \n \n 1\n De drijver van een inrichting neemt alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder.\n \n \n 2\n Het eerste lid is niet van toepassing als het elektriciteitsverbruik van de inrichting in het voorafgaande jaar lager is dan 20.000 kWh geleverd door het openbare elektriciteitsnet.\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Afdeling\n 2.9\n Kwaliteitscriteria externe veiligheid\n \n \n Artikel\n 2.9.1\n Verpakking gevaarlijke stoffen\n \n \n 1\n Op de verpakking van gevaarlijke stoffen worden de onderstaande opschriften vermeld:\n \n \n a.\n het UN-nummer en de juiste vervoersnaam van de gevaarlijke stof (mengsel);\n \n \n b.\n het gevaarsetiket zoals voorgeschreven in de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen, ADR, IMDG of GHS.\n \n \n \n \n 2\n De verpakking bestaat uit deugdelijk materiaal dat niet:\n \n \n a.\n door de gevaarlijke stoffen kan worden aangetast;\n \n \n b.\n met die gevaarlijke stoffen een reactie kan aangaan; of\n \n \n c.\n met die gevaarlijke afvalstoffen een verbinding kan vormen.\n \n \n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 2.9.2\n Opslag van gevaarlijke stoffen in verpakking\n \n \n 1\n Verpakte gevaarlijke stoffen en CMR-stoffen, niet zijnde asbest of vuurwerk, worden opgeslagen in een daarvoor bestemde opslagvoorziening die is uitgevoerd als brandcompartiment met een oppervlakte van maximaal 1.000 m2 en die voorzien is van een bodembeschermende voorziening.\n \n \n 2\n In een opslagvoorziening mag, met uitzondering van de werkvoorraad, maximaal aanwezig zijn:\n \n \n a.\n 2.500 kg verpakte gevaarlijke stoffen, of\n \n \n b.\n 10 000 kg verpakte gevaarlijke stoffen van klasse 8, verpakkingsgroep II of III, zonder bijkomend gevaar.\n \n \n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 2.9.3\n Verladen van gevaarlijke stoffen\n \n \n 1\n Bij het verladen van een tankwagen of andere vervoerseenheid met gevaarlijke stoffen binnen de inrichting wordt het ADR in acht genomen.\n \n \n 2\n De drijver van de inrichting is verantwoordelijk voor het beschikbaar hebben van een duidelijke en adequate losprocedure:\n \n \n a.\n waarin taken en verantwoordelijkheden van de vervoerder en de drijver van de inrichting zijn vermeld; en\n \n \n b.\n die wordt gehanteerd bij het verladen van een opslagtank vanuit een tankwagen of een andere vervoerseenheid.\n \n \n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 2.9.4\n Brandvrij houden van de omgeving van een opslagvoorziening\n \n Een opslagvoorziening met gevaarlijke stoffen wordt tot op ten minste 3 meter afstand van deze voorziening zorgvuldig vrijgehouden van begroeiing en brandbare stoffen, zoals textiel, papier en hout.\n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 2.9.5\n Gebruik van gasflessen\n \n \n 1\n Gasflessen hebben de volgende opschriften die duidelijk leesbaar en duurzaam zijn, door inslagen of etiketten:\n \n \n a.\n het UN-nummer en de juiste vervoersnaam van het gas of het gasmengsel;\n \n \n b.\n het gevaarsetiket zoals voorgeschreven in de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen, ADR, IMDG of GHS;\n \n \n c.\n de datum van het volgende periodieke onderzoek.\n \n \n \n \n 2\n Op gasflessen met samengeperste gassen zijn tevens aangegeven de:\n \n \n a.\n beproevingsdruk in bar;\n \n \n b.\n lege massa in kilogram;\n \n \n c.\n bedrijfsdruk in bar.\n \n \n \n \n 3\n Op gasflessen met vloeibaar gemaakte gassen zijn tevens aangegeven de:\n \n \n a.\n beproevingsdruk in bar;\n \n \n b.\n waterinhoud in liter;\n \n \n c.\n lege massa in kilogram;\n \n \n d.\n maximale vulmassa en de eigen massa van de houder met uitrustingsdelen of de bruto massa, in kilogram.\n \n \n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 2.9.6\n Opslag van gasflessen\n \n \n 1\n Gasflessen, waarvan de gezamenlijke waterinhoud meer bedraagt dan 125 liter worden opgeslagen in een daarvoor bestemde opslagvoorziening die voldoet aan de eisen opgenomen in artikel 2.9.2.\n \n \n 2\n In een opslagvoorziening zijn geen goederen aanwezig, die voor het beheer van de gasflessen niet functioneel zijn.\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Afdeling\n 2.10\n Kwaliteitscriteria brandveiligheid\n \n \n Artikel\n 2.10.1\n Blusmiddelen\n \n \n 1\n In de inrichting zijn voldoende draagbare brandblusmiddelen aanwezig om een beginnende brand te kunnen bestrijden of te onderdrukken.\n \n \n 2\n Brandblusmiddelen zijn voor iedereen duidelijk zichtbaar en gemakkelijk bereikbaar.\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 2.10.2\n Onderhoud en inspectie\n \n \n 1\n Ieder kalenderjaar worden brandblusmiddelen en slanghaspels op deugdelijkheid gecontroleerd en voorzien van een geldige keuring.\n \n \n 2\n Het eerste lid geldt niet voor nieuwe brandblusmiddelen en slanghaspels in het eerste kalenderjaar.\n \n \n 3\n Inspectie vindt plaats door een hiervoor deskundig geacht bedrijf.\n \n \n 4\n Na de inspectie worden blusmiddelen en slanghaspels voorzien van een label of sticker met datum van de keuring.\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Afdeling\n 2.11\n Kwaliteitscriteria lucht\n \n \n Artikel\n 2.11.1\n Stofemissies\n \n \n 1\n Ten behoeve van een beperking van emissies naar de lucht worden bij opslag, overslag, intern transport, breken of sorteren van puin, stenen, glas en bouw- en sloopafval, de fabricage van beton en betonproducten, maatregelen of voorzieningen getroffen waardoor:\n \n \n a.\n stofoverlast wordt voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk wordt beperkt;\n \n \n b.\n zoveel mogelijk wordt voorkomen dat steenachtig materiaal in een oppervlaktewaterlichaam geraakt.\n \n \n \n \n 2\n Aan het eerste lid wordt in ieder geval voldaan door:\n \n \n a.\n het gebruik van een werkzame sproei-installatie ter beperking van stofoverlast;\n \n \n b.\n het toepassen van natte werkmethoden.\n \n \n \n \n 3\n De ventilatielucht uit de werkplaats wordt voldoende verspreid om stofoverlast bij nabij gelegen kwetsbare objecten te voorkomen.\n \n \n 4\n Aan het derde lid wordt in elk geval voldaan, indien stofafzuiging plaatsvindt door middel van een mechanische afzuiging en de afgezogen lucht wordt geleid door een stofzak.\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Afdeling\n 2.12\n Kwaliteitscriteria zuinig gebruik grondstoffen\n \n \n Artikel\n 2.12.1\n Beperken gebruik van grondstoffen\n \n \n 1\n Het gebruik van grondstoffen wordt zoveel mogelijk beperkt.\n \n \n 2\n Zoet water wordt zoveel mogelijk hergebruikt.\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Afdeling\n 2.13\n Kwaliteitscriteria installaties\n \n \n §\n 2.13.1\n Koelinstallaties\n \n \n Artikel\n 2.13.1\n Toepassingsbereik\n \n Deze paragraaf is van toepassing op een koelinstallatie met een inhoud van tenminste:\n \n \n a.\n 10 kilogram kooldioxide;\n \n \n b.\n 5 kilogram koolwaterstoffen;\n \n \n c.\n 1 kilogram synthetische koudemiddelen; of\n \n \n d.\n 10 kilogram en ten hoogste 1.500 kilogram ammoniak.\n \n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 2.13.2\n Onderhoud en inspectie koelinstallaties\n \n \n 1\n Koelinstallaties worden ten minste eenmaal per kalenderjaar geïnspecteerd op veilig functioneren en op lekkages door een hiervoor deskundig geacht bedrijf.\n \n \n 2\n Koelinstallaties zijn goed bereikbaar voor bediening, inspectie en onderhoud.\n \n \n 3\n Terugwinning van koudemiddelen wordt uitgevoerd door personen met passende kwalificaties.\n \n \n 4\n Bij het onderhoud of voorafgaand aan de ontmanteling of de verwijdering van een koelinstallatie, wordt het koudemiddel of koelvloeistof teruggewonnen voor vernietiging of ten behoeve van recycling of regeneratie.\n \n \n 5\n Van het onderhoud en de inspectie wordt een rapport opgemaakt en dat rapport wordt overgelegd op verzoek van het bevoegd gezag.\n \n \n 6\n Het rapport, bedoeld in het vijfde lid, bevat in elk geval informatie over:\n \n \n a.\n de hoeveelheid in kilogrammen en het type koudemiddel waarmee de apparatuur is gevuld;\n \n \n b.\n de hoeveelheid in kilogrammen en het type koudemiddel dat aan de apparatuur is toegevoegd tijdens installatie, onderhoud, service of reparatie;\n \n \n c.\n de hoeveelheid in kilogrammen en het type koudemiddel dat is teruggewonnen en verwijderd.\n \n \n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 2.13.3\n Lekkage en het voorkomen van emissies\n \n \n 1\n De drijver van de inrichting treft alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen om lekkages of emissies naar de lucht te voorkomen of tot een minimum te beperken.\n \n \n 2\n Ter voorkoming van emissies naar de lucht wordt bij het vermoeden van een lekkage de koelinstallatie uitgezet.\n \n \n 3\n Indien een lekkage wordt vastgesteld, zorgt de drijver van de inrichting ervoor dat de koelinstallatie onverwijld wordt gerepareerd.\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n §\n 2.13.2\n Stookinstallaties\n \n \n Artikel\n 2.13.4\n Toepassingsbereik\n \n Deze paragraaf is van toepassing op het in werking hebben van een kleine standaard stookinstallatie met een nominaal thermisch ingangsvermogen kleiner dan 1 MWth gestookt op standaardbrandstoffen.\n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 2.13.5\n Opstarten en stilleggen\n \n Ten behoeve van een beperking van emissies in de lucht wordt de periode van het opstarten of stilleggen van een stookinstallatie zo kort mogelijk gehouden.\n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 2.13.6\n Emissiegrenswaarden kleine stookinstallaties\n \n Het rookgas van een stookinstallatie met een nominaal thermisch ingangsvermogen kleiner dan 1 MWth voldoet aan de volgende emissiegrenswaarden:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Standaard Brandstof\n \n \n Installatie\n \n \n Stikstofoxiden (NOx) (mg per normaal kubieke meter)\n \n \n Zwaveldioxide (SO2) (mg per normaal kubieke meter)\n \n \n Totaal stof (mg per normaal kubieke meter)\n \n \n \n \n \n \n Brandstof in vloeibare vorm\n \n \n stookinstallatie groter dan 0,4 MWth\n \n \n 120\n \n \n 200\n \n \n 20\n \n \n \n \n Verbrandings-motor\n \n \n 150\n \n \n 65\n \n \n 20\n \n \n \n \n Gasturbine\n \n \n 50\n \n \n 75\n \n \n 5\n \n \n \n \n Brandstof in gasvorm\n \n \n stookinstallatie groter dan 0,4 MWth\n \n \n 140\n \n \n –\n \n \n –\n \n \n \n \n Verbrandings-motor\n \n \n 115\n \n \n –\n \n \n –\n \n \n \n \n Gasturbine\n \n \n 50\n \n \n 15\n \n \n –\n \n \n \n \n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 2.13.7\n Vrijstelling emissiegrenswaarden\n \n De emissiegrenswaarden, bedoeld in artikel 2.13.6, gelden niet voor:\n \n \n a.\n een stookinstallatie die minder dan 500 uren per jaar in bedrijf is, met uitzondering van een dieselmotor die wordt gebruikt voor het opwekken van elektriciteit als het openbare net beschikbaar is en geen geplande bedrijfsnoodzakelijke test wordt verricht;\n \n \n b.\n een stookinstallatie waar de gasvormige producten van het stookproces worden gebruikt voor het direct verwarmen, drogen of anderzijds behandelen van voorwerpen of materialen.\n \n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 2.13.8\n Berekening emissiegrenswaarden\n \n \n 1\n Voor de berekening van de uitworp van rookgas door een stookinstallatie wordt de massaconcentratie van stikstofoxiden (NOx), zwaveldioxide (SO2) en totaal stof in het rookgas herleid op rookgas met een volumegehalte aan zuurstof van:\n \n \n a.\n 15 procent, indien het verbrandingsmotoren of een gasturbine betreft;\n \n \n b.\n 3 procent, in alle andere gevallen.\n \n \n \n \n 2\n Voor de berekening van de uitworp van rookgas door een stookinstallatie, wordt de massaconcentratie aan stikstofoxiden (NOx) in het rookgas berekend als massaconcentratie van stikstofdioxide.\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 2.13.9\n Meting emissiegrenswaarden\n \n \n 1\n De meting van emissiegrenswaarden, bedoeld in artikel 2.13.6, wordt door de drijver van de inrichting op verzoek van het bevoegd gezag uitgevoerd.\n \n \n 2\n De meting, bedoeld in het eerste lid, vindt ten hoogste eenmaal in de vier jaar plaats.\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n §\n 2.13.3\n Natte koeltoren\n \n \n Artikel\n 2.13.10\n Onderzoek risico’s legionellabesmetting\n \n \n 1\n Ten behoeve van het waarborgen van de veiligheid wordt door de drijver van de inrichting onderzoek verricht naar de risico’s van de natte koeltoren, die water in aërosolvorm in de lucht kan brengen, voor de omgeving door legionellabesmetting.\n \n \n 2\n Bij het onderzoek worden in ieder geval betrokken:\n \n \n a.\n het risico op vermeerdering van legionellabacteriën in de koeltoren door:\n \n \n 1°.\n de aard en de kwaliteit van het water dat wordt gebruikt;\n \n \n 2°.\n de temperatuur van het water;\n \n \n 3°.\n de verblijfstijd van het water;\n \n \n 4°.\n de stilstand van het water; en\n \n \n 5°.\n de aanwezigheid van biofilm en sediment;\n \n \n \n \n b.\n de bedrijfsvoering van de natte koeltoren;\n \n \n c.\n de effectiviteit van het waterbehandelingsprogramma voor legionella-bacteriën en biofilmvorming; en\n \n \n d.\n de risico’s voor de omgeving, bepaald overeenkomstig de volgende risicocategorie-indeling:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Risicocategorie\n \n \n Locatie natte koeltoren die water in aërosolvorm in de lucht kan brengen\n \n \n \n \n \n \n 1\n \n \n Minder dan 200 m van een ziekenhuis, verpleeghuis of andere medisch georiënteerde zorginstelling waar mensen verblijven met een verminderd immuunsysteem\n \n \n \n \n 2\n \n \n Minder dan 200 m van verzorgingstehuizen, hotels of andere gebouwen waarin zich veel mensen bevinden\n \n \n \n \n 3\n \n \n Minder dan 600 m van een woonomgeving\n \n \n \n \n 4\n \n \n Meer dan 600 m van een woonomgeving\n \n \n \n \n \n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n §\n 2.13.4\n In werking hebben van een installatie voor het doorvoeren, bufferen of keren van rioolwater\n \n \n Artikel\n 2.13.11\n Beperken geurhinder\n \n Bij het in werking hebben en bij onderhoudswerkzaamheden van een installatie voor het doorvoeren, bufferen of keren van rioolwater worden zodanige maatregelen getroffen dat geurhinder bij gevoelige gebouwen zoveel mogelijk wordt voorkomen, dan wel als dit niet mogelijk is tot een aanvaardbaar niveau wordt beperkt.\n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Kwaliteitscriteria activiteiten bedrijfsbranches\n \n \n Afdeling\n 3.1\n Kwaliteitscriteria activiteiten vaartuigen\n \n \n §\n 3.1.1\n Onderhouden, repareren of afspuiten vaartuigen\n \n \n Artikel\n 3.1.1\n Toepassingsbereik\n \n Deze paragraaf is van toepassing op het onderhouden, repareren of afspuiten van vaartuigen.\n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 3.1.2\n Afspuiten vaartuigen\n \n \n 1\n Het op de wal met water onder hoge druk afspuiten van de romp onder de waterlijn van een vaartuig vindt plaats boven tenminste een aaneengesloten bodembeschermende voorziening.\n \n \n 2\n Bij het afspuiten worden windwerende voorzieningen toegepast indien dat nodig is om verwaaien van afvalwater of afvalstoffen te voorkomen.\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 3.1.3\n Gedragsvoorschriften\n \n \n 1\n Binnen een inrichting waarin vaartuigen worden onderhouden, gerepareerd of afgespoten, zijn voor een ieder eenvoudig te raadplegen gedragsvoorschriften aanwezig.\n \n \n 2\n De gedragsvoorschriften bevatten in ieder geval instructies gericht op het voorkomen van milieuverontreiniging, voor het uitvoeren van de werkzaamheden die zijn.\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n §\n 3.1.4\n Afleveren vloeibare brandstoffen aan vaartuigen\n \n \n Artikel\n 3.1.4\n Toepassingsbereik\n \n Deze paragraaf is van toepassing op het afleveren van vloeibare brandstoffen aan vaartuigen.\n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 3.1.5\n Bescherming oppervlaktewaterlichaam\n \n \n 1\n Het afleveren van vloeibare brandstoffen aan vaartuigen vindt plaats vanuit een op de wal geplaatste vaste afleverinstallatie en door of onder direct toezicht van deskundig personeel.\n \n \n 2\n De afleverinstallatie, bedoeld in het eerste lid, is voorzien van een automatisch afslagmechanisme dat afslaat als de brandstoftank vol is.\n \n \n 2\n Het afleveren van vloeibare brandstoffen aan vaartuigen vindt zodanig plaats dat morsen van brandstof zoveel mogelijk wordt voorkomen.\n \n \n 3\n Gemorste brandstof wordt direct opgenomen met daarvoor geschikte absorptiemiddelen.\n \n \n 4\n Het vulpistool of het uiteinde van de vulleiding van een installatie voor het afleveren van vloeibare brandstoffen aan vaartuigen op een bunkerstation wordt weggehangen boven een lekbak die minimaal de inhoud van een vulleiding kan bevatten.\n \n \n 5\n Een installatie voor het afleveren van vloeibare brandstoffen aan vaartuigen wordt niet gebruikt voor het vullen van jerrycans en andere vaten met vloeibare brandstoffen.\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Afdeling\n 3.2\n Kwaliteitscriteria sport en recreatie\n \n \n §\n 3.2.1\n Jachthaven\n \n \n Artikel\n 3.2.1\n Toepassingsbereik\n \n Deze paragraaf is van toepassing op het bieden van gelegenheid tot het afmeren van vaartuigen in een jachthaven met minimaal 10 ligplaatsen.\n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 3.2.2\n In te nemen afvalstoffen vaartuigen\n \n Ten behoeve van een doelmatig beheer van afvalstoffen worden van gebruikers van de jachthaven in ieder geval de volgende afvalstoffen ingenomen:\n \n \n a.\n afgewerkte olie en smeervet van onderhoud aan vaartuigen;\n \n \n b.\n oliehoudende en vethoudende afvalstoffen van onderhoud aan vaartuigen;\n \n \n c.\n afvalstoffen van reparatiewerkzaamheden en onderhoudswerkzaamheden aan vaartuigen;\n \n \n d.\n bilgewater;\n \n \n e.\n huishoudelijk afvalwater; en\n \n \n f.\n de inhoud van chemische toiletten.\n \n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 3.2.3\n Lozen van afvalwater\n \n \n 1\n Het ingenomen afvalwater, bedoeld in artikel 3.2.2, aanhef en onderdelen e en f, wordt geloosd in het openbaar afvalwaterstelsel of op een zuiveringsvoorziening.\n \n \n 2\n Het bilgewater wordt voor vermenging met ander afvalwater geleid door een goed gedimensioneerde en goed onderhouden slibvangput en olieafscheider.\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n §\n 3.2.2\n Zwem- en badwater\n \n \n Artikel\n 3.2.4\n Toepassingsbereik\n \n Deze paragraaf is van toepassing op het exploiteren van een badinrichting.\n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 3.2.5\n Algemene bepalingen badinrichtingen\n \n De gezondheid van de gebruikers van een badinrichting wordt zoveel mogelijk beschermd door in ieder geval zorg te dragen voor:\n \n \n a.\n voldoende helderheid van het bad- en zwemwater door adequate waterbehandeling inclusief filtratie;\n \n \n b.\n een goede hygiënische kwaliteit door een combinatie van circulatie van zwem- en badwater, behandeling inclusief desinfectie en toepassing van een desinfecterend residu in het water;\n \n \n c.\n een zodanige kwaliteit van het zwem- en badwater dat overdracht van infectieziekten wordt voorkomen;\n \n \n d.\n een zo gering mogelijke aanwezigheid van desinfectiebijproducten.\n \n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Afdeling\n 3.3\n Kwaliteitscriteria dienstverlening en zorg\n \n \n §\n 3.3.1\n Tandheelkundige bewerkingen met amalgaam\n \n \n Artikel\n 3.3.1\n Toepassingsbereik\n \n Deze paragraaf is van toepassing op tandheelkundige bewerkingen met amalgaam.\n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 3.3.2\n Lozen van afvalwater\n \n \n 1\n Het afvalwater afkomstig van tandheelkundige bewerkingen met amalgaam wordt geloosd in het openbaar afvalwaterstelsel of in een daarvoor geschikte zuiveringsvoorziening.\n \n \n 2\n Het afvalwater, bedoeld in het eerste lid, wordt alvorens het geloosd wordt in het openbaar afvalwaterstelsel of in een zuiveringsvoorziening, geleid door een amalgaamafscheider die een retentieniveau van minstens 95% van de amalgaamdeeltjes biedt.\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n §\n 3.3.3\n Chemisch reinigen textiel\n \n \n Artikel\n 3.3.3\n Toepassingsbereik\n \n Deze paragraaf is van toepassing op het chemisch reinigen van textiel.\n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 3.3.4\n Bodembescherming\n \n \n 1\n Ter voorkoming van verontreiniging van de bodem met tetrachlooretheen wordt textiel chemisch gereinigd boven ten minste een vloeistofdichte bodembeschermende voorziening.\n \n \n 2\n Met andere oplosmiddelen dan tetrachlooretheen wordt textiel chemisch gereinigd boven een aaneengesloten bodembeschermende voorziening.\n \n \n 2\n De vloeistofdichte bodembeschermende voorziening heeft geen aansluiting op het openbaar afvalwaterstelsel of op een zuiveringsvoorziening.\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 3.3.5\n Lozen van afvalwater\n \n \n 1\n Het afvalwater afkomstig van het chemisch reinigen van textiel wordt geloosd in een openbaar afvalwaterstelsel of in een zuiveringsvoorziening.\n \n \n 2\n Voor het afvalwater dat wordt geloosd in een openbaar afvalwaterstelsel geldt de emissiegrenswaarde voor tetrachlooretheen van 0,1 mg/l, gemeten in een steekmonster.\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 3.3.6\n Lucht\n \n Er worden uitsluitend tetrachlooretheen of niet-gechloreerde alifatische koolwaterstoffen gebruikt.\n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Afdeling\n 3.4\n Kwaliteitscriteria agrarisch\n \n \n §\n 3.4.1\n Opslag vaste dierlijke meststoffen\n \n \n Artikel\n 3.4.1\n Toepassingsbereik\n \n Deze paragraaf is van toepassing op het opslaan van dierlijke meststoffen met een totaal volume van meer dan 3 kubieke meter.\n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 3.4.2\n Bodembescherming\n \n \n 1\n Indien dierlijke meststoffen langer dan twee weken maar korter dan zes maanden op een onverhard oppervlak op een locatie binnen de inrichting worden opgeslagen, vindt het opslaan in elk geval plaats boven een voldoende dikke absorberende onderlaag en zodanig dat contact met hemelwater wordt voorkomen.\n \n \n 2\n Indien na het opslaan, bedoeld in het eerste lid, de opgeslagen agrarische bedrijfsstoffen worden verwijderd, wordt de absorberende onderlaag eveneens verwijderd en gelijkmatig verspreid over een onverharde bodem.\n \n \n 3\n Indien dierlijke meststoffen anders dan pluimveemest gedurende zes maanden of langer worden opgeslagen, vindt het opslaan plaats op een aaneengesloten bodembeschermende voorziening.\n \n \n 4\n Indien pluimveemest gedurende zes maanden of langer wordt opgeslagen, wordt contact met hemelwater voorkomen.\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 3.4.3\n Lozen van afvalwater\n \n \n 1\n Het in een openbaar afvalwaterstelsel of in een zuiveringsvoorziening lozen van afvalwater afkomstig van het opslaan van dierlijke meststoffen die niet verpompbaar zijn, is verboden.\n \n \n 2\n Het lozen van afvalwater op of in de bodem ten gevolge van het opslaan van agrarische bedrijfsstoffen is toegestaan, indien het afvalwater ten minste gelijkmatig wordt verspreid over de onverharde bodem.\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Overgangsbepalingen\n \n \n Artikel\n 4.1\n \n Dit hoofdstuk is van toepassing op degene die een inrichting type I en een inrichting type II drijft.\n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Paragraaf\n 4.1\n Overgangsrecht Bonaire en Sint Eustatius\n \n \n Artikel\n 4.1.1\n Overgangsrecht met betrekking tot een zuiveringsvoorziening voor afvalwater\n \n \n Artikel 2.2.1, vierde lid, is met betrekking tot het lozen van huishoudelijk afvalwater op een zuiveringsvoorziening niet van toepassing tot 1 januari 2029.\n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 4.1.2\n Overgangsrecht met betrekking tot vetafscheiders\n \n \n Artikel 2.2.2, derde lid, is met betrekking tot het voorafgaand aan het lozen van vethoudend afvalwater toepassen van een vetafscheider en slibvangput niet van toepassing tot 1 januari 2026, indien dat lozen plaatsvindt buiten een rioleringsgebied op Bonaire en het gehele eilandsgebied op Sint Eustatius.\n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 4.1.3\n Overgangsrecht met betrekking tot een aaneengesloten bodembeschermende voorziening\n \n \n 1\n \n Artikel 2.3.1, eerste lid, onderdeel b, is met betrekking tot het gebruiken of afleveren van bodembedreigende stoffen boven een bodembeschermende voorziening niet van toepassing tot 1 januari 2027.\n \n \n 2\n \n Artikel 2.3.1, derde lid, is met betrekking tot het plaatsen van een apparaat of installatie dat een vloeistofcircuit bevat boven een aaneengesloten bodembeschermende voorziening niet van toepassing tot 1 januari 2027.\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 4.1.4\n Overgangsrecht met betrekking tot slibvangputten en olieafscheiders\n \n \n 1\n \n Artikel 2.2.3, tweede lid, is met betrekking tot het voorafgaand aan het lozen van oliehoudend afvalwater toepassen van een olieafscheider en slibvangput niet van toepassing tot 1 januari 2025.\n \n \n 2\n Het eerste lid is niet van toepassing op inrichtingen waarop voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze regeling het Hinderbesluit garagebedrijven Bonaire van toepassing is.\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 4.1.5\n Overgangsrecht met betrekking tot energiebesparende maatregelen\n \n \n Artikel 2.8.1, eerste lid, is met betrekking tot te nemen energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder niet van toepassing tot 1 januari 2026.\n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 5.1\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling inrichtingen en activiteiten BES.\n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n Artikel\n 5.2\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A.Heijnen\n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n \n Bijlage\n 1\n Niet limitatieve lijst van voorbeelden van veel voorkomende bodembedreigende stoffen\n \n \n \n Onderdeel\n A\n Bodembedreigende stoffen:\n \n \n \n 1\n Organische (vloei) stoffen, waterige oplossingen of emulsies daarvan:\n \n \n \n •\n alcohol(en);\n \n \n •\n polyolen;\n \n \n •\n amines;\n \n \n •\n amides;\n \n \n •\n anilines;\n \n \n •\n nitro-verbindingen;\n \n \n •\n perfluor-verbindingen;\n \n \n •\n ketonen;\n \n \n •\n aldehyden;\n \n \n •\n ethers;\n \n \n •\n esters;\n \n \n •\n zuren;\n \n \n •\n aromaten;\n \n \n •\n fenolen;\n \n \n •\n polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK);\n \n \n •\n halogeenkoolwaterstoffen (vluchtig en niet-vluchtig);\n \n \n •\n bestrijdingsmiddelen;\n \n \n •\n oplos-, ontvettings-, ontlakkings- en reinigingsmiddelen, metaalbewerkingsvloeistoffen;\n \n \n •\n lakken, verven en inkten;\n \n \n •\n oliën en vetten (bv. boor- en snijolie, walsolie, slijpolie, smeerolie, thermische olie, hydraulische olie, spijsolie);\n \n \n •\n houtverduurzamingsmiddelen, creosootolie, carboleum, naftaleen;\n \n \n •\n vaste brandstoffen (o.a. steenkool);\n \n \n •\n vloeibare brandstoffen;\n \n \n •\n ureum;\n \n \n •\n gascondensaat.\n \n \n \n \n \n 2\n Anorganische (vloei-)stoffen, waterige oplossingen of emulsies daarvan:\n \n \n \n •\n zouten van:\n \n \n –\n zware metalen/kationen, o.a. chroom, cobalt, nikkel, koper, zink, arseen, molybdeen, cadmium, tin, barium, kwik, lood;\n \n \n –\n anionen, o.a. fluoride, cyanide, sulfide, thiocyanaat, bromide, fosfaat, nitraat, chloride (wegenzout);\n \n \n \n \n •\n complexvormende stoffen, o.a. ammonium, EDTA;\n \n \n •\n zuren o.a. zoutzuur, fosforzuur, zwavelzuur, salpeterzuur;\n \n \n •\n basen o.a. ammonia(k), loog;\n \n \n •\n stoffen bedoeld voor de oppervlaktebehandeling van metalen (zoals galvaniseer- en beitsvloeistoffen);\n \n \n •\n houtverduurzamingsmiddelen (wolmanzout);\n \n \n •\n bestrijdingsmiddelen.\n \n \n \n \n \n 3\n Mineralen en ertsen:\n \n \n \n •\n ijzererts, bauxiet, ilmeniet, jarosiet, fosfaaterts, chilisalpeter,etc.;\n \n \n •\n zwavel.\n \n \n \n \n \n 4\n Agrarische bedrijfsstoffen:\n \n \n \n •\n mest (vaste, vloeibare en korrels);\n \n \n •\n kuilvoer;\n \n \n •\n vaste bijproducten;\n \n \n •\n gebruikt substraatmateriaal en plantaardig restmateriaal, met uitzondering van hout- en snoeiafval.\n \n \n \n \n \n 5\n Hieronder met name genoemde stoffen/afvalmaterialen:\n \n \n \n •\n (kunst)harsen;\n \n \n •\n influent, primair slib en vergist zuiveringsslib van rwzi’s;\n \n \n •\n dierlijk- of slachtafval;\n \n \n •\n pulpafval uit agrarische producten- en voedings- en genotmiddelenindustrie;\n \n \n •\n GFT-afval;\n \n \n •\n niet-gescheiden afval, o.a. vast huishoudelijk, bouw-, sloop- en schrootafval, shreddermateriaal, vloeistofhoudende sloopauto’s, autowrakken, kunststof (landbouwfoliën/of gebruikt verpakkingsmateriaal);\n \n \n •\n vliegas;\n \n \n •\n verontreinigd straalgrit;\n \n \n •\n boorspoeling en boorgruis;\n \n \n •\n verontreinigd straalgrit;\n \n \n •\n boorspoeling en boorgruis;\n \n \n •\n emailslib.\n \n \n \n \n \n \n Onderdeel\n B\n Intrinsiek niet-bodembedreigende stoffen\n \n Met intrinsiek wordt bedoeld de stof als zodanig. Om als (intrinsiek) niet-bodembedreigend te worden aangemerkt, staat van een stof bij voorbaat vast dat zij bij bedrijfsmatig gebruik niet tot een bodemverontreiniging kan leiden. Aangemerkt als intrinsiek niet-bodembedreigende stof, voor zover de stoffen niet verontreinigd of gemengd zijn met andere stoffen, worden:\n \n \n •\n afvloeiend hemelwater, niet afkomstig van een bodembeschermende voorziening;\n \n \n •\n niet verontreinigd zoet oppervlaktewater;\n \n \n •\n waterige oplossingen, getoetst als grondwater, waarin de streefwaarde (van alle stoffen 1 als vastgesteld in de vigerende Circulaire bodemsanering) niet wordt overschreden;\n \n \n •\n gassen (stoffen die boven/bij 0 °C gasvormig zijn);\n \n \n •\n bouwstoffen: materiaal waarin de totaalgehalten aan silicium, calcium of aluminium tezamen meer dan 10 gewichtsprocent van dat materiaal bedragen, uitgezonderd vlakglas, metallisch aluminium, grond of baggerspecie, dat is bestemd om te worden toegepast;\n \n \n •\n A-hout en ongeshredderd B-hout;\n \n \n •\n snoeihout;\n \n \n •\n banden van voertuigen;\n \n \n •\n autowrakken waaruit alle vloeistoffen zijn afgetapt bij een autodemontagebedrijf;\n \n \n •\n straatmeubilair;\n \n \n •\n tuinmeubilair;\n \n \n •\n aluminium, ijzer en roestvrij staal;\n \n \n •\n kunststof tenzij het lege, ongereinigde verpakkingen van voedingsmiddelen, smeerolie, verf, lak of drukinkt, bestrijdingsmiddelen of gevaarlijke stoffen zijn;\n \n \n •\n kunststofgeïsoleerde kabels tenzij het oliedrukkabels\n (o.a. kabelolie houdende hoogspanningskabels), gepantserde papier-loodkabels en papiergeïsoleerde grondkabels zijn;\n \n \n •\n papier en karton;\n \n \n •\n textiel en tapijt, en\n \n \n •\n vlakglas.\n \n \n Zowel de drijver van de inrichting als het bevoegd gezag kunnen aangeven dat een stof niet bodembedreigend is.\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n \n Bijlage\n 2\n Gereguleerde stoffen\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Groep\n \n \n Stof\n \n \n Ozonafbrekend vermogen\n \n \n \n \n \n \n Groep VIII\n \n \n CHFCl2\n \n \n HCFC-21\n \n \n Dichloorfluormethaan\n \n \n 0,040\n \n \n \n \n CHF2Cl\n \n \n HCFC-22\n \n \n Chloordifluormethaan\n \n \n 0,055\n \n \n \n \n CH2FCl\n \n \n HCFC-31\n \n \n Chloorfluormethaan\n \n \n 0,020\n \n \n \n \n C2HFCl4\n \n \n HCFC-121\n \n \n Tetrachloorfluorethaan\n \n \n 0,040\n \n \n \n \n C2HF2Cl3\n \n \n HCFC-122\n \n \n Trichloordifluorethaan\n \n \n 0,080\n \n \n \n \n C2HF3Cl2\n \n \n HCFC-123\n \n \n Dichloortrifluorethaan\n \n \n 0,020\n \n \n \n \n C2HF4Cl\n \n \n HCFC-124\n \n \n Chloortetrafluorethaan\n \n \n 0,022\n \n \n \n \n C2H2FCl3\n \n \n HCFC-131\n \n \n Trichloorfluorethaan\n \n \n 0,050\n \n \n \n \n C2H2F2Cl2\n \n \n HCFC-132\n \n \n Dichloordifluorethaan\n \n \n 0,050\n \n \n \n \n C2H2F3Cl\n \n \n HCFC-133\n \n \n Chloortrifluorethaan\n \n \n 0,060\n \n \n \n \n C2H3FCl2\n \n \n HCFC-141\n \n \n Dichloorfluorethaan\n \n \n 0,070\n \n \n \n \n CH3CFCl2\n \n \n HCFC-141b\n \n \n 1,1-Dichloor-1-fluorethaan\n \n \n 0,110\n \n \n \n \n C2H3F2Cl\n \n \n HCFC-142\n \n \n Chloordifluorethaan\n \n \n 0,070\n \n \n \n \n CH3CF2Cl\n \n \n HCFC-142b\n \n \n 1-Chloor-1,1-difluorethaan\n \n \n 0,065\n \n \n \n \n C2H4FCl\n \n \n HCFC-151\n \n \n Chloorfluorethaan\n \n \n 0,005\n \n \n \n \n C3HFCl6\n \n \n HCFC-221\n \n \n Hexachloorfluorpropaan\n \n \n 0,070\n \n \n \n \n C3HF2Cl5\n \n \n HCFC-222\n \n \n Pentachloordifluorpropaan\n \n \n 0,090\n \n \n \n \n C3HF3Cl4\n \n \n HCFC-223\n \n \n Tetrachloortrifluorpropaan\n \n \n 0,080\n \n \n \n \n C3HF4Cl3\n \n \n HCFC-224\n \n \n Trichloortetrafluorpropaan\n \n \n 0,090\n \n \n \n \n C3HF5Cl2\n \n \n HCFC-225\n \n \n Dichloorpentafluorpropaan\n \n \n 0,070\n \n \n \n \n CF3CF2CHCl2\n \n \n HCFC-225ca\n \n \n 3,3-Dichloor-1,1,1,2,2-pentafluorpropaan\n \n \n 0,025\n \n \n \n \n CF2ClCF2CHClF\n \n \n HCFC-225cb\n \n \n 1,3-Dichloor-1,1,2,2,3-pentafluorpropaan\n \n \n 0,033\n \n \n \n \n C3HF6Cl\n \n \n HCFC-226\n \n \n Chloorhexafluorpropaan\n \n \n 0,100\n \n \n \n \n C3H2FCl5\n \n \n HCFC-231\n \n \n Pentachloorfluorpropaan\n \n \n 0,090\n \n \n \n \n C3H2F2Cl4\n \n \n HCFC-232\n \n \n Tetrachloordifluorpropaan\n \n \n 0,100\n \n \n \n \n C3H2F3Cl3\n \n \n HCFC-233\n \n \n Trichloortrifluorpropaan\n \n \n 0,230\n \n \n \n \n C3H2F4Cl2\n \n \n HCFC-234\n \n \n Dichloortetrafluorpropaan\n \n \n 0,280\n \n \n \n \n C3H2F5Cl\n \n \n HCFC-235\n \n \n Chloorpentafluorpropaan\n \n \n 0,520\n \n \n \n \n C3H3FCl4\n \n \n HCFC-241\n \n \n Tetrachloorfluorpropaan\n \n \n 0,090\n \n \n \n \n C3H3F2Cl3\n \n \n HCFC-242\n \n \n Trichloordifluorpropaan\n \n \n 0,130\n \n \n \n \n C3H3F3Cl2\n \n \n HCFC-243\n \n \n Dichloortrifluorpropaan\n \n \n 0,120\n \n \n \n \n C3H3F4Cl\n \n \n HCFC-244\n \n \n Chloortetrafluorpropaan\n \n \n 0,140\n \n \n \n \n C3H4FCl3\n \n \n HCFC-251\n \n \n Trichloorfluorpropaan\n \n \n 0,010\n \n \n \n \n C3H4F2Cl2\n \n \n HCFC-252\n \n \n Dichloordifluorpropaan\n \n \n 0,040\n \n \n \n \n C3H4F3Cl\n \n \n HCFC-253\n \n \n Chloortrifluorpropaan\n \n \n 0,030\n \n \n \n \n C3H5FCl2\n \n \n HCFC-261\n \n \n Dichloorfluorpropaan\n \n \n 0,020\n \n \n \n \n C3H5F2Cl\n \n \n HCFC-262\n \n \n Chloordifluorpropaan\n \n \n 0,020\n \n \n \n \n C3H6FCl\n \n \n HCFC-271\n \n \n Chloorfluorpropaan\n \n \n 0,030\n \n \n \n \n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.\n \n20233512121-12-202315-12-2023IENW/BSK-2023/363174202351528-12-202321-12-202301-04-2024Treedt in werking op het tijdstip waarop het Inrichtingen- en\n activiteitenbesluit BES in werking treedt.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049285/manifest.xml", "content": "2024-04-012024-01-24T06:21:33+01:002024-01-24T06:21:33+01:00BWBR0049285.WTI2024-04-019999-12-312024-04-019999-12-312024-04-01T06:12:43+02:002024-04-01T06:12:43+02:00355882e9f5099ce5a6cbdcc3e7f859711f6e4614d2980d378382ae52afced660fb008d6d31c3bda8d32a6e966c7fe3eb2505b5cdbbfe43cdf8376227984134c6ac4f28", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049287/2024-01-01_1/xml/BWBR0049287_2024-01-01_1.xml", "content": "\n Besluit van de programmamanager van de projectorganisatie Duurzaam Herstel van 10 januari 2024, houdende de verlening van ondervolmacht aan natuurlijke personen2024141324-01-202410-01-20242024141324-01-202410-01-202425-01-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 1413, datum inwerkingtreding 25-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n Besluit verlening ondervolmacht aan natuurlijke personen2024141324-01-202410-01-20242024141324-01-202410-01-202425-01-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 1413, datum inwerkingtreding 25-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n De programmamanager van de projectorganisatie Duurzaam Herstel,\n \n Gelet op artikel 9, zevende lid, van het Besluit organisatie, mandaat, volmacht en machtiging van het Instituut Mijnbouwschade Groningen;\n \n \n Besluit:\n \n2024141324-01-202410-01-20242024141324-01-202410-01-202425-01-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 1413, datum inwerkingtreding 25-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Aan de natuurlijke personen werkzaam voor het Instituut Mijnbouwschade Groningen in de functie van Programmamanager en belast met tijdelijke werkzaamheden binnen de projectorganisatie Duurzaam Herstel als Projectmanager Techniek, wordt ondervolmacht verleend tot het aangaan van financiële verplichtingen ten behoeve van het voorbereiden van besluiten als bedoeld in artikel 9, zesde lid, onder a, van het Besluit organisatie, mandaat, volmacht en machtiging van het Instituut Mijnbouwschade Groningen voor zover dit een bedrag van € 15.000 exclusief BTW per verplichting niet overschrijdt.\n2024141324-01-202410-01-20242024141324-01-202410-01-202425-01-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 1413, datum inwerkingtreding 25-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 2\n \n Aan de natuurlijke personen werkzaam voor het Instituut Mijnbouwschade Groningen in de functie Programmamanager en belast met tijdelijke werkzaamheden binnen de projectorganisatie Duurzaam Herstel als Projectmanager Contract of Projectmanager Techniek, wordt ondervolmacht verleend tot het aangaan van financiële verplichtingen ten behoeve van het ten uitvoer brengen van besluiten van het Instituut voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 9, zesde lid, onder a, van het Besluit organisatie, mandaat, volmacht en machtiging van het Instituut Mijnbouwschade Groningen.\n2024141324-01-202410-01-20242024141324-01-202410-01-202425-01-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 1413, datum inwerkingtreding 25-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Aan de natuurlijke personen werkzaam voor het Instituut Mijnbouwschade Groningen in de functie van Zaakbegeleider en belast met tijdelijke werkzaamheden binnen de projectorganisatie Duurzaam Herstel met de taak van Casemanager, wordt ondervolmacht verleend tot het aangaan van financiële verplichtingen als bedoeld in artikel 9, zesde lid, onder a, van het Besluit organisatie, mandaat, volmacht en machtiging van het Instituut Mijnbouwschade Groningen onder de in het tweede lid genoemde voorwaarden.\n \n \n 2\n Een in het eerste lid bedoelde financiële verplichting wordt slechts aangegaan:\n \n \n a.\n ten behoeve van het ten uitvoer brengen van besluiten van het Instituut op aanvragen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregel Duurzaam Herstel; en\n \n \n b.\n ten behoeve van kosten welke:\n \n \n −\n verband houden met overnachting of vervangende woonruimte gedurende het ten uitvoer brengen van besluiten van het Instituut voor een tegemoetkoming, voor zover niet reeds onderdeel van de tegemoetkoming en overeenkomstig het geldende beleid voor bijkomende kosten; of\n \n \n −\n verband houden met wensen van de aanvrager van de tegemoetkoming ten aanzien van de uitvoering die zien op onvoorziene omstandigheden of nadere detaillering, tot een maximumbedrag van € 1.000 exclusief BTW per tegemoetkoming, overeenkomstig het geldende beleid voor honorering van wensen ten aanzien van de uitvoering.\n \n \n \n \n \n \n 3\n De Zaakbegeleider rapporteert de op grond van dit artikel aangegane financiële verplichtingen wekelijks aan de Klant- en Omgevingsmanager van de Projectorganisatie Duurzaam Herstel.\n \n2024141324-01-202410-01-20242024141324-01-202410-01-202425-01-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 1413, datum inwerkingtreding 25-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 4\n \n Aan de natuurlijke personen werkzaam voor het Instituut Mijnbouwschade Groningen in de functie Zaakbegeleider en belast met tijdelijke werkzaamheden binnen de projectorganisatie Duurzaam Herstel met de taak van Casemanager, wordt ondervolmacht verleend tot het tekenen van overeenkomsten als bedoeld in artikel 9, zesde lid, onder c, van het Besluit organisatie, mandaat, volmacht en machtiging van het Instituut Mijnbouwschade Groningen.\n2024141324-01-202410-01-20242024141324-01-202410-01-202425-01-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 1413, datum inwerkingtreding 25-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 5\n \n Aan de natuurlijke personen werkzaam voor het Instituut Mijnbouwschade Groningen in de functie Programmamanager en belast met tijdelijke werkzaamheden binnen de projectorganisatie Duurzaam Herstel als Projectmanager Projectbeheersing, wordt ondervolmacht verleend tot het tekenen van processen verbaal als bedoeld in artikel 9, zesde lid, onder d, van het Besluit organisatie, mandaat, volmacht en machtiging van het Instituut Mijnbouwschade Groningen.\n2024141324-01-202410-01-20242024141324-01-202410-01-202425-01-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 1413, datum inwerkingtreding 25-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 6\n \n Aan de natuurlijke personen werkzaam voor het Instituut Mijnbouwschade Groningen in de functie Programmamanager en belast met tijdelijke werkzaamheden binnen de projectorganisatie Duurzaam Herstel als Projectmanager Contract, wordt ondervolmacht verleend tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en daarmee samenhangende feitelijke handelingen als bedoeld in artikel 9, zesde lid, onder e, van het Besluit organisatie, mandaat, volmacht en machtiging van het Instituut Mijnbouwschade Groningen.\n2024141324-01-202410-01-20242024141324-01-202410-01-202425-01-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 1413, datum inwerkingtreding 25-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 7\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2024.\n2024141324-01-202410-01-20242024141324-01-202410-01-202425-01-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 1413, datum inwerkingtreding 25-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De programmamanager van de projectorganisatie Duurzaam Herstel,\n \n J.W.\n Ligterink\n \n \n \n Voor akkoord,\n plaatsvervangend voorzitter, tevens bestuurslid Instituut Mijnbouwschade Groningen,\n \n M.Tj.\n Bouwes,\n \n \n \n de afdelingsmanager Bestuurlijke en Juridische Zaken en Schadeafhandeling,\n \n A.\n Tilma\n \n \n2024141324-01-202410-01-20242024141324-01-202410-01-202425-01-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 1413, datum inwerkingtreding 25-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n2024141324-01-202410-01-20242024141324-01-202410-01-202425-01-202401-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049287/2024-01-25_0/xml/BWBR0049287_2024-01-25_0.xml", "content": "\n Besluit van de programmamanager van de projectorganisatie Duurzaam Herstel van 10 januari 2024, houdende de verlening van ondervolmacht aan natuurlijke personen2024141324-01-202410-01-20242024141324-01-202410-01-202425-01-202401-01-2024\n Besluit verlening ondervolmacht aan natuurlijke personen2024141324-01-202410-01-20242024141324-01-202410-01-202425-01-202401-01-2024\n \n \n De programmamanager van de projectorganisatie Duurzaam Herstel,\n \n Gelet op artikel 9, zevende lid, van het Besluit organisatie, mandaat, volmacht en machtiging van het Instituut Mijnbouwschade Groningen;\n \n \n Besluit:\n \n2024141324-01-202410-01-20242024141324-01-202410-01-202425-01-202401-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Aan de natuurlijke personen werkzaam voor het Instituut Mijnbouwschade Groningen in de functie van Programmamanager en belast met tijdelijke werkzaamheden binnen de projectorganisatie Duurzaam Herstel als Projectmanager Techniek, wordt ondervolmacht verleend tot het aangaan van financiële verplichtingen ten behoeve van het voorbereiden van besluiten als bedoeld in artikel 9, zesde lid, onder a, van het Besluit organisatie, mandaat, volmacht en machtiging van het Instituut Mijnbouwschade Groningen voor zover dit een bedrag van € 15.000 exclusief BTW per verplichting niet overschrijdt.\n2024141324-01-202410-01-20242024141324-01-202410-01-202425-01-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n \n Aan de natuurlijke personen werkzaam voor het Instituut Mijnbouwschade Groningen in de functie Programmamanager en belast met tijdelijke werkzaamheden binnen de projectorganisatie Duurzaam Herstel als Projectmanager Contract of Projectmanager Techniek, wordt ondervolmacht verleend tot het aangaan van financiële verplichtingen ten behoeve van het ten uitvoer brengen van besluiten van het Instituut voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 9, zesde lid, onder a, van het Besluit organisatie, mandaat, volmacht en machtiging van het Instituut Mijnbouwschade Groningen.\n2024141324-01-202410-01-20242024141324-01-202410-01-202425-01-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Aan de natuurlijke personen werkzaam voor het Instituut Mijnbouwschade Groningen in de functie van Zaakbegeleider en belast met tijdelijke werkzaamheden binnen de projectorganisatie Duurzaam Herstel met de taak van Casemanager, wordt ondervolmacht verleend tot het aangaan van financiële verplichtingen als bedoeld in artikel 9, zesde lid, onder a, van het Besluit organisatie, mandaat, volmacht en machtiging van het Instituut Mijnbouwschade Groningen onder de in het tweede lid genoemde voorwaarden.\n \n \n 2\n Een in het eerste lid bedoelde financiële verplichting wordt slechts aangegaan:\n \n \n a.\n ten behoeve van het ten uitvoer brengen van besluiten van het Instituut op aanvragen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregel Duurzaam Herstel; en\n \n \n b.\n ten behoeve van kosten welke:\n \n \n −\n verband houden met overnachting of vervangende woonruimte gedurende het ten uitvoer brengen van besluiten van het Instituut voor een tegemoetkoming, voor zover niet reeds onderdeel van de tegemoetkoming en overeenkomstig het geldende beleid voor bijkomende kosten; of\n \n \n −\n verband houden met wensen van de aanvrager van de tegemoetkoming ten aanzien van de uitvoering die zien op onvoorziene omstandigheden of nadere detaillering, tot een maximumbedrag van € 1.000 exclusief BTW per tegemoetkoming, overeenkomstig het geldende beleid voor honorering van wensen ten aanzien van de uitvoering.\n \n \n \n \n \n \n 3\n De Zaakbegeleider rapporteert de op grond van dit artikel aangegane financiële verplichtingen wekelijks aan de Klant- en Omgevingsmanager van de Projectorganisatie Duurzaam Herstel.\n \n2024141324-01-202410-01-20242024141324-01-202410-01-202425-01-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n \n Aan de natuurlijke personen werkzaam voor het Instituut Mijnbouwschade Groningen in de functie Zaakbegeleider en belast met tijdelijke werkzaamheden binnen de projectorganisatie Duurzaam Herstel met de taak van Casemanager, wordt ondervolmacht verleend tot het tekenen van overeenkomsten als bedoeld in artikel 9, zesde lid, onder c, van het Besluit organisatie, mandaat, volmacht en machtiging van het Instituut Mijnbouwschade Groningen.\n2024141324-01-202410-01-20242024141324-01-202410-01-202425-01-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 5\n \n Aan de natuurlijke personen werkzaam voor het Instituut Mijnbouwschade Groningen in de functie Programmamanager en belast met tijdelijke werkzaamheden binnen de projectorganisatie Duurzaam Herstel als Projectmanager Projectbeheersing, wordt ondervolmacht verleend tot het tekenen van processen verbaal als bedoeld in artikel 9, zesde lid, onder d, van het Besluit organisatie, mandaat, volmacht en machtiging van het Instituut Mijnbouwschade Groningen.\n2024141324-01-202410-01-20242024141324-01-202410-01-202425-01-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 6\n \n Aan de natuurlijke personen werkzaam voor het Instituut Mijnbouwschade Groningen in de functie Programmamanager en belast met tijdelijke werkzaamheden binnen de projectorganisatie Duurzaam Herstel als Projectmanager Contract, wordt ondervolmacht verleend tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en daarmee samenhangende feitelijke handelingen als bedoeld in artikel 9, zesde lid, onder e, van het Besluit organisatie, mandaat, volmacht en machtiging van het Instituut Mijnbouwschade Groningen.\n2024141324-01-202410-01-20242024141324-01-202410-01-202425-01-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 7\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2024.\n2024141324-01-202410-01-20242024141324-01-202410-01-202425-01-202401-01-2024\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De programmamanager van de projectorganisatie Duurzaam Herstel,\n \n J.W.\n Ligterink\n \n \n \n Voor akkoord,\n plaatsvervangend voorzitter, tevens bestuurslid Instituut Mijnbouwschade Groningen,\n \n M.Tj.\n Bouwes,\n \n \n \n de afdelingsmanager Bestuurlijke en Juridische Zaken en Schadeafhandeling,\n \n A.\n Tilma\n \n \n2024141324-01-202410-01-20242024141324-01-202410-01-202425-01-202401-01-2024\n \n2024141324-01-202410-01-20242024141324-01-202410-01-202425-01-202401-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049287/manifest.xml", "content": "2024-01-252024-01-01tot-en-met2024-01-24T06:21:24+01:002024-07-03T06:23:50+02:00BWBR0049287.WTI2024-01-012024-01-242024-01-259999-12-312024-01-25T06:28:54+01:002024-01-25T06:28:54+01:00325323f55e40e37a1327ed94136b409e84ca098a5a690ca6bd614c547851000cd026f0c719e720a1e7029f8a0f5b6d4d8622fed3b46362d3aa3c8905bd8c5989f22752024-01-259999-12-312024-01-259999-12-312024-01-25T06:28:54+01:002024-01-25T06:28:54+01:0026973bc13951363f804bcc7a2af008424e7ffa7113401d1424a261f457c9ae909f710c0e35a3e4f4c51acca8ae13c7cc00aebd59324fec525411dafb8ebf13e222b0a", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049289/2024-02-01_0/xml/BWBR0049289_2024-02-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 januari 2024, houdende regels voor het verstrekken van een eenmalige specifieke uitkering aan de provincies van Nederland ter ontzorging van kleine en micro mkb-ondernemingen bij de verduurzaming van het gebouw, bedrijfsproces of bedrijventerrein (Regeling specifieke uitkering ontzorgingsprogramma verduurzaming kleine en micro mkb-ondernemingen en bedrijventerreinen)2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n Regeling specifieke uitkering ontzorgingsprogramma verduurzaming kleine en micro mkb-ondernemingen en bedrijventerreinen2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet;\n \n \n Besluit:\n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n –\n \n bedrijfsmatig vastgoed: een bouwwerk als bedoeld in de bijlage bij de Omgevingswet, waarin door een mkb-onderneming bedrijfsmatige of beroepshalve activiteiten met een winstgevend karakter worden uitgevoerd;\n \n \n –\n \n bedrijventerrein: cluster aaneengesloten percelen met overwegend bedrijfsbestemmingen, binnen een in een bestemmingsplan als bedrijventerrein aangewezen gebied;\n \n \n –\n \n compensabele BTW: de BTW die in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wet op het BTW compensatiefonds of voor aftrek op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968;\n \n \n –\n \n kleine en micro mkb-onderneming: kleine en micro ondernemingen als bedoeld in de bijlage bij de Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PbEU 2003, L 124);\n \n \n –\n \n Minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;\n \n \n –\n \n organisatiegraad: een samenwerking op een bedrijventerrein tussen eigenaren of huurders van bedrijfsmatig vastgoed, waarmee de continuïteit van onderhoud, beheer en verduurzaming van een bedrijventerrein wordt gewaarborgd.\n \n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-20242024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Ontzorgingsprogramma verduurzaming kleine en micro mkb-ondernemingen\n \n \n Artikel\n 2\n Doel en activiteiten\n \n \n 1\n De Minister kan op aanvraag een specifieke uitkering verstrekken aan een provincie voor activiteiten ter ontzorging van een kleine en micro mkb-onderneming bij de verduurzaming van het bedrijfsproces van de onderneming of haar bedrijfsmatig vastgoed.\n \n \n 2\n De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, omvatten uitsluitend:\n \n \n a.\n het ambtelijk organiseren en coördineren van de uitvoering van het ontzorgingsprogramma binnen de provincie;\n \n \n b.\n het ondersteunen van een kleine en micro mkb-onderneming door het geven van technisch, financieel of juridisch advies tot het moment van aanbesteden dan wel inkoop, indien geen sprake is van een aanbesteding;\n \n \n c.\n het delen van de opgedane regionale kennis en ervaring binnen en buiten de eigen provincie, gemeente, brancheorganisaties of lokale ondernemersverenigingen;\n \n \n d.\n het ondersteunen van een kleine en micro mkb-onderneming bij het voorbereiden en aanvragen van een subsidie of lening voor de verduurzaming van het bedrijfsproces van die onderneming of haar bedrijfsmatig vastgoed.\n \n \n \n \n 3\n De specifieke uitkering wordt niet besteed aan:\n \n \n a.\n het ontzorgen van een kleine en micro mkb-onderneming met een agrarische functie;\n \n \n b.\n het ontzorgen van een eenmanszaak zonder personeel, tenzij het bedrijfsproces van de onderneming wordt uitgevoerd in een bedrijfspand, niet zijnde een woning;\n \n \n c.\n het opstellen en aangaan van overeenkomsten tussen een kleine en micro mkb- onderneming en een derde; en\n \n \n d.\n het uitvoeren van verduurzamingsmaatregelen voor een kleine en micro mkb-onderneming.\n \n \n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 3\n Hoogte en plafond\n \n \n 1\n De Minister kan in totaal ten hoogste € 23.664.420 aan specifieke uitkeringen aan provincies verstrekken voor het doel, bedoeld in artikel 2, verminderd met het bedrag aan compensabele BTW.\n \n \n 2\n Het totaal aan specifieke uitkeringen bedraagt ten hoogste het per provincie genoemde bedrag in bijlage I, verminderd met het bedrag aan compensabele BTW.\n \n \n 3\n Het bedrag aan compensabele BTW stort de Minister in het BTW compensatiefonds.\n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 4\n Aanvraag\n \n \n 1\n Een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 2 kan door de provincie worden aangevraagd van 15 februari 2024 vanaf 12.00 uur tot en met 15 maart 2024 tot 12.00 uur, dan wel zoveel eerder indien het plafond is bereikt.\n \n \n 2\n Een aanvraag bevat in ieder geval:\n \n \n a.\n een omschrijving van de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering wordt aangevraagd en de wijze waarop de activiteiten bijdragen aan het doel, bedoeld in artikel 2;\n \n \n b.\n een omschrijving op welke wijze wordt voldaan aan de beoordelingscriteria, bedoeld in bijlage II;\n \n \n c.\n een omschrijving van het provinciaal duurzaamheids- en energiebeleid voor de gebouwde omgeving, inclusief een aanpak voor de kleine en micro mkb-ondernemingen;\n \n \n d.\n een omschrijving van bestaande regionale netwerken en structuren van en voor de kleine en micro mkb-ondernemingen die worden benut voor de activiteiten;\n \n \n e.\n een omschrijving van bestaande initiatieven en samenwerking tussen kleine en micro mkb -ondernemingen die worden benut voor de activiteiten;\n \n \n f.\n het beoogde aantal kleine en micro mkb-ondernemingen dat ondersteund wordt, inclusief een afwegingskader hoe dit aantal wordt behaald;\n \n \n g.\n een omschrijving van de borging en deling van de opgedane regionale kennis en ervaring tussen provincies en gemeenten, met de betrokken beleidsdepartementen, brancheorganisaties en het kennisprogramma;\n \n \n h.\n een omschrijving hoe gebruik wordt gemaakt van de kennis en expertise van relevante brancheorganisaties en borging en deling van de opgedane regionale kennis met deze organisaties;\n \n \n i.\n de verwachte begin- en einddatum van de activiteiten;\n \n \n j.\n een begroting van de activiteiten waarvoor een specifieke uitkering wordt aangevraagd, inclusief de compensabele BTW, waarbij de provincie onderscheid maakt tussen de advieskosten voor de kleine en micro mkb-onderneming en de kosten voor het opzetten van de organisatie van het programma; en\n \n \n k.\n een omschrijving van de mate waarin de provincie stimuleert dat de kleine en micro mkb-onderneming een eigen bijdrage betaalt ten behoeve van het ontzorgingsprogramma, bedoeld in artikel 2.\n \n \n \n \n 3\n Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat door de Minister ter beschikking is gesteld op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.\n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 5\n Weigeringsgronden\n \n \n 1\n Een aanvraag voor een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 4 wordt geheel of gedeeltelijk afgewezen:\n \n \n a.\n voor zover de in de aanvraag genoemde activiteit niet onder artikel 2, tweede lid, valt;\n \n \n b.\n indien sprake is van een onvolledige aanvraag;\n \n \n c.\n indien het plafond, bedoeld in artikel 3, tweede lid, is bereikt;\n \n \n d.\n indien de aanvraag onvoldoende informatie bevat om te toetsen aan de beoordelingscriteria, bedoeld in bijlage II; of\n \n \n e.\n indien de aanvraag minder dan 60 punten scoort op grond van de beoordelingscriteria, bedoeld in bijlage II.\n \n \n \n \n 2\n Er wordt geen specifieke uitkering verstrekt voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, voor zover die op andere wijze worden gesubsidieerd of gefinancierd.\n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 6\n Verstrekking\n \n Indien een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 2 wordt verstrekt, vermeldt de beschikking in\n ieder geval:\n \n \n a.\n een beschrijving van de activiteiten waaraan de specifieke uitkering moet worden besteed;\n \n \n b.\n het bedrag van de specifieke uitkering, met een maximum zoals bedoeld in bijlage I.\n \n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 7\n Verplichtingen\n \n \n 1\n De ontvanger van de specifieke uitkering, bedoeld in artikel 2, is verplicht om:\n \n \n a.\n de activiteiten waarvoor een specifieke uitkering is verstrekt geheel uit te voeren tussen 1 mei 2024 en 1 mei 2027; en\n \n \n b.\n de kosten voor levering van goederen of diensten door derden voor de uitvoering van de activiteiten waarvoor een specifieke uitkering is verstrekt marktconform te bepalen.\n \n \n \n \n 2\n Indien de afronding van de activiteiten niet voor de datum, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, buiten de schuld van de ontvanger van de specifieke uitkering mogelijk is, kan de Minister die termijn op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de ontvanger eenmaal met ten hoogste een jaar verlengen.\n \n \n 3\n De ontvanger van de specifieke uitkering mag deze alleen besteden ten behoeve van een kleine en micro mkb-onderneming die eigenaar is van het bedrijfsmatig vastgoed waarin zij is gevestigd of waarbij de eigenaar van het bedrijfsmatig vastgoed ingestemd heeft met de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel d.\n \n \n 4\n Indien de kleine en micro mkb-onderneming aan de energiebesparingsplicht ter verduurzaming van het energiegebruik voor gebouwgebonden maatregelen, bedoeld in 3.84 van het Besluit bouwwerken leefomgeving moet voldoen, dient zij eerst de hieraan verbonden informatieplicht, bedoeld in artikel 3.84a van dat Besluit te hebben uitgevoerd of indien sprake is van een energiebesparingsplicht voor procesgebonden maatregelen, bedoeld in artikel 5.15 van het Besluit activiteiten leefomgeving, dient zij eerst de hieraan verbonden informatie- en onderzoeksplicht, bedoeld in artikel 5.15a van dat Besluit, te hebben uitgevoerd, voordat kan worden begonnen met de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van deze regeling.\n \n \n 5\n Op verzoek van de Minister informeert de ontvanger van de specifieke uitkering aan hem over de voortgang van de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt.\n \n \n 6\n Op verzoek van de Minister verschaft de ontvanger van de specifieke uitkering aan hem informatie ten behoeve van de halfjaarlijkse monitoring van de provinciale ontzorgingsprogramma’s door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.\n \n \n 7\n Op verzoek van de Minister verschaft de ontvanger van de specifieke uitkering aan hem informatie ten behoeve van door de Minister ingestelde onderzoeken die erop zijn gericht informatie te verkrijgen over de doelmatigheid en doeltreffendheid van de provinciale ontzorgingsprogramma’s in relatie tot het klimaatbeleid.\n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 8\n Voorschot\n \n De Minister verleent een voorschot van 100% van de specifieke uitkering, bedoeld in artikel 6, onderdeel b, en betaalt dat in één keer uit.\n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 9\n Verantwoording en terugvordering\n \n \n 1\n De provincies leggen verantwoording af over de besteding van de ontvangen specifieke uitkering, bedoeld in artikel 2, op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.\n \n \n 2\n Als uit de eindverantwoordingsinformatie blijkt dat de specifieke uitkering onrechtmatig is besteed gelet op het doel en de activiteiten, bedoeld in artikel 2, of onvolledig is besteed binnen de daartoe gestelde termijn, kan de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig bestede deel door de Minister lager worden vastgesteld en worden teruggevorderd.\n \n \n 3\n De Minister doet binnen een jaar na ontvangst van de eindverantwoordingsinformatie mededeling van de terugvordering aan de ontvanger van de specifieke uitkering.\n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-20242024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Ontzorgingsprogramma verduurzaming bedrijventerreinen\n \n \n Artikel\n 10\n Doel en activiteiten\n \n \n 1\n De Minister kan op aanvraag een specifieke uitkering verstrekken aan een provincie voor activiteiten ter ontzorging van eigenaren of huurders van bedrijfsmatig vastgoed bij het opzetten of verbeteren van de organisatiegraad op een bedrijventerrein ten behoeve van de verduurzaming ervan.\n \n \n 2\n De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, omvatten uitsluitend:\n \n \n a.\n het ambtelijk organiseren en coördineren van de uitvoering van een programma ten behoeve van verduurzaming van bedrijventerreinen binnen de provincie;\n \n \n b.\n het opzetten van een organisatiegraad op een bedrijventerrein ten behoeve van de verduurzaming;\n \n \n c.\n het opschalen, uitbreiden of intensiveren van de bestaande organisatiegraad op een bedrijventerrein ten behoeve van de verduurzaming;\n \n \n d.\n het delen van de opgedane regionale kennis en ervaring binnen en buiten de eigen provincie, gemeente of brancheorganisaties of lokale ondernemersverenigingen;\n \n \n \n \n 3\n De specifieke uitkering wordt niet besteed aan:\n \n \n a.\n het uitvoeren van verduurzamingsmaatregelen voor een bedrijventerrein;\n \n \n b.\n bedrijventerreinen die binnen de vijf industrieclusters van het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie vallen.\n \n \n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 11\n Hoogte en plafond\n \n \n 1\n De Minister kan in totaal ten hoogste € 22.220.000 aan specifieke uitkeringen aan provincies verstrekken voor het doel, bedoeld in artikel 10, verminderd met het bedrag aan compensabele BTW.\n \n \n 2\n Het totaal aan specifieke uitkeringen bedraagt ten hoogste het per provincie genoemde bedrag in bijlage III, verminderd met het bedrag aan compensabele BTW.\n \n \n 3\n Het bedrag aan compensabele BTW stort de Minister in het BTW compensatiefonds.\n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 12\n Aanvraag\n \n \n 1\n Een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 10 kan door de provincie worden aangevraagd van 15 februari 2024 vanaf 12.00 uur tot en met 15 maart 2024 tot 12.00 uur, dan wel zoveel eerder indien het plafond is bereikt.\n \n \n 2\n Een aanvraag bevat in ieder geval:\n \n \n a.\n een omschrijving van de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering wordt aangevraagd en de wijze waarop de activiteiten bijdragen aan het doel, bedoeld in artikel 10;\n \n \n b.\n het beoogde aantal bedrijventerreinen dat gefaciliteerd wordt met de voorgenomen activiteiten;\n \n \n c.\n een omschrijving op welke wijze wordt voldaan aan de beoordelingscriteria, bedoeld in bijlage IV;\n \n \n d.\n een omschrijving van het provinciaal duurzaamheidsbeleid voor de gebouwde omgeving en bedrijventerreinenbeleid;\n \n \n e.\n een omschrijving van bestaande regionale netwerken en structuren van ondernemers die worden benut voor de activiteiten;\n \n \n f.\n een omschrijving van initiatieven en organisaties voor bedrijventerreinen bij gemeenten binnen de provincie die worden benut voor de activiteiten;\n \n \n g.\n een omschrijving van de borging en deling van de opgedane regionale kennis en ervaring binnen de provincie, met de betrokken beleidsdepartementen, het landelijke Programma Verduurzaming Bedrijventerreinen, de gemeenten en brancheorganisaties;\n \n \n h.\n de verwachte begin- en einddatum van de activiteiten; en\n \n \n i.\n een begroting van de activiteiten waarvoor een specifieke uitkering wordt aangevraagd, inclusief de compensabele BTW.\n \n \n \n \n 3\n Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat door de Minister ter beschikking is gesteld op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.\n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 13\n Weigeringsgronden\n \n \n 1\n Een aanvraag voor een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 12 wordt geheel of gedeeltelijk afgewezen:\n \n \n a.\n voor zover de in de aanvraag genoemde activiteit niet onder artikel 10, tweede lid, valt;\n \n \n b.\n indien sprake is van een onvolledige aanvraag;\n \n \n c.\n indien het plafond, bedoeld in artikel 11, tweede lid, is bereikt;\n \n \n d.\n indien de aanvraag onvoldoende informatie bevat om te toetsen aan de beoordelingscriteria, bedoeld in bijlage IV; of\n \n \n e.\n indien de aanvraag minder dan 60 punten scoort op grond van de beoordelingscriteria, bedoeld in bijlage IV.\n \n \n \n \n 2\n Er wordt geen specifieke uitkering verstrekt voor activiteiten, bedoeld in artikel 10, tweede lid, voor zover die op andere wijze zijn gesubsidieerd of gefinancierd.\n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 14\n Verstrekking\n \n Indien een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 10 wordt verstrekt, vermeldt de beschikking in\n ieder geval:\n \n \n a.\n een beschrijving van de activiteiten waaraan de specifieke uitkering moet worden besteed; en\n \n \n b.\n het bedrag van de specifieke uitkering, met een maximum zoals bedoeld in bijlage III.\n \n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 15\n Verplichtingen\n \n \n 1\n De ontvanger van de specifieke uitkering, bedoeld in artikel 10, is verplicht om:\n \n \n a.\n de activiteiten waarvoor een specifieke uitkering is verstrekt geheel uit te voeren tussen 1 mei 2024 en 1 mei 2027; en\n \n \n b.\n de kosten voor levering van goederen of diensten door derden voor de uitvoering van de activiteiten waarvoor een specifieke uitkering is verstrekt marktconform te bepalen.\n \n \n \n \n 2\n Indien de afronding van de activiteiten niet voor de datum, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, buiten de schuld van de ontvanger van de specifieke uitkering mogelijk is, kan de Minister die termijn op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de ontvanger eenmaal met ten hoogste een jaar verlengen.\n \n \n 3\n Op verzoek van de Minister informeert de ontvanger van de specifieke uitkering aan hem over de voortgang van de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt.\n \n \n 4\n Op verzoek van de Minister verschaft de ontvanger van de specifieke uitkering aan hem informatie ten behoeve van de halfjaarlijkse monitoring van de provinciale ontzorgingsprogramma’s door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.\n \n \n 5\n Op verzoek van de Minister verschaft de ontvanger van de specifieke uitkering aan hem informatie ten behoeve van door de Minister ingestelde onderzoeken die erop zijn gericht informatie te verkrijgen over de doelmatigheid en doeltreffendheid van de provinciale ontzorgingsprogramma’s in relatie tot het klimaatbeleid.\n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 16\n Voorschot\n \n De Minister verleent een voorschot van 100% van de specifieke uitkering, bedoeld in artikel 14, onderdeel b, en betaalt dat in één keer uit.\n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 17\n Verantwoording en terugvordering\n \n \n 1\n De provincies leggen verantwoording af over de besteding van de ontvangen specifieke uitkering, bedoeld in artikel 10, op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.\n \n \n 2\n Als uit de eindverantwoordingsinformatie blijkt dat de specifieke uitkering onrechtmatig is besteed gelet op het doel en de activiteiten, bedoeld in artikel 10, of onvolledig is besteed binnen de daartoe gestelde termijn, kan de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig bestede deel door de Minister worden teruggevorderd.\n \n \n 3\n De Minister doet binnen een jaar na ontvangst van de eindverantwoordingsinformatie mededeling van de terugvordering aan de ontvanger van de specifieke uitkering.\n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-20242024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 18\n Inwerkingtreding en vervaltermijn\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2024 en vervalt met ingang van 1 mei 2027, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op specifieke uitkeringen die op grond van deze regeling voor laatstgenoemde datum zijn verstrekt.\n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 19\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering ontzorgingsprogramma verduurzaming kleine en micro mkb-ondernemingen en bedrijventerreinen.\n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-20242024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n H.M. de\n Jonge\n \n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n \n Bijlage\n I\n Hoogte totaal aan specifieke uitkeringen per provincie ten behoeve van het ontzorgingsprogramma verduurzaming kleine en micro mkb-ondernemingen\n \n Bijlage bij artikel 3, tweede lid\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Provincies\n \n \n Aantal inwoners\n \n \n Percentage\n \n \n Maximaal bedrag per provincie (euro)\n \n \n Beoogde doelstelling met betrekking tot het aantal kleine en micro mkb-ondernemingen\n \n \n \n \n \n \n \n Zuid-Holland \n \n \n \n 3.753.944\n \n \n 21,3%\n \n \n 4.035.553\n \n \n 1.041\n \n \n \n \n \n Noord-Holland \n \n \n \n 2.909.827\n \n \n 16,5%\n \n \n 3.274.273\n \n \n 832\n \n \n \n \n \n Noord-Brabant \n \n \n \n 2.592.874\n \n \n 14,7%\n \n \n 2.988.424\n \n \n 754\n \n \n \n \n \n Gelderland \n \n \n \n 2.110.472\n \n \n 12,0%\n \n \n 2.553.362\n \n \n 634\n \n \n \n \n \n Utrecht\n \n \n \n 1.369.873\n \n \n 7,8%\n \n \n 1.885.441\n \n \n 451\n \n \n \n \n \n Overijssel\n \n \n \n 1.171.910\n \n \n 6,7%\n \n \n 1.706.905\n \n \n 402\n \n \n \n \n \n Limburg \n \n \n \n 1.118.302\n \n \n 6,4%\n \n \n 1.658.558\n \n \n 389\n \n \n \n \n \n Fryslân \n \n \n \n 654.019\n \n \n 3,7%\n \n \n 1.239.837\n \n \n 274\n \n \n \n \n \n Groningen \n \n \n \n 590.170\n \n \n 3,4%\n \n \n 1.182.254\n \n \n 258\n \n \n \n \n \n Drenthe\n \n \n \n 497.743\n \n \n 2,8%\n \n \n 1.098.897\n \n \n 236\n \n \n \n \n \n Zeeland\n \n \n \n 386.767\n \n \n 2,2%\n \n \n 998.812\n \n \n 208\n \n \n \n \n \n Flevoland \n \n \n \n 434.771\n \n \n 2,5%\n \n \n 1.042.104\n \n \n 220\n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n 17.590.672\n \n \n 100%\n \n \n 23.664.420\n \n \n 5.700\n \n \n \n \n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n \n Bijlage\n II\n Beoordelingscriteria specifieke uitkering ten behoeve van het ontzorgingsprogramma verduurzaming kleine en micro mkb-ondernemingen\n \n Bijlage bij artikelen 4, tweede lid, onderdeel b, en 5, eerste lid, onderdelen d en e\n \n \n \n \n \n \n \n Criterium\n \n \n Maximaal aantal punten\n \n \n \n \n \n \n \n Uitwerking van de aanpak om te komen tot een ondersteuningsaanbod voor kleine en micro mkb-ondernemingen\n \n \n \n 25\n \n \n \n \n \n Het beoogde bereik van de doelgroep(en)\n \n \n \n 10\n \n \n \n \n \n De uitvoerbaarheid van de activiteiten binnen de gestelde looptijd\n \n \n \n 25\n \n \n \n \n \n De mate waarin de activiteiten zijn ingebed in het beleid van de provincie en aansluiten bij regionale netwerken en structuren\n \n \n \n 15\n \n \n \n \n \n De omschrijving van de deling en de borging van opgedane kennis en ervaring binnen de provincie, buiten de provincie via het landelijke programma, met gemeenten en brancheorganisaties \n \n \n \n 15\n \n \n \n \n \n De mate waarin de provincie stimuleert dat de kleine en micro mkb-onderneming een eigen bijdrage betaalt ten behoeve van het ontzorgingsprogramma \n \n \n \n 10\n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n 100\n \n \n \n \n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n \n Bijlage\n III\n Hoogte totaal aan specifieke uitkeringen per provincie ten behoeve van het ontzorgingsprogramma verduurzaming bedrijventerreinen\n \n Bijlage bij artikel 11, tweede lid\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Provincies\n \n \n Aantal bedrijventerreinen\n \n \n Percentage\n \n \n Maximaal bedrag per provincie\n (euro)\n \n \n Beoogde doelstelling met betrekking tot het aantal bedrijven-terreinen\n \n \n \n \n \n \n \n Noord-Brabant\n \n \n \n 619\n \n \n 16%\n \n \n 3.386.448\n \n \n 104\n \n \n \n \n \n Zuid-Holland\n \n \n \n 618\n \n \n 15,9%\n \n \n 3.381.276\n \n \n 103\n \n \n \n \n \n Gelderland\n \n \n \n 481\n \n \n 12,4%\n \n \n 2.672.716\n \n \n 81\n \n \n \n \n \n Overijssel\n \n \n \n 356\n \n \n 9,2%\n \n \n 2.026.221\n \n \n 60\n \n \n \n \n \n Limburg\n \n \n \n 353\n \n \n 9,1%\n \n \n 2.010.705\n \n \n 59\n \n \n \n \n \n Noord-Holland\n \n \n \n 346\n \n \n 8,9%\n \n \n 1.974.501\n \n \n 58\n \n \n \n \n \n Fryslân\n \n \n \n 275\n \n \n 7,1%\n \n \n 1.607.291\n \n \n 46\n \n \n \n \n \n Zeeland\n \n \n \n 217\n \n \n 5,6%\n \n \n 1.307.317\n \n \n 37\n \n \n \n \n \n Groningen\n \n \n \n 200\n \n \n 5,2%\n \n \n 1.219.394\n \n \n 34\n \n \n \n \n \n Utrecht\n \n \n \n 161\n \n \n 4,2%\n \n \n 1.017.687\n \n \n 27\n \n \n \n \n \n Drenthe\n \n \n \n 131\n \n \n 3,4%\n \n \n 862.528\n \n \n 22\n \n \n \n \n \n Flevoland\n \n \n \n 110\n \n \n 2,8%\n \n \n 753.916\n \n \n 19\n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n 3.867\n \n \n 100%\n \n \n 22.220.000\n \n \n 650\n \n \n \n \n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n \n Bijlage\n IV\n Beoordelingscriteria specifieke uitkering ten behoeve van het ontzorgingsprogramma verduurzaming bedrijventerreinen\n \n Bijlage bij artikelen 12, tweede lid, onderdeel c, en 13, eerste lid, onderdelen d en e\n \n \n \n \n \n \n \n Criterium\n \n \n Maximaal aantal punten\n \n \n \n \n \n \n \n Uitwerking van de aanpak om te komen tot het opzetten of verbeteren van de organisatiegraad op een bedrijventerrein ten behoeve van de verduurzaming ervan \n \n \n \n 30\n \n \n \n \n \n Het beoogde bereik van de doelgroep(en)\n \n \n \n 10\n \n \n \n \n \n De uitvoerbaarheid van de activiteiten binnen de gestelde looptijd\n \n \n \n 25\n \n \n \n \n \n De mate waarin de activiteiten zijn ingebed in het beleid van de provincie en aansluiten bij regionale netwerken en structuren, inclusief de behoefte van ondernemers\n \n \n \n 20\n \n \n \n \n \n De omschrijving van deling en de borging van opgedane kennis en ervaring binnen en buiten de provincie, waaronder in elk geval via het landelijke programma Verduurzaming Bedrijventerreinen\n \n \n \n 15\n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n 100\n \n \n \n \n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049289/2024-11-30_0/xml/BWBR0049289_2024-11-30_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 januari 2024, houdende regels voor het verstrekken van een eenmalige specifieke uitkering aan de provincies van Nederland ter ontzorging van kleine en micro mkb-ondernemingen bij de verduurzaming van het gebouw, bedrijfsproces of bedrijventerrein (Regeling specifieke uitkering ontzorgingsprogramma verduurzaming kleine en micro mkb-ondernemingen en bedrijventerreinen)2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n Regeling specifieke uitkering ontzorgingsprogramma verduurzaming kleine en micro mkb-ondernemingen en bedrijventerreinen2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet;\n \n \n Besluit:\n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n –\n \n bedrijfsmatig vastgoed: een bouwwerk als bedoeld in de bijlage bij de Omgevingswet, waarin door een mkb-onderneming bedrijfsmatige of beroepshalve activiteiten met een winstgevend karakter worden uitgevoerd;\n \n \n –\n \n bedrijventerrein: cluster aaneengesloten percelen met overwegend bedrijfsbestemmingen, binnen een in een bestemmingsplan als bedrijventerrein aangewezen gebied;\n \n \n –\n \n compensabele BTW: de BTW die in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wet op het BTW compensatiefonds of voor aftrek op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968;\n \n \n –\n \n kleine en micro mkb-onderneming: kleine en micro ondernemingen als bedoeld in de bijlage bij de Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PbEU 2003, L 124);\n \n \n –\n \n Minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;\n \n \n –\n \n organisatiegraad: een samenwerking op een bedrijventerrein tussen eigenaren of huurders van bedrijfsmatig vastgoed, waarmee de continuïteit van onderhoud, beheer en verduurzaming van een bedrijventerrein wordt gewaarborgd.\n \n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-20242024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Ontzorgingsprogramma verduurzaming kleine en micro mkb-ondernemingen\n \n \n Artikel\n 2\n Doel en activiteiten\n \n \n 1\n De Minister kan op aanvraag een specifieke uitkering verstrekken aan een provincie voor activiteiten ter ontzorging van een kleine en micro mkb-onderneming bij de verduurzaming van het bedrijfsproces van de onderneming of haar bedrijfsmatig vastgoed.\n \n \n 2\n De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, omvatten uitsluitend:\n \n \n a.\n het ambtelijk organiseren en coördineren van de uitvoering van het ontzorgingsprogramma binnen de provincie;\n \n \n b.\n het ondersteunen van een kleine en micro mkb-onderneming door het geven van technisch, financieel of juridisch advies tot het moment van aanbesteden dan wel inkoop, indien geen sprake is van een aanbesteding;\n \n \n c.\n het delen van de opgedane regionale kennis en ervaring binnen en buiten de eigen provincie, gemeente, brancheorganisaties of lokale ondernemersverenigingen;\n \n \n d.\n het ondersteunen van een kleine en micro mkb-onderneming bij het voorbereiden en aanvragen van een subsidie of lening voor de verduurzaming van het bedrijfsproces van die onderneming of haar bedrijfsmatig vastgoed.\n \n \n \n \n 3\n De specifieke uitkering wordt niet besteed aan:\n \n \n a.\n het ontzorgen van een kleine en micro mkb-onderneming met een agrarische functie;\n \n \n b.\n het ontzorgen van een eenmanszaak zonder personeel, tenzij het bedrijfsproces van de onderneming wordt uitgevoerd in een bedrijfspand, niet zijnde een woning;\n \n \n c.\n het opstellen en aangaan van overeenkomsten tussen een kleine en micro mkb- onderneming en een derde; en\n \n \n d.\n het uitvoeren van verduurzamingsmaatregelen voor een kleine en micro mkb-onderneming.\n \n \n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 3\n Hoogte en plafond\n \n \n 1\n De Minister kan in totaal ten hoogste € 32.644.420 aan specifieke uitkeringen aan provincies verstrekken voor het doel, bedoeld in artikel 2, verminderd met het bedrag aan compensabele BTW.\n \n \n 2\n Het totaal aan specifieke uitkeringen bedraagt ten hoogste het per provincie genoemde bedrag in bijlage I, verminderd met het bedrag aan compensabele BTW.\n \n \n 3\n Het bedrag aan compensabele BTW stort de Minister in het BTW compensatiefonds.\n \n20243952929-11-202418-11-20242024-000082948020243952929-11-202418-11-20242024-000082948030-11-2024\n \n Artikel\n 4\n Aanvraag\n \n \n 1\n Een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 2 kan door de provincie worden aangevraagd van 15 februari 2024 vanaf 12.00 uur tot en met 15 maart 2024 tot 12.00 uur, dan wel zoveel eerder indien het plafond is bereikt.\n \n \n 2\n Een aanvraag bevat in ieder geval:\n \n \n a.\n een omschrijving van de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering wordt aangevraagd en de wijze waarop de activiteiten bijdragen aan het doel, bedoeld in artikel 2;\n \n \n b.\n een omschrijving op welke wijze wordt voldaan aan de beoordelingscriteria, bedoeld in bijlage II;\n \n \n c.\n een omschrijving van het provinciaal duurzaamheids- en energiebeleid voor de gebouwde omgeving, inclusief een aanpak voor de kleine en micro mkb-ondernemingen;\n \n \n d.\n een omschrijving van bestaande regionale netwerken en structuren van en voor de kleine en micro mkb-ondernemingen die worden benut voor de activiteiten;\n \n \n e.\n een omschrijving van bestaande initiatieven en samenwerking tussen kleine en micro mkb -ondernemingen die worden benut voor de activiteiten;\n \n \n f.\n het beoogde aantal kleine en micro mkb-ondernemingen dat ondersteund wordt, inclusief een afwegingskader hoe dit aantal wordt behaald;\n \n \n g.\n een omschrijving van de borging en deling van de opgedane regionale kennis en ervaring tussen provincies en gemeenten, met de betrokken beleidsdepartementen, brancheorganisaties en het kennisprogramma;\n \n \n h.\n een omschrijving hoe gebruik wordt gemaakt van de kennis en expertise van relevante brancheorganisaties en borging en deling van de opgedane regionale kennis met deze organisaties;\n \n \n i.\n de verwachte begin- en einddatum van de activiteiten;\n \n \n j.\n een begroting van de activiteiten waarvoor een specifieke uitkering wordt aangevraagd, inclusief de compensabele BTW, waarbij de provincie onderscheid maakt tussen de advieskosten voor de kleine en micro mkb-onderneming en de kosten voor het opzetten van de organisatie van het programma; en\n \n \n k.\n een omschrijving van de mate waarin de provincie stimuleert dat de kleine en micro mkb-onderneming een eigen bijdrage betaalt ten behoeve van het ontzorgingsprogramma, bedoeld in artikel 2.\n \n \n \n \n 3\n Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat door de Minister ter beschikking is gesteld op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.\n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 5\n Weigeringsgronden\n \n \n 1\n Een aanvraag voor een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 4 wordt geheel of gedeeltelijk afgewezen:\n \n \n a.\n voor zover de in de aanvraag genoemde activiteit niet onder artikel 2, tweede lid, valt;\n \n \n b.\n indien sprake is van een onvolledige aanvraag;\n \n \n c.\n indien het plafond, bedoeld in artikel 3, tweede lid, is bereikt;\n \n \n d.\n indien de aanvraag onvoldoende informatie bevat om te toetsen aan de beoordelingscriteria, bedoeld in bijlage II; of\n \n \n e.\n indien de aanvraag minder dan 60 punten scoort op grond van de beoordelingscriteria, bedoeld in bijlage II.\n \n \n \n \n 2\n Er wordt geen specifieke uitkering verstrekt voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, voor zover die op andere wijze worden gesubsidieerd of gefinancierd.\n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 6\n Verstrekking\n \n Indien een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 2 wordt verstrekt, vermeldt de beschikking in\n ieder geval:\n \n \n a.\n een beschrijving van de activiteiten waaraan de specifieke uitkering moet worden besteed;\n \n \n b.\n het bedrag van de specifieke uitkering, met een maximum zoals bedoeld in bijlage I.\n \n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 7\n Verplichtingen\n \n \n 1\n De ontvanger van de specifieke uitkering, bedoeld in artikel 2, is verplicht om:\n \n \n a.\n de activiteiten waarvoor een specifieke uitkering is verstrekt geheel uit te voeren tussen 1 mei 2024 en 1 mei 2027; en\n \n \n b.\n de kosten voor levering van goederen of diensten door derden voor de uitvoering van de activiteiten waarvoor een specifieke uitkering is verstrekt marktconform te bepalen.\n \n \n \n \n 2\n Indien de afronding van de activiteiten niet voor de datum, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, buiten de schuld van de ontvanger van de specifieke uitkering mogelijk is, kan de Minister die termijn op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de ontvanger eenmaal met ten hoogste een jaar verlengen.\n \n \n 3\n De ontvanger van de specifieke uitkering mag deze alleen besteden ten behoeve van een kleine en micro mkb-onderneming die eigenaar is van het bedrijfsmatig vastgoed waarin zij is gevestigd of waarbij de eigenaar van het bedrijfsmatig vastgoed ingestemd heeft met de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel d.\n \n \n 4\n Indien de kleine en micro mkb-onderneming aan de energiebesparingsplicht ter verduurzaming van het energiegebruik voor gebouwgebonden maatregelen, bedoeld in 3.84 van het Besluit bouwwerken leefomgeving moet voldoen, dient zij eerst de hieraan verbonden informatieplicht, bedoeld in artikel 3.84a van dat Besluit te hebben uitgevoerd of indien sprake is van een energiebesparingsplicht voor procesgebonden maatregelen, bedoeld in artikel 5.15 van het Besluit activiteiten leefomgeving, dient zij eerst de hieraan verbonden informatie- en onderzoeksplicht, bedoeld in artikel 5.15a van dat Besluit, te hebben uitgevoerd, voordat kan worden begonnen met de activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van deze regeling.\n \n \n 5\n Op verzoek van de Minister informeert de ontvanger van de specifieke uitkering aan hem over de voortgang van de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt.\n \n \n 6\n Op verzoek van de Minister verschaft de ontvanger van de specifieke uitkering aan hem informatie ten behoeve van de halfjaarlijkse monitoring van de provinciale ontzorgingsprogramma’s door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.\n \n \n 7\n Op verzoek van de Minister verschaft de ontvanger van de specifieke uitkering aan hem informatie ten behoeve van door de Minister ingestelde onderzoeken die erop zijn gericht informatie te verkrijgen over de doelmatigheid en doeltreffendheid van de provinciale ontzorgingsprogramma’s in relatie tot het klimaatbeleid.\n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 8\n Voorschot\n \n De Minister verleent een voorschot van 100% van de specifieke uitkering, bedoeld in artikel 6, onderdeel b, en betaalt dat in één keer uit.\n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 9\n Verantwoording en terugvordering\n \n \n 1\n De provincies leggen verantwoording af over de besteding van de ontvangen specifieke uitkering, bedoeld in artikel 2, op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.\n \n \n 2\n Als uit de eindverantwoordingsinformatie blijkt dat de specifieke uitkering onrechtmatig is besteed gelet op het doel en de activiteiten, bedoeld in artikel 2, of onvolledig is besteed binnen de daartoe gestelde termijn, kan de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig bestede deel door de Minister lager worden vastgesteld en worden teruggevorderd.\n \n \n 3\n De Minister doet binnen een jaar na ontvangst van de eindverantwoordingsinformatie mededeling van de terugvordering aan de ontvanger van de specifieke uitkering.\n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-20242024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Ontzorgingsprogramma verduurzaming bedrijventerreinen\n \n \n Artikel\n 10\n Doel en activiteiten\n \n \n 1\n De Minister kan op aanvraag een specifieke uitkering verstrekken aan een provincie voor activiteiten ter ontzorging van eigenaren of huurders van bedrijfsmatig vastgoed bij het opzetten of verbeteren van de organisatiegraad op een bedrijventerrein ten behoeve van de verduurzaming ervan.\n \n \n 2\n De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, omvatten uitsluitend:\n \n \n a.\n het ambtelijk organiseren en coördineren van de uitvoering van een programma ten behoeve van verduurzaming van bedrijventerreinen binnen de provincie;\n \n \n b.\n het opzetten van een organisatiegraad op een bedrijventerrein ten behoeve van de verduurzaming;\n \n \n c.\n het opschalen, uitbreiden of intensiveren van de bestaande organisatiegraad op een bedrijventerrein ten behoeve van de verduurzaming;\n \n \n d.\n het delen van de opgedane regionale kennis en ervaring binnen en buiten de eigen provincie, gemeente of brancheorganisaties of lokale ondernemersverenigingen;\n \n \n \n \n 3\n De specifieke uitkering wordt niet besteed aan:\n \n \n a.\n het uitvoeren van verduurzamingsmaatregelen voor een bedrijventerrein;\n \n \n b.\n bedrijventerreinen die binnen de vijf industrieclusters van het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie vallen.\n \n \n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 11\n Hoogte en plafond\n \n \n 1\n De Minister kan in totaal ten hoogste € 22.220.000 aan specifieke uitkeringen aan provincies verstrekken voor het doel, bedoeld in artikel 10, verminderd met het bedrag aan compensabele BTW.\n \n \n 2\n Het totaal aan specifieke uitkeringen bedraagt ten hoogste het per provincie genoemde bedrag in bijlage III, verminderd met het bedrag aan compensabele BTW.\n \n \n 3\n Het bedrag aan compensabele BTW stort de Minister in het BTW compensatiefonds.\n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 12\n Aanvraag\n \n \n 1\n Een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 10 kan door de provincie worden aangevraagd van 15 februari 2024 vanaf 12.00 uur tot en met 15 maart 2024 tot 12.00 uur, dan wel zoveel eerder indien het plafond is bereikt.\n \n \n 2\n Een aanvraag bevat in ieder geval:\n \n \n a.\n een omschrijving van de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering wordt aangevraagd en de wijze waarop de activiteiten bijdragen aan het doel, bedoeld in artikel 10;\n \n \n b.\n het beoogde aantal bedrijventerreinen dat gefaciliteerd wordt met de voorgenomen activiteiten;\n \n \n c.\n een omschrijving op welke wijze wordt voldaan aan de beoordelingscriteria, bedoeld in bijlage IV;\n \n \n d.\n een omschrijving van het provinciaal duurzaamheidsbeleid voor de gebouwde omgeving en bedrijventerreinenbeleid;\n \n \n e.\n een omschrijving van bestaande regionale netwerken en structuren van ondernemers die worden benut voor de activiteiten;\n \n \n f.\n een omschrijving van initiatieven en organisaties voor bedrijventerreinen bij gemeenten binnen de provincie die worden benut voor de activiteiten;\n \n \n g.\n een omschrijving van de borging en deling van de opgedane regionale kennis en ervaring binnen de provincie, met de betrokken beleidsdepartementen, het landelijke Programma Verduurzaming Bedrijventerreinen, de gemeenten en brancheorganisaties;\n \n \n h.\n de verwachte begin- en einddatum van de activiteiten; en\n \n \n i.\n een begroting van de activiteiten waarvoor een specifieke uitkering wordt aangevraagd, inclusief de compensabele BTW.\n \n \n \n \n 3\n Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat door de Minister ter beschikking is gesteld op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.\n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 13\n Weigeringsgronden\n \n \n 1\n Een aanvraag voor een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 12 wordt geheel of gedeeltelijk afgewezen:\n \n \n a.\n voor zover de in de aanvraag genoemde activiteit niet onder artikel 10, tweede lid, valt;\n \n \n b.\n indien sprake is van een onvolledige aanvraag;\n \n \n c.\n indien het plafond, bedoeld in artikel 11, tweede lid, is bereikt;\n \n \n d.\n indien de aanvraag onvoldoende informatie bevat om te toetsen aan de beoordelingscriteria, bedoeld in bijlage IV; of\n \n \n e.\n indien de aanvraag minder dan 60 punten scoort op grond van de beoordelingscriteria, bedoeld in bijlage IV.\n \n \n \n \n 2\n Er wordt geen specifieke uitkering verstrekt voor activiteiten, bedoeld in artikel 10, tweede lid, voor zover die op andere wijze zijn gesubsidieerd of gefinancierd.\n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 14\n Verstrekking\n \n Indien een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 10 wordt verstrekt, vermeldt de beschikking in\n ieder geval:\n \n \n a.\n een beschrijving van de activiteiten waaraan de specifieke uitkering moet worden besteed; en\n \n \n b.\n het bedrag van de specifieke uitkering, met een maximum zoals bedoeld in bijlage III.\n \n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 15\n Verplichtingen\n \n \n 1\n De ontvanger van de specifieke uitkering, bedoeld in artikel 10, is verplicht om:\n \n \n a.\n de activiteiten waarvoor een specifieke uitkering is verstrekt geheel uit te voeren tussen 1 mei 2024 en 1 mei 2027; en\n \n \n b.\n de kosten voor levering van goederen of diensten door derden voor de uitvoering van de activiteiten waarvoor een specifieke uitkering is verstrekt marktconform te bepalen.\n \n \n \n \n 2\n Indien de afronding van de activiteiten niet voor de datum, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, buiten de schuld van de ontvanger van de specifieke uitkering mogelijk is, kan de Minister die termijn op schriftelijk en gemotiveerd verzoek van de ontvanger eenmaal met ten hoogste een jaar verlengen.\n \n \n 3\n Op verzoek van de Minister informeert de ontvanger van de specifieke uitkering aan hem over de voortgang van de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt.\n \n \n 4\n Op verzoek van de Minister verschaft de ontvanger van de specifieke uitkering aan hem informatie ten behoeve van de halfjaarlijkse monitoring van de provinciale ontzorgingsprogramma’s door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.\n \n \n 5\n Op verzoek van de Minister verschaft de ontvanger van de specifieke uitkering aan hem informatie ten behoeve van door de Minister ingestelde onderzoeken die erop zijn gericht informatie te verkrijgen over de doelmatigheid en doeltreffendheid van de provinciale ontzorgingsprogramma’s in relatie tot het klimaatbeleid.\n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 16\n Voorschot\n \n De Minister verleent een voorschot van 100% van de specifieke uitkering, bedoeld in artikel 14, onderdeel b, en betaalt dat in één keer uit.\n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 17\n Verantwoording en terugvordering\n \n \n 1\n De provincies leggen verantwoording af over de besteding van de ontvangen specifieke uitkering, bedoeld in artikel 10, op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.\n \n \n 2\n Als uit de eindverantwoordingsinformatie blijkt dat de specifieke uitkering onrechtmatig is besteed gelet op het doel en de activiteiten, bedoeld in artikel 10, of onvolledig is besteed binnen de daartoe gestelde termijn, kan de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig bestede deel door de Minister worden teruggevorderd.\n \n \n 3\n De Minister doet binnen een jaar na ontvangst van de eindverantwoordingsinformatie mededeling van de terugvordering aan de ontvanger van de specifieke uitkering.\n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-20242024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 18\n Inwerkingtreding en vervaltermijn\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2024 en vervalt met ingang van 1 mei 2027, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op specifieke uitkeringen die op grond van deze regeling voor laatstgenoemde datum zijn verstrekt.\n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 19\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering ontzorgingsprogramma verduurzaming kleine en micro mkb-ondernemingen en bedrijventerreinen.\n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-20242024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n H.M. de\n Jonge\n \n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n \n Bijlage\n I\n Hoogte totaal aan specifieke uitkeringen per provincie ten behoeve van het ontzorgingsprogramma verduurzaming kleine en micro mkb-ondernemingen\n \n Bijlage bij artikel 3, tweede lid\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Provincies\n \n \n Aantal inwoners\n \n \n Percentage\n \n \n Oorspronkelijk bedrag\n \n \n Oorspronkelijke doelstelling\n \n \n Maximaal aanvullend bedrag per provincie (euro)\n \n \n Beoogde aanvullende doelstelling met betrekking tot het aantal kleine en micro mkb-ondernemingen\n \n \n \n \n \n \n Zuid-Holland\n \n \n 3.753.944\n \n \n 21,30%\n \n \n € 4.035.553\n \n \n 1.041\n \n \n 1.761.400\n \n \n 383\n \n \n \n \n Noord-Holland\n \n \n 2.909.827\n \n \n 16,50%\n \n \n € 3.274.273\n \n \n 832\n \n \n 1.387.000\n \n \n 297\n \n \n \n \n Noord-Brabant\n \n \n 2.592.874\n \n \n 14,70%\n \n \n € 2.988.424\n \n \n 754\n \n \n 1.246.600\n \n \n 265\n \n \n \n \n Gelderland\n \n \n 2.110.472\n \n \n 12,00%\n \n \n € 2.553.362\n \n \n 634\n \n \n 1.036.000\n \n \n 216\n \n \n \n \n Utrecht\n \n \n 1.369.873\n \n \n 7,80%\n \n \n € 1.885.441\n \n \n 451\n \n \n 708.400\n \n \n 140\n \n \n \n \n Overijssel\n \n \n 1.171.910\n \n \n 6,70%\n \n \n € 1.706.905\n \n \n 402\n \n \n 622.600\n \n \n 121\n \n \n \n \n Limburg\n \n \n 1.118.302\n \n \n 6,40%\n \n \n € 1.658.558\n \n \n 389\n \n \n 599.200\n \n \n 115\n \n \n \n \n Fryslân\n \n \n 654.019\n \n \n 3,70%\n \n \n € 1.239.837\n \n \n 274\n \n \n 388.600\n \n \n 67\n \n \n \n \n Groningen\n \n \n 590.170\n \n \n 3,40%\n \n \n € 1.182.254\n \n \n 258\n \n \n 365.200\n \n \n 61\n \n \n \n \n Drenthe\n \n \n 497.743\n \n \n 2,80%\n \n \n € 1.098.897\n \n \n 236\n \n \n 318.400\n \n \n 50\n \n \n \n \n Zeeland\n \n \n 386.767\n \n \n 2,20%\n \n \n € 998.812\n \n \n 208\n \n \n 271.600\n \n \n 40\n \n \n \n \n Flevoland\n \n \n 434.771\n \n \n 2,50%\n \n \n € 1.042.104\n \n \n 220\n \n \n 295.000\n \n \n 45\n \n \n \n \n Totaal\n \n \n 17.590.672\n \n \n 100,00%\n \n \n € 23.664.420\n \n \n 5.700\n \n \n 9.000.000\n \n \n 1.800\n \n \n \n \n \n20243952929-11-202418-11-20242024-000082948020243952929-11-202418-11-20242024-000082948030-11-2024\n \n \n Bijlage\n II\n Beoordelingscriteria specifieke uitkering ten behoeve van het ontzorgingsprogramma verduurzaming kleine en micro mkb-ondernemingen\n \n Bijlage bij artikelen 4, tweede lid, onderdeel b, en 5, eerste lid, onderdelen d en e\n \n \n \n \n \n \n \n Criterium\n \n \n Maximaal aantal punten\n \n \n \n \n \n \n \n Uitwerking van de aanpak om te komen tot een ondersteuningsaanbod voor kleine en micro mkb-ondernemingen\n \n \n \n 25\n \n \n \n \n \n Het beoogde bereik van de doelgroep(en)\n \n \n \n 10\n \n \n \n \n \n De uitvoerbaarheid van de activiteiten binnen de gestelde looptijd\n \n \n \n 25\n \n \n \n \n \n De mate waarin de activiteiten zijn ingebed in het beleid van de provincie en aansluiten bij regionale netwerken en structuren\n \n \n \n 15\n \n \n \n \n \n De omschrijving van de deling en de borging van opgedane kennis en ervaring binnen de provincie, buiten de provincie via het landelijke programma, met gemeenten en brancheorganisaties \n \n \n \n 15\n \n \n \n \n \n De mate waarin de provincie stimuleert dat de kleine en micro mkb-onderneming een eigen bijdrage betaalt ten behoeve van het ontzorgingsprogramma \n \n \n \n 10\n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n 100\n \n \n \n \n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n \n Bijlage\n III\n Hoogte totaal aan specifieke uitkeringen per provincie ten behoeve van het ontzorgingsprogramma verduurzaming bedrijventerreinen\n \n Bijlage bij artikel 11, tweede lid\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Provincies\n \n \n Aantal bedrijventerreinen\n \n \n Percentage\n \n \n Maximaal bedrag per provincie\n (euro)\n \n \n Beoogde doelstelling met betrekking tot het aantal bedrijven-terreinen\n \n \n \n \n \n \n \n Noord-Brabant\n \n \n \n 619\n \n \n 16%\n \n \n 3.386.448\n \n \n 104\n \n \n \n \n \n Zuid-Holland\n \n \n \n 618\n \n \n 15,9%\n \n \n 3.381.276\n \n \n 103\n \n \n \n \n \n Gelderland\n \n \n \n 481\n \n \n 12,4%\n \n \n 2.672.716\n \n \n 81\n \n \n \n \n \n Overijssel\n \n \n \n 356\n \n \n 9,2%\n \n \n 2.026.221\n \n \n 60\n \n \n \n \n \n Limburg\n \n \n \n 353\n \n \n 9,1%\n \n \n 2.010.705\n \n \n 59\n \n \n \n \n \n Noord-Holland\n \n \n \n 346\n \n \n 8,9%\n \n \n 1.974.501\n \n \n 58\n \n \n \n \n \n Fryslân\n \n \n \n 275\n \n \n 7,1%\n \n \n 1.607.291\n \n \n 46\n \n \n \n \n \n Zeeland\n \n \n \n 217\n \n \n 5,6%\n \n \n 1.307.317\n \n \n 37\n \n \n \n \n \n Groningen\n \n \n \n 200\n \n \n 5,2%\n \n \n 1.219.394\n \n \n 34\n \n \n \n \n \n Utrecht\n \n \n \n 161\n \n \n 4,2%\n \n \n 1.017.687\n \n \n 27\n \n \n \n \n \n Drenthe\n \n \n \n 131\n \n \n 3,4%\n \n \n 862.528\n \n \n 22\n \n \n \n \n \n Flevoland\n \n \n \n 110\n \n \n 2,8%\n \n \n 753.916\n \n \n 19\n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n 3.867\n \n \n 100%\n \n \n 22.220.000\n \n \n 650\n \n \n \n \n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n \n Bijlage\n IV\n Beoordelingscriteria specifieke uitkering ten behoeve van het ontzorgingsprogramma verduurzaming bedrijventerreinen\n \n Bijlage bij artikelen 12, tweede lid, onderdeel c, en 13, eerste lid, onderdelen d en e\n \n \n \n \n \n \n \n Criterium\n \n \n Maximaal aantal punten\n \n \n \n \n \n \n \n Uitwerking van de aanpak om te komen tot het opzetten of verbeteren van de organisatiegraad op een bedrijventerrein ten behoeve van de verduurzaming ervan \n \n \n \n 30\n \n \n \n \n \n Het beoogde bereik van de doelgroep(en)\n \n \n \n 10\n \n \n \n \n \n De uitvoerbaarheid van de activiteiten binnen de gestelde looptijd\n \n \n \n 25\n \n \n \n \n \n De mate waarin de activiteiten zijn ingebed in het beleid van de provincie en aansluiten bij regionale netwerken en structuren, inclusief de behoefte van ondernemers\n \n \n \n 20\n \n \n \n \n \n De omschrijving van deling en de borging van opgedane kennis en ervaring binnen en buiten de provincie, waaronder in elk geval via het landelijke programma Verduurzaming Bedrijventerreinen\n \n \n \n 15\n \n \n \n \n \n Totaal\n \n \n \n 100\n \n \n \n \n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024\n \n2024187623-01-202416-01-20242024187623-01-202416-01-202401-02-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049289/manifest.xml", "content": "2024-02-012027-05-012024-01-25T06:28:20+01:002024-12-03T06:21:31+01:00BWBR0049289.WTI2024-02-012024-11-292024-02-019999-12-312024-02-01T06:42:46+01:002024-12-03T06:22:20+01:00143804fffec7b9bd4b51d64adcd628243059a17599cd37d12015db576ce2dfa44fffa6c1658da9f266946de8254967ab87ef61265f7f466919eb484c5a626449ef2e9a2024-11-309999-12-312024-11-309999-12-312024-12-03T06:22:04+01:002024-12-03T06:22:04+01:00145631d599f1317aa6e1799c5d48f04968cfe6dd21d63189705de0cb18d5d4f69b07887c4ed347ce14067447e4f70ad103d3883a7caa7dc63e636f7de547ce05c8d450", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049290/2024-01-01_1/xml/BWBR0049290_2024-01-01_1.xml", "content": "\n Besluit tot verlening van ondermandaat, volmacht en machtiging tot het uitvoeren van paspoortsignalering en de tenuitvoerlegging door de Algemeen Directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) aan Openbaar Ministerie / LP-Fast202415423-01-202419-12-202323U0617184202415423-01-202419-12-202323U061718424-01-202401-01-2024De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.01-01-2024Stcrt. 2024, 154, datum inwerkingtreding 24-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n Ondermandaatbesluit paspoortsignalering januari 2024202415423-01-202419-12-202323U0617184202415423-01-202419-12-202323U061718424-01-202401-01-2024De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.01-01-2024Stcrt. 2024, 154, datum inwerkingtreding 24-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n De Algemeen Directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau,\n \n In aanmerking nemende het geldende Organisatiebesluit van de Minister van Justitie en Veiligheid;\n In aanmerking nemende het geldende Mandaatbesluit hoofden taakorganisaties van de secretaris-generaal van het Ministerie van Justitie en Veiligheid;\n Overwegende dat het CJIB namens de Minister voor Rechtsbescherming verantwoordelijk is voor het uitvoeren van paspoortsignalering en de tenuitvoerlegging;\n Overwegende de behoefte een ondermandaatregeling vast te stellen voor het uitvoeren van paspoortsignalering en de tenuitvoerlegging;\n Het uitvoeren van paspoortsignalering en de tenuitvoerlegging vindt plaats overeenkomstig:\n \n \n –\n \n Paspoortwet, artikel 18 lid 2, a en onder 1\n \n 1\n Paspoortwet, artikel 18 lid 2: Weigering of vervallenverklaring kan geschieden op verzoek van Onze Minister van Justitie en Veiligheid in het Europese deel van Nederland, indien het gegronde vermoeden bestaat dat een persoon zich door verblijf buiten de grenzen van de landen van het Koninkrijk aan tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken, terwijl die persoon in het Europese deel van Nederland:\n a. onherroepelijk is veroordeeld tot:\n 1°. een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel van vier maanden of meer.\n \n \n \n \n –\n \n Paspoortbesluit\n \n \n \n –\n \n Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001\n \n \n \n Overwegende de behoefte een ondermandaatregeling vast te stellen voor het uitvoeren van paspoortsignalering en de tenuitvoerlegging.\n Overwegende de artikelen 10.1 tot en met 10.12 van de Algemene wet bestuursrecht.\n \n \n Besluit:\n Van het ingevolge artikel 1, onderdeel e van het Mandaatbesluit hoofden taakorganisaties Ministerie van Justitie en Veiligheid aan de Algemeen Directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau verleende ondermandaat, wordt ondermandaat verleend aan de in artikel 1 van dit besluit bedoelde functionarissen voor de onder artikel 3 genoemde aangelegenheden.\n Mandaat, volmacht en machtiging te verlenen voor het - voortvloeiend uit de toegepaste bevoegdheden - uitvoeren van rechtshandelingen die betrekking hebben op het uitvoeren van paspoortsignalering en de tenuitvoerlegging zoals bedoeld in artikel 18 lid 2 a en onder 1 van de Paspoortwet.\n \n202415423-01-202419-12-202323U0617184202415423-01-202419-12-202323U061718424-01-202401-01-2024De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.01-01-2024Stcrt. 2024, 154, datum inwerkingtreding 24-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n \n Artikel\n 1\n (definities)\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n –\n \n CJIB: het Centraal Justitieel Incassobureau als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, onder 1° van het Organisatiebesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid;\n \n \n –\n \n Openbaar Ministerie / LP-Fast: het Fugitive Active Search Team (FAST) zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van Aanwijzing kader voor tenuitvoerlegging. FAST is een landelijk opererend team waarbij de politie (FastNL) en het OM (LP-Fast) intensief samenwerken op het gebied van (internationale) opsporing van voortvluchtigen die onherroepelijk veroordeeld zijn. Het FAST is werkzaam onder de verantwoordelijkheid van het Landelijk Parket (LP). Het LP-Fast heeft een landelijke taak ten aanzien van de internationale signalering.\n \n \n –\n \n Functionarissen: medewerkers bij het Openbaar Ministerie / LP-Fast werkzaam als: officier van justitie.\n \n \n202415423-01-202419-12-202323U0617184202415423-01-202419-12-202323U061718424-01-202401-01-2024De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.01-01-2024Stcrt. 2024, 154, datum inwerkingtreding 24-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 2\n (bevoegdheid)\n \n De functionarissen zijn bevoegd uitvoering te geven aan de bevoegdheden die de Algemeen Directeur van het CJIB toekomen op basis van het gegeven mandaat voor zover het zaken betreft als bedoeld onder artikel 18 lid 2 a en onder 1 Paspoortwet (PPW) en die het LP Fast aangaan.\n202415423-01-202419-12-202323U0617184202415423-01-202419-12-202323U061718424-01-202401-01-2024De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.01-01-2024Stcrt. 2024, 154, datum inwerkingtreding 24-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 3\n (gemandateerde bevoegdheden)\n \n De aangelegenheden waarvoor bevoegdheid wordt verleend, betreffen:\n \n \n \n \n \n \n \n \n TAKEN\n \n \n GRONDSLAG\n \n \n BEVOEGDHEID\n \n \n \n \n \n \n Verzoek doen strekkende tot de weigering of vervallenverklaring van een reisdocument,\n \n \n \n Artikel 18 lid 2 a en onder 1 PPW\n \n \n \n officier van justitie\n \n \n \n \n Indien nodig aanvullende feitelijke handelingen om uitvoering te geven aan de bevoegdheid zoals hierboven bedoeld.\n \n \n \n Artikel 18 lid 2 a en onder 1 PPW\n \n \n \n officier van justitie\n \n \n \n \n \n202415423-01-202419-12-202323U0617184202415423-01-202419-12-202323U061718424-01-202401-01-2024De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.01-01-2024Stcrt. 2024, 154, datum inwerkingtreding 24-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 4\n (ondermandaat)\n \n De ressorterende functionarissen wordt niet toegestaan ondermandaat te verlenen.\n202415423-01-202419-12-202323U0617184202415423-01-202419-12-202323U061718424-01-202401-01-2024De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.01-01-2024Stcrt. 2024, 154, datum inwerkingtreding 24-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 5\n (uitvoeringsvoorschrift)\n \n Als gebruik wordt gemaakt van dit mandaat, dan geldt het volgende uitvoeringsvoorschrift:\n Hoogachtend,\n de Minister voor Rechtsbescherming,\n namens deze,\n de Algemeen Directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau,\n namens deze,\n <handtekening medewerker>\n <naam officier van justitie>\n <officier van justitie>\n202415423-01-202419-12-202323U0617184202415423-01-202419-12-202323U061718424-01-202401-01-2024De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.01-01-2024Stcrt. 2024, 154, datum inwerkingtreding 24-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 6\n (overleg)\n \n Deze bevoegdheden worden uitgevoerd binnen de kaders van wet- en regelgeving alsmede de richtlijnen en aanwijzingen van de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming en hetgeen is opgenomen in het bovenliggende mandaat. Over de uitoefening van de bevoegdheden vindt zo nodig periodiek overleg plaats tussen LP FAST en het CJIB.\n202415423-01-202419-12-202323U0617184202415423-01-202419-12-202323U061718424-01-202401-01-2024De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.01-01-2024Stcrt. 2024, 154, datum inwerkingtreding 24-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 7\n (aanhaling)\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: ‘Ondermandaatbesluit paspoortsignalering januari 2024’.\n202415423-01-202419-12-202323U0617184202415423-01-202419-12-202323U061718424-01-202401-01-2024De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.01-01-2024Stcrt. 2024, 154, datum inwerkingtreding 24-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 8\n (inwerkingtreding)\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.\n202415423-01-202419-12-202323U0617184202415423-01-202419-12-202323U061718424-01-202401-01-2024De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.01-01-2024Stcrt. 2024, 154, datum inwerkingtreding 24-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting worden gepubliceerd in de Staatscourant.\n \n \n \n Leeuwarden\n 19 december 2023\n \n \n \n \n De Algemeen Directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau van het Ministerie van Justitie en Veiligheid,\n \n A.\n Hazelhoff\n \n \n202415423-01-202419-12-202323U0617184202415423-01-202419-12-202323U061718424-01-202401-01-2024De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.01-01-2024Stcrt. 2024, 154, datum inwerkingtreding 24-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n202415423-01-202419-12-202323U0617184202415423-01-202419-12-202323U061718424-01-202401-01-2024De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049290/2024-01-24_0/xml/BWBR0049290_2024-01-24_0.xml", "content": "\n Besluit tot verlening van ondermandaat, volmacht en machtiging tot het uitvoeren van paspoortsignalering en de tenuitvoerlegging door de Algemeen Directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) aan Openbaar Ministerie / LP-Fast202415423-01-202419-12-202323U0617184202415423-01-202419-12-202323U061718424-01-202401-01-2024De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.\n Ondermandaatbesluit paspoortsignalering januari 2024202415423-01-202419-12-202323U0617184202415423-01-202419-12-202323U061718424-01-202401-01-2024De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.\n \n \n De Algemeen Directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau,\n \n In aanmerking nemende het geldende Organisatiebesluit van de Minister van Justitie en Veiligheid;\n In aanmerking nemende het geldende Mandaatbesluit hoofden taakorganisaties van de secretaris-generaal van het Ministerie van Justitie en Veiligheid;\n Overwegende dat het CJIB namens de Minister voor Rechtsbescherming verantwoordelijk is voor het uitvoeren van paspoortsignalering en de tenuitvoerlegging;\n Overwegende de behoefte een ondermandaatregeling vast te stellen voor het uitvoeren van paspoortsignalering en de tenuitvoerlegging;\n Het uitvoeren van paspoortsignalering en de tenuitvoerlegging vindt plaats overeenkomstig:\n \n \n –\n \n Paspoortwet, artikel 18 lid 2, a en onder 1\n \n 1\n Paspoortwet, artikel 18 lid 2: Weigering of vervallenverklaring kan geschieden op verzoek van Onze Minister van Justitie en Veiligheid in het Europese deel van Nederland, indien het gegronde vermoeden bestaat dat een persoon zich door verblijf buiten de grenzen van de landen van het Koninkrijk aan tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken, terwijl die persoon in het Europese deel van Nederland:\n a. onherroepelijk is veroordeeld tot:\n 1°. een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel van vier maanden of meer.\n \n \n \n \n –\n \n Paspoortbesluit\n \n \n \n –\n \n Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001\n \n \n \n Overwegende de behoefte een ondermandaatregeling vast te stellen voor het uitvoeren van paspoortsignalering en de tenuitvoerlegging.\n Overwegende de artikelen 10.1 tot en met 10.12 van de Algemene wet bestuursrecht.\n \n \n Besluit:\n Van het ingevolge artikel 1, onderdeel e van het Mandaatbesluit hoofden taakorganisaties Ministerie van Justitie en Veiligheid aan de Algemeen Directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau verleende ondermandaat, wordt ondermandaat verleend aan de in artikel 1 van dit besluit bedoelde functionarissen voor de onder artikel 3 genoemde aangelegenheden.\n Mandaat, volmacht en machtiging te verlenen voor het - voortvloeiend uit de toegepaste bevoegdheden - uitvoeren van rechtshandelingen die betrekking hebben op het uitvoeren van paspoortsignalering en de tenuitvoerlegging zoals bedoeld in artikel 18 lid 2 a en onder 1 van de Paspoortwet.\n \n202415423-01-202419-12-202323U0617184202415423-01-202419-12-202323U061718424-01-202401-01-2024De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.\n \n \n \n Artikel\n 1\n (definities)\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n –\n \n CJIB: het Centraal Justitieel Incassobureau als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, onder 1° van het Organisatiebesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid;\n \n \n –\n \n Openbaar Ministerie / LP-Fast: het Fugitive Active Search Team (FAST) zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van Aanwijzing kader voor tenuitvoerlegging. FAST is een landelijk opererend team waarbij de politie (FastNL) en het OM (LP-Fast) intensief samenwerken op het gebied van (internationale) opsporing van voortvluchtigen die onherroepelijk veroordeeld zijn. Het FAST is werkzaam onder de verantwoordelijkheid van het Landelijk Parket (LP). Het LP-Fast heeft een landelijke taak ten aanzien van de internationale signalering.\n \n \n –\n \n Functionarissen: medewerkers bij het Openbaar Ministerie / LP-Fast werkzaam als: officier van justitie.\n \n \n202415423-01-202419-12-202323U0617184202415423-01-202419-12-202323U061718424-01-202401-01-2024De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 2\n (bevoegdheid)\n \n De functionarissen zijn bevoegd uitvoering te geven aan de bevoegdheden die de Algemeen Directeur van het CJIB toekomen op basis van het gegeven mandaat voor zover het zaken betreft als bedoeld onder artikel 18 lid 2 a en onder 1 Paspoortwet (PPW) en die het LP Fast aangaan.\n202415423-01-202419-12-202323U0617184202415423-01-202419-12-202323U061718424-01-202401-01-2024De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 3\n (gemandateerde bevoegdheden)\n \n De aangelegenheden waarvoor bevoegdheid wordt verleend, betreffen:\n \n \n \n \n \n \n \n \n TAKEN\n \n \n GRONDSLAG\n \n \n BEVOEGDHEID\n \n \n \n \n \n \n Verzoek doen strekkende tot de weigering of vervallenverklaring van een reisdocument,\n \n \n \n Artikel 18 lid 2 a en onder 1 PPW\n \n \n \n officier van justitie\n \n \n \n \n Indien nodig aanvullende feitelijke handelingen om uitvoering te geven aan de bevoegdheid zoals hierboven bedoeld.\n \n \n \n Artikel 18 lid 2 a en onder 1 PPW\n \n \n \n officier van justitie\n \n \n \n \n \n202415423-01-202419-12-202323U0617184202415423-01-202419-12-202323U061718424-01-202401-01-2024De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 4\n (ondermandaat)\n \n De ressorterende functionarissen wordt niet toegestaan ondermandaat te verlenen.\n202415423-01-202419-12-202323U0617184202415423-01-202419-12-202323U061718424-01-202401-01-2024De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 5\n (uitvoeringsvoorschrift)\n \n Als gebruik wordt gemaakt van dit mandaat, dan geldt het volgende uitvoeringsvoorschrift:\n Hoogachtend,\n de Minister voor Rechtsbescherming,\n namens deze,\n de Algemeen Directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau,\n namens deze,\n <handtekening medewerker>\n <naam officier van justitie>\n <officier van justitie>\n202415423-01-202419-12-202323U0617184202415423-01-202419-12-202323U061718424-01-202401-01-2024De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 6\n (overleg)\n \n Deze bevoegdheden worden uitgevoerd binnen de kaders van wet- en regelgeving alsmede de richtlijnen en aanwijzingen van de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming en hetgeen is opgenomen in het bovenliggende mandaat. Over de uitoefening van de bevoegdheden vindt zo nodig periodiek overleg plaats tussen LP FAST en het CJIB.\n202415423-01-202419-12-202323U0617184202415423-01-202419-12-202323U061718424-01-202401-01-2024De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 7\n (aanhaling)\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: ‘Ondermandaatbesluit paspoortsignalering januari 2024’.\n202415423-01-202419-12-202323U0617184202415423-01-202419-12-202323U061718424-01-202401-01-2024De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.\n \n \n Artikel\n 8\n (inwerkingtreding)\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.\n202415423-01-202419-12-202323U0617184202415423-01-202419-12-202323U061718424-01-202401-01-2024De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting worden gepubliceerd in de Staatscourant.\n \n \n \n Leeuwarden\n 19 december 2023\n \n \n \n \n De Algemeen Directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau van het Ministerie van Justitie en Veiligheid,\n \n A.\n Hazelhoff\n \n \n202415423-01-202419-12-202323U0617184202415423-01-202419-12-202323U061718424-01-202401-01-2024De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.\n \n202415423-01-202419-12-202323U0617184202415423-01-202419-12-202323U061718424-01-202401-01-2024De datum van inwerkingtreding in de publicatie ligt voor de datum\n van uitgifte.", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049290/manifest.xml", "content": "2024-01-242024-01-01tot-en-met2024-01-25T06:28:36+01:002024-01-25T06:28:36+01:00BWBR0049290.WTI2024-01-012024-01-232024-01-249999-12-312024-01-25T06:28:55+01:002024-01-25T06:28:55+01:00398696be767606bd4abc12832a2bcffb960659156001f7240fbd6e7d9bdcfe3a787a96f7d5580fc8d402dbc0775e9a79f8065f5c2c1e3731dfef5f0f45f3179548f462024-01-249999-12-312024-01-249999-12-312024-01-25T06:28:55+01:002024-01-25T06:28:55+01:00338182bdab56673c6b2aef9f1d417d11fcd0c2a87a17197bfc778219d8a115b9cdc18567fe3feaae7c8ac02b500ace8336be795d53e049eeae15be17ccfc8a5aeb79b", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049291/2019-06-25_1/xml/BWBR0049291_2019-06-25_1.xml", "content": "\n \n Verzamelbesluit rechtspositie politie 20232024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024\n \n \n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt het Besluit algemene rechtspositie politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202425-06-201925-06-2019Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 25-06-2019.De terugwerkende kracht betreft onderdeel A.\n \n Artikel\n II\n Wijzigt het Besluit bezoldiging politie.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n III\n Wijzigt het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n IV\n Wijzigt het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n V\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VI\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VII\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VIII\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n IX\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049291/2021-11-01_1/xml/BWBR0049291_2021-11-01_1.xml", "content": "\n \n Verzamelbesluit rechtspositie politie 20232024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024\n \n \n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt het Besluit algemene rechtspositie politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202425-06-201925-06-2019Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 25-06-2019.De terugwerkende kracht betreft onderdeel A.\n \n Artikel\n II\n Wijzigt het Besluit bezoldiging politie.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n III\n Wijzigt het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n IV\n Wijzigt het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n Artikel\n V\n \n \n 1\n In de jaren 2022, 2023 en 2024 wordt telkens een eenmalige uitkering uitbetaald aan ambtenaren die:\n \n \n a.\n feitelijk en bij besluit vastgesteld, werkzaamheden verrichten behorende bij een LFNP-functie in het domein uitvoering, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling vaststelling LFNP, waaraan ten hoogste salarisschaal 9 is verbonden; of\n \n \n b.\n zijn aangesteld in de functie medewerker Huisvesting, Services en Middelen B of medewerker Huisvesting, Services en Middelen D, als bedoeld in bijlage 1 bij de Regeling vaststelling LFNP, die takelwerkzaamheden uitvoeren die overeenkomen met de takelwerkzaamheden uit hoofde van een functie als bedoeld in onderdeel a.\n \n \n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde uitkering bedraagt de som van de brutobedragen aan toelagen en vergoedingen, genoemd in de artikelen 14, 27, achtste lid en 27b, van het Besluit bezoldiging politie, die zijn genoten in de periode van november van het voorgaande jaar tot en met oktober van het jaar van de uitbetaling, tot ten hoogste een totaalbedrag van € 2.500 bruto per uitkering.\n \n \n 3\n \n Artikel 29a van het Besluit bezoldiging politie is niet van toepassing op de in het eerste lid bedoelde uitkering.\n \n \n 4\n De uitkering wordt in de maand december uitbetaald.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-11-202101-11-2021Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-11-2021.\n \n Artikel\n VI\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VII\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VIII\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n IX\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049291/2022-01-01_1/xml/BWBR0049291_2022-01-01_1.xml", "content": "\n \n Verzamelbesluit rechtspositie politie 20232024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024\n \n \n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt het Besluit algemene rechtspositie politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202425-06-201925-06-2019Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 25-06-2019.De terugwerkende kracht betreft onderdeel A.\n \n \n Artikel\n II\n \n \n Wijzigt het Besluit bezoldiging politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-01-2022Onderdelen A tot en met BB, en DD tot en met NNN.01-01-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen PP, TT, XX, BBB, GGG en KKK.\n \n Artikel\n III\n Wijzigt het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n IV\n Wijzigt het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n Artikel\n V\n \n \n 1\n In de jaren 2022, 2023 en 2024 wordt telkens een eenmalige uitkering uitbetaald aan ambtenaren die:\n \n \n a.\n feitelijk en bij besluit vastgesteld, werkzaamheden verrichten behorende bij een LFNP-functie in het domein uitvoering, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling vaststelling LFNP, waaraan ten hoogste salarisschaal 9 is verbonden; of\n \n \n b.\n zijn aangesteld in de functie medewerker Huisvesting, Services en Middelen B of medewerker Huisvesting, Services en Middelen D, als bedoeld in bijlage 1 bij de Regeling vaststelling LFNP, die takelwerkzaamheden uitvoeren die overeenkomen met de takelwerkzaamheden uit hoofde van een functie als bedoeld in onderdeel a.\n \n \n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde uitkering bedraagt de som van de brutobedragen aan toelagen en vergoedingen, genoemd in de artikelen 14, 27, achtste lid en 27b, van het Besluit bezoldiging politie, die zijn genoten in de periode van november van het voorgaande jaar tot en met oktober van het jaar van de uitbetaling, tot ten hoogste een totaalbedrag van € 2.500 bruto per uitkering.\n \n \n 3\n \n Artikel 29a van het Besluit bezoldiging politie is niet van toepassing op de in het eerste lid bedoelde uitkering.\n \n \n 4\n De uitkering wordt in de maand december uitbetaald.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-11-202101-11-2021Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-11-2021.\n \n Artikel\n VI\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VII\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VIII\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n IX\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049291/2022-07-01_1/xml/BWBR0049291_2022-07-01_1.xml", "content": "\n \n Verzamelbesluit rechtspositie politie 20232024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024\n \n \n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt het Besluit algemene rechtspositie politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202425-06-201925-06-2019Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 25-06-2019.De terugwerkende kracht betreft onderdeel A.\n \n \n Artikel\n II\n \n \n Wijzigt het Besluit bezoldiging politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-01-2022Onderdelen A tot en met BB, en DD tot en met NNN.01-01-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen PP, TT, XX, BBB, GGG en KKK.01-07-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2022.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen K, N, Q, T, Y, DD, GG, QQ, UU, YY, CCC, HHH en LLL.\n \n Artikel\n III\n Wijzigt het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n IV\n Wijzigt het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n Artikel\n V\n \n \n 1\n In de jaren 2022, 2023 en 2024 wordt telkens een eenmalige uitkering uitbetaald aan ambtenaren die:\n \n \n a.\n feitelijk en bij besluit vastgesteld, werkzaamheden verrichten behorende bij een LFNP-functie in het domein uitvoering, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling vaststelling LFNP, waaraan ten hoogste salarisschaal 9 is verbonden; of\n \n \n b.\n zijn aangesteld in de functie medewerker Huisvesting, Services en Middelen B of medewerker Huisvesting, Services en Middelen D, als bedoeld in bijlage 1 bij de Regeling vaststelling LFNP, die takelwerkzaamheden uitvoeren die overeenkomen met de takelwerkzaamheden uit hoofde van een functie als bedoeld in onderdeel a.\n \n \n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde uitkering bedraagt de som van de brutobedragen aan toelagen en vergoedingen, genoemd in de artikelen 14, 27, achtste lid en 27b, van het Besluit bezoldiging politie, die zijn genoten in de periode van november van het voorgaande jaar tot en met oktober van het jaar van de uitbetaling, tot ten hoogste een totaalbedrag van € 2.500 bruto per uitkering.\n \n \n 3\n \n Artikel 29a van het Besluit bezoldiging politie is niet van toepassing op de in het eerste lid bedoelde uitkering.\n \n \n 4\n De uitkering wordt in de maand december uitbetaald.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-11-202101-11-2021Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-11-2021.\n \n Artikel\n VI\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VII\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VIII\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n IX\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049291/2022-08-01_1/xml/BWBR0049291_2022-08-01_1.xml", "content": "\n \n Verzamelbesluit rechtspositie politie 20232024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024\n \n \n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt het Besluit algemene rechtspositie politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202425-06-201925-06-2019Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 25-06-2019.De terugwerkende kracht betreft onderdeel A.\n \n \n Artikel\n II\n \n \n Wijzigt het Besluit bezoldiging politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-01-2022Onderdelen A tot en met BB, en DD tot en met NNN.01-01-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen PP, TT, XX, BBB, GGG en KKK.01-07-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2022.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen K, N, Q, T, Y, DD, GG, QQ, UU, YY, CCC, HHH en LLL.01-08-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2022.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen F, G, J, en MM.\n \n Artikel\n III\n Wijzigt het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n IV\n Wijzigt het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n Artikel\n V\n \n \n 1\n In de jaren 2022, 2023 en 2024 wordt telkens een eenmalige uitkering uitbetaald aan ambtenaren die:\n \n \n a.\n feitelijk en bij besluit vastgesteld, werkzaamheden verrichten behorende bij een LFNP-functie in het domein uitvoering, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling vaststelling LFNP, waaraan ten hoogste salarisschaal 9 is verbonden; of\n \n \n b.\n zijn aangesteld in de functie medewerker Huisvesting, Services en Middelen B of medewerker Huisvesting, Services en Middelen D, als bedoeld in bijlage 1 bij de Regeling vaststelling LFNP, die takelwerkzaamheden uitvoeren die overeenkomen met de takelwerkzaamheden uit hoofde van een functie als bedoeld in onderdeel a.\n \n \n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde uitkering bedraagt de som van de brutobedragen aan toelagen en vergoedingen, genoemd in de artikelen 14, 27, achtste lid en 27b, van het Besluit bezoldiging politie, die zijn genoten in de periode van november van het voorgaande jaar tot en met oktober van het jaar van de uitbetaling, tot ten hoogste een totaalbedrag van € 2.500 bruto per uitkering.\n \n \n 3\n \n Artikel 29a van het Besluit bezoldiging politie is niet van toepassing op de in het eerste lid bedoelde uitkering.\n \n \n 4\n De uitkering wordt in de maand december uitbetaald.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-11-202101-11-2021Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-11-2021.\n \n Artikel\n VI\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VII\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VIII\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n IX\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049291/2022-08-02_1/xml/BWBR0049291_2022-08-02_1.xml", "content": "\n \n Verzamelbesluit rechtspositie politie 20232024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024\n \n \n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt het Besluit algemene rechtspositie politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202425-06-201925-06-2019Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 25-06-2019.De terugwerkende kracht betreft onderdeel A.02-08-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 02-08-2022.De terugwerkende kracht betreft onderdeel H.\n \n \n Artikel\n II\n \n \n Wijzigt het Besluit bezoldiging politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-01-2022Onderdelen A tot en met BB, en DD tot en met NNN.01-01-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen PP, TT, XX, BBB, GGG en KKK.01-07-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2022.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen K, N, Q, T, Y, DD, GG, QQ, UU, YY, CCC, HHH en LLL.01-08-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2022.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen F, G, J, en MM.\n \n Artikel\n III\n Wijzigt het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n IV\n Wijzigt het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n Artikel\n V\n \n \n 1\n In de jaren 2022, 2023 en 2024 wordt telkens een eenmalige uitkering uitbetaald aan ambtenaren die:\n \n \n a.\n feitelijk en bij besluit vastgesteld, werkzaamheden verrichten behorende bij een LFNP-functie in het domein uitvoering, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling vaststelling LFNP, waaraan ten hoogste salarisschaal 9 is verbonden; of\n \n \n b.\n zijn aangesteld in de functie medewerker Huisvesting, Services en Middelen B of medewerker Huisvesting, Services en Middelen D, als bedoeld in bijlage 1 bij de Regeling vaststelling LFNP, die takelwerkzaamheden uitvoeren die overeenkomen met de takelwerkzaamheden uit hoofde van een functie als bedoeld in onderdeel a.\n \n \n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde uitkering bedraagt de som van de brutobedragen aan toelagen en vergoedingen, genoemd in de artikelen 14, 27, achtste lid en 27b, van het Besluit bezoldiging politie, die zijn genoten in de periode van november van het voorgaande jaar tot en met oktober van het jaar van de uitbetaling, tot ten hoogste een totaalbedrag van € 2.500 bruto per uitkering.\n \n \n 3\n \n Artikel 29a van het Besluit bezoldiging politie is niet van toepassing op de in het eerste lid bedoelde uitkering.\n \n \n 4\n De uitkering wordt in de maand december uitbetaald.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-11-202101-11-2021Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-11-2021.\n \n Artikel\n VI\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VII\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VIII\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n IX\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049291/2022-08-13_1/xml/BWBR0049291_2022-08-13_1.xml", "content": "\n \n Verzamelbesluit rechtspositie politie 20232024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024\n \n \n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt het Besluit algemene rechtspositie politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202425-06-201925-06-2019Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 25-06-2019.De terugwerkende kracht betreft onderdeel A.02-08-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 02-08-2022.De terugwerkende kracht betreft onderdeel H.\n \n \n Artikel\n II\n \n \n Wijzigt het Besluit bezoldiging politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-01-2022Onderdelen A tot en met BB, en DD tot en met NNN.01-01-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen PP, TT, XX, BBB, GGG en KKK.01-07-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2022.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen K, N, Q, T, Y, DD, GG, QQ, UU, YY, CCC, HHH en LLL.01-08-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2022.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen F, G, J, en MM.13-08-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 13-08-2022.De terugwerkende kracht betreft onderdeel BB.\n \n Artikel\n III\n Wijzigt het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n IV\n Wijzigt het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n Artikel\n V\n \n \n 1\n In de jaren 2022, 2023 en 2024 wordt telkens een eenmalige uitkering uitbetaald aan ambtenaren die:\n \n \n a.\n feitelijk en bij besluit vastgesteld, werkzaamheden verrichten behorende bij een LFNP-functie in het domein uitvoering, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling vaststelling LFNP, waaraan ten hoogste salarisschaal 9 is verbonden; of\n \n \n b.\n zijn aangesteld in de functie medewerker Huisvesting, Services en Middelen B of medewerker Huisvesting, Services en Middelen D, als bedoeld in bijlage 1 bij de Regeling vaststelling LFNP, die takelwerkzaamheden uitvoeren die overeenkomen met de takelwerkzaamheden uit hoofde van een functie als bedoeld in onderdeel a.\n \n \n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde uitkering bedraagt de som van de brutobedragen aan toelagen en vergoedingen, genoemd in de artikelen 14, 27, achtste lid en 27b, van het Besluit bezoldiging politie, die zijn genoten in de periode van november van het voorgaande jaar tot en met oktober van het jaar van de uitbetaling, tot ten hoogste een totaalbedrag van € 2.500 bruto per uitkering.\n \n \n 3\n \n Artikel 29a van het Besluit bezoldiging politie is niet van toepassing op de in het eerste lid bedoelde uitkering.\n \n \n 4\n De uitkering wordt in de maand december uitbetaald.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-11-202101-11-2021Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-11-2021.\n \n Artikel\n VI\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VII\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VIII\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n IX\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049291/2023-01-01_1/xml/BWBR0049291_2023-01-01_1.xml", "content": "\n \n Verzamelbesluit rechtspositie politie 20232024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024\n \n \n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt het Besluit algemene rechtspositie politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202425-06-201925-06-2019Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 25-06-2019.De terugwerkende kracht betreft onderdeel A.02-08-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 02-08-2022.De terugwerkende kracht betreft onderdeel H.01-01-2023Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen B, E, F, I en K.\n \n \n Artikel\n II\n \n \n Wijzigt het Besluit bezoldiging politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-01-2022Onderdelen A tot en met BB, en DD tot en met NNN.01-01-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen PP, TT, XX, BBB, GGG en KKK.01-07-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2022.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen K, N, Q, T, Y, DD, GG, QQ, UU, YY, CCC, HHH en LLL.01-08-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2022.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen F, G, J, en MM.13-08-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 13-08-2022.De terugwerkende kracht betreft onderdeel BB.01-01-2023Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen B, H, L, O, R, U, W, Z, EE, HH, JJ, NN, RR, VV, ZZ, DDD, III en MMM.\n \n Artikel\n III\n Wijzigt het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n Artikel\n IV\n \n \n Wijzigt het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-01-202301-01-2023Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.\n \n \n Artikel\n V\n \n \n 1\n In de jaren 2022, 2023 en 2024 wordt telkens een eenmalige uitkering uitbetaald aan ambtenaren die:\n \n \n a.\n feitelijk en bij besluit vastgesteld, werkzaamheden verrichten behorende bij een LFNP-functie in het domein uitvoering, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling vaststelling LFNP, waaraan ten hoogste salarisschaal 9 is verbonden; of\n \n \n b.\n zijn aangesteld in de functie medewerker Huisvesting, Services en Middelen B of medewerker Huisvesting, Services en Middelen D, als bedoeld in bijlage 1 bij de Regeling vaststelling LFNP, die takelwerkzaamheden uitvoeren die overeenkomen met de takelwerkzaamheden uit hoofde van een functie als bedoeld in onderdeel a.\n \n \n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde uitkering bedraagt de som van de brutobedragen aan toelagen en vergoedingen, genoemd in de artikelen 14, 27, achtste lid en 27b, van het Besluit bezoldiging politie, die zijn genoten in de periode van november van het voorgaande jaar tot en met oktober van het jaar van de uitbetaling, tot ten hoogste een totaalbedrag van € 2.500 bruto per uitkering.\n \n \n 3\n \n Artikel 29a van het Besluit bezoldiging politie is niet van toepassing op de in het eerste lid bedoelde uitkering.\n \n \n 4\n De uitkering wordt in de maand december uitbetaald.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-11-202101-11-2021Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-11-2021.\n \n Artikel\n VI\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VII\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VIII\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n IX\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049291/2023-02-18_1/xml/BWBR0049291_2023-02-18_1.xml", "content": "\n \n Verzamelbesluit rechtspositie politie 20232024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024\n \n \n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt het Besluit algemene rechtspositie politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202425-06-201925-06-2019Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 25-06-2019.De terugwerkende kracht betreft onderdeel A.02-08-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 02-08-2022.De terugwerkende kracht betreft onderdeel H.01-01-2023Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen B, E, F, I en K.18-02-2023Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 18-02-2023.Werkt terug tot en met het tijdstip waarop de wet van 25 januari 2023 tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen in werking is getreden.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen L tot en met Q.\n \n \n Artikel\n II\n \n \n Wijzigt het Besluit bezoldiging politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-01-2022Onderdelen A tot en met BB, en DD tot en met NNN.01-01-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen PP, TT, XX, BBB, GGG en KKK.01-07-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2022.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen K, N, Q, T, Y, DD, GG, QQ, UU, YY, CCC, HHH en LLL.01-08-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2022.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen F, G, J, en MM.13-08-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 13-08-2022.De terugwerkende kracht betreft onderdeel BB.01-01-2023Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen B, H, L, O, R, U, W, Z, EE, HH, JJ, NN, RR, VV, ZZ, DDD, III en MMM.\n \n Artikel\n III\n Wijzigt het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n Artikel\n IV\n \n \n Wijzigt het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-01-202301-01-2023Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.\n \n \n Artikel\n V\n \n \n 1\n In de jaren 2022, 2023 en 2024 wordt telkens een eenmalige uitkering uitbetaald aan ambtenaren die:\n \n \n a.\n feitelijk en bij besluit vastgesteld, werkzaamheden verrichten behorende bij een LFNP-functie in het domein uitvoering, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling vaststelling LFNP, waaraan ten hoogste salarisschaal 9 is verbonden; of\n \n \n b.\n zijn aangesteld in de functie medewerker Huisvesting, Services en Middelen B of medewerker Huisvesting, Services en Middelen D, als bedoeld in bijlage 1 bij de Regeling vaststelling LFNP, die takelwerkzaamheden uitvoeren die overeenkomen met de takelwerkzaamheden uit hoofde van een functie als bedoeld in onderdeel a.\n \n \n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde uitkering bedraagt de som van de brutobedragen aan toelagen en vergoedingen, genoemd in de artikelen 14, 27, achtste lid en 27b, van het Besluit bezoldiging politie, die zijn genoten in de periode van november van het voorgaande jaar tot en met oktober van het jaar van de uitbetaling, tot ten hoogste een totaalbedrag van € 2.500 bruto per uitkering.\n \n \n 3\n \n Artikel 29a van het Besluit bezoldiging politie is niet van toepassing op de in het eerste lid bedoelde uitkering.\n \n \n 4\n De uitkering wordt in de maand december uitbetaald.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-11-202101-11-2021Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-11-2021.\n \n Artikel\n VI\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VII\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VIII\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n IX\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049291/2023-03-03_1/xml/BWBR0049291_2023-03-03_1.xml", "content": "\n \n Verzamelbesluit rechtspositie politie 20232024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024\n \n \n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt het Besluit algemene rechtspositie politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202425-06-201925-06-2019Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 25-06-2019.De terugwerkende kracht betreft onderdeel A.02-08-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 02-08-2022.De terugwerkende kracht betreft onderdeel H.01-01-2023Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen B, E, F, I en K.18-02-2023Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 18-02-2023.Werkt terug tot en met het tijdstip waarop de wet van 25 januari 2023 tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen in werking is getreden.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen L tot en met Q.\n \n \n Artikel\n II\n \n \n Wijzigt het Besluit bezoldiging politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-01-2022Onderdelen A tot en met BB, en DD tot en met NNN.01-01-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen PP, TT, XX, BBB, GGG en KKK.01-07-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2022.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen K, N, Q, T, Y, DD, GG, QQ, UU, YY, CCC, HHH en LLL.01-08-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2022.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen F, G, J, en MM.13-08-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 13-08-2022.De terugwerkende kracht betreft onderdeel BB.01-01-2023Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen B, H, L, O, R, U, W, Z, EE, HH, JJ, NN, RR, VV, ZZ, DDD, III en MMM.03-03-2023Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 03-03-2023.De terugwerkende kracht betreft onderdeel D, derde lid en E, vijfde lid.\n \n Artikel\n III\n Wijzigt het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n Artikel\n IV\n \n \n Wijzigt het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-01-202301-01-2023Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.\n \n \n Artikel\n V\n \n \n 1\n In de jaren 2022, 2023 en 2024 wordt telkens een eenmalige uitkering uitbetaald aan ambtenaren die:\n \n \n a.\n feitelijk en bij besluit vastgesteld, werkzaamheden verrichten behorende bij een LFNP-functie in het domein uitvoering, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling vaststelling LFNP, waaraan ten hoogste salarisschaal 9 is verbonden; of\n \n \n b.\n zijn aangesteld in de functie medewerker Huisvesting, Services en Middelen B of medewerker Huisvesting, Services en Middelen D, als bedoeld in bijlage 1 bij de Regeling vaststelling LFNP, die takelwerkzaamheden uitvoeren die overeenkomen met de takelwerkzaamheden uit hoofde van een functie als bedoeld in onderdeel a.\n \n \n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde uitkering bedraagt de som van de brutobedragen aan toelagen en vergoedingen, genoemd in de artikelen 14, 27, achtste lid en 27b, van het Besluit bezoldiging politie, die zijn genoten in de periode van november van het voorgaande jaar tot en met oktober van het jaar van de uitbetaling, tot ten hoogste een totaalbedrag van € 2.500 bruto per uitkering.\n \n \n 3\n \n Artikel 29a van het Besluit bezoldiging politie is niet van toepassing op de in het eerste lid bedoelde uitkering.\n \n \n 4\n De uitkering wordt in de maand december uitbetaald.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-11-202101-11-2021Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-11-2021.\n \n Artikel\n VI\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VII\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VIII\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n IX\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049291/2023-07-01_1/xml/BWBR0049291_2023-07-01_1.xml", "content": "\n \n Verzamelbesluit rechtspositie politie 20232024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024\n \n \n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt het Besluit algemene rechtspositie politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202425-06-201925-06-2019Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 25-06-2019.De terugwerkende kracht betreft onderdeel A.02-08-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 02-08-2022.De terugwerkende kracht betreft onderdeel H.01-01-2023Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen B, E, F, I en K.18-02-2023Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 18-02-2023.Werkt terug tot en met het tijdstip waarop de wet van 25 januari 2023 tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen in werking is getreden.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen L tot en met Q.\n \n \n Artikel\n II\n \n \n Wijzigt het Besluit bezoldiging politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-01-2022Onderdelen A tot en met BB, en DD tot en met NNN.01-01-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen PP, TT, XX, BBB, GGG en KKK.01-07-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2022.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen K, N, Q, T, Y, DD, GG, QQ, UU, YY, CCC, HHH en LLL.01-08-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2022.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen F, G, J, en MM.13-08-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 13-08-2022.De terugwerkende kracht betreft onderdeel BB.01-01-2023Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen B, H, L, O, R, U, W, Z, EE, HH, JJ, NN, RR, VV, ZZ, DDD, III en MMM.03-03-2023Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 03-03-2023.De terugwerkende kracht betreft onderdeel D, derde lid en E, vijfde lid.01-07-2023Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2023.De terugwerkende kracht betreft onderdelen A, D, eerste en tweede lid, E, eerste tot en met vierde lid, OO en EEE.\n \n Artikel\n III\n Wijzigt het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n Artikel\n IV\n \n \n Wijzigt het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-01-202301-01-2023Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.\n \n \n Artikel\n V\n \n \n 1\n In de jaren 2022, 2023 en 2024 wordt telkens een eenmalige uitkering uitbetaald aan ambtenaren die:\n \n \n a.\n feitelijk en bij besluit vastgesteld, werkzaamheden verrichten behorende bij een LFNP-functie in het domein uitvoering, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling vaststelling LFNP, waaraan ten hoogste salarisschaal 9 is verbonden; of\n \n \n b.\n zijn aangesteld in de functie medewerker Huisvesting, Services en Middelen B of medewerker Huisvesting, Services en Middelen D, als bedoeld in bijlage 1 bij de Regeling vaststelling LFNP, die takelwerkzaamheden uitvoeren die overeenkomen met de takelwerkzaamheden uit hoofde van een functie als bedoeld in onderdeel a.\n \n \n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde uitkering bedraagt de som van de brutobedragen aan toelagen en vergoedingen, genoemd in de artikelen 14, 27, achtste lid en 27b, van het Besluit bezoldiging politie, die zijn genoten in de periode van november van het voorgaande jaar tot en met oktober van het jaar van de uitbetaling, tot ten hoogste een totaalbedrag van € 2.500 bruto per uitkering.\n \n \n 3\n \n Artikel 29a van het Besluit bezoldiging politie is niet van toepassing op de in het eerste lid bedoelde uitkering.\n \n \n 4\n De uitkering wordt in de maand december uitbetaald.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-11-202101-11-2021Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-11-2021.\n \n Artikel\n VI\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VII\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VIII\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n IX\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049291/2024-01-01_1/xml/BWBR0049291_2024-01-01_1.xml", "content": "\n \n Verzamelbesluit rechtspositie politie 20232024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024\n \n \n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt het Besluit algemene rechtspositie politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202425-06-201925-06-2019Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 25-06-2019.De terugwerkende kracht betreft onderdeel A.02-08-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 02-08-2022.De terugwerkende kracht betreft onderdeel H.01-01-2023Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen B, E, F, I en K.18-02-2023Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 18-02-2023.Werkt terug tot en met het tijdstip waarop de wet van 25 januari 2023 tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen in werking is getreden.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen L tot en met Q.01-01-2024Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.De terugwerkende kracht betreft onderdeel G.\n \n \n Artikel\n II\n \n \n Wijzigt het Besluit bezoldiging politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-01-2022Onderdelen A tot en met BB, en DD tot en met NNN.01-01-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2022.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen PP, TT, XX, BBB, GGG en KKK.01-07-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2022.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen K, N, Q, T, Y, DD, GG, QQ, UU, YY, CCC, HHH en LLL.01-08-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2022.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen F, G, J, en MM.13-08-2022Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 13-08-2022.De terugwerkende kracht betreft onderdeel BB.01-01-2023Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen B, H, L, O, R, U, W, Z, EE, HH, JJ, NN, RR, VV, ZZ, DDD, III en MMM.03-03-2023Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 03-03-2023.De terugwerkende kracht betreft onderdeel D, derde lid en E, vijfde lid.01-07-2023Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2023.De terugwerkende kracht betreft onderdelen A, D, eerste en tweede lid, E, eerste tot en met vierde lid, OO en EEE.01-01-2024Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.De terugwerkende kracht betreft de onderdelen C, I, M, P, S, V, X, AA, FF, II, SS, WW, AAA, FFF, JJJ en NNN.\n \n Artikel\n III\n Wijzigt het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n Artikel\n IV\n \n \n Wijzigt het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-01-202301-01-2023Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.\n \n \n Artikel\n V\n \n \n 1\n In de jaren 2022, 2023 en 2024 wordt telkens een eenmalige uitkering uitbetaald aan ambtenaren die:\n \n \n a.\n feitelijk en bij besluit vastgesteld, werkzaamheden verrichten behorende bij een LFNP-functie in het domein uitvoering, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling vaststelling LFNP, waaraan ten hoogste salarisschaal 9 is verbonden; of\n \n \n b.\n zijn aangesteld in de functie medewerker Huisvesting, Services en Middelen B of medewerker Huisvesting, Services en Middelen D, als bedoeld in bijlage 1 bij de Regeling vaststelling LFNP, die takelwerkzaamheden uitvoeren die overeenkomen met de takelwerkzaamheden uit hoofde van een functie als bedoeld in onderdeel a.\n \n \n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde uitkering bedraagt de som van de brutobedragen aan toelagen en vergoedingen, genoemd in de artikelen 14, 27, achtste lid en 27b, van het Besluit bezoldiging politie, die zijn genoten in de periode van november van het voorgaande jaar tot en met oktober van het jaar van de uitbetaling, tot ten hoogste een totaalbedrag van € 2.500 bruto per uitkering.\n \n \n 3\n \n Artikel 29a van het Besluit bezoldiging politie is niet van toepassing op de in het eerste lid bedoelde uitkering.\n \n \n 4\n De uitkering wordt in de maand december uitbetaald.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-11-202101-11-2021Stb. 2024, 3, datum inwerkingtreding 20-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-11-2021.\n \n Artikel\n VI\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VII\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VIII\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n IX\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049291/2024-01-20_0/xml/BWBR0049291_2024-01-20_0.xml", "content": "\n Wijziging van 12 januari 2024 tot het Besluit algemene rechtspositie politie en Besluit bezoldiging politie en enkele andere besluiten in verband met de formalisering van afspraken uit de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector politie 2022–2024 alsmede enkele technische wijzigingen (Verzamelbesluit rechtspositie politie 2023)2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024\n Verzamelbesluit rechtspositie politie 20232024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 3 oktober 2023, nr. 4943864;\n Gelet op artikel 47, eerste lid, van de Politiewet 2012, de Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden (PbEU 2019, L 305) en de Wet van 25 januari tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen (Stb. 2023, 29);\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 22 november 2023, nr. W16.23.00303/II;\n Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 10 januari 2024, nr. 5094223;\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024\n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt het Besluit algemene rechtspositie politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202425-06-2019\n \n \n Artikel\n II\n \n \n Wijzigt het Besluit bezoldiging politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-01-2022Onderdelen A tot en met BB, en DD tot en met NNN.\n \n \n Artikel\n III\n \n \n Wijzigt het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024\n \n \n Artikel\n IV\n \n \n Wijzigt het Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-01-2023\n \n \n Artikel\n V\n \n \n 1\n In de jaren 2022, 2023 en 2024 wordt telkens een eenmalige uitkering uitbetaald aan ambtenaren die:\n \n \n a.\n feitelijk en bij besluit vastgesteld, werkzaamheden verrichten behorende bij een LFNP-functie in het domein uitvoering, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling vaststelling LFNP, waaraan ten hoogste salarisschaal 9 is verbonden; of\n \n \n b.\n zijn aangesteld in de functie medewerker Huisvesting, Services en Middelen B of medewerker Huisvesting, Services en Middelen D, als bedoeld in bijlage 1 bij de Regeling vaststelling LFNP, die takelwerkzaamheden uitvoeren die overeenkomen met de takelwerkzaamheden uit hoofde van een functie als bedoeld in onderdeel a.\n \n \n \n \n 2\n De in het eerste lid bedoelde uitkering bedraagt de som van de brutobedragen aan toelagen en vergoedingen, genoemd in de artikelen 14, 27, achtste lid en 27b, van het Besluit bezoldiging politie, die zijn genoten in de periode van november van het voorgaande jaar tot en met oktober van het jaar van de uitbetaling, tot ten hoogste een totaalbedrag van € 2.500 bruto per uitkering.\n \n \n 3\n \n Artikel 29a van het Besluit bezoldiging politie is niet van toepassing op de in het eerste lid bedoelde uitkering.\n \n \n 4\n De uitkering wordt in de maand december uitbetaald.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-202401-11-2021\n \n \n Artikel\n VI\n \n \n Artikel 41, tweede en derde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie, zoals dat luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, subonderdeel 2, van dit besluit, blijft van toepassing op verplichtingen tot terugbetaling die voor 2 augustus 2022 zijn ontstaan.\n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024\n \n \n Artikel\n VII\n \n Voor de toepassing van artikel 3a eerste lid van het Besluit bezoldiging politie, zoals dat luidde van 1 juli 2022 tot en met 31 juli 2022, wordt het in dat lid genoemde bedrag geacht te luiden € 96,77.\n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024\n \n \n Artikel\n VIII\n \n \n 1\n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met uitzondering van artikel II, onderdeel CC.\n \n \n 2\n \n Artikel II, onderdeel CC treedt in werking met ingang van 1 januari 2026.\n \n \n 3\n \n Artikel I, onderdeel G en artikel II, onderdelen C, I, M, P, S, V, X, AA, FF, II, SS, WW, AAA, FFF, JJJ en NNN werken terug tot en met 1 januari 2024.\n \n \n 4\n \n Artikel I, onderdelen L tot en met Q, werken terug tot en met het tijdstip waarop de wet van 25 januari 2023 tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen in werking is getreden.\n \n \n 5\n \n Artikel II, onderdelen A, D, eerste en tweede lid, E, eerste tot en met vierde lid, OO en EEE werken terug tot en met 1 juli 2023.\n \n \n 6\n \n Artikel II, onderdeel D, derde lid en E, vijfde lid, werken terug tot en met 3 maart 2023.\n \n \n 7\n \n Artikel I, onderdelen B, E, F, I, K, artikel II, onderdelen B, H, L, O, R, U, W, Z, EE, HH, JJ, NN, RR, VV, ZZ, DDD, III en MMM en artikel IV werken terug tot en met 1 januari 2023.\n \n \n 8\n \n Artikel II, onderdeel BB, werkt terug tot en met 13 augustus 2022.\n \n \n 9\n \n Artikel I, onderdeel H, werkt terug tot en met 2 augustus 2022.\n \n \n 10\n \n Artikel II, onderdelen F, G, J, en MM werken terug tot en met 1 augustus 2022.\n \n \n 11\n \n Artikel II, onderdelen K, N, Q, T, Y, DD, GG, QQ, UU, YY, CCC, HHH en LLL, werkt terug tot en met 1 juli 2022.\n \n \n 12\n \n Artikel II, onderdelen PP, TT, XX, BBB, GGG, KKK, werkt terug tot en met 1 januari 2022.\n \n \n 13\n \n Artikel V werkt terug tot en met 1 november 2021.\n \n \n 14\n \n Artikel I, onderdeel A, werkt terug tot en met 25 juni 2019.\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024\n \n \n Artikel\n IX\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Verzamelbesluit rechtspositie politie 2023.\n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 12 januari 2024\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n \n de negentiende januari 2024\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024\n \n2024319-01-202412-01-20242024319-01-202412-01-202420-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049291/manifest.xml", "content": "2024-01-202019-06-25tot-en-met2024-01-25T06:28:27+01:002024-01-25T06:28:27+01:00BWBR0049291.WTI2023-02-182023-03-022024-01-209999-12-312024-01-25T06:29:02+01:002024-01-25T06:29:02+01:00231800da9dc04d7f81cffae8b143729f0ffea3341274e47ecbc0c3eff73af8db38d4f95f22cdd9f980d89ca0f6daa71524269a1d2193054c255a03734321ec1942e682022-08-132022-12-312024-01-209999-12-312024-01-25T06:29:01+01:002024-01-25T06:29:01+01:0019622781d2bb0dfebe3e324e7462eb4304ed6022ae920b2cb3d31004da353a7786da786478ab4782a969636117b366726ecae74ceb4c59c0cbd13e568fa507679b3522021-11-012021-12-312024-01-209999-12-312024-01-25T06:29:00+01:002024-01-25T06:29:00+01:0015756de66617ac697758e398fdb8f79579351aea3856e93f4d6ff3b320e4aaf4272186f3a9d6ba639bebe7d858ccf526724f6657a7e410b3bdd5f34293a05f185c0302022-01-012022-06-302024-01-209999-12-312024-01-25T06:29:01+01:002024-01-25T06:29:01+01:00175832b98731bd648d6d55520c66e183da23f686588d7d897f9afb92651227238dd489e9ca4abb716ce4031ade341cbb63975c2bdfdac60218d8c75150f59df27b6f22022-08-022022-08-122024-01-209999-12-312024-01-25T06:29:02+01:002024-01-25T06:29:02+01:0019129e79b2b35f747e6f6f573bf8b590f870c3c53d1c96e418b9e98b6036771a2336efad29aefe772bbe8b2a6ccc4e2962da542b6cc97bdebcb0705119aa85596d4d92023-01-012023-02-172024-01-209999-12-312024-01-25T06:29:00+01:002024-01-25T06:29:00+01:00223447e8c6bfddea979fe189ec7c24667840a428295933b66ce14bb887f5dd17ff29bb6d5a636494086905522e97feb2ddf5d634b77867c25dcde5768f32d9f5394dd2023-07-012023-12-312024-01-209999-12-312024-01-25T06:29:01+01:002024-01-25T06:29:01+01:0024262905312d5d4748c0634473b8062c844b24483a8adc778620134a24f821dc5d7a36932fad5b8d3a03a0bd486aadadc816ca2f579d53871edd5aa1c8be36519561c2023-03-032023-06-302024-01-209999-12-312024-01-25T06:29:01+01:002024-01-25T06:29:01+01:002370092daa4ce232c6eaa1044561d2e7c5471e6cc96c0d1ecef28e59eac9576058b6aa2fad4393df153730d0cca558a1f949896f10dcc5fba2ddfc56fd7601d5ca59a2022-08-012022-08-012024-01-209999-12-312024-01-25T06:29:01+01:002024-01-25T06:29:01+01:001863787e6c925cbe960d96b6a21ff36a8a552a557ac908138302744688e3779e635d9b7b5df220347fd8f02ffaf7418c36b54a40348760df590304c36daa20f4492a32024-01-012024-01-192024-01-209999-12-312024-01-25T06:29:01+01:002024-01-25T06:29:01+01:0025310004a706e4a4436a17ef2316ba4793500450d1970a152a57a97df04dc5ceece3ccad4ea2e0f309481cf02fdec3079ac2bf5a74bc530676ee5f1b79de69fe142702022-07-012022-07-312024-01-209999-12-312024-01-25T06:29:00+01:002024-01-25T06:29:00+01:00181286c2b721679532c9a030f1b4b0867e964aa5e175640c806a05b5221000eb6baa5ce95d8439a0da3b3dd594ccdc6201c4e0d7e6288d25892c0859ddeb46b88ced92019-06-252021-10-312024-01-209999-12-312024-01-25T06:29:02+01:002024-01-25T06:29:02+01:00103308ec7fd54275c1e10db9e509f79d67ae09213d1b393509c9d9f0425f510787463ee8473298a5372e40b61c7a977193eb03fab8cdf1c12035bb820f3f65c07a90b2024-01-209999-12-312024-01-209999-12-312024-01-25T06:29:00+01:002024-01-25T06:29:00+01:003795254fe7e3691e1335a4c32f6170827e60dd72689649eb05b8177adc7ec76590ca489287f5337c24d8cde9841bf76a22b755cd9448b4c09a57e4da7c576f815bb31", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049292/2024-04-30_0/xml/BWBR0049292_2024-04-30_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 4 januari 2024 nr. BOACAT2023/067, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij Coöperatie ParkeerService UA202477911-01-202404-01-2024BOACAT2023/067202477911-01-202404-01-2024BOACAT2023/06730-04-2024\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Coöperatie ParkeerService UA 2023202477911-01-202404-01-2024BOACAT2023/067202477911-01-202404-01-2024BOACAT2023/06730-04-2024\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n Gelezen het verzoek van de Coöperatie ParkeerService UA van 5 oktober 2023 en de adviezen van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Midden-Nederland en de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;\n Gelet op:\n \n \n −\n \n artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n −\n \n artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n −\n \n artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Wet op de economische delicten;\n \n \n −\n de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n −\n de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n202477911-01-202404-01-2024BOACAT2023/067202477911-01-202404-01-2024BOACAT2023/06730-04-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2.\n202477911-01-202404-01-2024BOACAT2023/067202477911-01-202404-01-2024BOACAT2023/06730-04-2024\n \n \n Artikel\n 2\n \n De personen, werkzaam in de functie van parkeercontroleur handhaving met BOA bevoegdheid in dienst van de Coöperatie ParkeerService UA, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.\n202477911-01-202404-01-2024BOACAT2023/067202477911-01-202404-01-2024BOACAT2023/06730-04-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein I, Openbare ruimte, zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het in het eerste lid genoemde domein.\n \n202477911-01-202404-01-2024BOACAT2023/067202477911-01-202404-01-2024BOACAT2023/06730-04-2024\n \n \n Artikel\n 4\n \n Op grond van dit besluit kunnen maximaal 50 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.\n202477911-01-202404-01-2024BOACAT2023/067202477911-01-202404-01-2024BOACAT2023/06730-04-2024\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Midden-Nederland.\n \n \n 2\n Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.\n \n202477911-01-202404-01-2024BOACAT2023/067202477911-01-202404-01-2024BOACAT2023/06730-04-2024\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n De Coöperatie ParkeerService UA brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:\n \n \n a.\n het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;\n \n \n b.\n de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;\n \n \n c.\n de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister voor Rechtsbescherming goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.\n \n \n \n \n 2\n Dit verslag wordt toegezonden aan de in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Justis, afdeling V&T, postbus 20300, 2500 EH Den Haag.\n \n202477911-01-202404-01-2024BOACAT2023/067202477911-01-202404-01-2024BOACAT2023/06730-04-2024\n \n \n Artikel\n 7\n \n De op naam gestelde akten van beëdiging en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het in artikel 8 genoemde besluit, worden geacht mede te zijn afgegeven op basis van dit besluit.\n Dit artikel brengt geen wijziging in de resterende looptijd van de afgegeven aktes.\n202477911-01-202404-01-2024BOACAT2023/067202477911-01-202404-01-2024BOACAT2023/06730-04-2024\n \n \n Artikel\n 8\n \n Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar de Coöperatie ParkeerService UA 2019 van 14 februari 2019 nr. BOACAT2019/008 zal vervallen op 30 april 2024.\n Dit besluit treedt in werking met ingang van 30 april 2024 en vervalt met ingang van 30 april 2029.\n202477911-01-202404-01-2024BOACAT2023/067202477911-01-202404-01-2024BOACAT2023/06730-04-2024\n \n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Coöperatie ParkeerService UA 2023.\n202477911-01-202404-01-2024BOACAT2023/067202477911-01-202404-01-2024BOACAT2023/06730-04-2024\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 4 januari 2024\n \n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n namens deze,\n \n I.M.\n Koster-Boer\n \n Operationeel manager V&T\n \n202477911-01-202404-01-2024BOACAT2023/067202477911-01-202404-01-2024BOACAT2023/06730-04-2024\n \n202477911-01-202404-01-2024BOACAT2023/067202477911-01-202404-01-2024BOACAT2023/06730-04-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049292/manifest.xml", "content": "2024-04-302029-04-302024-01-26T06:11:22+01:002024-01-26T06:11:22+01:00BWBR0049292.WTI2024-04-309999-12-312024-04-309999-12-312024-04-30T06:27:02+02:002024-04-30T06:27:02+02:00314311dc9904f10f06cd180edc44b35603e224773078d4887487db0564648041de52a06ef4e5c285812654fff0ba96429f2c054393ac206d81e6c6a3cea14139b3879", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049293/2024-02-01_0/xml/BWBR0049293_2024-02-01_0.xml", "content": "\n Subsidieregeling van het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand tot het verstrekken van subsidie voor rechtsbijstand en mediation ten behoeve van bescherming bij een melding van een vermoeden van een misstand als bedoeld in de Wet bescherming klokkenluiders (Subsidieregeling rechtsbijstand en mediation Wet bescherming klokkenluiders)202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n Subsidieregeling rechtsbijstand en mediation Wet bescherming klokkenluiders202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n \n Het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand,\n \n gelet op de artikelen 33e, derde lid, en 37b van de Wet op de rechtsbijstand, waarin is bepaald dat het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand subsidie kan verstrekken ten behoeve van en met het oog op de verlening van rechtsbijstand en mediation voor bijzondere doeleinden en projecten en artikel 3a, tweede lid, onder c, van de Wet bescherming klokkenluiders waarin is bepaald dat de afdeling advies van het Huis voor klokkenluiders tot taak heeft een melder van een vermoeden van een misstand, degene die een melder bijstaat en een betrokken derde te verwijzen naar instanties of organisaties die juridische of psychosociale ondersteuning kunnen verlenen,\n \n \n besluit:\n \n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n \n \n Hoofdstuk\n I\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n advocaat: de advocaat die op basis van artikel 6 van deze regeling is toegelaten tot deze subsidieregeling;\n \n \n b.\n \n afdeling advies van het Huis voor klokkenluiders: de afdeling advies, bedoeld in artikel 1 Wbk;\n \n \n c.\n \n bestuur: het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, bedoeld in artikel 3 Wrb;\n \n \n d.\n \n betrokken derde: een betrokken derde als bedoeld in artikel 1 Wbk;\n \n \n e.\n \n Bvr:\n Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000;\n \n \n f.\n \n degene die een melder bijstaat: degene die een melder bijstaat als bedoeld in artikel 1 Wbk;\n \n \n g.\n \n mediation: mediation als bedoeld in artikel 1 Wrb in een geschil tussen de rechtzoekende en zijn (voormalige) werkgever of opdrachtgever dat is ontstaan naar aanleiding van een melding van een vermoeden van een misstand;\n \n \n h.\n \n mediator: de mediator die op basis van artikel 7 van deze regeling is toegelaten tot deze subsidieregeling;\n \n \n i.\n \n misstand: een misstand als bedoeld in artikel 1 Wbk;\n \n \n j.\n \n melder: een melder als bedoeld in artikel 1 van de Wbk, alsmede een natuurlijke persoon die in de context van zijn werkgerelateerde activiteiten voornemens is een melding van een vermoeden van een misstand te doen;\n \n \n k.\n \n procedure: procedure als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, Bvr;\n \n \n l.\n \n regeling:\n Subsidieregeling rechtsbijstand en mediation bij een vermoeden van een misstand;\n \n \n m.\n \n rechtsbijstand: rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1 Wrb door een advocaat aan een rechtzoekende ter zake van een rechtsbelang van de rechtzoekende in verband met een (voorgenomen) melding van een vermoeden van een misstand;\n \n \n n.\n \n rechtzoekende: een melder, degene die een melder bijstaat of een betrokken derde die aanspraak maakt op rechtsbijstand of mediation op grond van deze regeling;\n \n \n o.\n \n toevoeging: de toevoeging als bedoeld in de Wrb ten behoeve van mediation of rechtsbijstand zoals bedoeld onder ‘g’ respectievelijk onder ‘m’ van dit artikel;\n \n \n p.\n \n vergoeding: de op grond van deze regeling vast te stellen subsidie;\n \n \n q.\n \n vermoeden van een misstand: een vermoeden van een misstand als bedoeld in artikel 1 Wbk;\n \n \n r.\n \n Wbk:\n Wet bescherming klokkenluiders;\n \n \n s.\n \n Wrb:\n Wet op de rechtsbijstand.\n \n \n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 2\n Doel\n \n Deze regeling heeft tot doel subsidie te verstrekken ten behoeve van en met het oog op de verlening van kosteloze rechtsbijstand en mediation aan melders van een vermoeden van een misstand, degenen die een melder bijstaan en betrokken derden. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de rechtsbescherming van deze personen en de oplossing van misstanden in de zin van de Wbk, en in het bijzonder aan het verhogen van de meldingsbereidheid en het voorkomen en de-escaleren van conflicten tussen de werkgever en melders, degenen die een melder bijstaan en betrokken derden.\n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 3\n Rechtsgrondslag\n \n Voor zover in deze regeling geen afwijkende regeling wordt getroffen of bepalingen worden uitgesloten, geldt hetgeen is geregeld in de Wrb en de daarop berustende bepalingen.\n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n \n Hoofdstuk\n II\n De vergoeding voor rechtsbijstand en mediation\n \n \n Artikel\n 4\n De vergoedingen voor rechtsbijstandsverlening en mediation\n \n \n 1\n Voor de rechtsbijstand aan de rechtzoekende zoals bedoeld in deze regeling waarbij sprake is van een doorverwijzing als bedoeld in artikel 9, wordt aan een advocaat, in afwijking van de bijlage bij het Bvr, een vergoeding van 22 punten toegekend ter zake van het verlenen van rechtsbijstand in:\n \n \n a.\n een procedure bij benadeling als bedoeld in de artikelen 17e en 17ea Wbk;\n \n \n b.\n een procedure bij aansprakelijkheidstelling als bedoeld in artikel 17f Wbk, of\n \n \n c.\n een strafzaak waarbij de rechtzoekende verdachte is van of getuige is bij een overtreding of misdrijf die rechtstreeks verband houdt met een melding van een vermoeden van een misstand.\n \n \n \n \n 2\n \n Artikel 5, tweede lid, Bvr is niet van toepassing indien een procedure tussentijds is beëindigd, mits een bewijs dat de procedure aanhangig is gemaakt als bedoeld in artikel 12 aan het bestuur kan worden overlegd.\n \n \n 3\n Voor de mediation aan de rechtzoekende zoals bedoeld in deze regeling waarbij sprake is van een doorverwijzing als bedoeld in artikel 9, wordt aan een mediator een vergoeding van 10 punten toegekend voor mediation bij benadeling als bedoeld in de artikelen 17e en 17ea Wbk of aansprakelijkheidstelling als bedoeld in artikel 17f Wbk.\n \n202496015-01-202404-01-2024960-n115-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 5\n Kosteloze rechtsbijstand en mediation voor de rechtzoekende\n \n \n 1\n In afwijking van de artikelen 34 en 35 Wrb is de rechtsbijstand en mediation voor de rechtzoekende kosteloos. Er wordt geen eigenbijdrage opgelegd en bij de toepassing van deze regeling wordt de financiële draagkracht van de rechtzoekende buiten beschouwing gelaten.\n \n \n 2\n De aan de rechtzoekende toegekende schadevergoeding of andere tegemoetkoming kan nooit leiden tot intrekking van de toevoeging. Artikel 34g Wrb en artikel 10 Besluit toevoeging mediation zijn niet van toepassing.\n \n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n \n Hoofdstuk\n III\n Voorwaarden\n \n \n Artikel\n 6\n Voorwaarden tot deelname voor advocaten\n \n \n 1\n De regeling is van toepassing op advocaten die voldoen aan de voorwaarde in artikel 8, tweede lid, en de in de bijlage onder I genoemde deelnamecriteria.\n \n \n 2\n Advocaten kunnen een gemotiveerd verzoek tot deelname indienen bij het bestuur.\n \n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 7\n Voorwaarden tot deelname voor mediators\n \n \n 1\n De regeling is van toepassing op mediators die voldoen aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 8, tweede lid, en de in de bijlage onder II genoemde deelnamecriteria.\n \n \n 2\n Mediators kunnen een gemotiveerd verzoek tot deelname indienen bij het bestuur.\n \n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n Artikel\n 8\n Online-training\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n \n Hoofdstuk\n IV\n Aanvraag rechtsbijstand en mediation\n \n \n Artikel\n 9\n Aanvraag voor matching rechtsbijstand en mediation\n \n \n 1\n Een aanvraag voor matching ten behoeve van rechtsbijstand of mediation kan door een rechtzoekende bij het bestuur worden ingediend na een schriftelijke doorverwijzing van de afdeling advies van het Huis voor klokkenluiders.\n \n \n 2\n Een doorverwijzing als bedoeld in het eerste lid, wordt door de afdeling advies van het Huis voor klokkenluiders alleen gegeven aan een rechtzoekende indien naar haar oordeel sprake is van een redelijk vermoeden van een misstand en bevat:\n \n \n a.\n een motivering voor de doorverwijzing ten behoeve van rechtsbijstand of mediation voor een of meer specifieke procedures als bedoeld in artikel 4, eerste lid, dan wel situaties als bedoeld in artikel 4, derde lid, en\n \n \n b.\n in geval van mediation de naam van de werkgever.\n \n \n \n \n 3\n De rechtzoekende dient voor de aanvraag van matching voor rechtsbijstand of mediation gebruik te maken van het door het bestuur opgestelde formulier ‘Aanvraag matching rechtsbijstand/mediation Wbk’, waarbij een afschrift van de doorverwijzing, bedoeld in het eerste lid, wordt gevoegd.\n \n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 10\n Matching advocaat of mediator\n \n \n 1\n Op basis van de gegevens in het formulier, bedoeld in artikel 9, derde lid, matcht het bestuur een aan de regeling deelnemende advocaat, respectievelijk mediator, door de rechtzoekende een keuze te geven uit door het bestuur voorgestelde advocaten, respectievelijk mediators.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid, kan de rechtzoekende, die beschikt over een doorverwijzing als bedoeld in artikel 9, eerste lid, de keuze maken voor een andere advocaat dan wel mediator, die aan de regeling deelneemt.\n \n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 11\n Aanvraag toevoeging\n \n De advocaat of mediator dient voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 4, een aanvraag voor toevoeging in bij het bestuur. Voor deze aanvraag voor rechtsbijstand of mediation gebruikt de advocaat respectievelijk de mediator een gestandaardiseerd aanvraagformulier van het bestuur, en voegt hierbij een toelichting op het rechtsprobleem waarop de betreffende aanvraag voor rechtsbijstand of mediation ziet, de noodzaak ervan en waarom deze verband houdt met de melding of de mogelijke benadeling als gevolg van de melding als bedoeld in artikel 4, eerste lid.\n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 12\n Aanvraag van de vergoeding\n \n Binnen zes maanden na afronding van de werkzaamheden die in het kader van deze regeling worden vergoed, vraagt de toegevoegde advocaat of mediator de vergoeding aan met het formulier ‘Aanvraag vergoeding rechtsbijstand of mediation Wbk’. Bij dit formulier voegt de advocaat respectievelijk mediator, indien van toepassing en afhankelijk van de wijze waarop de procedure is beëindigd, de uitspraak, de beslissing of het proces-verbaal. Daarbij stuurt de advocaat of mediator een specificatie van de met die rechtsbijstandverlening gemoeide tijdsbesteding overeenkomstig door het bestuur gestelde regels en het vastgestelde tijdregistratieformulier. In geval van tussentijdse beëindiging als bedoeld in artikel 4, tweede lid, voegt de advocaat bij dit formulier de dagvaarding of het verzoekschrift.\n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n \n Hoofdstuk\n V\n Overige bepalingen\n \n \n Artikel\n 13\n Monitoring en evaluatiebepaling\n \n \n 1\n Voor de meting van onder meer de tijdsbesteding voor de verrichte werkzaamheden zal het Kenniscentrum van de Raad voor Rechtsbijstand in opdracht van het bestuur een monitor opzetten.\n \n \n 2\n Het aantal punten voor de vergoeding van rechtsbijstand, bedoeld in artikel 4, eerste lid, en voor mediation, bedoeld in artikel 4, derde lid, kan naar aanleiding van de uitkomsten van de monitor na een verzoek van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en goedkeuring van de Minister voor Rechtsbescherming worden bijgesteld.\n \n \n 3\n In opdracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vindt twee jaar na inwerkingtreding van deze regeling een evaluatie plaats naar de doeltreffendheid en effecten van deze regeling.\n \n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n \n Hoofdstuk\n VI\n Overgangs- en slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 14\n Overgangsbepaling\n \n \n 1\n Indien namens de rechtzoekende voorafgaand aan inwerkingtreding van deze regeling al een toevoeging is verleend in een procedure als bedoeld in artikel 4, eerste lid, of voor mediation als bedoeld in artikel 4, derde lid, onder oplegging van een eigen bijdrage, maar de rechtsbijstand of mediation overeenkomstig artikel 28, eerste lid, aanhef en onder a, Wrb niet reeds feitelijk is verleend en voldaan wordt aan de voorwaarden voor toevoeging in deze regeling, kan de advocaat of mediator vragen om wijziging van die toevoeging, zodat overeenkomstig artikel 5 geen eigen bijdrage wordt opgelegd.\n \n \n 2\n Indien de advocaat of mediator voorafgaand aan inwerkingtreding van deze regeling met de rechtzoekende afspraken heeft gemaakt over betaling van de kosten voor rechtsbijstand in een procedure als bedoeld in artikel 4, eerste lid, of in mediation als bedoeld in artikel 4, derde lid, maar de rechtsbijstand of mediation overeenkomstig artikel 28, eerste lid, aanhef en onder a, Wrb niet reeds feitelijk is verleend en voldaan wordt aan de voorwaarden voor toevoeging in deze regeling, kan alsnog rechtsbijstand of mediation op grond van deze regeling worden aangevraagd. De beleidsregels van de Raad bij tussentijds aangevangen rechtsbijstand zijn van overeenkomstige toepassing.\n \n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 15\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling rechtsbijstand en mediation Wet bescherming klokkenluiders.\n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 16\n Inwerkingtreding\n \n \n 1\n Deze regeling treedt in werking op 1 februari 2024, met uitzondering van artikel 8 dat op 1 augustus 2024 in werking treedt.\n \n \n 2\n Deze regeling vervalt op 1 februari 2028, met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft op toevoegingen die door de Raad voor deze datum op grond van deze regeling zijn verleend.\n \n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n \n \n \n ’s-Hertogenbosch\n 4 januari 2024\n \n \n \n \n Bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand,\n \n I.D.\n Nijboer\n \n Algemeen directeur/Bestuurder\n \n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n \n Bijlage\n Deelnamecriteria voor advocaten en mediators\n \n \n \n I\n Deelnamecriteria advocaten\n \n Voor deelname aan deze regeling gelden voor advocaten de volgende cumulatieve voorwaarden:\n \n \n 1.\n De advocaat staat ingeschreven bij de Raad voor Rechtsbijstand.\n \n \n 2.\n De advocaat staat minimaal twee jaar ingeschreven bij de Raad voor Rechtsbijstand voor de specialisatie arbeidsrecht of minimaal twee jaar ingeschreven in het rechtsgebiedenregister van de NOvA:\n \n \n a.\n op het gebied van het arbeidsrecht, of\n \n \n b.\n op het gebied van het ambtenarenrecht.\n \n \n \n \n 3.\n Deelnemende advocaten mogen in de voorgaande vijf kalenderjaren van het verzoek:\n \n \n a.\n niet tuchtrechtelijk veroordeeld zijn wegens een tekortkoming in de kwaliteit van dienstverlening, als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet; en\n \n \n b.\n geen maatregel opgelegd hebben gekregen in het kader van het Maatregelbeleid van de Raad.\n \n \n \n \n 4.\n De advocaat verklaart bij zijn deelnameverzoek:\n \n \n a.\n akkoord te zijn met de verstrekking van zijn persoonsgegevens aan de deken van de Lokale orden van advocaten; en\n \n \n b.\n bereid te zijn om mee te werken aan de monitoring van deze regeling door het Kenniscentrum van de Raad voor Rechtsbijstand en de evaluatie in opdracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.\n \n \n \n \n \n \n \n II\n Deelname criteria mediators\n \n Voor deelname aan deze regeling gelden voor mediators de volgende cumulatieve voorwaarden:\n \n \n 1.\n De mediator staat ingeschreven bij de Raad voor Rechtsbijstand als mediator.\n \n \n 2.\n De mediator staat minimaal drie jaar ingeschreven bij de Raad voor Rechtsbijstand voor het affiniteitsgebied ‘arbeid’, ‘arbeidsvoorwaarden’ of ‘ontslag’ of minimaal drie jaar ingeschreven in het register van de Mediatorsfederatie Nederland (MfN) voor het aandachtsgebied van ‘werk’.\n \n \n 3.\n Deelnemende mediators mogen in de voorgaande vijf kalenderjaren van het verzoek:\n \n \n a.\n niet tuchtrechtelijk veroordeeld zijn door de Stichting Tuchtrechtspraak Mediators; en\n \n \n b.\n geen tekortkomingen hebben in de kwaliteit/kwantiteit van de dienstverlening (goedgekeurde peer reviews MfN-register).\n \n \n \n \n 34.\n De mediator verklaart bij zijn deelnameverzoek akkoord te zijn met de verstrekking van zijn persoonsgegevens aan de MfN en bereid te zijn om mee te werken aan de monitoring van deze regeling door het Kenniscentrum van de Raad voor Rechtsbijstand en de evaluatie in opdracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.\n \n \n \n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049293/2024-08-01_0/xml/BWBR0049293_2024-08-01_0.xml", "content": "\n Subsidieregeling van het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand tot het verstrekken van subsidie voor rechtsbijstand en mediation ten behoeve van bescherming bij een melding van een vermoeden van een misstand als bedoeld in de Wet bescherming klokkenluiders (Subsidieregeling rechtsbijstand en mediation Wet bescherming klokkenluiders)202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n Subsidieregeling rechtsbijstand en mediation Wet bescherming klokkenluiders202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n \n Het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand,\n \n gelet op de artikelen 33e, derde lid, en 37b van de Wet op de rechtsbijstand, waarin is bepaald dat het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand subsidie kan verstrekken ten behoeve van en met het oog op de verlening van rechtsbijstand en mediation voor bijzondere doeleinden en projecten en artikel 3a, tweede lid, onder c, van de Wet bescherming klokkenluiders waarin is bepaald dat de afdeling advies van het Huis voor klokkenluiders tot taak heeft een melder van een vermoeden van een misstand, degene die een melder bijstaat en een betrokken derde te verwijzen naar instanties of organisaties die juridische of psychosociale ondersteuning kunnen verlenen,\n \n \n besluit:\n \n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n \n \n Hoofdstuk\n I\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n advocaat: de advocaat die op basis van artikel 6 van deze regeling is toegelaten tot deze subsidieregeling;\n \n \n b.\n \n afdeling advies van het Huis voor klokkenluiders: de afdeling advies, bedoeld in artikel 1 Wbk;\n \n \n c.\n \n bestuur: het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, bedoeld in artikel 3 Wrb;\n \n \n d.\n \n betrokken derde: een betrokken derde als bedoeld in artikel 1 Wbk;\n \n \n e.\n \n Bvr:\n Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000;\n \n \n f.\n \n degene die een melder bijstaat: degene die een melder bijstaat als bedoeld in artikel 1 Wbk;\n \n \n g.\n \n mediation: mediation als bedoeld in artikel 1 Wrb in een geschil tussen de rechtzoekende en zijn (voormalige) werkgever of opdrachtgever dat is ontstaan naar aanleiding van een melding van een vermoeden van een misstand;\n \n \n h.\n \n mediator: de mediator die op basis van artikel 7 van deze regeling is toegelaten tot deze subsidieregeling;\n \n \n i.\n \n misstand: een misstand als bedoeld in artikel 1 Wbk;\n \n \n j.\n \n melder: een melder als bedoeld in artikel 1 van de Wbk, alsmede een natuurlijke persoon die in de context van zijn werkgerelateerde activiteiten voornemens is een melding van een vermoeden van een misstand te doen;\n \n \n k.\n \n procedure: procedure als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, Bvr;\n \n \n l.\n \n regeling:\n Subsidieregeling rechtsbijstand en mediation bij een vermoeden van een misstand;\n \n \n m.\n \n rechtsbijstand: rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1 Wrb door een advocaat aan een rechtzoekende ter zake van een rechtsbelang van de rechtzoekende in verband met een (voorgenomen) melding van een vermoeden van een misstand;\n \n \n n.\n \n rechtzoekende: een melder, degene die een melder bijstaat of een betrokken derde die aanspraak maakt op rechtsbijstand of mediation op grond van deze regeling;\n \n \n o.\n \n toevoeging: de toevoeging als bedoeld in de Wrb ten behoeve van mediation of rechtsbijstand zoals bedoeld onder ‘g’ respectievelijk onder ‘m’ van dit artikel;\n \n \n p.\n \n vergoeding: de op grond van deze regeling vast te stellen subsidie;\n \n \n q.\n \n vermoeden van een misstand: een vermoeden van een misstand als bedoeld in artikel 1 Wbk;\n \n \n r.\n \n Wbk:\n Wet bescherming klokkenluiders;\n \n \n s.\n \n Wrb:\n Wet op de rechtsbijstand.\n \n \n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 2\n Doel\n \n Deze regeling heeft tot doel subsidie te verstrekken ten behoeve van en met het oog op de verlening van kosteloze rechtsbijstand en mediation aan melders van een vermoeden van een misstand, degenen die een melder bijstaan en betrokken derden. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de rechtsbescherming van deze personen en de oplossing van misstanden in de zin van de Wbk, en in het bijzonder aan het verhogen van de meldingsbereidheid en het voorkomen en de-escaleren van conflicten tussen de werkgever en melders, degenen die een melder bijstaan en betrokken derden.\n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 3\n Rechtsgrondslag\n \n Voor zover in deze regeling geen afwijkende regeling wordt getroffen of bepalingen worden uitgesloten, geldt hetgeen is geregeld in de Wrb en de daarop berustende bepalingen.\n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n \n Hoofdstuk\n II\n De vergoeding voor rechtsbijstand en mediation\n \n \n Artikel\n 4\n De vergoedingen voor rechtsbijstandsverlening en mediation\n \n \n 1\n Voor de rechtsbijstand aan de rechtzoekende zoals bedoeld in deze regeling waarbij sprake is van een doorverwijzing als bedoeld in artikel 9, wordt aan een advocaat, in afwijking van de bijlage bij het Bvr, een vergoeding van 22 punten toegekend ter zake van het verlenen van rechtsbijstand in:\n \n \n a.\n een procedure bij benadeling als bedoeld in de artikelen 17e en 17ea Wbk;\n \n \n b.\n een procedure bij aansprakelijkheidstelling als bedoeld in artikel 17f Wbk, of\n \n \n c.\n een strafzaak waarbij de rechtzoekende verdachte is van of getuige is bij een overtreding of misdrijf die rechtstreeks verband houdt met een melding van een vermoeden van een misstand.\n \n \n \n \n 2\n \n Artikel 5, tweede lid, Bvr is niet van toepassing indien een procedure tussentijds is beëindigd, mits een bewijs dat de procedure aanhangig is gemaakt als bedoeld in artikel 12 aan het bestuur kan worden overlegd.\n \n \n 3\n Voor de mediation aan de rechtzoekende zoals bedoeld in deze regeling waarbij sprake is van een doorverwijzing als bedoeld in artikel 9, wordt aan een mediator een vergoeding van 10 punten toegekend voor mediation bij benadeling als bedoeld in de artikelen 17e en 17ea Wbk of aansprakelijkheidstelling als bedoeld in artikel 17f Wbk.\n \n202496015-01-202404-01-2024960-n115-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 5\n Kosteloze rechtsbijstand en mediation voor de rechtzoekende\n \n \n 1\n In afwijking van de artikelen 34 en 35 Wrb is de rechtsbijstand en mediation voor de rechtzoekende kosteloos. Er wordt geen eigenbijdrage opgelegd en bij de toepassing van deze regeling wordt de financiële draagkracht van de rechtzoekende buiten beschouwing gelaten.\n \n \n 2\n De aan de rechtzoekende toegekende schadevergoeding of andere tegemoetkoming kan nooit leiden tot intrekking van de toevoeging. Artikel 34g Wrb en artikel 10 Besluit toevoeging mediation zijn niet van toepassing.\n \n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n \n Hoofdstuk\n III\n Voorwaarden\n \n \n Artikel\n 6\n Voorwaarden tot deelname voor advocaten\n \n \n 1\n De regeling is van toepassing op advocaten die voldoen aan de voorwaarde in artikel 8, tweede lid, en de in de bijlage onder I genoemde deelnamecriteria.\n \n \n 2\n Advocaten kunnen een gemotiveerd verzoek tot deelname indienen bij het bestuur.\n \n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 7\n Voorwaarden tot deelname voor mediators\n \n \n 1\n De regeling is van toepassing op mediators die voldoen aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 8, tweede lid, en de in de bijlage onder II genoemde deelnamecriteria.\n \n \n 2\n Mediators kunnen een gemotiveerd verzoek tot deelname indienen bij het bestuur.\n \n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 8\n Online-training\n \n \n 1\n Ten behoeve van de verlening van rechtsbijstand en mediation wordt een kosteloze online-training aangeboden door de Raad voor Rechtsbijstand.\n \n \n 2\n De advocaat of mediator dient bij zijn verzoek om deelname aan de regeling de online-training met succes te hebben afgerond.\n \n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-08-2024202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n \n Hoofdstuk\n IV\n Aanvraag rechtsbijstand en mediation\n \n \n Artikel\n 9\n Aanvraag voor matching rechtsbijstand en mediation\n \n \n 1\n Een aanvraag voor matching ten behoeve van rechtsbijstand of mediation kan door een rechtzoekende bij het bestuur worden ingediend na een schriftelijke doorverwijzing van de afdeling advies van het Huis voor klokkenluiders.\n \n \n 2\n Een doorverwijzing als bedoeld in het eerste lid, wordt door de afdeling advies van het Huis voor klokkenluiders alleen gegeven aan een rechtzoekende indien naar haar oordeel sprake is van een redelijk vermoeden van een misstand en bevat:\n \n \n a.\n een motivering voor de doorverwijzing ten behoeve van rechtsbijstand of mediation voor een of meer specifieke procedures als bedoeld in artikel 4, eerste lid, dan wel situaties als bedoeld in artikel 4, derde lid, en\n \n \n b.\n in geval van mediation de naam van de werkgever.\n \n \n \n \n 3\n De rechtzoekende dient voor de aanvraag van matching voor rechtsbijstand of mediation gebruik te maken van het door het bestuur opgestelde formulier ‘Aanvraag matching rechtsbijstand/mediation Wbk’, waarbij een afschrift van de doorverwijzing, bedoeld in het eerste lid, wordt gevoegd.\n \n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 10\n Matching advocaat of mediator\n \n \n 1\n Op basis van de gegevens in het formulier, bedoeld in artikel 9, derde lid, matcht het bestuur een aan de regeling deelnemende advocaat, respectievelijk mediator, door de rechtzoekende een keuze te geven uit door het bestuur voorgestelde advocaten, respectievelijk mediators.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid, kan de rechtzoekende, die beschikt over een doorverwijzing als bedoeld in artikel 9, eerste lid, de keuze maken voor een andere advocaat dan wel mediator, die aan de regeling deelneemt.\n \n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 11\n Aanvraag toevoeging\n \n De advocaat of mediator dient voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 4, een aanvraag voor toevoeging in bij het bestuur. Voor deze aanvraag voor rechtsbijstand of mediation gebruikt de advocaat respectievelijk de mediator een gestandaardiseerd aanvraagformulier van het bestuur, en voegt hierbij een toelichting op het rechtsprobleem waarop de betreffende aanvraag voor rechtsbijstand of mediation ziet, de noodzaak ervan en waarom deze verband houdt met de melding of de mogelijke benadeling als gevolg van de melding als bedoeld in artikel 4, eerste lid.\n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 12\n Aanvraag van de vergoeding\n \n Binnen zes maanden na afronding van de werkzaamheden die in het kader van deze regeling worden vergoed, vraagt de toegevoegde advocaat of mediator de vergoeding aan met het formulier ‘Aanvraag vergoeding rechtsbijstand of mediation Wbk’. Bij dit formulier voegt de advocaat respectievelijk mediator, indien van toepassing en afhankelijk van de wijze waarop de procedure is beëindigd, de uitspraak, de beslissing of het proces-verbaal. Daarbij stuurt de advocaat of mediator een specificatie van de met die rechtsbijstandverlening gemoeide tijdsbesteding overeenkomstig door het bestuur gestelde regels en het vastgestelde tijdregistratieformulier. In geval van tussentijdse beëindiging als bedoeld in artikel 4, tweede lid, voegt de advocaat bij dit formulier de dagvaarding of het verzoekschrift.\n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n \n Hoofdstuk\n V\n Overige bepalingen\n \n \n Artikel\n 13\n Monitoring en evaluatiebepaling\n \n \n 1\n Voor de meting van onder meer de tijdsbesteding voor de verrichte werkzaamheden zal het Kenniscentrum van de Raad voor Rechtsbijstand in opdracht van het bestuur een monitor opzetten.\n \n \n 2\n Het aantal punten voor de vergoeding van rechtsbijstand, bedoeld in artikel 4, eerste lid, en voor mediation, bedoeld in artikel 4, derde lid, kan naar aanleiding van de uitkomsten van de monitor na een verzoek van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en goedkeuring van de Minister voor Rechtsbescherming worden bijgesteld.\n \n \n 3\n In opdracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vindt twee jaar na inwerkingtreding van deze regeling een evaluatie plaats naar de doeltreffendheid en effecten van deze regeling.\n \n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n \n Hoofdstuk\n VI\n Overgangs- en slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 14\n Overgangsbepaling\n \n \n 1\n Indien namens de rechtzoekende voorafgaand aan inwerkingtreding van deze regeling al een toevoeging is verleend in een procedure als bedoeld in artikel 4, eerste lid, of voor mediation als bedoeld in artikel 4, derde lid, onder oplegging van een eigen bijdrage, maar de rechtsbijstand of mediation overeenkomstig artikel 28, eerste lid, aanhef en onder a, Wrb niet reeds feitelijk is verleend en voldaan wordt aan de voorwaarden voor toevoeging in deze regeling, kan de advocaat of mediator vragen om wijziging van die toevoeging, zodat overeenkomstig artikel 5 geen eigen bijdrage wordt opgelegd.\n \n \n 2\n Indien de advocaat of mediator voorafgaand aan inwerkingtreding van deze regeling met de rechtzoekende afspraken heeft gemaakt over betaling van de kosten voor rechtsbijstand in een procedure als bedoeld in artikel 4, eerste lid, of in mediation als bedoeld in artikel 4, derde lid, maar de rechtsbijstand of mediation overeenkomstig artikel 28, eerste lid, aanhef en onder a, Wrb niet reeds feitelijk is verleend en voldaan wordt aan de voorwaarden voor toevoeging in deze regeling, kan alsnog rechtsbijstand of mediation op grond van deze regeling worden aangevraagd. De beleidsregels van de Raad bij tussentijds aangevangen rechtsbijstand zijn van overeenkomstige toepassing.\n \n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 15\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling rechtsbijstand en mediation Wet bescherming klokkenluiders.\n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n Artikel\n 16\n Inwerkingtreding\n \n \n 1\n Deze regeling treedt in werking op 1 februari 2024, met uitzondering van artikel 8 dat op 1 augustus 2024 in werking treedt.\n \n \n 2\n Deze regeling vervalt op 1 februari 2028, met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft op toevoegingen die door de Raad voor deze datum op grond van deze regeling zijn verleend.\n \n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n \n \n \n ’s-Hertogenbosch\n 4 januari 2024\n \n \n \n \n Bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand,\n \n I.D.\n Nijboer\n \n Algemeen directeur/Bestuurder\n \n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n \n Bijlage\n Deelnamecriteria voor advocaten en mediators\n \n \n \n I\n Deelnamecriteria advocaten\n \n Voor deelname aan deze regeling gelden voor advocaten de volgende cumulatieve voorwaarden:\n \n \n 1.\n De advocaat staat ingeschreven bij de Raad voor Rechtsbijstand.\n \n \n 2.\n De advocaat staat minimaal twee jaar ingeschreven bij de Raad voor Rechtsbijstand voor de specialisatie arbeidsrecht of minimaal twee jaar ingeschreven in het rechtsgebiedenregister van de NOvA:\n \n \n a.\n op het gebied van het arbeidsrecht, of\n \n \n b.\n op het gebied van het ambtenarenrecht.\n \n \n \n \n 3.\n Deelnemende advocaten mogen in de voorgaande vijf kalenderjaren van het verzoek:\n \n \n a.\n niet tuchtrechtelijk veroordeeld zijn wegens een tekortkoming in de kwaliteit van dienstverlening, als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet; en\n \n \n b.\n geen maatregel opgelegd hebben gekregen in het kader van het Maatregelbeleid van de Raad.\n \n \n \n \n 4.\n De advocaat verklaart bij zijn deelnameverzoek:\n \n \n a.\n akkoord te zijn met de verstrekking van zijn persoonsgegevens aan de deken van de Lokale orden van advocaten; en\n \n \n b.\n bereid te zijn om mee te werken aan de monitoring van deze regeling door het Kenniscentrum van de Raad voor Rechtsbijstand en de evaluatie in opdracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.\n \n \n \n \n \n \n \n II\n Deelname criteria mediators\n \n Voor deelname aan deze regeling gelden voor mediators de volgende cumulatieve voorwaarden:\n \n \n 1.\n De mediator staat ingeschreven bij de Raad voor Rechtsbijstand als mediator.\n \n \n 2.\n De mediator staat minimaal drie jaar ingeschreven bij de Raad voor Rechtsbijstand voor het affiniteitsgebied ‘arbeid’, ‘arbeidsvoorwaarden’ of ‘ontslag’ of minimaal drie jaar ingeschreven in het register van de Mediatorsfederatie Nederland (MfN) voor het aandachtsgebied van ‘werk’.\n \n \n 3.\n Deelnemende mediators mogen in de voorgaande vijf kalenderjaren van het verzoek:\n \n \n a.\n niet tuchtrechtelijk veroordeeld zijn door de Stichting Tuchtrechtspraak Mediators; en\n \n \n b.\n geen tekortkomingen hebben in de kwaliteit/kwantiteit van de dienstverlening (goedgekeurde peer reviews MfN-register).\n \n \n \n \n 34.\n De mediator verklaart bij zijn deelnameverzoek akkoord te zijn met de verstrekking van zijn persoonsgegevens aan de MfN en bereid te zijn om mee te werken aan de monitoring van deze regeling door het Kenniscentrum van de Raad voor Rechtsbijstand en de evaluatie in opdracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.\n \n \n \n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024\n \n202496015-01-202404-01-2024202496015-01-202404-01-202401-02-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049293/manifest.xml", "content": "2024-02-012028-02-012024-01-25T06:28:22+01:002024-01-25T06:28:22+01:00BWBR0049293.WTI2024-02-012024-07-312024-02-019999-12-312024-02-01T06:42:45+01:002024-08-01T06:27:55+02:008516611f03963b36838c7418dcf1c641084c217f39cdc9350a4615a8f24f63188af3814cb126a1b59db62d7f0adc1200853a2be24d694733109f279e10b35e033fc3a2024-08-019999-12-312024-08-019999-12-312024-08-01T06:27:54+02:002024-08-01T06:27:54+02:0087155deb8ad920f4513d65f529d67e1ff1673a8b5f263fcdfa5f6966d2cfc184aeb1a4854862013bad99fa10ed8e653bfddbb197a29738e42bf11c306722b5c89fdbb", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049294/2024-02-20_0/xml/BWBR0049294_2024-02-20_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 12 december 2023 nr. BOACAT2023/083, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord.20233481719-12-202312-12-2023BOACAT2023/08320233481719-12-202312-12-2023BOACAT2023/08320-02-2024\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Omgevingsdienst Noord-Holland Noord 202320233481719-12-202312-12-2023BOACAT2023/08320233481719-12-202312-12-2023BOACAT2023/08320-02-2024\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n Gelezen het verzoek van de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord van 29 november 2023 en de adviezen van de hoofdofficier van justitie bij het Functioneel Parket en de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;\n Gelet op:\n \n \n −\n \n artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n −\n \n artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n −\n \n artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Wet op de economische delicten;\n \n \n −\n de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n −\n de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n20233481719-12-202312-12-2023BOACAT2023/08320233481719-12-202312-12-2023BOACAT2023/08320-02-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2.\n20233481719-12-202312-12-2023BOACAT2023/08320233481719-12-202312-12-2023BOACAT2023/08320-02-2024\n \n \n Artikel\n 2\n \n De personen, werkzaam in de functie van medewerker handhaving in dienst van Omgevingsdienst Noord-Holland Noord, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.\n20233481719-12-202312-12-2023BOACAT2023/08320233481719-12-202312-12-2023BOACAT2023/08320-02-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein II, Milieu, welzijn en infrastructuur, zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het in het eerste lid genoemde domein.\n \n20233481719-12-202312-12-2023BOACAT2023/08320233481719-12-202312-12-2023BOACAT2023/08320-02-2024\n \n \n Artikel\n 4\n \n Op grond van dit besluit kunnen maximaal 20 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.\n20233481719-12-202312-12-2023BOACAT2023/08320233481719-12-202312-12-2023BOACAT2023/08320-02-2024\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het Functioneel Parket.\n \n \n 2\n Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.\n \n20233481719-12-202312-12-2023BOACAT2023/08320233481719-12-202312-12-2023BOACAT2023/08320-02-2024\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n De Omgevingsdienst Noord-Holland Noord brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:\n \n \n a.\n het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;\n \n \n b.\n de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;\n \n \n c.\n de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister voor Rechtsbescherming goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.\n \n \n \n \n 2\n Dit verslag wordt toegezonden aan de in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Justis, afdeling V&T, postbus 20300, 2500 EH Den Haag.\n \n20233481719-12-202312-12-2023BOACAT2023/08320233481719-12-202312-12-2023BOACAT2023/08320-02-2024\n \n \n Artikel\n 7\n \n De op naam gestelde akten van beëdiging en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het in artikel 9 genoemde besluit, worden geacht mede te zijn afgegeven op basis van dit besluit.\n Dit artikel brengt geen wijziging in de resterende looptijd van de afgegeven aktes.\n20233481719-12-202312-12-2023BOACAT2023/08320233481719-12-202312-12-2023BOACAT2023/08320-02-2024\n \n \n Artikel\n 8\n \n Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Omgevingsdienst Noord-Holland Noord 2019 (RUD NHN) van 5 februari 2019 nr. BOACAT2019/003 zal vervallen op 20 februari 2024.\n Dit besluit treedt in werking met ingang van 20 februari 2024 en vervalt met ingang van 20 februari 2029.\n20233481719-12-202312-12-2023BOACAT2023/08320233481719-12-202312-12-2023BOACAT2023/08320-02-2024\n \n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Omgevingsdienst Noord-Holland Noord 2023.\n20233481719-12-202312-12-2023BOACAT2023/08320233481719-12-202312-12-2023BOACAT2023/08320-02-2024\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 12 december 2023\n \n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n namens deze,\n \n I.M.\n Koster-Boer\n \n Operationeel manager V&T\n \n20233481719-12-202312-12-2023BOACAT2023/08320233481719-12-202312-12-2023BOACAT2023/08320-02-2024\n \n20233481719-12-202312-12-2023BOACAT2023/08320233481719-12-202312-12-2023BOACAT2023/08320-02-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049294/manifest.xml", "content": "2024-02-202029-02-202024-01-26T06:11:22+01:002024-01-26T06:11:22+01:00BWBR0049294.WTI2024-02-209999-12-312024-02-209999-12-312024-02-20T06:00:39+01:002024-02-20T06:00:39+01:0031585cc43805349038491c4a1d2c4d3da096eef0718dc40054c62ef45e4f023a3dd759f730c1f48a908be2f49b85f3d1a0909e9997a3447ce8ea869f54c679510c4d4", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049295/2024-02-12_0/xml/BWBR0049295_2024-02-12_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 17 januari 2024 nr. BOACAT2023/089, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij Dienst Vervoer & Ondersteuning2024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/0892024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/08912-02-2024\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Vervoer & Ondersteuning 20242024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/0892024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/08912-02-2024\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n Gelezen het verzoek van de algemeen directeur van de Dienst Vervoer & Ondersteuning van 27 december 2023 en de adviezen van de hoofdofficier van justitie bij het Landelijk Parket en de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;\n Gelet op:\n \n \n –\n \n artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 7, negende lid, van de Politiewet 2012;\n \n \n –\n \n artikel 55b van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n \n artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Wet op de economische delicten;\n \n \n –\n de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n2024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/0892024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/08912-02-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2.\n2024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/0892024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/08912-02-2024\n \n \n Artikel\n 2\n \n De personen, werkzaam in de functie van\n \n \n a.\n Risico-analist;\n \n \n b.\n (inrichtings) Beveiliger;\n \n \n c.\n (inrichtings) Beveiliger Transport;\n \n \n d.\n (inrichtings) Beveiliger EBV;\n \n \n e.\n (inrichtings) Beveiliger BVIS;\n \n \n f.\n (inrichtings) Beveiliger LBB;\n \n \n g.\n (inrichtings) Beveiliger Hondengeleider;\n \n \n h.\n (inrichtings) Beveiliger BOT;\n \n \n i.\n (inrichting/arrestanten) beveiliger;\n \n \n j.\n Managers;\n \n \n k.\n Trainer/docent, in dienst van de Dienst Vervoer & Ondersteuning,\n \n \n l.\n medewerker Infodesk, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n2024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/0892024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/08912-02-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein VI, Generieke Opsporing, zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het in het eerste lid genoemde domein.\n \n2024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/0892024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/08912-02-2024\n \n \n Artikel\n 4\n \n Op grond van dit besluit kunnen maximaal 1500 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.\n2024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/0892024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/08912-02-2024\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het Landelijk Parket.\n \n \n 2\n Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.\n \n2024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/0892024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/08912-02-2024\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar kan de in artikel 7, eerste, derde en vierde lid (vervoersfouillering/insluitingsfouillering), van de Politiewet 2012 omschreven bevoegdheden uitoefenen met gebruikmaking van het vrijheidsbeperkend middel handboeien en de geweldsmiddelen korte wapenstok, pepperspray, uitschuifbare wapenstok en vuurwapen.\n \n \n 2\n De buitengewoon opsporingsambtenaar werkzaam in de functie van (inrichtings)Beveiliger BOT en LBB, kan gedurende de uitoefening van zijn taak als buitengewoon opsporingsambtenaar tevens zijn uitgerust met een semi-automatisch machinepistool van het merk Heckler en Koch, type MP5 A2 (met vaste kolf: niet automatisch), type MP5 A3 (met inschuifbare kolf: niet automatisch) kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar werkzaam in de functie van (inrichtings)Beveiliger BOT kan gedurende de uitoefening van zijn taak als buitengewoon opsporingsambtenaar tevens zijn uitgerust met een semi-automatische uitvoering van de Heckler en Koch 416, type A5.\n \n \n 4\n De buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam in de functie van (inrichtings)Beveiliger BOT en (inrichtings)Beveiliger LBB, kan gedurende zijn uitoefening van zijn taak als buitengewoon opsporingsambtenaar bovendien zijn uitgerust met CS-traangasgranaten en traangasverspreidende middelen van een door Onze Minister goedgekeurd merk en type.\n \n2024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/0892024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/08912-02-2024\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n De algemeen directeur van de Dienst Vervoer & Ondersteuning brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:\n \n \n a.\n het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;\n \n \n b.\n de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;\n \n \n c.\n de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister voor Rechtsbescherming goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.\n \n \n \n \n 2\n Dit verslag wordt toegezonden aan de in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Justis, afdeling V&T, postbus 20300, 2500 EH Den Haag.\n \n2024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/0892024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/08912-02-2024\n \n \n Artikel\n 8\n \n De op naam gestelde akten van beëdiging en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het in artikel 9 genoemde besluit, worden geacht mede te zijn afgegeven op basis van dit besluit.\n Dit artikel brengt geen wijziging in de resterende looptijd van de afgegeven aktes.\n2024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/0892024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/08912-02-2024\n \n \n Artikel\n 9\n \n Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Vervoer & Ondersteuning 2019 van 7 februari 2019 nr. BOACAT2019/006 zal vervallen op 12 februari 2024.\n Dit besluit treedt in werking met ingang van 12 februari 2024 en vervalt met ingang van 12 februari 2029.\n2024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/0892024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/08912-02-2024\n \n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Vervoer & Ondersteuning 2024.\n2024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/0892024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/08912-02-2024\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 17 januari 2024\n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n namens deze,\n \n I.M.\n Koster-Boer\n \n Operationeel manager V&T\n \n2024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/0892024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/08912-02-2024\n \n2024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/0892024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/08912-02-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049295/2024-03-30_0/xml/BWBR0049295_2024-03-30_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 17 januari 2024 nr. BOACAT2023/089, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij Dienst Vervoer & Ondersteuning2024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/0892024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/08912-02-2024\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Vervoer & Ondersteuning 20242024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/0892024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/08912-02-2024\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n Gelezen het verzoek van de algemeen directeur van de Dienst Vervoer & Ondersteuning van 27 december 2023 en de adviezen van de hoofdofficier van justitie bij het Landelijk Parket en de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;\n Gelet op:\n \n \n –\n \n artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 7, negende lid, van de Politiewet 2012;\n \n \n –\n \n artikel 55b van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n \n artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Wet op de economische delicten;\n \n \n –\n de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n2024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/0892024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/08912-02-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2.\n2024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/0892024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/08912-02-2024\n \n \n Artikel\n 2\n \n De personen, werkzaam in de functie van\n \n \n a.\n Risico-analist;\n \n \n b.\n (inrichtings) Beveiliger;\n \n \n c.\n (inrichtings) Beveiliger Transport;\n \n \n d.\n (inrichtings) Beveiliger EBV;\n \n \n e.\n (inrichtings) Beveiliger BVIS;\n \n \n f.\n (inrichtings) Beveiliger LBB;\n \n \n g.\n (inrichtings) Beveiliger Hondengeleider;\n \n \n h.\n (inrichtings) Beveiliger BOT;\n \n \n i.\n (inrichting/arrestanten) beveiliger;\n \n \n j.\n Manager;\n \n \n k.\n Trainer/docent, in dienst van de Dienst Vervoer & Ondersteuning,\n \n \n l.\n medewerker Infodesk, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n20241047029-03-202422-03-2024BOACAT2024/02020241047029-03-202422-03-2024BOACAT2024/02030-03-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein VI, Generieke Opsporing, zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het in het eerste lid genoemde domein.\n \n2024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/0892024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/08912-02-2024\n \n \n Artikel\n 4\n \n Op grond van dit besluit kunnen maximaal 1500 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.\n2024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/0892024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/08912-02-2024\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het Landelijk Parket.\n \n \n 2\n Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.\n \n2024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/0892024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/08912-02-2024\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar kan de in artikel 7, eerste, derde en vierde lid (vervoersfouillering/insluitingsfouillering), van de Politiewet 2012 omschreven bevoegdheden uitoefenen met gebruikmaking van het vrijheidsbeperkend middel handboeien en de geweldsmiddelen korte wapenstok, pepperspray, uitschuifbare wapenstok en vuurwapen.\n \n \n 2\n De buitengewoon opsporingsambtenaar werkzaam in de functie van (inrichtings)Beveiliger BOT en LBB, kan gedurende de uitoefening van zijn taak als buitengewoon opsporingsambtenaar tevens zijn uitgerust met een semi-automatisch machinepistool van het merk Heckler en Koch, type MP5 A2 (met vaste kolf: niet automatisch), type MP5 A3 (met inschuifbare kolf: niet automatisch) kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar werkzaam in de functie van (inrichtings)Beveiliger BOT kan gedurende de uitoefening van zijn taak als buitengewoon opsporingsambtenaar tevens zijn uitgerust met een semi-automatische uitvoering van de SIG SAUER MCX Rattler.\n \n \n 4\n De buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam in de functie van (inrichtings)Beveiliger BOT en (inrichtings)Beveiliger LBB, kan gedurende zijn uitoefening van zijn taak als buitengewoon opsporingsambtenaar bovendien zijn uitgerust met CS-traangasgranaten en traangasverspreidende middelen van een door Onze Minister goedgekeurd merk en type.\n \n20241047029-03-202422-03-2024BOACAT2024/02020241047029-03-202422-03-2024BOACAT2024/02030-03-2024\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n De algemeen directeur van de Dienst Vervoer & Ondersteuning brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:\n \n \n a.\n het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;\n \n \n b.\n de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;\n \n \n c.\n de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister voor Rechtsbescherming goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.\n \n \n \n \n 2\n Dit verslag wordt toegezonden aan de in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Justis, afdeling V&T, postbus 20300, 2500 EH Den Haag.\n \n2024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/0892024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/08912-02-2024\n \n \n Artikel\n 8\n \n De op naam gestelde akten van beëdiging en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het in artikel 9 genoemde besluit, worden geacht mede te zijn afgegeven op basis van dit besluit.\n Dit artikel brengt geen wijziging in de resterende looptijd van de afgegeven aktes.\n2024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/0892024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/08912-02-2024\n \n \n Artikel\n 9\n \n Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Vervoer & Ondersteuning 2019 van 7 februari 2019 nr. BOACAT2019/006 zal vervallen op 12 februari 2024.\n Dit besluit treedt in werking met ingang van 12 februari 2024 en vervalt met ingang van 12 februari 2029.\n2024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/0892024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/08912-02-2024\n \n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Vervoer & Ondersteuning 2024.\n2024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/0892024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/08912-02-2024\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 17 januari 2024\n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n namens deze,\n \n I.M.\n Koster-Boer\n \n Operationeel manager V&T\n \n2024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/0892024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/08912-02-2024\n \n2024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/0892024216125-01-202417-01-2024BOACAT2023/08912-02-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049295/manifest.xml", "content": "2024-02-122029-02-122024-01-30T06:55:07+01:002025-01-21T21:15:01+01:00BWBR0049295.WTI2024-02-122024-03-292024-02-129999-12-312024-02-12T06:00:23+01:002024-04-03T06:21:28+02:00399639cbe37c5f425b534c37ac70a6675e67fc21467067a8834b66a86c391ba5959cf36de78bca556e2bd4b33a271697500903f8d2f1b15651e022b80c66ce4e177052024-03-309999-12-312024-03-309999-12-312024-04-03T06:21:27+02:002024-04-03T06:21:27+02:0039925594feb5613bc38e8419d8e05d00edc7f4353377c7e760571f798ed03f78dfa68528668b8b9f149f2bc0220c52c40309bfa491a1f651b6a177a0233abf9b3e32a", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049296/2024-03-26_0/xml/BWBR0049296_2024-03-26_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 18 januari 2024, nr. BOACAT2024/001 strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij de afdeling Stadstoezicht van de gemeente ’s-Hertogenbosch2024227525-01-202418-01-2024BOACAT2024/0012024227525-01-202418-01-2024BOACAT2024/00126-03-2024\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar parkeercontroleur afdeling Stadstoezicht van de gemeente ’s-Hertogenbosch 20242024227525-01-202418-01-2024BOACAT2024/0012024227525-01-202418-01-2024BOACAT2024/00126-03-2024\n \n \n De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,\n \n Gelezen het verzoek van gemeente ’s-Hertogenbosch van 9 januari 2024 en de adviezen van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Brabant en de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;\n Gelet op:\n \n \n –\n \n artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n \n artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Wet op de economische Delicten;\n \n \n –\n de regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaren;\n \n \n –\n de Beleidsregels buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n2024227525-01-202418-01-2024BOACAT2024/0012024227525-01-202418-01-2024BOACAT2024/00126-03-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2.\n2024227525-01-202418-01-2024BOACAT2024/0012024227525-01-202418-01-2024BOACAT2024/00126-03-2024\n \n \n Artikel\n 2\n \n De personen, werkzaam in de functie van Parkeercontroleur in dienst van Afdeling Stadstoezicht van de gemeente ’s-Hertogenbosch, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.\n2024227525-01-202418-01-2024BOACAT2024/0012024227525-01-202418-01-2024BOACAT2024/00126-03-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein I, Openbare Ruimte, zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het in het eerste lid genoemde domein.\n \n2024227525-01-202418-01-2024BOACAT2024/0012024227525-01-202418-01-2024BOACAT2024/00126-03-2024\n \n \n Artikel\n 4\n \n Op grond van dit besluit kunnen maximaal 15 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.\n2024227525-01-202418-01-2024BOACAT2024/0012024227525-01-202418-01-2024BOACAT2024/00126-03-2024\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Oosst-Brabant.\n \n \n 2\n Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.\n \n2024227525-01-202418-01-2024BOACAT2024/0012024227525-01-202418-01-2024BOACAT2024/00126-03-2024\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n De gemeente ’s-Hertogenbosch brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:\n \n \n a.\n het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;\n \n \n b.\n de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;\n \n \n c.\n de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.\n \n \n \n \n 2\n Dit verslag wordt toegezonden aan de in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie, dienst Justis, afdeling V&T, postbus 20300, 2500 EH Den Haag.\n \n2024227525-01-202418-01-2024BOACAT2024/0012024227525-01-202418-01-2024BOACAT2024/00126-03-2024\n \n \n Artikel\n 7\n \n De op naam gestelde akten van beëdiging en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het in artikel 8 genoemde besluit, worden geacht mede te zijn afgegeven op basis van dit besluit.\n Dit artikel brengt geen wijziging in de resterende looptijd van de afgegeven aktes.\n2024227525-01-202418-01-2024BOACAT2024/0012024227525-01-202418-01-2024BOACAT2024/00126-03-2024\n \n \n Artikel\n 8\n \n Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar parkeercontroleur afdeling Stadstoezicht van de gemeente ’s-Hertogenbosch van 4 maart 2019, nr. BOACAT2019/012, zal vervallen op 26 maart 2024.\n Dit besluit treedt in werking met ingang van 26 maart 2024 en vervalt met ingang van 26 maart 2029.\n2024227525-01-202418-01-2024BOACAT2024/0012024227525-01-202418-01-2024BOACAT2024/00126-03-2024\n \n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar parkeercontroleur afdeling Stadstoezicht van de gemeente ’s-Hertogenbosch 2024.\n2024227525-01-202418-01-2024BOACAT2024/0012024227525-01-202418-01-2024BOACAT2024/00126-03-2024\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 18 januari 2024\n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n namens deze,\n \n I.M.\n Koster-Boer\n \n Operationeel manager V&T\n \n2024227525-01-202418-01-2024BOACAT2024/0012024227525-01-202418-01-2024BOACAT2024/00126-03-2024\n \n2024227525-01-202418-01-2024BOACAT2024/0012024227525-01-202418-01-2024BOACAT2024/00126-03-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049296/manifest.xml", "content": "2024-03-262029-03-262024-01-30T06:55:30+01:002024-01-30T06:55:30+01:00BWBR0049296.WTI2024-03-269999-12-312024-03-269999-12-312024-03-26T07:20:37+01:002024-03-26T07:20:37+01:0031661e06713460f963fde7ca6760f559114f2c8a46fd10bf05be339205e36f98251f962d8bf5d0c9669ce6e463282be44c86b8455ad9eb6b2a0860a3a40b66799bd1a", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049298/2024-04-01_0/xml/BWBR0049298_2024-04-01_0.xml", "content": "\n Besluit Toelichting Tabel II20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n Besluit Toelichting Tabel II20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.\n \n \n Dit besluit vervangt en actualiseert het besluit van 28 maart 1993, nr. VB 93/575 (Voorschrift Tabel II), zoals dat voor het laatst is gewijzigd bij besluit van 28 oktober 2021, nr. 2021-22475, \n Stcrt. 2021, 45434\n . Het besluit is aangepast in verband met diverse wijzigingen in zowel de Wet op de omzetbelasting 1968 als in bepaalde posten van de bij deze wet behorende Tabel II. Ook dwingen wijzigingen in de accijns- en douaneregelgeving (zoals de invoering van het Douanewetboek van de Unie en de implementatie van de Horizontale accijnsrichtlijn) tot aanpassing van het besluit. Verder maakt de verschenen jurisprudentie van o.a. het Hof van Justitie van de Europese Unie actualisering van het besluit noodzakelijk. Bij post a.2 zijn de verklaringen van de afnemers bij de uitvoer van pleziervaartuigen op eigen kiel verduidelijkt. Bij post a.6 zijn de uitgangspunten van de Nederlandse bewijsregeling voor intracommunautair vervoer verduidelijkt en is in samenhang daarmee de model-afhaalverklaring aangepast. Ook is bij post a.6 de afhaalverklaring van de afnemer voor pleziervaartuigen bij vervoer op eigen kiel verduidelijkt. De belangrijkste wijzigingen in het besluit houden verband met:\n \n \n \n –\n \n de Wet implementatie richtlijnen elektronische handel (wet van 7 april 2021, \n Stb. 2021, 183\n ), waardoor per 1 juli 2021 onder meer de btw-heffing bij intracommunautaire afstandsverkopen is gewijzigd en aan Tabel II post a.9 is toegevoegd;\n \n \n \n –\n \n de Wet implementatie richtlijn harmonisatie en vereenvoudiging handelsverkeer tussen lidstaten (wet van 18 december 2019, \n Stb. 2019, 515\n ), die vooral van belang is voor post a.6 van Tabel II;\n \n \n \n –\n \n Belastingplan 2018 (wet van 20 december 2017, \n Stb. 2017, 517\n ), relevant voor post b.1 van Tabel II,\n \n \n \n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n \n §\n 1\n Inleiding\n \n \n §\n 1.1\n Algemeen\n \n Dit beleidsbesluit gaat in op de toepassing van Tabel II bij de Wet op de omzetbelasting 1968. In Tabel II zijn de goederen en diensten genoemd waarvoor het btw-nultarief geldt. Door toepassing van het nultarief wordt met name het internationale goederen- en dienstenverkeer niet aan de btw-heffing onderworpen, met als regel dat de btw-plichtige ondernemer ter zake recht heeft op aftrek van voorbelasting. Als zodanig heeft het nultarief een technisch karakter. Het btw-nultarief geldt voor goederen die naar landen buiten de Europese Unie worden uitgevoerd en voor diensten die betrekking hebben op goederen die worden uitgevoerd. Verder is het nultarief van toepassing op de levering van goederen vanuit Nederland naar een andere lidstaat van de Europese Unie (intracommunautaire levering), als zich in de andere lidstaat het belastbare feit van de intracommunautaire verwerving van die goederen voordoet.\n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n §\n 1.2\n Gebruikte begrippen en afkortingen\n \n \n \n \n \n \n \n \n Aanvullende richtlijn elektronische handel\n \n \n \n Richtlijn (EU) 2019/1995 van de Raad van 21 november 2019 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 wat betreft de bepalingen inzake afstandsverkopen en bepaalde binnenlandse leveringen van goederen (PbEU 2019, L 310)\n \n \n \n \n accijnsgoederen\n \n \n accijnsgoederen zoals omschreven in artikel 1 van de WA\n \n \n \n \n aftrek van voorbelasting\n \n \n aftrek van btw voor de aanschaf van goederen en diensten die een ondernemer gebruikt voor belaste handelingen als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet\n \n \n \n \n AGP\n \n \n accijnsgoederenplaats zoals omschreven in artikel 1a, onderdeel b, van de Wet op de accijns\n \n \n \n \n Awr\n \n \n \n Algemene wet inzake rijksbelastingen\n \n \n \n \n \n B2B-dienst\n \n \n Business to business-dienst, d.w.z. dienst die door een ondernemer aan een andere ondernemer wordt verricht\n \n \n \n \n B2C-dienst\n \n \n Business to consumer-dienst, d.w.z. dienst die door een ondernemer aan een niet-ondernemer wordt verricht\n \n \n \n \n Btw\n \n \n omzetbelasting\n \n \n \n \n btw-identificatienummer\n \n \n btw-identificatienummer zoals omschreven in artikel 2a, eerste lid, onderdeel g, van de wet\n \n \n \n \n btw-richtlijn\n \n \n \n Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (Pb EU L 347 van 11 december 2006)\n \n \n \n \n confirmation of exit\n \n \n Een bevestiging van het uitgaan van de goederen als bedoeld in artikel 334 GVo DWU\n \n \n \n \n derde-land\n \n \n staat of grondgebied zoals omschreven in artikel 2a, eerste lid, onderdeel d, 1°, van de wet\n \n \n \n \n derdelandsgebieden\n \n \n gebieden zoals omschreven in artikel 2a, eerste lid, onderdeel d, 2°, van de wet\n \n \n \n \n douanegebied/btw-gebied\n \n \n gebied dat deel uitmaakt van het douanegebied/btw-gebied van de Unie (zie de tabel bij § 2.5)\n \n \n \n \n douaneregime\n \n \n douaneregime zoals omschreven in artikel 18, tweede lid, van de wet\n \n \n \n \n DWU\n \n \n Douanewetboek van de Unie zoals omschreven in artikel 2, derde lid, onderdeel g, van de Awr\n \n \n \n \n e-AD\n \n \n Elektronisch Administratief Document, een elektronisch bericht in het EMCS, het binnen de Unie geautomatiseerde Excise Movement and Control System (zie artikel 1a van het Uitvoeringsbesluit accijns)\n \n \n \n \n gecombineerde nomenclatuur\n \n \n goederennomenclatuur als bedoeld in artikel 1 van de Verordening (EEG) 2658/87 van 23 juli 1987 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief\n \n \n \n \n GVo DWU\n \n \n Gedelegeerde Verordening DWU zoals omschreven in artikel 2, derde lid, onderdeel h, van de Awr\n \n \n \n \n HvJ\n \n \n Hof van Justitie van de Europese Unie\n \n \n \n \n ICL\n \n \n intracommunautaire levering als bedoeld in post a.6 van Tabel II\n \n \n \n \n ICV\n \n \n intracommunautaire verwerving als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, en artikel 17a van de wet\n \n \n \n \n intracommunautaire afstandsverkopen\n \n \n leveringen van goederen zoals omschreven in artikel 2a, eerste lid, onderdeel w, van de wet\n \n \n \n \n intracommunautair vervoer\n \n \n intracommunautair goederenvervoer zoals omschreven in artikel 2a, eerste lid, onderdeel h, van de wet\n \n \n \n \n invoer van goederen\n \n \n invoer van goederen zoals bedoeld in artikel 1d en artikel 18, eerste lid, van de wet\n \n \n \n \n lidstaat\n \n \n lidstaat van de Europese Unie\n \n \n \n \n lidstaat van aankomst\n \n \n lidstaat waar het intracommunautaire goederenvervoer daadwerkelijk eindigt\n \n \n \n \n lidstaat van vertrek\n \n \n lidstaat waar het intracommunautair goederenvervoer daadwerkelijk aanvangt, zonder rekening te houden met de trajecten die worden afgelegd om zich te begeven naar de plaats waar de goederen zich bevinden\n \n \n \n \n niet-Uniegoederen\n \n \n andere dan Uniegoederen en goederen die de douanestatus van Uniegoederen hebben verloren (artikel 5, lid 24, DWU)\n \n \n \n \n nieuwe vervoermiddelen\n \n \n vervoermiddelen zoals omschreven in artikel 2a, eerste lid, onderdeel f, van de wet\n \n \n \n \n opgaaf ICP\n \n \n opgaaf intracommunautaire prestaties (het in artikel 37a van de wet bedoelde formulier)\n \n \n \n \n richtlijn elektronische handel\n \n \n \n Richtlijn (EU) 2017/2455 van de Raad van 5 december 2017 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG en Richtlijn 2009/132/EG wat betreft bepaalde btw-verplichtingen voor diensten en afstandsverkopen van goederen (PbEU 2017, L 348)\n \n \n \n \n Tabel II\n \n \n \n Tabel II, behorend bij de Wet op de omzetbelasting 1968\n \n \n \n \n \n uitvoeringsbesluit\n \n \n \n Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968\n \n \n \n \n \n uitvoeringsbeschikking\n \n \n \n Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968\n \n \n \n \n \n uitvoeringsverordening\n \n \n \n Uitvoeringsverordening nr. 282/2011 van de Raad van de Europese Unie van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (Pb L 77 van 23 maart 2011)\n \n \n \n \n Unie\n \n \n grondgebied zoals omschreven in artikel 2a, eerste lid, onderdeel c, van de wet\n \n \n \n \n Uniegoederen\n \n \n goederen zoals omschreven in artikel 5, lid 23, van het DWU (goederen in het vrije verkeer)\n \n \n \n \n UVo DWU\n \n \n Uitvoeringsverordening DWU zoals omschreven in artikel 2, derde lid, onderdeel ha, van de Awr\n \n \n \n \n Wet\n \n \n \n Wet op de omzetbelasting 1968\n \n \n \n \n \n WA\n \n \n \n Wet op de accijns\n \n \n \n \n \n \n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n \n §\n 2\n Algemene opmerkingen over de toepassing van het nultarief\n \n \n §\n 2.1\n Richtlijnsystematiek versus wettelijke systematiek\n \n In de systematiek van de btw-richtlijn is er voor goederen en diensten in het internationale verkeer sprake van een btw-vrijstelling met recht op aftrek van voorbelasting voor de ondernemer die de levering van de goederen en/of diensten verricht. Volgens artikel 9, tweede lid, onderdeel b, van de wet geldt voor de in Tabel II genoemde goederen en diensten het (btw-)nultarief, als regel met recht op aftrek van voorbelasting (zie § 2.3). Materieel werkt het in de wet opgenomen nultarief op dezelfde wijze uit als de vrijstelling met aftrek van voorbelasting als bedoeld in de btw-richtlijn.\n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n §\n 2.2\n Plaats van dienst-regels en reikwijdte onderdeel b van Tabel II\n \n Het nultarief voor diensten die zijn opgenomen in onderdeel b van Tabel II komt (alleen) aan de orde als de diensten in Nederland belastbaar zijn. Het nultarief van onderdeel b van Tabel II komt feitelijk vooral aan de orde bij B2B-diensten die in Nederland of in andere landen (binnen of buiten de Unie) gevestigde ondernemers verrichten aan in Nederland gevestigde ondernemers. Alleen dan zijn de B2B-diensten in Nederland belast (al dan niet via verlegging van de btw naar de in Nederland gevestigde ondernemer/afnemer). B2B-diensten die worden afgenomen door in andere lidstaten gevestigde ondernemers zijn als regel niet in Nederland belastbaar: de plaats van dienst is in dat geval de andere lidstaat en de btw-heffing wordt verlegd naar de ondernemer in de andere lidstaat die de dienst afneemt. B2B-diensten aan ondernemers die in derde-landen zijn gevestigd worden (eveneens) niet in Nederland belast.\n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n §\n 2.3\n Aftrek van voorbelasting, nultarief en samenloop nultarief met vrijstellingen van artikel 11 van de wet\n \n In Tabel II zijn de goederen en diensten genoemd waarvoor het nultarief geldt. Onderdeel a van Tabel II heeft betrekking op bepaalde goederen, onderdeel b ziet op bepaalde diensten.\n Het belang van het nultarief is dat de ondernemer met betrekking tot de levering van goederen en het verrichten van diensten die onder Tabel II vallen als regel recht heeft op aftrek van voorbelasting op de voet van artikel 15, eerste lid, van de wet. Hierdoor kan hij deze goederen en diensten zonder btw-druk leveren/verrichten.\n Voor prestaties die van btw zijn vrijgesteld op grond van artikel 11 van de wet is de aftrek van voorbelasting in beginsel uitgesloten, ook al zou voor de prestatie het nultarief gelden. De toepassing van de in artikel 11 van de wet opgenomen vrijstelling en de daarmee samenhangende uitsluiting van aftrek van voorbelasting hebben voorrang op de toepassing van het nultarief. Een voorbeeld van zo’n prestatie is de verzekering van een onder post a.4 vallend schip door een Nederlandse verzekeraar aan een in Nederland gevestigde exploitant. De verzekeringsdienst is vrijgesteld ingevolge artikel 11, eerste lid, onderdeel k, van de wet en valt ook onder het nultarief op grond van onderdeel d van post b.1. Voor deze verzekeringsdienst heeft de verzekeraar geen recht op aftrek voorbelasting.\n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n §\n 2.4\n In- en uitvoer van goederen en verband tussen douane- en btw-begrippen en -bepalingen\n \n Bij de in- en uitvoer van goederen is sprake van samenloop van de douane- en btw-regelgeving. Zowel bij de in- als de uitvoer van goederen sluit de wet zoveel mogelijk aan bij de relevante bepalingen over ‘in- en uitvoer’ in het DWU, de GVo DWU en de UVo DWU. Dit aspect kan aan de orde komen bij goederen die onder post a.1 of post a.2 vallen.\n Invoer\n Bij de invoer van goederen (volgens het DWU: niet-Uniegoederen) sluit de wet zowel voor de maatstaf van heffing als voor de formaliteiten bij invoer aan bij de bepalingen van het DWU (zie de artikelen 18, 19 en 22 van de wet). Bij goederen die de Unie binnenkomen en zich (nog) onder een douaneregime bevinden, is voor de btw-heffing nog geen sprake van invoer. Het gaat hier meestal om goederen die onder post a.1 vallen. Volgens het DWU is sprake van invoer wanneer de (douane)status van de goederen wijzigt van niet-Uniegoederen in Uniegoederen. Niet-Uniegoederen bevinden zich niet in het vrije verkeer1Dit is bijvoorbeeld het geval bij goederen die onder een douaneregime vallen, zoals de regeling douane-entrepot en de regeling douanevervoer., Uniegoederen zijn wel in het vrije verkeer. De statuswijziging van niet-Uniegoederen in Uniegoederen vindt meestal plaats na het doen van de aangifte ten invoer, onder naleving van de daarbij behorende formaliteiten. Dit resulteert in het voldoen van invoerrechten en andere heffingen (zoals anti-dumpheffingen). Bij de aangifte ten invoer wordt ook de bij invoer verschuldigde btw voldaan, tenzij de btw-heffing op grond van artikel 23 van de wet wordt verlegd naar de ondernemer of het lichaam voor wie de goederen zijn bestemd.\n Uitvoer\n Bij de uitvoer van goederen (volgens het DWU: Uniegoederen) moet volgens het DWU een aangifte ten uitvoer worden gedaan. De goederen worden dan onder de douaneregeling uitvoer geplaatst. De goederen blijven onder douanetoezicht totdat de Douane heeft vastgesteld dat zij de Unie daadwerkelijk hebben verlaten (het uitgaan van de goederen). Op dat moment wijzigt de (douane)status van de goederen van Uniegoederen in niet-Uniegoederen. Bij de uitvoer van de goederen ontvangt de aangever na aanzuivering2´Aanzuivering´ houdt in dat de Douane heeft vastgesteld dat de goederen voldoen aan de douaneregeling ´uitvoer´ door het feitelijk uitgaan van de goederen. van de aangifte ten uitvoer een (elektronische) bevestiging van de Douane3Via de confirmation of exit. van het daadwerkelijk uitgaan van de goederen. In onderdeel 5 van de toelichting op post a.2 (goederen die door ondernemers worden uitgevoerd) wordt nader ingegaan op het aantonen van het nultarief bij de uitvoer van goederen.\n Accijnsgoederen\n Naast de douaneregelgeving is ook de accijnsregelgeving relevant voor de toepassing van het nultarief. Dit geldt met name voor de toepassing van post a.7 (zie de toelichting op post a.7).\n Verschillen\n Naast de overeenkomsten zijn er ook verschillen tussen de douane- en de btw-regelgeving. Een belangrijk verschil is dat de douaneregelgeving voornamelijk aanknoopt bij goederen en het voldoen aan de daarbij behorende douaneformaliteiten (formele toets), terwijl de btw-regelgeving zich richt op het in het economisch verkeer brengen van de goederen, zodat ze beschikbaar zijn voor verbruik (materiële toets). Door dit verschil in benadering is het mogelijk dat in bepaalde situaties voor de douaneregelgeving sprake is van invoer, terwijl dat voor de btw-regelgeving niet het geval is of andersom4Zie HvJ 10 juli 2019, C-26/18 (Federal Express) ECLI:EU:C:2019:579), HvJ 2 juni 2016, C-226/14 en C-228/14 (Eurogate Distribution) ECLI:EU:C:2016:405 en HvJ 8 november 2012, C-165/11 (Profitube) ECLI:EU:C:2012:692..\n Een ander verschil is de omvang van het gebied waarbinnen de douane-regelgeving en de btw-regelgeving gelden (het douanegebied en het btw-gebied van de Unie). In het volgende onderdeel wordt hierop nader ingegaan.\n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n §\n 2.5\n Douanegebied, btw-gebied en derdelandsgebieden\n \n In het Unie- en nationale recht wordt onderscheid gemaakt tussen het douanegebied, het btw-gebied en derdelandsgebieden (zie artikel 2a, lid 1, onderdelen c en d van de wet in samenhang met de artikelen 5 t/m 7 van de btw-richtlijn). De omvang van deze gebieden is niet geheel gelijk. Dit heeft tot gevolg dat er in bepaalde situaties voor de douaneregelgeving wel sprake is van uit- of invoer maar voor de btw-heffing niet of andersom. In de tabel bij § 2.5 is een overzicht opgenomen van (gebieden van) Europese landen en de status die zij hebben voor de douane- en de btw-regelgeving.\n Als goederen vanuit een gebied dat deel uitmaakt van zowel het douane- als het btw-gebied worden geleverd naar een gebied dat wel behoort tot het douanegebied maar niet tot het btw-gebied, is voor de douaneregelgeving geen sprake van uitvoer, maar wel voor de btw-regelgeving. Dit is bijvoorbeeld het geval als goederen vanuit Nederland worden geleverd aan een afnemer op de Canarische eilanden (die tot het douanegebied behoren maar niet tot het btw-gebied). In de omgekeerde situatie (de goederen worden vanuit de Canarische eilanden naar Nederland geleverd) is er volgens de btw-regelgeving wel sprake van invoer in Nederland, maar niet voor de douaneregelgeving.\n Het is ook mogelijk dat gebieden in staatsrechtelijk opzicht behoren tot een lidstaat, maar volgens de douane- en btw-regelgeving geen onderdeel uitmaken van het douane- en btw-gebied van de Unie. Dit is bijvoorbeeld het geval bij overzeese gebieden die tot het koninkrijk Nederland behoren. Leveringen van goederen vanuit Nederland (behorend tot het btw- en douanegebied) naar de BES-eilanden, Aruba, Curaçao en Sint-Maarten (niet behorend tot het btw- en douanegebied), vormen zowel voor de douane- als voor de btw-regelgeving in Nederland uitvoer van goederen. In de omgekeerde situatie is in Nederland sprake van de invoer van goederen.\n Derdelandsgebieden nemen een bijzondere plaats in: zij behoren tot de Unie, maar worden voor de btw-heffing niet tot de Unie gerekend, d.w.z. dat zij niet tot het btw-gebied behoren. Er zijn derdelandsgebieden die niet tot het btw-gebied worden gerekend maar wel tot het douanegebied behoren. Deze gebieden worden genoemd in artikel 6, eerste lid, van de btw-richtlijn. Er zijn ook derdelandsgebieden die niet tot het btw-gebied worden gerekend en ook niet tot het douanegebied. Deze gebieden worden opgesomd in artikel 6, tweede lid, van de btw-richtlijn.\n Als goederen vanuit een derdelandsgebied dat niet tot het btw-gebied maar wel tot het douanegebied behoort Nederland worden binnengebracht, is er (alleen) voor de btw-heffing sprake van invoer (voor de douaneregelgeving blijven de goederen in het vrije verkeer). In de omgekeerde situatie (goederen gaan vanuit Nederland naar zo’n derdelandsgebied) is voor de btw-heffing sprake van uitvoer, voor de douaneregelgeving niet. Als goederen vanuit een derdelandsgebied dat niet tot het btw- en douanegebied behoort Nederland worden binnengebracht, is er zowel voor de btw- als voor de douaneregelgeving sprake van invoer. Bij de omgekeerde situatie (de goederen worden vanuit Nederland naar bedoeld derdelandsgebied gebracht) is zowel voor de btw- als de douaneregelgeving sprake van uitvoer.\n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n §\n 2.6\n Aantonen nultarief en bewijslast\n \n Op de ondernemer rust de bewijslast dat hij het nultarief terecht heeft toegepast bij het leveren of verrichten van de in Tabel II genoemde goederen en diensten. De ondernemer kan volstaan met aannemelijk te maken dat hij het nultarief terecht heeft toegepast. De aanspraak op toepassing van het nultarief moet blijken uit boeken en bescheiden van de betrokken ondernemer (artikel 9, tweede lid, onderdeel b, van de wet in samenhang met artikel 12, eerste lid, van het uitvoeringsbesluit). De term ‘boeken en bescheiden’ vormt een open norm, d.w.z. dat de vrije bewijsleer geldt. Andere dan papieren bescheiden, zoals digitale gegevensdragers, vormen ook bescheiden (zie artikel 47, eerste lid, onderdeel b, van de Awr).\n Welke boeken en bescheiden voldoende onderbouwing vormen voor toepassing van het nultarief hangt af van de aard van de verrichte levering of dienst (afhankelijk van de van toepassing zijnde tabelpost). Hierbij speelt ook de door de ondernemer in acht te nemen zorgvuldigheid een rol. In diverse onderdelen van dit besluit wordt nader ingegaan op de boeken en bescheiden die hiervoor relevant zijn. Zo wordt in de onderdelen 5 t/m 9 van de toelichting op post a.2 aangegeven welke boeken en bescheiden relevant zijn voor toepassing van het nultarief bij de uitvoer van diverse categorieën goederen (o.a. motorrijtuigen en pleziervaartuigen) en bij specifieke situaties (zoals ketentransacties). In de onderdelen 3.4 t/m 4.3 en de onderdelen 6 en 7 van de toelichting op post a.3 wordt besproken hoe de toepassing van het nultarief kan worden onderbouwd bij schepen en luchtvaartuigen die onder post a.4 vallen en bij bevoorradingsgoederen bestemd voor deze schepen en luchtvaartuigen. Onderdeel 6 van de toelichting op post a.6 gaat in op de bewijslast bij toepassing van het nultarief bij het verrichten van een ICL.\n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n §\n 2.7\n Samenloop van post a.6 met andere tabelposten\n \n Het is mogelijk dat bepaalde goederen en/of diensten onder meer dan één post van Tabel II vallen. Meestal zal het geen verschil maken welke post in zo’n geval van toepassing wordt geacht. Dit is anders bij samenloop van post a.6 (ICL) met andere posten van onderdeel a van Tabel II. Bij de in post a.6 bedoelde ICL moet de ondernemer aan bepaalde materiële voorwaarden voldoen (m.n. beschikken over het btw-identificatienummer van de afnemer en het indienen van de opgaaf ICP). Als een onder post a.6 vallende ICL ook onder een andere tabelpost kan worden gerangschikt, blijven de verplichtingen die gelden bij post a.6 in principe van kracht. Dit ligt anders bij samenloop tussen post a.1 en post a.6. In zo’n geval hoeft de ondernemer niet te voldoen aan de listingverplichting bedoeld in artikel 37a, eerste lid, van de wet die samenhangt met post a.6 (zie onderdeel 5 van de toelichting op post a.1). De in post a.1 bedoelde goederen (nog niet ingevoerde goederen) vallen onder een douaneregime, wat inhoudt dat de goederen onder douanetoezicht staan en dat douaneformaliteiten gelden. Hierdoor wordt voorkomen dat de ondernemer wordt geconfronteerd met twee soorten (douane- en btw-) verplichtingen.\n Overigens zal de samenloop tussen post a.6 en andere tabelposten maar in een beperkt aantal gevallen optreden. Samenloop tussen de posten a.3, a.4 en post a.6 is niet mogelijk, omdat de levering van de in post a.3 en a.4 bedoelde goederen is uitgezonderd van het belastbare feit van de intracommunautaire verwerving (zie artikel 3, lid 1, sub a, van de btw-richtlijn). De goederen bedoeld in de posten a.2 (goederen die worden uitgevoerd), a.7 (accijnsgoederen) en a.8 (goederen voor btw-entrepot) vallen onder een bijzonder regime (zoals de (douane)regeling uitvoer, de (douane)regeling douane-entrepot, een accijnsschorsingsregeling en de regeling voor het btw-entrepot), waardoor geen samenloop kan optreden met post a.6.\n Bijlage bij § 2.5\n \n TABEL MET DOUANE- EN BTW-STATUS VAN (GEBIEDEN VAN) EUROPESE LANDEN\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Land/gebied\n \n \n Douanegebied\n \n \n Btw-gebied\n \n \n \n \n \n \n \n Cyprus – Akrotiri en Dhekelia (VK)\n \n \n Ja\n \n \n Ja\n \n \n \n \n \n Denemarken – Faeröer\n \n \n Nee\n \n \n Nee\n \n \n \n \n \n Denemarken – Groenland\n \n \n Nee\n \n \n Nee\n \n \n \n \n \n Duitsland – Büsingen\n \n \n Nee\n \n \n Nee\n \n \n \n \n \n Duitsland – Helgoland\n \n \n Nee\n \n \n Nee\n \n \n \n \n \n Finland – Ålandeilanden\n \n \n Ja\n \n \n Nee\n \n \n \n \n \n Frankrijk – Corsica\n \n \n Ja\n \n \n Ja\n \n \n \n \n \n Frankrijk – Frans Guyana, Guadeloupe incl.\n Saint-Martin, Martinique en Réunion\n \n \n Ja\n \n \n Nee\n \n \n \n \n \n Griekenland – Berg Athos\n \n \n Ja\n \n \n Nee\n \n \n \n \n \n Italië – Campione d’Italia\n \n \n Ja\n \n \n Nee\n \n \n \n \n \n Italië – Livigno\n \n \n Nee\n \n \n Nee\n \n \n \n \n \n Italië – Italiaanse wateren van het meer van Lugano\n \n \n Ja\n \n \n Nee\n \n \n \n \n \n Vaticaanstad\n \n \n \n Nee\n \n \n Nee\n \n \n \n \n \n Nederland – BES eilanden: Bonaire, Saba en\n Sint-Eustasius\n \n \n Nee\n \n \n Nee\n \n \n \n \n \n Nederland – Aruba, Curaçao, Sint-Maarten\n \n \n Nee\n \n \n Nee\n \n \n \n \n \n Portugal – Azoren, Madeira\n \n \n Ja\n \n \n Ja\n \n \n \n \n \n Spanje -Canarische Eilanden: Lanzarote, Fuerteventura, Gran Canaria, Tenerife, Gomera, Hierro, La Palma\n \n \n Ja\n \n \n Nee\n \n \n \n \n \n Spanje – Ceuta, Melilla\n \n \n Nee\n \n \n Nee\n \n \n \n \n \n Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië\n \n \n (uitgezonderd Noord-Ierland) \n \n \n \n Nee\n \n \n Nee\n \n \n \n \n \n Noord-Ierland \n \n \n \n Nee1\n \n \n Nee1\n \n \n \n \n \n Verenigd Koninkrijk – Eiland Man\n \n \n Nee\n \n \n Nee\n \n \n \n \n \n Gibraltar\n \n \n \n Nee\n \n \n Nee\n \n \n \n \n \n Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië – Kanaaleilanden: Alderney, Guernsey, Jersey, Sark, Herm en Les Minquires\n \n \n Nee\n \n \n Nee\n \n \n \n \n \n Monaco\n \n \n \n Ja\n \n \n Ja\n \n \n \n \n \n San Marino\n \n \n \n Nee\n \n \n Nee\n \n \n \n \n \n Andorra\n \n \n \n Nee\n \n \n Nee\n \n \n \n \n \n \n 1 Voor de levering van goederen vormt Noord-Ierland geen onderdeel van het douane- en btw-gebied, maar bij fictie (Protocol on Ireland. Northern Ireland (IE/NI Protocol) zijn wel de EU-bepalingen van toepassing voor zowel de btw als de invoerrechten.\n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n \n §\n 3\n Toelichting op de tabelposten\n \n \n Post\n A.1\n \n 1. Inhoud van de post\n \n Van buiten Nederland komende goederen die niet zijn ingevoerd.\n \n \n Bijzondere bepaling\n \n \n Goederen welke worden geleverd door de ondernemer die de goederen invoert of in wiens opdracht de invoer plaatsvindt of welke worden geleverd door ondernemers die ten aanzien van de goederen daaraan volgende leveringen verrichten, behoren niet tot de post;\n \n 2. Algemeen en juridisch kader\n Post a.1 voorziet in een nultarief voor de levering van buiten Nederland komende goederen die nog niet zijn ingevoerd.\n Volgens de bijzondere bepaling bij post a.1 geldt de post niet voor goederen die worden geleverd door de ondernemer die deze in Nederland invoert of laat invoeren. Hetzelfde geldt – in geval sprake is van ketentransacties – voor de op de invoer volgende leveringen. De uitzondering in de bijzondere bepaling bij post a.1 houdt verband met de regels die artikel 5 van de wet geeft voor de plaats waar de levering van goederen plaatsvindt. De in de bijzondere bepaling omschreven leveringen zouden in principe in Nederland zijn belast op grond van artikel 5 van de wet en daarom onder post a.1 kunnen vallen. De bijzondere bepaling zondert deze leveringen van de post uit om te bewerkstelligen dat deze leveringen in Nederland in de btw-heffing worden betrokken.\n Post a.1 is gebaseerd op diverse artikelen van de btw-richtlijn. Het gaat om artikel 156, lid 1, onderdelen a, b en c, artikel 160, lid 1, onderdeel a, en artikel 161 van de btw-richtlijn. De bijzondere bepaling bij de post houdt verband met artikel 32, tweede alinea, van de btw-richtlijn.\n 3. Goederen die niet zijn ingevoerd\n Post a.1 geldt voor de levering van buiten Nederland komende goederen die fysiek naar Nederland zijn gebracht, maar bij binnenkomst in Nederland nog niet zijn ingevoerd (artikel 18, eerste lid, van de wet). Met ‘van buiten Nederland komende goederen’ wordt bedoeld dat de goederen vanuit een andere lidstaat of vanuit een derdelandsgebied of van buiten de Unie naar Nederland zijn gebracht. Het gaat om goederen5Meestal niet-Uniegoederen, maar soms ook Uniegoederen. Bij Uniegoederen gaat het met name om de situatie bedoeld in artikel 237, lid 2, DWU en de in artikel 24 van de wet bedoelde goederen. die bij binnenkomst in Nederland al onder een douaneregime vallen of bij binnenkomst in Nederland onder een douaneregime worden geplaatst.\n De levering van deze nog niet ingevoerde goederen die zich fysiek in Nederland bevinden, is in principe in Nederland belast (artikel 5 van de wet6Het zal meestal gaan om een binnenlandse levering aan een ondernemer in Nederland of om een ICL aan een ondernemer in een andere lidstaat.). Omdat de goederen nog niet zijn ingevoerd, is het niet wenselijk om de levering van de goederen alvast in de btw-heffing te betrekken. Enerzijds wordt bij de (later plaatsvindende) invoer van de goederen naast de douane- en andere rechten ook de btw geheven, anderzijds is het mogelijk dat de goederen niet in Nederland zullen worden ingevoerd (dit is bijvoorbeeld het geval bij goederen die worden doorgevoerd naar een andere lidstaat of worden wederuitgevoerd).\n Post a.1 is van toepassing, ongeacht of de afnemer is gevestigd in Nederland, een andere lidstaat of buiten de Unie.\n In artikel 18, derde en vierde lid, van de wet is aangegeven wanneer bij het in Nederland brengen van goederen nog geen sprake is van invoer. Het gaat om de volgende situaties:\n \n \n –\n de goederen bevinden zich ten tijde van het binnenbrengen in Nederland onder een douaneregime;\n \n \n –\n op de goederen wordt aansluitend op het binnenbrengen in Nederland een douaneregime van toepassing;\n \n \n –\n een douaneregime voor de goederen in Nederland wordt beëindigd, voor zover dit regime wordt opgevolgd door een douaneregime;\n \n \n –\n voor de goederen in Nederland wordt de douaneregeling intern douanevervoer als bedoeld in artikel 227 van het DWU beëindigd of de goederen worden daaraan onttrokken, als het vervoer begint en eindigt in de Unie.7Bij de regeling intern douanevervoer gaat het om Uniegoederen (goederen die zich in het vrije verkeer bevinden), die worden vervoerd van de ene naar de andere lidstaat via een derde-land (bijvoorbeeld vervoer vanuit Rotterdam naar Italië via Zwitserland).\n \n \n Bij goederen die zich bevinden onder een douaneregime gaat het meestal om niet-Uniegoederen die onder een douaneregeling worden gebracht, onder schorsing van de rechten bij invoer. Het begrip ‘douaneregime’ is nader omschreven in artikel 18, tweede lid, van de wet. Het gaat om de douaneregimes tijdelijke opslag, douanevervoer, douane-entrepot, tijdelijke invoer, actieve veredeling en wederuitvoer. Uit de aangifte tot plaatsing onder een douaneregeling respectievelijk tijdelijke opslag8Dit is de aangifte van de aangever, dit kan de ondernemer zelf zijn of een expediteur, cargadoor, vervoerder e.d. die in opdracht en voor rekening van de ondernemer aangifte doet. is kenbaar of de goederen zich onder een douaneregime bevinden.\n Post a.1 ziet niet op intracommunautaire afstandsverkopen en afstandsverkopen van goederen die vanuit een derdelandsgebied of een derde-land zijn ingevoerd. Voor deze afstandsverkopen gelden bijzondere regels voor de plaats van levering (zie artikel 5a van de wet). De intracommunautaire afstandsverkopen en de daarvoor geldende plaats van levering-regels komen aan de orde in onderdeel 8.4 van de toelichting op post a.6.\n 4. Toepassing van artikel 5 van de wet in relatie tot post a.1 en de bijzondere bepaling bij post a.1\n Hierna worden de toepassing van artikel 5 van de wet en de toepassing van zowel post a.1 als de bijzondere bepaling bij post a.1 toegelicht aan de hand van enkele voorbeelden.\n 4.1 Levering goederen vanuit derde-land naar Nederland\n Voorbeeld\n \n \n \n De in de USA gevestigde ondernemer A heeft goederen verkocht aan ondernemer B in NL en levert de goederen conform afspraak tijdens het vervoer van de goederen vanuit de USA naar de Unie aan de in Nederland gevestigde ondernemer B. Ondernemer B voert de goederen in Nederland in.\n De plaats van de levering door A aan B ligt in de USA (artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van de wet). Deze levering is niet in Nederland belast en valt daarom niet onder post a.1. Ondernemer B is ter zake van de invoer van de goederen in Nederland btw verschuldigd (artikel 1, onderdeel d, van de wet). Artikel 5, tweede lid, van de wet geldt niet, omdat ondernemer/afnemer B de goederen invoert.\n 4.2 Levering goederen na invoer in Nederland\n Voorbeeld\n \n \n \n De in de USA gevestigde ondernemer A voert goederen in Nederland in en levert de goederen vervolgens aan de in Nederland gevestigde ondernemer B. Ondernemer A verricht in Nederland verder geen prestaties.\n De levering van de goederen door A aan B vindt plaats in Nederland (artikel 5, tweede lid, van de wet). Deze levering valt niet onder post a.1 (zie de bijzondere bepaling bij post a.1). Ondernemer A is ter zake van de invoer van de goederen in Nederland btw verschuldigd (artikel 1, onderdeel d, en artikel 22 van de wet).\n 4.3 Levering goederen tijdens opslag in douane-entrepot in Nederland\n Voorbeeld\n \n \n \n De in China gevestigde ondernemer A verkoopt goederen aan ondernemer B in Nederland en levert de goederen aan ondernemer B, terwijl de goederen in een douane-entrepot in Nederland liggen. De goederen bevinden zich bij de levering onder de (douane)regeling douane-entrepot en zijn daarom (nog) niet ingevoerd. Ondernemer A verricht verder in Nederland geen prestaties.\n De levering door A aan B vindt plaats in Nederland, omdat de goederen zich bij de levering in Nederland bevinden (artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de wet). Omdat de door A aan B geleverde goederen nog niet zijn ingevoerd, valt de levering op grond van post a.1 onder het nultarief. De bijzondere bepaling bij post a.1 is niet van toepassing, omdat ondernemer A de goederen niet invoert.\n 4.4 Levering van goederen over meerdere handelsschakels\n Voorbeeld\n \n \n \n De in China gevestigde ondernemer A levert goederen tijdens het vervoer van de goederen van China naar Nederland aan de in Nederland gevestigde ondernemer B. Ondernemer B voert de goederen in Nederland in, verkoopt de goederen vervolgens aan ondernemer C en vervoert de goederen daarna naar de in Nederland gevestigde ondernemer C.\n De levering door A aan B vindt plaats in China en is daarom niet in Nederland belast (artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van de wet). Ondernemer B is in Nederland btw verschuldigd voor de invoer van de goederen (artikel 1, onderdeel d, van de wet). De levering door B aan C vindt plaats in Nederland (artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de wet). Ondernemer B moet voor deze (binnenlandse) levering in Nederland btw voldoen. Voor deze levering geldt niet het nultarief (zie bijzondere bepaling bij post a.1).\n 4.5 Levering van goederen over meerdere handelsschakels tijdens opslag in douane-entrepot in Nederland\n Voorbeeld\n \n \n \n De in China gevestigde ondernemer A verkoopt goederen aan ondernemer B en levert de goederen tijdens het vervoer vanuit China naar Nederland aan de in Nederland gevestigde ondernemer B. Ondernemer B slaat de goederen op in een douane-entrepot in Nederland. Ondernemer B levert de goederen vervolgens aan de in Nederland gevestigde ondernemer C. Ondernemer C voert de goederen vervolgens in Nederland in. Ondernemer C verkoopt en vervoert de goederen vervolgens intracommunautair aan de in Duitsland gevestigde ondernemer D.\n Voor de plaats van de leveringen tussen de diverse handelsschakels geldt het volgende.\n De levering door A aan B vindt plaats in China (artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van de wet) en is daarom niet in Nederland belast.\n De levering van B aan C vindt plaats in Nederland (artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de wet: de goederen bevinden zich in een douane-entrepot in Nederland) en valt op grond van post a.1 onder het nultarief, omdat de goederen nog niet zijn ingevoerd. De bijzondere bepaling bij post a.1 is niet van toepassing, omdat ondernemer/afnemer C de goederen invoert.\n Ondernemer C is in Nederland btw verschuldigd voor de invoer van de goederen (artikel 1, onderdeel d, van de wet). De ICL van C aan D vindt plaats in Nederland (artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van de wet). Voor deze levering geldt het nultarief op grond van post a.6 (aan alle ter zake geldende voorwaarden wordt voldaan).\n 5. Samenloop van post a.1 met post a.6 en artikel 17d van de wet\n Bij een ICL vanuit Nederland van nog niet ingevoerde goederen die fysiek in Nederland liggen is sprake van samenloop tussen post a.1 en post a.6. Als gevolg van deze samenloop moet de ondernemer die de ICL verricht zowel voldoen aan de douaneformaliteiten als aan de btw-aangifte- en de listingverplichting bedoeld in artikel 14 respectievelijk artikel 37a, eerste lid, van de wet. Uit praktische overwegingen keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat de ondernemer die in Nederland een ICL verricht van goederen die onder post a.1 vallen, deze ICL niet hoeft op te nemen in zijn btw-aangifte en opgaaf ICP.9De ondernemer kan dus volstaan met het vervullen van de douaneformaliteiten (zie ook § 2.7 van de algemene opmerkingen over de toepassing van het nultarief).\n De ICV van nog niet ingevoerde goederen in Nederland valt ook onder post a.1 en daarmee onder het nultarief (zie artikel 17d van de wet). Uit praktische overwegingen keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n De ondernemer die goederen die onder post a.1 vallen in Nederland intracommunautair verwerft, hoeft deze ICV niet op te nemen in zijn btw-aangifte.\n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n Post\n A.2\n \n 1. Inhoud van de post\n \n goederen welke door een ondernemer worden:\n \n \n \n –\n \n uitgevoerd uit de Unie, met uitzondering van goederen welke zijn bestemd voor de bevoorrading in Nederland van vervoermiddelen;\n \n \n \n –\n \n geplaatst onder de regeling douane-entrepot op basis van artikel 237, tweede lid, van het Douanewetboek van de Unie;\n \n \n \n Bijzondere bepaling\n \n Tot de post behoren niet goederen die in bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen als reizigersbagage of als zending waaraan elk handelskarakter vreemd is, worden uitgevoerd uit de Gemeenschap;\n \n 2. Algemeen en juridisch kader\n Post a.2, eerste gedachtestreepje, voorziet in een nultarief voor de levering van goederen die ondernemers uitvoeren uit de Unie10In de tabel bij § 2.5 van de algemene opmerkingen over de toepassing van het nultarief is aangegeven welke (gebieden van) Europese landen tot het btw-gebied behoren.. Met ‘uitvoer’ wordt bedoeld: het brengen van goederen buiten het grondgebied van de Unie naar een bestemming in een derde-land.\n De uitvoer van eigen goederen door een ondernemer die vanuit Nederland worden overgebracht naar een derde-land vormt geen levering en valt niet onder de post. Voor de douaneregelgeving is wel sprake van uitvoer.\n Goederen die zijn bestemd voor de bevoorrading in Nederland van vervoermiddelen zijn in het eerste gedachtestreepje uitgezonderd van de post. Deze uitzondering is opgenomen omdat post a.3 voorziet in een nultarief voor goederen bestemd voor de bevoorrading van vervoermiddelen in het internationale verkeer (de in post a.3 omschreven schepen, reddingsboten en luchtvaartuigen). Uit post a.2, gelezen in samenhang met post a.3 en artikel 18, eerste lid, onderdeel d, van de wet blijkt, dat de bevoorrading van niet in post a.3 omschreven vaartuigen en vliegtuigen (zoals pleziervaartuigen, binnenschepen en sportvliegtuigen) niet onder het nultarief valt. Zie ook de toelichting op post a.3.\n Verder voorziet post a.2, tweede gedachtestreepje, in een nultarief voor goederen die zijn geplaatst onder de regeling douane-entrepot op basis van artikel 237, tweede lid, van het DWU. Via deze regeling kunnen ondernemers de desbetreffende goederen belastingvrij11d.w.z. onder schorsing van de rechten bij invoer, accijns en btw in een douane-entrepot opslaan of belastingvrij vanuit een douane-entrepot uitvoeren.\n Post a.2 is gebaseerd op diverse artikelen van de btw-richtlijn. De Unierechtelijke basis van het eerste gedachtestreepje van post a.2 is artikel 146, lid 1, onderdeel a, van de btw-richtlijn. Het tweede gedachtestreepje van post a.2 is gebaseerd op artikel 156, lid 1, eerste deel van onderdeel c, van de btw-richtlijn.\n Volgens de bijzondere bepaling bij de post behoren niet tot de post goederen die in bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen worden aangemerkt als reizigersbagage of als zending zonder handelskarakter. Aan deze bijzondere bepaling bij de post is geen uitvoering gegeven, d.w.z. dat er via een ministeriële regeling geen gevallen zijn aangewezen. In artikel 24 van de wet is wel een bijzondere regeling getroffen voor zendingen zonder handelskarakter en voor reizigersbagage12Artikel 24 van de wet ziet op de uitvoer van goederen in ongebruikte staat door lichamen in de zin van de Awr, andere dan ondernemers, die de goederen uitvoeren uit de Unie of plaatsen onder de regeling douane-entrepot op basis van artikel 237, tweede lid, van het DWU in het kader van hun menslievende, liefdadige of opvoedkundige werk en op de uitvoer van reizigersbagage door niet in de Unie wonende particulieren. In artikel 13 van het uitvoeringsbesluit en in de artikelen 20 t/m 23a van de uitvoeringsbeschikking zijn hiervoor nadere regels opgenomen..\n 3. Levering door de ondernemer die goederen uitvoert of laat uitvoeren\n Het gaat bij het eerste gedachtestreepje van post a.2 om de toepassing van het nultarief op de levering door de ondernemer die de goederen uitvoert of laat uitvoeren, d.w.z. buiten de Unie brengt of laat brengen. Van ‘uitvoer uit de Unie’ is sprake als:\n \n \n –\n de ondernemer de goederen zelf aflevert bij de afnemer buiten de Unie; of als\n \n \n –\n de ondernemer aan een vervoerder de opdracht geeft om de goederen buiten de Unie af te leveren bij de afnemer.\n \n \n De uitvoer van de goederen moet plaatsvinden in het kader van de levering van de goederen door de ondernemer, d.w.z. dat er een temporeel en materieel verband moet bestaan tussen de levering en het door de goederen verlaten van de Unie. Als de geleverde goederen vóór de uitvoer binnen de Unie worden gebruikt, wordt het temporele en materiële verband tussen levering en uitvoer verbroken. Dit is bijvoorbeeld het geval als een paard na de levering aan een buiten de Unie wonende of gevestigde afnemer in de Unie blijft en daarbij wordt gebruikt voor trainingen13Het gaat hierbij met name om trainingen door een derde (vaardige ruiter) ter bevordering van de prestaties van het paard en trainingen die ten doel hebben om het paard aan een nieuwe ruiter te laten wennen. en deelname aan wedstrijden of toernooien. In zo’n situatie is er geen sprake van uitvoer, maar van een (belaste) binnenlandse levering (artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de wet). Het voorafgaand aan de uitvoer op peil houden van de staat van de uit te voeren goederen (zoals het koelen van bederfelijke goederen en het verstrekken van voer en drinken aan uit te voeren dieren) vormt geen gebruik binnen de Unie, zodat het nultarief van toepassing kan zijn op de uitvoer.\n Er is evenmin sprake van een levering van goederen door de ondernemer die uitvoert als bedoeld in post a.2 als de leverancier in opdracht van de afnemer goederen op een adres in Nederland aflevert, waar de goederen vóór uitvoer voor rekening van de afnemer nog een be- of verwerking of andere behandeling ondergaan. In zo’n situatie verricht de ondernemer een binnenlandse levering die in Nederland belastbaar is. Het alleen verpakken of op een andere manier gereed maken van goederen voor transport door een ondernemer die goederen verpakt of gereedmaakt vormt geen be- of verwerking van de goederen.\n Voor de toepassing van het nultarief is in dit verband niet relevant of de afnemer van de uitgevoerde goederen een ondernemer is of niet (zie ook onderdeel 6). De afnemer kan binnen of buiten de Unie wonen/verblijven of zijn gevestigd.\n 4. Goederen vallend onder regeling douane-entrepot op basis van artikel 237, lid 2, DWU\n Artikel 237, lid 2, van het DWU maakt het mogelijk om Uniegoederen te plaatsen onder het stelsel van douane-entrepots voor zover specifieke Uniewetgeving daarin voorziet of om in aanmerking te komen voor teruggaaf of kwijtschelding van douanerechten en/of btw. Op dit moment is er geen specifieke Uniewetgeving die het mogelijk maakt om Uniegoederen te plaatsen onder het stelsel van douane-entrepots. Uniegoederen kunnen alleen onder het stelsel van douane-entrepots worden geplaatst om teruggaaf of kwijtschelding te verkrijgen.\n Het fysiek overbrengen of opslaan van goederen in de ruimte van het hier bedoelde douane-entrepot is niet voldoende om goederen te plaatsen onder de regeling van douane-entrepot. Beslissend is of de goederen volgens de douaneregelgeving onder de regeling van douane-entrepot vallen.14Hoge Raad 28 juni 2002, 37 194, ECLI:NL:HR:2002:AE4730.\n 5. Aantonen van nultarief bij uitvoer via boeken en bescheiden\n Voor de btw-heffing geldt dat de ondernemer aan de hand van boeken en bescheiden (artikel 12, eerste lid, van het uitvoeringsbesluit) moet aantonen dat de goederen zijn uitgevoerd, d.w.z. de Unie daadwerkelijk hebben verlaten.\n Als de ondernemer de goederen zelf heeft uitgevoerd of laat uitvoeren door een expediteur of vervoerder, kan hij de uitvoer aantonen door middel van een (relevante) combinatie van onder meer de volgende bescheiden:\n \n \n –\n correspondentie (digitaal of op papier) met de afnemer15De afnemer kan binnen of buiten de Unie wonen/verblijven of zijn gevestigd.;\n \n \n –\n (kopie)facturen (op papier of digitaal) ten name van de afnemer;\n \n \n –\n bewijs van betaling door vorenbedoelde afnemer;\n \n \n –\n transportverzekering afgesloten voor de uitgevoerde goederen;\n \n \n –\n kopieën van vrachtbrieven (in de praktijk meestal de CMR-vrachtbrief) of de papieren print van de e-CMR16De digitale CMR-vrachtbrief.. Vrachtbrieven die geen gegevens bevatten over de uiteindelijke bestemming van de goederen worden niet geaccepteerd als bewijsstuk voor het aantonen van de uitvoer;\n \n \n –\n facturen (op papier dan wel digitaal) van expediteurs en vervoerders17Hiervoor geldt hetzelfde als voor vrachtbrieven (zie het vorige gedachtestreepje). met betrekking tot de goederen;\n \n \n –\n (de papieren print van) de digitale aangifte ten uitvoer door de exporteur18D.w.z. degene op wiens naam de aangifte ten uitvoer staat. zoals ingediend en aanvaard via het elektronische aangiftesysteem van de Douane;\n \n \n –\n het MRN (het movement registration number), het unieke douaneregistratie-nummer waarmee de Douane bij de aangifte ten uitvoer een zending goederen kan identificeren, volgen en verwerken in de douanesystemen (een soort ‘track and trace’);\n \n \n –\n de papieren print van de ‘confirmation of exit’ (het bewijs van uitgang), een digitale bevestiging door de Douane aan degene op wiens naam de aangifte ten uitvoer staat dat de goederen de Unie hebben verlaten;\n \n \n –\n in het derde-land door de Douane aldaar verwerkt bewijs van invoer van de goederen in dat derde-land.\n \n \n Het is mogelijk dat de afnemer de goederen zelf afhaalt of laat ophalen bij de fabriek, magazijn of het verkooppunt van de ondernemer/leverancier in Nederland en de goederen vervolgens zelf uitvoert of laat afleveren bij een expediteur of vervoerder die vervolgens zorgt voor de uitvoer van de desbetreffende goederen. Aangezien de ondernemer/leverancier de goederen niet zelf uitvoert, zal hij de aanspraak op toepassing van het nultarief in deze situatie moeilijker kunnen aantonen. De ondernemer/leverancier beschikt immers niet zelf over de bescheiden die betrekking hebben op de uitvoer. De leverancier kan ook in deze gevallen aanspraak maken op de toepassing van het nultarief als hij aan de hand van boeken en bescheiden kan aantonen dat de door de afnemer gekochte en opgehaalde goederen de Unie hebben verlaten. Dit is mogelijk als de ondernemer van de afnemer bescheiden ontvangt die de uitvoer van de goederen (achteraf) aantonen. Een (kopie)factuur ten name van de afnemer met een bewijs van betaling door de afnemer is op zichzelf niet voldoende om aan te tonen dat de goederen daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Als de afnemer deze (kopie)factuur bij uitvoer door de douane heeft laten aftekenen19Veelal via een digitale stempel/de confirmation of exit afgegeven door de Douane. kan dit aanvullend bewijs vormen voor het aantonen van de uitvoer.\n Het voorgaande geldt ook als de ondernemer/leverancier de goederen in opdracht van de afnemer aflevert bij een expediteur, emballeur (d.w.z. een ondernemer die de goederen inpakt) of dergelijke ondernemer die de goederen vervolgens uitvoert.\n 6. Uitvoer van niet-reizigersbagage door een ondernemer voor rekening van een particulier\n Een in Nederland gevestigde ondernemer die goederen, niet zijnde reizigersbagage, levert aan een niet in Nederland gevestigde particulier en deze goederen voor rekening van de particulier uitvoert, kan op de levering het nultarief toepassen op grond van artikel 146, lid 1, onderdeel b, van de btw-richtlijn.20Voor de toepassing van het nultarief is in dit verband niet relevant of de afnemer van de uitgevoerde goederen een ondernemer is of niet. Artikel 146, lid 1, onderdeel b, van de btw-richtlijn spreekt over ‘een niet op hun respectieve grondgebied gevestigde afnemer’, niet over ‘ondernemer’. Uiteraard dient de ondernemer de uitvoer van de goederen aan te tonen aan de hand van boeken en bescheiden. Het is niet noodzakelijk dat de uitvoer van de goederen direct of binnen een bepaalde termijn volgt op de levering van de goederen aan de betrokken particulier.21HvJ 19 januari 2013, C-563/12, (BDV Hungary Trading Kft), ECLI:EU:C:2013:854, punten 23 en 24. De uitvoer van de goederen moet wel plaatsvinden in het kader van de levering van de goederen en de goederen mogen vóór de uitvoer niet in Nederland of elders binnen de Unie worden gebruikt (zie ook onderdeel 3).\n Het is mogelijk dat de ondernemer/leverancier op het moment dat hij goederen, niet zijnde reizigersbagage, levert aan een niet in Nederland gevestigde particulier nog niet beschikt over bewijsstukken voor het aantonen van de na de levering plaatsvindende uitvoer van de door hem geleverde goederen. Het komt voor dat de ondernemer bij de levering van de goederen aan de betrokken particulier zekerheidshalve Nederlandse btw in rekening brengt.\n De ondernemer/leverancier kan op de levering van de goederen, niet zijnde reizigersbagage, aan een niet in Nederland gevestigde particulier, achteraf alsnog het nultarief toepassen. Dit is mogelijk als de ondernemer door de betrokken particulier na de uitvoer van de goederen in het bezit wordt gesteld van bescheiden om de uitvoer van goederen achteraf aan te tonen. Hierbij maakt het geen verschil of de uitvoerbescheiden door de particulier zelf aan de ondernemer ter beschikking worden gesteld, of dat de particulier gebruik maakt van een faciliterend bedrijf dat zorgt voor de verzameling van de benodigde bescheiden en deze vervolgens verstrekt aan de ondernemer.\n Ingeval de ondernemer de bedoelde bescheiden van de particulier ontvangt in het (aangifte)tijdvak waarin hij de factuur heeft uitgereikt, kan hij zijn btw-aangifte in overeenstemming hiermee indienen (d.w.z. het nultarief toepassen). Als de ondernemer de bescheiden van de particulier ontvangt in een later btw-aangiftetijdvak kan de ondernemer de correctie van het btw-tarief verwerken in een latere btw-aangifte dan wel verzoeken om ambtshalve teruggaaf van btw.\n 7. Nultarief bij uitvoer van goederen via ketentransacties\n Het nultarief geldt ook bij de uitvoer van goederen via zogenoemde ketentransacties bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel d, uitvoeringsbesluit. Met ketentransacties wordt in het kader van post a.2 bedoeld dat dezelfde goederen achtereenvolgens door meerdere ondernemers worden verkocht, en vervolgens door de eerste ondernemer in de handelsketen rechtstreeks worden geleverd aan de laatste afnemer die buiten de Unie woont of is gevestigd of in een douane-entrepot worden opgeslagen. Voor de btw-heffing vormen alle overeenkomsten tussen de betrokken ondernemers in de handelsketen afzonderlijke leveringen.\n Het nultarief geldt bij ketentransacties voor alle leveringen binnen de handelsketen. Voor toepassing van het nultarief is wel nodig dat iedere afnemer/ondernemer (behalve de laatste afnemer die buiten de Unie woont of is gevestigd) aan zijn leverancier (de voorafgaande ondernemer in de handelsketen) een schriftelijke opdracht tot uitvoer uit de Unie uitreikt of een schriftelijke opdracht tot plaatsing onder de regeling douane-entrepot als bedoeld in artikel 237, tweede lid, van het DWU22Zie onderdeel 4. (artikel 12, tweede lid, onderdeel d, van het uitvoeringsbesluit). De schriftelijke opdracht wordt opgemaakt overeenkomstig het model dat is opgenomen in Bijlage B bij de uitvoeringsbeschikking (artikel 19 van de uitvoeringsbeschikking). Deze verklaring kan overeenkomstig vorenbedoeld model ook in digitale vorm worden afgegeven. Verder geldt voor het nultarief dat de eerste ondernemer (die de goederen rechtstreeks aflevert aan de laatste afnemer buiten de Unie) kan aantonen dat de goederen zijn uitgevoerd uit de Unie of in een douane-entrepot zijn afgeleverd en dat de laatste ondernemer (die de goederen levert aan de afnemer buiten de Unie) aan de hand van boeken en bescheiden de uitvoer kan aantonen (artikel 12, eerste lid, van het uitvoeringsbesluit).\n De werking van artikel 12, eerste en tweede lid, onderdeel d, van het uitvoeringsbesluit, wordt toegelicht aan de hand van het volgende voorbeeld.\n \n \n \n A verkoopt aan B een partij goederen, die B vervolgens verkoopt aan C. C verkoopt de partij goederen aan de buiten de Unie gevestigde afnemer D. C geeft opdracht aan B en vervolgens geeft B opdracht aan A om de partij goederen (rechtstreeks) af te leveren bij D. A levert de partij goederen af bij D buiten de Unie of voert de goederen in opdracht van D uit buiten de Unie.\n Voor de btw-heffing is er sprake van drie leveringen, namelijk tussen A-B, B-C en C-D.\n Op alle drie de leveringen is het nultarief van toepassing als:\n \n \n –\n A een schriftelijke opdracht tot uitvoer kan overleggen die door B is afgegeven en bescheiden heeft waaruit blijkt dat de goederen daadwerkelijk zijn uitgevoerd;\n \n \n –\n B een schriftelijke opdracht tot uitvoer kan overleggen die door C is afgegeven;\n \n \n –\n C aan de hand van boeken en bescheiden kan aantonen dat de goederen uit de Unie zijn uitgevoerd.\n \n \n Deze regeling voor uitvoer via ketentransacties kan ook worden toegepast als de uiteindelijke afnemer (in het gegeven voorbeeld: D) niet buiten de Unie woont of is gevestigd, maar de goederen in opdracht van hem worden uitgevoerd buiten de Unie. Ondernemer C die de goederen aan D verkoopt, moet in deze situatie voor toepassing van het nultarief correspondentie met afnemer D overleggen, waaruit blijkt, dat D aan hem (C) heeft opgedragen de goederen buiten de Unie af te leveren. Ook moet C een afschrift overleggen van de schriftelijke opdracht tot uitvoer die hij aan B heeft afgegeven als bedoeld in artikel 19 van de uitvoeringsbeschikking.\n 8. Uitvoer van motorrijtuigen\n Bij de uitvoer van motorrijtuigen waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven gelden voor toepassing van het nultarief de algemene voorwaarden voor het aantonen van de uitvoer (artikel 12, eerste lid, van het uitvoeringsbesluit). Daarnaast geldt voor toepassing van het nultarief als voorwaarde dat de ondernemer een afschrift overlegt van het kentekenbewijs deel II dat door de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) is afgegeven (artikel 12, tweede lid, onderdeel e, van het uitvoeringsbesluit). De RDW reikt het kentekenbewijs deel II pas uit, nadat de tenaamgestelde van het uit te voeren motorrijtuig aan de RDW te kennen geeft dat hij het motorrijtuig wil uitvoeren. Het kentekenbewijs deel II wordt op de voet van artikel 17, tweede lid, van het Kentekenreglement afgegeven in verband met de uitvoer van het motorrijtuig. De ondernemer die het motorrijtuig uitvoert moet dit kentekenbewijs deel II in zijn administratie bewaren.\n 9. Uitvoer van pleziervaartuigen en aantonen nultarief\n De uitvoer van een pleziervaartuig kan op verschillende manieren plaatsvinden. In verband hiermee geldt voor de toepassing van het nultarief bij de uitvoer van pleziervaartuigen het volgende.\n 9.1 Vervoer door de ondernemer/leverancier\n Bij de levering van een pleziervaartuig dat in het kader van de levering door de ondernemer/leverancier wordt uitgevoerd naar een bestemming buiten de Unie en daar aan de afnemer wordt overgedragen, gelden de normale regels voor het aantonen van het nultarief. In de administratie van de leverancier moeten, naast de papieren print van de confirmation of exit, bescheiden aanwezig zijn waaruit het vervoer van het vaartuig naar de bestemming buiten de Unie blijkt en waaruit ook blijkt dat het vaartuig daadwerkelijk aldaar is geleverd.\n Als het vervoer op eigen kiel plaatsvindt, zijn de gebruikelijke vervoersbescheiden niet beschikbaar voor de leverancier en moet het vervoer naar de bestemming buiten de Unie door de leverancier met andere bescheiden worden aangetoond. Hiervoor kunnen gelden het havenbriefje van de haven van bestemming, een verklaring van de betrokkenen dat het vaartuig daar is overgedragen en een kopie uit het logboek waaruit het vervoer op eigen kiel naar de plaats van bestemming blijkt.\n 9.2 Vervoer door de afnemer\n Bij de levering van een pleziervaartuig ‘af werf’ waarbij het vaartuig door de afnemer op eigen kiel naar een bestemming buiten de Unie wordt gebracht, heeft de leverancier moeite om de aanspraak op toepassing van het nultarief aan de hand van boeken en bescheiden aan te tonen. In de praktijk beschikt de leverancier vaak alleen over de aangifte ten uitvoer. Onder de hierna genoemde voorwaarden kan de leverancier steeds het nultarief toepassen, vooropgesteld dat hij voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het vaststellen van de juistheid van de te gebruiken bescheiden.\n \n \n 1.\n De afnemer is\n \n \n a.\n een natuurlijk persoon die zijn normale woon- of verblijfplaats binnen de Unie heeft of een lichaam in zin van de Awr, of\n \n \n b.\n een natuurlijk persoon die zijn normale woon- of verblijfplaats buiten de Unie heeft, of\n \n \n c.\n een natuurlijk persoon die zijn normale woon- of verblijfplaats binnen de Unie heeft en in het kader van de levering het pleziervaartuig overbrengt naar een plaats buiten de Unie, en zijn normale woon- of verblijfplaats voor tenminste twaalf maanden overbrengt naar een plaats buiten de Unie.\n \n \n \n \n 2.\n De leverancier beschikt over een gedagtekende en ondertekende verklaring van de afnemer volgens de modellen opgenomen in bijlage 1 of bijlage 2 bij dit onderdeel van deze post. Deze verklaring geeft inzicht in de aan de uitvoer van het pleziervaartuig ten grondslag liggende bedoelingen van de afnemer. Een model van de verklaring van een afnemer als bedoeld onder 1.a of 1.b is hierna opgenomen als bijlage 1. Een model van de verklaring van een afnemer als bedoeld onder 1c is opgenomen als bijlage 2.\n \n \n 3.\n Het pleziervaartuig wordt door of namens de leverancier ten uitvoer aangegeven. Ter zake van de uitvoer uit de Unie wordt door de douane een bewijs van uitgang (een confirmation of exit) afgegeven. De leverancier moet dit document in zijn administratie opnemen.\n \n \n Als de in ad 2 genoemde verklaringen (de bij dit onderdeel behorende bijlage 1 of 2) geen juist beeld geven van de feitelijke situatie en dit de leverancier op het moment van de levering van het pleziervaartuig redelijkerwijs bekend moet zijn, moet hij in de gevallen waarin hij aanvankelijk het nultarief heeft toegepast alsnog btw in rekening brengen (naar het algemene tarief). Komen aan de leverancier binnen drie maanden na de levering nog feiten ter kennis waaruit redelijkerwijs kan worden geconcludeerd dat de hiervoor aangeduide bescheiden geen juist beeld geven van de feitelijke situatie of wordt niet tijdig de aangifte ten uitvoer van het vaartuig ontvangen en/of de bescheiden die aantonen dat het vaartuig in de haven van bestemming is binnengelopen, dan moet de leverancier deze feiten schriftelijk melden aan de voor hem bevoegde inspecteur.\n 9.3 Eigendomsoverdracht tot zekerheid voor de uitvoer\n Voor situaties als bedoeld in de onderdelen 9.1 en 9.2, waarbij de leverancier de bouwer is van het pleziervaartuig en tussentijds het casco van het vaartuig al tot zekerheid aan de afnemer of bijvoorbeeld een kredietverstrekker wordt overgedragen, keur ik uit praktische overwegingen het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat de leverancier die het pleziervaartuig bouwt bij de overdracht tot zekerheid van het casco van het vaartuig het nultarief op grond van post a.2 toepast.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:\n \n \n a.\n de bouwer van het pleziervaartuig kan aannemelijk maken dat, als de overdracht tot zekerheid niet zou hebben plaatsgevonden, bij de levering van het vaartuig het nultarief zou kunnen worden toegepast volgens de in onderdeel 9.1 of onderdeel 9.2 opgenomen regeling; en\n \n \n b.\n de bouwer van het pleziervaartuig kan aannemelijk maken dat op het moment van uiteindelijke aflevering van het pleziervaartuig wordt voldaan aan alle in onderdeel 9.1 of onderdeel 9.2 opgenomen voorwaarden. Voor het tijdstip van levering kan daarbij worden uitgegaan van het moment van uiteindelijke aflevering.\n \n \n Als de bouwer op enig moment voordat het vaartuig wordt afgeleverd aan de afnemer, weet of behoort te weten dat niet langer aan deze voorwaarden wordt voldaan of zal worden voldaan, moet hij de btw alsnog over de periode(s) waarin de vergoeding of de deelbetalingen zijn ontvangen c.q. in rekening zijn gebracht voldoen (naar het algemene tarief).\n 9.4 Tijdelijke terugkeer pleziervaartuig naar Nederland voor garantiewerkzaamheden\n Soms komt na de levering van een door de bouwer ten uitvoer aangegeven pleziervaartuig het vaartuig tijdelijk terug naar de werf in Nederland voor het uitvoeren van garantiewerkzaamheden en gaat daarna terug naar een plaats buiten de Unie. Deze tijdelijke terugkeer heeft geen invloed op het bij de eerdere levering door de bouwer toegepaste nultarief, als het pleziervaartuig bij de tijdelijke terugkeer niet binnen de Unie wordt gebruikt anders dan dat nodig is voor het uitvoeren van de garantiewerkzaamheden.\n Bijlage 1 bij onderdeel 9.2 van post a.2\n \n Verklaring van een afnemer van een pleziervaartuig die een natuurlijk persoon is die zijn normale woon- of verblijfplaats binnen of buiten de Unie heeft of die een lichaam is in de zin van de Awr\n \n Ondergetekende23Eventueel gemachtigde (in dat geval dient een gespecificeerde machtiging te worden bijgevoegd).,\n \n (Naam afnemer)\n \n \n (Adres)\n \n \n (Postcode en woonplaats)\n \n \n (Land);\n \n VERKLAART\n \n \n a.\n dat het pleziervaartuig als vermeld op de door\n \n (Naam leverancier)\n \n \n (Adres)\n \n \n (Postcode en woonplaats)\n \n afgegeven factuur (factuurnummer en -datum) aan de afnemer is geleverd op (datum);\n \n \n b.\n dat bovenvermeld pleziervaartuig door of namens de afnemer op eigen kiel zal worden uitgevoerd naar een bestemming buiten de Unie binnen twee maanden na levering;\n \n \n c.\n dat ingeval de afnemer een lichaam in de zin van de Awr is, dit lichaam het pleziervaartuig niet tot en met twaalf maanden na de uitvoer ervan ter beschikking stelt aan een binnen de Unie woonachtige of verblijvende natuurlijk persoon die middellijk of onmiddellijk de rechtshandelingen van dit lichaam (mede) kan bepalen of die enig belang heeft in dit lichaam, ten behoeve van gebruik binnen de Unie, met uitzondering van een met bescheiden te staven onvoorziene terugkeer binnen de Unie voor noodzakelijk gebleken reparatie (al dan niet in het kader van de garantie), daaronder begrepen het vervoer van en naar de plaats van reparatie;\n \n \n d.\n dat de afnemer er zorg voor zal dragen dat ten aanzien van deze uitvoer namens de leverancier aangifte ten uitvoer zal worden gedaan met als (eerste) bestemming van het pleziervaartuig buiten het douanegebied van de Unie (plaatsnaam en land);\n \n \n e.\n dat de afnemer binnen drie maanden na levering van het pleziervaartuig het door de douane afgegeven bewijs van uitgang aan de leverancier zal toezenden en verder, dat de afnemer binnen één maand na het bereiken van de bestemming buiten de Unie bescheiden zal toezenden waaruit blijkt dat het vaartuig deze bestemming heeft bereikt, zoals bescheiden die aantonen dat het vaartuig in de haven van bestemming is binnengelopen;\n \n \n f.\n dat de afnemer ervan op de hoogte is dat de leverancier de Nederlandse Belastingdienst dient te informeren wanneer de onder e bedoelde bescheiden niet tijdig worden ontvangen, dan wel wanneer na de levering feiten ter kennis komen van de leverancier waaruit deze redelijkerwijs moet concluderen dat deze verklaring geen juist beeld geeft van de feitelijke situatie op het moment van levering;\n \n \n g.\n dat de afnemer bereid is op verzoek aan de Nederlandse Belastingdienst nadere informatie te verstrekken over de bestemming van het vaartuig.\n \n \n \n (plaats en datum)\n (handtekening afnemer/gemachtigde van de afnemer)\n \n Bijlage 2 bij onderdeel 9.2 van post a.2\n \n Verklaring van een afnemer van een pleziervaartuig die een natuurlijk persoon is die zijn normale woon- of verblijfplaats binnen de Unie heeft en in het kader van de levering het pleziervaartuig overbrengt naar een plaats buiten de Unie, en zijn normale woon- of verblijfplaats voor tenminste twaalf maanden overbrengt naar een plaats buiten de Unie.\n \n Ondergetekende24Eventueel gemachtigde (in dat geval dient een gespecificeerde machtiging te worden bijgevoegd).,\n \n (Naam afnemer)\n \n \n (Adres)\n \n \n (Postcode en woonplaats)\n \n \n (Land);\n \n VERKLAART\n \n \n a.\n dat het pleziervaartuig als vermeld op de door\n \n (Naam leverancier)\n \n \n (Adres)\n \n \n (Postcode en woonplaats)\n \n afgegeven factuur (factuurnummer en -datum) aan de afnemer is geleverd op (datum);\n \n \n b.\n dat bovenvermeld pleziervaartuig door of namens de afnemer op eigen kiel zal worden uitgevoerd naar een bestemming buiten de Unie binnen twee maanden na levering;\n \n \n c.\n dat de afnemer zijn normale woon- of verblijfplaats buiten de Unie zal hebben gedurende een onafgebroken periode van tenminste twaalf maanden aansluitend aan het moment van uitvoer van het pleziervaartuig uit de Unie;\n \n \n d.\n dat het vaartuig tenminste een onafgebroken periode van twaalf maanden buiten de Unie zal worden gehouden, met uitzondering van een met bescheiden te onderbouwen onvoorziene terugkeer binnen de Unie uitsluitend voor noodzakelijk gebleken reparatie (al dan niet in het kader van de garantie), daaronder begrepen het vervoer van en naar de plaats van reparatie;\n \n \n e.\n dat de afnemer er zorg voor zal dragen dat ten aanzien van de uitvoer van het vaartuig namens de leverancier aangifte ten uitvoer zal worden gedaan bij het laatste douanekantoor binnen de Unie met als (eerste) bestemming van het vaartuig buiten het douanegebied van de Unie (plaatsnaam en land);\n \n \n f.\n dat de afnemer binnen drie maanden na levering van het pleziervaartuig het door de douane afgegeven bewijs van uitgang aan de leverancier zal toezenden en verder, dat de afnemer binnen één maand na het bereiken van de bestemming buiten de Unie bescheiden zal toezenden waaruit blijkt dat het vaartuig deze bestemming heeft bereikt, zoals bescheiden die aantonen dat het vaartuig in de haven van bestemming is binnengelopen;\n \n \n g.\n dat de afnemer ervan op de hoogte is dat de leverancier de Nederlandse Belastingdienst dient te informeren wanneer de onder f bedoelde bescheiden niet tijdig worden ontvangen, dan wel wanneer na de levering feiten ter kennis komen van de leverancier waaruit deze redelijkerwijs moet concluderen dat deze verklaring geen juist beeld geeft van de feitelijke situatie op het moment van levering;\n \n \n h.\n dat de afnemer bereid is op verzoek aan de Nederlandse Belastingdienst nadere informatie te verstrekken over de bestemming van het vaartuig.\n \n \n \n (plaats en datum) (handtekening afnemer/gemachtigde van de afnemer)\n \n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n Post\n A.3\n \n 1. Inhoud van de post\n \n goederen bestemd voor de bevoorrading van:\n \n \n \n a.\n \n schepen die voor 70 percent of meer worden gebruikt voor de vaart op volle zee:\n \n \n \n 1°.\n \n waarmee passagiersvervoer tegen betaling plaatsvindt; of\n \n \n \n 2°.\n \n die worden gebruikt voor de uitoefening van een industriële, handels- of visserijactiviteit;\n \n \n \n \n \n b.\n \n reddingsboten en schepen voor hulpverlening op zee;\n \n \n \n c.\n \n schepen voor de kustvisserij, met uitzondering van scheepsproviand;\n \n \n \n d.\n \n oorlogsschepen die Nederland verlaten met als bestemming een haven of ankerplaats buiten Nederland;\n \n \n \n e.\n \n luchtvaartuigen die worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen die zich hoofdzakelijk toeleggen op het internationale vervoer van personen of goederen tegen betaling;\n \n \n \n 2. Algemeen en juridisch kader\n Post a.3 voorziet in een nultarief voor de (binnenlandse) levering, ICV en invoer van goederen bestemd voor de bevoorrading van de in de post omschreven schepen en luchtvaartuigen (zie post a.3 in samenhang met artikel 9, tweede lid, onderdeel b, artikel 17d en artikel 20, tweede lid, onderdeel b, van de wet en artikel 12, eerste lid en tweede lid, onder 1 en 2, van het uitvoeringsbesluit).\n Verder worden in post a.3 de categorieën schepen en luchtvaartuigen omschreven waarvan de (binnenlandse) levering, intracommunautaire verwerving en invoer onder het nultarief valt.\n De communautaire basis van de verschillende onderdelen van post a.3 is te vinden in de hierna opgesomde onderdelen van artikel 148 van de btw-richtlijn:\n \n \n –\n de in post a.3, onderdelen a t/m c omschreven schepen: onderdeel a van artikel 148;\n \n \n –\n de in post a.3, onderdeel d, omschreven oorlogsschepen: onderdeel b van artikel 148;\n \n \n –\n de in post a.3, onderdeel e, omschreven luchtvaartuigen: onderdeel e van artikel 148;\n \n \n –\n voor goederen voor de bevoorrading van de in post a.3 omschreven schepen: de onderdelen a en b van artikel 148;\n \n \n –\n voor goederen voor de bevoorrading van de in post a.3, onderdeel e, omschreven luchtvaartuigen: onderdeel e van artikel 148.\n \n \n In de toelichting op de post wordt eerst ingegaan op de in de post omschreven categorieën schepen (onderdelen 3 en 4). Vervolgens worden voorbeelden genoemd van schepen die niet onder de post vallen (onderdeel 5). Daarna wordt ingegaan op de in de post omschreven luchtvaartuigen (onderdeel 6). Vervolgens wordt aangegeven wat wordt verstaan onder goederen die zijn bestemd voor de bevoorrading van de in de post omschreven schepen en luchtvaartuigen (zie onderdeel 7). Tenslotte wordt aangegeven welke goederen geen bevoorradingsgoederen zijn in de zin van de post (onderdeel 8).\n 3. Schepen omschreven in post a.3, onderdeel a\n 3.1 Cumulatieve voorwaarden\n Post a.3, onderdeel a, heeft betrekking op schepen die voldoen aan de volgende cumulatieve voorwaarden:\n \n \n a.\n zij worden feitelijk voor tenminste 70% gebruikt voor de vaart op volle zee; en\n \n \n b.\n zij worden volledig (100%) commercieel geëxploiteerd voor de activiteiten omschreven in post a.3, onderdeel a.\n \n \n 3.2 Voor tenminste 70% gebruikt voor de vaart op volle zee\n De eerste voorwaarde bestaat uit twee elementen, te weten het gebruik voor de vaart op volle zee en het gebruik voor tenminste 70% voor de vaart op volle zee (de 70%-norm). Deze elementen worden besproken in de onderdelen 3.3. en 3.4.\n De tweede voorwaarde, volledig (100%) commerciële exploitatie, wordt behandeld in onderdeel 3.5.\n 3.3 Vaart op volle zee\n Om te beoordelen of een schip wordt gebruikt voor de vaart op volle zee kan worden aangesloten bij de door de International Maritime Organization gehanteerde standaard (het zogenoemde IMO-nummer). Aangenomen kan worden dat schepen die beschikken over een dergelijk nummer worden gebruikt voor de vaart op volle zee. Voor schepen waarvoor het niet verplicht is om een IMO-nummer te hebben, is het aan de ondernemer die het nultarief toepast om op andere wijze aan te tonen dat het schip wordt gebruikt voor de vaart op volle zee. De ondernemer kan dit bijvoorbeeld aantonen aan de hand van de zeebrief van het desbetreffende schip.\n Ook vaartuigen waarbij het varen van bijkomstige betekenis is ten opzichte van hun hoofdfunctie kunnen kwalificeren als schepen die worden gebruikt op volle zee. Met ‘hoofdfunctie’ wordt bedoeld: het gebruik van het vaartuig op volle zee voor activiteiten bedoeld in post a.3, onderdeel a, 2°. Het gaat hier om vaartuigen die vanwege hun hoofdfunctie alleen in de offshore-industrie25Hieronder begrepen de wind offshore-industrie. worden ingezet, zoals bijvoorbeeld baggerschepen, pontons en schepen waarmee in zee kabels of pijpleidingen worden gelegd.\n Opvijzelbare offshore boorplatforminstallaties die met aan het boorplatform gemonteerde pijlers op de zeebodem worden gezet om te worden gebruikt als een statisch platform, vallen niet onder de post.26HvJ 20 juni 2019, C-291/18 (Grup Servicii Petroliere SA) ECLI:EU:C:2019:521. Drijvende boorplatforms die voldoen aan de in onderdeel 3.1 opgenomen voorwaarden kunnen onder de post worden gerangschikt.\n Met ‘volle zee’ wordt in dit verband bedoeld: alle delen van de zee die niet behoren tot de territoriale wateren27De territoriale wateren van Nederland strekken zich uit tot een afstand van 12 internationale zeemijlen gerekend vanaf de laagwaterlijn van de Nederlandse kust. of tot de binnenwateren van Nederland.\n 3.4 Toetsing gebruik voor tenminste 70% voor de vaart op volle zee; begrip ‘exploitant’; begrip 'zeehaven'\n Voor de toetsing of een schip voor tenminste 70% wordt gebruikt voor de vaart op volle zee kan de ondernemer die een prestatie verricht aan de exploitant van het schip in beginsel aansluiten bij de verklaring die de exploitant van het schip hierover afgeeft (zie onderdeel 3.7).\n Met ‘exploitant’ wordt gedoeld op de ondernemer die de in de post omschreven schepen en vaartuigen feitelijk exploiteert. Het kan gaan om de juridische eigenaren van de in de post omschreven schepen en vaartuigen (de reder, de lease- of de luchtvaartmaatschappij), maar ook om ondernemers die (namens de juridische eigenaren) de schepen en vaartuigen feitelijk exploiteren (scheepsagenten e.d.) of (deels) huren.\n Het feitelijk gebruik van een schip met een bekend exploitatieverleden28D.w.z. een exploitatieverleden dat bekend is bij de huidige exploitant van het schip. voor tenminste 70% voor de vaart op volle zee moet worden aangetoond via één van de hierna beschreven methoden:\n \n \n –\n In het jaar dat direct voorafgaat aan het jaar van toepassing van het nultarief heeft het schip tenminste 70% van de totaal gevaren afstand afgelegd op volle zee; of\n \n \n –\n Het aantal trajecten dat het schip heeft afgelegd in het jaar dat direct voorafgaat aan het jaar van toepassing van het nultarief is voor tenminste 70% op volle zee afgelegd; of\n \n \n –\n Het schip heeft in het jaar dat direct voorafgaat aan het jaar van toepassing van het nultarief voor tenminste 70% van de vaartijd29De tijd dat het schip wegens bevoorrading, laden/lossen, reparatie en/of onderhoud of wegens vertraging door onvoorziene omstandigheden (bijvoorbeeld door weersomstandigheden) stilligt, telt niet mee voor het bepalen of wordt voldaan aan de hier bedoelde 70%-norm. op volle zee gevaren of is voor tenminste 70% van de operationele tijd30D.w.z. de tijd dat het schip zich op volle zee bevindt voor het uitvoeren van werkzaamheden bedoeld in post a.3, onderdeel a. De in de vorige voetnoot bedoelde tijd dat het schip stilligt, telt niet mee als operationele tijd. op volle zee gebruikt; of\n \n \n –\n Het schip behaalt gemiddeld de 70%-norm volgens één van de hiervoor genoemde berekeningsmethoden gemeten over een periode van vijf jaren direct voorafgaande aan het jaar van toepassing van het nultarief.\n \n \n Bij schepen zonder (bekend) exploitatieverleden31Het gaat hier om nieuw gebouwde schepen of gebruikte schepen die van een andere exploitant zijn gekocht. geeft de (toekomstige) exploitant van het schip in de verklaring aan dat het schip voor tenminste 70% wordt gebruikt voor de vaart op volle zee of na ingebruikneming voor tenminste 70% zal worden gebruikt voor de vaart op volle zee.\n Voor het vaststellen of wordt voldaan aan de 70%-norm geldt dat elk traject waarbij het schip (deels) op volle zee vaart in zijn geheel heeft te gelden als een traject op volle zee. In dit verband wordt onder een ‘traject’ verstaan: de reis tussen twee zeehavens. Bij een reis tussen twee zeehavens kan het (ook) gaan om een reis waarbij het schip vertrekt uit een zeehaven en vervolgens terugkeert naar diezelfde zeehaven. Te denken valt aan de situatie waarin een schip vanuit een zeehaven uitvaart naar een boor-/werkeiland of een windmolenpark dat zich op volle zee bevindt en vervolgens terugkeert naar diezelfde zeehaven.\n Met ‘zeehavens’ wordt bedoeld: door schepen vanuit zee te bereiken gebieden die (onder meer) zijn ingericht voor het aanleggen van schepen als bedoeld in post a.3. Met 'een vanuit zee te bereiken gebied' wordt zowel gedoeld op een gebied met aanlegplaatsen die schepen als bedoeld in post a.3 rechtstreeks vanuit zee kunnen bereiken als op een gebied met aanlegplaatsen die deze schepen indirect (via een andere watergang, zoals een kanaal) vanuit zee kunnen bereiken. Met 'een gebied dat is ingericht voor de aanleg van schepen zoals bedoeld in post a.3' wordt gedoeld op gebieden waarin specifieke faciliteiten aanwezig zijn voor de onder post a.3 vallende schepen, zoals aanleg-, laad- en losvoorzieningen. Het begrip 'zeehaven' omvat ook het terrein dat bij een zeehaven behoort, d.w.z. terrein dat qua functie en locatie aan de zeehaven is verbonden. In de praktijk kan voor de beoordeling of een gebied is aan te merken als zeehaven veelal worden aangesloten bij gebieden waarvoor zeehavengeld wordt geheven32De heffing van zeehavengeld is veelal gekoppeld aan een bepaald type schip voor het gebruik maken van een ligplaats en andere specifieke faciliteiten voor dat type schip, zoals laad- en losvoorzieningen.. Voor toepassing van de post is het niet nodig dat deze gebieden uitsluitend zijn ingericht voor de aanleg van de in post a.3 bedoelde schepen. Gebieden waarin uitsluitend schepen kunnen aanmeren die niet onder post a.3 vallen, zijn niet aan te merken als een zeehaven.\n 3.5 Volledig commerciële exploitatie\n Er is sprake van volledig commercieel gebruik als een (al dan niet nieuw33Met ‘nieuw’ wordt bedoeld: zonder exploitatieverleden bij de (huidige) exploitant.) schip voor 100% wordt of zal worden gebruikt voor de commerciële doeleinden zoals omschreven in post a.3, onderdeel a, van Tabel II. Dit heeft tot gevolg dat het in post a.3 bedoelde nultarief niet van toepassing is op schepen die ook (zullen) worden gebruikt voor diensten als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, van de wet (bijvoorbeeld gebruik voor privédoeleinden door de ondernemer). Of sprake is van volledig commercieel gebruik kan in beginsel worden aangetoond via de verklaring die de exploitant van het schip hierover afgeeft (zie onderdeel 3.7).\n Om een dienst te kunnen kwalificeren als passagiersvervoer in de zin van post a.3, onderdeel a, 1°, van Tabel II is het in elk geval noodzakelijk dat de exploitant van het schip derden tegen betaling vervoert met een schip dat is uitgerust met een bemanning die voldoet aan de ter zake door de vlaggenstaat gestelde eisen34Deze eisen zijn opgenomen in het bemanningscertificaat.. Toepassing van het nultarief is bijvoorbeeld niet mogelijk bij de verhuur van schepen (al dan niet met bemanning) aan de eindverbruiker die ze gebruikt voor het maken van pleziertochten op volle zee.35HvJ 22 december 2010, C-116/10, (Bacino Charter) ECLI:EU:C:2010:824.\n 3.6 Aantonen nultarief bevoorradingsgoederen\n De ondernemer die bevoorradingsgoederen levert voor schepen bedoeld in post a.3, onderdeel a, dient aan de hand van boeken en bescheiden aan te tonen dat het nultarief van toepassing is (artikel 12, eerste lid, van het uitvoeringsbesluit).\n Om aan te tonen dat het schip wordt gebruikt voor de vaart op volle zee (zie post a.3, onderdeel a) kan de betrokken ondernemer volstaan met het op de factuur vermelden van het IMO-nummer van het desbetreffende schip. In de gevallen dat geen IMO-nummer bekend is dient de ondernemer dit gebruik op andere wijze aan te tonen.\n De ondernemer die de levering verricht dient in ieder geval te beschikken over een in onderdeel 3.7 bedoelde verklaring van of namens de exploitant van het schip.\n 3.7 Verklaring van of namens exploitant van het schip\n Op het tijdstip waarop een ondernemer een prestatie (levering of dienst) verricht aan een exploitant van een schip, moet worden getoetst of het schip voldoet aan de 70%-norm en of het schip volledig commercieel wordt geëxploiteerd (zie de onderdelen 3.3 t/m 3.5). Voor deze toets kan de ondernemer/prestatieverrichter in beginsel afgaan op een verklaring36Deze verklaring is vormvrij. Uit de verklaring moet in ieder geval blijken wie de exploitant is van het schip, waar deze exploitant is gevestigd, om welk schip het gaat, of het gaat om een schip met of zonder (bekend) exploitatieverleden, op welk jaar de verklaring betrekking heeft en welke van de in onderdeel 3.4 beschreven berekeningsmethodes wordt toegepast voor toetsing of wordt voldaan aan de 70%-norm. van of namens de (toekomstige) exploitant van het schip dat:\n \n \n a.\n het gebruik van het schip voor tenminste 70% plaatsvindt op volle zee; en\n \n \n b.\n het schip volledig (100%) commercieel wordt/zal worden geëxploiteerd voor de activiteiten omschreven in post a.3, onderdeel a.\n \n \n De exploitant van het schip kan volstaan met het jaarlijks éénmalig afgeven van de hier bedoelde verklaring aan de ondernemer/prestatieverrichter, onder voorwaarde dat het gebruik van het schip tussentijds niet wijzigt.\n De hier bedoelde verklaring van de exploitant van het schip ontslaat de ondernemer die het nultarief hanteert in beginsel37Volgens de jurisprudentie van het HvJ blijft de toepassing van het nultarief door de leverancier of dienstverrichter in stand ingeval niet is voldaan aan de voor het nultarief geldende voorwaarden, als hij te goeder trouw heeft gehandeld en alles heeft gedaan wat redelijkerwijs binnen zijn mogelijkheden ligt en hij met betrachting van de zorgvuldigheid van een oplettend koopman heeft gehandeld (zie o.a. HvJ 21 februari 2008, C-271/06, (Netto Supermarkt) ECLI:EU:C:105). niet van zijn verantwoordelijkheid in geval van (al dan niet achteraf vastgestelde) onterechte toepassing van het nultarief. Dit is met name het geval bij een levering ten behoeve van pleziervaartuigen, omdat hierbij niet op voorhand evident is dat het vaartuig wordt of zal worden gebruikt overeenkomstig de voor toepassing van het nultarief geldende voorwaarden.\n 4. Schepen genoemd in post a.3, onderdelen b t/m d\n 4.1 Reddingsboten en schepen voor hulpverlening op zee (post a.3, onderdeel b)\n Voor reddingsboten en schepen voor hulpverlening op zee geldt niet de eis van gebruik op volle zee. Voldoende is dat het gebruik van deze vaartuigen geheel of nagenoeg geheel (voor tenminste 90%) op zee38Tot de zee worden (ook) de territoriale wateren en de zeehavens van Nederland gerekend. plaatsvindt. Of een schip/boot als reddingsboot kan worden aangemerkt, moet volgens objectieve maatstaven worden beoordeeld. Zo’n boot moet qua uiterlijk (zoals kleurstelling en strepen van de reddingsorganisatie), bouw, inrichting en uitrusting zijn aan te merken als een reddingsboot. Onder reddingsboten vallen zowel de aan boord van zeeschepen geplaatste reddingsvaartuigen waarmee bij schipbreuk de opvarenden het schip kunnen verlaten, als de langs de kust gestationeerde reddingsvaartuigen, die schepen of personen in nood te hulp schieten.\n Als schepen voor hulpverlening op zee zijn bijvoorbeeld aan te merken bergingsschepen, sleepboten, loodsboten, schepen van de kustwacht, blusschepen en politieschepen.\n 4.2 Schepen voor de kustvisserij (post a.3, onderdeel c)\n Onder ‘schepen voor de kustvisserij’ wordt verstaan: schepen die op grond van hun bouw en inrichting geschikt zijn voor de beroepsvisserij en daar ook feitelijk voor tenminste 90% voor worden gebruikt. Schepen die geheel of nagenoeg geheel (voor tenminste 90%) worden gebruikt voor de garnalen-, mossel- of kokkelvisserij zijn ook aan te merken als schepen voor de kustvisserij.\n 4.3 Oorlogsschepen (post a.3, onderdeel d)\n Uit praktische overwegingen wordt voor de uitleg van het begrip ‘oorlogsschepen’ aangesloten bij post 8906 10 00 van de gecombineerde nomenclatuur. Onder post 8906 10 00 van de gecombineerde nomenclatuur vallen de volgende oorlogsschepen:\n \n \n –\n schepen bestemd voor het gevecht en uitgerust met verschillende aanvals- en verdedigingswapens. Ze bevatten beschermingsmateriaal tegen projectielen (bijvoorbeeld bepantsering, veelvoudige waterdichte tussenschotten) of tegen oorlogstuig onder water (antimagnetische mijndetectoren). Gewoonlijk zijn ze uitgerust met opsporings- en afluisterapparatuur, zoals radar, sonar, infrarood opsporingsapparaten, evenals toestellen voor het storen van radiouitzendingen. Schepen van deze categorie verschillen daarenboven van koopvaardijschepen door een veelal hogere snelheid en een betere manoeuvreerbaarheid, door het grote aantal bemanningsleden, door grotere brandstoftanks en door kamers die speciaal ingericht zijn voor het vervoer en het gebruik op zee van munitie;\n \n \n –\n bepaalde speciaal ingerichte schepen, die geen wapens bevatten en geen bepantsering dragen, maar die kennelijk uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn om te worden gebruikt in de oorlogsvoering, zoals landingsvaartuigen, bevoorradingsschepen (voor het vervoer van munitie of mijnen, enz.) en schepen voor het troepentransport;\n \n \n –\n onderzeeërs.\n \n \n 5. Voorbeelden van niet onder de post vallende schepen\n Schepen/casco’s die niet compleet of niet afgewerkt zijn en scheepsrompen, ook in gedemonteerde of niet-gemonteerde staat, zijn geen schepen zoals omschreven in post a.3. Een boot/casco bijvoorbeeld die/dat bij levering niet de specifieke kenmerken van inrichting en uitrusting van een reddingsboot heeft, is geen reddingsboot in de zin van post a.3, onderdeel b.\n Schepen en ander drijvend materieel die zijn bestemd voor de sloop, vallen evenmin onder de post aangezien deze schepen niet (meer) voldoen aan de gestelde voorwaarden.\n Pleziervaartuigen vallen niet onder de post, ook niet als zij over een IMO-nummer beschikken en voldoen aan de 70%-norm (zie onderdeel 3.4), als deze vaartuigen niet volledig (100%) commercieel worden geëxploiteerd (zie onderdeel 3.5). Binnenvaartschepen vallen ook niet onder de post.\n 6. Luchtvaartuigen omschreven in post a.3, onderdeel e\n Bij de beoordeling of een luchtvaartuig valt onder post a.3, onderdeel e, is doorslaggevend of de luchtvaartmaatschappij39Onder het begrip ‘luchtvaartmaatschappij’ valt ook een onderdeel van een luchtvaartgroep/-concern dat zelfstandig vliegtuigen exploiteert. zich hoofdzakelijk op het betaalde internationale vervoer (personen- en goederenvervoer) toelegt. Niet van belang is hoe het betrokken luchtvaartuig daadwerkelijk door de luchtvaartmaatschappij wordt gebruikt. Een luchtvaartuig dat wordt gebruikt door een luchtvaartmaatschappij die zich hoofdzakelijk toelegt op het betaalde internationale vervoer, valt onder de post, ook als dat luchtvaartuig wordt ingezet voor binnenlandse vluchten.40HvJ 16 september 2004, C-382/02, (Cimber Air), ECLI:EU:C:2004:534.\n Als luchtvaartmaatschappijen die zich hoofdzakelijk toeleggen op het internationale vervoer worden in elk geval die maatschappijen aangemerkt wiens niet-internationale activiteiten aanzienlijk minder omvangrijk zijn dan hun internationale activiteiten. Voor de beoordeling of hiervan sprake is, kan rekening worden gehouden met alle gegevens die een aanwijzing geven van het relatieve belang van de internationale vervoersactiviteit, met name de omzet.41zie het eerder aangehaalde Cimber Air-arrest. Met ‘hoofdzakelijk’ wordt in dit verband bedoeld dat 70% of meer van de vervoersactiviteiten van de luchtvaartmaatschappij bestaan uit het betaalde internationale vervoer. Onder ‘internationaal vervoer’ wordt verstaan: vluchten door het luchtruim van verschillende lidstaten en in voorkomend geval door het internationale luchtruim. Het gaat om het luchtvaartverkeer tussen Nederland en andere landen (andere lidstaten en/of derde-landen) en vice versa. Hieronder vallen niet alleen lijnvluchten, maar ook chartervluchten.42HvJ 19 juli 2012, C-33/11, (A Oy) ECLI:EU:C:2012:482.\n Onder ‘luchtvaartmaatschappijen die zich hoofdzakelijk toeleggen op het betaalde internationale vervoer’ vallen niet alleen luchtvaartmaatschappijen die de bedoelde internationale activiteiten verrichten, maar ook ondernemers die zelf geen betaald internationaal luchtvervoer verrichten, maar luchtvaartuigen kopen om die door zo’n luchtvaartmaatschappij te laten gebruiken, bijvoorbeeld als onderdeel van een leaseovereenkomst.43zie het eerder aangehaalde A Oy-arrest.\n Uit praktische overwegingen wordt voor de uitleg van het in post a.3, onderdeel e, opgenomen begrip ’luchtvaartuigen’ aangesloten bij post 88.02 van de gecombineerde nomenclatuur. Het gaat om vliegtuigen (land-, water- en amfibievliegtuigen) en helikopters, voor personen- en of goederenvervoer. Onder de post vallen ook de bestuurbare en doorgaans met een motor uitgeruste luchtschepen bedoeld in post 88.01 van de gecombineerde nomenclatuur, als deze worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen die zich hoofdzakelijk op het betaalde internationale vervoer toeleggen.\n 7. Nultarief voor levering bevoorradingsgoederen (post a.3, eerste zin)\n 7.1 Algemeen\n Op grond van post a.3 geldt het nultarief voor de (binnenlandse) levering, intracommunautaire verwerving en invoer van goederen die voldoen aan de volgende (cumulatieve) voorwaarden:\n \n \n a.\n zij zijn bestemd voor de bevoorrading van in de post a.3 omschreven schepen en luchtvaartuigen; en\n \n \n b.\n zij worden geleverd aan de laatste schakel in de handelsketen.\n \n \n 7.2 Reikwijdte begrip ‘bevoorradingsgoederen’\n Als goederen bestemd voor de bevoorrading van de in de post a.3 omschreven schepen en luchtvaartuigen zijn aan te merken:\n \n \n –\n Brandstof voor de voortstuwing van de in de post omschreven schepen en luchtvaartuigen. Te denken valt aan minerale oliën (zoals kerosine), gas- en stookolie en (vloeibaar) gas.\n \n \n –\n Brandstof en andere producten voor de smering en ander technisch gebruik aan boord van de in de post omschreven schepen en luchtvaartuigen. Te denken valt aan minerale oliën waarmee de motor en andere machines en toestellen aan boord van de in de post omschreven schepen en luchtvaartuigen (blijven) functioneren.\n \n \n –\n Proviand, d.w.z. levensmiddelen, dranken en tabaksartikelen die door de exploitant van een in de post omschreven schip of luchtvaartuig worden aangeschaft om te worden verstrekt aan de bemanningsleden of aan passagiers voor consumptie ter plekke (aan boord van het schip of luchtvaartuig). Ook proviand die door de exploitant wordt aangeschaft voor de wederverkoop aan passagiers valt onder de post. Voor rangschikking onder de post is het niet noodzakelijk dat de proviand aan boord van het schip of luchtvaartuig wordt afgeleverd. Als de proviand op een andere plaats wordt geleverd44Bijvoorbeeld het magazijn van de exploitant van het schip of het luchtvaartuig., is het voor toepassing van de post voldoende dat bij aflevering van de goederen op die andere plaats vaststaat, dat de goederen zijn bestemd voor een bepaald schip of luchtvaartuig.\n \n \n De verkoop van spijzen en dranken aan passagiers (in winkels) aan boord van onder de post vallende schepen en luchtvaartuigen vormt geen bevoorrading in de zin van post a.3.45Rechtbank ’s-Gravenhage 17 april 2007, nr. AWB 06/4107, ECLI:NL:RSGR:2007:BC9795.\n De proviand die is bestemd voor schepen voor de kustvisserij is uitgezonderd van de post (zie post a.3, onderdeel c).\n 7.3 Bestemd voor bevoorrading van de in post a.3 omschreven schepen en luchtvaartuigen\n Onder de post vallen alleen bevoorradingsgoederen waarvan de leverancier kan aantonen dat de goederen zijn bestemd voor de in de post omschreven schepen (zie de onderdelen 3.1 t/m 4.3) en luchtvaartuigen (zie onderdeel 6). Als de bestemming van bevoorradingsgoederen niet vaststaat of niet kan worden aangetoond, valt de levering niet onder de post.\n 7.4 Levering aan laatste schakel\n Uitgangspunt is dat de post alleen van toepassing is op de levering van bevoorradingsgoederen aan de laatste schakel in de handelsketen, dit zijn de exploitanten (zie onderdeel 3.4) van de in de post omschreven schepen en luchtvaartuigen.46HvJ 26 juni 1990, C-185/89 (Velker International Oil Company), ECLI:EU:C:1990:262), HvJ 14 september 2006, C-181/04 t/m C-183/04 (Elmeka NE), ECLI:EU:C:2006:563) en HvJ 3 september 2015, C-526/13 (Fast Bunkering Klaipėda UAB), ECLI:EU:C:2015:536. Voor de toepassing van het nultarief bij de levering aan de laatste schakel in de handelsketen is niet relevant of de bevoorradingsgoederen rechtstreeks in de tank van vorenbedoelde schepen en luchtvaartuigen worden geladen of aan boord van deze schepen en luchtvaartuigen worden afgeleverd. Als de bevoorradingsgoederen op een andere plaats worden geleverd47Bijvoorbeeld het magazijn van de exploitant van het schip of het luchtvaartuig., is het voor toepassing van de post voldoende dat bij aflevering van de goederen op die andere plaats vaststaat, dat de goederen zijn bestemd voor een bepaald schip of luchtvaartuig dat onder de post valt.\n De levering van de in het eerste en het tweede gedachtestreepje van onderdeel 7.2 bedoelde bevoorradingsgoederen aan eerdere schakels in de handelsketen48zoals de levering door een bunkeraar aan een in eigen naam handelende tussenpersoon. valt in beginsel niet onder de post. Dit geldt ook als op het tijdstip van zo’n levering vaststaat dat de bevoorradingsgoederen zijn bestemd voor de laatste schakel in de handelsketen en voor deze eindbestemming bewijs is geleverd aan de Belastingdienst.49zie r.o. 46 van het eerder aangehaalde arrest Fast Bunkering Klaipėda UAB.\n Het is echter mogelijk dat bij de levering van laatstbedoelde bevoorradingsgoederen meerdere personen50De handelsketen kan uit drie of meer schakels bestaan. In een handelsketen met drie schakels sluit de leverancier/bunkeraar een overeenkomst tot levering met de op eigen naam handelende tussenpersoon en de op eigen naam handelende tussenpersoon sluit een overeenkomst tot levering met de exploitant van het schip of het luchtvaartuig. In een handelsketen die bestaat uit vier schakels sluit de bunkeraar een overeenkomst tot levering af met tussenpersoon 1, tussenpersoon 1 gaat met tussenpersoon 2 een leveringsovereenkomst aan en tussenpersoon 2 sluit een leveringsovereenkomst af met de exploitant van het schip. overeenkomsten sluiten met de verplichting tot levering van hetzelfde bevoorradingsgoed en dat dit goed door de eerste leverancier in de handelsketen (de bunkeraar) rechtstreeks wordt afgeleverd aan de laatste afnemer in de keten (de exploitant van het schip of het luchtvaartuig). Als de handelsketen uit drie of meer schakels bestaat51Een handelsketen met drie schakels bestaat uit: bunkeraar – tussenpersoon – exploitant van het schip of vliegtuig. Een handelsketen met vier of meer schakels bestaat uit: bunkeraar – tussenpersoon 1 – tussenpersoon 2 – tussenpersoon 3 enz. – exploitant van het schip of vliegtuig. vallen alle leveringen in de handelsketen52Ook de leveringen van de bevoorradingsgoederen tussen de tussenpersonen in de handelsketen. van de bedoelde bevoorradingsgoederen toch onder de post, als:53Zie r.o. 53 van het eerder aangehaalde arrest Fast Bunkering Klaipėda UAB.\n \n \n a.\n de bunkeraar het bevoorradingsgoed rechtstreeks laadt in de tank van het betrokken schip of luchtvaartuig; en\n \n \n b.\n de eigendom van het bevoorradingsgoed ten vroegste van de bunkeraar naar de tussenpersoon54Bij een handelsketen met vier of meer schakels gaat de eigendom van de bevoorradingsgoederen over van de bunkeraar naar tussenpersoon 1, van tussenpersoon 1 naar tussenpersoon 2, van tussenpersoon 2 naar tussenpersoon 3 enz. overgaat op het tijdstip waarop de exploitant de macht heeft verkregen om feitelijk als eigenaar over het bevoorradingsgoed te beschikken. Op grond van artikel 3, vierde lid, van de wet is dit tijdstip ook het moment waarop de tussenpersoon ten vroegste de eigendom verkrijgt van het bevoorradingsgoed.\n \n \n Als in de laatstbedoelde situatie de bevoorradingsgoederen niet rechtstreeks in de tank van het betrokken schip of luchtvaartuig worden geladen maar op andere wijze worden geleverd55Bijvoorbeeld in losse vaten die al dan niet aan boord van het schip of luchtvaartuig worden gebracht., vallen niet alle leveringen in de handelsketen onder de post. In zo’n situatie valt alleen de levering aan de laatste schakel (de levering door de laatste tussenpersoon aan de exploitant van het schip of luchtvaartuig) in de handelsketen onder het nultarief.\n 8. Niet onder post a.3 vallende bevoorradingsgoederen\n De bevoorrading in Nederland van vervoermiddelen met goederen die niet in het vrije verkeer zijn, is belast als invoer van de betrokken goederen (artikel 18, eerste lid, onderdeel d, van de wet).\n Goederen die zijn bestemd voor de bevoorrading in Nederland van vervoermiddelen zijn uitgezonderd van post a.2. De levering van bevoorradingsgoederen voor vervoermiddelen is dus belast, tenzij het gaat om bevoorradingsgoederen waarvoor het nultarief geldt op grond van post a.3.\n Goederen die deel uitmaken van de lading zijn niet aan te merken als bevoorradingsgoederen. Goederen, niet zijnde proviand, die door de exploitant van de in de post omschreven schepen en luchtvaartuigen worden aangeschaft voor de wederverkoop aan passagiers, vallen niet onder de post.\n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n Post\n A.4\n \n 1. Inhoud van de post\n \n \n a.\n \n de schepen, bedoeld in post 3, onder a tot en met d, alsmede de voorwerpen – met inbegrip van uitrusting voor de visserij – die met deze schepen vast verbonden zijn of die voor hun exploitatie dienen;\n \n \n \n b.\n \n de luchtvaartuigen bedoeld in post 3, onder e, alsmede de voorwerpen die met deze luchtvaartuigen vast verbonden zijn of die voor hun exploitatie dienen;\n \n \n \n 2. Algemeen en juridisch kader\n Post a.4 voorziet in een nultarief voor de (binnenlandse) levering, ICV en invoer van:\n \n \n –\n de in post a.3 omschreven schepen en luchtvaartuigen; en\n \n \n –\n de voorwerpen die vast zijn verbonden aan of voor de exploitatie dienen van de in post a.3 omschreven schepen en luchtvaartuigen.\n \n \n Zie in dit verband post a.4 in samenhang met artikel 9, tweede lid, onderdeel b, artikel 17d en artikel 20, tweede lid, onderdeel b, van de wet en artikel 12 van het uitvoeringsbesluit.\n De communautaire basis van post a.4 is te vinden in de volgende onderdelen van artikel 148 van de btw-richtlijn:\n \n \n –\n voor de in post a.3, onderdelen a t/m d omschreven schepen: onderdelen a en b van artikel 148;\n \n \n –\n voor de in post a.3, onderdeel e, omschreven luchtvaartuigen: onderdeel e van artikel 148;\n \n \n –\n voor de voorwerpen die vast verbonden zijn of voor de exploitatie dienen van de in de post omschreven schepen en luchtvaartuigen: onderdelen c en f van artikel 148.\n \n \n 3. Schepen en luchtvaartuigen omschreven in post a.3\n In de toelichting op post a.3 wordt ingegaan op de in post a.4 bedoelde schepen en luchtvaartuigen.\n 4. Levering van luchtvaartuigen omschreven in post a.3, onderdeel e, aan niet in Nederland gevestigde afnemers; schriftelijke verklaring afnemer\n De ondernemer die het nultarief toepast moet de toepasselijkheid van het nultarief aantonen aan de hand van boeken en bescheiden (artikel 12, eerste lid, van het uitvoeringsbesluit). Bij de levering van luchtvaartuigen als bedoeld in post a.3 geldt voor toepassing van het nultarief ook de voorwaarde dat de leverende ondernemer een schriftelijke verklaring overlegt van de afnemer van de luchtvaartuigen dat het gaat om luchtvaartuigen als bedoeld in post a.3 (artikel 12, tweede lid, onderdeel a, 1°, van het uitvoeringsbesluit). In de praktijk levert het afgeven van deze verklaring problemen op bij afnemers die niet in Nederland zijn gevestigd.\n Goedkeuring\n Onder de volgende (cumulatieve) voorwaarden keur ik goed dat het nultarief wordt toegepast op de levering van luchtvaartuigen als bedoeld in post a.3, onderdeel e, aan niet in Nederland gevestigde afnemers, zonder het overleggen van de verklaring bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel a, 1°, van het uitvoeringsbesluit.\n Voorwaarden\n \n \n 1.\n de afnemer is een leasemaatschappij of een luchtvaartmaatschappij waarbij 70% of meer van de vervoersactiviteiten van de luchtvaartmaatschappij bestaan uit het betaalde internationale vervoer; en\n \n \n 2.\n de afnemer56De afnemer kan binnen de Unie zijn gevestigd (in een andere lidstaat dan Nederland) of buiten de Unie. zou voor de levering van het luchtvaartuig recht hebben op teruggaaf van voorbelasting op de voet van de artikelen 31, tweede, vierde en zevende lid, van de wet of artikel 32 e.v. van de wet.\n \n \n 5. Boordbenodigdheden voor de schepen en luchtvaartuigen omschreven in post a.3\n 5.1 Algemeen\n Post a.4 heeft mede betrekking op voorwerpen die na levering vast verbonden zijn of dienen voor de exploitatie van de in de post omschreven schepen en luchtvaartuigen (hierna aangeduid als: boordbenodigdheden) die worden geleverd aan de laatste schakel in de handelsketen.\n 5.2 Reikwijdte begrip ‘boordbenodigdheden’\n Bij boordbenodigdheden gaat het om goederen die kennelijk zijn bestemd om bedrijfsmatig te worden gebruikt op/in de in post a.3 omschreven schepen en luchtvaartuigen. Met ‘goederen die kennelijk zijn bestemd voor bedrijfsmatig gebruik’ wordt gedoeld op goederen waarvan evident/kenbaar is dat zij primair en daadwerkelijk bedrijfsmatig (zullen) worden gebruikt voor de in post a.3 omschreven schepen en luchtvaartuigen. Hieronder vallen zowel goederen die na levering in het schip of luchtvaartuig worden verwerkt of daarop/daarin (blijvend) worden aangebracht, als goederen die blijvend deel gaan uitmaken van de losse inventaris van het schip of luchtvaartuig. Het gaat bijvoorbeeld om navigatie- en communicatieapparatuur (bijv. marifoons en bijbehorende antennes), zwemvesten, reddingsboeien en brandblussers.\n Het komt voor dat reddingsorganisaties een boot/casco aanschaffen en die zelf inrichten als reddingsboot door middel van het aanbrengen van specifieke uitrusting in/aan de boot/het casco voor het verrichten van reddingswerkzaamheden op zee.\n Goedkeuring\n Ik keur goed dat goederen waarvan evident is/kenbaar is dat zij primair en daadwerkelijk (zullen) worden gebruikt om boten/casco’s in te richten als reddingsboten als bedoeld in post a.3, onderdeel b, worden aangemerkt als ‘boordbenodigdheden’ in de zin van de post. Op de levering van deze goederen kan het nultarief worden toegepast.\n 5.3 Levering aan laatste schakel\n Met ‘levering aan de laatste schakel in de handelsketen’ wordt gedoeld op de levering aan de exploitant van het schip of het luchtvaartuig. Voor rangschikking onder de post is het niet noodzakelijk dat de boordbenodigdheden aan boord van het schip of luchtvaartuig worden afgeleverd. Als de boordbenodigdheden op een andere plaats worden afgeleverd57Bijvoorbeeld het magazijn van de reder of de luchtvaartmaatschappij.), is het voor toepassing van de post voldoende dat bij aflevering van de boordbenodigdheden op die andere plaats vaststaat, dat zij zijn bestemd voor een bepaald schip of luchtvaartuig als bedoeld in post a.3.\n 5.4 Niet onder de post vallende boordbenodigdheden/goederen\n Tot de boordbenodigdheden behoren niet de goederen die worden aangeschaft door de eigenaar, kapitein en/of bemanning van een schip of luchtvaartuig en die in overwegende mate bestemd zijn voor hun persoonlijk gebruik. Het gaat om goederen die geheel of nagenoeg geheel het karakter hebben van consumptiegoederen. Voorbeelden van deze goederen zijn beeld- en geluidsapparatuur, desktop- en notebookcomputers en dergelijke apparatuur58Computers die behoren tot de standaarduitrusting van een zeeschip vallen wél onder post a.4 van Tabel II, als wordt voldaan aan de voor toepassing van het nultarief gestelde voorwaarden., zoals tablets59Hoge Raad 11 september 2015, ECLI:NL:HR: 2015:2496., mobiele telefoons en smartphones. Deze goederen voor persoonlijk gebruik kunnen wel onder het nultarief vallen als zij zijn te rangschikken onder post a.2.\n De levering van boordbenodigdheden waarvan de bestemming niet vaststaat of niet kan worden aangetoond, valt niet onder de post.\n Goederen die deel uitmaken van de lading van een schip of luchtvaartuig zijn geen boordbenodigdheden in de zin van de post.\n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n Post\n A.5\n \n 1. Inhoud van de post\n \n goud bestemd voor centrale banken;\n \n 2. Algemeen en juridisch kader\n Post a.5 voorziet in een nultarief voor de levering, ICV en invoer van goud bestemd voor centrale banken. Post a.5 is een uitwerking van de artikelen 9, tweede lid, onderdeel b, 17d en 20, tweede lid, onderdeel b, van de wet en artikel 12 van het uitvoeringsbesluit.\n Post a.5 is gebaseerd op de volgende richtlijnartikelen: artikel 152 (de levering van het in de post bedoelde goud), artikel 94, lid 1 (tarief op de ICV van het bedoelde goud), en artikel 143, aanhef en onderdeel k (de invoer van het bedoelde goud).\n 3. Levering, ICV en invoer van goud bestemd voor centrale banken\n Op grond van post a.5 valt de levering, ICV en invoer van goud dat is bestemd voor centrale banken onder het nultarief. De woorden ‘bestemd voor’ in post a.5 moeten worden geïnterpreteerd conform de hiervoor genoemde richtlijnbepalingen. Dit betekent dat het gaat om de (binnenlandse) levering van goud aan centrale banken en de ICV en invoer van goud door centrale banken. Met de term ‘centrale banken’ wordt bedoeld: de Nederlandsche Bank, de Europese Centrale Bank, de centrale banken van andere lidstaten en de centrale banken van derde-landen.\n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n Post\n A.6\n \n 1. Inhoud van de post\n \n goederen die worden vervoerd naar een andere lidstaat, wanneer deze goederen aldaar zijn onderworpen aan heffing van belasting ter zake van intracommunautaire verwerving van die goederen;\n \n Bijzondere bepaling\n \n Tot de post behoren niet accijnsgoederen die worden verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat ingevolge een levering aan een afnemer waarvoor artikel 3, lid 1, van de BTW-richtlijn 2006 toepassing vindt, tenzij de verzending of het vervoer van de accijnsgoederen geschiedt overeenkomstig de artikelen 19 of 34 van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (PbEU 2009, L 9)\n \n \n Opmerking: In de bijzondere bepaling wordt met de zinsnede ‘overeenkomstig de artikelen 19 of 34 van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (PbEU 2009, L 9)’ bedoeld: ‘overeenkomstig de artikelen 18 of 35 van Richtlijn (EU) 2020/262 van de Raad van 19 december 2019 houdende een algemene regeling inzake accijns (PbEU 2020, L 58)’. De genoemde artikelen uit richtlijn 2020/262 zijn van toepassing met ingang van 13 februari 2023. De tekst van post a.6 wordt bij de eerstvolgende gelegenheid op dit punt aangepast.\n \n 2. Algemeen en juridisch kader\n Post a.6 voorziet in een nultarief voor de ICL van goederen. Post a.6 moet worden gelezen in samenhang met artikel 12, tweede lid, onderdeel a, 2°, van het uitvoeringsbesluit. In artikel 12, tweede lid, onderdeel a, 2°, van het uitvoeringsbesluit zijn specifieke voorwaarden opgenomen voor toepassing van het nultarief op grond van post a.6. Post a.6 is gebaseerd op artikel 138, lid 1, van de btw-richtlijn. In dit kader zijn ook bepaalde artikelen uit de uitvoeringsverordening relevant. Artikel 45 bis van de uitvoeringsverordening bevat een regeling voor het bewijs van intracommunautaire verzending of vervoer van de goederen.\n Volgens de bijzondere bepaling bij post a.6 is de ICL van accijnsgoederen onder bepaalde voorwaarden uitgezonderd van de post. De bijzondere bepaling is gebaseerd op artikel 138, lid 2, onderdeel b, van de btw-richtlijn.\n 3. Voorwaarden voor toepassing nultarief op ICL\n Bezien binnen de context van post a.6 en artikel 12, tweede lid, onderdeel a, 2°, van het uitvoeringsbesluit geldt het nultarief als wordt voldaan aan de volgende (materiële) voorwaarden:\n \n \n a.\n er is sprake van een levering van goederen door een ondernemer en die levering is belastbaar in Nederland;\n \n \n b.\n de goederen worden in het kader van die levering door of voor rekening van de ondernemer of van de afnemer verzonden of vervoerd naar het grondgebied van een andere lidstaat;\n \n \n c.\n de goederen worden geleverd aan een ondernemer of aan een in artikel 3a, lid 1, onderdeel b, van de btw-richtlijn bedoelde afnemer voor wie de ICV van de goederen belastbaar is in de lidstaat waar de goederen aankomen (in onderdeel 8.3 wordt nader ingegaan op laatstbedoelde afnemers);\n \n \n d.\n de ondernemer beschikt over een geldig btw-identificatienummer van de afnemer van de goederen en dit btw-identificatienummer is toegekend door een andere lidstaat dan de lidstaat waar de verzending of het vervoer van de goederen aanvangt; en\n \n \n e.\n de ondernemer voldoet aan zijn verplichting om een opgaaf ICP als bedoeld in artikel 37a van de wet in te dienen en verwerkt in zijn opgaaf ICP de gegevens bedoeld in de artikelen 264 en 265 van de btw-richtlijn (artikel 37a, tweede lid, van de wet).\n \n \n De onder a en onder c t/m e opgenomen voorwaarden worden besproken in de onderdelen 3.1 t/m 3.6. De onder b opgenomen voorwaarde komt in onderdeel 6 aan de orde.\n 3.1 Levering door ondernemer\n De in ad a geformuleerde voorwaarde valt feitelijk uiteen in drie elementen, te weten het optreden als ondernemer door de leverancier, een levering van de goederen en die levering is belastbaar in Nederland.\n Uit artikel 1, onderdeel a, van de wet volgt onder meer dat alleen de leveringen van goederen die in Nederland onder bezwarende titel worden verricht door een als zodanig handelende ondernemer in de btw-heffing worden betrokken. Dit uitgangspunt geldt ook voor een ICL die in Nederland wordt verricht. Het ondernemerschap wordt bepaald aan de hand van artikel 7 van de wet aan de hand van de feiten en omstandigheden die zich voordoen bij de leverancier.\n Voor de ICL van nieuwe vervoermiddelen worden ook anderen dan ondernemers (m.n. particulieren) aangemerkt als ondernemer (artikel 7, zesde lid, van de wet). Zie onderdeel 5.\n 3.2 Levering belastbaar in Nederland\n Plaats van levering zonder bewerking van goederen vóór levering\n Als een goed in verband met de levering wordt vervoerd is de plaats van levering de plaats waar het vervoer aanvangt (artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van de wet). Op grond van deze regel is een ICL belastbaar in Nederland als de verzending of het vervoer van de goederen in Nederland begint.\n Plaats van levering bij bewerking van goederen vóór levering\n Het komt voor dat een ondernemer/leverancier ervoor zorgt dat goederen voorafgaande aan de levering aan de ondernemer/afnemer bepaalde bewerkingen ondergaan om de goederen in de staat te brengen die de ondernemer/afnemer wenst (bijvoorbeeld het bewerken van halffabrikaten tot een eindprodukt). Alsdan is de plaats van levering de fysieke plaats waar de goederen zich bevinden nadat de goederen conform de tussen beide partijen gemaakte afspraken in de gewenste staat zijn gebracht.60HvJ 2 oktober 2014, nr. C-446/13 (Fonderie) ECLI:EU:C:2014:2252. Bij het bewerken van de goederen zijn in ieder geval de volgende situaties mogelijk:\n \n \n –\n De goederen worden bewerkt in de lidstaat van vertrek. Nadat de goederen zijn bewerkt, vervoert de leverancier de (bewerkte) goederen intracommunautair naar de afnemer in de andere lidstaat.\n \n \n –\n De goederen worden voor de bewerking vervoerd naar een andere lidstaat.\n \n \n –\n De leverancier vervoert de goederen intracommunautair naar de lidstaat van bewerking en na de bewerking van de goederen vervoert de leverancier de goederen naar de afnemer. De (bewerkte) goederen kunnen aan de afnemer in de lidstaat van bewerking of in een andere lidstaat worden geleverd.\n \n \n Bewerking goederen in lidstaat van vertrek\n De plaats van levering van de goederen is de lidstaat van vertrek waar de goederen zijn bewerkt. De leverancier verricht een ICL in de lidstaat van vertrek en de afnemer verwerft de goederen intracommunautair in de andere lidstaat.\n Als bijvoorbeeld een Nederlandse ondernemer in Nederland goederen laat bewerken en de goederen daarna levert aan een ondernemer in Frankrijk, verricht de Nederlandse ondernemer een ICL in Nederland en verwerft de Franse afnemer de goederen intracommunautair in Frankrijk.\n Bewerking goederen in een andere lidstaat\n De plaats van levering is de lidstaat van bewerking, waar de goederen in de door partijen afgesproken staat zijn gebracht. De leverancier verricht een overbrenging van eigen goederen naar de lidstaat van bewerking. Als de leverancier de goederen vervoert en levert aan de afnemer in de lidstaat van bewerking, verricht de leverancier in die lidstaat een binnenlandse levering. Als de leverancier de goederen vervoert en levert aan de afnemer in een andere lidstaat dan de lidstaat van bewerking, verricht de leverancier een ICL in de lidstaat van bewerking, en de afnemer verwerft de goederen intracommunautair in de lidstaat van aankomst van de goederen.\n Voorbeeld\n Een in Nederland gevestigde of geregistreerde ondernemer brengt goederen naar Frankrijk over om aldaar te laten bewerken. Vervolgens levert hij een deel van de (bewerkte) goederen aan een ondernemer in Frankrijk en een deel aan een ondernemer in Spanje.\n De Nederlandse ondernemer verricht een overbrenging van eigen goederen in de zin van artikel 3a van de wet naar Frankrijk. Hij wordt geacht in Nederland een ICL te verrichten en hij verwerft de goederen intracommunautair in Frankrijk. Vervolgens verricht hij in Frankrijk een binnenlandse levering voor zover het gaat om de levering aan de Franse ondernemer. Voor zover het gaat om de levering van de goederen aan de Spaanse ondernemer, verricht de Nederlandse ondernemer een ICL in Frankrijk en verwerft de Spaanse ondernemer de goederen intracommunautair in Spanje.\n 3.3 Verzending of vervoer goederen in kader van levering naar andere lidstaat\n Er is alleen sprake van een ICL als de goederen door of voor rekening van de ondernemer of de afnemer daadwerkelijk worden verzonden of vervoerd vanaf het grondgebied van de ene lidstaat naar het grondgebied van een andere lidstaat (intracommunautair vervoer). Er is alleen een ICL aanwezig als de goederen worden verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat in het kader van die levering. Er moet een temporeel en materieel verband bestaan tussen de (intracommunautaire) levering van de goederen en de verzending of het vervoer ervan en er moet een bepaalde continuïteit zijn in het verloop van de handeling61zie r.o. 33 van HvJ 18 november 2020, nr. C-84/09 (X) ECLI:EU:C:2010:693 en r.o. 29 van het eerder aangehaalde Fonderie-arrest..\n Voor het bepalen of er sprake is van één (intracommunautaire) vervoersbeweging is de route waarlangs de goederen worden vervoerd niet van belang. Doorslaggevend zijn de feitelijke plaats van vertrek (in de ene lidstaat) en de feitelijke plaats van aankomst (d.w.z. de eindbestemming) van de goederen (in een andere lidstaat). Het begin en het (definitieve) einde van het vervoer van de goederen moet worden bepaald aan de hand van de contractuele afspraken tussen de ondernemer en de afnemer. Als goederen van de ene lidstaat naar de andere lidstaat worden vervoerd via het grondgebied van een derde-land (bijvoorbeeld Zwitserland) en de goederen in het derde land onder een douaneregime blijven (aldaar niet worden ingevoerd), is sprake van één intracommunautaire vervoersbeweging. Hetzelfde geldt als de goederen worden overgeladen in een ander vervoermiddel (bijvoorbeeld vanuit een vrachtauto naar de trein of een schip) en daarbij wachttijden gelden voor het beschikbaar komen van de bij die goederen passende vervoermiddelen en/of laad- en losfaciliteiten in zeehavens.\n De ondernemer/leverancier moet het intracommunautaire vervoer kunnen aantonen aan de hand van boeken en bescheiden. In onderdeel 6 wordt nader ingegaan op het bewijs dat het intracommunautaire vervoer van de goederen heeft plaatsgevonden.\n 3.4 ICV belastbaar in lidstaat van aankomst\n Het nultarief kan bij een ICL van goederen vanuit Nederland als de lidstaat van vertrek alleen aan de orde komen, als in de lidstaat waar de goederen naar toe worden vervoerd of verzonden (lidstaat van aankomst) sprake is van een aan de btw-heffing onderworpen ICV van die goederen. Het is niet noodzakelijk dat in de lidstaat van aankomst daadwerkelijk btw wordt geheven ten aanzien van de ICV.62Zie Kamerstuk II 1991–1992, 22 712, nr. 3, blz. 60.\n Er is in beginsel sprake van een belastbare ICV van goederen in de lidstaat van aankomst als de goederen intracommunautair worden geleverd aan een ondernemer of aan een afnemer bedoeld in artikel 1a, tweede lid, van de wet voor zover deze afnemer bij de ICV zijn btw-identificatienummer meedeelt aan de ondernemer of bij de ICV de voor hem geldende verwervingsdrempel overschrijdt.63In artikel 1a van de wet is aangegeven in welke situaties geen ICV plaatsvindt. De ondernemer moet voor de terechte toepassing van het nultarief op grond van post a.6 nagaan wat de btw-status is van de afnemer.\n Het ondernemerschap van de in een andere lidstaat gevestigde afnemer blijkt uit het feit dat de afnemer aan de leverancier zijn btw-identificatienummer overlegt (artikel 12, tweede lid, onderdeel a, 2°, van het uitvoeringsbesluit). De zorgvuldigheid vereist in beginsel dat de leverancier het btw-identificatienummer van de afnemer (zie onderdeel 3.5) verifieert via het VIES.64VAT Information Exchange System.\n Er zijn grensoverschrijdende leveringen door ondernemers vanuit Nederland waarbij geen sprake is van een ICV door de buitenlandse afnemer. Post a.6 is niet van toepassing op deze leveringen (zie onderdelen 8.3 en 8.4).\n 3.5 Btw-identificatienummer van afnemer\n Voor toepassing van het nultarief op grond van post a.6 moet de ondernemer beschikken over een geldig btw-identificatienummer65Zie Kamerstuk II 2019–2020, 35 307, nr. 3, blz. 5 en Besluit van 18 december 2019 tot wijziging van de Algemene Douanewet, enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen en enige andere besluiten (Stb. 2019, 516, blz. 5, 34 en 35). van de afnemer dat is toegekend door een andere lidstaat dan de lidstaat van verzending of vertrek (artikel 12, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, eerste gedachtestreepje van het uitvoeringsbesluit). Als de ondernemer geen geldig btw-identificatienummer van de afnemer opgeeft, vervalt de aanspraak op toepassing van het nultarief, tenzij de ondernemer alsnog binnen een door de inspecteur bepaalde termijn het juiste btw-identificatienummer meedeelt.66Zie Kamerstukken II 2019–2020, 35 307, nr. 3, blz. 5 en nr. 6, blz. 6\n De zorgvuldigheid vereist dat de ondernemer het btw-identificatienummer van zijn afnemer tijdig – bij voorkeur voorafgaand aan of op het tijdstip dat de ICL plaatsvindt – op juistheid verifieert via het VIES.67Zie Kamerstuk II 2019–2020, 35 307, nr. 6, blz. 8. De toepassing van het nultarief kan niet aan de ondernemer worden geweigerd op de enkele grond dat een belastingautoriteit na de (intracommunautaire) levering van het goed het btw-identificatienummer van de afnemer met terugwerkende kracht – tot vóór die levering – heeft ingetrokken.68HvJ 6 september 2012, nr. C-273/11 (Mecsek-Gabona) ECLI:EU:C:2012:547, punten 62 t/m 65.\n 3.6 Indienen opgaaf ICP en te verstrekken gegevens\n Voor toepassing van het nultarief op grond van post a.6 moet de ondernemer een opgaaf ICP indienen die voldoet aan het gestelde in artikel 37a, tweede lid, van de wet (artikel 12, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, tweede en derde gedachtestreepje van het uitvoeringsbesluit). Het vermelden van een geldig btw-identificatienummer van de afnemer is inherent aan het indienen van een juiste opgaaf ICP. Als de ondernemer in zijn opgaaf ICP een onjuist btw-identificatienummer van de afnemer opneemt, heeft hij de mogelijkheid dat te herstellen.69Zie Kamerstuk II 2019–2020, 35 307, nr. 3, blz. 5 en Besluit van 18 december 2019 tot wijziging van de Algemene Douanewet, enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen en enige andere besluiten (Stb. 2019, 516), blz. 5 en 34.\n 4. Overbrenging eigen goederen\n 4.1 Algemeen\n Het overbrengen van eigen goederen door een ondernemer van zijn bedrijf naar een andere lidstaat wordt gelijkgesteld met een levering onder bezwarende titel (artikel 3a, eerste lid, van de wet). Er is sprake van het overbrengen van eigen goederen als een ondernemer voor bedrijfsdoeleinden eigen goederen in het kader van zijn onderneming vervoert of laat vervoeren van de ene lidstaat naar een andere lidstaat. Te denken valt aan de situatie als een in Nederland gevestigde ondernemer een deel van zijn bedrijfsvoorraad vanuit zijn bedrijf in Nederland overbrengt naar een opslagplaats in een andere lidstaat.\n Om de grensoverschrijdende goederenbeweging te kunnen volgen, wordt het overbrengen van eigen goederen fictief aangemerkt als een ICL door de overbrengende ondernemer in de lidstaat van vertrek en als een fictieve ICV die de betrokken ondernemer verricht in de lidstaat van bestemming (de lidstaat waarnaar de goederen worden overgebracht). Als de ICL in Nederland plaatsvindt, verwerkt de overbrengende ondernemer deze ICL in zijn btw-aangifte en vermeldt deze in zijn periodieke opgaaf ICP. De ICV is belast in de lidstaat van bestemming. De ondernemer die overbrengt moet zich voor de ICV in beginsel70‘in beginsel’, omdat dit afhangt van het beleid van de andere lidstaat. voor btw-doeleinden laten registreren in de lidstaat van bestemming, tenzij hij in die lidstaat al beschikt over een btw-identificatienummer.\n 4.2 Geen overbrenging eigen goederen\n In artikel 3a, tweede lid, en 3b van de wet zijn bijzondere situaties opgesomd, waarbij er geen sprake is van een overbrenging van eigen goederen. In deze bijzondere gevallen is geen sprake van een ICL in de lidstaat van vertrek en evenmin een ICV in de lidstaat van aankomst. In deze situaties verricht de ondernemer in Nederland geen ICL als de goederen vanuit Nederland worden overgebracht naar een andere lidstaat en komt post a.6 niet aan de orde.\n In de opgesomde situaties is er geen sprake van een overbrenging omdat:\n \n \n –\n de btw-heffing bij de levering van montage-/installatiegoederen (artikel 3a, tweede lid, onderdeel a, van de wet) plaatsvindt in de lidstaat waar de goederen worden geïnstalleerd/gemonteerd (zie onderdeel 8.2);\n \n \n –\n de btw-heffing bij intracommunautaire afstandsverkopen (artikel 3a, tweede lid, onderdeel a, van de wet) plaatsvindt volgens de bijzondere regeling voor elektronische handel (zie onderdeel 8.4);\n \n \n –\n de btw-heffing voor de levering van goederen aan boord van een schip, vliegtuig of trein tijdens het gedeelte van een binnen de Unie verricht passagiersvervoer (artikel 3a, tweede lid, onderdeel b, van de wet) plaatsvindt in de lidstaat van vertrek van het passagiersvervoer (zie artikel 5, eerste lid, onderdeel c, van de wet);\n \n \n –\n voor de levering van goederen op grond van Tabel II (al) het nultarief geldt (artikel 3a, tweede lid, onderdeel c, van de wet);\n \n \n –\n op deze wijze de btw-heffing bij veredeling71Veredeling houdt in dit kader in dat goederen in opdracht van een ondernemer naar een andere lidstaat worden verzonden of vervoerd om die goederen aldaar te laten herstellen of te laten bewerken, waarna de goederen teruggaan naar de ondernemer in de lidstaat waarvandaan de goederen oorspronkelijk zijn verzonden of vervoerd. binnen de Unie wordt vereenvoudigd (artikel 3a, tweede lid, onderdeel e, van de wet);\n \n \n –\n er sprake is van tijdelijk gebruik van goederen zoals machines, werktuigen en gereedschap die de ondernemer nodig heeft om in de lidstaat van aankomst een dienst te verrichten (artikel 3a, tweede lid, onderdeel f, van de wet);\n \n \n –\n het tijdelijke gebruik van goederen (voor maximaal 24 maanden) in de lidstaat van aankomst (artikel 3a, tweede lid, onderdeel g, van de wet) in aanmerking zou komen voor toepassing van de regeling voor tijdelijke invoer als de goederen uit een derde-land zouden zijn ingevoerd;\n \n \n –\n de levering van gas, elektriciteit, warmte en koude (artikel 3a, tweede lid, onderdeel h, van de wet) plaatsvindt volgens de regels van artikel 5b van de wet; of\n \n \n –\n voor de voorraad op afroep een bijzondere regeling is getroffen in artikel 3b van de wet.72De regeling voorraad op afroep komt aan de orde in het besluit van 13 april 2021, nr. 2021-3736, Omzetbelasting. Toelichting snelle oplossingen btw (Stcrt. 2021, nr. 19872).\n \n \n 5. Levering nieuwe vervoermiddelen\n Voor de levering van een nieuw vervoermiddel dat wordt verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat, wordt degene die, anders dan als ondernemer, het nieuwe vervoermiddel levert als ondernemer aangemerkt (artikel 7, zesde lid, van de wet). Dit is onder meer het geval als het nieuwe vervoermiddel wordt geleverd door een particulier.\n Het voorgaande geldt overeenkomstig voor de intracommunautaire verwerving door een afnemer van het nieuwe vervoermiddel in de andere lidstaat. Dit betekent dat bij de hier bedoelde levering van een nieuw vervoermiddel altijd sprake is van een ICL in de lidstaat van vertrek en een ICV in de lidstaat van bestemming (zie artikel 1, onderdeel c, van de wet). De leverancier en de afnemer moeten voor de ICL respectievelijk ICV voldoen aan hun btw-verplichtingen in de lidstaat van vertrek respectievelijk de lidstaat van aankomst.\n De leverancier van een nieuw vervoermiddel dat vanuit Nederland wordt verzonden of vervoerd naar de afnemer in een andere lidstaat, kan op deze ICL op grond van post a.6 het nultarief toepassen als wordt voldaan aan de daarvoor gestelde voorwaarden. In artikel 12, tweede lid, onderdeel f, van het uitvoeringsbesluit is voor de in artikel 7, zesde lid, van de wet bedoelde leverancier van een nieuw vervoermiddel naast de reguliere voorwaarden voor post a.6 (zie onderdeel 3) nog een extra voorwaarde opgenomen voor toepassing van het nultarief. De extra voorwaarde houdt in dat vorenbedoelde leverancier aan de inspecteur de naam en het adres moet melden van de afnemer aan wie de ICL is verricht.\n Aan de toepassing van het nultarief bij een ICL van een nieuw vervoermiddel is niet de voorwaarde verbonden dat de afnemer van het vervoermiddel is gevestigd of woonachtig is in de lidstaat van bestemming van het vervoermiddel. Ook is het niet mogelijk om de toepassing van het nultarief te weigeren omdat het nieuwe vervoermiddel slechts tijdelijk is ingeschreven in de lidstaat van bestemming.73HvJ EU 14 juni 2017, nr. C-26/16 (Santogal) ECLI:EU:C:2017:453.\n 6. Bewijs toepassing nultarief bij ICL\n 6.1 Algemeen\n In dit onderdeel wordt ingegaan op de bewijslast die op de ondernemer rust om aan de hand van boeken en bescheiden aan te tonen dat hij terecht het nultarief heeft toegepast bij een ICL. Hiertoe moet de ondernemer nagaan of bij de ICL is voldaan aan alle daarvoor geldende materiële voorwaarden (zie onderdeel 3).\n In de volgende onderdelen wordt nader ingegaan op de bewijslast die op de ondernemer rust wat betreft het aantonen van het intracommunautair vervoer van de goederen. Hierbij is relevant dat er in dit verband twee bewijsregelingen naast elkaar bestaan: de Unierechtelijke bewijsregeling (artikel 45 bis van de uitvoeringsverordening) en de Nederlandse bewijsregeling.\n 6.2 Unierechtelijke bewijsregeling bij intracommunautair vervoer of intracommunautaire verzending\n Artikel 45 bis van de uitvoeringsverordening bevat een regeling voor het bewijs van het intracommunautaire vervoer of verzending van goederen in het kader van een ICL. Deze regeling geldt ook voor ICL-en die deel uitmaken van een ketentransactie.\n Artikel 45 bis van de uitvoeringsverordening vormt een bewijsvermoedenregeling naast de bestaande Nederlandse regeling voor het bewijs van intracommunautair vervoer of intracommunautaire verzending van goederen in het kader van een ICL. Als de ondernemer niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 45 bis van de uitvoeringsverordening, heeft de ondernemer nog de mogelijkheid om op andere wijze (via de Nederlandse bewijspraktijk) aan de inspecteur aannemelijk te maken dat de goederen intracommunautair zijn verzonden of vervoerd. In onderdeel 6.3 komt de Nederlandse bewijsregeling aan de orde.\n Artikel 45 bis van de uitvoeringsverordening bevat een weerlegbaar bewijsvermoeden als de verkoper (d.w.z. de ondernemer/verkoper) beschikt over twee niet-tegenstrijdige bewijsstukken die zijn overgelegd door partijen die onafhankelijk zijn van elkaar. Met ‘bewijsvermoeden’ wordt bedoeld dat bij twee niet-tegenstrijdige bewijsstukken wordt aangenomen dat het intracommunautaire vervoer of de intracommunautaire verzending van de goederen heeft plaatsgevonden. Dit bewijsvermoeden wordt door de inspecteur aanvaard voor de situaties beschreven in artikel 45 bis van de uitvoeringsverordening, tenzij de inspecteur dit vermoeden weerlegt.\n Artikel 45 bis, lid 1, van de uitvoeringsverordening maakt voor de over te leggen bewijsstukken voor het intracommunautair vervoer/de intracommunautaire verzending van de goederen onderscheid tussen de volgende twee situaties:\n \n \n –\n de ondernemer/leverancier zorgt ervoor dat de goederen intracommunautair worden vervoerd of verzonden naar de afnemer in de andere lidstaat; of\n \n \n –\n de ondernemer/afnemer draagt zorg voor het intracommunautaire vervoer of de intracommunautaire verzending van de goederen.\n \n \n Afhankelijk van welke partij (ondernemer/leverancier of ondernemer/afnemer) zorgt voor de intracommunautaire verzending of het intracommunautaire vervoer geldt een andere invulling van de twee niet-tegenstrijdige bewijsstukken. Voor de eerste situatie geldt artikel 45 bis, lid 1, sub a en lid 3 van de uitvoeringsverordening en voor de tweede situatie geldt artikel 45 bis, lid 1, sub b en lid 3 van de uitvoeringsverordening.\n In artikel 45 bis, lid 3, van de uitvoeringsverordening worden de documenten opgesomd die als bewijs worden geaccepteerd voor de twee hiervoor genoemde situaties.\n Van de in artikel 45 bis, lid 3, onder a en b van de uitvoeringsverordening opgesomde documenten moeten tenminste twee niet-tegenstrijdige bewijsstukken afkomstig zijn van twee verschillende partijen die onafhankelijk van elkaar zijn en onafhankelijk van de leverancier en van de afnemer (zie artikel 45 bis, lid 1, van de uitvoeringsverordening). De twee niet-tegenstrijdige bewijsstukken bestaan uit:\n \n \n –\n aan het vervoer gerelateerde documenten (bijv. een ondertekend CMR-document of ondertekende CMR-vrachtbrief, zie artikel 45 bis, lid 3, sub a, van de uitvoeringsverordening). De in artikel 45 bis, lid 3, sub a, van de uitvoeringsverordening opgenomen opsomming van vervoersdocumenten is niet limitatief;\n \n \n –\n andere indirect aan het vervoer te relateren documenten (bijv. een verzekeringsovereenkomst voor de intracommunautaire verzending of het intracommunautair vervoer van de goederen, zie artikel 45 bis, lid 3, sub b, van de uitvoeringsverordening). De in artikel 45 bis, lid 3, sub b, van de uitvoeringsverordening opgenomen opsomming is limitatief.\n \n \n Onafhankelijkheid van partijen die niet-tegenstrijdige bewijsstukken m.b.t. intracommunautair vervoer/verzending vervoer afgeven\n In artikel 45 bis, lid 1, sub a en sub b (ii) van de uitvoeringsverordening is de voorwaarde opgenomen dat de twee in deze bepalingen bedoelde niet-tegenstrijdige bewijsstukken afkomstig moeten zijn van twee verschillende partijen die onafhankelijk zijn van elkaar. Voor de uitleg van het begrip ‘onafhankelijk’ in laatstgenoemde bepalingen wordt niet aangesloten bij de criteria van artikel 80 van de btw-richtlijn. Wat onder ‘onafhankelijk’ wordt verstaan is afhankelijk van de zich voordoende feiten en omstandigheden. Lichamen of personen die onderdeel uitmaken van dezelfde btw-ondernemer, worden doorgaans niet als onafhankelijk beschouwd in de zin van artikel 45 bis, lid 1, sub a, respectievelijk artikel 45 bis, lid 1, onderdeel b (ii) van de uitvoeringsverordening. Hierbij valt te denken aan deelnemers in een samenwerkingsverband, zoals een maatschap of vennootschap onder firma, personen of lichamen die deel uitmaken van dezelfde fiscale eenheid, werknemers en een vaste inrichting van een buitenlands hoofdhuis.\n Afnemer vervoert goederen zelf of laat goederen voor zijn rekening vervoeren\n Als de afnemer het intracommunautaire vervoer of de intracommunautaire verzending zelf verzorgt, moet de verkoper naast de in artikel 45 bis, lid 3, sub a, van de uitvoeringsverordening bedoelde bewijsstukken ook beschikken over een schriftelijke verklaring van de afnemer, waarin deze bevestigt dat de goederen door hem of voor zijn rekening zijn vervoerd of verzonden, en waarin de lidstaat van bestemming van de goederen is vermeld. De specificaties waaraan deze verklaring moet voldoen zijn genoemd in artikel 45 bis, lid 1, sub b (i) van de uitvoeringsverordening. De verklaring van de afnemer dient schriftelijk te zijn vastgelegd, een mondelinge verklaring geldt dus niet als zodanig. Het schriftelijke karakter van de verklaring impliceert dat de verklaring normaal leesbaar is, met name voor de inspecteur van de Belastingdienst die de verklaring moet kunnen beoordelen. Om de verkoper (d.w.z. de ondernemer) in staat te stellen tijdig over deze verklaring te beschikken, geldt voor de afnemer de verplichting dat zijn verklaring uiterlijk de tiende dag van de maand volgend op de maand waarin de ICL heeft plaatsgevonden bij de verkoper moet zijn (laatste zin van artikel 45 bis, lid 1, van de uitvoeringsverordening). Voor de overige documenten geldt geen specifieke datum, maar de leverancier zal daarover wel moeten beschikken om het vervoer of de verzending aan te kunnen tonen binnen de bewijsvermoeden-regeling van artikel 45 bis van de uitvoeringsverordening.\n Ingeval de in artikel 45 bis van de uitvoeringsverordening bedoelde bewijsstukken van de leverancier kunnen worden weerlegd en er geen twee onafhankelijke bewijsstukken resteren, is het bewijs niet geslaagd in de zin van het weerlegbaar vermoeden. De inspecteur kan dan eventueel andere bewijzen aanvaarden. Zie in dit verband onderdeel 6.3.\n 6.3 Nederlandse bewijsregeling bij intracommunautair vervoer of intracommunautaire verzending\n Een ondernemer/leverancier moet de aanspraak op toepassing van het nultarief aannemelijk maken aan de hand van boeken en bescheiden. Een ondernemer/leverancier moet zorgvuldig handelen, d.w.z. handelen als oplettend koopman.74Zie o.a. HvJ 21 februari 2008, nr. C-271/06 (Netto Supermarkt) ECLI:EU:C:2008:105 en HvJ 21 juni 2012, nrs. C-80/11 en C-142/11 (Máhageben Dávid) ECLI:EU:C:2012:373. Het nultarief mag niet aan de leverancier worden geweigerd als hij te goeder trouw heeft gehandeld.75Zie o.a. HvJ 27 september 2007, nr. C-409/04 (Teleos) ECLI:EU:C:2007:548. In de volgende onderdelen wordt nader ingegaan op de zorgvuldigheid die de leverancier in dit verband in acht moet nemen en welke bescheiden relevant kunnen zijn voor het aantonen van het intracommunautair vervoer door de ondernemer/leverancier.\n 6.3.1 Zorgvuldigheid ondernemer/leverancier\n Ondernemers/Leveranciers die een ICL als bedoeld in post a.6 verrichten, moeten nagaan of bij die levering is voldaan aan de daarvoor geldende materiële vereisten (zie onderdeel 3).\n Ten aanzien van de leverancier komen vooral de volgende voorwaarden aan de orde:\n \n \n –\n het beschikken over het btw-identificatienummer van de afnemer dat is toegekend in een andere lidstaat dan de lidstaat van vertrek (zie onderdeel 3.5);\n \n \n –\n het aantonen van de verzending of het vervoer van de goederen in het kader van de levering naar het grondgebied van een andere lidstaat; en\n \n \n –\n het indienen van een opgaaf ICP die voldoet aan het gestelde in artikel 37a, tweede lid, van de wet (zie onderdeel 3.6).\n \n \n De leverancier voldoet aan de op hem rustende bewijslast als hij aantoont dat hij ter zake zorgvuldig heeft gehandeld.\n Met betrekking tot het aantonen van het intracommunautaire vervoer brengt de verlangde zorgvuldigheid mee dat de leverancier, binnen het kader van de mogelijkheden die zijn commerciële bedrijfsvoering daartoe biedt, naast het vastleggen van de bijzonderheden van de transactie in de administratie, alle commerciële bescheiden die het intracommunautaire karakter van de levering ondersteunen, bewaart en op verzoek van de Belastingdienst overlegt, en dat hij bij het nemen van de beslissing over toepassing van het nultarief nagaat of de aard van de beschikbare bewijsstukken deze handelwijze rechtvaardigt. Bij deze beslissing kan ook de aard van de goederen een rol spelen. Hoewel de leverancier de beslissing over het toe te passen tarief in de praktijk uiterlijk zal moeten nemen op het tijdstip van de levering, kan hij bij het nemen van die beslissing rekening houden met bescheiden die hij naderhand zal ontvangen.\n Te goeder trouw handelen\n Met ‘te goeder trouw handelen’ wordt bedoeld dat de betrokken ondernemer alles heeft gedaan wat hem als oplettend koopman te doen stond om te voorkomen dat hij betrokken raakt bij btw-fraude. Bij betrokken raken bij btw-fraude gaat het niet alleen om de situatie waarbij vaststaat dat de ondernemer zelf btw-fraude heeft gepleegd, maar ook om passieve deelname aan btw-fraude door de ondernemer. Bij passieve deelname aan btw-fraude gaat het om gevallen waarin vaststaat dat de ondernemer wist dat hij door zijn aankoop deelnam aan een handeling die onderdeel was van btw-fraude en gevallen waarin vaststaat dat de ondernemer had moeten weten dat hij door zijn aankoop betrokken was bij een handeling die onderdeel was van btw-fraude door een andere ondernemer die in een eerder of later stadium van de handelsketen actief was. Voor de beoordeling of sprake is van passieve deelname aan fraude is niet relevant of de ondernemer winst behaalt uit de doorverkoop van de goederen of het gebruik van de diensten in het kader van de belaste handelingen die hij in een later stadium verricht. Het is aan de Belastingdienst om aan de hand van objectieve gegevens te bewijzen dat de ondernemer actief btw-fraude heeft gepleegd of passief heeft deelgenomen aan btw-fraude.76Zie o.a. het eerder aangehaalde Mahagében en Dávid-arrest, HvJ 18 december 2014, nrs. C-131/13, C-163/13 en C-164/13 (Italmoda) ECLI:EU:C:2014:2455, HR 26 maart 2021, nr. 19/01458 ECLI:NL:HR:2021:456, HvJ 11 november 2021, nr. C-281/20 (Ferimet) ECLI:EU:C:2021:910 en HvJ 1 december 2022, nr C-512/21 (Aquila) ECLI:EU:C:2022:950.\n Of de ondernemer wist of had moeten weten dat de door hem verrichte transactie deel uitmaakte van een keten van transacties waarin fraude werd gepleegd, hangt volgens het Unierecht onder meer af van het antwoord op de vraag of de ondernemer voldoende zorgvuldig heeft gehandeld. Wat betreft de mate van zorgvuldigheid die in dit kader moet worden betracht, geldt dat van een marktdeelnemer mag worden verlangd dat hij alles doet wat redelijkerwijs van hem kan worden geëist om ervoor te zorgen dat hij door de handeling die hij verricht, niet betrokken raakt bij btw-fraude. Het hangt van de omstandigheden van het concrete geval af welke maatregelen hij in dat bepaalde geval redelijkerwijs moet nemen om ervoor te zorgen dat zijn handelingen geen deel uitmaken van fraude door een marktdeelnemer in een eerder of later stadium van de keten van transacties.\n Wanneer er aanwijzingen zijn van fraude of aanwijzingen op grond waarvan de ondernemer kan vermoeden dat er sprake is van onregelmatigheden of fraude, mag van een ondernemer worden verwacht dat hij extra zorgvuldigheid betracht. Van een bedachtzame marktdeelnemer mag worden verlangd dat hij – afhankelijk van de omstandigheden van het geval – inlichtingen inwint over een marktdeelnemer van wie hij voornemens is goederen of diensten te kopen of aan wie hij goederen of diensten wil verkopen, om zich te vergewissen van diens betrouwbaarheid. De Belastingdienst mag echter niet eisen dat ondernemers complexe en grondige controles van leveranciers en/of afnemers doorvoeren en zodoende in feite hun eigen controletaken naar hen doorschuiven.77Zie o.a. het eerder aangehaalde Aquila-arrest en HR 26 maart 2021, nr. 19/01458 ECLI:NL:HR:2021:456.\n 6.3.2 Bewijs van intracommunautair vervoer; Nederlandse bewijsregeling\n 6.3.2.1 Diverse situaties bij intracommunautair vervoer\n De volgende situaties zijn mogelijk bij het intracommunautair vervoer van goederen:\n \n \n 1.\n de ondernemer/leverancier in Nederland regelt het intracommunautair vervoer.\n Hierbij zijn twee opties.\n \n \n a.\n \n Derdenvervoer in opdracht van de ondernemer/leverancier.\n De ondernemer/leverancier schakelt een andere (onafhankelijke) ondernemer (meestal een derde/vervoerder) in voor het vervoer van de goederen vanuit Nederland naar de door de afnemer aangegeven locatie in de andere lidstaat.\n \n \n b.\n \n Eigen vervoer door de ondernemer/leverancier.\n \n De ondernemer/leverancier zelf of een personeelslid van de ondernemer/leverancier78D.w.z. dat er een dienstbetrekking bestaat tussen de ondernemer/leverancier en het personeelslid, het personeelslid is geen derde/vervoerder. vervoert de goederen naar de door de afnemer aangegeven locatie in de andere lidstaat.\n \n \n \n \n 2.\n De afnemer regelt het intracommunautair vervoer.\n Hierbij zijn twee opties.\n \n \n a.\n \n Derdenvervoer in opdracht van de afnemer.\n \n De afnemer schakelt een andere onafhankelijke ondernemer (meestal een derde/vervoerder) in om de goederen bij de leverancier in Nederland op te halen en vervolgens te vervoeren naar de door de afnemer aangegeven locatie in de andere lidstaat; of\n \n \n b.\n \n Eigen vervoer door de afnemer.\n \n De afnemer zelf of een personeelslid van de afnemer79Zie vorige voetnoot. haalt de goederen op bij de ondernemer/leverancier in Nederland en vervoert de goederen vervolgens naar de door de afnemer gewenste locatie in de andere lidstaat.\n \n \n \n \n Afhankelijk van de door de ondernemer/leverancier respectievelijk de afnemer gemaakte keuze voor de wijze van vervoer, zijn er verschillende bewijsstukken beschikbaar voor het aannemelijk maken van het intracommunautair vervoer. In de volgende onderdelen wordt nader ingegaan op de in ad 1 en ad 2 bedoelde vervoerssituaties en de daarvoor relevante bewijsstukken.\n 6.3.2.2 Derdenvervoer in opdracht van de ondernemer/leverancier\n Een ondernemer is verplicht aantekening te houden van onder meer de door hem verrichte leveringen (artikel 34 van de wet). Deze verplichting is nader uitgewerkt in artikel 31 van de uitvoeringsbeschikking. Hierbij zal de ondernemer/leverancier na moeten gaan, of de aard en inhoud van de beschikbare bewijsstukken de toepassing van het nultarief voldoende rechtvaardigt.80Zie ook Hoge Raad 16 mei 2008, nr. 40 036, ECLI:NL:HR:2008:BD1604.\n Uitgangspunt bij het intracommunautaire vervoer is dat het vorenbedoelde samenstel van de in de administratie voorhanden zijnde gegevens aan de ondernemers de mogelijkheid biedt om daarmee het intracommunautaire karakter van hun transacties duidelijk te maken.\n Bewijsstukken\n Binnen het kader van de mogelijkheden die de bedrijfsvoering van de ondernemer/leverancier biedt, kan daarbij in het bijzonder de aanwezigheid van de volgende bescheiden een rol spelen:\n \n \n –\n een digitale of schriftelijke bestelling met de aanduiding dat de te leveren goederen op een plaats in een andere lidstaat moeten worden afgeleverd;\n \n \n –\n correspondentie met de afnemer (bijvoorbeeld de orderbevestiging) waaruit blijkt dat de desbetreffende goederen in een andere lidstaat moeten worden of zijn afgeleverd;\n \n \n –\n een commercieel gebruikelijke bevestiging door de afnemer (ondernemer) van de ontvangst van de goederen in de andere lidstaat;\n \n \n –\n de op naam van de (buitenlandse) afnemer gestelde factuur;\n \n \n –\n een betaling door de afnemer vanuit de andere lidstaat;\n \n \n –\n een verzekeringspolis met betrekking tot het internationale transport van de goederen;\n \n \n –\n een uitvoervergunning (bijvoorbeeld voor afvalstoffen en ‘strategische’ goederen);\n \n \n –\n douane-documenten (schriftelijk of digitaal) met betrekking tot goederen die zich nog onder douaneregime bevinden of die naar een andere lidstaat worden verzonden of vervoerd via het grondgebied van een derde-land;\n \n \n –\n bescheiden die betrekking hebben op de uitschrijving van een registergoed uit Nederlandse openbare registers in samenhang met de inschrijving van dat goed in de openbare registers van een andere lidstaat, en\n \n \n –\n bescheiden die rechtstreeks betrekking hebben op het vervoer van de goederen, zoals de papieren of digitale CMR-vrachtbrief (internationaal wegvervoer), de airway bill (luchtvaartvervoer), de bill of lading (scheepsvaartvervoer), de nota van de vervoerder en, als het gaat om accijnsgoederen, het e-AD of het vereenvoudigd geleidedocument.\n \n \n Voldoende zorgvuldigheid\n Ondernemers/leveranciers in wiens administratie een relevante combinatie van de hiervoor bedoelde vastleggingen, aanwijzingen en bescheiden eenduidig wijzen op een ICL, hebben voldoende zorgvuldigheid in acht genomen wat betreft het aantonen van het intracommunautaire karakter van de levering en kunnen op deze levering in beginsel het nultarief toepassen, óók als zou blijken dat bijvoorbeeld de afnemer de geleverde goederen in de lidstaat van bestemming niet als een ICV heeft aangegeven. De ondernemer/leverancier wordt evenwel in de toepassing van het nultarief niet beschermd wanneer de Belastingdienst bewijst dat de feitelijke toedracht afwijkt van hetgeen uit de administratie van de leverancier blijkt en de leverancier dit wist of redelijkerwijs behoorde te weten dat de in zijn administratie aanwezige bescheiden een onjuiste indruk geven over het karakter van de onderliggende transactie.\n Distributiebedrijf verzorgt opslag en vervoer\n In een aantal gevallen verzorgt een distributiebedrijf de opslag en het vervoer van goederen ten behoeve van de leverancier. In die gevallen beschikt de ondernemer/leverancier in de regel niet over bescheiden die rechtstreeks betrekking hebben op het vervoer van de goederen, maar in plaats daarvan wél over de verantwoording van het distributiebedrijf aan de leverancier met betrekking tot de ontvangst, de opslag en het vervoer van de goederen. De bescheiden die rechtstreeks betrekking hebben op het vervoer zullen dan in de administratie van het distributiebedrijf aanwezig zijn.\n Dit hoeft voor de ondernemer/leverancier geen belemmering te zijn voor toepassing van het nultarief, als de bescheiden met betrekking tot het vervoer van de goederen maar op eenvoudige wijze en binnen redelijke termijn toegankelijk zijn als er bij hem controle wordt ingesteld naar de al dan niet terechte toepassing van het nultarief.\n 6.3.2.3 Eigen vervoer door de ondernemer/leverancier\n Een duidelijke aanwijzing voor het intracommunautaire karakter van een levering is in het algemeen te vinden in de bij het intracommunautair vervoer gebruikte vrachtbrief (zoals de papieren of digitale CMR-vrachtbrief, de airway bill of de bill of lading), in samenhang met de overige handelsbescheiden en de administratieve vastleggingen van de transactie (genoemd in het vorige onderdeel). Als de ondernemer/leverancier de te leveren goederen zelf vervoert naar de afnemer in een andere lidstaat, ontbreekt een vrachtbrief. De vereiste zorgvuldigheid bij de leverancier brengt mee, dat hij het vervoer zodanig in zijn administratie vastlegt dat daaruit de intracommunautaire bestemming van de goederen blijkt.\n 6.3.2.4 Derdenvervoer in opdracht van de afnemer\n In deze situatie beschikt de afnemer (dit kan een vaste afnemer zijn of een nieuwe afnemer) over bescheiden die rechtstreeks betrekking hebben op het intracommunautaire vervoer van de goederen. Te denken valt aan de papieren of digitale CMR-vrachtbrief, de airway bill, de bill of lading, de nota van de derde-vervoerder en bij accijnsgoederen het e-AD of vereenvoudigd geleidedocument.\n Als de afnemer een kopie (in schriftelijke of digitale vorm) van deze vervoersbescheiden verstrekt aan de ondernemer/leverancier in Nederland, voldoet de ondernemer/leverancier aan de bewijslast voor toepassing van het nultarief, mits het samenstel van de overige bescheiden en vastleggingen van de met de afnemer gesloten transactie in zijn administratie daartoe toereikend is (zie onderdeel 6.3.2.2).\n 6.3.2.5 Eigen vervoer door de afnemer\n In dit geval is de ondernemer/leverancier beperkt in zijn mogelijkheden om het bewijs te leveren dat de goederen fysiek Nederland hebben verlaten en naar de andere lidstaat zijn vervoerd. In deze situatie wordt geen derde/vervoerder ingeschakeld, zodat het intracommunautaire karakter van de levering niet mede kan blijken uit bescheiden die op het vervoer betrekking hebben (zoals een CMR-vrachtbrief, airway bill of bill of lading) of uit de eigen vervoersadministratie van de ondernemer/leverancier.\n Toch zijn er omstandigheden denkbaar waaronder de ondernemer/leverancier zich er ook bij zo’n levering aan een vaste afnemer van overtuigd mag weten dat deze afnemer de goederen naar een andere lidstaat zal vervoeren. Het gaat om de situatie dat een vaste afnemer een afhaalverklaring zoals hierna omschreven afgeeft aan de ondernemer/leverancier bij het ophalen van de goederen in Nederland.\n Afhaalverklaring door vaste afnemer\n Als uitgangspunt geldt dat in de administratie van de ondernemer/leverancier een samenstel van bescheiden (schriftelijk of digitaal) en vastleggingen van de met de afnemer gesloten koop aanwezig dient te zijn (zie onderdeel 6.3.2.2). Naast deze bescheiden en vastleggingen dient de ondernemer/leverancier te beschikken over een afhaalverklaring81Het kan gaan om een schriftelijke afhaalverklaring of om een digitale kopie van een schriftelijke afhaalverklaring., die een vaste afnemer of een personeelslid van een vaste afnemer invult, ondertekent en afgeeft aan de ondernemer/leverancier bij het in Nederland ophalen van de goederen.\n Deze afhaalverklaring dient ten minste te bevatten:\n \n \n –\n de naam van de vaste afnemer of de naam van het personeelslid van de vaste afnemer die de goederen ophaalt;\n \n \n –\n het kenteken van het voertuig waarmee de goederen zullen worden vervoerd;\n \n \n –\n het nummer van de factuur waarop de geleverde goederen zijn gespecificeerd;\n \n \n –\n de locatie in de andere lidstaat waarheen degene die afhaalt (de vaste afnemer zelf of het personeelslid van de vaste afnemer) de goederen zal vervoeren;\n \n \n –\n en de toezegging dat de vaste afnemer bereid is aan de Belastingdienst desgevraagd nadere informatie te verstrekken over de bestemming van de goederen.\n \n \n De afhaalverklaring geldt alleen als relevant bewijs als de verklaring naar waarheid is ingevuld en ook overigens geen gebreken en/of onduidelijkheden vertoont. Een model van deze afhaalverklaring is opgenomen als bijlage 1 bij dit onderdeel.\n Achteraf opgemaakte afhaalverklaring door vaste afnemer\n Bij eigen vervoer door de vaste afnemer zijn in bijzondere gevallen82Ter beoordeling van de inspecteur. afhaalverklaringen die achteraf worden opgemaakt ook toegestaan. Op dergelijke verklaringen mogen dan geen essentiële gegevens ontbreken, zoals een duidelijke vermelding van de naam van de afnemer, het afleveradres en het kenteken van het voertuig waarmee de goederen naar een andere lidstaat zijn vervoerd.\n Overigens kan de – voor btw-doeleinden opgestelde – afhaalverklaring niet dienen als vervanging van de commerciële gebruikelijke aanwijzingen van de vaste afnemer over de door hem gewenste/opgegeven plaats van aflevering van de goederen. De afhaalverklaring kan wel een aanvulling van of bevestiging vormen op de commerciële bescheiden waarover de ondernemer/leverancier beschikt met betrekking tot individuele transacties.\n Extra zorgvuldigheid\n Het is mogelijk dat zich bij eigen vervoer door de afnemer zodanige omstandigheden voordoen, dat de ondernemer/leverancier in Nederland extra zorgvuldigheid in acht moet nemen voor het vergewissen of er sprake is van een intracommunautaire transactie. Onder bepaalde omstandigheden mag de ondernemer/leverancier er niet vanuit gaan dat toepassing van het nultarief op zijn plaats is. Als bijvoorbeeld sprake is van een nieuwe afnemer die aan de ondernemer/leverancier contant betaalt bij het ophalen van de goederen of als sprake is van een afnemer bij wie leveringen tegen het nultarief in het verleden tot onregelmatigheden voor de btw hebben geleid, terwijl de ondernemer/leverancier in Nederland ook overigens niet over bescheiden beschikt die het intracommunautaire karakter van de levering ondersteunen83Afgezien van een op naam van de afnemer gestelde factuur, waarop het btw-identificatienummer is vermeld van de afnemer in de andere lidstaat, zijn er geen andere bescheiden., zal de ondernemer/leverancier de aanspraak op toepassing van het nultarief niet zonder meer kunnen rechtvaardigen. Onder deze omstandigheden kan de ondernemer/leverancier het risico van naheffing vermijden door aan de afnemer Nederlandse btw in rekening brengen.\n Niet in Nederland gevestigde ondernemers/leveranciers\n Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat van niet in Nederland gevestigde ondernemers/leveranciers die vanuit Nederland een ICL verrichten, dezelfde zorgvuldigheid wordt verlangd ten aanzien van de toepassing van het nultarief als van in Nederland gevestigde ondernemers/leveranciers. Dit geldt ook in gevallen waarin de niet in Nederland gevestigde ondernemer/leverancier voor de nakoming van zijn fiscale verplichtingen in Nederland een fiscaal vertegenwoordiger (een fiscaal vertegenwoordiger met een algemene of met een beperkte vergunning) heeft aangesteld.\n 6.3.2.6 Gegevensuitwisseling tussen Belastingdiensten van lidstaten\n Ook de bescheiden en andere gegevensdragers die het resultaat bevatten van de uitwisseling van gegevens tussen de Belastingdiensten van lidstaten, kunnen van belang zijn voor zover die bescheiden aanwijzingen bevatten dat de goederen zijn vervoerd naar een andere lidstaat en aldaar zijn onderworpen aan de btw-heffing in verband met de ICV van die goederen. De resultaten van de gegevensuitwisseling met andere lidstaten moet de inspecteur aan de ondernemer verstrekken en ook aan de rechter als een geschil over de toepasselijkheid van het nultarief aan de rechter ter beslissing is voorgelegd.84Hoge Raad 9 juli 1999, nr. 34 308, ECLI:NL:HR:1999:AA2823.\n Het komt voor, vooral bij afhaaltransacties, dat de ondernemer/leverancier niet aannemelijk kan maken dat de goederen daadwerkelijk naar een andere lidstaat zijn vervoerd. De gewone gegevensuitwisseling met die lidstaat levert in de regel ook geen relevante informatie op. In zo’n geval is de inspecteur niet verplicht om aan de Belastingdienst van die andere lidstaat om nadere informatie te verzoeken. De ondernemer/leverancier moet zelf de benodigde gegevens vergaren om het nultarief te kunnen toepassen.85HvJ 27 september 2007, nr. C-184/05 (Twoh) ECLI:EU:C:2007:550 en Hoge Raad 16 mei 2008, nr. 40 036, ECLI:NL:HR:2008:BD1604.\n 6.4 Aantonen nultarief bij ICL van pleziervaartuigen die niet onder post a.4 vallen\n Ook voor de toepassing van het nultarief bij de ICL van een pleziervaartuig dat niet onder post a.486Bij pleziervaartuigen die onder post a.4 vallen doet zich geen samenloop met post a.6 voor (zie § 2.7 van de algemene opmerkingen over de toepassing van het nultarief). valt en dat door of namens de leverancier of de afnemer op eigen kiel naar een andere lidstaat wordt overgebracht geldt, dat de leverancier moet beschikken over het in onderdeel 6.3.2.2 bedoelde samenstel van administratieve gegevens waarmee het intracommunautaire karakter van de levering kan worden aangetoond.\n Bij de ICL van een pleziervaartuig dat niet onder post a.4 valt moet de ondernemer/leverancier aan de hand van boeken en bescheiden kunnen aantonen dat het pleziervaartuig is bestemd voor een ondernemer in een andere lidstaat en dat het vaartuig daadwerkelijk is vervoerd naar de andere lidstaat. Bij levering af werf (deze geschiedt m.n. op eigen kiel) mag de leverancier ervan uitgaan dat het vervoer voldoende is aangetoond als de afnemer ter zake een afhaalverklaring heeft afgegeven als bedoeld in bijlage 2 bij dit onderdeel en er voor de leverancier geen reden was om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen.\n Afnemer is particulier of rechtspersoon niet-ondernemer\n Als de afnemer een particulier is of een rechtspersoon niet-ondernemer, en het vaartuig door de afnemer op eigen kiel naar de andere lidstaat wordt overgebracht, kan het nultarief worden toegepast als de leverancier naast het in onderdeel 6.3.2.2 bedoelde samenstel van administratieve gegevens ook beschikt over de navolgende bescheiden (vooropgesteld dat de leverancier de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen bij het vaststellen van de juistheid van deze bescheiden):\n \n \n 1.\n Een gedateerde en ondertekende verklaring van de afnemer, inhoudende dat:\n \n \n –\n het pleziervaartuig bestemd is voor gebruik in een andere lidstaat en dat het vaartuig na overbrenging naar de lidstaat van aankomst voor een periode van ten minste drie maanden niet naar Nederland zal terugkeren, behoudens een met bescheiden te staven onvoorziene terugkeer naar Nederland uitsluitend voor noodzakelijk gebleken reparatie, daaronder begrepen het vervoer rechtstreeks naar en van de plaats van reparatie;\n \n \n –\n de afnemer in de lidstaat van aankomst aangifte zal doen ter zake van de ICV van het pleziervaartuig over dezelfde vergoeding als ter zake van de levering in rekening is gebracht en dat hij een kopie van de aangifte en van het betalingsbewijs aan de leverancier zal toesturen binnen twee weken nadat de aangifte is gedaan;\n \n \n –\n de afnemer ervan op de hoogte is dat de leverancier de Nederlandse Belastingdienst binnen drie maanden schriftelijk moet informeren wanneer deze kopieën niet tijdig worden ontvangen;\n \n \n –\n de afnemer ervan op de hoogte is dat de leverancier de Nederlandse Belastingdienst zo spoedig mogelijk moet informeren wanneer na de levering feiten ter kennis komen van de leverancier waaruit deze redelijkerwijs moet concluderen dat de verklaring van de afnemer geen juist beeld geeft van de feitelijke situatie;\n \n \n –\n de afnemer bereid is op verzoek aan de Nederlandse Belastingdienst nadere informatie te verstrekken over de bestemming van het vaartuig.\n \n \n Een model voor deze verklaring is opgenomen als bijlage 2 bij de toelichting op deze post.\n \n \n 2.\n In gevallen waarin direct na de oplevering sprake is van proefvaren in Nederland vóór de overbrenging naar de andere lidstaat dient de leverancier naast de in 1 bedoelde verklaring van de afnemer bescheiden te kunnen overleggen waaruit de volgende gegevens blijken:\n \n \n –\n begin- en einddatum van het proefvaren;\n \n \n –\n begin- en einddatum van een eventuele daarop volgende periode waarin het vaartuig op de werf ligt in verband met tijdens het proefvaren nodig gebleken aanpassingen;\n \n \n –\n de overbrenging vanaf de werf naar de andere lidstaat, aansluitend aan de periode van het proefvaren (dan wel, indien van toepassing, de aanpassing op de werf), binnen twee maanden na oplevering.\n \n \n \n \n Als de hiervoor aangeduide bescheiden geen juist beeld geven van de feitelijke situatie en dit de leverancier op het moment van de (op)levering redelijkerwijs bekend moet zijn geweest, moet de leverancier alsnog btw in rekening brengen naar het algemene tarief. Als aan de leverancier binnen een termijn van drie maanden na de levering dan wel drie maanden na de proefvaart feiten ter kennis komen waaruit redelijkerwijs geconcludeerd kan worden dat de hiervoor aangeduide bescheiden geen juist beeld geven van de feitelijke situatie, of als niet tijdig een kopie wordt ontvangen van de btw-aangifte ter zake van de ICV van het vaartuig in de andere lidstaat, moet de leverancier deze feiten schriftelijk melden aan de inspecteur.\n Goedkeuring\n Als in situaties als hiervoor bedoeld de leverancier de bouwer is van het pleziervaartuig, en tussentijds het casco van het vaartuig al tot zekerheid aan de afnemer of bijvoorbeeld een kredietverstrekker wordt overgedragen, ontmoet het geen bezwaar dat de bouwer eveneens het nultarief toepast.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:\n \n \n 1.\n de bouwer kan aannemelijk maken dat, als de overdracht tot zekerheid niet zou hebben plaatsgevonden, bij oplevering van het vaartuig het nultarief zou kunnen worden toegepast volgens de hiervoor neergelegde regeling; en\n \n \n 2.\n de bouwer kan aannemelijk maken dat op het moment van uiteindelijke aflevering blijkt dat aan alle in het voorgaande opgenomen voorwaarden wordt voldaan.\n \n \n Wanneer de bouwer op enig moment voordat het vaartuig wordt afgeleverd aan de koper, weet of behoort te weten dat niet langer aan deze voorwaarden wordt voldaan of zal worden voldaan, dient hij alsnog de btw te voldoen over de in rekening gebrachte vergoeding of de ontvangen deelbetalingen.\n 7. Bijzondere regelingen\n 7.1 Ketentransacties\n Er is sprake van een ketentransactie als dezelfde goederen tussen opeenvolgende ondernemers worden geleverd, waarbij de eerste ondernemer/leverancier in de handelsketen de goederen rechtstreeks aflevert aan de laatste afnemer in de keten. Een voorbeeld: ondernemer A verkoopt het goed aan ondernemer B, B verkoopt het goed aan ondernemer C, waarna A het goed – in opdracht van B rechtstreeks (zelf of via een vervoerder) aflevert aan de laatste afnemer C.\n Ketentransacties kunnen volledig plaatsvinden in Nederland (een binnenlandse ketentransactie) of grensoverschrijdend zijn. Als de goederen in het kader van een ketentransactie vanuit de ene lidstaat naar de andere lidstaat worden vervoerd, is sprake van een intracommunautaire ketentransactie.\n Bij een intracommunautaire ketentransactie kan het intracommunautaire vervoer of de intracommunautaire verzending van de goederen maar aan één levering worden toegerekend.87HvJ EU 6 april 2006, nr. C-245/04 (EMAG Handel Eder), ECLI:EU:C:2006:232, het eerder aangehaalde Euro Tyre-arrest, HvJ EU 26 juli 2017, nr. C-386/16 (Toridas), ECLI:EU:C:2017:599 en HvJ EU 21 februari 2018, nr. C-628/16 (Kreuzmayer), ECLI:EU:C:2018:84. De overige leveringen binnen de handelsketen zijn binnenlandse leveringen. De ICL binnen de keten is belastbaar in de lidstaat waar het intracommunautaire vervoer begint (artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van de wet). De ICV binnen de keten is in beginsel88‘in beginsel’ vanwege de uitzondering opgenomen in artikel 17b, tweede lid, van de wet. belast in de lidstaat waar het intracommunautaire vervoer/de intracommunautaire verzending eindigt (artikel 17b, eerste lid, van de wet). De binnenlandse ketenleveringen zijn belast in het land waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van de levering (artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de wet).\n Als de eerste leverancier in de keten het intracommunautaire vervoer naar de laatste afnemer in de keten verzorgt of door een derde laat verzorgen, verricht de eerste leverancier de ICL.89Kamerstuk II, 2019–2020, 35 307, nr. 3, blz. 17, laatste alinea. Als deze ICL in Nederland wordt verricht, is deze onderworpen aan het nultarief op grond van post a.6 van de tabel als de leverancier aan de geldende voorwaarden voldoet. Voor deze levering geldt verder de listingverplichting bedoeld in artikel 37a van de wet.\n Als het intracommunautaire vervoer of de intracommunautaire verzending van goederen in het kader van een ketentransactie wordt verzorgd door (of voor rekening van) een andere leverancier in de keten dan de eerste leverancier, is de in artikel 5c van de wet opgenomen regeling voor ketentransacties van toepassing. Deze regeling wordt in het volgende onderdeel besproken.\n 7.2 Regeling (intracommunautaire) ketentransacties\n De regeling voor intracommunautaire ketentransacties geldt voor de situatie dat het intracommunautaire vervoer of de intracommunautaire verzending van de goederen wordt geregeld door de tweede of volgende leverancier in de handelsketen, de zogenoemde tussenhandelaar. Alsdan is het intracommunautaire vervoer of de intracommunautaire verzending alleen toe te rekenen aan de levering aan of door de tussenhandelaar. De hoofdregel van de regeling ketentransacties is opgenomen in artikel 5c, eerste lid van de wet. De uitzondering op de hoofdregel is opgenomen in artikel 5c, tweede lid, van de wet.\n In artikel 5c van de wet is aangegeven wat wordt verstaan onder (a) intracommunautaire ketentransacties, (b) wanneer het intracommunautaire vervoer of de intracommunautaire verzending van de goederen is toe te schrijven aan de schakel in de keten die is aan te merken als een tussenhandelaar en (c) wat in dit verband wordt verstaan onder tussenhandelaar.\n Intracommunautaire ketentransactie (ad a)\n Er is sprake van een intracommunautaire ketentransactie in de zin van artikel 5c, eerste lid, van de wet bij:\n \n \n –\n opeenvolgende leveringen van dezelfde goederen tussen ondernemers;\n \n \n –\n waarbij die goederen intracommunautair worden verzonden of vervoerd;\n \n \n –\n van de eerste ondernemer rechtstreeks naar de laatste afnemer in de keten.\n \n \n Voor de toepassing van de regeling ketentransacties is niet relevant uit hoeveel schakels de handelsketen bestaat en in hoeveel lidstaten de ondernemers die tot de keten behoren zijn gevestigd of voor de btw zijn geïdentificeerd. Voor toepassing van de regeling is het niet nodig dat de goederen zich bevinden in de lidstaat van vestiging van de leveranciers of de afnemers van de keten.\n De regeling is echter niet van toepassing bij de invoer van goederen. Dit laat onverlet dat de levering die volgt op de invoer van de goederen onderdeel kan uitmaken van een ketentransactie als bedoeld in artikel 5c van de wet.\n De regeling voor ketentransacties doet niet af aan de werking van de regeling voor vereenvoudigde A-B-C-leveringen (artikel 37c van de wet), met dien verstande dat de in artikel 37c van de wet opgenomen vereenvoudigde A-B-C-regeling alleen relevant is voor een intracommunautaire ketentransactie waarbij drie partijen uit de keten zijn betrokken90De regeling voor ketentransacties regelt aan welke levering in de keten het intracommunautaire vervoer of de intracommunautaire verzending wordt toegeschreven en heeft geen gevolgen voor de regels over de verschuldigdheid van btw. De vereenvoudigde A-B-C-regeling gaat over de verschuldigdheid van btw. De regeling voor ketentransacties kan daarom samengaan met de vereenvoudigde A-B-C-regeling (zie Kamerstuk II, 2019–2020, 35 307, nr. 3, blz. 16)..\n Aan welke schakel is het intracommunautair(e) vervoer of verzending toe te rekenen (ad b)\n Als vaststaat welke ondernemer in de keten de tussenhandelaar is, zijn er twee mogelijkheden:\n \n \n –\n de ICL van de goederen vindt plaats aan de tussenhandelaar (de hoofdregel, zie artikel 5c, eerste lid, van de wet);\n \n \n –\n de ICL van de goederen vindt plaats door de tussenhandelaar (de uitzondering op de hoofdregel, zie artikel 5c, tweede lid, van de wet).\n \n \n ICL aan de tussenhandelaar\n De hoofdregel geldt alleen als de tussenhandelaar niet de eerste leverancier in de keten is (zie artikel 5c, derde lid). Dit betekent dat de hoofdregel alleen geldt voor de situatie dat de tweede of volgende ondernemer in de handelsketen optreedt als tussenhandelaar.\n De ondernemer in de keten die levert aan de tussenhandelaar verricht een ICL in de lidstaat van vertrek en de tussenhandelaar verwerft de goederen intracommunautair in de lidstaat van aankomst.\n ICL door de tussenhandelaar\n De uitzondering op de hoofdregel komt aan de orde als de tussenhandelaar aan zijn leverancier het btw-identificatienummer heeft meegedeeld dat de lidstaat van vertrek aan hem (de tussenhandelaar) heeft toegekend. De ondernemer in de keten die levert aan de tussenhandelaar verricht een binnenlandse levering in de lidstaat van vertrek, en de tussenhandelaar verricht een ICL in de lidstaat van vertrek.\n Hoedanigheid van tussenhandelaar (ad c)\n De tussenhandelaar is de ondernemer in de keten (niet zijnde de eerste leverancier in de keten) die de goederen óf zelf verzendt of vervoert óf voor zijn rekening door een derde laat verzenden of vervoeren (artikel 5c, derde lid, van de wet). Er zijn dus twee mogelijkheden:\n \n \n –\n de tussenhandelaar vervoert of verzendt de goederen zelf en is daarom de tussenhandelaar; of\n \n \n –\n de tussenhandelaar sluit met een derde buiten de keten (een vervoerder) een contract voor het vervoer of de verzending van de goederen en is daarom de tussenhandelaar.\n \n \n Er is sprake van het ‘regelen van vervoer’ door de tussenhandelaar als de tussenhandelaar het contract met de derde (de vervoerder) heeft gesloten en de tussenhandelaar als contractpartij is gehouden de vervoerder te betalen voor het vervoer.91Zie Kamerstuk II 2019–2020, 35 307, nr. 6, blz. 7 en 8. Als bij het vervoer van de goederen een tussenstop plaatsvindt, hoeft dit niet te betekenen dat het vervoer niet meer is toe te rekenen aan de levering door de tussenhandelaar.\n Voorbeelden van toepassing regeling ketentransacties\n In de hierna opgenomen voorbeelden92Zie Kamerstuk II 2019–2020, 35 307, nr. 3, blz. 18 e.v. is de werking van de regeling ketentransacties uiteengezet.\n Voorbeeld 1\n \n \n \n Drie leveringen voor de btw tussen partijen A, B, C en D gevestigd in vier verschillende lidstaten (LS 1 t/m LS 4).\n \n \n –\n Rechtstreeks intracommunautair vervoer van goederen van LS 1 naar LS 4.\n \n \n –\n C regelt het rechtstreekse intracommunautaire vervoer van LS 1 naar LS 4. C is op grond van artikel 5c, derde lid, van de wet de tussenhandelaar.\n \n \n \n Optie a: C gebruikt zijn btw-identificatienummer aan hem toegekend door LS 4.\n \n In dat geval is het eerste lid van artikel 5c van de wet van toepassing: de levering waaraan het intracommunautaire vervoer wordt toegeschreven is de levering van B aan C. De levering B-C vormt de ICL. De plaats van de levering is op grond van artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van de wet de lidstaat waar het intracommunautaire vervoer begint, lidstaat 1. C verwerft intracommunautair in lidstaat 4. De levering A-B vormt een binnenlands belastbare levering in lidstaat 1, omdat de goederen in verband met de levering A-B niet worden vervoerd en zich ten tijde van de levering A-B in lidstaat 1 bevinden. De levering C-D is eveneens een binnenlandse levering die plaatsvindt in lidstaat 4, omdat ook hier de goederen in verband met de levering C-D niet worden vervoerd en de goederen zich ten tijde van de levering C-D in lidstaat 4 bevinden.\n \n Optie b: C gebruikt zijn btw-identificatienummer aan hem toegekend door lidstaat 1 en deelt dit nummer mee aan B.\n \n In deze situatie vormt de levering door C aan D de levering waaraan het intracommunautaire vervoer/verzending wordt toegeschreven (artikel 5c, tweede lid, van de wet). De levering C-D vormt de ICL. C verricht een ICL in LS 1 en D verwerft intracommunautair in lidstaat 4. De leveringen A-B en B-C zijn binnenlandse leveringen die belastbaar zijn in lidstaat 1. Alle aan de C-D-levering voorafgaande leveringen gaan immers niet gepaard met intracommunautair vervoer in verband met die leveringen en de goederen bevinden zich ten tijde van de levering in lidstaat 1.\n Voorbeeld 2\n \n \n \n Vier leveringen voor de btw tussen partijen A, B, C, D en E gevestigd in vier lidstaten (LS 1 t/m LS 4).\n \n \n –\n Rechtstreeks intracommunautair vervoer van de goederen van LS 1 naar LS 4.\n \n \n –\n C regelt het rechtstreekse vervoer van de goederen van LS 1 naar LS 4 en is daarmee de tussenhandelaar.\n \n \n \n Optie a: C gebruikt zijn btw-identificatienummer aan hem toegekend door LS 2.\n \n In deze situatie geldt het eerste lid van artikel 5c van de wet. De levering waaraan het intracommunautaire vervoer wordt toegerekend is de levering door B aan C. De levering B-C is de ICL, die plaatsvindt in lidstaat 1. C verwerft intracommunautair in lidstaat 4 en zal zich daar voor btw-doeleinden moeten laten registreren en aldaar de btw ter zake van zijn ICV moeten voldoen. De levering A-B is een binnenlandse levering die belastbaar is in lidstaat 1. De leveringen C-D en D-E zijn binnenlandse leveringen die belastbaar zijn in lidstaat 4.\n \n Optie b: C gebruikt zijn btw-identificatienummer aan hem toegekend door LS 1 en communiceert dit met B.\n \n In dit geval is het tweede lid van artikel 5c van de wet van toepassing. De levering waaraan het intracommunautaire vervoer wordt toegeschreven is de levering door C aan D. De levering C-D vormt de ICL. C verricht een ICL in LS 1 en D verwerft intracommunautair in lidstaat 4. De leveringen A-B en B-C zijn binnenlandse leveringen die belastbaar zijn in lidstaat 1. De levering D-E is een binnenlandse levering die belastbaar is in lidstaat 4.\n 7.3 Vereenvoudigde A-B-C-regeling\n De toepassing van de in artikel 37c van de wet opgenomen vereenvoudigde A-B-C-regeling in Nederland is alleen nuttig/relevant voor een intracommunautaire ketentransactie waarbij drie ondernemers A, B en C zijn betrokken. Ondernemer A is gevestigd of geregistreerd in de lidstaat van vertrek van de goederen, ondernemer B is geregistreerd in een andere lidstaat dan de lidstaat van aankomst van de goederen93De lidstaat van registratie kan ook de lidstaat van vertrek zijn (zie HvJ 19 april 2018, nr. C-580/16 (Hans Bühler) ECLI:EU:C:2018:261). en ondernemer C is gevestigd of heeft een vaste inrichting in de lidstaat van aankomst van de goederen. Ondernemer A verkoopt goederen aan ondernemer B, die dezelfde goederen vervolgens verkoopt aan ondernemer C. De goederen worden intracommunautair vervoerd vanaf A in de lidstaat van vertrek naar C in de lidstaat van aankomst en dit vervoer is toe te rekenen aan de levering A-B.94Het vervoer wordt aan de levering A-B toegerekend omdat óf A als eerste schakel in de A-B-C-keten het vervoer regelt óf B in de A-B-C-keten de tussenhandelaar is in de zin van artikel 5c, eerste lid, van de wet. Dit betekent dat A een ICL verricht in de lidstaat van vertrek en B een ICV in de lidstaat van aankomst. De levering door B aan C vormt een binnenlandse levering in de lidstaat van aankomst.\n De vereenvoudigde A-B-C-regeling vormt een facultatieve tegemoetkoming voor ondernemer B wat betreft diens btw-verplichtingen in de lidstaat van aankomst. Kern van de vereenvoudigde A-B-C-regeling is dat de ICV van de goederen door B in de lidstaat van aankomst niet in de btw-heffing wordt betrokken en dat de btw-heffing ter zake van de binnenlandse levering die B verricht aan C in de lidstaat van aankomst wordt verlegd naar C. Verder wordt de nummerverwerving van B in de lidstaat van registratie niet in de heffing betrokken. De vereenvoudigde A-B-C-regeling voorkomt dat B die niet beschikt over een btw-identificatienummer in de lidstaat van aankomst zich alleen vanwege de ICV in de lidstaat van aankomst zou moeten laten registreren en aldaar btw zou moeten voldoen. Zie artikel 37c van de wet, gelezen in samenhang met de artikelen 12, derde en vierde lid, artikel 17b, derde lid, en artikel 37a, eerste lid, onderdeel b, van de wet.\n Bij de toepassing van de vereenvoudigde A-B-C-regeling in Nederland95Zie de vorige voetnoot. zijn drie situaties mogelijk:\n \n \n –\n Nederland is de lidstaat van vertrek;\n \n \n –\n Nederland is de lidstaat van registratie;\n \n \n –\n Nederland is de lidstaat van aankomst.\n \n \n Nederland is lidstaat van vertrek\n Dit is het geval als de goederen rechtstreeks vanuit Nederland (als lidstaat van vertrek) worden vervoerd naar C in de lidstaat van aankomst. In deze situatie is er feitelijk geen btw-heffingsbelang in Nederland: A verricht in Nederland een ICL als bedoeld in post a.6 (onderworpen aan het nultarief). A neemt deze ICL op in zijn btw-aangifte en opgaaf ICP in Nederland, onder vermelding van het btw-identificatienummer van B in de lidstaat van registratie.\n Nederland is lidstaat van registratie\n In deze situatie levert A (voor btw-doeleinden geregistreerd/gevestigd in de lidstaat van vertrek) goederen aan B die is geregistreerd in Nederland en maakt B bij de levering A-B gebruik van zijn btw-identificatienummer in Nederland. B levert de goederen door aan C in lidstaat van aankomst. De goederen worden rechtstreeks vanuit de lidstaat van vertrek vervoerd naar C in de lidstaat van aankomst. Het btw-heffingsbelang in Nederland bestaat uit het eventueel belasten van de nummerverwerving van B in Nederland (op grond van artikel 17b, eerste en tweede lid, van de wet). B verricht in Nederland een nummerverwerving, die niet wordt aangemerkt als een belastbaar feit als wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 17b, derde lid, van de wet. Dit is het geval als:\n \n \n –\n B aantoont dat hij de nummerverwerving heeft verricht met het oog op de daaropvolgende binnenlandse levering aan C in de lidstaat van aankomst, waarbij de btw-heffing wordt verlegd naar C;96Het gaat om de btw-verlegging volgens de btw-regelgeving in de lidstaat van aankomst. en\n \n \n –\n B de levering aan C opneemt in zijn opgaaf ICP.\n \n \n B geeft in zijn opgaaf ICP aan dat hij de vereenvoudigde A-B-C-regeling toepast. B vermeldt op de factuur aan C het btw-identificatienummer van C en geeft op de factuur ook aan dat de btw-heffing naar C is verlegd. De vermelding ‘btw-verlegd’ op de factuur is verplicht voor toepassing van de vereenvoudigde A-B-C-regeling.97HvJ 8 december 2022, nr. C-247/21 (Luxury Trust Automobil), ECLI:EU:C:2022:966.\n B neemt de factuur aan C in zijn btw-aangifte echter op in rubriek 3b.\n Nederland is lidstaat van aankomst\n In dit geval levert A (geregistreerd/gevestigd in de lidstaat van vertrek) de goederen aan B. B is niet in Nederland geregistreerd/gevestigd en heeft hier te lande geen vaste inrichting98Onder ‘vaste inrichting’ wordt in dit verband verstaan: een betrokken vaste inrichting als bedoeld in artikel 12, vierde lid, van de wet (zie artikel 12, derde en vierde lid, van de wet in samenhang met artikel 37c, onderdeel a, van de wet). Omdat B beschikt over een betrokken vaste inrichting in de lidstaat van aankomst die aldaar btw-registratieplichtig is, heeft B aldaar de toepassing van de vereenvoudigde A-B-C-regeling niet meer nodig. Dit valt ook af te leiden uit de relevante bepalingen van de btw-richtlijn (artikelen 141, 192bis en 197) in samenhang met elkaar gelezen., maar is voor btw-doeleinden geregistreerd in een andere lidstaat. B levert de goederen aan C in Nederland (de lidstaat van aankomst). C woont of is gevestigd in Nederland of heeft hier een vaste inrichting. De goederen worden rechtstreeks vanuit de lidstaat van vertrek vervoerd naar C in Nederland. B verricht in Nederland in beginsel een ICV, gevolgd door een binnenlandse levering aan C. Het btw-heffingsbelang voor Nederland ligt in beginsel bij de ICV die B in Nederland verricht en de daaropvolgende binnenlandse levering door B aan C. Toepassing van de vereenvoudigde A-B-C-regeling heeft tot gevolg dat de btw-heffing voor de binnenlandse levering die B aan C verricht wordt verlegd naar C omdat C in Nederland woont of is gevestigd of een vaste inrichting heeft (zie artikel 12, derde lid, van de wet). Verder vormt de ICV die B in Nederland verricht dan geen belastbaar feit (zie artikel 37c van de wet). B hoeft zich voor deze ICV en de daaropvolgende binnenlandse levering aan C niet in Nederland te laten registreren. B moet op de factuur aan C het btw-identificatienummer van C en ‘btw-verlegd’ vermelden.\n Als ondernemer B de vereenvoudigde A-B-C-regeling niet toepast, gelden de reguliere btw-bepalingen. De normale regels houden in dat B zich in de lidstaat van aankomst voor btw-doeleinden moet laten registreren, omdat hij aldaar een ICV verricht. B verricht een ICV in de lidstaat van aankomst omdat de goederen in het kader van de transactie A-B worden vervoerd naar de lidstaat van aankomst (artikel 17b, eerste lid, van de wet).\n 7.4 Goedkeuringen\n 7.4.1 Algemeen\n In dit onderdeel zijn goedkeuringen opgenomen die zijn getroffen voor uiteenlopende situaties. De goedkeuringen houden meestal verband met de toepassing van artikel 3a, eerste lid, van de wet (overbrenging eigen goederen).\n 7.4.2 Groupage-zendingen\n Als een ondernemer vanuit Nederland goederen levert aan een ondernemer/afnemer in een andere lidstaat en de ondernemer de goederen in het kader van de levering verzendt of vervoert naar de andere lidstaat, verricht de leverancier in Nederland een ICL en de afnemer in de andere lidstaat een ICV.\n Bij groupage-zendingen kan het voor ondernemers/afnemers in andere lidstaten praktisch bezwaarlijk zijn dat zij bij aankopen in een andere lidstaat een ICV in hun eigen lidstaat verrichten. Met ‘groupage-zendingen’ wordt gedoeld op goederen die per zending aan een groot aantal ondernemers/afnemers in de andere lidstaat worden geleverd (bijvoorbeeld bloemen, diepvriesartikelen e.d.). De ondernemers/afnemers in de andere lidstaat geven er in een aantal gevallen de voorkeur aan dat de in Nederland gevestigde ondernemer de groupage-zending behandelt alsof er sprake is van een binnenlandse levering die is belast in hun eigen lidstaat (bijvoorbeeld België). De Nederlandse ondernemer die de groupage-zending vervoert naar de andere lidstaat brengt dan aan de afnemers de btw van de lidstaat van de afnemer in rekening. Om tegemoet te komen aan de praktische bezwaren is overeengekomen dat lidstaten de volgende goedkeuring treffen.\n Goedkeuring voor groupage-zendingen vanuit Nederland\n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat ondernemers die vanuit Nederland via groupage-zendingen goederen leveren aan ondernemers/afnemers in een andere lidstaat en die goederen in het kader van die levering verzenden of vervoeren naar die andere lidstaat (de lidstaat van aankomst), handelen alsof zij eigen goederen overbrengen als bedoeld in artikel 3a, eerste lid, van de wet.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:\n \n \n 1.\n De ondernemer/leverancier voldoet aan de administratieve verplichtingen die (in Nederland) gelden voor de overbrenging eigen goederen als bedoeld in artikel 3a, eerste lid, van de wet;\n \n \n 2.\n De ondernemer/leverancier voldoet aan de voorwaarden die de andere lidstaat in dit verband stelt; en\n \n \n 3.\n De ondernemers/afnemers in de andere lidstaat (de lidstaat van aankomst) stemmen in met deze handelwijze van de ondernemer/leverancier. In de praktijk kan ervan worden uitgegaan dat de ondernemers/afnemers hiermee instemmen als de ondernemers/afnemers de factuur van de ondernemer/leverancier met (verlegde) btw van hun eigen lidstaat accepteren.\n \n \n Op grond van deze goedkeuring verricht de ondernemer/leverancier in Nederland een ICL die op grond van post a.6 onder het nultarief valt en een ICV in de lidstaat van aankomst. De op deze ICV volgende levering van de goederen door de ondernemer/leverancier aan de ondernemer/afnemer in de lidstaat van aankomst vormt een binnenlandse levering in die lidstaat. De ondernemer/leverancier brengt hiervoor aan de afnemers btw van de lidstaat van aankomst in rekening of de btw wordt in de lidstaat van aankomst eventueel verlegd.\n Goedkeuring voor groupage-zendingen naar Nederland\n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat ondernemers die vanuit andere lidstaten via groupage-zendingen in Nederland goederen leveren aan ondernemers/afnemers, handelen alsof zij eigen goederen overbrengen.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:\n \n \n 1.\n De ondernemer/leverancier voldoet in Nederland btw wegens de ICV die hij verricht in verband met een overbrenging eigen goederen;\n \n \n 2.\n De andere lidstaat (de lidstaat van vertrek) staat deze handelwijze toe;\n \n \n 3.\n De ondernemers/afnemers in Nederland stemmen in met de handelwijze van de ondernemers/leveranciers. In de praktijk kan ervan worden uitgegaan dat de ondernemers/afnemers in Nederland hiermee instemmen, als deze ondernemers/afnemers de factuur van de ondernemer/leverancier met (eventueel verlegde) Nederlandse btw accepteren.\n \n \n 7.4.3 Grenslanderijen\n Het komt voor dat in Nederland gevestigde landbouwers zowel in Nederland als in een aangrenzende lidstaat (België of Duitsland) grenslanderijen99D.w.z. landerijen die zich geheel of gedeeltelijk bevinden in een strook aan weerszijden van de grens van 5,5 km in Nederland of in de aangrenzende lidstaat. en/of een landbouwbedrijf hebben. Als deze landbouwers eigen goederen overbrengen vanuit en naar hun grenslanderijen respectievelijk hun landbouwbedrijf (bijvoorbeeld landbouwmachines, zaaigoed, meststoffen, landbouwdieren en geoogste landbouwgewassen), verrichten zij een overbrenging eigen goederen als bedoeld in artikel 3a, eerste lid, van de wet. Dit betekent dat de betrokken landbouwers in Nederland een ICL verrichten en in de aangrenzende lidstaat een ICV. Als de landbouwers de eigen goederen vervolgens vanuit België of Duitsland weer overbrengen naar Nederland, vindt opnieuw een overbrenging eigen goederen plaats. Vice versa geldt hetzelfde voor landbouwers die in België of Duitsland zijn gevestigd die in Nederland grenslanderijen en/of een landbouwbedrijf in Nederland hebben en de hiervoor bedoelde goederen overbrengen van België/Duitsland naar Nederland en omgekeerd. De toepassing van artikel 3a, eerste lid, van de wet leidt tot extra administratieve verplichtingen100De overbrenging eigen goederen moet worden opgenomen in de btw-aangifte en opgaaf ICP (zie artikel 37a, tweede lid, van de wet in samenhang met artikel 264, lid 1, onderdeel e, van de btw-richtlijn). voor landbouwers met grenslanderijen of een landbouwbedrijf in de grensstreek. Om dit te voorkomen is in overleg met de aangrenzende lidstaten België en Duitsland het volgende goedgekeurd.\n Goedkeuring voor in Nederland gevestigde landbouwers\n Ik keur goed dat in Nederland gevestigde landbouwers met grenslanderijen en/of een landbouwbedrijf zowel in Nederland als in België of Duitsland geen overbrenging eigen goederen aangeven en in hun btw-aangifte en opgaaf ICP verwerken in verband met het van Nederland naar hun grenslanderijen en/of hun landbouwbedrijf in België of Duitsland overbrengen en vice versa van:\n \n \n –\n zaaigoed, meststoffen en dergelijke goederen die worden ge- of verbruikt voor de teelt van landbouwgewassen op de bedoelde grenslanderijen;\n \n \n –\n dieren respectievelijk goederen als bedoeld in post a 4, onderdelen a, b en d van Tabel I bij de wet;\n \n \n –\n landbouwproducten die zijn geoogst op de bedoelde grenslanderijen;\n \n \n –\n landbouwmachines die vanuit het eigen landbouwbedrijf tijdelijk worden gebruikt voor het bewerken van de grenslanderijen en het binnenhalen van de oogst van die landerijen.\n \n \n Deze goedkeuring geldt niet als deze landbouwers landbouwproducten en landbouwdieren naar België of Duitsland verzenden of vervoeren in het kader van de ICL van die goederen aan een afnemer in België of Duitsland. Deze goedkeuring ziet ook niet op de aankoop van landbouwmachines, zaaigoed, meststoffen, landbouwdieren e.d. door deze landbouwers in België of Duitsland, die zij al dan niet via een grenslanderij in België of Duitsland overbrengen naar hun landbouwbedrijf in Nederland.\n Goedkeuring voor in België of in Duitsland gevestigde landbouwers\n Ik keur goed dat landbouwers die in België of Duitsland zijn gevestigd en die in Nederland grenslanderijen en/of een landbouwbedrijf hebben en de goederen beschreven in de vorige goedkeuring overbrengen van België of Duitsland naar Nederland en vice versa, laatstbedoelde goedkeuring ook toepassen.\n 7.5 Weigeren van goederen door afnemer in andere lidstaat\n 7.5.1 Algemeen\n Het is mogelijk dat de in Nederland gevestigde ondernemer A goederen verkoopt aan ondernemer B in een andere lidstaat en dat B de goederen weigert als de goederen bij hem (in de andere lidstaat) worden gebracht. Met betrekking tot de geweigerde goederen zijn verschillende scenario’s mogelijk. Over de voor de verschillende situaties te volgen lijn zijn guidelines van het btw-comité verschenen.101De guideline XXI/711/94 verschenen na de 41e vergadering van het btw-comité. In de hierna beschreven casussen wordt aangegeven hoe voor de btw-heffing kan worden gehandeld.\n De in dit onderdeel beschreven casussen hebben met name betrekking op situaties waarin de goederen door ondernemer B worden geweigerd vóórdat ondernemer A ter zake van de levering aan ondernemer B heeft gefactureerd en zijn btw-aangifte en opgaaf ICP heeft ingediend.\n Als de goederen door ondernemer B worden geweigerd nadat ondernemer A zijn btw-aangifte en opgaaf ICP heeft ingediend en daarin de ICL aan B heeft verwerkt, dan moet ondernemer A aan B een creditfactuur uitreiken en zijn btw-aangifte en opgaaf ICP corrigeren.\n 7.5.2 Terugzending geweigerde goederen naar lidstaat van vertrek\n Casus 1. Terugzending van geweigerde goederen naar leverancier in lidstaat van vertrek\n Ondernemer A in lidstaat 1 (i.c. Nederland) komt met ondernemer B in lidstaat 2 overeen dat hij aan ondernemer B goederen zal leveren. A vervoert de goederen in het kader van deze levering vanuit Nederland naar B in lidstaat 2. B weigert de goederen vervolgens en de goederen worden naar A teruggezonden. Er ligt slechts een korte periode tussen het eerste vervoer van de goederen naar lidstaat 2 en de terugzending van de goederen naar lidstaat 1 (i.c. Nederland).\n Door de weigering van de goederen verwerft B de goederen niet intracommunautair. A blijft/wordt weer eigenaar van de door B geweigerde goederen die zich inmiddels in lidstaat 2 bevinden. Hierdoor verricht A mogelijk twee keer een overbrenging van eigen goederen. De eerste overbrenging verricht A vanuit lidstaat 1 (Nederland) naar lidstaat 2 (een ICL in Nederland en een ICV in lidstaat 2). De terugzending van de goederen vanuit lidstaat 2 naar lidstaat 1 (Nederland) vormt de tweede overbrenging van eigen goederen door A (een ICL in lidstaat 2 en een ICV in lidstaat 1 (Nederland)). A moet beide overbrengingen eigen goederen zowel in Nederland als in lidstaat 2 verwerken in zijn btw-aangifte en opgaaf ICP en A moet zich in verband hiermee voor btw-doeleinden laten registreren in lidstaat 2.\n Om de administratieve lasten voor ondernemer A te verlichten keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat ondernemer A de twee hiervoor bedoelde overbrengingen van eigen goederen niet opneemt in zijn btw-aangifte en opgaaf ICP.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:\n \n \n 1.\n ondernemer A kan aan de hand van zijn administratie duidelijk maken waar de desbetreffende goederen zich bevinden; en\n \n \n 2.\n ondernemer A beschikt niet over informatie dat de andere lidstaat (lidstaat 2) deze handelwijze niet toestaat.\n \n \n Casus 2. Levering van geweigerde goederen aan andere afnemer in lidstaat van vertrek\n Ondernemer A in lidstaat 1 (i.c. Nederland) komt met ondernemer B in lidstaat 2 overeen dat hij aan B goederen zal leveren. A vervoert de goederen in het kader van deze levering vanuit Nederland naar B in lidstaat 2. B weigert de goederen en A verkoopt de goederen vervolgens aan een andere afnemer, ondernemer C in lidstaat 1. De goederen worden door A bij B opgehaald om te worden geleverd aan ondernemer C in lidstaat 1. Er ligt slechts een korte periode tussen het eerste vervoer van de goederen vanuit lidstaat 1 (i.c. Nederland) naar B in lidstaat 2 en de doorzending van de goederen vanuit lidstaat 2 naar C in lidstaat 1 (i.c. Nederland).\n Door de weigering van de goederen verwerft B de goederen niet intracommunautair. A blijft/wordt weer eigenaar van de door B geweigerde goederen die zich inmiddels in lidstaat 2 bevinden. Vanwege de weigering van de goederen door B verricht A mogelijk een overbrenging eigen goederen van Nederland naar lidstaat 2 (ICL in Nederland en ICV in lidstaat 2). A moet zich vanwege deze overbrenging voor btw-doeleinden laten registreren in lidstaat 2. De levering door A aan C vormt een ICL vanuit lidstaat 2 naar lidstaat 1 (Nederland). C verwerft de goederen intracommunautair in lidstaat 1. A moet de overbrenging eigen goederen zowel in Nederland als in lidstaat 2 verwerken in zijn btw-aangifte. Verder moet A de ICL aan C verwerken in zijn btw-aangifte in lidstaat 2. Om de administratieve lasten voor ondernemer A te verlichten keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat ondernemer A geen overbrenging eigen goederen aangeeft vanuit Nederland naar lidstaat 2 en ook geen ICL vanuit lidstaat 2 aan ondernemer C in Nederland. Ondernemer A geeft de levering van de goederen aan ondernemer C in Nederland aan als een binnenlandse levering.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:\n \n \n 1.\n ondernemer A kan aan de hand van zijn administratie duidelijk maken waar de desbetreffende goederen zich bevinden; en\n \n \n 2.\n ondernemer A beschikt niet over informatie dat de andere lidstaat (lidstaat 2) deze handelwijze niet toestaat.\n \n \n 7.5.3 Geweigerde goederen worden doorverkocht aan andere afnemer in lidstaat van aankomst\n Ondernemer A in lidstaat 1 (i.c. Nederland) komt met ondernemer B in lidstaat 2 overeen goederen te leveren. A vervoert de goederen in het kader van de levering aan B vanuit Nederland naar B in lidstaat 2. B weigert de goederen, waarna A de goederen verkoopt aan een andere afnemer, ondernemer C in lidstaat 2. De goederen worden door A bij B opgehaald en vervolgens aan C geleverd.\n Door de weigering van de goederen verwerft B de goederen niet intracommunautair. A blijft/wordt weer eigenaar van de goederen die zich inmiddels bevinden in lidstaat 2. Hierdoor is mogelijk sprake van een overbrenging eigen goederen door ondernemer A vanuit Nederland naar lidstaat 2. In verband met de overbrenging moet A in Nederland een ICL aangeven en in lidstaat 2 een ICV. A moet zich hiervoor in lidstaat 2 voor btw-doeleinden laten registreren. De levering door A aan C vormt een binnenlandse levering die A via zijn btw-aangifte in lidstaat 2 moet aangeven.\n Om de administratieve lasten voor ondernemer A te verlichten keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat ondernemer A handelt alsof hij de goederen rechtstreeks intracommunautair levert vanuit Nederland aan ondernemer C in lidstaat 2. Dit betekent dat ondernemer A in Nederland een ICL aangeeft en dat ondernemer C in lidstaat 2 een ICV aangeeft.\n Voorwaarden\n Voor de goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:\n \n \n 1.\n ondernemer A kan aan de hand van zijn administratie duidelijk maken waar de desbetreffende goederen zich bevinden; en\n \n \n 2.\n ondernemer A beschikt niet over informatie dat de andere lidstaat (lidstaat 2) deze handelwijze niet toestaat.\n \n \n 7.5.4 Doorlevering geweigerde goederen vanuit lidstaat van aankomst naar andere afnemer in andere lidstaat\n Ondernemer A in Nederland (lidstaat 1) komt met ondernemer B in lidstaat 2 overeen goederen te leveren. A vervoert de goederen in het kader van deze levering vanuit Nederland naar B in lidstaat 2. B weigert de goederen. A verkoopt de goederen vervolgens aan een andere afnemer, ondernemer C in lidstaat 3. De goederen worden door A bij B opgehaald en vervolgens geleverd aan C in lidstaat 3.\n A blijft/wordt weer eigenaar van de goederen die zich inmiddels bevinden in lidstaat 2. Hierdoor verricht A mogelijk een overbrenging eigen goederen vanuit Nederland naar lidstaat 2. In verband met de overbrenging eigen goederen moet ondernemer A in Nederland een ICL aangeven en in lidstaat 2 een ICV. A moet zich hiervoor in lidstaat 2 voor btw-doeleinden laten registreren. De levering door A aan C vormt een ICL die A in lidstaat 2 moet aangeven. C verwerft de goederen intracommunautair in lidstaat 3.\n Om tegemoet te komen aan de praktische bezwaren voor ondernemer A keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur goed onder de volgende voorwaarden goed dat ondernemer A handelt alsof hij de goederen rechtstreeks intracommunautair heeft geleverd vanuit Nederland aan ondernemer C in lidstaat 3. A geeft in zijn btw-aangifte en opgaaf ICP in Nederland een ICL aan. Ondernemer C verwerft de goederen intracommunautair in lidstaat 3.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:\n \n \n 1.\n ondernemer A kan aan de hand van zijn administratie duidelijk maken waar de desbetreffende goederen zich bevinden; en\n \n \n 2.\n ondernemer A beschikt niet over informatie dat de andere lidstaten (lidstaten 2 en 3) deze handelwijze niet toestaan.\n \n \n 7.6 Terugzending van (onderdelen van) defecte goederen voor reparatie of voor omruil/vervanging\n Het komt voor dat een afnemer in een lidstaat (onderdelen van) defecte goederen die hij intracommunautair heeft verworven, tijdelijk terugzendt naar de ondernemer/leverancier in de andere lidstaat om aldaar te laten repareren. Het is mogelijk dat de leverancier in de andere lidstaat de defecte (onderdelen van) goederen niet repareert maar vervangende (onderdelen van) goederen ter beschikking stelt aan de afnemer. Het komt ook voor dat de afnemer de goederen definitief terugzendt.\n In de hierna opgenomen situaties wordt aangegeven hoe voor de btw-heffing kan worden gehandeld.\n Situatie 1. Gratis reparatie door leverancier\n Ondernemer A in lidstaat 1 (i.c. Nederland) heeft goederen afgenomen van ondernemer B in lidstaat 2. Binnen de garantietermijn zendt A (onderdelen van) de goederen ter reparatie naar leverancier B in lidstaat 2. B zendt de gerepareerde (onderdelen van) goederen terug naar A en brengt voor de reparatie aan A geen vergoeding in rekening. B verricht dus geen belastbare (reparatie)dienst aan A. A verricht vanuit Nederland een overbrenging eigen goederen naar lidstaat 2. De uitzondering van artikel 3a, tweede lid, onderdeel e, van de wet komt in deze casus niet aan de orde omdat de reparatie gratis is verricht.\n Om tegemoet te komen aan de praktische bezwaren voor ondernemer A keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat ondernemer A in deze situatie geen overbrenging eigen goederen aangeeft en artikel 3a, tweede lid, onderdeel e, van de wet toepast. Het begrip ‘dienst’ in laatstgenoemde bepaling omvat ook reparatiediensten die de leverancier zonder vergoeding verricht in het kader van de garantiebepalingen ten aanzien van daaraan voorafgaand intracommunautair geleverde goederen.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:\n \n \n –\n ondernemer A neemt de te repareren (onderdelen van) goederen die door hem of voor zijn rekening zijn verzonden of vervoerd naar ondernemer B op in het register bedoeld in artikel 34, tweede lid, onderdeel a, van de wet als ware er sprake van een door B verrichte dienst als bedoeld in artikel 3a, tweede lid, onderdeel e, van de wet;\n \n \n –\n ondernemer A kan aan de hand van zijn administratie duidelijk maken waar de gerepareerde (onderdelen van) goederen zich bevinden die hij van ondernemer B heeft terug ontvangen.\n \n \n Situatie 2. Reparatie – ruil/vervanging van defecte (onderdelen van) goederen\n Goederen of onderdelen daarvan die ondernemer A in lidstaat 1 (i.c. Nederland) heeft afgenomen van ondernemer/leverancier B in lidstaat 2 raken defect. A zendt de defecte goederen of onderdelen daarvan ter reparatie naar leverancier B in lidstaat 2 of naar reparatiebedrijf C in lidstaat 2. B stuurt aan A vervangende (onderdelen van) goederen terug, en houdt de door A toegezonden defecte (onderdelen van) goederen. Afhankelijk van de omstandigheden (reparatie/ruil-vervanging al dan niet onder garantievoorwaarden) brengt B ter zake van de terbeschikkingstelling van de vervangende goederen of onderdelen daarvan, geen of wel een vergoeding aan A in rekening. A verricht vanuit Nederland een overbrenging eigen goederen naar lidstaat 2. De uitzondering van artikel 3a, tweede lid, onderdeel e, van de wet komt in deze casus niet aan de orde omdat er geen sprake is van een (reparatie)dienst, maar van het al dan niet tegen vergoeding terugsturen van vervangende goederen of onderdelen daarvan.\n Om tegemoet te komen aan de praktische bezwaren voor ondernemer A keur ik het volgende goed.\n Goedkeuring\n Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat ondernemer A in deze situatie geen overbrenging eigen goederen aangeeft en dat de terbeschikkingstelling van vervangende (onderdelen van) goederen ervan door B aan A wordt aangemerkt als een dienst in de zin van artikel 3a, tweede lid, onderdeel e, van de wet. Hierbij is niet relevant of B aan A een vergoeding in rekening brengt voor de bedoelde terbeschikkingstelling.\n Voorwaarden\n Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:\n \n \n 1.\n ondernemer A neemt de defecte (onderdelen van) goederen die hij aan ondernemer B toezendt op in het register bedoeld in artikel 34, tweede lid, onderdeel a, van de wet als ware er sprake van een door B verrichte dienst als bedoeld in artikel 3a, tweede lid, onderdeel e, van de wet; en\n \n \n 2.\n ondernemer A kan aan de hand van zijn administratie duidelijk maken waar de door ondernemer B aan hem ter beschikking gestelde vervangende (onderdelen van) goederen zich bevinden.\n \n \n 8. Bijzondere situaties die niet onder post a.6 vallen\n 8.1 Algemeen\n Er zijn bijzondere situaties waarbij een ondernemer bij de levering van goederen vanuit Nederland aan afnemers in andere lidstaten geen ICL of een overbrenging eigen goederen verricht. Het gaat hier om gevallen waarbij:\n \n \n –\n de door de ondernemer geleverde goederen onder een bijzonder btw-regime vallen;\n \n \n –\n sprake is van niet-aftrekgerechtigde afnemers waarvoor een verwervingsdrempel geldt;\n \n \n –\n de ondernemer een intracommunautaire afstandsverkoop verricht;\n \n \n –\n de ondernemer een vrijgestelde ondernemer is;\n \n \n –\n \n artikel 3a, tweede lid, of artikel 3b van de wet van toepassing is.\n \n \n De verschillende situaties komen aan de orde in de volgende onderdelen, met uitzondering van de in het laatste gedachtestreepje bedoelde situaties, die worden besproken in onderdeel 4.2.\n 8.2 Goederen die onder bijzonder btw-regime vallen\n Voor bepaalde goederen geldt een bijzonder btw-regime. Vanwege het bijzondere btw-regime is bij de grensoverschrijdende levering van deze goederen aan afnemers in andere lidstaten geen sprake van een ICL in de lidstaat van verzending respectievelijk een ICV in de lidstaat van aankomst. In de volgende onderdelen worden deze situaties besproken.\n Montage-/installatiegoederen\n Als een ondernemer een montage-/installatiegoed (een goed dat hij monteert of installeert aan een ander goed) aanbrengt, verricht hij een levering als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel f, van de wet. De levering van een montage- of installatiegoed is als een binnenlandse levering belast in de lidstaat waar de installatie of montage plaatsvindt (zie artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de wet). De ondernemer die vanuit Nederland montage-/installatiegoederen levert in een andere lidstaat, verricht geen overbrenging eigen goederen (zie artikel 3a, tweede lid, onderdeel a, van de wet in samenhang met artikel 2, lid 1, onderdeel b, sub i, van de btw-richtlijn). Montage-/installatiegoederen zijn uitgezonderd van de bijzondere regeling voor intracommunautaire afstandsverkopen (zie artikel 2a, eerste lid, onderdeel w, 2°, van de wet).\n Margegoederen\n Er geldt een bijzondere regeling voor de wederverkoop van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten (artikelen 28b t/m 28i van de wet). Deze bijzondere regeling, de margeregeling, houdt in dat een wederverkoper alleen btw is verschuldigd over zijn winstmarge (het verschil tussen de in- en de verkoopprijs van de betrokken goederen). De grensoverschrijdende leveringen die de wederverkoper vanuit Nederland verricht aan afnemers in andere lidstaten vallen ook onder de margeregeling.102Volgens artikel 1a, eerste lid, onderdeel d, van de wet is er geen sprake van een ICV bij grensoverschrijdende leveringen van margegoederen binnen de Unie en daarom kan er ook geen ICL plaatsvinden. Dit geldt ook voor de levering van margegoederen door de wederverkoper aan niet-aftrekgerechtigde afnemers in andere lidstaten als bedoeld in artikel 3, lid 1, onderdeel b, van de btw-richtlijn. Dit betekent dat de wederverkoper deze leveringen aangeeft als een binnenlandse marge-levering in de lidstaat van verzending.\n De wederverkoper heeft de mogelijkheid om voor de levering van goederen die in aanmerking komen voor toepassing van de margeregeling de reguliere btw-regels toe te passen. Deze keuze moet blijken uit de manier waarop hij de levering in de administratie verwerkt. Toepassing van de reguliere btw-regels heeft onder meer tot gevolg dat de grensoverschrijdende levering van deze goederen aan afnemers in andere lidstaten een ICL in Nederland kan vormen en een ICV in de lidstaat van aankomst van de goederen.\n Accijnsgoederen\n De ICL van accijnsgoederen vanuit Nederland aan reguliere ondernemers in andere lidstaten valt onder post a.6. Voor deze ICL kan de ondernemer/leverancier het nultarief toepassen als wordt voldaan aan de in post a.6 en artikel 12, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, van het uitvoeringsbesluit gestelde voorwaarden. Hetzelfde geldt voor de ICL van accijnsgoederen die onder een e-AD of een vereenvoudigd geleidedocument103Zie Kamerstuk II 1993–1994, 23 677, nr. 3, blz. 9, 10 en 15. De in de bijzondere bepaling bij post a.6 opgenomen zinsnede ‘tenzij de verzending of het vervoer van de accijnsgoederen geschiedt overeenkomstig artikel 19 of 34 van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (PbEG 2009, L 9)’ betekent in feite: verzending of vervoer onder een e-AD of een vereenvoudigd geleidedocument. vanuit Nederland worden verzonden of vervoerd naar de in artikel 3, lid 1, van de btw-richtlijn genoemde niet-aftrekgerechtigde afnemers in andere lidstaten (zie de bijzondere bepaling bij post a.6). De in artikel 3, lid 1, van de btw-richtlijn bedoelde niet-aftrekgerechtigde afnemers zijn ondernemers die uitsluitend vrijgestelde prestaties verrichten104Hieronder vallen onder meer kleine ondernemers die in de lidstaat waar zij wonen of zijn gevestigd de vrijstelling voor kleine ondernemers toepassen. en rechtspersonen die geen btw-plichtig ondernemer zijn.\n 8.3 Grensoverschrijdende leveringen aan niet-aftrekgerechtigde afnemers met verwervingsdrempel\n Voor de ICV van de in artikel 3, lid 1, onderdeel b, van de btw-richtlijn bedoelde niet-aftrekgerechtigde afnemers geldt de in artikel 3, lid 2, van de btw-richtlijn opgenomen verwervingsdrempel van € 10.000. Als deze afnemers met hun ICV niet de verwervingsdrempel overschrijden of hebben overschreden in de lidstaat waar zij wonen of zijn gevestigd, doet zich bij hen in beginsel geen ICV voor (artikel 3, lid 1, onderdeel b, van de btw-richtlijn).\n Als een ondernemer vanuit Nederland andere goederen dan nieuwe vervoermiddelen of accijnsgoederen levert aan deze niet-aftrekgerechtigde afnemers en de afnemers met hun aankoop of bij eerdere aankopen niet de verwervingsdrempel van € 10.000 overschrijden, verricht de ondernemer in Nederland in beginsel geen ICL. Alsdan zijn er twee mogelijkheden. De levering die de ondernemer vanuit Nederland verricht aan de niet-aftrekgerechtigde afnemer in de andere lidstaat:\n \n \n –\n vormt een intracommunautaire afstandsverkoop. Als deze intracommunautaire afstandsverkoop in de lidstaat van aankomst is belast, berekent de ondernemer aan de afnemer btw in de lidstaat van aankomst. Als deze afstandsverkoop in Nederland is belast (artikel 6k, eerste lid, van de wet is van toepassing), dan berekent de ondernemer aan de afnemer Nederlandse btw; of\n \n \n –\n vormt geen intracommunautaire afstandsverkoop. Alsdan verricht de ondernemer een binnenlandse levering in Nederland, waarvoor hij Nederlandse btw factureert aan de niet-aftrekgerechtigde afnemer.\n \n \n De niet-aftrekgerechtigde afnemers verrichten wel een ICV in de lidstaat waar zij wonen of zijn gevestigd als zij:\n \n \n –\n met hun intracommunautaire aankoop de hiervoor bedoelde verwervingsdrempel van € 10.000 overschrijden of deze drempel al bij eerdere intracommunautaire aankopen hebben overschreden; of\n \n \n –\n hebben geopteerd voor toepassing van het reguliere btw-regime voor hun ICV (zie artikel 3, lid 3, van de btw-richtlijn); of\n \n \n –\n bij de intracommunautaire aankoop hun btw-identificatienummer meedelen aan de ondernemer/leverancier in Nederland. Alsdan wordt de afnemer geacht te hebben geopteerd voor toepassing van de reguliere btw-regels (zie artikel 4, tweede alinea, van de uitvoeringsverordening).\n \n \n Als sprake is van een ICV bij de niet-aftrekgerechtigde afnemer in de andere lidstaat, verricht de ondernemer/leverancier in Nederland een ICL. De ondernemer/leverancier kan voor de ICL op grond van post a.6 het nultarief toepassen als wordt voldaan aan de daarvoor geldende voorwaarden.\n Voor de ondernemer/leverancier in Nederland is het niet in alle gevallen mogelijk om zelf vast te stellen of de niet-aftrekgerechtigde afnemer in de andere lidstaat de verwervingsdrempel overschrijdt dan wel heeft overschreden105Als de niet-aftrekgerechtigde afnemer bij de Nederlandse leverancier één intracommunautaire aankoop doet ter waarde van een bedrag hoger dan de verwervingsdrempel van € 10.000, dan is de Nederlandse leverancier uiteraard op de hoogte van de overschrijding van de verwervingsdrempel. of heeft geopteerd voor btw-heffing bij zijn ICV. De niet-aftrekgerechtigde afnemer dient de leverancier in Nederland hiervan op de hoogte te stellen. Als de niet-aftrekgerechtigde afnemer dit niet doet en/of aan de leverancier in Nederland desgevraagd niet zijn btw-identificatienummer doorgeeft, kan de leverancier in Nederland ter zake van de levering aan de afnemer in de andere lidstaat niet het nultarief toepassen. De leverancier in Nederland voldoet in deze gevallen niet aan twee materiële voorwaarden voor toepassing van het nultarief op grond van post a.6.106Hij beschikt niet over het geldige btw-identificatienummer van de afnemer en kan geen geldige opgaaf ICP indienen. Alsdan zijn er twee mogelijkheden:\n \n \n –\n de levering aan de niet-aftrekgerechtigde afnemer in de andere lidstaat vormt een intracommunautaire afstandsverkoop, die in principe belast is in de lidstaat van aankomst (dus berekening van btw in de lidstaat van aankomst), tenzij artikel 6k, eerste lid, van de wet van toepassing is (alsdan berekening van Nederlandse btw);\n \n \n –\n er is geen sprake van een intracommunautaire afstandsverkoop. Er doet zich dan een binnenlandse levering voor in Nederland, waarvoor de leverancier aan de niet-aftrekgerechtigde afnemer in de andere lidstaat Nederlandse btw factureert.\n \n \n Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de niet-aftrekgerechtigde afnemer in Nederland de btw voor zijn ICV in Nederland op grond van artikel 37b van de wet verschuldigd wordt als:\n \n \n 1.\n de leverancier in de andere lidstaat heeft gehandeld alsof in Nederland sprake is van een ICV aan de niet-aftrekgerechtigde afnemer (d.w.z. dat de leverancier in zijn eigen lidstaat een ICL heeft aangegeven en daarop het nultarief heeft toegepast); en\n \n \n 2.\n de niet-aftrekgerechtigde afnemer in Nederland de btw ter zake van de ICV niet zelf op aangifte voldoet.\n \n \n 8.4 Intracommunautaire afstandsverkopen\n Als een ondernemer vanuit Nederland intracommunautaire afstandsverkopen verricht, is bij de ondernemer in Nederland geen sprake van een ICL. Voor intracommunautaire afstandsverkopen geldt vanaf 1 juli 2021 de bijzondere regeling voor de elektronische handel.107Zie de Wet implementatie richtlijnen elektronische handel van 7 april 2021 (Stb. 2021, 183).\n 8.4.1 Algemeen\n Er is sprake van intracommunautaire afstandsverkopen als:\n \n \n –\n een leverancier andere goederen dan nieuwe vervoermiddelen of installatie-/montagegoederen108Nieuwe vervoermiddelen en montage-/installatiegoederen zijn uitgezonderd van de bijzondere regeling voor intracommunautaire afstandsverkopen (artikel 2a, eerste lid, onderdeel w, 2°, van de wet). verzendt of vervoert vanuit een andere lidstaat dan de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer; en\n \n \n –\n deze goederen levert aan afnemers als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdeel w, van de wet.109Hierna in dit onderdeel kortheidshalve aangeduid als: de afnemer. Het gaat om particulieren en om (andere) niet-aftrekgerechtigde afnemers die bij hun aankopen bij de leverancier niet de in artikel 1a, tweede lid, van de wet bedoelde verwervingsdrempel van € 10.000 overschrijden of hebben overschreden.\n \n \n Kenmerkend voor intracommunautaire afstandsverkopen is dat de verzending of het vervoer van de goederen naar de afnemer, ook bij indirecte tussenkomst, altijd door of voor rekening van de leverancier wordt verricht. In artikel 5bis van de uitvoeringsverordening is aangegeven wanneer sprake is van (indirecte) tussenkomst.\n Intracommunautaire afstandsverkopen zijn als regel belast in de lidstaat waar de afnemer zich bevindt (artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, van de wet). Als de leverancier niet is gevestigd in de lidstaat van de afnemer zal de leverancier zich voor btw-doeleinden moeten laten registreren in de lidstaat van de afnemer voor het aangeven en het voldoen van de aldaar verschuldigde btw. De leverancier kan kiezen voor toepassing van de zogenoemde Unieregeling. De Unieregeling houdt in dat de leverancier de btw die hij in andere lidstaten moet voldoen voor de intracommunautaire afstandsverkopen die hij aldaar verricht, in de lidstaat van identificatie110De in artikel 369bis van de btw-richtlijn bedoelde lidstaat (in Nederland geïmplementeerd in artikel 28s van de wet). voldoet via één btw-aangifteloket. De leverancier doet aangifte via een btw-melding in de lidstaat van identificatie. In de btw-melding vermeldt de leverancier naast zijn btw-identificatienummer onder meer het totale btw-bedrag dat hij is verschuldigd, uitgesplitst naar de btw-tarieven. Verder verwerkt de leverancier in zijn boekhouding alle relevante gegevens over de intracommunautaire afstandsverkopen (artikel 63 quater uitvoeringsverordening). De Belastingdienst van de lidstaat van identificatie van de leverancier verrekent de btw die de leverancier heeft voldaan met de Belastingdiensten van de andere lidstaten.\n Op de regel dat intracommunautaire afstandsverkopen worden belast in de lidstaat waar de afnemer van de goederen woont of is gevestigd, bestaat één uitzondering. Ondernemers/leveranciers die voldoen aan de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 6k, eerste lid, van de wet moeten de btw voor hun intracommunautaire afstandsverkopen voldoen in de lidstaat waar zij wonen of normaliter verblijven of zijn gevestigd. Een belangrijke voorwaarde hiervoor is dat de ondernemer/leverancier in de lidstaat waar hij woont/verblijft of is gevestigd met zijn intracommunautaire afstandsverkopen in het lopende kalenderjaar een omzet behaalt die niet hoger is dan € 10.000111Of de tegenwaarde daarvan in zijn nationale munteenheid. en deze omzetgrens ook niet heeft overschreden in het voorafgaande kalenderjaar (artikel 6k, eerste lid, onderdeel c, van de wet).\n De ondernemer/leverancier kan ervoor kiezen om bij zijn intracommunautaire afstandsverkopen de reguliere regels toe te passen (artikel 6k, derde lid, van de wet). Hij moet dan de btw voor zijn intracommunautaire afstandsverkopen voldoen in de lidstaat/lidstaten waar de afnemers wonen of zijn gevestigd. Hij kan de btw voldoen via de Unieregeling.\n In de toelichting op post a.9 wordt nader ingegaan op de zogenoemde platformfictie die bij intracommunautaire afstandsverkopen geldt.\n 8.4.2 Afstandsverkoper is niet-aftrekgerechtigde ondernemer\n Het is mogelijk dat een ondernemer die alleen prestaties verricht waarvoor geen recht op aftrek van btw bestaat intracommunautaire afstandsverkopen verricht. Te denken valt aan een kleine ondernemer die de vrijstelling van artikel 25, eerste lid, van de wet toepast.\n De intracommunautaire afstandsverkopen door een vrijgestelde kleine ondernemer vallen alleen onder de vrijstelling van artikel 25, eerste lid, van de wet als de afstandsverkopen in Nederland belast zijn.112Alleen dan is sprake van in Nederland behaalde omzet als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet. Dit is het geval als de kleine ondernemer:\n \n \n –\n vanuit Nederland aan afnemers in andere lidstaten113In dit onderdeel wordt met 'afnemer' gedoeld op de afnemers zoals omschreven in artikel 2a, eerste lid, onderdeel w, van de wet. andere goederen levert dan nieuwe vervoermiddelen, montage-/installatiegoederen, accijnsgoederen of margegoederen; en\n \n \n –\n bij de intracommunautaire afstandsverkoop vanuit Nederland de in artikel 6k, eerste lid, onderdeel c, van de wet bedoelde omzetgrens van € 10.000114Deze omzetgrens heeft betrekking op de omzet die de kleine ondernemer in Nederland behaalt met intracommunautaire afstandsverkopen. niet overschrijdt en ook overigens voldoet aan de voorwaarden van artikel 6k, eerste lid, van de wet; en\n \n \n –\n niet heeft geopteerd voor toepassing van het reguliere btw-regime voor zijn intracommunautaire afstandsverkopen op grond van artikel 6k, derde lid, van de wet.\n \n \n Als de intracommunautaire afstandsverkopen die een vrijgestelde kleine ondernemer vanuit Nederland verricht belast zijn in de lidstaat van de afnemer, geldt de vrijstelling van artikel 25, eerste lid, van de wet niet115Als de vrijgestelde kleine ondernemer vanuit een andere lidstaat dan Nederland intracommunautaire afstandsverkopen verricht aan afnemers in Nederland, kan hij hiervoor in Nederland (wel) de vrijstelling van artikel 25, eerste lid, van de wet toepassen.. De vrijgestelde kleine ondernemer moet voor deze afstandsverkopen btw op aangifte voldoen in de lidstaat van de afnemer. Hij kan hiervoor gebruik maken van de Unieregeling.\n De intracommunautaire afstandsverkopen zijn belast in de lidstaat van de afnemer als:\n \n \n –\n de kleine ondernemer bij het verrichten van de intracommunautaire afstandsverkoop vanuit Nederland de in artikel 6k, eerste lid, onderdeel c, van de wet bedoelde omzetgrens van € 10.000 overschrijdt; of als\n \n \n –\n de kleine ondernemer heeft geopteerd voor toepassing van het reguliere btw-regime op zijn intracommunautaire afstandsverkopen vanuit Nederland (artikel 6k, derde lid, van de wet).\n \n \n 8.5 Niet-aftrekgerechtigde ondernemer verricht ICL\n Als een niet-aftrekgerechtigde ondernemer vanuit Nederland goederen levert aan afnemers in andere lidstaten en deze levering geen intracommunautaire afstandsverkoop vormt, verricht hij in Nederland afhankelijk van de zich voordoende situatie een ICL als bedoeld in post a.6 of een vrijgestelde ICL.\n Met ‘niet-aftrekgerechtigde ondernemer’ wordt bedoeld: een ondernemer die uitsluitend prestaties verricht waarvoor geen recht op btw-aftrek bestaat. Voor de beoordeling of de ondernemer uitsluitend prestaties verricht waarvoor geen recht op btw-aftrek bestaat is beslissend of de desbetreffende prestaties in de lidstaat waar hij is gevestigd zijn vrijgesteld. Onder vrijgestelde leveringen vallen in dit verband alleen vrijstellingen die een lidstaat in overeenstemming met artikel 140, onderdeel a, van de btw-richtlijn ter zake van binnenlandse leveringen heeft opgenomen in zijn nationale regelgeving.116HR 24 februari 2017, 15/02760, ECLI:NL:HR:2017:285. Hierbij gaat het zowel om leveringen die in de Unie verplicht zijn vrijgesteld117bijv. de levering van menselijke organen, menselijk bloed en moedermelk (zie artikel 132, lid 1, onderdeel d, van de btw-richtlijn, geïmplementeerd in artikel 11, eerste lid, onderdeel s, van de wet) en de levering van roerende zaken die alleen voor vrijgestelde prestaties zijn gebruikt en waarvoor geen btw-aftrek is genoten (zie artikel 136 van de btw-richtlijn, geïmplementeerd in artikel 11, eerste lid, onderdeel r, van de wet). als om leveringen die in de lidstaat van vestiging van de afnemer facultatief zijn vrijgesteld (bijv. tandtechnische werken).\n Een vrijgestelde ondernemer/leverancier (zoals een kleine ondernemer die de vrijstelling van artikel 25, eerste lid, van de wet toepast) verricht in Nederland een vrijgestelde ICL als hij andere goederen dan nieuwe vervoermiddelen of accijnsgoederen vanuit Nederland intracommunautair levert aan in artikel 3, lid 1, onderdeel b, van de btw-richtlijn bedoelde niet-aftrekgerechtigde afnemers in andere lidstaten, waarbij deze afnemers in de andere lidstaten de verwervingsdrempel van € 10.000 niet overschrijden. Voor deze vrijgestelde ICL mag de vrijgestelde ondernemer/leverancier aan deze afnemers in de andere lidstaten geen btw factureren. Ook mag de vrijgestelde ondernemer/leverancier deze ICL niet in zijn opgaaf ICP verwerken.\n Bijlage 1 bij onderdeel 6.3.2.5 van post a.6\n \n Afhaalverklaring van vaste afnemer\n \n Ondergetekende,..........\n \n (naam van de vaste afnemer die de goederen in ontvangst neemt of de naam van het personeelslid van de vaste afnemer die de goederen namens deze afnemer in ontvangst neemt)\n \n VERKLAART (voor zoveel nodig, namens de vaste afnemer):\n \n a. dat de goederen die zijn vermeld op de door de leverancier:\n Naam:..........\n \n (naam leverancier)\n \n Adres/Plaats:..........\n \n (bedrijfsadres leverancier)\n \n afgegeven factuur met nummer:.......... d.d..........\n \n (factuurnummer) (factuurdatum)\n \n en die zijn geleverd aan:..........\n \n (naam van de vaste afnemer die voor btw-doeleinden is geregistreerd in een andere lidstaat)\n \n met het btw-identificatienummer:..........\n \n (het btw-identificatienummer van de (andere) lidstaat waar de vaste afnemer is geregistreerd)\n \n met een vervoermiddel met het kenteken:..........\n \n (indien van toepassing: kenteken vermelden)\n \n zijn/zullen worden vervoerd naar:..........\n \n (plaats van bestemming)\n \n in de lidstaat:..........\n \n (lidstaat van bestemming)\n \n \n b. dat de vaste afnemer bereid is op verzoek van de Nederlandse Belastingdienst nadere informatie te verstrekken over de bestemming van de goederen.\n ..........\n \n (plaats) (datum)\n \n ..........\n \n (handtekening van de vaste afnemer die de goederen in ontvangst neemt of handtekening van het personeelslid van de vaste afnemer die de goederen namens de vaste afnemer in ontvangst neemt)\n \n Bijlage 2 bij onderdeel 6.4 van post a.6\n \n Afhaalverklaring van afnemer pleziervaartuig bij vervoer op eigen kiel\n \n Ondergetekende,\n \n (Naam afnemer)\n \n \n (Adres\n \n \n (Postcode en woonplaats)\n \n VERKLAART\n \n \n a.\n dat het pleziervaartuig als vermeld op de door\n (Naam leverancier)\n (Adres\n (Postcode en woonplaats)\n afgegeven factuur nummer (factuurnummer) de dato (datum) aan hem/haar is geleverd op (datum) en in het kader van de levering zal worden vervoerd naar (plaats en land van bestemming)\n \n \n b.\n dat het pleziervaartuig bestemd is voor gebruik buiten Nederland doch binnen de Unie en dat het vaartuig na overbrenging naar de lidstaat van aankomst voor een periode van ten minste drie maanden niet naar Nederland zal terugkeren, behoudens een met bescheiden te staven onvoorziene terugkeer naar Nederland uitsluitend voor noodzakelijk gebleken reparaties, daaronder begrepen het vervoer rechtstreeks naar en van de plaats van reparatie;\n \n \n c.\n dat hij/zij onmiddellijk na overbrenging van het pleziervaartuig naar (land van bestemming) aldaar op aangifte omzetbelasting zal voldoen ter zake van de ICV van het pleziervaartuig en dat hij/zij een kopie van de aangifte en van het betalingsbewijs aan de leverancier zal toesturen binnen twee weken nadat de aangifte is gedaan;\n \n \n d.\n dat hij/zij ervan op de hoogte is dat de leverancier de Nederlandse Belastingdienst -binnen drie maanden schriftelijk dient te informeren wanneer de onder c bedoelde kopieën niet tijdig worden ontvangen;\n \n \n e.\n dat hij/zij ervan op de hoogte is dat de leverancier de Nederlandse Belastingdienst zo spoedig mogelijk moet informeren wanneer na de levering feiten ter kennis komen van de leverancier waaruit deze redelijkerwijs moet concluderen dat deze verklaring geen juist beeld geeft van de feitelijke situatie op het moment van levering;\n \n \n f.\n dat hij/zij bereid is op verzoek aan de Nederlandse Belastingdienst nadere informatie te verstrekken over de bestemming van het vaartuig.\n \n \n \n ....................\n \n \n (plaats) (datum)\n \n \n ..........\n \n \n (handtekening van de afnemer van het pleziervaartuig)\n \n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n Post\n A.7\n \n 1. Inhoud van de post\n \n \n a.\n \n accijnsgoederen die worden gebracht naar of zich bevinden in een accijnsgoederenplaats als bedoeld in de Wet op de accijns en die voor die soort goederen als zodanig is aangewezen, voor zover die goederen voor de heffing van de accijns niet zijn uitgeslagen tot verbruik;\n \n \n \n b.\n \n minerale oliën waarvoor in artikel 27 van de Wet op de accijns een accijnstarief is vastgesteld alsmede minerale oliën die daarmee op grond van artikel 28 van die wet worden gelijkgesteld en die zijn gebracht buiten een accijnsgoederenplaats en die niet worden gebracht naar een andere accijnsgoederenplaats die voor minerale oliën als zodanig is aangewezen, indien:\n \n \n \n 1°.\n \n het buiten de accijnsgoederenplaats brengen van de minerale oliën ingevolge de Wet op de accijns niet als uitslag tot verbruik is of wordt aangemerkt;\n \n \n \n 2°.\n \n voor het vervoer van de minerale oliën ingevolge de Wet op de accijns een document is afgegeven als bedoeld in Verordening (EG) nr. 684/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad wat betreft de geautomatiseerde procedures voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns (PbEU 2009, L 197);\n \n \n en\n \n \n \n 3°.\n \n de minerale oliën niet worden vervoerd naar een andere lidstaat noch worden uitgevoerd of opgeslagen in een entrepot;\n \n \n \n \n \n \n Opmerking: Met de in onderdeel b, 2° van de post opgenomen zinsnede ‘een document is afgegeven als bedoeld in Verordening (EG) nr. 684/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad wat betreft de geautomatiseerde procedures voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns (PbEU 2009, L 197);’ wordt bedoeld: ‘een document is afgegeven als bedoeld in artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1636 van de Commissie van 5 juli 2022 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2020/262 van de Raad door vaststelling van de structuur en de inhoud van de in het kader van de overbrenging van accijnsgoederen uitgewisselde documenten en vaststelling van een drempelwaarde voor verliezen vanwege de aard van de goederen (PbEU 2022, L 247);’. De tekst van onderdeel b, sub 2°, van post a.7 wordt op dit punt (bij de eerstvolgende gelegenheid) aangepast.\n Bijzondere bepaling\n \n Op verzoek wordt, onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden, een accijnsgoederenplaats voor minerale oliën aangewezen voor een bijzondere regeling ingevolge welke de voorwaarden die zijn gesteld ter zake van de onder a bedoelde leveringen van accijnsgoederen die zich bevinden in een accijnsgoederenplaats, niet van toepassing zijn. Bij de uitslag tot verbruik van die minerale oliën in de zin van de Wet op de accijns wordt de belasting geheven ter zake van de daaraan voorafgaande levering naar het zonder de toepassing van deze post geldende tarief. Daarbij wordt de maatstaf van heffing verhoogd met de ter zake van de uitslag tot verbruik verschuldigde accijns en de vergoeding voor de diensten die na die levering met betrekking tot de minerale oliën met toepassing van tabel II, onderdeel b, post 1, zijn verricht. De belasting wordt geheven van de ondernemer aan wie die levering is verricht en is door deze verschuldigd op het tijdstip van de uitslag tot verbruik.\n \n 2. Algemeen en juridisch kader\n Post a.7 voorziet in een nultarief voor:\n \n \n –\n de levering van accijnsgoederen die worden gebracht naar of zich bevinden in een AGP, voor zover die accijnsgoederen voor de heffing van accijns niet tot verbruik zijn uitgeslagen (post a.7, onderdeel a, in samenhang met artikel 9, tweede lid, onderdeel b, van de wet);\n \n \n –\n bepaalde minerale oliën die buiten een AGP zijn gebracht (post a.7, onderdeel b, in samenhang met artikel 9, tweede lid, onderdeel b, van de wet).\n \n \n Een AGP is: iedere plaats in Nederland waar op grond van de bepalingen van de WA accijnsgoederen onder schorsing van accijns mogen worden geproduceerd, mogen worden verwerkt, voorhanden mogen zijn, mogen worden opgeslagen, mogen worden ontvangen en mogen worden verzonden (artikel 1a, eerste lid, van de WA).\n Post a.7 geldt alleen voor zover de in de post bedoelde leveringen plaatsvinden in Nederland (de AGP moet zich in Nederland bevinden). In onderdeel 6 wordt nader ingegaan op de btw-heffing bij grensoverschrijdende leveringen van accijnsgoederen.\n Post a.7 is nader uitgewerkt in artikel 12, eerste en tweede lid, onderdeel b, van het uitvoeringsbesluit en in artikel 36a, eerste en derde lid, en artikel 36ca van de uitvoeringsbeschikking. In de genoemde artikelen is aangegeven welke formele voorwaarden gelden voor toepassing van het nultarief op de in post a.7 bedoelde leveringen en toepassing van de bijzondere bepaling bij post a.7.\n Post a.7 is gebaseerd op diverse artikelen van de btw-richtlijn. Het gaat om:\n \n \n –\n artikel 154 en artikel 157, lid 1, onderdeel b (voor de levering van accijnsgoederen die naar een belastingentrepot gaan als bedoeld in richtlijn (EU) 2020/262, de zogenoemde Horizontale accijnsrichtlijn);\n \n \n –\n de artikelen 155, 156 en artikel 160, lid 1, onderdeel a (voor de levering van goederen die zich bevinden in een belastingentrepot en waarbij de levering niet betrekking heeft op eindgebruik en/of eindverbruik); en\n \n \n –\n artikel 202 (bij onttrekking van de goederen aan het entrepotstelsel vindt heffing plaats bij degene die heeft onttrokken).\n \n \n 3. Accijnsgoederen andere dan minerale oliën (post a.7, onderdeel a)\n 3.1 Algemeen\n Voor de levering van accijnsgoederen geldt onder bepaalde voorwaarden het nultarief om de internationale handel in deze goederen te vergemakkelijken. Accijnsgoederen worden regelmatig geleverd via ketentransacties terwijl zij in het kader van deze leveringen niet worden vervoerd, maar blijven liggen in een AGP in Nederland. Deze ketentransacties zijn normaliter belast in Nederland (artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de wet). Deze heffing levert om die reden praktische bezwaren op bij internationale transacties. Door toepassing van het nultarief is aan de praktische bezwaren tegemoetgekomen.\n In dit verband is van belang dat er een verschil bestaat tussen de accijns- en de btw-regelgeving voor wat betreft de behandeling van grensoverschrijdende leveringen van accijnsgoederen binnen de Unie. Volgens de WA is het mogelijk om accijnsgoederen met toepassing van een accijnsschorsingsregeling (d.w.z. met opschorting van de accijnsheffing) binnen de Unie grensoverschrijdend te leveren. Voor de btw-heffing ligt dit genuanceerder. Post a.7 geldt alleen voor zover de in de post bedoelde leveringen plaatsvinden in Nederland, grensoverschrijdende leveringen vallen niet onder de post. Grensoverschrijdende leveringen van accijnsgoederen vanuit Nederland naar andere lidstaten kunnen wel op grond van post a.6 als ICL onder het nultarief vallen (zie onderdeel 6). Voor leveringen van accijnsgoederen naar een bestemming buiten de Unie is toepassing van het nultarief mogelijk op grond van post a.2.\n Minerale oliën zijn accijnsgoederen en kunnen daardoor onder onderdeel a van post a.7 vallen. Minerale oliën kunnen echter ook onder onderdeel b van post a.7 vallen, of onder de bijzondere regeling die is opgenomen in de bijzondere bepaling bij post a.7. Het is niet mogelijk dat minerale oliën tegelijkertijd onder zowel onderdeel a als onderdeel b van post a.7 vallen. De btw-heffing bij minerale oliën wordt besproken in onderdeel 4.\n 3.2 Accijnsgoederen andere dan minerale oliën, onderweg naar of opgeslagen in AGP\n Volgens onderdeel a van post a.7 geldt het nultarief voor de levering van de in onderdeel a van de post bedoelde accijnsgoederen als die goederen op weg zijn naar of zich bevinden in een AGP118Nederland hanteert de begrippen ‘AGP’ en ‘AGP-houder’ en daarom worden deze begrippen ook in het besluit gebruikt. De richtlijn (EU) 2020/262 hanteert de begrippen ‘belastingentrepot’ en ‘erkend entrepothouder’.. De toepassing van post a.7 is dus beperkt tot leveringen van accijnsgoederen die op weg zijn naar of die zich bevinden in een AGP in Nederland (zie ook onderdeel 3.1). Onderdeel a van post a.7 kan alleen aan de orde komen bij:\n \n \n –\n accijnsgoederen die naar een AGP in Nederland worden gebracht;\n \n \n –\n accijnsgoederen die worden overgebracht van de ene AGP naar de andere AGP in Nederland;\n \n \n –\n accijnsgoederen die worden geleverd terwijl zij (blijven) liggen in een AGP in Nederland.\n \n \n Het nultarief bedoeld in onderdeel a van post a.7 geldt alleen als de AGP als zodanig is aangewezen voor de bedoelde accijnsgoederen en voor zover deze goederen voor de accijnsheffing nog niet zijn uitgeslagen tot verbruik.\n e-AD\n Accijnsgoederen worden onder dekking van een e-AD naar een AGP in Nederland gebracht. Accijnsgoederen die (binnenlands) van de ene naar de andere AGP in Nederland worden vervoerd, kunnen onder een vereenvoudigde regeling vallen, de zogenoemde maandverklaring.119De maandverklaring kan alleen worden toegepast als de AGP’s in Nederland zijn gelegen. Via de maandverklaring doet de vergunninghouder van de AGP in Nederland van waaruit de accijnsgoederen worden overgebracht opgave van de accijnsgoederen die door hem zonder e-AD zijn overgebracht naar een andere AGP in Nederland. Bij toepassing van de maandverklaring blijft een e-AD achterwege. De betrokken AGP-vergunninghouders hebben hiervoor toestemming nodig (zie artikel 2a, tweede lid, Uitvoeringsbesluit accijns).\n Accijnsgoederen die de AGP onder dekking van een e-AD of een maandverklaring verlaten worden niet tot verbruik uitgeslagen. Voor beide situaties kan het nultarief gelden op grond van onderdeel a van post a.7.\n AGP-vergunning\n Voor het aanhouden van een AGP is een vergunning nodig. Bij een AGP voor andere accijnsgoederen dan minerale oliën kan het alleen gaan om een fysieke AGP (een opslagloods of opslagtank, een specifiek terrein e.d.), niet om een AGP zonder vaste ruimte waarin accijnsgoederen worden vervaardigd en/of opgeslagen.120Een AGP voor minerale oliën kan een fysiek AGP zijn of een AGP zonder vaste ruimte, zie ook onderdeel 4.2.\n Geen uitslag tot verbruik\n De laatste zinsnede van onderdeel a van post a.7 luidt: ‘voor zover die goederen voor de heffing van de accijns niet zijn uitgeslagen tot verbruik’. Deze zinsnede bedoelt aan te geven dat het gaat om goederen waarbij zich de belastbare feiten voor de accijns nog niet hebben voorgedaan.121Het is mogelijk dat post a.7 wordt toegepast op goederen waarbij voor de accijnsheffing nog geen sprake is van een belastbaar feit, maar voor de btw-heffing (al) wel. Te denken valt aan goederen die wel voor de btw-heffing zijn ingevoerd maar nog niet voor de accijnsheffing. Als uitslag tot verbruik wordt onder meer aangemerkt het onttrekken van accijnsgoederen aan een accijnsschorsingsregeling. Het buiten de AGP brengen van accijnsgoederen is een vorm van het onttrekken van accijnsgoederen aan een accijnsschorsingsregeling.\n Voorbeelden\n De toepassing van onderdeel a van de post wordt geïllustreerd aan de hand van twee voorbeelden. Uitgangspunt bij deze voorbeelden is dat bij de leveringen wordt voldaan aan de formele eisen voor toepassing van onderdeel a van post a.7.\n Voorbeeld 1\n \n \n \n Ondernemer A (in Nederland gevestigd) heeft accijnsgoederen geproduceerd die in AGP 1 (in Nederland) liggen. A levert deze goederen aan B en brengt de goederen in opdracht van B van AGP 1 naar AGP 2 (AGP 2 bevindt zich ook in Nederland). B levert de goederen vervolgens door aan C, terwijl de goederen in AGP 2 blijven liggen. C levert de goederen aan D. De goederen worden in het kader van de levering C-D uitgeslagen tot verbruik.\n De levering A-B en de levering B-C vallen onder het nultarief op grond van onderdeel a van post a.7, omdat het gaat om de levering van accijnsgoederen die naar een AGP in Nederland worden gebracht (A-B) of die zich bevinden in een AGP in Nederland (B-C)122Als B en/of C niet in Nederland zijn gevestigd en in Nederland geen vaste inrichting hebben, kunnen zij het nultarief op grond van onderdeel a van post a.7 alleen toepassen als zij een fiscaal vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 24c van het uitvoeringsbesluit hebben aangesteld (artikel 12, tweede lid, laatste alinea, van het uitvoeringsbesluit).. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de AGP-vergunninghouders voor het overbrengen van de goederen van AGP 1 naar AGP 2 de maandverklaring kunnen gebruiken als zij hiervoor toestemming hebben. De levering C-D is belast naar het algemene btw-tarief, omdat de goederen in het kader van die levering in Nederland worden uitgeslagen tot verbruik.\n Voorbeeld 2\n \n \n \n Ondernemer A (in Frankrijk gevestigd) heeft accijnsgoederen geproduceerd en in een belastingentrepot123In de andere lidstaten wordt in plaats van het begrip ‘AGP’ het begrip ‘belastingentrepot’ gebruikt. in Frankrijk opgeslagen. A levert deze goederen intracommunautair aan ondernemer B, die in Nederland is gevestigd. A brengt de goederen in het kader van de ICL in opdracht van B naar een AGP124Dit kan een AGP van B zijn, of een AGP van een andere AGP-houder. in Nederland. B levert de goederen vervolgens door aan C, terwijl de goederen in de AGP in Nederland blijven liggen. C levert en vervoert de goederen intracommunautair aan ondernemer D die in België is gevestigd. C brengt de goederen in het kader van de ICL aan D naar een belastingentrepot in België.\n De ICL van A aan B valt in Frankrijk onder het nultarief (aan alle daarvoor gestelde voorwaarden wordt voldaan) en B verwerft de goederen intracommunautair in Nederland (belast naar het algemene tarief). De levering B-C valt onder het nultarief op grond van onderdeel a van post a.7, omdat het gaat om de levering van accijnsgoederen die zich bevinden in een AGP in Nederland. De ICL door C aan D is in Nederland belast naar het nultarief op grond van post a.6 (ervan uitgaande dat wordt voldaan aan de daarvoor geldende voorwaarden). De ICV van de goederen door D in België is aldaar belastbaar.\n 3.3 Formele eisen voor toepassing van post a.7, onderdeel a\n Het nultarief geldt alleen voor de levering van accijnsgoederen bedoeld in onderdeel a van post a.7 als de ondernemer/leverancier en de ondernemer/afnemer van de goederen ook aan bepaalde formele voorwaarden voldoen. Het gaat om de volgende voorwaarden:\n \n \n 1.\n de leverancier moet een schriftelijke verklaring kunnen overleggen van de afnemer als omschreven in artikel 12, tweede lid, onderdeel b, 1°, van het uitvoeringsbesluit;\n \n \n 2.\n de leverancier van de accijnsgoederen vermeldt op de factuur die hij afgeeft ter zake van de levering van de bedoelde accijnsgoederen ‘levering met toepassing van tabel II, post a.7’ (artikel 36a, derde lid, eerste alinea, van de uitvoeringsbeschikking); en\n \n \n 3.\n de leverancier of de afnemer van de bedoelde goederen die niet in Nederland is gevestigd of in Nederland geen vaste inrichting heeft, moet een fiscaal vertegenwoordiger aanstellen (artikel 12, tweede lid, laatste alinea, van het uitvoeringsbesluit). Het kan hierbij gaan om een fiscaal vertegenwoordiger met een algemene vergunning of met een beperkte vergunning.\n \n \n De in ad 1 bedoelde schriftelijke verklaring van de afnemer van de in onderdeel a van post a.7 bedoelde accijnsgoederen houdt in dat:\n \n \n –\n hij de accijnsgoederen krijgt geleverd en in opslag neemt in een AGP als bedoeld in de WA die voor die soort accijnsgoederen als zodanig is aangewezen of dat hij de goederen krijgt geleverd terwijl zij zijn opgeslagen in een daarvoor in aanmerking komende AGP125De accijnsgoederen kunnen aan de afnemer worden geleverd bij opslag in AGP of bij doorlevering ná opslag in een AGP. De schriftelijke verklaring van de afnemer verschilt naar gelang de situatie die zich voordoet.; en\n \n \n –\n hij de accijnsgoederen niet aan de accijnsschorsingsregeling zal onttrekken anders dan in het kader van een levering waarvoor gehele aftrek van belasting door die ondernemer mogelijk is op de voet van artikel 15 van de wet (zie artikel 12, tweede lid, onderdeel b, 1°, van het uitvoeringsbesluit).\n \n \n In artikel 12, tweede lid, onderdeel b, 1°, van het uitvoeringsbesluit is de zinsnede ‘niet aan dat regime zal onttrekken’ opgenomen. In dit verband wordt hiermee met name bedoeld dat de vergunninghouder van de AGP, die de in onderdeel a van post a.7 bedoelde accijnsgoederen in opslag neemt, de accijnsgoederen niet buiten die AGP zal brengen. Verder bevat artikel 12, tweede lid, onderdeel b, 1°, van het uitvoeringsbesluit de zinsnede ‘in het kader van een levering ter zake waarvan gehele aftrek van belasting op de voet van artikel 15 van de wet door die ondernemer mogelijk is.’ Hiermee wordt bedoeld: het recht op aftrek hebben van belasting door de ondernemer voor zover de belasting toerekenbaar is aan zijn belaste handelingen.126Zie onderdeel 3.2.1 e.v. van besluit Omzetbelasting. Aftrek van omzetbelasting. Besluit van 24 november 2020, nr. 2020-167584, Stcrt. 2020, nr. 63000.\n Een (kopie)factuur of een daarmee gelijk te stellen bescheid dat is voorzien van de hiervoor bedoelde schriftelijke verklaring van de afnemer van de goederen, geldt als de in artikel 12, tweede lid, onderdeel b, 1°, van het uitvoeringsbesluit bedoelde schriftelijke verklaring. De (kopie)factuur of het daarmee gelijk te stellen bescheid moet vergezeld gaan van een verklaring van de vergunninghouder van de AGP127De persoon op wiens naam de door de Douane verleende AGP-vergunning staat. – als dat een ander is dan de afnemer van de goederen – dat deze de goederen voor de ondernemer/afnemer in zijn AGP in opslag neemt of heeft (artikel 36a, eerste lid, van de uitvoeringsbeschikking).\n Het bijvoegen van deze verklaring van de vergunninghouder van de AGP door de leverancier van de accijnsgoederen kan stuiten op administratieve/praktische bezwaren. Met toepassing van artikel 63 van de Awr keur ik daarom het volgende goed.\n Goedkeuring\n De ondernemer die de in onderdeel a, van post a.7 bedoelde accijnsgoederen levert hoeft de verklaring van de vergunninghouder van de AGP bedoeld in artikel 36a, eerste lid, van de uitvoeringsbeschikking niet bij te voegen bij de (kopie)factuur of een daarmee gelijk te stellen bescheid die of dat hij bij de levering uitreikt.\n Voorwaarde\n Voor deze goedkeuring geldt de volgende voorwaarde:\n Uit de bescheiden die ten grondslag liggen aan de levering blijkt duidelijk waar de geleverde goederen in een AGP zijn (of zullen worden) opgeslagen.\n 4. Minerale oliën\n 4.1 Algemeen\n Minerale oliën worden veelvuldig verhandeld via de internationale termijnhandel. Het in de belastingheffing betrekken van deze termijntransacties zou leiden tot praktische problemen en daardoor belemmerend uitwerken op de internationale termijnhandel. Door de toepassing van het nultarief worden deze bezwaren voorkomen.\n Minerale oliën kunnen onder verschillende onderdelen van post a.7 vallen. Een overzicht:\n \n \n –\n post a.7, onderdeel a: geldt voor minerale oliën die onderweg zijn naar een AGP of die zijn opgeslagen in een AGP, als de minerale oliën voor de heffing van accijns niet tot verbruik zijn uitgeslagen (zie onderdeel 4.2);\n \n \n –\n de bijzondere bepaling van post a.7: geldt voor minerale oliën die zich bevinden in een AGP die is aangewezen voor de toepassing van de bijzondere bepaling bij post a.7 (zie onderdeel 4.3). De bijzondere bepaling vormt een uitzondering op onderdeel a, van post a.7;\n \n \n –\n post a.7, onderdeel b: geldt voor minerale oliën die buiten een AGP zijn gebracht en die niet naar een AGP worden gebracht die voor minerale oliën als zodanig is aangewezen (zie onderdeel 4.5).\n \n \n Bij uitslag tot verbruik van de minerale oliën uit een AGP die is aangewezen voor de toepassing van de bijzondere bepaling bij post a.7, wordt de btw geheven via een verleggingsregeling, zoals verwoord in de bijzondere bepaling bij post a.7 (zie onderdeel 4.3).\n Overigens is het ook mogelijk dat de levering van minerale oliën die zich bevinden buiten een AGP onder het nultarief valt op grond van post a.8 (zie de toelichting op post a.8).\n 4.2 Minerale oliën onderweg naar of opgeslagen in een AGP (post a.7, onderdeel a)\n Voor de uitleg van het begrip ‘minerale oliën’ wordt aangesloten bij artikel 25 van de WA. Minerale oliën kunnen worden opgeslagen in een fysieke AGP (een opslagtank). Aan personen die niet beschikken over een opslagplaats voor minerale oliën kan in bepaalde gevallen een vergunning voor een AGP zonder ruimte128Zie artikel 42a WA. worden verleend. Voor deze minerale oliën is het gestelde in de onderdelen 3.2 en 3.3 van (overeenkomstige) toepassing.\n 4.3 Minerale oliën in een AGP aangewezen voor toepassing van de bijzondere bepaling bij post a.7\n Volgens de bijzondere bepaling bij post a.7 vallen alle leveringen van minerale oliën die zich bevinden in een aangewezen AGP onder het nultarief. Zodra de minerale oliën zich bevinden in de aangewezen AGP, hebben de ondernemers/leveranciers en de ondernemers/afnemers voor de btw geen verplichtingen tegenover de Belastingdienst.129Zie Kamerstuk II 1995–1996, 24 466, nr. 3, blz. 6 en 7. Dit heeft onder meer tot gevolg dat als de ondernemer/leverancier in het buitenland (binnen of buiten de Unie) is gevestigd, hij zich voor de bewuste levering niet in Nederland voor de btw-heffing hoeft te registreren of een fiscaal vertegenwoordiger hoeft aan te stellen.130Zie artikel 12a, eerste lid, van het uitvoeringsbesluit, waarin is aangegeven dat artikel 12b, tweede lid, onderdeel b, onder 1°, van het uitvoeringsbesluit (verklaring afnemer) niet geldt bij toepassing van de bijzondere bepaling bij post a.7. Verder is in artikel 12a, tweede lid, van het uitvoeringsbesluit bepaald dat artikel 12, tweede lid, slotzin, van het uitvoeringsbesluit (aanstelling fiscaal vertegenwoordiger) niet geldt. De bijzondere bepaling bij post a.7 is alleen van toepassing als de AGP-vergunninghouder hiervoor een aanwijzing heeft. De AGP-vergunninghouder kan hiervoor een verzoek indienen bij de inspecteur. Alleen een fysieke AGP kan hiervoor worden aangewezen (artikel 36ca, vijfde lid, laatste zin, van de uitvoeringsbeschikking).\n De bijzondere bepaling geldt alleen voor de levering van minerale oliën als bedoeld in onderdeel a van post a.7 die zich al bevinden in een aangewezen AGP. De bijzondere bepaling geldt niet voor de levering van minerale oliën die naar een aangewezen AGP worden overgebracht. Deze levering kan wel vallen onder onderdeel a van post a.7; alsdan gelden voor de leverancier de reguliere verplichtingen (bijvoorbeeld de plicht tot het aanstellen van een fiscaal vertegenwoordiger wanneer de leverancier in het buitenland is gevestigd).\n Einde werking bijzondere bepaling\n De werking van de bijzondere bepaling eindigt bij de levering van minerale oliën die voorafgaat aan de uitslag tot verbruik als bedoeld in de WA.131D.w.z. de leveringen tot aan het tijdstip waarop accijns wordt verschuldigd. Deze levering wordt in de btw-heffing betrokken.132De uitslag tot verbruik bedoeld in de WA vormt als zodanig voor de btw geen belastbaar feit. Het gaat om de levering aan degene die de goederen aan het opslagregime onttrekt voor eigen gebruik of voor een levering aan een afnemer die de goederen buiten het opslagregime geleverd wil hebben. De btw die is verschuldigd voor de levering van minerale oliën die voorafgaat aan de uitslag tot verbruik, wordt geheven van de ondernemer aan wie die levering is verricht. In feite gaat het hier om een verlegging van de btw-heffing naar de afnemer. De btw is verschuldigd op het moment van de uitslag tot verbruik van de minerale oliën. De accijns die is verschuldigd bij de uitslag tot verbruik van de minerale oliën wordt begrepen in de maatstaf van heffing voor de btw.133De AGP-houder uit wiens AGP de goederen worden uitgeslagen, is een ander dan de ondernemer die de accijnsgoederen vanuit de AGP geleverd wil hebben. Ook de vergoeding voor diensten die met betrekking tot de minerale oliën worden verricht na de levering die voorafgaat aan de uitslag tot verbruik, behoort tot de maatstaf van heffing voor de btw.\n Voorbeeld 3\n Een voorbeeld om de toepassing van de bijzondere bepaling bij post a.7 te illustreren.\n \n \n \n A (in België gevestigd) levert aan B (in Nederland gevestigd) minerale oliën. In opdracht van B vervoert A de goederen naar een AGP die is aangewezen voor toepassing van de bijzondere bepaling bij post a.7 en laat de goederen in dat entrepot opslaan. De minerale oliën worden, terwijl zij zich bevinden in de aangewezen AGP, door B geleverd aan C, vervolgens levert C de minerale oliën aan D, D levert aan E, F levert aan G enz. tot en met de levering door X aan Y. Y levert vanuit de AGP de minerale oliën aan Z. In het kader van de levering Y-Z onttrekt de AGP-houder de minerale oliën aan het opslagregime.\n A verricht in België een ICL (aldaar aan het nultarief onderworpen) en B verricht in Nederland een ICV (belast naar het algemene btw-tarief, de post geldt niet voor grensoverschrijdende leveringen). Alle leveringen van minerale oliën die plaatsvinden tijdens de opslag in de aangewezen AGP, zijn aan het nultarief onderworpen. De leveringen B-C, C-D enz. tot en met de levering X-Y zijn aan het nultarief onderworpen, zonder verdere btw-verplichtingen voor de leveranciers en afnemers. De levering die voorafgaat aan de uitslag tot verbruik (de levering Y-Z, waarvoor de minerale oliën aan het opslagregime worden onttrokken) is belast naar het algemene btw-tarief. De btw die is verschuldigd in verband met de levering Y-Z wordt van afnemer Z geheven en is door hem verschuldigd op het tijdstip van de uitslag tot verbruik. Het bedrag waarover de btw moet worden berekend wordt verhoogd met de wegens de uitslag tot verbruik verschuldigde accijns en de vergoeding voor eventuele diensten met betrekking tot de goederen die na die levering hebben plaats gevonden.\n Als Z niet in Nederland woont of is gevestigd en in Nederland geen vaste inrichting heeft, is hij verplicht voor die levering en de daaropvolgende levering een fiscaal vertegenwoordiger aan te stellen (zie artikel 24c, vierde en vijfde lid, onderdeel a, 3° en 5° van het uitvoeringsbesluit).\n 4.4 Formele eisen voor toepassing van de bijzondere bepaling bij post a.7\n De bijzondere bepaling bij post a.7 is alleen van toepassing als de AGP-vergunninghouder hiervoor een aanwijzing heeft (zie onderdeel 4.3.). De AGP-vergunninghouder doet bij de inspecteur een verzoek om aanwijzing. In zijn verzoek vermeldt hij zijn naam, adres en btw-identificatienummer. Verder verstrekt hij aan de inspecteur een kopie van zijn vergunning voor die AGP (artikel 36ca, eerste en tweede lid, van de uitvoeringsbeschikking).\n De inspecteur neemt in de aanwijzing van de AGP nadere voorwaarden op voor de administratie die de AGP-vergunninghouder moet voeren om de juiste toepassing van de bijzondere bepaling te kunnen controleren (artikel 36ca, derde lid, van de uitvoeringsbeschikking). Deze voorwaarden houden in ieder geval in dat de AGP-vergunninghouder de administratie zodanig voert dat:\n \n \n a.\n bij de uitslag tot verbruik van de minerale oliën uit de AGP de identiteit wordt vastgelegd van de ondernemer van wie de belasting wordt geheven omdat aan hem de levering is verricht die voorafgaat aan de uitslag tot verbruik uit de AGP;\n \n \n b.\n een omschrijving van de hoeveelheid en de soort van de desbetreffende minerale oliën wordt gegeven;\n \n \n c.\n als de ondernemer van wie de btw wordt geheven een in het buitenland (binnen of buiten de Unie) gevestigde ondernemer is, de naam en het btw-identificatienummer worden vastgelegd van de fiscaal vertegenwoordiger die voor de buitenlandse ondernemer optreedt met betrekking tot vorenbedoelde levering.\n \n \n 4.5 Minerale oliën gebracht buiten een AGP (post a.7, onderdeel b)\n Onderdeel b van post a.7 voorziet onder bepaalde voorwaarden in een nultarief voor de levering van minerale oliën die buiten een AGP zijn gebracht en die niet naar een (andere) AGP worden gebracht die voor minerale oliën als zodanig is aangewezen. Het gaat hierbij om de levering van minerale oliën waarvoor in artikel 27 van de WA een accijnstarief is vastgesteld en minerale oliën die daarmee worden gelijkgesteld op grond van artikel 28 van de WA.\n Het nultarief kan volgens onderdeel b van post a.7 alleen worden toegepast als:\n \n \n 1.\n het buiten de AGP brengen van de minerale oliën volgens de WA niet als uitslag tot verbruik is of wordt aangemerkt; en\n \n \n 2.\n voor het vervoer van de minerale oliën ingevolge de WA een document is afgegeven als bedoeld in artikel 3 van de Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1636134Dit is het e-AD.; en\n \n \n 3.\n de minerale oliën niet worden vervoerd naar een andere lidstaat en ook niet worden uitgevoerd of opgeslagen in een entrepot.\n \n \n Onderdeel b, 1° t/m 3°, van post a.7, formuleren de materiële voorwaarden waaronder het nultarief op grond van onderdeel b van post a.7 aan de orde komt. Onderdeel b, 3° brengt tot uitdrukking dat onderdeel b van post a.7 alleen kan worden toegepast voor zover de levering van de minerale oliën niet onder het nultarief valt op grond van post a.6 of post a.2.\n Voorbeeld\n \n \n \n Een voorbeeld om de toepassing van zowel onderdeel a als onderdeel b van post a.7 te illustreren.\n A (een vergunninghouder fysiek AGP in Nederland) verkoopt minerale oliën aan B (een vergunninghouder fictief AGP in Nederland). A vervoert de minerale oliën in verband met de levering aan B met een e-AD (e-AD nummer 1) vanuit zijn AGP naar de AGP van B. Na ontvangst van de minerale oliën neemt B deze op in de voorraadadministratie van zijn fictief AGP. B verkoopt de minerale oliën aan C in Nederland en C verkoopt de minerale oliën aan D in Duitsland. In verband met de levering B-C-D maakt B een nieuw e-AD op (e-AD nummer 2) en schrijft de minerale oliën uit zijn voorraadadministratie. Op het nieuwe e-AD staat als bestemmeling D en het dekt daarmee het vervoer van de minerale oliën van B tot aan D in Duitsland. C levert de minerale oliën intracommunautair aan D.\n Op de levering A-B is het nultarief van toepassing op grond van post a.7, onderdeel a.\n De levering B-C valt op grond van onderdeel b van post a.7 onder het nultarief. B voldoet aan de in onderdeel b van post a.7 gestelde voorwaarden omdat:\n \n \n a.\n het overbrengen van de minerale oliën vanuit de AGP van B naar D volgens de WA niet wordt aangemerkt uitslag tot verbruik;\n \n \n b.\n voor het vervoer van de minerale oliën door B naar D een e-AD (e-AD nummer 2) is opgemaakt;\n \n \n c.\n de minerale oliën niet worden vervoerd naar een andere lidstaat of uitgevoerd of opgeslagen in entrepot.\n \n \n De derde voorwaarde moet uitsluitend worden beoordeeld vanuit het perspectief van de btw, in dit voorbeeld de levering B-C. De situatie waarin de minerale oliën zich volgens de accijnswetgeving bevinden blijft buiten beschouwing. Het is hierbij dus niet van belang dat voor de minerale oliën al een e-AD is opgemaakt waarop een bestemming in Duitsland staat en de goederen al naar Duitsland onderweg zijn.\n De levering C-D valt op grond van post a.6 onder het nultarief als is voldaan aan de in post a.6 gestelde voorwaarden.\n 4.6 Formele eisen voor toepassing van post a.7, onderdeel b\n Het nultarief bedoeld in onderdeel b van post a.7 geldt alleen als de ondernemer/leverancier en de ondernemer/afnemer van de bedoelde minerale oliën voldoen aan bepaalde formele voorwaarden. Het gaat om de volgende voorwaarden:\n \n \n a.\n de leverancier moet een schriftelijke verklaring overleggen van de afnemer van de minerale oliën dat deze de minerale oliën niet aan de accijnsschorsingsregeling zal onttrekken, anders dan in het kader van een levering ter zake waarvan gehele aftrek van btw op de voet van artikel 15 van de wet door die ondernemer mogelijk is (artikel 12, tweede lid, onderdeel b, 2°, van het uitvoeringsbesluit);\n \n \n b.\n de leverancier vermeldt op de factuur die hij afgeeft ter zake van de levering van de minerale oliën ‘levering met toepassing van tabel II, post a.7’, het accijnsnummer van de afzender van het e-AD, en het volgnummer van het e-AD (artikel 36a, derde lid, van de uitvoeringsbeschikking);\n \n \n c.\n de leverancier of de afnemer van de bedoelde minerale oliën die niet in Nederland is gevestigd en in Nederland geen vaste inrichting heeft, heeft een fiscaal vertegenwoordiger aangesteld (artikel 12, tweede lid, laatste alinea, van het uitvoeringsbesluit).\n \n \n Schriftelijke verklaring van de afnemer (ad a)\n Met ‘gehele aftrek van belasting op de voet van artikel 15 van de wet’ ter zake van de in ad a bedoelde levering (artikel 12, tweede lid, onderdeel b, 2°, van het uitvoeringsbesluit) wordt bedoeld: het recht op aftrek hebben van belasting door de afnemer voor zover de belasting ter zake van de levering toerekenbaar is aan zijn belaste handelingen (zie onderdeel 3.3).\n Een (kopie)factuur of een daarmee gelijk te stellen bescheid dat is voorzien van de hiervoor bedoelde schriftelijke verklaring van de afnemer van de in onderdeel b van post a.7 bedoelde minerale oliën, geldt als de in artikel 12, tweede lid, onderdeel b, 2°, van het uitvoeringsbesluit bedoelde schriftelijke verklaring. De (kopie)factuur of het daarmee gelijk te stellen bescheid moet vergezeld gaan van een verklaring van de vergunninghouder van de AGP dat deze de goederen voor de ondernemer in zijn AGP in opslag neemt (artikel 36a, eerste lid, van de uitvoeringsbeschikking).\n 5. Wijziging van bestemming\n De toepassing van het nultarief op de in onderdeel a en onderdeel b van post a.7 bedoelde goederen is onder meer afhankelijk van de verklaring van de afnemer van de goederen dat hij de goederen niet aan de accijnsschorsingsregeling zal onttrekken135zie onderdeel 3.3. anders dan in het kader van een levering ter zake waarvan gehele aftrek van belasting mogelijk is op de voet van artikel 15 van de wet (artikel 12, tweede lid, onderdeel b, 1° en 2°, van het uitvoeringsbesluit). Als de afnemer die de verklaring heeft afgegeven aan de goederen een andere bestemming geeft, wordt de afnemer de btw alsnog verschuldigd (artikel 12, derde lid, van het uitvoeringsbesluit)136In de praktijk is dit het algemene btw-tarief na het vervallen van post a.32 van de bij de wet behorende Tabel I.. Als de afnemer aan de goederen een andere bestemming geeft in strijd met zijn verklaring, wordt de belasting alsnog van hem geheven (artikel 20, tweede lid, tweede zin, van de Awr). Voor het vaststellen van het na te heffen bedrag aan btw moet in de maatstaf van heffing ook worden begrepen het bedrag van de accijns dat voor die goederen volgens de WA bij uitslag tot verbruik zou zijn verschuldigd.\n 6. Invoer, uitvoer en ICL/ICV van de in post a.7 bedoelde goederen\n Post a.7 geldt alleen voor zover de in de post bedoelde leveringen plaatsvinden binnen Nederland (zie onderdelen 2 en 3.1).\n Post a.7 geldt dus niet voor goederen die in Nederland voor de btw-heffing worden ingevoerd en vervolgens naar een AGP worden gebracht als bedoeld in post a.7. De invoer van de goederen is in Nederland belast. De in verband met de invoer verschuldigde btw kan worden verlegd naar de btw-aangifte van de ondernemer/afnemer op grond van artikel 23 van de wet als wordt voldaan aan de daarvoor geldende voorwaarden137zie artikel 23 van de wet juncto de artikelen 17 t/m 18b van de uitvoeringsbeschikking..\n Goederen die vanuit een AGP als bedoeld in post a.7 worden uitgevoerd, vallen evenmin onder post a.7. De uitvoer van deze goederen valt op grond van post a.2 onder het nultarief als aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan.\n Post a.7 geldt ook niet voor goederen die intracommunautair worden geleverd vanuit een AGP als bedoeld in post a.7 en worden vervoerd naar een andere lidstaat, waar zij aan de btw-heffing zijn onderworpen omdat aldaar sprake is van een ICV. De ICL van deze goederen valt op grond van post a.6 onder het nultarief als aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan.\n Ook goederen die vanuit een andere lidstaat worden vervoerd naar Nederland naar een AGP als bedoeld in post a.7, vallen niet onder post a.7. De ICV van deze goederen is in Nederland belast.\n Overigens vallen de diensten die worden verricht ten aanzien van de in post a.7 bedoelde goederen onder het nultarief op grond van post b.1.\n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n Post\n A.8\n \n 1. Inhoud van de post\n \n \n a.\n \n bij ministeriële regeling aan te wijzen goederen of soorten van goederen die worden gebracht naar of zich bevinden in een ander entrepot dan een douane-entrepot als bedoeld in artikel 157, lid 1, onder a en b, van de BTW-richtlijn 2006 dat niet-plaatsgebonden is;\n \n \n \n b.\n \n bij ministeriële regeling aan te wijzen goederen of soorten van goederen die zich bevinden in een ander entrepot dan een douane-entrepot als bedoeld in artikel 157, lid 1, onder a en b, van de BTW-richtlijn 2006 dat plaatsgebonden is, niet zijnde een accijnsgoederenplaats voor minerale oliën;\n \n \n \n \n hetgeen onder een niet-plaatsgebonden en onder een plaatsgebonden entrepot als bedoeld in deze post wordt verstaan, wordt, onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, vastgesteld bij ministeriële regeling;\n \n Bijzondere bepaling\n \n Bij het beëindigen van de opslag van de goederen in het entrepot, bedoeld in deze post, onder b, wordt de belasting ter zake van de daaraan voorafgaande levering geheven naar het zonder de toepassing van deze post geldende tarief. Daarbij wordt de maatstaf van heffing verhoogd met de vergoeding voor de diensten die na die levering met betrekking tot die goederen met toepassing van tabel II, onderdeel b, post 1, zijn verricht. De belasting wordt geheven van de ondernemer aan wie die levering is verricht en is door deze verschuldigd op het tijdstip van het beëindigen van de uitslag. Bij ministeriële regeling wordt vastgesteld hetgeen wordt verstaan onder het beëindigen van de opslag van goederen in het entrepot, bedoeld in deze post, onder b.\n \n 2. Algemeen en juridisch kader\n Post a.8 voorziet onder bepaalde voorwaarden in een nultarief voor de levering van aangewezen goederen die:\n \n \n –\n zich bevinden in of worden gebracht naar een niet-plaatsgebonden entrepot dat geen douane-entrepot is (post a.8, onderdeel a); of\n \n \n –\n zich bevinden in een plaatsgebonden entrepot, dat niet een AGP is voor minerale oliën (post a.8, onderdeel b).\n \n \n Post a.8 geldt alleen voor zover de in de post bedoelde leveringen plaatsvinden in Nederland, grensoverschrijdende leveringen vallen niet onder de post.\n Post a.8 is nader uitgewerkt in:\n \n \n –\n \n artikel 12, eerste en tweede lid, onderdeel c, en derde lid, van het uitvoeringsbesluit;\n \n \n –\n \n artikel 36a tot en met 36c van de uitvoeringsbeschikking;\n \n \n –\n de bijlagen I en K bij de uitvoeringsbeschikking.\n \n \n Post a.8 is gebaseerd op diverse artikelen van de btw-richtlijn. Het gaat om artikel 155, artikel 157, lid 1, onderdelen a en b, en artikel 160, lid 1, onderdeel b, en lid 2, van de btw-richtlijn.\n Het nultarief van post a.8 geldt voor bulkgoederen waarin door onder meer in het buitenland gevestigde ondernemers internationaal handel wordt gedreven (o.a. via de termijnmarkt), terwijl die goederen in een btw-entrepot in Nederland zijn opgeslagen. Normaliter zijn deze aan- en verkopen belast in Nederland (zie artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de wet). Deze heffing leverde praktische bezwaren op. Door toepassing van het nultarief is aan de praktische bezwaren tegemoetgekomen. Het achterliggende doel van het nultarief van post a.8 is om ondernemers die niet in Nederland zijn gevestigd voor de bedoelde aan- en verkopen te ontheffen van btw-verplichtingen138Zie Kamerstuk II 1995–1996, 24 466, nr. 3, blz. 6 en 7. (zoals het doen van btw-aangifte of het aanstellen van een fiscaal vertegenwoordiger).\n De termen die betrekking hebben op het plaatsgebonden en het niet-plaatsgebonden entrepot (zoals uitslag, onttrekken, als eigenaar beschikken over, zie artikel 154 t/m 163 van de btw-richtlijn) worden geïnterpreteerd in lijn met het DWU en de daarop gebaseerde regelgeving.\n 3. Aangewezen goederen\n In bijlage I respectievelijk bijlage K bij de uitvoeringsbeschikking zijn de (soorten van) goederen aangewezen die vallen onder onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, van post a.8 (zie ook artikel 36b van de uitvoeringsbeschikking). Bijlage I en bijlage K sluiten voor de omschrijving van de goederen aan bij (de onderverdeling van) bepaalde posten van de gecombineerde nomenclatuur. De goederen vallen alleen onder post a.8 voor zover de goederen niet geschikt zijn om zonder nadere be- of verwerking in de particuliere verbruikssfeer te worden gebracht (artikel 36b van de uitvoeringsbeschikking). Met de voorwaarde dat het niet mag gaan om goederen geschikt voor particulier verbruik wordt bedoeld dat post a.8 alleen geldt voor onverpakte bulkgoederen die in bulkhoeveelheden tussen ondernemers worden verhandeld. Onder 'be- en verwerken' van goederen wordt in dit verband ook verstaan het verpakken of ompakken van goederen. Dit betekent dat aangewezen bulkgoederen onder de post vallen, maar dat dezelfde goederen na om- of verpakking niet meer onder de post vallen, als de goederen hierdoor geschikt zijn gemaakt voor levering aan particulieren.\n 4. Naar of in een niet-plaatsgebonden entrepot\n Post a.8, onderdeel a, voorziet in een nultarief voor de levering van de in bijlage I bij de uitvoeringsbeschikking aangewezen (bulk)goederen die worden gebracht naar of zich bevinden in een niet-plaatsgebonden entrepot als bedoeld in artikel 157, lid 1, onderdeel a en b, van de btw-richtlijn. Een niet-plaatsgebonden entrepot vormt een administratief entrepot, wat wil zeggen dat de aanwezigheid en omvang van het entrepot blijkt uit de administratie van de betrokken ondernemer. De regeling voor het niet-plaatsgebonden entrepot is niet gekoppeld aan een bepaalde (fysieke) locatie in Nederland waar de betrokken goederen zijn opgeslagen139Ook al gaat het niet om een specifieke locatie, de goederen moeten wel in Nederland aanwezig zijn, anders geldt het nultarief niet (artikel 36c, lid 1, van de uitvoeringsbeschikking)., maar aan vergunningen voor het aanhouden van zo'n entrepot. De goederen worden geacht in het niet-plaatsgebonden entrepot van een afnemer/a.8-vergunninghouder te zijn gebracht als zij na de levering tot zijn bedrijfsvermogen zijn gaan behoren doordat zij in zijn administratie als bedrijfsvoorraad zijn opgenomen.\n De volgende leveringen vallen onder de post:\n \n \n –\n de levering van de in bijlage I bij de uitvoeringsbeschikking aangewezen (bulk)goederen door een ondernemer/leverancier aan een ondernemer/afnemer die beschikt over een vergunning voor een niet-plaatsgebonden entrepot (zie artikel 12, tweede lid, onderdeel c, van het uitvoeringsbesluit); en\n \n \n –\n de levering van de in bijlage I bij de uitvoeringsbeschikking aangewezen (bulk)goederen door een ondernemer/leverancier die beschikt over een vergunning voor een niet-plaatsgebonden entrepot aan een ondernemer/afnemer die beschikt over een vergunning voor een niet-plaatsgebonden entrepot (zie artikel 36c van de uitvoeringsbeschikking). \n \n \n 5. Formele eisen voor toepassing van regeling niet-plaatsgebonden entrepot (post a.8, onderdeel a)\n Het nultarief geldt alleen voor de levering van de goederen bedoeld in onderdeel a van post a.8, als de ondernemer/leverancier respectievelijk de ondernemer/afnemer van de goederen aan bepaalde formele voorwaarden voldoen. Het gaat om de volgende voorwaarden:\n \n \n a.\n De ondernemer/afnemer van de goederen moet verplicht beschikken over een vergunning voor een niet-plaatsgebonden entrepot (artikel 12, tweede lid, onderdeel c, van het uitvoeringsbesluit). Voor de ondernemer/leverancier van de goederen is zo'n vergunning facultatief (artikel 36c, eerste lid, van de uitvoeringsbeschikking);\n \n \n b.\n de ondernemer/leverancier van de goederen144De leverancier hoeft niet te beschikken over een vergunning voor een niet-plaatsgebonden entrepot. beschikt over een schriftelijke verklaring van de ondernemer/afnemer van de goederen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel c, van het uitvoeringsbesluit, gelezen in samenhang met artikel 36a van de uitvoeringsbeschikking;\n \n \n c.\n de ondernemer/leverancier van de goederen145Zie de vorige voetnoot. moet op de factuur die hij aan de afnemer uitreikt ter zake van de levering vermelden: ‘levering met toepassing van tabel II, post a.8’ (artikel 36a, derde lid, van de uitvoeringsbeschikking);\n \n \n d.\n de aanstelling van een fiscaal vertegenwoordiger als de ondernemer/leverancier of de ondernemer/afnemer van de goederen niet in Nederland woont of is gevestigd of in Nederland geen vaste inrichting146Voor de uitleg van het begrip ‘vaste inrichting’ wordt verwezen naar voetnoot 98. heeft (artikel 12, tweede lid, laatste alinea, van het uitvoeringsbesluit).\n \n \n Beschikken over een vergunning (ad a)\n Ondernemers/afnemers van goederen bedoeld in bijlage I bij de uitvoeringsbeschikking moeten verplicht beschikken over een vergunning voor een niet-plaatsgebonden entrepot. Voor ondernemers/leveranciers van deze goederen is zo'n vergunning optioneel. Deze ondernemers/leveranciers komen echter alleen in aanmerking voor een vergunning voor een niet-plaatsgebonden entrepot als hun bedrijfsuitoefening is gericht op het leveren van goederen bedoeld in bijlage I bij de uitvoeringsbeschikking (artikel 36c, eerste lid, van de uitvoeringsbeschikking). In artikel 36c, tweede tot en met zesde lid van de uitvoeringsbeschikking is aangegeven aan welke voorwaarden de betrokken ondernemers moeten voldoen om zo'n vergunning te krijgen. De vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd als de voorwaarden voor de vergunning niet worden nageleefd.\n Beschikken over een schriftelijke verklaring (ad b)\n De schriftelijke verklaring van de ondernemer/afnemer van de goederen houdt in dat:\n \n \n a.\n hij (de afnemer) de goederen krijgt geleverd en in opslag neemt in zijn niet-plaatsgebonden entrepot als bedoeld in post a.8, onder vermelding van het nummer van zijn entrepotvergunning; en\n \n \n b.\n hij (de afnemer) de goederen niet aan dat (entrepot)regime zal onttrekken anders dan in het kader van een levering waarvoor bij hem (de afnemer) volledig aftrek van belasting mogelijk is op de voet van artikel 15 van de wet (artikel 12, tweede lid, onderdeel c, van het uitvoeringsbesluit). Een factuur, een kopiefactuur of een daarmee gelijk te stellen bescheid, dat is voorzien van de hiervoor bedoelde verklaring van de afnemer van de goederen, vormt zo'n schriftelijke verklaring (artikel 36a, tweede lid, van de uitvoeringsbeschikking).\n \n \n Als de ondernemer/afnemer die de hiervoor bedoelde schriftelijke verklaring heeft afgegeven aan de goederen een andere bestemming geeft dan hij in de verklaring heeft aangegeven, is de afnemer de belasting alsnog verschuldigd naar het algemene of verlaagde btw-tarief (artikel 12, derde lid, van het uitvoeringsbesluit). Als de goederen een andere bestemming verkrijgen door toedoen van de afnemer, zal de belasting worden geheven van degene door wiens toedoen het nultarief achteraf niet van toepassing bleek te zijn (artikel 20, tweede lid, tweede zin, van de Awr).\n Aanstelling fiscaal vertegenwoordiger (ad d)\n Deze voorwaarde geldt alleen als de leverancier of de afnemer van de goederen in het buitenland zijn gevestigd. Bij de fiscaal vertegenwoordiger gaat het om een fiscaal vertegenwoordiger met een algemene vergunning of met een beperkte vergunning.\n 6. Voorbeelden\n De toepassing van de post wordt geïllustreerd aan de hand van de volgende voorbeelden.\n Voorbeeld 1\n \n \n \n Ondernemer A is een energiemaatschappij die via het net elektriciteit in bulk140In Bijlage I bij de uitvoeringsbeschikking wordt onder meer ‘elektrische energie met een spanning van ten minste 110 kilovolt’ genoemd. levert aan de ondernemers B en C. Ondernemer A beschikt niet over een vergunning voor een niet-plaatsgebonden entrepot. Ondernemer B is een producent van goederen, die de geleverde elektriciteit gebruikt binnen zijn onderneming voor het produceren van die goederen. Ondernemer B verkoopt de overtollige elektriciteit (die hij niet verbruikt bij het productieproces binnen zijn onderneming) door aan ondernemer D, een handelaar in bulkenergie (elektriciteit). Ondernemer D heeft een vergunning voor een niet-plaatsgebonden entrepot (zie artikel 36c, eerste lid, van de uitvoeringsbeschikking).\n Ondernemer B komt niet in aanmerking voor een vergunning voor een niet-plaatsgebonden entrepot, omdat zijn bedrijfsuitoefening als zodanig niet is gericht op de verkoop van elektriciteit in bulk aan andere ondernemers (zie artikel 36c, eerste lid, van de uitvoeringsbeschikking), maar op de productie van andere goederen. De doorverkoop van de overtollige elektriciteit in bulk vloeit voort uit het productieproces van de onderneming van B, en vormt geen zelfstandige activiteit.\n De ondernemers C en D zijn handelaren in bulkenergie die beiden beschikken over een vergunning voor een niet-plaatsgebonden entrepot (hun bedrijfsuitoefening is gericht op het leveren van elektriciteit in bulk aan andere ondernemers). Ondernemer C verkoopt de bulkenergie (elektriciteit) door aan ondernemer E, een producent van goederen. Ondernemer E gebruikt de elektriciteit in bulk binnen het productieproces van zijn onderneming. Ondernemer E komt om dezelfde reden als ondernemer B niet in aanmerking voor een vergunning voor een niet-plaatsgebonden entrepot. De door A, B en C geleverde elektriciteit voldoet aan de specificatie van Bijlage I bij de uitvoeringsbeschikking.\n De levering van elektriciteit in bulk door ondernemer A aan ondernemer C en de levering van overtollige elektriciteit in bulk door ondernemer B aan ondernemer D vallen onder post a.8. De leveringen vallen onder post a.8, omdat de ondernemers C en D handelaren in elektriciteit zijn.\n De levering van elektriciteit in bulk door ondernemer A aan ondernemer B valt niet onder post a.8, en is aan het algemene btw-tarief onderworpen. Hetzelfde geldt voor de levering door ondernemer C aan ondernemer E. Deze leveringen vallen niet onder post a.8, omdat de afnemers B en E niet voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel c, van het uitvoeringsbesluit.141de verklaring dat zij de afgenomen elektriciteit afnemen in hun niet-plaatsgebonden entrepot en de afgenomen elektriciteit niet aan het regime van dat entrepot zullen onttrekken, anders dan in het kader van een levering waarvoor gehele aftrek van voorbelasting mogelijk is op de voet van artikel 15 van de wet. B en E voldoen niet aan de voorwaarden van artikel 12, tweede lid, onderdeel c, van het uitvoeringsbesluit omdat zij de elektriciteit in bulk niet primair afnemen om door te verkopen aan andere ondernemers, maar voor eigen gebruik. Dit eigen gebruik vormt geen levering als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel c, van het uitvoeringsbesluit (een levering waarvoor de ondernemer recht heeft op volledige aftrek van voorbelasting op de voet van artikel 15 van de wet). Artikel 12, tweede lid, onderdeel c, van het uitvoeringsbesluit doelt op de goederen die de ondernemer zelf aan derden levert, niet op goederen die de ondernemer inkoopt voor eigen gebruik.\n Voorbeeld 2\n \n \n \n Ondernemer A (in Nederland gevestigd) levert bulkgoederen aan ondernemer B, een handelaar in bulkgoederen (in Duitsland gevestigd). Ondernemer A142Ondernemer A is niet de eerste leverancier in de handelsketen. beschikt over een vergunning voor een niet-plaatsgebonden entrepot, maar ondernemer B niet. Ondernemer B levert de bulkgoederen door aan ondernemer C (in Frankrijk gevestigd). Ondernemer B regelt het intracommunautair vervoer van de bulkgoederen van Nederland naar Frankrijk en is tussenhandelaar in de zin van artikel 5c, derde lid, van de wet. Ondernemer B beschikt over een Nederlands btw-identificatienummer en geeft dit nummer door aan ondernemer A. Het intracommunautaire vervoer vindt plaats in de schakel B-C.\n De levering A-B vormt een binnenlandse levering (artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de wet), die onder het algemene tarief valt143Ondernemer A kan niet voldoen aan de voorwaarde van artikel 12, tweede lid, onderdeel c, van het uitvoeringsbesluit, omdat ondernemer B geen vergunning heeft voor een niet-plaatsgebonden entrepot.. De levering B-C vormt een ICL door B in Nederland en ondernemer C verricht een ICV in Frankrijk.\n 7. Goederen in een plaatsgebonden entrepot\n Post a.8, onderdeel b, voorziet in een nultarief voor de levering van de in bijlage K bij de uitvoeringsbeschikking aangewezen bulkgoederen die zich bevinden in een plaatsgebonden entrepot, dat geen accijnsgoederenplaats is voor minerale oliën. De term 'plaatsgebonden' geeft aan, dat het in onderdeel b van post a.8 gaat om bulkgoederen die zich in een fysieke opslagplaats bevinden. Bij een plaatsgebonden entrepot valt te denken aan een terrein bij een ertsopslagbedrijf of een loods waarin bulkgoederen als bedoeld in onderdeel b van post a.8 zijn opgeslagen. Een tankstation kan geen plaatsgebonden entrepot vormen als bedoeld in post a.8, onderdeel b, omdat zo’n station niet voldoet aan artikel 36b van de uitvoeringsbeschikking. De brandstof is in het tankstation aanwezig voor de levering aan particulieren en is daardoor gebruiksklaar voor de particuliere verbruikssfeer. Een ondernemer die een tankstation exploiteert komt dus niet in aanmerking voor een vergunning voor een plaatsgebonden entrepot.\n De regeling voor het plaatsgebonden entrepot is – evenals de regeling voor het niet-plaatsgebonden entrepot – gekoppeld aan vergunningen voor het aanhouden van een plaatsgebonden entrepot voor de ondernemer/opslaghouder (de ondernemer die ten behoeve van andere ondernemers beschikt over een plaatsgebonden entrepot). Zolang de goederen zich bevinden in het plaatsgebonden entrepot, vallen zij onder het nultarief op grond van post a.8, onderdeel b. Zodra de opslag van de goederen in het plaatsgebonden entrepot eindigt, eindigt ook het bijzondere regime op grond waarvan het nultarief geldt. In zoverre vertoont de werking van onderdeel b van post a.8 gelijkenis met de werking van onderdeel b van post a.7.\n De bijzondere bepaling bij post a.8 geeft aan, hoe de btw-heffing verloopt als de opslag in het plaatsgebonden entrepot eindigt. Bij het beëindigen van de opslag wordt de btw die is verschuldigd voor de levering die voorafging aan de opslag van de goederen, geheven van de ondernemer die de opslag van de goederen heeft beëindigd. Feitelijk gaat het om een verlegging van de btw-heffing naar de afnemer. De btw wordt geheven naar het zonder de toepassing van post a.8 geldende btw-tarief. De vergoeding voor diensten die na de levering ten aanzien van de betrokken goederen zijn verricht met toepassing van post b.1, behoort tot de maatstaf van heffing.\n In artikel 36cb, zevende lid, van de uitvoeringsbeschikking is het begrip ‘het beëindigen van de opslag’ nader omschreven. Hieronder wordt verstaan:\n \n \n a.\n het brengen van in bijlage K bij de uitvoeringsbeschikking genoemde goederen buiten een plaatsgebonden entrepot dat voor dat soort goederen als zodanig is aangewezen door of in opdracht van de ondernemer die de macht heeft om als eigenaar over die goederen te beschikken;\n \n \n b.\n het verrichten van een zodanige be- of verwerking met betrekking tot in een plaatsgebonden entrepot opgeslagen goederen door of in opdracht van de ondernemer die de macht heeft om als eigenaar over de goederen te beschikken, waarna:\n \n \n –\n die goederen geen goederen meer zijn die zijn genoemd in bijlage K bij de uitvoeringsbeschikking; of\n \n \n –\n die goederen weliswaar goederen zijn die zijn genoemd in bijlage K, maar geschikt zijn om zonder nadere be- of verwerking in de particuliere verbruikssfeer te worden gebracht.\n \n \n \n \n Een voorbeeld om de toepassing van de bijzondere bepaling bij post a.8 te illustreren.\n Voorbeeld\n \n \n \n Ondernemer A levert bulkgoederen als bedoeld in bijlage K aan ondernemer B. De bulkgoederen worden door A in opdracht van B vervoerd naar en opgeslagen in een plaatsgebonden entrepot als bedoeld in onderdeel b van post a.8. De bulkgoederen worden door ondernemers B t/m X geleverd aan ondernemers C t/m Y, terwijl deze goederen zich bevinden in het plaatsgebonden entrepot. Ondernemer Z wil de bulkgoederen geleverd krijgen vanuit het plaatsgebonden entrepot en de entrepothouder onttrekt de bulkgoederen daarom aan het opslagregime.\n De levering A-B is belast naar het algemene btw-tarief (de bijzondere bepaling bij post a.8 is niet van toepassing omdat de goederen zich bij de levering nog niet in het plaatsgebonden entrepot bevinden). Alle leveringen van bulkgoederen die plaatsvinden tijdens de opslag in het plaatsgebonden entrepot (de leveringen B-C t/m X-Y) vallen op grond van onderdeel b van post a.8 onder het nultarief. De leveringen van B aan C enz. t/m Y zijn aan het nultarief onderworpen, zonder verdere btw-verplichtingen voor de leveranciers en afnemers.147Voor de toepassing van het nultarief bij leveringen van de aangewezen goederen binnen het plaatsgebonden entrepot hoeft de afnemer geen schriftelijke verklaring over te leggen, zoals wel het geval is bij leveringen binnen het niet-plaatsgebonden entrepot. De levering Y-Z is belast naar het algemene btw-tarief. De btw die is verschuldigd in verband met de levering Y-Z wordt van afnemer Z geheven en is door hem verschuldigd op het tijdstip van het beëindigen van de opslag.148In de bijzondere bepaling bij post a.8 wordt gesproken over ‘het tijdstip van de uitslag’; hiermee wordt gedoeld op het tijdstip van beëindiging van de opslag. Het bedrag waarover de btw moet worden berekend wordt verhoogd met de vergoeding voor de diensten die na die levering met betrekking tot de bulkgoederen zijn verricht met toepassing van het nultarief, bedoeld in post b.1.\n 8. Formele eisen voor toepassing van regeling plaatsgebonden entrepot (post a.8, onderdeel b)\n Het nultarief voor de levering van goederen bedoeld in onderdeel b van post a.8 geldt alleen, als aan bepaalde formele voorwaarden wordt voldaan. Het gaat om de volgende voorwaarden:\n \n \n a.\n de ondernemer/opslaghouder van de goederen beschikt over een vergunning voor een plaatsgebonden entrepot (artikel 36cb, eerste lid, van de uitvoeringsbeschikking); en\n \n \n b.\n de aanstelling van een fiscaal vertegenwoordiger als de ondernemer/leverancier of de ondernemer/afnemer van de goederen niet in Nederland woont of is gevestigd of in Nederland geen vaste inrichting heeft (artikel 24c, vierde en vijfde lid, van het uitvoeringsbesluit en artikel 36cb, vierde lid, van de uitvoeringsbeschikking).\n \n \n Beschikken over vergunning plaatsgebonden entrepot (ad a)\n Alleen ondernemers wiens bedrijfsuitoefening is gericht op het ten behoeve van een andere ondernemer beschikken over een opslagplaats voor de in bijlage K bedoelde goederen, komen in aanmerking voor een vergunning voor een plaatsgebonden entrepot (artikel 36cb, eerste lid, van de uitvoeringsbeschikking). Alleen de ondernemer die de bedoelde goederen opslaat, moet beschikken over een vergunning voor een plaatsgebonden entrepot. Ondernemers die alleen handelen in de bedoelde goederen, hoeven niet zo’n vergunning te hebben. Om zo'n vergunning te verkrijgen moet de betrokken ondernemer bij de inspecteur een verzoek indienen, waarbij hij een aantal gegevens moet verstrekken. De inspecteur neemt in de vergunning nadere regels op met betrekking tot de tot het plaatsgebonden entrepot te rekenen plaatsen en de door de ondernemer te voeren administratie. De vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd als de voorwaarden voor de vergunning niet worden nageleefd (artikel 36cb, eerste tot en met zesde lid van de uitvoeringsbeschikking).\n 9. Invoer, uitvoer en ICL/ICV van de in post a.8 bedoelde goederen\n Post a.8 geldt alleen voor zover de in de post bedoelde leveringen plaatsvinden binnen Nederland. Post a.8 geldt dus niet voor goederen die in Nederland worden ingevoerd en vervolgens naar een (al dan niet-plaatsgebonden) entrepot als bedoeld in post a.8 worden gebracht. De invoer van de goederen is in Nederland belast. De in verband met de invoer verschuldigde btw kan worden verlegd naar de afnemer op grond van artikel 23 van de wet als wordt voldaan aan de daarvoor gestelde voorwaarden.\n Goederen die vanuit een entrepot als bedoeld in post a.8 worden uitgevoerd vallen evenmin onder post a.8. De uitvoer van deze goederen valt op grond van post a.2 onder het nultarief.\n Post a.8 geldt ook niet voor goederen die intracommunautair worden geleverd vanuit een entrepot als bedoeld in post a.8 en worden vervoerd naar een andere lidstaat, waar zij aan de btw-heffing zijn onderworpen omdat aldaar sprake is van een ICV. De ICL van deze goederen valt op grond van post a.6 onder het nultarief.\n Ook goederen die vanuit een andere lidstaat worden vervoerd naar Nederland naar een entrepot als bedoeld in post a.8, vallen niet onder post a.8. De ICV van deze goederen is in Nederland belast.\n Overigens vallen de diensten die worden verricht ten aanzien van de in post a.8 bedoelde goederen onder het nultarief op grond van post b.1.\n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n Post\n A.9\n \n 1. Inhoud van de post\n \n goederen die de ondernemer op grond van artikel 3c, tweede lid, geacht wordt te hebben ontvangen en geleverd, de levering van die goederen aan die ondernemer.\n \n 2. Algemeen en juridisch kader\n Er zijn ondernemers die via een elektronische interface149Zoals een marktplaats, platform, portaal, webshop of soortgelijk (elektronisch) middel. de levering van goederen binnen de Unie150Binnenlandse leveringen of intracommunautaire afstandsverkopen. aan de in artikel 2a, eerste lid, onderdeel w, van de wet bedoelde afnemers151In dit onderdeel en het volgende onderdeel kortheidshalve aangeduid als: de afnemer. faciliteren voor ondernemers die zijn gevestigd buiten de Unie. De faciliterende ondernemers kunnen binnen de Unie (in Nederland of een andere lidstaat) of buiten de Unie zijn gevestigd. Voor de uitleg van het begrip ‘faciliteren’ via een elektronische interface wordt verwezen naar artikel 5 ter van de uitvoeringsverordening.152Kamerstuk II 2019–2020, 35 527, nr. 3, blz. 27.\n De faciliterende ondernemers worden bij wijze van fictie geacht de goederen die de buiten de Unie gevestigde leverancier levert aan afnemers in de Unie zelf te hebben ontvangen van de buiten de Unie gevestigde ondernemer en deze goederen vervolgens te hebben geleverd aan de afnemer (zie artikel 3c, tweede lid, van de wet). Deze fictie zorgt ervoor dat de Belastingdienst voor de btw-heffing alleen te maken heeft met de faciliterende ondernemer en niet met de buiten de Unie gevestigde leverancier.\n Post a.9 voorziet in een nultarief voor de in artikel 3c, tweede lid, van de wet bedoelde levering die de buiten de Unie gevestigde ondernemers in Nederland verrichten aan de faciliterende ondernemer. Dit nultarief vormt een vereenvoudiging voor de buiten de Unie gevestigde leverancier. De communautaire basis voor post a.9 is artikel 136 bis van de btw-richtlijn.\n 3. Reikwijdte van de post; btw-plicht bij wijze van fictie voor faciliterende ondernemer\n Als een afnemer via een elektronische interface een goed aanschaft bij een buiten de Unie gevestigde leverancier, geldt de fictie van artikel 3c, tweede lid, van de wet als die leverancier het goed naar de afnemer laat verzenden of vervoeren binnen de Unie. De zinsnede ‘binnen de Unie’ ziet zowel op het vervoer van het goed binnen een lidstaat als op het vervoer van het goed van de ene naar de andere lidstaat.\n Op grond van deze fictie is voor de btw-heffing sprake van twee leveringen, te weten:\n \n \n a.\n de levering van het goed door de buiten de Unie gevestigde leverancier aan de faciliterende ondernemer; en\n \n \n b.\n de levering van hetzelfde goed door de faciliterende ondernemer aan de afnemer.\n \n \n Ad a. Volgens artikel 5d van de wet wordt de verzending of het vervoer van de goederen die de faciliterende ondernemer wordt geacht te hebben ontvangen en geleverd toegerekend aan de in ad b bedoelde levering. Hierdoor wordt de in ad a bedoelde levering aangemerkt als een levering van goederen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de wet. Dit heeft tot gevolg dat de in ad a bedoelde levering wordt belast op de plaats waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van de levering aan de faciliterende ondernemer.153Kamerstuk II, 2019–2020 35 527, nr. 3, blz. 30 en 31. Het nultarief van post a.9 komt hierdoor alleen aan de orde voor de levering van het goed door de buiten de Unie gevestigde leverancier aan de faciliterende ondernemer in de volgende twee situaties:\n \n \n –\n de goederen worden binnen Nederland verzonden of vervoerd naar de afnemer door de buiten de Unie gevestigde leverancier;\n \n \n –\n de goederen worden vanuit Nederland verzonden of vervoerd naar de afnemer in een andere lidstaat door de buiten de Unie gevestigde leverancier.\n \n \n Ad b. Door de toerekening van het vervoer aan de in ad b bedoelde levering wordt die levering aangemerkt als:\n \n \n –\n een binnenlandse levering als de goederen binnen Nederland worden verzonden of vervoerd door de buiten de Unie gevestigde leverancier aan de afnemer (artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van de wet), of\n \n \n –\n een intracommunautaire afstandsverkoop als de goederen vanuit Nederland worden verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat door de buiten de Unie gevestigde leverancier aan de afnemer (artikel 5a, eerste lid, onderdeel a, van de wet).\n \n \n Een voorbeeld ter illustratie van de uitwerking van artikel 3c, tweede lid, van de wet en de toepassing van post a.9.\n \n \n \n Een leverancier uit China verkoopt via een Nederlandse webwinkel (een elektronische interface) twee horloges aan een afnemer in Duitsland. De Chinese leverancier heeft zijn horlogevoorraad opgeslagen in een distributiecentrum in Nederland. Het distributiecentrum in Nederland verzendt de twee horloges vervolgens voor rekening van de leverancier uit China naar de afnemer in Duitsland.\n Volgens de fictie van artikel 3c, tweede lid, van de wet is in dit geval sprake van de volgende twee leveringen:\n \n \n –\n de levering van de twee horloges door de Chinese leverancier aan de Nederlandse webwinkel; en\n \n \n –\n de levering van de twee horloges door de Nederlandse webwinkel aan de afnemer in Duitsland.\n \n \n De eerste levering (Chinese leverancier – Nederlandse webwinkel) vindt ingevolge artikel 5a, eerste lid, onderdeel b, van de wet plaats in Nederland en valt op grond van post a.9 onder het nultarief.154Zie Kamerstuk II, 2019–2020 35 527, nr. 3, blz. 60.\n De tweede levering (Nederlandse webwinkel – Duitse afnemer) is als intracommunautaire afstandsverkoop belast in Duitsland (zie artikel 14 bis, lid 2, en artikel 36 ter van de btw-richtlijn). De Nederlandse webwinkel is voor de tweede levering in Duitsland btw verschuldigd.\n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n Post\n A.10\n \n 1. Inhoud van de post\n \n levering van zonnepanelen en zonnepanelen als dakbedekking, bestemd om te worden geïnstalleerd op of in de onmiddellijke nabijheid van woningen.\n \n 2. Reikwijdte van de post\n Over de reikwijdte van de post zijn de volgende besluiten gepubliceerd:\n \n \n –\n \n Omzetbelasting. Btw-heffing en toepassing KOR bij zonnepanelen (Besluit van 16 juni 2023, nr. 2023-6393 (Stcrt. 2023, 17463); en\n \n \n –\n het Besluit teruggaaf van omzetbelasting bij vooruitbetalingen zonnepanelen (Besluit van 30 november 2022, nr. 2022-26848 (Stcrt. 2022, 32543).\n \n \n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n Post\n B.1\n \n 1. Inhoud van de post\n \n \n a.\n \n de diensten die worden verricht ten aanzien van goederen als bedoeld in de posten a.1, a.2, a.7 en a.8;\n \n \n \n b.\n \n de verbouwing, de reparatie, het onderhoud, de bevrachting en de verhuur van de schepen, bedoeld in post a.3, onder a tot en met d, alsmede de verhuur, de reparatie en het onderhoud van de voorwerpen – met inbegrip van uitrusting voor de visserij – die met die schepen vast verbonden zijn of die voor hun exploitatie dienen;\n \n \n \n c.\n \n de verbouwing, de reparatie, het onderhoud, de bevrachting en de verhuur van de luchtvaartuigen, bedoeld in post a.3, onder e, alsmede de verhuur, de reparatie en het onderhoud van de voorwerpen die met deze luchtvaartuigen vast verbonden zijn of die voor hun exploitatie dienen;\n \n \n \n d.\n \n andere diensten dan de diensten, bedoeld onder b en c, die worden verricht voor de rechtstreekse behoeften van de schepen, bedoeld in post a.3, onder a tot en met d, en hun lading en de luchtvaartuigen, bedoeld in post a.3, onder e, en hun lading;\n \n \n \n 2. Algemeen en juridisch kader\n Post b.1 voorziet in een nultarief voor de diensten ten aanzien van de in de post opgesomde goederen. Onder post b.1 vallen:\n \n \n –\n diensten die samenhangen met goederen die Nederland zijn binnengekomen maar nog niet zijn ingevoerd (goederen bedoeld in post a.1);\n \n \n –\n diensten die rechtstreeks verband houden met goederen die worden uitgevoerd voor of door ondernemers (goederen bedoeld in post a.2);\n \n \n –\n diensten die samenhangen met goederen die zich bevinden onder een bijzonder (belasting)regime (goederen die zich bevinden in een accijnsgoederenplaats (post a.7) of in een btw-entrepot (post a.8));\n \n \n –\n een aantal specifiek benoemde diensten en andere diensten die worden verricht ten behoeve van de exploitatie of de rechtstreekse behoeften van de in post a.3 bedoelde schepen en luchtvaartuigen en hun lading.\n \n \n Het nultarief kan bij de onder post b.1 vallende diensten alleen aan de orde komen als de plaats van heffing bij deze diensten in Nederland ligt (zie § 2.2 van de Algemene opmerkingen over de toepassing van het nultarief).\n De communautaire basis van post b.1 is te vinden in diverse artikelen van de btw-richtlijn. Het gaat om de volgende artikelen:\n \n \n –\n artikel 159 in samenhang met artikel 156, lid 1, onderdelen a t/m c, artikel 160, lid 1, onderdeel a, en artikel 161, onderdeel a (voor goederen bedoeld in post a.1);\n \n \n –\n artikel 146, lid 1, onderdeel e (voor goederen bedoeld in post a.2);\n \n \n –\n artikel 148, onderdelen c, d, f en g (voor goederen bedoeld in post a.3 en post a.4);\n \n \n –\n artikel 159 in samenhang met artikel 157, lid 1, onderdeel a en b (voor goederen bedoeld in post a.7 en post a.8).\n \n \n 3. Diensten bedoeld in onderdeel a van post b.1\n 3.1 Diensten ten aanzien van goederen bedoeld in de posten a.1, a.2, a.7 en a.8\n Met ‘diensten ten aanzien van’ goederen bedoeld in de posten a.1, a.2, a.7 en a.8' wordt bedoeld: ‘diensten voor de rechtstreekse behoeften van’ deze goederen, d.w.z. diensten die onontbeerlijk zijn voor de exploitatie van vorenbedoelde goederen.155Zie r.o. 25 van HvJ 4 mei 2017, C-33/16 (A Oy), ECLI:EU:C:2017:339. Het gaat om diensten die zijn noodzakelijk en bestemd zijn voor het internationale goederenvervoer over land, zee of via de lucht. Deze bestemming van de dienst dient vast te staan op het moment dat partijen de dienst met elkaar afspreken. Onder deze diensten vallen niet alleen de diensten die worden verricht aan ondernemers in de laatste schakel van de handelsketen, maar ook de diensten die in een eerdere fase worden verricht. Bij laatstbedoelde diensten gaat het bijvoorbeeld om diensten aan ondernemers die de in onderdeel a van post b.1 bedoelde goederen onder zich hebben, bijvoorbeeld de exporteur of de importeur.156Zie r.o. 46 van het eerder aangehaalde A Oy-arrest.\n Onderdeel a van post b.1 ziet op diverse diensten verricht aan ondernemers wiens bedrijfsuitoefening is gericht op:\n \n \n –\n goederen die de Unie binnenkomen maar nog niet zijn ingevoerd of goederen die de Unie verlaten; en/of\n \n \n –\n de exploitatie van AGP's respectievelijk btw-entrepots.\n \n \n In de volgende onderdelen wordt nader ingegaan op de desbetreffende diensten.\n 3.1.1 Diensten ten aanzien van goederen als bedoeld in post a.1 en post a.2\n Onder onderdeel a van post b.1 vallen in ieder geval de diensten die in een zee- of luchthaven worden verricht ten aanzien van goederen die de Unie binnenkomen of uitgaan. Het gaat om diverse diensten die worden verricht in het kader van het goederenvervoer dat de Unie binnenkomt of uitgaat en het vervoer dat daarop aansluit of daaraan voorafgaat. Het gaat om diensten ten aanzien van:\n \n \n –\n goederen die de zee- of luchthaven hebben bereikt vanuit een derde-land en zich onder een douaneregime157In artikel 18, tweede lid, van de wet wordt aangegeven wat wordt verstaan onder ‘douaneregime’. bevinden (goederen bedoeld in post a.1); of\n \n \n –\n goederen die de zee- of luchthaven zullen verlaten met als bestemming een derde-land (goederen bedoeld in post a.2).\n \n \n De term ‘goederen’ ziet zowel op Uniegoederen als op niet-Uniegoederen.\n Voor de uitleg van het begrip 'zeehaven' wordt verwezen naar onderdeel 3.4 van de toelichting op post a.3. Voor de uitleg van het begrip ‘luchthaven’ geldt mutatis mutandis hetzelfde als voor de uitleg van het begrip ‘zeehaven’, met dien verstande dat het gaat om luchtvaartuigen als bedoeld in onderdeel e van post a.3 en om de heffing van luchthavengeld.\n Als diensten ten aanzien van goederen die de Unie binnenkomen of uitgaan worden verricht op een andere plaats dan een zee- of luchthaven, vallen zij ook onder onderdeel a van post b.1 als zij aan de gestelde voorwaarden voldoen (zie eerste alinea van dit onderdeel). De ondernemer die de dienst verricht moet wel aan de hand van boeken en bescheiden aantonen dat de diensten zijn verricht ten aanzien van de in post a.1 of a.2 bedoelde goederen. Bij de diensten ten aanzien van de in post a.1 bedoelde goederen gaat het om de diensten die worden verricht bij het binnenkomen van de goederen in de Unie tot op de plaats van invoer van de goederen. Bij de diensten ten aanzien van de in post a.2 bedoelde goederen gaat het om de diensten die worden verricht als de goederen de Unie verlaten vanaf de plaats van inladen met als bestemming uitvoer uit de Unie, het vervoer daaronder begrepen.\n Als de goederen in de Unie zijn ingevoerd, is op het na invoer eventueel aansluitende binnenlandse vervoer van die goederen onderdeel a van post b.1 niet (meer) van toepassing. Wel is het mogelijk dat op het vervoer dat plaats vindt ná de invoer post b.2 van toepassing is (zie de toelichting op post b.2).\n 3.1.2 Diensten in het kader van het in- en uitgaande goederenvervoer\n De volgende diensten die worden verricht in het kader van het in- en uitgaande vervoer en het daarop aansluitende of daaraan voorafgaande vervoer van goederen die de Unie binnenkomen of uitgaan158Het kan hierbij zowel gaan om Uniegoederen als om niet-Uniegoederen. vallen onder het nultarief:\n \n \n a.\n Het laden en lossen van de in post a.3 bedoelde schepen en luchtvaartuigen en van andere vervoermiddelen, zoals binnenschepen, treinwagons en vrachtauto’s. Onder het ‘laden en lossen’ valt onder meer het stuwen en vastzetten van de lading van vorengenoemde vervoermiddelen. De bij het laden en lossen van de genoemde vervoermiddelen ter beschikking gestelde elektriciteit, stoom, stikstof en het ter beschikking gestelde water e.d. delen in de toepassing van het nultarief. Hetzelfde geldt voor de terbeschikkingstelling van communicatiemiddelen bij het laden en lossen;\n \n \n b.\n Het opslaan159Met ‘opslaan’ wordt gedoeld op de in artikel 31bis, lid 3, onderdeel b, van de uitvoeringsverordening bedoelde opslag, waarbij geen sprake is van exclusief gebruik van een onroerende zaak. van niet-Uniegoederen die onder een douaneregeling zijn geplaatst. Het gaat om goederen als bedoeld in art. 149 DWU die gedurende maximaal 90 dagen worden opgeslagen en goederen die anderszins onder een douaneregime zijn geplaatst.\n Het opslaan van Unie-goederen die de Unie zijn binnengekomen of gaan verlaten op de wal, in een loods e.d. in afwachting van het weghalen/wegvoeren van de goederen, valt onder het nultarief voor zover de opslag maximaal 1 maand duurt. De voor deze opslag ter beschikking gestelde kisten, pallets, containers e.d. delen in de toepassing van het nultarief. Als deze opslag langer duurt dan 1 maand, is de opslag vanaf dat tijdstip belast (algemeen tarief);\n \n \n c.\n Het opslaan en vervoeren van goederen die de Unie binnenkomen en weer uitgaan;\n \n \n d.\n Het ter beschikking stellen van kranen, vorkheftrucks e.d. met bedienend personeel voor het laden en lossen van de in c bedoelde goederen;\n \n \n e.\n De diensten van controlebedrijven, zoals het tellen, wegen, meten, bemonsteren, merken e.d. van de in c bedoelde goederen;\n \n \n f.\n Het opslaan en het verpakken van de in c bedoelde goederen. De hiervoor ter beschikking gestelde kisten, pallets, containers e.d. delen in de toepassing van het nultarief;\n \n \n g.\n De verhuur van dekkleden ten behoeve van de opslag en het vervoer van goederen die de Unie binnenkomen en verlaten;\n \n \n h.\n Het sorteren, inspecteren, merken en verzegelen van de lading van de in a genoemde vervoermiddelen. Onder ‘inspecteren’ valt ook monsteronderzoek van de lading;\n \n \n i.\n Het verrichten van douaneformaliteiten voor (1) goederen die de Unie zijn binnengebracht en daarna onder een douaneregime zijn geplaatst en voor (2) goederen die uit andere hoofde onder een douaneregime zijn gebracht;\n \n \n j.\n Het verrichten van douaneformaliteiten voor goederen die worden uitgevoerd (zie ook onderdeel 3.2);\n \n \n k.\n Diensten ten aanzien van containers die in het internationale vervoer worden gebruikt. Met ‘diensten ten aanzien van containers’ wordt gedoeld op het verhuren van de bedoelde containers, herstel- en onderhoudswerkzaamheden aan deze containers en het vervoer en opslag van lege containers die in het internationale vervoer worden gebruikt.\n \n \n 3.1.3 Diensten ten aanzien van goederen bedoeld in post a.7 en post a.8\n Onder onderdeel a van post b.1 vallen ook de diensten die worden verricht ten aanzien van de in post a.7 bedoelde accijnsgoederen en minerale oliën die worden gebracht naar of zich bevinden in een AGP die voor dat soort goederen is aangewezen. Het gaat hier om het vervoer van de betrokken goederen naar de AGP en om de opslag van die goederen in die AGP. Verder is onderdeel a van post b.1 van toepassing op de overige handelingen die op grond van de WA en de daarop gebaseerde voorschriften zijn toegestaan in de AGP. Bij deze overige handelingen gaat het onder meer om het vervaardigen van accijnsgoederen. Het nultarief geldt alleen als de goederen door de bedoelde handelingen niet in een zodanige staat worden gebracht, dat zij niet meer onder post a.7 vallen.\n Onderdeel a van post b.1 ziet ook op diensten die worden verricht ten aanzien van de in post a.8 bedoelde bulkgoederen die worden gebracht naar of zich bevinden in een entrepot als bedoeld in post a.8. Bij deze diensten gaat het om het vervoer naar en de opslag van de betrokken goederen in het bedoelde entrepot. De post is ook van toepassing op de overige handelingen die worden verricht met betrekking tot de bedoelde bulkgoederen. Voorwaarde is wel dat de bulkgoederen door de handelingen niet in een zodanige staat worden gebracht, dat zij niet meer onder post a.8 vallen.\n De ondernemer die deze diensten verricht zal de aanspraak op het nultarief moeten kunnen onderbouwen door bewijsmiddelen waaruit blijkt dat de bulkgoederen zijn opgeslagen in een entrepot als is bedoeld in post a.8. De vergunninghouder kan de dienstverrichter van deze bewijsmiddelen voorzien. De dienstverrichter kan de toepassing van het nultarief bij goederen bedoeld in onderdeel a van post a.8 aantonen aan de hand van een schriftelijke verklaring die de vergunninghouder heeft afgegeven (zie artikel 12, tweede lid, onderdeel c, van het uitvoeringsbesluit).\n 3.2 Diensten bij uitvoer goederen voor niet-ondernemers\n Onder onderdeel a van post b.1 valt onder meer het vervoer van goederen die voor niet-ondernemers (zoals particulieren) worden uitgevoerd uit de Unie, zoals verhuisboedels, erfboedels, huwelijksuitzetten, tentoonstellingsgoederen, orkestuitrusting e.d. Ook diensten die nauw samenhangen met dit vervoer, vallen onder het nultarief. Het gaat hier bijvoorbeeld om het opslaan en verpakken van de desbetreffende goederen. De voor de opslag en het verpakken van de betrokken goederen ter beschikking gestelde kisten, pallets, containers e.d. delen in de toepassing van het nultarief. Ook het verrichten van douaneformaliteiten voor de uitvoer van deze goederen valt onder het nultarief.\n 3.3 Aantonen nultarief met betrekking tot vervoer van goederen die de Unie binnenkomen en uitgaan\n De vervoerder van goederen bedoeld in de posten a.1, a.2, a.7 en a.8 dient de aanspraak op het nultarief aan te tonen aan de hand van boeken en bescheiden (artikel 12, eerste lid, van het uitvoeringsbesluit). Er geldt een vrije bewijsleer. De vervoerder kan op vorenbedoeld vervoer in ieder geval het nultarief toepassen als:\n \n \n –\n een vervoersdocument (digitaal of op papier) bestaat waaruit het internationaal vervoer van de onderliggende goederen kan worden opgemaakt; en\n \n \n –\n uit de inhoud van de douaneaangifte (digitaal of op papier) blijkt, dat de goederen onmiddellijk voorafgaand aan dat vervoer vanuit een derde-land (rechtstreeks of via een andere lidstaat) onder een douaneregime in Nederland zijn gebracht. Hetzelfde geldt voor het vervoer van goederen dat in Nederland plaatsvindt, waarbij de goederen in aansluiting op dat vervoer zullen worden vervoerd naar een derde-land.\n \n \n 3.4 Bemiddeling met betrekking tot goederen bedoeld in post a.1, a.2. a.7 en a.8\n Onder onderdeel a van post b.1 valt ook het bemiddelen bij diensten ten aanzien van de goederen bedoeld in de posten a.1, a.2, a.7 en a.8. Met name het bemiddelen bij het sluiten van overeenkomsten tot levering, vervoer en opslag van de bedoelde goederen komt geregeld voor. Onder ‘bemiddeling’ wordt verstaan: de activiteit(en) van een tussenpersoon die erop is/zijn gericht om een rechtsbetrekking tot stand te brengen tussen zijn opdrachtgever en (een) derde(n), zonder dat de tussenpersoon een eigen belang heeft bij de inhoud van het contract. De activiteiten van de tussenpersoon bestaan bijvoorbeeld uit het aan (een) derde(n) wijzen op gelegenheden om een overeenkomst te sluiten met zijn opdrachtgever, het voor de derde contact leggen met zijn opdrachtgever en het in naam en voor rekening van de opdrachtgever onderhandelen over de details van de wederzijdse prestaties tussen zijn opdrachtgever en de derde.160Zie o.a. HvJ 3 maart 2005, C-472/03 (Arthur Andersen), ECLI:EU:C:2005:135, HvJ 13 december 2001, C-235/00 (CSC Financial Services), ECLI:EU:C:2001:696 en HvJ 21 juni 2007, C-453/05 (Volker Ludwig), ECLI:EU:C:2007:369. Voor bemiddeling is het niet noodzakelijk dat de bemiddelaar de opdrachtgever bindt bij het aangaan van een rechtsbetrekking met (een) derde(n).\n Als de tussenkomst plaatsvindt op eigen naam, maar voor rekening van een derde, valt ook die bemiddeling onder onderdeel a van post b.1. Er is dan sprake van twee aparte prestaties (leveringen dan wel diensten, zie artikel 3, zesde lid, respectievelijk artikel 4, vierde lid, van de wet). Als er sprake is van bemiddeling in de zin van artikel 3, zesde lid, van de wet bij een levering van de in de post bedoelde goederen, hoeft de eerste levering (de levering aan de tussenpersoon) niet onder het nultarief te vallen.\n De diensten van tussenpersonen die in naam en voor rekening van derden bemiddelen bij het in post b.2 bedoelde vervoer van goederen tot op de plaats van bestemming, zijn op grond van post b.4 aan het nultarief onderworpen (zie de toelichting op post b.4).\n 4. Diensten bedoeld in onderdeel b van post b.1\n 4.1 Verklaring van of namens exploitant van het schip\n Op het tijdstip waarop een ondernemer een dienst verricht als bedoeld in onderdeel b van post b.1, is het mogelijk dat de ondernemer voor toepassing van het nultarief moet toetsen of het schip onder post a.3, onderdeel a, valt. Voor deze toets kan de ondernemer in beginsel afgaan op een verklaring die is afgegeven door of namens de (toekomstige) exploitant van het schip dat sprake is van een schip als bedoeld in post a.3, onderdeel a. Het gestelde in de onderdelen 3.4 en 3.7 van de toelichting op post a.3 is van overeenkomstige toepassing.\n 4.2 Verbouwing, reparatie, onderhoud, bevrachting en verhuur van de in post a.3 bedoelde schepen en verhuur, reparatie en onderhoud van voorwerpen die vast zijn verbonden met deze schepen of die voor hun exploitatie dienen\n Onder ‘verbouwing’ van een in post a.3 bedoeld schip wordt verstaan: het aanbrengen van een bouwkundige wijziging/bouwkundige wijzigingen aan of in een bestaand schip. Ook de renovatie van een schip valt hieronder. Onder ‘verbouwing’ valt ook het ombouwen van zo’n schip tot een schip met een ander gebruiksdoel, voor zover dit gebruiksdoel is omschreven in post a.3.\n Het classificeren van het ruim, tanks e.d. van de in post a.3 bedoelde schepen valt onder het nultarief. Hetzelfde geldt voor het uitvoeren van schoonmaakwerkzaamheden aan/op deze schepen.\n Bij bevrachting van een in post a.3 bedoeld schip stelt de vervrachter aan de bevrachter de gehele of een deel van zijn scheepsruimte ter beschikking. Zowel totaalbevrachting als deelbevrachting vallen onder onderdeel b van post b.1.161HvJ 18 oktober 2007, C-97/06 (Navicon SA), ECLI:EU:C:2007:609.\n Het charteren162‘Charteren’ is het huren van een vervoermiddel (met of zonder bemanning) voor het verrichten van personen- of goederenvervoer. van een schip dat voldoet aan de in post a.3 gestelde voorwaarden valt onder het nultarief. Bij charteren gaat het onder meer om time charter (verhuur van schip met bemanning), bare boat charter (verhuur van schip zonder bemanning) en andere vormen van charter die niet het karakter hebben van goederenvervoer.\n De verhuur van een in post a.3 bedoeld schip met bemanning aan de eindverbruiker voor het maken van pleziertochten op volle zee, valt niet onder het nultarief (zie onderdeel 3.5 van de toelichting op post a.3).\n Voor de reikwijdte van het begrip ‘voorwerpen die vast zijn verbonden met de in post a.3 bedoelde schepen of voor hun exploitatie dienen’ wordt verwezen naar onderdeel 5.2 van de toelichting op post a.4.\n 5. Diensten bedoeld in onderdeel d van post b.1 (schepen)\n 5.1 Verklaring van of namens exploitant van het schip\n Voor een ondernemer die een dienst verricht als bedoeld in onderdeel d van post b.1, geldt dat hij voor de toets of het schip onder post a.3, onderdeel a, valt, in beginsel kan afgaan op een verklaring die is afgegeven door of namens de (toekomstige) exploitant van het schip dat sprake is van zo'n schip. Het gestelde in de onderdelen 3.4 en 3.7 van de toelichting op post a.3 is van overeenkomstige toepassing.\n 5.2 Andere diensten verricht voor de rechtstreekse behoeften van de in post a.3 bedoelde schepen\n Onder 'diensten verricht voor de rechtstreekse behoeften van' de in post a.3 bedoelde schepen wordt verstaan: diensten die onontbeerlijk zijn voor de exploitatie van deze schepen. Het gaat om diensten die noodzakelijk en bestemd zijn voor het internationale passagiers- en goederenvervoer over zee. Deze bestemming van de dienst dient vast te staan op het moment dat partijen de dienst met elkaar afspreken. Onder deze diensten vallen niet alleen de diensten die worden verricht aan exploitanten van de in post a.3 bedoelde schepen (de laatste schakel in de handelsketen), maar ook de diensten die in een eerdere fase worden verricht (zie onderdeel 3.1 van de toelichting op deze post). Voor de uitleg van ‘exploitant’ wordt verwezen naar onderdeel 3.4 van de toelichting op post a.3.\n Onder onderdeel d van post b.1 vallen onder meer de volgende diensten:\n \n \n a.\n Het slepen, loodsen en beloodsen van de in post a.3 bedoelde schepen;\n \n \n b.\n Het bergen van de in post a.3 bedoelde schepen;\n Met ‘bergen’ wordt bedoeld:\n \n \n –\n het in een veilige haven brengen van een in post a.3 bedoeld schip dat met eigen middelen dit doel niet kan bereiken. Onder het bergen valt elke activiteit die direct is gericht op het behoud van zo’n schip en van haar bemanning, passagiers en lading. Ook het verlenen van hulp aan zo’n in problemen verkerend schip om dat schip en haar bemanning, passagiers en lading in veiligheid te brengen, valt onder onderdeel d van post b.1. Dit geldt ook voor de vergoeding voor de hulpverlening en het bergen (het hulp- en bergloon) voor de hulpverlening en/of het bergen als de opdracht voor het bergen naderhand niet succesvol kan worden uitgevoerd;\n \n \n –\n het (op)ruimen van (wrakken van) de in post a.3 bedoelde schepen die in openbare wateren zijn gestrand, gezonken, aan de grond geraakt of vastgeraakt. Het nultarief geldt niet als het (op)ruimen of verwijderen plaatsvindt door of in opdracht van de beheerder van het water of waterstaatswerk.\n \n \n \n \n c.\n De werkzaamheden van roeiers, verantwoordelijk voor het aanmeren van de in post a.3. bedoelde schepen aan de kade;\n \n \n d.\n De werkzaamheden van waterklerken163Waterklerken treden op als contactpersoon tussen de wal en het schip en regelen allerlei organisatorische en administratieve zaken, zoals het in- en uitklaren van het schip en het afrekenen van zeehavengeld. voor de in post a.3 bedoelde schepen;\n \n \n e.\n De terbeschikkingstelling van havenfaciliteiten voor de in post a.3 bedoelde schepen waarvoor zeehavengeld wordt berekend;\n \n \n f.\n Het communicatievaren (d.w.z. het vervoer van bemanningsleden van de in post a.3. bedoelde schepen vanaf het schip naar de wal (havenkade) en vanaf de wal (havenkade) terug naar het schip). Het vervoer vanaf de havenkade naar de woon- of verblijfplaats van de bemanning en vice versa valt hier niet onder;\n \n \n g.\n Het vervoer van roeiers, loodsen en waterklerken vanaf de havenkade naar een onder post a.3 vallend schip en vanaf dit schip terug naar de wal (havenkade);\n \n \n h.\n Het scheepsmanagement, voor zover bestaande uit diensten verricht voor de rechtstreekse behoeften van de in post a.3 bedoelde schepen;\n \n \n i.\n Het uitlenen van personeel aan de exploitant van een schip als bedoeld in post a.3, onder a, voor zover het gaat om bemanningsleden die onontbeerlijk/noodzakelijk zijn voor de exploitatie van het schip164De uitlener dient dit aan de hand van boeken en bescheiden aan te tonen, d.w.z. via een verklaring van de exploitant van het schip als bedoeld in onderdeel 3.4 van de toelichting op post a.3 en het aantonen dat het uitlenen van het bemanningslid onontbeerlijk/noodzakelijk is voor de exploitatie van het schip.;\n \n \n j.\n De bemiddeling bij de verhuur en het charteren van de in post a.3 bedoelde schepen; Bij deze bemiddeling is het gestelde in onderdeel 3.4 van overeenkomstige toepassing;\n \n \n k.\n De verhuur van boothuizen (roerend dan wel onroerend) die hoofdzakelijk (d.w.z. voor 70% of meer) worden gebruikt voor de stalling en het gebruik van reddingsboten als bedoeld in onderdeel b van post a.3 en hun toebehoren, voor zover de verhuurdienst een belaste dienst165De verhuurdienst is belast omdat het óf gaat om de verhuur van een roerend boothuis óf om de verhuur van een onroerend boothuis dat is uitgezonderd van de btw-vrijstelling voor de verhuur van onroerende zaken op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de wet. vormt.\n \n \n 5.3 Andere diensten verricht voor de rechtstreekse behoeften van de lading van de in post a.3 bedoelde schepen\n Voor de uitleg van ‘diensten voor de rechtstreekse behoeften van’ wordt verwezen naar onderdeel 5.2.\n Onder onderdeel d van post b.1 vallen onder meer de diensten die zijn opgesomd in onderdeel 3.1.2, in de punten a t/m k. Voor de toepassing van het nultarief is het niet relevant of de lading de status heeft van Uniegoederen of van niet-Uniegoederen.\n Strikt genomen kunnen goederen alleen als lading van een schip worden aangemerkt vanaf het ogenblik waarop zij in het schip worden geladen tot het ogenblik waarop zij uit het schip worden gelost. Uit praktische overwegingen kan het nultarief worden toegepast op de diensten genoemd in onderdeel 3.1.2, in de punten a t/m k, als deze diensten worden verricht op de zeehaven of het zeehaventerrein (zie onderdeel 3.1.1). Bij de in onderdeel 3.1.2, punt b, bedoelde opslag van goederen op de wal, in een loods e.d. geldt voor de toepassing van het nultarief een maximumtermijn van 1 maand. Als goederen langer liggen opgeslagen, verliezen zij voor de toepassing van de post het karakter van lading.\n 5.4 Deskundigenonderzoek bij de in post a.3 bedoelde schepen en hun lading\n Deskundigenonderzoek bij de in post a.3 bedoelde schepen en hun lading valt onder onderdeel d van post b.1 voor zover sprake is van een B2B-dienst en de afnemer een ondernemer is die in Nederland is gevestigd. Het begrip ‘gevestigd’ wordt uitgelegd conform het gestelde in artikel 6, eerste lid, van de wet.\n Met ‘deskundigenonderzoek’ wordt in dit verband bedoeld: het feitelijk onderzoeken van een onder post a.3 vallend schip, de lading of de brandstof van zo’n schip. Het gaat bijvoorbeeld om het vaststellen van (de omvang van) eventuele schade aan zo’n schip of de lading van het schip en het onderzoeken van de kwaliteit van lading of brandstof van het schip (bemonstering). Dit onderzoek kan worden uitgevoerd door een schade-expert, een averijagent of een marineconsultant.\n Het is mogelijk dat de werkzaamheden van een schade-expert enz. meer omvatten dan alleen het vaststellen van de omvang van de schade. Te denken valt werkzaamheden waarbij het adviserende/raadgevende/juridische karakter voorop staat, zoals:\n \n \n –\n het uitvoeren van voorinspecties, d.w.z. het uitbrengen van advies aan de verzekerde of de verzekeraar over een te verzekeren object en het daaraan verbonden risico;\n \n \n –\n het verstrekken van informatie aan de verzekerde of de verzekeraar over de aard, toedracht en omvang van de schade, de schuldvraag en/of de oorzaak van de schade;\n \n \n –\n het afwikkelen van schadeclaims met betrekking tot schepen als omschreven in post a.3 en hun lading. Het gaat hier met name om het uitbrengen van advies over het nemen van schadebeperkende maatregelen en het te claimen of uit te keren schadebedrag;\n \n \n –\n regreswerkzaamheden, d.w.z. werkzaamheden die zijn gericht op het verhalen van de schade op de aansprakelijke partij of het stellen van zekerheden om dit verhaalsrecht te waarborgen;\n \n \n –\n het optreden als settlingagent, d.w.z. het namens een verzekeraar gemachtigd zijn tot uitbetaling van het schadebedrag.\n \n \n Deze werkzaamheden met een adviserend/raadgevend/juridisch karakter vallen niet onder onderdeel d van post b.1, omdat zij niet worden verricht voor de rechtstreekse behoeften van (de lading van) schepen als bedoeld in post a.3.166Zie Hoge Raad 4 februari 1998, 32.860, ECLI:NL:HR:1998:AA2411.\n Het is mogelijk dat schade-experts hun werkzaamheden voor de btw-heffing moeten splitsen tussen deskundigenonderzoek (aan het nultarief onderworpen) en een advies/raadgevende/juridische dienst (aan het algemene tarief onderworpen). Deze splitsing is in de praktijk problematisch.\n Goedkeuring\n Om splitsingsproblemen te voorkomen keur ik goed dat schade-experts, averijagenten en marineconsultants hun werkzaamheden (het hiervoor bedoelde deskundigenonderzoek en de werkzaamheden met een adviserend/raadgevend/juridisch karakter) in hun geheel beschouwen als een adviesdienst.\n 6. Diensten bedoeld in onderdeel c van post b.1: Verbouwing, reparatie, onderhoud, bevrachting en verhuur van de in post a.3 bedoelde luchtvaartuigen; schriftelijke verklaring afnemer\n Voor de uitleg van de begrippen ‘verbouwing’, ‘bevrachting’ en ‘verhuur’ wordt verwezen naar onderdeel 4.2, met dien verstande dat waar ‘schip’ staat ‘luchtvaartuig’ moet worden gelezen.\n De ondernemer die het nultarief toepast moet de toepasselijkheid van het nultarief aantonen aan de hand van boeken en bescheiden (artikel 12, eerste lid, van het uitvoeringsbesluit). Voor een ondernemer die een dienst verricht als bedoeld in onderdeel c van post b.1, geldt voor toepassing van het nultarief ook de voorwaarde dat hij een schriftelijke verklaring overlegt van de afnemer van de dienst dat het gaat om een luchtvaartuig als bedoeld in post a.3 (artikel 12, tweede lid, onderdeel a, 1°, van het uitvoeringsbesluit).\n 7. Andere diensten verricht voor de rechtstreekse behoeften van de lading van de in post a.3 bedoelde luchtvaartuigen\n 7.1 Verklaring van afnemer van de dienst\n De ondernemer die het nultarief toepast moet de toepasselijkheid van het nultarief aantonen aan de hand van boeken en bescheiden (artikel 12, eerste lid, van het uitvoeringsbesluit). Voor een ondernemer die een dienst verricht als bedoeld in onderdeel d van post b.1 ten aanzien van luchtvaartuigen omschreven in onderdeel e van post a.3, geldt voor toepassing van het nultarief ook de voorwaarde dat hij een schriftelijke verklaring overlegt van de afnemer van de dienst dat het gaat om een luchtvaartuig als bedoeld in post a.3 (artikel 12, tweede lid, onderdeel a, 1°, van het uitvoeringsbesluit).\n 7.2 Andere diensten verricht voor de rechtstreekse behoeften van luchtvaartuigen bedoeld in onderdeel e van post a.3\n Onder onderdeel d van post b.1 vallen onder meer andere diensten dan de diensten bedoeld in onderdeel c van post b.1, die worden verricht voor de rechtstreekse behoeften van de in post a.3 omschreven luchtvaartuigen. Voor de uitleg van ‘voor de rechtstreekse behoeften van’ is het gestelde in onderdeel 5.2. van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat waar ‘schepen’ staat ‘luchtvaartuigen’ moet worden gelezen. Voor de uitleg van het begrip ‘exploitant’ wordt verwezen naar onderdeel 3.4 van de toelichting op post a.3.\n Onder onderdeel e van post a.3 vallen onder meer de volgende diensten:\n \n \n a.\n Prestaties waarvoor start- en landingsrechten in rekening worden gebracht;\n \n \n b.\n Het bergen van luchtvaartuigen bedoeld in onderdeel e van post a.3. Het gestelde in onderdeel 5.2, onder b, is van overeenkomstige toepassing;\n \n \n c.\n De bemiddeling bij de verhuur en het charteren van luchtvaartuigen bedoeld in onderdeel e van post a.3. Het gestelde in onderdeel 3.4 van overeenkomstige toepassing.\n \n \n 7.3 Andere diensten verricht voor de rechtstreekse behoeften van de lading van luchtvaartuigen bedoeld in onderdeel e van post a.3\n Voor de uitleg van ‘voor de rechtstreekse behoeften van’ wordt verwezen naar onderdeel 5.2. met dien verstande dat waar ‘schepen’ staat ‘luchtvaartuigen’ moet worden gelezen. Voor de uitleg van ‘de laatste schakel in de handelsketen’ wordt verwezen naar onderdeel 7.4 van de toelichting op post a.3.\n Het gaat in dit verband onder meer om de diensten die zijn opgesomd in onderdeel 3.1.2, in de punten a t/m k. Voor de toepassing van het nultarief is het niet relevant of de lading de status heeft van Uniegoederen dan wel van niet-Uniegoederen.\n Strikt genomen kunnen goederen alleen als lading van een luchtvaartuig worden aangemerkt vanaf het ogenblik waarop zij in het luchtvaartuig worden geladen tot het ogenblik waarop zij uit het luchtvaartuig worden gelost. Uit praktische overwegingen kan het nultarief worden toegepast op de diensten genoemd in onderdeel 3.1.2 punten a t/m k, als deze diensten worden verricht op de luchthaven of het luchthaventerrein. Bij de in onderdeel 3.1.2, punt b, bedoelde opslag van goederen op de wal, in een loods e.d. geldt voor de toepassing van het nultarief een maximumtermijn van een maand. Als goederen langer liggen opgeslagen, verliezen zij voor de toepassing van de post het karakter van lading.\n 7.4 Bemiddeling met betrekking tot de in post a.3 bedoelde schepen en luchtvaartuigen en hun lading\n Onder onderdeel d van post b.1 valt ook het bemiddelen bij diensten ten aanzien van de in post a.3 bedoelde schepen en luchtvaartuigen en hun lading. Het gaat bijvoorbeeld om het bemiddelen bij het sluiten van overeenkomsten tot levering en verhuur van deze schepen en luchtvaartuigen en de levering van de lading van deze schepen en luchtvaartuigen. Het gestelde in onderdeel 3.4 is van overeenkomstige toepassing.\n 8. Onderaanneming\n Diensten die worden verricht tegen zogenoemde ‘overnametarieven’ (d.w.z. diensten die onderaannemers verrichten aan de hoofdaannemer) vallen onder het nultarief als vaststaat dat deze diensten onontbeerlijk zijn voor de exploitatie van goederen of diensten die onder de posten b.1 en/of b.2. Het gaat om diensten die noodzakelijk en bestemd zijn voor het internationale goederenvervoer over land, zee of via de lucht (zie ook onderdeel 3.1 en onderdeel 5.2 van de toelichting op deze post). Deze bestemming van de dienst moet vaststaan op het moment dat de hoofdaannemer en de onderaannemer de dienst met elkaar afspreken. Te denken valt aan het laden en lossen van schepen of luchtvaartuigen die onder post a.3 vallen door een onderaannemer in opdracht van de hoofdaannemer.167zie het eerder aangehaalde A Oy-arrest. Ook het vervoer van goederen door een onderaannemer in opdracht van de hoofdaannemer valt onder het nultarief, als de onderaannemer aan de hand van boeken en bescheiden aantoont dat dit vervoer onder post b.1 en/of post b.2 valt. Bij het vervoer van onder post a.2 vallende goederen is daarvan in ieder geval sprake als de onderaannemer beschikt over door de Douane fysiek of digitaal afgestempelde douanedocumenten168zoals (de papieren print van) de confirmation of exit. met betrekking tot de uitvoer van de betrokken goederen.\n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n Post\n B.2\n \n 1. Inhoud van de post\n \n de diensten die betrekking hebben op de invoer van goederen en waarvan de waarde met toepassing van artikel 19, tweede lid, onderdeel b, in de maatstaf van heffing is begrepen;\n \n 2. Algemeen en juridisch kader\n Post b.2 voorziet in een nultarief voor diensten die betrekking hebben op de invoer van goederen, die worden opgenomen in de maatstaf van heffing bij invoer (artikel 19, tweede lid, onderdeel b, van de wet). Deze diensten hebben betrekking op bijkomende kosten zoals de kosten van commissie, verpakking, vervoer en verzekering tot de plaats van bestemming van de goederen.\n Post b.2 is gebaseerd op artikel 144 van de btw-richtlijn, in samenhang met de artikelen 85 en 86 van de btw-richtlijn.\n 3. Maatstaf van heffing bij invoer; plaats van bestemming\n \n Artikel 19 van de wet moet worden geïnterpreteerd conform de in onderdeel 2 genoemde artikelen van de btw-richtlijn. Dit betekent het volgende.\n Voor de btw bestaat de maatstaf van heffing bij invoer in de eerste plaats uit de douanewaarde (artikel 19, eerste lid, van de wet). In onderdeel a wordt het begrip ‘douanewaarde’ besproken.\n Verder moeten in de maatstaf van heffing de bij invoer verschuldigde rechten en belastingen en een aantal bijkomende kosten worden opgenomen (artikel 19, tweede lid, onderdelen a en b, van de wet gelezen in samenhang met artikel 86, lid 1, onderdelen a en b, van de btw-richtlijn). In onderdeel b wordt hier nader op ingegaan.\n \n \n a.\n \n Douanewaarde (artikel 19, eerste lid, van de wet)\n \n Met het begrip ‘douanewaarde’ wordt bedoeld: de douanewaarde zoals die is omschreven in de geldende communautaire bepalingen (artikel 85 van de btw-richtlijn). Met ‘communautaire bepalingen’ wordt gedoeld op de bepalingen over de douanewaarde in het DWU. Het gaat om de bepalingen van titel II, hoofdstuk 3 van het DWU (artikelen 69 t/m 76), artikel 71 GVo DWU en de artikelen 127 t/m 146 van de UVo DWU.\n De meest gehanteerde methode voor het bepalen van de douanewaarde is de transactiewaarde van de ingevoerde goederen. Met ‘transactiewaarde’ wordt bedoeld: de werkelijk voor de ingevoerde goederen betaalde of te betalen prijs (vergoeding), uitgedrukt in geld. Meestal is de transactiewaarde vastgelegd in de verkoopovereenkomst. De transactiewaarde wordt in bepaalde gevallen verhoogd met een aantal extra kosten. Daaronder vallen onder meer de kosten van vervoer en verzekering van de goederen tot de plaats van binnenkomst van de goederen in het douanegebied van de Unie.\n \n \n b.\n \n De bij invoer verschuldigde rechten en belastingen en bijkomende kosten (artikel 19, tweede lid, onderdelen a en b van de wet).\n \n \n \n Het gaat om:\n \n \n 1.\n de rechten bij invoer, belastingen en heffingen (ook als ze buiten de lidstaat van invoer zijn verschuldigd), met uitzondering van de btw die ter zake van de invoer in Nederland is verschuldigd;\n \n \n 2.\n de bijkomende kosten tot de (eerste) plaats van bestemming van de goederen binnen het grondgebied van de lidstaat van invoer en de kosten die voortvloeien uit het vervoer naar een andere plaats van bestemming in de Unie, als de andere plaats van bestemming bekend is op het tijdstip waarop het belastbare feit van invoer plaatsvindt.\n \n \n Ad 1. Er wordt hier gedoeld op de bij invoer verschuldigde invoerrechten, anti-dumping-heffingen en accijns.\n Ad 2. De bijkomende kosten bestaan met name uit de kosten van commissie, verpakking, vervoer en verzekering tot de (eerste) plaats van bestemming in de lidstaat van invoer.\n Het begrip ‘plaats van bestemming’ opgenomen in artikel 19, tweede lid, onderdeel b, van de wet wordt uitgelegd conform artikel 86, lid 1, onderdeel b, en lid 2 van de btw-richtlijn. Dit betekent dat onder ‘de plaats van bestemming’ wordt verstaan: de eerste plaats van bestemming in de lidstaat van invoer. Met de ‘lidstaat van invoer’ wordt bedoeld: de lidstaat waar het belastbare feit van invoer plaatsvindt.\n Bij de ‘eerste plaats van bestemming’ gaat het om:\n \n \n –\n de plaats die is genoemd in de vrachtbrief169Zoals de papieren of digitale CMR-vrachtbrief, de airway bill of de bill of lading. of een ander document waaronder de goederen binnenkomen in de lidstaat van invoer. In deze situatie is op het moment van invoer van de goederen de plaats bekend waarheen degene voor wie de goederen zijn bestemd, de goederen wil laten overbrengen; of\n \n \n –\n de plaats in de lidstaat van invoer waar de eerste overlading van de goederen plaatsvindt. Dit geldt als de plaats van bestemming niet is vermeld in de vrachtbrief of een ander vervoersdocument.170Zie vorige voetnoot. In deze situatie is bij de invoer van de goederen nog niet bekend wat de plaats van bestemming van de goederen is.\n \n \n De bijkomende kosten tot de (eerste) plaats van bestemming vallen op grond van post b.2 onder het nultarief.\n Het is mogelijk dat de goederen worden vervoerd naar een andere plaats van bestemming in de Unie dan de eerste plaats van bestemming en dat de andere plaats van bestemming bekend is bij de invoer van de goederen (zie artikel 86, lid 1, onderdeel b, van de btw-richtlijn). De bijkomende kosten die voortvloeien uit het vervoer naar de andere plaats van bestemming in de Unie vallen (ook) op grond van post b.2 onder het nultarief. \n Tot de kosten van vervoer behoort onder meer de toeslag (winst + kosten) die de expediteur berekent aan de importeur voor het organiseren van het vervoer van de ingevoerde goederen naar het douanegebied van de Unie.171HvJ 11 mei 2017, C-59/16 (The Shirtmakers B.V), ECLI:EU:C:2017:362.\n Het bedrag dat de vervoerder separaat in rekening brengt in verband met het voorschieten van de bij invoer verschuldigde invoerrechten, anti-dumpingheffingen en btw die verband houden met aan het nultarief onderworpen prestaties (zoals de in post b.2 bedoelde diensten), valt ook onder het nultarief.\n Verschil in benadering bij maatstaf van heffing bij invoer tussen douane- en btw-regelgeving\n De douaneregelgeving gaat voor het bepalen van de douanewaarde uit van het moment van binnenkomst van de goederen in de Unie. De bijkomende vervoers- en verzekeringskosten worden in beginsel alleen meegenomen in de douanewaarde als zij betrekking hebben op het traject tot binnenkomst in de Unie en als zij zijn te onderscheiden van de voor de ingevoerde goederen te betalen prijs/vergoeding (artikel 71, lid 1, letter e, DWU en artikel 72, letter a, DWU). Als de bijkomende kosten niet worden gespecificeerd maar zijn verdisconteerd in de prijs/vergoeding die de afnemer betaalt voor de ingevoerde goederen, zijn deze bijkomende kosten al begrepen in de douanewaarde.\n De btw-regelgeving gaat voor het bepalen van de maatstaf van heffing bij invoer uit van de douanewaarde zoals bedoeld in het DWU. maar voegt daar bepaalde bijkomende kosten aan toe. Voor de btw-heffing worden de bijkomende kosten tot aan de eerste en eventueel andere plaats van bestemming meegenomen in de maatstaf van heffing bij invoer (zie artikel 19, tweede lid, van de wet). De bijkomende kosten vallen op grond van post b.2 onder het nultarief.\n Door dit verschil in benadering bestaat er in bepaalde gevallen onderscheid tussen de douanewaarde volgens de douaneregelgeving en de maatstaf van heffing bij invoer volgens de btw-regelgeving.\n 4. Voorbeelden\n In de volgende voorbeelden wordt aangegeven hoe artikel 19 van de wet wordt toegepast. Hierbij komt de btw-heffing ten aanzien van de bijkomende kosten ook aan de orde.\n Voorbeeld 1\n Een partij goederen wordt in Rotterdam ingevoerd met als (eerste) plaats van bestemming Utrecht (Utrecht is als plaats van aflevering vermeld in de CMR-vrachtbrief). De ondernemer/afnemer moet voor de partij goederen € 10.500 betalen. Op de factuur aan de ondernemer/afnemer zijn de bijkomende kosten van vervoer en verzekering van Rotterdam naar Utrecht niet apart gespecificeerd, maar verdisconteerd in de prijs/vergoeding voor de goederen. De douanewaarde bedraagt in dit geval zowel voor de douane- als de btw-regelgeving € 10.500. De bijkomende kosten zijn niet te onderscheiden van de betaalde prijs/vergoeding en zijn daarom al begrepen in de douanewaarde. In deze situatie komt het nultarief bedoeld in post b.2 niet aan de orde omdat de bijkomende kosten niet zijn gespecificeerd.\n Dezelfde uitkomst geldt als de goederen in Rotterdam worden binnengebracht, maar in Utrecht worden ingevoerd. De bijkomende kosten zijn namelijk verdisconteerd in de prijs/vergoeding voor de goederen.\n Voorbeeld 2\n Een partij goederen ter waarde van € 10.000 wordt in Rotterdam ingevoerd met als (eerste) plaats van bestemming Tilburg (Tilburg is als plaats van aflevering gemeld in de CMR-vrachtbrief). De ondernemer/afnemer moet voor de partij goederen € 10.500 betalen. Ten behoeve van de ondernemer/afnemer zijn de bijkomende kosten van vervoer en verzekering (naast de voor de goederen te betalen prijs/vergoeding) gespecificeerd; € 400 heeft betrekking op het traject tot aan binnenkomst in de Unie (met een zeecontainer tot Rotterdam) en € 100 heeft betrekking op het traject Rotterdam-Tilburg (met een vrachtauto).\n In dit geval bedraagt de douanewaarde volgens de douaneregelgeving € 10.400. In de douanewaarde zijn alleen de bijkomende kosten tot aan de binnenkomst van de goederen in Rotterdam begrepen. Volgens de btw-regelgeving bedraagt de maatstaf van heffing bij invoer € 10.500. In de maatstaf van heffing worden voor de btw de bijkomende kosten ad € 100 (traject na binnenkomst van de goederen tot de eerste plaats van bestemming Tilburg) begrepen (zie artikel 19, tweede lid, onderdeel b, van de wet in samenhang met artikel 86 van de btw-richtlijn). De bijkomende kosten van € 100 vallen onder het nultarief op grond van post b.2.\n Voorbeeld 3\n Een partij goederen met een waarde van € 10.000 wordt in Rotterdam binnengebracht, vervolgens naar een distributiecentrum in Breda gebracht en aldaar ten invoer aangegeven. Het was de bedoeling dat de goederen in het distributiecentrum zouden blijven (Breda is als plaats van aflevering vermeld in de CMR-vrachtbrief), maar op het moment van invoer van de goederen wordt bekend dat de goederen naar Utrecht moeten worden vervoerd in plaats van naar Breda (de opdrachtgever van het vervoer heeft dit aangegeven). De ondernemer/afnemer moet voor de goederen € 10.225 betalen. Aan de ondernemer/afnemer zijn de bijkomende kosten van vervoer en verzekering gespecificeerd (naast de voor de goederen te betalen prijs/vergoeding). De bijkomende kosten voor het traject Rotterdam-Breda bedragen € 100 en voor het traject Breda-Utrecht € 125.\n In dit geval is Breda de eerste plaats van bestemming en Utrecht de andere plaats van bestemming (artikel 19, tweede lid, onderdeel b, van de wet, gelezen in samenhang met artikel 86, lid 1, onderdeel b, en lid 2, van de btw-richtlijn).\n De douanewaarde is volgens de douaneregelgeving € 10.000 (de los van de prijs/vergoeding gespecificeerde bijkomende kosten vanaf de binnenkomst tot de andere plaats van bestemming ad € 225 worden niet meegenomen in de douanewaarde). Volgens de btw-regelgeving bedraagt de maatstaf van heffing bij invoer € 10.225. De kosten van vervoer en verzekering ad € 225 vormen bijkomende kosten in de zin van artikel 19, tweede lid, onderdeel b, van de wet, gelezen in samenhang met artikel 86, lid 1, onderdeel b, en lid 2, van de btw-richtlijn. Deze bijkomende kosten ad € 225 vallen op grond van post b.2 onder het nultarief.\n 5. Bemiddeling en overnametarieven bij vervoer\n Het bemiddelen bij het sluiten van overeenkomsten tot het in de post bedoelde vervoer valt ook onder het nultarief. Voor de uitleg van het begrip ‘bemiddelen’ wordt verwezen naar onderdeel 3.4 van de toelichting van post b.1. Als de bemiddeling op eigen naam plaatsvindt, geldt het nultarief op grond van post b.2. Ook het bemiddelen op eigen naam, maar voor rekening van een ander, valt onder post b.2. Bij bemiddeling op naam en voor rekening van derden is het nultarief van toepassing op grond van post b.4.\n Voor vervoersdiensten die worden verricht tegen zogenoemde overnametarieven is het gestelde in onderdeel 8 van de toelichting van post b.1 van overeenkomstige toepassing.\n 6. Aantonen van het nultarief voor bijkomende kosten\n De aanspraak op toepassing van het nultarief voor de bijkomende kosten die onder de post vallen moet blijken uit boeken en bescheiden (artikel 12, eerste lid, van het uitvoeringsbesluit). De toepassing van het nultarief voor de onder de post vallende bijkomende kosten (zoals de kosten van vervoer en verzekering) kan in ieder geval worden aangetoond als cumulatief aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:\n \n \n –\n in de douaneaangifte ten invoer in het vrije verkeer is de douanewaarde volgens het DWU aangegeven en is de eerste/andere plaats van bestemming binnen de Unie vermeld; en\n \n \n –\n in het vervoersdocument zijn de bijkomende kosten (vanaf binnenkomst in de Unie tot de eerste/andere plaats van bestemming) gespecificeerd en staat als afzender vermeld een cargadoor, rederij, luchtbevrachter, luchtvaartmaatschappij, douane-expediteur of internationale vervoerder; en\n \n \n –\n uit de inhoud van de douaneaangifte ten invoer in het vrije verkeer blijkt dat de goederen onmiddellijk voorafgaande aan dat vervoer vanuit een land buiten de Unie rechtstreeks of via een andere lidstaat onder een douaneregeling binnen Nederland werden gebracht en in het vrije verkeer zijn gebracht.\n \n \n Ook als de heffing bij invoer wordt verlegd naar degene voor wie de goederen zijn bestemd (met name op grond van artikel 23 van de wet), is toepassing van het nultarief op bijkomende kosten (in de praktijk m.n. kosten van vervoer) mogelijk op grond van post b.2. De vervoerder kan het nultarief toepassen op de bijkomende kosten, als aan de hand van de douaneaangifte ten invoer in het vrije verkeer wordt aangetoond dat de betrokken goederen worden vervoerd naar de bij invoer aangegeven/bekende plaats van bestemming.\n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n Post\n B.3\n \n 1. Inhoud van de post\n \n het vervoer van personen door middel van zeeschepen of luchtvaartuigen, indien de plaats van bestemming of de plaats van vertrek buiten Nederland is gelegen;\n \n 2. Algemeen en juridisch kader\n Het vervoer van personen is belast op de plaats waar het vervoer plaatsvindt, naar verhouding van de afgelegde afstanden (artikel 6c, eerste lid, van de wet). Dit betekent dat het vervoer van personen dat in Nederland plaatsvindt, in principe in Nederland in de btw-heffing moet worden betrokken. Volgens artikel 371 van de btw-richtlijn mogen de lidstaten die op 1 januari 1978 vrijstelling verleenden voor de handelingen genoemd in bijlage X, deel B, punt 10, deze handelingen blijven vrijstellen onder de op die datum in de betrokken lidstaat bestaande voorwaarden. Post b.3 is op deze bepaling gebaseerd.\n 3. Internationaal personenvervoer\n Op grond van de post geldt het nultarief voor het vervoerstraject dat in Nederland plaatsvindt van personen door middel van zeeschepen en luchtvaartuigen als de plaats van bestemming of de plaats van vertrek buiten Nederland is gelegen. Met ‘zeeschepen en luchtvaartuigen’ wordt gedoeld op de in post a.3 omschreven schepen en luchtvaartuigen. Dit geldt niet alleen als bedoeld personenvervoer plaatsvindt naar derde-landen, maar ook als dit vervoer plaatsvindt van en naar plaatsen die zijn gelegen in een andere lidstaat. Het nultarief geldt ook voor de persoonlijke bagage173Bij ‘persoonlijke bagage’ gaat het in het algemeen om kleine goederen of kleine hoeveelheden goederen die een natuurlijk persoon op reis meeneemt, die hij tijdens die reis nodig heeft en die voor zijn privégebruik of dat van zijn gezin dienen. Ook goederen die deze persoon tijdens deze reis verkrijgt, kunnen hiertoe behoren. Zie HvJ 17 december 2020, C-656/19 (Bakati Plus), ECLI:EU:C:2020:1045. die de vervoerde personen meenemen en de personenauto's en motorrijwielen die de vervoerde personen meevoeren. Met ‘meenemen’ en ‘meevoeren’ wordt bedoeld dat reizigers vorengenoemde goederen daadwerkelijk bij zich moeten hebben bij aankomst op het schip/vliegveld van vertrek en bij het verlaten van het schip/vliegveld van aankomst. Het ‘losse’174‘Los’ betekent in dit verband: los van de reis die de reiziger per schip of vliegtuig maakt. vervoer van bagage van reizigers vanaf het huisadres van de reiziger in Nederland naar het vakantieadres (binnen of buiten de Unie) via de weg, water en lucht valt niet onder de post.175Het losse vervoer van bagage van reizigers vanaf het vakantieadres naar het huisadres van de reiziger in Nederland is niet in Nederland belast (zie artikel 6c, derde lid, van de wet) en valt om die reden niet onder de post.\n Het vervoer van personen per bus of trein valt niet onder de post.\n 4. Bemiddeling\n Het bemiddelen bij het sluiten van overeenkomsten tot het in de post bedoelde vervoer van personen valt ook onder het nultarief. Voor de uitleg van het begrip ‘bemiddeling’ wordt verwezen naar onderdeel 3.4 van de toelichting bij post b.1. Als de tussenkomst op eigen naam plaatsvindt, dan geldt daarvoor het nultarief op grond van post b.3. Als de bemiddeling op naam en voor rekening van derden plaatsvindt, valt de bemiddelingsdienst op grond van post b.4 onder het nultarief.\n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n Post\n B.4\n \n 1. Inhoud van de post\n \n de diensten van tussenpersonen die handelen in naam en voor rekening van derden, welke betrekking hebben op niet in de Unie verrichte prestaties dan wel op prestaties als zijn bedoeld onder 2 en 3;\n \n 2. Algemeen en juridisch kader\n Post b.4 voorziet in een nultarief voor bemiddelingsdiensten van tussenpersonen die betrekking hebben op:\n \n \n –\n niet in de Unie verrichte prestaties; of\n \n \n –\n diensten die betrekking hebben op de invoer van goederen waarvan de waarde wordt begrepen in de maatstaf van heffing bij invoer (zie de toelichting op post b.2); of\n \n \n –\n het vervoer van personen door middel van zeeschepen of luchtvaartuigen, als de plaats van bestemming of de plaats van vertrek buiten Nederland is gelegen (zie de toelichting op post b.3).\n \n \n Post b.4 geldt niet voor reisbureaus die in naam en voor rekening van de reiziger bemiddelen bij diensten die in andere lidstaten worden verricht.\n Post b.4 is gebaseerd op artikel 153 van de btw-richtlijn.\n 3. Onder de post vallende bemiddelingsdiensten\n Post b.4 heeft alleen betrekking op bemiddelingsdiensten van tussenpersonen die optreden in naam en voor rekening van derden. De post komt alleen aan de orde als de bedoelde bemiddelingsdiensten in Nederland belastbaar zijn (zie onderdeel 3.1). Voor de uitleg van het begrip ‘bemiddeling’ wordt verwezen naar onderdeel 3.4 van de toelichting bij post b.1.\n Als tussenpersonen bij hun bemiddeling in eigen naam maar in opdracht en voor rekening van een derde optreden, worden zij beschouwd als een commissionair als bedoeld in artikel 4, vierde lid, van de wet. De bemiddelingsdiensten van commissionairs vallen niet onder post b.4, maar kunnen wel op grond van post b.2 of post b.3 onder het nultarief vallen.\n 3.1 Bemiddeling bij niet in de Unie verrichte prestaties\n Volgens post b.4 geldt het nultarief voor bemiddelingsdiensten die betrekking hebben op niet in de Unie verrichte prestaties (die niet in de Unie belastbaar zijn). De post komt alleen aan de orde als de bemiddelingsdienst in Nederland belastbaar is. Dit is het geval als de bemiddelingsdienst wordt verricht in een B2B-relatie, waarbij de ondernemer die de bemiddelingsdienst afneemt in Nederland is gevestigd, terwijl de onderliggende prestatie (waarvoor wordt bemiddeld) buiten de Unie plaatsvindt (zie artikel 6, eerste lid, van de wet).\n De post ziet niet op B2B-bemiddelingsdiensten die betrekking hebben op prestaties die zijn vrijgesteld op grond van artikel 11 van de wet. De toepassing van de vrijstelling van artikel 11 van de wet en de daarmee samenhangende uitsluiting van de aftrek van voorbelasting hebben voorrang op de toepassing van het nultarief. Dit betekent bijvoorbeeld dat het nultarief met het daaraan gekoppelde recht op aftrek van voorbelasting niet geldt voor B2B-bemiddelingsdiensten176Vrijgesteld op grond van artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel k, van de wet. verricht aan een in Nederland gevestigde verzekeringsmaatschappij ten behoeve van het sluiten van expatverzekeringen voor personen die buiten de Unie zijn gevestigd.177Volledigheidshalve wordt erop gewezen dat de expatverzekering die is afgesloten voor buiten de Unie gevestigde personen niet in Nederland belastbaar is (artikel 6i, onderdeel e, van de wet).\n De toepassing van de post wordt geïllustreerd aan de hand van twee voorbeelden.\n Voorbeeld 1\n \n \n \n Een partij goederen wordt door een in China gevestigde leverancier vanuit China vervoerd en geleverd aan een ondernemer die in Nederland is gevestigd.178De ondernemer/afnemer is een reguliere ondernemer (geen ondernemer als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdeel x, 1°, van de wet). In het voorbeeld is geen sprake van een afstandsverkoop vanuit China naar Nederland. Een in Nederland gevestigde tussenpersoon bemiddelt bij de levering op naam en voor rekening van de Nederlandse ondernemer. De levering is belast in China, omdat het vervoer van de goederen begint in China (artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van de wet). De bemiddelingsdienst van de tussenpersoon is belastbaar in Nederland (artikel 6, eerste lid, van de wet). Op de bemiddelingsdienst is het nultarief van toepassing op grond van post b.4.\n Voorbeeld 2\n \n \n \n Hotelaccommodatie die zich bevindt in de USA wordt verhuurd aan een ondernemer die in Nederland is gevestigd. Een in Nederland gevestigde tussenpersoon bemiddelt bij de verhuur op naam en voor rekening van de Nederlandse ondernemer. De verhuur van de hotelaccommodatie is niet in Nederland belastbaar (artikel 6b van de wet). De bemiddelingsdienst is belastbaar in Nederland (artikel 6, eerste lid, van de wet). Op de bemiddelingsdienst is het nultarief van toepassing op grond van post b.4.\n De post kan niet aan de orde komen bij B2C-bemiddelingsdiensten die betrekking hebben op niet in de Unie verrichte prestaties, omdat deze bemiddelingsdiensten niet belastbaar zijn in de Unie (artikel 6a van de wet). Dit geldt eveneens voor C2C-bemiddelingsdiensten.179HvJ, 27 mei 2004, C-68/03 (Lipjes), ECLI:EU:C:2004:325.\n 3.2 Bemiddeling bij diensten m.b.t. invoer die behoren tot de maatstaf van heffing bij invoer\n Post b.4 voorziet in een nultarief voor bemiddelingsdiensten die tussenpersonen op naam van derden verrichten en die betrekking hebben op diensten bedoeld in post b.2.\n Als tussenpersonen in eigen naam bemiddelen bij de in post b.2 bedoelde diensten, valt de bemiddelingsdienst eveneens op grond van post b.2 onder het nultarief.\n Voor de interpretatie van het begrip ‘bemiddeling’ wordt verwezen naar onderdeel 3.4 van de toelichting bij post b.1.\n 3.3 Bemiddeling bij internationaal personenvervoer\n Volgens post b.4 geldt het nultarief ook voor bemiddelingsdiensten (zie onderdeel 3.4 van de toelichting bij post b.1) die worden verricht bij het in post b.3 bedoelde internationale personenvervoer. Post b.3 ziet op het vervoerstraject dat in Nederland plaatsvindt van personen door middel van zeeschepen en luchtvaartuigen, als de plaats van bestemming of de plaats van vertrek buiten Nederland is gelegen (zie ook de toelichting op post b.3).\n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n Post\n B.5\n \n 1. Inhoud van de post\n \n de diensten, bestaande in werkzaamheden met betrekking tot roerende zaken welke zijn ontvangen ten einde die werkzaamheden in Nederland te ondergaan en naar een plaats buiten de Unie worden verzonden of vervoerd door of voor rekening van degene die de dienst heeft verricht, dan wel aan degene aan wie de dienst is verleend, indien deze laatste buiten Nederland woont of is gevestigd;\n \n 2. Algemeen en juridisch kader\n Post b.5 voorziet in een nultarief voor veredelingswerkzaamheden die in Nederland worden verricht ten aanzien van goederen die afkomstig zijn uit een ander land (binnen of buiten de Unie), die na uitvoering van de werkzaamheden worden verzonden of vervoerd naar een plaats buiten de Unie. Door toepassing van het nultarief op de werkzaamheden verlaten de betrokken goederen Nederland zonder btw-druk. Het gaat onder meer om goederen die in een B2B-relatie zijn geplaatst onder de douaneregeling actieve veredeling om een bewerking te ondergaan of te worden hersteld.\n Veredelingswerkzaamheden aan roerende zaken worden beschouwd als diensten, niet als (op)leveringen van (nieuwe) goederen (artikel 146, lid 1, onderdeel d, van de btw-richtlijn). \n Post b.5 is gebaseerd op artikel 146, lid 1, aanhef en onderdeel d, van de btw-richtlijn.\n 3. Voorwaarden voor toepassing van de post\n Post b.5 komt alleen aan de orde als de veredelingswerkzaamheden belastbaar zijn in Nederland. Dit is het geval als deze werkzaamheden daadwerkelijk in Nederland worden verricht in een B2C-relatie (artikel 6e, tweede lid, onderdeel b, van de wet) of in een B2B-relatie en de afnemer/ondernemer van de veredelingsdienst in Nederland woont of is gevestigd.\n Voor toepassing van de post bij veredelingswerkzaamheden die in Nederland belastbaar zijn, moet aan de volgende cumulatieve voorwaarden worden voldaan:\n \n \n a.\n er is sprake van veredelingswerkzaamheden aan roerende zaken;\n \n \n b.\n die roerende zaken zijn afkomstig uit een ander land (binnen of buiten de Unie);\n \n \n c.\n de roerende zaken worden na uitvoering van de veredelingswerkzaamheden in Nederland verzonden of vervoerd naar een derde-land:\n \n \n –\n door of voor rekening van de dienstverrichter in Nederland (d.w.z. degene die de veredelingsdiensten heeft verricht); of\n \n \n –\n door of voor rekening van de afnemer van de dienst, als deze buiten Nederland woont of is gevestigd.\n \n \n \n \n Ad a. De zinsnede ‘werkzaamheden met betrekking tot roerende zaken’ in post b.5 ziet op werkzaamheden die bestaan uit louter fysieke ingrepen aan roerende lichamelijke zaken, die niet wetenschappelijk of intellectueel van aard zijn. Onder veredelingswerkzaamheden vallen bijvoorbeeld de assemblage van roerende zaken, reparatie- en onderhoudswerkzaamheden aan roerende zaken (zoals schilderen en verchromen) en het ver- en ombouwen van roerende zaken. Het om- en verpakken van roerende zaken valt niet onder de post. Het verwerken van een grondstof of halffabrikaat om te gebruiken voor het vervaardigen van een eindprodukt behoort evenmin tot de post.\n Ad b. De zinsnede ‘roerende zaken welke zijn ontvangen’ in post b.5 wordt uitgelegd conform artikel 146, lid 1, onderdeel d, van de btw-richtlijn. Deze zinsnede duidt op goederen die in Nederland of in een andere lidstaat zijn ingevoerd of intracommunautair zijn verworven. Ook kan het gaan om goederen die in Nederland zijn geplaatst onder de douaneregeling actieve veredeling.\n Ad c. Met ‘de verzending of vervoer van de betrokken goederen naar een plaats buiten de Unie’ wordt bedoeld dat de goederen worden (weder)uitgevoerd.\n Een voorbeeld ter illustratie van de toepassing van de post:\n \n \n \n Een particulier die in Nederland woont koopt in Cuba een oldtimer en voert deze oldtimer in Nederland in om de auto hier te laten lakken en verchromen. Na het lakken en verchromen wordt de oldtimer uitgevoerd naar Zwitserland. De Nederlandse ‘veredelaar’ laat de oldtimer laat vervoeren naar Zwitserland. Alsdan geldt voor de veredelingswerkzaamheden het nultarief op grond van post b.5.\n Als de Nederlandse particulier de oldtimer laat vervoeren naar Zwitserland, vallen de veredelingswerkzaamheden niet onder post b.5. De veredelingswerkzaamheden zijn dan in Nederland belast naar het algemene tarief (artikel 6e, tweede lid, onderdeel b, van de wet).\n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n Post\n B.6\n \n 1. Inhoud van de post\n \n het intracommunautair goederenvervoer naar of vanaf de eilanden die de autonome regio’s van de Azoren en van Madeira vormen, alsmede het vervoer van goederen tussen deze eilanden;\n \n 2. Algemeen en juridisch kader\n Post b.6 voorziet in een nultarief voor:\n \n \n –\n intracommunautair goederenvervoer naar of vanaf de eilanden die de autonome regio's van de Azoren en van Madeira vormen; en\n \n \n –\n het goederenvervoer tussen deze eilanden.\n \n \n Post b.6 is gebaseerd op artikel 142 van de btw-richtlijn. Het nultarief voor het in post b.6 bedoelde goederenvervoer houdt verband met de bijzondere status van de Azoren en Madeira die Portugal heeft bedongen bij toetreding tot de Unie. De Azoren en Madeira zijn geen derde-landen of derdelandsgebieden, maar behoren tot het grondgebied van de Unie (zowel tot het douane- als het btw-gebied).\n 3. Reikwijdte van de post\n Post b.6 komt alleen aan de orde bij intracommunautair goederenvervoer dat in Nederland belastbaar is. Dit is het geval als:\n \n \n –\n intracommunautair goederenvervoer wordt verricht in een B2B-relatie en de ondernemer die de dienst afneemt, in Nederland is gevestigd (zie artikel 6, eerste lid, van de wet);\n \n \n –\n intracommunautair goederenvervoer wordt verricht in een B2C-relatie en de plaats waar het goederenvervoer daadwerkelijk begint, in Nederland ligt (artikel 6c, derde lid, van de wet). Voor de toepassing van de post is niet relevant of de particulier in Nederland woont of elders.\n \n \n Enkele voorbeelden ter illustratie van de toepassing van post b.6:\n Voorbeeld 1\n \n \n \n Een in Madeira gevestigde vervoerder vervoert goederen in opdracht van een Nederland gevestigde ondernemer van de haven van Rotterdam naar de haven van Funchal op Madeira.\n Het intracommunautair vervoer van de goederen van Rotterdam naar Funchal is belast in Nederland omdat de ondernemer/afnemer van deze vervoersdienst in Nederland is gevestigd (artikel 6, eerste lid, van de wet). De btw-heffing voor deze vervoersdienst wordt verlegd naar de in Nederland gevestigde ondernemer. Voor de vervoersdienst geldt het nultarief op grond van post b.6. De in Nederland gevestigde ondernemer is voor het aantonen van het nultarief mede aangewezen op de vervoersbescheiden die de in Madeira gevestigde vervoerder aan hem verstrekt.\n Voorbeeld 2\n \n \n \n Een particulier laat de inboedel bestemd voor zijn tweede woning op Madeira in een container plaatsen en laat de container via een schip vanuit de haven van Rotterdam vervoeren naar Madeira.180De verhuisboedelvrijstelling is niet van toepassing, omdat de particulier niet naar Madeira verhuist. De particulier schakelt hiervoor een in Nederland gevestigde vervoerder in. Het vervoer van de inboedel vanaf Rotterdam naar Madeira vormt intracommunautair goederenvervoer, en is in Nederland belastbaar (zie artikel 6c, derde lid, van de wet). Op deze vervoersdienst is het nultarief van toepassing op grond van post b.6.\n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n Post\n B.7\n \n 1. Inhoud van de post\n \n de installatie van zonnepanelen en zonnepanelen als dakbedekking, op of in de onmiddellijke nabijheid van woningen.\n \n 2. Reikwijdte van de post\n Over de reikwijdte van de post zijn de volgende besluiten gepubliceerd:\n \n \n –\n \n Besluit heffing omzetbelasting en toepassing KOR bij zonnepanelen (Besluit van 16 juni 2023, nr. 2023-6393 (Stcrt. 2023, 17463);\n \n \n –\n \n Besluit teruggaaf van omzetbelasting bij vooruitbetalingen zonnepanelen (Besluit van 30 november 2022, nr. 2022-26848 (Stcrt. 2022, 32543).\n \n \n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n \n §\n 4\n Ingetrokken regelingen\n \n \n \n 1.\n Het besluit van 28 maart 1993, nr. VB 93/575 (Voorschrift inzake de bij de Wet op de omzetbelasting 1968 behorende tabel II) wordt ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit.\n \n \n 2.\n Het besluit van 29 maart 1993, nr. VB 93/837 (Vereenvoudigde regeling voor intracommunautaire A-B-C-transacties (Mededeling 3) wordt drie maanden na inwerkingtreding van besluit toelichting tabel II omzetbelasting ingetrokken.\n \n \n 3.\n De volgende besluiten worden ingetrokken bij de inwerkingtreding van dit besluit:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Nummer\n \n \n Datum\n \n \n Titel\n \n \n Reden intrekking\n \n \n \n \n \n \n 27-604919\n \n \n 26 maart 1976\n \n \n \n Toepassing van de Wet op de omzetbelasting 1968 ten aanzien van de termijnhandel\n \n \n \n Verouderd\n \n \n \n \n VB 93/666\n \n \n 11 maart 1993\n \n \n \n Intracommunautaire leveringen/met levering gelijkgestelde overbrenging/grenslanderijen (Mededeling 1)\n \n \n Verwerkt in onderdelen 7.4.2 en 7.4.3 van de toelichting op post a.6\n \n \n \n \n WV 93/489\n \n \n 9 december 1993\n \n \n Mededeling 13. Intracommunautair goederenvervoer\n \n \n Verouderd\n \n \n \n \n VB 95/3635\n \n \n 19 december 1995\n \n \n \n Heffing van omzetbelasting met betrekking tot de terugzending van goederen binnen de Gemeenschap (Mededeling 28)\n \n \n Verwerkt in onderdeel 7.5 en 7.6 van de toelichting op post a.6\n \n \n \n \n VB 98/417\n \n \n 16 juni 1998\n \n \n \n Plaats van dienst schade-expertisebureaus en averijagentschappen\n \n \n \n Verwerkt in onderdeel 5.4. van de toelichting op post b.1\n \n \n \n \n VB 98/2360\n \n \n 13 januari 1999\n \n \n \n Toepassing nultarief bij accijnsgoederen\n \n \n \n Verwerkt in onderdeel 3.3 van de toelichting op post a.7\n \n \n \n \n DGB 2002/4947M\n \n \n 1 oktober 2002\n \n \n \n Heffing van omzetbelasting met betrekking tot intracommunautaire leveringen (Mededeling 38)\n \n \n Verwerkt in onderdeel 6.3 van de toelichting op post a.6\n \n \n \n \n DGB 2002/5014M\n \n \n 11 oktober 2002\n \n \n \n Beëindiging toepassing nultarief voor leveringen en diensten ten behoeve van exploitanten van in het internationaal verkeer varende binnenschepen\n \n \n \n Verouderd\n \n \n \n \n DGB 2003/3581M\n \n \n 1 augustus 2003\n \n \n \n Nultarief. Aanvulling Voorschrift tabel II met een regeling voor de vereiste boeken en bescheiden bij uitvoer van pleziervaartuigen\n \n \n \n Verwerkt in onderdeel 9 van de toelichting op post a.2\n \n \n \n \n 2019-24258\n \n \n 10 december 2019\n \n \n \n Intrekking van het besluit consignatiezendingen van 30 december 1993, nr. VB 93/3672, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 2 mei 1995, nr. VB 95/63 en besluit van 13 november 2007, nr. CPP 2007/1150M (Stcrt. 2007, 227); overgangsregeling\n \n \n \n Belang verloren\n \n \n \n \n \n \n \n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n \n §\n 5\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking op 1 april 2024.\n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n \n §\n 6\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Toelichting Tabel II.\n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-202420232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 20 december 2023\n \n \n \n \n De Staatssecretaris van Financiën,\n namens deze,\n \n H.G.\n Roodbeen\n \n Hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken\n \n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024\n \n20232780722-12-202320-12-20232023-2251020232780722-12-202320-12-20232023-2251001-04-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049298/manifest.xml", "content": "2024-04-012024-01-27T06:46:08+01:002024-02-23T06:38:22+01:00BWBR0049298.WTI2024-04-019999-12-312024-04-019999-12-312024-04-01T06:12:48+02:002024-04-01T06:12:48+02:00655903ca9d6e885472cbc64918c48ab3c2fd73fc2ee554d215460006600058a0290ef6185839ac2b90a42dedbbc704cf33c59a71ce01d0480b66bb65450e4b96d1940d", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049299/2024-01-01_1/xml/BWBR0049299_2024-01-01_1.xml", "content": "\n Besluit van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 19 januari 2024, nr. IENW/BSK-2023/352920, tot wijziging van de samenstelling van de raad van toezicht van het KNMI2024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/3529202024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/35292027-01-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2521, datum inwerkingtreding 27-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n Besluit wijziging samenstelling raad van toezicht KNMI2024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/3529202024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/35292027-01-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2521, datum inwerkingtreding 27-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,\n \n Gelet op artikel 6, vierde en vijfde lid, van de Wet taken meteorologie en seismologie in samenhang met artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;\n \n \n BESLUIT:\n \n2024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/3529202024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/35292027-01-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2521, datum inwerkingtreding 27-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n \n Artikel\n 1\n Benoeming\n \n \n 1\n De heer mr. J.H. Oosters te benoemen als lid, tevens voorzitter, van de raad van toezicht, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Wet taken meteorologie en seismologie.\n \n \n 2\n De heer dr. rer. nat. A.P.H. Oth te benoemen als lid van de raad van toezicht, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Wet taken meteorologie en seismologie.\n \n2024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/3529202024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/35292027-01-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2521, datum inwerkingtreding 27-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 2\n Periode\n \n De benoeming geschiedt voor de periode van 1 januari 2024 tot 1 januari 2028.\n2024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/3529202024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/35292027-01-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2521, datum inwerkingtreding 27-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 3\n Ontslag\n \n Met ingang van 1 januari 2024 eervol ontslag te verlenen aan de heer drs. F.J.M. Crone.\n2024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/3529202024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/35292027-01-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2521, datum inwerkingtreding 27-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 4\n Vergoeding\n \n \n 1\n De voorzitter en de andere leden van de raad van toezicht ontvangen per vergadering een vergoeding.\n \n \n 2\n De vergoeding per vergadering van de leden van de raad van toezicht bedraagt 3% van het maximum van salarisschaal 18 zoals overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren.\n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid bedraagt de vergoeding van de voorzitter van de raad van toezicht per vergadering 130% van de hoogte van de vergoeding, bedoeld in het tweede lid.\n \n2024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/3529202024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/35292027-01-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2521, datum inwerkingtreding 27-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 5\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2024.\n2024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/3529202024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/35292027-01-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2521, datum inwerkingtreding 27-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,\n \n V.L.W.A.\n Heijnen\n \n \n2024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/3529202024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/35292027-01-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2521, datum inwerkingtreding 27-01-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n2024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/3529202024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/35292027-01-202401-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049299/2024-01-27_0/xml/BWBR0049299_2024-01-27_0.xml", "content": "\n Besluit van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 19 januari 2024, nr. IENW/BSK-2023/352920, tot wijziging van de samenstelling van de raad van toezicht van het KNMI2024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/3529202024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/35292027-01-202401-01-2024\n Besluit wijziging samenstelling raad van toezicht KNMI2024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/3529202024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/35292027-01-202401-01-2024\n \n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,\n \n Gelet op artikel 6, vierde en vijfde lid, van de Wet taken meteorologie en seismologie in samenhang met artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;\n \n \n BESLUIT:\n \n2024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/3529202024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/35292027-01-202401-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Benoeming\n \n \n 1\n De heer mr. J.H. Oosters te benoemen als lid, tevens voorzitter, van de raad van toezicht, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Wet taken meteorologie en seismologie.\n \n \n 2\n De heer dr. rer. nat. A.P.H. Oth te benoemen als lid van de raad van toezicht, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Wet taken meteorologie en seismologie.\n \n2024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/3529202024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/35292027-01-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Periode\n \n De benoeming geschiedt voor de periode van 1 januari 2024 tot 1 januari 2028.\n2024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/3529202024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/35292027-01-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Ontslag\n \n Met ingang van 1 januari 2024 eervol ontslag te verlenen aan de heer drs. F.J.M. Crone.\n2024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/3529202024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/35292027-01-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Vergoeding\n \n \n 1\n De voorzitter en de andere leden van de raad van toezicht ontvangen per vergadering een vergoeding.\n \n \n 2\n De vergoeding per vergadering van de leden van de raad van toezicht bedraagt 3% van het maximum van salarisschaal 18 zoals overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren.\n \n \n 3\n In afwijking van het tweede lid bedraagt de vergoeding van de voorzitter van de raad van toezicht per vergadering 130% van de hoogte van de vergoeding, bedoeld in het tweede lid.\n \n2024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/3529202024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/35292027-01-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 5\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2024.\n2024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/3529202024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/35292027-01-202401-01-2024\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,\n \n V.L.W.A.\n Heijnen\n \n \n2024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/3529202024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/35292027-01-202401-01-2024\n \n2024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/3529202024252126-01-202419-01-2024IENW/BSK-2023/35292027-01-202401-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049299/manifest.xml", "content": "2024-01-272024-01-01tot-en-met2024-01-31T06:17:44+01:002024-01-31T06:17:44+01:00BWBR0049299.WTI2024-01-012024-01-262024-01-279999-12-312024-01-31T06:17:48+01:002024-01-31T06:17:48+01:0024748dd0ed2ff2f463230dcaf6468aef820142c27d12a244aba0ac3e270d28fa8618268d2b6da69f8f6480fec4ff348bcab2ccc6271a807528ff20fd434874791cbd32024-01-279999-12-312024-01-279999-12-312024-01-31T06:17:48+01:002024-01-31T06:17:48+01:0020197e898cf52a9e8c6e3d896b94b9846d46665a7baf90e2cec70c47baa4eb0619b9a71ee1d759a9834b407c2701c144e310430ad853ae4f30757f6eb2193678f3065", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049300/2024-01-27_0/xml/BWBR0049300_2024-01-27_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken van 18 januari 2024, houdende de beperking van de openbaarheid van de archiefbescheiden geborgen in het archief van de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in Canada, ambassade Ottawa, Besluit Beperking Openbaarheid Canada (1957) 1975–20132024241426-01-202418-01-20242024241426-01-202418-01-202427-01-2024\n Besluit Beperking Openbaarheid Canada (1957) 1975–20132024241426-01-202418-01-20242024241426-01-202418-01-202427-01-2024\n \n \n De Minister van Buitenlandse Zaken,\n \n Overwegende dat een aantal inventarisnummers in het archief beperkingen aan de openbaarheid behoeven;\n Gelet op artikel 15, eerste lid, onder a en b, van de Archiefwet 1995, artikel 10 van het Archiefbesluit 1995 en het advies van de rijksarchivaris d.d. 4 december 2023, referentie 37387512;\n \n \n Besluit\n \n2024241426-01-202418-01-20242024241426-01-202418-01-202427-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zijn de inventarisnummers, genoemd in de eerste kolom, beperkt openbaar tot 1 januari van het jaar, genoemd in de tweede kolom.\n \n \n \n \n \n \n \n Inventarisnummer:\n \n \n Opheffing beperking openbaarheid per 1 januari van het jaar:\n \n \n \n \n \n \n 45\n \n \n 2074\n \n \n \n \n 59\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 60\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 62\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 114\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 179\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 198\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 200\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 210\n \n \n 2077\n \n \n \n \n 254\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 256\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 258\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 259\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 260\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 261\n \n \n 2084\n \n \n \n \n 262\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 263\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 264\n \n \n 2086\n \n \n \n \n 265\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 266\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 267\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 268\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 269\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 270\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 271\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 272\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 273\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 274\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 275\n \n \n 2081\n \n \n \n \n 276\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 277\n \n \n 2089\n \n \n \n \n 278\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 279\n \n \n 2083\n \n \n \n \n 285\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 307\n \n \n 2080\n \n \n \n \n 312\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 313\n \n \n 2072\n \n \n \n \n 324\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 338\n \n \n 2063\n \n \n \n \n 341\n \n \n 2082\n \n \n \n \n 342\n \n \n 2041\n \n \n \n \n 348\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 349\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 354\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 355\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 366\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 370\n \n \n 2059\n \n \n \n \n 371\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 373\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 375\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 376\n \n \n 2054\n \n \n \n \n 377\n \n \n 2055\n \n \n \n \n 378\n \n \n 2069\n \n \n \n \n 381\n \n \n 2073\n \n \n \n \n 454\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 460\n \n \n 2078\n \n \n \n \n 466\n \n \n 2068\n \n \n \n \n 472\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 483\n \n \n 2087\n \n \n \n \n 531\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 541\n \n \n 2085\n \n \n \n \n 552\n \n \n 2046\n \n \n \n \n 554\n \n \n 2088\n \n \n \n \n 568\n \n \n 2071\n \n \n \n \n 609\n \n \n 2067\n \n \n \n \n 636\n \n \n 2060\n \n \n \n \n 637\n \n \n 2062\n \n \n \n \n 650\n \n \n 2077\n \n \n \n \n \n2024241426-01-202418-01-20242024241426-01-202418-01-202427-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n \n Met het oog op het belang van de Staat of zijn bondgenoten zijn de inventarisnummers, genoemd in de eerste kolom, beperkt openbaar tot 1 januari van het jaar, genoemd in de tweede kolom.\n \n \n \n \n \n \n \n Inventarisnummer:\n \n \n Opheffing beperking openbaarheid per 1 januari van het jaar:\n \n \n \n \n \n \n 15\n \n \n 2036\n \n \n \n \n 64\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 77\n \n \n 2028\n \n \n \n \n 78\n \n \n 2042\n \n \n \n \n 138\n \n \n 2049\n \n \n \n \n 151\n \n \n 2051\n \n \n \n \n 284\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 496\n \n \n 2039\n \n \n \n \n 516\n \n \n 2043\n \n \n \n \n 583\n \n \n 2042\n \n \n \n \n \n2024241426-01-202418-01-20242024241426-01-202418-01-202427-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Raadpleging of gebruik van de archiefbescheiden geborgen onder de inventarisnummers genoemd in artikel 1, is, tot openbaarwording, uitsluitend mogelijk na voorafgaande schriftelijke toestemming van de algemene rijksarchivaris, die aan zijn toestemming voorwaarden kan verbinden. (De algemene rijksarchivaris behandelt verzoeken tot raadpleging in de inventarisnummers, volgens de procedures die gelden voor inzage in archieven met bijzondere persoonsgegevens).\n \n \n 2\n Raadpleging of gebruik van de archiefbescheiden geborgen onder de inventarisnummers genoemd in artikel 2, is, tot openbaarwording, uitsluitend mogelijk na voorafgaande schriftelijke toestemming van het hieronder vermelde overheidsorgaan.\n \n2024241426-01-202418-01-20242024241426-01-202418-01-202427-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n \n Het vervaardigen van reproducties van documenten geborgen onder de inventarisnummers genoemd in artikel 1 is, tot openbaarwording, uitsluitend mogelijk na voorafgaande schriftelijke toestemming van de algemene rijksarchivaris, die aan zijn toestemming voorwaarden kan verbinden.\n2024241426-01-202418-01-20242024241426-01-202418-01-202427-01-2024\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.\n Dit besluit wordt als bijlage gevoegd bij de Verklaring van Overbrenging van het archief van de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in Canada, Ottawa.\n2024241426-01-202418-01-20242024241426-01-202418-01-202427-01-2024\n \n \n \n De Minister van Buitenlandse Zaken,\n Voor deze,\n \n B.G.W.\n Mantel\n \n Plv. hoofd Informatiemanagement\n \n2024241426-01-202418-01-20242024241426-01-202418-01-202427-01-2024\n \n2024241426-01-202418-01-20242024241426-01-202418-01-202427-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049300/manifest.xml", "content": "2024-01-272024-01-31T06:17:42+01:002024-01-31T06:17:42+01:00BWBR0049300.WTI2024-01-279999-12-312024-01-279999-12-312024-01-31T06:17:49+01:002024-01-31T06:17:49+01:00445142c0005ca09bc1eeb1d0d546a23861ddd1967397b4f5ddfabe76e4b02d4c33b776b2a9f6c5693a8c5eb576e94f877a47ec5b2dd4bdfdbbf5bf3ad66316b5b567d", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049301/2023-09-01_0/xml/BWBR0049301_2023-09-01_0.xml", "content": "\n Besluit van 10 juli 2023 tot vaststelling van een aantal tijdstippen waarvan in de Omgevingswet en daarmee verband houdende wet- en regelgeving is aangegeven dat deze bij koninklijk besluit worden bepaald en tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.8, onderdeel B, van de Invoeringswet Omgevingswet202326718-07-202310-07-2023202326718-07-202310-07-202301-09-2023\n Besluit vaststelling aantal tijdstippen waarvan in de Omgevingswet en daarmee verband houdende wet- en regelgeving is aangegeven dat deze bij koninklijk besluit worden bepaald en vaststelling tijdstip inwerkingtreding artikel 2.8, onderdeel B, Invoeringswet Omgevingswet202326718-07-202310-07-2023202326718-07-202310-07-202301-09-2023\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 5 juli 2023, nr. 2023-0000385226;\n Gelet op de artikelen 22.4, 22.5, eerste en tweede lid, 22.6, derde lid, 22.15, 22.16, eerste en tweede lid, en 22.17 van de Omgevingswet, de artikelen 4.9, eerste lid, en 5.3 van de Invoeringswet Omgevingswet, de artikelen 8.2.2 en 8.2.11 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet en artikel XIV, vijfde lid, van het Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet;\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n202326718-07-202310-07-2023202326718-07-202310-07-202301-09-2023\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n \n 1\n Het tijdstip, bedoeld in de artikelen 22.4, 22.5, eerste en tweede lid, 22.6, derde lid, 22.16, eerste en tweede lid, en 22.17 van de Omgevingswet en de artikelen 8.2.2 en 8.2.11 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet, wordt bepaald op 1 januari 2032.\n \n \n 2\n Het tijdstip, bedoeld in artikel 22.15 van de Omgevingswet, wordt bepaald op 1 januari 2026.\n \n \n 3\n Het tijdstip, bedoeld in artikel 4.9, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet, wordt bepaald op 1 januari 2027.\n \n \n 4\n Het tijdstip, bedoeld in artikel XVI, vijfde lid, van het Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet, wordt bepaald op 1 januari 2032.\n \n202326718-07-202310-07-2023202326718-07-202310-07-202301-09-2023\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n Artikel 2.8, onderdeel B, van de Invoeringswet Omgevingswet treedt in werking met ingang van 1 januari 2032.\n202326718-07-202310-07-2023202326718-07-202310-07-202301-09-2023\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 10 juli 2023\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,\n \n H.M. de\n Jonge\n \n \n \n de achttiende juli 2023\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n \n202326718-07-202310-07-2023202326718-07-202310-07-202301-09-2023\n \n202326718-07-202310-07-2023202326718-07-202310-07-202301-09-2023", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049301/manifest.xml", "content": "2023-09-012024-01-30T06:55:39+01:002024-12-24T06:12:41+01:00BWBR0049301.WTI2023-09-019999-12-312023-09-019999-12-312024-01-30T06:55:41+01:002024-01-30T06:55:41+01:0016249a84e9af4bcad46322a5ecc2b2d59c795c9a80e9f3ea78c20b55b7d3f026041ff1f07c64139f8ef5597a91ebcc32c49571d326a0c79532f57d028dc3f69c6f1a4", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049303/2024-04-01_0/xml/BWBR0049303_2024-04-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 22 januari 2024, houdende nadere tijdelijke regels voor experimenten met nieuwe stembiljetten (Tijdelijke experimentenregeling nieuwe stembiljetten)2024200526-01-202422-01-20242024200526-01-202422-01-202401-04-2024\n Tijdelijke experimentenregeling nieuwe stembiljetten2024200526-01-202422-01-20242024200526-01-202422-01-202401-04-2024\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n Gelet op de artikelen 3, derde lid, 5, eerste en tweede lid, 10, tweede lid, 11, derde lid, 13 en 17, eerste lid, van het Tijdelijk experimentenbesluit nieuwe stembiljetten;\n \n \n Besluit:\n \n2024200526-01-202422-01-20242024200526-01-202422-01-202401-04-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Modellen\n \n \n 1\n Als de modellen, bedoeld in het Tijdelijk experimentenbesluit nieuwe stembiljetten, worden de modellen vastgesteld die in de bijlage bij deze regeling zijn opgenomen.\n \n \n 2\n De tekst van de modellen in de bijlage bij artikel 1 van deze regeling kan redactioneel worden aangepast voor een specifieke doelgroep of voor de digitale toepassing, indien dat de leesbaarheid of doelmatigheid van het model ten goede komt.\n \n2024200526-01-202422-01-20242024200526-01-202422-01-202401-04-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Inrichting van het stemhokje\n \n \n 1\n Onverminderd het bepaalde in artikel J 5 van het Kiesbesluit wordt het overzicht van kandidaten op de lessenaar bevestigd.\n \n \n 2\n Het overzicht van kandidaten ligt centraal uitgelijnd tegen de achterwand van het stemhokje dan wel een ondoorzichtig deel van een wand van het stemlokaal. De vouwlijn van het overzicht van kandidaten loopt evenwijdig aan de achterzijde van het stemhokje.\n \n2024200526-01-202422-01-20242024200526-01-202422-01-202401-04-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Inwerkingtreding en vervallenverklaring\n \n \n 1\n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2024.\n \n \n 2\n Deze regeling vervalt op het moment dat de Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten vervalt.\n \n2024200526-01-202422-01-20242024200526-01-202422-01-202401-04-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke experimentenregeling nieuwe stembiljetten.\n2024200526-01-202422-01-20242024200526-01-202422-01-202401-04-2024\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n H.M. de\n Jonge\n \n \n2024200526-01-202422-01-20242024200526-01-202422-01-202401-04-2024\n \n \n Bijlage\n bij artikel 1 van de Tijdelijke experimentenregeling nieuwe stembiljetten\n \n \n \n Model 3. Stembiljet\n \n \n \n Stembiljet\n \n Op dit stembiljet brengt een kiezer zijn stem uit in een gemeente waar wordt geëxperimenteerd met een nieuw stembiljet. Op de bovenste helft van het stembiljet staan de partijen die aan de verkiezing deelnemen en op de onderste helft staan de kandidaatnummers.1 Het stembiljet wordt in kleur gedrukt. Het stembiljet wordt vanuit het midden opgebouwd, zodat er ook bij weinig partijen geen grote witruimte tussen de partijen en kandidaatnummers is. De partijen worden in twee kolommen afgebeeld, waarbij van links naar rechts het logo, stemvakje, lijstnummer, de aanduiding van de partij en de afbeelding met het aantal kandidaten van die partij worden afgebeeld. Bij een even aantal partijen worden de partijen in twee gelijke kolommen weergegeven. Op het moment dat er een oneven aantal partijen is, is de linkerkolom een partij langer. De ordening van partijen gaat van boven naar beneden.De kandidaatnummers op de onderste helft worden weergegeven van links naar rechts, waarbij rijen van tien worden gemaakt. Het stemvakje wordt voor het kandidaatnummer geplaatst. Er staan niet meer kandidaatnummers op het stembiljet dan het aantal kandidaten dat op een lijst van een partij voor de verkiezing staat. Bovenaan het stembiljet komt te staan ‘Stembiljet voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal/Eerste Kamer der Staten-Generaal/provinciale staten van...../ het algemeen bestuur van het waterschap..../ de raad van de gemeente...../ de eilandsraad van het openbaar lichaam...../ het kiescollege van het openbaar lichaam...../ het Europees parlement..... [in kieskring..... (.....) op...’.\n In het kader boven de partijen staat de tekst: ‘Kies één partij’. In het kader boven de kandidaatnummers staat ‘en kies één kandidaat van die partij’.\n Naast de tekst 'en kies één kandidaat van die partij' Is een tekstballon opgenomen met daarin een verwijzing naar het Overzicht van kandidaten en uitleg over het aantal kandidaten per partij. De tekst in de tekstballon luidt: 'Kijk voor namen in Overzicht van kandidaten. Kies geen hoger kandidaatnummer dan het aantal kandidaten van de partij.’\n Tot en met 28 partijen staan alle partijen boven de horizontale vouw op het stembiljet. Op het moment dat er 29 of meer partijen deelnemen aan een verkiezing, wordt een stembiljet gehanteerd waarbij de partijen boven en onder de vouw staan. Op de vouw in het midden komt geen tekst. In de specificaties staan de precieze afstanden.\n Op de achterzijde van het stembiljet staat gedrukt een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vast te stellen en aan de leveranciers van de stembiljetten mede te delen echtheidskenmerk.\n \n \n \n \n \n \n \n Model 5-1 Overzicht van kandidaten, geordend per lijst\n \n \n \n Overzicht van kandidaten voor experimenten met nieuwe stembiljetten\n \n In dit Overzicht van kandidaten kunnen kiezers per partij de namen van de kandidaten opzoeken. Op het voorblad staat een aanduiding van de verkiezing en een overzicht van alle deelnemende partijen aan de verkiezing. Op dit voorblad worden de partijen in maximaal drie kolommen geplaatst en de lijstnummers van boven naar beneden. Verder worden per partij van links naar rechts het lijstnummer, logo, aanduiding van de partij en de afbeelding met het aantal kandidaten van die partij vermeld. Vervolgens staan op de volgende pagina’s per partij de namen van alle kandidaten op dezelfde pagina. Er is één pagina per partij. De kandidaten worden in maximaal vier kolommen afgebeeld, waarbij de nummering van boven naar beneden gaat. Op deze pagina wordt aan de rechterkant onderaan de afbeelding met het aantal kandidaten van die partij vermeld. Op de achterkant van de pagina’s worden geen namen van kandidaten afgedrukt. Daar komt de tekst te staan ‘Dit is geen stembiljet’.\n De vouwrand van het Overzicht van kandidaten zit aan de bovenrand. Daar worden vier gaten aangebracht zodat het Overzicht van kandidaten in het stemhokje kan worden bevestigd. Alle bladzijden van het Overzicht van kandidaten worden voorzien van een coating om het schrijven op de Overzichten te bemoeilijken.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Model 5-2. Handleiding voor de kiezer\n \n \n \n Kiezershandleiding voor experimenten met nieuwe stembiljetten\n \n Het model voor de kiezershandleiding bij een experimenten met nieuwe stembiljetten luidt als volgt:\n \n \n \n \n \n \n \n Model voor de bijlage bij model N 10-1 van de Kiesregeling voor een experiment met een nieuw stembiljet: Proces verbaal van een stembureau (decentrale stemopneming) \n \n \n \n Bijlage voor een experiment met een nieuw stembiljet bij model N 10-1: Proces verbaal van een stembureau (decentrale stemopneming\n \n Deze bijlage wordt ingevuld door het stembureau waar een experiment met een nieuw stembiljet plaatsvindt.\n In deze bijlage wordt door het stembureau verslag gedaan van twee onderwerpen:\n \n \n 1.\n De reden waarom het stembureau een stembiljet ongeldig heeft verklaard.\n \n \n 2.\n Het aantal keer dat een kiezer enkel het stemvakje voor de partij, maar niet voor een kandidaat heeft aangekruist.\n \n \n De gegevens uit deze bijlage worden gebruikt ten behoeve van de evaluatie van het experiment met een nieuw stembiljet.\n Deze bijlage wordt niet ingevoerd in de ondersteunende software verkiezingen, maar maakt wel onderdeel uit van het proces-verbaal. De bijlage wordt dus als onderdeel van het proces-verbaal gepubliceerd.\n \n \n 1\n Redenen voor ongeldigheid\n \n Als het stembureau heeft geconstateerd dat een of meer stembiljetten ongeldig zijn, vult u hieronder in wat de reden is dat de stembiljetten ongeldig zijn verklaard.\n \n \n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een stemvakje voor meer dan 1 partij heeft ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een stemvakje voor meer dan 1 kandidaat heeft ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat alleen een stemvakje voor een kandidaatnummer is ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een hoger kandidaatnummer heeft ingekleurd dan het aantal kandidaten dat de partij heeft.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat geen stemvakje is ingekleurd, maar op een andere wijze is geselecteerd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een stemvakje met een andere kleur dan rood is ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat geen stemvakje is ingekleurd, maar er is getekend of geschreven op het stembiljet.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat de identiteit van de kiezer mogelijk te achterhalen is door informatie op het stembiljet.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een stem is uitgebracht op een ander stembiljet dan het stembiljet dat krachtens het Tijdelijk experimentenbesluit nieuwe stembiljetten bij deze verkiezing mag worden gebruikt.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat er een andere verklaring voor ongeldigheid is.\n Vermeld hieronder de andere verklaringen en het aantal keer dat deze situaties zich hebben voorgedaan, hieronder valt ook de situatie dat zich op één stembiljet meerdere redenen voor ongeldigheid voordoen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal aantal ongeldige stembiljetten\n \n (Tel de verklaringen op en noteer hier het totaal aantal ongeldige stembiljetten)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2\n Aantal keer dat een kiezer zijn stem heeft uitgebracht door enkel het stemvakje voor een partij aan te kruisen\n \n In deze tabel wordt het aantal keer dat een stem op de lijsttrekker is uitgebracht door enkel het inkleuren van een stemvakje voor de lijst.\n \n \n \n \n \n \n \n Lijst\n \n \n Aantal keer dat er een stem op de lijsttrekker is uitgebracht door enkel het inkleuren van een stemvakje voor de lijst.\n \n \n \n \n \n \n Lijst 1 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 2 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 3 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 4 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 5 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 6 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Etc...\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Model voor de bijlage bij model N 10–2 van de Kiesregeling voor een experiment met een nieuw stembiljet: Proces-verbaal van een stembureau (centrale stemopneming) \n \n \n \n Bijlage voor een experiment met een nieuw stembiljet bij model N 10–2: Proces-verbaal van een stembureau (centrale stemopneming)\n \n Deze bijlage wordt ingevuld door het stembureau waar een experiment met een nieuw stembiljet plaatsvindt.\n In deze bijlage wordt door het stembureau verslag gedaan van de reden waarom het stembureau een stembiljet ongeldig heeft verklaard.\n De gegevens uit deze bijlage worden gebruikt ten behoeve van de evaluatie van het experiment met een nieuw stembiljet.\n Deze bijlage wordt niet ingevoerd in de ondersteunende software verkiezingen, maar maakt wel onderdeel uit van het proces-verbaal. De bijlage wordt dus als onderdeel van het proces-verbaal gepubliceerd.\n \n \n 1\n Redenen voor ongeldigheid\n \n Als het stembureau heeft geconstateerd dat een of meer stembiljetten ongeldig zijn, vult u hieronder in wat de reden is dat de stembiljetten ongeldig zijn verklaard.\n \n \n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een stemvakje voor meer dan 1 partij heeft ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een stemvakje voor meer dan 1 kandidaat heeft ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat alleen een stemvakje voor een kandidaatnummer is ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een hoger kandidaatnummer heeft ingekleurd dan het aantal kandidaten dat de partij heeft.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat geen stemvakje is ingekleurd, maar op een andere wijze is geselecteerd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een stemvakje met een andere kleur dan rood is ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat geen stemvakje is ingekleurd, maar er is getekend of geschreven op het stembiljet.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat de identiteit van de kiezer mogelijk te achterhalen is door informatie op het stembiljet.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een stem is uitgebracht op een ander stembiljet dan het stembiljet dat krachtens het Tijdelijk experimentenbesluit nieuwe stembiljetten bij deze verkiezing mag worden gebruikt.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat er een andere verklaring voor ongeldigheid is.\n \n Vermeld hieronder de andere verklaringen en het aantal keer dat deze situaties zich hebben voorgedaan, hieronder valt ook de situatie dat zich op één stembiljet meerdere redenen voor ongeldigheid voordoen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal aantal ongeldige stembiljetten\n \n (Tel de verklaringen op en noteer hier het totaal aantal ongeldige stembiljetten)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Model voor de bijlage bij model N 14-1 van de Kiesregeling voor een experiment met een nieuw stembiljet: Corrigendum bij het proces-verbaal van een stembureau \n \n \n \n Bijlage voor een experiment met een nieuw stembiljet bij model N 14-1: Corrigendum bij het proces-verbaal van een stembureau\n \n Deze bijlage bij corrigendum verbetert fouten in de bijlage bij het proces-verbaal van een stembureau. De aantallen die in de bijlage van dit corrigendum zijn opgenomen, vervangen de aantallen zoals deze die eerder in de bijlage proces-verbaal van dat stembureau zijn opgenomen.\n \n \n 1\n Redenen voor ongeldigheid\n \n Als het stembureau heeft geconstateerd dat een of meer stembiljetten ongeldig zijn, vult u hieronder in wat de reden is dat de stembiljetten ongeldig zijn verklaard.\n \n \n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een stemvakje voor meer dan 1 partij heeft ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een stemvakje voor meer dan 1 kandidaat heeft ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat alleen een stemvakje voor een kandidaatnummer is ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een hoger kandidaatnummer heeft ingekleurd dan het aantal kandidaten dat de partij heeft.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat geen stemvakje is ingekleurd, maar op een andere wijze is geselecteerd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een stemvakje met een andere kleur dan rood is ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat geen stemvakje is ingekleurd, maar er is getekend of geschreven op het stembiljet.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat de identiteit van de kiezer mogelijk te achterhalen is door informatie op het stembiljet.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een stem is uitgebracht op een ander stembiljet dan het stembiljet dat krachtens het Tijdelijk experimentenbesluit nieuwe stembiljetten bij deze verkiezing mag worden gebruikt.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat er een andere verklaring voor ongeldigheid is.\n \n Vermeld hieronder de andere verklaringen en het aantal keer dat deze situaties zich hebben voorgedaan, hieronder valt ook de situatie dat zich op één stembiljet meerdere redenen voor ongeldigheid voordoen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal aantal ongeldige stembiljetten\n \n (Tel de verklaringen op en noteer hier het totaal aantal ongeldige stembiljetten)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2\n Aantal keer dat een kiezer zijn stem heeft uitgebracht door enkel het stemvakje voor een partij aan te kruisen\n \n In deze tabel wordt het aantal keer dat een stem op de lijsttrekker is uitgebracht door enkel het inkleuren van een stemvakje voor de lijst.\n \n \n \n \n \n \n \n \n Lijst\n \n \n \n \n Aantal keer dat er een stem op de lijsttrekker is uitgebracht door enkel het inkleuren van een stemvakje voor de lijst. \n \n \n \n \n \n \n \n Lijst 1 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 2 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 3 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 4 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 5 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 6 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n \n Etc...\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Model voor de bijlage bij model Na 31-1 van de Kiesregeling voor een experiment met een nieuw stembiljet: Proces-verbaal van een gemeentelijk stembureau / stembureau voor het openbaar lichaam (decentrale stemopneming) \n \n \n \n Bijlage voor een experiment met een nieuw stembiljet bij model Na 31-1: Proces-verbaal van een gemeentelijk stembureau / stembureau voor het openbaar lichaam (decentrale stemopneming)\n \n Deze bijlage wordt ingevuld door het gemeentelijk stembureau waar een experiment met een nieuw stembiljet plaatsvindt.\n In deze bijlage wordt door het gemeentelijk stembureau verslag gedaan van twee onderwerpen:\n \n \n 1.\n De redenen waarom de stembureaus een stembiljet ongeldig hebben verklaard.\n \n \n 2.\n Het aantal keer dat een kiezer enkel het stemvakje voor de partij, maar niet voor een kandidaat heeft aangekruist.\n \n \n De gegevens uit deze bijlage worden gebruikt ten behoeve van de evaluatie van het experiment met een nieuw stembiljet.\n Deze bijlage wordt niet ingevoerd in de ondersteunende software verkiezingen, maar maakt wel onderdeel uit van het proces-verbaal. De bijlage wordt dus als onderdeel van het proces-verbaal gepubliceerd.\n \n \n 1\n Redenen voor ongeldigheid\n \n In onderstaande tabel worden de redenen van ongeldigheid van alle stembureaus in de gemeente samen genoteerd.\n \n \n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een stemvakje voor meer dan 1 partij heeft ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een stemvakje voor meer dan 1 kandidaat heeft ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat alleen een stemvakje voor een kandidaatnummer is ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een hoger kandidaatnummer heeft ingekleurd dan het aantal kandidaten dat de partij heeft.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat geen stemvakje is ingekleurd, maar op een andere wijze is geselecteerd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een stemvakje met een andere kleur dan rood is ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat geen stemvakje is ingekleurd, maar er is getekend of geschreven op het stembiljet.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat de identiteit van de kiezer mogelijk te achterhalen is door informatie op het stembiljet.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een stem is uitgebracht op een ander stembiljet dan het stembiljet dat krachtens het Tijdelijk experimentenbesluit nieuwe stembiljetten bij deze verkiezing mag worden gebruikt\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat er een andere verklaring voor ongeldigheid is.\n \n Vermeld hieronder de andere verklaringen en het aantal keer dat deze situaties zich hebben voorgedaan, hieronder valt ook de situatie dat zich op één stembiljet meerdere redenen voor ongeldigheid voordoen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal aantal ongeldige stembiljetten\n \n (Tel de verklaringen op en noteer hier het totaal aantal ongeldige stembiljetten)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2\n Aantal keer dat een kiezer zijn stem heeft uitgebracht door enkel het stemvakje voor een partij aan te kruisen\n \n In deze tabel wordt het aantal keer genoteerd dat een stem op de lijsttrekker is uitgebracht door enkel het inkleuren van een stemvakje voor de lijst.\n \n \n \n \n \n \n \n \n Lijst\n \n \n \n \n Aantal keer dat er een stem op de lijsttrekker is uitgebracht door enkel het inkleuren van een stemvakje voor de lijst. \n \n \n \n \n \n \n \n Lijst 1 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 2 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 3 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 4 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 5 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 6 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n \n Etc...\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Model voor de bijlage bij model Na 31-2 van de Kiesregeling voor een experiment met een nieuw stembiljet: Proces-verbaal van een gemeentelijk stembureau / stembureau voor het openbaar lichaam (centrale stemopneming) \n \n \n \n Bijlage voor een experiment met een nieuw stembiljet bij model Na 31-2: Proces-verbaal van een gemeentelijk stembureau / stembureau voor het openbaar lichaam (centrale stemopneming)\n \n Deze bijlage wordt ingevuld door het gemeentelijk stembureau waar een experiment met een nieuw stembiljet plaatsvindt.\n In deze bijlage wordt door het gemeentelijk stembureau verslag gedaan van twee onderwerpen:\n \n \n 1.\n De redenen waarom de stembureaus een stembiljet ongeldig hebben verklaard.\n \n \n 2.\n Het aantal keer dat een kiezer enkel het stemvakje voor de partij, maar niet voor een kandidaat heeft aangekruist.\n \n \n De gegevens uit deze bijlage worden gebruikt ten behoeve van de evaluatie van het experiment met een nieuw stembiljet.\n Deze bijlage wordt niet ingevoerd in de ondersteunende software verkiezingen, maar maakt wel onderdeel uit van het proces-verbaal. De bijlage wordt dus als onderdeel van het proces-verbaal gepubliceerd.\n \n \n 1\n Redenen voor ongeldigheid\n \n In onderstaande tabel worden de redenen van ongeldigheid van alle stembureaus in de gemeente genoteerd.\n \n \n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een stemvakje voor meer dan 1 partij heeft ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een stemvakje voor meer dan 1 kandidaat heeft ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat alleen een stemvakje voor een kandidaatnummer is ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een hoger kandidaatnummer heeft ingekleurd dan het aantal kandidaten dat de partij heeft.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat geen stemvakje is ingekleurd, maar op een andere wijze is geselecteerd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een stemvakje met een andere kleur dan rood is ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat geen stemvakje is ingekleurd, maar er is getekend of geschreven op het stembiljet.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat de identiteit van de kiezer mogelijk te achterhalen is door informatie op het stembiljet.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een stem is uitgebracht op een ander stembiljet dan het stembiljet dat krachtens het Tijdelijk experimentenbesluit nieuwe stembiljetten bij deze verkiezing mag worden gebruikt.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat er een andere verklaring voor ongeldigheid is.\n \n Vermeld hieronder de andere verklaringen en het aantal keer dat deze situaties zich hebben voorgedaan, hieronder valt ook de situatie dat zich op één stembiljet meerdere redenen voor ongeldigheid voordoen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal aantal ongeldige stembiljetten\n \n (Tel de verklaringen op en noteer hier het totaal aantal ongeldige stembiljetten)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2\n Aantal keer dat een kiezer zijn stem heeft uitgebracht door enkel het stemvakje voor een partij aan te kruisen\n \n In deze tabel wordt het aantal keer dat een stem op de lijsttrekker is uitgebracht door enkel het inkleuren van een stemvakje voor de lijst.\n \n \n \n \n \n \n \n \n Lijst\n \n \n \n \n Aantal keer dat er een stem op de lijsttrekker is uitgebracht door enkel het inkleuren van een stemvakje voor de lijst. \n \n \n \n \n \n \n \n Lijst 1 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 2 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 3 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 4 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 5 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 6 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n \n Etc...\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Model voor de bijlage bij model Na 31-2 van de Kiesregeling voor een experiment met een nieuw stembiljet: Proces-verbaal van een gemeentelijk stembureau / stembureau voor het openbaar lichaam (centrale stemopneming) \n \n \n \n Bijlage voor een experiment met een nieuw stembiljet bij model Na 31-2: Uitkomst per stembureau\n \n Deze bijlage wordt ingevuld door het gemeentelijk stembureau waar een experiment met een nieuw stembiljet plaatsvindt.\n In deze bijlage wordt door het gemeentelijk stembureau per stembureau verslag gedaan van twee onderwerpen:\n \n \n 1.\n De reden waarom het stembureau een stembiljet ongeldig heeft verklaard.\n \n \n 2.\n Het aantal keer dat een kiezer enkel het stemvakje voor de partij, maar niet voor een kandidaat heeft aangekruist.\n \n \n De gegevens uit deze bijlage worden gebruikt ten behoeve van de evaluatie van het experiment met een nieuw stembiljet.\n Deze bijlage wordt niet ingevoerd in de ondersteunende software verkiezingen, maar maakt wel onderdeel uit van het proces-verbaal. De bijlage wordt dus als onderdeel van het proces-verbaal gepubliceerd.\n \n \n 1\n Redenen voor ongeldigheid\n \n Als het stembureau heeft geconstateerd dat een of meer stembiljetten ongeldig zijn, vult u hieronder in wat de reden is dat de stembiljetten ongeldig zijn verklaard. Deze redenen neemt u over van het proces-verbaal N 10-2.\n \n \n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een stemvakje voor meer dan 1 partij heeft ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een stemvakje voor meer dan 1 kandidaat heeft ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat alleen een stemvakje voor een kandidaatnummer is ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een hoger kandidaatnummer heeft ingekleurd dan het aantal kandidaten dat de partij heeft.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat geen stemvakje is ingekleurd, maar op een andere wijze is geselecteerd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een stemvakje met een andere kleur dan rood is ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat geen stemvakje is ingekleurd, maar er is getekend of geschreven op het stembiljet.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat de identiteit van de kiezer mogelijk te achterhalen is door informatie op het stembiljet.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een stembiljet is gebruikt van een andere verkiezing.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een stembiljet is gebruikt van dezelfde verkiezing die niet onder het experiment valt.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat er een andere verklaring voor ongeldigheid is.\n \n Vermeld hieronder de andere verklaringen en het aantal keer dat deze situaties zich hebben voorgedaan)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal aantal ongeldige stembiljetten\n \n (Tel de verklaringen op en noteer hier het totaal aantal ongeldige stembiljetten)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2\n Aantal keer dat een kiezer zijn stem heeft uitgebracht door enkel het stemvakje voor een partij aan te kruisen\n \n In deze tabel wordt het aantal keer dat een stem op de lijsttrekker is uitgebracht door enkel het inkleuren van een stemvakje voor de lijst.\n \n \n \n \n \n \n \n \n Lijst\n \n \n \n \n Aantal keer dat er een stem op de lijsttrekker is uitgebracht door enkel het inkleuren van een stemvakje voor de lijst. \n \n \n \n \n \n \n \n Lijst 1 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 2 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 3 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 4 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 5 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 6 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n \n Etc...\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Model 17. Verzoek tot registratie van een logo\n \n \n \n \n \n \n \n \n2024200526-01-202422-01-20242024200526-01-202422-01-202401-04-2024\n \n2024200526-01-202422-01-20242024200526-01-202422-01-202401-04-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049303/2024-04-12_0/xml/BWBR0049303_2024-04-12_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 22 januari 2024, houdende nadere tijdelijke regels voor experimenten met nieuwe stembiljetten (Tijdelijke experimentenregeling nieuwe stembiljetten)2024200526-01-202422-01-20242024200526-01-202422-01-202401-04-2024\n Tijdelijke experimentenregeling nieuwe stembiljetten2024200526-01-202422-01-20242024200526-01-202422-01-202401-04-2024\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n Gelet op de artikelen 3, derde lid, 5, eerste en tweede lid, 10, tweede lid, 11, derde lid, 13 en 17, eerste lid, van het Tijdelijk experimentenbesluit nieuwe stembiljetten;\n \n \n Besluit:\n \n2024200526-01-202422-01-20242024200526-01-202422-01-202401-04-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Modellen\n \n \n 1\n Als de modellen, bedoeld in het Tijdelijk experimentenbesluit nieuwe stembiljetten, worden de modellen vastgesteld die in de bijlage bij deze regeling zijn opgenomen.\n \n \n 2\n De tekst van de modellen in de bijlage bij artikel 1 van deze regeling kan redactioneel worden aangepast voor een specifieke doelgroep of voor de digitale toepassing, indien dat de leesbaarheid of doelmatigheid van het model ten goede komt.\n \n2024200526-01-202422-01-20242024200526-01-202422-01-202401-04-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Inrichting van het stemhokje\n \n \n 1\n Onverminderd het bepaalde in artikel J 5 van het Kiesbesluit wordt het overzicht van kandidaten op de lessenaar bevestigd.\n \n \n 2\n Het overzicht van kandidaten ligt centraal uitgelijnd tegen de achterwand van het stemhokje dan wel een ondoorzichtig deel van een wand van het stemlokaal. De vouwlijn van het overzicht van kandidaten loopt evenwijdig aan de achterzijde van het stemhokje.\n \n2024200526-01-202422-01-20242024200526-01-202422-01-202401-04-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Inwerkingtreding en vervallenverklaring\n \n \n 1\n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2024.\n \n \n 2\n Deze regeling vervalt op het moment dat de Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten vervalt.\n \n2024200526-01-202422-01-20242024200526-01-202422-01-202401-04-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke experimentenregeling nieuwe stembiljetten.\n2024200526-01-202422-01-20242024200526-01-202422-01-202401-04-2024\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n H.M. de\n Jonge\n \n \n2024200526-01-202422-01-20242024200526-01-202422-01-202401-04-2024\n \n \n Bijlage\n bij artikel 1 van de Tijdelijke experimentenregeling nieuwe stembiljetten\n \n \n \n Model 3. Stembiljet\n \n \n \n Stembiljet\n \n Op dit stembiljet brengt een kiezer zijn stem uit in een gemeente waar wordt geëxperimenteerd met een nieuw stembiljet. Op de bovenste helft van het stembiljet staan de partijen die aan de verkiezing deelnemen en op de onderste helft staan de kandidaatnummers.1 Het stembiljet wordt in kleur gedrukt. Het stembiljet wordt vanuit het midden opgebouwd, zodat er ook bij weinig partijen geen grote witruimte tussen de partijen en kandidaatnummers is. De partijen worden in twee kolommen afgebeeld, waarbij van links naar rechts het logo, stemvakje, lijstnummer, de aanduiding van de partij en de afbeelding met het aantal kandidaten van die partij worden afgebeeld. Bij een even aantal partijen worden de partijen in twee gelijke kolommen weergegeven. Op het moment dat er een oneven aantal partijen is, is de linkerkolom een partij langer. De ordening van partijen gaat van boven naar beneden.De kandidaatnummers op de onderste helft worden weergegeven van links naar rechts, waarbij rijen van tien worden gemaakt. Het stemvakje wordt voor het kandidaatnummer geplaatst. Er staan niet meer kandidaatnummers op het stembiljet dan het aantal kandidaten dat op een lijst van een partij voor de verkiezing staat. Bovenaan het stembiljet komt te staan ‘Stembiljet voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal/Eerste Kamer der Staten-Generaal/provinciale staten van...../ het algemeen bestuur van het waterschap..../ de raad van de gemeente...../ de eilandsraad van het openbaar lichaam...../ het kiescollege van het openbaar lichaam...../ het Europees parlement..... [in kieskring..... (.....) op...’.\n In het kader boven de partijen staat de tekst: ‘Kies één partij’. In het kader boven de kandidaatnummers staat ‘en kies één kandidaat van die partij’.\n Naast de tekst 'en kies één kandidaat van die partij' Is een tekstballon opgenomen met daarin een verwijzing naar het Overzicht van kandidaten en uitleg over het aantal kandidaten per partij. De tekst in de tekstballon luidt: 'Kijk voor namen in Overzicht van kandidaten. Kies geen hoger kandidaatnummer dan het aantal kandidaten van de partij.’\n Tot en met 28 partijen staan alle partijen boven de horizontale vouw op het stembiljet. Op het moment dat er 29 of meer partijen deelnemen aan een verkiezing, wordt een stembiljet gehanteerd waarbij de partijen boven en onder de vouw staan. Op de vouw in het midden komt geen tekst. In de specificaties staan de precieze afstanden.\n Op de achterzijde van het stembiljet staat gedrukt een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vast te stellen en aan de leveranciers van de stembiljetten mede te delen echtheidskenmerk.\n \n \n \n \n \n \n \n Model 5-1 Overzicht van kandidaten, geordend per lijst\n \n \n \n Overzicht van kandidaten voor experimenten met nieuwe stembiljetten\n \n In dit Overzicht van kandidaten kunnen kiezers per partij de namen van de kandidaten opzoeken. Op het voorblad staat een aanduiding van de verkiezing en een overzicht van alle deelnemende partijen aan de verkiezing. Op dit voorblad worden de partijen in maximaal drie kolommen geplaatst en de lijstnummers van boven naar beneden. Verder worden per partij van links naar rechts het lijstnummer, logo, aanduiding van de partij en de afbeelding met het aantal kandidaten van die partij vermeld. Vervolgens staan op de volgende pagina’s per partij de namen van alle kandidaten op dezelfde pagina. Er is één pagina per partij. De kandidaten worden in maximaal vier kolommen afgebeeld, waarbij de nummering van boven naar beneden gaat. Op deze pagina wordt aan de rechterkant onderaan de afbeelding met het aantal kandidaten van die partij vermeld. Op de achterkant van de pagina’s worden geen namen van kandidaten afgedrukt. Daar komt de tekst te staan ‘Dit is geen stembiljet’.\n De vouwrand van het Overzicht van kandidaten zit aan de bovenrand. Daar worden vier gaten aangebracht zodat het Overzicht van kandidaten in het stemhokje kan worden bevestigd. Alle bladzijden van het Overzicht van kandidaten worden voorzien van een coating om het schrijven op de Overzichten te bemoeilijken.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Model 5-2. Handleiding voor de kiezer\n \n \n \n Kiezershandleiding voor experimenten met nieuwe stembiljetten\n \n Het model voor de kiezershandleiding bij een experimenten met nieuwe stembiljetten luidt als volgt:\n \n \n \n \n \n \n \n Model voor de bijlage bij model N 10-1 van de Kiesregeling voor een experiment met een nieuw stembiljet: Proces verbaal van een stembureau (decentrale stemopneming) \n \n \n \n Bijlage voor een experiment met een nieuw stembiljet bij model N 10-1: Proces verbaal van een stembureau (decentrale stemopneming\n \n Deze bijlage wordt ingevuld door het stembureau waar een experiment met een nieuw stembiljet plaatsvindt.\n In deze bijlage wordt door het stembureau verslag gedaan van twee onderwerpen:\n \n \n 1.\n De reden waarom het stembureau een stembiljet ongeldig heeft verklaard.\n \n \n 2.\n Het aantal keer dat een kiezer enkel het stemvakje voor de partij, maar niet voor een kandidaat heeft aangekruist.\n \n \n De gegevens uit deze bijlage worden gebruikt ten behoeve van de evaluatie van het experiment met een nieuw stembiljet.\n Deze bijlage wordt niet ingevoerd in de ondersteunende software verkiezingen, maar maakt wel onderdeel uit van het proces-verbaal. De bijlage wordt dus als onderdeel van het proces-verbaal gepubliceerd.\n \n \n 1\n Redenen voor ongeldigheid\n \n Als het stembureau heeft geconstateerd dat een of meer stembiljetten ongeldig zijn, vult u hieronder in wat de reden is dat de stembiljetten ongeldig zijn verklaard.\n \n \n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een stemvakje voor meer dan 1 partij heeft ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een stemvakje voor meer dan 1 kandidaat heeft ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat alleen een stemvakje voor een kandidaatnummer is ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een hoger kandidaatnummer heeft ingekleurd dan het aantal kandidaten dat de partij heeft.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat geen stemvakje is ingekleurd, maar op een andere wijze is geselecteerd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een stemvakje met een andere kleur dan rood is ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat geen stemvakje is ingekleurd, maar er is getekend of geschreven op het stembiljet.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat de identiteit van de kiezer mogelijk te achterhalen is door informatie op het stembiljet.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een stem is uitgebracht op een ander stembiljet dan het stembiljet dat krachtens het Tijdelijk experimentenbesluit nieuwe stembiljetten bij deze verkiezing mag worden gebruikt.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat er een andere verklaring voor ongeldigheid is.\n Vermeld hieronder de andere verklaringen en het aantal keer dat deze situaties zich hebben voorgedaan, hieronder valt ook de situatie dat zich op één stembiljet meerdere redenen voor ongeldigheid voordoen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal aantal ongeldige stembiljetten\n \n (Tel de verklaringen op en noteer hier het totaal aantal ongeldige stembiljetten)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2\n Aantal keer dat een kiezer zijn stem heeft uitgebracht door enkel het stemvakje voor een partij aan te kruisen\n \n In deze tabel wordt het aantal keer dat een stem op de lijsttrekker is uitgebracht door enkel het inkleuren van een stemvakje voor de lijst.\n \n \n \n \n \n \n \n Lijst\n \n \n Aantal keer dat er een stem op de lijsttrekker is uitgebracht door enkel het inkleuren van een stemvakje voor de lijst.\n \n \n \n \n \n \n Lijst 1 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 2 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 3 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 4 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 5 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 6 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Etc...\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Model voor de bijlage bij model N 14-1 van de Kiesregeling voor een experiment met een nieuw stembiljet: Corrigendum bij het proces-verbaal van een stembureau \n \n \n \n Bijlage voor een experiment met een nieuw stembiljet bij model N 14-1: Corrigendum bij het proces-verbaal van een stembureau\n \n Deze bijlage bij corrigendum verbetert fouten in de bijlage bij het proces-verbaal van een stembureau. De aantallen die in de bijlage van dit corrigendum zijn opgenomen, vervangen de aantallen zoals deze die eerder in de bijlage proces-verbaal van dat stembureau zijn opgenomen.\n \n \n 1\n Redenen voor ongeldigheid\n \n Als het stembureau heeft geconstateerd dat een of meer stembiljetten ongeldig zijn, vult u hieronder in wat de reden is dat de stembiljetten ongeldig zijn verklaard.\n \n \n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een stemvakje voor meer dan 1 partij heeft ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een stemvakje voor meer dan 1 kandidaat heeft ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat alleen een stemvakje voor een kandidaatnummer is ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een hoger kandidaatnummer heeft ingekleurd dan het aantal kandidaten dat de partij heeft.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat geen stemvakje is ingekleurd, maar op een andere wijze is geselecteerd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een stemvakje met een andere kleur dan rood is ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat geen stemvakje is ingekleurd, maar er is getekend of geschreven op het stembiljet.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat de identiteit van de kiezer mogelijk te achterhalen is door informatie op het stembiljet.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een stem is uitgebracht op een ander stembiljet dan het stembiljet dat krachtens het Tijdelijk experimentenbesluit nieuwe stembiljetten bij deze verkiezing mag worden gebruikt.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat er een andere verklaring voor ongeldigheid is.\n \n Vermeld hieronder de andere verklaringen en het aantal keer dat deze situaties zich hebben voorgedaan, hieronder valt ook de situatie dat zich op één stembiljet meerdere redenen voor ongeldigheid voordoen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal aantal ongeldige stembiljetten\n \n (Tel de verklaringen op en noteer hier het totaal aantal ongeldige stembiljetten)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2\n Aantal keer dat een kiezer zijn stem heeft uitgebracht door enkel het stemvakje voor een partij aan te kruisen\n \n In deze tabel wordt het aantal keer dat een stem op de lijsttrekker is uitgebracht door enkel het inkleuren van een stemvakje voor de lijst.\n \n \n \n \n \n \n \n \n Lijst\n \n \n \n \n Aantal keer dat er een stem op de lijsttrekker is uitgebracht door enkel het inkleuren van een stemvakje voor de lijst. \n \n \n \n \n \n \n \n Lijst 1 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 2 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 3 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 4 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 5 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 6 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n \n Etc...\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Model voor de bijlage bij model Na 31-1 van de Kiesregeling voor een experiment met een nieuw stembiljet: Proces-verbaal van een gemeentelijk stembureau / stembureau voor het openbaar lichaam (decentrale stemopneming) \n \n \n \n Bijlage voor een experiment met een nieuw stembiljet bij model Na 31-1: Proces-verbaal van een gemeentelijk stembureau / stembureau voor het openbaar lichaam (decentrale stemopneming)\n \n Deze bijlage wordt ingevuld door het gemeentelijk stembureau waar een experiment met een nieuw stembiljet plaatsvindt.\n In deze bijlage wordt door het gemeentelijk stembureau verslag gedaan van twee onderwerpen:\n \n \n 1.\n De redenen waarom de stembureaus een stembiljet ongeldig hebben verklaard.\n \n \n 2.\n Het aantal keer dat een kiezer enkel het stemvakje voor de partij, maar niet voor een kandidaat heeft aangekruist.\n \n \n De gegevens uit deze bijlage worden gebruikt ten behoeve van de evaluatie van het experiment met een nieuw stembiljet.\n Deze bijlage wordt niet ingevoerd in de ondersteunende software verkiezingen, maar maakt wel onderdeel uit van het proces-verbaal. De bijlage wordt dus als onderdeel van het proces-verbaal gepubliceerd.\n \n \n 1\n Redenen voor ongeldigheid\n \n In onderstaande tabel worden de redenen van ongeldigheid van alle stembureaus in de gemeente samen genoteerd.\n \n \n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een stemvakje voor meer dan 1 partij heeft ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een stemvakje voor meer dan 1 kandidaat heeft ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat alleen een stemvakje voor een kandidaatnummer is ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een hoger kandidaatnummer heeft ingekleurd dan het aantal kandidaten dat de partij heeft.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat geen stemvakje is ingekleurd, maar op een andere wijze is geselecteerd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een stemvakje met een andere kleur dan rood is ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat geen stemvakje is ingekleurd, maar er is getekend of geschreven op het stembiljet.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat de identiteit van de kiezer mogelijk te achterhalen is door informatie op het stembiljet.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een stem is uitgebracht op een ander stembiljet dan het stembiljet dat krachtens het Tijdelijk experimentenbesluit nieuwe stembiljetten bij deze verkiezing mag worden gebruikt\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat er een andere verklaring voor ongeldigheid is.\n \n Vermeld hieronder de andere verklaringen en het aantal keer dat deze situaties zich hebben voorgedaan, hieronder valt ook de situatie dat zich op één stembiljet meerdere redenen voor ongeldigheid voordoen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal aantal ongeldige stembiljetten\n \n (Tel de verklaringen op en noteer hier het totaal aantal ongeldige stembiljetten)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2\n Aantal keer dat een kiezer zijn stem heeft uitgebracht door enkel het stemvakje voor een partij aan te kruisen\n \n In deze tabel wordt het aantal keer genoteerd dat een stem op de lijsttrekker is uitgebracht door enkel het inkleuren van een stemvakje voor de lijst.\n \n \n \n \n \n \n \n \n Lijst\n \n \n \n \n Aantal keer dat er een stem op de lijsttrekker is uitgebracht door enkel het inkleuren van een stemvakje voor de lijst. \n \n \n \n \n \n \n \n Lijst 1 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 2 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 3 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 4 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 5 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 6 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n \n Etc...\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Model voor de bijlage bij model Na 31-2 van de Kiesregeling voor een experiment met een nieuw stembiljet: Proces-verbaal van een gemeentelijk stembureau / stembureau voor het openbaar lichaam (centrale stemopneming) \n \n \n \n Bijlage voor een experiment met een nieuw stembiljet bij model Na 31-2: Proces-verbaal van een gemeentelijk stembureau / stembureau voor het openbaar lichaam (centrale stemopneming)\n \n Deze bijlage wordt ingevuld door het gemeentelijk stembureau waar een experiment met een nieuw stembiljet plaatsvindt.\n In deze bijlage wordt door het gemeentelijk stembureau verslag gedaan van twee onderwerpen:\n \n \n 1.\n De redenen waarom de stembureaus een stembiljet ongeldig hebben verklaard.\n \n \n 2.\n Het aantal keer dat een kiezer enkel het stemvakje voor de partij, maar niet voor een kandidaat heeft aangekruist.\n \n \n De gegevens uit deze bijlage worden gebruikt ten behoeve van de evaluatie van het experiment met een nieuw stembiljet.\n Deze bijlage wordt niet ingevoerd in de ondersteunende software verkiezingen, maar maakt wel onderdeel uit van het proces-verbaal. De bijlage wordt dus als onderdeel van het proces-verbaal gepubliceerd.\n \n \n \n \n \n \n \n 1. Redenen voor ongeldigheid\n \n \n \n \n \n \n In onderstaande tabel worden de redenen van ongeldigheid van alle stembureaus in de gemeente genoteerd.\n \n \n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een stemvakje voor meer dan 1 partij heeft ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een stemvakje voor meer dan 1 kandidaat heeft ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat alleen een stemvakje voor een kandidaatnummer is ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een hoger kandidaatnummer heeft ingekleurd dan het aantal kandidaten dat de partij heeft.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat geen stemvakje is ingekleurd, maar op een andere wijze is geselecteerd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een stemvakje met een andere kleur dan rood is ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat geen stemvakje is ingekleurd, maar er is getekend of geschreven op het stembiljet.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat de identiteit van de kiezer mogelijk te achterhalen is door informatie op het stembiljet.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een stem is uitgebracht op een ander stembiljet dan het stembiljet dat krachtens het Tijdelijk experimentenbesluit nieuwe stembiljetten bij deze verkiezing mag worden gebruikt.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat er een andere verklaring voor ongeldigheid is.\n \n Vermeld hieronder de andere verklaringen en het aantal keer dat deze situaties zich hebben voorgedaan, hieronder valt ook de situatie dat zich op één stembiljet meerdere redenen voor ongeldigheid voordoen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal aantal ongeldige stembiljetten\n \n (Tel de verklaringen op en noteer hier het totaal aantal ongeldige stembiljetten)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2. Aantal keer dat een kiezer zijn stem heeft uitgebracht door enkel het stemvakje voor een partij aan te kruisen\n \n \n \n \n \n \n In deze tabel wordt het aantal keer dat een stem op de lijsttrekker is uitgebracht door enkel het inkleuren van een stemvakje voor de lijst.\n \n \n \n \n \n \n \n Lijst\n \n \n Aantal keer dat er een stem op de lijsttrekker is uitgebracht door enkel het inkleuren van een stemvakje voor de lijst.\n \n \n \n \n \n \n Lijst 1 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 2 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 3 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 4 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 5 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 6 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n \n Etc…\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Model voor de bijlage bij model Na 31-2 van de Kiesregeling voor een experiment met een nieuw stembiljet: Proces-verbaal van een gemeentelijk stembureau / stembureau voor het openbaar lichaam (centrale stemopneming) \n \n \n \n Bijlage voor een experiment met een nieuw stembiljet bij model Na 31-2: Uitkomst per stembureau\n \n Deze bijlage wordt ingevuld door het gemeentelijk stembureau waar een experiment met een nieuw stembiljet plaatsvindt.\n In deze bijlage wordt door het gemeentelijk stembureau per stembureau verslag gedaan van twee onderwerpen:\n \n \n 1.\n De reden waarom het stembureau een stembiljet ongeldig heeft verklaard.\n \n \n 2.\n Het aantal keer dat een kiezer enkel het stemvakje voor de partij, maar niet voor een kandidaat heeft aangekruist.\n \n \n De gegevens uit deze bijlage worden gebruikt ten behoeve van de evaluatie van het experiment met een nieuw stembiljet.\n Deze bijlage wordt niet ingevoerd in de ondersteunende software verkiezingen, maar maakt wel onderdeel uit van het proces-verbaal. De bijlage wordt dus als onderdeel van het proces-verbaal gepubliceerd.\n \n \n \n \n \n \n \n 1 Redenen voor ongeldigheid\n \n \n \n \n \n \n Als het (gemeentelijk) stembureau heeft geconstateerd dat een of meer stembiljetten ongeldig zijn, vult u hieronder in wat de reden is dat de stembiljetten ongeldig zijn verklaard.\n \n \n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een stemvakje voor meer dan 1 partij heeft ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een stemvakje voor meer dan 1 kandidaat heeft ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat alleen een stemvakje voor een kandidaatnummer is ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een kiezer een hoger kandidaatnummer heeft ingekleurd dan het aantal kandidaten dat de partij heeft.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat geen stemvakje is ingekleurd, maar op een andere wijze is geselecteerd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een stemvakje met een andere kleur dan rood is ingekleurd.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat geen stemvakje is ingekleurd, maar er is getekend of geschreven op het stembiljet.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat de identiteit van de kiezer mogelijk te achterhalen is door informatie op het stembiljet.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een stembiljet is gebruikt van een andere verkiezing.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat een stembiljet is gebruikt van dezelfde verkiezing die niet onder het experiment valt.\n \n \n \n \n \n Aantal keer dat er een andere verklaring voor ongeldigheid is.\n \n Vermeld hieronder de andere verklaringen en het aantal keer dat deze situaties zich hebben voorgedaan)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Totaal aantal ongeldige stembiljetten\n \n (Tel de verklaringen op en noteer hier het totaal aantal ongeldige stembiljetten)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2 Aantal keer dat een kiezer zijn stem heeft uitgebracht door enkel het stemvakje voor een partij aan te kruisen\n \n \n \n \n \n In deze tabel wordt het aantal keer dat een stem op de lijsttrekker is uitgebracht door enkel het inkleuren van een stemvakje voor de lijst.\n \n \n \n \n \n \n \n Lijst\n \n \n Aantal keer dat er een stem op de lijsttrekker is uitgebracht door enkel het inkleuren van een stemvakje voor de lijst.\n \n \n \n \n \n \n Lijst 1 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 2 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 3 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 4 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 5 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n Lijst 6 [naam lijst]\n \n \n \n \n \n \n Etc…\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Model 17. Verzoek tot registratie van een logo\n \n \n \n \n \n \n \n \n20241136711-04-202409-04-202420241136711-04-202409-04-202412-04-2024\n \n2024200526-01-202422-01-20242024200526-01-202422-01-202401-04-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049303/manifest.xml", "content": "2024-04-012032-10-012024-01-31T06:17:41+01:002024-04-12T06:09:49+02:00BWBR0049303.WTI2024-04-012024-04-112024-04-019999-12-312024-04-01T06:12:48+02:002024-04-12T06:09:50+02:00953279ecd25aebbf16c80d4cbfd5b4b7e873f2239123caaa98b755d7f750a91e25232cda6ad056d86ea76c1e84624a892d3be96de6a572383ef36944e53e59e4be3e32024-04-129999-12-312024-04-129999-12-312024-04-12T06:09:50+02:002024-04-12T06:09:50+02:00877055cbb1fe88b73a036da9b2ea51847b00c0379b4a592ae8db3f523ae1dad02aaf470ee0dba5cd1bf4950a3451437deb431524e73237b12ff0df6b830842530f77a", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049304/2024-03-01_0/xml/BWBR0049304_2024-03-01_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 11 januari 2024, nr. 5125931, houdende algemene aanwijzingen inzake de afgifte van tijdelijke certificaten aan jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsinstellingen (Algemene aanwijzingen tijdelijk certificaat jeugdbescherming en jeugdreclassering 2024)2024285425-01-202411-01-202451259312024285425-01-202411-01-2024512593101-03-2024\n Algemene aanwijzingen tijdelijk certificaat jeugdbescherming en jeugdreclassering 20242024285425-01-202411-01-202451259312024285425-01-202411-01-2024512593101-03-2024\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n Gelet op artikel 3.1.4, eerste lid, van het Besluit Jeugdwet;\n \n \n Besluit:\n \n2024285425-01-202411-01-202451259312024285425-01-202411-01-2024512593101-03-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In deze algemene aanwijzingen wordt verstaan onder:\n \n \n –\n \n beëindigingscertificaat: beëindigingscertificaat als bedoeld in artikel 4, tweede lid;\n \n \n –\n \n certificaat: certificaat als bedoeld in artikel 3.4 van de Jeugdwet;\n \n \n –\n \n certificerende instelling: certificerende instelling als bedoeld in artikel 3.4 van de Jeugdwet;\n \n \n –\n \n overbruggingscertificaat: overbruggingscertificaat als bedoeld in artikel 4, eerste lid;\n \n \n –\n \n tijdelijk certificaat: tijdelijk certificaat als bedoeld in artikel 3.\n \n \n2024285425-01-202411-01-202451259312024285425-01-202411-01-2024512593101-03-2024\n \n \n Artikel\n 2\n \n De certificerende instelling beoordeelt, indien zij overweegt om een eerder verleend certificaat te schorsen, te beëindigen, het toepassingsgebied daarvan te beperken, of niet te verlengen, of de verlening van een tijdelijk certificaat noodzakelijk is ter borging van de continuïteit van de bij de betrokken gecertificeerde instelling lopende jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen.\n2024285425-01-202411-01-202451259312024285425-01-202411-01-2024512593101-03-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n Voor zover dat noodzakelijk is ter borging van de continuïteit van de jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen, verleent de certificerende instelling aan de betrokken gecertificeerde instelling een tijdelijk certificaat, mits zij het voldoende aannemelijk acht dat de betrokken gecertificeerde instelling in ieder geval passende voorzieningen treft om de veiligheid van jeugdigen voldoende te borgen.\n \n \n 2\n De certificerende instelling verbindt aan het tijdelijk certificaat alle voorwaarden die zij nodig acht ter borging van de kwaliteit van de onder de gecertificeerde instelling lopende jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen en de veiligheid van jeugdigen.\n \n \n 3\n De certificerende instelling stelt de Minister voor Rechtsbescherming en voorts de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, de Inspectie Justitie en Veiligheid, de Raad voor de Kinderbescherming en de Raad voor de Rechtspraak onverwijld op de hoogte van het verlenen van het tijdelijk certificaat.\n \n2024285425-01-202411-01-202451259312024285425-01-202411-01-2024512593101-03-2024\n \n \n Artikel\n 4\n \n \n 1\n De certificerende instelling verleent het tijdelijk certificaat als overbruggingscertificaat indien:\n \n \n a.\n de gecertificeerde instelling op enig moment niet aan alle eisen van het normenkader voldoet en dat zou leiden tot de weigering van hercertificering, de intrekking van het certificaat of andere gevallen waarbij de gecertificeerde instelling niet langer over een geldig certificaat zou beschikken;\n \n \n b.\n naar het oordeel van de certificerende instelling de gecertificeerde instelling passende voorzieningen heeft getroffen om ervoor te zorgen dat de veiligheid van de aan de gecertificeerde instelling voor de uitvoering van jeugdbeschermings- of jeugdreclasseringsmaatregelen toevertrouwde jeugdigen niet in het geding is; en\n \n \n c.\n het voldoende aannemelijk is dat de gecertificeerde instelling binnen negen maanden na verstrekking van het overbruggingscertificaat alsnog voldoet aan de vereisten voor een nieuw certificaat.\n \n \n \n \n 2\n In alle overige gevallen verleent de certificerende instelling het tijdelijk certificaat als beëindigingscertificaat.\n \n2024285425-01-202411-01-202451259312024285425-01-202411-01-2024512593101-03-2024\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n De certificerende instelling verlengt een overbruggingscertificaat met overeenkomstige toepassing van artikel 3 en artikel 4, eerste lid, indien:\n \n \n a.\n zij oordeelt dat de gecertificeerde instelling zich voldoende heeft ingespannen om binnen de duur van het overbruggingscertificaat de benodigde verbeteringen door te voeren;\n \n \n b.\n zij voldoende aannemelijk acht dat de gecertificeerde instelling binnen de duur van de verlenging alsnog in staat is om de benodigde verbeteringen door te voeren.\n \n \n \n \n 2\n De certificerende instelling verlengt een beëindigingscertificaat, indien alle bij de betrokken gecertificeerde instelling lopende jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen nog niet aan een of meerdere andere gecertificeerde instelling zijn overgedragen.\n \n2024285425-01-202411-01-202451259312024285425-01-202411-01-2024512593101-03-2024\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n De certificerende instelling verleent een overbruggingscertificaat voor de duur van negen maanden en kan dit certificaat eenmalig voor de duur van drie maanden verlengen.\n \n \n 2\n De certificerende instelling verleent een beëindigingscertificaat voor de duur van zes maanden en kan dit certificaat eenmalig voor de duur van zes maanden verlengen.\n \n \n 3\n De certificerende instelling trekt een beëindigingscertificaat in ieder geval in op het moment dat alle bij de betrokken gecertificeerde instelling lopende jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen gecontroleerd aan een of meerdere andere gecertificeerde instellingen zijn overgedragen.\n \n2024285425-01-202411-01-202451259312024285425-01-202411-01-2024512593101-03-2024\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n De certificerende instelling voorziet de beslissing om een overbruggingscertificaat te verlenen van een schriftelijke onderbouwing, waarbij zij in ieder geval in gaat op de toepasselijkheid van de gronden, bedoeld in artikel 4, eerste lid. In de onderbouwing gaat de certificerende instelling tevens in op de bij de gecertificeerde instelling geconstateerde tekortkomingen en de feiten, omstandigheden, observaties of andere relevante zaken op basis waarvan die tekortkomingen zijn geconstateerd.\n \n \n 2\n De certificerende instelling voert drie maanden na de ingangsdatum van het overbruggingscertificaat een tussentijdse toets uit op de inspanningen van de gecertificeerde instelling om binnen de duur van het overbruggingscertificaat de benodigde verbeteringen door te voeren.\n \n \n 3\n De certificerende instelling voorziet de beslissing om een beëindigingscertificaat te verlenen zonder daaraan voorafgaand een overbruggingscertificaat te verlenen of zonder dat overbruggingscertificaat te verlengen van een schriftelijke onderbouwing, waarbij zij in ieder geval in gaat op de overwegingen om geen overbruggingscertificaat te verlenen of te verlengen.\n \n2024285425-01-202411-01-202451259312024285425-01-202411-01-2024512593101-03-2024\n \n \n Artikel\n 8\n \n \n 1\n De certificerende instelling vermeldt expliciet op het tijdelijk certificaat dat dit geen regulier certificaat of voorlopig certificaat als bedoeld in artikel 3.4, tweede lid, van de Jeugdwet betreft en of het een overbruggingscertificaat, een verlengd overbruggingscertificaat of een beëindigingscertificaat betreft. De certificerende instelling vermeldt dit tevens in het openbare register van gecertificeerde instellingen op haar website.\n \n \n 2\n De certificerende instelling vermeldt voorts op het tijdelijk certificaat de duur waarvoor dat certificaat is verleend.\n \n2024285425-01-202411-01-202451259312024285425-01-202411-01-2024512593101-03-2024\n \n \n Artikel\n 9\n \n \n 1\n De certificerende instelling vervangt onverwijld na de toezending van deze algemene aanwijzingen alle op dat moment verleende overbruggingscertificaten voor nieuwe overbruggingscertificaten met overeenkomstige toepassing van artikel 3 en artikel 4, eerste lid.\n \n \n 2\n De looptijd van de ingevolge het eerste lid afgegeven nieuwe overbruggingscertificaten is negen maanden gerekend vanaf de datum waarop elk van deze eerdere overbruggingscertificaten in werking zijn getreden.\n \n2024285425-01-202411-01-202451259312024285425-01-202411-01-2024512593101-03-2024\n \n \n Artikel\n 10\n \n Deze algemene aanwijzingen worden door toezending daarvan op 11 januari 2024 bekendgemaakt aan de certificerende instelling.\n2024285425-01-202411-01-202451259312024285425-01-202411-01-2024512593101-03-2024\n \n \n Artikel\n 11\n \n Deze algemene aanwijzingen worden aangehaald als: Algemene aanwijzingen tijdelijk certificaat jeugdbescherming en jeugdreclassering 2024.\n2024285425-01-202411-01-202451259312024285425-01-202411-01-2024512593101-03-2024\n \n \n Artikel\n 12\n \n De Algemene aanwijzingen tijdelijk certificaat jeugdbescherming en jeugdreclassering worden ingetrokken.\n2024285425-01-202411-01-202451259312024285425-01-202411-01-2024512593101-03-2024\n \n \n \n Deze algemene aanwijzingen zullen met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n F.M.\n Weerwind\n \n \n2024285425-01-202411-01-202451259312024285425-01-202411-01-2024512593101-03-2024\n \n2024285425-01-202411-01-202451259312024285425-01-202411-01-2024512593101-03-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049304/manifest.xml", "content": "2024-03-012024-02-01T06:42:42+01:002024-02-01T06:42:42+01:00BWBR0049304.WTI2024-03-019999-12-312024-03-019999-12-312024-03-01T06:15:40+01:002024-03-01T06:15:40+01:0043055b6089ceb46539feb57e1e1692962982ea28e81141ada3adc57080dffffbf0914797b6258f4fb17881526190f05c7bf3bf0d5d165fec512605fe4bdc8a393bcb9", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049305/2024-01-30_0/xml/BWBR0049305_2024-01-30_0.xml", "content": "\n Besluit van 14 december 2023 nr. 2023002956, houdende regels met betrekking tot benoeming, schorsing en het ontslag van tot het secretariaat van de commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten horende personen2024310729-01-202414-12-202320230029562024310729-01-202414-12-2023202300295630-01-2024\n Besluit benoeming, schorsing en ontslag personeel commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten2024310729-01-202414-12-202320230029562024310729-01-202414-12-2023202300295630-01-2024\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de Gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Defensie van 11 december 2023, nr. 4375392;\n Gelet op artikel 103, derde lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;\n \n \n HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:\n \n2024310729-01-202414-12-202320230029562024310729-01-202414-12-2023202300295630-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De benoeming, schorsing en het ontslag van tot het secretariaat van de commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten horende personen geschiedt door de voorzitter van de commissie, voor zover het aan de functie verbonden salaris niet hoger is dan het maximumsalaris van schaal 16 van de toepasselijke rechtspositieregeling.\n2024310729-01-202414-12-202320230029562024310729-01-202414-12-2023202300295630-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n \n Het Besluit benoeming, schorsing en ontslag personeel commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten van 14 mei 2003 wordt ingetrokken.\n2024310729-01-202414-12-202320230029562024310729-01-202414-12-2023202300295630-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.\n2024310729-01-202414-12-202320230029562024310729-01-202414-12-2023202300295630-01-2024\n \n \n \n Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, is belast met de uitvoering van dit besluit, dat zal worden geplaatst in de Staatscourant.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 14 december 2023\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister-President,\n Minister van Algemene Zaken,\n \n M.\n Rutte\n \n \n \n De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n H.M. de\n Jonge\n \n \n \n De Minister van Defensie,\n \n K.H.\n Ollongren\n \n \n2024310729-01-202414-12-202320230029562024310729-01-202414-12-2023202300295630-01-2024\n \n2024310729-01-202414-12-202320230029562024310729-01-202414-12-2023202300295630-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049305/manifest.xml", "content": "2024-01-302024-01-31T06:17:06+01:002024-01-31T06:17:06+01:00BWBR0049305.WTI2024-01-309999-12-312024-01-309999-12-312024-01-31T06:17:49+01:002024-01-31T06:17:49+01:00142586349703f11b67fc6e445bb4d07b29cb11a8c6dfe132f064b4648a9766ac5529ca0fb63c4b682cc83654f9f6c9591fb2b8097b2ea2a6f5f960e15492f92ee4b29", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049307/2024-01-31_0/xml/BWBR0049307_2024-01-31_0.xml", "content": "\n Wet van 24 januari 2024, houdende regels inzake een wettelijke taak van gemeenten om opvangvoorzieningen voor asielzoekers mogelijk te maken (Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen)20241230-01-202424-01-20243633320241330-01-202426-01-202431-01-2024\n Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen20241230-01-202424-01-20243633320241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:\n Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om regels te stellen een wettelijke taak van gemeenten om opvangvoorzieningen voor asielzoekers mogelijk te maken ten behoeve van een stabiel en wendbaar stelsel van asielopvang om daarmee aan internationaalrechtelijke verplichtingen te voldoen;\n \n \n Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:\n \n20241230-01-202424-01-20243633320241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Definitiebepaling\n \n In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder verstaan onder:\n \n \n –\n \n asielzoeker: een vreemdeling wiens vrijheid niet rechtens is ontnomen en door wie of ten behoeve van wie een asielaanvraag is ingediend;\n \n \n –\n \n COA: Centraal Orgaan opvang asielzoekers, bedoeld in artikel 2 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers;\n \n \n –\n \n college: college van burgemeester en wethouders;\n \n \n –\n \n Onze Minister: Onze Minister van Justitie en Veiligheid;\n \n \n –\n \n opvang: de materiele en immateriële opvang van asielzoekers, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers;\n \n \n –\n \n opvangplaats: een plaats bestemd voor de opvang van één asielzoeker in een opvangvoorziening;\n \n \n –\n \n opvangvoorziening: een accommodatie waarin door of onder verantwoordelijkheid van het COA onderscheidenlijk door of onder verantwoordelijkheid van het college opvang wordt geboden aan asielzoekers.\n \n \n20241230-01-202424-01-20243633320241330-01-202426-01-202431-01-202420241230-01-202424-01-20243633320241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Landelijke raming en besluitvorming\n \n \n Artikel\n 2\n Capaciteitsraming\n \n \n 1\n Onze Minister maakt eens in de twee jaren voor 1 februari van het kalenderjaar bekend aan hoeveel opvangplaatsen voor asielzoekers in de daarop volgende twee jaren naar verwachting behoefte zal zijn. Deze raming komt tot stand op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze.\n \n \n 2\n De raming, bedoeld in het eerste lid, kan tussentijds worden gewijzigd.\n \n \n 3\n Het aantal opvangplaatsen dat beschikbaar moet worden gesteld wordt voor 1 februari bekendgemaakt. Het benodigd aantal opvangplaatsen wordt onderdeel van de in artikel 3 bedoelde provinciale opvangopgave. Op het aantal opvangplaatsen dat in een provincie beschikbaar moet worden gesteld wordt het aantal plaatsen dat voor vijf jaar of langer beschikbaar is of in de daaropvolgende twaalf maanden voor die periode beschikbaar zal komen in mindering gebracht. Daarbij wordt uitgegaan van locaties of accommodaties van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen minimale omvang.\n \n20241230-01-202424-01-20243633320241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n Artikel\n 3\n Provinciale opvangopgave en indicatieve verdeling per gemeente\n \n \n 1\n Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld hoe de verdeling van het benodigd aantal opvangplaatsen over alle provincies wordt bepaald en hoe een indicatieve verdeling naar het benodigde aantal opvangplaatsen per gemeente wordt bepaald. De verdeling is gebaseerd op het aantal inwoners van de betreffende gemeente en op de Sociaaleconomische status – Welvaart, Opleiding en Arbeidsscore (SES-WOA-score) op gemeenteniveau, waarbij deze score wordt bepaald aan de hand van de meest recente «SES-WOA-score per gemeente» van het CBS. Bij de verdeling kan worden bepaald dat een gedeelte van de opvangplaatsen van bijzondere aard moet zijn.\n \n \n 2\n Onze Minister maakt eens in de twee jaren voor 1 februari van het kalenderjaar de verdeling over alle provincies bekend alsmede de indicatieve verdeling per gemeente.\n \n20241230-01-202424-01-20243633320241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n Artikel\n 4\n Overleg en verslag\n \n \n 1\n Colleges, gedeputeerde staten en het COA werken samen bij de uitvoering van taken op grond van deze wet en overleggen over de verdeling van opvangplaatsen als bedoeld in artikel 3 voor de daarop volgende twee jaren. Het overleg vindt plaats onder voorzitterschap van de commissaris van de Koning.\n \n \n 2\n De commissaris van de Koning brengt eens in de twee jaren voor 1 november van het kalenderjaar aan Onze Minister een verslag uit van het overleg.\n \n \n 3\n De commissaris van de Koning verricht de werkzaamheden, genoemd in het eerste en tweede lid, volgens een door de regering gegeven ambtsinstructie.\n \n20241230-01-202424-01-20243633320241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n Artikel\n 5\n Verdeelbesluit per provincie\n \n \n 1\n Onze Minister neemt eens in de twee jaren voor 31 december van het kalenderjaar een verdeelbesluit, per provincie, waarin de benodigde opvangplaatsen per provincie, bedoeld in artikel 3, voor de duur van twee daarop volgende kalenderjaren voor asielzoekers over de in het besluit aangewezen gemeenten worden verdeeld.\n \n \n 2\n Bij het verdeelbesluit slaat Onze Minister acht op het verslag, bedoeld in artikel 4, tweede lid, en streeft hij naar een zo evenwichtig mogelijke verdeling over het grondgebied van Nederland. Hij houdt bij die verdeling zo veel mogelijk rekening met de Sociaaleconomische status – Welvaart, Opleiding en Arbeidsscore (SES-WOA-score) op gemeenteniveau, waarbij deze score wordt bepaald aan de hand van de meest recente «SES-WOA-score per gemeente» van het CBS.\n \n \n 3\n Het verdeelbesluit kan bij bijzondere omstandigheden tussentijds worden gewijzigd. Bij een ingrijpende wijziging zijn de artikelen 3 en 4 van overeenkomstige toepassing.\n \n20241230-01-202424-01-20243633320241330-01-202426-01-202431-01-202420241230-01-202424-01-20243633320241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Taak gemeente\n \n \n Artikel\n 6\n Taak\n \n \n 1\n Het college van een aangewezen gemeente draagt binnen de termijn van twee jaar, bedoeld in artikel 5, eerste lid, zorg voor het mogelijk maken van opvangvoorzieningen voor asielzoekers in de gemeente overeenkomstig het verdeelbesluit.\n \n \n 2\n Opvangvoorzieningen voldoen op het tijdstip van ingebruikneming aan de krachtens de Wet COA gestelde wettelijke vereisten voor een opvangvoorziening en overige wettelijke vereisten voor een gebouw met een woonfunctie.\n \n20241230-01-202424-01-20243633320241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n Artikel\n 7\n Invulling taak\n \n \n 1\n Het college van een aangewezen gemeente draagt zorg voor:\n \n \n a.\n ter beschikkingstelling aan het COA van een locatie of accommodatie binnen zes maanden na bekendmaking van het verdeelbesluit of de in het verdeelbesluit opgenomen langere termijn;\n \n \n b.\n verlening van de voor ingebruikneming van de opvangvoorziening noodzakelijke gemeentelijke vergunningen door het college.\n \n \n \n \n 2\n De raad van een aangewezen gemeente draagt zorg voor aanpassing van het bestemmingsplan of de beheersverordening indien dit noodzakelijk is voor ingebruikneming van de opvangvoorziening.\n \n20241230-01-202424-01-20243633320241330-01-202426-01-202431-01-202420241230-01-202424-01-20243633320241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Informatie en financiering\n \n \n Artikel\n 8\n Melding onvoorziene omstandigheden\n \n Indien zich feiten of omstandigheden voordoen die maken dat de terbeschikkingstelling, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, of vergunningverlening, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder b, naar verwachting niet tijdig kan worden gerealiseerd, maakt het college hier onverwijld melding van aan Onze Minister.\n20241230-01-202424-01-20243633320241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n Artikel\n 9\n Specifieke uitkering\n \n \n 1\n Onze Minister kan een specifieke uitkering aan gemeenten verstrekken ter bekostiging van de kosten die voortvloeien uit de uitvoering van deze wet.\n \n \n 2\n Bij regeling van Onze Minister kan een specifieke uitkering worden verstrekt voor:\n \n \n a.\n opvangplaatsen van bijzondere aard, en\n \n \n b.\n op verzoek van een gemeente voor iedere opvangplaats waarmee een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaald aantal opvangplaatsen binnen een bepaalde periode wordt overschreden, uitgaande van een bepaald minimaal aantal opvangplaatsen en een minimale beschikbaarheid in tijd van deze opvangplaatsen.\n \n \n De gemeente kan de uitkering besteden aan een ander doel dan de bij of krachtens deze wet gevorderde uitvoering.\n \n \n 3\n Na ommekomst van de in artikel 2 bedoelde periode van twee jaar verstrekt Onze Minister de provincie en gemeenten een specifieke uitkering voor iedere opvangplaats waarmee 75% van het in artikel 3, eerste lid, bedoelde aantal opvangplaatsen in de provincie is overschreden. De opvangplaatsen waarvoor met toepassing van het tweede lid op verzoek van een gemeente een specifieke uitkering is verstrekt, zijn daarvan uitgesloten. De uitkering wordt verdeeld tussen de provincie en, naar rato van het aantal geboden plaatsen, de gemeenten die opvangplaatsen hebben geboden en hebben voldaan aan de in artikel 5, eerste lid, bedoelde taak. Provincie en gemeente kunnen de uitkering besteden aan een ander doel dan de bij of krachtens deze wet gevorderde uitvoering.\n \n \n 4\n Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld over de in het eerste en derde lid bedoelde uitkeringen aan provincies en gemeenten.\n \n20241230-01-202424-01-20243633320241330-01-202426-01-202431-01-202420241230-01-202424-01-20243633320241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Wijziging van andere wetten\n \n \n Artikel\n 10\n Wijzigingen Wet Centraal Orgaan Opvang asielzoekers\n \n \n Wijzigt de Wet Centraal Orgaan Opvang asielzoekers.\n \n20241230-01-202424-01-20243633320241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n Artikel\n 11\n Wijziging Gemeentewet\n \n \n Wijzigt de Gemeentewet.\n \n20241230-01-202424-01-20243633320241330-01-202426-01-202431-01-202420241230-01-202424-01-20243633320241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 6\n Overgangs- en slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 12\n Invoeringstoets en evaluatie\n \n \n 1\n Onze Minister zendt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de effecten van deze wet in de praktijk.\n \n \n 2\n Onze Minister zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.\n \n20241230-01-202424-01-20243633320241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n Artikel\n 13\n Overgangsvoorziening\n \n \n 1\n Op het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 1 tot en met 11 van deze wet, maakt Onze Minister bekend aan hoeveel opvangplaatsen voor asielzoekers in de daarop volgende twee jaren naar verwachting behoefte zal zijn.\n \n \n 2\n Met toepassing van artikel 3 wordt een indicatieve verdeling naar het benodigde aantal opvangplaatsen per gemeente bepaald.\n \n \n 3\n Onze Minister verstrekt uiterlijk vier maanden na inwerkingtreding van de artikelen 1 tot en met 11 van deze wet de gemeente een specifieke uitkering voor iedere duurzaam ter beschikking gestelde opvangplaats waarmee het met toepassing van het tweede lid bepaalde aantal wordt overschreden. De gemeente kan de uitkering besteden aan een ander doel dan de bij of krachtens deze wet gevorderde uitvoering.\n \n \n 4\n Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld over de in het derde lid bedoelde uitkeringen aan gemeenten.\n \n20241230-01-202424-01-20243633320241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n Artikel\n 14\n Inwerkingtreding\n \n Deze wet treedt in werking op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.\n20241230-01-202424-01-20243633320241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n Artikel\n 15\n Citeertitel\n \n Deze wet wordt aangehaald als: Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen.\n20241230-01-202424-01-20243633320241330-01-202426-01-202431-01-202420241230-01-202424-01-20243633320241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n \n \n Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.\n \n \n Gegeven te \n \n ’s-Gravenhage\n 24 januari 2024\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,\n \n E. van der\n Burg\n \n \n \n de dertigste januari 2024\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n \n20241230-01-202424-01-20243633320241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n20241230-01-202424-01-20243633320241330-01-202426-01-202431-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049307/manifest.xml", "content": "2024-01-312024-01-31T06:17:19+01:002024-07-05T06:31:40+02:00BWBR0049307.WTI2024-01-319999-12-312024-01-319999-12-312024-01-31T06:17:46+01:002024-05-22T06:30:25+02:0068038ea74f8eab3d41c6fa387bbbe3e252f3539444d661f92b5ed71dd85d34d23c136d9da7b4a0ae5ad89131463baa4ed2cb6dc796392217271ed3b81961d54941bb5", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049310/2024-01-31_0/xml/BWBR0049310_2024-01-31_0.xml", "content": "\n Besluit van 26 januari 2024, houdende regels inzake de uitvoering van de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen alsmede vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen (Besluit gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen)20241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-2024\n Besluit gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen20241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 8 december 2023, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 5045523;\n Gelet op de artikelen 2, eerste en derde lid, 3, eerste lid, 9, tweede lid, onderdeel b, van de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen en 3b, tweede lid, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 17 januari 2024, No. W16.23.00372/II);\n Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 26 januari 2024, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr.5182321\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n20241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1.1\n Definitiebepaling\n \n In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n –\n \n aanmeldvoorziening: een voorziening waar asielzoekers opgevangen worden ten behoeve van activiteiten/werkzaamheden in het kader van het aanmeldproces;\n \n \n –\n \n capaciteitsraming: de verwachte landelijke behoefte aan opvangplaatsen waaraan in de twee volgende jaren behoefte zal zijn, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet;\n \n \n –\n \n duurzame opvangplaatsen: opvangplaatsen die voor minimaal vijf jaar beschikbaar zijn;\n \n \n –\n \n opvangplaatsen van bijzondere aard: alle opvangplaatsen waarbij een bijzondere vorm van begeleiding en opvang noodzakelijk is vanwege de individuele kenmerken van de asielzoeker of de fase van het asiel- of vertrekproces;\n \n \n –\n \n uitkering: de specifieke uitkering, bedoeld in artikel 15a van de Financiële-verhoudingswet, voor duurzame opvangplaatsen op grond van artikel 9, tweede lid, onder b, van de wet;\n \n \n –\n \n wet:\n Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen.\n \n \n20241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-202420241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Raming en verdeling\n \n \n Artikel\n 2.1\n Capaciteitsraming, provinciale opvangopgaven en indicatieve verdelingen per gemeente\n \n \n 1\n Onze Minister stelt op basis van de Meerjaren Productie Prognose en het capaciteitsbesluit van het COA vast wat de capaciteitsraming is. Deze capaciteitsraming gaat uit van de verwachte behoefte aan opvangplaatsen voor asielzoekers in een bij ministeriële regeling te bepalen periode of op een in zodanige regeling te bepalen datum.\n \n \n 2\n De provinciale opvangopgave is de optelsom van de indicatieve verdelingen per gemeente in de provincie.\n \n \n 3\n De indicatieve verdeling per gemeente is de uitkomst, rekenkundig afgerond op een geheel getal, van de volgende formulereeks:\n (SES-WOA + 1)*iG/In = Wf\n BO*Wf/TWf = Iv\n in welke formule voorstelt:\n \n \n a.\n SES-WOA: weergave van de sociaaleconomische status op gemeenteniveau (SESWOA-score per gemeente van het Centraal Bureau voor de Statistiek;\n \n \n b.\n BO: de door Onze Minister van Justitie en Veiligheid vastgestelde behoefte aan opvangplaatsen bedoeld in het eerste lid;\n \n \n c.\n iG: het aantal inwoners van de gemeente volgens de meest recente door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde bevolkingscijfers;\n \n \n d.\n In: het aantal inwoners van Nederland volgens de meest recente door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde bevolkingscijfers;\n \n \n e.\n Wf: de wegingsfactor per gemeente;\n \n \n f.\n TWf: de totale wegingsfactor die wordt berekend door alle wegingsfactors van de gemeenten (Wf) bij elkaar op te tellen;\n \n \n g.\n Iv: de indicatieve verdeling per gemeente, bedoeld in artikel 3 van de wet.\n \n \n \n \n 4\n Onze Minister maakt de capaciteitsraming, de provinciale opvangopgaven en de indicatieve verdelingen per gemeente voor 1 februari bekend door middel van een publicatie in de Staatscourant.\n \n20241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n Artikel\n 2.2\n Opvangplaatsen van bijzondere aard\n \n \n 1\n Onze Minister neemt in de indicatieve verdeling per gemeente op hoeveel van de aan te bieden opvangplaatsen geschikt moeten zijn voor de opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. De totale geraamde landelijke behoefte aan opvangplaatsen voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen wordt indicatief over de gemeenten verdeeld op basis van de verdeling als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, waarbij BO in de formule de totale geraamde landelijke behoefte aan opvangplaatsen voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen voorstelt. De provinciale opvangopgave van alleenstaande minderjarige vreemdelingen wordt vastgesteld conform het bepaalde in artikel 2.1, tweede lid.\n \n \n 2\n Onze Minister kan uitsluitend in de provinciale opvangopgave opnemen dat wordt voorzien in een aanmeldvoorziening, indien acht is geslagen op een evenwichtige spreiding over het grondgebied van Nederland door rekening te houden met de omvang van de in artikel 2.1, tweede lid, bedoelde provinciale opvangopgaven.\n \n \n 3\n Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld over de verdeling van opvangplaatsen van bijzondere aard.\n \n20241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-202420241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Voorwaarden duurzame opvangplaatsen\n \n \n Artikel\n 3.1\n Minimale omvang duurzame opvangvoorzieningen\n \n \n 1\n Voor duurzame reguliere opvangvoorzieningen als bedoeld in artikel 2, derde lid, van de wet geldt een minimale omvang van honderd opvangplaatsen. Deze opvangplaatsen mogen verspreid worden over meerdere opvangvoorzieningen binnen de gemeente.\n \n \n 2\n Voor duurzame bijzondere opvangvoorzieningen als bedoeld in artikel 2, derde lid, van de wet geldt een minimale omvang van zestien opvangplaatsen. Deze opvangplaatsen mogen verspreid worden over meerdere opvangvoorzieningen binnen de gemeente.\n \n20241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n Artikel\n 3.2\n Vereisten ten behoeve van de uitkering voor duurzame opvangplaatsen\n \n \n 1\n Gemeenten kunnen in aanmerking komen voor een uitkering voor duurzame opvangplaatsen voor zover het aantal opvangplaatsen hoger is dan een bij ministeriële regeling te bepalen aantal.\n \n \n 2\n Bij ministeriële regeling wordt de hoogte van de uitkering bepaald.\n \n20241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-202420241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Exploitatie van een opvangvoorziening door of onder de verantwoordelijkheid van het college\n \n \n Artikel\n 4.1\n Voorwaarden exploitatie\n \n \n 1\n Het college kan een opvangvoorziening exploiteren wanneer kan worden voorzien in de materiële en immateriële opvang van asielzoekers.\n \n \n 2\n Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ten aanzien van:\n \n \n a.\n de materiële en immateriële opvang, bedoeld in het eerste lid;\n \n \n b.\n het uitsluiten van exploitatie, bedoeld in het eerste lid, van bepaalde opvangvoorzieningen met opvangplaatsen van bijzondere aard;\n \n \n c.\n het faciliteren van de taken die voortvloeien uit de Vreemdelingenwet 2000, de Wet Centraal orgaan opvang asielzoekers of uit Unierechtelijke verplichtingen; of\n \n \n d.\n de inzet van derde partijen.\n \n \n \n20241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-202420241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Wijziging Ambtsinstructie commissaris van de Koning\n \n Artikel\n 5.1\n Wijziging ambtsinstructie commissaris van de Koning\n Wijzigt de Ambtsinstructie commissaris van de Koning.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden20241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 6\n Overgangs- en slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 6.1\n Inwerkingtreding\n \n De Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen en dit besluit treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, met uitzondering van artikel 5.1 van dit besluit, dat twee maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst in werking treedt.\n20241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n Artikel\n 6.2\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen.\n20241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-202420241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 26 januari 2024\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,\n \n E. van der\n Burg\n \n \n \n de dertigste januari 2024\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n \n20241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n20241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049310/2024-03-30_0/xml/BWBR0049310_2024-03-30_0.xml", "content": "\n Besluit van 26 januari 2024, houdende regels inzake de uitvoering van de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen alsmede vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen (Besluit gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen)20241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-2024\n Besluit gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen20241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 8 december 2023, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 5045523;\n Gelet op de artikelen 2, eerste en derde lid, 3, eerste lid, 9, tweede lid, onderdeel b, van de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen en 3b, tweede lid, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 17 januari 2024, No. W16.23.00372/II);\n Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 26 januari 2024, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr.5182321\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n20241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1.1\n Definitiebepaling\n \n In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n –\n \n aanmeldvoorziening: een voorziening waar asielzoekers opgevangen worden ten behoeve van activiteiten/werkzaamheden in het kader van het aanmeldproces;\n \n \n –\n \n capaciteitsraming: de verwachte landelijke behoefte aan opvangplaatsen waaraan in de twee volgende jaren behoefte zal zijn, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet;\n \n \n –\n \n duurzame opvangplaatsen: opvangplaatsen die voor minimaal vijf jaar beschikbaar zijn;\n \n \n –\n \n opvangplaatsen van bijzondere aard: alle opvangplaatsen waarbij een bijzondere vorm van begeleiding en opvang noodzakelijk is vanwege de individuele kenmerken van de asielzoeker of de fase van het asiel- of vertrekproces;\n \n \n –\n \n uitkering: de specifieke uitkering, bedoeld in artikel 15a van de Financiële-verhoudingswet, voor duurzame opvangplaatsen op grond van artikel 9, tweede lid, onder b, van de wet;\n \n \n –\n \n wet:\n Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen.\n \n \n20241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-202420241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Raming en verdeling\n \n \n Artikel\n 2.1\n Capaciteitsraming, provinciale opvangopgaven en indicatieve verdelingen per gemeente\n \n \n 1\n Onze Minister stelt op basis van de Meerjaren Productie Prognose en het capaciteitsbesluit van het COA vast wat de capaciteitsraming is. Deze capaciteitsraming gaat uit van de verwachte behoefte aan opvangplaatsen voor asielzoekers in een bij ministeriële regeling te bepalen periode of op een in zodanige regeling te bepalen datum.\n \n \n 2\n De provinciale opvangopgave is de optelsom van de indicatieve verdelingen per gemeente in de provincie.\n \n \n 3\n De indicatieve verdeling per gemeente is de uitkomst, rekenkundig afgerond op een geheel getal, van de volgende formulereeks:\n (SES-WOA + 1)*iG/In = Wf\n BO*Wf/TWf = Iv\n in welke formule voorstelt:\n \n \n a.\n SES-WOA: weergave van de sociaaleconomische status op gemeenteniveau (SESWOA-score per gemeente van het Centraal Bureau voor de Statistiek;\n \n \n b.\n BO: de door Onze Minister van Justitie en Veiligheid vastgestelde behoefte aan opvangplaatsen bedoeld in het eerste lid;\n \n \n c.\n iG: het aantal inwoners van de gemeente volgens de meest recente door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde bevolkingscijfers;\n \n \n d.\n In: het aantal inwoners van Nederland volgens de meest recente door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde bevolkingscijfers;\n \n \n e.\n Wf: de wegingsfactor per gemeente;\n \n \n f.\n TWf: de totale wegingsfactor die wordt berekend door alle wegingsfactors van de gemeenten (Wf) bij elkaar op te tellen;\n \n \n g.\n Iv: de indicatieve verdeling per gemeente, bedoeld in artikel 3 van de wet.\n \n \n \n \n 4\n Onze Minister maakt de capaciteitsraming, de provinciale opvangopgaven en de indicatieve verdelingen per gemeente voor 1 februari bekend door middel van een publicatie in de Staatscourant.\n \n20241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n Artikel\n 2.2\n Opvangplaatsen van bijzondere aard\n \n \n 1\n Onze Minister neemt in de indicatieve verdeling per gemeente op hoeveel van de aan te bieden opvangplaatsen geschikt moeten zijn voor de opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. De totale geraamde landelijke behoefte aan opvangplaatsen voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen wordt indicatief over de gemeenten verdeeld op basis van de verdeling als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, waarbij BO in de formule de totale geraamde landelijke behoefte aan opvangplaatsen voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen voorstelt. De provinciale opvangopgave van alleenstaande minderjarige vreemdelingen wordt vastgesteld conform het bepaalde in artikel 2.1, tweede lid.\n \n \n 2\n Onze Minister kan uitsluitend in de provinciale opvangopgave opnemen dat wordt voorzien in een aanmeldvoorziening, indien acht is geslagen op een evenwichtige spreiding over het grondgebied van Nederland door rekening te houden met de omvang van de in artikel 2.1, tweede lid, bedoelde provinciale opvangopgaven.\n \n \n 3\n Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld over de verdeling van opvangplaatsen van bijzondere aard.\n \n20241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-202420241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Voorwaarden duurzame opvangplaatsen\n \n \n Artikel\n 3.1\n Minimale omvang duurzame opvangvoorzieningen\n \n \n 1\n Voor duurzame reguliere opvangvoorzieningen als bedoeld in artikel 2, derde lid, van de wet geldt een minimale omvang van honderd opvangplaatsen. Deze opvangplaatsen mogen verspreid worden over meerdere opvangvoorzieningen binnen de gemeente.\n \n \n 2\n Voor duurzame bijzondere opvangvoorzieningen als bedoeld in artikel 2, derde lid, van de wet geldt een minimale omvang van zestien opvangplaatsen. Deze opvangplaatsen mogen verspreid worden over meerdere opvangvoorzieningen binnen de gemeente.\n \n20241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n Artikel\n 3.2\n Vereisten ten behoeve van de uitkering voor duurzame opvangplaatsen\n \n \n 1\n Gemeenten kunnen in aanmerking komen voor een uitkering voor duurzame opvangplaatsen voor zover het aantal opvangplaatsen hoger is dan een bij ministeriële regeling te bepalen aantal.\n \n \n 2\n Bij ministeriële regeling wordt de hoogte van de uitkering bepaald.\n \n20241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-202420241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Exploitatie van een opvangvoorziening door of onder de verantwoordelijkheid van het college\n \n \n Artikel\n 4.1\n Voorwaarden exploitatie\n \n \n 1\n Het college kan een opvangvoorziening exploiteren wanneer kan worden voorzien in de materiële en immateriële opvang van asielzoekers.\n \n \n 2\n Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ten aanzien van:\n \n \n a.\n de materiële en immateriële opvang, bedoeld in het eerste lid;\n \n \n b.\n het uitsluiten van exploitatie, bedoeld in het eerste lid, van bepaalde opvangvoorzieningen met opvangplaatsen van bijzondere aard;\n \n \n c.\n het faciliteren van de taken die voortvloeien uit de Vreemdelingenwet 2000, de Wet Centraal orgaan opvang asielzoekers of uit Unierechtelijke verplichtingen; of\n \n \n d.\n de inzet van derde partijen.\n \n \n \n20241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-202420241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 5\n Wijziging Ambtsinstructie commissaris van de Koning\n \n \n Artikel\n 5.1\n Wijziging ambtsinstructie commissaris van de Koning\n \n \n Wijzigt de Ambtsinstructie commissaris van de Koning.\n \n20241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202430-03-202420241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 6\n Overgangs- en slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 6.1\n Inwerkingtreding\n \n De Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen en dit besluit treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, met uitzondering van artikel 5.1 van dit besluit, dat twee maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst in werking treedt.\n20241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n Artikel\n 6.2\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen.\n20241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-202420241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 26 januari 2024\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,\n \n E. van der\n Burg\n \n \n \n de dertigste januari 2024\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n \n20241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-2024\n \n20241330-01-202426-01-202420241330-01-202426-01-202431-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049310/manifest.xml", "content": "2024-01-312024-02-01T06:42:41+01:002024-05-31T06:19:54+02:00BWBR0049310.WTI2024-01-312024-03-292024-01-319999-12-312024-02-01T06:42:48+01:002024-03-30T06:57:36+01:00491691b19d15cd6ed39296398497f8d05778a4159bf63d523a1022d3de88e1a8eb2cdb553231362771696a8eaa204b131740f958c8f1eaea844a3218bb898336b54112024-03-309999-12-312024-03-309999-12-312024-03-30T06:57:35+01:002024-03-30T06:57:35+01:005024839304bf11fdc30799b49954d0e4963d193b92aa4c38732a71be2619a026064d5086b111db5a68ccfd98357c320cbe4e4dcf43898ce2f7c60c1b094d9c5dd5f49", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049312/2024-01-31_0/xml/BWBR0049312_2024-01-31_0.xml", "content": "\n Capaciteitsraming, provinciale opvangopgave en indicatieve verdeling per gemeente 20242024332031-01-202431-01-202451919692024332031-01-202431-01-2024519196931-01-2024\n Capaciteitsraming, provinciale opvangopgave en indicatieve verdeling per gemeente 20242024332031-01-202431-01-202451919692024332031-01-202431-01-2024519196931-01-2024\n \n \n De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,\n2024332031-01-202431-01-202451919692024332031-01-202431-01-2024519196931-01-2024\n \n \n Gelet op de artikelen 2 en 3 van de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen en artikelen 2.1 en 2.2 van het Besluit gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen;\n Maakt bekend:\n2024332031-01-202431-01-202451919692024332031-01-202431-01-2024519196931-01-2024\n \n \n Capaciteitsraming\n Het aantal opvangplaatsen voor asielzoekers waaraan in de volgende twee jaren naar verwachting behoefte zal zijn, als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wet gemeentelijke mogelijk maken asielopvangvoorzieningen, bedraagt in totaal 96.000 opvangplaatsen.\n2024332031-01-202431-01-202451919692024332031-01-202431-01-2024519196931-01-2024\n2024332031-01-202431-01-202451919692024332031-01-202431-01-2024519196931-01-2024\n \n \n Provinciale opgave\n De verdeling van het benodigd aantal opvangplaatsen over alle provincies, zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid van de Wet gemeentelijke mogelijk maken asielopvangvoorzieningen jo. artikel 2.1, tweede lid van het Besluit gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen, bedraagt het aantal opvangplaatsen per provincie zoals opgenomen in tabel 1.\n \n Tabel 1 – Verdeling van het benodigd aantal opvangplaatsen per provincie (provinciale opgave)\n \n \n \n \n \n \n Provincie\n \n \n Aantal opvangplaatsen\n \n \n \n \n \n \n Drenthe\n \n \n 2.691\n \n \n \n \n Flevoland\n \n \n 2.441\n \n \n \n \n Fryslân\n \n \n 3.391\n \n \n \n \n Gelderland\n \n \n 11.704\n \n \n \n \n Groningen\n \n \n 2.715\n \n \n \n \n Limburg\n \n \n 5.662\n \n \n \n \n Noord-Brabant\n \n \n 14.689\n \n \n \n \n Noord-Holland\n \n \n 16.290\n \n \n \n \n Overijssel\n \n \n 6.325\n \n \n \n \n Utrecht\n \n \n 8.207\n \n \n \n \n Zeeland\n \n \n 2.109\n \n \n \n \n Zuid-Holland\n \n \n 19.776\n \n \n \n \n \n2024332031-01-202431-01-202451919692024332031-01-202431-01-2024519196931-01-2024\n2024332031-01-202431-01-202451919692024332031-01-202431-01-2024519196931-01-2024\n \n \n Indicatieve verdeling per gemeente\n De indicatieve verdeling van het benodigd aantal opvangplaatsen per gemeente, zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid van de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen jo. artikel 2.2, eerste lid van het Besluit gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen, bedraagt het aantal opvangplaatsen zoals opgenomen in tabel 2.\n \n Tabel 2 – Indicatieve verdeling van het benodigd aantal opvangplaatsen per gemeente\n \n \n \n \n \n \n \n Gemeente\n \n \n Aantal opvangplaatsen\n \n \n Waarvan geschikt ten behoeve van de opvang van amv’s\n \n \n \n \n \n \n Aa en Hunze\n \n \n 156\n \n \n 13\n \n \n \n \n Aalsmeer\n \n \n 211\n \n \n 18\n \n \n \n \n Aalten\n \n \n 157\n \n \n 13\n \n \n \n \n Achtkarspelen\n \n \n 140\n \n \n 12\n \n \n \n \n Alblasserdam\n \n \n 110\n \n \n 9\n \n \n \n \n Albrandswaard\n \n \n 170\n \n \n 14\n \n \n \n \n Alkmaar\n \n \n 603\n \n \n 51\n \n \n \n \n Almelo\n \n \n 323\n \n \n 27\n \n \n \n \n Almere\n \n \n 1.233\n \n \n 105\n \n \n \n \n Alphen aan den Rijn\n \n \n 686\n \n \n 58\n \n \n \n \n Alphen-Chaam\n \n \n 70\n \n \n 6\n \n \n \n \n Altena\n \n \n 343\n \n \n 29\n \n \n \n \n Ameland\n \n \n 22\n \n \n 2\n \n \n \n \n Amersfoort\n \n \n 961\n \n \n 82\n \n \n \n \n Amstelveen\n \n \n 561\n \n \n 48\n \n \n \n \n Amsterdam\n \n \n 4.479\n \n \n 380\n \n \n \n \n Apeldoorn\n \n \n 909\n \n \n 77\n \n \n \n \n Arnhem\n \n \n 720\n \n \n 61\n \n \n \n \n Assen\n \n \n 360\n \n \n 31\n \n \n \n \n Asten\n \n \n 101\n \n \n 9\n \n \n \n \n Baarle-Nassau\n \n \n 42\n \n \n 4\n \n \n \n \n Baarn\n \n \n 152\n \n \n 13\n \n \n \n \n Barendrecht\n \n \n 316\n \n \n 27\n \n \n \n \n Barneveld\n \n \n 382\n \n \n 32\n \n \n \n \n Beek (L.)\n \n \n 90\n \n \n 8\n \n \n \n \n Beekdaelen\n \n \n 204\n \n \n 17\n \n \n \n \n Beesel\n \n \n 72\n \n \n 6\n \n \n \n \n Berg en Dal\n \n \n 192\n \n \n 16\n \n \n \n \n Bergeijk\n \n \n 123\n \n \n 10\n \n \n \n \n Bergen (L.)\n \n \n 73\n \n \n 6\n \n \n \n \n Bergen (NH.)\n \n \n 185\n \n \n 16\n \n \n \n \n Bergen op Zoom\n \n \n 352\n \n \n 30\n \n \n \n \n Berkelland\n \n \n 255\n \n \n 22\n \n \n \n \n Bernheze\n \n \n 201\n \n \n 17\n \n \n \n \n Best\n \n \n 192\n \n \n 16\n \n \n \n \n Beuningen\n \n \n 160\n \n \n 14\n \n \n \n \n Beverwijk\n \n \n 226\n \n \n 19\n \n \n \n \n Bladel\n \n \n 134\n \n \n 11\n \n \n \n \n Blaricum\n \n \n 85\n \n \n 7\n \n \n \n \n Bloemendaal\n \n \n 169\n \n \n 14\n \n \n \n \n Bodegraven-Reeuwijk\n \n \n 232\n \n \n 20\n \n \n \n \n Boekel\n \n \n 71\n \n \n 6\n \n \n \n \n Borger-Odoorn\n \n \n 140\n \n \n 12\n \n \n \n \n Borne\n \n \n 148\n \n \n 13\n \n \n \n \n Borsele\n \n \n 139\n \n \n 12\n \n \n \n \n Boxtel\n \n \n 192\n \n \n 16\n \n \n \n \n Breda\n \n \n 1.016\n \n \n 86\n \n \n \n \n Bronckhorst\n \n \n 221\n \n \n 19\n \n \n \n \n Brummen\n \n \n 119\n \n \n 10\n \n \n \n \n Brunssum\n \n \n 122\n \n \n 10\n \n \n \n \n Bunnik\n \n \n 111\n \n \n 9\n \n \n \n \n Bunschoten\n \n \n 141\n \n \n 12\n \n \n \n \n Buren\n \n \n 174\n \n \n 15\n \n \n \n \n Capelle aan den IJssel\n \n \n 344\n \n \n 29\n \n \n \n \n Castricum\n \n \n 240\n \n \n 20\n \n \n \n \n Coevorden\n \n \n 188\n \n \n 16\n \n \n \n \n Cranendonck\n \n \n 125\n \n \n 11\n \n \n \n \n Culemborg\n \n \n 176\n \n \n 15\n \n \n \n \n Dalfsen\n \n \n 188\n \n \n 16\n \n \n \n \n Dantumadiel\n \n \n 96\n \n \n 8\n \n \n \n \n De Bilt\n \n \n 277\n \n \n 23\n \n \n \n \n De Fryske Marren\n \n \n 301\n \n \n 25\n \n \n \n \n De Ronde Venen\n \n \n 290\n \n \n 25\n \n \n \n \n De Wolden\n \n \n 152\n \n \n 13\n \n \n \n \n Delft\n \n \n 434\n \n \n 37\n \n \n \n \n Den Helder\n \n \n 257\n \n \n 22\n \n \n \n \n Deurne\n \n \n 191\n \n \n 16\n \n \n \n \n Deventer\n \n \n 529\n \n \n 45\n \n \n \n \n Diemen\n \n \n 175\n \n \n 15\n \n \n \n \n Dijk en Waard\n \n \n 526\n \n \n 45\n \n \n \n \n Dinkelland\n \n \n 172\n \n \n 15\n \n \n \n \n Doesburg\n \n \n 51\n \n \n 4\n \n \n \n \n Doetinchem\n \n \n 307\n \n \n 26\n \n \n \n \n Dongen\n \n \n 162\n \n \n 14\n \n \n \n \n Dordrecht\n \n \n 611\n \n \n 52\n \n \n \n \n Drechterland\n \n \n 125\n \n \n 11\n \n \n \n \n Drimmelen\n \n \n 171\n \n \n 15\n \n \n \n \n Dronten\n \n \n 246\n \n \n 21\n \n \n \n \n Druten\n \n \n 114\n \n \n 10\n \n \n \n \n Duiven\n \n \n 144\n \n \n 12\n \n \n \n \n Echt-Susteren\n \n \n 178\n \n \n 15\n \n \n \n \n Edam-Volendam\n \n \n 236\n \n \n 20\n \n \n \n \n Ede\n \n \n 719\n \n \n 61\n \n \n \n \n Eemnes\n \n \n 62\n \n \n 5\n \n \n \n \n Eemsdelta\n \n \n 206\n \n \n 17\n \n \n \n \n Eersel\n \n \n 131\n \n \n 11\n \n \n \n \n Eijsden-Margraten\n \n \n 167\n \n \n 14\n \n \n \n \n Eindhoven\n \n \n 1.198\n \n \n 102\n \n \n \n \n Elburg\n \n \n 138\n \n \n 12\n \n \n \n \n Emmen\n \n \n 495\n \n \n 42\n \n \n \n \n Enkhuizen\n \n \n 97\n \n \n 8\n \n \n \n \n Enschede\n \n \n 638\n \n \n 54\n \n \n \n \n Epe\n \n \n 189\n \n \n 16\n \n \n \n \n Ermelo\n \n \n 160\n \n \n 14\n \n \n \n \n Etten-Leur\n \n \n 257\n \n \n 22\n \n \n \n \n Geertruidenberg\n \n \n 125\n \n \n 11\n \n \n \n \n Geldrop-Mierlo\n \n \n 231\n \n \n 20\n \n \n \n \n Gemert-Bakel\n \n \n 181\n \n \n 15\n \n \n \n \n Gennep\n \n \n 100\n \n \n 9\n \n \n \n \n Gilze en Rijen\n \n \n 153\n \n \n 13\n \n \n \n \n Goeree-Overflakkee\n \n \n 298\n \n \n 25\n \n \n \n \n Goes\n \n \n 210\n \n \n 18\n \n \n \n \n Goirle\n \n \n 151\n \n \n 13\n \n \n \n \n Gooise Meren\n \n \n 389\n \n \n 33\n \n \n \n \n Gorinchem\n \n \n 199\n \n \n 17\n \n \n \n \n Gouda\n \n \n 407\n \n \n 35\n \n \n \n \n Groningen\n \n \n 969\n \n \n 82\n \n \n \n \n Gulpen-Wittem\n \n \n 81\n \n \n 7\n \n \n \n \n Haaksbergen\n \n \n 143\n \n \n 12\n \n \n \n \n Haarlem\n \n \n 963\n \n \n 82\n \n \n \n \n Haarlemmermeer\n \n \n 1.015\n \n \n 86\n \n \n \n \n Halderberge\n \n \n 173\n \n \n 15\n \n \n \n \n Hardenberg\n \n \n 355\n \n \n 30\n \n \n \n \n Harderwijk\n \n \n 273\n \n \n 23\n \n \n \n \n Hardinxveld-Giessendam\n \n \n 110\n \n \n 9\n \n \n \n \n Harlingen\n \n \n 74\n \n \n 6\n \n \n \n \n Hattem\n \n \n 77\n \n \n 7\n \n \n \n \n Heemskerk\n \n \n 224\n \n \n 19\n \n \n \n \n Heemstede\n \n \n 191\n \n \n 16\n \n \n \n \n Heerde\n \n \n 116\n \n \n 10\n \n \n \n \n Heerenveen\n \n \n 277\n \n \n 23\n \n \n \n \n Heerlen\n \n \n 321\n \n \n 27\n \n \n \n \n Heeze-Leende\n \n \n 111\n \n \n 9\n \n \n \n \n Heiloo\n \n \n 155\n \n \n 13\n \n \n \n \n Hellendoorn\n \n \n 215\n \n \n 18\n \n \n \n \n Helmond\n \n \n 462\n \n \n 39\n \n \n \n \n Hendrik-Ido-Ambacht\n \n \n 204\n \n \n 17\n \n \n \n \n Hengelo (O.)\n \n \n 415\n \n \n 35\n \n \n \n \n Het Hogeland\n \n \n 251\n \n \n 21\n \n \n \n \n Heumen\n \n \n 105\n \n \n 9\n \n \n \n \n Heusden\n \n \n 272\n \n \n 23\n \n \n \n \n Hillegom\n \n \n 135\n \n \n 11\n \n \n \n \n Hilvarenbeek\n \n \n 106\n \n \n 9\n \n \n \n \n Hilversum\n \n \n 536\n \n \n 45\n \n \n \n \n Hoeksche Waard\n \n \n 549\n \n \n 47\n \n \n \n \n Hof van Twente\n \n \n 209\n \n \n 18\n \n \n \n \n Hollands Kroon\n \n \n 279\n \n \n 24\n \n \n \n \n Hoogeveen\n \n \n 280\n \n \n 24\n \n \n \n \n Hoorn\n \n \n 399\n \n \n 34\n \n \n \n \n Horst aan de Maas\n \n \n 267\n \n \n 23\n \n \n \n \n Houten\n \n \n 344\n \n \n 29\n \n \n \n \n Huizen\n \n \n 239\n \n \n 20\n \n \n \n \n Hulst\n \n \n 154\n \n \n 13\n \n \n \n \n IJsselstein\n \n \n 205\n \n \n 17\n \n \n \n \n Kaag en Braassem\n \n \n 179\n \n \n 15\n \n \n \n \n Kampen\n \n \n 308\n \n \n 26\n \n \n \n \n Kapelle\n \n \n 81\n \n \n 7\n \n \n \n \n Katwijk\n \n \n 398\n \n \n 34\n \n \n \n \n Kerkrade\n \n \n 177\n \n \n 15\n \n \n \n \n Koggenland\n \n \n 149\n \n \n 13\n \n \n \n \n Krimpen aan den IJssel\n \n \n 164\n \n \n 14\n \n \n \n \n Krimpenerwaard\n \n \n 341\n \n \n 29\n \n \n \n \n Laarbeek\n \n \n 139\n \n \n 12\n \n \n \n \n Land van Cuijk\n \n \n 536\n \n \n 45\n \n \n \n \n Landgraaf\n \n \n 172\n \n \n 15\n \n \n \n \n Landsmeer\n \n \n 76\n \n \n 6\n \n \n \n \n Lansingerland\n \n \n 446\n \n \n 38\n \n \n \n \n Laren (NH.)\n \n \n 79\n \n \n 7\n \n \n \n \n Leeuwarden\n \n \n 563\n \n \n 48\n \n \n \n \n Leiden\n \n \n 619\n \n \n 52\n \n \n \n \n Leiderdorp\n \n \n 173\n \n \n 15\n \n \n \n \n Leidschendam-Voorburg\n \n \n 448\n \n \n 38\n \n \n \n \n Lelystad\n \n \n 405\n \n \n 34\n \n \n \n \n Leudal\n \n \n 216\n \n \n 18\n \n \n \n \n Leusden\n \n \n 207\n \n \n 18\n \n \n \n \n Lingewaard\n \n \n 284\n \n \n 24\n \n \n \n \n Lisse\n \n \n 140\n \n \n 12\n \n \n \n \n Lochem\n \n \n 211\n \n \n 18\n \n \n \n \n Loon op Zand\n \n \n 139\n \n \n 12\n \n \n \n \n Lopik\n \n \n 93\n \n \n 8\n \n \n \n \n Losser\n \n \n 130\n \n \n 11\n \n \n \n \n Maasdriel\n \n \n 154\n \n \n 13\n \n \n \n \n Maasgouw\n \n \n 142\n \n \n 12\n \n \n \n \n Maashorst\n \n \n 341\n \n \n 29\n \n \n \n \n Maassluis\n \n \n 181\n \n \n 15\n \n \n \n \n Maastricht\n \n \n 493\n \n \n 42\n \n \n \n \n Medemblik\n \n \n 263\n \n \n 22\n \n \n \n \n Meerssen\n \n \n 111\n \n \n 9\n \n \n \n \n Meierijstad\n \n \n 507\n \n \n 43\n \n \n \n \n Meppel\n \n \n 193\n \n \n 16\n \n \n \n \n Middelburg (Z.)\n \n \n 262\n \n \n 22\n \n \n \n \n Midden-Delfland\n \n \n 133\n \n \n 11\n \n \n \n \n Midden-Drenthe\n \n \n 198\n \n \n 17\n \n \n \n \n Midden-Groningen\n \n \n 289\n \n \n 24\n \n \n \n \n Moerdijk\n \n \n 214\n \n \n 18\n \n \n \n \n Molenlanden\n \n \n 280\n \n \n 24\n \n \n \n \n Montferland\n \n \n 201\n \n \n 17\n \n \n \n \n Montfoort\n \n \n 92\n \n \n 8\n \n \n \n \n Mook en Middelaar\n \n \n 51\n \n \n 4\n \n \n \n \n Neder-Betuwe\n \n \n 145\n \n \n 12\n \n \n \n \n Nederweert\n \n \n 105\n \n \n 9\n \n \n \n \n Nieuwegein\n \n \n 364\n \n \n 31\n \n \n \n \n Nieuwkoop\n \n \n 188\n \n \n 16\n \n \n \n \n Nijkerk\n \n \n 278\n \n \n 24\n \n \n \n \n Nijmegen\n \n \n 817\n \n \n 69\n \n \n \n \n Nissewaard\n \n \n 445\n \n \n 38\n \n \n \n \n Noardeast-Fryslân\n \n \n 234\n \n \n 20\n \n \n \n \n Noord-Beveland\n \n \n 44\n \n \n 4\n \n \n \n \n Noordenveld\n \n \n 186\n \n \n 16\n \n \n \n \n Noordoostpolder\n \n \n 277\n \n \n 23\n \n \n \n \n Noordwijk\n \n \n 275\n \n \n 23\n \n \n \n \n Nuenen c.a.\n \n \n 159\n \n \n 13\n \n \n \n \n Nunspeet\n \n \n 167\n \n \n 14\n \n \n \n \n Oegstgeest\n \n \n 179\n \n \n 15\n \n \n \n \n Oirschot\n \n \n 126\n \n \n 11\n \n \n \n \n Oisterwijk\n \n \n 205\n \n \n 17\n \n \n \n \n Oldambt\n \n \n 170\n \n \n 14\n \n \n \n \n Oldebroek\n \n \n 141\n \n \n 12\n \n \n \n \n Oldenzaal\n \n \n 175\n \n \n 15\n \n \n \n \n Olst-Wijhe\n \n \n 112\n \n \n 9\n \n \n \n \n Ommen\n \n \n 112\n \n \n 10\n \n \n \n \n Oost Gelre\n \n \n 182\n \n \n 15\n \n \n \n \n Oosterhout\n \n \n 320\n \n \n 27\n \n \n \n \n Ooststellingwerf\n \n \n 136\n \n \n 12\n \n \n \n \n Oostzaan\n \n \n 62\n \n \n 5\n \n \n \n \n Opmeer\n \n \n 74\n \n \n 6\n \n \n \n \n Opsterland\n \n \n 173\n \n \n 15\n \n \n \n \n Oss\n \n \n 507\n \n \n 43\n \n \n \n \n Oude IJsselstreek\n \n \n 211\n \n \n 18\n \n \n \n \n Ouder-Amstel\n \n \n 91\n \n \n 8\n \n \n \n \n Oudewater\n \n \n 65\n \n \n 5\n \n \n \n \n Overbetuwe\n \n \n 297\n \n \n 25\n \n \n \n \n Papendrecht\n \n \n 183\n \n \n 16\n \n \n \n \n Peel en Maas\n \n \n 271\n \n \n 23\n \n \n \n \n Pekela\n \n \n 51\n \n \n 4\n \n \n \n \n Pijnacker-Nootdorp\n \n \n 397\n \n \n 34\n \n \n \n \n Purmerend\n \n \n 515\n \n \n 44\n \n \n \n \n Putten\n \n \n 152\n \n \n 13\n \n \n \n \n Raalte\n \n \n 233\n \n \n 20\n \n \n \n \n Reimerswaal\n \n \n 129\n \n \n 11\n \n \n \n \n Renkum\n \n \n 185\n \n \n 16\n \n \n \n \n Renswoude\n \n \n 39\n \n \n 3\n \n \n \n \n Reusel-De Mierden\n \n \n 87\n \n \n 7\n \n \n \n \n Rheden\n \n \n 215\n \n \n 18\n \n \n \n \n Rhenen\n \n \n 120\n \n \n 10\n \n \n \n \n Ridderkerk\n \n \n 250\n \n \n 21\n \n \n \n \n Rijssen-Holten\n \n \n 230\n \n \n 19\n \n \n \n \n Rijswijk (ZH.)\n \n \n 306\n \n \n 26\n \n \n \n \n Roerdalen\n \n \n 116\n \n \n 10\n \n \n \n \n Roermond\n \n \n 290\n \n \n 25\n \n \n \n \n Roosendaal\n \n \n 401\n \n \n 34\n \n \n \n \n Rotterdam\n \n \n 2.667\n \n \n 226\n \n \n \n \n Rozendaal\n \n \n 14\n \n \n 1\n \n \n \n \n Rucphen\n \n \n 126\n \n \n 11\n \n \n \n \n Schagen\n \n \n 276\n \n \n 23\n \n \n \n \n Scherpenzeel\n \n \n 64\n \n \n 5\n \n \n \n \n Schiedam\n \n \n 378\n \n \n 32\n \n \n \n \n Schiermonnikoog\n \n \n 5\n \n \n 0\n \n \n \n \n Schouwen-Duiveland\n \n \n 197\n \n \n 17\n \n \n \n \n ‘s-Gravenhage\n \n \n 2.513\n \n \n 213\n \n \n \n \n ‘s-Hertogenbosch\n \n \n 879\n \n \n 75\n \n \n \n \n Simpelveld\n \n \n 55\n \n \n 5\n \n \n \n \n Sint-Michielsgestel\n \n \n 196\n \n \n 17\n \n \n \n \n Sittard-Geleen\n \n \n 434\n \n \n 37\n \n \n \n \n Sliedrecht\n \n \n 139\n \n \n 12\n \n \n \n \n Sluis\n \n \n 126\n \n \n 11\n \n \n \n \n Smallingerland\n \n \n 278\n \n \n 24\n \n \n \n \n Soest\n \n \n 286\n \n \n 24\n \n \n \n \n Someren\n \n \n 121\n \n \n 10\n \n \n \n \n Son en Breugel\n \n \n 119\n \n \n 10\n \n \n \n \n Stadskanaal\n \n \n 140\n \n \n 12\n \n \n \n \n Staphorst\n \n \n 112\n \n \n 10\n \n \n \n \n Stede Broec\n \n \n 123\n \n \n 10\n \n \n \n \n Steenbergen\n \n \n 134\n \n \n 11\n \n \n \n \n Steenwijkerland\n \n \n 245\n \n \n 21\n \n \n \n \n Stein (L.)\n \n \n 136\n \n \n 11\n \n \n \n \n Stichtse Vecht\n \n \n 410\n \n \n 35\n \n \n \n \n Súdwest-Fryslân\n \n \n 488\n \n \n 41\n \n \n \n \n Terneuzen\n \n \n 277\n \n \n 24\n \n \n \n \n Terschelling\n \n \n 26\n \n \n 2\n \n \n \n \n Texel\n \n \n 82\n \n \n 7\n \n \n \n \n Teylingen\n \n \n 252\n \n \n 21\n \n \n \n \n Tholen\n \n \n 147\n \n \n 12\n \n \n \n \n Tiel\n \n \n 212\n \n \n 18\n \n \n \n \n Tilburg\n \n \n 1.076\n \n \n 91\n \n \n \n \n Tubbergen\n \n \n 137\n \n \n 12\n \n \n \n \n Twenterand\n \n \n 183\n \n \n 16\n \n \n \n \n Tynaarlo\n \n \n 224\n \n \n 19\n \n \n \n \n Tytsjerksteradiel\n \n \n 184\n \n \n 16\n \n \n \n \n Uitgeest\n \n \n 88\n \n \n 7\n \n \n \n \n Uithoorn\n \n \n 190\n \n \n 16\n \n \n \n \n Urk\n \n \n 136\n \n \n 12\n \n \n \n \n Utrecht\n \n \n 1.988\n \n \n 169\n \n \n \n \n Utrechtse Heuvelrug\n \n \n 313\n \n \n 27\n \n \n \n \n Vaals\n \n \n 44\n \n \n 4\n \n \n \n \n Valkenburg aan de Geul\n \n \n 89\n \n \n 8\n \n \n \n \n Valkenswaard\n \n \n 176\n \n \n 15\n \n \n \n \n Veendam\n \n \n 127\n \n \n 11\n \n \n \n \n Veenendaal\n \n \n 380\n \n \n 32\n \n \n \n \n Veere\n \n \n 139\n \n \n 12\n \n \n \n \n Veldhoven\n \n \n 288\n \n \n 24\n \n \n \n \n Velsen\n \n \n 377\n \n \n 32\n \n \n \n \n Venlo\n \n \n 489\n \n \n 41\n \n \n \n \n Venray\n \n \n 245\n \n \n 21\n \n \n \n \n Vijfheerenlanden\n \n \n 346\n \n \n 29\n \n \n \n \n Vlaardingen\n \n \n 351\n \n \n 30\n \n \n \n \n Vlieland\n \n \n 7\n \n \n 1\n \n \n \n \n Vlissingen\n \n \n 204\n \n \n 17\n \n \n \n \n Voerendaal\n \n \n 74\n \n \n 6\n \n \n \n \n Voorne aan Zee\n \n \n 431\n \n \n 37\n \n \n \n \n Voorschoten\n \n \n 167\n \n \n 14\n \n \n \n \n Voorst\n \n \n 156\n \n \n 13\n \n \n \n \n Vught\n \n \n 206\n \n \n 17\n \n \n \n \n Waadhoeke\n \n \n 245\n \n \n 21\n \n \n \n \n Waalre\n \n \n 119\n \n \n 10\n \n \n \n \n Waalwijk\n \n \n 269\n \n \n 23\n \n \n \n \n Waddinxveen\n \n \n 195\n \n \n 17\n \n \n \n \n Wageningen\n \n \n 165\n \n \n 14\n \n \n \n \n Wassenaar\n \n \n 158\n \n \n 13\n \n \n \n \n Waterland\n \n \n 113\n \n \n 10\n \n \n \n \n Weert\n \n \n 277\n \n \n 23\n \n \n \n \n West Betuwe\n \n \n 331\n \n \n 28\n \n \n \n \n West Maas en Waal\n \n \n 121\n \n \n 10\n \n \n \n \n Westerkwartier\n \n \n 381\n \n \n 32\n \n \n \n \n Westerveld\n \n \n 119\n \n \n 10\n \n \n \n \n Westervoort\n \n \n 80\n \n \n 7\n \n \n \n \n Westerwolde\n \n \n 131\n \n \n 11\n \n \n \n \n Westland\n \n \n 702\n \n \n 60\n \n \n \n \n Weststellingwerf\n \n \n 142\n \n \n 12\n \n \n \n \n Wierden\n \n \n 157\n \n \n 13\n \n \n \n \n Wijchen\n \n \n 243\n \n \n 21\n \n \n \n \n Wijdemeren\n \n \n 157\n \n \n 13\n \n \n \n \n Wijk bij Duurstede\n \n \n 152\n \n \n 13\n \n \n \n \n Winterswijk\n \n \n 157\n \n \n 13\n \n \n \n \n Woensdrecht\n \n \n 124\n \n \n 10\n \n \n \n \n Woerden\n \n \n 337\n \n \n 29\n \n \n \n \n Wormerland\n \n \n 98\n \n \n 8\n \n \n \n \n Woudenberg\n \n \n 94\n \n \n 8\n \n \n \n \n Zaanstad\n \n \n 818\n \n \n 69\n \n \n \n \n Zaltbommel\n \n \n 179\n \n \n 15\n \n \n \n \n Zandvoort\n \n \n 94\n \n \n 8\n \n \n \n \n Zeewolde\n \n \n 144\n \n \n 12\n \n \n \n \n Zeist\n \n \n 378\n \n \n 32\n \n \n \n \n Zevenaar\n \n \n 238\n \n \n 20\n \n \n \n \n Zoetermeer\n \n \n 703\n \n \n 60\n \n \n \n \n Zoeterwoude\n \n \n 64\n \n \n 5\n \n \n \n \n Zuidplas\n \n \n 296\n \n \n 25\n \n \n \n \n Zundert\n \n \n 138\n \n \n 12\n \n \n \n \n Zutphen\n \n \n 246\n \n \n 21\n \n \n \n \n Zwartewaterland\n \n \n 139\n \n \n 12\n \n \n \n \n Zwijndrecht\n \n \n 230\n \n \n 19\n \n \n \n \n Zwolle\n \n \n 717\n \n \n 61\n \n \n \n \n \n2024332031-01-202431-01-202451919692024332031-01-202431-01-2024519196931-01-2024\n2024332031-01-202431-01-202451919692024332031-01-202431-01-2024519196931-01-2024\n \n \n \n De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,\n \n E. van der\n Burg\n \n \n2024332031-01-202431-01-202451919692024332031-01-202431-01-2024519196931-01-2024\n \n2024332031-01-202431-01-202451919692024332031-01-202431-01-2024519196931-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049312/manifest.xml", "content": "2024-01-312024-02-01T06:42:31+01:002024-02-01T06:42:31+01:00BWBR0049312.WTI2024-01-319999-12-312024-01-319999-12-312024-02-01T06:42:48+01:002024-02-01T06:42:48+01:001839609fe9c1a799e480f4f9bb828a0ef97ee4838a8fcaaf2320174b36fec00cf4b9077be7fe6f3dfe43c8c34c9235c6eab61aacca21a4f8905fe0df18ae3818a4e745", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049313/2024-01-31_0/xml/BWBR0049313_2024-01-31_0.xml", "content": "\n Besluit van 24 november 2023, nr. 2023000277 tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit financiële markten BES en enige andere besluiten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingsbesluit financiële markten 2023)20241030-01-202424-11-202320241030-01-202424-11-202331-01-2024\n Wijzigingsbesluit financiële markten 202320241030-01-202424-11-202320241030-01-202424-11-202331-01-2024\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 7 februari 2023, 2023-0000010667, directie Financiële Markten;\n Gelet op de artikelen 1:24, derde lid, 1:25, derde lid, 1:79, eerste lid, onderdeel b, 1:80, onderdeel b, 1:81, eerste en derde lid, 2:3.0d, derde lid, 2:3.0i, derde lid, 2:3.0m, derde lid, 2:3b, zesde lid, 2:3i, tweede lid, 2:5, tweede lid, 2:7, tweede lid, 2:10b, derde lid, 2:12, vierde lid, 2:17, tweede lid, 2:21, tweede lid, 2:26b, derde lid, 2:26e, tweede lid, 2:31, derde lid, 2:37, tweede lid, 2:41, tweede lid, 2:49, tweede lid, 2:51, tweede lid, 2:54b, derde lid, 2:54e, tweede lid, 2:54h, derde lid, 2:54j, tweede lid, 2:54p, tweede lid, 2:58, tweede lid, 2:63, tweede lid, 2:69d, vierde lid, 2:78, tweede lid, 2:83, tweede lid, 2:89, tweede lid, 2:94, tweede lid, 2:97, negende lid, 3:5, vierde lid, 3:17, tweede lid, 3:18, tweede en derde lid, 3:103a, zesde lid, 4:11, derde lid, 4:14, tweede lid, aanhef en onderdeel a, 4:15, tweede lid, 4:20, eerste en tweede lid, 4:25, eerste lid, 4:25a, eerste lid, aanhef en onderdeel a, 4:25b, 4:37c, tiende lid, 4:49, tweede lid, aanhef en onderdeel e, 4:59a, derde lid, en 4:61, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, de artikelen 1:3, vierde lid, 3:4, derde lid, en 3:11, tweede lid, van de Wet financiële markten BES, artikel 49, eerste lid, van de Wet toezicht trustkantoren 2018, de artikelen 15, eerste lid, en 23h, zesde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en artikel 76, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 3 mei 2023, nr. W06.23.00023/III);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 20 november 2023, 2023-0000256155, directie Financiële Markten;\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n20241030-01-202424-11-202320241030-01-202424-11-202331-01-2024\n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft.\n \n20241030-01-202424-11-202320241030-01-202424-11-202331-01-2024Onderdelen D en T.\n \n Artikel\n II\n Wijzigt het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n III\n Wijzigt het Besluit prudentiële regels Wft.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n IV\n Wijzigt het Besluit financiële markten BES.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n V\n Wijzigt het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VI\n Wijzigt het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VII\n Wijzigt het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n VIII\n Wijzigt het Besluit kredietvergoeding.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n IX\n Wijzigt het Besluit reikwijdtebepalingen Wft.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n X\n Wijzigt het Besluit gereglementeerde markten Wft.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n Artikel\n XI\n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n Artikel\n XII\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2024, met uitzondering van artikel I, onderdelen D en T, dat in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst\n20241030-01-202424-11-202320241030-01-202424-11-202331-01-2024\n \n \n Artikel\n XIII\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Wijzigingsbesluit financiële markten 2023.\n20241030-01-202424-11-202320241030-01-202424-11-202331-01-2024\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 24 november 2023\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Financiën,\n \n S.A.M.\n Kaag\n \n \n \n de dertigste januari 2024\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n \n20241030-01-202424-11-202320241030-01-202424-11-202331-01-2024\n \n20241030-01-202424-11-202320241030-01-202424-11-202331-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049313/2024-07-01_0/xml/BWBR0049313_2024-07-01_0.xml", "content": "\n Besluit van 24 november 2023, nr. 2023000277 tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit financiële markten BES en enige andere besluiten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingsbesluit financiële markten 2023)20241030-01-202424-11-202320241030-01-202424-11-202331-01-2024\n Wijzigingsbesluit financiële markten 202320241030-01-202424-11-202320241030-01-202424-11-202331-01-2024\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 7 februari 2023, 2023-0000010667, directie Financiële Markten;\n Gelet op de artikelen 1:24, derde lid, 1:25, derde lid, 1:79, eerste lid, onderdeel b, 1:80, onderdeel b, 1:81, eerste en derde lid, 2:3.0d, derde lid, 2:3.0i, derde lid, 2:3.0m, derde lid, 2:3b, zesde lid, 2:3i, tweede lid, 2:5, tweede lid, 2:7, tweede lid, 2:10b, derde lid, 2:12, vierde lid, 2:17, tweede lid, 2:21, tweede lid, 2:26b, derde lid, 2:26e, tweede lid, 2:31, derde lid, 2:37, tweede lid, 2:41, tweede lid, 2:49, tweede lid, 2:51, tweede lid, 2:54b, derde lid, 2:54e, tweede lid, 2:54h, derde lid, 2:54j, tweede lid, 2:54p, tweede lid, 2:58, tweede lid, 2:63, tweede lid, 2:69d, vierde lid, 2:78, tweede lid, 2:83, tweede lid, 2:89, tweede lid, 2:94, tweede lid, 2:97, negende lid, 3:5, vierde lid, 3:17, tweede lid, 3:18, tweede en derde lid, 3:103a, zesde lid, 4:11, derde lid, 4:14, tweede lid, aanhef en onderdeel a, 4:15, tweede lid, 4:20, eerste en tweede lid, 4:25, eerste lid, 4:25a, eerste lid, aanhef en onderdeel a, 4:25b, 4:37c, tiende lid, 4:49, tweede lid, aanhef en onderdeel e, 4:59a, derde lid, en 4:61, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, de artikelen 1:3, vierde lid, 3:4, derde lid, en 3:11, tweede lid, van de Wet financiële markten BES, artikel 49, eerste lid, van de Wet toezicht trustkantoren 2018, de artikelen 15, eerste lid, en 23h, zesde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en artikel 76, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;\n De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 3 mei 2023, nr. W06.23.00023/III);\n Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 20 november 2023, 2023-0000256155, directie Financiële Markten;\n \n \n Hebben goedgevonden en verstaan:\n \n20241030-01-202424-11-202320241030-01-202424-11-202331-01-2024\n \n \n \n Artikel\n I\n \n \n Wijzigt het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft.\n \n20241030-01-202424-11-202320241030-01-202424-11-202301-07-2024Onderdelen A tot en met C, E tot en met S en U tot en met Y.\n \n \n Artikel\n II\n \n \n Wijzigt het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft.\n \n20241030-01-202424-11-202320241030-01-202424-11-202301-07-2024\n \n \n Artikel\n III\n \n \n Wijzigt het Besluit prudentiële regels Wft.\n \n20241030-01-202424-11-202320241030-01-202424-11-202301-07-2024\n \n \n Artikel\n IV\n \n \n Wijzigt het Besluit financiële markten BES.\n \n20241030-01-202424-11-202320241030-01-202424-11-202301-07-2024\n \n \n Artikel\n V\n \n \n Wijzigt het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector.\n \n20241030-01-202424-11-202320241030-01-202424-11-202301-07-2024\n \n \n Artikel\n VII\n \n \n Wijzigt het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018.\n \n20241030-01-202424-11-202320241030-01-202424-11-202301-07-2024\n \n \n Artikel\n VIII\n \n \n Wijzigt het Besluit kredietvergoeding.\n \n20241030-01-202424-11-202320241030-01-202424-11-202301-07-2024\n \n \n Artikel\n IX\n \n \n Wijzigt het Besluit reikwijdtebepalingen Wft.\n \n20241030-01-202424-11-202320241030-01-202424-11-202301-07-2024\n \n \n Artikel\n X\n \n \n Wijzigt het Besluit gereglementeerde markten Wft.\n \n20241030-01-202424-11-202320241030-01-202424-11-202301-07-2024\n \n \n Artikel\n XI\n \n Onze Minister van Financiën zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van artikel I, onderdelen H, L en N, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en effecten in de praktijk van de artikelen 61, eerste lid, onderdelen e en f, 86d, eerste lid, onderdeel b, en 86i, eerste lid, onderdeel f, en derde lid, van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, zoals gewijzigd bij dit besluit.\n20241030-01-202424-11-202320241030-01-202424-11-202301-07-2024\n \n \n Artikel\n XII\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2024, met uitzondering van artikel I, onderdelen D en T, dat in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst\n20241030-01-202424-11-202320241030-01-202424-11-202331-01-2024\n \n \n Artikel\n XIII\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Wijzigingsbesluit financiële markten 2023.\n20241030-01-202424-11-202320241030-01-202424-11-202331-01-2024\n \n \n \n Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 24 november 2023\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister van Financiën,\n \n S.A.M.\n Kaag\n \n \n \n de dertigste januari 2024\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n \n20241030-01-202424-11-202320241030-01-202424-11-202331-01-2024\n \n20241030-01-202424-11-202320241030-01-202424-11-202331-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049313/manifest.xml", "content": "2024-01-312029-07-012024-02-06T15:26:44+01:002025-02-06T06:29:00+01:00BWBR0049313.WTI2024-01-312024-06-302024-01-319999-12-312024-02-06T15:26:55+01:002024-07-01T06:46:24+02:00280711ea4005832a497943303354e01cd6d1c9e0d316466b7ad0d2320d090644ed29b00fcaad5241e32e2c57fe1f2453f92b0e77cfa578c02c9473aeaa1ec7a4cd5c82024-07-019999-12-312024-07-019999-12-312024-07-01T06:46:24+02:002024-07-01T06:46:24+02:0037996557a05127d2dd29653e71ae351c39b93fc80376eadd8a74ba2dc2f7f8ca3be8607e1137b094e164ad3356463edcfc224d6536b9b5c474d55a22199d18f4a63aa", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049314/2024-02-01_0/xml/BWBR0049314_2024-02-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming van 31 januari 2024, nr. 3337747, tot vaststelling van formulieren voor het verstrekken van gegevens en bescheiden alsmede voor de bevindingen van het eigen onderzoek op grond van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Regeling Bibob-formulieren 2024)2024273331-01-202431-01-202433377472024273331-01-202431-01-2024333774701-02-2024\n Regeling Bibob-formulieren 20242024273331-01-202431-01-202433377472024273331-01-202431-01-2024333774701-02-2024\n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming,\n \n Gelet op artikel 7a, vijfde lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;\n \n \n Besluiten:\n \n2024273331-01-202431-01-202433377472024273331-01-202431-01-2024333774701-02-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n bevoegde instantie: een bestuursorgaan of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is om de Wet Bibob toe te passen;\n \n \n \n Bibob-rechtshandeling: een rechtshandeling met de overheid, te weten een beschikking, overheidsopdracht of vastgoedtransactie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet Bibob, waarop de Wet Bibob wordt toegepast;\n \n \n \n Bibob-vragenformulier: een formulier als bedoeld in artikel 2;\n \n \n \n formulier bevindingen eigen onderzoek: een formulier als bedoeld in artikel 3;\n \n \n \n vragenlijst: een vragenlijst als bedoeld in artikel 4;\n \n \n \n Wet Bibob:\n Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.\n \n \n2024273331-01-202431-01-202433377472024273331-01-202431-01-2024333774701-02-2024\n \n \n Artikel\n 2\n \n Het formulier voor het verstrekken van gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 7a, tweede en derde lid, van de Wet Bibob, wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage 1 bij deze regeling.\n2024273331-01-202431-01-202433377472024273331-01-202431-01-2024333774701-02-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n Het formulier voor de bevindingen van het eigen onderzoek, bedoeld in artikel 7a, vierde lid, van de Wet Bibob, wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage 2 bij deze regeling.\n2024273331-01-202431-01-202433377472024273331-01-202431-01-2024333774701-02-2024\n \n \n Artikel\n 4\n \n \n 1\n Het is de bevoegde instantie toegestaan om op basis van het Bibob-vragenformulier een vragenlijst samen te stellen en in de plaats van het Bibob-vragenformulier te gebruiken voor het verkrijgen van gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 7a, tweede en derde lid, van de Wet Bibob.\n \n \n 2\n Het is het Bureau toegestaan om op basis van het formulier bevindingen eigen onderzoek een vragenlijst samen te stellen en in de plaats van het formulier bevindingen eigen onderzoek te gebruiken voor het verkrijgen van gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 7a, vierde lid, van de Wet Bibob.\n \n2024273331-01-202431-01-202433377472024273331-01-202431-01-2024333774701-02-2024\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Bij het samenstellen van een vragenlijst voor een Bibob-rechtshandeling dient de bevoegde instantie uitsluitend uit het Bibob-vragenformulier, overeenkomstig bijlage 1 bij deze regeling, vragen en deelvragen te selecteren.\n \n \n 2\n Bij het samenstellen van een vragenlijst ten behoeve van de bevindingen van het eigen onderzoek dient het Bureau uitsluitend uit het formulier bevindingen eigen onderzoek, overeenkomstig bijlage 2 bij deze regeling, vragen en deelvragen te selecteren.\n \n2024273331-01-202431-01-202433377472024273331-01-202431-01-2024333774701-02-2024\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n Onverminderd artikel 5, eerste lid, is de bevoegde instantie bij het samenstellen van een vragenlijst toegestaan vragen uit het Bibob-vragenformulier te herformuleren voor zover:\n \n \n a.\n de bevoegde instantie dit noodzakelijk acht ter verbetering van de communicatie met de betrokkene;\n \n \n b.\n de bevoegde instantie daarmee van de betrokkene niet meer gegevens of bescheiden verlangt dan op grond van het Bibob-vragenformulier van de betrokkene zouden worden verlangd; en\n \n \n c.\n de strekking van de vragen in de vragenlijst niet inhoudelijk anders wordt ten opzichte van de vragen uit het Bibob-vragenformulier.\n \n \n \n \n 2\n Onverminderd artikel 5, tweede lid, is het Bureau bij het samenstellen van een vragenlijst toegestaan vragen uit het formulier bevindingen eigen onderzoek te herformuleren voor zover:\n \n \n a.\n het Bureau dit noodzakelijk acht ter verbetering van de communicatie met de bevoegde instanties;\n \n \n b.\n het Bureau daarmee van de bevoegde instanties niet meer gegevens of bescheiden verlangt dan op grond van het formulier bevindingen eigen onderzoek van de bevoegde instanties zouden worden verlangd; en\n \n \n c.\n de strekking van de vragen in de vragenlijst niet inhoudelijk anders wordt ten opzichte van de vragen uit het formulier bevindingen eigen onderzoek.\n \n \n \n2024273331-01-202431-01-202433377472024273331-01-202431-01-2024333774701-02-2024\n \n \n Artikel\n 7\n \n Tot 1 augustus 2024 is het de bevoegde instantie en het Bureau toegestaan vragenlijsten te gebruiken overeenkomstig de Regeling Bibob-formulieren.\n2024273331-01-202431-01-202433377472024273331-01-202431-01-2024333774701-02-2024\n \n \n Artikel\n 8\n \n De Regeling Bibob-formulieren wordt ingetrokken.\n2024273331-01-202431-01-202433377472024273331-01-202431-01-2024333774701-02-2024\n \n \n Artikel\n 9\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2024.\n2024273331-01-202431-01-202433377472024273331-01-202431-01-2024333774701-02-2024\n \n \n Artikel\n 10\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Bibob-formulieren 2024.\n2024273331-01-202431-01-202433377472024273331-01-202431-01-2024333774701-02-2024\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting worden geplaatst in de Staatscourant.\n \n \n \n ’s-Gravenhage\n 31 januari 2024\n \n \n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n F.M.\n Weerwind\n \n \n2024273331-01-202431-01-202433377472024273331-01-202431-01-2024333774701-02-2024\n \n \n Bijlage\n 1\n Het Bibob-vragenformulier\n \n \n Inhoudsopgave\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 1.\n \n \n \n \n Inleiding en uitleg\n \n \n \n 10\n \n \n \n \n \n 2.\n \n \n \n \n Uitleg van juridische begrippen in dit formulier\n \n \n \n 11\n \n \n \n \n \n 3.\n \n \n \n \n De lijst met vragen die moet worden beantwoord\n \n \n \n 16\n \n \n \n \n \n Algemene vragen voor alle rechtshandelingen\n \n \n 16\n \n \n \n \n \n \n Identificatie betrokkene\n \n \n 16\n \n \n \n \n \n \n Wijze van de financiering\n \n \n 17\n \n \n \n \n \n \n Leidinggevenden\n \n \n 17\n \n \n \n \n \n \n Zeggenschaphebbenden\n \n \n 19\n \n \n \n \n \n \n Ondergeschikten en nevengeschikten\n \n \n 20\n \n \n \n \n \n \n Vermogensverschaffers\n \n \n 21\n \n \n \n \n \n \n Andere vragen over de financiële situatie\n \n \n 23\n \n \n \n \n \n \n Strafrechtelijk en bestuursrechtelijk optreden\n \n \n 23\n \n \n \n \n \n \n Locatie en inventaris van de onderneming\n \n \n 24\n \n \n \n \n \n Vragen over specifieke Bibob-rechtshandelingen\n \n \n 26\n \n \n \n \n \n \n Voor alle beschikkingen\n \n \n 26\n \n \n \n \n \n \n Voor subsidies\n \n \n 26\n \n \n \n \n \n \n Voor ondernemingen met speelautomaten\n \n \n 27\n \n \n \n \n \n \n Voor omgevingsvergunningen\n \n \n 27\n \n \n \n \n \n \n Voor overheidsopdrachten\n \n \n 28\n \n \n \n \n \n \n Voor vastgoedtransacties\n \n \n 29\n \n \n \n \n \n Handtekening\n \n \n 30\n \n \n \n \n \n \n \n 1\n Inleiding en uitleg\n \n Dit is het Bibob-vragenformulier. De Wet Bibob staat voor 'Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur'. Volgens deze wet mogen wij de achtergrond onderzoeken van ondernemingen en personen die bij ons bepaalde vergunningen of andere beslissingen hebben aangevraagd of van ons hebben verkregen. Met ‘wij’ bedoelen we in dit formulier het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak voor wie dit formulier moet worden ingevuld. Het formulier moet worden ingevuld door de betrokkene. Wie dit is, staat in de uitleg van juridische begrippen in het hoofdstuk hierna.\n \n \n Hoe werkt dit formulier?\n \n Er is een aanvraag gedaan voor bijvoorbeeld een vergunning of een subsidie of er wordt met ons een overeenkomst aangegaan over vastgoed of een overheidsopdracht. Daarom willen wij een Bibob-onderzoek doen. Hiervoor moet dit Bibob-formulier worden ingevuld. Het formulier bestaat uit drie delen:\n \n \n 1.\n deze inleiding en uitleg\n \n \n 2.\n een uitleg van juridische begrippen\n \n \n 3.\n de lijst met vragen die moet worden beantwoord\n \n \n Alle juridische begrippen die in deel twee worden uitgelegd zijn in de tekst schuingedrukt.\n Het is belangrijk dat de vragen volledig, correct en naar waarheid worden ingevuld. Ook moeten de juiste documenten worden meegestuurd. Lees dit Bibob-vragenformulier dus goed.\n De Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming hebben dit formulier vastgesteld volgens artikel 7a, vijfde lid, van de Wet Bibob.\n \n \n \n Wie vult dit formulier in?\n \n De betrokkene moet dit formulier invullen en ondertekenen.\n \n Let op: Zijn er meerdere betrokkenen? Dan moeten alle betrokkenen een eigen Bibob-vragenformulier invullen.\n \n \n \n Wat gebeurt er als de vragen niet of niet goed worden ingevuld of de gevraagde documenten ontbreken?\n \n Als de vragen in dit formulier niet of niet goed worden ingevuld of de gevraagde documenten ontbreken kan het volgende gebeuren:\n \n \n •\n Wij kunnen de aanvraag om een beschikking buiten behandeling laten. Dat betekent dat wij de aanvraag niet behandelen.\n \n \n •\n Wij kunnen de beschikking van de betrokkene intrekken.\n \n \n •\n Wij kunnen ervan afzien een vastgoedtransactie met de betrokkene aan te gaan. Dit betekent bijvoorbeeld dat wij geen vastgoed van de betrokkene kopen of huren. Of we verkopen of verhuren geen vastgoed aan de betrokkene.\n \n \n •\n Zijn wij met de betrokkene al een vastgoedtransactie aangegaan, zoals een koop- of huurcontract voor vastgoed? Dan kunnen we dit contract ontbinden. Dit betekent dat het contract stopt. We kunnen het contract ook opschorten. Dit betekent dat we het contract tijdelijk stoppen.\n \n \n •\n Wij kunnen ervoor zorgen dat de betrokkene geen overheidsopdracht mag doen.\n \n \n •\n Wij kunnen de overheidsopdracht die de betrokkene al voor ons doet intrekken. Dit betekent dat de opdracht stopt.\n \n \n \n \n \n Wat gebeurt er als met opzet verkeerde informatie wordt gegeven?\n \n Worden de vragen met opzet verkeerd beantwoord? Dan kunnen wij beslissen om te doen wat hierboven staat bij ‘Wat gebeurt er als de vragen niet of niet goed worden ingevuld of de gevraagde documenten ontbreken?’ Ook kan er dan een straf worden opgelegd. Wij en het Landelijk Bureau Bibob kunnen namelijk aangifte doen bij de politie voor bijvoorbeeld valsheid in geschrifte, zoals staat in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht.\n \n Let op: Documenten die worden meegestuurd moeten rechtsgeldig zijn en in het Nederlands. Ook willen wij de antwoorden in het Nederlands krijgen.\n \n \n \n Is informatie eerder al aan ons gegeven?\n \n Het kan dat volgens dit formulier informatie moet worden gegeven die al eerder door de betrokkene is gegeven.\n \n \n •\n Er kan worden verwezen naar de vraag in het formulier waar de informatie eerder is gegeven. Dit kan door ‘zie vraag <nummer>’ op te schrijven.\n \n \n •\n Er kan worden verwezen naar documenten die in deze procedure al eerder naar het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak moesten worden gestuurd. Dit kan door bijvoorbeeld ‘Zie de vergunningaanvraag van <datum>’ op te schrijven.\n \n \n •\n Er kan worden verwezen naar documenten of informatie die in een andere procedure aan ons zijn gegeven. Als deze niet zijn veranderd en wij die documenten of informatie nog hebben, hoeven ze niet opnieuw opgestuurd te worden. Dit kan door bijvoorbeeld ‘Zie <soort procedure over ... in jaar>’ op te schrijven.\n \n \n \n \n \n Er mag worden verwezen\n \n In de antwoorden mag worden verwezen naar documenten die met dit formulier moeten worden meegestuurd.\n \n \n \n Past het antwoord niet op het formulier?\n \n Als het antwoord niet in de antwoordruimte past (bijvoorbeeld omdat informatie over meerdere (rechts)personen moet worden ingevuld), dan kan een extra lege pagina worden toegevoegd. Hierop kan dan de vraag verder worden beantwoord. Vervolgens kan de ‘bijlage’ een nummer gegeven worden, zodat duidelijk kan worden verwezen in de antwoordruimte.\n \n \n \n Hulp bij het invullen van dit formulier\n \n Als er hulp nodig is kan contact worden opgenomen met het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak voor wie dit formulier moet worden ingevuld. Vragen kunnen gerust gesteld worden, want het is belangrijk dat het formulier goed wordt ingevuld.\n \n \n \n Als sprake is van een overheidsopdracht: de relatie met de eigen verklaring\n \n Als de betrokkene een gegadigde of onderaannemer voor een overheidsopdracht is, dan zijn sommige vragen in dit formulier al beantwoord in de ‘eigen verklaring’. Op basis van artikel 2.85, tweede lid, van de Aanbestedingswet 2012 mag de rechtspersoon met een overheidstaak deze vragen niet nog een keer stellen voor het Bibob-onderzoek. Deze vragen worden door het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak uit het Bibob-vragenformulier verwijderd. Als het Bibob-onderzoek ziet op een overheidsopdracht die al is aangegaan, dan mogen alle vragen worden gesteld.\n \n \n \n \n 2\n Uitleg van juridische begrippen in dit formulier\n \n In het Bibob-vragenformulier staat een aantal juridische begrippen. Ze zijn schuingedrukt. Hieronder staat wat ze betekenen.\n \n \n −\n \n Bestuurlijke boete\n \n Een bestuurlijke boete is een boete die kan worden gekregen van een bestuursorgaan. Het zijn bijvoorbeeld boetes van:\n \n \n •\n de gemeente (bijvoorbeeld het college van burgemeester en wethouders (B&W))\n \n \n •\n de provincie (bijvoorbeeld het college van gedeputeerde staten (GS))\n \n \n •\n de Belastingdienst\n \n \n •\n een rijksinspectie, zoals de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)\n \n \n \n \n −\n \n Bestuursorgaan\n \n Een bestuursorgaan is een organisatie of een onderdeel van een organisatie die overheidstaken uitvoert, bijvoorbeeld:\n \n \n •\n de gemeente (bijvoorbeeld de burgemeester of het college van burgemeester en wethouders (B&W))\n \n \n •\n de provincie (bijvoorbeeld het college van gedeputeerde staten (GS))\n \n \n •\n de Belastingdienst\n \n \n •\n een rijksinspectie, zoals de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)\n \n \n \n \n −\n \n Betrokkene\n \n Je bent betrokkene volgens de Wet Bibob (artikel 1, eerste lid) als je bij een bestuursorgaan of bij een rechtspersoon met een overheidstaak:\n \n \n •\n Een beschikking aanvraagt. Het kan gaan om een aanvraag van een vergunning, subsidie, een toekenning, goedkeuring, erkenning, registratie, aanwijzing of ontheffing.\n \n \n •\n Een beschikking hebt.\n \n \n •\n Een subsidie krijgt.\n \n \n •\n Een gegadigde bent voor een overheidsopdracht. De gegadigde is iemand die een overheidsopdracht wil gaan doen. Bijvoorbeeld een communicatieklus voor de gemeente of het dak vervangen van een gemeentehuis.\n \n \n •\n Een overheidsopdracht mag gaan doen.\n \n \n •\n Als onderaannemer betrokken bent bij een overheidsopdracht. Er is geen sprake van een dienstverband bij de organisatie die betrokken is bij de overheidsopdracht.\n \n \n •\n Een vastgoedtransactie aangaat, bent aangegaan, of hierover in onderhandeling bent. Bijvoorbeeld:\n \n \n ○\n Vastgoed kopen van, verkopen aan, huren van of verhuren aan een rechtspersoon met een overheidstaak. Bijvoorbeeld een kantoorpand of een parkeergarage.\n \n \n ○\n Een erfpachtrecht of een opstalrecht verkrijgen als daarvoor toestemming moet worden gevraagd aan een rechtspersoon met een overheidstaak. Dit blijkt uit de akte van vestiging van het erfpacht- of opstalrecht.\n \n \n ○\n en registergoed of een zakelijk recht op een registergoed verkrijgen, waarvoor een kettingbeding geldt waarin staat dat hiervoor toestemming moet worden gevraagd aan een rechtspersoon met een overheidstaak. Registergoederen zijn bijvoorbeeld een huis, kantoorpand of vliegtuig.\n \n \n \n \n \n Let op: Een betrokkene kan een natuurlijk persoon of een rechtspersoon zijn. De volgende personen moeten als betrokkene steeds dit formulier invullen:\n \n \n •\n Bij een eenmanszaak: de eigenaar.\n \n \n •\n Bij een vennootschap onder firma (vof): alle vennoten vullen een eigen formulier in.\n \n \n •\n Bij een maatschap: alle maten vullen een eigen formulier in.\n \n \n •\n Bij een commanditaire vennootschap (cv): alle beherende vennoten vullen een eigen formulier in. Een beherend vennoot geeft dagelijks leiding aan het bedrijf.\n \n \n •\n Bij een rechtspersoon, zoals een besloten vennootschap (bv), een naamloze vennootschap (nv), een vereniging of een stichting: de rechtspersoon zelf. Het invullen namens de rechtspersoon gebeurt meestal door een bestuurder.\n \n \n \n \n −\n \n Bezittingen\n \n \n Bezittingen zijn bijvoorbeeld:\n \n \n •\n € 500 contant geld of meer;\n \n Let op: Contant geld minder dan € 500 noemen we dus geen bezitting.\n \n \n •\n Het geld op een bankrekening of spaarrekening;\n \n \n •\n Bitcoins en ander cryptogeld;\n \n \n •\n Aandelen (waaronder aandelen in beleggingsfondsen), obligaties, winstbewijzen en opties;\n \n \n •\n Kapitaalverzekeringen, zoals een spaarverzekering;\n \n \n •\n Leningen of andere vorderingen waar je aanspraak op hebt. Bijvoorbeeld uitgeleend geld of facturen van klanten die nog aan jou betaald moeten worden, maar alleen als dit meer is dan € 500;\n \n \n •\n \n Onroerende zaken. Dit zijn meestal gebouwen, zoals huizen, schuren of bedrijfspanden of stukken grond;\n \n \n •\n Personenauto’s, bedrijfswagens, vrachtwagens en motoren;\n \n \n •\n Roerende zaken:\n \n \n ○\n die worden verhuurd of als belegging worden gehouden;\n \n \n ○\n waar rechten op worden gehouden. Bijvoorbeeld het hebben van een optie op een aandelencontract of van een termijncontract op edelmetalen.\n \n \n \n Let op: Andere roerende zaken voor eigen gebruik of voor gebruik binnen het gezin noemen we in dit formulier geen bezittingen. Bijvoorbeeld de spullen in of van een eigen huis;\n \n \n •\n Rechten die worden gehouden ten laste van een afgezonderd particulier vermogen. Bijvoorbeeld een (family)trust, Stichting Particulier Fonds, Stiftung, Private foundation, Anstalt of Genossenschaft.\n \n \n \n Let op: Genotsrechten en rechten van vruchtgebruik van bovengenoemde bezittingen zijn ook een bezitting.\n \n \n −\n \n Eigen vermogen\n \n Het eigen vermogen is het eigen geld dat door de betrokkene of door aandeelhouders in de onderneming is gestopt. Dus niet de leningen die aan de onderneming zijn verstrekt. En ook niet de andere schulden die de onderneming heeft tegenover anderen van buiten de onderneming.\n \n Let op: Voor naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen wordt het eigen vermogen dat in de jaarrekening staat bedoeld, inclusief het agio, de reserves en de niet-verdeelde winsten.\n \n \n −\n \n Last onder bestuursdwang\n \n Heeft de betrokkene een regel overtreden en vraagt een bestuursorgaan de betrokkene iets te herstellen? Dan kan het dit doen met een last onder bestuursdwang. Dit betekent dat de betrokkene de overtreding binnen een bepaalde tijd moet herstellen. En als de betrokkene dit niet doet, niet volledig doet of te laat doet, herstelt het bestuursorgaan de overtreding zelf en zijn de kosten ervan voor de betrokkene. Dit staat ook uitgelegd in afdeling 5.3.1 van de Algemene wet bestuursrecht.\n \n \n −\n \n Last onder dwangsom\n \n Heeft de betrokkene een regel overtreden en vraagt een bestuursorgaan de betrokkene iets te herstellen? Dan kan het dit doen met een last onder dwangsom. Dit betekent dat de betrokkene de overtreding binnen een bepaalde tijd moet herstellen. Doet de betrokkene dit niet, niet volledig of te laat? Dan moet de betrokkene een bedrag of meerdere bedragen betalen. Dit staat ook uitgelegd in afdeling 5.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht.\n \n \n −\n \n Leidinggevende\n \n Is de betrokkene een rechtspersoon? Dan moet de betrokkene op het Bibob-vragenformulier invullen wie de leidinggevende is. Volgens de Wet Bibob is dit de persoon die leidinggeeft of heeft gegeven aan de onderneming.\n \n Let op: Soms zijn er meerdere leidinggevenden.\n \n Direct en indirect leidinggevenden\n \n In het formulier hebben we het over directe en indirecte leidinggevenden:\n \n \n •\n \n Direct leidinggevende: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die in een directe relatie staat tot de onderneming, meestal de bestuurder. De directe leidinggevende staat vaak ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als bestuurder van de onderneming.\n \n \n •\n \n Indirect leidinggevende: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die in een indirecte relatie staat tot de onderneming. Meestal is deze (rechts)persoon de bestuurder of aandeelhouder van de direct leidinggevende. \n \n \n \n Let op: Het feit dat personen als bedrijfsleider of leidinggevende op een vergunning staan, hoeft niet te betekenen dat zij ook volgens de Wet Bibobleidinggevende zijn.\n \n Uiteindelijk leidinggevende\n \n In dit formulier bedoelen we met uiteindelijk leidinggevende de natuurlijke persoon die eindverantwoordelijk is voor de betrokkene en de leiding heeft over de hele organisatie. Vaak is dit de bestuurder van de onderneming. Als er sprake is van meerdere leidinggevende (rechts)personen, gaat het om de natuurlijke persoon die bovenaan de keten staat van de betrokkene. Er bestaan heel veel verschillende organisatiestructuren. Dit zijn voorbeelden van veel voorkomende uiteindelijk leidinggevenden:\n \n \n •\n Bij een vof, cv of maatschap:\n \n \n ○\n als de vennoot of maat een rechtspersoon is: de natuurlijke persoon die direct of indirect leidinggevende (vaak bestuurder) is van die rechtspersoon.\n \n \n \n \n •\n Bij een besloten of naamloze vennootschap: de natuurlijke persoon die direct of indirect leidinggevende (vaak bestuurder) is.\n \n \n •\n Bij een stichting: de natuurlijke persoon die direct of indirect leidinggevende (vaak bestuurder) is.\n \n \n •\n Bij een vereniging, onderlinge waarborgmaatschappij of coöperatie: de natuurlijke persoon die direct of indirect leidinggevende (vaak bestuurder) is.\n \n Let op: Spelen commissarissen een rol bij de onderneming? Dan kunnen zij ook uiteindelijk leidinggevenden zijn.\n \n Let op: Gaat het om een buitenlandse onderneming? Dan zijn de uiteindelijk leidinggevenden vaak de mensen met een functie die veel lijkt op die van bestuurder. Bijvoorbeeld natuurlijke personen die director zijn van een Engelse limited company of zaakvoerder van een Belgische besloten vennootschap (bv).\n \n \n \n \n −\n \n Natuurlijk persoon\n \n Een natuurlijk persoon is een mens met rechten en plichten. In dit formulier maken we onderscheid tussen een natuurlijk persoon en een rechtspersoon.\n \n \n −\n \n Nevengeschikte rechtspersoon\n \n Een nevengeschikte rechtspersoon is een rechtspersoon die dezelfde leidinggevende of zeggenschaphebbende heeft als betrokkene. Direct of indirect. We noemen dit ook wel een zustervennootschap.\n \n \n −\n \n Ondergeschikte rechtspersoon\n \n Een ondergeschikte rechtspersoon is een rechtspersoon waarvan de betrokkene de leidinggevende en/of zeggenschaphebbende is. Direct of indirect. We noemen dit ook wel een dochtervennootschap.\n \n \n −\n \n Onroerende zaak\n \n Met een onroerende zaak bedoelen we de grond en de eventueel bijbehorende zaken die zijn bedoeld om op een vaste plek te blijven staan. Meestal zijn dit gebouwen, zoals huizen, schuren of bedrijfspanden.\n \n \n −\n \n Onderhavige onderneming\n \n Met onderhavige onderneming bedoelen we de onderneming waarop de rechtshandeling (beschikking, overheidsopdracht of vastgoedtransactie) betrekking heeft. De onderhavige onderneming is altijd de onderneming van de betrokkene.\n \n \n −\n \n Rechtshandeling\n \n Een rechtshandeling is iets wat iemand doet om een rechtsgevolg te veroorzaken. Een rechtshandeling verandert iets in de wereld van het recht. Doordat bijvoorbeeld een vergunning wordt verleend, mag iets wat eerst niet mocht. In dit Bibob-vragenformulier bedoelen we specifiek een rechtshandeling tussen een bestuursorgaan of rechtspersoon met een overheidstaak en een ondernemer of burger. De rechtshandelingen die in de Wet Bibob staan, zijn:\n \n \n •\n het geven of intrekken van een beschikking.\n \n \n •\n het geven of ontbinden van een overheidsopdracht.\n \n \n •\n Het aangaan of ontbinden van een vastgoedtransactie, zoals het kopen, verkopen, huren of verhuren van vastgoed.\n \n \n \n \n −\n \n Rechtspersoon\n \n \n Natuurlijke personen hebben rechten en plichten. In de wet staat dat ook bepaalde bedrijven en organisaties rechten en plichten hebben. Dit kan als zo’n bedrijf of organisatie een rechtspersoon is. De rechten en plichten van de rechtspersoon staan los van die van de eigenaar of bestuurder.\n Voorbeelden van rechtspersonen:\n \n \n •\n Naamloze vennootschap (nv)\n \n \n •\n Besloten vennootschap (bv)\n \n \n •\n Stichting\n \n \n •\n Vereniging\n \n \n •\n Coöperatie\n \n \n •\n Onderlinge waarborgmaatschappij\n \n \n Bij een rechtspersoon is de betrokkene de rechtspersoon zelf.\n Dit zijn géén rechtspersonen:\n \n \n •\n Eenmanszaak. Bij een eenmanszaak is de eigenaar (natuurlijk persoon) de betrokkene.\n \n \n •\n Vennootschap onder firma (vof). Bij een vof zijn alle vennoten betrokkenen.\n \n \n •\n Maatschap. Bij een maatschap zijn de maten de betrokkenen.\n \n \n •\n Commanditaire vennootschap (cv). Bij een cv zijn de beherende vennoten de betrokkenen.\n \n \n \n \n −\n \n Rechtspersoon met een overheidstaak\n \n Dit zijn rechtspersonen die taken uitvoeren voor de overheid en die een vastgoedtransactie kunnen aangaan of een overheidsopdracht kunnen geven. Rechtspersonen met een overheidstaak zijn volgens artikel 1, eerste lid, van de Wet Bibob: de Staat, een provincie, een gemeente, een waterschap, een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de politie, een openbaar lichaam in de zin van artikel 134 van de Grondwet, of een rechtspersoon met een overheidstaak die is aangewezen in de bijlage bij het Besluit Bibob, bijvoorbeeld de Politieacademie, de Autoriteit Financiële Markten (AFM) of de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).\n \n \n −\n \n Uiteindelijk leidinggevende\n \n Zie leidinggevende.\n \n \n −\n \n Uiteindelijk zeggenschaphebbende\n \n Zie zeggenschaphebbende.\n \n \n −\n \n Vermogensverschaffer\n \n Een vermogensverschaffer is degene die geld geeft of heeft gegeven aan de betrokkene. Dit kan direct of indirect. Dit kan bijvoorbeeld via een lening of schenking. Maar ook door goederen te leveren die de betrokkene pas later hoeft te betalen. Of door een onderneming over te dragen, waarvoor de betrokkene pas later hoeft te betalen.\n \n Let op: De indirecte vermogensverschaffer is de vermogensverschaffer van de vermogensverschaffer.\n \n \n −\n \n Vreemd vermogen\n \n Alle schulden van een onderneming zijn samen het vreemd vermogen. Wordt de vraag gesteld of is betaald met vreemd vermogen? Dan wordt eigenlijk gevraagd of betaald is met geld dat is geleend of nog niet is (terug)betaald.\n \n \n −\n \n Wijze van financiering\n \n Met de wijze van financiering bedoelen we de manier waarop de onderneming of bepaalde activiteiten worden of zijn gefinancierd. Wordt er bijvoorbeeld door betrokkene eigen geld ingelegd of geld geleend van anderen? Dan moet de betrokkene kunnen uitleggen hoe hijzelf en die anderen aan dit geld komen. Behalve als het gaat om een lening bij een bank met bankvergunning.\n \n \n −\n \n Zakelijk recht\n \n In dit formulier bedoelen we met zakelijk recht het recht om iets met een onroerende zaak of een registergoed te mogen doen. Er zijn verschillende voorbeelden: met een recht van vruchtgebruik mag bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van een huis zonder dat daarvoor is betaald. Met een erfpachtrecht mag bijvoorbeeld tijdelijk gebruik worden maken van de grond en het huis dat daarop staat. Met een opstalrecht is iemand bijvoorbeeld eigenaar van een huis op de grond van iemand anders. Een zakelijk recht kan worden gevestigd, verkocht of gewijzigd.\n \n \n −\n \n Zeggenschaphebbende\n \n Is de betrokkene een rechtspersoon? Dan moet de betrokkene op het Bibob-vragenformulier invullen wie de zeggenschaphebbende is. Volgens de Wet Bibob is dit de persoon die zeggenschap heeft of heeft gehad over de onderneming. Dit betekent dat hij bepaalde rechten heeft of had om mee te beslissen over de betrokkene.\n \n Let op: Soms zijn er meerdere zeggenschaphebbenden.\n Dit zijn de meest voorkomende zeggenschaphebbenden:\n \n \n •\n aandeelhouders met stemrecht\n \n \n •\n leden van een vereniging met stemrecht\n \n \n •\n de bestuurders van een stichting\n \n \n •\n de bestuurders van een doelvermogen, als dit doelvermogen de betrokkene is\n \n \n •\n de feitelijke eigenaren van een onderneming\n \n \n \n Direct en indirect zeggenschaphebbende\n \n In het formulier hebben we het over directe en indirecte zeggenschaphebbenden:\n \n \n •\n \n Direct zeggenschaphebbende: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die in een directe relatie staat tot de onderneming, meestal de aandeelhouder. Aandeelhouders staan in veel gevallen ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als aandeelhouder van de onderneming. \n \n \n •\n \n Indirect zeggenschaphebbende: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die in een indirecte relatie staat tot de onderneming. Meestal is deze persoon de aandeelhouder of bestuurder van de direct zeggenschaphebbende. Bijvoorbeeld de aandeelhouder van de aandeelhouder. \n \n \n \n Uiteindelijk zeggenschaphebbende\n \n In dit formulier bedoelen we met uiteindelijk zeggenschaphebbende de natuurlijke persoon die de uiteindelijke bevoegdheid heeft om te beslissen over de betrokkene (vaak via aandelen). Als er sprake is van meerdere zeggenschaphebbende (rechts)personen, gaat het om de natuurlijke persoon die bovenaan de keten staat van de betrokkene. Er bestaan heel veel verschillende organisatiestructuren. Dit zijn voorbeelden van veel voorkomende uiteindelijk zeggenschaphebbenden:\n \n \n •\n Bij een vof, cv of maatschap:\n \n \n ○\n als de vennoot of maat een rechtspersoon is: de natuurlijke persoon die direct of indirect zeggenschaphebbende (vaak aandeelhouder) is van die rechtspersoon.\n \n \n \n \n •\n Bij een besloten of naamloze vennootschap: de natuurlijke persoon die direct of indirect zeggenschaphebbende is (vaak aandeelhouder).\n \n Let op: Bij een naamloze vennootschap kan dit een groot aantal natuurlijke personen zijn. We hoeven ze niet allemaal te kennen. Overleg met het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak over wie informatie moet worden gegeven.\n \n \n •\n Bij een stichting: de natuurlijke persoon die direct of indirect zeggenschaphebbende is (vaak bestuurder).\n \n Let op: Een STAK (Stichting Administratie Kantoor) is ook een stichting.\n \n \n •\n Bij een vereniging, onderlinge waarborgmaatschappij of coöperatie: de natuurlijke persoon die zeggenschaphebbende is (diegene is meestal lid en mag stemmen).\n \n Let op: Dit kunnen veel mensen zijn. We hoeven ze niet allemaal te kennen. Overleg met het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak over wie informatie moet worden gegeven.\n \n \n \n \n \n Let op: De natuurlijke personen hieronder kunnen soms ook uiteindelijk zeggenschaphebbende zijn.\n \n \n •\n De natuurlijke personen met certificaten van de aandelen (de directe of indirecte certificaathouders).\n \n \n •\n De natuurlijke personen die direct of indirect een pandrecht hebben op de aandelen. De aandelen zijn dan als onderpand gegeven voor een lening.\n \n \n •\n De natuurlijke personen die direct of indirect het recht van vruchtgebruik hebben op de aandelen. Er wordt dan vaak dividend ontvangen uit de aandelen.\n \n \n •\n De natuurlijke personen die direct of indirect begunstigde zijn van een stichting of trust. Dit betekent dat zij de voordelen uit de stichting of de trust kunnen krijgen.\n \n \n \n Let op: Gaat het om een buitenlandse onderneming? Dan zijn de uiteindelijk zeggenschaphebbenden vaak de mensen met een functie die veel lijkt op die van aandeelhouder. Bijvoorbeeld mensen die aandeelhouder zijn van een Engelse limited company of van een Belgische besloten vennootschap (bv).\n \n \n \n 3\n De lijst met vragen die moet worden beantwoord\n \n Hieronder staan de vragen van het Bibob-vragenformulier. Ze zijn verdeeld in drie hoofdstukken: algemene vragen voor alle rechtshandelingen, extra vragen voor een aantal rechtshandelingen en een handtekening. Tip: houd ‘de uitleg van juridische begrippen’ (deel 2) bij de hand. De woorden die schuingedrukt zijn, kunnen hierin worden opgezocht.\n \n \n Algemene vragen voor alle rechtshandelingen\n \n \n \n Identificatie betrokkene\n \n \n \n 1.\n Voor welke rechtshandeling vult u dit Bibob-vragenformulier in?\n \n \n □\n Een beschikking, zoals een vergunning, subsidie, ontheffing, erkenning, toekenning, goedkeuring, aanwijzing of registratie.\n \n \n □\n Een overheidsopdracht.\n \n \n □\n Een vastgoedtransactie.\n \n \n \n \n 2.\n Bij vraag 1 is de rechtshandeling aangekruist. Wie is de betrokkene die deze rechtshandeling aangaat, is aangegaan of wil aangaan?\n \n Let op: Een betrokkene kan ook een rechtspersoon zijn.\n \n Als de betrokkene een natuurlijk persoon is:\n \n \n \n •\n Achternaam:\n \n \n •\n Voornamen:\n \n \n •\n Burgerservicenummer:\n \n \n •\n Geboortedatum:\n \n \n •\n Geboorteplaats:\n \n \n •\n Straat en huisnummer:\n \n \n •\n Postcode en woonplaats:\n \n \n •\n Telefoonnummer:\n \n \n •\n E-mailadres:\n \n \n \n Als de betrokkene een rechtspersoon is:\n \n \n \n •\n Soort rechtsvorm: naamloze vennootschap / besloten vennootschap / stichting / anders, namelijk:\n \n \n •\n De statutaire naam, dus de bedrijfsnaam die staat in de oprichtingsakte:\n \n \n •\n De handelsnamen, dus de bedrijfsnamen die worden gebruikt bij het ondernemen:\n \n \n •\n Handelsregisternummer:\n \n \n •\n Straat en huisnummer:\n \n \n •\n Postcode en plaats:\n \n \n •\n Telefoonnummer:\n \n \n •\n E-mailadres:\n \n \n \n Als de rechtshandeling wordt aangegaan namens een vof, cv of een maatschap, waarbij de bovenstaande betrokkene partij is\n \n \n \n •\n Soort rechtsvorm: vof / cv / maatschap\n \n \n •\n De naam van de vof, cv of maatschap:\n \n \n •\n De handelsnamen, dus de bedrijfsnamen die worden gebruikt bij het ondernemen:\n \n \n •\n Handelsregisternummer:\n \n \n •\n Straat en huisnummer:\n \n \n •\n Postcode en plaats:\n \n \n •\n Telefoonnummer:\n \n \n •\n E-mailadres:\n \n \n •\n De andere vennoten of maten van deze vof / cv / maatschap zijn:\n \n \n Gaat het om een nieuwe onderneming?\n \n \n □\n Nee, de betrokkene gaat de rechtshandeling in privé aan.\n \n \n □\n Nee, de betrokkene heeft de onderneming al langer.\n \n \n □\n Nee, de betrokkene neemt de onderneming over.\n \n \n □\n Ja, dit is een nieuwe onderneming.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Welke documenten moeten worden meegestuurd?\n \n Hieronder staat welke documenten met dit formulier moeten worden meegestuurd.\n \n Let op: Er kan maar één situatie gelden.\n \n \n \n \n \n Welke situatie geldt?\n \n \n \n \n \n Wat moet worden meegestuurd?\n \n \n \n \n \n De rechtshandeling wordt of is aangegaan door een privépersoon zonder eenmanszaak\n \n \n →\n \n \n • een kopie van een geldig(e) identiteitskaart, paspoort, rijbewijs of vreemdelingendocument\n \n \n \n \n De rechtshandeling wordt of is aangegaan met een bestaande onderneming\n \n \n →\n \n \n • de winst- en verliesrekening met een uitleg over de afgelopen drie boekjaren (of korter als de onderneming nog niet zo lang bestond)\n • de balans met een uitleg per het eind van de afgelopen drie boekjaren (of korter als de onderneming nog niet zo lang bestond)\n • een actuele kolommenbalans\n \n \n \n \n De rechtshandeling wordt of is aangegaan met een bestaande onderneming die wordt overgenomen\n \n \n →\n \n \n • de overeenkomsten en betalingsbewijzen die horen bij de overname\n • de openingsbalans\n • de investeringsbegroting\n • de financieringsbegroting\n \n \n \n \n De rechtshandeling wordt of is aangegaan met een nieuw opgerichte onderneming\n \n \n →\n \n \n • de openingsbalans\n • de investeringsbegroting\n • de financieringsbegroting\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Welke documenten moeten ook worden meegestuurd?\n \n Hieronder staat in welke situatie welke documenten nog meer met dit formulier moeten worden meegestuurd.\n Let op: Misschien gelden er meer situaties. Er moeten dan dus meerdere documenten worden meegestuurd.\n Let op: Als de rechtshandeling is aangegaan door een privépersoon zonder eenmanszaak, hoeven geen andere dan de eerder genoemde documenten te worden meegestuurd.\n \n \n \n \n \n Welke situatie geldt?\n \n \n \n \n \n Wat moet worden meegestuurd?\n \n \n \n \n \n De betrokkene die de rechtshandeling aangaat of is aangegaan is een natuurlijke persoon\n \n \n →\n \n \n • Een kopie van een geldig(e) identiteitskaart, paspoort, rijbewijs of vreemdelingendocument\n \n \n \n \n De rechtshandeling wordt of is aangegaan namens een vof, cv of maatschap\n \n \n →\n \n \n • een kopie van de vennootschapsovereenkomst of het maatschapscontract\n \n \n \n \n De rechtshandeling wordt of is aangegaan door een buitenlandse onderneming\n \n \n →\n \n \n • een actueel uittreksel uit een buitenlands handelsregister\n \n \n \n \n \n \n \n \n Wijze van de financiering\n \n \n \n 3.\n Hoe worden de onderneming en de activiteiten waarop de Bibob-rechtshandeling ziet gefinancierd?\n \n Let op: Er kunnen meerdere antwoorden zijn.\n □ (Deels) eigen vermogen □ (Deels) vreemd vermogen\n Bedrag aan eigen vermogen:\n Bedrag aan vreemd vermogen:\n \n \n 4.\n Het eigen vermogen is afkomstig uit:\n Bij de vragen over bezittingen (vraag 18) en vermogensverschaffers (vanaf vraag 14) kan worden aangegeven waaruit het eigen vermogen en vreemd vermogen bestaat.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Welke documenten moeten worden meegestuurd?\n \n Hieronder staat welke documenten moeten worden meegestuurd met dit formulier.\n \n \n \n \n Eigen vermogen\n \n \n →\n \n \n • bewijs dat laat zien van wie het geld afkomt, hoeveel geld het is en hoe aan het geld is gekomen. Bijvoorbeeld rekeningafschriften, saldo-overzichten, overeenkomsten, loonstroken, belastingaangiftes. Het mogen kopieën zijn\n \n \n \n \n \n \n \n \n Leidinggevenden\n \n \n \n 5.\n Wie is de huidige uiteindelijk leidinggevende van de betrokkene?\n \n Let op: Deze vraag geldt alleen als de betrokkene een rechtspersoon is.\n \n Let op: Het gaat bij de uiteindelijk leidinggevende van deze rechtspersoon alleen om natuurlijke personen, dus mensen. Dit kunnen er meer dan één zijn. Ze moeten allemaal worden ingevuld.\n Achternaam:\n Voornamen:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en woonplaats:\n Geboortedatum:\n Geboorteplaats:\n Functie:\n \n \n 6.\n Wie is de afgelopen vijf jaren uiteindelijk leidinggevende geweest van de betrokkene?\n \n Let op: Deze vraag geldt alleen als de betrokkene een rechtspersoon is.\n \n Let op: Het gaat bij de voormalige uiteindelijk leidinggevende van deze rechtspersoon alleen om natuurlijke personen, dus mensen. Dit kunnen er meer dan één geweest zijn. Ze moeten allemaal worden ingevuld.\n Achternaam:\n Voornamen:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en woonplaats:\n Geboortedatum:\n Geboorteplaats:\n Functie op dat moment:\n \n \n 7.\n Wie zijn de huidige directe en indirecte leidinggevende(n) van de betrokkene?\n \n Let op: Meestal zijn direct leidinggevenden de bestuurders van de betrokkene.\n \n Let op: De vraag geldt alleen als de betrokkene een rechtspersoon is.\n \n Let op: Er kan meer dan één leidinggevende zijn. Ze moeten hier allemaal worden ingevuld, behalve de uiteindelijk leidinggevende(n).\n De statutaire naam, dus de bedrijfsnaam die staat in de oprichtingsakte:\n De handelsnamen, dus de bedrijfsnamen die worden gebruikt bij het ondernemen:\n Soort rechtsvorm: naamloze vennootschap / besloten vennootschap / stichting / anders, namelijk:\n Handelsregisternummer:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en plaats:\n Functie:\n \n \n 8.\n Wie zijn de afgelopen vijf jaren de directe en indirecte leidinggevende(n) geweest van de betrokkene?\n \n Let op: Meestal waren direct leidinggevenden de bestuurders van de betrokkene.\n \n Let op: De vraag geldt alleen als de betrokkene een rechtspersoon is.\n \n Let op: Er kan meer dan één voormalige leidinggevende zijn. Ze moeten hier allemaal worden ingevuld, behalve de voormalige uiteindelijk leidinggevende(n).\n De statutaire naam, dus de bedrijfsnaam die staat in de oprichtingsakte:\n De handelsnamen, dus de bedrijfsnamen die worden gebruikt bij het ondernemen:\n Soort rechtsvorm: naamloze vennootschap / besloten vennootschap / stichting / anders, namelijk:\n Handelsregisternummer:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en plaats:\n Functie op dat moment:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Welke documenten moeten worden meegestuurd?\n \n Hieronder staat welke documenten met dit formulier moeten worden meegestuurd.\n \n Let op: Misschien gelden er meer situaties. Er moeten dan dus meerdere documenten worden meegestuurd.\n \n \n \n \n \n Huidige uiteindelijk leidinggevende(n)\n \n \n \n →\n \n \n • een kopie van een geldig(e) identiteitskaart, paspoort, rijbewijs of vreemdelingendocument\n • een kopie van bewijs dat deze persoon uiteindelijk leidinggevende is. Staat dit in het handelsregister van de Nederlandse Kamer van Koophandel? Dan kan worden verwezen naar dit register\n \n \n \n \n \n Voormalige uiteindelijk leidinggevende(n)\n \n \n \n →\n \n \n • een kopie van een geldig(e) identiteitskaart, paspoort, rijbewijs of vreemdelingendocument\n • een kopie van bewijs dat deze persoon in de afgelopen vijf jaren uiteindelijk leidinggevende is geweest. Staat dit in het handelsregister van de Nederlandse Kamer van Koophandel? Dan kan worden verwezen naar dit register\n \n \n \n \n \n Huidige directe en indirecte leidinggevende(n)\n \n \n \n →\n \n \n • een kopie van bewijs dat deze persoon leidinggevende is. Staat dit in het Handelsregister van de Nederlandse Kamer van Koophandel? Dan kan worden verwezen naar dit register\n • een actueel uittreksel uit een buitenlands handelsregister van alle leidinggevenden die buitenlandse rechtspersonen zijn\n \n \n \n \n \n Voormalige directe en indirecte leidinggevende(n)\n \n \n \n →\n \n \n • een kopie van bewijs dat deze persoon leidinggevende was. Staat dit in het Handelsregister van de Nederlandse Kamer van Koophandel? Dan kan worden verwezen naar dit register\n • een actueel uittreksel uit een buitenlands handelsregister van alle leidinggevenden die buitenlandse rechtspersonen zijn\n \n \n \n \n \n \n \n \n Zeggenschaphebbenden\n \n \n \n 9.\n Wie is de huidige uiteindelijk zeggenschaphebbende van de betrokkene?\n \n Let op: Deze vraag geldt alleen als de betrokkene een rechtspersoon is.\n \n Let op: Het gaat bij de uiteindelijk zeggenschaphebbende van de betrokkene alleen om natuurlijke personen, dus mensen. Dit kunnen er meer dan één zijn. Ze moeten allemaal worden ingevuld.\n Achternaam:\n Voornamen:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en woonplaats:\n Geboortedatum:\n Geboorteplaats:\n Functie:\n Het percentage aandelen, als deze persoon aandeelhouder is:\n \n \n 10.\n Wie is de afgelopen vijf jaren de uiteindelijk zeggenschaphebbende geweest van de betrokkene?\n \n Let op: Deze vraag geldt alleen als de betrokkene een rechtspersoon is.\n \n Let op: Het gaat bij de voormalige uiteindelijk zeggenschaphebbende van de betrokkene alleen om natuurlijke personen, dus mensen. Dit kunnen er meer dan één geweest zijn. Ze moeten allemaal worden ingevuld.\n Achternaam:\n Voornamen:\n Geboortedatum:\n Geboorteplaats:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en woonplaats:\n Functie op dat moment:\n Het percentage aandelen, als deze persoon aandeelhouder was:\n \n \n 11.\n Wie zijn de huidige directe en indirecte zeggenschaphebbende(n) van de betrokkene?\n \n Let op: Meestal zijn direct zeggenschaphebbenden de aandeelhouders van de betrokkene.\n \n Let op: Deze vraag geldt alleen als de betrokkene een rechtspersoon is.\n \n Let op: Er kan meer dan één zeggenschaphebbende zijn. Ze moeten hier allemaal worden ingevuld, behalve de uiteindelijk zeggenschaphebbende(n).\n De statutaire naam, dus de bedrijfsnaam die staat in de oprichtingsakte:\n De handelsnamen, dus de bedrijfsnamen die worden gebruikt bij het ondernemen:\n Soort rechtsvorm: naamloze vennootschap / besloten vennootschap / stichting / anders, namelijk:\n Handelsregisternummer:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en plaats:\n Functie:\n Het percentage aandelen, als deze persoon aandeelhouder is:\n \n \n 12.\n Wie zijn de afgelopen vijf jaren de directe of indirecte zeggenschaphebbende(n) geweest van de betrokkene?\n \n Let op: Meestal waren direct zeggenschaphebbenden de aandeelhouders van de betrokkene.\n \n Let op: Deze vraag geldt alleen als de betrokkene een rechtspersoon is.\n \n Let op: Er kan meer dan één voormalige zeggenschaphebbende zijn. Ze moeten hier allemaal worden ingevuld, behalve de voormalige uiteindelijk zeggenschaphebbende(n).\n De statutaire naam, dus de bedrijfsnaam die staat in de oprichtingsakte:\n De handelsnamen, dus de bedrijfsnamen die worden gebruikt bij het ondernemen:\n Soort rechtsvorm: naamloze vennootschap / besloten vennootschap / stichting / anders, namelijk:\n Handelsregisternummer:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en plaats:\n Functie op dat moment:\n Het percentage aandelen, als deze persoon aandeelhouder was:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Welke documenten moeten worden meegestuurd?\n \n Hieronder staat welke documenten met dit formulier moeten worden meegestuurd.\n \n Let op: Misschien gelden er meer situaties. Er moeten dan dus meerdere documenten worden meegestuurd.\n \n \n \n \n \n Huidige uiteindelijk zeggenschaphebbende(n)\n \n \n \n →\n \n \n • een kopie van een geldig(e) identiteitskaart, paspoort, rijbewijs of vreemdelingendocument\n • een kopie van bewijs dat deze persoon uiteindelijk zeggenschaphebbende is (bijvoorbeeld een aandeelhoudersregister). Staat dit in het handelsregister van de Nederlandse Kamer van Koophandel? Dan kan worden verwezen naar dit register\n • een kopie van het (volledige) aandeelhoudersregister (als het gaat om een naamloze vennootschap of besloten vennootschap)\n \n \n \n \n \n Voormalige uiteindelijk zeggenschaphebbende (n)\n \n \n \n →\n \n \n • een kopie van een geldig(e) identiteitskaart, paspoort, rijbewijs of vreemdelingendocument\n • een kopie van bewijs dat deze persoon in de afgelopen vijf jaren uiteindelijk zeggenschaphebbende is geweest (bijvoorbeeld een aandeelhoudersregister). Staat dit in het handelsregister van de Nederlandse Kamer van Koophandel? Dan kan worden verwezen naar dit register\n • een kopie van het (volledige) aandeelhoudersregister (als het gaat om een naamloze vennootschap of besloten vennootschap)\n \n \n \n \n \n Huidige directe en indirecte zeggenschaphebbende(n)\n \n \n \n →\n \n \n • een kopie van bewijs dat deze persoon zeggenschaphebbende is. Staat dit in het handelsregister van de Nederlandse Kamer van Koophandel? Dan kan worden verwezen naar dit register\n • een kopie van het (volledige) aandeelhoudersregister (als het gaat om een naamloze vennootschap of besloten vennootschap)\n • een actueel uittreksel uit een buitenlands handelsregister van alle zeggenschaphebbenden die buitenlandse rechtspersonen zijn\n \n \n \n \n \n Voormalige directe en indirecte zeggenschaphebbende (n)\n \n \n \n →\n \n \n • een kopie van bewijs dat deze persoon zeggenschaphebbende was. Staat dit in het handelsregister van de Nederlandse Kamer van Koophandel? Dan kan worden verwezen naar dit register\n • een kopie van het (volledige) aandeelhoudersregister (als het gaat om een naamloze vennootschap of besloten vennootschap)\n • een actueel uittreksel uit een buitenlands handelsregister van alle zeggenschaphebbenden die buitenlandse rechtspersonen zijn\n \n \n \n \n \n \n \n \n Ondergeschikten en nevengeschikten\n \n \n \n 13.\n Bij vraag 2 tot en met 11 is ingevuld wie de betrokkene is en wie de (uiteindelijk) leidinggevenden en (uiteindelijk) zeggenschaphebbenden zijn. Wie van hen is (de afgelopen vijf jaren) ook uiteindelijk leidinggevende of uiteindelijk zeggenschaphebbende (geweest) van andere rechtspersonen? We noemen dit nevengeschikte of ondergeschikte rechtspersonen. Vul hieronder de gegevens van deze nevengeschikte of ondergeschikte rechtspersonen in.\n \n Nevengeschikte rechtspersoon\n \n Naam betrokkene/(uiteindelijk) leidinggevende/(uiteindelijk) zeggenschaphebbende:\n De verhouding ten opzichte van de nevengeschikte rechtspersoon:\n De periode waarbinnen deze verhouding bestaat of bestond:\n De statutaire naam, dus de bedrijfsnaam van de nevengeschikterechtspersoon die staat in de oprichtingsakte:\n De handelsnamen, dus de bedrijfsnamen die de nevengeschikterechtspersoon gebruikt bij het ondernemen:\n Soort rechtsvorm: naamloze vennootschap / besloten vennootschap / stichting / anders, namelijk:\n Handelsregisternummer:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en plaats:\n \n Ondergeschikte rechtspersoon\n \n Naam betrokkene/(uiteindelijk) leidinggevende/(uiteindelijk) zeggenschaphebbende:\n De verhouding ten opzichte van de ondergeschikte rechtspersoon:\n De periode waarbinnen deze verhouding bestaat of bestond:\n De statutaire naam, dus de bedrijfsnaam van de ondergeschikterechtspersoon die staat in de oprichtingsakte:\n De handelsnamen, dus de bedrijfsnamen die de ondergeschikterechtspersoon gebruikt bij het ondernemen:\n Soort rechtsvorm: naamloze vennootschap / besloten vennootschap / stichting / anders, namelijk:\n Handelsregisternummer:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en plaats:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Welke documenten moeten worden meegestuurd?\n \n Hieronder staat welke documenten met dit formulier moeten worden meegestuurd.\n Let op: Misschien gelden er meer situaties. Er moeten dan dus meerdere documenten worden meegestuurd.\n \n \n \n \n \n Nevengeschikte rechtspersoon \n \n \n \n →\n \n \n • een kopie van bewijs waaruit de zeggenschaphebbende rol of leidinggevende rol blijkt (bijvoorbeeld een aandeelhoudersregister). Staat dit in het handelsregister van de Nederlandse Kamer van Koophandel? Dan kan worden verwezen naar dit register\n • een organogram waarin je kunt zien wat de verhouding is tussen de personen die zijn ingevuld en de andere rechtspersoon. Schrijf hierbij duidelijk op vanaf en tot en met wanneer dit was\n • een kopie van het (volledige) aandeelhoudersregister (als het gaat om een naamloze vennootschap of besloten vennootschap)\n • een actueel uittreksel uit een buitenlands handelsregister van alle zeggenschaphebbenden en leidinggevenden die buitenlandse rechtspersonen zijn\n \n \n \n \n \n Ondergeschikte rechtspersoon\n \n \n \n →\n \n \n • een kopie van bewijs waaruit de zeggenschaphebbende rol of leidinggevende rol blijkt (bijvoorbeeld een aandeelhoudersregister). Staat dit in het handelsregister van de Nederlandse Kamer van Koophandel dan kan worden verwezen naar dit register\n • een organogram waarin je kunt zien wat de verhouding is tussen de personen die zijn ingevuld en de andere rechtspersoon. Schrijf hierbij duidelijk op vanaf en tot en met wanneer dit was\n • een kopie van het (volledige) aandeelhoudersregister (als het gaat om een naamloze vennootschap of besloten vennootschap)\n • een actueel uittreksel uit een buitenlands handelsregister van alle zeggenschaphebbenden en leidinggevenden die buitenlandse rechtspersonen zijn\n \n \n \n \n \n \n \n \n Vermogensverschaffers\n \n \n \n 14.\n Wie zijn de directe vermogensverschaffers van de betrokkene? Dit kunnen zowel natuurlijke personen als rechtspersonen zijn.\n \n Let op: Er kan meer dan één vermogensverschaffer zijn. Ze moeten allemaal worden ingevuld.\n \n Let op: Ook informatie over schulden aan de Belastingdienst moet worden opgegeven.\n \n Als de vermogensverschaffer een natuurlijk persoon is\n \n Achternaam:\n Voornamen:\n Geboortedatum:\n Geboorteplaats:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en woonplaats:\n \n Als de vermogensverschaffer een rechtspersoon is\n \n De statutaire naam, dus de bedrijfsnaam die staat in de oprichtingsakte:\n De handelsnamen, dus de bedrijfsnamen die worden gebruikt bij het ondernemen:\n Soort rechtsvorm: naamloze vennootschap / besloten vennootschap / stichting / anders, namelijk:\n Handelsregisternummer:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en plaats:\n De manier waarop de betrokkene geld krijgt of heeft gekregen van de vermogensverschaffer:\n \n Let op: Er kunnen meerdere antwoorden zijn.\n \n \n □\n Lening\n \n \n □\n Een schuld anders dan een lening, bijvoorbeeld bij de Belastingdienst\n \n \n □\n Schenking\n \n \n □\n Erfenis\n \n \n □\n Kapitaalstorting in de onderneming van de betrokkene, in ruil voor bijvoorbeeld aandelen\n \n \n □\n Cryptogeld\n \n \n □\n Op een andere manier, namelijk:\n \n \n Datum dat het geld gekregen is:\n Het bedrag dat toen gekregen is:\n Bedrag aan het einde van elk van de vorige vier jaren:\n Percentage rente, als het om een lening gaat:\n \n \n •\n Als er is ingevuld dat het om een lening of andere schuld gaat, dan moet de volgende informatie worden ingevuld:\n \n \n Het bedrag dat al is terugbetaald:\n Het bedrag dat nog moet worden terugbetaald:\n \n \n 15.\n Wie waren de vorige vier jaren de directe vermogensverschaffers van de betrokkene? Dit kunnen zowel natuurlijke personen als rechtspersonen zijn.\n \n Let op: Er kan meer dan één vermogensverschaffer zijn. Ze moeten hier allemaal worden ingevuld.\n \n Als de vermogensverschaffer een natuurlijk persoon is\n \n Achternaam:\n Voornamen:\n Geboortedatum:\n Geboorteplaats:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en woonplaats:\n \n Als de vermogensverschaffer een rechtspersoon is\n \n De statutaire naam, dus de bedrijfsnaam die staat in de oprichtingsakte:\n De handelsnamen, dus de bedrijfsnamen die worden gebruikt bij het ondernemen:\n Soort rechtsvorm: naamloze vennootschap / besloten vennootschap / stichting / anders, namelijk:\n Handelsregisternummer:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en plaats:\n De manier waarop de betrokkene geld heeft gekregen van de vermogensverschaffer:\n \n Let op: Er kunnen meerdere antwoorden zijn.\n \n \n □\n Lening\n \n \n □\n Een schuld anders dan een lening, bijvoorbeeld bij de Belastingdienst\n \n \n □\n Schenking\n \n \n □\n Erfenis\n \n \n □\n Kapitaalstorting in de onderneming van de betrokkene, in ruil voor bijvoorbeeld aandelen\n \n \n □\n Cryptogeld\n \n \n □\n Op een andere manier, namelijk:\n \n \n Datum dat het geld gekregen is:\n Het bedrag dat toen gekregen is:\n Bedrag aan het einde van elk van de vorige vier jaren:\n Percentage rente, als het om een lening gaat:\n \n \n •\n Als er is ingevuld dat het om een lening of andere schuld gaat, dan moet de volgende informatie worden ingevuld:\n \n \n Het bedrag dat al is terugbetaald:\n Het bedrag dat nog moet worden terugbetaald:\n \n \n 16.\n Wie zijn de vermogensverschaffers van de vermogensverschaffers (indirecte vermogensverschaffers) die bij vraag 14 zijn ingevuld? Dit kunnen zowel natuurlijke personen als rechtspersonen zijn.\n \n Let op: Er kan meer dan één indirecte vermogensverschaffer zijn. Onderstaande informatie moet voor alle indirecte vermogensverschaffers worden ingevuld en worden meegestuurd.\n \n Let op: De indirecte vermogensverschaffers van de aandeelhouders (oftewel zeggenschaphebbenden) moeten ook worden ingevuld.\n \n Als de indirecte vermogensverschaffer een natuurlijk persoon is\n \n Achternaam:\n Voornamen:\n Geboortedatum:\n Geboorteplaats:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en woonplaats:\n \n Als de indirecte vermogensverschaffer een rechtspersoon is\n \n De statutaire naam, dus de bedrijfsnaam die staat in de oprichtingsakte:\n De handelsnamen, dus de bedrijfsnamen die diegene gebruikt bij het ondernemen:\n Soort rechtsvorm: naamloze vennootschap / besloten vennootschap / stichting / anders, namelijk:\n Handelsregisternummer:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en plaats:\n De manier waarop de vermogensverschaffer geld krijgt of heeft gekregen van de indirecte vermogensverschaffer:\n \n Let op: Er kunnen meerdere antwoorden zijn.\n \n \n □\n Lening\n \n \n □\n Een schuld anders dan een lening, bijvoorbeeld bij de Belastingdienst\n \n \n □\n Schenking\n \n \n □\n Erfenis\n \n \n □\n Kapitaalstorting in de onderneming van de betrokkene, in ruil voor bijvoorbeeld aandelen\n \n \n □\n Cryptogeld\n \n \n □\n Op een andere manier, namelijk ...\n \n \n Datum dat de vermogensverschaffer het geld kreeg van de indirecte vermogensverschaffer:\n Het bedrag dat diegene toen kreeg:\n Bedrag aan het einde van elk van de vorige vier jaren:\n Percentage rente, als het om een lening gaat:\n \n \n •\n Als er is ingevuld dat het om een lening of andere schuld gaat, dan moet de volgende informatie worden ingevuld:\n \n \n Het bedrag dat al is terugbetaald\n Het bedrag dat nog moet worden terugbetaald:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Welke documenten moeten worden meegestuurd?\n \n Hieronder staat welke documenten met dit formulier moeten worden meegestuurd.\n \n Let op: Misschien gelden er meer situaties. Er moeten dan dus meerdere documenten worden meegestuurd.\n \n \n \n \n \n Over het bedrag en de betaling\n \n \n \n →\n \n \n • bewijs dat laat zien van wie het geld afkomt, hoeveel geld het is en hoe aan het geld is gekomen. Bijvoorbeeld rekeningafschriften, ondertekende overeenkomsten, jaaropgaven, loonstroken, belastingaangiftes. Het mogen kopieën zijn\n • de overeenkomst die is getekend om het geld of de goederen te krijgen. Dit mag een kopie zijn\n • bewijs dat het geld of de goederen echt zijn gekregen. Bijvoorbeeld rekeningafschriften. Dit mogen kopieën zijn\n • bewijs van onderpand of andere zekerheid, als dat is gegeven voor de lening. Dit mag een kopie zijn\n \n \n \n \n \n \n Vermogensverschaffer als natuurlijk persoon \n \n \n \n →\n \n \n • een kopie van een geldig(e) identiteitskaart, paspoort, rijbewijs of vreemdelingendocument\n \n \n \n \n \n \n \n 17.\n Wie zijn de directe vermogensverschaffers van de activiteiten van de Bibob-rechtshandeling?\n \n Let op: Het is voldoende om te verwijzen naar de vermogensverschaffers die eerder bij vraag 14 zijn genoemd.\n \n \n \n \n \n Andere vragen over de financiële situatie\n \n \n \n 18.\n Heeft de betrokkene nu bezittingen of had hij ze aan het einde van elk van de afgelopen vier jaren?\n \n Let op: Als de informatie over de bezittingen van betrokkene eerder (deels) is ingevuld in de balans bij vraag 2, dan kan daarnaar worden verwezen.\n \n \n \n \n \n \n \n □ Nee\n \n \n □ Ja\n \n \n \n \n \n Als er ja is geantwoord, moet de volgende informatie worden ingevuld:\n Bezitting:\n Waarde nu:\n Waarde einde vorig jaar:\n Waarde einde elk van de drie jaren daarvoor:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Welke documenten moeten worden meegestuurd?\n \n Hieronder staat welke documenten met dit formulier moeten worden meegestuurd.\n \n \n \n \n \n Bezittingen\n \n \n \n →\n \n \n • bewijs dat laat zien hoe aan de bezittingen is gekomen en hoe groot de bezitting is. Bijvoorbeeld rekeningafschriften, loonstroken of belastingaangiftes. Het mogen kopieën zijn\n \n \n \n \n \n \n \n \n Strafrechtelijk en bestuursrechtelijk optreden\n \n \n \n 19.\n Is de betrokkene in de afgelopen vijf jaren veroordeeld in een strafzaak, is aan hem een strafbeschikking opgelegd, is hij verdachte (geweest) of is hij een schikking (transactie) aangegaan met het Openbaar Ministerie? Een schikking is een afspraak met het Openbaar Ministerie om geen rechtszaak te starten, maar je krijgt wel een straf (je moet bijvoorbeeld een geldbedrag betalen).\n \n Let op: Er moet ook ‘ja’ worden geantwoord als dit in het buitenland is gebeurd.\n \n Let op: Er hoeft géén informatie gegeven te worden over:\n \n \n •\n een straf of schikking met alleen een boete van € 250 of minder.\n \n \n •\n een lopende zaak waarbij het gaat om een boete van € 250 of minder.\n \n \n •\n verkeersovertredingen of verkeersmisdrijven, tenzij dit formulier voor een transportvergunning wordt ingevuld.\n \n \n \n Uitzondering! Als bij een verkeersovertreding of verkeersmisdrijf één van onderstaande situaties ontstond, moet hierover altijd informatie worden gegeven.\n \n \n ○\n Iemand anders is overleden of gewond geraakt.\n \n \n ○\n Er is doorgereden na een ongeval.\n \n \n ○\n Er werd onder invloed van alcohol of drugs gereden, zoals staat in artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n □ Nee\n \n \n □ Ja\n \n \n \n \n \n Als er ja is geantwoord moet van de betrokkene per veroordeling, strafbeschikking, schikking of verdenking de volgende informatie worden ingevuld:\n Het strafbare feit:\n Jaartal:\n Land(en):\n Uitleg:\n \n \n 20.\n Heeft de betrokkene in de afgelopen vijf jaren een bestuurlijke boete gekregen van meer dan € 340?\n \n Let op: We bedoelen ook bestuurlijke boetes van de Belastingdienst.\n \n Let op: Er hoeft géén informatie gegeven te worden over:\n \n \n •\n Opgelegde bestuurlijke boetes van € 340 of minder;\n \n \n •\n verkeersovertredingen of verkeersmisdrijven, tenzij dit formulier voor een transportvergunning wordt ingevuld.\n \n \n \n Uitzondering! Als bij een verkeersovertreding of verkeersmisdrijf één van onderstaande situaties ontstond, moet hierover altijd informatie worden gegeven.\n \n \n ○\n Iemand anders is overleden of gewond geraakt.\n \n \n ○\n Er is doorgereden na een ongeval.\n \n \n ○\n Er werd onder invloed van alcohol of drugs gereden, zoals staat in artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n □ Nee\n \n \n □ Ja\n \n \n \n \n \n Als er ja is geantwoord, moet per boete de volgende informatie worden ingevuld:\n De reden of redenen van de boete:\n Jaartal:\n \n Bestuursorgaan dat de boete heeft gegeven:\n Uitleg:\n \n \n 21.\n Heeft de betrokkene de afgelopen vijf jaren een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom gekregen?\n \n \n \n \n \n \n \n □ Nee\n \n \n □ Ja\n \n \n \n \n \n Als er ja is geantwoord, moet per last de volgende informatie worden ingevuld:\n Locatie waarvoor de last geldt of gold:\n Overtreding:\n Jaartal:\n \n Bestuursorgaan dat de last heeft opgelegd:\n Uitleg:\n \n \n 22.\n Is in de afgelopen vijf jaren een rechtshandeling van de betrokkene met een bestuursorgaan of rechtspersoon met overheidstaak ingetrokken, geweigerd, niet aangegaan of gestopt? En gebeurde dit omdat de betrokkene niet integer of betrouwbaar bleek? Dit kan bijvoorbeeld zijn gebeurd na een toets aan het slecht-levensgedrag-criterium of bij het niet volgens de regels krijgen of gebruiken van een subsidie.\n \n \n \n \n \n \n \n □ Nee\n \n \n □ Ja\n \n \n \n \n \n Als er ja is geantwoord, moet de volgende informatie worden ingevuld:\n Jaartal:\n \n Bestuursorgaan dat hierbij betrokken was:\n Soort rechtshandeling:\n Locatie waar de rechtshandeling op zag:\n Uitleg:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Welke documenten moeten worden meegestuurd?\n \n Hieronder staat welke documenten met dit formulier moeten worden meegestuurd.\n \n \n \n \n \n Bestuurlijke boete\n \n \n \n →\n \n \n • besluiten waarbij deze boetes zijn gegeven. Het mogen kopieën zijn\n \n \n \n \n \n \n Last onder bestuursdwang of last onder dwangsom\n \n \n \n →\n \n \n • besluiten waarbij deze lasten zijn gegeven. Het mogen kopieën zijn\n \n \n \n \n \n \n Rechtshandeling geweigerd of ingetrokken, niet aangegaan of gestopt\n \n \n \n →\n \n \n • besluiten hiervan. Het mogen kopieën zijn\n \n \n \n \n \n \n \n \n Locatie en inventaris van de onderneming\n \n \n \n 23.\n Geldt de beschikking, vastgoedtransactie of overheidsopdracht voor één specifieke locatie?\n \n \n \n \n \n \n \n □ Nee\n \n \n □ Ja\n \n \n \n \n \n Als er ja is geantwoord, moet de volgende informatie worden ingevuld:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en plaats:\n Kadastrale aanduiding (bij vastgoedtransacties):\n \n \n 24.\n Huurt of pacht de betrokkene het gebouw of terrein waarvoor de beschikking, vastgoedtransactie of overheidsopdracht geldt? Of is er een andere gebruiksovereenkomst?\n \n Let op: Er kunnen meerdere antwoorden zijn.\n \n \n □\n Nee, de betrokkene huurt of pacht geen gebouw of terrein.\n \n \n □\n Nee, de betrokkene is (deels) eigenaar van het gebouw of terrein.\n \n \n □\n Ja, de betrokkene huurt of pacht het gebouw of terrein.\n \n \n □\n Ja, de betrokkene mag het gebouw of terrein gebruiken via een andere gebruiksovereenkomst.\n \n \n □\n Niet van toepassing.\n \n \n \n \n •\n Als er is geantwoord dat de betrokkene (deels) eigenaar is van het gebouw of terrein, dan moet de volgende informatie worden ingevuld:\n \n \n Datum van de aankoop van het gebouw of terrein:\n Bedrag dat daarvoor betaald is:\n De manier waarop is betaald:\n Percentage eigendom:\n Namen mede-eigenaren:\n \n \n •\n Als er is geantwoord dat de betrokkene pacht, huurt of via een andere overeenkomst het gebouw of terrein mag gebruiken, dan moet de volgende informatie worden ingevuld:\n \n \n Soort overeenkomst: huur / pacht / anders, namelijk:\n Het bedrag dat betrokkene per maand betaalt voor het gebouw of terrein: €\n Wie is de verhuurder, verpachter of andere persoon die het gebouw of terrein laat gebruiken?\n \n Als dat een natuurlijk persoon is:\n \n Achternaam:\n Voornamen:\n Geboortedatum:\n Geboorteplaats:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en woonplaats:\n \n Als dat een rechtspersoon is:\n \n De statutaire naam, dus de bedrijfsnaam die staat in de oprichtingsakte:\n De handelsnamen, dus de bedrijfsnamen die worden gebruikt bij het ondernemen:\n Soort rechtsvorm: naamloze vennootschap / besloten vennootschap / stichting / anders, namelijk:\n Handelsregisternummer:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en plaats:\n \n \n 25.\n Is de betrokkene op dit moment te laat met het betalen van de huur, pachtsom of gebruiksvergoeding of is er voor het betalen hiervan uitstel aan hem verleend?\n \n \n \n \n \n \n \n □ Nee\n \n \n □ Ja\n \n \n \n \n \n Als er ja is geantwoord moet de volgende informatie worden ingevuld:\n Hoe lang is betrokkene al te laat met betalen of hoe lang is er uitstel verleend aan betrokkene:\n Het bedrag dat betrokkene nog moet betalen: €\n \n \n 26.\n Huurt of pacht de betrokkene (een aantal) spullen (inventaris) die staan in het gebouw of op het terrein van de onderneming?\n \n Let op: Ook als (een aantal van) deze spullen buiten het gebouw of het terrein van de onderneming staan, moet hierover informatie worden ingevuld.\n \n \n \n \n \n \n \n □ Nee\n \n \n □ Ja\n \n \n \n \n \n \n \n •\n Als er ja is geantwoord moet de volgende informatie worden ingevuld:\n \n \n Het bedrag dat de betrokkene betaalt voor deze spullen:\n De betrokkene betaalt dit bedrag: per maand / per jaar / anders, namelijk:\n \n \n •\n Vul in wie degene is die de spullen aan de betrokkene verhuurt of verpacht:\n \n \n \n Als de verhuurder of verpachter een natuurlijk persoon is:\n \n Achternaam:\n Voornamen:\n Geboortedatum:\n Geboorteplaats:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en woonplaats:\n \n Als de verhuurder of verpachter een rechtspersoon is:\n \n De statutaire naam, dus de bedrijfsnaam die staat in de oprichtingsakte:\n De handelsnamen, dus de bedrijfsnamen die worden gebruikt bij het ondernemen:\n Soort rechtsvorm: naamloze vennootschap / besloten vennootschap / stichting / anders, namelijk:\n Handelsregisternummer:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en plaats:\n \n \n 27.\n Is de betrokkene op dit moment te laat met het betalen van de huur of pachtsom voor de spullen (inventaris) of is er voor het betalen hiervan uitstel aan hem verleend?\n \n \n \n \n \n \n \n □ Nee\n \n \n □ Ja\n \n \n \n \n \n Als er ja is geantwoord moet de volgende informatie worden ingevuld:\n Hoe lang is betrokkene al te laat met betalen of hoe lang is er uitstel verleend aan betrokkene:\n Het bedrag dat betrokkene nog moet betalen: €\n \n \n 28.\n Wordt of is de betrokkene (deels) de eigenaar van de spullen (inventaris) van de onderneming waar het in dit formulier om gaat?\n \n \n \n \n \n \n \n □ Nee\n \n \n □ Ja\n \n \n \n \n \n Als er ja is geantwoord moet de volgende informatie worden ingevuld:\n Het bedrag dat is betaald of betaald moet worden voor de aankoop van de spullen:\n De manier waarop is betaald of betaald moet worden:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Welke documenten moeten worden meegestuurd?\n \n Hieronder staat welke documenten met dit formulier moeten worden meegestuurd.\n \n \n \n \n \n Huur-, pacht- of ander gebruik van gebouw of terrein\n \n \n \n →\n \n \n • de pachtovereenkomst, huurovereenkomst of andere gebruiksovereenkomst. Dit mag een kopie zijn\n \n \n \n \n \n Spullen (inventaris) huren of pachten\n \n \n \n \n • de pachtovereenkomst of huurovereenkomst. Dit mag een kopie zijn\n • een lijst waarop staat welke spullen betrokkene pacht of huurt (inventarislijst)\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Vragen over specifieke Bibob-rechtshandelingen\n \n \n \n Voor alle beschikkingen\n \n \n \n A1.\n \n Om wat voor soort beschikking gaat het?\n \n Kruis het bolletje aan dat het beste past bij de beschikking.\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Sector\n \n \n Beschikking\n \n \n \n \n \n \n Recreatie en amusement\n \n \n ° Alcoholwetvergunning, inclusief de melding van een nieuwe leidinggevende\n \n \n \n \n ° Kansspelvergunning\n \n \n \n \n Bouw\n \n \n ° Huisvestingsvergunning\n \n \n \n \n ° Omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten\n \n \n \n \n ° Vergunning Woningwet voor verkoop onroerende zaak door een woningcorporatie. Of het vestigen van zakelijke rechten.\n \n \n \n \n Vervoer en transport\n \n \n ° Taxivergunning\n \n \n \n \n ° Openbaar vervoer per bus en besloten busvervoer\n \n \n \n \n ° Eurovergunning of communautaire vergunning voor goederentransport\n \n \n \n \n Milieu en omgeving\n \n \n ° Omgevingsvergunning milieubelastende activiteit\n \n \n \n \n ° Omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit\n \n \n \n \n ° Omgevingsvergunning op grond van een waterschapsverordening\n \n \n \n \n ° Een wijziging van het omgevingsplan die het voor de aanvrager mogelijk maakt om een activiteit te doen zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit.\n \n \n \n \n ° Milieuvergunningen voor genetisch gemodificeerde organismen of erkenning volgens milieuwetgeving\n \n \n \n \n ° Registratie voor opslag en vervoer meststoffen\n \n \n \n \n Overig\n \n \n ° Gemeentelijke vergunning (of ontheffing) die op grond van een verordening verplicht is voor een inrichting of onderneming. Voorbeelden: horeca, seksbranche, coffeeshops, evenementen, vechtsportgala’s, gokhallen, stadions, racebanen, overige bedrijven en inrichtingen.\n \n \n \n \n ° Ontheffing Opiumwet\n \n \n \n \n ° Vergunning voor betaalnummers\n \n \n \n \n ° Vergunning voor strategische goederen en diensten\n \n \n \n \n ° Vergunning toetreding zorgaanbieder\n \n \n \n \n ° Wapenexportvergunning\n \n \n \n \n ° Hierboven niet genoemd, namelijk:\n \n \n \n \n \n \n \n \n Voor subsidies\n \n \n \n A2.\n \n Heeft de betrokkene voor de activiteiten waarvoor dit formulier moet worden ingevuld ook subsidie(s) aangevraagd bij andere bestuursorganen en is hierover nog geen besluit genomen? Of gaat de betrokkene dit nog doen?\n \n \n \n \n \n \n \n \n □ Nee\n \n \n □ Ja\n \n \n \n \n \n \n Bestuursorgaan:\n Subsidiebedrag:\n Zo ja, dan moeten per aanvraag de volgende gegevens worden ingevuld:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Welke documenten moeten worden meegestuurd?\n \n Hieronder staat welke documenten met dit formulier moeten worden meegestuurd.\n \n \n \n \n \n Subsidieaanvraag bij andere bestuursorganen\n \n \n \n \n • de subsidieaanvraag. Of een kopie ervan\n \n \n \n \n \n \n \n \n Voor ondernemingen met speelautomaten\n \n \n \n A3.\n \n Zijn er of worden er speelautomaten geplaatst in de onderhavige onderneming?\n \n \n \n \n \n \n \n \n □ Ja\n \n \n □ Nee\n \n \n \n \n \n Is er ja geantwoord? Dan moeten de volgende gegevens worden ingevuld over degene die de speelautomaten plaatst:\n \n Als dat een natuurlijk persoon is:\n \n Achternaam:\n Voornamen:\n Geboortedatum:\n Geboorteplaats:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en woonplaats:\n \n Als dat een rechtspersoon is:\n \n De statutaire naam, dus de bedrijfsnaam die staat in de oprichtingsakte:\n De handelsnamen, dus de bedrijfsnamen die worden gebruikt bij het ondernemen:\n Soort rechtsvorm: naamloze vennootschap / besloten vennootschap / stichting / anders, namelijk:\n Handelsregisternummer:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en plaats:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Welke documenten moeten worden meegestuurd?\n \n Hieronder staat welke documenten met dit formulier moeten worden meegestuurd.\n \n \n \n \n \n Bij het plaatsen van speelautomaten in de onderhavige onderneming\n \n \n \n \n • de exploitatie-overeenkomst\n • bewijs waaruit blijkt hoeveel geld is ontvangen voor het (laten) plaatsen van de speelautomaten. Dit mag een kopie zijn\n \n \n \n \n \n \n \n \n Voor omgevingsvergunningen\n \n \n Let op: Als u een wijziging van een omgevingsplan aanvraagt om activiteiten zonder omgevingsvergunning te kunnen uitvoeren, dan zien wij die aanvraag als een aanvraag voor een omgevingsvergunning. U moet de vragen die over een omgevingsvergunning gaan dan beantwoorden.\n \n \n A4.\n \n Is degene die de vergunning aanvraagt of heeft ook de opdrachtgever van de bouw of activiteit?\n \n \n \n \n \n \n \n \n □ Nee\n \n \n □ Ja\n \n \n \n \n \n Als er nee is ingevuld moeten de volgende gegevens worden ingevuld van alle opdrachtgevers.\n Als het gaat om een bouwproject is de opdrachtgever vaak degene die het bouwproject uitvoert en daarvoor verantwoordelijk is. Dit is bijvoorbeeld de projectontwikkelaar of de aannemer.\n \n Let op: Dit kunnen meerdere personen zijn.\n \n Als de opdrachtgever een natuurlijk persoon is:\n \n Achternaam:\n Voornamen:\n Geboortedatum:\n Geboorteplaats:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en woonplaats:\n \n Als de opdrachtgever een rechtspersoon is:\n \n De statutaire naam, dus de bedrijfsnaam die staat in de oprichtingsakte:\n De handelsnamen, dus de bedrijfsnamen die de opdrachtgever gebruikt bij het ondernemen:\n Soort rechtsvorm: naamloze vennootschap / besloten vennootschap / stichting / anders, namelijk:\n Handelsregisternummer:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en plaats:\n \n \n A5.\n \n Voert degene die de vergunning aanvraagt of heeft de activiteiten helemaal zelf uit?\n \n \n \n \n \n \n \n \n □ Nee\n \n \n □ Ja\n \n \n \n \n \n Als er nee is ingevuld moeten de volgende gegevens worden ingevuld over degene die de activiteiten uitvoert of mede uitvoert.\n \n Let op: Dit kunnen meerdere personen zijn.\n \n Als degene die de activiteiten uitvoert een natuurlijk persoon is:\n \n Achternaam:\n Voornamen:\n Geboortedatum:\n Geboorteplaats:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en woonplaats:\n \n Als degene die de activiteiten uitvoert een rechtspersoon is:\n \n De statutaire naam, dus de bedrijfsnaam die staat in de oprichtingsakte:\n De handelsnamen, dus de bedrijfsnamen die diegene gebruikt bij het ondernemen:\n Soort rechtsvorm: Naamloze vennootschap besloten vennootschap / Stichting /anders, namelijk:\n Handelsregisternummer:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en plaats:\n \n \n A6.\n \n Wat zijn de (verwachte) kosten van de activiteiten?\n \n De activiteiten gaan (naar verwachting) het volgende kosten: €\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Welke documenten moeten worden meegestuurd?\n \n Hieronder staat welke documenten met dit formulier moeten worden meegestuurd.\n \n \n \n \n \n Opdrachtgever, anders dan de aanvrager of houder van de vergunning\n \n \n \n \n • bewijs waaruit blijkt wie de opdrachtgevers zijn. Of een kopie hiervan\n \n \n \n \n \n Als degene die de vergunning aanvraagt of heeft niet zelf de activiteiten uitvoert\n \n \n \n \n • de exploitatie-overeenkomst\n \n \n \n \n \n Kosten (bouw)activiteiten\n \n \n \n \n • een begroting van de kosten van de (bouw)activiteiten\n • een investeringsplanning, waarin staat wanneer de verschillende kosten worden gemaakt\n \n \n \n \n \n \n \n \n Voor overheidsopdrachten\n \n \n \n Algemene vragen voor alle overheidsopdrachten\n \n \n \n B1.\n \n Om wat voor soort overheidsopdracht gaat het?\n \n \n \n □\n Het gaat om een opdracht voor een werk, zoals de opdracht voor de bouw van een brug, een kantoorgebouw of de aanleg van een weg\n \n \n □\n Het gaat om een opdracht voor een levering, zoals de opdracht voor de aankoop, lease of huur van producten\n \n \n □\n Het gaat om een opdracht voor een dienst\n \n \n □\n Het gaat om een speciale-sector-opdracht, zoals de opdracht voor het aanleggen van water- of energievoorzieningen\n \n \n □\n Het gaat om een (semi-) open house- of toelatingsprocedure voor de inkoop van zorg als bedoeld in artikel 2.11 van de Jeugdwet of artikel 2.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning uit 2015.\n \n \n □\n Anders, namelijk:\n \n \n \n \n B2.\n \n Waar gaat de overheidsopdracht over?\n \n \n \n □\n Bouw, namelijk:\n \n \n □\n ICT, namelijk:\n \n \n □\n Milieu, namelijk:\n \n \n □\n Zorg, namelijk:\n \n \n □\n Anders, namelijk:\n \n \n \n \n B3.\n \n Is het bedrag dat de betrokkene verwacht te verdienen (de geraamde waarde) met de overheidsopdracht meer dan het Europese drempelbedrag voor zo’n overheidsopdracht? De drempelbedragen staan in de Europese richtlijnen en verordeningen over aanbestedingen.\n \n \n \n \n \n \n \n \n □ Nee\n \n \n □ Ja\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Uitsluitingsgronden\n \n \n \n B4.\n \n Geldt er een verplichte uitsluitingsgrond (als bedoeld in artikel 2.86 van de Aanbestedingswet 2012)?\n \n \n \n \n \n \n \n \n □ Nee\n \n \n □ Ja\n \n \n \n \n \n Als er ja is ingevuld, om welke uitsluitingsgrond gaat het dan?\n Uitleg:\n \n \n B5.\n \n Geldt er een facultatieve uitsluitingsgrond (als bedoeld in artikel 2.87, eerste lid van de Aanbestedingswet 2012)?\n \n \n \n \n \n \n \n \n □ Nee\n \n \n □ Ja\n \n \n \n \n \n Als er ja is ingevuld, om welke uitsluitingsgrond gaat het dan?\n Uitleg:\n \n \n \n \n \n \n Voor vastgoedtransacties\n \n \n \n Algemene vragen voor alle vastgoedtransacties\n \n \n \n C1.\n \n Waar gaat de vastgoedtransactie over?\n \n \n \n □\n De betrokkene verkoopt een onroerende zaak of heeft dat gedaan\n \n \n □\n De betrokkene koopt een onroerende zaak of heeft dat gedaan\n \n \n □\n De betrokkene verkrijgt een (gewijzigd) zakelijk recht op een onroerende zaak of heeft zo’n recht verkregen\n \n \n □\n De betrokkene vestigt een (gewijzigd) zakelijk recht op een onroerende zaak of heeft zo’n recht gevestigd.\n \n \n □\n De betrokkene verhuurt of verpacht een onroerende zaak of gaat dat doen\n \n \n □\n De betrokkene huurt of pacht een onroerende zaak of gaat dat doen\n \n \n □\n De betrokkene geeft of krijgt het recht om een onroerende zaak te gebruiken\n \n \n □\n De betrokkene neemt deel in een rechtspersoon, een cv of een vof of gaat dat doen die:\n \n \n ○\n een onroerende zaak heeft of krijgt\n \n \n ○\n een zakelijk recht op een onroerende zaak heeft of zal hebben\n \n \n ○\n een onroerende zaak huurt of zal huren\n \n \n ○\n een onroerende zaak verhuurt of zal verhuren\n \n \n Vul de naam in van de rechtspersoon, cv of vof:\n \n Let op: Het deelnemen betekent dat een stukje van de rechtspersoon, cv of vof is of wordt verkregen. Er is ook sprake van een vastgoedtransactie als de betrokkene zijn deelname vergroot, vermindert of beëindigt.\n \n \n \n \n □\n De betrokkene wil toestemming om een recht van opstal of erfpacht over te dragen aan iemand anders\n \n \n □\n De betrokkene wil op grond van een kettingbeding toestemming om een onroerende zaak over te dragen aan iemand anders of om daarop een zakelijk recht te vestigen, vervreemden of wijzigen. Een rechtspersoon met overheidstaak moet op grond van dit kettingbeding hiervoor toestemming geven.\n \n \n □\n Anders, namelijk:\n \n \n \n \n C2.\n \n Is er een vergoeding betaald voor de vastgoedtransactie? Of moet er een vergoeding betaald worden?\n \n \n \n \n \n \n \n \n □ Nee\n \n \n □ Ja\n \n \n \n \n \n Als er ja is ingevuld dan moeten de volgende gegevens worden ingevuld:\n \n \n \n \n \n \n \n \n Totale vergoeding: €\n \n \n per\n \n \n gedurende\n \n \n \n \n \n Al betaald: €\n Nog te betalen: €\n Financiering met eigen vermogen\n Bedrag aan eigen vermogen: €\n Dit eigen vermogen is/was afkomstig van (hierbij kan verwezen worden naar vraag 4):\n Financiering met vreemd vermogen\n Bedrag aan vreemd vermogen: €\n Dit vreemd vermogen is/was afkomstig van (hierbij kan worden verwezen naar vraag 14):\n \n \n C3.\n \n Is, was of wordt de onroerende zaak van de vastgoedtransactie (deels) eigendom van de betrokkene?\n \n \n \n \n \n \n \n \n □ Nee\n \n \n □ Ja\n \n \n \n \n \n Als er ja is ingevuld dan moeten de volgende gegevens worden ingevuld:\n Datum van de aankoop van de onroerende zaak:\n Bedrag dat betaald is of betaald gaat worden:\n Financiering met eigen vermogen\n Bedrag aan eigen vermogen: €\n Dit eigen vermogen is/was afkomstig van (hierbij kan verwezen worden naar vraag 4):\n Financiering met vreemd vermogen\n Bedrag aan vreemd vermogen: €\n Dit vreemd vermogen is/was afkomstig van (hierbij kan worden verwezen naar vraag 14):\n \n \n C4. \n \n Voor welke activiteiten gebruikt de betrokkene de onroerende zaak waarover deze transactie gaat? Of waarvoor gaat de betrokkene die gebruiken?\n \n \n \n □\n De betrokkene gebruikt de onroerende zaak niet en gaat deze niet gebruiken.\n \n \n □\n De betrokkene gebruikt de onroerende zaak voor activiteiten van de onderneming of gaat deze hiervoor gebruiken.\n \n \n De activiteiten waar het om gaat:\n \n \n □\n De betrokkene gebruikt de onroerende zaak of gaat deze gebruiken voor andere activiteiten.\n \n \n De activiteiten waar het om gaat:\n \n \n □\n De betrokkene gaat de onroerende zaak verhuren, verpachten of laten gebruiken door aan een andere partij.\n \n \n Vul de volgende gegevens in over de partij waaraan de betrokkene de onroerende zaak verhuurt, verpacht of laat gebruiken.\n \n Als degene die huurt, pacht of gebruikt een natuurlijk persoon is:\n \n Achternaam:\n Voornamen:\n Geboortedatum:\n Geboorteplaats:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en woonplaats:\n \n Als de degene die huurt, pacht of gebruikt een rechtspersoon is:\n \n De statutaire naam, dus de bedrijfsnaam die staat in de oprichtingsakte:\n De handelsnamen, dus de bedrijfsnamen die diegene gebruikt bij het ondernemen:\n Soort rechtsvorm: naamloze vennootschap / besloten vennootschap / stichting / anders, namelijk:\n Handelsregisternummer:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en plaats:\n \n \n C5.\n \n Bij een deelname in een rechtspersoon of vennootschap: gaat er eigen vermogen of vreemd vermogen worden ingebracht? Of is dit gebeurd?\n \n \n \n \n \n \n \n \n □ Nee\n \n \n □ Ja\n \n \n \n \n \n Als er ja is ingevuld dan moeten de volgende gegevens worden ingevuld:\n Financiering met eigen vermogen\n Bedrag aan eigen vermogen: €\n Dit eigen vermogen is/was afkomstig van (hierbij kan worden verwezen naar vraag 4):\n Financiering met vreemd vermogen\n Bedrag aan vreemd vermogen: €\n Dit vreemd vermogen is/was afkomstig van (hierbij kan worden verwezen naar vraag 14):\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Welke documenten moeten worden meegestuurd?\n \n Hieronder staat welke documenten met dit formulier moeten worden meegestuurd.\n \n \n \n \n \n Bij verhuur, verpachting of ingebruikgeving aan een andere partij\n \n \n \n \n • de huur-, pacht- of andere gebruiksovereenkomst. Dit mag een kopie zijn\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Handtekening\n \n De persoon die dit formulier ondertekent, verklaart het volgende:\n \n \n •\n De vragen in dit formulier zijn volledig en naar waarheid beantwoord.\n \n \n •\n De documenten die als bijlagen worden meegestuurd, kloppen met de werkelijkheid.\n \n \n Naam betrokkene:\n Naam ondertekenaar:\n Functie:\n Datum waarop u ondertekent:\n Plaats waar u ondertekent:\n Handtekening:\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Welke documenten moeten worden meegestuurd?\n \n Hieronder staat welke documenten met dit formulier moeten worden meegestuurd.\n \n \n \n \n \n Als een gemachtigde van de betrokkene het formulier ondertekent\n \n \n \n \n • een schriftelijk bewijs van de machtiging\n \n \n \n \n \n \n \n2024273331-01-202431-01-202433377472024273331-01-202431-01-2024333774701-02-2024\n \n \n Bijlage\n 2\n Formulier bevindingen eigen onderzoek\n \n \n \n I\n Instructie\n \n Dit formulier is op grond van artikel 7a, vijfde lid, van de Wet Bibob vastgesteld door de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming. Dit formulier is bedoeld om de bevindingen van het eigen onderzoek van bestuursorganen en rechtspersonen met een overheidstaak in het kader van de Wet Bibob vast te leggen en vervolgens aan het Landelijk Bureau Bibob (LBB) kenbaar te maken.\n \n \n Invulwijzer\n \n Dit formulier is exclusief bedoeld voor bestuursorganen en rechtspersonen met een overheidstaak. Het moet alleen ingevuld worden als sprake is van een adviesaanvraag op grond van de Wet Bibob.\n Het kan voorkomen dat een antwoord niet past in de gegeven antwoordruimte. In dat geval dient u de gevraagde gegevens te vermelden op een bijlage die u bij dit formulier voegt en dient u naar die bijlage te verwijzen.\n Bij sommige vragen wordt, afhankelijk van het antwoord, verzocht om bepaalde informatie of documenten te overleggen. Na vraag ‎‎15 vindt u volledigheidshalve een overzicht van alle ten behoeve van een complete adviesaanvraag aan het LBB te verstrekken gegevens en bescheiden, waaronder de betreffende informatie en documenten.\n Het kan voorkomen dat de gevraagde informatie in bijgevoegde documenten eenduidig wordt beschreven. Als dat het geval is volstaat het om naar die documenten te verwijzen.\n Geef bij vragen ‎12 en ‎13 ook telkens aan uit welke bron de vermelde gegevens komen.\n Bij vraag ‎‎15 wordt gevraagd naar een beschrijving van de rol. Hier geeft u aan wat de relatie is van de betreffende persoon tot de betrokkene. Dit kunnen bijvoorbeeld de (direct/indirect) zeggenschaphebbende, de (direct/indirect) leidinggevende, de leidinggevende in de inrichting, de verstrekker van een geldlening of de verhuurder van het vestigingspand zijn. Uitsluitend relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de Wet Bibob zijn van belang. Verstrek ook de documenten waaruit u het (vermoeden van het) bestaan van de beschreven rollen hebt afgeleid. Indien u twijfelt over de vermelding van een (rechts)persoon, kunt u contact op nemen met uw RIEC, het LBB of de website www.justis.nl raadplegen.\n Tot slot vindt u hierna een hoofdstuk ‘Toelichting’. Daarin wordt de betekenis van de begrippen (uiteindelijk) zeggenschaphebbende en (uiteindelijk) leidinggevende uitgelegd.\n \n \n \n Heeft u nog vragen?\n \n Als u vragen heeft over dit formulier, dan kunt u tijdens kantooruren bellen met het LBB op 088 – 998 22 50. Voor meer informatie kunt u ook kijken op www.justis.nl.\n \n \n \n \n II\n Toelichting\n \n In het Formulier bevindingen eigen onderzoek worden enkele specifieke termen gebruikt. Hieronder volgt een uitleg van hun betekenis.\n \n Uiteindelijk zeggenschaphebbende\n \n De Wet Bibob spreekt van direct zeggenschap hebben en indirect zeggenschap hebben. Voor een beoordeling op grond van de Wet Bibob is het van belang om te weten wie de uiteindelijke zeggenschaphebbenden zijn (geweest). Met uiteindelijk zeggenschaphebbende wordt hier gedoeld op de natuurlijke perso(o)n(en) die direct of indirect zeggenschap uitoefenen/uitoefent over de betrokkene. Als sprake is van een keten van zeggenschap hebbende (rechts)personen, gaat het over de natuurlijke perso(o)n(en) die bovenaan die keten staat/staan.\n Gezien de variatie in zeggenschapsstructuren is het niet mogelijk om hier een uitputtende opsomming te geven van alle mogelijke uiteindelijk zeggenschaphebbenden. Hieronder volgen voorbeelden met betrekking tot de meest voorkomende gevallen:\n \n \n •\n Bij een vof, cv of maatschap zijn de uiteindelijk zeggenschaphebbenden doorgaans de natuurlijke personen die direct of indirect aandeelhouder en/of bestuurder zijn van rechtspersonen die als vennoot optreden.\n \n \n •\n Bij een besloten vennootschap zijn de uiteindelijk zeggenschaphebbenden doorgaans de natuurlijke personen die direct of indirect aandeelhouder zijn, of bestuurder van een direct of indirect aandeelhouder zijn.\n \n \n •\n Bij een naamloze vennootschap zijn de uiteindelijk zeggenschaphebbenden doorgaans de natuurlijke personen die – voor zover bekend is of kan zijn – direct of indirect aandeelhouder zijn, of bestuurder van een direct of indirect aandeelhouder zijn. Opmerking: het kan om een groot aantal natuurlijke personen gaan die niet allemaal bekend hoeven te zijn. Overleg met het LBB over wie u informatie moet geven.\n \n \n •\n Bij een stichting zijn de uiteindelijk zeggenschaphebbenden doorgaans de natuurlijke personen die direct of indirect bestuurder zijn.\n \n \n •\n Opmerking: een zogenoemde STAK (Stichting Administratie Kantoor) is ook een stichting; (de) bestuurder(s) wordt/worden als zeggenschaphebbende(n) aangemerkt. Zie voorts hieronder bij ‘certificaathouders’.\n \n \n •\n Bij een vereniging, onderlinge waarborgmaatschappij of coöperatie zijn de uiteindelijk zeggenschaphebbenden doorgaans de natuurlijke personen die stemgerechtigde leden zijn. Opmerking: het kan om een groot aantal natuurlijke personen gaan. Overleg met het LBB over wie u informatie moet geven.\n \n \n Opmerking: certificaten, pand en vruchtgebruik inzake aandelen\n Hierboven worden herhaaldelijk (indirecte) aandeelhouders als uiteindelijk zeggenschaphebbenden aangewezen. Als sprake is van aandelen, kunnen in voorkomende gevallen – afhankelijk van de van kracht zijnde bepalingen omtrent bijvoorbeeld stemrecht en andere bevoegdheden – ook de volgende natuurlijke personen als uiteindelijk zeggenschaphebbende worden aangemerkt:\n \n \n •\n Natuurlijke personen die direct of indirect certificaathouder zijn.\n \n \n •\n Natuurlijke personen die direct of indirect een pandrecht hebben op de desbetreffende aandelen.\n \n \n •\n Natuurlijke personen die direct of indirect het recht van vruchtgebruik op de desbetreffende aandelen hebben.\n \n \n •\n Natuurlijke personen die direct of indirect begunstigde zijn van een stichting of trust.\n \n \n \n Opmerking: buitenlandse rechtsvormen\n \n Bij buitenlandse rechtsvormen zijn de uiteindelijk zeggenschaphebbenden doorgaans de natuurlijke personen die een functie vervullen die vergelijkbaar is met één van de hierboven beschreven functies. Het gaat dan bijvoorbeeld over natuurlijke personen die aandeelhouder zijn van een Engelse limited company of een Belgische besloten vennootschap (bv).\n \n Uiteindelijk leidinggevende\n \n Met uiteindelijk leidinggevende wordt hier gedoeld op de natuurlijke perso(o)n(en) die direct of indirect leidinggeeft/geven aan de betrokkene. De Wet Bibob spreekt van direct leidinggeven en indirect leidinggeven. Voor een beoordeling op grond van de Wet Bibob is het van belang om te weten wie de uiteindelijke leidinggevende zijn (geweest). Als sprake is van een keten van leidinggevende (rechts)personen, gaat het over de natuurlijke perso(o)n(en) die bovenaan die keten staat/staan.\n Gezien de variatie in eigendoms- en zeggenschapsstructuren is het niet mogelijk om hier een uitputtende opsomming te geven van alle mogelijke uiteindelijk leidinggevenden. Hieronder volgen voorbeelden met betrekking tot de meest voorkomende gevallen:\n \n \n •\n Bij een vof, cv of maatschap zijn de uiteindelijk leidinggevenden doorgaans de natuurlijke personen die direct of indirect bestuurder zijn van rechtspersonen die als vennoot optreden.\n \n \n •\n Bij een besloten vennootschap zijn de uiteindelijk leidinggevenden doorgaans de natuurlijke personen die direct of indirect bestuurder zijn.\n \n \n •\n Bij een naamloze vennootschap zijn de uiteindelijk leidinggevenden doorgaans de natuurlijke personen die direct of indirect bestuurder zijn.\n \n \n •\n Bij een stichting zijn de uiteindelijk leidinggevenden doorgaans de natuurlijke personen die direct of indirect bestuurder zijn.\n \n \n •\n Bij een vereniging, onderlinge waarborgmaatschappij of coöperatie zijn de uiteindelijk leidinggevenden doorgaans de natuurlijke personen die direct of indirect bestuurder zijn.\n \n \n \n Opmerking: commissarissen\n \n Bij meerdere van de bovenbeschreven rechtsvormen kunnen commissarissen een (indirecte) rol spelen. Als dat het geval is, zijn ook zij doorgaans uiteindelijk leidinggevenden.\n \n Opmerking: buitenlandse rechtsvormen\n \n Bij buitenlandse rechtsvormen zijn de uiteindelijk leidinggevenden doorgaans de natuurlijke personen die een functie vervullen die vergelijkbaar is met één van de hierboven beschreven functies. Het gaat dan bijvoorbeeld over natuurlijke personen die director zijn van een Engelse limited company of zaakvoerder van een Belgische besloten vennootschap (bv).\n \n \n \n III\n Vragenformulier\n \n Betrokkene(n)\n \n \n 1.\n Wie is/zijn de betrokkene(n) in dit dossier?5Hieronder dienen slechts de voor- en achternamen van natuurlijke personen en de statutaire en handelsnamen van de rechtspersonen ingevuld te worden. De overige gegevens dienen bij vraag 13 ingevuld te worden.\n \n \n □\n Een privépersoon (niet in de uitoefening van een onderneming), namelijk:\n ....................................................\n \n \n □\n Een natuurlijk persoon, namelijk:\n \n \n −\n met een eenmanszaak, namelijk:\n \n \n \n \n □\n Vennoten van een vof, namelijk:\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n Het betreft de volgende vof: ........................................\n Indien een of meerdere van de vennoten een rechtspersoon is/zijn, dan tevens aangeven wie daarvan de directe/indirecte (uiteindelijk) zeggenschaphebbende(n) en directe/indirecte (uiteindelijk) leidinggevende(n) is/zijn:\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n \n \n □\n Beherend venno(o)t(en) van een cv, namelijk:\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n Het betreft de volgende cv:\n Indien een of meerdere van de vennoten een rechtspersoon is/zijn, dan tevens aangeven wie daarvan de directe/indirecte (uiteindelijk) zeggenschaphebbende(n) en directe/indirecte (uiteindelijk) leidinggevende(n) is/zijn:\n \n \n –\n ............................................................................................................\n \n \n –\n ............................................................................................................\n \n \n –\n ............................................................................................................\n \n \n \n \n □\n Een besloten vennootschap, namelijk:\n met de volgende directe/indirecte (uiteindelijk) zeggenschaphebbende(n):\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n en met de volgende directe/indirecte (uiteindelijk) leidinggevende(n):\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n \n \n □\n Een stichting, namelijk:\n met de volgende directe/indirecte (uiteindelijk) zeggenschaphebbende(n):\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n en met de volgende directe/indirecte (uiteindelijk) leidinggevende(n):\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n \n \n □\n Een vereniging, namelijk:\n met de volgende directe/indirecte (uiteindelijk) zeggenschaphebbende(n):\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n en met de volgende directe/indirecte (uiteindelijk) leidinggevende(n):\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n \n \n □\n Een andere rechtsvorm, namelijk:\n met de volgende directe/indirecte (uiteindelijk) zeggenschaphebbende(n):\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n en met de volgende directe/indirecte (uiteindelijk) leidinggevende(n):\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n −\n ....................................................\n \n \n \n \n \n \n Overleg, indien beschikbaar, een organogram ten aanzien van de hierboven genoemde (rechts)personen.\n Bibob-rechtshandeling\n \n \n 2.\n Dit formulier betreft een:\n \n \n □\n \n Beschikking zoals bedoeld in:\n \n \n □\n de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Omgevingswet -> Ga naar vraag 3\n \n \n □\n \n Artikel 3 Alcoholwet -> Ga naar vraag 5\n \n \n □\n Artikel 3, eerste lid, van de marktverordening voor het wegvervoer, bedoeld in artikel 1.1 van de Wet wegvervoer goederen, en artikel 7.1, eerste lid, van de Wet wegvervoer goederen -> Ga naar vraag 5\n \n \n □\n De Wet op de Kansspelen -> Ga naar vraag 5\n \n \n □\n \n Artikel 6 Opiumwet (opiumverloven) -> Ga naar vraag 5\n \n \n \n \n □\n \n Gemeentelijke beschikking die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor een inrichting of bedrijf, namelijk voor een:\n \n \n □\n Horecagelegenheid -> Ga naar vraag 5\n \n \n □\n Coffeeshop -> Ga naar vraag 5\n \n \n □\n Seksinrichting, prostitutiebedrijf en/of escortbedrijf -> Ga naar vraag 5\n \n \n □\n Anders, namelijk: ............................... -> Ga naar vraag 5\n \n \n \n \n □\n \n Subsidie inzake:.......................................\n Ter hoogte van: € ..............................................-> Ga naar vraag 5\n \n \n \n \n □\n \n Overheidsopdracht inzake: .............................................\n CPV-code: .............................................-> Ga naar vraag 5\n \n \n □\n \n Vastgoedtransactie inzake: ............................................. -> Ga naar vraag 5\n \n \n □\n \n Andere beschikking, namelijk: .............................................-> Ga naar vraag 5\n \n \n \n \n 3.\n Is sprake van een fatale beslistermijn (lex silencio positivo)?\n \n \n □\n Ja -> Ga naar vraag 4\n \n \n □\n Nee -> Ga naar vraag 5\n \n \n □\n Onbekend (uitzoeken en zo spoedig mogelijk aan het LBB meedelen) -> Ga naar vraag 5\n \n \n \n \n 4.\n Hoeveel tijd heeft u maximaal om na ontvangst van het advies binnen uw eigen fatale beslistermijn op de aanvraag te beslissen?\n \n \n 5.\n Deze beschikking, opdracht of transactie is:\n \n \n □\n reeds verleend, genomen, verstrekt, gegund of aangegaan.\n \n \n □\n nog niet verleend, genomen, verstrekt, gegund of aangegaan.\n \n \n \n \n 6.\n De betrokken onderneming is:\n \n \n □\n open en/of in bedrijf.\n \n \n □\n (nog) niet open en/of in bedrijf.\n \n \n \n \n Aanleiding adviesaanvraag en bevindingen eigen onderzoek\n \n \n 7.\n Heeft u van de officier van justitie een bericht (OM-tip) gehad zoals bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob?\n \n \n □\n Nee\n \n \n □\n Ja\n \n \n Bij ‘ja’, overleg een kopie van dit bericht.\n \n \n 8.\n Heeft u van ander bestuursorgaan of een andere rechtspersoon met een overheidstaak een bericht (tip) gehad zoals bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob?\n \n \n □\n Nee\n \n \n □\n Ja\n \n \n Bij ‘ja’, overleg een kopie van dit bericht.\n \n \n \n \n 9.\n Heeft u van een RIEC een advies gehad?\n \n \n □\n Nee\n \n \n □\n Ja\n \n \n Bij ‘ja’, overleg een kopie van dit RIEC-advies.\n \n \n 10.\n Heeft u van het LBB een bericht (LBB-tip) gehad zoals bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob?\n \n \n □\n Nee\n \n \n □\n Ja\n \n \n Bij ‘ja’, overleg een kopie van dit bericht.\n \n \n 11.\n Heeft u van het LBB een bericht ontvangen (over een gevaarsconclusie) zoals bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob?\n \n \n □\n Nee\n \n \n □\n Ja\n \n \n Bij ‘ja’, overleg een kopie van dit bericht.\n \n \n 12.\n Komen de (mogelijk) betrokken (rechts)personen en ondernemingen bij u voor in andere dossiers, op een voor de gevaarsbeoordeling door het LBB relevante wijze? Denk hierbij bijvoorbeeld aan handhavingsinformatie en vergunningsdossiers.\n \n \n □\n Nee\n \n \n □\n Ja\n \n \n Bij ‘ja’, overleg de (relevante delen uit de) betreffende dossiers, waaronder het eventuele besluit, ingediende bezwaargronden en beslissing op bezwaar of een uitspraak in een beroepsprocedure. Vermeld daarbij tevens of al dan niet sprake is van onherroepelijkheid.\n \n \n 13.\n Geef hieronder aan wat de bevindingen van uw eigen onderzoek zijn, wat (verder) de aanleiding voor dit adviesaanvraag is en welke feiten en omstandigheden u verder opmerkelijk en relevant acht in het onderhavige dossier.\n \n \n Onderzoeksvragen\n \n \n 14.\n Het kan voorkomen dat uw eigen onderzoek onvoldoende duidelijkheid heeft gebracht op specifieke voor toepassing van de Wet Bibob relevante punten. Hieronder kunt u de onderzoeksvragen aangeven die u voor het advies van belang acht.\n \n \n Nadere identificatie betrokken (rechts)personen en ondernemingen\n \n \n 15.\n Geef de genoemde gegevens van alle (rechts)personen en ondernemingen die (mogelijk) een rol spelen in het onderhavige dossier (als relatie in de zin van artikel 3, vierde lid, van de Wet Bibob). Vul alle velden in. Deze gegevens zijn noodzakelijk voor een snelle start van het Bibob-onderzoek.\n \n Natuurlijke personen\n \n Achternaam:\n Voornamen:\n Geboortedatum:\n Geboorteplaats:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en woonplaats:\n Burgerservicenummer\n Functie:\n \n Rechtspersonen en ondernemingen\n \n (Statutaire) naam:\n Alle handelsnamen:\n Handelsregisternummer:\n Straat en huisnummer:\n Postcode en plaats:\n Rechtsvorm:\n Functie:\n \n \n Bijlagen ten behoeve van een adviesaanvraag \n Hieronder volgt volledigheidshalve een overzicht van de ten behoeve van een complete adviesaanvraag aan het LBB te verstrekken informatie en documenten. Dit betreft deels dezelfde gegevens en documenten die bij de voorgaande vragen worden genoemd.\n Verstrek in ieder geval (kopieën van) het volgende:\n \n \n 1.\n Een inhoudsopgave.\n \n \n 2.\n Een door (of in mandaat namens) het bevoegde bestuursorgaan ondertekende adviesaanvraag. Wanneer sprake is van een mandaat, dient u het mandaatbesluit mee te sturen.\n \n \n 3.\n De brief waarmee de betrokkene(n) genotificeerd is/zijn (in de zin van artikel 32 van de Wet Bibob). In sommige gevallen, zoals bij aanvragen om omgevingsvergunningen bouwen, kunnen er meerdere betrokkenen zijn. Deze dienen allen genotificeerd te worden.\n \n \n 4.\n Dit ingevulde formulier bevindingen eigen onderzoek.\n \n \n 5.\n Een eventuele OM-tip, tip van het LBB of tip van een andere overheidsinstantie.\n \n \n 6.\n Een eventueel RIEC-advies.\n \n \n 7.\n Een LBB-bericht (over een gevaarsconclusie) zoals bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob.\n \n \n 8.\n Een organogram ten aanzien van de bij vraag 1 genoemde (rechts)personen, indien beschikbaar.\n \n \n 9.\n Indien hier sprake van is: de (relevante delen van) andere dossiers (waaronder het eventuele besluit, ingediende bezwaargronden en beslissing op bezwaar of uitspraak in een beroepsprocedure) waarin de (mogelijk) betrokken (rechts)personen en ondernemingen bij u voorkomen op een voor de gevaarsbeoordeling door het LBB relevante wijze. Vermeld hierbij of er al dan niet sprake is van onherroepelijkheid.\n \n \n 10.\n De beschikking(saanvraag) dan wel (concept)overeenkomst/opdracht.\n Indien sprake is van meerdere (vigerende) omgevingsvergunningen, dient u tevens een overzicht toe te voegen van de desbetreffende vergunningen waar de adviesaanvraag op toeziet met daarbij (in elk geval) vermeld:\n \n \n –\n de datum van het besluit;\n \n \n –\n het kenmerk van de vergunning; en\n \n \n –\n (in het kort) de activiteit waar de vergunning op toeziet.\n \n \n \n \n 11\n De door betrokkene verstrekte informatie, waaronder:\n \n \n a.\n het Bibob-vragenformulier. Let op dat deze is ondertekend door de betrokkene en actueel is;\n \n \n b.\n de daarbij gevoegde bijlagen;\n \n \n c.\n andere relevante correspondentie met betrokkene;\n \n \n d.\n verslagen van (telefoon)gesprekken met (vertegenwoordigers van) betrokkene\n \n \n \n \n 12.\n Resultaten van het eigen onderzoek, waaronder:\n \n \n a.\n Uittreksels uit het Justitiële Documentatie Systeem\n \n \n b.\n Uittreksels uit het Handelsregister\n \n \n c.\n Eventueel ontvangen politie-informatie\n \n \n d.\n Eventuele informatie uit andere gesloten bronnen\n \n \n e.\n Eventuele informatie uit de media en andere open bronnen, zoals de Kamer van Koophandel\n \n \n \n \n 13.\n Bestuursrechtelijke handhavingsinformatie, onder andere over:\n \n \n a.\n dwangsommen\n \n \n b.\n bestuursdwang\n \n \n c.\n bestuurlijke boetes\n \n \n d.\n de status van de procedure\n \n \n \n \n 14.\n Contactgegevens van de behandelend medewerker, zodat het LBB weet wie aanspreekpunt is binnen uw organisatie.\n \n \n 15.\n Overige relevante stukken.\n \n \n Indien de verstrekking digitaal plaatsvindt, geef de bestanden dan een eenduidige naam. Neem daarbij maar één document op per bestand.\n \n2024273331-01-202431-01-202433377472024273331-01-202431-01-2024333774701-02-2024\n \n2024273331-01-202431-01-202433377472024273331-01-202431-01-2024333774701-02-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049314/manifest.xml", "content": "2024-02-012024-02-01T06:42:39+01:002024-02-01T06:42:39+01:00BWBR0049314.WTI2024-02-019999-12-312024-02-019999-12-312024-02-01T06:42:48+01:002024-02-01T06:42:48+01:00335522bf9f4d76f02b4a03ff087b6e8112e07e0fb14caf481e64bdeacb0f66b779a7079c9f3fff112a7e5912c1b05eabb72491ac3f546a717be91c282af7a7b3e5b52f", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049315/2024-01-31_0/xml/BWBR0049315_2024-01-31_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 23 januari 2024 nr. BOACAT2024/007, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij gemeente Coevorden2024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar gemeente Coevorden 20242024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n Gelezen het verzoek van de gemeente Coevorden van 16 januari 2024 en de adviezen van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket\n Noord-Nederland en de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;\n Gelet op:\n \n \n –\n \n artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 7, negende lid, van de Politiewet 2012;\n \n \n –\n \n artikel 55b van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n \n artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Wet op de economische delicten;\n \n \n –\n de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n2024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2.\n2024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n \n De personen, werkzaam in de functie van buitengewoon opsporingsambtenaar openbare ruimte in dienst van gemeente Coevorden, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.\n2024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein I, Openbare ruimte, zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het in het eerste lid genoemde domein.\n \n2024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n \n Op grond van dit besluit kunnen maximaal 6 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.\n2024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Nederland.\n \n \n 2\n Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.\n \n2024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024\n \n \n Artikel\n 6\n \n De buitengewoon opsporingsambtenaar kan de in artikel 7, eerste, derde en vierde lid (vervoersfouillering), van de Politiewet 2012 omschreven bevoegdheden uitoefenen en daarbij gebruikmaken van het vrijheidsbeperkend middel handboeien.\n2024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n De gemeente Coevorden brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:\n \n \n a.\n het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;\n \n \n b.\n de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;\n \n \n c.\n de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister voor Rechtsbescherming goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.\n \n \n \n \n 2\n Dit verslag wordt toegezonden aan de in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid,\n \n2024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024\n \n \n Artikel\n 8\n \n De individuele akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging en de overige benoemingsbescheiden van de buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van gemeente Coevorden in de functie van buitengewoon opsporingsambtenaar openbare ruimte, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit.\n Dit artikel brengt geen wijziging in de resterende looptijd van de afgegeven aktes.\n2024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024\n \n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.\n2024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024\n \n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar gemeente Coevorden 2024.\n2024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 23 januari 2024\n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n namens deze,\n \n I.M.\n Koster-Boer\n \n Operationeel manager V&T\n \n2024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024\n \n2024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049315/2024-08-28_0/xml/BWBR0049315_2024-08-28_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 23 januari 2024 nr. BOACAT2024/007, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij gemeente Coevorden2024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar gemeente Coevorden 20242024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n Gelezen het verzoek van de gemeente Coevorden van 16 januari 2024 en de adviezen van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket\n Noord-Nederland en de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;\n Gelet op:\n \n \n –\n \n artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 7, negende lid, van de Politiewet 2012;\n \n \n –\n \n artikel 55b van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n \n artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Wet op de economische delicten;\n \n \n –\n de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n2024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2.\n2024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n \n De personen, werkzaam in de functie van buitengewoon opsporingsambtenaar openbare ruimte in dienst van gemeente Coevorden, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.\n2024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein I, Openbare ruimte, zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het in het eerste lid genoemde domein.\n \n2024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n \n Op grond van dit besluit kunnen maximaal 10 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.\n20242773627-08-202419-08-2024BOACAT2024/10020242773627-08-202419-08-2024BOACAT2024/10028-08-2024\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Nederland.\n \n \n 2\n Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.\n \n2024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024\n \n \n Artikel\n 6\n \n De buitengewoon opsporingsambtenaar kan de in artikel 7, eerste, derde en vierde lid (vervoersfouillering), van de Politiewet 2012 omschreven bevoegdheden uitoefenen en daarbij gebruikmaken van het vrijheidsbeperkend middel handboeien.\n2024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n De gemeente Coevorden brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:\n \n \n a.\n het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;\n \n \n b.\n de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;\n \n \n c.\n de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister voor Rechtsbescherming goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.\n \n \n \n \n 2\n Dit verslag wordt toegezonden aan de in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid,\n \n2024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024\n \n \n Artikel\n 8\n \n De individuele akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging en de overige benoemingsbescheiden van de buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van gemeente Coevorden in de functie van buitengewoon opsporingsambtenaar openbare ruimte, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit.\n Dit artikel brengt geen wijziging in de resterende looptijd van de afgegeven aktes.\n2024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024\n \n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.\n2024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024\n \n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar gemeente Coevorden 2024.\n2024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 23 januari 2024\n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n namens deze,\n \n I.M.\n Koster-Boer\n \n Operationeel manager V&T\n \n2024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024\n \n2024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/0072024279330-01-202423-01-2024BOACAT2024/00731-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049315/manifest.xml", "content": "2024-01-312029-01-312024-02-02T06:20:00+01:002024-08-27T06:39:41+02:00BWBR0049315.WTI2024-01-312024-08-272024-01-319999-12-312024-02-02T06:20:13+01:002024-08-28T06:14:31+02:0033766106c7579a41cce2f03612560d22be75a8a38eedc274a659427ff0840cb313e7a9153a405a921632ee732c2c9860d188bdbca6f0bf47847a7328b2c0b8fc6c5442024-08-289999-12-312024-08-289999-12-312024-08-28T06:14:30+02:002024-08-28T06:14:30+02:00337551a798d3172c6c47adb4311a666b4e65248b5394a2e6db5d72c9d1cd57b39b7b43bd019e1fea4ca3eb24dc07bf6cbc9a03b11cfdf4ec00118d9ab8908b7239ee8", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049317/2024-01-30_0/xml/BWBR0049317_2024-01-30_0.xml", "content": "\n Beleidsregels VOG-NP-RP 20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n Beleidsregels VOG-NP-RP 20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n \n \n Beleidsregels 2024 voor het beoordelen van aanvragen ter verkrijging van een Verklaring Omtrent het Gedrag van natuurlijke personen en rechtspersonen.\n De Minister besluit dat de Beleidsregels 2023 voor het beoordelen van aanvragen ter verkrijging van een Verklaring Omtrent het Gedrag van natuurlijke personen en rechtspersonen, vastgesteld bij besluit van 23 augustus 2023 worden ingetrokken en vervangen door onderstaande beleidsregels. De nieuwe beleidsregels treden in werking met ingang van 30 januari 2024.\n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n \n Paragraaf\n 1\n Inleiding\n \n Het Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag (COVOG) geeft op grond van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) namens de Minister voor Rechtsbescherming een Verklaring Omtrent het Gedrag af aan natuurlijke personen (VOG) en aan rechtspersonen (VOG RP). Voor aanvragen van een VOG door een natuurlijk persoon wordt een onderscheid gemaakt tussen aanvragen waarbij, naast dat justitiële gegevens een weigeringsgrond opleveren, ook politiegegevens wel of geen zelfstandige weigeringsgrond mogen zijn. Resumerend bestaan de volgende drie soorten aanvragen van een VOG:\n 1. VOG\n Bij een aanvraag voor een VOG wordt onderzoek gedaan naar het justitiële verleden van een natuurlijk persoon. Uitsluitend justitiële gegevens mogen voor deze aanvraag een weigerings- grond vormen voor de afgifte van de VOG.\n 2. VOG politiegegevens\n Bij een aanvraag voor een VOG politiegegevens wordt onderzoek gedaan naar de justitiële gegevens en politiegegevens van een natuurlijk persoon. Zowel justitiële gegevens als politiegegevens mogen voor deze aanvraag een zelfstandige weigeringsgrond vormen voor de afgifte van de VOG politiegegevens.\n 3. VOG RP\n Bij een aanvraag voor een VOG-RP wordt onderzoek gedaan naar het justitiële verleden van een rechtspersoon en haar (on)middellijke bestuurders, vennoten, maten of beheerders. Uitsluitend justitiële gegevens mogen voor deze aanvraag een weigeringsgrond vormen voor de afgifte van de VOG RP.\n Voor alle soorten VOG-aanvragen geldt dat het belang van de aanvrager wordt afgewogen tegen het risico voor de samenleving in het licht van het doel van de aanvraag. Naar aanleiding hiervan wordt verklaard of al dan niet is gebleken van bezwaren tegen die natuurlijke persoon of rechtspersoon en wordt de VOG geweigerd respectievelijk verstrekt.\n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n \n Paragraaf\n 2\n In behandeling nemen van de aanvraag\n \n \n Artikel 30 van de Wjsg biedt de basis voor het aanvragen van een VOG. Het COVOG toetst of een aanvraag voor een VOG in behandeling wordt genomen. Daarnaast neemt het COVOG signalen van de Justitiële informatiedienst (Justid) in behandeling ten behoeve van de continue screening van specifieke beroepsgroepen.\n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n 2.1\n Aanvraag VOG\n \n Het COVOG neemt een aanvraag om afgifte van een VOG in behandeling onder de voorwaarden dat:\n \n \n a.\n voldaan is aan de vereisten die de Algemene wet bestuursrecht (Awb) stelt aan het in behandeling nemen van een aanvraag en;\n \n \n b.\n een onderzoek naar het gedrag van de aanvrager noodzakelijk is om, gelet op het doel van de aanvraag, een risico voor de samenleving te beperken.\n \n \n 1. VOG\n Met betrekking tot de onder b genoemde voorwaarde geldt ten aanzien van een VOG voor een natuurlijk persoon dat een onderzoek naar het gedrag van de aanvrager in ieder geval noodzakelijk is indien:\n \n \n 1.\n de VOG wettelijk is voorgeschreven. Indien de aanvrager zich erop beroept dat een VOG voor een natuurlijk persoon verplicht is voorgeschreven op grond van buitenlandse wet- of regelgeving, dient de aanvrager het wettelijke vereiste altijd aan te tonen.\n \n \n 2.\n het doel van de aanvraag voor een VOG voor een natuurlijk persoon ziet op het bestendigen dan wel aangaan van een al dan niet betaalde werkrelatie, het aanvragen van een visum of op emigratie.\n \n \n 3.\n een eenmanszaak door een rechtspersoon wordt gevraagd een VOG voor een natuurlijk persoon over te leggen voor het aangaan van een zakelijke overeenkomst met deze rechtspersoon.\n \n \n 2. VOG politiegegevens\n Met betrekking tot de onder b genoemde voorwaarde geldt ten aanzien van een VOG politiegegevens dat een onderzoek naar het gedrag van de aanvrager noodzakelijk is als sprake is van een aanvraag door een natuurlijk persoon voor een aangewezen functie die is opgenomen in de Regeling aangewezen functies VOG politiegegevens. Het gaat hierbij uitsluitend om functies waarvoor een hoge mate van integriteit vereist is en waarin sprake is van een bevoegdheid om geweld te gebruiken, toegang tot gevoelige informatie op het terrein van openbare orde en veiligheid of handhaving van de rechtsorde, of betrokkenheid bij integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.\n 3. VOG RP\n Met betrekking tot de onder b genoemde voorwaarde geldt ten aanzien van een VOG RP dat een onderzoek naar het gedrag van de aanvrager in ieder geval noodzakelijk is indien deze door een rechtspersoon wordt aangevraagd in verband met het aangaan van een zakelijke overeenkomst, contract of voor het aansluiten bij of lid worden van een brancheorganisatie, vereniging of stichting. Een onderzoek naar het gedrag van de rechtspersoon en haar (on)middellijke bestuurders, vennoten, maten of beheerders is in dat geval altijd noodzakelijk. Rechtspersonen die zijn opgericht naar buitenlands recht met een vestiging in Nederland, kunnen geen VOG RP aanvragen.\n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n 2.2\n Continue screening\n \n Ten aanzien van taxikaarthouders en van personen werkzaam in de kinderopvang of in peuterspeelzalen kan het COVOG een continue screening uitvoeren (zie artikel 22a en artikel 22b van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens). Het COVOG beoordeelt bij continue screening, naar aanleiding van signalen van Justid, de betrouwbaarheid van de personen binnen de desbetreffende beroeps- groep. De signalen bestaan uit mutaties in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS), waarop Justid doorlopend controleert. Het COVOG beoordeelt de signalen van Justid aan de hand van het objectieve en het subjectieve criterium. Indien het COVOG op basis van deze beoordeling tot het voorlopig oordeel komt dat een belemmering bestaat voor een behoorlijke uitoefening van de functie informeert het COVOG de desbetreffende toezichthouder daarover. De toezichthouder besluit vervolgens of hij de betrokkene verzoekt om een nieuwe VOG aan te vragen. Voor wat betreft het beoordelingskader (paragraaf 3) wordt de continue screening gelijkgesteld met reguliere VOG aanvragen.\n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n \n Paragraaf\n 3\n Beoordeling van de aanvraag\n \n Voor de beoordeling van een aanvraag voor een VOG kan het COVOG verschillende soorten gegevens ontvangen van verschillende partijen, namelijk justitiële gegevens via Justid, justitiële gegevens via ECRIS en politiegegevens van de politie.\n Justitiële gegevens via Justid\n Ten behoeve van de beoordeling van alle VOG-aanvragen ontvangt het COVOG van Justid automatisch alle justitiële gegevens betreffende de aanvrager die zijn geregistreerd in het JDS. De justitiële gegevens in het JDS kunnen zowel uit Nederland als uit het buitenland afkomstig zijn.\n Justitiële gegevens via ECRIS\n Via ECRIS kunnen Europese justitiële gegevens tussen de Europese lidstaten worden opgevraagd en verstrekt. Deze uitwisseling van justitiële gegevens via ECRIS is mogelijk voor bestuursrechtelijke doelen zoals een VOG. Justitiële gegevens die in dat geval worden uitgewisseld betreffen onherroepelijke veroordelingen.\n Politiegegevens van de politie\n Ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag van een VOG politiegegevens ontvangt het COVOG van de politie de beschikbare politiegegevens over de aanvrager. Voor de aanvragen van een VOG of een VOG RP kan het COVOG op verzoek politiegegevens bij de politie opvragen, indien de aanwezigheid van een justitieel gegeven daartoe aanleiding geeft.\n 1. VOG\n Indien sprake is van een aanvraag voor een VOG door een natuurlijk persoon en op naam van de aanvrager geen justitiële gegevens staan, wordt zonder meer de VOG afgegeven.\n Wanneer op naam van de aanvrager wel justitiële gegevens staan, wordt de vraag of de VOG kan worden afgegeven beoordeeld aan de hand van een objectief criterium en een subjectief criterium, zie paragraaf 3.1. de beoordeling van een aanvraag voor een VOG.\n 2. VOG politiegegevens\n Indien sprake is van een aanvraag voor een VOG politiegegevens door een natuurlijk persoon en op naam van de aanvrager geen justitiële gegevens staan en ook geen politiegegevens, wordt zonder meer een VOG politiegegevens afgegeven.\n Wanneer op naam van de aanvrager wel justitiële gegevens staan en/of politiegegevens, wordt de vraag of de VOG politiegegevens kan worden afgegeven beoordeeld aan de hand van een objectief criterium en een subjectief criterium, zie paragraaf 3.2. de beoordeling van een aanvraag voor een VOG politiegegevens.\n 3. VOG RP\n Indien sprake is van een aanvraag voor een VOG RP door een rechtspersoon en op naam van de rechtspersoon en haar (on)middellijke bestuurders, vennoten, maten of beheerders geen justitiële gegevens staan, wordt zonder meer een VOG RP afgegeven.\n Wanneer op naam van de rechtspersoon of haar (on)middellijke bestuurders, vennoten, maten of beheerders wel justitiële gegevens staan, wordt de vraag of de VOG RP kan worden afgegeven beoordeeld aan de hand van een objectief criterium en een subjectief criterium, zie paragraaf 3.3. de beoordeling van een aanvraag voor een VOG RP.\n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n Paragraaf\n 3.1\n De beoordeling van een aanvraag voor een VOG\n \n Bij de beoordeling van de justitiële gegevens van de aanvrager van een VOG wordt een terugkijktermijn in acht genomen. Voor de terugkijktermijn zijn van belang:\n \n \n 1.\n de periode waarover wordt teruggekeken en\n \n \n 2.\n de uitgangspunten om te bepalen of een justitieel gegeven binnen de van toepassing zijnde terugkijktermijn valt.\n \n \n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n Paragraaf\n 3.1.1\n Periode terugkijktermijn justitiële gegevens\n \n Ten aanzien van de periodes waarover wordt teruggekeken bij justitiële gegevens wordt een onder- scheid gemaakt tussen gevallen waarin de terugkijktermijn niet in duur wordt beperkt en gevallen waarin de terugkijktermijn wel in duur wordt beperkt.\n Terugkijktermijn niet in duur beperkt\n In de navolgende gevallen wordt de terugkijktermijn niet in duur beperkt:\n \n \n –\n Indien het justitiële gegevens betreft over misdrijven tegen de zeden zoals opgenomen in de artikelen 240b tot en met 250 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 250a tot en met 250ter (oud) en/of artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, voor zover de gedraging het dwingen of bewegen tot prostitutie betreft en/of artikel 140 van het Wetboek van Militair Strafrecht, voor zover de gedraging een zedendelict betreft. In het navolgende zal in dit verband worden gesproken over zedendelicten zoals bedoeld in deze beleidsregels.\n \n \n –\n Indien het justitiële gegevens betreft over terroristische misdrijven of misdrijven ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf als bedoeld in de artikelen 83 en 83b van het Wetboek van het Strafrecht. In het navolgende zal in dit verband worden gesproken over terroristische delicten zoals bedoeld in deze beleidsregels.\n \n \n Terugkijktermijn in duur beperkt\n In alle andere gevallen dan hiervoor genoemd, is sprake van een terugkijktermijn die in duur wordt beperkt. Dit houdt in dat de beoordeling van de aanvraag in beginsel plaatsvindt aan de hand van de justitiële gegevens die ten aanzien van de aanvrager gedurende de vier jaren voorafgaand aan het moment van beoordeling voorkomen in het JDS. Van deze terugkijktermijn van vier jaren wordt slechts afgeweken wanneer sprake is van één van de hieronder genoemde uitzonderingen. In dat geval geldt de daar genoemde terugkijktermijn.\n \n Van de terugkijktermijn van vier jaren wordt afgeweken indien:\n \n \n \n a.\n de aanvraag voor een VOG naar het oordeel van het COVOG ziet op een functie met hoge integriteiteisen. In dat geval geldt een terugkijktermijn van tien jaren. Omdat voor de VOG politiegegevens ook geldt dat sprake is van een functie met hoge integriteitseisen geldt de terugkijktermijn van tien jaren ook voor justitiële gegevens die worden opgevraagd voor de VOG politiegegevens. Bij hoge uitzondering kan van deze termijn worden afgeweken indien het COVOG een langere termijn heeft vastgesteld;\n \n \n b.\n de aanvraag voor een VOG samenhangt met een bijzondere wet of regeling waarin een andere termijn is opgenomen of samenhangt met de duur van een vergunning. In dat geval wordt aangesloten bij de duur van de vergunning of de in de desbetreffende wet of regeling opgenomen termijn;\n \n \n c.\n gebruik wordt gemaakt van één van de in paragraaf 3.1.5 beschreven bijzondere weigeringsgronden;\n \n \n d.\n de VOG wordt aangevraagd door een persoon die ten tijde van de aanvraag de leeftijd van 23 jaren nog niet heeft bereikt. Behoudens het hiervoor gestelde, geldt in dat geval een terugkijktermijn van twee jaren, mits:\n \n \n −\n er ten aanzien van de aanvrager geen justitiële gegevens worden aangetroffen inzake zedendelicten of terroristische delicten, zoals hierboven genoemd bij de gevallen waarbij de terugkijktermijn niet in duur wordt beperkt, geweldsmisdrijven waarvoor een vrijheidsstraf van zes jaar of meer kan worden opgelegd of misdrijven die worden beschouwd als ondermijnende (drugs)criminaliteit en waarvoor een vrijheidsstraf van zes jaar of meer kan worden opgelegd.\n \n \n −\n er geen sprake is van een bij ministeriële regeling aangewezen functie waarvoor een VOG politiegegevens is vereist.\n \n \n \n \n \n \n e.\n de aanvrager gedurende de voor zijn aanvraag relevante terugkijktermijn enige tijd een vrijheids- straf of vrijheidsbenemende maatregel heeft ondergaan. In dat geval wordt de van toepassing zijnde terugkijktermijn (telkens) vermeerderd met de feitelijke duur van de vrijheidsbeneming. Dit totdat de terugkijktermijn bestaat uit in totaal vier jaren, dan wel de termijn als bedoeld onder a, b, c of d, waarin geen sprake is geweest van vrijheidsbeneming.\n \n \n Indien in de voor de aanvraag van toepassing zijnde terugkijktermijn relevante justitiële gegevens zijn aangetroffen, betrekt het COVOG bij de beoordeling van de aanvraag ook alle overige voor de aanvraag relevante justitiële gegevens die buiten de terugkijktermijn liggen in de beoordeling van de aanvraag. Aan deze strafbare feiten komt, nu deze buiten de terugkijktermijn hebben plaatsgevonden, onvoldoende gewicht toe om zelfstandig te worden betrokken bij de beoordeling van de VOG- aanvraag. Deze strafbare feiten worden echter wel betrokken bij de subjectieve criteria en zullen derhalve een rol spelen bij de belangenafweging. Op grond van de zowel binnen als buiten de termijn aangetroffen strafbare feiten wordt een inschatting gemaakt van het risico dat de aanvrager opnieuw met justitie in aanraking komt.\n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n Paragraaf\n 3.1.2\n Uitgangspunten terugkijktermijn justitiële gegevens\n \n Om te bepalen of een justitieel gegeven binnen de terugkijktermijn valt wordt als uitgangspunt genomen:\n \n \n a.\n de datum van rechterlijke uitspraak in eerste aanleg, of bij gebreke daarvan\n \n \n b.\n de datum dat het Openbaar Ministerie een strafbeschikking heeft uitgevaardigd, of bij gebreke daarvan\n \n \n c.\n de datum van de transactie zoals vermeld in het JDS, of bij gebreke daarvan\n \n \n d.\n de datum dat het Openbaar Ministerie de beslissing heeft genomen de zaak te seponeren, of bij gebreke daarvan\n \n \n e.\n de pleegdatum.\n \n \n Alleen in onderstaande gevallen wordt van het bovenstaande afgeweken:\n \n \n 1.\n Wanneer tussen de pleegdatum en de datum zoals onder a, b, c of d genoemd een langere periode is verstreken dan twee jaren geldt de pleegdatum als uitgangspunt, tenzij sprake is van zedendelicten of terroristische delicten als bedoeld in deze beleidsregels en/of fraudedelicten.\n \n \n 2.\n Wanneer sprake is van zedendelicten of terroristische delicten als bedoeld in deze beleidsregels en/of fraudedelicten wordt in geval van een openstaande zaak als uitgangspunt genomen de datum waarop het justitiële gegeven bij het Openbaar Ministerie is aangebracht en is ingeschreven in het JDS.\n \n \n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n Paragraaf\n 3.1.3\n Het objectieve criterium\n \n De afgifte van de VOG wordt in beginsel geweigerd indien wordt voldaan aan het objectieve criterium. Het objectieve criterium betreft de beoordeling of de justitiële gegevens die ten aanzien van de aanvrager zijn aangetroffen, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd.\n Het objectieve criterium bestaat uit de volgende elementen die hieronder nader worden uitgewerkt:\n \n \n 1.\n justitiële gegevens (strafbaar feit);\n \n \n 2.\n indien herhaald;\n \n \n 3.\n risico voor de samenleving en\n \n \n 4.\n een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid.\n \n \n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n Paragraaf\n 3.1.3.1\n Justitiële gegevens\n \n Alle justitiële gegevens die binnen de gehanteerde terugkijktermijn worden aangetroffen, kunnen worden meegewogen bij de beoordeling van de VOG-aanvraag, behoudens justitiële gegevens met betrekking tot de strafbare feiten die zijn afgedaan met een onherroepelijke vrijspraak.\n Ook de inhoud van een dagvaarding, een kennisgeving van (niet) verdere vervolging en beleidssepots kunnen een rol spelen bij de beoordeling van een aanvraag. Ten aanzien van sepots geldt dat alleen sepotbeslissingen die op beleidsmatige gronden zijn genomen (de zogenoemde beleidssepots) in de beoordeling van een VOG-aanvraag worden betrokken. Sepotbeslissingen die zijn genomen omdat processuele omstandigheden een succesvolle vervolging in de weg staan (de zogenoemde technische sepots) worden niet in de beoordeling van een VOG-aanvraag betrokken.\n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n Paragraaf\n 3.1.3.2\n Indien herhaald\n \n Het COVOG toetst of het justitiële gegeven, op zichzelf en afgezien van de persoon van de aanvrager, indien herhaald, een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid zou verhinderen, omdat daarbij een risico voor de samenleving ontstaat.\n Toepassing van het objectieve criterium ziet slechts op de vraag of er sprake zou zijn van een risico voor de samenleving wanneer dit of een soortgelijk strafbaar feit zou worden gepleegd door een persoon in de uitoefening van de functie/taak/bezigheid waarvoor de VOG wordt aangevraagd. Bij de beoordeling van het objectieve criterium is niet relevant of het strafbare feit plaatsvond in de privésfeer. Evenmin is het relevant of er sprake is van een reëel recidivegevaar.\n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n Paragraaf\n 3.1.3.3\n Risico voor de samenleving\n \n Bij de vaststelling van het risico voor de samenleving wordt met behulp van functieaspecten een onderverdeling gemaakt in risico’s voor informatie, geld, goederen, diensten, zakelijke transacties, proces, aansturen organisatie en personen. Met behulp van een algemeen screeningsprofiel en een aantal specifieke screeningsprofielen worden de risico’s nader uitgewerkt. Op basis hiervan kan worden beoordeeld of een justitieel gegeven als relevant moet worden beschouwd voor het doel van de aanvraag.\n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n Paragraaf\n 3.1.3.4\n Belemmering voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid\n \n De relatie tussen het justitiële gegeven en de functie/taak/bezigheid die de aanvrager gaat vervullen bepaalt of een justitieel gegeven, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormt voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid.\n Een belemmering voor de behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid kan voorts bestaan op grond van:\n \n \n −\n de aard van het delict en/of\n \n \n −\n de locatie waar de werkzaamheden worden verricht.\n \n \n Bij zedendelicten als bedoeld in deze beleidsregels wordt – naast het bovenstaande – óók beoordeeld of bij de uitoefening van de betreffende functie/taak/bezigheid sprake is van een gezags- of afhankelijkheidsrelatie. Indien daarvan sprake is en een belemmering wordt aangenomen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid, is het verscherpt toetsingskader als beschreven in paragraaf 3.1.4.2. van deze beleidsregels van toepassing. Indien er sprake is van een zedendelict en de betreffende functie/ taak/bezigheid wordt uitgevoerd op een locatie waar zich kwetsbare personen bevinden en een belemmering wordt aangenomen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid, wordt eveneens het verscherpt toetsingskader toegepast.\n Bij terroristische delicten als bedoeld in deze beleidsregels wordt – naast het bovenstaande – óók beoordeeld of bij de uitoefening van de betreffende functie/taak/bezigheid sprake is van een gezags-of afhankelijkheidsrelatie of een functie waarbij met gevoelige informatie wordt omgegaan. Indien daarvan sprake is en een belemmering wordt aangenomen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid, is het verscherpt toetsingskader als beschreven in paragraaf 3.1.4.3. van deze beleidsregels van toepassing. Indien er sprake is van een terroristisch delict en de betreffende functie/ taak/bezigheid wordt uitgevoerd op een locatie waar zich kwetsbare personen bevinden en/of op een gevoelige locatie en/of op een locatie waar met stoffen en/of objecten wordt gewerkt, die bij misbruik voor maatschappelijke ontwrichting kunnen zorgen en een belemmering wordt aangenomen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid, wordt eveneens het verscherpt toetsingskader toegepast.\n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n Paragraaf\n 3.1.3.5\n Rode draad criterium\n \n Aan het objectieve criterium kan ook voldaan zijn als er binnen de relevante terugkijktermijn geen relevante justitiële gegevens zijn aangetroffen. Indien sprake is van justitiële gegevens die niet (direct) relevant zijn, maar die gezamenlijk wel een negatieve indruk geven van de integriteit van de aanvrager kan er worden geoordeeld dat er een risico bestaat voor de samenleving. Voorwaarde voor toepassing van dit criterium is dat sprake is van een reeks van veroordelingen, transacties, strafbeschikkingen, openstaande zaken of (voorwaardelijke) sepots en er buiten de terugkijktermijn sprake is van minimaal één relevant justitieel gegeven in de justitiële documentatie van de aanvrager.\n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n Paragraaf\n 3.1.4\n Het subjectieve criterium\n \n Op grond van het subjectieve criterium kan worden geoordeeld dat het belang dat een aanvrager heeft bij het verstrekken van de VOG zwaarder weegt dan het belang van de samenleving bij bescherming tegen het door middel van het objectieve criterium vastgestelde risico voor de samenleving. In dat geval wordt de VOG afgegeven ondanks dat wordt voldaan aan het objectieve criterium.\n Voor de toepassing van het subjectieve criterium wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds aanvragen waarop het reguliere beoordelingskader van toepassing is (zie paragraaf 3.1.4.1.) en anderzijds aanvragen waarop het verscherpt toetsingskader van paragraaf 3.1.4.2. of paragraaf 3.1.4.3. van toepassing is (zie paragraven 3.1.4.2 en 3.1.4.3).\n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n Paragraaf\n 3.1.4.1\n Omstandigheden van het geval\n \n Het subjectieve criterium ziet op omstandigheden van het geval die ertoe kunnen leiden dat de objectieve vaststelling van een risico voor de samenleving ten aanzien van deze aanvrager niet zou moeten leiden tot een weigering van de afgifte van de VOG.\n Omstandigheden van het geval die altijd in de beoordeling worden betrokken zijn:\n \n \n −\n de afdoening van de strafzaak;\n \n \n −\n het tijdsverloop;\n \n \n −\n de hoeveelheid antecedenten.\n \n \n Indien de aanvrager ten tijde van het plegen van een strafbaar feit minderjarig was, betrekt het COVOG dit in de beoordeling van de aanvraag.\n Ten behoeve van een goede oordeelsvorming is het COVOG bevoegd inlichtingen in te winnen bij het Openbaar Ministerie en de reclassering.\n Naast justitiële gegevens kunnen ook politiegegevens de beoordeling worden betrokken. In de politiesystemen kunnen bijvoorbeeld mutaties omtrent strafbare feiten aanwezig zijn, opgemaakte processen-verbaal en (dag)rapporten. Ondanks het feit dat deze informatie niet in alle gevallen tot vervolging heeft geleid, kan deze bij de beoordeling van de aanvraag worden meegewogen. Hierdoor wordt een betrouwbaar beeld verkregen van de integriteit van de aanvrager.\n Omstandigheden waaronder het feit is gepleegd\n In het geval dat het COVOG na weging van de omstandigheden van het geval niet tot een goede oordeelsvorming kan komen en twijfel heeft over de vraag of een VOG kan worden afgegeven, worden de omstandigheden waaronder het strafbare feit heeft plaatsgevonden in de beoordeling betrokken.\n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n Paragraaf\n 3.1.4.2\n Subjectief criterium – misdrijven tegen de zeden in combinatie met een gezags- of afhankelijkheidsrelatie of specifieke locatie.\n \n Bij misdrijven tegen de zeden als bedoeld in deze beleidsregels bestaat slechts zeer beperkte ruimte om op basis van het subjectieve criterium alsnog over te gaan tot de afgifte van een VOG wanneer sprake is van een functie met een gezags- of afhankelijkheidsrelatie en een belemmering wordt aangenomen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid. Dit geldt ook wanneer op grond van de locatie, vanwege de aanwezigheid van kwetsbare personen een belemmering voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid wordt aangenomen. In de hieronder genoemde gevallen geldt een verscherpt toetsingskader waarin als uitgangspunt wordt genomen dat de VOG wordt geweigerd.\n \n \n 1.\n De aanvrager is voorafgaand aan het moment van beoordeling ter zake van een misdrijf tegen de zeden als bedoeld in deze beleidsregels twee of meer malen veroordeeld tot:\n \n \n –\n een (on)voorwaardelijke gevangenisstraf;\n \n \n –\n (on)voorwaardelijke terbeschikkingstelling aan de staat (TBS);\n \n \n –\n (on)voorwaardelijke jeugddetentie;\n \n \n –\n een (on)voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ), tuchtschool of algemeen psychiatrisch ziekenhuis (APZ);\n \n \n –\n een (on)voorwaardelijke taakstraf en/of\n \n \n –\n een beroepsverbod.\n \n \n \n \n 2.\n De aanvrager is in de twintig jaren voorafgaand aan het moment van beoordeling ter zake van een misdrijf tegen de zeden als bedoeld in deze beleidsregels éénmaal veroordeeld tot:\n \n \n –\n een (on)voorwaardelijke gevangenisstraf;\n \n \n –\n (on)voorwaardelijke TBS;\n \n \n –\n (on)voorwaardelijke jeugddetentie;\n \n \n –\n een (on)voorwaardelijke PIJ, plaatsing in een tuchtschool of APZ en/of\n \n \n –\n een (on)voorwaardelijke taakstraf.\n \n \n \n \n 3.\n Met betrekking tot de aanvrager is in de tien jaren voorafgaand aan het moment van beoordeling ter zake van een misdrijf tegen de zeden als bedoeld in deze beleidsregels:\n \n \n –\n een veroordeling uitgesproken inhoudende de oplegging van een andere straf dan een gevangenisstraf of taakstraf, schuldigverklaring zonder strafoplegging, of\n \n \n –\n een door het Openbaar Ministerie aangeboden transactie geaccepteerd of strafbeschikking opgelegd, of\n \n \n –\n een strafzaak voorwaardelijk geseponeerd.\n \n \n \n \n De VOG kan in deze gevallen enkel worden afgegeven indien de weigering van de VOG evident disproportioneel is. Of de weigering evident disproportioneel is, wordt beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval.\n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n Paragraaf\n 3.1.4.3\n Subjectief criterium – terroristische misdrijven of misdrijven ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf in combinatie met een gezags- of afhankelijkheidsrelatie, gevoelige informatie of specifieke locatie.\n \n Bij terroristische delicten als bedoeld in deze beleidsregels bestaat slechts zeer beperkte ruimte om op basis van het subjectieve criterium alsnog over te gaan tot de afgifte van een VOG wanneer sprake is van een functie met een gezags- of afhankelijkheidsrelatie of een functie waarbij met gevoelige informatie wordt omgegaan. Dit geldt ook indien er sprake is van een terroristisch delict en de betreffende functie/ taak/bezigheid wordt uitgevoerd op een locatie waar zich kwetsbare personen bevinden en/of op een gevoelige locatie en/of op een locatie waar met stoffen en/of objecten wordt gewerkt, die bij misbruik voor maatschappelijke ontwrichting kunnen zorgen en een belemmering wordt aangenomen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid. In de hieronder genoemde gevallen geldt een verscherpt toetsingskader waarin als uitgangspunt wordt genomen dat de VOG wordt geweigerd.\n \n \n 1.\n De aanvrager is voorafgaand aan het moment van beoordeling ter zake van een terroristisch delict als bedoeld in deze beleidsregels twee of meer malen veroordeeld tot:\n \n \n –\n een (on)voorwaardelijke gevangenisstraf;\n \n \n –\n (on)voorwaardelijke terbeschikkingstelling aan de staat (TBS);\n \n \n –\n (on)voorwaardelijke jeugddetentie;\n \n \n –\n een (on)voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ), tuchtschool of algemeen psychiatrisch ziekenhuis (APZ):\n \n \n –\n een (on)voorwaardelijke taakstraf en/of\n \n \n –\n een beroepsverbod.\n \n \n \n \n 2.\n De aanvrager is in de twintig jaren voorafgaand aan het moment van beoordeling ter zake van een terroristisch delict als bedoeld in deze beleidsregels éénmaal veroordeeld tot:\n een (on)voorwaardelijke gevangenisstraf;\n \n \n –\n (on)voorwaardelijke TBS;\n \n \n –\n (on)voorwaardelijke jeugddetentie;\n \n \n –\n een (on)voorwaardelijke PIJ, plaatsing in een tuchtschool of APZ en/of\n \n \n –\n een (on)voorwaardelijke taakstraf.\n \n \n \n \n 3.\n Met betrekking tot de aanvrager is in de tien jaren voorafgaand aan het moment van beoordeling ter zake van een terroristisch delict als bedoeld in deze beleidsregels:\n \n \n –\n een veroordeling uitgesproken inhoudende de oplegging van een andere straf dan een gevangenisstraf of taakstraf, schuldigverklaring zonder strafoplegging, of\n \n \n –\n een door het Openbaar Ministerie aangeboden transactie geaccepteerd of strafbeschikking opgelegd, of\n \n \n –\n een strafzaak voorwaardelijk geseponeerd.\n \n \n \n \n De VOG kan in deze gevallen enkel worden afgegeven indien de weigering van de VOG evident disproportioneel is. Of de weigering evident disproportioneel is, wordt beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval.\n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n 3.1.5\n Bijzondere weigeringsmogelijkheid VOG\n \n De VOG wordt in beginsel afgegeven wanneer de aanvrager binnen de van toepassing zijnde terugkijktermijn niet voorkomt in de justitiële documentatie, dan wel binnen de terugkijktermijn in de justitiële documentatie een justitieel gegeven wordt vermeld dat, geoordeeld naar de omstandigheden van het geval, onvoldoende zwaarwegend is om op grond daarvan de VOG niet te verstrekken. Indien echter onder deze omstandigheden buiten de van toepassing zijnde terugkijktermijn een justitieel gegeven bekend wordt waarvan de aard en de ernst zodanig zijn dat, gelet op het doel van de aanvraag en het risico voor de samenleving, de belemmering voor de behoorlijke uitoefening van de beoogde functie/taak/bezigheid te groot wordt geacht, kan de VOG worden geweigerd.\n Voorwaarde voor toepassing van deze bijzondere weigeringsgrond is dat in de justitiële documentatie van de twintig jaren voorafgaand aan de aanvraag het volgende is aangetroffen:\n \n \n –\n een justitieel gegeven over een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis- straf van twaalf jaren of meer is gesteld en waarvoor de aanvrager is veroordeeld tot:\n \n \n •\n een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of jeugddetentie en/of\n \n \n •\n de maatregel van terbeschikkingstelling aan de staat en/of\n \n \n •\n plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.\n \n \n \n \n –\n een justitieel gegeven over een misdrijf dat is gericht tegen een kind en de VOG wordt aangevraagd voor een functie die ziet op het werken met kinderen.\n \n \n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n Paragraaf\n 3.2\n De beoordeling van een aanvraag voor een VOG politiegegevens\n \n Bij een aanvraag voor een VOG politiegegevens wordt onderzoek gedaan naar justitiële gegevens en politiegegevens van een natuurlijk persoon. Zowel justitiële gegevens als politiegegevens kunnen voor deze aanvraag een zelfstandige weigeringsgrond vormen voor de afgifte van een VOG politiegegevens. Indien sprake is van justitiële gegevens, dan worden deze beoordeeld zoals beschreven voor een aanvraag van een VOG, zie paragraaf 3.1. de beoordeling van een aanvraag voor een VOG. Indien sprake is van politiegegevens, dan worden deze beoordeeld aan de hand van de onderstaande toetsingscriteria.\n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n Paragraaf\n 3.2.1\n Politiegegevens\n \n Bij de beoordeling van politiegegevens op naam van een aanvrager van een VOG politiegegevens wordt geen terugkijktermijn in acht genomen. De politiegegevens die aan het COVOG worden verstrekt, worden meegewogen bij de beoordeling van de aanvraag van een VOG politiegegevens. De beschikbaarheid is afhankelijk van de bewaartermijnen voor politiegegevens. De Wet politiegegevens (Wpg) kent daartoe een stelsel van bewaar-, verwijder- en vernietigingstermijnen. Uitsluitend politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de artikelen 8, 9, 10, eerste lid, onderdelen a en c, en 13 van de Wpg kunnen door de politie worden verstrekt aan het COVOG. Voor wat betreft de verschillende categorieën van personen die in de politiegegevens voorkomen, zijn gegevens over de aanvrager in diens hoedanigheid van slachtoffer, aangever of getuige niet relevant voor de beoordeling van de aanvraag voor een VOG politiegegevens en worden derhalve ook niet verstrekt aan het COVOG.\n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n Paragraaf\n 3.2.2\n Het objectieve criterium\n \n De afgifte van een VOG politiegegevens wordt in beginsel geweigerd indien wordt voldaan aan het objectieve criterium voor politiegegevens.\n Het objectieve criterium voor politiegegevens betreft de beoordeling of uit de politiegegevens blijkt dat er verbanden zijn tussen de aanvrager en strafbare feiten die, gelet op de omstandigheden van het geval en het doel waarvoor de VOG politiegegevens wordt gevraagd, een risico vormen voor de uitoefening van de functie die per ministeriele regeling is aangewezen. Het gaat hierbij uitsluitend om functies waarvoor een hoge mate van integriteit vereist is en waarin sprake is van een bevoegdheid om geweld te gebruiken, toegang tot gevoelige informatie op het terrein van openbare orde en veiligheid of handhaving van de rechtsorde, of betrokkenheid bij integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.\n Per specifieke functie kan het verschillen welke politiegegevens wel of niet relevant worden geacht in de beoordeling van het objectieve criterium. De beschikbare politiegegevens worden derhalve door Justis in samenhang bezien in het licht van de aan de specifieke functie verbonden risico’s.\n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n Paragraaf\n 3.2.3\n Het subjectieve criterium\n \n Op grond van het subjectieve criterium kan worden geoordeeld dat het belang dat een aanvrager heeft bij het verstrekken van de VOG politiegegevens zwaarder weegt dan het belang van de samenleving bij bescherming tegen het door middel van het objectieve criterium vastgestelde risico voor de samenleving. In dat geval wordt de VOG politiegegevens afgegeven ondanks dat wordt voldaan aan het objectieve criterium.\n Voor de toepassing van het subjectieve criterium staan de omstandigheden van het geval centraal. Hierbij wordt gekeken naar de specifieke omstandigheden van het geval, zoals de aard van de politiegegevens, de frequentie van politiegegevens en de actualiteit van de politiegegevens en dit alles bezien in onderlinge samenhang. Indien de aanvrager ten tijde van de politieregistratie minderjarig was, betrekt het COVOG dit eveneens in de beoordeling van de aanvraag.\n Aard van de politiegegevens\n De aard van de politiegegevens ziet op de bron van de politiegegevens. Zo kan sprake zijn van een verklaring van een slachtoffer of getuige, een aangifte of andere melding. Daarnaast kan sprake zijn van feitelijke gegevens of van een in een proces-verbaal vastgelegde waarneming van een opsporingsambtenaar. Afhankelijk van de aard van het politiegegeven wordt meer of minder gewicht hieraan toegekend in de beoordeling van de aanvraag.\n Frequentie van de politiegegevens\n De frequentie ziet op het aantal politieregistraties. Meerdere registraties in de politiesystemen geven een ander beeld dan één enkele registratie.\n Actualiteit van de politiegegevens\n De actualiteit van de politiegegevens ziet op mogelijk tijdsverloop. Als het een melding betreft van een aantal jaar geleden, kan dit anders worden meegewogen dan een melding van enkele maanden gelden voorafgaand aan het indienen van een aanvraag voor een VOG politiegegevens.\n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n Paragraaf\n 3.3\n De beoordeling van een aanvraag voor een VOG RP\n \n Bij een aanvraag voor een VOG RP wordt onderzoek gedaan naar het justitiële verleden van een rechtspersoon en haar (on)middellijke bestuurders, vennoten, maten of beheerders. Uitsluitend justitiële gegevens kunnen voor deze aanvraag een weigeringsgrond vormen voor de afgifte van de VOG-RP.\n Indien sprake is van justitiële gegevens op naam van de rechtspersoon, (on)middellijk bestuurder, vennoot, maat of beheerder, dan worden deze beoordeeld zoals beschreven voor een VOG-aanvraag, paragraaf 3.1. de beoordeling van een aanvraag voor een VOG.\n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n \n Paragraaf\n 4\n Administratieve afhandeling VOG\n \n \n Paragraaf\n 4.1\n Indienen van een aanvraag\n \n \n \n 1.\n Het aanvragen van een VOG\n \n Via de gemeente\n \n Voor het aanvragen van een VOG voor een natuurlijk persoon moet gebruik worden gemaakt van het daartoe bestemde aanvraagformulier VOG. De aanvraag voor de VOG wordt persoonlijk, of door een schriftelijk gemachtigde, ingediend bij de gemeente waar de aanvrager in de Basisregistratie Personen (BRP) is ingeschreven. Indien de aanvraag door een gemachtigde wordt ingediend, dient bij de aanvraag een duidelijk leesbare kopie van een geldig legitimatiebewijs van de aanvrager te zijn gevoegd. Het aanvraagformulier dient volledig en correct te zijn ingevuld en dient te zijn ondertekend door de aanvrager én de organisatie of instelling die de VOG verlangt. De gemeente controleert de identiteit van de aanvrager en beoordeelt of het aanvraagformulier volledig is ingevuld. Na ontvangst van de leges draagt de gemeente zorg voor een onmiddellijke (elektronische) doorzending aan het COVOG.\n \n Rechtstreeks bij het COVOG\n \n Indien geen sprake is van een inschrijving in de BRP wordt de aanvraag rechtstreeks bij het COVOG ingediend. Op de website van Justis (www.justis.nl) staat beschreven op welke manier een aanvraag voor een VOG voor een natuurlijk persoon rechtstreeks bij het COVOG kan worden ingediend en op welke wijze de leges dienen te worden betaald.\n \n Elektronisch\n \n De aanvraag voor een VOG voor een natuurlijk persoon kan ook rechtstreeks elektronisch worden ingediend bij het COVOG. De elektronische aanvraag dient geïnitieerd te worden door de organisatie of de instelling die de VOG verlangt. Daarvoor is het noodzakelijk dat de betreffende organisatie of instelling zich kan authentiseren door middel van het door Justis vereiste authenticatiemiddel. Nadat de organisatie of de instelling die de VOG verlangt, het voor haar bestemde gedeelte van het aanvraagformulier volledig heeft ingevuld, ontvangt de aanvrager per e-mail een bericht dat hij het voor hem bestemde gedeelte dient in te vullen. Om dit mogelijk te maken dient de aanvrager te beschikken over een account bij DigiD en over toegang tot iDeal. Nadat de leges langs elektronische weg zijn betaald, stuurt de aanvrager het aanvraagformulier automatisch elektronisch door naar het COVOG.\n \n \n 2.\n Het aanvragen van een VOG politiegegevens\n \n Elektronisch\n \n Het uitgangspunt voor de aanvraag van een VOG politiegegevens is dat deze elektronisch wordt ingediend bij het COVOG, omdat bij een elektronisch aanvraag gelijk gecontroleerd kan worden of de betreffende organisatie of instelling die de VOG politiegegevens verlangt wettelijk gezien wel een VOG politiegegevens mag aanvragen. Deze controle vindt plaats, zodra de betreffende organisatie of instelling haar KvK-nummer opgeeft in de digitale aanvraagomgeving. De elektronische aanvraag dient derhalve geïnitieerd te worden door de organisatie of de instelling die de VOG verlangt. Daarvoor is het noodzakelijk dat de betreffende organisatie of instelling zich kan authentiseren door middel van het door Justis vereiste authenticatiemiddel. Nadat de organisatie of de instelling die de VOG verlangt, het voor haar bestemde gedeelte van het aanvraagformulier volledig heeft ingevuld, ontvangt de aanvrager per e-mail een bericht dat hij het voor hem bestemde gedeelte dient in te vullen. Om dit mogelijk te maken dient de aanvrager te beschikken over een account bij DigiD en over toegang tot iDeal. Nadat de leges langs elektronische weg zijn betaald, stuurt de aanvrager het aanvraagformulier automatisch elektronisch door naar het COVOG.\n \n \n 3.\n Het aanvragen van een VOG RP\n \n Rechtstreeks bij het COVOG\n \n Een aanvraag voor een VOG RP wordt rechtstreeks bij het COVOG ingediend. Op de website van Justis (www.justis.nl) staat beschreven op welke manier een aanvraag voor een VOG RP rechtstreeks bij het COVOG kan worden ingediend en op welke wijze de leges dienen te worden betaald.\n \n Elektronisch\n \n De aanvraag voor een VOG RP kan ook rechtstreeks elektronisch worden ingediend bij het COVOG. De elektronische aanvraag wordt geïnitieerd door een organisatie die de VOG-RP verlangt. Een bevoegde vertegenwoordiger van de onderzochte rechtspersoon dient de aanvraag in.\n Daarvoor is het noodzakelijk dat de betreffende vertegenwoordiger zich kan authentiseren door middel van het door Justis vereiste authenticatiemiddel. Nadat de vertegenwoordiger het aanvraagformulier heeft ingevuld, en de leges langs elektronische weg zijn betaald, stuurt hij het aanvraagformulier automatisch elektronisch door naar het COVOG.\n \n \n 4.\n Een aanvraag via het Dienstenloket\n Indien een aanvraag voor een VOG onder de reikwijdte van de Dienstenrichtlijn (2006/123/EG) valt, kan de VOG ook aangevraagd worden via het Dienstenloket, dat in Nederland is ondergebracht bij Antwoord voor Bedrijven (www.antwoordvoorbedrijven.nl). De indiening van de aanvraag geschiedt door elektronische toezending van het ingevulde aanvraagformulier aan de gemeente waar de aanvrager in de BRP staat ingeschreven. Een dergelijke aanvraag dient te zijn ondertekend met een gekwalificeerde elektronische handtekening. De gemeente controleert of het aanvraagformulier volledig is ingevuld en verifieert aan de hand van de gekwalificeerde elektronische handtekening de identiteit van de aanvrager. De gemeente bevestigt de ontvangst via het Dienstenloket en vraagt om betaling van de leges. Nadat de aanvrager de leges heeft voldaan, draagt de gemeente zorg voor een elektronische doorzending aan het COVOG.\n \n \n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n Paragraaf\n 4.2\n Afhandeling van aanvragen\n \n De screening van een aanvraag van een VOG vindt plaats op basis van het door de organisatie of instelling die de VOG verlangt op het aanvraagformulier aangegeven specifieke screeningsprofiel of de aangegeven functieaspecten binnen het algemeen screeningsprofiel. Bij evidente onjuistheden in de relatie tussen het aangekruiste specifieke screeningsprofiel of de functieaspecten enerzijds en het doel van de aanvraag anderzijds kan het COVOG gedurende de procedure ambtshalve een ander screeningsprofiel of andere functieaspecten van toepassing achten en de screening daarop baseren.\n Indien de screening tot de conclusie leidt dat de VOG kan worden afgegeven, draagt het COVOG zorg voor toezending (per post of digitaal) van de VOG aan de aanvrager. In het geval van een VOG RP zendt (per post) het COVOG de VOG RP naar de vertegenwoordiger van de rechtspersoon. Indien de aanvraag voor een VOG via het Dienstenloket is ingediend, draagt het COVOG bij afgifte van de VOG zorg voor elektronische toezending van de VOG aan de aanvrager. De VOG wordt door het COVOG afgegeven met gekwalificeerde elektronische handtekening.\n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n Paragraaf\n 4.3\n Wijzigingen van gegevens in de aanvraagformulieren\n \n Wijzigingen in de aanvraaggegevens zijn niet mogelijk wanneer deze betrekking hebben op het doel van de aanvraag dan wel de te screenen rechtspersoon en/of natuurlijke persoon. Indien zich hierin wel wijzigingen voordoen dient een nieuwe aanvraag te worden ingediend waarvoor opnieuw leges dienen te worden betaald. Restitutie van betaalde leges vindt dan niet plaats. Ook is wijziging van de aanvraaggegevens niet mogelijk indien de VOG reeds is verstrekt.\n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n \n Paragraaf\n 5\n Publicatie, inwerkingtreding en citeertitel\n \n Deze beleidsregels worden gepubliceerd in de Staatscourant en kunnen worden aangehaald als Beleidsregels VOG-NP-RP 2024. De beleidsregels treden in werking op 30 januari 2024.\n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-20242024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n F.M.\n Weerwind\n \n \n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024\n \n2024299230-01-20242024299230-01-202430-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049317/manifest.xml", "content": "2024-01-302024-02-02T06:19:50+01:002025-01-22T12:35:06+01:00BWBR0049317.WTI2024-07-012024-01-302024-06-302024-01-309999-12-312024-02-02T06:20:13+01:002024-07-04T07:10:34+02:001433941cb9359bf8bb5b07a1cac0b109b966b7ba413c39fa07de60b57cf6c365a8e07dd952b697252ed64e7efca043a4a79f5905a5175b919fc844f451a8853bd3b582", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049319/2024-02-01_0/xml/BWBR0049319_2024-02-01_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 23 januari 2024 nr. BOACAT2024/006, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij de Omgevingsdienst Groningen2024282531-01-202423-01-2024BOACAT2024/0062024282531-01-202423-01-2024BOACAT2024/00601-02-2024\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Omgevingsdienst Groningen 20242024282531-01-202423-01-2024BOACAT2024/0062024282531-01-202423-01-2024BOACAT2024/00601-02-2024\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n Gelezen het verzoek van de Omgevingsdienst Groningen van 18 januari 2024 en de adviezen van het Functioneel Parket en de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;\n Gelet op:\n \n \n –\n \n artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n \n artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Wet op de economische delicten;\n \n \n –\n de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n2024282531-01-202423-01-2024BOACAT2024/0062024282531-01-202423-01-2024BOACAT2024/00601-02-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2.\n2024282531-01-202423-01-2024BOACAT2024/0062024282531-01-202423-01-2024BOACAT2024/00601-02-2024\n \n \n Artikel\n 2\n \n De personen, werkzaam in de functie van buitengewoon opsporingsambtenaar in dienst van Omgevingsdienst Groningen, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.\n2024282531-01-202423-01-2024BOACAT2024/0062024282531-01-202423-01-2024BOACAT2024/00601-02-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein II, Milieu, welzijn en infrastructuur, zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het in het eerste lid genoemde domein.\n \n2024282531-01-202423-01-2024BOACAT2024/0062024282531-01-202423-01-2024BOACAT2024/00601-02-2024\n \n \n Artikel\n 4\n \n Op grond van dit besluit kunnen maximaal 10 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.\n2024282531-01-202423-01-2024BOACAT2024/0062024282531-01-202423-01-2024BOACAT2024/00601-02-2024\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het Functioneel Parket.\n \n \n 2\n Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.\n \n2024282531-01-202423-01-2024BOACAT2024/0062024282531-01-202423-01-2024BOACAT2024/00601-02-2024\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n De Omgevingsdienst Groningen brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:\n \n \n a.\n het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;\n \n \n b.\n de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;\n \n \n c.\n de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister voor Rechtsbescherming goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.\n \n \n \n \n 2\n Dit verslag wordt toegezonden aan de in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Justis, afdeling V&T, postbus 20300, 2500 EH Den Haag.\n \n2024282531-01-202423-01-2024BOACAT2024/0062024282531-01-202423-01-2024BOACAT2024/00601-02-2024\n \n \n Artikel\n 7\n \n De individuele akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging en de overige benoemingsbescheiden van de buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van Omgevingsdienst Groningen in de functie van buitengewoon opsporingsambtenaar, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit.\n Dit artikel brengt geen wijziging in de resterende looptijd van de afgegeven aktes.\n2024282531-01-202423-01-2024BOACAT2024/0062024282531-01-202423-01-2024BOACAT2024/00601-02-2024\n \n \n Artikel\n 8\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.\n2024282531-01-202423-01-2024BOACAT2024/0062024282531-01-202423-01-2024BOACAT2024/00601-02-2024\n \n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Omgevingsdienst Groningen 2024.\n2024282531-01-202423-01-2024BOACAT2024/0062024282531-01-202423-01-2024BOACAT2024/00601-02-2024\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 23 januari 2024\n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n namens deze,\n \n I.M.\n Koster-Boer\n \n Operationeel manager V&T\n \n2024282531-01-202423-01-2024BOACAT2024/0062024282531-01-202423-01-2024BOACAT2024/00601-02-2024\n \n2024282531-01-202423-01-2024BOACAT2024/0062024282531-01-202423-01-2024BOACAT2024/00601-02-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049319/manifest.xml", "content": "2024-02-012029-02-012024-02-03T06:18:23+01:002024-02-03T06:18:23+01:00BWBR0049319.WTI2024-02-019999-12-312024-02-019999-12-312024-02-03T06:18:38+01:002024-02-03T06:18:38+01:0031172152317a11eec2f3e7b09ec73b5d5763e6ccc455626a50c4655fc7d44d8c7fcd827bec0d345820d9144497f93ed4b9a74be9cc1778d050243c9cb07bb82ebc566", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049320/2024-02-01_0/xml/BWBR0049320_2024-02-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 29 januari 2024, nummer 5190221, houdende specifieke uitkeringen voor gemeenten en provincies die het mogelijk maken asielzoekers op te vangen (Regeling specifieke uitkeringen Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen)2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n Regeling specifieke uitkeringen Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n \n De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,\n \n Gelet op de artikelen 9, tweede lid, onderdeel b, en vierde lid, 13, vierde lid, van de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen en de artikelen 2.1, eerste lid, en 3.2, van het Besluit gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen;\n \n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Definitiebepaling\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n –\n \n uitkering: een specifieke uitkering, als bedoeld in artikel 15a van de Financiële-verhoudingswet.\n \n \n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-20242024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Capaciteitsraming\n \n \n Artikel\n 2\n \n De in artikel 2.1 van het Besluit gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen bedoelde capaciteitsraming gaat uit van de verwachte behoefte aan opvangplaatsen voor asielzoekers op 1 januari in het opvolgende jaar.\n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-20242024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Specifieke uitkeringen\n \n \n Artikel\n 3\n Aanvraag of ambtshalve verstrekking\n \n \n 1\n Voor opvangplaatsen als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder a, en derde lid van de wet verstrekt Onze Minister aan de gemeente onderscheidenlijk de provincie en de gemeente ambtshalve een uitkering.\n \n \n 2\n Voor duurzame opvangplaatsen als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel b, van de wet verstrekt Onze Minister een uitkering op aanvraag van het college van de betreffende gemeente.\n \n \n 3\n De aanvraag, bedoeld in het tweede lid, wordt ingediend door gebruikmaking van een door Onze Minister beschikbaar gesteld elektronisch aanvraagformulier.\n \n \n 4\n De aanvraag, bedoeld in het tweede lid, wordt ingediend uiterlijk voor het begin van een nieuwe wetscyclus.\n \n \n 5\n De aanvraag, bedoeld in het tweede lid, bevat ten minste:\n \n \n a.\n het tijdstip vanaf wanneer de opvangplaatsen beschikbaar worden gesteld aan het COA of, indien het college verantwoordelijk is voor de exploitatie van de opvangvoorziening, aan het college;\n \n \n b.\n het aantal ingediende duurzame opvangplaatsen;\n \n \n c.\n het soort duurzame opvangplaatsen;\n \n \n d.\n de periode van beschikbaarheid van de duurzame opvangplaatsen.\n \n \n \n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n Artikel\n 4\n Hoogte van de uitkeringen\n \n \n 1\n De uitkering, bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel a, van de wet bedraagt per opvangplaats van bijzondere aard € 2.000.\n \n \n 2\n De uitkering, bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel b, van de wet bedraagt per duurzame opvangplaats € 2.000 indien tenminste 100 opvangplaatsen worden ingediend en € 1.000 indien minder dan 100 opvangplaatsen worden ingediend.\n \n \n 3\n De uitkering, bedoeld in artikel 9, derde lid, van de wet bedraagt per opvangplaats € 1.500.\n \n \n 4\n De uitkering, bedoeld in het derde lid, wordt volgens een vaste verdeling van 15% voor de provincie en 85% voor de gemeenten verstrekt. Deze uitkering wordt tussen de gemeenten verdeeld naar rato van het aantal opvangplaatsen dat geboden is en het aantal maanden waarvoor deze opvangplaatsen beschikbaar zijn gesteld.\n \n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n Artikel\n 5\n Vereisten\n \n \n 1\n De uitkeringen, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet, worden verstrekt:\n \n \n a.\n indien de opvangplaatsen beschikbaar zijn gesteld aan het Centraal Orgaan opvang asielzoekers of, indien het college verantwoordelijk is voor de exploitatie van de opvangvoorziening, aan het college;\n \n \n b.\n indien de opvangplaatsen in het verdeelbesluit zijn opgenomen;\n \n \n c.\n indien de duurzame opvangplaatsen minimaal vijf jaar beschikbaar zijn;\n \n \n d.\n voor de duurzame opvangplaatsen, waarmee het met toepassing van artikel 3 van de wet bepaalde indicatieve deel van het aantal opvangplaatsen per gemeente wordt overschreden.\n \n \n \n \n 2\n De uitkering, bedoeld in artikel 9, derde lid, van de wet, wordt verstrekt indien wordt voldaan aan de in het eerste lid, onderdelen a en b, genoemde voorwaarden.\n \n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n Artikel\n 6\n Tijdstip van verstrekking van de uitkeringen\n \n \n 1\n De uitkeringen, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet worden verstrekt in de eerstvolgende maand juni of november nadat aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 4, is voldaan.\n \n \n 2\n De uitkering bedoeld in artikel 9, derde lid, van de wet wordt verstrekt in de eerstvolgende maand juni of november na ommekomst van de periode van twee jaar, bedoeld in artikel 2 van de wet.\n \n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n Artikel\n 7\n Verantwoording\n \n De gemeenten en de provincies leggen uiterlijk op 15 juli van het kalenderjaar volgend op het laatste van de twee kalenderjaren, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet, verantwoording af over de voorwaarden waaronder de uitkering wordt verstrekt op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.\n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n Artikel\n 8\n Procedure vaststelling uitkering\n \n Onze Minister stelt de uitkering vast uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 7, is ontvangen.\n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n Artikel\n 9\n Terugvordering\n \n De uitkering kan worden teruggevorderd indien en voor zover na de beschikbaarstelling van de opvangplaatsen blijkt dat niet is voldaan aan de vereisten voor het ontvangen van de uitkering.\n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-20242024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Overgangs- en slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 10\n Overgangsbepaling\n \n Op de uitkering, bedoeld in artikel 13, derde lid, van de wet, zijn de artikelen 4, tweede lid, en 7 tot en met 9 van overeenkomstige toepassing.\n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n Artikel\n 11\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking op 1 februari 2024.\n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n Artikel\n 12\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkeringen Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen.\n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-20242024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,\n \n E. van der\n Burg\n \n \n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049320/2024-02-01_1/xml/BWBR0049320_2024-02-01_1.xml", "content": "\n Regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 29 januari 2024, nummer 5190221, houdende specifieke uitkeringen voor gemeenten en provincies die het mogelijk maken asielzoekers op te vangen (Regeling specifieke uitkeringen Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen)2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n Regeling specifieke uitkeringen Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n \n De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,\n \n Gelet op de artikelen 9, tweede lid, onderdeel b, en vierde lid, 13, vierde lid, van de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen en de artikelen 2.1, eerste lid, en 3.2, van het Besluit gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen;\n \n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Definitiebepaling\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n –\n \n uitkering: een specifieke uitkering, als bedoeld in artikel 15a van de Financiële-verhoudingswet.\n \n \n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-20242024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Capaciteitsraming\n \n \n Artikel\n 2\n \n De in artikel 2.1 van het Besluit gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen bedoelde capaciteitsraming gaat uit van de verwachte behoefte aan opvangplaatsen voor asielzoekers op 1 januari in het opvolgende jaar.\n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-20242024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Specifieke uitkeringen\n \n \n Artikel\n 3\n Aanvraag of ambtshalve verstrekking\n \n \n 1\n Voor opvangplaatsen als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder a, en derde lid van de wet verstrekt Onze Minister aan de gemeente onderscheidenlijk de provincie en de gemeente ambtshalve een uitkering.\n \n \n 2\n Voor duurzame opvangplaatsen als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel b, van de wet verstrekt Onze Minister een uitkering op aanvraag van het college van de betreffende gemeente.\n \n \n 3\n De aanvraag, bedoeld in het tweede lid, wordt ingediend door gebruikmaking van een door Onze Minister beschikbaar gesteld elektronisch aanvraagformulier.\n \n \n 4\n De aanvraag, bedoeld in het tweede lid, wordt ingediend uiterlijk voor het begin van een nieuwe wetscyclus.\n \n \n 5\n De aanvraag, bedoeld in het tweede lid, bevat ten minste:\n \n \n a.\n het tijdstip vanaf wanneer de opvangplaatsen beschikbaar worden gesteld aan het COA of, indien het college verantwoordelijk is voor de exploitatie van de opvangvoorziening, aan het college;\n \n \n b.\n het aantal ingediende duurzame opvangplaatsen;\n \n \n c.\n het soort duurzame opvangplaatsen;\n \n \n d.\n de periode van beschikbaarheid van de duurzame opvangplaatsen.\n \n \n \n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n Artikel\n 4\n Hoogte van de uitkeringen\n \n \n 1\n De uitkering, bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel a, van de wet bedraagt per opvangplaats van bijzondere aard € 2.000.\n \n \n 2\n De uitkering, bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel b, van de wet bedraagt per duurzame opvangplaats € 2.000 indien tenminste 100 opvangplaatsen worden ingediend en € 1.000 indien minder dan 100 opvangplaatsen worden ingediend.\n \n \n 3\n De uitkering, bedoeld in artikel 9, derde lid, van de wet bedraagt per opvangplaats € 1.500.\n \n \n 4\n De uitkering, bedoeld in het derde lid, wordt volgens een vaste verdeling van 15% voor de provincie en 85% voor de gemeenten verstrekt. Deze uitkering wordt tussen de gemeenten verdeeld naar rato van het aantal opvangplaatsen dat geboden is en het aantal maanden waarvoor deze opvangplaatsen beschikbaar zijn gesteld.\n \n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n Artikel\n 5\n Vereisten\n \n \n 1\n De uitkeringen, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet, worden verstrekt:\n \n \n a.\n indien de opvangplaatsen beschikbaar zijn gesteld aan het Centraal Orgaan opvang asielzoekers of, indien het college verantwoordelijk is voor de exploitatie van de opvangvoorziening, aan het college;\n \n \n b.\n indien de opvangplaatsen in het verdeelbesluit zijn opgenomen;\n \n \n c.\n indien de duurzame opvangplaatsen minimaal vijf jaar beschikbaar zijn;\n \n \n d.\n voor de duurzame opvangplaatsen, waarmee het met toepassing van artikel 3 van de wet bepaalde indicatieve deel van het aantal opvangplaatsen per gemeente wordt overschreden.\n \n \n \n \n 2\n De uitkering, bedoeld in artikel 9, derde lid, van de wet, wordt verstrekt indien wordt voldaan aan de in het eerste lid, onderdelen a en b, genoemde voorwaarden.\n \n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n Artikel\n 6\n Tijdstip van verstrekking van de uitkeringen\n \n \n 1\n De uitkeringen, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet worden verstrekt in de eerstvolgende maand juni of november nadat aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 4, is voldaan.\n \n \n 2\n De uitkering bedoeld in artikel 9, derde lid, van de wet wordt verstrekt in de eerstvolgende maand juni of november na ommekomst van de periode van twee jaar, bedoeld in artikel 2 van de wet.\n \n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-202401-02-2024Stcrt. 2024, 15408, datum inwerkingtreding 15-05-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-02-2024.1De uitkeringen, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet worden verstrekt in de eerstvolgende maand juni of november nadat aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 5, is voldaan.\n \n Artikel\n 7\n Verantwoording\n \n De gemeenten en de provincies leggen uiterlijk op 15 juli van het kalenderjaar volgend op het laatste van de twee kalenderjaren, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet, verantwoording af over de voorwaarden waaronder de uitkering wordt verstrekt op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.\n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n Artikel\n 8\n Procedure vaststelling uitkering\n \n Onze Minister stelt de uitkering vast uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 7, is ontvangen.\n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n Artikel\n 9\n Terugvordering\n \n De uitkering kan worden teruggevorderd indien en voor zover na de beschikbaarstelling van de opvangplaatsen blijkt dat niet is voldaan aan de vereisten voor het ontvangen van de uitkering.\n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-20242024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Overgangs- en slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 10\n Overgangsbepaling\n \n Op de uitkering, bedoeld in artikel 13, derde lid, van de wet, zijn de artikelen 4, tweede lid, en 7 tot en met 9 van overeenkomstige toepassing.\n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n Artikel\n 11\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking op 1 februari 2024.\n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n Artikel\n 12\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkeringen Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen.\n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-20242024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,\n \n E. van der\n Burg\n \n \n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049320/2024-05-15_0/xml/BWBR0049320_2024-05-15_0.xml", "content": "\n Regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 29 januari 2024, nummer 5190221, houdende specifieke uitkeringen voor gemeenten en provincies die het mogelijk maken asielzoekers op te vangen (Regeling specifieke uitkeringen Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen)2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n Regeling specifieke uitkeringen Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n \n De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,\n \n Gelet op de artikelen 9, tweede lid, onderdeel b, en vierde lid, 13, vierde lid, van de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen en de artikelen 2.1, eerste lid, en 3.2, van het Besluit gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen;\n \n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n \n \n Hoofdstuk\n 1\n Algemene bepalingen\n \n \n Artikel\n 1\n Definitiebepaling\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n –\n \n uitkering: een specifieke uitkering, als bedoeld in artikel 15a van de Financiële-verhoudingswet.\n \n \n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-20242024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 2\n Capaciteitsraming\n \n \n Artikel\n 2\n \n De in artikel 2.1 van het Besluit gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen bedoelde capaciteitsraming gaat uit van de verwachte behoefte aan opvangplaatsen voor asielzoekers op 1 januari in het opvolgende jaar.\n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-20242024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 3\n Specifieke uitkeringen\n \n \n Artikel\n 3\n Aanvraag of ambtshalve verstrekking\n \n \n 1\n Voor opvangplaatsen als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder a, en derde lid van de wet verstrekt Onze Minister aan de gemeente onderscheidenlijk de provincie en de gemeente ambtshalve een uitkering.\n \n \n 2\n Voor duurzame opvangplaatsen als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel b, van de wet verstrekt Onze Minister een uitkering op aanvraag van het college van de betreffende gemeente.\n \n \n 3\n De aanvraag, bedoeld in het tweede lid, wordt ingediend door gebruikmaking van een door Onze Minister beschikbaar gesteld elektronisch aanvraagformulier.\n \n \n 4\n De aanvraag, bedoeld in het tweede lid, wordt ingediend uiterlijk voor het begin van een nieuwe wetscyclus.\n \n \n 5\n De aanvraag, bedoeld in het tweede lid, bevat ten minste:\n \n \n a.\n het tijdstip vanaf wanneer de opvangplaatsen beschikbaar worden gesteld aan het COA of, indien het college verantwoordelijk is voor de exploitatie van de opvangvoorziening, aan het college;\n \n \n b.\n het aantal ingediende duurzame opvangplaatsen;\n \n \n c.\n het soort duurzame opvangplaatsen;\n \n \n d.\n de periode van beschikbaarheid van de duurzame opvangplaatsen.\n \n \n \n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n Artikel\n 4\n Hoogte van de uitkeringen\n \n \n 1\n De uitkering, bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel a, van de wet bedraagt per opvangplaats van bijzondere aard € 2.000.\n \n \n 2\n De uitkering, bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel b, van de wet bedraagt per duurzame opvangplaats € 2.000 indien tenminste 100 opvangplaatsen worden ingediend en € 1.000 indien minder dan 100 opvangplaatsen worden ingediend.\n \n \n 3\n De uitkering, bedoeld in artikel 9, derde lid, van de wet bedraagt per opvangplaats € 1.500.\n \n \n 4\n De uitkering, bedoeld in het derde lid, wordt volgens een vaste verdeling van 15% voor de provincie en 85% voor de gemeenten verstrekt. Deze uitkering wordt tussen de gemeenten verdeeld naar rato van het aantal opvangplaatsen dat geboden is en het aantal maanden waarvoor deze opvangplaatsen beschikbaar zijn gesteld.\n \n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n Artikel\n 5\n Vereisten\n \n \n 1\n De uitkeringen, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet, worden verstrekt:\n \n \n a.\n indien de opvangplaatsen beschikbaar zijn gesteld aan het Centraal Orgaan opvang asielzoekers of, indien het college verantwoordelijk is voor de exploitatie van de opvangvoorziening, aan het college;\n \n \n b.\n indien de opvangplaatsen in het verdeelbesluit zijn opgenomen;\n \n \n c.\n indien de duurzame opvangplaatsen minimaal vijf jaar beschikbaar zijn;\n \n \n d.\n voor de duurzame opvangplaatsen, waarmee het met toepassing van artikel 3 van de wet bepaalde indicatieve deel van het aantal opvangplaatsen per gemeente wordt overschreden.\n \n \n \n \n 2\n De uitkering, bedoeld in artikel 9, derde lid, van de wet, wordt verstrekt indien wordt voldaan aan de in het eerste lid, onderdelen a en b, genoemde voorwaarden.\n \n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n Artikel\n 6\n Tijdstip van verstrekking van de uitkeringen\n \n \n 1\n De uitkeringen, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet worden verstrekt in de eerstvolgende maand juni of november nadat aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 5, is voldaan.\n \n \n 2\n De uitkering bedoeld in artikel 9, derde lid, van de wet wordt verstrekt in de eerstvolgende maand juni of november na ommekomst van de periode van twee jaar, bedoeld in artikel 2 van de wet.\n \n20241540814-05-202429-04-2024540070620241540814-05-202429-04-2024540070615-05-202401-02-2024\n \n Artikel\n 7\n Verantwoording\n \n De gemeenten en de provincies leggen uiterlijk op 15 juli van het kalenderjaar volgend op het laatste van de twee kalenderjaren, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet, verantwoording af over de voorwaarden waaronder de uitkering wordt verstrekt op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.\n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n Artikel\n 8\n Procedure vaststelling uitkering\n \n Onze Minister stelt de uitkering vast uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 7, is ontvangen.\n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n Artikel\n 9\n Terugvordering\n \n De uitkering kan worden teruggevorderd indien en voor zover na de beschikbaarstelling van de opvangplaatsen blijkt dat niet is voldaan aan de vereisten voor het ontvangen van de uitkering.\n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-20242024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n \n Hoofdstuk\n 4\n Overgangs- en slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 10\n Overgangsbepaling\n \n Op de uitkering, bedoeld in artikel 13, derde lid, van de wet, zijn de artikelen 4, tweede lid, en 7 tot en met 9 van overeenkomstige toepassing.\n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n Artikel\n 11\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking op 1 februari 2024.\n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n Artikel\n 12\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkeringen Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen.\n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-20242024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,\n \n E. van der\n Burg\n \n \n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024\n \n2024334931-01-202429-01-202451902212024334931-01-202429-01-2024519022101-02-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049320/manifest.xml", "content": "2024-02-012024-02-03T06:18:30+01:002024-05-15T06:32:25+02:00BWBR0049320.WTI2024-02-012024-05-142024-02-012024-05-142024-02-03T06:18:40+01:002024-05-15T06:32:41+02:00494373da536c7847f916261c254003f3193f4fa477ecf300089c6454e5426f70b3a8d5f24b34301daf614cc484412b5e9b17ce54295439d681a54abf43ccd233dba862024-02-012024-05-142024-05-159999-12-312024-05-15T06:32:41+02:002024-05-15T06:32:41+02:00502718568cebb4fb35be20f2e0e917f43052a8bd187a08b54b15f7d85a14b6b8ae5e4fe7b5e2fa4cf076b801059e2819ffecfbcf3e8622ca36dba344fbebf73f80ec22024-05-159999-12-312024-05-159999-12-312024-05-15T06:32:41+02:002024-05-15T06:32:41+02:0049522070a625bbda06b2e5ae953b28fbb0d137eaaec4f6b7036d0b532ff00ad56186c41a8692a43d619225db29fcf0b2bf7502951b15c552cc75e6e1076775b715af9", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049321/2024-02-06_0/xml/BWBR0049321_2024-02-06_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 26 januari 2024 nr. BOACAT2024/009, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij gemeente Heemstede2024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/0092024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/00906-02-2024\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar gemeente Heemstede 20242024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/0092024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/00906-02-2024\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n Gelezen het verzoek van de gemeente Heemstede van 23 januari 2024 en de adviezen van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket\n Noord-Holland en de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;\n Gelet op:\n \n \n –\n \n artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 7, negende lid, van de Politiewet 2012;\n \n \n –\n \n artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n \n artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Wet op de economische delicten;\n \n \n –\n de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n2024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/0092024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/00906-02-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2.\n2024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/0092024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/00906-02-2024\n \n \n Artikel\n 2\n \n De personen, werkzaam in de functie van Boa team toezicht en handhaving in dienst van gemeente Heemstede, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.\n2024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/0092024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/00906-02-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein I, Openbare ruimte, zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het in het eerste lid genoemde domein.\n \n2024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/0092024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/00906-02-2024\n \n \n Artikel\n 4\n \n Op grond van dit besluit kunnen maximaal 8 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.\n2024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/0092024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/00906-02-2024\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Holland.\n \n \n 2\n Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.\n \n2024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/0092024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/00906-02-2024\n \n \n Artikel\n 6\n \n De buitengewoon opsporingsambtenaar kan de in artikel 7, eerste lid, van de Politiewet 2012 omschreven bevoegdheden uitoefenen.\n2024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/0092024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/00906-02-2024\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n De gemeente Heemstede brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:\n \n \n a.\n het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;\n \n \n b.\n de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;\n \n \n c.\n de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister voor Rechtsbescherming goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.\n \n \n \n \n 2\n Dit verslag wordt toegezonden aan de in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Justis, afdeling V&T, postbus 20300, 2500 EH Den Haag.\n \n2024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/0092024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/00906-02-2024\n \n \n Artikel\n 8\n \n De individuele akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging en de overige benoemingsbescheiden van de buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van gemeente Heemstede in de functie van Boa team toezicht en handhaving, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit.\n Dit artikel brengt geen wijziging in de resterende looptijd van de afgegeven aktes.\n2024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/0092024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/00906-02-2024\n \n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.\n2024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/0092024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/00906-02-2024\n \n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar gemeente Heemstede 2024.\n2024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/0092024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/00906-02-2024\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 26 januari 2024\n \n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n namens deze,\n \n I.M.\n Koster-Boer\n \n Operationeel manager V&T\n \n2024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/0092024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/00906-02-2024\n \n2024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/0092024328905-02-202426-01-2024BOACAT2024/00906-02-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049321/manifest.xml", "content": "2024-02-062029-02-062024-02-08T10:04:51+01:002024-02-08T10:04:51+01:00BWBR0049321.WTI2024-02-069999-12-312024-02-069999-12-312024-02-08T10:05:14+01:002024-02-08T10:05:14+01:003339997e563ecbd9283a5d7c44f309f6ba50a606133d4d9bfa0008316d6f9c07ac3d782ccbf5a5b6d79fc6d278416d4abef7e93e3ec35d0507f23934844bdd05f964e", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049322/2024-07-01_0/xml/BWBR0049322_2024-07-01_0.xml", "content": "\n Wet van 20 december 2023, houdende tijdelijke regels inzake de instelling van een Klimaatfonds (Tijdelijke wet Klimaatfonds)20241601-02-202420-12-202336274202410324-04-202411-04-202401-07-2024\n Tijdelijke wet Klimaatfonds20241601-02-202420-12-202336274202410324-04-202411-04-202401-07-2024\n \n \n Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.\n \n Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:\n Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is meerjarig financiële middelen te reserveren en deze beschikbaar te stellen voor maatregelen die bijdragen aan de uitvoering van de Klimaatwet en Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (PbEU 2021, L 243) en daartoe tijdelijk een begrotingsfonds in te stellen als bedoeld in artikel 2.11 van de Comptabiliteitswet 2016;\n \n \n Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:\n \n20241601-02-202420-12-202336274202410324-04-202411-04-202401-07-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze wet wordt verstaan onder:\n \n \n \n broeikasgas: CO2 of een van de andere broeikasgassen als bedoeld in de begripsomschrijving van broeikasgassen, in artikel 1 van de Klimaatwet;\n \n \n \n fonds: Klimaatfonds als bedoeld in artikel 2, eerste lid;\n \n \n \n meerjarenprogramma: Meerjarenprogramma Klimaatfonds als bedoeld in artikel 4, eerste lid;\n \n \n \n Onze Minister: Onze Minister voor Klimaat en Energie.\n \n \n20241601-02-202420-12-202336274202410324-04-202411-04-202401-07-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Instelling en doel van het fonds\n \n \n 1\n Er is een Klimaatfonds.\n \n \n 2\n Het fonds heeft als doel het faciliteren van maatregelen die bijdragen aan het terugdringen van emissies van broeikasgassen tot de niveaus, bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Klimaatwet, en bijdragen aan de transitie naar een klimaatneutrale energievoorziening, economie en samenleving en om bij te dragen aan een rechtvaardige klimaattransitie door middel van het beschikbaar stellen van financiële middelen voor:\n \n \n a.\n een broeikasgas-neutrale energievoorziening in 2050;\n \n \n b.\n het stimuleren van de implementatie van technieken voor energie-efficiëntie en het stimuleren van de toepassing van hernieuwbare energie en overige broeikasgas-reducerende en circulaire technieken en maatregelen in het bedrijfsleven;\n \n \n c.\n het stimuleren van de toepassing van technieken voor energie-efficiëntie, van hernieuwbare energie en van koolstofvastlegging in de gebouwde omgeving.\n \n \n \n \n 3\n Het fonds faciliteert geen maatregelen met het oog op de klimaatdoelen die voor landbouw en landgebruik zijn vastgesteld ter uitvoering van artikel 2, eerste en tweede lid, van de Klimaatwet.\n \n \n 4\n Het derde lid geldt niet voor maatregelen in de glastuinbouw.\n \n20241601-02-202420-12-202336274202410324-04-202411-04-202401-07-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Beheer van het fonds\n \n \n 1\n Het fonds is een begrotingsfonds als bedoeld in artikel 2.11, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016.\n \n \n 2\n Onze Minister beheert het fonds.\n \n \n 3\n Onze Minister beoordeelt de maatregelen die overeenkomstig artikel 2, tweede lid, gefaciliteerd kunnen worden onder meer met betrekking tot:\n \n \n a.\n de overeenstemming met het klimaatplan, bedoeld in artikel 3 van de Klimaatwet;\n \n \n b.\n de uitvoerbaarheid, doeltreffendheid en doelmatigheid van de maatregelen;\n \n \n c.\n de duur van de maatregelen in relatie tot de tijdelijkheid van het fonds; en\n \n \n d.\n of de maatregelen additioneel zijn aan klimaatmaatregelen die zijn vastgesteld en gefinancierd vóór 1 januari 2022.\n \n \n \n \n 4\n Bij de toepassing van het derde lid, aanhef en onderdeel b, wordt rekening gehouden met de gevolgen van het klimaatbeleid, genoemd in artikel 3, tweede lid, onderdeel g, van de Klimaatwet, en de beschouwing daarover in het klimaatplan.\n \n \n 5\n Onze Minister die het aangaat overlegt het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur of van een ministeriële regeling voor een maatregel die voor facilitering door het fonds in aanmerking komt aan beide Kamers der Staten Generaal, voor zover de wens daartoe door of namens een der Kamers der Staten-Generaal of door ten minste een derde van het grondwettelijk aantal leden van een der Kamers bij de behandeling van een meerjarenprogramma te kennen is gegeven. De voordracht voor de desbetreffende algemene maatregel van bestuur of de vaststelling van de desbetreffende ministeriële regeling gebeurt niet eerder dan vier weken nadat het ontwerp is overgelegd.\n \n20241601-02-202420-12-202336274202410324-04-202411-04-202401-07-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Meerjarenprogramma Klimaatfonds\n \n \n 1\n Onze Minister biedt jaarlijks gelijktijdig met het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het fonds een Meerjarenprogramma Klimaatfonds aan de Staten-Generaal aan.\n \n \n 2\n Het meerjarenprogramma verschaft informatie over de meerjarige financiële verplichtingen van het fonds om het doel van het fonds te realiseren.\n \n \n 3\n Het meerjarenprogramma maakt zichtbaar welke uitgaven ten laste komen van middelen uit het fonds, naar welk begrotingsartikel van een andere begroting van het Rijk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 deze middelen worden overgeheveld en wat de daaruit voortvloeiende uitgaven voor afzonderlijke projecten, projectpakketten en subsidieregelingen zijn.\n \n \n 4\n Het meerjarenprogramma geeft inzicht in de beoordeling van de maatregelen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aan de criteria, bedoeld in artikel 3, derde lid, en in de stand van de uitvoering van afzonderlijke maatregelen die het fonds faciliteert, en bevat een overzicht van de wijzigingen ten opzichte van het voorgaande jaar.\n \n20241601-02-202420-12-202336274202410324-04-202411-04-202401-07-2024\n \n \n Artikel\n 5\n Ontvangsten van het fonds\n \n De ontvangsten van het fonds zijn:\n \n \n a.\n bijdragen ten laste van de algemene middelen;\n \n \n b.\n bijdragen ten laste van andere begrotingen van het Rijk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016;\n \n \n c.\n bijdragen van derden in het kader van het bereiken van het doel van het fonds;\n \n \n d.\n andere bijdragen in het kader van het bereiken van het doel van het fonds.\n \n \n20241601-02-202420-12-202336274202410324-04-202411-04-202401-07-2024\n \n \n Artikel\n 6\n Uitgaven ten laste van het fonds\n \n \n 1\n In het kader van het bereiken van het doel van het fonds komen bijdragen aan andere begrotingen van het Rijk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 ten laste van het fonds.\n \n \n 2\n Bijdragen als bedoeld in het eerste lid die niet zijn besteed, komen als bijdrage als bedoeld in artikel 5, aanhef en onderdeel b, ten bate van het fonds. Onze Minister beslist gezamenlijk met Onze Minister die het aangaat over het overhevelen van de desbetreffende bijdragen naar het fonds.\n \n \n 3\n In aanvulling op artikel 2.31 van de Comptabiliteitswet 2016 biedt het jaarverslag van het fonds tevens inzicht in de uitvoering en mogelijke knelpunten van de afzonderlijke maatregelen die door het fonds worden gefaciliteerd.\n \n20241601-02-202420-12-202336274202410324-04-202411-04-202401-07-2024\n \n \n Artikel\n 7\n Onafhankelijk advies\n \n \n 1\n Onze Minister wint onafhankelijk advies in bij de totstandkoming van het meerjarenprogramma en bij het doen van uitgaven ten laste van het fonds.\n \n \n 2\n Onze Minister zal ten behoeve van het opstellen van het meerjarenprogramma experts laten reflecteren op de sociaaleconomische gevolgen.\n \n20241601-02-202420-12-202336274202410324-04-202411-04-202401-07-2024\n \n \n Artikel\n 8\n Evaluatiebepaling\n \n Onze Minister zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.\n20241601-02-202420-12-202336274202410324-04-202411-04-202401-07-2024\n \n \n Artikel\n 9\n Inwerkingtredings- en horizonbepaling\n \n \n 1\n Deze wet treedt in werking en vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.\n \n \n 2\n Met ingang van 1 januari 2031 worden geen nieuwe ontvangsten als bedoeld in artikel 5 aan het fonds toegevoegd.\n \n20241601-02-202420-12-202336274202410324-04-202411-04-202401-07-2024\n \n \n Artikel\n 10\n Citeertitel\n \n Deze wet wordt aangehaald als: Tijdelijke wet Klimaatfonds.\n20241601-02-202420-12-202336274202410324-04-202411-04-202401-07-2024\n \n \n \n Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.\n \n \n Gegeven te \n \n ’s-Gravenhage\n 20 december 2023\n \n Willem-Alexander\n \n \n De Minister voor Klimaat en Energie,\n \n R.A.A.\n Jetten\n \n \n \n De Minister van Financiën,\n \n S.P.R.A. van\n Weyenberg\n \n \n \n de eerste februari 2024\n \n De Minister van Justitie en Veiligheid,\n \n D.\n Yeşilgöz-Zegerius\n \n \n \n20241601-02-202420-12-202336274202410324-04-202411-04-202401-07-2024\n \n20241601-02-202420-12-202336274202410324-04-202411-04-202401-07-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049322/manifest.xml", "content": "2024-02-06T06:13:30+01:002024-04-26T06:09:20+02:00BWBR0049322.WTI2024-07-012024-07-019999-12-312024-07-019999-12-312024-07-01T06:47:05+02:002024-07-01T06:47:05+02:00439252a91a6162ebe09f8a1f69241f11b560f75d3e30cefeed49b1330165f507a966ae8a988eadd2c95248b83e7acbde2ff2e18c55a8ffda9f2c87db62f4e6f06d887", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049323/2024-02-01_0/xml/BWBR0049323_2024-02-01_0.xml", "content": "\n Beleidsregel van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 januari 2024, nr. 2023-0000586968, tot vaststelling van de Beleidsregel inzake het handhavings- en sanctioneringskader van artikel 6 van de Arbeidsomstandighedenwet2024283731-01-202423-01-20242023-00005869682024283731-01-202423-01-20242023-000058696801-02-2024\n Beleidsregel Artikel 62024283731-01-202423-01-20242023-00005869682024283731-01-202423-01-20242023-000058696801-02-2024\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n Gelet op de artikelen 6, eerste lid, 33, eerste en tweede lid en 34, tiende lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, de artikelen 13.25, 13.26 en 13.27 van het Omgevingsbesluit, de artikelen 9.9c en 9.9d van het Arbeidsomstandighedenbesluit en artikel 8.29a van de Arbeidsomstandighedenregeling;\n \n \n Besluit:\n \n2024283731-01-202423-01-20242023-00005869682024283731-01-202423-01-20242023-000058696801-02-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Type overtredingen\n \n \n 1\n In deze beleidsregel wordt onderscheid gemaakt tussen drie typen overtredingen:\n \n \n a)\n een zware overtreding, oftewel een overtreding die in tabel 1 of 2 van bijlage 1 als ZO is aangemerkt en waarvoor direct een bestuurlijke boete wordt gegeven onder meer als de overtreding is opgenomen in tabel 3 of 4 van bijlage 1;\n \n \n b)\n een overtreding met directe boete, oftewel een overtreding die in tabel 1 of 2 van bijlage 1 als ODB is aangemerkt en waarvoor direct een bestuurlijke boete wordt gegeven onder meer als de overtreding is opgenomen in tabel 5 of 6 van bijlage 1; en\n \n \n c)\n een overige overtreding, oftewel een overtreding die in tabel 1 of 2 van bijlage 1 als OO is aangemerkt en waarvoor eerst een waarschuwing of een kennisgeving van een eis tot naleving wordt gegeven, of een eis tot naleving wordt gesteld, en waarop tot boeteoplegging wordt overgegaan indien:\n \n \n 1°.\n na ommekomst van de gegeven hersteltermijn de overtreding niet ongedaan is gemaakt; of\n \n \n 2°.\n nadat een overtreding van dezelfde of soortgelijke verplichting of verbod opnieuw wordt geconstateerd al dan niet tijdens de hersteltermijn van de eerdere overtreding.\n \n \n \n \n \n \n 2\n Daarbij geldt voor deze beleidsregel dat in geval van een zwaar ongeval er direct een boete opgelegd kan worden. Dit vanwege het causale verband dat er in geval van een zwaar ongeval is met het overtreden van een artikel of artikellid of onderdeel waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd op grond van artikel 13.27 eerste lid, van het Omgevingsbesluit of artikel 9.9d van het Arbeidsomstandighedenbesluit en artikel 8.29a van de Arbeidsomstandighedenregeling.\n \n2024283731-01-202423-01-20242023-00005869682024283731-01-202423-01-20242023-000058696801-02-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Boete- en tarieflijst\n \n \n 1\n In tabel 1 van bijlage 1 is voor elk artikel of artikellid of onderdeel waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd op grond van artikel 13.27 eerste lid, van het Omgevingsbesluit, aangegeven welk type overtreding het betreft.\n \n \n 2\n In tabel 2 van bijlage 1 is voor elk artikel of artikellid of onderdeel waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd op grond van artikel 9.9d van het Arbeidsomstandighedenbesluit en artikel 8.29a van de Arbeidsomstandighedenregeling, aangegeven welk type overtreding het betreft.\n \n \n 3\n Met uitzondering van de in de artikelen 4.9, eerste lid en 4.11, eerste en derde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving en de artikelen 2.5, derde lid, 2.5a, eerste lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit en artikel 2.0a en 2.0c van de Arbeidsomstandighedenregeling vervatte verplichtingen worden de in de tabel 1 of 2 van bijlage 1 opgenomen boetenormbedragen als uitgangspunt gehanteerd voor de verdere boeteberekening.\n \n \n 4\n Voor de in de artikelen 4.9, eerste lid en 4.11, eerste en derde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving en de artikelen 2.5, derde lid, 2.5a, eerste lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit en artikel 2.0a en 2.0c van de Arbeidsomstandighedenregeling vervatte verplichtingen zijn de boetenormbedragen opgenomen die aangepast zijn als gevolg van de beoordelingssystematiek zoals opgenomen in bijlage 2. De boetenormbedragen in tabel 2 van bijlage 2 worden als uitgangspunt voor de verdere boeteberekening gehanteerd.\n \n2024283731-01-202423-01-20242023-00005869682024283731-01-202423-01-20242023-000058696801-02-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Boetesom\n \n De totale bij een boetebeschikking op te leggen bestuurlijke boete bestaat, in geval er sprake is van meer dan één overtreding, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen. Meerdere overtredingen van hetzelfde artikel, artikellid of onderdeel, zijn aparte beboetbare feiten.\n2024283731-01-202423-01-20242023-00005869682024283731-01-202423-01-20242023-000058696801-02-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Correctie boetenormbedrag voor werknemersgrootte\n \n \n 1\n De boetenormbedragen, als bedoeld in artikel 2, zijn uitgangspunt voor de berekening van de op te leggen bestuurlijke boetes voor werkgevers met 150 of meer werknemers.\n \n \n 2\n In de overige gevallen geldt het volgende:\n \n \n a.\n voor zelfstandigen wordt het boetenormbedrag 10 procent;\n \n \n b.\n bij werkgevers die de arbeid zelf verrichten of werkgevers met minder dan 10 werknemers wordt het boetenormbedrag 25 procent;\n \n \n c.\n bij werkgevers met 10 of meer maar minder dan 40 werknemers wordt het boetenormbedrag 40 procent.\n \n \n d.\n bij werkgevers met 40 of meer maar minder dan 70 werknemers wordt het boetenormbedrag 55 procent.\n \n \n e.\n bij werkgevers met 70 of meer maar minder dan 100 werknemers wordt het boetenormbedrag 70 procent.\n \n \n f.\n bij werkgevers met 100 of meer maar minder dan 150 werknemers wordt het boetenormbedrag 85 procent.\n \n \n \n \n 3\n Het boetenormbedrag, al dan niet overeenkomstig het tweede lid op werkgeversgrootte gecorrigeerd, wordt gebruikt voor eventuele verdere boeteberekening.\n \n \n 4\n Overtredingen kunnen naast de werkgever worden begaan door de opdrachtgever, de ontwerpende partij en de uitvoerende partij, als bedoeld in artikel 1.1, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Alle vier de partijen worden niet gecorrigeerd naar het aantal werknemers als de overtreding naast door de werkgever ook door een van de andere partij is begaan.\n \n \n 5\n Voor de boeteberekening van overtredingen geconstateerd op locaties, vestigingen of in filialen, wordt als werknemersgrootte het aantal werknemers van de gehele juridische eenheid gehanteerd die in Nederland werkzaam zijn.\n \n2024283731-01-202423-01-20242023-00005869682024283731-01-202423-01-20242023-000058696801-02-2024\n \n \n Artikel\n 5\n Verhogingsgronden boetenormbedrag\n \n Bij de berekening van de op te leggen bestuurlijke boete kunnen één of meer van de volgende factoren aan de orde zijn en leiden tot verhoging van het al dan niet op werkgeversgrootte gecorrigeerde boetenormbedrag:\n \n \n a.\n bij een arbeidsongeval dat leidt tot de dood wordt het boetenormbedrag van de daaraan ten grondslag liggende overtredingen per omgekomen persoon vermenigvuldigd met vijf;\n \n \n b.\n bij een arbeidsongeval dat leidt tot al dan niet blijvend letsel of een ziekenhuisopname als bedoeld in artikel 9, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet worden de boetenormbedragen van de daaraan ten grondslag liggende overtredingen per gewonde persoon vermenigvuldigd met vier;\n \n \n c.\n in het geval van een zwaar ongeval, wordt het boetenormbedrag van de daaraan ten grondslag liggende overtredingen vermenigvuldigd met drie.\n \n \n d.\n in het geval van een zware overtreding (ZO), wordt het boetenormbedrag van de daaraan ten grondslag liggende overtredingen vermenigvuldigd met twee.\n \n \n2024283731-01-202423-01-20242023-00005869682024283731-01-202423-01-20242023-000058696801-02-2024\n \n \n Artikel\n 6\n Het vaststellen van recidive\n \n \n 1\n Er is sprake van recidive, als overtredingen van dezelfde of soortgelijke verplichtingen en verboden, als bepaald in hetzelfde artikel, artikellid of onderdeel van een artikel of artikellid als bedoeld in artikel 13.27, derde lid, van het Omgevingsbesluit, of van artikel 9.9d van het Arbeidsomstandighedenbesluit en artikel 8.29a van de Arbeidsomstandighedenregeling, aan de orde is.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid, is bij overtreding van de in artikelen 4.9, eerste lid en 4.11, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, de in artikelen 2.5, derde lid, en 2.5a, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit en de artikelen 2.0a en 2.0c van de Arbeidsomstandighedenregeling vervatte verplichtingen sprake van recidive in het volgende geval.\n Als het boetenormbedrag, als opgenomen in tabel 1 of 2 van bijlage 1, van de volgende overtreding binnen dezelfde boetecategorie valt als het boetnormbedrag, als opgenomen in tabel 1 of 2 van bijlage 1, van de eerste overtreding. De boetecategorieën voor het bepalen van recidive van deze overtredingen zijn:\n \n \n a.\n < € 100.000;\n \n \n b.\n € 100.000 – € 199.000;\n \n \n c.\n € 200.000 – € 399.999;\n \n \n d.\n € 400.000 – € 599.999;\n \n \n e.\n > € 600.000\n \n \n \n \n 3\n Bij de vaststelling of sprake is van recidive van overtredingen van dezelfde of soortgelijke verplichtingen en verboden wordt bij zelfstandig opererende nevenvestigingen van rechtspersonen gehandeld alsof deze afzonderlijke ondernemingen zijn.\n \n \n 4\n Het derde lid is niet van toepassing op ernstige overtredingen als bedoeld in artikel 13.27, tweede lid, van het Omgevingsbesluit en artikel 9.10b van het Arbeidsomstandighedenbesluit.\n \n \n 5\n Een overtreding bij een bedrijf of inrichting, die zowel onder de Seveso-paragraven van het Besluit activiteiten leefomgeving valt als onder het Arbeidsomstandighedenbesluit, betreft ook recidive al is de overtreding de eerste keer via het Omgevingsbesluit en de volgende keer via het Arbeidsomstandighedenbesluit of andersom gehandhaafd.\n \n2024283731-01-202423-01-20242023-00005869682024283731-01-202423-01-20242023-000058696801-02-2024\n \n \n Artikel\n 7\n relatie overtredingen Seveso en Arbeidsomstandighedenbesluit\n \n Bedrijven of inrichtingen, die zowel vallen onder de Seveso-paragraven van het Omgevingsbesluit als het Arbeidsomstandighedenbesluit en de Arbeidsomstandighedenregeling, worden als het een overtreding van zowel het Omgevingsbesluit als het Arbeidsomstandighedenbesluit of de Arbeidsomstandighedenregeling betreft, gehandhaafd en beboet via artikelen 13.25, 13.26 en 13.27, van het Omgevingsbesluit.\n2024283731-01-202423-01-20242023-00005869682024283731-01-202423-01-20242023-000058696801-02-2024\n \n \n Artikel\n 8\n Handhavingsbeleid\n \n De Minister maakt het handhavingsbeleid Seveso en Arie-regeling bekend. Dit handhavingsbeleid is uniform en gelijk voor alle bedrijven die vallen onder genoemde bepalingen. Ook zorgt de Minister dat de Seveso-handhavingsstrategie van de Seveso-toezichthouders op het handhavingsbeleid aansluit.\n2024283731-01-202423-01-20242023-00005869682024283731-01-202423-01-20242023-000058696801-02-2024\n \n \n Artikel\n 9\n Inwerkingtreding\n \n Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.\n2024283731-01-202423-01-20242023-00005869682024283731-01-202423-01-20242023-000058696801-02-2024\n \n \n Artikel\n 10\n Citeertitel\n \n Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Artikel 6.\n2024283731-01-202423-01-20242023-00005869682024283731-01-202423-01-20242023-000058696801-02-2024\n \n \n \n Deze beleidsregel zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 23 januari 2024\n \n \n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n C.E.\n Van Gennip\n \n \n2024283731-01-202423-01-20242023-00005869682024283731-01-202423-01-20242023-000058696801-02-2024\n \n \n Bijlage\n 1\n Boete- en tarieflijst, behorende bij artikel 2 van de Beleidsregel inzake het handhaving- en sanctioneringkader van artikel 6 van de Arbeidsomstandighedenwet\n \n In tabel 1 of 2 staan de artikelen, die volgens artikel 13.27, eerste lid, van het Omgevingsbesluit, artikel 9.9d van het Arbeidsomstandighedenbesluit en artikel 8.29a van de arbeidsomstandighedenregeling, bestuurlijk beboetbaar zijn. Er wordt in de tabellen vermeld welk type overtreding het betreft. Tevens is het boetenormbedrag van elk artikel, lid of onderdeel daarvan opgenomen.\n ZO staat voor een zware overtreding, ODB voor een overtreding met een directe boete en OO voor een overige overtreding.\n Indien er in tabel 1 of 2 naast OO zowel ZO en/of ODB staat aangegeven, dan kunnen in tabel 3, 4, 5 of 6 de ZO en ODB overtredingen specifiek benoemd zijn voor de Seveso-paragraven of de Arie-regeling.\n Het niet treffen van een maatregel die een zwaar ongeval kan voorkomen of de gevolgen kan beperken, zoals bedoeld in artikel 4.9 eerste lid Besluit activiteiten leefomgeving en artikel 2.5 derde lid Arbeidsomstandighedenbesluit, kan resulteren in ernstig gevaar voor personen. Wanneer er sprake is van een situatie waarbij ernstig gevaar voor personen zoals werknemers, zelfstandige of derden kan ontstaan, doordat er werkzaamheden plaatsvinden, die een situatie kunnen creëren wat een zwaar ongeval kan veroorzaken, kan de toezichthouder naast een stillegging als bedoeld in artikel 28 van de Arbeidsomstandighedenwet, direct een bestuurlijke boete opleggen als het een ZO of ODB betreft al dan niet beschreven in tabel 3, 4, 5 of 6 van bijlage 1.\n In overleg met het Openbaar Ministerie kan worden bepaald dat in plaats van een bestuurlijke boete er een proces-verbaal wordt opgemaakt.\n De in tabel 1 gegeven boetenormbedragen voor de artikelen 4.9, eerste lid en 4.11, eerste en derde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving worden aangepast op basis van de beoordelingssystematiek, vermeld in bijlage 2.\n De in tabel 2 van bijlage 2 opgenomen boetenormbedragen worden gebruikt voor de verdere boeteberekening voor deze artikelen waarna vervolgens de correctie op werknemersgrootte, als bepaald in artikel 4, of verhoging van het boetenormbedrag, als bepaald in artikel 5, kan plaatsvinden.\n \n Tabel 1 Boete- en tarieflijst per artikel, lid en onderdeel daarvan van het Besluit activiteiten leefomgeving \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Artikel Bal\n \n \n \n \n Lid\n \n \n \n Onderdeel\n \n \n Boetenormbedrag\n \n \n Type overtreding\n \n \n \n \n \n \n \n 4.4\n \n \n \n \n 2\n \n \n \n \n € 500.000,–\n \n \n ZO/ODB/OO\n \n \n \n \n \n 4.5\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n € 250.000,–\n \n \n ZO/ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n a\n \n \n € 15.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n b\n \n \n € 15.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n c\n \n \n € 15.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n d\n \n \n € 15.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n e\n \n \n € 15.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n f\n \n \n € 15.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n 3\n \n \n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n 4.6\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n a\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n b\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n c\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n d\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n e\n \n \n € 15.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n f\n \n \n € 15.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n 4.7\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n € 900.000,–\n \n \n ZO/ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n a\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n b\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n c\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n d\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n e\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n f\n \n \n € 50.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n 2\n \n \n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 4.9\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n € 500.000,–\n \n \n ZO/ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n 2\n \n \n \n \n € 500.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n 4.10\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n € 900.000,–\n \n \n ZO/ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n 2\n \n \n \n a\n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n b\n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n c\n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n 3\n \n \n \n a\n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n b\n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n c\n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n d\n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 4.11\n \n \n \n 1\n \n \n \n € 900.000,–\n \n \n ZO/ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n Onderdeel a van bijlage III van de richtlijn\n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n Onderdeel b van bijlage III van de richtlijn\n \n \n \n \n \n \n \n \n I\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n ii\n \n \n € 500.000,–\n \n \n ZO/ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n iii\n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n iv\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n v\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n vi1\n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n vii\n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 2\n \n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 3\n \n \n \n € 500.000,–\n \n \n ZO/ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n a\n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n b\n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n c\n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 4.12\n \n \n \n 1\n \n \n \n € 500.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 2\n \n \n \n € 125.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 4.13\n \n \n \n 1\n \n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 2\n \n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 4.14\n \n \n \n 1\n \n \n \n € 900.000,–\n \n \n ZO/ODB/OO\n \n \n \n \n \n 2\n \n \n Onderdeel 1 van bijlage II van de richtlijn\n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n Onderdeel 2 van bijlage II van de richtlijn\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n Onderdeel 3 van bijlage II van de richtlijn\n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n Onderdeel 4 van bijlage II van de richtlijn\n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n Onderdeel 5 van bijlage II van de richtlijn\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n a\n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n b\n \n \n € 500.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n c\n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 3\n \n \n a\n \n \n € 500.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n b\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n c\n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 4\n \n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 4.15\n \n \n \n 1\n \n \n \n € 500.000,–\n \n \n ZO/ODB/OO\n \n \n \n \n \n 2\n \n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 3\n \n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n a\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n b\n \n \n € 50.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n c\n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 4\n \n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 4.18\n \n \n \n \n a\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n b\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n c\n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n d\n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 4.19\n \n \n \n \n \n € 500.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n a\n \n \n € 50.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n b\n \n \n € 200.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n c\n \n \n € 200.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n d\n \n \n € 50.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 4.20\n \n \n \n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 4.22\n \n \n \n 1\n \n \n \n € 500.000,–\n \n \n ZO/ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n a\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n b\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n c\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 2\n \n \n Bijlage IV van de richtlijn\n \n \n € 900.000,–\n \n \n ZO/ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n 1a\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n 1b\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n 1c\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n 1d\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n 1e\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n 1f\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n 1g\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 3\n \n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 4\n \n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 4.23\n \n \n \n 1\n \n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n a\n \n \n € 125.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n b\n \n \n € 125.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 2\n \n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 3\n \n \n \n € 500.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n a\n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n b\n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n c\n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n d\n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n e\n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n f\n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 4.24\n \n \n \n 1\n \n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 2\n \n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 3\n \n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 4\n \n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 4.26\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n a\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n b\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 4.27\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n a\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n b\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 4.28\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n a\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n b\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n 1 In onderdeel vi van bijlage III van de Seveso III richtlijn (2012/18/EU) zijn veiligheidprestatieindicatoren (safety performance indicators – SPI) opgenomen. In het Besluit activiteiten leefomgeving is het verplicht gesteld om te hebben aangezien alle elementen, die in de genoemde richtlijn staan opgenomen, verplicht zijn om te hebben.\n De in tabel 2 gegeven boetenormbedragen voor de artikelen 2.5, derde lid en, 2.5a, eerste lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit en de artikelen 2.0a en 2.0c van de Arbeidsomstandighedenregeling worden aangepast op basis van de beoordelingssystematiek, vermeld in bijlage 2.\n De in tabel 2 van bijlage 2 opgenomen boetenormbedragen worden gebruikt voor de verdere boeteberekening voor deze artikelen waarna vervolgens de correctie op werknemersgrootte, als bepaald in artikel 4, of verhoging van het boetenormbedrag, als bepaald in artikel 5, kan plaatsvinden.\n \n Tabel 2 Boete- en tarieflijst per artikel, lid en onderdeel daarvan van het Arbeidsomstandighedenbesluit en de Arbeidsomstandighedenregeling\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Artikel ARIE\n \n \n Lid\n \n \n Onderdeel\n \n \n Boetenormbedrag\n \n \n Type overtreding\n \n \n \n \n \n \n \n Arbobesluit\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2.5\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n € 900.000,–\n \n \n ZO/ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n 2\n \n \n \n a\n \n \n € 500.000,–\n \n \n ZO/ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n b\n \n \n € 500.000,–\n \n \n ZO/ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n 3\n \n \n \n \n € 500.000,–\n \n \n ZO/ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n 4\n \n \n \n \n € 500.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n 5\n \n \n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 2.5a\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n € 900.000,–\n \n \n ZO/ODB/OO\n \n \n \n \n \n 2.5b\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n € 500.000,–\n \n \n ZO/ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n 3\n \n \n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n 4\n \n \n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/00\n \n \n \n \n \n 2.5c\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n a\n \n \n € 500.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n b\n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n c\n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n 2\n \n \n \n \n € 125.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 2.5d\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n a\n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n b\n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n c\n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n d\n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n e\n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n f\n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 2.5e\n \n \n \n \n \n € 500.000,–\n \n \n ZO/ODB/OO\n \n \n \n \n \n 2.5g\n \n \n \n \n 2\n \n \n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 2.5h\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n € 250.000,–\n \n \n ZO/ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n a\n \n \n € 15.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n b\n \n \n € 15.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n c\n \n \n € 15.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n d\n \n \n € 15.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n e\n \n \n € 15.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n f\n \n \n € 15.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n g\n \n \n € 15.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n h\n \n \n € 15.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n 2\n \n \n \n a (2.5h lid 1 sub a t/m c)\n \n \n € 15.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n a (2.5h lid 1 sub d t/m h)\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n b\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n c\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n d\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 2.5i\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n € 900.000,–\n \n \n ZO/ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n a\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n b\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n c\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n d\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n e\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n \n 2\n \n \n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB\n \n \n \n \n \n Arboregeling\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n 2.0\n \n \n \n \n a\n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n b\n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n c\n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n d\n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 2.0a\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n a\n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n b\n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n c\n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n 2\n \n \n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n 3\n \n \n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 2.0b\n \n \n \n \n 1\n \n \n \n \n € 500.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n 2\n \n \n \n Bijlage Ia\n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n 1\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n 2\n \n \n € 50.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n 3\n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 2.0c\n \n \n \n \n Bijlage Ib\n \n \n € 900.000,–\n \n \n ZO/ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n a\n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n b\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n c\n \n \n € 500.000,–\n \n \n ZO/ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n d\n \n \n € 250.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n e\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n f\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n g\n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n h\n \n \n € 100.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n 2.0d\n \n \n \n \n Bijlage Ic\n \n \n € 900.000,–\n \n \n ZO/ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n a\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n b\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n c\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n d\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n e\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n f\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n g\n \n \n € 150.000,–\n \n \n ODB/OO\n \n \n \n \n \n \n Tabel 3 ZO overtredingen voor de Seveso-paragraven\n \n \n \n \n \n \n Artikel Seveso in het bal\n \n \n Zware overtreding\n \n \n \n \n \n \n \n 4.4, tweede lid\n \n \n \n Het plaatsvinden van een zwaar ongeval en de partijen, als bepaald in artikel 4.4, eerste lid van het Bal zijn niet voldoende betrokken bij het opstellen of naleven van de Seveso-bepalingen.\n \n \n \n \n \n 4.5, eerste lid\n \n \n \n Het volledig ontbreken van de gegevens van de kennisgeving waardoor niet beoordeeld kan worden of en welke bepalingen van paragraaf 4.2 Seveso-inrichting van toepassing zijn op de werkgever.\n \n \n \n \n \n 4.7, eerste lid\n \n \n \n Het niet of niet op tijd melden van een zwaar ongeval waardoor de toezichthouder niet een onderzoek kan opstarten of uitvoeren.\n \n \n \n \n \n 4.9, eerste lid\n \n \n \n Het introduceren van een actieve ontstekingsbron of apparaat, dat niet voldoet aan het Warenwetbesluit explosieveilig materieel 2016, in een gevarenzone.\n \n \n \n \n \n 4.10, eerste lid\n \n \n \n Het volledig ontbreken van een preventiebeleid.\n \n \n \n \n \n 4.11, eerste lid\n \n \n \n Het veiligheidsbeheerssysteem is niet afgestemd op de gevaren, de industriële werkzaamheden en de complexiteit van de organisatie of is niet op de evaluatie van de risico’s gebaseerd.\n \n \n \n \n \n Het volledig ontbreken van het veiligheidsbeheerssysteem.\n \n \n \n \n \n Het volledig ontbreken van de bepalingen uit bijlage III van de Seveso-richtlijn en de uitwerking daarvan.\n \n \n \n \n \n Het niet zorgdragen dat de procedures voor de systematische identificatie van de gevaren van zware ongevallen aanwezig zijn.\n \n \n \n \n \n 4.11, derde lid\n \n \n \n Het volledig ontbreken van de procedures.\n \n \n \n \n \n 4.14, eerste lid\n \n \n \n Het niet hebben van een veiligheidsrapport.\n \n \n \n \n \n Het volledig ontbreken van de bepalingen uit bijlage II van de Seveso-richtlijn en de uitwerking daarvan.\n \n \n \n \n \n 4.15, eerste lid\n \n \n \n Het volledig ontbreken van scenario’s.\n \n \n \n \n \n Het ontbreken van de beschrijving van de scenario’s voor mogelijke zware ongevallen, bedoeld in bijlage II, onder 4, onder a, bij de Seveso-richtlijn.\n \n \n \n \n \n 4.22, eerste lid\n \n \n \n Het niet hebben van een intern noodplan.\n \n \n \n \n \n 4.22, tweede lid\n \n \n \n Het volledig ontbreken van de Seveso-bepalingen uit bijlage IV van de Seveso-richtlijn en de uitwerking daarvan.\n \n \n \n \n \n \n Tabel 4 ZO overtredingen voor de Arie-regeling\n \n \n \n \n \n \n Artikel Arie-bepaling in Arbobesluit of Arboregeling\n \n \n Zware overtreding\n \n \n \n \n \n \n \n 2.5, eerste lid, Arbobesluit\n \n \n \n Het volledig ontbreken van een beleid inzake de beheersing van de risico's van zware ongevallen.\n \n \n \n \n \n 2.5, tweede lid, onderdeel a, Arbobesluit\n \n \n \n Het volledig ontbreken van de procedures.\n \n \n \n \n \n 2.5, tweede lid, onderdeel b, Arbobesluit en 2.0b, Arboregeling\n \n \n Het volledig ontbreken van scenario’s.\n \n \n \n \n \n 2.5, derde lid, Arbobesluit\n \n \n \n Het introduceren van een actieve ontstekingsbron of apparaat, dat niet voldoet aan het Warenwetbesluit explosieveilig materieel 2016, in een gevarenzone.\n \n \n \n \n \n 2.5a, eerste lid, Arbobesluit\n \n \n \n Het volledig ontbreken van een preventiebeleid.\n \n \n \n \n \n Het veiligheidsbeheerssysteem is niet afgestemd op de gevaren, de industriële werkzaamheden en de complexiteit van de organisatie of is niet op de evaluatie van de risico’s gebaseerd.\n \n \n \n \n \n 2.5a, eerste lid, Arbobesluit,\n \n 2.0c en bijlage Ib, Arboregeling\n \n \n Het volledig ontbreken van het veiligheidsbeheerssysteem.\n \n \n \n \n \n Het volledig ontbreken van de bepalingen uit bijlage Ib en de uitwerking daarvan.\n \n \n \n \n \n 2.5b, eerste lid, Arbobesluit en\n \n 2.0d, Arboregeling\n \n \n \n Het niet hebben van een intern noodplan.\n \n \n \n \n \n 2.5d, Arbobesluit,\n \n 2.0d en bijlage Ic, Arboregeling\n \n \n Het volledig ontbreken van de bepalingen uit bijlage Ic en de uitwerking daarvan.\n \n \n \n \n \n 2.5e, Arbobesluit\n \n \n \n Het plaatsvinden van een zwaar ongeval en het niet voldoende betrokken zijn bij het opstellen of naleven van de bepalingen van andere werkgever, of de in het bedrijf of de inrichting werkzame zelfstandige of werkgever die de arbeid zelf verricht.\n \n \n \n \n \n 2.5i, eerste lid, Arbobesluit\n \n \n \n Het niet of niet op tijd melden van een zwaar ongeval waardoor de toezichthouder niet een onderzoek kan opstarten of uitvoeren.\n \n \n \n \n \n 2.5h, eerste lid, Arbobesluit\n \n \n \n Het niet melden of volledig ontbreken van de gegevens van de melding waardoor niet beoordeeld kan worden welke bepalingen van hoofdstuk twee, paragraaf twee van toepassing zijn op de werkgever.\n \n \n \n \n \n2024283731-01-202423-01-20242023-00005869682024283731-01-202423-01-20242023-000058696801-02-2024\n \n \n Bijlage\n 2\n Boete- en tarieflijst, behorende bij artikel 2 lid 4 van de Beleidsregel handhaving- en sanctioneringkader artikel 6 Arbeidsomstandighedenwet voor overtreding van de artikelen 4.9, eerste lid en 4.11, eerste en derde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, artikelen 2.5, derde lid en, 2.5a, eerste lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit en de artikelen 2.0a en 2.0c van de Arbeidsomstandighedenregeling\n \n Bij de berekening van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 13.27 Omgevingsbesluit en in artikel 9.9d Arbeidsomstandighedenbesluit en artikel 8.29a van de Arbeidsomstandighedenregeling, wordt voor een overtreding van de artikelen 4.9, eerste lid en 4.11, eerste en derde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, de artikelen 2.5, derde lid, 2.5a, eerste lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit en de artikelen 2.0a en 2.0c van de Arbeidsomstandighedenregeling eerst onderstaande beoordelingssystematiek toegepast op het in bijlage 1, tabellen 1 of 2, gegeven boetenormbedrag.\n De in tabel 2 van deze bijlage opgenomen bedragen zijn de boetenormbedragen, die voor de verdere berekening van de bestuurlijke boete worden gebruikt.\n De beoordelingssystematiek is van toepassing op zowel het beoordelen van technische als organisatorische en procedurele maatregelen, als bepaald in artikel 4.9, eerste lid van het Besluit activiteiten leefomgeving en 2.5, derde lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit, die de kans op een zwaar ongeval en de mogelijke gevolgen beperken of wegnemen. Daarbij is van belang dat technische maatregelen altijd voor gaan op organisatorische of procedurele maatregelen als bepaald in de Arbeidshygiënische strategie via artikel 4.4 van het Arbeidsomstandighedenbesluit.\n Ook worden het veiligheidsbeheersysteem en de uitvoering ervan, bedoeld in artikel 4.11, eerste en derde lid van het Besluit activiteiten leefomgeving, artikel 2.5a, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit en de artikelen 2.0a en 2.0c van de Arbeidsomstandighedenregeling, op deze manier beoordeeld.\n De beoordelingssystematiek is op de volgende drie aspecten gestoeld:\n \n \n 1.\n \n Gedocumenteerd\n \n Er is sprake van een deugdelijke en volledige beschrijving van een maategel:\n \n \n –\n Deugdelijk betekent helder, inzichtelijk, goed leesbaar en actueel;\n \n \n –\n Volledig betekent dat alle relevante aspecten zijn benoemd.\n \n \n \n \n 2.\n \n Geschikt\n \n Technische onderdelen voldoen minimaal aan de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening naast de stand der techniek. De maatregelen zijn geschikt als de stand der wetenschap en techniek toegepast wordt en als deze al jaren gelijk is dan is geschikt ook ‘state of the art’ en ‘safe by design’, ook als dit nog nergens of op weinig plekken in gebruik is.\n De maatregelen zijn passend voor de aangetroffen situatie, waarbij technische maatregelen altijd voor procedurele en organisatorische maatregelen gaan als bepaald in artikel 4.4 van het Arbeidsomstandighedenbesluit.\n Organisatorische en procedurele onderdelen voldoen ook aan de stand van de wetenschap of techniek en zijn eveneens passend voor de situatie. Daarbij wordt goed rekening gehouden met de individuele situatie van werknemers.\n \n \n 3.\n \n Geïmplementeerd\n \n Er wordt gewerkt zoals beschreven is en de werknemers, zelfstandigen en/of derden lopen hierdoor geen risico of gevaar of dit wordt zo klein mogelijk gemaakt als het risico niet geheel weggenomen kan worden. Er is sprake van een goed functionerende managementloop en verbeteractiviteiten op alle onderdelen. Deze zijn structureel en onlosmakelijk aan de bedrijfsvoering verbonden. De gekozen maatregelen die geïmplementeerd zijn, zijn de geschikte maatregelen om het risico weg te nemen of zo klein mogelijk te maken. Deze zijn op een juiste manier in gebruik of geïnstalleerd en gedocumenteerd.\n \n \n Een niet geschikte of niet goed geïmplementeerde maatregel, die wel goed gedocumenteerd is, kan maximaal als matig beoordeeld worden op het aspect gedocumenteerd. Het niet goed documenteren van maatregelen wordt meestal gehandhaafd als een overtreding van het veiligheidsbeheerssysteem.\n Indien een geschikte maatregel onjuist geïmplementeerd of gedocumenteerd is, dan wordt de geschiktheid, implementatie en documentatie maximaal op matig beoordeeld. Indien een maatregel geschikt is, maar niet toegepast of in gebruik is, dan is de beoordeling van de maatregel altijd slecht op geschiktheid en maximaal matig op gedocumenteerd omdat de maatregel niet toegepast en in gebruik is.\n Als een geschikte maatregel maar deels geïmplementeerd is en er door deze beperkte implementatie geen grote risico’s kunnen ontstaan, dan zal de beoordeling voor geschikt, geïmplementeerd en gedocumenteerd maximaal matig zijn. Als er wel een groot risico door kan ontstaan, dan is de beoordeling op geschikt, geïmplementeerd en gedocumenteerd slecht omdat de gezondheid en veiligheid van de personen hierdoor alsnog in gevaar kan komen of het risico op een zwaar ongeval verhoogd kan zijn.\n Indien een ongeschikte maatregel voldoende geïmplementeerd of gedocumenteerd is, dan is de beoordeling op geïmplementeerd altijd slecht en gedocumenteerd maximaal matig. Bij een deels geschikte maatregel, dan is de beoordeling op geïmplementeerd en gedocumenteerd maximaal matig. Als een ongeschikte of deels ongeschikte maatregel juist geïmplementeerd en/of gedocumenteerd is, dan kan de gezondheid en veiligheid van de werknemers, zelfstandigen en derden hierdoor alsnog in gevaar komen of het risico op een zwaar ongeval verhoogd zijn, dus kan deze maatregel nooit als voldoende worden beoordeeld. Een ongeschikt maatregel betreft een maatregel die niet als voldoende wordt beoordeeld.\n Tijdens een inspectie of bezoek van de toezichthouder wordt voor elke, volgens de toezichthouder, verkeerde, ontbrekende of onvolledige maatregel of element van het veiligheidsbeheersysteem een volledige beoordeling opgesteld.\n Er wordt beoordeeld op de 3 bovenstaande aspecten (geïmplementeerd, geschikt en gedocumenteerd) en de toezichthouder geeft een oordeel namelijk voldoende (voorheen goed of redelijk), matig of slecht. Als door de toezichthouder alleen het oordeel voldoende wordt gegeven, dan zal er meestal geen overtreding geconstateerd zijn. Hierbij kan het wel zo zijn dat er wel een eis tot naleving of een waarschuwing wordt opgelegd omdat de situatie voldoende is maar niet goed genoeg. Dit gaat met name om situaties die voorheen als redelijk werden beoordeeld. Er is verbetering mogelijk om echt te voorkomen dat er een zwaar ongeval kan ontstaan of de veiligheid of gezondheid van personen direct of op de lange termijn geschaad kan worden.\n Bij het oordeel slecht of matig wordt aan de beoordeling een waarde gekoppeld.\n In tabel 1 van deze bijlage is per aspect met bijbehorend oordeel (matig of slecht) een waarde gekoppeld.\n De waarde van alle drie de aspecten wordt bij elkaar opgeteld en door 16 gedeeld.\n 16 is de maximale uitkomst namelijk 3x slecht (2 + 6 + 8). De uitkomst van deze optelling is de correctiefactor waarmee de boetenormbedragen voor de overtreding wordt gecorrigeerd.\n Wat betreft de artikelen 4.9, eerste lid en 4.11, eerste en derde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, de artikelen 2.5, derde lid, 2.5a, eerste lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit en de artikelen 2.0a en 2.0c van de Arbeidsomstandighedenregeling kan er meer dan één maatregel volgens deze systematiek beoordeeld worden. Er kunnen meerdere overtredingen van dit artikellid tegelijk beboet worden. In dat geval worden de volgens deze systematiek gecorrigeerde boetenormbedragen bij elkaar opgeteld.\n \n Artikel 4.11 eerste en derde lid van het Besluit Activiteiten Leefomgeving, 2.5a, eerste lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit en de artikelen 2.0a en 2.0c van de Arbeidsomstandighedenregeling verplichten de werkgever en exploitant tot het uitvoeren van een veiligheidsbeheerssysteem dat voldoet aan alle elementen genoemd in bijlage III van de richtlijn1Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad (PbEU 2012, L 197); of de bijlage Ib van de Arbeidsomstandighedenregeling. Voor de Seveso-bedrijven geldt dat deze alle onderdelen als bepaald in artikel 4.11, eerste lid van het Besluit Activiteiten Leefomgeving als verplichtingen hebben. Ook die in de bijlage van de Seveso III-richtlijn als optioneel zijn opgenomen. Dit is in het Bal en de toelichting hierop reeds aangegeven en bepaald.\n Omdat deze elementen op onderdelen, apart of gezamenlijk kunnen worden overtreden, is voor elk element een boetenormbedrag opgenomen in de tabel van bijlage 2. De overtreding gaat ook altijd over een maatregel waardoor een boeterapport over het overtreden van meerdere maatregelen gaat wat meerdere overtredingen zijn.\n Een overtreding van een onderdeel van een element van het veiligheidsbeheerssysteem is meestal ook een overtreding van het treffen van alle maatregelen die nodig zijn als bepaald in artikel 4.9, eerste lid van het Besluit Activiteiten Leefomgeving en 2.5, derde lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Andersom kan dit vaak ook het geval zijn dat een overtreding van het niet treffen van alle maatregelen die nodig zijn, ook een overtreding van het veiligheidsbeheerssysteem is.\n De toezichthouder kan ervoor kiezen om in plaats van een overtreding van een onderdeel van een element van het veiligheidsbeheerssysteem een overtreding van artikel 4.9, eerste lid van het Besluit Activiteiten Leefomgeving of 2.5, derde lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit te handhaven. Dit hangt af van de specifieke situatie ter plekke, wat er in het handhavingsbeleid is opgenomen en of het een systematische afwijking is. Een systematische afwijking betekent in elk geval dat deze vaker is of kan voorkomen mede omdat er geen goed managementsysteem of de PDCA-cyclus is of als deze niet volledig doorlopen is.\n Een overtreding van een onderdeel van het element a tot en met h van het veiligheidsbeheerssysteem, wordt gezien als overtreding van het gehele element van het veiligheidsbeheerssysteem. Hierbij is het niet van belang dat er mogelijk wel aan de andere onderdelen van dat element wordt voldaan omdat het doel van het element wordt overtreden.\n Als er meerdere onderdelen van het element worden overtreden, dan kunnen er meerdere overtredingen worden geconstateerd omdat er meerdere maatregelen niet goed zijn. Er kan dan ervoor worden gekozen om één beoordeling te maken van het slechtste onderdeel dat overtreden is als de maatregelen met elkaar verbonden zijn.\n Daarnaast kan dan ook voor de individuele maatregelen die niet getroffen zijn, een overtreding van artikel 4.9, eerste lid van het Besluit Activiteiten Leefomgeving of 2.5, derde lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit worden gehandhaafd aangezien niet alle maatregelen getroffen zijn.\n De in tabel 1 of 2 van bijlage 1 opgenomen boetenormbedragen worden in geval van overtreding gecorrigeerd met de vastgestelde correctiefactor als hiervoor beschreven.\n \n Tabel 1 Beoordelingsystematiek\n \n \n \n \n \n \n \n Aspect\n \n \n Beoordeling\n \n \n Waarde\n \n \n \n \n \n \n \n Gedocumenteerd\n \n \n \n Matig\n \n \n 1\n \n \n \n \n \n Slecht\n \n \n 2\n \n \n \n \n \n Geschikt\n \n \n \n Matig\n \n \n 3\n \n \n \n \n \n Slecht\n \n \n 6\n \n \n \n \n \n Geïmplementeerd\n \n \n \n Matig\n \n \n 4\n \n \n \n \n \n Slecht\n \n \n 8\n \n \n \n \n \n In tabel 2 zijn voor elke mogelijke uitkomst de te hanteren boetenormbedragen voor deze artikelen vermeld.\n \n Tabel 2 Tarieflijst artikelen 4.9, eerste lid en 4.11, eerste en derde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving en artikelen 2.5, derde lid en, 2.5a, eerste lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit en de artikelen 2.0a en 2.0c van de Arbeidsomstandighedenregeling\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Uitkomst\n \n \n Boetenormbedrag € 25.000\n \n \n Boetenormbedrag € 100.000\n \n \n Boetenormbedrag € 150.000\n \n \n Boetenormbedrag € 250.000\n \n \n Boetenormbedrag € 900.000\n \n \n \n \n \n \n 1\n \n \n € 1.562,–\n \n \n € 6.250,–\n \n \n € 9.375,–\n \n \n € 15.625,–\n \n \n € 56.250,–\n \n \n \n \n 2\n \n \n € 3.125,–\n \n \n € 12.500,–\n \n \n € 18.750,–\n \n \n € 31.250,–\n \n \n € 112.500,–\n \n \n \n \n 3\n \n \n € 4.687,50\n \n \n € 18.750,–\n \n \n € 28.125,–\n \n \n € 46.875,–\n \n \n € 168.750,–\n \n \n \n \n 4\n \n \n € 6.250,–\n \n \n € 25.000,–\n \n \n € 37.500,–\n \n \n € 62.500,–\n \n \n € 225.000,–\n \n \n \n \n 5\n \n \n € 7.812,50\n \n \n € 31.250,–\n \n \n € 46.875,–\n \n \n € 78.125,–\n \n \n € 281.250,–\n \n \n \n \n 6\n \n \n € 9.375,–\n \n \n € 37.500,–\n \n \n € 56.250,–\n \n \n € 93.750,–\n \n \n € 337.500,–\n \n \n \n \n 7\n \n \n € 10.937,50\n \n \n € 43.750,–\n \n \n € 65.625,–\n \n \n € 109.375,–\n \n \n € 393.750,–\n \n \n \n \n 8\n \n \n € 12.500,–\n \n \n € 50.000,–\n \n \n € 75.000,–\n \n \n € 125.000,–\n \n \n € 450.000,–\n \n \n \n \n 9\n \n \n € 14.062,50\n \n \n € 56.250,–\n \n \n € 84.375,–\n \n \n € 140.625,–\n \n \n € 506.250,–\n \n \n \n \n 10\n \n \n € 15.625,–\n \n \n € 62.500,–\n \n \n € 93.750,–\n \n \n € 156.250,–\n \n \n € 562.500,–\n \n \n \n \n 11\n \n \n € 17.187,50\n \n \n € 68.750,–\n \n \n € 103.125,–\n \n \n € 171.875,–\n \n \n € 618.750,–\n \n \n \n \n 12\n \n \n € 18.750,–\n \n \n € 75.000,–\n \n \n € 112.500,–\n \n \n € 187.500,–\n \n \n € 675.000,–\n \n \n \n \n 13\n \n \n € 20.312,50\n \n \n € 81.250,–\n \n \n € 121.875,–\n \n \n € 203.125,–\n \n \n € 731.250,–\n \n \n \n \n 14\n \n \n € 21.875,–\n \n \n € 87.500,–\n \n \n € 131.250,–\n \n \n € 218.750,–\n \n \n € 787.500,–\n \n \n \n \n 15\n \n \n € 23.437,50\n \n \n € 93.750,–\n \n \n € 140.625,–\n \n \n € 234.375,–\n \n \n € 843.750,–\n \n \n \n \n 16\n \n \n € 25.000,–\n \n \n € 100.000,–\n \n \n € 150.000,–\n \n \n € 250.000,–\n \n \n € 900.000,–\n \n \n \n \n \n2024283731-01-202423-01-20242023-00005869682024283731-01-202423-01-20242023-000058696801-02-2024\n \n2024283731-01-202423-01-20242023-00005869682024283731-01-202423-01-20242023-000058696801-02-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049323/manifest.xml", "content": "2024-02-012024-02-06T06:13:33+01:002024-02-06T06:13:33+01:00BWBR0049323.WTI2024-02-019999-12-312024-02-019999-12-312024-02-06T06:13:50+01:002024-02-06T06:13:50+01:0025757020276d9958fb69c9f76e91777fdbf891b25e48648c7fe0b8858aa895ce0d123dabc79cd97fa7ed526dc35e984764f87bba36b043b1429582c6d7b83f749e33bf", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049324/2024-03-15_0/xml/BWBR0049324_2024-03-15_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 26 januari 2024 nr. BOACAT2024/008, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij Landelijk Intelligence-en expertisecentrum Voertuigcriminaliteit2024320302-02-202426-01-2024BOACAT2024/0082024320302-02-202426-01-2024BOACAT2024/00815-03-2024\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Landelijk Intelligence-en expertisecentrum Voertuigcriminaliteit 20242024320302-02-202426-01-2024BOACAT2024/0082024320302-02-202426-01-2024BOACAT2024/00815-03-2024\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n Gelezen het verzoek van de Landelijk Intelligence-en expertisecentrum Voertuigcriminaliteit van 23 januari 2024 en de adviezen van de hoofdofficier van justitie bij het Parket CVOM en de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;\n Gelet op:\n \n \n –\n \n artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n \n artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Wet op de economische delicten;\n \n \n –\n de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n2024320302-02-202426-01-2024BOACAT2024/0082024320302-02-202426-01-2024BOACAT2024/00815-03-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2.\n2024320302-02-202426-01-2024BOACAT2024/0082024320302-02-202426-01-2024BOACAT2024/00815-03-2024\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n De personen, werkzaam in de functie Data-sciëntist Operationeel analist, Specialist, Forensich Voertuigonderzoeker en Medewerker documentonderzoek in dienst van het Landelijk Intelligence- en expertisecentrum, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De personen, werkzaam in de functie medewerker Intake & Service in dienst van het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n2024320302-02-202426-01-2024BOACAT2024/0082024320302-02-202426-01-2024BOACAT2024/00815-03-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein VI, Generieke Opsporing, zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het in het eerste lid genoemde domein.\n \n2024320302-02-202426-01-2024BOACAT2024/0082024320302-02-202426-01-2024BOACAT2024/00815-03-2024\n \n \n Artikel\n 4\n \n Op grond van dit besluit kunnen maximaal 50 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.\n2024320302-02-202426-01-2024BOACAT2024/0082024320302-02-202426-01-2024BOACAT2024/00815-03-2024\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het Parket CVOM.\n \n \n 2\n Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.\n \n2024320302-02-202426-01-2024BOACAT2024/0082024320302-02-202426-01-2024BOACAT2024/00815-03-2024\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n De Landelijk Intelligence-en expertisecentrum Voertuigcriminaliteit brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:\n \n \n a.\n het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;\n \n \n b.\n de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;\n \n \n c.\n de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister voor Rechtsbescherming goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.\n \n \n \n \n 2\n Dit verslag wordt toegezonden aan de in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Justis, afdeling V&T, postbus 20300, 2500 EH Den Haag.\n \n2024320302-02-202426-01-2024BOACAT2024/0082024320302-02-202426-01-2024BOACAT2024/00815-03-2024\n \n \n Artikel\n 7\n \n De op naam gestelde akten van beëdiging en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het in artikel 8 genoemde besluit, worden geacht mede te zijn afgegeven op basis van dit besluit.\n Dit artikel brengt geen wijziging in de resterende looptijd van de afgegeven aktes.\n2024320302-02-202426-01-2024BOACAT2024/0082024320302-02-202426-01-2024BOACAT2024/00815-03-2024\n \n \n Artikel\n 8\n \n Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit 2019 van 11 maart 2019 nr. BOACAT2019/005 zal vervallen op 15 maart 2024.\n Dit besluit treedt in werking met ingang van 15 maart 2024 en vervalt met ingang van 15 maart 2029.\n2024320302-02-202426-01-2024BOACAT2024/0082024320302-02-202426-01-2024BOACAT2024/00815-03-2024\n \n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Landelijk Intelligence-en expertisecentrum Voertuigcriminaliteit 2024.\n2024320302-02-202426-01-2024BOACAT2024/0082024320302-02-202426-01-2024BOACAT2024/00815-03-2024\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 26��januari 2024\n \n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n namens deze,\n \n I.M.\n Koster-Boer\n \n Operationeel manager V&T\n \n2024320302-02-202426-01-2024BOACAT2024/0082024320302-02-202426-01-2024BOACAT2024/00815-03-2024\n \n2024320302-02-202426-01-2024BOACAT2024/0082024320302-02-202426-01-2024BOACAT2024/00815-03-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049324/manifest.xml", "content": "2024-03-152029-03-152024-02-07T06:14:19+01:002024-02-07T06:14:19+01:00BWBR0049324.WTI2024-03-159999-12-312024-03-159999-12-312024-03-15T06:05:04+01:002024-03-15T06:05:04+01:00324871439d0a945b848ad50b0d48a143edcd75bf90fec46e2e2d60bf10aef16290c4358b752ffdf34e711ee5098921665eaeca67cf4bb362462b8982d22463c6a37e7", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049325/2024-01-01_1/xml/BWBR0049325_2024-01-01_1.xml", "content": "\n Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 18 januari 2024 nr. 43197358, houdende de vaststelling van een nieuwe Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs ter vervanging van de Regeling leerplusarrangement vo (Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs)2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n Gelet op artikel 5.9, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020;\n \n \n Besluit:\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;\n \n \n \n minister: Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;\n \n \n \n onderwijskansenscore: overeenkomstig artikel 5 berekende score van een vestiging die een indicatie geeft van de zwaarte van de problematiek op die vestiging op basis van de aggregatie van de onderwijsscores van de leerlingen van de vestiging;\n \n \n \n onderwijsscore: cijfermatige indicatie van het verwachte risico op onbenut leerpotentieel van een individuele leerling, die op basis van statistische gegevens door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt bepaald;\n \n \n \n school: school of scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;\n \n \n \n schoolplan: schoolplan als bedoeld in artikel 2.88 van de wet;\n \n \n \n teldatum: 1 oktober van het tweede voorafgaande jaar waarop de bekostiging betrekking heeft;\n \n \n \n vestiging: op de teldatum bestaande vestiging van een school als bedoeld in de artikelen 4.13, 4.14 of 4.16 van de wet;\n \n \n \n wet:\n Wet voortgezet onderwijs 2020.\n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 2\n Toepassing Kaderregeling\n \n Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 3\n Doelomschrijving\n \n De minister verstrekt op grond van deze regeling aanvullende bekostiging, met als doel te voorkomen dat leerlingen, die door omgevingsfactoren een verhoogd risico lopen op het niet optimaal kunnen benutten van hun leerpotentie, afstromen, onnodig doubleren of voortijdig de school verlaten.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 4\n Aanvullende bekostiging\n \n \n 1\n De verstrekking van aanvullende bekostiging op grond van deze regeling vindt telkens plaats voor één kalenderjaar.\n \n \n 2\n De aanvullende bekostiging wordt berekend overeenkomstig artikel 5, waarbij gebruik wordt gemaakt van het aantal op de teldatum bekostigde leerlingen per vestiging. Voor de toepassing van deze regeling tellen de leerlingen als bedoeld in artikel 6.10, tweede en derde lid van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 voor 100% mee.\n \n \n 3\n De aanvullende bekostiging wordt uiterlijk vastgesteld in de maand april in het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.\n \n \n 4\n De aanvullende bekostiging wordt betaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang. In de maand waarin de vaststelling en de eerste betaling plaatsvindt wordt ook de bekostiging van de eventueel daaraan voorafgaande maand of maanden betaald.\n \n \n 5\n De aanvullende bekostiging kan uiterlijk in de maand december van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft gewijzigd worden vastgesteld op basis van een bijdrage voor loonontwikkeling.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 5\n Berekening aanvullende bekostiging\n \n \n 1\n Een vestiging wordt aanvullend bekostigd met een bedrag per eenheid onderwijskansenscore. Indien de vestiging een onderwijskansenscore heeft van nul, of die op grond van het vijfde lid wordt gelijkgesteld aan nul, dan wordt voor de desbetreffende vestiging geen aanvullende bekostiging verstrekt.\n \n \n 2\n Het Centraal Bureau voor de Statistiek berekent jaarlijks de onderwijskansenscore van elke vestiging op basis van de onderwijsscores van de leerlingen die op de teldatum zijn ingeschreven op een vestiging, en maakt deze zo spoedig mogelijk openbaar.\n \n \n 3\n De onderwijskansenscore van een vestiging voor vmbo, havo of vwo is de uitkomst van de formule A − B en wordt als volgt berekend:\n \n \n A =\n som van de uitkomsten van de formule C – D voor alle leerlingen van de vestiging die behoren tot de 15% van alle leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo met de laagste onderwijsscore, waarbij:\n \n \n C =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo;\n \n \n D =\n onderwijsscore van de leerling;\n \n \n B =\n E x F x (C – G) waarbij:\n \n \n E =\n aantal leerlingen van de vestiging;\n \n \n F =\n drempelwaarde van 12%;\n \n \n G =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen die behoren tot de 15% leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo met de laagste onderwijsscore.\n \n \n \n \n 4\n De onderwijskansenscore van een vestiging voor praktijkonderwijs is de uitkomst van de formule A − B en wordt als volgt berekend:\n \n \n A =\n som van de uitkomsten van de formule C – D voor alle leerlingen van de vestiging die behoren tot de 30% van alle leerlingen ingeschreven op het pro met de laagste onderwijsscore, waarbij:\n \n \n C =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen ingeschreven op het pro;\n \n \n D =\n onderwijsscore van de leerling;\n \n \n B =\n E x F x (C – G) waarbij:\n \n \n E =\n aantal leerlingen van de vestiging;\n \n \n F =\n drempelwaarde van 0%;\n \n \n G =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen die behoren tot de 30% leerlingen ingeschreven op het pro met de laagste onderwijsscore.\n \n \n \n \n 5\n De onderwijskansenscore, bedoeld in het tweede lid, wordt rekenkundig afgerond op twee decimalen. Indien de onderwijskansenscore negatief is, wordt deze gelijkgesteld aan nul.\n \n \n 6\n De lijst met onderwijskansenscores wordt jaarlijks uiterlijk op 7 februari in de Staatscourant bekendgemaakt als bijlage 1 bij deze regeling.\n \n \n 7\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore wordt jaarlijks uiterlijk op 7 februari in de Staatscourant bekendgemaakt als bijlage 2 bij deze regeling.\n \n \n 8\n De aanvullende bekostiging voor een vestiging voor vmbo, havo of vwo wordt bepaald door de voor deze vestiging in bijlage 1 opgenomen onderwijskansenscore te vermenigvuldigen met het in bijlage 2 opgenomen bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor vmbo, havo of vwo.\n \n \n 9\n De aanvullende bekostiging voor een vestiging voor praktijkonderwijs wordt bepaald door de voor deze vestiging in bijlage 1 opgenomen onderwijskansenscore te vermenigvuldigen met het in bijlage 2 opgenomen bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor praktijkonderwijs.\n \n \n 10\n Voor de toepassing van deze regeling wordt een vestiging waar zowel praktijkonderwijs als een andere schoolsoort wordt aangeboden, aangemerkt als twee vestigingen, te weten een vestiging voor praktijkonderwijs en een vestiging voor vmbo, havo en vwo.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 6\n Betaling\n \n \n 1\n De minister verstrekt de aanvullende bekostiging voor alle vestigingen met een onderwijskansenscore van hoger dan 0, aan het bevoegd gezag van de school waar de vestiging aan toebehoort op 1 januari van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.\n \n \n 2\n Het recht van het bevoegd gezag op de aanvullende bekostiging voor een school vervalt, indien de school wordt opgeheven of de bekostiging wordt beëindigd.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 7\n Beleid en verantwoording\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van de school geeft in het schoolplan aan hoe het de aanvullende bekostiging op grond van deze regeling inzet voor het onderwijskundig beleid, de bewaking en de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs.\n \n \n 2\n Het bevoegd gezag van de school licht de partijen in de omgeving van de school in over zijn beleid ter zake en betrekt opmerkingen daarover van die partijen herkenbaar bij het bepalen van dat beleid.\n \n \n 3\n Het bevoegd gezag van de school betrekt de inzet van de aanvullende bekostiging op grond van deze regeling bij het overleg met de gemeente over het ondersteunen van leerlingen die door omgevingsfactoren hun potentieel niet waar kunnen maken.\n \n \n 4\n Het bevoegd gezag verstrekt via XBRL aanvullende informatie over de activiteiten die met de aanvullende bekostiging zijn ondernomen, bedoeld in artikel 3.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 8\n Financiële verantwoording\n \n \n 1\n De verantwoording van de besteding van de bekostiging geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.\n \n \n 2\n De aanvullende bekostiging kan ook worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt. Verrekening van de eventueel niet-bestede middelen of overschotten vindt niet plaats.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n Artikel\n 9\n Wijziging Regeling aanvullende bekostiging vo-scholen in uitzonderlijke omstandigheden\n Wijzigt de Regeling aanvullende bekostiging vo-scholen in uitzonderlijke omstandigheden.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n Artikel\n 10\n Intrekking Regeling leerplusarrangement vo\n \n De Regeling leerplusarrangement vo wordt ingetrokken.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 11\n Inwerkingtreding\n \n \n 1\n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2024 en werkt terug tot en met 1 januari 2024.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid treedt artikel 9 in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 12\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n M.L.J.\n Paul\n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Bijlage\n 1\n Onderwijskansenscore per vestiging\n \n Onderwijskansenscores voor vmbo, havo en/of vwo\n \n \n \n \n \n \n \n Vestigingsnummer\n \n \n Onderwijskansenscore\n \n \n \n \n \n \n 00AH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AH07\n \n \n 181,7\n \n \n \n \n 00AH08\n \n \n 27,01\n \n \n \n \n 00AH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AH11\n \n \n 279,14\n \n \n \n \n 00AH17\n \n \n 203,84\n \n \n \n \n 00AH18\n \n \n 13,52\n \n \n \n \n 00AH19\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AQ00\n \n \n 1,06\n \n \n \n \n 00BD00\n \n \n 119,16\n \n \n \n \n 00BD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB04\n \n \n 1,42\n \n \n \n \n 00DI00\n \n \n 34,57\n \n \n \n \n 00DI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI03\n \n \n 10,86\n \n \n \n \n 00DI04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI06\n \n \n 2,38\n \n \n \n \n 00EF00\n \n \n 110,91\n \n \n \n \n 00HI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00HI03\n \n \n 97,81\n \n \n \n \n 00IP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JR00\n \n \n 9,29\n \n \n \n \n 00JT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JT02\n \n \n 9,15\n \n \n \n \n 00JT03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JT06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00KV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ01\n \n \n 2,26\n \n \n \n \n 00LJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ05\n \n \n 16,25\n \n \n \n \n 00MK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML02\n \n \n 44,02\n \n \n \n \n 00ML05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML09\n \n \n 136,45\n \n \n \n \n 00ML12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MV00\n \n \n 34,62\n \n \n \n \n 00MV01\n \n \n 209,13\n \n \n \n \n 00MV02\n \n \n 116,38\n \n \n \n \n 00MV06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MV07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00NE00\n \n \n 34,76\n \n \n \n \n 00NE02\n \n \n 226,64\n \n \n \n \n 00OB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00OB03\n \n \n 94,82\n \n \n \n \n 00PF00\n \n \n 106,58\n \n \n \n \n 00PG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG02\n \n \n 8,42\n \n \n \n \n 00PG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS04\n \n \n 131,6\n \n \n \n \n 00PS05\n \n \n 46,1\n \n \n \n \n 00PS06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS10\n \n \n 10,23\n \n \n \n \n 00RO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RO03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RZ01\n \n \n 17,19\n \n \n \n \n 00RZ07\n \n \n 77,23\n \n \n \n \n 00SZ00\n \n \n 5,8\n \n \n \n \n 00TL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TU01\n \n \n 16,16\n \n \n \n \n 00UM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00UZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00UZ04\n \n \n 68,66\n \n \n \n \n 00VR00\n \n \n 50,83\n \n \n \n \n 00VY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00VY04\n \n \n 157,17\n \n \n \n \n 00WD00\n \n \n 301,45\n \n \n \n \n 00WH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00WH02\n \n \n 3,46\n \n \n \n \n 00WI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00WI04\n \n \n 59,09\n \n \n \n \n 00XA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00XA01\n \n \n 128,07\n \n \n \n \n 00XK00\n \n \n 60,62\n \n \n \n \n 00XK02\n \n \n 169,55\n \n \n \n \n 00YH00\n \n \n 36,43\n \n \n \n \n 00YH01\n \n \n 30,05\n \n \n \n \n 00YH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YH05\n \n \n 13,1\n \n \n \n \n 00YH06\n \n \n 26,79\n \n \n \n \n 00YH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YO00\n \n \n 1,01\n \n \n \n \n 00ZD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZO00\n \n \n 202,52\n \n \n \n \n 00ZV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZV02\n \n \n 27,24\n \n \n \n \n 00ZV05\n \n \n 8,38\n \n \n \n \n 00ZX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZX02\n \n \n 6,02\n \n \n \n \n 00ZX03\n \n \n 45,35\n \n \n \n \n 00ZX08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZX10\n \n \n 1,28\n \n \n \n \n 01AA57\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA59\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA60\n \n \n 52,3\n \n \n \n \n 01AA61\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA62\n \n \n 149,86\n \n \n \n \n 01AA68\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01BE00\n \n \n 25,68\n \n \n \n \n 01EO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01EO01\n \n \n 108,84\n \n \n \n \n 01EO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01EO06\n \n \n 130,52\n \n \n \n \n 01EO08\n \n \n 20,77\n \n \n \n \n 01EO12\n \n \n 2,31\n \n \n \n \n 01ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FP00\n \n \n 211,97\n \n \n \n \n 01FP01\n \n \n 105,29\n \n \n \n \n 01FP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FP05\n \n \n 25,52\n \n \n \n \n 01FP06\n \n \n 16,13\n \n \n \n \n 01FU00\n \n \n 76,56\n \n \n \n \n 01FU01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FU04\n \n \n 25,06\n \n \n \n \n 01FY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GH01\n \n \n 41,78\n \n \n \n \n 01GH04\n \n \n 123,68\n \n \n \n \n 01GL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GN00\n \n \n 112,33\n \n \n \n \n 01GV00\n \n \n 32,47\n \n \n \n \n 01GX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GX02\n \n \n 7,02\n \n \n \n \n 01GX03\n \n \n 86,11\n \n \n \n \n 01IW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01IW03\n \n \n 20,27\n \n \n \n \n 01KF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KF04\n \n \n 44,36\n \n \n \n \n 01KL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL06\n \n \n 32,41\n \n \n \n \n 01KL07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL08\n \n \n 136,83\n \n \n \n \n 01KL09\n \n \n 14,93\n \n \n \n \n 01KL10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL14\n \n \n 26,38\n \n \n \n \n 01KL18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01LZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01LZ01\n \n \n 2,45\n \n \n \n \n 01LZ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01MB00\n \n \n 19,68\n \n \n \n \n 01MO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01MU00\n \n \n 158,79\n \n \n \n \n 01NJ01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ02\n \n \n 6,96\n \n \n \n \n 01NJ08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ10\n \n \n 35,98\n \n \n \n \n 01NJ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ15\n \n \n 2\n \n \n \n \n 01NZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE03\n \n \n 49,65\n \n \n \n \n 01OE05\n \n \n 21,53\n \n \n \n \n 01OE06\n \n \n 71,85\n \n \n \n \n 01OE07\n \n \n 59,43\n \n \n \n \n 01OE12\n \n \n 141,04\n \n \n \n \n 01OE13\n \n \n 41,69\n \n \n \n \n 01OE16\n \n \n 42,74\n \n \n \n \n 01OE17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE18\n \n \n 176,34\n \n \n \n \n 01OE21\n \n \n 47,84\n \n \n \n \n 01OE22\n \n \n 181,79\n \n \n \n \n 01OE23\n \n \n 49,48\n \n \n \n \n 01OE25\n \n \n 50,44\n \n \n \n \n 01OE26\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE27\n \n \n 20,36\n \n \n \n \n 01OE28\n \n \n 115,44\n \n \n \n \n 01OE30\n \n \n 20,36\n \n \n \n \n 01OE32\n \n \n 3,48\n \n \n \n \n 01OE33\n \n \n 8,26\n \n \n \n \n 01OE37\n \n \n 40,05\n \n \n \n \n 01OE49\n \n \n 49,62\n \n \n \n \n 01OE50\n \n \n 40,07\n \n \n \n \n 01OE51\n \n \n 107,8\n \n \n \n \n 01OE54\n \n \n 13,2\n \n \n \n \n 01OE57\n \n \n 4,56\n \n \n \n \n 01OE58\n \n \n 130,99\n \n \n \n \n 01OE59\n \n \n 127,29\n \n \n \n \n 01OE60\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01TC00\n \n \n 558,98\n \n \n \n \n 01UH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ00\n \n \n 114,22\n \n \n \n \n 01VJ01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ03\n \n \n 76,72\n \n \n \n \n 01VJ04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ05\n \n \n 136,27\n \n \n \n \n 01VJ14\n \n \n 125,83\n \n \n \n \n 01VN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VN03\n \n \n 268,26\n \n \n \n \n 01VN04\n \n \n 167,65\n \n \n \n \n 01WM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XF01\n \n \n 52,95\n \n \n \n \n 01XL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XN00\n \n \n 6,07\n \n \n \n \n 01XN01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XN02\n \n \n 47,12\n \n \n \n \n 01XN07\n \n \n 74,37\n \n \n \n \n 01XN09\n \n \n 38,2\n \n \n \n \n 01XN10\n \n \n 143,07\n \n \n \n \n 02AN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02AP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02AR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02CI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02CI01\n \n \n 154,39\n \n \n \n \n 02CI02\n \n \n 72,28\n \n \n \n \n 02CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DC00\n \n \n 87,27\n \n \n \n \n 02DC03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DF00\n \n \n 1,94\n \n \n \n \n 02DO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DO01\n \n \n 94,91\n \n \n \n \n 02DO02\n \n \n 2,06\n \n \n \n \n 02DO03\n \n \n 86,06\n \n \n \n \n 02DQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DZ02\n \n \n 157,58\n \n \n \n \n 02DZ04\n \n \n 32,62\n \n \n \n \n 02DZ10\n \n \n 19,62\n \n \n \n \n 02EA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EA02\n \n \n 1,68\n \n \n \n \n 02EA03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EB04\n \n \n 6,82\n \n \n \n \n 02EB07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EK00\n \n \n 30,86\n \n \n \n \n 02EK01\n \n \n 100,93\n \n \n \n \n 02EK02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EX00\n \n \n 141,03\n \n \n \n \n 02EX04\n \n \n 6,82\n \n \n \n \n 02EX05\n \n \n 34,22\n \n \n \n \n 02EX07\n \n \n 195,74\n \n \n \n \n 02FB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02FY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02FY01\n \n \n 121,91\n \n \n \n \n 02FY02\n \n \n 86,4\n \n \n \n \n 02FY07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GJ01\n \n \n 12,14\n \n \n \n \n 02GN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP05\n \n \n 24,37\n \n \n \n \n 02GP06\n \n \n 24,45\n \n \n \n \n 02GS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02HI00\n \n \n 124,72\n \n \n \n \n 02HI06\n \n \n 33,46\n \n \n \n \n 02HI08\n \n \n 197,78\n \n \n \n \n 02IB00\n \n \n 115,99\n \n \n \n \n 02IB05\n \n \n 74,44\n \n \n \n \n 02IB07\n \n \n 44,38\n \n \n \n \n 02IC00\n \n \n 73,91\n \n \n \n \n 02IC01\n \n \n 0,62\n \n \n \n \n 02JG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02JG04\n \n \n 61,38\n \n \n \n \n 02JG05\n \n \n 25,84\n \n \n \n \n 02JG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB00\n \n \n 32,1\n \n \n \n \n 02KB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB06\n \n \n 99,49\n \n \n \n \n 02KB08\n \n \n 50,27\n \n \n \n \n 02KM00\n \n \n 312,89\n \n \n \n \n 02KR00\n \n \n 7,55\n \n \n \n \n 02LB00\n \n \n 584,53\n \n \n \n \n 02LB01\n \n \n 71,25\n \n \n \n \n 02LB08\n \n \n 473,83\n \n \n \n \n 02LG00\n \n \n 32,39\n \n \n \n \n 02LG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02LG08\n \n \n 79,99\n \n \n \n \n 02LG09\n \n \n 89,9\n \n \n \n \n 02ME00\n \n \n 119,58\n \n \n \n \n 02ME01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ME02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02MF00\n \n \n 182,32\n \n \n \n \n 02MU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ01\n \n \n 156,44\n \n \n \n \n 02NZ09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ10\n \n \n 224,05\n \n \n \n \n 02NZ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ14\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02PA00\n \n \n 84,47\n \n \n \n \n 02QN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QN02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX01\n \n \n 23,63\n \n \n \n \n 02QX03\n \n \n 191,89\n \n \n \n \n 02QX06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA01\n \n \n 116,46\n \n \n \n \n 02RA02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02SB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ST00\n \n \n 40,78\n \n \n \n \n 02ST04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ST05\n \n \n 10,46\n \n \n \n \n 02SY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TC03\n \n \n 244,83\n \n \n \n \n 02TC04\n \n \n 85,95\n \n \n \n \n 02TD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TD03\n \n \n 22,88\n \n \n \n \n 02TD04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UE00\n \n \n 3,91\n \n \n \n \n 02UG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02US00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02US04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UX00\n \n \n 5,06\n \n \n \n \n 02UX01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UX06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VA01\n \n \n 84,35\n \n \n \n \n 02VB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB07\n \n \n 45,96\n \n \n \n \n 02VB16\n \n \n 18,81\n \n \n \n \n 02VC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VC02\n \n \n 113,45\n \n \n \n \n 02VC03\n \n \n 23,24\n \n \n \n \n 02VC08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VC09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VD04\n \n \n 19,56\n \n \n \n \n 02VD05\n \n \n 7\n \n \n \n \n 02VE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG04\n \n \n 201,82\n \n \n \n \n 02VG05\n \n \n 381,95\n \n \n \n \n 02VG08\n \n \n 507,07\n \n \n \n \n 02VG10\n \n \n 123,2\n \n \n \n \n 02VG11\n \n \n 77,57\n \n \n \n \n 02VG14\n \n \n 3,04\n \n \n \n \n 02VG15\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG22\n \n \n 171,75\n \n \n \n \n 02VG25\n \n \n 47,91\n \n \n \n \n 02VJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VJ03\n \n \n 29,02\n \n \n \n \n 02VJ06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VJ07\n \n \n 46,67\n \n \n \n \n 02VJ08\n \n \n 4,76\n \n \n \n \n 02VM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VN01\n \n \n 99,9\n \n \n \n \n 02VO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VQ00\n \n \n 161,89\n \n \n \n \n 02VQ01\n \n \n 334,55\n \n \n \n \n 02VR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR02\n \n \n 114,09\n \n \n \n \n 02VR04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT01\n \n \n 31,04\n \n \n \n \n 02VT02\n \n \n 107,33\n \n \n \n \n 02VT04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT06\n \n \n 33,81\n \n \n \n \n 02XJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02XJ02\n \n \n 61,75\n \n \n \n \n 02XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02YH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR03\n \n \n 0,03\n \n \n \n \n 03AM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03AQ00\n \n \n 425,47\n \n \n \n \n 03FO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03FO01\n \n \n 107,18\n \n \n \n \n 03FO04\n \n \n 12,48\n \n \n \n \n 03JY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03JY01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03JY02\n \n \n 19,92\n \n \n \n \n 03JY03\n \n \n 7,36\n \n \n \n \n 03JY06\n \n \n 13,5\n \n \n \n \n 03JY07\n \n \n 1,22\n \n \n \n \n 03JY08\n \n \n 1,96\n \n \n \n \n 03KN00\n \n \n 18,19\n \n \n \n \n 03OY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RR04\n \n \n 86,87\n \n \n \n \n 03RU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RU02\n \n \n 87,39\n \n \n \n \n 03WO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03WO01\n \n \n 47,75\n \n \n \n \n 03WO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03WO03\n \n \n 24,45\n \n \n \n \n 03XF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XF04\n \n \n 52,23\n \n \n \n \n 03XF05\n \n \n 220,01\n \n \n \n \n 03XM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XS02\n \n \n 76,93\n \n \n \n \n 03XS03\n \n \n 7,62\n \n \n \n \n 03XS08\n \n \n 136,56\n \n \n \n \n 04DF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04DF01\n \n \n 15,57\n \n \n \n \n 04DS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU08\n \n \n 38,43\n \n \n \n \n 04HR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04HR04\n \n \n 102,83\n \n \n \n \n 04HR07\n \n \n 256,53\n \n \n \n \n 04IX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04IX01\n \n \n 124,38\n \n \n \n \n 04OY00\n \n \n 16\n \n \n \n \n 04OY02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04SU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04SU02\n \n \n 61,9\n \n \n \n \n 04XU00\n \n \n 94,8\n \n \n \n \n 04YE00\n \n \n 99,54\n \n \n \n \n 04YE01\n \n \n 28,32\n \n \n \n \n 04YE02\n \n \n 60,49\n \n \n \n \n 04YE03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04YE08\n \n \n 335,62\n \n \n \n \n 04YE11\n \n \n 6,38\n \n \n \n \n 04YX00\n \n \n 74,65\n \n \n \n \n 04YX02\n \n \n 36,85\n \n \n \n \n 05AV00\n \n \n 67,33\n \n \n \n \n 05AV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05AV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05AV03\n \n \n 25,94\n \n \n \n \n 05AV04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05AX00\n \n \n 158\n \n \n \n \n 05EA14\n \n \n 114,21\n \n \n \n \n 05EA16\n \n \n 156,8\n \n \n \n \n 05FB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05FB01\n \n \n 3,27\n \n \n \n \n 05FB07\n \n \n 10,45\n \n \n \n \n 05FB08\n \n \n 30,77\n \n \n \n \n 05FE00\n \n \n 107,41\n \n \n \n \n 05FF00\n \n \n 255,23\n \n \n \n \n 05FF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05FJ00\n \n \n 129,9\n \n \n \n \n 05FJ01\n \n \n 33,68\n \n \n \n \n 05FJ11\n \n \n 18,45\n \n \n \n \n 05FJ12\n \n \n 153,91\n \n \n \n \n 05OH00\n \n \n 86,38\n \n \n \n \n 05OH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05OH07\n \n \n 11,08\n \n \n \n \n 05PL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05RA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05RA01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05TA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05XJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06HF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06HF02\n \n \n 150,73\n \n \n \n \n 06SU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06WY00\n \n \n 57,51\n \n \n \n \n 06XL00\n \n \n 122,83\n \n \n \n \n 07BQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07FH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07KP00\n \n \n 36,71\n \n \n \n \n 07MU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07PK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07PK04\n \n \n 5,81\n \n \n \n \n 07PK05\n \n \n 131,62\n \n \n \n \n 07PK07\n \n \n 51,54\n \n \n \n \n 08CU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08LP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08LP01\n \n \n 2,65\n \n \n \n \n 08LP02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08SG00\n \n \n 16,48\n \n \n \n \n 08SG01\n \n \n 175,43\n \n \n \n \n 08SG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08VU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08VU02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 09VG00\n \n \n 96,49\n \n \n \n \n 10AN00\n \n \n 34,95\n \n \n \n \n 10AN03\n \n \n 71,14\n \n \n \n \n 10AN04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 10LU00\n \n \n 180,83\n \n \n \n \n 11NY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 11ZH00\n \n \n 25,56\n \n \n \n \n 12IR00\n \n \n 88,27\n \n \n \n \n 12IR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 12IR11\n \n \n 68,51\n \n \n \n \n 12RB00\n \n \n 145,84\n \n \n \n \n 13EE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13JO00\n \n \n 49,79\n \n \n \n \n 13OR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13OR01\n \n \n 55,55\n \n \n \n \n 13OR03\n \n \n 11,37\n \n \n \n \n 13PE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13PE01\n \n \n 52,78\n \n \n \n \n 13WH00\n \n \n 73,87\n \n \n \n \n 13ZU00\n \n \n 41,39\n \n \n \n \n 13ZU02\n \n \n 121,9\n \n \n \n \n 13ZU03\n \n \n 64,28\n \n \n \n \n 14DC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14DC02\n \n \n 19,23\n \n \n \n \n 14DC06\n \n \n 2,53\n \n \n \n \n 14FW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW02\n \n \n 45,92\n \n \n \n \n 14FW04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW05\n \n \n 7,51\n \n \n \n \n 14LF00\n \n \n 89,01\n \n \n \n \n 14NQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14NS00\n \n \n 15,87\n \n \n \n \n 14OY00\n \n \n 230,37\n \n \n \n \n 14PS00\n \n \n 52,23\n \n \n \n \n 14PS03\n \n \n 39,72\n \n \n \n \n 14QT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RC00\n \n \n 29,96\n \n \n \n \n 14RC02\n \n \n 154,11\n \n \n \n \n 14RC03\n \n \n 67,59\n \n \n \n \n 14RC04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RC06\n \n \n 98,99\n \n \n \n \n 14RC13\n \n \n 60,2\n \n \n \n \n 14RC14\n \n \n 18,24\n \n \n \n \n 14RC15\n \n \n 32,82\n \n \n \n \n 14RF00\n \n \n 202,16\n \n \n \n \n 14RF03\n \n \n 160,72\n \n \n \n \n 14RF04\n \n \n 252,22\n \n \n \n \n 14RF05\n \n \n 98,68\n \n \n \n \n 14RF06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RF08\n \n \n 62,38\n \n \n \n \n 14RL00\n \n \n 175,61\n \n \n \n \n 14RL03\n \n \n 25,51\n \n \n \n \n 14RL06\n \n \n 20,77\n \n \n \n \n 14RP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RP02\n \n \n 40,7\n \n \n \n \n 14RP03\n \n \n 79,23\n \n \n \n \n 14RR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RR01\n \n \n 44\n \n \n \n \n 14SE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SF00\n \n \n 169,14\n \n \n \n \n 14SF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM05\n \n \n 77,49\n \n \n \n \n 14SM13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM14\n \n \n 150,52\n \n \n \n \n 14SW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14TA00\n \n \n 103,43\n \n \n \n \n 14TD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14UM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14UM01\n \n \n 6,26\n \n \n \n \n 14UM02\n \n \n 100,18\n \n \n \n \n 14VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14VY00\n \n \n 76,17\n \n \n \n \n 14WE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14YD03\n \n \n 106,62\n \n \n \n \n 14YD06\n \n \n 69,62\n \n \n \n \n 14YD09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH00\n \n \n 172,69\n \n \n \n \n 15BH01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15EO00\n \n \n 120,55\n \n \n \n \n 15EO01\n \n \n 103,4\n \n \n \n \n 15HX00\n \n \n 113,45\n \n \n \n \n 15HX02\n \n \n 166,85\n \n \n \n \n 15HX03\n \n \n 1,39\n \n \n \n \n 15JM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15KR00\n \n \n 204,46\n \n \n \n \n 15KR05\n \n \n 36,01\n \n \n \n \n 15KR06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15KR09\n \n \n 60,34\n \n \n \n \n 15KR10\n \n \n 334,67\n \n \n \n \n 15KR11\n \n \n 8,21\n \n \n \n \n 15KR12\n \n \n 81,58\n \n \n \n \n 15KR14\n \n \n 5,98\n \n \n \n \n 15OM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15OM01\n \n \n 85,78\n \n \n \n \n 15QW00\n \n \n 43,14\n \n \n \n \n 15SC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15VQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15XV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15XV01\n \n \n 45,19\n \n \n \n \n 16AW00\n \n \n 240,11\n \n \n \n \n 16AW01\n \n \n 87,59\n \n \n \n \n 16AW06\n \n \n 102,99\n \n \n \n \n 16CX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16CX04\n \n \n 51,38\n \n \n \n \n 16CX08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16EI00\n \n \n 231,05\n \n \n \n \n 16FP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16FP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16FP05\n \n \n 134,65\n \n \n \n \n 16GZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16GZ03\n \n \n 6,39\n \n \n \n \n 16IH00\n \n \n 23,87\n \n \n \n \n 16IH03\n \n \n 118,51\n \n \n \n \n 16KP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16MQ00\n \n \n 141,35\n \n \n \n \n 16NK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16NK01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX02\n \n \n 57,17\n \n \n \n \n 16OX03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX04\n \n \n 30,12\n \n \n \n \n 16OX09\n \n \n 114,32\n \n \n \n \n 16OX10\n \n \n 152,47\n \n \n \n \n 16OX11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PE01\n \n \n 36,77\n \n \n \n \n 16PI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PI03\n \n \n 31,2\n \n \n \n \n 16PI04\n \n \n 13,98\n \n \n \n \n 16PI05\n \n \n 37,06\n \n \n \n \n 16PK00\n \n \n 95,62\n \n \n \n \n 16PK07\n \n \n 136,56\n \n \n \n \n 16PK10\n \n \n 158,55\n \n \n \n \n 16PN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS07\n \n \n 24,38\n \n \n \n \n 16PS08\n \n \n 539,09\n \n \n \n \n 16PS16\n \n \n 61,64\n \n \n \n \n 16PS17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS19\n \n \n 170,13\n \n \n \n \n 16QA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16QA01\n \n \n 75,52\n \n \n \n \n 16QH00\n \n \n 3,46\n \n \n \n \n 16QH01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RT01\n \n \n 28,66\n \n \n \n \n 16SK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16SK01\n \n \n 7,1\n \n \n \n \n 16SK05\n \n \n 87\n \n \n \n \n 16SK07\n \n \n 28,94\n \n \n \n \n 16SL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16ST00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16SW00\n \n \n 43,11\n \n \n \n \n 16SW03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VK01\n \n \n 61,25\n \n \n \n \n 16VK02\n \n \n 20,45\n \n \n \n \n 16VK03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VM00\n \n \n 238,87\n \n \n \n \n 16VM07\n \n \n 24,45\n \n \n \n \n 16VP00\n \n \n 78,52\n \n \n \n \n 16XD00\n \n \n 166,79\n \n \n \n \n 16YC00\n \n \n 111,31\n \n \n \n \n 16YV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16YV01\n \n \n 76,41\n \n \n \n \n 16YV02\n \n \n 47,68\n \n \n \n \n 16YV04\n \n \n 35,12\n \n \n \n \n 16YV10\n \n \n 128,59\n \n \n \n \n 16ZK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16ZK01\n \n \n 0,2\n \n \n \n \n 16ZK02\n \n \n 30,74\n \n \n \n \n 17AA00\n \n \n 34,22\n \n \n \n \n 17AA03\n \n \n 108,38\n \n \n \n \n 17AN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17AN01\n \n \n 53,32\n \n \n \n \n 17AY00\n \n \n 28,4\n \n \n \n \n 17AY04\n \n \n 89,43\n \n \n \n \n 17BI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17BI02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17BI06\n \n \n 117,4\n \n \n \n \n 17BZ00\n \n \n 20,37\n \n \n \n \n 17BZ02\n \n \n 19,03\n \n \n \n \n 17BZ03\n \n \n 20,44\n \n \n \n \n 17BZ04\n \n \n 7,06\n \n \n \n \n 17CK00\n \n \n 14,87\n \n \n \n \n 17CK01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17CR00\n \n \n 144,49\n \n \n \n \n 17DD00\n \n \n 12,63\n \n \n \n \n 17DN00\n \n \n 316,52\n \n \n \n \n 17DN01\n \n \n 40,7\n \n \n \n \n 17GM00\n \n \n 62,67\n \n \n \n \n 17GM02\n \n \n 53,05\n \n \n \n \n 17GT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17GT02\n \n \n 17,19\n \n \n \n \n 17HB00\n \n \n 474,61\n \n \n \n \n 17HB06\n \n \n 459,68\n \n \n \n \n 17HB07\n \n \n 103,96\n \n \n \n \n 17HH00\n \n \n 61,99\n \n \n \n \n 17HN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17HN02\n \n \n 42,36\n \n \n \n \n 17HR00\n \n \n 420,09\n \n \n \n \n 17HR02\n \n \n 448,51\n \n \n \n \n 17HR05\n \n \n 322,41\n \n \n \n \n 17HX00\n \n \n 15,13\n \n \n \n \n 17IM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IM01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IM02\n \n \n 161,88\n \n \n \n \n 17IM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IR00\n \n \n 62,95\n \n \n \n \n 17IR01\n \n \n 7,59\n \n \n \n \n 17IR02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17JB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17JB01\n \n \n 137,22\n \n \n \n \n 17JB02\n \n \n 123,82\n \n \n \n \n 17JY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17KF00\n \n \n 54,66\n \n \n \n \n 17KY00\n \n \n 65,58\n \n \n \n \n 17VF00\n \n \n 275,03\n \n \n \n \n 17VF02\n \n \n 255,32\n \n \n \n \n 17VF03\n \n \n 196,44\n \n \n \n \n 17VF04\n \n \n 2,68\n \n \n \n \n 17VF06\n \n \n 80,25\n \n \n \n \n 17VF08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN00\n \n \n 5,49\n \n \n \n \n 17VN01\n \n \n 116,84\n \n \n \n \n 17VN05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN09\n \n \n 219,59\n \n \n \n \n 17VP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VP02\n \n \n 91,56\n \n \n \n \n 17VS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VS02\n \n \n 7,26\n \n \n \n \n 17VS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17WP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17WQ00\n \n \n 105,56\n \n \n \n \n 17WQ08\n \n \n 359,32\n \n \n \n \n 17XU00\n \n \n 78,84\n \n \n \n \n 17XU01\n \n \n 113,88\n \n \n \n \n 17YF00\n \n \n 402,84\n \n \n \n \n 17YF02\n \n \n 264,87\n \n \n \n \n 17YS00\n \n \n 569,31\n \n \n \n \n 17YS02\n \n \n 179,75\n \n \n \n \n 17YS03\n \n \n 49,88\n \n \n \n \n 17YS04\n \n \n 305,24\n \n \n \n \n 17YS08\n \n \n 148,26\n \n \n \n \n 17YS12\n \n \n 4,26\n \n \n \n \n 17YS18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17YS21\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17YS22\n \n \n 31,42\n \n \n \n \n 18AN00\n \n \n 633,27\n \n \n \n \n 18CH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18CH02\n \n \n 267,14\n \n \n \n \n 18CH03\n \n \n 64,5\n \n \n \n \n 18CH09\n \n \n 306,52\n \n \n \n \n 18CV00\n \n \n 48,07\n \n \n \n \n 18DD00\n \n \n 35,99\n \n \n \n \n 18DD02\n \n \n 161,9\n \n \n \n \n 18DD06\n \n \n 114,67\n \n \n \n \n 18DO00\n \n \n 24,1\n \n \n \n \n 18DO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18DQ00\n \n \n 326,74\n \n \n \n \n 18GC00\n \n \n 22,53\n \n \n \n \n 18TR00\n \n \n 110,79\n \n \n \n \n 18TR01\n \n \n 47,58\n \n \n \n \n 18TR02\n \n \n 110,42\n \n \n \n \n 18TR03\n \n \n 111,73\n \n \n \n \n 18TR07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18TR11\n \n \n 88,31\n \n \n \n \n 18TR12\n \n \n 31,41\n \n \n \n \n 18TR13\n \n \n 126,96\n \n \n \n \n 18WS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18WS04\n \n \n 24,4\n \n \n \n \n 18XR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18XU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18XU01\n \n \n 37,37\n \n \n \n \n 18XX00\n \n \n 106,94\n \n \n \n \n 19DH00\n \n \n 84,23\n \n \n \n \n 19EN00\n \n \n 45,37\n \n \n \n \n 19EQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW01\n \n \n 10,8\n \n \n \n \n 19EW03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW05\n \n \n 23,2\n \n \n \n \n 19FF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19FF04\n \n \n 22,52\n \n \n \n \n 19GY00\n \n \n 203,17\n \n \n \n \n 19GY04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19GY05\n \n \n 58,42\n \n \n \n \n 19GY06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19GY08\n \n \n 115,87\n \n \n \n \n 19HG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HG02\n \n \n 29,96\n \n \n \n \n 19HG04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HG06\n \n \n 45,79\n \n \n \n \n 19HG10\n \n \n 94,67\n \n \n \n \n 19HG11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HR00\n \n \n 317,64\n \n \n \n \n 19HV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HY00\n \n \n 1,57\n \n \n \n \n 19IP00\n \n \n 42,21\n \n \n \n \n 19IW00\n \n \n 2,46\n \n \n \n \n 19IW02\n \n \n 22,46\n \n \n \n \n 19IW04\n \n \n 120,05\n \n \n \n \n 19IW05\n \n \n 92,78\n \n \n \n \n 19KM00\n \n \n 434,04\n \n \n \n \n 19KZ00\n \n \n 37,17\n \n \n \n \n 19LO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19PV00\n \n \n 79,71\n \n \n \n \n 19QA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19QA04\n \n \n 45,95\n \n \n \n \n 19QC00\n \n \n 1,63\n \n \n \n \n 19RX00\n \n \n 40,83\n \n \n \n \n 19RX01\n \n \n 33,75\n \n \n \n \n 19RX02\n \n \n 11,46\n \n \n \n \n 19RX05\n \n \n 118,92\n \n \n \n \n 19TI00\n \n \n 9,49\n \n \n \n \n 19TI03\n \n \n 133,51\n \n \n \n \n 19TI05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19TI06\n \n \n 56,16\n \n \n \n \n 19XH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH01\n \n \n 65,34\n \n \n \n \n 19XH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH04\n \n \n 254,84\n \n \n \n \n 19XH05\n \n \n 90,57\n \n \n \n \n 19XH08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XS01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XV00\n \n \n 115,32\n \n \n \n \n 19XV02\n \n \n 23,89\n \n \n \n \n 19XY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZP00\n \n \n 261,09\n \n \n \n \n 19ZP03\n \n \n 98,15\n \n \n \n \n 19ZP04\n \n \n 119,65\n \n \n \n \n 19ZP05\n \n \n 44,96\n \n \n \n \n 19ZP06\n \n \n 133,93\n \n \n \n \n 19ZQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZQ02\n \n \n 28,49\n \n \n \n \n 19ZU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZX01\n \n \n 28,85\n \n \n \n \n 20AA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AB00\n \n \n 22,83\n \n \n \n \n 20AB04\n \n \n 116,97\n \n \n \n \n 20AB08\n \n \n 123,38\n \n \n \n \n 20AD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AD03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AE00\n \n \n 73,41\n \n \n \n \n 20AE01\n \n \n 37,87\n \n \n \n \n 20AI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AM00\n \n \n 320,25\n \n \n \n \n 20AT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AT01\n \n \n 25,87\n \n \n \n \n 20AT03\n \n \n 127,13\n \n \n \n \n 20AT04\n \n \n 40,33\n \n \n \n \n 20AT07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BC01\n \n \n 450,3\n \n \n \n \n 20BH00\n \n \n 208,52\n \n \n \n \n 20BK00\n \n \n 84,03\n \n \n \n \n 20BK01\n \n \n 474,38\n \n \n \n \n 20BK03\n \n \n 20,31\n \n \n \n \n 20BQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CJ00\n \n \n 93,33\n \n \n \n \n 20CJ04\n \n \n 253,22\n \n \n \n \n 20CJ10\n \n \n 134,87\n \n \n \n \n 20CJ11\n \n \n 117,21\n \n \n \n \n 20CK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CM00\n \n \n 56,48\n \n \n \n \n 20CM01\n \n \n 47,24\n \n \n \n \n 20CM03\n \n \n 10,99\n \n \n \n \n 20CM07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CM08\n \n \n 59,44\n \n \n \n \n 20CM09\n \n \n 79,09\n \n \n \n \n 20CM10\n \n \n 5,17\n \n \n \n \n 20CN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CN02\n \n \n 98,45\n \n \n \n \n 20CN05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CP00\n \n \n 115,64\n \n \n \n \n 20CP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CQ00\n \n \n 720,65\n \n \n \n \n 20CQ01\n \n \n 169,31\n \n \n \n \n 20CQ04\n \n \n 448,52\n \n \n \n \n 20CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CR01\n \n \n 44,48\n \n \n \n \n 20CR03\n \n \n 5,75\n \n \n \n \n 20CR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CR06\n \n \n 143,83\n \n \n \n \n 20CR07\n \n \n 60,39\n \n \n \n \n 20CS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CS04\n \n \n 68,45\n \n \n \n \n 20CS07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DB03\n \n \n 165,6\n \n \n \n \n 20DB11\n \n \n 8,86\n \n \n \n \n 20DC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DF01\n \n \n 136,19\n \n \n \n \n 20DF09\n \n \n 224,31\n \n \n \n \n 20DG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH06\n \n \n 101,91\n \n \n \n \n 20DH08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH11\n \n \n 119,03\n \n \n \n \n 20DH12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL03\n \n \n 87,28\n \n \n \n \n 20DL04\n \n \n 16,66\n \n \n \n \n 20DL06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL13\n \n \n 3,94\n \n \n \n \n 20DL16\n \n \n 115,39\n \n \n \n \n 20DL21\n \n \n 49,71\n \n \n \n \n 20DP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EI01\n \n \n 171,34\n \n \n \n \n 20EI02\n \n \n 2,36\n \n \n \n \n 20EI03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EK00\n \n \n 22,76\n \n \n \n \n 20EK07\n \n \n 28,12\n \n \n \n \n 20EK08\n \n \n 107,3\n \n \n \n \n 20EM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EM01\n \n \n 342,03\n \n \n \n \n 20EM03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EM04\n \n \n 94,68\n \n \n \n \n 20EO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER08\n \n \n 21,47\n \n \n \n \n 20ER09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY07\n \n \n 171,11\n \n \n \n \n 20EY09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY10\n \n \n 117,63\n \n \n \n \n 20FR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20FR02\n \n \n 26,78\n \n \n \n \n 20FR04\n \n \n 209,95\n \n \n \n \n 20FR07\n \n \n 30,33\n \n \n \n \n 20FR08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20FR12\n \n \n 17,62\n \n \n \n \n 20GA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20GD00\n \n \n 294,01\n \n \n \n \n 20GD01\n \n \n 355,73\n \n \n \n \n 20GS00\n \n \n 17,27\n \n \n \n \n 20IB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20IB03\n \n \n 112,61\n \n \n \n \n 20IS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20JX00\n \n \n 272,31\n \n \n \n \n 20JX02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20JX04\n \n \n 61,03\n \n \n \n \n 20KA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20KQ00\n \n \n 21,84\n \n \n \n \n 20KQ04\n \n \n 142,81\n \n \n \n \n 20KQ06\n \n \n 78,52\n \n \n \n \n 20KZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LA02\n \n \n 48,25\n \n \n \n \n 20LA03\n \n \n 23,59\n \n \n \n \n 20LA05\n \n \n 54,86\n \n \n \n \n 20LA06\n \n \n 10,08\n \n \n \n \n 20LA07\n \n \n 0,53\n \n \n \n \n 20LL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO04\n \n \n 60,43\n \n \n \n \n 20LO08\n \n \n 251,53\n \n \n \n \n 20LU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MA00\n \n \n 237,3\n \n \n \n \n 20MA01\n \n \n 216,9\n \n \n \n \n 20MD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MH01\n \n \n 1,67\n \n \n \n \n 20MJ00\n \n \n 772,05\n \n \n \n \n 20MJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MJ04\n \n \n 35,28\n \n \n \n \n 20MJ05\n \n \n 377,79\n \n \n \n \n 20MJ12\n \n \n 297,07\n \n \n \n \n 20MJ13\n \n \n 9,07\n \n \n \n \n 20MJ14\n \n \n 166,21\n \n \n \n \n 20MM00\n \n \n 370,53\n \n \n \n \n 20MM01\n \n \n 217,28\n \n \n \n \n 20MM06\n \n \n 322,02\n \n \n \n \n 20QU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20QY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20RC00\n \n \n 43,7\n \n \n \n \n 20RF00\n \n \n 81,88\n \n \n \n \n 20RM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ST00\n \n \n 7,51\n \n \n \n \n 20TZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20TZ04\n \n \n 118,06\n \n \n \n \n 20TZ07\n \n \n 173,36\n \n \n \n \n 20TZ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20TZ12\n \n \n 6,87\n \n \n \n \n 20TZ13\n \n \n 37,65\n \n \n \n \n 20TZ14\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20WI00\n \n \n 34,34\n \n \n \n \n 20ZK00\n \n \n 221,98\n \n \n \n \n 20ZK02\n \n \n 59,55\n \n \n \n \n 20ZK04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AS00\n \n \n 92,63\n \n \n \n \n 21AS03\n \n \n 102,89\n \n \n \n \n 21AS07\n \n \n 279,08\n \n \n \n \n 21AS08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AS09\n \n \n 4,5\n \n \n \n \n 21BH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21BH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21CY03\n \n \n 50,05\n \n \n \n \n 21CY05\n \n \n 38,19\n \n \n \n \n 21ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21ET02\n \n \n 116,7\n \n \n \n \n 21ET04\n \n \n 305,7\n \n \n \n \n 21ET07\n \n \n 88,2\n \n \n \n \n 21ET08\n \n \n 19,27\n \n \n \n \n 21ET11\n \n \n 75,74\n \n \n \n \n 21ET12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21EX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21FF00\n \n \n 438,06\n \n \n \n \n 21FV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21FV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GD00\n \n \n 690,98\n \n \n \n \n 21GD01\n \n \n 485,78\n \n \n \n \n 21GD02\n \n \n 11,07\n \n \n \n \n 21GU00\n \n \n 584,97\n \n \n \n \n 21GU04\n \n \n 69,12\n \n \n \n \n 21GU06\n \n \n 289,24\n \n \n \n \n 21GU07\n \n \n 7,62\n \n \n \n \n 21GU08\n \n \n 96,18\n \n \n \n \n 21GU11\n \n \n 130,19\n \n \n \n \n 21GV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GW00\n \n \n 2,44\n \n \n \n \n 21GW02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GW03\n \n \n 180,24\n \n \n \n \n 21GW07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GZ00\n \n \n 74,15\n \n \n \n \n 21GZ06\n \n \n 102,79\n \n \n \n \n 21HC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21HC01\n \n \n 77,1\n \n \n \n \n 21HC03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21HC04\n \n \n 18,26\n \n \n \n \n 21HC08\n \n \n 69,33\n \n \n \n \n 21HC12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21SK00\n \n \n 1,25\n \n \n \n \n 21SK01\n \n \n 214,56\n \n \n \n \n 21WE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21WE02\n \n \n 13,13\n \n \n \n \n 22NE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23AP00\n \n \n 196,03\n \n \n \n \n 23FY00\n \n \n 501,31\n \n \n \n \n 23GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23HC00\n \n \n 310,81\n \n \n \n \n 23HC01\n \n \n 25,18\n \n \n \n \n 23HC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23HC04\n \n \n 115,79\n \n \n \n \n 23JA01\n \n \n 97,18\n \n \n \n \n 23KU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23VD00\n \n \n 99,78\n \n \n \n \n 23VL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23VL01\n \n \n 41,61\n \n \n \n \n 23VL02\n \n \n 68,75\n \n \n \n \n 23VL03\n \n \n 2,32\n \n \n \n \n 23WU00\n \n \n 61,02\n \n \n \n \n 23YU00\n \n \n 147,74\n \n \n \n \n 23YU01\n \n \n 222,52\n \n \n \n \n 23YU02\n \n \n 445,58\n \n \n \n \n 23YU08\n \n \n 45,84\n \n \n \n \n 24PY00\n \n \n 8,07\n \n \n \n \n 24PY02\n \n \n 233,29\n \n \n \n \n 24PY05\n \n \n 253,36\n \n \n \n \n 24PY08\n \n \n 282,1\n \n \n \n \n 24RW00\n \n \n 67,91\n \n \n \n \n 24RW03\n \n \n 273,86\n \n \n \n \n 24RW04\n \n \n 27,55\n \n \n \n \n 24TF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TF02\n \n \n 3,6\n \n \n \n \n 24TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TG04\n \n \n 109,49\n \n \n \n \n 24TJ00\n \n \n 373,52\n \n \n \n \n 24TP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TP02\n \n \n 136,6\n \n \n \n \n 24TP05\n \n \n 180,81\n \n \n \n \n 24TR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TR02\n \n \n 436,39\n \n \n \n \n 24TR03\n \n \n 86,07\n \n \n \n \n 24TR05\n \n \n 237,55\n \n \n \n \n 24TR10\n \n \n 192,62\n \n \n \n \n 24TR12\n \n \n 273,24\n \n \n \n \n 24TR15\n \n \n 25,47\n \n \n \n \n 24TR16\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL01\n \n \n 59,83\n \n \n \n \n 25CL03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM00\n \n \n 25,99\n \n \n \n \n 25CM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV05\n \n \n 36,02\n \n \n \n \n 25DA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25DA02\n \n \n 10,78\n \n \n \n \n 25DA04\n \n \n 83,73\n \n \n \n \n 25DA08\n \n \n 246,87\n \n \n \n \n 25DA09\n \n \n 25,35\n \n \n \n \n 25EF01\n \n \n 11,07\n \n \n \n \n 25EF02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25EF03\n \n \n 103,1\n \n \n \n \n 25EF04\n \n \n 47,47\n \n \n \n \n 25EF05\n \n \n 17,02\n \n \n \n \n 25EF06\n \n \n 37,45\n \n \n \n \n 25EF08\n \n \n 30,94\n \n \n \n \n 25EF09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25FU00\n \n \n 100,22\n \n \n \n \n 25FX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25FX01\n \n \n 22,41\n \n \n \n \n 25FY00\n \n \n 112,86\n \n \n \n \n 25GA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GA01\n \n \n 97,58\n \n \n \n \n 25GB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GB02\n \n \n 11,26\n \n \n \n \n 25GC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC01\n \n \n 169,33\n \n \n \n \n 25GC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC03\n \n \n 1,19\n \n \n \n \n 25GC08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC09\n \n \n 68,07\n \n \n \n \n 25GC10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GD00\n \n \n 132,36\n \n \n \n \n 25GD01\n \n \n 37,25\n \n \n \n \n 25GE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GE02\n \n \n 315,7\n \n \n \n \n 25GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GF01\n \n \n 57,09\n \n \n \n \n 25GL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GL04\n \n \n 545,3\n \n \n \n \n 25GL06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GM00\n \n \n 76,43\n \n \n \n \n 25GM04\n \n \n 66,01\n \n \n \n \n 25GV01\n \n \n 61,15\n \n \n \n \n 25GV05\n \n \n 60,89\n \n \n \n \n 25GV07\n \n \n 43,71\n \n \n \n \n 25GV08\n \n \n 55,77\n \n \n \n \n 25GV09\n \n \n 16,19\n \n \n \n \n 25GV10\n \n \n 4,07\n \n \n \n \n 25GV30\n \n \n 41,28\n \n \n \n \n 25GV31\n \n \n 3,27\n \n \n \n \n 25GV32\n \n \n 16,81\n \n \n \n \n 25GV34\n \n \n 16,99\n \n \n \n \n 25KX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25LV00\n \n \n 468,89\n \n \n \n \n 25LV19\n \n \n 84,24\n \n \n \n \n 25LX33\n \n \n 214,95\n \n \n \n \n 25LX41\n \n \n 74,23\n \n \n \n \n 25LX48\n \n \n 342,76\n \n \n \n \n 25MB00\n \n \n 6,24\n \n \n \n \n 25MB36\n \n \n 186,62\n \n \n \n \n 25MG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25MG02\n \n \n 72,41\n \n \n \n \n 25MG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27DG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27MD00\n \n \n 67,88\n \n \n \n \n 27MD01\n \n \n 74,87\n \n \n \n \n 27MD02\n \n \n 290,79\n \n \n \n \n 27RW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27VD00\n \n \n 73,22\n \n \n \n \n 27VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27VG01\n \n \n 34,19\n \n \n \n \n 27VG04\n \n \n 94,88\n \n \n \n \n 27ZH00\n \n \n 74,95\n \n \n \n \n 27ZH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27ZH03\n \n \n 258,54\n \n \n \n \n 27ZJ00\n \n \n 177,8\n \n \n \n \n 27ZJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 28DH00\n \n \n 237,53\n \n \n \n \n 29WG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 29YT00\n \n \n 383,87\n \n \n \n \n 29ZT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30AU00\n \n \n 43,52\n \n \n \n \n 30AU01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30BC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30BE00\n \n \n 44,56\n \n \n \n \n 30EU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30GC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30GD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30JN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30JN01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30PP00\n \n \n 119,15\n \n \n \n \n 30PP01\n \n \n 2,89\n \n \n \n \n 30PP02\n \n \n 108,59\n \n \n \n \n 30PP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30UB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30UB01\n \n \n 15,92\n \n \n \n \n 30UV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30WH00\n \n \n 650,55\n \n \n \n \n 30WH02\n \n \n 106\n \n \n \n \n 31BL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG01\n \n \n 8,38\n \n \n \n \n 31CG02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG03\n \n \n 28,53\n \n \n \n \n 31CH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CH01\n \n \n 203,93\n \n \n \n \n 31CZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31EW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31EW01\n \n \n 64,87\n \n \n \n \n 31EW02\n \n \n 0,86\n \n \n \n \n 31EX00\n \n \n 25,07\n \n \n \n \n 31EX01\n \n \n 148,01\n \n \n \n \n 31FG00\n \n \n 45,73\n \n \n \n \n 31FH00\n \n \n 13,38\n \n \n \n \n 31GM00\n \n \n 214,17\n \n \n \n \n 31HN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31HN01\n \n \n 287,85\n \n \n \n \n 31JC01\n \n \n 59,22\n \n \n \n \n 31JC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JC03\n \n \n 17,61\n \n \n \n \n 31JC04\n \n \n 99,37\n \n \n \n \n 31JC05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JC06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JW01\n \n \n 212,15\n \n \n \n \n 31KZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31MD00\n \n \n 60,04\n \n \n \n \n 31MD02\n \n \n 267,11\n \n \n \n \n 31MD03\n \n \n 65,72\n \n \n \n \n 31RY00\n \n \n 45,1\n \n \n \n \n 31TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31TK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n \n \n Onderwijskansenscores voor praktijkonderwijs\n \n \n \n \n \n \n Vestigingsnummer\n \n \n Onderwijskansenscore\n \n \n \n \n \n \n 00DI04\n \n \n 11,03\n \n \n \n \n 00PG04\n \n \n 4,34\n \n \n \n \n 01EK00\n \n \n 76,07\n \n \n \n \n 01EO06\n \n \n 41,74\n \n \n \n \n 01HQ00\n \n \n 42,51\n \n \n \n \n 01KD00\n \n \n 25,38\n \n \n \n \n 01NJ16\n \n \n 12,66\n \n \n \n \n 01OE23\n \n \n 65,25\n \n \n \n \n 01RL00\n \n \n 1,89\n \n \n \n \n 01VJ06\n \n \n 57,45\n \n \n \n \n 01XN08\n \n \n 12,54\n \n \n \n \n 02EA05\n \n \n 5,95\n \n \n \n \n 02FO00\n \n \n 20,39\n \n \n \n \n 02LB01\n \n \n 120,77\n \n \n \n \n 02MF00\n \n \n 11,42\n \n \n \n \n 02UV10\n \n \n 4,05\n \n \n \n \n 02VA01\n \n \n 11,83\n \n \n \n \n 02VC02\n \n \n 21,57\n \n \n \n \n 02XJ02\n \n \n 19,6\n \n \n \n \n 03JY06\n \n \n 2,54\n \n \n \n \n 03KN00\n \n \n 22,86\n \n \n \n \n 03KZ00\n \n \n 26,99\n \n \n \n \n 03RB00\n \n \n 12,39\n \n \n \n \n 03SX00\n \n \n 28,57\n \n \n \n \n 03ZY00\n \n \n 18,99\n \n \n \n \n 04FR00\n \n \n 28,07\n \n \n \n \n 04GU06\n \n \n 18,81\n \n \n \n \n 04IK00\n \n \n 71,52\n \n \n \n \n 04NF00\n \n \n 118,5\n \n \n \n \n 04OY06\n \n \n 18,07\n \n \n \n \n 04SU02\n \n \n 41,85\n \n \n \n \n 04YE09\n \n \n 41,86\n \n \n \n \n 05AV05\n \n \n 22,29\n \n \n \n \n 05GV00\n \n \n 44,58\n \n \n \n \n 05NE00\n \n \n 24,26\n \n \n \n \n 05NV00\n \n \n 34,08\n \n \n \n \n 05OP00\n \n \n 43,14\n \n \n \n \n 05VN00\n \n \n 35,56\n \n \n \n \n 06DT00\n \n \n 15,78\n \n \n \n \n 07BM00\n \n \n 36,41\n \n \n \n \n 07FO00\n \n \n 34,99\n \n \n \n \n 07HF00\n \n \n 66,67\n \n \n \n \n 07MZ00\n \n \n 62,4\n \n \n \n \n 07YU00\n \n \n 43,82\n \n \n \n \n 07ZI00\n \n \n 12,7\n \n \n \n \n 08PS00\n \n \n 21,05\n \n \n \n \n 08UV00\n \n \n 31,66\n \n \n \n \n 09PY00\n \n \n 40,41\n \n \n \n \n 09VS00\n \n \n 56,1\n \n \n \n \n 10JY00\n \n \n 72,95\n \n \n \n \n 11AI00\n \n \n 65,34\n \n \n \n \n 12IR00\n \n \n 10,19\n \n \n \n \n 12NW00\n \n \n 49,32\n \n \n \n \n 12PR00\n \n \n 80,79\n \n \n \n \n 13EB00\n \n \n 51,41\n \n \n \n \n 13FB00\n \n \n 50,1\n \n \n \n \n 13JF00\n \n \n 26,3\n \n \n \n \n 13OR03\n \n \n 3,64\n \n \n \n \n 13PE01\n \n \n 9,85\n \n \n \n \n 13VV00\n \n \n 29,47\n \n \n \n \n 14AP00\n \n \n 8,47\n \n \n \n \n 14RL06\n \n \n 55,94\n \n \n \n \n 15DN00\n \n \n 24,14\n \n \n \n \n 15IS00\n \n \n 65,3\n \n \n \n \n 15NE00\n \n \n 48,4\n \n \n \n \n 15NY00\n \n \n 100,01\n \n \n \n \n 16PI02\n \n \n 19,41\n \n \n \n \n 16PJ00\n \n \n 16,59\n \n \n \n \n 16PJ01\n \n \n 10,83\n \n \n \n \n 16YV01\n \n \n 27,59\n \n \n \n \n 17AO00\n \n \n 72,36\n \n \n \n \n 17JI00\n \n \n 44,86\n \n \n \n \n 17MA00\n \n \n 63,36\n \n \n \n \n 17SG00\n \n \n 54,49\n \n \n \n \n 17UX00\n \n \n 74,43\n \n \n \n \n 17VN00\n \n \n 37,63\n \n \n \n \n 17VP05\n \n \n 12,28\n \n \n \n \n 17YS00\n \n \n 98,58\n \n \n \n \n 18BR00\n \n \n 45,56\n \n \n \n \n 18DD02\n \n \n 25,06\n \n \n \n \n 18PR00\n \n \n 53,15\n \n \n \n \n 18TR10\n \n \n 18,54\n \n \n \n \n 18UZ00\n \n \n 27,65\n \n \n \n \n 18VA00\n \n \n 32,77\n \n \n \n \n 18VX00\n \n \n 96,76\n \n \n \n \n 19NG00\n \n \n 43,3\n \n \n \n \n 19QA04\n \n \n 18,42\n \n \n \n \n 19SQ00\n \n \n 14,21\n \n \n \n \n 19TQ00\n \n \n 14,91\n \n \n \n \n 19UO00\n \n \n 31,45\n \n \n \n \n 19UP00\n \n \n 41,71\n \n \n \n \n 19UR00\n \n \n 15,27\n \n \n \n \n 19XH08\n \n \n 49,23\n \n \n \n \n 19YT00\n \n \n 38,06\n \n \n \n \n 20AB05\n \n \n 37,88\n \n \n \n \n 20AM04\n \n \n 12,22\n \n \n \n \n 20AT05\n \n \n 80,43\n \n \n \n \n 20BH02\n \n \n 39,12\n \n \n \n \n 20DL13\n \n \n 32,98\n \n \n \n \n 20EI04\n \n \n 34,27\n \n \n \n \n 20FF00\n \n \n 18,15\n \n \n \n \n 20JX11\n \n \n 57,72\n \n \n \n \n 20KD00\n \n \n 26\n \n \n \n \n 20KD01\n \n \n 47,78\n \n \n \n \n 20MJ04\n \n \n 103,1\n \n \n \n \n 20ZK00\n \n \n 63,27\n \n \n \n \n 21GU09\n \n \n 59,12\n \n \n \n \n 21HC08\n \n \n 45,19\n \n \n \n \n 21KM00\n \n \n 59,61\n \n \n \n \n 23DB00\n \n \n 40,77\n \n \n \n \n 23EJ00\n \n \n 28,96\n \n \n \n \n 23HC02\n \n \n 31,78\n \n \n \n \n 23HH00\n \n \n 48,74\n \n \n \n \n 23VL00\n \n \n 1,09\n \n \n \n \n 24TP03\n \n \n 35,78\n \n \n \n \n 25CM10\n \n \n 12,36\n \n \n \n \n 25FY00\n \n \n 23,86\n \n \n \n \n 25GM02\n \n \n 17,75\n \n \n \n \n 25MG02\n \n \n 10,52\n \n \n \n \n 26HD00\n \n \n 17,5\n \n \n \n \n 26HD01\n \n \n 32,49\n \n \n \n \n 26HF00\n \n \n 15,62\n \n \n \n \n 26HL00\n \n \n 57,05\n \n \n \n \n 26HN00\n \n \n 40,41\n \n \n \n \n 26HP00\n \n \n 57,28\n \n \n \n \n 26HR00\n \n \n 50,29\n \n \n \n \n 26HU00\n \n \n 24,51\n \n \n \n \n 26HV00\n \n \n 31,93\n \n \n \n \n 26HX00\n \n \n 46,59\n \n \n \n \n 26HY00\n \n \n 20,9\n \n \n \n \n 26HY02\n \n \n 27,89\n \n \n \n \n 26JE00\n \n \n 18,91\n \n \n \n \n 26JE02\n \n \n 11,18\n \n \n \n \n 26JR00\n \n \n 69,62\n \n \n \n \n 26JR01\n \n \n 10,8\n \n \n \n \n 26JT00\n \n \n 59,06\n \n \n \n \n 26JV00\n \n \n 9,86\n \n \n \n \n 26JY00\n \n \n 35,44\n \n \n \n \n 26JZ00\n \n \n 56,3\n \n \n \n \n 26KA00\n \n \n 30,35\n \n \n \n \n 26KH00\n \n \n 62,15\n \n \n \n \n 26KP00\n \n \n 35,21\n \n \n \n \n 26KR00\n \n \n 16,94\n \n \n \n \n 26KV00\n \n \n 34,68\n \n \n \n \n 26KY00\n \n \n 13,61\n \n \n \n \n 26KZ00\n \n \n 61,51\n \n \n \n \n 26LL00\n \n \n 15,44\n \n \n \n \n 26LL01\n \n \n 5,7\n \n \n \n \n 26LR00\n \n \n 22,72\n \n \n \n \n 26LT00\n \n \n 44,75\n \n \n \n \n 26LU00\n \n \n 16\n \n \n \n \n 26MD00\n \n \n 30,5\n \n \n \n \n 26MJ00\n \n \n 27,15\n \n \n \n \n 26MP00\n \n \n 24,84\n \n \n \n \n 26MV00\n \n \n 3,76\n \n \n \n \n 26MZ00\n \n \n 22,26\n \n \n \n \n 26NH00\n \n \n 26,07\n \n \n \n \n 27PM00\n \n \n 23,15\n \n \n \n \n 27VF00\n \n \n 62,31\n \n \n \n \n 27VH00\n \n \n 41,73\n \n \n \n \n 28BN00\n \n \n 54,64\n \n \n \n \n 28BU00\n \n \n 55\n \n \n \n \n 28CA00\n \n \n 48,38\n \n \n \n \n 28DF00\n \n \n 52,36\n \n \n \n \n 29VW00\n \n \n 62,17\n \n \n \n \n 29VX00\n \n \n 74,65\n \n \n \n \n 29VY00\n \n \n 19,26\n \n \n \n \n 29VZ00\n \n \n 86,77\n \n \n \n \n 30FF00\n \n \n 39,27\n \n \n \n \n 30JM00\n \n \n 32,84\n \n \n \n \n 30MM00\n \n \n 12,52\n \n \n \n \n 30UD00\n \n \n 25,85\n \n \n \n \n 31HN02\n \n \n 74,97\n \n \n \n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Bijlage\n 2\n Het totaal beschikbare budget en het bedrag per eenheid onderwijskansenscore\n \n Het totaal beschikbare budget: € 167.829.852\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor vmbo, havo of vwo: € 1.937,44\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor praktijkonderwijs: € 2.354,58\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049325/2024-01-01_2/xml/BWBR0049325_2024-01-01_2.xml", "content": "\n Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 18 januari 2024 nr. 43197358, houdende de vaststelling van een nieuwe Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs ter vervanging van de Regeling leerplusarrangement vo (Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs)2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n Gelet op artikel 5.9, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020;\n \n \n Besluit:\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;\n \n \n \n minister: Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;\n \n \n \n onderwijskansenscore: overeenkomstig artikel 5 berekende score van een vestiging die een indicatie geeft van de zwaarte van de problematiek op die vestiging op basis van de aggregatie van de onderwijsscores van de leerlingen van de vestiging;\n \n \n \n onderwijsscore: cijfermatige indicatie van het verwachte risico op onbenut leerpotentieel van een individuele leerling, die op basis van statistische gegevens door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt bepaald;\n \n \n \n school: school of scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;\n \n \n \n schoolplan: schoolplan als bedoeld in artikel 2.88 van de wet;\n \n \n \n teldatum: 1 oktober van het tweede voorafgaande jaar waarop de bekostiging betrekking heeft;\n \n \n \n vestiging: op de teldatum bestaande vestiging van een school als bedoeld in de artikelen 4.13, 4.14 of 4.16 van de wet;\n \n \n \n wet:\n Wet voortgezet onderwijs 2020.\n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 2\n Toepassing Kaderregeling\n \n Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 3\n Doelomschrijving\n \n De minister verstrekt op grond van deze regeling aanvullende bekostiging, met als doel te voorkomen dat leerlingen, die door omgevingsfactoren een verhoogd risico lopen op het niet optimaal kunnen benutten van hun leerpotentie, afstromen, onnodig doubleren of voortijdig de school verlaten.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 4\n Aanvullende bekostiging\n \n \n 1\n De verstrekking van aanvullende bekostiging op grond van deze regeling vindt telkens plaats voor één kalenderjaar.\n \n \n 2\n De aanvullende bekostiging wordt berekend overeenkomstig artikel 5, waarbij gebruik wordt gemaakt van het aantal op de teldatum bekostigde leerlingen per vestiging. Voor de toepassing van deze regeling tellen de leerlingen als bedoeld in artikel 6.10, tweede en derde lid van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 voor 100% mee.\n \n \n 3\n De aanvullende bekostiging wordt uiterlijk vastgesteld in de maand april in het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.\n \n \n 4\n De aanvullende bekostiging wordt betaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang. In de maand waarin de vaststelling en de eerste betaling plaatsvindt wordt ook de bekostiging van de eventueel daaraan voorafgaande maand of maanden betaald.\n \n \n 5\n De aanvullende bekostiging kan uiterlijk in de maand december van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft gewijzigd worden vastgesteld op basis van een bijdrage voor loonontwikkeling.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.01-01-2024Stcrt. 2024, 18524, datum inwerkingtreding 12-06-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.In het vijfde lid wordt ‘loonontwikkeling’ vervangen door ‘loon- en prijsontwikkeling’.\n \n \n Artikel\n 5\n Berekening aanvullende bekostiging\n \n \n 1\n Een vestiging wordt aanvullend bekostigd met een bedrag per eenheid onderwijskansenscore. Indien de vestiging een onderwijskansenscore heeft van nul, of die op grond van het vijfde lid wordt gelijkgesteld aan nul, dan wordt voor de desbetreffende vestiging geen aanvullende bekostiging verstrekt.\n \n \n 2\n Het Centraal Bureau voor de Statistiek berekent jaarlijks de onderwijskansenscore van elke vestiging op basis van de onderwijsscores van de leerlingen die op de teldatum zijn ingeschreven op een vestiging, en maakt deze zo spoedig mogelijk openbaar.\n \n \n 3\n De onderwijskansenscore van een vestiging voor vmbo, havo of vwo is de uitkomst van de formule A − B en wordt als volgt berekend:\n \n \n A =\n som van de uitkomsten van de formule C – D voor alle leerlingen van de vestiging die behoren tot de 15% van alle leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo met de laagste onderwijsscore, waarbij:\n \n \n C =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo;\n \n \n D =\n onderwijsscore van de leerling;\n \n \n B =\n E x F x (C – G) waarbij:\n \n \n E =\n aantal leerlingen van de vestiging;\n \n \n F =\n drempelwaarde van 12%;\n \n \n G =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen die behoren tot de 15% leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo met de laagste onderwijsscore.\n \n \n \n \n 4\n De onderwijskansenscore van een vestiging voor praktijkonderwijs is de uitkomst van de formule A − B en wordt als volgt berekend:\n \n \n A =\n som van de uitkomsten van de formule C – D voor alle leerlingen van de vestiging die behoren tot de 30% van alle leerlingen ingeschreven op het pro met de laagste onderwijsscore, waarbij:\n \n \n C =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen ingeschreven op het pro;\n \n \n D =\n onderwijsscore van de leerling;\n \n \n B =\n E x F x (C – G) waarbij:\n \n \n E =\n aantal leerlingen van de vestiging;\n \n \n F =\n drempelwaarde van 0%;\n \n \n G =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen die behoren tot de 30% leerlingen ingeschreven op het pro met de laagste onderwijsscore.\n \n \n \n \n 5\n De onderwijskansenscore, bedoeld in het tweede lid, wordt rekenkundig afgerond op twee decimalen. Indien de onderwijskansenscore negatief is, wordt deze gelijkgesteld aan nul.\n \n \n 6\n De lijst met onderwijskansenscores wordt jaarlijks uiterlijk op 7 februari in de Staatscourant bekendgemaakt als bijlage 1 bij deze regeling.\n \n \n 7\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore wordt jaarlijks uiterlijk op 7 februari in de Staatscourant bekendgemaakt als bijlage 2 bij deze regeling.\n \n \n 8\n De aanvullende bekostiging voor een vestiging voor vmbo, havo of vwo wordt bepaald door de voor deze vestiging in bijlage 1 opgenomen onderwijskansenscore te vermenigvuldigen met het in bijlage 2 opgenomen bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor vmbo, havo of vwo.\n \n \n 9\n De aanvullende bekostiging voor een vestiging voor praktijkonderwijs wordt bepaald door de voor deze vestiging in bijlage 1 opgenomen onderwijskansenscore te vermenigvuldigen met het in bijlage 2 opgenomen bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor praktijkonderwijs.\n \n \n 10\n Voor de toepassing van deze regeling wordt een vestiging waar zowel praktijkonderwijs als een andere schoolsoort wordt aangeboden, aangemerkt als twee vestigingen, te weten een vestiging voor praktijkonderwijs en een vestiging voor vmbo, havo en vwo.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 6\n Betaling\n \n \n 1\n De minister verstrekt de aanvullende bekostiging voor alle vestigingen met een onderwijskansenscore van hoger dan 0, aan het bevoegd gezag van de school waar de vestiging aan toebehoort op 1 januari van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.\n \n \n 2\n Het recht van het bevoegd gezag op de aanvullende bekostiging voor een school vervalt, indien de school wordt opgeheven of de bekostiging wordt beëindigd.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 7\n Beleid en verantwoording\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van de school geeft in het schoolplan aan hoe het de aanvullende bekostiging op grond van deze regeling inzet voor het onderwijskundig beleid, de bewaking en de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs.\n \n \n 2\n Het bevoegd gezag van de school licht de partijen in de omgeving van de school in over zijn beleid ter zake en betrekt opmerkingen daarover van die partijen herkenbaar bij het bepalen van dat beleid.\n \n \n 3\n Het bevoegd gezag van de school betrekt de inzet van de aanvullende bekostiging op grond van deze regeling bij het overleg met de gemeente over het ondersteunen van leerlingen die door omgevingsfactoren hun potentieel niet waar kunnen maken.\n \n \n 4\n Het bevoegd gezag verstrekt via XBRL aanvullende informatie over de activiteiten die met de aanvullende bekostiging zijn ondernomen, bedoeld in artikel 3.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 8\n Financiële verantwoording\n \n \n 1\n De verantwoording van de besteding van de bekostiging geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.\n \n \n 2\n De aanvullende bekostiging kan ook worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt. Verrekening van de eventueel niet-bestede middelen of overschotten vindt niet plaats.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n Artikel\n 9\n Wijziging Regeling aanvullende bekostiging vo-scholen in uitzonderlijke omstandigheden\n Wijzigt de Regeling aanvullende bekostiging vo-scholen in uitzonderlijke omstandigheden.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n Artikel\n 10\n Intrekking Regeling leerplusarrangement vo\n \n De Regeling leerplusarrangement vo wordt ingetrokken.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 11\n Inwerkingtreding\n \n \n 1\n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2024 en werkt terug tot en met 1 januari 2024.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid treedt artikel 9 in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 12\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n M.L.J.\n Paul\n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Bijlage\n 1\n Onderwijskansenscore per vestiging\n \n Onderwijskansenscores voor vmbo, havo en/of vwo\n \n \n \n \n \n \n \n Vestigingsnummer\n \n \n Onderwijskansenscore\n \n \n \n \n \n \n 00AH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AH07\n \n \n 181,7\n \n \n \n \n 00AH08\n \n \n 27,01\n \n \n \n \n 00AH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AH11\n \n \n 279,14\n \n \n \n \n 00AH17\n \n \n 203,84\n \n \n \n \n 00AH18\n \n \n 13,52\n \n \n \n \n 00AH19\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AQ00\n \n \n 1,06\n \n \n \n \n 00BD00\n \n \n 119,16\n \n \n \n \n 00BD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB04\n \n \n 1,42\n \n \n \n \n 00DI00\n \n \n 34,57\n \n \n \n \n 00DI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI03\n \n \n 10,86\n \n \n \n \n 00DI04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI06\n \n \n 2,38\n \n \n \n \n 00EF00\n \n \n 110,91\n \n \n \n \n 00HI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00HI03\n \n \n 97,81\n \n \n \n \n 00IP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JR00\n \n \n 9,29\n \n \n \n \n 00JT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JT02\n \n \n 9,15\n \n \n \n \n 00JT03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JT06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00KV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ01\n \n \n 2,26\n \n \n \n \n 00LJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ05\n \n \n 16,25\n \n \n \n \n 00MK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML02\n \n \n 44,02\n \n \n \n \n 00ML05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML09\n \n \n 136,45\n \n \n \n \n 00ML12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MV00\n \n \n 34,62\n \n \n \n \n 00MV01\n \n \n 209,13\n \n \n \n \n 00MV02\n \n \n 116,38\n \n \n \n \n 00MV06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MV07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00NE00\n \n \n 34,76\n \n \n \n \n 00NE02\n \n \n 226,64\n \n \n \n \n 00OB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00OB03\n \n \n 94,82\n \n \n \n \n 00PF00\n \n \n 106,58\n \n \n \n \n 00PG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG02\n \n \n 8,42\n \n \n \n \n 00PG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS04\n \n \n 131,6\n \n \n \n \n 00PS05\n \n \n 46,1\n \n \n \n \n 00PS06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS10\n \n \n 10,23\n \n \n \n \n 00RO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RO03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RZ01\n \n \n 17,19\n \n \n \n \n 00RZ07\n \n \n 77,23\n \n \n \n \n 00SZ00\n \n \n 5,8\n \n \n \n \n 00TL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TU01\n \n \n 16,16\n \n \n \n \n 00UM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00UZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00UZ04\n \n \n 68,66\n \n \n \n \n 00VR00\n \n \n 50,83\n \n \n \n \n 00VY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00VY04\n \n \n 157,17\n \n \n \n \n 00WD00\n \n \n 301,45\n \n \n \n \n 00WH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00WH02\n \n \n 3,46\n \n \n \n \n 00WI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00WI04\n \n \n 59,09\n \n \n \n \n 00XA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00XA01\n \n \n 128,07\n \n \n \n \n 00XK00\n \n \n 60,62\n \n \n \n \n 00XK02\n \n \n 169,55\n \n \n \n \n 00YH00\n \n \n 36,43\n \n \n \n \n 00YH01\n \n \n 30,05\n \n \n \n \n 00YH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YH05\n \n \n 13,1\n \n \n \n \n 00YH06\n \n \n 26,79\n \n \n \n \n 00YH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YO00\n \n \n 1,01\n \n \n \n \n 00ZD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZO00\n \n \n 202,52\n \n \n \n \n 00ZV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZV02\n \n \n 27,24\n \n \n \n \n 00ZV05\n \n \n 8,38\n \n \n \n \n 00ZX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZX02\n \n \n 6,02\n \n \n \n \n 00ZX03\n \n \n 45,35\n \n \n \n \n 00ZX08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZX10\n \n \n 1,28\n \n \n \n \n 01AA57\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA59\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA60\n \n \n 52,3\n \n \n \n \n 01AA61\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA62\n \n \n 149,86\n \n \n \n \n 01AA68\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01BE00\n \n \n 25,68\n \n \n \n \n 01EO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01EO01\n \n \n 108,84\n \n \n \n \n 01EO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01EO06\n \n \n 130,52\n \n \n \n \n 01EO08\n \n \n 20,77\n \n \n \n \n 01EO12\n \n \n 2,31\n \n \n \n \n 01ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FP00\n \n \n 211,97\n \n \n \n \n 01FP01\n \n \n 105,29\n \n \n \n \n 01FP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FP05\n \n \n 25,52\n \n \n \n \n 01FP06\n \n \n 16,13\n \n \n \n \n 01FU00\n \n \n 76,56\n \n \n \n \n 01FU01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FU04\n \n \n 25,06\n \n \n \n \n 01FY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GH01\n \n \n 41,78\n \n \n \n \n 01GH04\n \n \n 123,68\n \n \n \n \n 01GL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GN00\n \n \n 112,33\n \n \n \n \n 01GV00\n \n \n 32,47\n \n \n \n \n 01GX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GX02\n \n \n 7,02\n \n \n \n \n 01GX03\n \n \n 86,11\n \n \n \n \n 01IW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01IW03\n \n \n 20,27\n \n \n \n \n 01KF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KF04\n \n \n 44,36\n \n \n \n \n 01KL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL06\n \n \n 32,41\n \n \n \n \n 01KL07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL08\n \n \n 136,83\n \n \n \n \n 01KL09\n \n \n 14,93\n \n \n \n \n 01KL10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL14\n \n \n 26,38\n \n \n \n \n 01KL18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01LZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01LZ01\n \n \n 2,45\n \n \n \n \n 01LZ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01MB00\n \n \n 19,68\n \n \n \n \n 01MO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01MU00\n \n \n 158,79\n \n \n \n \n 01NJ01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ02\n \n \n 6,96\n \n \n \n \n 01NJ08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ10\n \n \n 35,98\n \n \n \n \n 01NJ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ15\n \n \n 2\n \n \n \n \n 01NZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE03\n \n \n 49,65\n \n \n \n \n 01OE05\n \n \n 21,53\n \n \n \n \n 01OE06\n \n \n 71,85\n \n \n \n \n 01OE07\n \n \n 59,43\n \n \n \n \n 01OE12\n \n \n 141,04\n \n \n \n \n 01OE13\n \n \n 41,69\n \n \n \n \n 01OE16\n \n \n 42,74\n \n \n \n \n 01OE17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE18\n \n \n 176,34\n \n \n \n \n 01OE21\n \n \n 47,84\n \n \n \n \n 01OE22\n \n \n 181,79\n \n \n \n \n 01OE23\n \n \n 49,48\n \n \n \n \n 01OE25\n \n \n 50,44\n \n \n \n \n 01OE26\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE27\n \n \n 20,36\n \n \n \n \n 01OE28\n \n \n 115,44\n \n \n \n \n 01OE30\n \n \n 20,36\n \n \n \n \n 01OE32\n \n \n 3,48\n \n \n \n \n 01OE33\n \n \n 8,26\n \n \n \n \n 01OE37\n \n \n 40,05\n \n \n \n \n 01OE49\n \n \n 49,62\n \n \n \n \n 01OE50\n \n \n 40,07\n \n \n \n \n 01OE51\n \n \n 107,8\n \n \n \n \n 01OE54\n \n \n 13,2\n \n \n \n \n 01OE57\n \n \n 4,56\n \n \n \n \n 01OE58\n \n \n 130,99\n \n \n \n \n 01OE59\n \n \n 127,29\n \n \n \n \n 01OE60\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01TC00\n \n \n 558,98\n \n \n \n \n 01UH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ00\n \n \n 114,22\n \n \n \n \n 01VJ01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ03\n \n \n 76,72\n \n \n \n \n 01VJ04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ05\n \n \n 136,27\n \n \n \n \n 01VJ14\n \n \n 125,83\n \n \n \n \n 01VN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VN03\n \n \n 268,26\n \n \n \n \n 01VN04\n \n \n 167,65\n \n \n \n \n 01WM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XF01\n \n \n 52,95\n \n \n \n \n 01XL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XN00\n \n \n 6,07\n \n \n \n \n 01XN01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XN02\n \n \n 47,12\n \n \n \n \n 01XN07\n \n \n 74,37\n \n \n \n \n 01XN09\n \n \n 38,2\n \n \n \n \n 01XN10\n \n \n 143,07\n \n \n \n \n 02AN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02AP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02AR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02CI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02CI01\n \n \n 154,39\n \n \n \n \n 02CI02\n \n \n 72,28\n \n \n \n \n 02CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DC00\n \n \n 87,27\n \n \n \n \n 02DC03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DF00\n \n \n 1,94\n \n \n \n \n 02DO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DO01\n \n \n 94,91\n \n \n \n \n 02DO02\n \n \n 2,06\n \n \n \n \n 02DO03\n \n \n 86,06\n \n \n \n \n 02DQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DZ02\n \n \n 157,58\n \n \n \n \n 02DZ04\n \n \n 32,62\n \n \n \n \n 02DZ10\n \n \n 19,62\n \n \n \n \n 02EA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EA02\n \n \n 1,68\n \n \n \n \n 02EA03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EB04\n \n \n 6,82\n \n \n \n \n 02EB07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EK00\n \n \n 30,86\n \n \n \n \n 02EK01\n \n \n 100,93\n \n \n \n \n 02EK02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EX00\n \n \n 141,03\n \n \n \n \n 02EX04\n \n \n 6,82\n \n \n \n \n 02EX05\n \n \n 34,22\n \n \n \n \n 02EX07\n \n \n 195,74\n \n \n \n \n 02FB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02FY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02FY01\n \n \n 121,91\n \n \n \n \n 02FY02\n \n \n 86,4\n \n \n \n \n 02FY07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GJ01\n \n \n 12,14\n \n \n \n \n 02GN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP05\n \n \n 24,37\n \n \n \n \n 02GP06\n \n \n 24,45\n \n \n \n \n 02GS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02HI00\n \n \n 124,72\n \n \n \n \n 02HI06\n \n \n 33,46\n \n \n \n \n 02HI08\n \n \n 197,78\n \n \n \n \n 02IB00\n \n \n 115,99\n \n \n \n \n 02IB05\n \n \n 74,44\n \n \n \n \n 02IB07\n \n \n 44,38\n \n \n \n \n 02IC00\n \n \n 73,91\n \n \n \n \n 02IC01\n \n \n 0,62\n \n \n \n \n 02JG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02JG04\n \n \n 61,38\n \n \n \n \n 02JG05\n \n \n 25,84\n \n \n \n \n 02JG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB00\n \n \n 32,1\n \n \n \n \n 02KB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB06\n \n \n 99,49\n \n \n \n \n 02KB08\n \n \n 50,27\n \n \n \n \n 02KM00\n \n \n 312,89\n \n \n \n \n 02KR00\n \n \n 7,55\n \n \n \n \n 02LB00\n \n \n 584,53\n \n \n \n \n 02LB01\n \n \n 71,25\n \n \n \n \n 02LB08\n \n \n 473,83\n \n \n \n \n 02LG00\n \n \n 32,39\n \n \n \n \n 02LG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02LG08\n \n \n 79,99\n \n \n \n \n 02LG09\n \n \n 89,9\n \n \n \n \n 02ME00\n \n \n 119,58\n \n \n \n \n 02ME01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ME02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02MF00\n \n \n 182,32\n \n \n \n \n 02MU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ01\n \n \n 156,44\n \n \n \n \n 02NZ09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ10\n \n \n 224,05\n \n \n \n \n 02NZ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ14\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02PA00\n \n \n 84,47\n \n \n \n \n 02QN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QN02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX01\n \n \n 23,63\n \n \n \n \n 02QX03\n \n \n 191,89\n \n \n \n \n 02QX06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA01\n \n \n 116,46\n \n \n \n \n 02RA02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02SB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ST00\n \n \n 40,78\n \n \n \n \n 02ST04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ST05\n \n \n 10,46\n \n \n \n \n 02SY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TC03\n \n \n 244,83\n \n \n \n \n 02TC04\n \n \n 85,95\n \n \n \n \n 02TD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TD03\n \n \n 22,88\n \n \n \n \n 02TD04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UE00\n \n \n 3,91\n \n \n \n \n 02UG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02US00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02US04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UX00\n \n \n 5,06\n \n \n \n \n 02UX01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UX06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VA01\n \n \n 84,35\n \n \n \n \n 02VB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB07\n \n \n 45,96\n \n \n \n \n 02VB16\n \n \n 18,81\n \n \n \n \n 02VC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VC02\n \n \n 113,45\n \n \n \n \n 02VC03\n \n \n 23,24\n \n \n \n \n 02VC08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VC09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VD04\n \n \n 19,56\n \n \n \n \n 02VD05\n \n \n 7\n \n \n \n \n 02VE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG04\n \n \n 201,82\n \n \n \n \n 02VG05\n \n \n 381,95\n \n \n \n \n 02VG08\n \n \n 507,07\n \n \n \n \n 02VG10\n \n \n 123,2\n \n \n \n \n 02VG11\n \n \n 77,57\n \n \n \n \n 02VG14\n \n \n 3,04\n \n \n \n \n 02VG15\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG22\n \n \n 171,75\n \n \n \n \n 02VG25\n \n \n 47,91\n \n \n \n \n 02VJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VJ03\n \n \n 29,02\n \n \n \n \n 02VJ06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VJ07\n \n \n 46,67\n \n \n \n \n 02VJ08\n \n \n 4,76\n \n \n \n \n 02VM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VN01\n \n \n 99,9\n \n \n \n \n 02VO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VQ00\n \n \n 161,89\n \n \n \n \n 02VQ01\n \n \n 334,55\n \n \n \n \n 02VR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR02\n \n \n 114,09\n \n \n \n \n 02VR04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT01\n \n \n 31,04\n \n \n \n \n 02VT02\n \n \n 107,33\n \n \n \n \n 02VT04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT06\n \n \n 33,81\n \n \n \n \n 02XJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02XJ02\n \n \n 61,75\n \n \n \n \n 02XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02YH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR03\n \n \n 0,03\n \n \n \n \n 03AM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03AQ00\n \n \n 425,47\n \n \n \n \n 03FO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03FO01\n \n \n 107,18\n \n \n \n \n 03FO04\n \n \n 12,48\n \n \n \n \n 03JY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03JY01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03JY02\n \n \n 19,92\n \n \n \n \n 03JY03\n \n \n 7,36\n \n \n \n \n 03JY06\n \n \n 13,5\n \n \n \n \n 03JY07\n \n \n 1,22\n \n \n \n \n 03JY08\n \n \n 1,96\n \n \n \n \n 03KN00\n \n \n 18,19\n \n \n \n \n 03OY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RR04\n \n \n 86,87\n \n \n \n \n 03RU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RU02\n \n \n 87,39\n \n \n \n \n 03WO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03WO01\n \n \n 47,75\n \n \n \n \n 03WO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03WO03\n \n \n 24,45\n \n \n \n \n 03XF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XF04\n \n \n 52,23\n \n \n \n \n 03XF05\n \n \n 220,01\n \n \n \n \n 03XM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XS02\n \n \n 76,93\n \n \n \n \n 03XS03\n \n \n 7,62\n \n \n \n \n 03XS08\n \n \n 136,56\n \n \n \n \n 04DF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04DF01\n \n \n 15,57\n \n \n \n \n 04DS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU08\n \n \n 38,43\n \n \n \n \n 04HR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04HR04\n \n \n 102,83\n \n \n \n \n 04HR07\n \n \n 256,53\n \n \n \n \n 04IX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04IX01\n \n \n 124,38\n \n \n \n \n 04OY00\n \n \n 16\n \n \n \n \n 04OY02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04SU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04SU02\n \n \n 61,9\n \n \n \n \n 04XU00\n \n \n 94,8\n \n \n \n \n 04YE00\n \n \n 99,54\n \n \n \n \n 04YE01\n \n \n 28,32\n \n \n \n \n 04YE02\n \n \n 60,49\n \n \n \n \n 04YE03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04YE08\n \n \n 335,62\n \n \n \n \n 04YE11\n \n \n 6,38\n \n \n \n \n 04YX00\n \n \n 74,65\n \n \n \n \n 04YX02\n \n \n 36,85\n \n \n \n \n 05AV00\n \n \n 67,33\n \n \n \n \n 05AV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05AV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05AV03\n \n \n 25,94\n \n \n \n \n 05AV04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05AX00\n \n \n 158\n \n \n \n \n 05EA14\n \n \n 114,21\n \n \n \n \n 05EA16\n \n \n 156,8\n \n \n \n \n 05FB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05FB01\n \n \n 3,27\n \n \n \n \n 05FB07\n \n \n 10,45\n \n \n \n \n 05FB08\n \n \n 30,77\n \n \n \n \n 05FE00\n \n \n 107,41\n \n \n \n \n 05FF00\n \n \n 255,23\n \n \n \n \n 05FF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05FJ00\n \n \n 129,9\n \n \n \n \n 05FJ01\n \n \n 33,68\n \n \n \n \n 05FJ11\n \n \n 18,45\n \n \n \n \n 05FJ12\n \n \n 153,91\n \n \n \n \n 05OH00\n \n \n 86,38\n \n \n \n \n 05OH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05OH07\n \n \n 11,08\n \n \n \n \n 05PL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05RA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05RA01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05TA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05XJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06HF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06HF02\n \n \n 150,73\n \n \n \n \n 06SU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06WY00\n \n \n 57,51\n \n \n \n \n 06XL00\n \n \n 122,83\n \n \n \n \n 07BQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07FH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07KP00\n \n \n 36,71\n \n \n \n \n 07MU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07PK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07PK04\n \n \n 5,81\n \n \n \n \n 07PK05\n \n \n 131,62\n \n \n \n \n 07PK07\n \n \n 51,54\n \n \n \n \n 08CU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08LP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08LP01\n \n \n 2,65\n \n \n \n \n 08LP02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08SG00\n \n \n 16,48\n \n \n \n \n 08SG01\n \n \n 175,43\n \n \n \n \n 08SG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08VU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08VU02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 09VG00\n \n \n 96,49\n \n \n \n \n 10AN00\n \n \n 34,95\n \n \n \n \n 10AN03\n \n \n 71,14\n \n \n \n \n 10AN04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 10LU00\n \n \n 180,83\n \n \n \n \n 11NY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 11ZH00\n \n \n 25,56\n \n \n \n \n 12IR00\n \n \n 88,27\n \n \n \n \n 12IR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 12IR11\n \n \n 68,51\n \n \n \n \n 12RB00\n \n \n 145,84\n \n \n \n \n 13EE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13JO00\n \n \n 49,79\n \n \n \n \n 13OR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13OR01\n \n \n 55,55\n \n \n \n \n 13OR03\n \n \n 11,37\n \n \n \n \n 13PE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13PE01\n \n \n 52,78\n \n \n \n \n 13WH00\n \n \n 73,87\n \n \n \n \n 13ZU00\n \n \n 41,39\n \n \n \n \n 13ZU02\n \n \n 121,9\n \n \n \n \n 13ZU03\n \n \n 64,28\n \n \n \n \n 14DC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14DC02\n \n \n 19,23\n \n \n \n \n 14DC06\n \n \n 2,53\n \n \n \n \n 14FW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW02\n \n \n 45,92\n \n \n \n \n 14FW04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW05\n \n \n 7,51\n \n \n \n \n 14LF00\n \n \n 89,01\n \n \n \n \n 14NQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14NS00\n \n \n 15,87\n \n \n \n \n 14OY00\n \n \n 230,37\n \n \n \n \n 14PS00\n \n \n 52,23\n \n \n \n \n 14PS03\n \n \n 39,72\n \n \n \n \n 14QT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RC00\n \n \n 29,96\n \n \n \n \n 14RC02\n \n \n 154,11\n \n \n \n \n 14RC03\n \n \n 67,59\n \n \n \n \n 14RC04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RC06\n \n \n 98,99\n \n \n \n \n 14RC13\n \n \n 60,2\n \n \n \n \n 14RC14\n \n \n 18,24\n \n \n \n \n 14RC15\n \n \n 32,82\n \n \n \n \n 14RF00\n \n \n 202,16\n \n \n \n \n 14RF03\n \n \n 160,72\n \n \n \n \n 14RF04\n \n \n 252,22\n \n \n \n \n 14RF05\n \n \n 98,68\n \n \n \n \n 14RF06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RF08\n \n \n 62,38\n \n \n \n \n 14RL00\n \n \n 175,61\n \n \n \n \n 14RL03\n \n \n 25,51\n \n \n \n \n 14RL06\n \n \n 20,77\n \n \n \n \n 14RP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RP02\n \n \n 40,7\n \n \n \n \n 14RP03\n \n \n 79,23\n \n \n \n \n 14RR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RR01\n \n \n 44\n \n \n \n \n 14SE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SF00\n \n \n 169,14\n \n \n \n \n 14SF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM05\n \n \n 77,49\n \n \n \n \n 14SM13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM14\n \n \n 150,52\n \n \n \n \n 14SW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14TA00\n \n \n 103,43\n \n \n \n \n 14TD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14UM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14UM01\n \n \n 6,26\n \n \n \n \n 14UM02\n \n \n 100,18\n \n \n \n \n 14VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14VY00\n \n \n 76,17\n \n \n \n \n 14WE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14YD03\n \n \n 106,62\n \n \n \n \n 14YD06\n \n \n 69,62\n \n \n \n \n 14YD09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH00\n \n \n 172,69\n \n \n \n \n 15BH01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15EO00\n \n \n 120,55\n \n \n \n \n 15EO01\n \n \n 103,4\n \n \n \n \n 15HX00\n \n \n 113,45\n \n \n \n \n 15HX02\n \n \n 166,85\n \n \n \n \n 15HX03\n \n \n 1,39\n \n \n \n \n 15JM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15KR00\n \n \n 204,46\n \n \n \n \n 15KR05\n \n \n 36,01\n \n \n \n \n 15KR06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15KR09\n \n \n 60,34\n \n \n \n \n 15KR10\n \n \n 334,67\n \n \n \n \n 15KR11\n \n \n 8,21\n \n \n \n \n 15KR12\n \n \n 81,58\n \n \n \n \n 15KR14\n \n \n 5,98\n \n \n \n \n 15OM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15OM01\n \n \n 85,78\n \n \n \n \n 15QW00\n \n \n 43,14\n \n \n \n \n 15SC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15VQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15XV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15XV01\n \n \n 45,19\n \n \n \n \n 16AW00\n \n \n 240,11\n \n \n \n \n 16AW01\n \n \n 87,59\n \n \n \n \n 16AW06\n \n \n 102,99\n \n \n \n \n 16CX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16CX04\n \n \n 51,38\n \n \n \n \n 16CX08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16EI00\n \n \n 231,05\n \n \n \n \n 16FP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16FP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16FP05\n \n \n 134,65\n \n \n \n \n 16GZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16GZ03\n \n \n 6,39\n \n \n \n \n 16IH00\n \n \n 23,87\n \n \n \n \n 16IH03\n \n \n 118,51\n \n \n \n \n 16KP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16MQ00\n \n \n 141,35\n \n \n \n \n 16NK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16NK01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX02\n \n \n 57,17\n \n \n \n \n 16OX03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX04\n \n \n 30,12\n \n \n \n \n 16OX09\n \n \n 114,32\n \n \n \n \n 16OX10\n \n \n 152,47\n \n \n \n \n 16OX11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PE01\n \n \n 36,77\n \n \n \n \n 16PI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PI03\n \n \n 31,2\n \n \n \n \n 16PI04\n \n \n 13,98\n \n \n \n \n 16PI05\n \n \n 37,06\n \n \n \n \n 16PK00\n \n \n 95,62\n \n \n \n \n 16PK07\n \n \n 136,56\n \n \n \n \n 16PK10\n \n \n 158,55\n \n \n \n \n 16PN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS07\n \n \n 24,38\n \n \n \n \n 16PS08\n \n \n 539,09\n \n \n \n \n 16PS16\n \n \n 61,64\n \n \n \n \n 16PS17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS19\n \n \n 170,13\n \n \n \n \n 16QA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16QA01\n \n \n 75,52\n \n \n \n \n 16QH00\n \n \n 3,46\n \n \n \n \n 16QH01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RT01\n \n \n 28,66\n \n \n \n \n 16SK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16SK01\n \n \n 7,1\n \n \n \n \n 16SK05\n \n \n 87\n \n \n \n \n 16SK07\n \n \n 28,94\n \n \n \n \n 16SL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16ST00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16SW00\n \n \n 43,11\n \n \n \n \n 16SW03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VK01\n \n \n 61,25\n \n \n \n \n 16VK02\n \n \n 20,45\n \n \n \n \n 16VK03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VM00\n \n \n 238,87\n \n \n \n \n 16VM07\n \n \n 24,45\n \n \n \n \n 16VP00\n \n \n 78,52\n \n \n \n \n 16XD00\n \n \n 166,79\n \n \n \n \n 16YC00\n \n \n 111,31\n \n \n \n \n 16YV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16YV01\n \n \n 76,41\n \n \n \n \n 16YV02\n \n \n 47,68\n \n \n \n \n 16YV04\n \n \n 35,12\n \n \n \n \n 16YV10\n \n \n 128,59\n \n \n \n \n 16ZK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16ZK01\n \n \n 0,2\n \n \n \n \n 16ZK02\n \n \n 30,74\n \n \n \n \n 17AA00\n \n \n 34,22\n \n \n \n \n 17AA03\n \n \n 108,38\n \n \n \n \n 17AN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17AN01\n \n \n 53,32\n \n \n \n \n 17AY00\n \n \n 28,4\n \n \n \n \n 17AY04\n \n \n 89,43\n \n \n \n \n 17BI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17BI02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17BI06\n \n \n 117,4\n \n \n \n \n 17BZ00\n \n \n 20,37\n \n \n \n \n 17BZ02\n \n \n 19,03\n \n \n \n \n 17BZ03\n \n \n 20,44\n \n \n \n \n 17BZ04\n \n \n 7,06\n \n \n \n \n 17CK00\n \n \n 14,87\n \n \n \n \n 17CK01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17CR00\n \n \n 144,49\n \n \n \n \n 17DD00\n \n \n 12,63\n \n \n \n \n 17DN00\n \n \n 316,52\n \n \n \n \n 17DN01\n \n \n 40,7\n \n \n \n \n 17GM00\n \n \n 62,67\n \n \n \n \n 17GM02\n \n \n 53,05\n \n \n \n \n 17GT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17GT02\n \n \n 17,19\n \n \n \n \n 17HB00\n \n \n 474,61\n \n \n \n \n 17HB06\n \n \n 459,68\n \n \n \n \n 17HB07\n \n \n 103,96\n \n \n \n \n 17HH00\n \n \n 61,99\n \n \n \n \n 17HN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17HN02\n \n \n 42,36\n \n \n \n \n 17HR00\n \n \n 420,09\n \n \n \n \n 17HR02\n \n \n 448,51\n \n \n \n \n 17HR05\n \n \n 322,41\n \n \n \n \n 17HX00\n \n \n 15,13\n \n \n \n \n 17IM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IM01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IM02\n \n \n 161,88\n \n \n \n \n 17IM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IR00\n \n \n 62,95\n \n \n \n \n 17IR01\n \n \n 7,59\n \n \n \n \n 17IR02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17JB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17JB01\n \n \n 137,22\n \n \n \n \n 17JB02\n \n \n 123,82\n \n \n \n \n 17JY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17KF00\n \n \n 54,66\n \n \n \n \n 17KY00\n \n \n 65,58\n \n \n \n \n 17VF00\n \n \n 275,03\n \n \n \n \n 17VF02\n \n \n 255,32\n \n \n \n \n 17VF03\n \n \n 196,44\n \n \n \n \n 17VF04\n \n \n 2,68\n \n \n \n \n 17VF06\n \n \n 80,25\n \n \n \n \n 17VF08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN00\n \n \n 5,49\n \n \n \n \n 17VN01\n \n \n 116,84\n \n \n \n \n 17VN05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN09\n \n \n 219,59\n \n \n \n \n 17VP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VP02\n \n \n 91,56\n \n \n \n \n 17VS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VS02\n \n \n 7,26\n \n \n \n \n 17VS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17WP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17WQ00\n \n \n 105,56\n \n \n \n \n 17WQ08\n \n \n 359,32\n \n \n \n \n 17XU00\n \n \n 78,84\n \n \n \n \n 17XU01\n \n \n 113,88\n \n \n \n \n 17YF00\n \n \n 402,84\n \n \n \n \n 17YF02\n \n \n 264,87\n \n \n \n \n 17YS00\n \n \n 569,31\n \n \n \n \n 17YS02\n \n \n 179,75\n \n \n \n \n 17YS03\n \n \n 49,88\n \n \n \n \n 17YS04\n \n \n 305,24\n \n \n \n \n 17YS08\n \n \n 148,26\n \n \n \n \n 17YS12\n \n \n 4,26\n \n \n \n \n 17YS18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17YS21\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17YS22\n \n \n 31,42\n \n \n \n \n 18AN00\n \n \n 633,27\n \n \n \n \n 18CH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18CH02\n \n \n 267,14\n \n \n \n \n 18CH03\n \n \n 64,5\n \n \n \n \n 18CH09\n \n \n 306,52\n \n \n \n \n 18CV00\n \n \n 48,07\n \n \n \n \n 18DD00\n \n \n 35,99\n \n \n \n \n 18DD02\n \n \n 161,9\n \n \n \n \n 18DD06\n \n \n 114,67\n \n \n \n \n 18DO00\n \n \n 24,1\n \n \n \n \n 18DO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18DQ00\n \n \n 326,74\n \n \n \n \n 18GC00\n \n \n 22,53\n \n \n \n \n 18TR00\n \n \n 110,79\n \n \n \n \n 18TR01\n \n \n 47,58\n \n \n \n \n 18TR02\n \n \n 110,42\n \n \n \n \n 18TR03\n \n \n 111,73\n \n \n \n \n 18TR07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18TR11\n \n \n 88,31\n \n \n \n \n 18TR12\n \n \n 31,41\n \n \n \n \n 18TR13\n \n \n 126,96\n \n \n \n \n 18WS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18WS04\n \n \n 24,4\n \n \n \n \n 18XR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18XU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18XU01\n \n \n 37,37\n \n \n \n \n 18XX00\n \n \n 106,94\n \n \n \n \n 19DH00\n \n \n 84,23\n \n \n \n \n 19EN00\n \n \n 45,37\n \n \n \n \n 19EQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW01\n \n \n 10,8\n \n \n \n \n 19EW03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW05\n \n \n 23,2\n \n \n \n \n 19FF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19FF04\n \n \n 22,52\n \n \n \n \n 19GY00\n \n \n 203,17\n \n \n \n \n 19GY04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19GY05\n \n \n 58,42\n \n \n \n \n 19GY06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19GY08\n \n \n 115,87\n \n \n \n \n 19HG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HG02\n \n \n 29,96\n \n \n \n \n 19HG04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HG06\n \n \n 45,79\n \n \n \n \n 19HG10\n \n \n 94,67\n \n \n \n \n 19HG11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HR00\n \n \n 317,64\n \n \n \n \n 19HV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HY00\n \n \n 1,57\n \n \n \n \n 19IP00\n \n \n 42,21\n \n \n \n \n 19IW00\n \n \n 2,46\n \n \n \n \n 19IW02\n \n \n 22,46\n \n \n \n \n 19IW04\n \n \n 120,05\n \n \n \n \n 19IW05\n \n \n 92,78\n \n \n \n \n 19KM00\n \n \n 434,04\n \n \n \n \n 19KZ00\n \n \n 37,17\n \n \n \n \n 19LO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19PV00\n \n \n 79,71\n \n \n \n \n 19QA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19QA04\n \n \n 45,95\n \n \n \n \n 19QC00\n \n \n 1,63\n \n \n \n \n 19RX00\n \n \n 40,83\n \n \n \n \n 19RX01\n \n \n 33,75\n \n \n \n \n 19RX02\n \n \n 11,46\n \n \n \n \n 19RX05\n \n \n 118,92\n \n \n \n \n 19TI00\n \n \n 9,49\n \n \n \n \n 19TI03\n \n \n 133,51\n \n \n \n \n 19TI05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19TI06\n \n \n 56,16\n \n \n \n \n 19XH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH01\n \n \n 65,34\n \n \n \n \n 19XH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH04\n \n \n 254,84\n \n \n \n \n 19XH05\n \n \n 90,57\n \n \n \n \n 19XH08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XS01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XV00\n \n \n 115,32\n \n \n \n \n 19XV02\n \n \n 23,89\n \n \n \n \n 19XY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZP00\n \n \n 261,09\n \n \n \n \n 19ZP03\n \n \n 98,15\n \n \n \n \n 19ZP04\n \n \n 119,65\n \n \n \n \n 19ZP05\n \n \n 44,96\n \n \n \n \n 19ZP06\n \n \n 133,93\n \n \n \n \n 19ZQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZQ02\n \n \n 28,49\n \n \n \n \n 19ZU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZX01\n \n \n 28,85\n \n \n \n \n 20AA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AB00\n \n \n 22,83\n \n \n \n \n 20AB04\n \n \n 116,97\n \n \n \n \n 20AB08\n \n \n 123,38\n \n \n \n \n 20AD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AD03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AE00\n \n \n 73,41\n \n \n \n \n 20AE01\n \n \n 37,87\n \n \n \n \n 20AI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AM00\n \n \n 320,25\n \n \n \n \n 20AT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AT01\n \n \n 25,87\n \n \n \n \n 20AT03\n \n \n 127,13\n \n \n \n \n 20AT04\n \n \n 40,33\n \n \n \n \n 20AT07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BC01\n \n \n 450,3\n \n \n \n \n 20BH00\n \n \n 208,52\n \n \n \n \n 20BK00\n \n \n 84,03\n \n \n \n \n 20BK01\n \n \n 474,38\n \n \n \n \n 20BK03\n \n \n 20,31\n \n \n \n \n 20BQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CJ00\n \n \n 93,33\n \n \n \n \n 20CJ04\n \n \n 253,22\n \n \n \n \n 20CJ10\n \n \n 134,87\n \n \n \n \n 20CJ11\n \n \n 117,21\n \n \n \n \n 20CK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CM00\n \n \n 56,48\n \n \n \n \n 20CM01\n \n \n 47,24\n \n \n \n \n 20CM03\n \n \n 10,99\n \n \n \n \n 20CM07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CM08\n \n \n 59,44\n \n \n \n \n 20CM09\n \n \n 79,09\n \n \n \n \n 20CM10\n \n \n 5,17\n \n \n \n \n 20CN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CN02\n \n \n 98,45\n \n \n \n \n 20CN05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CP00\n \n \n 115,64\n \n \n \n \n 20CP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CQ00\n \n \n 720,65\n \n \n \n \n 20CQ01\n \n \n 169,31\n \n \n \n \n 20CQ04\n \n \n 448,52\n \n \n \n \n 20CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CR01\n \n \n 44,48\n \n \n \n \n 20CR03\n \n \n 5,75\n \n \n \n \n 20CR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CR06\n \n \n 143,83\n \n \n \n \n 20CR07\n \n \n 60,39\n \n \n \n \n 20CS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CS04\n \n \n 68,45\n \n \n \n \n 20CS07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DB03\n \n \n 165,6\n \n \n \n \n 20DB11\n \n \n 8,86\n \n \n \n \n 20DC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DF01\n \n \n 136,19\n \n \n \n \n 20DF09\n \n \n 224,31\n \n \n \n \n 20DG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH06\n \n \n 101,91\n \n \n \n \n 20DH08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH11\n \n \n 119,03\n \n \n \n \n 20DH12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL03\n \n \n 87,28\n \n \n \n \n 20DL04\n \n \n 16,66\n \n \n \n \n 20DL06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL13\n \n \n 3,94\n \n \n \n \n 20DL16\n \n \n 115,39\n \n \n \n \n 20DL21\n \n \n 49,71\n \n \n \n \n 20DP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EI01\n \n \n 171,34\n \n \n \n \n 20EI02\n \n \n 2,36\n \n \n \n \n 20EI03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EK00\n \n \n 22,76\n \n \n \n \n 20EK07\n \n \n 28,12\n \n \n \n \n 20EK08\n \n \n 107,3\n \n \n \n \n 20EM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EM01\n \n \n 342,03\n \n \n \n \n 20EM03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EM04\n \n \n 94,68\n \n \n \n \n 20EO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER08\n \n \n 21,47\n \n \n \n \n 20ER09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY07\n \n \n 171,11\n \n \n \n \n 20EY09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY10\n \n \n 117,63\n \n \n \n \n 20FR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20FR02\n \n \n 26,78\n \n \n \n \n 20FR04\n \n \n 209,95\n \n \n \n \n 20FR07\n \n \n 30,33\n \n \n \n \n 20FR08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20FR12\n \n \n 17,62\n \n \n \n \n 20GA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20GD00\n \n \n 294,01\n \n \n \n \n 20GD01\n \n \n 355,73\n \n \n \n \n 20GS00\n \n \n 17,27\n \n \n \n \n 20IB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20IB03\n \n \n 112,61\n \n \n \n \n 20IS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20JX00\n \n \n 272,31\n \n \n \n \n 20JX02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20JX04\n \n \n 61,03\n \n \n \n \n 20KA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20KQ00\n \n \n 21,84\n \n \n \n \n 20KQ04\n \n \n 142,81\n \n \n \n \n 20KQ06\n \n \n 78,52\n \n \n \n \n 20KZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LA02\n \n \n 48,25\n \n \n \n \n 20LA03\n \n \n 23,59\n \n \n \n \n 20LA05\n \n \n 54,86\n \n \n \n \n 20LA06\n \n \n 10,08\n \n \n \n \n 20LA07\n \n \n 0,53\n \n \n \n \n 20LL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO04\n \n \n 60,43\n \n \n \n \n 20LO08\n \n \n 251,53\n \n \n \n \n 20LU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MA00\n \n \n 237,3\n \n \n \n \n 20MA01\n \n \n 216,9\n \n \n \n \n 20MD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MH01\n \n \n 1,67\n \n \n \n \n 20MJ00\n \n \n 772,05\n \n \n \n \n 20MJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MJ04\n \n \n 35,28\n \n \n \n \n 20MJ05\n \n \n 377,79\n \n \n \n \n 20MJ12\n \n \n 297,07\n \n \n \n \n 20MJ13\n \n \n 9,07\n \n \n \n \n 20MJ14\n \n \n 166,21\n \n \n \n \n 20MM00\n \n \n 370,53\n \n \n \n \n 20MM01\n \n \n 217,28\n \n \n \n \n 20MM06\n \n \n 322,02\n \n \n \n \n 20QU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20QY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20RC00\n \n \n 43,7\n \n \n \n \n 20RF00\n \n \n 81,88\n \n \n \n \n 20RM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ST00\n \n \n 7,51\n \n \n \n \n 20TZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20TZ04\n \n \n 118,06\n \n \n \n \n 20TZ07\n \n \n 173,36\n \n \n \n \n 20TZ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20TZ12\n \n \n 6,87\n \n \n \n \n 20TZ13\n \n \n 37,65\n \n \n \n \n 20TZ14\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20WI00\n \n \n 34,34\n \n \n \n \n 20ZK00\n \n \n 221,98\n \n \n \n \n 20ZK02\n \n \n 59,55\n \n \n \n \n 20ZK04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AS00\n \n \n 92,63\n \n \n \n \n 21AS03\n \n \n 102,89\n \n \n \n \n 21AS07\n \n \n 279,08\n \n \n \n \n 21AS08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AS09\n \n \n 4,5\n \n \n \n \n 21BH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21BH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21CY03\n \n \n 50,05\n \n \n \n \n 21CY05\n \n \n 38,19\n \n \n \n \n 21ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21ET02\n \n \n 116,7\n \n \n \n \n 21ET04\n \n \n 305,7\n \n \n \n \n 21ET07\n \n \n 88,2\n \n \n \n \n 21ET08\n \n \n 19,27\n \n \n \n \n 21ET11\n \n \n 75,74\n \n \n \n \n 21ET12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21EX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21FF00\n \n \n 438,06\n \n \n \n \n 21FV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21FV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GD00\n \n \n 690,98\n \n \n \n \n 21GD01\n \n \n 485,78\n \n \n \n \n 21GD02\n \n \n 11,07\n \n \n \n \n 21GU00\n \n \n 584,97\n \n \n \n \n 21GU04\n \n \n 69,12\n \n \n \n \n 21GU06\n \n \n 289,24\n \n \n \n \n 21GU07\n \n \n 7,62\n \n \n \n \n 21GU08\n \n \n 96,18\n \n \n \n \n 21GU11\n \n \n 130,19\n \n \n \n \n 21GV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GW00\n \n \n 2,44\n \n \n \n \n 21GW02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GW03\n \n \n 180,24\n \n \n \n \n 21GW07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GZ00\n \n \n 74,15\n \n \n \n \n 21GZ06\n \n \n 102,79\n \n \n \n \n 21HC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21HC01\n \n \n 77,1\n \n \n \n \n 21HC03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21HC04\n \n \n 18,26\n \n \n \n \n 21HC08\n \n \n 69,33\n \n \n \n \n 21HC12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21SK00\n \n \n 1,25\n \n \n \n \n 21SK01\n \n \n 214,56\n \n \n \n \n 21WE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21WE02\n \n \n 13,13\n \n \n \n \n 22NE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23AP00\n \n \n 196,03\n \n \n \n \n 23FY00\n \n \n 501,31\n \n \n \n \n 23GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23HC00\n \n \n 310,81\n \n \n \n \n 23HC01\n \n \n 25,18\n \n \n \n \n 23HC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23HC04\n \n \n 115,79\n \n \n \n \n 23JA01\n \n \n 97,18\n \n \n \n \n 23KU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23VD00\n \n \n 99,78\n \n \n \n \n 23VL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23VL01\n \n \n 41,61\n \n \n \n \n 23VL02\n \n \n 68,75\n \n \n \n \n 23VL03\n \n \n 2,32\n \n \n \n \n 23WU00\n \n \n 61,02\n \n \n \n \n 23YU00\n \n \n 147,74\n \n \n \n \n 23YU01\n \n \n 222,52\n \n \n \n \n 23YU02\n \n \n 445,58\n \n \n \n \n 23YU08\n \n \n 45,84\n \n \n \n \n 24PY00\n \n \n 8,07\n \n \n \n \n 24PY02\n \n \n 233,29\n \n \n \n \n 24PY05\n \n \n 253,36\n \n \n \n \n 24PY08\n \n \n 282,1\n \n \n \n \n 24RW00\n \n \n 67,91\n \n \n \n \n 24RW03\n \n \n 273,86\n \n \n \n \n 24RW04\n \n \n 27,55\n \n \n \n \n 24TF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TF02\n \n \n 3,6\n \n \n \n \n 24TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TG04\n \n \n 109,49\n \n \n \n \n 24TJ00\n \n \n 373,52\n \n \n \n \n 24TP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TP02\n \n \n 136,6\n \n \n \n \n 24TP05\n \n \n 180,81\n \n \n \n \n 24TR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TR02\n \n \n 436,39\n \n \n \n \n 24TR03\n \n \n 86,07\n \n \n \n \n 24TR05\n \n \n 237,55\n \n \n \n \n 24TR10\n \n \n 192,62\n \n \n \n \n 24TR12\n \n \n 273,24\n \n \n \n \n 24TR15\n \n \n 25,47\n \n \n \n \n 24TR16\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL01\n \n \n 59,83\n \n \n \n \n 25CL03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM00\n \n \n 25,99\n \n \n \n \n 25CM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV05\n \n \n 36,02\n \n \n \n \n 25DA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25DA02\n \n \n 10,78\n \n \n \n \n 25DA04\n \n \n 83,73\n \n \n \n \n 25DA08\n \n \n 246,87\n \n \n \n \n 25DA09\n \n \n 25,35\n \n \n \n \n 25EF01\n \n \n 11,07\n \n \n \n \n 25EF02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25EF03\n \n \n 103,1\n \n \n \n \n 25EF04\n \n \n 47,47\n \n \n \n \n 25EF05\n \n \n 17,02\n \n \n \n \n 25EF06\n \n \n 37,45\n \n \n \n \n 25EF08\n \n \n 30,94\n \n \n \n \n 25EF09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25FU00\n \n \n 100,22\n \n \n \n \n 25FX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25FX01\n \n \n 22,41\n \n \n \n \n 25FY00\n \n \n 112,86\n \n \n \n \n 25GA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GA01\n \n \n 97,58\n \n \n \n \n 25GB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GB02\n \n \n 11,26\n \n \n \n \n 25GC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC01\n \n \n 169,33\n \n \n \n \n 25GC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC03\n \n \n 1,19\n \n \n \n \n 25GC08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC09\n \n \n 68,07\n \n \n \n \n 25GC10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GD00\n \n \n 132,36\n \n \n \n \n 25GD01\n \n \n 37,25\n \n \n \n \n 25GE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GE02\n \n \n 315,7\n \n \n \n \n 25GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GF01\n \n \n 57,09\n \n \n \n \n 25GL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GL04\n \n \n 545,3\n \n \n \n \n 25GL06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GM00\n \n \n 76,43\n \n \n \n \n 25GM04\n \n \n 66,01\n \n \n \n \n 25GV01\n \n \n 61,15\n \n \n \n \n 25GV05\n \n \n 60,89\n \n \n \n \n 25GV07\n \n \n 43,71\n \n \n \n \n 25GV08\n \n \n 55,77\n \n \n \n \n 25GV09\n \n \n 16,19\n \n \n \n \n 25GV10\n \n \n 4,07\n \n \n \n \n 25GV30\n \n \n 41,28\n \n \n \n \n 25GV31\n \n \n 3,27\n \n \n \n \n 25GV32\n \n \n 16,81\n \n \n \n \n 25GV34\n \n \n 16,99\n \n \n \n \n 25KX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25LV00\n \n \n 468,89\n \n \n \n \n 25LV19\n \n \n 84,24\n \n \n \n \n 25LX33\n \n \n 214,95\n \n \n \n \n 25LX41\n \n \n 74,23\n \n \n \n \n 25LX48\n \n \n 342,76\n \n \n \n \n 25MB00\n \n \n 6,24\n \n \n \n \n 25MB36\n \n \n 186,62\n \n \n \n \n 25MG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25MG02\n \n \n 72,41\n \n \n \n \n 25MG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27DG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27MD00\n \n \n 67,88\n \n \n \n \n 27MD01\n \n \n 74,87\n \n \n \n \n 27MD02\n \n \n 290,79\n \n \n \n \n 27RW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27VD00\n \n \n 73,22\n \n \n \n \n 27VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27VG01\n \n \n 34,19\n \n \n \n \n 27VG04\n \n \n 94,88\n \n \n \n \n 27ZH00\n \n \n 74,95\n \n \n \n \n 27ZH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27ZH03\n \n \n 258,54\n \n \n \n \n 27ZJ00\n \n \n 177,8\n \n \n \n \n 27ZJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 28DH00\n \n \n 237,53\n \n \n \n \n 29WG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 29YT00\n \n \n 383,87\n \n \n \n \n 29ZT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30AU00\n \n \n 43,52\n \n \n \n \n 30AU01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30BC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30BE00\n \n \n 44,56\n \n \n \n \n 30EU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30GC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30GD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30JN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30JN01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30PP00\n \n \n 119,15\n \n \n \n \n 30PP01\n \n \n 2,89\n \n \n \n \n 30PP02\n \n \n 108,59\n \n \n \n \n 30PP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30UB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30UB01\n \n \n 15,92\n \n \n \n \n 30UV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30WH00\n \n \n 650,55\n \n \n \n \n 30WH02\n \n \n 106\n \n \n \n \n 31BL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG01\n \n \n 8,38\n \n \n \n \n 31CG02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG03\n \n \n 28,53\n \n \n \n \n 31CH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CH01\n \n \n 203,93\n \n \n \n \n 31CZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31EW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31EW01\n \n \n 64,87\n \n \n \n \n 31EW02\n \n \n 0,86\n \n \n \n \n 31EX00\n \n \n 25,07\n \n \n \n \n 31EX01\n \n \n 148,01\n \n \n \n \n 31FG00\n \n \n 45,73\n \n \n \n \n 31FH00\n \n \n 13,38\n \n \n \n \n 31GM00\n \n \n 214,17\n \n \n \n \n 31HN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31HN01\n \n \n 287,85\n \n \n \n \n 31JC01\n \n \n 59,22\n \n \n \n \n 31JC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JC03\n \n \n 17,61\n \n \n \n \n 31JC04\n \n \n 99,37\n \n \n \n \n 31JC05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JC06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JW01\n \n \n 212,15\n \n \n \n \n 31KZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31MD00\n \n \n 60,04\n \n \n \n \n 31MD02\n \n \n 267,11\n \n \n \n \n 31MD03\n \n \n 65,72\n \n \n \n \n 31RY00\n \n \n 45,1\n \n \n \n \n 31TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31TK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n \n \n Onderwijskansenscores voor praktijkonderwijs\n \n \n \n \n \n \n Vestigingsnummer\n \n \n Onderwijskansenscore\n \n \n \n \n \n \n 00DI04\n \n \n 11,03\n \n \n \n \n 00PG04\n \n \n 4,34\n \n \n \n \n 01EK00\n \n \n 76,07\n \n \n \n \n 01EO06\n \n \n 41,74\n \n \n \n \n 01HQ00\n \n \n 42,51\n \n \n \n \n 01KD00\n \n \n 25,38\n \n \n \n \n 01NJ16\n \n \n 12,66\n \n \n \n \n 01OE23\n \n \n 65,25\n \n \n \n \n 01RL00\n \n \n 1,89\n \n \n \n \n 01VJ06\n \n \n 57,45\n \n \n \n \n 01XN08\n \n \n 12,54\n \n \n \n \n 02EA05\n \n \n 5,95\n \n \n \n \n 02FO00\n \n \n 20,39\n \n \n \n \n 02LB01\n \n \n 120,77\n \n \n \n \n 02MF00\n \n \n 11,42\n \n \n \n \n 02UV10\n \n \n 4,05\n \n \n \n \n 02VA01\n \n \n 11,83\n \n \n \n \n 02VC02\n \n \n 21,57\n \n \n \n \n 02XJ02\n \n \n 19,6\n \n \n \n \n 03JY06\n \n \n 2,54\n \n \n \n \n 03KN00\n \n \n 22,86\n \n \n \n \n 03KZ00\n \n \n 26,99\n \n \n \n \n 03RB00\n \n \n 12,39\n \n \n \n \n 03SX00\n \n \n 28,57\n \n \n \n \n 03ZY00\n \n \n 18,99\n \n \n \n \n 04FR00\n \n \n 28,07\n \n \n \n \n 04GU06\n \n \n 18,81\n \n \n \n \n 04IK00\n \n \n 71,52\n \n \n \n \n 04NF00\n \n \n 118,5\n \n \n \n \n 04OY06\n \n \n 18,07\n \n \n \n \n 04SU02\n \n \n 41,85\n \n \n \n \n 04YE09\n \n \n 41,86\n \n \n \n \n 05AV05\n \n \n 22,29\n \n \n \n \n 05GV00\n \n \n 44,58\n \n \n \n \n 05NE00\n \n \n 24,26\n \n \n \n \n 05NV00\n \n \n 34,08\n \n \n \n \n 05OP00\n \n \n 43,14\n \n \n \n \n 05VN00\n \n \n 35,56\n \n \n \n \n 06DT00\n \n \n 15,78\n \n \n \n \n 07BM00\n \n \n 36,41\n \n \n \n \n 07FO00\n \n \n 34,99\n \n \n \n \n 07HF00\n \n \n 66,67\n \n \n \n \n 07MZ00\n \n \n 62,4\n \n \n \n \n 07YU00\n \n \n 43,82\n \n \n \n \n 07ZI00\n \n \n 12,7\n \n \n \n \n 08PS00\n \n \n 21,05\n \n \n \n \n 08UV00\n \n \n 31,66\n \n \n \n \n 09PY00\n \n \n 40,41\n \n \n \n \n 09VS00\n \n \n 56,1\n \n \n \n \n 10JY00\n \n \n 72,95\n \n \n \n \n 11AI00\n \n \n 65,34\n \n \n \n \n 12IR00\n \n \n 10,19\n \n \n \n \n 12NW00\n \n \n 49,32\n \n \n \n \n 12PR00\n \n \n 80,79\n \n \n \n \n 13EB00\n \n \n 51,41\n \n \n \n \n 13FB00\n \n \n 50,1\n \n \n \n \n 13JF00\n \n \n 26,3\n \n \n \n \n 13OR03\n \n \n 3,64\n \n \n \n \n 13PE01\n \n \n 9,85\n \n \n \n \n 13VV00\n \n \n 29,47\n \n \n \n \n 14AP00\n \n \n 8,47\n \n \n \n \n 14RL06\n \n \n 55,94\n \n \n \n \n 15DN00\n \n \n 24,14\n \n \n \n \n 15IS00\n \n \n 65,3\n \n \n \n \n 15NE00\n \n \n 48,4\n \n \n \n \n 15NY00\n \n \n 100,01\n \n \n \n \n 16PI02\n \n \n 19,41\n \n \n \n \n 16PJ00\n \n \n 16,59\n \n \n \n \n 16PJ01\n \n \n 10,83\n \n \n \n \n 16YV01\n \n \n 27,59\n \n \n \n \n 17AO00\n \n \n 72,36\n \n \n \n \n 17JI00\n \n \n 44,86\n \n \n \n \n 17MA00\n \n \n 63,36\n \n \n \n \n 17SG00\n \n \n 54,49\n \n \n \n \n 17UX00\n \n \n 74,43\n \n \n \n \n 17VN00\n \n \n 37,63\n \n \n \n \n 17VP05\n \n \n 12,28\n \n \n \n \n 17YS00\n \n \n 98,58\n \n \n \n \n 18BR00\n \n \n 45,56\n \n \n \n \n 18DD02\n \n \n 25,06\n \n \n \n \n 18PR00\n \n \n 53,15\n \n \n \n \n 18TR10\n \n \n 18,54\n \n \n \n \n 18UZ00\n \n \n 27,65\n \n \n \n \n 18VA00\n \n \n 32,77\n \n \n \n \n 18VX00\n \n \n 96,76\n \n \n \n \n 19NG00\n \n \n 43,3\n \n \n \n \n 19QA04\n \n \n 18,42\n \n \n \n \n 19SQ00\n \n \n 14,21\n \n \n \n \n 19TQ00\n \n \n 14,91\n \n \n \n \n 19UO00\n \n \n 31,45\n \n \n \n \n 19UP00\n \n \n 41,71\n \n \n \n \n 19UR00\n \n \n 15,27\n \n \n \n \n 19XH08\n \n \n 49,23\n \n \n \n \n 19YT00\n \n \n 38,06\n \n \n \n \n 20AB05\n \n \n 37,88\n \n \n \n \n 20AM04\n \n \n 12,22\n \n \n \n \n 20AT05\n \n \n 80,43\n \n \n \n \n 20BH02\n \n \n 39,12\n \n \n \n \n 20DL13\n \n \n 32,98\n \n \n \n \n 20EI04\n \n \n 34,27\n \n \n \n \n 20FF00\n \n \n 18,15\n \n \n \n \n 20JX11\n \n \n 57,72\n \n \n \n \n 20KD00\n \n \n 26\n \n \n \n \n 20KD01\n \n \n 47,78\n \n \n \n \n 20MJ04\n \n \n 103,1\n \n \n \n \n 20ZK00\n \n \n 63,27\n \n \n \n \n 21GU09\n \n \n 59,12\n \n \n \n \n 21HC08\n \n \n 45,19\n \n \n \n \n 21KM00\n \n \n 59,61\n \n \n \n \n 23DB00\n \n \n 40,77\n \n \n \n \n 23EJ00\n \n \n 28,96\n \n \n \n \n 23HC02\n \n \n 31,78\n \n \n \n \n 23HH00\n \n \n 48,74\n \n \n \n \n 23VL00\n \n \n 1,09\n \n \n \n \n 24TP03\n \n \n 35,78\n \n \n \n \n 25CM10\n \n \n 12,36\n \n \n \n \n 25FY00\n \n \n 23,86\n \n \n \n \n 25GM02\n \n \n 17,75\n \n \n \n \n 25MG02\n \n \n 10,52\n \n \n \n \n 26HD00\n \n \n 17,5\n \n \n \n \n 26HD01\n \n \n 32,49\n \n \n \n \n 26HF00\n \n \n 15,62\n \n \n \n \n 26HL00\n \n \n 57,05\n \n \n \n \n 26HN00\n \n \n 40,41\n \n \n \n \n 26HP00\n \n \n 57,28\n \n \n \n \n 26HR00\n \n \n 50,29\n \n \n \n \n 26HU00\n \n \n 24,51\n \n \n \n \n 26HV00\n \n \n 31,93\n \n \n \n \n 26HX00\n \n \n 46,59\n \n \n \n \n 26HY00\n \n \n 20,9\n \n \n \n \n 26HY02\n \n \n 27,89\n \n \n \n \n 26JE00\n \n \n 18,91\n \n \n \n \n 26JE02\n \n \n 11,18\n \n \n \n \n 26JR00\n \n \n 69,62\n \n \n \n \n 26JR01\n \n \n 10,8\n \n \n \n \n 26JT00\n \n \n 59,06\n \n \n \n \n 26JV00\n \n \n 9,86\n \n \n \n \n 26JY00\n \n \n 35,44\n \n \n \n \n 26JZ00\n \n \n 56,3\n \n \n \n \n 26KA00\n \n \n 30,35\n \n \n \n \n 26KH00\n \n \n 62,15\n \n \n \n \n 26KP00\n \n \n 35,21\n \n \n \n \n 26KR00\n \n \n 16,94\n \n \n \n \n 26KV00\n \n \n 34,68\n \n \n \n \n 26KY00\n \n \n 13,61\n \n \n \n \n 26KZ00\n \n \n 61,51\n \n \n \n \n 26LL00\n \n \n 15,44\n \n \n \n \n 26LL01\n \n \n 5,7\n \n \n \n \n 26LR00\n \n \n 22,72\n \n \n \n \n 26LT00\n \n \n 44,75\n \n \n \n \n 26LU00\n \n \n 16\n \n \n \n \n 26MD00\n \n \n 30,5\n \n \n \n \n 26MJ00\n \n \n 27,15\n \n \n \n \n 26MP00\n \n \n 24,84\n \n \n \n \n 26MV00\n \n \n 3,76\n \n \n \n \n 26MZ00\n \n \n 22,26\n \n \n \n \n 26NH00\n \n \n 26,07\n \n \n \n \n 27PM00\n \n \n 23,15\n \n \n \n \n 27VF00\n \n \n 62,31\n \n \n \n \n 27VH00\n \n \n 41,73\n \n \n \n \n 28BN00\n \n \n 54,64\n \n \n \n \n 28BU00\n \n \n 55\n \n \n \n \n 28CA00\n \n \n 48,38\n \n \n \n \n 28DF00\n \n \n 52,36\n \n \n \n \n 29VW00\n \n \n 62,17\n \n \n \n \n 29VX00\n \n \n 74,65\n \n \n \n \n 29VY00\n \n \n 19,26\n \n \n \n \n 29VZ00\n \n \n 86,77\n \n \n \n \n 30FF00\n \n \n 39,27\n \n \n \n \n 30JM00\n \n \n 32,84\n \n \n \n \n 30MM00\n \n \n 12,52\n \n \n \n \n 30UD00\n \n \n 25,85\n \n \n \n \n 31HN02\n \n \n 74,97\n \n \n \n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Bijlage\n 2\n Het totaal beschikbare budget en het bedrag per eenheid onderwijskansenscore\n \n Het totaal beschikbare budget: € 167.829.852\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor vmbo, havo of vwo: € 1.937,44\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor praktijkonderwijs: € 2.354,58\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 2569, datum inwerkingtreding 01-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.01-01-2024Stcrt. 2024, 18524, datum inwerkingtreding 12-06-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.Bijlage 2 komt te luiden:Bijlage2Het totaal beschikbare budget en het bedrag per eenheid onderwijskansenscoreHet totaal beschikbare budget: € 177.361.137,30Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor vmbo, havo of vwo: € 2.047,47Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor praktijkonderwijs: € 2.488,30\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049325/2024-02-01_0/xml/BWBR0049325_2024-02-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 18 januari 2024 nr. 43197358, houdende de vaststelling van een nieuwe Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs ter vervanging van de Regeling leerplusarrangement vo (Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs)2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n Gelet op artikel 5.9, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020;\n \n \n Besluit:\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;\n \n \n \n minister: Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;\n \n \n \n onderwijskansenscore: overeenkomstig artikel 5 berekende score van een vestiging die een indicatie geeft van de zwaarte van de problematiek op die vestiging op basis van de aggregatie van de onderwijsscores van de leerlingen van de vestiging;\n \n \n \n onderwijsscore: cijfermatige indicatie van het verwachte risico op onbenut leerpotentieel van een individuele leerling, die op basis van statistische gegevens door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt bepaald;\n \n \n \n school: school of scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;\n \n \n \n schoolplan: schoolplan als bedoeld in artikel 2.88 van de wet;\n \n \n \n teldatum: 1 oktober van het tweede voorafgaande jaar waarop de bekostiging betrekking heeft;\n \n \n \n vestiging: op de teldatum bestaande vestiging van een school als bedoeld in de artikelen 4.13, 4.14 of 4.16 van de wet;\n \n \n \n wet:\n Wet voortgezet onderwijs 2020.\n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Toepassing Kaderregeling\n \n Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Doelomschrijving\n \n De minister verstrekt op grond van deze regeling aanvullende bekostiging, met als doel te voorkomen dat leerlingen, die door omgevingsfactoren een verhoogd risico lopen op het niet optimaal kunnen benutten van hun leerpotentie, afstromen, onnodig doubleren of voortijdig de school verlaten.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Aanvullende bekostiging\n \n \n 1\n De verstrekking van aanvullende bekostiging op grond van deze regeling vindt telkens plaats voor één kalenderjaar.\n \n \n 2\n De aanvullende bekostiging wordt berekend overeenkomstig artikel 5, waarbij gebruik wordt gemaakt van het aantal op de teldatum bekostigde leerlingen per vestiging. Voor de toepassing van deze regeling tellen de leerlingen als bedoeld in artikel 6.10, tweede en derde lid van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 voor 100% mee.\n \n \n 3\n De aanvullende bekostiging wordt uiterlijk vastgesteld in de maand april in het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.\n \n \n 4\n De aanvullende bekostiging wordt betaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang. In de maand waarin de vaststelling en de eerste betaling plaatsvindt wordt ook de bekostiging van de eventueel daaraan voorafgaande maand of maanden betaald.\n \n \n 5\n De aanvullende bekostiging kan uiterlijk in de maand december van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft gewijzigd worden vastgesteld op basis van een bijdrage voor loonontwikkeling.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 5\n Berekening aanvullende bekostiging\n \n \n 1\n Een vestiging wordt aanvullend bekostigd met een bedrag per eenheid onderwijskansenscore. Indien de vestiging een onderwijskansenscore heeft van nul, of die op grond van het vijfde lid wordt gelijkgesteld aan nul, dan wordt voor de desbetreffende vestiging geen aanvullende bekostiging verstrekt.\n \n \n 2\n Het Centraal Bureau voor de Statistiek berekent jaarlijks de onderwijskansenscore van elke vestiging op basis van de onderwijsscores van de leerlingen die op de teldatum zijn ingeschreven op een vestiging, en maakt deze zo spoedig mogelijk openbaar.\n \n \n 3\n De onderwijskansenscore van een vestiging voor vmbo, havo of vwo is de uitkomst van de formule A − B en wordt als volgt berekend:\n \n \n A =\n som van de uitkomsten van de formule C – D voor alle leerlingen van de vestiging die behoren tot de 15% van alle leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo met de laagste onderwijsscore, waarbij:\n \n \n C =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo;\n \n \n D =\n onderwijsscore van de leerling;\n \n \n B =\n E x F x (C – G) waarbij:\n \n \n E =\n aantal leerlingen van de vestiging;\n \n \n F =\n drempelwaarde van 12%;\n \n \n G =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen die behoren tot de 15% leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo met de laagste onderwijsscore.\n \n \n \n \n 4\n De onderwijskansenscore van een vestiging voor praktijkonderwijs is de uitkomst van de formule A − B en wordt als volgt berekend:\n \n \n A =\n som van de uitkomsten van de formule C – D voor alle leerlingen van de vestiging die behoren tot de 30% van alle leerlingen ingeschreven op het pro met de laagste onderwijsscore, waarbij:\n \n \n C =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen ingeschreven op het pro;\n \n \n D =\n onderwijsscore van de leerling;\n \n \n B =\n E x F x (C – G) waarbij:\n \n \n E =\n aantal leerlingen van de vestiging;\n \n \n F =\n drempelwaarde van 0%;\n \n \n G =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen die behoren tot de 30% leerlingen ingeschreven op het pro met de laagste onderwijsscore.\n \n \n \n \n 5\n De onderwijskansenscore, bedoeld in het tweede lid, wordt rekenkundig afgerond op twee decimalen. Indien de onderwijskansenscore negatief is, wordt deze gelijkgesteld aan nul.\n \n \n 6\n De lijst met onderwijskansenscores wordt jaarlijks uiterlijk op 7 februari in de Staatscourant bekendgemaakt als bijlage 1 bij deze regeling.\n \n \n 7\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore wordt jaarlijks uiterlijk op 7 februari in de Staatscourant bekendgemaakt als bijlage 2 bij deze regeling.\n \n \n 8\n De aanvullende bekostiging voor een vestiging voor vmbo, havo of vwo wordt bepaald door de voor deze vestiging in bijlage 1 opgenomen onderwijskansenscore te vermenigvuldigen met het in bijlage 2 opgenomen bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor vmbo, havo of vwo.\n \n \n 9\n De aanvullende bekostiging voor een vestiging voor praktijkonderwijs wordt bepaald door de voor deze vestiging in bijlage 1 opgenomen onderwijskansenscore te vermenigvuldigen met het in bijlage 2 opgenomen bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor praktijkonderwijs.\n \n \n 10\n Voor de toepassing van deze regeling wordt een vestiging waar zowel praktijkonderwijs als een andere schoolsoort wordt aangeboden, aangemerkt als twee vestigingen, te weten een vestiging voor praktijkonderwijs en een vestiging voor vmbo, havo en vwo.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 6\n Betaling\n \n \n 1\n De minister verstrekt de aanvullende bekostiging voor alle vestigingen met een onderwijskansenscore van hoger dan 0, aan het bevoegd gezag van de school waar de vestiging aan toebehoort op 1 januari van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.\n \n \n 2\n Het recht van het bevoegd gezag op de aanvullende bekostiging voor een school vervalt, indien de school wordt opgeheven of de bekostiging wordt beëindigd.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 7\n Beleid en verantwoording\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van de school geeft in het schoolplan aan hoe het de aanvullende bekostiging op grond van deze regeling inzet voor het onderwijskundig beleid, de bewaking en de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs.\n \n \n 2\n Het bevoegd gezag van de school licht de partijen in de omgeving van de school in over zijn beleid ter zake en betrekt opmerkingen daarover van die partijen herkenbaar bij het bepalen van dat beleid.\n \n \n 3\n Het bevoegd gezag van de school betrekt de inzet van de aanvullende bekostiging op grond van deze regeling bij het overleg met de gemeente over het ondersteunen van leerlingen die door omgevingsfactoren hun potentieel niet waar kunnen maken.\n \n \n 4\n Het bevoegd gezag verstrekt via XBRL aanvullende informatie over de activiteiten die met de aanvullende bekostiging zijn ondernomen, bedoeld in artikel 3.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 8\n Financiële verantwoording\n \n \n 1\n De verantwoording van de besteding van de bekostiging geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.\n \n \n 2\n De aanvullende bekostiging kan ook worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt. Verrekening van de eventueel niet-bestede middelen of overschotten vindt niet plaats.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n Artikel\n 9\n Wijziging Regeling aanvullende bekostiging vo-scholen in uitzonderlijke omstandigheden\n Wijzigt de Regeling aanvullende bekostiging vo-scholen in uitzonderlijke omstandigheden.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n Artikel\n 10\n Intrekking Regeling leerplusarrangement vo\n \n De Regeling leerplusarrangement vo wordt ingetrokken.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 11\n Inwerkingtreding\n \n \n 1\n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2024 en werkt terug tot en met 1 januari 2024.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid treedt artikel 9 in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 12\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n M.L.J.\n Paul\n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Bijlage\n 1\n Onderwijskansenscore per vestiging\n \n Onderwijskansenscores voor vmbo, havo en/of vwo\n \n \n \n \n \n \n \n Vestigingsnummer\n \n \n Onderwijskansenscore\n \n \n \n \n \n \n 00AH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AH07\n \n \n 181,7\n \n \n \n \n 00AH08\n \n \n 27,01\n \n \n \n \n 00AH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AH11\n \n \n 279,14\n \n \n \n \n 00AH17\n \n \n 203,84\n \n \n \n \n 00AH18\n \n \n 13,52\n \n \n \n \n 00AH19\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AQ00\n \n \n 1,06\n \n \n \n \n 00BD00\n \n \n 119,16\n \n \n \n \n 00BD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB04\n \n \n 1,42\n \n \n \n \n 00DI00\n \n \n 34,57\n \n \n \n \n 00DI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI03\n \n \n 10,86\n \n \n \n \n 00DI04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI06\n \n \n 2,38\n \n \n \n \n 00EF00\n \n \n 110,91\n \n \n \n \n 00HI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00HI03\n \n \n 97,81\n \n \n \n \n 00IP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JR00\n \n \n 9,29\n \n \n \n \n 00JT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JT02\n \n \n 9,15\n \n \n \n \n 00JT03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JT06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00KV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ01\n \n \n 2,26\n \n \n \n \n 00LJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ05\n \n \n 16,25\n \n \n \n \n 00MK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML02\n \n \n 44,02\n \n \n \n \n 00ML05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML09\n \n \n 136,45\n \n \n \n \n 00ML12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MV00\n \n \n 34,62\n \n \n \n \n 00MV01\n \n \n 209,13\n \n \n \n \n 00MV02\n \n \n 116,38\n \n \n \n \n 00MV06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MV07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00NE00\n \n \n 34,76\n \n \n \n \n 00NE02\n \n \n 226,64\n \n \n \n \n 00OB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00OB03\n \n \n 94,82\n \n \n \n \n 00PF00\n \n \n 106,58\n \n \n \n \n 00PG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG02\n \n \n 8,42\n \n \n \n \n 00PG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS04\n \n \n 131,6\n \n \n \n \n 00PS05\n \n \n 46,1\n \n \n \n \n 00PS06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS10\n \n \n 10,23\n \n \n \n \n 00RO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RO03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RZ01\n \n \n 17,19\n \n \n \n \n 00RZ07\n \n \n 77,23\n \n \n \n \n 00SZ00\n \n \n 5,8\n \n \n \n \n 00TL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TU01\n \n \n 16,16\n \n \n \n \n 00UM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00UZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00UZ04\n \n \n 68,66\n \n \n \n \n 00VR00\n \n \n 50,83\n \n \n \n \n 00VY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00VY04\n \n \n 157,17\n \n \n \n \n 00WD00\n \n \n 301,45\n \n \n \n \n 00WH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00WH02\n \n \n 3,46\n \n \n \n \n 00WI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00WI04\n \n \n 59,09\n \n \n \n \n 00XA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00XA01\n \n \n 128,07\n \n \n \n \n 00XK00\n \n \n 60,62\n \n \n \n \n 00XK02\n \n \n 169,55\n \n \n \n \n 00YH00\n \n \n 36,43\n \n \n \n \n 00YH01\n \n \n 30,05\n \n \n \n \n 00YH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YH05\n \n \n 13,1\n \n \n \n \n 00YH06\n \n \n 26,79\n \n \n \n \n 00YH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YO00\n \n \n 1,01\n \n \n \n \n 00ZD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZO00\n \n \n 202,52\n \n \n \n \n 00ZV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZV02\n \n \n 27,24\n \n \n \n \n 00ZV05\n \n \n 8,38\n \n \n \n \n 00ZX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZX02\n \n \n 6,02\n \n \n \n \n 00ZX03\n \n \n 45,35\n \n \n \n \n 00ZX08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZX10\n \n \n 1,28\n \n \n \n \n 01AA57\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA59\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA60\n \n \n 52,3\n \n \n \n \n 01AA61\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA62\n \n \n 149,86\n \n \n \n \n 01AA68\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01BE00\n \n \n 25,68\n \n \n \n \n 01EO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01EO01\n \n \n 108,84\n \n \n \n \n 01EO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01EO06\n \n \n 130,52\n \n \n \n \n 01EO08\n \n \n 20,77\n \n \n \n \n 01EO12\n \n \n 2,31\n \n \n \n \n 01ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FP00\n \n \n 211,97\n \n \n \n \n 01FP01\n \n \n 105,29\n \n \n \n \n 01FP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FP05\n \n \n 25,52\n \n \n \n \n 01FP06\n \n \n 16,13\n \n \n \n \n 01FU00\n \n \n 76,56\n \n \n \n \n 01FU01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FU04\n \n \n 25,06\n \n \n \n \n 01FY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GH01\n \n \n 41,78\n \n \n \n \n 01GH04\n \n \n 123,68\n \n \n \n \n 01GL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GN00\n \n \n 112,33\n \n \n \n \n 01GV00\n \n \n 32,47\n \n \n \n \n 01GX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GX02\n \n \n 7,02\n \n \n \n \n 01GX03\n \n \n 86,11\n \n \n \n \n 01IW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01IW03\n \n \n 20,27\n \n \n \n \n 01KF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KF04\n \n \n 44,36\n \n \n \n \n 01KL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL06\n \n \n 32,41\n \n \n \n \n 01KL07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL08\n \n \n 136,83\n \n \n \n \n 01KL09\n \n \n 14,93\n \n \n \n \n 01KL10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL14\n \n \n 26,38\n \n \n \n \n 01KL18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01LZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01LZ01\n \n \n 2,45\n \n \n \n \n 01LZ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01MB00\n \n \n 19,68\n \n \n \n \n 01MO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01MU00\n \n \n 158,79\n \n \n \n \n 01NJ01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ02\n \n \n 6,96\n \n \n \n \n 01NJ08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ10\n \n \n 35,98\n \n \n \n \n 01NJ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ15\n \n \n 2\n \n \n \n \n 01NZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE03\n \n \n 49,65\n \n \n \n \n 01OE05\n \n \n 21,53\n \n \n \n \n 01OE06\n \n \n 71,85\n \n \n \n \n 01OE07\n \n \n 59,43\n \n \n \n \n 01OE12\n \n \n 141,04\n \n \n \n \n 01OE13\n \n \n 41,69\n \n \n \n \n 01OE16\n \n \n 42,74\n \n \n \n \n 01OE17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE18\n \n \n 176,34\n \n \n \n \n 01OE21\n \n \n 47,84\n \n \n \n \n 01OE22\n \n \n 181,79\n \n \n \n \n 01OE23\n \n \n 49,48\n \n \n \n \n 01OE25\n \n \n 50,44\n \n \n \n \n 01OE26\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE27\n \n \n 20,36\n \n \n \n \n 01OE28\n \n \n 115,44\n \n \n \n \n 01OE30\n \n \n 20,36\n \n \n \n \n 01OE32\n \n \n 3,48\n \n \n \n \n 01OE33\n \n \n 8,26\n \n \n \n \n 01OE37\n \n \n 40,05\n \n \n \n \n 01OE49\n \n \n 49,62\n \n \n \n \n 01OE50\n \n \n 40,07\n \n \n \n \n 01OE51\n \n \n 107,8\n \n \n \n \n 01OE54\n \n \n 13,2\n \n \n \n \n 01OE57\n \n \n 4,56\n \n \n \n \n 01OE58\n \n \n 130,99\n \n \n \n \n 01OE59\n \n \n 127,29\n \n \n \n \n 01OE60\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01TC00\n \n \n 558,98\n \n \n \n \n 01UH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ00\n \n \n 114,22\n \n \n \n \n 01VJ01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ03\n \n \n 76,72\n \n \n \n \n 01VJ04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ05\n \n \n 136,27\n \n \n \n \n 01VJ14\n \n \n 125,83\n \n \n \n \n 01VN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VN03\n \n \n 268,26\n \n \n \n \n 01VN04\n \n \n 167,65\n \n \n \n \n 01WM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XF01\n \n \n 52,95\n \n \n \n \n 01XL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XN00\n \n \n 6,07\n \n \n \n \n 01XN01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XN02\n \n \n 47,12\n \n \n \n \n 01XN07\n \n \n 74,37\n \n \n \n \n 01XN09\n \n \n 38,2\n \n \n \n \n 01XN10\n \n \n 143,07\n \n \n \n \n 02AN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02AP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02AR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02CI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02CI01\n \n \n 154,39\n \n \n \n \n 02CI02\n \n \n 72,28\n \n \n \n \n 02CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DC00\n \n \n 87,27\n \n \n \n \n 02DC03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DF00\n \n \n 1,94\n \n \n \n \n 02DO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DO01\n \n \n 94,91\n \n \n \n \n 02DO02\n \n \n 2,06\n \n \n \n \n 02DO03\n \n \n 86,06\n \n \n \n \n 02DQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DZ02\n \n \n 157,58\n \n \n \n \n 02DZ04\n \n \n 32,62\n \n \n \n \n 02DZ10\n \n \n 19,62\n \n \n \n \n 02EA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EA02\n \n \n 1,68\n \n \n \n \n 02EA03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EB04\n \n \n 6,82\n \n \n \n \n 02EB07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EK00\n \n \n 30,86\n \n \n \n \n 02EK01\n \n \n 100,93\n \n \n \n \n 02EK02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EX00\n \n \n 141,03\n \n \n \n \n 02EX04\n \n \n 6,82\n \n \n \n \n 02EX05\n \n \n 34,22\n \n \n \n \n 02EX07\n \n \n 195,74\n \n \n \n \n 02FB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02FY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02FY01\n \n \n 121,91\n \n \n \n \n 02FY02\n \n \n 86,4\n \n \n \n \n 02FY07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GJ01\n \n \n 12,14\n \n \n \n \n 02GN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP05\n \n \n 24,37\n \n \n \n \n 02GP06\n \n \n 24,45\n \n \n \n \n 02GS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02HI00\n \n \n 124,72\n \n \n \n \n 02HI06\n \n \n 33,46\n \n \n \n \n 02HI08\n \n \n 197,78\n \n \n \n \n 02IB00\n \n \n 115,99\n \n \n \n \n 02IB05\n \n \n 74,44\n \n \n \n \n 02IB07\n \n \n 44,38\n \n \n \n \n 02IC00\n \n \n 73,91\n \n \n \n \n 02IC01\n \n \n 0,62\n \n \n \n \n 02JG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02JG04\n \n \n 61,38\n \n \n \n \n 02JG05\n \n \n 25,84\n \n \n \n \n 02JG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB00\n \n \n 32,1\n \n \n \n \n 02KB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB06\n \n \n 99,49\n \n \n \n \n 02KB08\n \n \n 50,27\n \n \n \n \n 02KM00\n \n \n 312,89\n \n \n \n \n 02KR00\n \n \n 7,55\n \n \n \n \n 02LB00\n \n \n 584,53\n \n \n \n \n 02LB01\n \n \n 71,25\n \n \n \n \n 02LB08\n \n \n 473,83\n \n \n \n \n 02LG00\n \n \n 32,39\n \n \n \n \n 02LG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02LG08\n \n \n 79,99\n \n \n \n \n 02LG09\n \n \n 89,9\n \n \n \n \n 02ME00\n \n \n 119,58\n \n \n \n \n 02ME01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ME02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02MF00\n \n \n 182,32\n \n \n \n \n 02MU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ01\n \n \n 156,44\n \n \n \n \n 02NZ09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ10\n \n \n 224,05\n \n \n \n \n 02NZ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ14\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02PA00\n \n \n 84,47\n \n \n \n \n 02QN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QN02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX01\n \n \n 23,63\n \n \n \n \n 02QX03\n \n \n 191,89\n \n \n \n \n 02QX06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA01\n \n \n 116,46\n \n \n \n \n 02RA02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02SB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ST00\n \n \n 40,78\n \n \n \n \n 02ST04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ST05\n \n \n 10,46\n \n \n \n \n 02SY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TC03\n \n \n 244,83\n \n \n \n \n 02TC04\n \n \n 85,95\n \n \n \n \n 02TD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TD03\n \n \n 22,88\n \n \n \n \n 02TD04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UE00\n \n \n 3,91\n \n \n \n \n 02UG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02US00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02US04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UX00\n \n \n 5,06\n \n \n \n \n 02UX01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UX06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VA01\n \n \n 84,35\n \n \n \n \n 02VB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB07\n \n \n 45,96\n \n \n \n \n 02VB16\n \n \n 18,81\n \n \n \n \n 02VC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VC02\n \n \n 113,45\n \n \n \n \n 02VC03\n \n \n 23,24\n \n \n \n \n 02VC08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VC09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VD04\n \n \n 19,56\n \n \n \n \n 02VD05\n \n \n 7\n \n \n \n \n 02VE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG04\n \n \n 201,82\n \n \n \n \n 02VG05\n \n \n 381,95\n \n \n \n \n 02VG08\n \n \n 507,07\n \n \n \n \n 02VG10\n \n \n 123,2\n \n \n \n \n 02VG11\n \n \n 77,57\n \n \n \n \n 02VG14\n \n \n 3,04\n \n \n \n \n 02VG15\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG22\n \n \n 171,75\n \n \n \n \n 02VG25\n \n \n 47,91\n \n \n \n \n 02VJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VJ03\n \n \n 29,02\n \n \n \n \n 02VJ06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VJ07\n \n \n 46,67\n \n \n \n \n 02VJ08\n \n \n 4,76\n \n \n \n \n 02VM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VN01\n \n \n 99,9\n \n \n \n \n 02VO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VQ00\n \n \n 161,89\n \n \n \n \n 02VQ01\n \n \n 334,55\n \n \n \n \n 02VR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR02\n \n \n 114,09\n \n \n \n \n 02VR04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT01\n \n \n 31,04\n \n \n \n \n 02VT02\n \n \n 107,33\n \n \n \n \n 02VT04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT06\n \n \n 33,81\n \n \n \n \n 02XJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02XJ02\n \n \n 61,75\n \n \n \n \n 02XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02YH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR03\n \n \n 0,03\n \n \n \n \n 03AM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03AQ00\n \n \n 425,47\n \n \n \n \n 03FO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03FO01\n \n \n 107,18\n \n \n \n \n 03FO04\n \n \n 12,48\n \n \n \n \n 03JY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03JY01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03JY02\n \n \n 19,92\n \n \n \n \n 03JY03\n \n \n 7,36\n \n \n \n \n 03JY06\n \n \n 13,5\n \n \n \n \n 03JY07\n \n \n 1,22\n \n \n \n \n 03JY08\n \n \n 1,96\n \n \n \n \n 03KN00\n \n \n 18,19\n \n \n \n \n 03OY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RR04\n \n \n 86,87\n \n \n \n \n 03RU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RU02\n \n \n 87,39\n \n \n \n \n 03WO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03WO01\n \n \n 47,75\n \n \n \n \n 03WO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03WO03\n \n \n 24,45\n \n \n \n \n 03XF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XF04\n \n \n 52,23\n \n \n \n \n 03XF05\n \n \n 220,01\n \n \n \n \n 03XM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XS02\n \n \n 76,93\n \n \n \n \n 03XS03\n \n \n 7,62\n \n \n \n \n 03XS08\n \n \n 136,56\n \n \n \n \n 04DF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04DF01\n \n \n 15,57\n \n \n \n \n 04DS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU08\n \n \n 38,43\n \n \n \n \n 04HR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04HR04\n \n \n 102,83\n \n \n \n \n 04HR07\n \n \n 256,53\n \n \n \n \n 04IX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04IX01\n \n \n 124,38\n \n \n \n \n 04OY00\n \n \n 16\n \n \n \n \n 04OY02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04SU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04SU02\n \n \n 61,9\n \n \n \n \n 04XU00\n \n \n 94,8\n \n \n \n \n 04YE00\n \n \n 99,54\n \n \n \n \n 04YE01\n \n \n 28,32\n \n \n \n \n 04YE02\n \n \n 60,49\n \n \n \n \n 04YE03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04YE08\n \n \n 335,62\n \n \n \n \n 04YE11\n \n \n 6,38\n \n \n \n \n 04YX00\n \n \n 74,65\n \n \n \n \n 04YX02\n \n \n 36,85\n \n \n \n \n 05AV00\n \n \n 67,33\n \n \n \n \n 05AV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05AV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05AV03\n \n \n 25,94\n \n \n \n \n 05AV04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05AX00\n \n \n 158\n \n \n \n \n 05EA14\n \n \n 114,21\n \n \n \n \n 05EA16\n \n \n 156,8\n \n \n \n \n 05FB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05FB01\n \n \n 3,27\n \n \n \n \n 05FB07\n \n \n 10,45\n \n \n \n \n 05FB08\n \n \n 30,77\n \n \n \n \n 05FE00\n \n \n 107,41\n \n \n \n \n 05FF00\n \n \n 255,23\n \n \n \n \n 05FF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05FJ00\n \n \n 129,9\n \n \n \n \n 05FJ01\n \n \n 33,68\n \n \n \n \n 05FJ11\n \n \n 18,45\n \n \n \n \n 05FJ12\n \n \n 153,91\n \n \n \n \n 05OH00\n \n \n 86,38\n \n \n \n \n 05OH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05OH07\n \n \n 11,08\n \n \n \n \n 05PL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05RA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05RA01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05TA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05XJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06HF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06HF02\n \n \n 150,73\n \n \n \n \n 06SU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06WY00\n \n \n 57,51\n \n \n \n \n 06XL00\n \n \n 122,83\n \n \n \n \n 07BQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07FH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07KP00\n \n \n 36,71\n \n \n \n \n 07MU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07PK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07PK04\n \n \n 5,81\n \n \n \n \n 07PK05\n \n \n 131,62\n \n \n \n \n 07PK07\n \n \n 51,54\n \n \n \n \n 08CU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08LP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08LP01\n \n \n 2,65\n \n \n \n \n 08LP02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08SG00\n \n \n 16,48\n \n \n \n \n 08SG01\n \n \n 175,43\n \n \n \n \n 08SG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08VU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08VU02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 09VG00\n \n \n 96,49\n \n \n \n \n 10AN00\n \n \n 34,95\n \n \n \n \n 10AN03\n \n \n 71,14\n \n \n \n \n 10AN04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 10LU00\n \n \n 180,83\n \n \n \n \n 11NY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 11ZH00\n \n \n 25,56\n \n \n \n \n 12IR00\n \n \n 88,27\n \n \n \n \n 12IR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 12IR11\n \n \n 68,51\n \n \n \n \n 12RB00\n \n \n 145,84\n \n \n \n \n 13EE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13JO00\n \n \n 49,79\n \n \n \n \n 13OR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13OR01\n \n \n 55,55\n \n \n \n \n 13OR03\n \n \n 11,37\n \n \n \n \n 13PE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13PE01\n \n \n 52,78\n \n \n \n \n 13WH00\n \n \n 73,87\n \n \n \n \n 13ZU00\n \n \n 41,39\n \n \n \n \n 13ZU02\n \n \n 121,9\n \n \n \n \n 13ZU03\n \n \n 64,28\n \n \n \n \n 14DC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14DC02\n \n \n 19,23\n \n \n \n \n 14DC06\n \n \n 2,53\n \n \n \n \n 14FW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW02\n \n \n 45,92\n \n \n \n \n 14FW04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW05\n \n \n 7,51\n \n \n \n \n 14LF00\n \n \n 89,01\n \n \n \n \n 14NQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14NS00\n \n \n 15,87\n \n \n \n \n 14OY00\n \n \n 230,37\n \n \n \n \n 14PS00\n \n \n 52,23\n \n \n \n \n 14PS03\n \n \n 39,72\n \n \n \n \n 14QT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RC00\n \n \n 29,96\n \n \n \n \n 14RC02\n \n \n 154,11\n \n \n \n \n 14RC03\n \n \n 67,59\n \n \n \n \n 14RC04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RC06\n \n \n 98,99\n \n \n \n \n 14RC13\n \n \n 60,2\n \n \n \n \n 14RC14\n \n \n 18,24\n \n \n \n \n 14RC15\n \n \n 32,82\n \n \n \n \n 14RF00\n \n \n 202,16\n \n \n \n \n 14RF03\n \n \n 160,72\n \n \n \n \n 14RF04\n \n \n 252,22\n \n \n \n \n 14RF05\n \n \n 98,68\n \n \n \n \n 14RF06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RF08\n \n \n 62,38\n \n \n \n \n 14RL00\n \n \n 175,61\n \n \n \n \n 14RL03\n \n \n 25,51\n \n \n \n \n 14RL06\n \n \n 20,77\n \n \n \n \n 14RP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RP02\n \n \n 40,7\n \n \n \n \n 14RP03\n \n \n 79,23\n \n \n \n \n 14RR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RR01\n \n \n 44\n \n \n \n \n 14SE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SF00\n \n \n 169,14\n \n \n \n \n 14SF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM05\n \n \n 77,49\n \n \n \n \n 14SM13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM14\n \n \n 150,52\n \n \n \n \n 14SW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14TA00\n \n \n 103,43\n \n \n \n \n 14TD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14UM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14UM01\n \n \n 6,26\n \n \n \n \n 14UM02\n \n \n 100,18\n \n \n \n \n 14VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14VY00\n \n \n 76,17\n \n \n \n \n 14WE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14YD03\n \n \n 106,62\n \n \n \n \n 14YD06\n \n \n 69,62\n \n \n \n \n 14YD09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH00\n \n \n 172,69\n \n \n \n \n 15BH01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15EO00\n \n \n 120,55\n \n \n \n \n 15EO01\n \n \n 103,4\n \n \n \n \n 15HX00\n \n \n 113,45\n \n \n \n \n 15HX02\n \n \n 166,85\n \n \n \n \n 15HX03\n \n \n 1,39\n \n \n \n \n 15JM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15KR00\n \n \n 204,46\n \n \n \n \n 15KR05\n \n \n 36,01\n \n \n \n \n 15KR06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15KR09\n \n \n 60,34\n \n \n \n \n 15KR10\n \n \n 334,67\n \n \n \n \n 15KR11\n \n \n 8,21\n \n \n \n \n 15KR12\n \n \n 81,58\n \n \n \n \n 15KR14\n \n \n 5,98\n \n \n \n \n 15OM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15OM01\n \n \n 85,78\n \n \n \n \n 15QW00\n \n \n 43,14\n \n \n \n \n 15SC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15VQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15XV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15XV01\n \n \n 45,19\n \n \n \n \n 16AW00\n \n \n 240,11\n \n \n \n \n 16AW01\n \n \n 87,59\n \n \n \n \n 16AW06\n \n \n 102,99\n \n \n \n \n 16CX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16CX04\n \n \n 51,38\n \n \n \n \n 16CX08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16EI00\n \n \n 231,05\n \n \n \n \n 16FP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16FP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16FP05\n \n \n 134,65\n \n \n \n \n 16GZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16GZ03\n \n \n 6,39\n \n \n \n \n 16IH00\n \n \n 23,87\n \n \n \n \n 16IH03\n \n \n 118,51\n \n \n \n \n 16KP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16MQ00\n \n \n 141,35\n \n \n \n \n 16NK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16NK01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX02\n \n \n 57,17\n \n \n \n \n 16OX03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX04\n \n \n 30,12\n \n \n \n \n 16OX09\n \n \n 114,32\n \n \n \n \n 16OX10\n \n \n 152,47\n \n \n \n \n 16OX11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PE01\n \n \n 36,77\n \n \n \n \n 16PI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PI03\n \n \n 31,2\n \n \n \n \n 16PI04\n \n \n 13,98\n \n \n \n \n 16PI05\n \n \n 37,06\n \n \n \n \n 16PK00\n \n \n 95,62\n \n \n \n \n 16PK07\n \n \n 136,56\n \n \n \n \n 16PK10\n \n \n 158,55\n \n \n \n \n 16PN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS07\n \n \n 24,38\n \n \n \n \n 16PS08\n \n \n 539,09\n \n \n \n \n 16PS16\n \n \n 61,64\n \n \n \n \n 16PS17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS19\n \n \n 170,13\n \n \n \n \n 16QA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16QA01\n \n \n 75,52\n \n \n \n \n 16QH00\n \n \n 3,46\n \n \n \n \n 16QH01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RT01\n \n \n 28,66\n \n \n \n \n 16SK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16SK01\n \n \n 7,1\n \n \n \n \n 16SK05\n \n \n 87\n \n \n \n \n 16SK07\n \n \n 28,94\n \n \n \n \n 16SL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16ST00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16SW00\n \n \n 43,11\n \n \n \n \n 16SW03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VK01\n \n \n 61,25\n \n \n \n \n 16VK02\n \n \n 20,45\n \n \n \n \n 16VK03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VM00\n \n \n 238,87\n \n \n \n \n 16VM07\n \n \n 24,45\n \n \n \n \n 16VP00\n \n \n 78,52\n \n \n \n \n 16XD00\n \n \n 166,79\n \n \n \n \n 16YC00\n \n \n 111,31\n \n \n \n \n 16YV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16YV01\n \n \n 76,41\n \n \n \n \n 16YV02\n \n \n 47,68\n \n \n \n \n 16YV04\n \n \n 35,12\n \n \n \n \n 16YV10\n \n \n 128,59\n \n \n \n \n 16ZK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16ZK01\n \n \n 0,2\n \n \n \n \n 16ZK02\n \n \n 30,74\n \n \n \n \n 17AA00\n \n \n 34,22\n \n \n \n \n 17AA03\n \n \n 108,38\n \n \n \n \n 17AN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17AN01\n \n \n 53,32\n \n \n \n \n 17AY00\n \n \n 28,4\n \n \n \n \n 17AY04\n \n \n 89,43\n \n \n \n \n 17BI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17BI02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17BI06\n \n \n 117,4\n \n \n \n \n 17BZ00\n \n \n 20,37\n \n \n \n \n 17BZ02\n \n \n 19,03\n \n \n \n \n 17BZ03\n \n \n 20,44\n \n \n \n \n 17BZ04\n \n \n 7,06\n \n \n \n \n 17CK00\n \n \n 14,87\n \n \n \n \n 17CK01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17CR00\n \n \n 144,49\n \n \n \n \n 17DD00\n \n \n 12,63\n \n \n \n \n 17DN00\n \n \n 316,52\n \n \n \n \n 17DN01\n \n \n 40,7\n \n \n \n \n 17GM00\n \n \n 62,67\n \n \n \n \n 17GM02\n \n \n 53,05\n \n \n \n \n 17GT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17GT02\n \n \n 17,19\n \n \n \n \n 17HB00\n \n \n 474,61\n \n \n \n \n 17HB06\n \n \n 459,68\n \n \n \n \n 17HB07\n \n \n 103,96\n \n \n \n \n 17HH00\n \n \n 61,99\n \n \n \n \n 17HN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17HN02\n \n \n 42,36\n \n \n \n \n 17HR00\n \n \n 420,09\n \n \n \n \n 17HR02\n \n \n 448,51\n \n \n \n \n 17HR05\n \n \n 322,41\n \n \n \n \n 17HX00\n \n \n 15,13\n \n \n \n \n 17IM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IM01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IM02\n \n \n 161,88\n \n \n \n \n 17IM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IR00\n \n \n 62,95\n \n \n \n \n 17IR01\n \n \n 7,59\n \n \n \n \n 17IR02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17JB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17JB01\n \n \n 137,22\n \n \n \n \n 17JB02\n \n \n 123,82\n \n \n \n \n 17JY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17KF00\n \n \n 54,66\n \n \n \n \n 17KY00\n \n \n 65,58\n \n \n \n \n 17VF00\n \n \n 275,03\n \n \n \n \n 17VF02\n \n \n 255,32\n \n \n \n \n 17VF03\n \n \n 196,44\n \n \n \n \n 17VF04\n \n \n 2,68\n \n \n \n \n 17VF06\n \n \n 80,25\n \n \n \n \n 17VF08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN00\n \n \n 5,49\n \n \n \n \n 17VN01\n \n \n 116,84\n \n \n \n \n 17VN05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN09\n \n \n 219,59\n \n \n \n \n 17VP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VP02\n \n \n 91,56\n \n \n \n \n 17VS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VS02\n \n \n 7,26\n \n \n \n \n 17VS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17WP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17WQ00\n \n \n 105,56\n \n \n \n \n 17WQ08\n \n \n 359,32\n \n \n \n \n 17XU00\n \n \n 78,84\n \n \n \n \n 17XU01\n \n \n 113,88\n \n \n \n \n 17YF00\n \n \n 402,84\n \n \n \n \n 17YF02\n \n \n 264,87\n \n \n \n \n 17YS00\n \n \n 569,31\n \n \n \n \n 17YS02\n \n \n 179,75\n \n \n \n \n 17YS03\n \n \n 49,88\n \n \n \n \n 17YS04\n \n \n 305,24\n \n \n \n \n 17YS08\n \n \n 148,26\n \n \n \n \n 17YS12\n \n \n 4,26\n \n \n \n \n 17YS18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17YS21\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17YS22\n \n \n 31,42\n \n \n \n \n 18AN00\n \n \n 633,27\n \n \n \n \n 18CH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18CH02\n \n \n 267,14\n \n \n \n \n 18CH03\n \n \n 64,5\n \n \n \n \n 18CH09\n \n \n 306,52\n \n \n \n \n 18CV00\n \n \n 48,07\n \n \n \n \n 18DD00\n \n \n 35,99\n \n \n \n \n 18DD02\n \n \n 161,9\n \n \n \n \n 18DD06\n \n \n 114,67\n \n \n \n \n 18DO00\n \n \n 24,1\n \n \n \n \n 18DO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18DQ00\n \n \n 326,74\n \n \n \n \n 18GC00\n \n \n 22,53\n \n \n \n \n 18TR00\n \n \n 110,79\n \n \n \n \n 18TR01\n \n \n 47,58\n \n \n \n \n 18TR02\n \n \n 110,42\n \n \n \n \n 18TR03\n \n \n 111,73\n \n \n \n \n 18TR07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18TR11\n \n \n 88,31\n \n \n \n \n 18TR12\n \n \n 31,41\n \n \n \n \n 18TR13\n \n \n 126,96\n \n \n \n \n 18WS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18WS04\n \n \n 24,4\n \n \n \n \n 18XR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18XU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18XU01\n \n \n 37,37\n \n \n \n \n 18XX00\n \n \n 106,94\n \n \n \n \n 19DH00\n \n \n 84,23\n \n \n \n \n 19EN00\n \n \n 45,37\n \n \n \n \n 19EQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW01\n \n \n 10,8\n \n \n \n \n 19EW03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW05\n \n \n 23,2\n \n \n \n \n 19FF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19FF04\n \n \n 22,52\n \n \n \n \n 19GY00\n \n \n 203,17\n \n \n \n \n 19GY04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19GY05\n \n \n 58,42\n \n \n \n \n 19GY06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19GY08\n \n \n 115,87\n \n \n \n \n 19HG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HG02\n \n \n 29,96\n \n \n \n \n 19HG04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HG06\n \n \n 45,79\n \n \n \n \n 19HG10\n \n \n 94,67\n \n \n \n \n 19HG11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HR00\n \n \n 317,64\n \n \n \n \n 19HV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HY00\n \n \n 1,57\n \n \n \n \n 19IP00\n \n \n 42,21\n \n \n \n \n 19IW00\n \n \n 2,46\n \n \n \n \n 19IW02\n \n \n 22,46\n \n \n \n \n 19IW04\n \n \n 120,05\n \n \n \n \n 19IW05\n \n \n 92,78\n \n \n \n \n 19KM00\n \n \n 434,04\n \n \n \n \n 19KZ00\n \n \n 37,17\n \n \n \n \n 19LO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19PV00\n \n \n 79,71\n \n \n \n \n 19QA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19QA04\n \n \n 45,95\n \n \n \n \n 19QC00\n \n \n 1,63\n \n \n \n \n 19RX00\n \n \n 40,83\n \n \n \n \n 19RX01\n \n \n 33,75\n \n \n \n \n 19RX02\n \n \n 11,46\n \n \n \n \n 19RX05\n \n \n 118,92\n \n \n \n \n 19TI00\n \n \n 9,49\n \n \n \n \n 19TI03\n \n \n 133,51\n \n \n \n \n 19TI05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19TI06\n \n \n 56,16\n \n \n \n \n 19XH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH01\n \n \n 65,34\n \n \n \n \n 19XH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH04\n \n \n 254,84\n \n \n \n \n 19XH05\n \n \n 90,57\n \n \n \n \n 19XH08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XS01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XV00\n \n \n 115,32\n \n \n \n \n 19XV02\n \n \n 23,89\n \n \n \n \n 19XY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZP00\n \n \n 261,09\n \n \n \n \n 19ZP03\n \n \n 98,15\n \n \n \n \n 19ZP04\n \n \n 119,65\n \n \n \n \n 19ZP05\n \n \n 44,96\n \n \n \n \n 19ZP06\n \n \n 133,93\n \n \n \n \n 19ZQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZQ02\n \n \n 28,49\n \n \n \n \n 19ZU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZX01\n \n \n 28,85\n \n \n \n \n 20AA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AB00\n \n \n 22,83\n \n \n \n \n 20AB04\n \n \n 116,97\n \n \n \n \n 20AB08\n \n \n 123,38\n \n \n \n \n 20AD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AD03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AE00\n \n \n 73,41\n \n \n \n \n 20AE01\n \n \n 37,87\n \n \n \n \n 20AI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AM00\n \n \n 320,25\n \n \n \n \n 20AT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AT01\n \n \n 25,87\n \n \n \n \n 20AT03\n \n \n 127,13\n \n \n \n \n 20AT04\n \n \n 40,33\n \n \n \n \n 20AT07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BC01\n \n \n 450,3\n \n \n \n \n 20BH00\n \n \n 208,52\n \n \n \n \n 20BK00\n \n \n 84,03\n \n \n \n \n 20BK01\n \n \n 474,38\n \n \n \n \n 20BK03\n \n \n 20,31\n \n \n \n \n 20BQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CJ00\n \n \n 93,33\n \n \n \n \n 20CJ04\n \n \n 253,22\n \n \n \n \n 20CJ10\n \n \n 134,87\n \n \n \n \n 20CJ11\n \n \n 117,21\n \n \n \n \n 20CK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CM00\n \n \n 56,48\n \n \n \n \n 20CM01\n \n \n 47,24\n \n \n \n \n 20CM03\n \n \n 10,99\n \n \n \n \n 20CM07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CM08\n \n \n 59,44\n \n \n \n \n 20CM09\n \n \n 79,09\n \n \n \n \n 20CM10\n \n \n 5,17\n \n \n \n \n 20CN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CN02\n \n \n 98,45\n \n \n \n \n 20CN05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CP00\n \n \n 115,64\n \n \n \n \n 20CP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CQ00\n \n \n 720,65\n \n \n \n \n 20CQ01\n \n \n 169,31\n \n \n \n \n 20CQ04\n \n \n 448,52\n \n \n \n \n 20CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CR01\n \n \n 44,48\n \n \n \n \n 20CR03\n \n \n 5,75\n \n \n \n \n 20CR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CR06\n \n \n 143,83\n \n \n \n \n 20CR07\n \n \n 60,39\n \n \n \n \n 20CS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CS04\n \n \n 68,45\n \n \n \n \n 20CS07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DB03\n \n \n 165,6\n \n \n \n \n 20DB11\n \n \n 8,86\n \n \n \n \n 20DC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DF01\n \n \n 136,19\n \n \n \n \n 20DF09\n \n \n 224,31\n \n \n \n \n 20DG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH06\n \n \n 101,91\n \n \n \n \n 20DH08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH11\n \n \n 119,03\n \n \n \n \n 20DH12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL03\n \n \n 87,28\n \n \n \n \n 20DL04\n \n \n 16,66\n \n \n \n \n 20DL06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL13\n \n \n 3,94\n \n \n \n \n 20DL16\n \n \n 115,39\n \n \n \n \n 20DL21\n \n \n 49,71\n \n \n \n \n 20DP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EI01\n \n \n 171,34\n \n \n \n \n 20EI02\n \n \n 2,36\n \n \n \n \n 20EI03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EK00\n \n \n 22,76\n \n \n \n \n 20EK07\n \n \n 28,12\n \n \n \n \n 20EK08\n \n \n 107,3\n \n \n \n \n 20EM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EM01\n \n \n 342,03\n \n \n \n \n 20EM03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EM04\n \n \n 94,68\n \n \n \n \n 20EO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER08\n \n \n 21,47\n \n \n \n \n 20ER09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY07\n \n \n 171,11\n \n \n \n \n 20EY09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY10\n \n \n 117,63\n \n \n \n \n 20FR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20FR02\n \n \n 26,78\n \n \n \n \n 20FR04\n \n \n 209,95\n \n \n \n \n 20FR07\n \n \n 30,33\n \n \n \n \n 20FR08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20FR12\n \n \n 17,62\n \n \n \n \n 20GA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20GD00\n \n \n 294,01\n \n \n \n \n 20GD01\n \n \n 355,73\n \n \n \n \n 20GS00\n \n \n 17,27\n \n \n \n \n 20IB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20IB03\n \n \n 112,61\n \n \n \n \n 20IS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20JX00\n \n \n 272,31\n \n \n \n \n 20JX02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20JX04\n \n \n 61,03\n \n \n \n \n 20KA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20KQ00\n \n \n 21,84\n \n \n \n \n 20KQ04\n \n \n 142,81\n \n \n \n \n 20KQ06\n \n \n 78,52\n \n \n \n \n 20KZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LA02\n \n \n 48,25\n \n \n \n \n 20LA03\n \n \n 23,59\n \n \n \n \n 20LA05\n \n \n 54,86\n \n \n \n \n 20LA06\n \n \n 10,08\n \n \n \n \n 20LA07\n \n \n 0,53\n \n \n \n \n 20LL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO04\n \n \n 60,43\n \n \n \n \n 20LO08\n \n \n 251,53\n \n \n \n \n 20LU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MA00\n \n \n 237,3\n \n \n \n \n 20MA01\n \n \n 216,9\n \n \n \n \n 20MD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MH01\n \n \n 1,67\n \n \n \n \n 20MJ00\n \n \n 772,05\n \n \n \n \n 20MJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MJ04\n \n \n 35,28\n \n \n \n \n 20MJ05\n \n \n 377,79\n \n \n \n \n 20MJ12\n \n \n 297,07\n \n \n \n \n 20MJ13\n \n \n 9,07\n \n \n \n \n 20MJ14\n \n \n 166,21\n \n \n \n \n 20MM00\n \n \n 370,53\n \n \n \n \n 20MM01\n \n \n 217,28\n \n \n \n \n 20MM06\n \n \n 322,02\n \n \n \n \n 20QU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20QY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20RC00\n \n \n 43,7\n \n \n \n \n 20RF00\n \n \n 81,88\n \n \n \n \n 20RM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ST00\n \n \n 7,51\n \n \n \n \n 20TZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20TZ04\n \n \n 118,06\n \n \n \n \n 20TZ07\n \n \n 173,36\n \n \n \n \n 20TZ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20TZ12\n \n \n 6,87\n \n \n \n \n 20TZ13\n \n \n 37,65\n \n \n \n \n 20TZ14\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20WI00\n \n \n 34,34\n \n \n \n \n 20ZK00\n \n \n 221,98\n \n \n \n \n 20ZK02\n \n \n 59,55\n \n \n \n \n 20ZK04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AS00\n \n \n 92,63\n \n \n \n \n 21AS03\n \n \n 102,89\n \n \n \n \n 21AS07\n \n \n 279,08\n \n \n \n \n 21AS08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AS09\n \n \n 4,5\n \n \n \n \n 21BH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21BH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21CY03\n \n \n 50,05\n \n \n \n \n 21CY05\n \n \n 38,19\n \n \n \n \n 21ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21ET02\n \n \n 116,7\n \n \n \n \n 21ET04\n \n \n 305,7\n \n \n \n \n 21ET07\n \n \n 88,2\n \n \n \n \n 21ET08\n \n \n 19,27\n \n \n \n \n 21ET11\n \n \n 75,74\n \n \n \n \n 21ET12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21EX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21FF00\n \n \n 438,06\n \n \n \n \n 21FV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21FV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GD00\n \n \n 690,98\n \n \n \n \n 21GD01\n \n \n 485,78\n \n \n \n \n 21GD02\n \n \n 11,07\n \n \n \n \n 21GU00\n \n \n 584,97\n \n \n \n \n 21GU04\n \n \n 69,12\n \n \n \n \n 21GU06\n \n \n 289,24\n \n \n \n \n 21GU07\n \n \n 7,62\n \n \n \n \n 21GU08\n \n \n 96,18\n \n \n \n \n 21GU11\n \n \n 130,19\n \n \n \n \n 21GV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GW00\n \n \n 2,44\n \n \n \n \n 21GW02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GW03\n \n \n 180,24\n \n \n \n \n 21GW07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GZ00\n \n \n 74,15\n \n \n \n \n 21GZ06\n \n \n 102,79\n \n \n \n \n 21HC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21HC01\n \n \n 77,1\n \n \n \n \n 21HC03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21HC04\n \n \n 18,26\n \n \n \n \n 21HC08\n \n \n 69,33\n \n \n \n \n 21HC12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21SK00\n \n \n 1,25\n \n \n \n \n 21SK01\n \n \n 214,56\n \n \n \n \n 21WE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21WE02\n \n \n 13,13\n \n \n \n \n 22NE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23AP00\n \n \n 196,03\n \n \n \n \n 23FY00\n \n \n 501,31\n \n \n \n \n 23GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23HC00\n \n \n 310,81\n \n \n \n \n 23HC01\n \n \n 25,18\n \n \n \n \n 23HC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23HC04\n \n \n 115,79\n \n \n \n \n 23JA01\n \n \n 97,18\n \n \n \n \n 23KU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23VD00\n \n \n 99,78\n \n \n \n \n 23VL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23VL01\n \n \n 41,61\n \n \n \n \n 23VL02\n \n \n 68,75\n \n \n \n \n 23VL03\n \n \n 2,32\n \n \n \n \n 23WU00\n \n \n 61,02\n \n \n \n \n 23YU00\n \n \n 147,74\n \n \n \n \n 23YU01\n \n \n 222,52\n \n \n \n \n 23YU02\n \n \n 445,58\n \n \n \n \n 23YU08\n \n \n 45,84\n \n \n \n \n 24PY00\n \n \n 8,07\n \n \n \n \n 24PY02\n \n \n 233,29\n \n \n \n \n 24PY05\n \n \n 253,36\n \n \n \n \n 24PY08\n \n \n 282,1\n \n \n \n \n 24RW00\n \n \n 67,91\n \n \n \n \n 24RW03\n \n \n 273,86\n \n \n \n \n 24RW04\n \n \n 27,55\n \n \n \n \n 24TF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TF02\n \n \n 3,6\n \n \n \n \n 24TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TG04\n \n \n 109,49\n \n \n \n \n 24TJ00\n \n \n 373,52\n \n \n \n \n 24TP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TP02\n \n \n 136,6\n \n \n \n \n 24TP05\n \n \n 180,81\n \n \n \n \n 24TR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TR02\n \n \n 436,39\n \n \n \n \n 24TR03\n \n \n 86,07\n \n \n \n \n 24TR05\n \n \n 237,55\n \n \n \n \n 24TR10\n \n \n 192,62\n \n \n \n \n 24TR12\n \n \n 273,24\n \n \n \n \n 24TR15\n \n \n 25,47\n \n \n \n \n 24TR16\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL01\n \n \n 59,83\n \n \n \n \n 25CL03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM00\n \n \n 25,99\n \n \n \n \n 25CM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV05\n \n \n 36,02\n \n \n \n \n 25DA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25DA02\n \n \n 10,78\n \n \n \n \n 25DA04\n \n \n 83,73\n \n \n \n \n 25DA08\n \n \n 246,87\n \n \n \n \n 25DA09\n \n \n 25,35\n \n \n \n \n 25EF01\n \n \n 11,07\n \n \n \n \n 25EF02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25EF03\n \n \n 103,1\n \n \n \n \n 25EF04\n \n \n 47,47\n \n \n \n \n 25EF05\n \n \n 17,02\n \n \n \n \n 25EF06\n \n \n 37,45\n \n \n \n \n 25EF08\n \n \n 30,94\n \n \n \n \n 25EF09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25FU00\n \n \n 100,22\n \n \n \n \n 25FX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25FX01\n \n \n 22,41\n \n \n \n \n 25FY00\n \n \n 112,86\n \n \n \n \n 25GA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GA01\n \n \n 97,58\n \n \n \n \n 25GB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GB02\n \n \n 11,26\n \n \n \n \n 25GC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC01\n \n \n 169,33\n \n \n \n \n 25GC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC03\n \n \n 1,19\n \n \n \n \n 25GC08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC09\n \n \n 68,07\n \n \n \n \n 25GC10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GD00\n \n \n 132,36\n \n \n \n \n 25GD01\n \n \n 37,25\n \n \n \n \n 25GE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GE02\n \n \n 315,7\n \n \n \n \n 25GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GF01\n \n \n 57,09\n \n \n \n \n 25GL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GL04\n \n \n 545,3\n \n \n \n \n 25GL06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GM00\n \n \n 76,43\n \n \n \n \n 25GM04\n \n \n 66,01\n \n \n \n \n 25GV01\n \n \n 61,15\n \n \n \n \n 25GV05\n \n \n 60,89\n \n \n \n \n 25GV07\n \n \n 43,71\n \n \n \n \n 25GV08\n \n \n 55,77\n \n \n \n \n 25GV09\n \n \n 16,19\n \n \n \n \n 25GV10\n \n \n 4,07\n \n \n \n \n 25GV30\n \n \n 41,28\n \n \n \n \n 25GV31\n \n \n 3,27\n \n \n \n \n 25GV32\n \n \n 16,81\n \n \n \n \n 25GV34\n \n \n 16,99\n \n \n \n \n 25KX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25LV00\n \n \n 468,89\n \n \n \n \n 25LV19\n \n \n 84,24\n \n \n \n \n 25LX33\n \n \n 214,95\n \n \n \n \n 25LX41\n \n \n 74,23\n \n \n \n \n 25LX48\n \n \n 342,76\n \n \n \n \n 25MB00\n \n \n 6,24\n \n \n \n \n 25MB36\n \n \n 186,62\n \n \n \n \n 25MG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25MG02\n \n \n 72,41\n \n \n \n \n 25MG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27DG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27MD00\n \n \n 67,88\n \n \n \n \n 27MD01\n \n \n 74,87\n \n \n \n \n 27MD02\n \n \n 290,79\n \n \n \n \n 27RW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27VD00\n \n \n 73,22\n \n \n \n \n 27VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27VG01\n \n \n 34,19\n \n \n \n \n 27VG04\n \n \n 94,88\n \n \n \n \n 27ZH00\n \n \n 74,95\n \n \n \n \n 27ZH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27ZH03\n \n \n 258,54\n \n \n \n \n 27ZJ00\n \n \n 177,8\n \n \n \n \n 27ZJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 28DH00\n \n \n 237,53\n \n \n \n \n 29WG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 29YT00\n \n \n 383,87\n \n \n \n \n 29ZT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30AU00\n \n \n 43,52\n \n \n \n \n 30AU01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30BC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30BE00\n \n \n 44,56\n \n \n \n \n 30EU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30GC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30GD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30JN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30JN01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30PP00\n \n \n 119,15\n \n \n \n \n 30PP01\n \n \n 2,89\n \n \n \n \n 30PP02\n \n \n 108,59\n \n \n \n \n 30PP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30UB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30UB01\n \n \n 15,92\n \n \n \n \n 30UV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30WH00\n \n \n 650,55\n \n \n \n \n 30WH02\n \n \n 106\n \n \n \n \n 31BL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG01\n \n \n 8,38\n \n \n \n \n 31CG02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG03\n \n \n 28,53\n \n \n \n \n 31CH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CH01\n \n \n 203,93\n \n \n \n \n 31CZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31EW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31EW01\n \n \n 64,87\n \n \n \n \n 31EW02\n \n \n 0,86\n \n \n \n \n 31EX00\n \n \n 25,07\n \n \n \n \n 31EX01\n \n \n 148,01\n \n \n \n \n 31FG00\n \n \n 45,73\n \n \n \n \n 31FH00\n \n \n 13,38\n \n \n \n \n 31GM00\n \n \n 214,17\n \n \n \n \n 31HN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31HN01\n \n \n 287,85\n \n \n \n \n 31JC01\n \n \n 59,22\n \n \n \n \n 31JC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JC03\n \n \n 17,61\n \n \n \n \n 31JC04\n \n \n 99,37\n \n \n \n \n 31JC05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JC06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JW01\n \n \n 212,15\n \n \n \n \n 31KZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31MD00\n \n \n 60,04\n \n \n \n \n 31MD02\n \n \n 267,11\n \n \n \n \n 31MD03\n \n \n 65,72\n \n \n \n \n 31RY00\n \n \n 45,1\n \n \n \n \n 31TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31TK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n \n \n Onderwijskansenscores voor praktijkonderwijs\n \n \n \n \n \n \n Vestigingsnummer\n \n \n Onderwijskansenscore\n \n \n \n \n \n \n 00DI04\n \n \n 11,03\n \n \n \n \n 00PG04\n \n \n 4,34\n \n \n \n \n 01EK00\n \n \n 76,07\n \n \n \n \n 01EO06\n \n \n 41,74\n \n \n \n \n 01HQ00\n \n \n 42,51\n \n \n \n \n 01KD00\n \n \n 25,38\n \n \n \n \n 01NJ16\n \n \n 12,66\n \n \n \n \n 01OE23\n \n \n 65,25\n \n \n \n \n 01RL00\n \n \n 1,89\n \n \n \n \n 01VJ06\n \n \n 57,45\n \n \n \n \n 01XN08\n \n \n 12,54\n \n \n \n \n 02EA05\n \n \n 5,95\n \n \n \n \n 02FO00\n \n \n 20,39\n \n \n \n \n 02LB01\n \n \n 120,77\n \n \n \n \n 02MF00\n \n \n 11,42\n \n \n \n \n 02UV10\n \n \n 4,05\n \n \n \n \n 02VA01\n \n \n 11,83\n \n \n \n \n 02VC02\n \n \n 21,57\n \n \n \n \n 02XJ02\n \n \n 19,6\n \n \n \n \n 03JY06\n \n \n 2,54\n \n \n \n \n 03KN00\n \n \n 22,86\n \n \n \n \n 03KZ00\n \n \n 26,99\n \n \n \n \n 03RB00\n \n \n 12,39\n \n \n \n \n 03SX00\n \n \n 28,57\n \n \n \n \n 03ZY00\n \n \n 18,99\n \n \n \n \n 04FR00\n \n \n 28,07\n \n \n \n \n 04GU06\n \n \n 18,81\n \n \n \n \n 04IK00\n \n \n 71,52\n \n \n \n \n 04NF00\n \n \n 118,5\n \n \n \n \n 04OY06\n \n \n 18,07\n \n \n \n \n 04SU02\n \n \n 41,85\n \n \n \n \n 04YE09\n \n \n 41,86\n \n \n \n \n 05AV05\n \n \n 22,29\n \n \n \n \n 05GV00\n \n \n 44,58\n \n \n \n \n 05NE00\n \n \n 24,26\n \n \n \n \n 05NV00\n \n \n 34,08\n \n \n \n \n 05OP00\n \n \n 43,14\n \n \n \n \n 05VN00\n \n \n 35,56\n \n \n \n \n 06DT00\n \n \n 15,78\n \n \n \n \n 07BM00\n \n \n 36,41\n \n \n \n \n 07FO00\n \n \n 34,99\n \n \n \n \n 07HF00\n \n \n 66,67\n \n \n \n \n 07MZ00\n \n \n 62,4\n \n \n \n \n 07YU00\n \n \n 43,82\n \n \n \n \n 07ZI00\n \n \n 12,7\n \n \n \n \n 08PS00\n \n \n 21,05\n \n \n \n \n 08UV00\n \n \n 31,66\n \n \n \n \n 09PY00\n \n \n 40,41\n \n \n \n \n 09VS00\n \n \n 56,1\n \n \n \n \n 10JY00\n \n \n 72,95\n \n \n \n \n 11AI00\n \n \n 65,34\n \n \n \n \n 12IR00\n \n \n 10,19\n \n \n \n \n 12NW00\n \n \n 49,32\n \n \n \n \n 12PR00\n \n \n 80,79\n \n \n \n \n 13EB00\n \n \n 51,41\n \n \n \n \n 13FB00\n \n \n 50,1\n \n \n \n \n 13JF00\n \n \n 26,3\n \n \n \n \n 13OR03\n \n \n 3,64\n \n \n \n \n 13PE01\n \n \n 9,85\n \n \n \n \n 13VV00\n \n \n 29,47\n \n \n \n \n 14AP00\n \n \n 8,47\n \n \n \n \n 14RL06\n \n \n 55,94\n \n \n \n \n 15DN00\n \n \n 24,14\n \n \n \n \n 15IS00\n \n \n 65,3\n \n \n \n \n 15NE00\n \n \n 48,4\n \n \n \n \n 15NY00\n \n \n 100,01\n \n \n \n \n 16PI02\n \n \n 19,41\n \n \n \n \n 16PJ00\n \n \n 16,59\n \n \n \n \n 16PJ01\n \n \n 10,83\n \n \n \n \n 16YV01\n \n \n 27,59\n \n \n \n \n 17AO00\n \n \n 72,36\n \n \n \n \n 17JI00\n \n \n 44,86\n \n \n \n \n 17MA00\n \n \n 63,36\n \n \n \n \n 17SG00\n \n \n 54,49\n \n \n \n \n 17UX00\n \n \n 74,43\n \n \n \n \n 17VN00\n \n \n 37,63\n \n \n \n \n 17VP05\n \n \n 12,28\n \n \n \n \n 17YS00\n \n \n 98,58\n \n \n \n \n 18BR00\n \n \n 45,56\n \n \n \n \n 18DD02\n \n \n 25,06\n \n \n \n \n 18PR00\n \n \n 53,15\n \n \n \n \n 18TR10\n \n \n 18,54\n \n \n \n \n 18UZ00\n \n \n 27,65\n \n \n \n \n 18VA00\n \n \n 32,77\n \n \n \n \n 18VX00\n \n \n 96,76\n \n \n \n \n 19NG00\n \n \n 43,3\n \n \n \n \n 19QA04\n \n \n 18,42\n \n \n \n \n 19SQ00\n \n \n 14,21\n \n \n \n \n 19TQ00\n \n \n 14,91\n \n \n \n \n 19UO00\n \n \n 31,45\n \n \n \n \n 19UP00\n \n \n 41,71\n \n \n \n \n 19UR00\n \n \n 15,27\n \n \n \n \n 19XH08\n \n \n 49,23\n \n \n \n \n 19YT00\n \n \n 38,06\n \n \n \n \n 20AB05\n \n \n 37,88\n \n \n \n \n 20AM04\n \n \n 12,22\n \n \n \n \n 20AT05\n \n \n 80,43\n \n \n \n \n 20BH02\n \n \n 39,12\n \n \n \n \n 20DL13\n \n \n 32,98\n \n \n \n \n 20EI04\n \n \n 34,27\n \n \n \n \n 20FF00\n \n \n 18,15\n \n \n \n \n 20JX11\n \n \n 57,72\n \n \n \n \n 20KD00\n \n \n 26\n \n \n \n \n 20KD01\n \n \n 47,78\n \n \n \n \n 20MJ04\n \n \n 103,1\n \n \n \n \n 20ZK00\n \n \n 63,27\n \n \n \n \n 21GU09\n \n \n 59,12\n \n \n \n \n 21HC08\n \n \n 45,19\n \n \n \n \n 21KM00\n \n \n 59,61\n \n \n \n \n 23DB00\n \n \n 40,77\n \n \n \n \n 23EJ00\n \n \n 28,96\n \n \n \n \n 23HC02\n \n \n 31,78\n \n \n \n \n 23HH00\n \n \n 48,74\n \n \n \n \n 23VL00\n \n \n 1,09\n \n \n \n \n 24TP03\n \n \n 35,78\n \n \n \n \n 25CM10\n \n \n 12,36\n \n \n \n \n 25FY00\n \n \n 23,86\n \n \n \n \n 25GM02\n \n \n 17,75\n \n \n \n \n 25MG02\n \n \n 10,52\n \n \n \n \n 26HD00\n \n \n 17,5\n \n \n \n \n 26HD01\n \n \n 32,49\n \n \n \n \n 26HF00\n \n \n 15,62\n \n \n \n \n 26HL00\n \n \n 57,05\n \n \n \n \n 26HN00\n \n \n 40,41\n \n \n \n \n 26HP00\n \n \n 57,28\n \n \n \n \n 26HR00\n \n \n 50,29\n \n \n \n \n 26HU00\n \n \n 24,51\n \n \n \n \n 26HV00\n \n \n 31,93\n \n \n \n \n 26HX00\n \n \n 46,59\n \n \n \n \n 26HY00\n \n \n 20,9\n \n \n \n \n 26HY02\n \n \n 27,89\n \n \n \n \n 26JE00\n \n \n 18,91\n \n \n \n \n 26JE02\n \n \n 11,18\n \n \n \n \n 26JR00\n \n \n 69,62\n \n \n \n \n 26JR01\n \n \n 10,8\n \n \n \n \n 26JT00\n \n \n 59,06\n \n \n \n \n 26JV00\n \n \n 9,86\n \n \n \n \n 26JY00\n \n \n 35,44\n \n \n \n \n 26JZ00\n \n \n 56,3\n \n \n \n \n 26KA00\n \n \n 30,35\n \n \n \n \n 26KH00\n \n \n 62,15\n \n \n \n \n 26KP00\n \n \n 35,21\n \n \n \n \n 26KR00\n \n \n 16,94\n \n \n \n \n 26KV00\n \n \n 34,68\n \n \n \n \n 26KY00\n \n \n 13,61\n \n \n \n \n 26KZ00\n \n \n 61,51\n \n \n \n \n 26LL00\n \n \n 15,44\n \n \n \n \n 26LL01\n \n \n 5,7\n \n \n \n \n 26LR00\n \n \n 22,72\n \n \n \n \n 26LT00\n \n \n 44,75\n \n \n \n \n 26LU00\n \n \n 16\n \n \n \n \n 26MD00\n \n \n 30,5\n \n \n \n \n 26MJ00\n \n \n 27,15\n \n \n \n \n 26MP00\n \n \n 24,84\n \n \n \n \n 26MV00\n \n \n 3,76\n \n \n \n \n 26MZ00\n \n \n 22,26\n \n \n \n \n 26NH00\n \n \n 26,07\n \n \n \n \n 27PM00\n \n \n 23,15\n \n \n \n \n 27VF00\n \n \n 62,31\n \n \n \n \n 27VH00\n \n \n 41,73\n \n \n \n \n 28BN00\n \n \n 54,64\n \n \n \n \n 28BU00\n \n \n 55\n \n \n \n \n 28CA00\n \n \n 48,38\n \n \n \n \n 28DF00\n \n \n 52,36\n \n \n \n \n 29VW00\n \n \n 62,17\n \n \n \n \n 29VX00\n \n \n 74,65\n \n \n \n \n 29VY00\n \n \n 19,26\n \n \n \n \n 29VZ00\n \n \n 86,77\n \n \n \n \n 30FF00\n \n \n 39,27\n \n \n \n \n 30JM00\n \n \n 32,84\n \n \n \n \n 30MM00\n \n \n 12,52\n \n \n \n \n 30UD00\n \n \n 25,85\n \n \n \n \n 31HN02\n \n \n 74,97\n \n \n \n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Bijlage\n 2\n Het totaal beschikbare budget en het bedrag per eenheid onderwijskansenscore\n \n Het totaal beschikbare budget: € 167.829.852\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor vmbo, havo of vwo: € 1.937,44\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor praktijkonderwijs: € 2.354,58\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049325/2024-02-01_1/xml/BWBR0049325_2024-02-01_1.xml", "content": "\n Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 18 januari 2024 nr. 43197358, houdende de vaststelling van een nieuwe Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs ter vervanging van de Regeling leerplusarrangement vo (Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs)2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n Gelet op artikel 5.9, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020;\n \n \n Besluit:\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;\n \n \n \n minister: Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;\n \n \n \n onderwijskansenscore: overeenkomstig artikel 5 berekende score van een vestiging die een indicatie geeft van de zwaarte van de problematiek op die vestiging op basis van de aggregatie van de onderwijsscores van de leerlingen van de vestiging;\n \n \n \n onderwijsscore: cijfermatige indicatie van het verwachte risico op onbenut leerpotentieel van een individuele leerling, die op basis van statistische gegevens door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt bepaald;\n \n \n \n school: school of scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;\n \n \n \n schoolplan: schoolplan als bedoeld in artikel 2.88 van de wet;\n \n \n \n teldatum: 1 oktober van het tweede voorafgaande jaar waarop de bekostiging betrekking heeft;\n \n \n \n vestiging: op de teldatum bestaande vestiging van een school als bedoeld in de artikelen 4.13, 4.14 of 4.16 van de wet;\n \n \n \n wet:\n Wet voortgezet onderwijs 2020.\n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Toepassing Kaderregeling\n \n Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Doelomschrijving\n \n De minister verstrekt op grond van deze regeling aanvullende bekostiging, met als doel te voorkomen dat leerlingen, die door omgevingsfactoren een verhoogd risico lopen op het niet optimaal kunnen benutten van hun leerpotentie, afstromen, onnodig doubleren of voortijdig de school verlaten.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Aanvullende bekostiging\n \n \n 1\n De verstrekking van aanvullende bekostiging op grond van deze regeling vindt telkens plaats voor één kalenderjaar.\n \n \n 2\n De aanvullende bekostiging wordt berekend overeenkomstig artikel 5, waarbij gebruik wordt gemaakt van het aantal op de teldatum bekostigde leerlingen per vestiging. Voor de toepassing van deze regeling tellen de leerlingen als bedoeld in artikel 6.10, tweede en derde lid van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 voor 100% mee.\n \n \n 3\n De aanvullende bekostiging wordt uiterlijk vastgesteld in de maand april in het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.\n \n \n 4\n De aanvullende bekostiging wordt betaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang. In de maand waarin de vaststelling en de eerste betaling plaatsvindt wordt ook de bekostiging van de eventueel daaraan voorafgaande maand of maanden betaald.\n \n \n 5\n De aanvullende bekostiging kan uiterlijk in de maand december van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft gewijzigd worden vastgesteld op basis van een bijdrage voor loonontwikkeling.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 18524, datum inwerkingtreding 12-06-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.In het vijfde lid wordt ‘loonontwikkeling’ vervangen door ‘loon- en prijsontwikkeling’.\n \n \n Artikel\n 5\n Berekening aanvullende bekostiging\n \n \n 1\n Een vestiging wordt aanvullend bekostigd met een bedrag per eenheid onderwijskansenscore. Indien de vestiging een onderwijskansenscore heeft van nul, of die op grond van het vijfde lid wordt gelijkgesteld aan nul, dan wordt voor de desbetreffende vestiging geen aanvullende bekostiging verstrekt.\n \n \n 2\n Het Centraal Bureau voor de Statistiek berekent jaarlijks de onderwijskansenscore van elke vestiging op basis van de onderwijsscores van de leerlingen die op de teldatum zijn ingeschreven op een vestiging, en maakt deze zo spoedig mogelijk openbaar.\n \n \n 3\n De onderwijskansenscore van een vestiging voor vmbo, havo of vwo is de uitkomst van de formule A − B en wordt als volgt berekend:\n \n \n A =\n som van de uitkomsten van de formule C – D voor alle leerlingen van de vestiging die behoren tot de 15% van alle leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo met de laagste onderwijsscore, waarbij:\n \n \n C =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo;\n \n \n D =\n onderwijsscore van de leerling;\n \n \n B =\n E x F x (C – G) waarbij:\n \n \n E =\n aantal leerlingen van de vestiging;\n \n \n F =\n drempelwaarde van 12%;\n \n \n G =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen die behoren tot de 15% leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo met de laagste onderwijsscore.\n \n \n \n \n 4\n De onderwijskansenscore van een vestiging voor praktijkonderwijs is de uitkomst van de formule A − B en wordt als volgt berekend:\n \n \n A =\n som van de uitkomsten van de formule C – D voor alle leerlingen van de vestiging die behoren tot de 30% van alle leerlingen ingeschreven op het pro met de laagste onderwijsscore, waarbij:\n \n \n C =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen ingeschreven op het pro;\n \n \n D =\n onderwijsscore van de leerling;\n \n \n B =\n E x F x (C – G) waarbij:\n \n \n E =\n aantal leerlingen van de vestiging;\n \n \n F =\n drempelwaarde van 0%;\n \n \n G =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen die behoren tot de 30% leerlingen ingeschreven op het pro met de laagste onderwijsscore.\n \n \n \n \n 5\n De onderwijskansenscore, bedoeld in het tweede lid, wordt rekenkundig afgerond op twee decimalen. Indien de onderwijskansenscore negatief is, wordt deze gelijkgesteld aan nul.\n \n \n 6\n De lijst met onderwijskansenscores wordt jaarlijks uiterlijk op 7 februari in de Staatscourant bekendgemaakt als bijlage 1 bij deze regeling.\n \n \n 7\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore wordt jaarlijks uiterlijk op 7 februari in de Staatscourant bekendgemaakt als bijlage 2 bij deze regeling.\n \n \n 8\n De aanvullende bekostiging voor een vestiging voor vmbo, havo of vwo wordt bepaald door de voor deze vestiging in bijlage 1 opgenomen onderwijskansenscore te vermenigvuldigen met het in bijlage 2 opgenomen bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor vmbo, havo of vwo.\n \n \n 9\n De aanvullende bekostiging voor een vestiging voor praktijkonderwijs wordt bepaald door de voor deze vestiging in bijlage 1 opgenomen onderwijskansenscore te vermenigvuldigen met het in bijlage 2 opgenomen bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor praktijkonderwijs.\n \n \n 10\n Voor de toepassing van deze regeling wordt een vestiging waar zowel praktijkonderwijs als een andere schoolsoort wordt aangeboden, aangemerkt als twee vestigingen, te weten een vestiging voor praktijkonderwijs en een vestiging voor vmbo, havo en vwo.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 6\n Betaling\n \n \n 1\n De minister verstrekt de aanvullende bekostiging voor alle vestigingen met een onderwijskansenscore van hoger dan 0, aan het bevoegd gezag van de school waar de vestiging aan toebehoort op 1 januari van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.\n \n \n 2\n Het recht van het bevoegd gezag op de aanvullende bekostiging voor een school vervalt, indien de school wordt opgeheven of de bekostiging wordt beëindigd.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 7\n Beleid en verantwoording\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van de school geeft in het schoolplan aan hoe het de aanvullende bekostiging op grond van deze regeling inzet voor het onderwijskundig beleid, de bewaking en de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs.\n \n \n 2\n Het bevoegd gezag van de school licht de partijen in de omgeving van de school in over zijn beleid ter zake en betrekt opmerkingen daarover van die partijen herkenbaar bij het bepalen van dat beleid.\n \n \n 3\n Het bevoegd gezag van de school betrekt de inzet van de aanvullende bekostiging op grond van deze regeling bij het overleg met de gemeente over het ondersteunen van leerlingen die door omgevingsfactoren hun potentieel niet waar kunnen maken.\n \n \n 4\n Het bevoegd gezag verstrekt via XBRL aanvullende informatie over de activiteiten die met de aanvullende bekostiging zijn ondernomen, bedoeld in artikel 3.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 8\n Financiële verantwoording\n \n \n 1\n De verantwoording van de besteding van de bekostiging geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.\n \n \n 2\n De aanvullende bekostiging kan ook worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt. Verrekening van de eventueel niet-bestede middelen of overschotten vindt niet plaats.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n Artikel\n 9\n Wijziging Regeling aanvullende bekostiging vo-scholen in uitzonderlijke omstandigheden\n Wijzigt de Regeling aanvullende bekostiging vo-scholen in uitzonderlijke omstandigheden.Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden\n \n \n Artikel\n 10\n Intrekking Regeling leerplusarrangement vo\n \n De Regeling leerplusarrangement vo wordt ingetrokken.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 11\n Inwerkingtreding\n \n \n 1\n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2024 en werkt terug tot en met 1 januari 2024.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid treedt artikel 9 in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 12\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n M.L.J.\n Paul\n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Bijlage\n 1\n Onderwijskansenscore per vestiging\n \n Onderwijskansenscores voor vmbo, havo en/of vwo\n \n \n \n \n \n \n \n Vestigingsnummer\n \n \n Onderwijskansenscore\n \n \n \n \n \n \n 00AH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AH07\n \n \n 181,7\n \n \n \n \n 00AH08\n \n \n 27,01\n \n \n \n \n 00AH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AH11\n \n \n 279,14\n \n \n \n \n 00AH17\n \n \n 203,84\n \n \n \n \n 00AH18\n \n \n 13,52\n \n \n \n \n 00AH19\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AQ00\n \n \n 1,06\n \n \n \n \n 00BD00\n \n \n 119,16\n \n \n \n \n 00BD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB04\n \n \n 1,42\n \n \n \n \n 00DI00\n \n \n 34,57\n \n \n \n \n 00DI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI03\n \n \n 10,86\n \n \n \n \n 00DI04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI06\n \n \n 2,38\n \n \n \n \n 00EF00\n \n \n 110,91\n \n \n \n \n 00HI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00HI03\n \n \n 97,81\n \n \n \n \n 00IP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JR00\n \n \n 9,29\n \n \n \n \n 00JT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JT02\n \n \n 9,15\n \n \n \n \n 00JT03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JT06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00KV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ01\n \n \n 2,26\n \n \n \n \n 00LJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ05\n \n \n 16,25\n \n \n \n \n 00MK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML02\n \n \n 44,02\n \n \n \n \n 00ML05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML09\n \n \n 136,45\n \n \n \n \n 00ML12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MV00\n \n \n 34,62\n \n \n \n \n 00MV01\n \n \n 209,13\n \n \n \n \n 00MV02\n \n \n 116,38\n \n \n \n \n 00MV06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MV07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00NE00\n \n \n 34,76\n \n \n \n \n 00NE02\n \n \n 226,64\n \n \n \n \n 00OB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00OB03\n \n \n 94,82\n \n \n \n \n 00PF00\n \n \n 106,58\n \n \n \n \n 00PG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG02\n \n \n 8,42\n \n \n \n \n 00PG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS04\n \n \n 131,6\n \n \n \n \n 00PS05\n \n \n 46,1\n \n \n \n \n 00PS06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS10\n \n \n 10,23\n \n \n \n \n 00RO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RO03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RZ01\n \n \n 17,19\n \n \n \n \n 00RZ07\n \n \n 77,23\n \n \n \n \n 00SZ00\n \n \n 5,8\n \n \n \n \n 00TL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TU01\n \n \n 16,16\n \n \n \n \n 00UM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00UZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00UZ04\n \n \n 68,66\n \n \n \n \n 00VR00\n \n \n 50,83\n \n \n \n \n 00VY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00VY04\n \n \n 157,17\n \n \n \n \n 00WD00\n \n \n 301,45\n \n \n \n \n 00WH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00WH02\n \n \n 3,46\n \n \n \n \n 00WI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00WI04\n \n \n 59,09\n \n \n \n \n 00XA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00XA01\n \n \n 128,07\n \n \n \n \n 00XK00\n \n \n 60,62\n \n \n \n \n 00XK02\n \n \n 169,55\n \n \n \n \n 00YH00\n \n \n 36,43\n \n \n \n \n 00YH01\n \n \n 30,05\n \n \n \n \n 00YH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YH05\n \n \n 13,1\n \n \n \n \n 00YH06\n \n \n 26,79\n \n \n \n \n 00YH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YO00\n \n \n 1,01\n \n \n \n \n 00ZD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZO00\n \n \n 202,52\n \n \n \n \n 00ZV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZV02\n \n \n 27,24\n \n \n \n \n 00ZV05\n \n \n 8,38\n \n \n \n \n 00ZX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZX02\n \n \n 6,02\n \n \n \n \n 00ZX03\n \n \n 45,35\n \n \n \n \n 00ZX08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZX10\n \n \n 1,28\n \n \n \n \n 01AA57\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA59\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA60\n \n \n 52,3\n \n \n \n \n 01AA61\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA62\n \n \n 149,86\n \n \n \n \n 01AA68\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01BE00\n \n \n 25,68\n \n \n \n \n 01EO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01EO01\n \n \n 108,84\n \n \n \n \n 01EO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01EO06\n \n \n 130,52\n \n \n \n \n 01EO08\n \n \n 20,77\n \n \n \n \n 01EO12\n \n \n 2,31\n \n \n \n \n 01ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FP00\n \n \n 211,97\n \n \n \n \n 01FP01\n \n \n 105,29\n \n \n \n \n 01FP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FP05\n \n \n 25,52\n \n \n \n \n 01FP06\n \n \n 16,13\n \n \n \n \n 01FU00\n \n \n 76,56\n \n \n \n \n 01FU01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FU04\n \n \n 25,06\n \n \n \n \n 01FY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GH01\n \n \n 41,78\n \n \n \n \n 01GH04\n \n \n 123,68\n \n \n \n \n 01GL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GN00\n \n \n 112,33\n \n \n \n \n 01GV00\n \n \n 32,47\n \n \n \n \n 01GX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GX02\n \n \n 7,02\n \n \n \n \n 01GX03\n \n \n 86,11\n \n \n \n \n 01IW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01IW03\n \n \n 20,27\n \n \n \n \n 01KF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KF04\n \n \n 44,36\n \n \n \n \n 01KL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL06\n \n \n 32,41\n \n \n \n \n 01KL07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL08\n \n \n 136,83\n \n \n \n \n 01KL09\n \n \n 14,93\n \n \n \n \n 01KL10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL14\n \n \n 26,38\n \n \n \n \n 01KL18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01LZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01LZ01\n \n \n 2,45\n \n \n \n \n 01LZ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01MB00\n \n \n 19,68\n \n \n \n \n 01MO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01MU00\n \n \n 158,79\n \n \n \n \n 01NJ01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ02\n \n \n 6,96\n \n \n \n \n 01NJ08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ10\n \n \n 35,98\n \n \n \n \n 01NJ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ15\n \n \n 2\n \n \n \n \n 01NZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE03\n \n \n 49,65\n \n \n \n \n 01OE05\n \n \n 21,53\n \n \n \n \n 01OE06\n \n \n 71,85\n \n \n \n \n 01OE07\n \n \n 59,43\n \n \n \n \n 01OE12\n \n \n 141,04\n \n \n \n \n 01OE13\n \n \n 41,69\n \n \n \n \n 01OE16\n \n \n 42,74\n \n \n \n \n 01OE17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE18\n \n \n 176,34\n \n \n \n \n 01OE21\n \n \n 47,84\n \n \n \n \n 01OE22\n \n \n 181,79\n \n \n \n \n 01OE23\n \n \n 49,48\n \n \n \n \n 01OE25\n \n \n 50,44\n \n \n \n \n 01OE26\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE27\n \n \n 20,36\n \n \n \n \n 01OE28\n \n \n 115,44\n \n \n \n \n 01OE30\n \n \n 20,36\n \n \n \n \n 01OE32\n \n \n 3,48\n \n \n \n \n 01OE33\n \n \n 8,26\n \n \n \n \n 01OE37\n \n \n 40,05\n \n \n \n \n 01OE49\n \n \n 49,62\n \n \n \n \n 01OE50\n \n \n 40,07\n \n \n \n \n 01OE51\n \n \n 107,8\n \n \n \n \n 01OE54\n \n \n 13,2\n \n \n \n \n 01OE57\n \n \n 4,56\n \n \n \n \n 01OE58\n \n \n 130,99\n \n \n \n \n 01OE59\n \n \n 127,29\n \n \n \n \n 01OE60\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01TC00\n \n \n 558,98\n \n \n \n \n 01UH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ00\n \n \n 114,22\n \n \n \n \n 01VJ01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ03\n \n \n 76,72\n \n \n \n \n 01VJ04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ05\n \n \n 136,27\n \n \n \n \n 01VJ14\n \n \n 125,83\n \n \n \n \n 01VN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VN03\n \n \n 268,26\n \n \n \n \n 01VN04\n \n \n 167,65\n \n \n \n \n 01WM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XF01\n \n \n 52,95\n \n \n \n \n 01XL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XN00\n \n \n 6,07\n \n \n \n \n 01XN01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XN02\n \n \n 47,12\n \n \n \n \n 01XN07\n \n \n 74,37\n \n \n \n \n 01XN09\n \n \n 38,2\n \n \n \n \n 01XN10\n \n \n 143,07\n \n \n \n \n 02AN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02AP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02AR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02CI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02CI01\n \n \n 154,39\n \n \n \n \n 02CI02\n \n \n 72,28\n \n \n \n \n 02CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DC00\n \n \n 87,27\n \n \n \n \n 02DC03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DF00\n \n \n 1,94\n \n \n \n \n 02DO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DO01\n \n \n 94,91\n \n \n \n \n 02DO02\n \n \n 2,06\n \n \n \n \n 02DO03\n \n \n 86,06\n \n \n \n \n 02DQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DZ02\n \n \n 157,58\n \n \n \n \n 02DZ04\n \n \n 32,62\n \n \n \n \n 02DZ10\n \n \n 19,62\n \n \n \n \n 02EA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EA02\n \n \n 1,68\n \n \n \n \n 02EA03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EB04\n \n \n 6,82\n \n \n \n \n 02EB07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EK00\n \n \n 30,86\n \n \n \n \n 02EK01\n \n \n 100,93\n \n \n \n \n 02EK02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EX00\n \n \n 141,03\n \n \n \n \n 02EX04\n \n \n 6,82\n \n \n \n \n 02EX05\n \n \n 34,22\n \n \n \n \n 02EX07\n \n \n 195,74\n \n \n \n \n 02FB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02FY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02FY01\n \n \n 121,91\n \n \n \n \n 02FY02\n \n \n 86,4\n \n \n \n \n 02FY07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GJ01\n \n \n 12,14\n \n \n \n \n 02GN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP05\n \n \n 24,37\n \n \n \n \n 02GP06\n \n \n 24,45\n \n \n \n \n 02GS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02HI00\n \n \n 124,72\n \n \n \n \n 02HI06\n \n \n 33,46\n \n \n \n \n 02HI08\n \n \n 197,78\n \n \n \n \n 02IB00\n \n \n 115,99\n \n \n \n \n 02IB05\n \n \n 74,44\n \n \n \n \n 02IB07\n \n \n 44,38\n \n \n \n \n 02IC00\n \n \n 73,91\n \n \n \n \n 02IC01\n \n \n 0,62\n \n \n \n \n 02JG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02JG04\n \n \n 61,38\n \n \n \n \n 02JG05\n \n \n 25,84\n \n \n \n \n 02JG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB00\n \n \n 32,1\n \n \n \n \n 02KB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB06\n \n \n 99,49\n \n \n \n \n 02KB08\n \n \n 50,27\n \n \n \n \n 02KM00\n \n \n 312,89\n \n \n \n \n 02KR00\n \n \n 7,55\n \n \n \n \n 02LB00\n \n \n 584,53\n \n \n \n \n 02LB01\n \n \n 71,25\n \n \n \n \n 02LB08\n \n \n 473,83\n \n \n \n \n 02LG00\n \n \n 32,39\n \n \n \n \n 02LG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02LG08\n \n \n 79,99\n \n \n \n \n 02LG09\n \n \n 89,9\n \n \n \n \n 02ME00\n \n \n 119,58\n \n \n \n \n 02ME01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ME02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02MF00\n \n \n 182,32\n \n \n \n \n 02MU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ01\n \n \n 156,44\n \n \n \n \n 02NZ09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ10\n \n \n 224,05\n \n \n \n \n 02NZ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ14\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02PA00\n \n \n 84,47\n \n \n \n \n 02QN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QN02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX01\n \n \n 23,63\n \n \n \n \n 02QX03\n \n \n 191,89\n \n \n \n \n 02QX06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA01\n \n \n 116,46\n \n \n \n \n 02RA02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02SB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ST00\n \n \n 40,78\n \n \n \n \n 02ST04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ST05\n \n \n 10,46\n \n \n \n \n 02SY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TC03\n \n \n 244,83\n \n \n \n \n 02TC04\n \n \n 85,95\n \n \n \n \n 02TD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TD03\n \n \n 22,88\n \n \n \n \n 02TD04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UE00\n \n \n 3,91\n \n \n \n \n 02UG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02US00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02US04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UX00\n \n \n 5,06\n \n \n \n \n 02UX01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UX06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VA01\n \n \n 84,35\n \n \n \n \n 02VB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB07\n \n \n 45,96\n \n \n \n \n 02VB16\n \n \n 18,81\n \n \n \n \n 02VC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VC02\n \n \n 113,45\n \n \n \n \n 02VC03\n \n \n 23,24\n \n \n \n \n 02VC08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VC09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VD04\n \n \n 19,56\n \n \n \n \n 02VD05\n \n \n 7\n \n \n \n \n 02VE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG04\n \n \n 201,82\n \n \n \n \n 02VG05\n \n \n 381,95\n \n \n \n \n 02VG08\n \n \n 507,07\n \n \n \n \n 02VG10\n \n \n 123,2\n \n \n \n \n 02VG11\n \n \n 77,57\n \n \n \n \n 02VG14\n \n \n 3,04\n \n \n \n \n 02VG15\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG22\n \n \n 171,75\n \n \n \n \n 02VG25\n \n \n 47,91\n \n \n \n \n 02VJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VJ03\n \n \n 29,02\n \n \n \n \n 02VJ06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VJ07\n \n \n 46,67\n \n \n \n \n 02VJ08\n \n \n 4,76\n \n \n \n \n 02VM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VN01\n \n \n 99,9\n \n \n \n \n 02VO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VQ00\n \n \n 161,89\n \n \n \n \n 02VQ01\n \n \n 334,55\n \n \n \n \n 02VR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR02\n \n \n 114,09\n \n \n \n \n 02VR04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT01\n \n \n 31,04\n \n \n \n \n 02VT02\n \n \n 107,33\n \n \n \n \n 02VT04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT06\n \n \n 33,81\n \n \n \n \n 02XJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02XJ02\n \n \n 61,75\n \n \n \n \n 02XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02YH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR03\n \n \n 0,03\n \n \n \n \n 03AM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03AQ00\n \n \n 425,47\n \n \n \n \n 03FO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03FO01\n \n \n 107,18\n \n \n \n \n 03FO04\n \n \n 12,48\n \n \n \n \n 03JY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03JY01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03JY02\n \n \n 19,92\n \n \n \n \n 03JY03\n \n \n 7,36\n \n \n \n \n 03JY06\n \n \n 13,5\n \n \n \n \n 03JY07\n \n \n 1,22\n \n \n \n \n 03JY08\n \n \n 1,96\n \n \n \n \n 03KN00\n \n \n 18,19\n \n \n \n \n 03OY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RR04\n \n \n 86,87\n \n \n \n \n 03RU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RU02\n \n \n 87,39\n \n \n \n \n 03WO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03WO01\n \n \n 47,75\n \n \n \n \n 03WO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03WO03\n \n \n 24,45\n \n \n \n \n 03XF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XF04\n \n \n 52,23\n \n \n \n \n 03XF05\n \n \n 220,01\n \n \n \n \n 03XM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XS02\n \n \n 76,93\n \n \n \n \n 03XS03\n \n \n 7,62\n \n \n \n \n 03XS08\n \n \n 136,56\n \n \n \n \n 04DF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04DF01\n \n \n 15,57\n \n \n \n \n 04DS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU08\n \n \n 38,43\n \n \n \n \n 04HR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04HR04\n \n \n 102,83\n \n \n \n \n 04HR07\n \n \n 256,53\n \n \n \n \n 04IX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04IX01\n \n \n 124,38\n \n \n \n \n 04OY00\n \n \n 16\n \n \n \n \n 04OY02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04SU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04SU02\n \n \n 61,9\n \n \n \n \n 04XU00\n \n \n 94,8\n \n \n \n \n 04YE00\n \n \n 99,54\n \n \n \n \n 04YE01\n \n \n 28,32\n \n \n \n \n 04YE02\n \n \n 60,49\n \n \n \n \n 04YE03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04YE08\n \n \n 335,62\n \n \n \n \n 04YE11\n \n \n 6,38\n \n \n \n \n 04YX00\n \n \n 74,65\n \n \n \n \n 04YX02\n \n \n 36,85\n \n \n \n \n 05AV00\n \n \n 67,33\n \n \n \n \n 05AV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05AV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05AV03\n \n \n 25,94\n \n \n \n \n 05AV04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05AX00\n \n \n 158\n \n \n \n \n 05EA14\n \n \n 114,21\n \n \n \n \n 05EA16\n \n \n 156,8\n \n \n \n \n 05FB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05FB01\n \n \n 3,27\n \n \n \n \n 05FB07\n \n \n 10,45\n \n \n \n \n 05FB08\n \n \n 30,77\n \n \n \n \n 05FE00\n \n \n 107,41\n \n \n \n \n 05FF00\n \n \n 255,23\n \n \n \n \n 05FF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05FJ00\n \n \n 129,9\n \n \n \n \n 05FJ01\n \n \n 33,68\n \n \n \n \n 05FJ11\n \n \n 18,45\n \n \n \n \n 05FJ12\n \n \n 153,91\n \n \n \n \n 05OH00\n \n \n 86,38\n \n \n \n \n 05OH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05OH07\n \n \n 11,08\n \n \n \n \n 05PL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05RA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05RA01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05TA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05XJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06HF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06HF02\n \n \n 150,73\n \n \n \n \n 06SU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06WY00\n \n \n 57,51\n \n \n \n \n 06XL00\n \n \n 122,83\n \n \n \n \n 07BQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07FH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07KP00\n \n \n 36,71\n \n \n \n \n 07MU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07PK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07PK04\n \n \n 5,81\n \n \n \n \n 07PK05\n \n \n 131,62\n \n \n \n \n 07PK07\n \n \n 51,54\n \n \n \n \n 08CU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08LP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08LP01\n \n \n 2,65\n \n \n \n \n 08LP02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08SG00\n \n \n 16,48\n \n \n \n \n 08SG01\n \n \n 175,43\n \n \n \n \n 08SG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08VU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08VU02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 09VG00\n \n \n 96,49\n \n \n \n \n 10AN00\n \n \n 34,95\n \n \n \n \n 10AN03\n \n \n 71,14\n \n \n \n \n 10AN04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 10LU00\n \n \n 180,83\n \n \n \n \n 11NY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 11ZH00\n \n \n 25,56\n \n \n \n \n 12IR00\n \n \n 88,27\n \n \n \n \n 12IR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 12IR11\n \n \n 68,51\n \n \n \n \n 12RB00\n \n \n 145,84\n \n \n \n \n 13EE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13JO00\n \n \n 49,79\n \n \n \n \n 13OR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13OR01\n \n \n 55,55\n \n \n \n \n 13OR03\n \n \n 11,37\n \n \n \n \n 13PE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13PE01\n \n \n 52,78\n \n \n \n \n 13WH00\n \n \n 73,87\n \n \n \n \n 13ZU00\n \n \n 41,39\n \n \n \n \n 13ZU02\n \n \n 121,9\n \n \n \n \n 13ZU03\n \n \n 64,28\n \n \n \n \n 14DC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14DC02\n \n \n 19,23\n \n \n \n \n 14DC06\n \n \n 2,53\n \n \n \n \n 14FW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW02\n \n \n 45,92\n \n \n \n \n 14FW04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW05\n \n \n 7,51\n \n \n \n \n 14LF00\n \n \n 89,01\n \n \n \n \n 14NQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14NS00\n \n \n 15,87\n \n \n \n \n 14OY00\n \n \n 230,37\n \n \n \n \n 14PS00\n \n \n 52,23\n \n \n \n \n 14PS03\n \n \n 39,72\n \n \n \n \n 14QT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RC00\n \n \n 29,96\n \n \n \n \n 14RC02\n \n \n 154,11\n \n \n \n \n 14RC03\n \n \n 67,59\n \n \n \n \n 14RC04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RC06\n \n \n 98,99\n \n \n \n \n 14RC13\n \n \n 60,2\n \n \n \n \n 14RC14\n \n \n 18,24\n \n \n \n \n 14RC15\n \n \n 32,82\n \n \n \n \n 14RF00\n \n \n 202,16\n \n \n \n \n 14RF03\n \n \n 160,72\n \n \n \n \n 14RF04\n \n \n 252,22\n \n \n \n \n 14RF05\n \n \n 98,68\n \n \n \n \n 14RF06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RF08\n \n \n 62,38\n \n \n \n \n 14RL00\n \n \n 175,61\n \n \n \n \n 14RL03\n \n \n 25,51\n \n \n \n \n 14RL06\n \n \n 20,77\n \n \n \n \n 14RP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RP02\n \n \n 40,7\n \n \n \n \n 14RP03\n \n \n 79,23\n \n \n \n \n 14RR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RR01\n \n \n 44\n \n \n \n \n 14SE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SF00\n \n \n 169,14\n \n \n \n \n 14SF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM05\n \n \n 77,49\n \n \n \n \n 14SM13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM14\n \n \n 150,52\n \n \n \n \n 14SW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14TA00\n \n \n 103,43\n \n \n \n \n 14TD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14UM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14UM01\n \n \n 6,26\n \n \n \n \n 14UM02\n \n \n 100,18\n \n \n \n \n 14VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14VY00\n \n \n 76,17\n \n \n \n \n 14WE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14YD03\n \n \n 106,62\n \n \n \n \n 14YD06\n \n \n 69,62\n \n \n \n \n 14YD09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH00\n \n \n 172,69\n \n \n \n \n 15BH01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15EO00\n \n \n 120,55\n \n \n \n \n 15EO01\n \n \n 103,4\n \n \n \n \n 15HX00\n \n \n 113,45\n \n \n \n \n 15HX02\n \n \n 166,85\n \n \n \n \n 15HX03\n \n \n 1,39\n \n \n \n \n 15JM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15KR00\n \n \n 204,46\n \n \n \n \n 15KR05\n \n \n 36,01\n \n \n \n \n 15KR06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15KR09\n \n \n 60,34\n \n \n \n \n 15KR10\n \n \n 334,67\n \n \n \n \n 15KR11\n \n \n 8,21\n \n \n \n \n 15KR12\n \n \n 81,58\n \n \n \n \n 15KR14\n \n \n 5,98\n \n \n \n \n 15OM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15OM01\n \n \n 85,78\n \n \n \n \n 15QW00\n \n \n 43,14\n \n \n \n \n 15SC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15VQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15XV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15XV01\n \n \n 45,19\n \n \n \n \n 16AW00\n \n \n 240,11\n \n \n \n \n 16AW01\n \n \n 87,59\n \n \n \n \n 16AW06\n \n \n 102,99\n \n \n \n \n 16CX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16CX04\n \n \n 51,38\n \n \n \n \n 16CX08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16EI00\n \n \n 231,05\n \n \n \n \n 16FP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16FP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16FP05\n \n \n 134,65\n \n \n \n \n 16GZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16GZ03\n \n \n 6,39\n \n \n \n \n 16IH00\n \n \n 23,87\n \n \n \n \n 16IH03\n \n \n 118,51\n \n \n \n \n 16KP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16MQ00\n \n \n 141,35\n \n \n \n \n 16NK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16NK01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX02\n \n \n 57,17\n \n \n \n \n 16OX03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX04\n \n \n 30,12\n \n \n \n \n 16OX09\n \n \n 114,32\n \n \n \n \n 16OX10\n \n \n 152,47\n \n \n \n \n 16OX11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PE01\n \n \n 36,77\n \n \n \n \n 16PI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PI03\n \n \n 31,2\n \n \n \n \n 16PI04\n \n \n 13,98\n \n \n \n \n 16PI05\n \n \n 37,06\n \n \n \n \n 16PK00\n \n \n 95,62\n \n \n \n \n 16PK07\n \n \n 136,56\n \n \n \n \n 16PK10\n \n \n 158,55\n \n \n \n \n 16PN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS07\n \n \n 24,38\n \n \n \n \n 16PS08\n \n \n 539,09\n \n \n \n \n 16PS16\n \n \n 61,64\n \n \n \n \n 16PS17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS19\n \n \n 170,13\n \n \n \n \n 16QA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16QA01\n \n \n 75,52\n \n \n \n \n 16QH00\n \n \n 3,46\n \n \n \n \n 16QH01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RT01\n \n \n 28,66\n \n \n \n \n 16SK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16SK01\n \n \n 7,1\n \n \n \n \n 16SK05\n \n \n 87\n \n \n \n \n 16SK07\n \n \n 28,94\n \n \n \n \n 16SL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16ST00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16SW00\n \n \n 43,11\n \n \n \n \n 16SW03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VK01\n \n \n 61,25\n \n \n \n \n 16VK02\n \n \n 20,45\n \n \n \n \n 16VK03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VM00\n \n \n 238,87\n \n \n \n \n 16VM07\n \n \n 24,45\n \n \n \n \n 16VP00\n \n \n 78,52\n \n \n \n \n 16XD00\n \n \n 166,79\n \n \n \n \n 16YC00\n \n \n 111,31\n \n \n \n \n 16YV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16YV01\n \n \n 76,41\n \n \n \n \n 16YV02\n \n \n 47,68\n \n \n \n \n 16YV04\n \n \n 35,12\n \n \n \n \n 16YV10\n \n \n 128,59\n \n \n \n \n 16ZK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16ZK01\n \n \n 0,2\n \n \n \n \n 16ZK02\n \n \n 30,74\n \n \n \n \n 17AA00\n \n \n 34,22\n \n \n \n \n 17AA03\n \n \n 108,38\n \n \n \n \n 17AN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17AN01\n \n \n 53,32\n \n \n \n \n 17AY00\n \n \n 28,4\n \n \n \n \n 17AY04\n \n \n 89,43\n \n \n \n \n 17BI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17BI02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17BI06\n \n \n 117,4\n \n \n \n \n 17BZ00\n \n \n 20,37\n \n \n \n \n 17BZ02\n \n \n 19,03\n \n \n \n \n 17BZ03\n \n \n 20,44\n \n \n \n \n 17BZ04\n \n \n 7,06\n \n \n \n \n 17CK00\n \n \n 14,87\n \n \n \n \n 17CK01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17CR00\n \n \n 144,49\n \n \n \n \n 17DD00\n \n \n 12,63\n \n \n \n \n 17DN00\n \n \n 316,52\n \n \n \n \n 17DN01\n \n \n 40,7\n \n \n \n \n 17GM00\n \n \n 62,67\n \n \n \n \n 17GM02\n \n \n 53,05\n \n \n \n \n 17GT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17GT02\n \n \n 17,19\n \n \n \n \n 17HB00\n \n \n 474,61\n \n \n \n \n 17HB06\n \n \n 459,68\n \n \n \n \n 17HB07\n \n \n 103,96\n \n \n \n \n 17HH00\n \n \n 61,99\n \n \n \n \n 17HN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17HN02\n \n \n 42,36\n \n \n \n \n 17HR00\n \n \n 420,09\n \n \n \n \n 17HR02\n \n \n 448,51\n \n \n \n \n 17HR05\n \n \n 322,41\n \n \n \n \n 17HX00\n \n \n 15,13\n \n \n \n \n 17IM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IM01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IM02\n \n \n 161,88\n \n \n \n \n 17IM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IR00\n \n \n 62,95\n \n \n \n \n 17IR01\n \n \n 7,59\n \n \n \n \n 17IR02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17JB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17JB01\n \n \n 137,22\n \n \n \n \n 17JB02\n \n \n 123,82\n \n \n \n \n 17JY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17KF00\n \n \n 54,66\n \n \n \n \n 17KY00\n \n \n 65,58\n \n \n \n \n 17VF00\n \n \n 275,03\n \n \n \n \n 17VF02\n \n \n 255,32\n \n \n \n \n 17VF03\n \n \n 196,44\n \n \n \n \n 17VF04\n \n \n 2,68\n \n \n \n \n 17VF06\n \n \n 80,25\n \n \n \n \n 17VF08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN00\n \n \n 5,49\n \n \n \n \n 17VN01\n \n \n 116,84\n \n \n \n \n 17VN05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN09\n \n \n 219,59\n \n \n \n \n 17VP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VP02\n \n \n 91,56\n \n \n \n \n 17VS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VS02\n \n \n 7,26\n \n \n \n \n 17VS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17WP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17WQ00\n \n \n 105,56\n \n \n \n \n 17WQ08\n \n \n 359,32\n \n \n \n \n 17XU00\n \n \n 78,84\n \n \n \n \n 17XU01\n \n \n 113,88\n \n \n \n \n 17YF00\n \n \n 402,84\n \n \n \n \n 17YF02\n \n \n 264,87\n \n \n \n \n 17YS00\n \n \n 569,31\n \n \n \n \n 17YS02\n \n \n 179,75\n \n \n \n \n 17YS03\n \n \n 49,88\n \n \n \n \n 17YS04\n \n \n 305,24\n \n \n \n \n 17YS08\n \n \n 148,26\n \n \n \n \n 17YS12\n \n \n 4,26\n \n \n \n \n 17YS18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17YS21\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17YS22\n \n \n 31,42\n \n \n \n \n 18AN00\n \n \n 633,27\n \n \n \n \n 18CH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18CH02\n \n \n 267,14\n \n \n \n \n 18CH03\n \n \n 64,5\n \n \n \n \n 18CH09\n \n \n 306,52\n \n \n \n \n 18CV00\n \n \n 48,07\n \n \n \n \n 18DD00\n \n \n 35,99\n \n \n \n \n 18DD02\n \n \n 161,9\n \n \n \n \n 18DD06\n \n \n 114,67\n \n \n \n \n 18DO00\n \n \n 24,1\n \n \n \n \n 18DO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18DQ00\n \n \n 326,74\n \n \n \n \n 18GC00\n \n \n 22,53\n \n \n \n \n 18TR00\n \n \n 110,79\n \n \n \n \n 18TR01\n \n \n 47,58\n \n \n \n \n 18TR02\n \n \n 110,42\n \n \n \n \n 18TR03\n \n \n 111,73\n \n \n \n \n 18TR07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18TR11\n \n \n 88,31\n \n \n \n \n 18TR12\n \n \n 31,41\n \n \n \n \n 18TR13\n \n \n 126,96\n \n \n \n \n 18WS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18WS04\n \n \n 24,4\n \n \n \n \n 18XR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18XU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18XU01\n \n \n 37,37\n \n \n \n \n 18XX00\n \n \n 106,94\n \n \n \n \n 19DH00\n \n \n 84,23\n \n \n \n \n 19EN00\n \n \n 45,37\n \n \n \n \n 19EQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW01\n \n \n 10,8\n \n \n \n \n 19EW03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW05\n \n \n 23,2\n \n \n \n \n 19FF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19FF04\n \n \n 22,52\n \n \n \n \n 19GY00\n \n \n 203,17\n \n \n \n \n 19GY04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19GY05\n \n \n 58,42\n \n \n \n \n 19GY06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19GY08\n \n \n 115,87\n \n \n \n \n 19HG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HG02\n \n \n 29,96\n \n \n \n \n 19HG04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HG06\n \n \n 45,79\n \n \n \n \n 19HG10\n \n \n 94,67\n \n \n \n \n 19HG11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HR00\n \n \n 317,64\n \n \n \n \n 19HV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HY00\n \n \n 1,57\n \n \n \n \n 19IP00\n \n \n 42,21\n \n \n \n \n 19IW00\n \n \n 2,46\n \n \n \n \n 19IW02\n \n \n 22,46\n \n \n \n \n 19IW04\n \n \n 120,05\n \n \n \n \n 19IW05\n \n \n 92,78\n \n \n \n \n 19KM00\n \n \n 434,04\n \n \n \n \n 19KZ00\n \n \n 37,17\n \n \n \n \n 19LO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19PV00\n \n \n 79,71\n \n \n \n \n 19QA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19QA04\n \n \n 45,95\n \n \n \n \n 19QC00\n \n \n 1,63\n \n \n \n \n 19RX00\n \n \n 40,83\n \n \n \n \n 19RX01\n \n \n 33,75\n \n \n \n \n 19RX02\n \n \n 11,46\n \n \n \n \n 19RX05\n \n \n 118,92\n \n \n \n \n 19TI00\n \n \n 9,49\n \n \n \n \n 19TI03\n \n \n 133,51\n \n \n \n \n 19TI05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19TI06\n \n \n 56,16\n \n \n \n \n 19XH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH01\n \n \n 65,34\n \n \n \n \n 19XH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH04\n \n \n 254,84\n \n \n \n \n 19XH05\n \n \n 90,57\n \n \n \n \n 19XH08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XS01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XV00\n \n \n 115,32\n \n \n \n \n 19XV02\n \n \n 23,89\n \n \n \n \n 19XY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZP00\n \n \n 261,09\n \n \n \n \n 19ZP03\n \n \n 98,15\n \n \n \n \n 19ZP04\n \n \n 119,65\n \n \n \n \n 19ZP05\n \n \n 44,96\n \n \n \n \n 19ZP06\n \n \n 133,93\n \n \n \n \n 19ZQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZQ02\n \n \n 28,49\n \n \n \n \n 19ZU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZX01\n \n \n 28,85\n \n \n \n \n 20AA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AB00\n \n \n 22,83\n \n \n \n \n 20AB04\n \n \n 116,97\n \n \n \n \n 20AB08\n \n \n 123,38\n \n \n \n \n 20AD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AD03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AE00\n \n \n 73,41\n \n \n \n \n 20AE01\n \n \n 37,87\n \n \n \n \n 20AI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AM00\n \n \n 320,25\n \n \n \n \n 20AT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AT01\n \n \n 25,87\n \n \n \n \n 20AT03\n \n \n 127,13\n \n \n \n \n 20AT04\n \n \n 40,33\n \n \n \n \n 20AT07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BC01\n \n \n 450,3\n \n \n \n \n 20BH00\n \n \n 208,52\n \n \n \n \n 20BK00\n \n \n 84,03\n \n \n \n \n 20BK01\n \n \n 474,38\n \n \n \n \n 20BK03\n \n \n 20,31\n \n \n \n \n 20BQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CJ00\n \n \n 93,33\n \n \n \n \n 20CJ04\n \n \n 253,22\n \n \n \n \n 20CJ10\n \n \n 134,87\n \n \n \n \n 20CJ11\n \n \n 117,21\n \n \n \n \n 20CK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CM00\n \n \n 56,48\n \n \n \n \n 20CM01\n \n \n 47,24\n \n \n \n \n 20CM03\n \n \n 10,99\n \n \n \n \n 20CM07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CM08\n \n \n 59,44\n \n \n \n \n 20CM09\n \n \n 79,09\n \n \n \n \n 20CM10\n \n \n 5,17\n \n \n \n \n 20CN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CN02\n \n \n 98,45\n \n \n \n \n 20CN05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CP00\n \n \n 115,64\n \n \n \n \n 20CP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CQ00\n \n \n 720,65\n \n \n \n \n 20CQ01\n \n \n 169,31\n \n \n \n \n 20CQ04\n \n \n 448,52\n \n \n \n \n 20CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CR01\n \n \n 44,48\n \n \n \n \n 20CR03\n \n \n 5,75\n \n \n \n \n 20CR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CR06\n \n \n 143,83\n \n \n \n \n 20CR07\n \n \n 60,39\n \n \n \n \n 20CS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CS04\n \n \n 68,45\n \n \n \n \n 20CS07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DB03\n \n \n 165,6\n \n \n \n \n 20DB11\n \n \n 8,86\n \n \n \n \n 20DC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DF01\n \n \n 136,19\n \n \n \n \n 20DF09\n \n \n 224,31\n \n \n \n \n 20DG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH06\n \n \n 101,91\n \n \n \n \n 20DH08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH11\n \n \n 119,03\n \n \n \n \n 20DH12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL03\n \n \n 87,28\n \n \n \n \n 20DL04\n \n \n 16,66\n \n \n \n \n 20DL06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL13\n \n \n 3,94\n \n \n \n \n 20DL16\n \n \n 115,39\n \n \n \n \n 20DL21\n \n \n 49,71\n \n \n \n \n 20DP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EI01\n \n \n 171,34\n \n \n \n \n 20EI02\n \n \n 2,36\n \n \n \n \n 20EI03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EK00\n \n \n 22,76\n \n \n \n \n 20EK07\n \n \n 28,12\n \n \n \n \n 20EK08\n \n \n 107,3\n \n \n \n \n 20EM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EM01\n \n \n 342,03\n \n \n \n \n 20EM03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EM04\n \n \n 94,68\n \n \n \n \n 20EO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER08\n \n \n 21,47\n \n \n \n \n 20ER09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY07\n \n \n 171,11\n \n \n \n \n 20EY09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY10\n \n \n 117,63\n \n \n \n \n 20FR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20FR02\n \n \n 26,78\n \n \n \n \n 20FR04\n \n \n 209,95\n \n \n \n \n 20FR07\n \n \n 30,33\n \n \n \n \n 20FR08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20FR12\n \n \n 17,62\n \n \n \n \n 20GA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20GD00\n \n \n 294,01\n \n \n \n \n 20GD01\n \n \n 355,73\n \n \n \n \n 20GS00\n \n \n 17,27\n \n \n \n \n 20IB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20IB03\n \n \n 112,61\n \n \n \n \n 20IS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20JX00\n \n \n 272,31\n \n \n \n \n 20JX02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20JX04\n \n \n 61,03\n \n \n \n \n 20KA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20KQ00\n \n \n 21,84\n \n \n \n \n 20KQ04\n \n \n 142,81\n \n \n \n \n 20KQ06\n \n \n 78,52\n \n \n \n \n 20KZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LA02\n \n \n 48,25\n \n \n \n \n 20LA03\n \n \n 23,59\n \n \n \n \n 20LA05\n \n \n 54,86\n \n \n \n \n 20LA06\n \n \n 10,08\n \n \n \n \n 20LA07\n \n \n 0,53\n \n \n \n \n 20LL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO04\n \n \n 60,43\n \n \n \n \n 20LO08\n \n \n 251,53\n \n \n \n \n 20LU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MA00\n \n \n 237,3\n \n \n \n \n 20MA01\n \n \n 216,9\n \n \n \n \n 20MD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MH01\n \n \n 1,67\n \n \n \n \n 20MJ00\n \n \n 772,05\n \n \n \n \n 20MJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MJ04\n \n \n 35,28\n \n \n \n \n 20MJ05\n \n \n 377,79\n \n \n \n \n 20MJ12\n \n \n 297,07\n \n \n \n \n 20MJ13\n \n \n 9,07\n \n \n \n \n 20MJ14\n \n \n 166,21\n \n \n \n \n 20MM00\n \n \n 370,53\n \n \n \n \n 20MM01\n \n \n 217,28\n \n \n \n \n 20MM06\n \n \n 322,02\n \n \n \n \n 20QU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20QY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20RC00\n \n \n 43,7\n \n \n \n \n 20RF00\n \n \n 81,88\n \n \n \n \n 20RM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ST00\n \n \n 7,51\n \n \n \n \n 20TZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20TZ04\n \n \n 118,06\n \n \n \n \n 20TZ07\n \n \n 173,36\n \n \n \n \n 20TZ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20TZ12\n \n \n 6,87\n \n \n \n \n 20TZ13\n \n \n 37,65\n \n \n \n \n 20TZ14\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20WI00\n \n \n 34,34\n \n \n \n \n 20ZK00\n \n \n 221,98\n \n \n \n \n 20ZK02\n \n \n 59,55\n \n \n \n \n 20ZK04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AS00\n \n \n 92,63\n \n \n \n \n 21AS03\n \n \n 102,89\n \n \n \n \n 21AS07\n \n \n 279,08\n \n \n \n \n 21AS08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AS09\n \n \n 4,5\n \n \n \n \n 21BH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21BH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21CY03\n \n \n 50,05\n \n \n \n \n 21CY05\n \n \n 38,19\n \n \n \n \n 21ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21ET02\n \n \n 116,7\n \n \n \n \n 21ET04\n \n \n 305,7\n \n \n \n \n 21ET07\n \n \n 88,2\n \n \n \n \n 21ET08\n \n \n 19,27\n \n \n \n \n 21ET11\n \n \n 75,74\n \n \n \n \n 21ET12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21EX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21FF00\n \n \n 438,06\n \n \n \n \n 21FV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21FV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GD00\n \n \n 690,98\n \n \n \n \n 21GD01\n \n \n 485,78\n \n \n \n \n 21GD02\n \n \n 11,07\n \n \n \n \n 21GU00\n \n \n 584,97\n \n \n \n \n 21GU04\n \n \n 69,12\n \n \n \n \n 21GU06\n \n \n 289,24\n \n \n \n \n 21GU07\n \n \n 7,62\n \n \n \n \n 21GU08\n \n \n 96,18\n \n \n \n \n 21GU11\n \n \n 130,19\n \n \n \n \n 21GV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GW00\n \n \n 2,44\n \n \n \n \n 21GW02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GW03\n \n \n 180,24\n \n \n \n \n 21GW07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GZ00\n \n \n 74,15\n \n \n \n \n 21GZ06\n \n \n 102,79\n \n \n \n \n 21HC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21HC01\n \n \n 77,1\n \n \n \n \n 21HC03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21HC04\n \n \n 18,26\n \n \n \n \n 21HC08\n \n \n 69,33\n \n \n \n \n 21HC12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21SK00\n \n \n 1,25\n \n \n \n \n 21SK01\n \n \n 214,56\n \n \n \n \n 21WE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21WE02\n \n \n 13,13\n \n \n \n \n 22NE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23AP00\n \n \n 196,03\n \n \n \n \n 23FY00\n \n \n 501,31\n \n \n \n \n 23GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23HC00\n \n \n 310,81\n \n \n \n \n 23HC01\n \n \n 25,18\n \n \n \n \n 23HC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23HC04\n \n \n 115,79\n \n \n \n \n 23JA01\n \n \n 97,18\n \n \n \n \n 23KU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23VD00\n \n \n 99,78\n \n \n \n \n 23VL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23VL01\n \n \n 41,61\n \n \n \n \n 23VL02\n \n \n 68,75\n \n \n \n \n 23VL03\n \n \n 2,32\n \n \n \n \n 23WU00\n \n \n 61,02\n \n \n \n \n 23YU00\n \n \n 147,74\n \n \n \n \n 23YU01\n \n \n 222,52\n \n \n \n \n 23YU02\n \n \n 445,58\n \n \n \n \n 23YU08\n \n \n 45,84\n \n \n \n \n 24PY00\n \n \n 8,07\n \n \n \n \n 24PY02\n \n \n 233,29\n \n \n \n \n 24PY05\n \n \n 253,36\n \n \n \n \n 24PY08\n \n \n 282,1\n \n \n \n \n 24RW00\n \n \n 67,91\n \n \n \n \n 24RW03\n \n \n 273,86\n \n \n \n \n 24RW04\n \n \n 27,55\n \n \n \n \n 24TF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TF02\n \n \n 3,6\n \n \n \n \n 24TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TG04\n \n \n 109,49\n \n \n \n \n 24TJ00\n \n \n 373,52\n \n \n \n \n 24TP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TP02\n \n \n 136,6\n \n \n \n \n 24TP05\n \n \n 180,81\n \n \n \n \n 24TR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TR02\n \n \n 436,39\n \n \n \n \n 24TR03\n \n \n 86,07\n \n \n \n \n 24TR05\n \n \n 237,55\n \n \n \n \n 24TR10\n \n \n 192,62\n \n \n \n \n 24TR12\n \n \n 273,24\n \n \n \n \n 24TR15\n \n \n 25,47\n \n \n \n \n 24TR16\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL01\n \n \n 59,83\n \n \n \n \n 25CL03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM00\n \n \n 25,99\n \n \n \n \n 25CM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV05\n \n \n 36,02\n \n \n \n \n 25DA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25DA02\n \n \n 10,78\n \n \n \n \n 25DA04\n \n \n 83,73\n \n \n \n \n 25DA08\n \n \n 246,87\n \n \n \n \n 25DA09\n \n \n 25,35\n \n \n \n \n 25EF01\n \n \n 11,07\n \n \n \n \n 25EF02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25EF03\n \n \n 103,1\n \n \n \n \n 25EF04\n \n \n 47,47\n \n \n \n \n 25EF05\n \n \n 17,02\n \n \n \n \n 25EF06\n \n \n 37,45\n \n \n \n \n 25EF08\n \n \n 30,94\n \n \n \n \n 25EF09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25FU00\n \n \n 100,22\n \n \n \n \n 25FX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25FX01\n \n \n 22,41\n \n \n \n \n 25FY00\n \n \n 112,86\n \n \n \n \n 25GA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GA01\n \n \n 97,58\n \n \n \n \n 25GB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GB02\n \n \n 11,26\n \n \n \n \n 25GC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC01\n \n \n 169,33\n \n \n \n \n 25GC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC03\n \n \n 1,19\n \n \n \n \n 25GC08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC09\n \n \n 68,07\n \n \n \n \n 25GC10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GD00\n \n \n 132,36\n \n \n \n \n 25GD01\n \n \n 37,25\n \n \n \n \n 25GE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GE02\n \n \n 315,7\n \n \n \n \n 25GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GF01\n \n \n 57,09\n \n \n \n \n 25GL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GL04\n \n \n 545,3\n \n \n \n \n 25GL06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GM00\n \n \n 76,43\n \n \n \n \n 25GM04\n \n \n 66,01\n \n \n \n \n 25GV01\n \n \n 61,15\n \n \n \n \n 25GV05\n \n \n 60,89\n \n \n \n \n 25GV07\n \n \n 43,71\n \n \n \n \n 25GV08\n \n \n 55,77\n \n \n \n \n 25GV09\n \n \n 16,19\n \n \n \n \n 25GV10\n \n \n 4,07\n \n \n \n \n 25GV30\n \n \n 41,28\n \n \n \n \n 25GV31\n \n \n 3,27\n \n \n \n \n 25GV32\n \n \n 16,81\n \n \n \n \n 25GV34\n \n \n 16,99\n \n \n \n \n 25KX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25LV00\n \n \n 468,89\n \n \n \n \n 25LV19\n \n \n 84,24\n \n \n \n \n 25LX33\n \n \n 214,95\n \n \n \n \n 25LX41\n \n \n 74,23\n \n \n \n \n 25LX48\n \n \n 342,76\n \n \n \n \n 25MB00\n \n \n 6,24\n \n \n \n \n 25MB36\n \n \n 186,62\n \n \n \n \n 25MG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25MG02\n \n \n 72,41\n \n \n \n \n 25MG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27DG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27MD00\n \n \n 67,88\n \n \n \n \n 27MD01\n \n \n 74,87\n \n \n \n \n 27MD02\n \n \n 290,79\n \n \n \n \n 27RW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27VD00\n \n \n 73,22\n \n \n \n \n 27VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27VG01\n \n \n 34,19\n \n \n \n \n 27VG04\n \n \n 94,88\n \n \n \n \n 27ZH00\n \n \n 74,95\n \n \n \n \n 27ZH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27ZH03\n \n \n 258,54\n \n \n \n \n 27ZJ00\n \n \n 177,8\n \n \n \n \n 27ZJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 28DH00\n \n \n 237,53\n \n \n \n \n 29WG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 29YT00\n \n \n 383,87\n \n \n \n \n 29ZT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30AU00\n \n \n 43,52\n \n \n \n \n 30AU01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30BC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30BE00\n \n \n 44,56\n \n \n \n \n 30EU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30GC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30GD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30JN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30JN01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30PP00\n \n \n 119,15\n \n \n \n \n 30PP01\n \n \n 2,89\n \n \n \n \n 30PP02\n \n \n 108,59\n \n \n \n \n 30PP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30UB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30UB01\n \n \n 15,92\n \n \n \n \n 30UV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30WH00\n \n \n 650,55\n \n \n \n \n 30WH02\n \n \n 106\n \n \n \n \n 31BL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG01\n \n \n 8,38\n \n \n \n \n 31CG02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG03\n \n \n 28,53\n \n \n \n \n 31CH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CH01\n \n \n 203,93\n \n \n \n \n 31CZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31EW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31EW01\n \n \n 64,87\n \n \n \n \n 31EW02\n \n \n 0,86\n \n \n \n \n 31EX00\n \n \n 25,07\n \n \n \n \n 31EX01\n \n \n 148,01\n \n \n \n \n 31FG00\n \n \n 45,73\n \n \n \n \n 31FH00\n \n \n 13,38\n \n \n \n \n 31GM00\n \n \n 214,17\n \n \n \n \n 31HN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31HN01\n \n \n 287,85\n \n \n \n \n 31JC01\n \n \n 59,22\n \n \n \n \n 31JC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JC03\n \n \n 17,61\n \n \n \n \n 31JC04\n \n \n 99,37\n \n \n \n \n 31JC05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JC06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JW01\n \n \n 212,15\n \n \n \n \n 31KZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31MD00\n \n \n 60,04\n \n \n \n \n 31MD02\n \n \n 267,11\n \n \n \n \n 31MD03\n \n \n 65,72\n \n \n \n \n 31RY00\n \n \n 45,1\n \n \n \n \n 31TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31TK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n \n \n Onderwijskansenscores voor praktijkonderwijs\n \n \n \n \n \n \n Vestigingsnummer\n \n \n Onderwijskansenscore\n \n \n \n \n \n \n 00DI04\n \n \n 11,03\n \n \n \n \n 00PG04\n \n \n 4,34\n \n \n \n \n 01EK00\n \n \n 76,07\n \n \n \n \n 01EO06\n \n \n 41,74\n \n \n \n \n 01HQ00\n \n \n 42,51\n \n \n \n \n 01KD00\n \n \n 25,38\n \n \n \n \n 01NJ16\n \n \n 12,66\n \n \n \n \n 01OE23\n \n \n 65,25\n \n \n \n \n 01RL00\n \n \n 1,89\n \n \n \n \n 01VJ06\n \n \n 57,45\n \n \n \n \n 01XN08\n \n \n 12,54\n \n \n \n \n 02EA05\n \n \n 5,95\n \n \n \n \n 02FO00\n \n \n 20,39\n \n \n \n \n 02LB01\n \n \n 120,77\n \n \n \n \n 02MF00\n \n \n 11,42\n \n \n \n \n 02UV10\n \n \n 4,05\n \n \n \n \n 02VA01\n \n \n 11,83\n \n \n \n \n 02VC02\n \n \n 21,57\n \n \n \n \n 02XJ02\n \n \n 19,6\n \n \n \n \n 03JY06\n \n \n 2,54\n \n \n \n \n 03KN00\n \n \n 22,86\n \n \n \n \n 03KZ00\n \n \n 26,99\n \n \n \n \n 03RB00\n \n \n 12,39\n \n \n \n \n 03SX00\n \n \n 28,57\n \n \n \n \n 03ZY00\n \n \n 18,99\n \n \n \n \n 04FR00\n \n \n 28,07\n \n \n \n \n 04GU06\n \n \n 18,81\n \n \n \n \n 04IK00\n \n \n 71,52\n \n \n \n \n 04NF00\n \n \n 118,5\n \n \n \n \n 04OY06\n \n \n 18,07\n \n \n \n \n 04SU02\n \n \n 41,85\n \n \n \n \n 04YE09\n \n \n 41,86\n \n \n \n \n 05AV05\n \n \n 22,29\n \n \n \n \n 05GV00\n \n \n 44,58\n \n \n \n \n 05NE00\n \n \n 24,26\n \n \n \n \n 05NV00\n \n \n 34,08\n \n \n \n \n 05OP00\n \n \n 43,14\n \n \n \n \n 05VN00\n \n \n 35,56\n \n \n \n \n 06DT00\n \n \n 15,78\n \n \n \n \n 07BM00\n \n \n 36,41\n \n \n \n \n 07FO00\n \n \n 34,99\n \n \n \n \n 07HF00\n \n \n 66,67\n \n \n \n \n 07MZ00\n \n \n 62,4\n \n \n \n \n 07YU00\n \n \n 43,82\n \n \n \n \n 07ZI00\n \n \n 12,7\n \n \n \n \n 08PS00\n \n \n 21,05\n \n \n \n \n 08UV00\n \n \n 31,66\n \n \n \n \n 09PY00\n \n \n 40,41\n \n \n \n \n 09VS00\n \n \n 56,1\n \n \n \n \n 10JY00\n \n \n 72,95\n \n \n \n \n 11AI00\n \n \n 65,34\n \n \n \n \n 12IR00\n \n \n 10,19\n \n \n \n \n 12NW00\n \n \n 49,32\n \n \n \n \n 12PR00\n \n \n 80,79\n \n \n \n \n 13EB00\n \n \n 51,41\n \n \n \n \n 13FB00\n \n \n 50,1\n \n \n \n \n 13JF00\n \n \n 26,3\n \n \n \n \n 13OR03\n \n \n 3,64\n \n \n \n \n 13PE01\n \n \n 9,85\n \n \n \n \n 13VV00\n \n \n 29,47\n \n \n \n \n 14AP00\n \n \n 8,47\n \n \n \n \n 14RL06\n \n \n 55,94\n \n \n \n \n 15DN00\n \n \n 24,14\n \n \n \n \n 15IS00\n \n \n 65,3\n \n \n \n \n 15NE00\n \n \n 48,4\n \n \n \n \n 15NY00\n \n \n 100,01\n \n \n \n \n 16PI02\n \n \n 19,41\n \n \n \n \n 16PJ00\n \n \n 16,59\n \n \n \n \n 16PJ01\n \n \n 10,83\n \n \n \n \n 16YV01\n \n \n 27,59\n \n \n \n \n 17AO00\n \n \n 72,36\n \n \n \n \n 17JI00\n \n \n 44,86\n \n \n \n \n 17MA00\n \n \n 63,36\n \n \n \n \n 17SG00\n \n \n 54,49\n \n \n \n \n 17UX00\n \n \n 74,43\n \n \n \n \n 17VN00\n \n \n 37,63\n \n \n \n \n 17VP05\n \n \n 12,28\n \n \n \n \n 17YS00\n \n \n 98,58\n \n \n \n \n 18BR00\n \n \n 45,56\n \n \n \n \n 18DD02\n \n \n 25,06\n \n \n \n \n 18PR00\n \n \n 53,15\n \n \n \n \n 18TR10\n \n \n 18,54\n \n \n \n \n 18UZ00\n \n \n 27,65\n \n \n \n \n 18VA00\n \n \n 32,77\n \n \n \n \n 18VX00\n \n \n 96,76\n \n \n \n \n 19NG00\n \n \n 43,3\n \n \n \n \n 19QA04\n \n \n 18,42\n \n \n \n \n 19SQ00\n \n \n 14,21\n \n \n \n \n 19TQ00\n \n \n 14,91\n \n \n \n \n 19UO00\n \n \n 31,45\n \n \n \n \n 19UP00\n \n \n 41,71\n \n \n \n \n 19UR00\n \n \n 15,27\n \n \n \n \n 19XH08\n \n \n 49,23\n \n \n \n \n 19YT00\n \n \n 38,06\n \n \n \n \n 20AB05\n \n \n 37,88\n \n \n \n \n 20AM04\n \n \n 12,22\n \n \n \n \n 20AT05\n \n \n 80,43\n \n \n \n \n 20BH02\n \n \n 39,12\n \n \n \n \n 20DL13\n \n \n 32,98\n \n \n \n \n 20EI04\n \n \n 34,27\n \n \n \n \n 20FF00\n \n \n 18,15\n \n \n \n \n 20JX11\n \n \n 57,72\n \n \n \n \n 20KD00\n \n \n 26\n \n \n \n \n 20KD01\n \n \n 47,78\n \n \n \n \n 20MJ04\n \n \n 103,1\n \n \n \n \n 20ZK00\n \n \n 63,27\n \n \n \n \n 21GU09\n \n \n 59,12\n \n \n \n \n 21HC08\n \n \n 45,19\n \n \n \n \n 21KM00\n \n \n 59,61\n \n \n \n \n 23DB00\n \n \n 40,77\n \n \n \n \n 23EJ00\n \n \n 28,96\n \n \n \n \n 23HC02\n \n \n 31,78\n \n \n \n \n 23HH00\n \n \n 48,74\n \n \n \n \n 23VL00\n \n \n 1,09\n \n \n \n \n 24TP03\n \n \n 35,78\n \n \n \n \n 25CM10\n \n \n 12,36\n \n \n \n \n 25FY00\n \n \n 23,86\n \n \n \n \n 25GM02\n \n \n 17,75\n \n \n \n \n 25MG02\n \n \n 10,52\n \n \n \n \n 26HD00\n \n \n 17,5\n \n \n \n \n 26HD01\n \n \n 32,49\n \n \n \n \n 26HF00\n \n \n 15,62\n \n \n \n \n 26HL00\n \n \n 57,05\n \n \n \n \n 26HN00\n \n \n 40,41\n \n \n \n \n 26HP00\n \n \n 57,28\n \n \n \n \n 26HR00\n \n \n 50,29\n \n \n \n \n 26HU00\n \n \n 24,51\n \n \n \n \n 26HV00\n \n \n 31,93\n \n \n \n \n 26HX00\n \n \n 46,59\n \n \n \n \n 26HY00\n \n \n 20,9\n \n \n \n \n 26HY02\n \n \n 27,89\n \n \n \n \n 26JE00\n \n \n 18,91\n \n \n \n \n 26JE02\n \n \n 11,18\n \n \n \n \n 26JR00\n \n \n 69,62\n \n \n \n \n 26JR01\n \n \n 10,8\n \n \n \n \n 26JT00\n \n \n 59,06\n \n \n \n \n 26JV00\n \n \n 9,86\n \n \n \n \n 26JY00\n \n \n 35,44\n \n \n \n \n 26JZ00\n \n \n 56,3\n \n \n \n \n 26KA00\n \n \n 30,35\n \n \n \n \n 26KH00\n \n \n 62,15\n \n \n \n \n 26KP00\n \n \n 35,21\n \n \n \n \n 26KR00\n \n \n 16,94\n \n \n \n \n 26KV00\n \n \n 34,68\n \n \n \n \n 26KY00\n \n \n 13,61\n \n \n \n \n 26KZ00\n \n \n 61,51\n \n \n \n \n 26LL00\n \n \n 15,44\n \n \n \n \n 26LL01\n \n \n 5,7\n \n \n \n \n 26LR00\n \n \n 22,72\n \n \n \n \n 26LT00\n \n \n 44,75\n \n \n \n \n 26LU00\n \n \n 16\n \n \n \n \n 26MD00\n \n \n 30,5\n \n \n \n \n 26MJ00\n \n \n 27,15\n \n \n \n \n 26MP00\n \n \n 24,84\n \n \n \n \n 26MV00\n \n \n 3,76\n \n \n \n \n 26MZ00\n \n \n 22,26\n \n \n \n \n 26NH00\n \n \n 26,07\n \n \n \n \n 27PM00\n \n \n 23,15\n \n \n \n \n 27VF00\n \n \n 62,31\n \n \n \n \n 27VH00\n \n \n 41,73\n \n \n \n \n 28BN00\n \n \n 54,64\n \n \n \n \n 28BU00\n \n \n 55\n \n \n \n \n 28CA00\n \n \n 48,38\n \n \n \n \n 28DF00\n \n \n 52,36\n \n \n \n \n 29VW00\n \n \n 62,17\n \n \n \n \n 29VX00\n \n \n 74,65\n \n \n \n \n 29VY00\n \n \n 19,26\n \n \n \n \n 29VZ00\n \n \n 86,77\n \n \n \n \n 30FF00\n \n \n 39,27\n \n \n \n \n 30JM00\n \n \n 32,84\n \n \n \n \n 30MM00\n \n \n 12,52\n \n \n \n \n 30UD00\n \n \n 25,85\n \n \n \n \n 31HN02\n \n \n 74,97\n \n \n \n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Bijlage\n 2\n Het totaal beschikbare budget en het bedrag per eenheid onderwijskansenscore\n \n Het totaal beschikbare budget: € 167.829.852\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor vmbo, havo of vwo: € 1.937,44\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor praktijkonderwijs: € 2.354,58\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 18524, datum inwerkingtreding 12-06-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.Bijlage 2 komt te luiden:Bijlage2Het totaal beschikbare budget en het bedrag per eenheid onderwijskansenscoreHet totaal beschikbare budget: € 177.361.137,30Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor vmbo, havo of vwo: € 2.047,47Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor praktijkonderwijs: € 2.488,30\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049325/2024-02-02_0/xml/BWBR0049325_2024-02-02_0.xml", "content": "BWBR0049325_2024-02-01_0\n Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 18 januari 2024 nr. 43197358, houdende de vaststelling van een nieuwe Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs ter vervanging van de Regeling leerplusarrangement vo (Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs)2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n Gelet op artikel 5.9, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020;\n \n \n Besluit:\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;\n \n \n \n minister: Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;\n \n \n \n onderwijskansenscore: overeenkomstig artikel 5 berekende score van een vestiging die een indicatie geeft van de zwaarte van de problematiek op die vestiging op basis van de aggregatie van de onderwijsscores van de leerlingen van de vestiging;\n \n \n \n onderwijsscore: cijfermatige indicatie van het verwachte risico op onbenut leerpotentieel van een individuele leerling, die op basis van statistische gegevens door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt bepaald;\n \n \n \n school: school of scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;\n \n \n \n schoolplan: schoolplan als bedoeld in artikel 2.88 van de wet;\n \n \n \n teldatum: 1 oktober van het tweede voorafgaande jaar waarop de bekostiging betrekking heeft;\n \n \n \n vestiging: op de teldatum bestaande vestiging van een school als bedoeld in de artikelen 4.13, 4.14 of 4.16 van de wet;\n \n \n \n wet:\n Wet voortgezet onderwijs 2020.\n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Toepassing Kaderregeling\n \n Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Doelomschrijving\n \n De minister verstrekt op grond van deze regeling aanvullende bekostiging, met als doel te voorkomen dat leerlingen, die door omgevingsfactoren een verhoogd risico lopen op het niet optimaal kunnen benutten van hun leerpotentie, afstromen, onnodig doubleren of voortijdig de school verlaten.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Aanvullende bekostiging\n \n \n 1\n De verstrekking van aanvullende bekostiging op grond van deze regeling vindt telkens plaats voor één kalenderjaar.\n \n \n 2\n De aanvullende bekostiging wordt berekend overeenkomstig artikel 5, waarbij gebruik wordt gemaakt van het aantal op de teldatum bekostigde leerlingen per vestiging. Voor de toepassing van deze regeling tellen de leerlingen als bedoeld in artikel 6.10, tweede en derde lid van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 voor 100% mee.\n \n \n 3\n De aanvullende bekostiging wordt uiterlijk vastgesteld in de maand april in het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.\n \n \n 4\n De aanvullende bekostiging wordt betaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang. In de maand waarin de vaststelling en de eerste betaling plaatsvindt wordt ook de bekostiging van de eventueel daaraan voorafgaande maand of maanden betaald.\n \n \n 5\n De aanvullende bekostiging kan uiterlijk in de maand december van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft gewijzigd worden vastgesteld op basis van een bijdrage voor loonontwikkeling.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 5\n Berekening aanvullende bekostiging\n \n \n 1\n Een vestiging wordt aanvullend bekostigd met een bedrag per eenheid onderwijskansenscore. Indien de vestiging een onderwijskansenscore heeft van nul, of die op grond van het vijfde lid wordt gelijkgesteld aan nul, dan wordt voor de desbetreffende vestiging geen aanvullende bekostiging verstrekt.\n \n \n 2\n Het Centraal Bureau voor de Statistiek berekent jaarlijks de onderwijskansenscore van elke vestiging op basis van de onderwijsscores van de leerlingen die op de teldatum zijn ingeschreven op een vestiging, en maakt deze zo spoedig mogelijk openbaar.\n \n \n 3\n De onderwijskansenscore van een vestiging voor vmbo, havo of vwo is de uitkomst van de formule A − B en wordt als volgt berekend:\n \n \n A =\n som van de uitkomsten van de formule C – D voor alle leerlingen van de vestiging die behoren tot de 15% van alle leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo met de laagste onderwijsscore, waarbij:\n \n \n C =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo;\n \n \n D =\n onderwijsscore van de leerling;\n \n \n B =\n E x F x (C – G) waarbij:\n \n \n E =\n aantal leerlingen van de vestiging;\n \n \n F =\n drempelwaarde van 12%;\n \n \n G =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen die behoren tot de 15% leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo met de laagste onderwijsscore.\n \n \n \n \n 4\n De onderwijskansenscore van een vestiging voor praktijkonderwijs is de uitkomst van de formule A − B en wordt als volgt berekend:\n \n \n A =\n som van de uitkomsten van de formule C – D voor alle leerlingen van de vestiging die behoren tot de 30% van alle leerlingen ingeschreven op het pro met de laagste onderwijsscore, waarbij:\n \n \n C =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen ingeschreven op het pro;\n \n \n D =\n onderwijsscore van de leerling;\n \n \n B =\n E x F x (C – G) waarbij:\n \n \n E =\n aantal leerlingen van de vestiging;\n \n \n F =\n drempelwaarde van 0%;\n \n \n G =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen die behoren tot de 30% leerlingen ingeschreven op het pro met de laagste onderwijsscore.\n \n \n \n \n 5\n De onderwijskansenscore, bedoeld in het tweede lid, wordt rekenkundig afgerond op twee decimalen. Indien de onderwijskansenscore negatief is, wordt deze gelijkgesteld aan nul.\n \n \n 6\n De lijst met onderwijskansenscores wordt jaarlijks uiterlijk op 7 februari in de Staatscourant bekendgemaakt als bijlage 1 bij deze regeling.\n \n \n 7\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore wordt jaarlijks uiterlijk op 7 februari in de Staatscourant bekendgemaakt als bijlage 2 bij deze regeling.\n \n \n 8\n De aanvullende bekostiging voor een vestiging voor vmbo, havo of vwo wordt bepaald door de voor deze vestiging in bijlage 1 opgenomen onderwijskansenscore te vermenigvuldigen met het in bijlage 2 opgenomen bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor vmbo, havo of vwo.\n \n \n 9\n De aanvullende bekostiging voor een vestiging voor praktijkonderwijs wordt bepaald door de voor deze vestiging in bijlage 1 opgenomen onderwijskansenscore te vermenigvuldigen met het in bijlage 2 opgenomen bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor praktijkonderwijs.\n \n \n 10\n Voor de toepassing van deze regeling wordt een vestiging waar zowel praktijkonderwijs als een andere schoolsoort wordt aangeboden, aangemerkt als twee vestigingen, te weten een vestiging voor praktijkonderwijs en een vestiging voor vmbo, havo en vwo.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 6\n Betaling\n \n \n 1\n De minister verstrekt de aanvullende bekostiging voor alle vestigingen met een onderwijskansenscore van hoger dan 0, aan het bevoegd gezag van de school waar de vestiging aan toebehoort op 1 januari van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.\n \n \n 2\n Het recht van het bevoegd gezag op de aanvullende bekostiging voor een school vervalt, indien de school wordt opgeheven of de bekostiging wordt beëindigd.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 7\n Beleid en verantwoording\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van de school geeft in het schoolplan aan hoe het de aanvullende bekostiging op grond van deze regeling inzet voor het onderwijskundig beleid, de bewaking en de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs.\n \n \n 2\n Het bevoegd gezag van de school licht de partijen in de omgeving van de school in over zijn beleid ter zake en betrekt opmerkingen daarover van die partijen herkenbaar bij het bepalen van dat beleid.\n \n \n 3\n Het bevoegd gezag van de school betrekt de inzet van de aanvullende bekostiging op grond van deze regeling bij het overleg met de gemeente over het ondersteunen van leerlingen die door omgevingsfactoren hun potentieel niet waar kunnen maken.\n \n \n 4\n Het bevoegd gezag verstrekt via XBRL aanvullende informatie over de activiteiten die met de aanvullende bekostiging zijn ondernomen, bedoeld in artikel 3.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 8\n Financiële verantwoording\n \n \n 1\n De verantwoording van de besteding van de bekostiging geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.\n \n \n 2\n De aanvullende bekostiging kan ook worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt. Verrekening van de eventueel niet-bestede middelen of overschotten vindt niet plaats.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 9\n Wijziging Regeling aanvullende bekostiging vo-scholen in uitzonderlijke omstandigheden\n \n \n Wijzigt de Regeling aanvullende bekostiging vo-scholen in uitzonderlijke omstandigheden.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735802-02-2024\n \n \n Artikel\n 10\n Intrekking Regeling leerplusarrangement vo\n \n De Regeling leerplusarrangement vo wordt ingetrokken.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 11\n Inwerkingtreding\n \n \n 1\n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2024 en werkt terug tot en met 1 januari 2024.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid treedt artikel 9 in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 12\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n M.L.J.\n Paul\n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Bijlage\n 1\n Onderwijskansenscore per vestiging\n \n Onderwijskansenscores voor vmbo, havo en/of vwo\n \n \n \n \n \n \n \n Vestigingsnummer\n \n \n Onderwijskansenscore\n \n \n \n \n \n \n 00AH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AH07\n \n \n 181,7\n \n \n \n \n 00AH08\n \n \n 27,01\n \n \n \n \n 00AH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AH11\n \n \n 279,14\n \n \n \n \n 00AH17\n \n \n 203,84\n \n \n \n \n 00AH18\n \n \n 13,52\n \n \n \n \n 00AH19\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AQ00\n \n \n 1,06\n \n \n \n \n 00BD00\n \n \n 119,16\n \n \n \n \n 00BD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB04\n \n \n 1,42\n \n \n \n \n 00DI00\n \n \n 34,57\n \n \n \n \n 00DI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI03\n \n \n 10,86\n \n \n \n \n 00DI04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI06\n \n \n 2,38\n \n \n \n \n 00EF00\n \n \n 110,91\n \n \n \n \n 00HI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00HI03\n \n \n 97,81\n \n \n \n \n 00IP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JR00\n \n \n 9,29\n \n \n \n \n 00JT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JT02\n \n \n 9,15\n \n \n \n \n 00JT03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JT06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00KV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ01\n \n \n 2,26\n \n \n \n \n 00LJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ05\n \n \n 16,25\n \n \n \n \n 00MK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML02\n \n \n 44,02\n \n \n \n \n 00ML05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML09\n \n \n 136,45\n \n \n \n \n 00ML12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MV00\n \n \n 34,62\n \n \n \n \n 00MV01\n \n \n 209,13\n \n \n \n \n 00MV02\n \n \n 116,38\n \n \n \n \n 00MV06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MV07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00NE00\n \n \n 34,76\n \n \n \n \n 00NE02\n \n \n 226,64\n \n \n \n \n 00OB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00OB03\n \n \n 94,82\n \n \n \n \n 00PF00\n \n \n 106,58\n \n \n \n \n 00PG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG02\n \n \n 8,42\n \n \n \n \n 00PG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS04\n \n \n 131,6\n \n \n \n \n 00PS05\n \n \n 46,1\n \n \n \n \n 00PS06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS10\n \n \n 10,23\n \n \n \n \n 00RO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RO03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RZ01\n \n \n 17,19\n \n \n \n \n 00RZ07\n \n \n 77,23\n \n \n \n \n 00SZ00\n \n \n 5,8\n \n \n \n \n 00TL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TU01\n \n \n 16,16\n \n \n \n \n 00UM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00UZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00UZ04\n \n \n 68,66\n \n \n \n \n 00VR00\n \n \n 50,83\n \n \n \n \n 00VY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00VY04\n \n \n 157,17\n \n \n \n \n 00WD00\n \n \n 301,45\n \n \n \n \n 00WH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00WH02\n \n \n 3,46\n \n \n \n \n 00WI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00WI04\n \n \n 59,09\n \n \n \n \n 00XA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00XA01\n \n \n 128,07\n \n \n \n \n 00XK00\n \n \n 60,62\n \n \n \n \n 00XK02\n \n \n 169,55\n \n \n \n \n 00YH00\n \n \n 36,43\n \n \n \n \n 00YH01\n \n \n 30,05\n \n \n \n \n 00YH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YH05\n \n \n 13,1\n \n \n \n \n 00YH06\n \n \n 26,79\n \n \n \n \n 00YH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YO00\n \n \n 1,01\n \n \n \n \n 00ZD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZO00\n \n \n 202,52\n \n \n \n \n 00ZV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZV02\n \n \n 27,24\n \n \n \n \n 00ZV05\n \n \n 8,38\n \n \n \n \n 00ZX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZX02\n \n \n 6,02\n \n \n \n \n 00ZX03\n \n \n 45,35\n \n \n \n \n 00ZX08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZX10\n \n \n 1,28\n \n \n \n \n 01AA57\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA59\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA60\n \n \n 52,3\n \n \n \n \n 01AA61\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA62\n \n \n 149,86\n \n \n \n \n 01AA68\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01BE00\n \n \n 25,68\n \n \n \n \n 01EO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01EO01\n \n \n 108,84\n \n \n \n \n 01EO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01EO06\n \n \n 130,52\n \n \n \n \n 01EO08\n \n \n 20,77\n \n \n \n \n 01EO12\n \n \n 2,31\n \n \n \n \n 01ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FP00\n \n \n 211,97\n \n \n \n \n 01FP01\n \n \n 105,29\n \n \n \n \n 01FP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FP05\n \n \n 25,52\n \n \n \n \n 01FP06\n \n \n 16,13\n \n \n \n \n 01FU00\n \n \n 76,56\n \n \n \n \n 01FU01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FU04\n \n \n 25,06\n \n \n \n \n 01FY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GH01\n \n \n 41,78\n \n \n \n \n 01GH04\n \n \n 123,68\n \n \n \n \n 01GL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GN00\n \n \n 112,33\n \n \n \n \n 01GV00\n \n \n 32,47\n \n \n \n \n 01GX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GX02\n \n \n 7,02\n \n \n \n \n 01GX03\n \n \n 86,11\n \n \n \n \n 01IW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01IW03\n \n \n 20,27\n \n \n \n \n 01KF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KF04\n \n \n 44,36\n \n \n \n \n 01KL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL06\n \n \n 32,41\n \n \n \n \n 01KL07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL08\n \n \n 136,83\n \n \n \n \n 01KL09\n \n \n 14,93\n \n \n \n \n 01KL10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL14\n \n \n 26,38\n \n \n \n \n 01KL18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01LZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01LZ01\n \n \n 2,45\n \n \n \n \n 01LZ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01MB00\n \n \n 19,68\n \n \n \n \n 01MO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01MU00\n \n \n 158,79\n \n \n \n \n 01NJ01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ02\n \n \n 6,96\n \n \n \n \n 01NJ08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ10\n \n \n 35,98\n \n \n \n \n 01NJ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ15\n \n \n 2\n \n \n \n \n 01NZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE03\n \n \n 49,65\n \n \n \n \n 01OE05\n \n \n 21,53\n \n \n \n \n 01OE06\n \n \n 71,85\n \n \n \n \n 01OE07\n \n \n 59,43\n \n \n \n \n 01OE12\n \n \n 141,04\n \n \n \n \n 01OE13\n \n \n 41,69\n \n \n \n \n 01OE16\n \n \n 42,74\n \n \n \n \n 01OE17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE18\n \n \n 176,34\n \n \n \n \n 01OE21\n \n \n 47,84\n \n \n \n \n 01OE22\n \n \n 181,79\n \n \n \n \n 01OE23\n \n \n 49,48\n \n \n \n \n 01OE25\n \n \n 50,44\n \n \n \n \n 01OE26\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE27\n \n \n 20,36\n \n \n \n \n 01OE28\n \n \n 115,44\n \n \n \n \n 01OE30\n \n \n 20,36\n \n \n \n \n 01OE32\n \n \n 3,48\n \n \n \n \n 01OE33\n \n \n 8,26\n \n \n \n \n 01OE37\n \n \n 40,05\n \n \n \n \n 01OE49\n \n \n 49,62\n \n \n \n \n 01OE50\n \n \n 40,07\n \n \n \n \n 01OE51\n \n \n 107,8\n \n \n \n \n 01OE54\n \n \n 13,2\n \n \n \n \n 01OE57\n \n \n 4,56\n \n \n \n \n 01OE58\n \n \n 130,99\n \n \n \n \n 01OE59\n \n \n 127,29\n \n \n \n \n 01OE60\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01TC00\n \n \n 558,98\n \n \n \n \n 01UH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ00\n \n \n 114,22\n \n \n \n \n 01VJ01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ03\n \n \n 76,72\n \n \n \n \n 01VJ04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ05\n \n \n 136,27\n \n \n \n \n 01VJ14\n \n \n 125,83\n \n \n \n \n 01VN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VN03\n \n \n 268,26\n \n \n \n \n 01VN04\n \n \n 167,65\n \n \n \n \n 01WM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XF01\n \n \n 52,95\n \n \n \n \n 01XL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XN00\n \n \n 6,07\n \n \n \n \n 01XN01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XN02\n \n \n 47,12\n \n \n \n \n 01XN07\n \n \n 74,37\n \n \n \n \n 01XN09\n \n \n 38,2\n \n \n \n \n 01XN10\n \n \n 143,07\n \n \n \n \n 02AN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02AP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02AR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02CI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02CI01\n \n \n 154,39\n \n \n \n \n 02CI02\n \n \n 72,28\n \n \n \n \n 02CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DC00\n \n \n 87,27\n \n \n \n \n 02DC03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DF00\n \n \n 1,94\n \n \n \n \n 02DO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DO01\n \n \n 94,91\n \n \n \n \n 02DO02\n \n \n 2,06\n \n \n \n \n 02DO03\n \n \n 86,06\n \n \n \n \n 02DQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DZ02\n \n \n 157,58\n \n \n \n \n 02DZ04\n \n \n 32,62\n \n \n \n \n 02DZ10\n \n \n 19,62\n \n \n \n \n 02EA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EA02\n \n \n 1,68\n \n \n \n \n 02EA03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EB04\n \n \n 6,82\n \n \n \n \n 02EB07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EK00\n \n \n 30,86\n \n \n \n \n 02EK01\n \n \n 100,93\n \n \n \n \n 02EK02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EX00\n \n \n 141,03\n \n \n \n \n 02EX04\n \n \n 6,82\n \n \n \n \n 02EX05\n \n \n 34,22\n \n \n \n \n 02EX07\n \n \n 195,74\n \n \n \n \n 02FB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02FY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02FY01\n \n \n 121,91\n \n \n \n \n 02FY02\n \n \n 86,4\n \n \n \n \n 02FY07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GJ01\n \n \n 12,14\n \n \n \n \n 02GN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP05\n \n \n 24,37\n \n \n \n \n 02GP06\n \n \n 24,45\n \n \n \n \n 02GS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02HI00\n \n \n 124,72\n \n \n \n \n 02HI06\n \n \n 33,46\n \n \n \n \n 02HI08\n \n \n 197,78\n \n \n \n \n 02IB00\n \n \n 115,99\n \n \n \n \n 02IB05\n \n \n 74,44\n \n \n \n \n 02IB07\n \n \n 44,38\n \n \n \n \n 02IC00\n \n \n 73,91\n \n \n \n \n 02IC01\n \n \n 0,62\n \n \n \n \n 02JG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02JG04\n \n \n 61,38\n \n \n \n \n 02JG05\n \n \n 25,84\n \n \n \n \n 02JG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB00\n \n \n 32,1\n \n \n \n \n 02KB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB06\n \n \n 99,49\n \n \n \n \n 02KB08\n \n \n 50,27\n \n \n \n \n 02KM00\n \n \n 312,89\n \n \n \n \n 02KR00\n \n \n 7,55\n \n \n \n \n 02LB00\n \n \n 584,53\n \n \n \n \n 02LB01\n \n \n 71,25\n \n \n \n \n 02LB08\n \n \n 473,83\n \n \n \n \n 02LG00\n \n \n 32,39\n \n \n \n \n 02LG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02LG08\n \n \n 79,99\n \n \n \n \n 02LG09\n \n \n 89,9\n \n \n \n \n 02ME00\n \n \n 119,58\n \n \n \n \n 02ME01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ME02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02MF00\n \n \n 182,32\n \n \n \n \n 02MU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ01\n \n \n 156,44\n \n \n \n \n 02NZ09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ10\n \n \n 224,05\n \n \n \n \n 02NZ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ14\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02PA00\n \n \n 84,47\n \n \n \n \n 02QN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QN02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX01\n \n \n 23,63\n \n \n \n \n 02QX03\n \n \n 191,89\n \n \n \n \n 02QX06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA01\n \n \n 116,46\n \n \n \n \n 02RA02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02SB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ST00\n \n \n 40,78\n \n \n \n \n 02ST04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ST05\n \n \n 10,46\n \n \n \n \n 02SY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TC03\n \n \n 244,83\n \n \n \n \n 02TC04\n \n \n 85,95\n \n \n \n \n 02TD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TD03\n \n \n 22,88\n \n \n \n \n 02TD04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UE00\n \n \n 3,91\n \n \n \n \n 02UG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02US00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02US04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UX00\n \n \n 5,06\n \n \n \n \n 02UX01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UX06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VA01\n \n \n 84,35\n \n \n \n \n 02VB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB07\n \n \n 45,96\n \n \n \n \n 02VB16\n \n \n 18,81\n \n \n \n \n 02VC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VC02\n \n \n 113,45\n \n \n \n \n 02VC03\n \n \n 23,24\n \n \n \n \n 02VC08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VC09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VD04\n \n \n 19,56\n \n \n \n \n 02VD05\n \n \n 7\n \n \n \n \n 02VE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG04\n \n \n 201,82\n \n \n \n \n 02VG05\n \n \n 381,95\n \n \n \n \n 02VG08\n \n \n 507,07\n \n \n \n \n 02VG10\n \n \n 123,2\n \n \n \n \n 02VG11\n \n \n 77,57\n \n \n \n \n 02VG14\n \n \n 3,04\n \n \n \n \n 02VG15\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG22\n \n \n 171,75\n \n \n \n \n 02VG25\n \n \n 47,91\n \n \n \n \n 02VJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VJ03\n \n \n 29,02\n \n \n \n \n 02VJ06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VJ07\n \n \n 46,67\n \n \n \n \n 02VJ08\n \n \n 4,76\n \n \n \n \n 02VM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VN01\n \n \n 99,9\n \n \n \n \n 02VO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VQ00\n \n \n 161,89\n \n \n \n \n 02VQ01\n \n \n 334,55\n \n \n \n \n 02VR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR02\n \n \n 114,09\n \n \n \n \n 02VR04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT01\n \n \n 31,04\n \n \n \n \n 02VT02\n \n \n 107,33\n \n \n \n \n 02VT04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT06\n \n \n 33,81\n \n \n \n \n 02XJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02XJ02\n \n \n 61,75\n \n \n \n \n 02XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02YH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR03\n \n \n 0,03\n \n \n \n \n 03AM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03AQ00\n \n \n 425,47\n \n \n \n \n 03FO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03FO01\n \n \n 107,18\n \n \n \n \n 03FO04\n \n \n 12,48\n \n \n \n \n 03JY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03JY01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03JY02\n \n \n 19,92\n \n \n \n \n 03JY03\n \n \n 7,36\n \n \n \n \n 03JY06\n \n \n 13,5\n \n \n \n \n 03JY07\n \n \n 1,22\n \n \n \n \n 03JY08\n \n \n 1,96\n \n \n \n \n 03KN00\n \n \n 18,19\n \n \n \n \n 03OY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RR04\n \n \n 86,87\n \n \n \n \n 03RU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RU02\n \n \n 87,39\n \n \n \n \n 03WO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03WO01\n \n \n 47,75\n \n \n \n \n 03WO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03WO03\n \n \n 24,45\n \n \n \n \n 03XF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XF04\n \n \n 52,23\n \n \n \n \n 03XF05\n \n \n 220,01\n \n \n \n \n 03XM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XS02\n \n \n 76,93\n \n \n \n \n 03XS03\n \n \n 7,62\n \n \n \n \n 03XS08\n \n \n 136,56\n \n \n \n \n 04DF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04DF01\n \n \n 15,57\n \n \n \n \n 04DS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU08\n \n \n 38,43\n \n \n \n \n 04HR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04HR04\n \n \n 102,83\n \n \n \n \n 04HR07\n \n \n 256,53\n \n \n \n \n 04IX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04IX01\n \n \n 124,38\n \n \n \n \n 04OY00\n \n \n 16\n \n \n \n \n 04OY02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04SU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04SU02\n \n \n 61,9\n \n \n \n \n 04XU00\n \n \n 94,8\n \n \n \n \n 04YE00\n \n \n 99,54\n \n \n \n \n 04YE01\n \n \n 28,32\n \n \n \n \n 04YE02\n \n \n 60,49\n \n \n \n \n 04YE03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04YE08\n \n \n 335,62\n \n \n \n \n 04YE11\n \n \n 6,38\n \n \n \n \n 04YX00\n \n \n 74,65\n \n \n \n \n 04YX02\n \n \n 36,85\n \n \n \n \n 05AV00\n \n \n 67,33\n \n \n \n \n 05AV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05AV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05AV03\n \n \n 25,94\n \n \n \n \n 05AV04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05AX00\n \n \n 158\n \n \n \n \n 05EA14\n \n \n 114,21\n \n \n \n \n 05EA16\n \n \n 156,8\n \n \n \n \n 05FB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05FB01\n \n \n 3,27\n \n \n \n \n 05FB07\n \n \n 10,45\n \n \n \n \n 05FB08\n \n \n 30,77\n \n \n \n \n 05FE00\n \n \n 107,41\n \n \n \n \n 05FF00\n \n \n 255,23\n \n \n \n \n 05FF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05FJ00\n \n \n 129,9\n \n \n \n \n 05FJ01\n \n \n 33,68\n \n \n \n \n 05FJ11\n \n \n 18,45\n \n \n \n \n 05FJ12\n \n \n 153,91\n \n \n \n \n 05OH00\n \n \n 86,38\n \n \n \n \n 05OH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05OH07\n \n \n 11,08\n \n \n \n \n 05PL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05RA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05RA01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05TA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05XJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06HF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06HF02\n \n \n 150,73\n \n \n \n \n 06SU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06WY00\n \n \n 57,51\n \n \n \n \n 06XL00\n \n \n 122,83\n \n \n \n \n 07BQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07FH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07KP00\n \n \n 36,71\n \n \n \n \n 07MU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07PK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07PK04\n \n \n 5,81\n \n \n \n \n 07PK05\n \n \n 131,62\n \n \n \n \n 07PK07\n \n \n 51,54\n \n \n \n \n 08CU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08LP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08LP01\n \n \n 2,65\n \n \n \n \n 08LP02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08SG00\n \n \n 16,48\n \n \n \n \n 08SG01\n \n \n 175,43\n \n \n \n \n 08SG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08VU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08VU02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 09VG00\n \n \n 96,49\n \n \n \n \n 10AN00\n \n \n 34,95\n \n \n \n \n 10AN03\n \n \n 71,14\n \n \n \n \n 10AN04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 10LU00\n \n \n 180,83\n \n \n \n \n 11NY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 11ZH00\n \n \n 25,56\n \n \n \n \n 12IR00\n \n \n 88,27\n \n \n \n \n 12IR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 12IR11\n \n \n 68,51\n \n \n \n \n 12RB00\n \n \n 145,84\n \n \n \n \n 13EE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13JO00\n \n \n 49,79\n \n \n \n \n 13OR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13OR01\n \n \n 55,55\n \n \n \n \n 13OR03\n \n \n 11,37\n \n \n \n \n 13PE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13PE01\n \n \n 52,78\n \n \n \n \n 13WH00\n \n \n 73,87\n \n \n \n \n 13ZU00\n \n \n 41,39\n \n \n \n \n 13ZU02\n \n \n 121,9\n \n \n \n \n 13ZU03\n \n \n 64,28\n \n \n \n \n 14DC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14DC02\n \n \n 19,23\n \n \n \n \n 14DC06\n \n \n 2,53\n \n \n \n \n 14FW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW02\n \n \n 45,92\n \n \n \n \n 14FW04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW05\n \n \n 7,51\n \n \n \n \n 14LF00\n \n \n 89,01\n \n \n \n \n 14NQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14NS00\n \n \n 15,87\n \n \n \n \n 14OY00\n \n \n 230,37\n \n \n \n \n 14PS00\n \n \n 52,23\n \n \n \n \n 14PS03\n \n \n 39,72\n \n \n \n \n 14QT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RC00\n \n \n 29,96\n \n \n \n \n 14RC02\n \n \n 154,11\n \n \n \n \n 14RC03\n \n \n 67,59\n \n \n \n \n 14RC04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RC06\n \n \n 98,99\n \n \n \n \n 14RC13\n \n \n 60,2\n \n \n \n \n 14RC14\n \n \n 18,24\n \n \n \n \n 14RC15\n \n \n 32,82\n \n \n \n \n 14RF00\n \n \n 202,16\n \n \n \n \n 14RF03\n \n \n 160,72\n \n \n \n \n 14RF04\n \n \n 252,22\n \n \n \n \n 14RF05\n \n \n 98,68\n \n \n \n \n 14RF06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RF08\n \n \n 62,38\n \n \n \n \n 14RL00\n \n \n 175,61\n \n \n \n \n 14RL03\n \n \n 25,51\n \n \n \n \n 14RL06\n \n \n 20,77\n \n \n \n \n 14RP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RP02\n \n \n 40,7\n \n \n \n \n 14RP03\n \n \n 79,23\n \n \n \n \n 14RR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RR01\n \n \n 44\n \n \n \n \n 14SE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SF00\n \n \n 169,14\n \n \n \n \n 14SF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM05\n \n \n 77,49\n \n \n \n \n 14SM13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM14\n \n \n 150,52\n \n \n \n \n 14SW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14TA00\n \n \n 103,43\n \n \n \n \n 14TD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14UM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14UM01\n \n \n 6,26\n \n \n \n \n 14UM02\n \n \n 100,18\n \n \n \n \n 14VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14VY00\n \n \n 76,17\n \n \n \n \n 14WE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14YD03\n \n \n 106,62\n \n \n \n \n 14YD06\n \n \n 69,62\n \n \n \n \n 14YD09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH00\n \n \n 172,69\n \n \n \n \n 15BH01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15EO00\n \n \n 120,55\n \n \n \n \n 15EO01\n \n \n 103,4\n \n \n \n \n 15HX00\n \n \n 113,45\n \n \n \n \n 15HX02\n \n \n 166,85\n \n \n \n \n 15HX03\n \n \n 1,39\n \n \n \n \n 15JM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15KR00\n \n \n 204,46\n \n \n \n \n 15KR05\n \n \n 36,01\n \n \n \n \n 15KR06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15KR09\n \n \n 60,34\n \n \n \n \n 15KR10\n \n \n 334,67\n \n \n \n \n 15KR11\n \n \n 8,21\n \n \n \n \n 15KR12\n \n \n 81,58\n \n \n \n \n 15KR14\n \n \n 5,98\n \n \n \n \n 15OM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15OM01\n \n \n 85,78\n \n \n \n \n 15QW00\n \n \n 43,14\n \n \n \n \n 15SC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15VQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15XV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15XV01\n \n \n 45,19\n \n \n \n \n 16AW00\n \n \n 240,11\n \n \n \n \n 16AW01\n \n \n 87,59\n \n \n \n \n 16AW06\n \n \n 102,99\n \n \n \n \n 16CX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16CX04\n \n \n 51,38\n \n \n \n \n 16CX08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16EI00\n \n \n 231,05\n \n \n \n \n 16FP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16FP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16FP05\n \n \n 134,65\n \n \n \n \n 16GZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16GZ03\n \n \n 6,39\n \n \n \n \n 16IH00\n \n \n 23,87\n \n \n \n \n 16IH03\n \n \n 118,51\n \n \n \n \n 16KP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16MQ00\n \n \n 141,35\n \n \n \n \n 16NK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16NK01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX02\n \n \n 57,17\n \n \n \n \n 16OX03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX04\n \n \n 30,12\n \n \n \n \n 16OX09\n \n \n 114,32\n \n \n \n \n 16OX10\n \n \n 152,47\n \n \n \n \n 16OX11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PE01\n \n \n 36,77\n \n \n \n \n 16PI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PI03\n \n \n 31,2\n \n \n \n \n 16PI04\n \n \n 13,98\n \n \n \n \n 16PI05\n \n \n 37,06\n \n \n \n \n 16PK00\n \n \n 95,62\n \n \n \n \n 16PK07\n \n \n 136,56\n \n \n \n \n 16PK10\n \n \n 158,55\n \n \n \n \n 16PN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS07\n \n \n 24,38\n \n \n \n \n 16PS08\n \n \n 539,09\n \n \n \n \n 16PS16\n \n \n 61,64\n \n \n \n \n 16PS17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS19\n \n \n 170,13\n \n \n \n \n 16QA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16QA01\n \n \n 75,52\n \n \n \n \n 16QH00\n \n \n 3,46\n \n \n \n \n 16QH01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RT01\n \n \n 28,66\n \n \n \n \n 16SK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16SK01\n \n \n 7,1\n \n \n \n \n 16SK05\n \n \n 87\n \n \n \n \n 16SK07\n \n \n 28,94\n \n \n \n \n 16SL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16ST00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16SW00\n \n \n 43,11\n \n \n \n \n 16SW03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VK01\n \n \n 61,25\n \n \n \n \n 16VK02\n \n \n 20,45\n \n \n \n \n 16VK03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VM00\n \n \n 238,87\n \n \n \n \n 16VM07\n \n \n 24,45\n \n \n \n \n 16VP00\n \n \n 78,52\n \n \n \n \n 16XD00\n \n \n 166,79\n \n \n \n \n 16YC00\n \n \n 111,31\n \n \n \n \n 16YV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16YV01\n \n \n 76,41\n \n \n \n \n 16YV02\n \n \n 47,68\n \n \n \n \n 16YV04\n \n \n 35,12\n \n \n \n \n 16YV10\n \n \n 128,59\n \n \n \n \n 16ZK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16ZK01\n \n \n 0,2\n \n \n \n \n 16ZK02\n \n \n 30,74\n \n \n \n \n 17AA00\n \n \n 34,22\n \n \n \n \n 17AA03\n \n \n 108,38\n \n \n \n \n 17AN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17AN01\n \n \n 53,32\n \n \n \n \n 17AY00\n \n \n 28,4\n \n \n \n \n 17AY04\n \n \n 89,43\n \n \n \n \n 17BI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17BI02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17BI06\n \n \n 117,4\n \n \n \n \n 17BZ00\n \n \n 20,37\n \n \n \n \n 17BZ02\n \n \n 19,03\n \n \n \n \n 17BZ03\n \n \n 20,44\n \n \n \n \n 17BZ04\n \n \n 7,06\n \n \n \n \n 17CK00\n \n \n 14,87\n \n \n \n \n 17CK01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17CR00\n \n \n 144,49\n \n \n \n \n 17DD00\n \n \n 12,63\n \n \n \n \n 17DN00\n \n \n 316,52\n \n \n \n \n 17DN01\n \n \n 40,7\n \n \n \n \n 17GM00\n \n \n 62,67\n \n \n \n \n 17GM02\n \n \n 53,05\n \n \n \n \n 17GT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17GT02\n \n \n 17,19\n \n \n \n \n 17HB00\n \n \n 474,61\n \n \n \n \n 17HB06\n \n \n 459,68\n \n \n \n \n 17HB07\n \n \n 103,96\n \n \n \n \n 17HH00\n \n \n 61,99\n \n \n \n \n 17HN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17HN02\n \n \n 42,36\n \n \n \n \n 17HR00\n \n \n 420,09\n \n \n \n \n 17HR02\n \n \n 448,51\n \n \n \n \n 17HR05\n \n \n 322,41\n \n \n \n \n 17HX00\n \n \n 15,13\n \n \n \n \n 17IM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IM01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IM02\n \n \n 161,88\n \n \n \n \n 17IM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IR00\n \n \n 62,95\n \n \n \n \n 17IR01\n \n \n 7,59\n \n \n \n \n 17IR02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17JB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17JB01\n \n \n 137,22\n \n \n \n \n 17JB02\n \n \n 123,82\n \n \n \n \n 17JY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17KF00\n \n \n 54,66\n \n \n \n \n 17KY00\n \n \n 65,58\n \n \n \n \n 17VF00\n \n \n 275,03\n \n \n \n \n 17VF02\n \n \n 255,32\n \n \n \n \n 17VF03\n \n \n 196,44\n \n \n \n \n 17VF04\n \n \n 2,68\n \n \n \n \n 17VF06\n \n \n 80,25\n \n \n \n \n 17VF08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN00\n \n \n 5,49\n \n \n \n \n 17VN01\n \n \n 116,84\n \n \n \n \n 17VN05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN09\n \n \n 219,59\n \n \n \n \n 17VP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VP02\n \n \n 91,56\n \n \n \n \n 17VS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VS02\n \n \n 7,26\n \n \n \n \n 17VS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17WP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17WQ00\n \n \n 105,56\n \n \n \n \n 17WQ08\n \n \n 359,32\n \n \n \n \n 17XU00\n \n \n 78,84\n \n \n \n \n 17XU01\n \n \n 113,88\n \n \n \n \n 17YF00\n \n \n 402,84\n \n \n \n \n 17YF02\n \n \n 264,87\n \n \n \n \n 17YS00\n \n \n 569,31\n \n \n \n \n 17YS02\n \n \n 179,75\n \n \n \n \n 17YS03\n \n \n 49,88\n \n \n \n \n 17YS04\n \n \n 305,24\n \n \n \n \n 17YS08\n \n \n 148,26\n \n \n \n \n 17YS12\n \n \n 4,26\n \n \n \n \n 17YS18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17YS21\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17YS22\n \n \n 31,42\n \n \n \n \n 18AN00\n \n \n 633,27\n \n \n \n \n 18CH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18CH02\n \n \n 267,14\n \n \n \n \n 18CH03\n \n \n 64,5\n \n \n \n \n 18CH09\n \n \n 306,52\n \n \n \n \n 18CV00\n \n \n 48,07\n \n \n \n \n 18DD00\n \n \n 35,99\n \n \n \n \n 18DD02\n \n \n 161,9\n \n \n \n \n 18DD06\n \n \n 114,67\n \n \n \n \n 18DO00\n \n \n 24,1\n \n \n \n \n 18DO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18DQ00\n \n \n 326,74\n \n \n \n \n 18GC00\n \n \n 22,53\n \n \n \n \n 18TR00\n \n \n 110,79\n \n \n \n \n 18TR01\n \n \n 47,58\n \n \n \n \n 18TR02\n \n \n 110,42\n \n \n \n \n 18TR03\n \n \n 111,73\n \n \n \n \n 18TR07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18TR11\n \n \n 88,31\n \n \n \n \n 18TR12\n \n \n 31,41\n \n \n \n \n 18TR13\n \n \n 126,96\n \n \n \n \n 18WS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18WS04\n \n \n 24,4\n \n \n \n \n 18XR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18XU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18XU01\n \n \n 37,37\n \n \n \n \n 18XX00\n \n \n 106,94\n \n \n \n \n 19DH00\n \n \n 84,23\n \n \n \n \n 19EN00\n \n \n 45,37\n \n \n \n \n 19EQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW01\n \n \n 10,8\n \n \n \n \n 19EW03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW05\n \n \n 23,2\n \n \n \n \n 19FF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19FF04\n \n \n 22,52\n \n \n \n \n 19GY00\n \n \n 203,17\n \n \n \n \n 19GY04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19GY05\n \n \n 58,42\n \n \n \n \n 19GY06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19GY08\n \n \n 115,87\n \n \n \n \n 19HG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HG02\n \n \n 29,96\n \n \n \n \n 19HG04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HG06\n \n \n 45,79\n \n \n \n \n 19HG10\n \n \n 94,67\n \n \n \n \n 19HG11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HR00\n \n \n 317,64\n \n \n \n \n 19HV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HY00\n \n \n 1,57\n \n \n \n \n 19IP00\n \n \n 42,21\n \n \n \n \n 19IW00\n \n \n 2,46\n \n \n \n \n 19IW02\n \n \n 22,46\n \n \n \n \n 19IW04\n \n \n 120,05\n \n \n \n \n 19IW05\n \n \n 92,78\n \n \n \n \n 19KM00\n \n \n 434,04\n \n \n \n \n 19KZ00\n \n \n 37,17\n \n \n \n \n 19LO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19PV00\n \n \n 79,71\n \n \n \n \n 19QA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19QA04\n \n \n 45,95\n \n \n \n \n 19QC00\n \n \n 1,63\n \n \n \n \n 19RX00\n \n \n 40,83\n \n \n \n \n 19RX01\n \n \n 33,75\n \n \n \n \n 19RX02\n \n \n 11,46\n \n \n \n \n 19RX05\n \n \n 118,92\n \n \n \n \n 19TI00\n \n \n 9,49\n \n \n \n \n 19TI03\n \n \n 133,51\n \n \n \n \n 19TI05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19TI06\n \n \n 56,16\n \n \n \n \n 19XH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH01\n \n \n 65,34\n \n \n \n \n 19XH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH04\n \n \n 254,84\n \n \n \n \n 19XH05\n \n \n 90,57\n \n \n \n \n 19XH08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XS01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XV00\n \n \n 115,32\n \n \n \n \n 19XV02\n \n \n 23,89\n \n \n \n \n 19XY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZP00\n \n \n 261,09\n \n \n \n \n 19ZP03\n \n \n 98,15\n \n \n \n \n 19ZP04\n \n \n 119,65\n \n \n \n \n 19ZP05\n \n \n 44,96\n \n \n \n \n 19ZP06\n \n \n 133,93\n \n \n \n \n 19ZQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZQ02\n \n \n 28,49\n \n \n \n \n 19ZU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZX01\n \n \n 28,85\n \n \n \n \n 20AA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AB00\n \n \n 22,83\n \n \n \n \n 20AB04\n \n \n 116,97\n \n \n \n \n 20AB08\n \n \n 123,38\n \n \n \n \n 20AD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AD03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AE00\n \n \n 73,41\n \n \n \n \n 20AE01\n \n \n 37,87\n \n \n \n \n 20AI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AM00\n \n \n 320,25\n \n \n \n \n 20AT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AT01\n \n \n 25,87\n \n \n \n \n 20AT03\n \n \n 127,13\n \n \n \n \n 20AT04\n \n \n 40,33\n \n \n \n \n 20AT07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BC01\n \n \n 450,3\n \n \n \n \n 20BH00\n \n \n 208,52\n \n \n \n \n 20BK00\n \n \n 84,03\n \n \n \n \n 20BK01\n \n \n 474,38\n \n \n \n \n 20BK03\n \n \n 20,31\n \n \n \n \n 20BQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CJ00\n \n \n 93,33\n \n \n \n \n 20CJ04\n \n \n 253,22\n \n \n \n \n 20CJ10\n \n \n 134,87\n \n \n \n \n 20CJ11\n \n \n 117,21\n \n \n \n \n 20CK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CM00\n \n \n 56,48\n \n \n \n \n 20CM01\n \n \n 47,24\n \n \n \n \n 20CM03\n \n \n 10,99\n \n \n \n \n 20CM07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CM08\n \n \n 59,44\n \n \n \n \n 20CM09\n \n \n 79,09\n \n \n \n \n 20CM10\n \n \n 5,17\n \n \n \n \n 20CN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CN02\n \n \n 98,45\n \n \n \n \n 20CN05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CP00\n \n \n 115,64\n \n \n \n \n 20CP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CQ00\n \n \n 720,65\n \n \n \n \n 20CQ01\n \n \n 169,31\n \n \n \n \n 20CQ04\n \n \n 448,52\n \n \n \n \n 20CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CR01\n \n \n 44,48\n \n \n \n \n 20CR03\n \n \n 5,75\n \n \n \n \n 20CR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CR06\n \n \n 143,83\n \n \n \n \n 20CR07\n \n \n 60,39\n \n \n \n \n 20CS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CS04\n \n \n 68,45\n \n \n \n \n 20CS07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DB03\n \n \n 165,6\n \n \n \n \n 20DB11\n \n \n 8,86\n \n \n \n \n 20DC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DF01\n \n \n 136,19\n \n \n \n \n 20DF09\n \n \n 224,31\n \n \n \n \n 20DG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH06\n \n \n 101,91\n \n \n \n \n 20DH08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH11\n \n \n 119,03\n \n \n \n \n 20DH12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL03\n \n \n 87,28\n \n \n \n \n 20DL04\n \n \n 16,66\n \n \n \n \n 20DL06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL13\n \n \n 3,94\n \n \n \n \n 20DL16\n \n \n 115,39\n \n \n \n \n 20DL21\n \n \n 49,71\n \n \n \n \n 20DP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EI01\n \n \n 171,34\n \n \n \n \n 20EI02\n \n \n 2,36\n \n \n \n \n 20EI03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EK00\n \n \n 22,76\n \n \n \n \n 20EK07\n \n \n 28,12\n \n \n \n \n 20EK08\n \n \n 107,3\n \n \n \n \n 20EM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EM01\n \n \n 342,03\n \n \n \n \n 20EM03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EM04\n \n \n 94,68\n \n \n \n \n 20EO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER08\n \n \n 21,47\n \n \n \n \n 20ER09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY07\n \n \n 171,11\n \n \n \n \n 20EY09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY10\n \n \n 117,63\n \n \n \n \n 20FR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20FR02\n \n \n 26,78\n \n \n \n \n 20FR04\n \n \n 209,95\n \n \n \n \n 20FR07\n \n \n 30,33\n \n \n \n \n 20FR08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20FR12\n \n \n 17,62\n \n \n \n \n 20GA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20GD00\n \n \n 294,01\n \n \n \n \n 20GD01\n \n \n 355,73\n \n \n \n \n 20GS00\n \n \n 17,27\n \n \n \n \n 20IB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20IB03\n \n \n 112,61\n \n \n \n \n 20IS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20JX00\n \n \n 272,31\n \n \n \n \n 20JX02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20JX04\n \n \n 61,03\n \n \n \n \n 20KA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20KQ00\n \n \n 21,84\n \n \n \n \n 20KQ04\n \n \n 142,81\n \n \n \n \n 20KQ06\n \n \n 78,52\n \n \n \n \n 20KZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LA02\n \n \n 48,25\n \n \n \n \n 20LA03\n \n \n 23,59\n \n \n \n \n 20LA05\n \n \n 54,86\n \n \n \n \n 20LA06\n \n \n 10,08\n \n \n \n \n 20LA07\n \n \n 0,53\n \n \n \n \n 20LL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO04\n \n \n 60,43\n \n \n \n \n 20LO08\n \n \n 251,53\n \n \n \n \n 20LU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MA00\n \n \n 237,3\n \n \n \n \n 20MA01\n \n \n 216,9\n \n \n \n \n 20MD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MH01\n \n \n 1,67\n \n \n \n \n 20MJ00\n \n \n 772,05\n \n \n \n \n 20MJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MJ04\n \n \n 35,28\n \n \n \n \n 20MJ05\n \n \n 377,79\n \n \n \n \n 20MJ12\n \n \n 297,07\n \n \n \n \n 20MJ13\n \n \n 9,07\n \n \n \n \n 20MJ14\n \n \n 166,21\n \n \n \n \n 20MM00\n \n \n 370,53\n \n \n \n \n 20MM01\n \n \n 217,28\n \n \n \n \n 20MM06\n \n \n 322,02\n \n \n \n \n 20QU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20QY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20RC00\n \n \n 43,7\n \n \n \n \n 20RF00\n \n \n 81,88\n \n \n \n \n 20RM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ST00\n \n \n 7,51\n \n \n \n \n 20TZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20TZ04\n \n \n 118,06\n \n \n \n \n 20TZ07\n \n \n 173,36\n \n \n \n \n 20TZ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20TZ12\n \n \n 6,87\n \n \n \n \n 20TZ13\n \n \n 37,65\n \n \n \n \n 20TZ14\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20WI00\n \n \n 34,34\n \n \n \n \n 20ZK00\n \n \n 221,98\n \n \n \n \n 20ZK02\n \n \n 59,55\n \n \n \n \n 20ZK04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AS00\n \n \n 92,63\n \n \n \n \n 21AS03\n \n \n 102,89\n \n \n \n \n 21AS07\n \n \n 279,08\n \n \n \n \n 21AS08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AS09\n \n \n 4,5\n \n \n \n \n 21BH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21BH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21CY03\n \n \n 50,05\n \n \n \n \n 21CY05\n \n \n 38,19\n \n \n \n \n 21ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21ET02\n \n \n 116,7\n \n \n \n \n 21ET04\n \n \n 305,7\n \n \n \n \n 21ET07\n \n \n 88,2\n \n \n \n \n 21ET08\n \n \n 19,27\n \n \n \n \n 21ET11\n \n \n 75,74\n \n \n \n \n 21ET12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21EX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21FF00\n \n \n 438,06\n \n \n \n \n 21FV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21FV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GD00\n \n \n 690,98\n \n \n \n \n 21GD01\n \n \n 485,78\n \n \n \n \n 21GD02\n \n \n 11,07\n \n \n \n \n 21GU00\n \n \n 584,97\n \n \n \n \n 21GU04\n \n \n 69,12\n \n \n \n \n 21GU06\n \n \n 289,24\n \n \n \n \n 21GU07\n \n \n 7,62\n \n \n \n \n 21GU08\n \n \n 96,18\n \n \n \n \n 21GU11\n \n \n 130,19\n \n \n \n \n 21GV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GW00\n \n \n 2,44\n \n \n \n \n 21GW02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GW03\n \n \n 180,24\n \n \n \n \n 21GW07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GZ00\n \n \n 74,15\n \n \n \n \n 21GZ06\n \n \n 102,79\n \n \n \n \n 21HC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21HC01\n \n \n 77,1\n \n \n \n \n 21HC03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21HC04\n \n \n 18,26\n \n \n \n \n 21HC08\n \n \n 69,33\n \n \n \n \n 21HC12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21SK00\n \n \n 1,25\n \n \n \n \n 21SK01\n \n \n 214,56\n \n \n \n \n 21WE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21WE02\n \n \n 13,13\n \n \n \n \n 22NE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23AP00\n \n \n 196,03\n \n \n \n \n 23FY00\n \n \n 501,31\n \n \n \n \n 23GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23HC00\n \n \n 310,81\n \n \n \n \n 23HC01\n \n \n 25,18\n \n \n \n \n 23HC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23HC04\n \n \n 115,79\n \n \n \n \n 23JA01\n \n \n 97,18\n \n \n \n \n 23KU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23VD00\n \n \n 99,78\n \n \n \n \n 23VL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23VL01\n \n \n 41,61\n \n \n \n \n 23VL02\n \n \n 68,75\n \n \n \n \n 23VL03\n \n \n 2,32\n \n \n \n \n 23WU00\n \n \n 61,02\n \n \n \n \n 23YU00\n \n \n 147,74\n \n \n \n \n 23YU01\n \n \n 222,52\n \n \n \n \n 23YU02\n \n \n 445,58\n \n \n \n \n 23YU08\n \n \n 45,84\n \n \n \n \n 24PY00\n \n \n 8,07\n \n \n \n \n 24PY02\n \n \n 233,29\n \n \n \n \n 24PY05\n \n \n 253,36\n \n \n \n \n 24PY08\n \n \n 282,1\n \n \n \n \n 24RW00\n \n \n 67,91\n \n \n \n \n 24RW03\n \n \n 273,86\n \n \n \n \n 24RW04\n \n \n 27,55\n \n \n \n \n 24TF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TF02\n \n \n 3,6\n \n \n \n \n 24TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TG04\n \n \n 109,49\n \n \n \n \n 24TJ00\n \n \n 373,52\n \n \n \n \n 24TP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TP02\n \n \n 136,6\n \n \n \n \n 24TP05\n \n \n 180,81\n \n \n \n \n 24TR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TR02\n \n \n 436,39\n \n \n \n \n 24TR03\n \n \n 86,07\n \n \n \n \n 24TR05\n \n \n 237,55\n \n \n \n \n 24TR10\n \n \n 192,62\n \n \n \n \n 24TR12\n \n \n 273,24\n \n \n \n \n 24TR15\n \n \n 25,47\n \n \n \n \n 24TR16\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL01\n \n \n 59,83\n \n \n \n \n 25CL03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM00\n \n \n 25,99\n \n \n \n \n 25CM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV05\n \n \n 36,02\n \n \n \n \n 25DA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25DA02\n \n \n 10,78\n \n \n \n \n 25DA04\n \n \n 83,73\n \n \n \n \n 25DA08\n \n \n 246,87\n \n \n \n \n 25DA09\n \n \n 25,35\n \n \n \n \n 25EF01\n \n \n 11,07\n \n \n \n \n 25EF02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25EF03\n \n \n 103,1\n \n \n \n \n 25EF04\n \n \n 47,47\n \n \n \n \n 25EF05\n \n \n 17,02\n \n \n \n \n 25EF06\n \n \n 37,45\n \n \n \n \n 25EF08\n \n \n 30,94\n \n \n \n \n 25EF09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25FU00\n \n \n 100,22\n \n \n \n \n 25FX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25FX01\n \n \n 22,41\n \n \n \n \n 25FY00\n \n \n 112,86\n \n \n \n \n 25GA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GA01\n \n \n 97,58\n \n \n \n \n 25GB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GB02\n \n \n 11,26\n \n \n \n \n 25GC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC01\n \n \n 169,33\n \n \n \n \n 25GC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC03\n \n \n 1,19\n \n \n \n \n 25GC08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC09\n \n \n 68,07\n \n \n \n \n 25GC10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GD00\n \n \n 132,36\n \n \n \n \n 25GD01\n \n \n 37,25\n \n \n \n \n 25GE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GE02\n \n \n 315,7\n \n \n \n \n 25GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GF01\n \n \n 57,09\n \n \n \n \n 25GL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GL04\n \n \n 545,3\n \n \n \n \n 25GL06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GM00\n \n \n 76,43\n \n \n \n \n 25GM04\n \n \n 66,01\n \n \n \n \n 25GV01\n \n \n 61,15\n \n \n \n \n 25GV05\n \n \n 60,89\n \n \n \n \n 25GV07\n \n \n 43,71\n \n \n \n \n 25GV08\n \n \n 55,77\n \n \n \n \n 25GV09\n \n \n 16,19\n \n \n \n \n 25GV10\n \n \n 4,07\n \n \n \n \n 25GV30\n \n \n 41,28\n \n \n \n \n 25GV31\n \n \n 3,27\n \n \n \n \n 25GV32\n \n \n 16,81\n \n \n \n \n 25GV34\n \n \n 16,99\n \n \n \n \n 25KX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25LV00\n \n \n 468,89\n \n \n \n \n 25LV19\n \n \n 84,24\n \n \n \n \n 25LX33\n \n \n 214,95\n \n \n \n \n 25LX41\n \n \n 74,23\n \n \n \n \n 25LX48\n \n \n 342,76\n \n \n \n \n 25MB00\n \n \n 6,24\n \n \n \n \n 25MB36\n \n \n 186,62\n \n \n \n \n 25MG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25MG02\n \n \n 72,41\n \n \n \n \n 25MG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27DG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27MD00\n \n \n 67,88\n \n \n \n \n 27MD01\n \n \n 74,87\n \n \n \n \n 27MD02\n \n \n 290,79\n \n \n \n \n 27RW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27VD00\n \n \n 73,22\n \n \n \n \n 27VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27VG01\n \n \n 34,19\n \n \n \n \n 27VG04\n \n \n 94,88\n \n \n \n \n 27ZH00\n \n \n 74,95\n \n \n \n \n 27ZH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27ZH03\n \n \n 258,54\n \n \n \n \n 27ZJ00\n \n \n 177,8\n \n \n \n \n 27ZJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 28DH00\n \n \n 237,53\n \n \n \n \n 29WG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 29YT00\n \n \n 383,87\n \n \n \n \n 29ZT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30AU00\n \n \n 43,52\n \n \n \n \n 30AU01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30BC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30BE00\n \n \n 44,56\n \n \n \n \n 30EU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30GC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30GD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30JN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30JN01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30PP00\n \n \n 119,15\n \n \n \n \n 30PP01\n \n \n 2,89\n \n \n \n \n 30PP02\n \n \n 108,59\n \n \n \n \n 30PP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30UB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30UB01\n \n \n 15,92\n \n \n \n \n 30UV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30WH00\n \n \n 650,55\n \n \n \n \n 30WH02\n \n \n 106\n \n \n \n \n 31BL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG01\n \n \n 8,38\n \n \n \n \n 31CG02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG03\n \n \n 28,53\n \n \n \n \n 31CH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CH01\n \n \n 203,93\n \n \n \n \n 31CZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31EW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31EW01\n \n \n 64,87\n \n \n \n \n 31EW02\n \n \n 0,86\n \n \n \n \n 31EX00\n \n \n 25,07\n \n \n \n \n 31EX01\n \n \n 148,01\n \n \n \n \n 31FG00\n \n \n 45,73\n \n \n \n \n 31FH00\n \n \n 13,38\n \n \n \n \n 31GM00\n \n \n 214,17\n \n \n \n \n 31HN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31HN01\n \n \n 287,85\n \n \n \n \n 31JC01\n \n \n 59,22\n \n \n \n \n 31JC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JC03\n \n \n 17,61\n \n \n \n \n 31JC04\n \n \n 99,37\n \n \n \n \n 31JC05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JC06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JW01\n \n \n 212,15\n \n \n \n \n 31KZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31MD00\n \n \n 60,04\n \n \n \n \n 31MD02\n \n \n 267,11\n \n \n \n \n 31MD03\n \n \n 65,72\n \n \n \n \n 31RY00\n \n \n 45,1\n \n \n \n \n 31TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31TK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n \n \n Onderwijskansenscores voor praktijkonderwijs\n \n \n \n \n \n \n Vestigingsnummer\n \n \n Onderwijskansenscore\n \n \n \n \n \n \n 00DI04\n \n \n 11,03\n \n \n \n \n 00PG04\n \n \n 4,34\n \n \n \n \n 01EK00\n \n \n 76,07\n \n \n \n \n 01EO06\n \n \n 41,74\n \n \n \n \n 01HQ00\n \n \n 42,51\n \n \n \n \n 01KD00\n \n \n 25,38\n \n \n \n \n 01NJ16\n \n \n 12,66\n \n \n \n \n 01OE23\n \n \n 65,25\n \n \n \n \n 01RL00\n \n \n 1,89\n \n \n \n \n 01VJ06\n \n \n 57,45\n \n \n \n \n 01XN08\n \n \n 12,54\n \n \n \n \n 02EA05\n \n \n 5,95\n \n \n \n \n 02FO00\n \n \n 20,39\n \n \n \n \n 02LB01\n \n \n 120,77\n \n \n \n \n 02MF00\n \n \n 11,42\n \n \n \n \n 02UV10\n \n \n 4,05\n \n \n \n \n 02VA01\n \n \n 11,83\n \n \n \n \n 02VC02\n \n \n 21,57\n \n \n \n \n 02XJ02\n \n \n 19,6\n \n \n \n \n 03JY06\n \n \n 2,54\n \n \n \n \n 03KN00\n \n \n 22,86\n \n \n \n \n 03KZ00\n \n \n 26,99\n \n \n \n \n 03RB00\n \n \n 12,39\n \n \n \n \n 03SX00\n \n \n 28,57\n \n \n \n \n 03ZY00\n \n \n 18,99\n \n \n \n \n 04FR00\n \n \n 28,07\n \n \n \n \n 04GU06\n \n \n 18,81\n \n \n \n \n 04IK00\n \n \n 71,52\n \n \n \n \n 04NF00\n \n \n 118,5\n \n \n \n \n 04OY06\n \n \n 18,07\n \n \n \n \n 04SU02\n \n \n 41,85\n \n \n \n \n 04YE09\n \n \n 41,86\n \n \n \n \n 05AV05\n \n \n 22,29\n \n \n \n \n 05GV00\n \n \n 44,58\n \n \n \n \n 05NE00\n \n \n 24,26\n \n \n \n \n 05NV00\n \n \n 34,08\n \n \n \n \n 05OP00\n \n \n 43,14\n \n \n \n \n 05VN00\n \n \n 35,56\n \n \n \n \n 06DT00\n \n \n 15,78\n \n \n \n \n 07BM00\n \n \n 36,41\n \n \n \n \n 07FO00\n \n \n 34,99\n \n \n \n \n 07HF00\n \n \n 66,67\n \n \n \n \n 07MZ00\n \n \n 62,4\n \n \n \n \n 07YU00\n \n \n 43,82\n \n \n \n \n 07ZI00\n \n \n 12,7\n \n \n \n \n 08PS00\n \n \n 21,05\n \n \n \n \n 08UV00\n \n \n 31,66\n \n \n \n \n 09PY00\n \n \n 40,41\n \n \n \n \n 09VS00\n \n \n 56,1\n \n \n \n \n 10JY00\n \n \n 72,95\n \n \n \n \n 11AI00\n \n \n 65,34\n \n \n \n \n 12IR00\n \n \n 10,19\n \n \n \n \n 12NW00\n \n \n 49,32\n \n \n \n \n 12PR00\n \n \n 80,79\n \n \n \n \n 13EB00\n \n \n 51,41\n \n \n \n \n 13FB00\n \n \n 50,1\n \n \n \n \n 13JF00\n \n \n 26,3\n \n \n \n \n 13OR03\n \n \n 3,64\n \n \n \n \n 13PE01\n \n \n 9,85\n \n \n \n \n 13VV00\n \n \n 29,47\n \n \n \n \n 14AP00\n \n \n 8,47\n \n \n \n \n 14RL06\n \n \n 55,94\n \n \n \n \n 15DN00\n \n \n 24,14\n \n \n \n \n 15IS00\n \n \n 65,3\n \n \n \n \n 15NE00\n \n \n 48,4\n \n \n \n \n 15NY00\n \n \n 100,01\n \n \n \n \n 16PI02\n \n \n 19,41\n \n \n \n \n 16PJ00\n \n \n 16,59\n \n \n \n \n 16PJ01\n \n \n 10,83\n \n \n \n \n 16YV01\n \n \n 27,59\n \n \n \n \n 17AO00\n \n \n 72,36\n \n \n \n \n 17JI00\n \n \n 44,86\n \n \n \n \n 17MA00\n \n \n 63,36\n \n \n \n \n 17SG00\n \n \n 54,49\n \n \n \n \n 17UX00\n \n \n 74,43\n \n \n \n \n 17VN00\n \n \n 37,63\n \n \n \n \n 17VP05\n \n \n 12,28\n \n \n \n \n 17YS00\n \n \n 98,58\n \n \n \n \n 18BR00\n \n \n 45,56\n \n \n \n \n 18DD02\n \n \n 25,06\n \n \n \n \n 18PR00\n \n \n 53,15\n \n \n \n \n 18TR10\n \n \n 18,54\n \n \n \n \n 18UZ00\n \n \n 27,65\n \n \n \n \n 18VA00\n \n \n 32,77\n \n \n \n \n 18VX00\n \n \n 96,76\n \n \n \n \n 19NG00\n \n \n 43,3\n \n \n \n \n 19QA04\n \n \n 18,42\n \n \n \n \n 19SQ00\n \n \n 14,21\n \n \n \n \n 19TQ00\n \n \n 14,91\n \n \n \n \n 19UO00\n \n \n 31,45\n \n \n \n \n 19UP00\n \n \n 41,71\n \n \n \n \n 19UR00\n \n \n 15,27\n \n \n \n \n 19XH08\n \n \n 49,23\n \n \n \n \n 19YT00\n \n \n 38,06\n \n \n \n \n 20AB05\n \n \n 37,88\n \n \n \n \n 20AM04\n \n \n 12,22\n \n \n \n \n 20AT05\n \n \n 80,43\n \n \n \n \n 20BH02\n \n \n 39,12\n \n \n \n \n 20DL13\n \n \n 32,98\n \n \n \n \n 20EI04\n \n \n 34,27\n \n \n \n \n 20FF00\n \n \n 18,15\n \n \n \n \n 20JX11\n \n \n 57,72\n \n \n \n \n 20KD00\n \n \n 26\n \n \n \n \n 20KD01\n \n \n 47,78\n \n \n \n \n 20MJ04\n \n \n 103,1\n \n \n \n \n 20ZK00\n \n \n 63,27\n \n \n \n \n 21GU09\n \n \n 59,12\n \n \n \n \n 21HC08\n \n \n 45,19\n \n \n \n \n 21KM00\n \n \n 59,61\n \n \n \n \n 23DB00\n \n \n 40,77\n \n \n \n \n 23EJ00\n \n \n 28,96\n \n \n \n \n 23HC02\n \n \n 31,78\n \n \n \n \n 23HH00\n \n \n 48,74\n \n \n \n \n 23VL00\n \n \n 1,09\n \n \n \n \n 24TP03\n \n \n 35,78\n \n \n \n \n 25CM10\n \n \n 12,36\n \n \n \n \n 25FY00\n \n \n 23,86\n \n \n \n \n 25GM02\n \n \n 17,75\n \n \n \n \n 25MG02\n \n \n 10,52\n \n \n \n \n 26HD00\n \n \n 17,5\n \n \n \n \n 26HD01\n \n \n 32,49\n \n \n \n \n 26HF00\n \n \n 15,62\n \n \n \n \n 26HL00\n \n \n 57,05\n \n \n \n \n 26HN00\n \n \n 40,41\n \n \n \n \n 26HP00\n \n \n 57,28\n \n \n \n \n 26HR00\n \n \n 50,29\n \n \n \n \n 26HU00\n \n \n 24,51\n \n \n \n \n 26HV00\n \n \n 31,93\n \n \n \n \n 26HX00\n \n \n 46,59\n \n \n \n \n 26HY00\n \n \n 20,9\n \n \n \n \n 26HY02\n \n \n 27,89\n \n \n \n \n 26JE00\n \n \n 18,91\n \n \n \n \n 26JE02\n \n \n 11,18\n \n \n \n \n 26JR00\n \n \n 69,62\n \n \n \n \n 26JR01\n \n \n 10,8\n \n \n \n \n 26JT00\n \n \n 59,06\n \n \n \n \n 26JV00\n \n \n 9,86\n \n \n \n \n 26JY00\n \n \n 35,44\n \n \n \n \n 26JZ00\n \n \n 56,3\n \n \n \n \n 26KA00\n \n \n 30,35\n \n \n \n \n 26KH00\n \n \n 62,15\n \n \n \n \n 26KP00\n \n \n 35,21\n \n \n \n \n 26KR00\n \n \n 16,94\n \n \n \n \n 26KV00\n \n \n 34,68\n \n \n \n \n 26KY00\n \n \n 13,61\n \n \n \n \n 26KZ00\n \n \n 61,51\n \n \n \n \n 26LL00\n \n \n 15,44\n \n \n \n \n 26LL01\n \n \n 5,7\n \n \n \n \n 26LR00\n \n \n 22,72\n \n \n \n \n 26LT00\n \n \n 44,75\n \n \n \n \n 26LU00\n \n \n 16\n \n \n \n \n 26MD00\n \n \n 30,5\n \n \n \n \n 26MJ00\n \n \n 27,15\n \n \n \n \n 26MP00\n \n \n 24,84\n \n \n \n \n 26MV00\n \n \n 3,76\n \n \n \n \n 26MZ00\n \n \n 22,26\n \n \n \n \n 26NH00\n \n \n 26,07\n \n \n \n \n 27PM00\n \n \n 23,15\n \n \n \n \n 27VF00\n \n \n 62,31\n \n \n \n \n 27VH00\n \n \n 41,73\n \n \n \n \n 28BN00\n \n \n 54,64\n \n \n \n \n 28BU00\n \n \n 55\n \n \n \n \n 28CA00\n \n \n 48,38\n \n \n \n \n 28DF00\n \n \n 52,36\n \n \n \n \n 29VW00\n \n \n 62,17\n \n \n \n \n 29VX00\n \n \n 74,65\n \n \n \n \n 29VY00\n \n \n 19,26\n \n \n \n \n 29VZ00\n \n \n 86,77\n \n \n \n \n 30FF00\n \n \n 39,27\n \n \n \n \n 30JM00\n \n \n 32,84\n \n \n \n \n 30MM00\n \n \n 12,52\n \n \n \n \n 30UD00\n \n \n 25,85\n \n \n \n \n 31HN02\n \n \n 74,97\n \n \n \n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Bijlage\n 2\n Het totaal beschikbare budget en het bedrag per eenheid onderwijskansenscore\n \n Het totaal beschikbare budget: € 167.829.852\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor vmbo, havo of vwo: € 1.937,44\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor praktijkonderwijs: € 2.354,58\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049325/2024-02-02_1/xml/BWBR0049325_2024-02-02_1.xml", "content": "\n Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 18 januari 2024 nr. 43197358, houdende de vaststelling van een nieuwe Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs ter vervanging van de Regeling leerplusarrangement vo (Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs)2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n Gelet op artikel 5.9, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020;\n \n \n Besluit:\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;\n \n \n \n minister: Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;\n \n \n \n onderwijskansenscore: overeenkomstig artikel 5 berekende score van een vestiging die een indicatie geeft van de zwaarte van de problematiek op die vestiging op basis van de aggregatie van de onderwijsscores van de leerlingen van de vestiging;\n \n \n \n onderwijsscore: cijfermatige indicatie van het verwachte risico op onbenut leerpotentieel van een individuele leerling, die op basis van statistische gegevens door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt bepaald;\n \n \n \n school: school of scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;\n \n \n \n schoolplan: schoolplan als bedoeld in artikel 2.88 van de wet;\n \n \n \n teldatum: 1 oktober van het tweede voorafgaande jaar waarop de bekostiging betrekking heeft;\n \n \n \n vestiging: op de teldatum bestaande vestiging van een school als bedoeld in de artikelen 4.13, 4.14 of 4.16 van de wet;\n \n \n \n wet:\n Wet voortgezet onderwijs 2020.\n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Toepassing Kaderregeling\n \n Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Doelomschrijving\n \n De minister verstrekt op grond van deze regeling aanvullende bekostiging, met als doel te voorkomen dat leerlingen, die door omgevingsfactoren een verhoogd risico lopen op het niet optimaal kunnen benutten van hun leerpotentie, afstromen, onnodig doubleren of voortijdig de school verlaten.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Aanvullende bekostiging\n \n \n 1\n De verstrekking van aanvullende bekostiging op grond van deze regeling vindt telkens plaats voor één kalenderjaar.\n \n \n 2\n De aanvullende bekostiging wordt berekend overeenkomstig artikel 5, waarbij gebruik wordt gemaakt van het aantal op de teldatum bekostigde leerlingen per vestiging. Voor de toepassing van deze regeling tellen de leerlingen als bedoeld in artikel 6.10, tweede en derde lid van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 voor 100% mee.\n \n \n 3\n De aanvullende bekostiging wordt uiterlijk vastgesteld in de maand april in het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.\n \n \n 4\n De aanvullende bekostiging wordt betaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang. In de maand waarin de vaststelling en de eerste betaling plaatsvindt wordt ook de bekostiging van de eventueel daaraan voorafgaande maand of maanden betaald.\n \n \n 5\n De aanvullende bekostiging kan uiterlijk in de maand december van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft gewijzigd worden vastgesteld op basis van een bijdrage voor loonontwikkeling.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 18524, datum inwerkingtreding 12-06-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.In het vijfde lid wordt ‘loonontwikkeling’ vervangen door ‘loon- en prijsontwikkeling’.\n \n \n Artikel\n 5\n Berekening aanvullende bekostiging\n \n \n 1\n Een vestiging wordt aanvullend bekostigd met een bedrag per eenheid onderwijskansenscore. Indien de vestiging een onderwijskansenscore heeft van nul, of die op grond van het vijfde lid wordt gelijkgesteld aan nul, dan wordt voor de desbetreffende vestiging geen aanvullende bekostiging verstrekt.\n \n \n 2\n Het Centraal Bureau voor de Statistiek berekent jaarlijks de onderwijskansenscore van elke vestiging op basis van de onderwijsscores van de leerlingen die op de teldatum zijn ingeschreven op een vestiging, en maakt deze zo spoedig mogelijk openbaar.\n \n \n 3\n De onderwijskansenscore van een vestiging voor vmbo, havo of vwo is de uitkomst van de formule A − B en wordt als volgt berekend:\n \n \n A =\n som van de uitkomsten van de formule C – D voor alle leerlingen van de vestiging die behoren tot de 15% van alle leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo met de laagste onderwijsscore, waarbij:\n \n \n C =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo;\n \n \n D =\n onderwijsscore van de leerling;\n \n \n B =\n E x F x (C – G) waarbij:\n \n \n E =\n aantal leerlingen van de vestiging;\n \n \n F =\n drempelwaarde van 12%;\n \n \n G =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen die behoren tot de 15% leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo met de laagste onderwijsscore.\n \n \n \n \n 4\n De onderwijskansenscore van een vestiging voor praktijkonderwijs is de uitkomst van de formule A − B en wordt als volgt berekend:\n \n \n A =\n som van de uitkomsten van de formule C – D voor alle leerlingen van de vestiging die behoren tot de 30% van alle leerlingen ingeschreven op het pro met de laagste onderwijsscore, waarbij:\n \n \n C =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen ingeschreven op het pro;\n \n \n D =\n onderwijsscore van de leerling;\n \n \n B =\n E x F x (C – G) waarbij:\n \n \n E =\n aantal leerlingen van de vestiging;\n \n \n F =\n drempelwaarde van 0%;\n \n \n G =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen die behoren tot de 30% leerlingen ingeschreven op het pro met de laagste onderwijsscore.\n \n \n \n \n 5\n De onderwijskansenscore, bedoeld in het tweede lid, wordt rekenkundig afgerond op twee decimalen. Indien de onderwijskansenscore negatief is, wordt deze gelijkgesteld aan nul.\n \n \n 6\n De lijst met onderwijskansenscores wordt jaarlijks uiterlijk op 7 februari in de Staatscourant bekendgemaakt als bijlage 1 bij deze regeling.\n \n \n 7\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore wordt jaarlijks uiterlijk op 7 februari in de Staatscourant bekendgemaakt als bijlage 2 bij deze regeling.\n \n \n 8\n De aanvullende bekostiging voor een vestiging voor vmbo, havo of vwo wordt bepaald door de voor deze vestiging in bijlage 1 opgenomen onderwijskansenscore te vermenigvuldigen met het in bijlage 2 opgenomen bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor vmbo, havo of vwo.\n \n \n 9\n De aanvullende bekostiging voor een vestiging voor praktijkonderwijs wordt bepaald door de voor deze vestiging in bijlage 1 opgenomen onderwijskansenscore te vermenigvuldigen met het in bijlage 2 opgenomen bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor praktijkonderwijs.\n \n \n 10\n Voor de toepassing van deze regeling wordt een vestiging waar zowel praktijkonderwijs als een andere schoolsoort wordt aangeboden, aangemerkt als twee vestigingen, te weten een vestiging voor praktijkonderwijs en een vestiging voor vmbo, havo en vwo.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 6\n Betaling\n \n \n 1\n De minister verstrekt de aanvullende bekostiging voor alle vestigingen met een onderwijskansenscore van hoger dan 0, aan het bevoegd gezag van de school waar de vestiging aan toebehoort op 1 januari van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.\n \n \n 2\n Het recht van het bevoegd gezag op de aanvullende bekostiging voor een school vervalt, indien de school wordt opgeheven of de bekostiging wordt beëindigd.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 7\n Beleid en verantwoording\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van de school geeft in het schoolplan aan hoe het de aanvullende bekostiging op grond van deze regeling inzet voor het onderwijskundig beleid, de bewaking en de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs.\n \n \n 2\n Het bevoegd gezag van de school licht de partijen in de omgeving van de school in over zijn beleid ter zake en betrekt opmerkingen daarover van die partijen herkenbaar bij het bepalen van dat beleid.\n \n \n 3\n Het bevoegd gezag van de school betrekt de inzet van de aanvullende bekostiging op grond van deze regeling bij het overleg met de gemeente over het ondersteunen van leerlingen die door omgevingsfactoren hun potentieel niet waar kunnen maken.\n \n \n 4\n Het bevoegd gezag verstrekt via XBRL aanvullende informatie over de activiteiten die met de aanvullende bekostiging zijn ondernomen, bedoeld in artikel 3.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 8\n Financiële verantwoording\n \n \n 1\n De verantwoording van de besteding van de bekostiging geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.\n \n \n 2\n De aanvullende bekostiging kan ook worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt. Verrekening van de eventueel niet-bestede middelen of overschotten vindt niet plaats.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 9\n Wijziging Regeling aanvullende bekostiging vo-scholen in uitzonderlijke omstandigheden\n \n \n Wijzigt de Regeling aanvullende bekostiging vo-scholen in uitzonderlijke omstandigheden.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735802-02-2024\n \n \n Artikel\n 10\n Intrekking Regeling leerplusarrangement vo\n \n De Regeling leerplusarrangement vo wordt ingetrokken.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 11\n Inwerkingtreding\n \n \n 1\n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2024 en werkt terug tot en met 1 januari 2024.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid treedt artikel 9 in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 12\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n M.L.J.\n Paul\n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Bijlage\n 1\n Onderwijskansenscore per vestiging\n \n Onderwijskansenscores voor vmbo, havo en/of vwo\n \n \n \n \n \n \n \n Vestigingsnummer\n \n \n Onderwijskansenscore\n \n \n \n \n \n \n 00AH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AH07\n \n \n 181,7\n \n \n \n \n 00AH08\n \n \n 27,01\n \n \n \n \n 00AH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AH11\n \n \n 279,14\n \n \n \n \n 00AH17\n \n \n 203,84\n \n \n \n \n 00AH18\n \n \n 13,52\n \n \n \n \n 00AH19\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AQ00\n \n \n 1,06\n \n \n \n \n 00BD00\n \n \n 119,16\n \n \n \n \n 00BD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB04\n \n \n 1,42\n \n \n \n \n 00DI00\n \n \n 34,57\n \n \n \n \n 00DI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI03\n \n \n 10,86\n \n \n \n \n 00DI04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI06\n \n \n 2,38\n \n \n \n \n 00EF00\n \n \n 110,91\n \n \n \n \n 00HI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00HI03\n \n \n 97,81\n \n \n \n \n 00IP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JR00\n \n \n 9,29\n \n \n \n \n 00JT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JT02\n \n \n 9,15\n \n \n \n \n 00JT03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JT06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00KV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ01\n \n \n 2,26\n \n \n \n \n 00LJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ05\n \n \n 16,25\n \n \n \n \n 00MK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML02\n \n \n 44,02\n \n \n \n \n 00ML05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML09\n \n \n 136,45\n \n \n \n \n 00ML12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MV00\n \n \n 34,62\n \n \n \n \n 00MV01\n \n \n 209,13\n \n \n \n \n 00MV02\n \n \n 116,38\n \n \n \n \n 00MV06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MV07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00NE00\n \n \n 34,76\n \n \n \n \n 00NE02\n \n \n 226,64\n \n \n \n \n 00OB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00OB03\n \n \n 94,82\n \n \n \n \n 00PF00\n \n \n 106,58\n \n \n \n \n 00PG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG02\n \n \n 8,42\n \n \n \n \n 00PG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS04\n \n \n 131,6\n \n \n \n \n 00PS05\n \n \n 46,1\n \n \n \n \n 00PS06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS10\n \n \n 10,23\n \n \n \n \n 00RO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RO03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RZ01\n \n \n 17,19\n \n \n \n \n 00RZ07\n \n \n 77,23\n \n \n \n \n 00SZ00\n \n \n 5,8\n \n \n \n \n 00TL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TU01\n \n \n 16,16\n \n \n \n \n 00UM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00UZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00UZ04\n \n \n 68,66\n \n \n \n \n 00VR00\n \n \n 50,83\n \n \n \n \n 00VY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00VY04\n \n \n 157,17\n \n \n \n \n 00WD00\n \n \n 301,45\n \n \n \n \n 00WH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00WH02\n \n \n 3,46\n \n \n \n \n 00WI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00WI04\n \n \n 59,09\n \n \n \n \n 00XA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00XA01\n \n \n 128,07\n \n \n \n \n 00XK00\n \n \n 60,62\n \n \n \n \n 00XK02\n \n \n 169,55\n \n \n \n \n 00YH00\n \n \n 36,43\n \n \n \n \n 00YH01\n \n \n 30,05\n \n \n \n \n 00YH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YH05\n \n \n 13,1\n \n \n \n \n 00YH06\n \n \n 26,79\n \n \n \n \n 00YH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YO00\n \n \n 1,01\n \n \n \n \n 00ZD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZO00\n \n \n 202,52\n \n \n \n \n 00ZV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZV02\n \n \n 27,24\n \n \n \n \n 00ZV05\n \n \n 8,38\n \n \n \n \n 00ZX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZX02\n \n \n 6,02\n \n \n \n \n 00ZX03\n \n \n 45,35\n \n \n \n \n 00ZX08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZX10\n \n \n 1,28\n \n \n \n \n 01AA57\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA59\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA60\n \n \n 52,3\n \n \n \n \n 01AA61\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA62\n \n \n 149,86\n \n \n \n \n 01AA68\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01BE00\n \n \n 25,68\n \n \n \n \n 01EO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01EO01\n \n \n 108,84\n \n \n \n \n 01EO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01EO06\n \n \n 130,52\n \n \n \n \n 01EO08\n \n \n 20,77\n \n \n \n \n 01EO12\n \n \n 2,31\n \n \n \n \n 01ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FP00\n \n \n 211,97\n \n \n \n \n 01FP01\n \n \n 105,29\n \n \n \n \n 01FP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FP05\n \n \n 25,52\n \n \n \n \n 01FP06\n \n \n 16,13\n \n \n \n \n 01FU00\n \n \n 76,56\n \n \n \n \n 01FU01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FU04\n \n \n 25,06\n \n \n \n \n 01FY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GH01\n \n \n 41,78\n \n \n \n \n 01GH04\n \n \n 123,68\n \n \n \n \n 01GL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GN00\n \n \n 112,33\n \n \n \n \n 01GV00\n \n \n 32,47\n \n \n \n \n 01GX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GX02\n \n \n 7,02\n \n \n \n \n 01GX03\n \n \n 86,11\n \n \n \n \n 01IW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01IW03\n \n \n 20,27\n \n \n \n \n 01KF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KF04\n \n \n 44,36\n \n \n \n \n 01KL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL06\n \n \n 32,41\n \n \n \n \n 01KL07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL08\n \n \n 136,83\n \n \n \n \n 01KL09\n \n \n 14,93\n \n \n \n \n 01KL10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL14\n \n \n 26,38\n \n \n \n \n 01KL18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01LZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01LZ01\n \n \n 2,45\n \n \n \n \n 01LZ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01MB00\n \n \n 19,68\n \n \n \n \n 01MO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01MU00\n \n \n 158,79\n \n \n \n \n 01NJ01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ02\n \n \n 6,96\n \n \n \n \n 01NJ08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ10\n \n \n 35,98\n \n \n \n \n 01NJ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ15\n \n \n 2\n \n \n \n \n 01NZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE03\n \n \n 49,65\n \n \n \n \n 01OE05\n \n \n 21,53\n \n \n \n \n 01OE06\n \n \n 71,85\n \n \n \n \n 01OE07\n \n \n 59,43\n \n \n \n \n 01OE12\n \n \n 141,04\n \n \n \n \n 01OE13\n \n \n 41,69\n \n \n \n \n 01OE16\n \n \n 42,74\n \n \n \n \n 01OE17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE18\n \n \n 176,34\n \n \n \n \n 01OE21\n \n \n 47,84\n \n \n \n \n 01OE22\n \n \n 181,79\n \n \n \n \n 01OE23\n \n \n 49,48\n \n \n \n \n 01OE25\n \n \n 50,44\n \n \n \n \n 01OE26\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE27\n \n \n 20,36\n \n \n \n \n 01OE28\n \n \n 115,44\n \n \n \n \n 01OE30\n \n \n 20,36\n \n \n \n \n 01OE32\n \n \n 3,48\n \n \n \n \n 01OE33\n \n \n 8,26\n \n \n \n \n 01OE37\n \n \n 40,05\n \n \n \n \n 01OE49\n \n \n 49,62\n \n \n \n \n 01OE50\n \n \n 40,07\n \n \n \n \n 01OE51\n \n \n 107,8\n \n \n \n \n 01OE54\n \n \n 13,2\n \n \n \n \n 01OE57\n \n \n 4,56\n \n \n \n \n 01OE58\n \n \n 130,99\n \n \n \n \n 01OE59\n \n \n 127,29\n \n \n \n \n 01OE60\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01TC00\n \n \n 558,98\n \n \n \n \n 01UH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ00\n \n \n 114,22\n \n \n \n \n 01VJ01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ03\n \n \n 76,72\n \n \n \n \n 01VJ04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ05\n \n \n 136,27\n \n \n \n \n 01VJ14\n \n \n 125,83\n \n \n \n \n 01VN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VN03\n \n \n 268,26\n \n \n \n \n 01VN04\n \n \n 167,65\n \n \n \n \n 01WM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XF01\n \n \n 52,95\n \n \n \n \n 01XL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XN00\n \n \n 6,07\n \n \n \n \n 01XN01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XN02\n \n \n 47,12\n \n \n \n \n 01XN07\n \n \n 74,37\n \n \n \n \n 01XN09\n \n \n 38,2\n \n \n \n \n 01XN10\n \n \n 143,07\n \n \n \n \n 02AN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02AP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02AR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02CI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02CI01\n \n \n 154,39\n \n \n \n \n 02CI02\n \n \n 72,28\n \n \n \n \n 02CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DC00\n \n \n 87,27\n \n \n \n \n 02DC03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DF00\n \n \n 1,94\n \n \n \n \n 02DO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DO01\n \n \n 94,91\n \n \n \n \n 02DO02\n \n \n 2,06\n \n \n \n \n 02DO03\n \n \n 86,06\n \n \n \n \n 02DQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DZ02\n \n \n 157,58\n \n \n \n \n 02DZ04\n \n \n 32,62\n \n \n \n \n 02DZ10\n \n \n 19,62\n \n \n \n \n 02EA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EA02\n \n \n 1,68\n \n \n \n \n 02EA03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EB04\n \n \n 6,82\n \n \n \n \n 02EB07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EK00\n \n \n 30,86\n \n \n \n \n 02EK01\n \n \n 100,93\n \n \n \n \n 02EK02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EX00\n \n \n 141,03\n \n \n \n \n 02EX04\n \n \n 6,82\n \n \n \n \n 02EX05\n \n \n 34,22\n \n \n \n \n 02EX07\n \n \n 195,74\n \n \n \n \n 02FB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02FY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02FY01\n \n \n 121,91\n \n \n \n \n 02FY02\n \n \n 86,4\n \n \n \n \n 02FY07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GJ01\n \n \n 12,14\n \n \n \n \n 02GN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP05\n \n \n 24,37\n \n \n \n \n 02GP06\n \n \n 24,45\n \n \n \n \n 02GS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02HI00\n \n \n 124,72\n \n \n \n \n 02HI06\n \n \n 33,46\n \n \n \n \n 02HI08\n \n \n 197,78\n \n \n \n \n 02IB00\n \n \n 115,99\n \n \n \n \n 02IB05\n \n \n 74,44\n \n \n \n \n 02IB07\n \n \n 44,38\n \n \n \n \n 02IC00\n \n \n 73,91\n \n \n \n \n 02IC01\n \n \n 0,62\n \n \n \n \n 02JG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02JG04\n \n \n 61,38\n \n \n \n \n 02JG05\n \n \n 25,84\n \n \n \n \n 02JG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB00\n \n \n 32,1\n \n \n \n \n 02KB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB06\n \n \n 99,49\n \n \n \n \n 02KB08\n \n \n 50,27\n \n \n \n \n 02KM00\n \n \n 312,89\n \n \n \n \n 02KR00\n \n \n 7,55\n \n \n \n \n 02LB00\n \n \n 584,53\n \n \n \n \n 02LB01\n \n \n 71,25\n \n \n \n \n 02LB08\n \n \n 473,83\n \n \n \n \n 02LG00\n \n \n 32,39\n \n \n \n \n 02LG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02LG08\n \n \n 79,99\n \n \n \n \n 02LG09\n \n \n 89,9\n \n \n \n \n 02ME00\n \n \n 119,58\n \n \n \n \n 02ME01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ME02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02MF00\n \n \n 182,32\n \n \n \n \n 02MU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ01\n \n \n 156,44\n \n \n \n \n 02NZ09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ10\n \n \n 224,05\n \n \n \n \n 02NZ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ14\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02PA00\n \n \n 84,47\n \n \n \n \n 02QN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QN02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX01\n \n \n 23,63\n \n \n \n \n 02QX03\n \n \n 191,89\n \n \n \n \n 02QX06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA01\n \n \n 116,46\n \n \n \n \n 02RA02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02SB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ST00\n \n \n 40,78\n \n \n \n \n 02ST04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ST05\n \n \n 10,46\n \n \n \n \n 02SY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TC03\n \n \n 244,83\n \n \n \n \n 02TC04\n \n \n 85,95\n \n \n \n \n 02TD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TD03\n \n \n 22,88\n \n \n \n \n 02TD04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UE00\n \n \n 3,91\n \n \n \n \n 02UG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02US00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02US04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UX00\n \n \n 5,06\n \n \n \n \n 02UX01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UX06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VA01\n \n \n 84,35\n \n \n \n \n 02VB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB07\n \n \n 45,96\n \n \n \n \n 02VB16\n \n \n 18,81\n \n \n \n \n 02VC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VC02\n \n \n 113,45\n \n \n \n \n 02VC03\n \n \n 23,24\n \n \n \n \n 02VC08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VC09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VD04\n \n \n 19,56\n \n \n \n \n 02VD05\n \n \n 7\n \n \n \n \n 02VE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG04\n \n \n 201,82\n \n \n \n \n 02VG05\n \n \n 381,95\n \n \n \n \n 02VG08\n \n \n 507,07\n \n \n \n \n 02VG10\n \n \n 123,2\n \n \n \n \n 02VG11\n \n \n 77,57\n \n \n \n \n 02VG14\n \n \n 3,04\n \n \n \n \n 02VG15\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG22\n \n \n 171,75\n \n \n \n \n 02VG25\n \n \n 47,91\n \n \n \n \n 02VJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VJ03\n \n \n 29,02\n \n \n \n \n 02VJ06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VJ07\n \n \n 46,67\n \n \n \n \n 02VJ08\n \n \n 4,76\n \n \n \n \n 02VM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VN01\n \n \n 99,9\n \n \n \n \n 02VO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VQ00\n \n \n 161,89\n \n \n \n \n 02VQ01\n \n \n 334,55\n \n \n \n \n 02VR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR02\n \n \n 114,09\n \n \n \n \n 02VR04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT01\n \n \n 31,04\n \n \n \n \n 02VT02\n \n \n 107,33\n \n \n \n \n 02VT04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT06\n \n \n 33,81\n \n \n \n \n 02XJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02XJ02\n \n \n 61,75\n \n \n \n \n 02XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02YH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR03\n \n \n 0,03\n \n \n \n \n 03AM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03AQ00\n \n \n 425,47\n \n \n \n \n 03FO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03FO01\n \n \n 107,18\n \n \n \n \n 03FO04\n \n \n 12,48\n \n \n \n \n 03JY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03JY01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03JY02\n \n \n 19,92\n \n \n \n \n 03JY03\n \n \n 7,36\n \n \n \n \n 03JY06\n \n \n 13,5\n \n \n \n \n 03JY07\n \n \n 1,22\n \n \n \n \n 03JY08\n \n \n 1,96\n \n \n \n \n 03KN00\n \n \n 18,19\n \n \n \n \n 03OY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RR04\n \n \n 86,87\n \n \n \n \n 03RU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RU02\n \n \n 87,39\n \n \n \n \n 03WO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03WO01\n \n \n 47,75\n \n \n \n \n 03WO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03WO03\n \n \n 24,45\n \n \n \n \n 03XF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XF04\n \n \n 52,23\n \n \n \n \n 03XF05\n \n \n 220,01\n \n \n \n \n 03XM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XS02\n \n \n 76,93\n \n \n \n \n 03XS03\n \n \n 7,62\n \n \n \n \n 03XS08\n \n \n 136,56\n \n \n \n \n 04DF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04DF01\n \n \n 15,57\n \n \n \n \n 04DS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU08\n \n \n 38,43\n \n \n \n \n 04HR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04HR04\n \n \n 102,83\n \n \n \n \n 04HR07\n \n \n 256,53\n \n \n \n \n 04IX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04IX01\n \n \n 124,38\n \n \n \n \n 04OY00\n \n \n 16\n \n \n \n \n 04OY02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04SU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04SU02\n \n \n 61,9\n \n \n \n \n 04XU00\n \n \n 94,8\n \n \n \n \n 04YE00\n \n \n 99,54\n \n \n \n \n 04YE01\n \n \n 28,32\n \n \n \n \n 04YE02\n \n \n 60,49\n \n \n \n \n 04YE03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04YE08\n \n \n 335,62\n \n \n \n \n 04YE11\n \n \n 6,38\n \n \n \n \n 04YX00\n \n \n 74,65\n \n \n \n \n 04YX02\n \n \n 36,85\n \n \n \n \n 05AV00\n \n \n 67,33\n \n \n \n \n 05AV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05AV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05AV03\n \n \n 25,94\n \n \n \n \n 05AV04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05AX00\n \n \n 158\n \n \n \n \n 05EA14\n \n \n 114,21\n \n \n \n \n 05EA16\n \n \n 156,8\n \n \n \n \n 05FB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05FB01\n \n \n 3,27\n \n \n \n \n 05FB07\n \n \n 10,45\n \n \n \n \n 05FB08\n \n \n 30,77\n \n \n \n \n 05FE00\n \n \n 107,41\n \n \n \n \n 05FF00\n \n \n 255,23\n \n \n \n \n 05FF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05FJ00\n \n \n 129,9\n \n \n \n \n 05FJ01\n \n \n 33,68\n \n \n \n \n 05FJ11\n \n \n 18,45\n \n \n \n \n 05FJ12\n \n \n 153,91\n \n \n \n \n 05OH00\n \n \n 86,38\n \n \n \n \n 05OH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05OH07\n \n \n 11,08\n \n \n \n \n 05PL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05RA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05RA01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05TA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05XJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06HF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06HF02\n \n \n 150,73\n \n \n \n \n 06SU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06WY00\n \n \n 57,51\n \n \n \n \n 06XL00\n \n \n 122,83\n \n \n \n \n 07BQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07FH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07KP00\n \n \n 36,71\n \n \n \n \n 07MU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07PK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07PK04\n \n \n 5,81\n \n \n \n \n 07PK05\n \n \n 131,62\n \n \n \n \n 07PK07\n \n \n 51,54\n \n \n \n \n 08CU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08LP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08LP01\n \n \n 2,65\n \n \n \n \n 08LP02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08SG00\n \n \n 16,48\n \n \n \n \n 08SG01\n \n \n 175,43\n \n \n \n \n 08SG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08VU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08VU02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 09VG00\n \n \n 96,49\n \n \n \n \n 10AN00\n \n \n 34,95\n \n \n \n \n 10AN03\n \n \n 71,14\n \n \n \n \n 10AN04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 10LU00\n \n \n 180,83\n \n \n \n \n 11NY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 11ZH00\n \n \n 25,56\n \n \n \n \n 12IR00\n \n \n 88,27\n \n \n \n \n 12IR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 12IR11\n \n \n 68,51\n \n \n \n \n 12RB00\n \n \n 145,84\n \n \n \n \n 13EE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13JO00\n \n \n 49,79\n \n \n \n \n 13OR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13OR01\n \n \n 55,55\n \n \n \n \n 13OR03\n \n \n 11,37\n \n \n \n \n 13PE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13PE01\n \n \n 52,78\n \n \n \n \n 13WH00\n \n \n 73,87\n \n \n \n \n 13ZU00\n \n \n 41,39\n \n \n \n \n 13ZU02\n \n \n 121,9\n \n \n \n \n 13ZU03\n \n \n 64,28\n \n \n \n \n 14DC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14DC02\n \n \n 19,23\n \n \n \n \n 14DC06\n \n \n 2,53\n \n \n \n \n 14FW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW02\n \n \n 45,92\n \n \n \n \n 14FW04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW05\n \n \n 7,51\n \n \n \n \n 14LF00\n \n \n 89,01\n \n \n \n \n 14NQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14NS00\n \n \n 15,87\n \n \n \n \n 14OY00\n \n \n 230,37\n \n \n \n \n 14PS00\n \n \n 52,23\n \n \n \n \n 14PS03\n \n \n 39,72\n \n \n \n \n 14QT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RC00\n \n \n 29,96\n \n \n \n \n 14RC02\n \n \n 154,11\n \n \n \n \n 14RC03\n \n \n 67,59\n \n \n \n \n 14RC04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RC06\n \n \n 98,99\n \n \n \n \n 14RC13\n \n \n 60,2\n \n \n \n \n 14RC14\n \n \n 18,24\n \n \n \n \n 14RC15\n \n \n 32,82\n \n \n \n \n 14RF00\n \n \n 202,16\n \n \n \n \n 14RF03\n \n \n 160,72\n \n \n \n \n 14RF04\n \n \n 252,22\n \n \n \n \n 14RF05\n \n \n 98,68\n \n \n \n \n 14RF06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RF08\n \n \n 62,38\n \n \n \n \n 14RL00\n \n \n 175,61\n \n \n \n \n 14RL03\n \n \n 25,51\n \n \n \n \n 14RL06\n \n \n 20,77\n \n \n \n \n 14RP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RP02\n \n \n 40,7\n \n \n \n \n 14RP03\n \n \n 79,23\n \n \n \n \n 14RR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RR01\n \n \n 44\n \n \n \n \n 14SE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SF00\n \n \n 169,14\n \n \n \n \n 14SF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM05\n \n \n 77,49\n \n \n \n \n 14SM13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM14\n \n \n 150,52\n \n \n \n \n 14SW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14TA00\n \n \n 103,43\n \n \n \n \n 14TD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14UM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14UM01\n \n \n 6,26\n \n \n \n \n 14UM02\n \n \n 100,18\n \n \n \n \n 14VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14VY00\n \n \n 76,17\n \n \n \n \n 14WE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14YD03\n \n \n 106,62\n \n \n \n \n 14YD06\n \n \n 69,62\n \n \n \n \n 14YD09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH00\n \n \n 172,69\n \n \n \n \n 15BH01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15EO00\n \n \n 120,55\n \n \n \n \n 15EO01\n \n \n 103,4\n \n \n \n \n 15HX00\n \n \n 113,45\n \n \n \n \n 15HX02\n \n \n 166,85\n \n \n \n \n 15HX03\n \n \n 1,39\n \n \n \n \n 15JM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15KR00\n \n \n 204,46\n \n \n \n \n 15KR05\n \n \n 36,01\n \n \n \n \n 15KR06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15KR09\n \n \n 60,34\n \n \n \n \n 15KR10\n \n \n 334,67\n \n \n \n \n 15KR11\n \n \n 8,21\n \n \n \n \n 15KR12\n \n \n 81,58\n \n \n \n \n 15KR14\n \n \n 5,98\n \n \n \n \n 15OM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15OM01\n \n \n 85,78\n \n \n \n \n 15QW00\n \n \n 43,14\n \n \n \n \n 15SC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15VQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15XV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15XV01\n \n \n 45,19\n \n \n \n \n 16AW00\n \n \n 240,11\n \n \n \n \n 16AW01\n \n \n 87,59\n \n \n \n \n 16AW06\n \n \n 102,99\n \n \n \n \n 16CX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16CX04\n \n \n 51,38\n \n \n \n \n 16CX08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16EI00\n \n \n 231,05\n \n \n \n \n 16FP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16FP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16FP05\n \n \n 134,65\n \n \n \n \n 16GZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16GZ03\n \n \n 6,39\n \n \n \n \n 16IH00\n \n \n 23,87\n \n \n \n \n 16IH03\n \n \n 118,51\n \n \n \n \n 16KP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16MQ00\n \n \n 141,35\n \n \n \n \n 16NK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16NK01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX02\n \n \n 57,17\n \n \n \n \n 16OX03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX04\n \n \n 30,12\n \n \n \n \n 16OX09\n \n \n 114,32\n \n \n \n \n 16OX10\n \n \n 152,47\n \n \n \n \n 16OX11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PE01\n \n \n 36,77\n \n \n \n \n 16PI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PI03\n \n \n 31,2\n \n \n \n \n 16PI04\n \n \n 13,98\n \n \n \n \n 16PI05\n \n \n 37,06\n \n \n \n \n 16PK00\n \n \n 95,62\n \n \n \n \n 16PK07\n \n \n 136,56\n \n \n \n \n 16PK10\n \n \n 158,55\n \n \n \n \n 16PN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS07\n \n \n 24,38\n \n \n \n \n 16PS08\n \n \n 539,09\n \n \n \n \n 16PS16\n \n \n 61,64\n \n \n \n \n 16PS17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS19\n \n \n 170,13\n \n \n \n \n 16QA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16QA01\n \n \n 75,52\n \n \n \n \n 16QH00\n \n \n 3,46\n \n \n \n \n 16QH01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RT01\n \n \n 28,66\n \n \n \n \n 16SK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16SK01\n \n \n 7,1\n \n \n \n \n 16SK05\n \n \n 87\n \n \n \n \n 16SK07\n \n \n 28,94\n \n \n \n \n 16SL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16ST00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16SW00\n \n \n 43,11\n \n \n \n \n 16SW03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VK01\n \n \n 61,25\n \n \n \n \n 16VK02\n \n \n 20,45\n \n \n \n \n 16VK03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VM00\n \n \n 238,87\n \n \n \n \n 16VM07\n \n \n 24,45\n \n \n \n \n 16VP00\n \n \n 78,52\n \n \n \n \n 16XD00\n \n \n 166,79\n \n \n \n \n 16YC00\n \n \n 111,31\n \n \n \n \n 16YV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16YV01\n \n \n 76,41\n \n \n \n \n 16YV02\n \n \n 47,68\n \n \n \n \n 16YV04\n \n \n 35,12\n \n \n \n \n 16YV10\n \n \n 128,59\n \n \n \n \n 16ZK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16ZK01\n \n \n 0,2\n \n \n \n \n 16ZK02\n \n \n 30,74\n \n \n \n \n 17AA00\n \n \n 34,22\n \n \n \n \n 17AA03\n \n \n 108,38\n \n \n \n \n 17AN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17AN01\n \n \n 53,32\n \n \n \n \n 17AY00\n \n \n 28,4\n \n \n \n \n 17AY04\n \n \n 89,43\n \n \n \n \n 17BI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17BI02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17BI06\n \n \n 117,4\n \n \n \n \n 17BZ00\n \n \n 20,37\n \n \n \n \n 17BZ02\n \n \n 19,03\n \n \n \n \n 17BZ03\n \n \n 20,44\n \n \n \n \n 17BZ04\n \n \n 7,06\n \n \n \n \n 17CK00\n \n \n 14,87\n \n \n \n \n 17CK01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17CR00\n \n \n 144,49\n \n \n \n \n 17DD00\n \n \n 12,63\n \n \n \n \n 17DN00\n \n \n 316,52\n \n \n \n \n 17DN01\n \n \n 40,7\n \n \n \n \n 17GM00\n \n \n 62,67\n \n \n \n \n 17GM02\n \n \n 53,05\n \n \n \n \n 17GT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17GT02\n \n \n 17,19\n \n \n \n \n 17HB00\n \n \n 474,61\n \n \n \n \n 17HB06\n \n \n 459,68\n \n \n \n \n 17HB07\n \n \n 103,96\n \n \n \n \n 17HH00\n \n \n 61,99\n \n \n \n \n 17HN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17HN02\n \n \n 42,36\n \n \n \n \n 17HR00\n \n \n 420,09\n \n \n \n \n 17HR02\n \n \n 448,51\n \n \n \n \n 17HR05\n \n \n 322,41\n \n \n \n \n 17HX00\n \n \n 15,13\n \n \n \n \n 17IM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IM01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IM02\n \n \n 161,88\n \n \n \n \n 17IM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IR00\n \n \n 62,95\n \n \n \n \n 17IR01\n \n \n 7,59\n \n \n \n \n 17IR02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17JB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17JB01\n \n \n 137,22\n \n \n \n \n 17JB02\n \n \n 123,82\n \n \n \n \n 17JY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17KF00\n \n \n 54,66\n \n \n \n \n 17KY00\n \n \n 65,58\n \n \n \n \n 17VF00\n \n \n 275,03\n \n \n \n \n 17VF02\n \n \n 255,32\n \n \n \n \n 17VF03\n \n \n 196,44\n \n \n \n \n 17VF04\n \n \n 2,68\n \n \n \n \n 17VF06\n \n \n 80,25\n \n \n \n \n 17VF08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN00\n \n \n 5,49\n \n \n \n \n 17VN01\n \n \n 116,84\n \n \n \n \n 17VN05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN09\n \n \n 219,59\n \n \n \n \n 17VP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VP02\n \n \n 91,56\n \n \n \n \n 17VS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VS02\n \n \n 7,26\n \n \n \n \n 17VS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17WP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17WQ00\n \n \n 105,56\n \n \n \n \n 17WQ08\n \n \n 359,32\n \n \n \n \n 17XU00\n \n \n 78,84\n \n \n \n \n 17XU01\n \n \n 113,88\n \n \n \n \n 17YF00\n \n \n 402,84\n \n \n \n \n 17YF02\n \n \n 264,87\n \n \n \n \n 17YS00\n \n \n 569,31\n \n \n \n \n 17YS02\n \n \n 179,75\n \n \n \n \n 17YS03\n \n \n 49,88\n \n \n \n \n 17YS04\n \n \n 305,24\n \n \n \n \n 17YS08\n \n \n 148,26\n \n \n \n \n 17YS12\n \n \n 4,26\n \n \n \n \n 17YS18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17YS21\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17YS22\n \n \n 31,42\n \n \n \n \n 18AN00\n \n \n 633,27\n \n \n \n \n 18CH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18CH02\n \n \n 267,14\n \n \n \n \n 18CH03\n \n \n 64,5\n \n \n \n \n 18CH09\n \n \n 306,52\n \n \n \n \n 18CV00\n \n \n 48,07\n \n \n \n \n 18DD00\n \n \n 35,99\n \n \n \n \n 18DD02\n \n \n 161,9\n \n \n \n \n 18DD06\n \n \n 114,67\n \n \n \n \n 18DO00\n \n \n 24,1\n \n \n \n \n 18DO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18DQ00\n \n \n 326,74\n \n \n \n \n 18GC00\n \n \n 22,53\n \n \n \n \n 18TR00\n \n \n 110,79\n \n \n \n \n 18TR01\n \n \n 47,58\n \n \n \n \n 18TR02\n \n \n 110,42\n \n \n \n \n 18TR03\n \n \n 111,73\n \n \n \n \n 18TR07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18TR11\n \n \n 88,31\n \n \n \n \n 18TR12\n \n \n 31,41\n \n \n \n \n 18TR13\n \n \n 126,96\n \n \n \n \n 18WS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18WS04\n \n \n 24,4\n \n \n \n \n 18XR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18XU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18XU01\n \n \n 37,37\n \n \n \n \n 18XX00\n \n \n 106,94\n \n \n \n \n 19DH00\n \n \n 84,23\n \n \n \n \n 19EN00\n \n \n 45,37\n \n \n \n \n 19EQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW01\n \n \n 10,8\n \n \n \n \n 19EW03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW05\n \n \n 23,2\n \n \n \n \n 19FF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19FF04\n \n \n 22,52\n \n \n \n \n 19GY00\n \n \n 203,17\n \n \n \n \n 19GY04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19GY05\n \n \n 58,42\n \n \n \n \n 19GY06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19GY08\n \n \n 115,87\n \n \n \n \n 19HG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HG02\n \n \n 29,96\n \n \n \n \n 19HG04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HG06\n \n \n 45,79\n \n \n \n \n 19HG10\n \n \n 94,67\n \n \n \n \n 19HG11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HR00\n \n \n 317,64\n \n \n \n \n 19HV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HY00\n \n \n 1,57\n \n \n \n \n 19IP00\n \n \n 42,21\n \n \n \n \n 19IW00\n \n \n 2,46\n \n \n \n \n 19IW02\n \n \n 22,46\n \n \n \n \n 19IW04\n \n \n 120,05\n \n \n \n \n 19IW05\n \n \n 92,78\n \n \n \n \n 19KM00\n \n \n 434,04\n \n \n \n \n 19KZ00\n \n \n 37,17\n \n \n \n \n 19LO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19PV00\n \n \n 79,71\n \n \n \n \n 19QA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19QA04\n \n \n 45,95\n \n \n \n \n 19QC00\n \n \n 1,63\n \n \n \n \n 19RX00\n \n \n 40,83\n \n \n \n \n 19RX01\n \n \n 33,75\n \n \n \n \n 19RX02\n \n \n 11,46\n \n \n \n \n 19RX05\n \n \n 118,92\n \n \n \n \n 19TI00\n \n \n 9,49\n \n \n \n \n 19TI03\n \n \n 133,51\n \n \n \n \n 19TI05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19TI06\n \n \n 56,16\n \n \n \n \n 19XH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH01\n \n \n 65,34\n \n \n \n \n 19XH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH04\n \n \n 254,84\n \n \n \n \n 19XH05\n \n \n 90,57\n \n \n \n \n 19XH08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XS01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XV00\n \n \n 115,32\n \n \n \n \n 19XV02\n \n \n 23,89\n \n \n \n \n 19XY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZP00\n \n \n 261,09\n \n \n \n \n 19ZP03\n \n \n 98,15\n \n \n \n \n 19ZP04\n \n \n 119,65\n \n \n \n \n 19ZP05\n \n \n 44,96\n \n \n \n \n 19ZP06\n \n \n 133,93\n \n \n \n \n 19ZQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZQ02\n \n \n 28,49\n \n \n \n \n 19ZU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZX01\n \n \n 28,85\n \n \n \n \n 20AA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AB00\n \n \n 22,83\n \n \n \n \n 20AB04\n \n \n 116,97\n \n \n \n \n 20AB08\n \n \n 123,38\n \n \n \n \n 20AD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AD03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AE00\n \n \n 73,41\n \n \n \n \n 20AE01\n \n \n 37,87\n \n \n \n \n 20AI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AM00\n \n \n 320,25\n \n \n \n \n 20AT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AT01\n \n \n 25,87\n \n \n \n \n 20AT03\n \n \n 127,13\n \n \n \n \n 20AT04\n \n \n 40,33\n \n \n \n \n 20AT07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BC01\n \n \n 450,3\n \n \n \n \n 20BH00\n \n \n 208,52\n \n \n \n \n 20BK00\n \n \n 84,03\n \n \n \n \n 20BK01\n \n \n 474,38\n \n \n \n \n 20BK03\n \n \n 20,31\n \n \n \n \n 20BQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CJ00\n \n \n 93,33\n \n \n \n \n 20CJ04\n \n \n 253,22\n \n \n \n \n 20CJ10\n \n \n 134,87\n \n \n \n \n 20CJ11\n \n \n 117,21\n \n \n \n \n 20CK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CM00\n \n \n 56,48\n \n \n \n \n 20CM01\n \n \n 47,24\n \n \n \n \n 20CM03\n \n \n 10,99\n \n \n \n \n 20CM07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CM08\n \n \n 59,44\n \n \n \n \n 20CM09\n \n \n 79,09\n \n \n \n \n 20CM10\n \n \n 5,17\n \n \n \n \n 20CN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CN02\n \n \n 98,45\n \n \n \n \n 20CN05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CP00\n \n \n 115,64\n \n \n \n \n 20CP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CQ00\n \n \n 720,65\n \n \n \n \n 20CQ01\n \n \n 169,31\n \n \n \n \n 20CQ04\n \n \n 448,52\n \n \n \n \n 20CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CR01\n \n \n 44,48\n \n \n \n \n 20CR03\n \n \n 5,75\n \n \n \n \n 20CR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CR06\n \n \n 143,83\n \n \n \n \n 20CR07\n \n \n 60,39\n \n \n \n \n 20CS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CS04\n \n \n 68,45\n \n \n \n \n 20CS07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DB03\n \n \n 165,6\n \n \n \n \n 20DB11\n \n \n 8,86\n \n \n \n \n 20DC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DF01\n \n \n 136,19\n \n \n \n \n 20DF09\n \n \n 224,31\n \n \n \n \n 20DG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH06\n \n \n 101,91\n \n \n \n \n 20DH08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH11\n \n \n 119,03\n \n \n \n \n 20DH12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL03\n \n \n 87,28\n \n \n \n \n 20DL04\n \n \n 16,66\n \n \n \n \n 20DL06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL13\n \n \n 3,94\n \n \n \n \n 20DL16\n \n \n 115,39\n \n \n \n \n 20DL21\n \n \n 49,71\n \n \n \n \n 20DP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EI01\n \n \n 171,34\n \n \n \n \n 20EI02\n \n \n 2,36\n \n \n \n \n 20EI03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EK00\n \n \n 22,76\n \n \n \n \n 20EK07\n \n \n 28,12\n \n \n \n \n 20EK08\n \n \n 107,3\n \n \n \n \n 20EM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EM01\n \n \n 342,03\n \n \n \n \n 20EM03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EM04\n \n \n 94,68\n \n \n \n \n 20EO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER08\n \n \n 21,47\n \n \n \n \n 20ER09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY07\n \n \n 171,11\n \n \n \n \n 20EY09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY10\n \n \n 117,63\n \n \n \n \n 20FR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20FR02\n \n \n 26,78\n \n \n \n \n 20FR04\n \n \n 209,95\n \n \n \n \n 20FR07\n \n \n 30,33\n \n \n \n \n 20FR08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20FR12\n \n \n 17,62\n \n \n \n \n 20GA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20GD00\n \n \n 294,01\n \n \n \n \n 20GD01\n \n \n 355,73\n \n \n \n \n 20GS00\n \n \n 17,27\n \n \n \n \n 20IB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20IB03\n \n \n 112,61\n \n \n \n \n 20IS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20JX00\n \n \n 272,31\n \n \n \n \n 20JX02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20JX04\n \n \n 61,03\n \n \n \n \n 20KA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20KQ00\n \n \n 21,84\n \n \n \n \n 20KQ04\n \n \n 142,81\n \n \n \n \n 20KQ06\n \n \n 78,52\n \n \n \n \n 20KZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LA02\n \n \n 48,25\n \n \n \n \n 20LA03\n \n \n 23,59\n \n \n \n \n 20LA05\n \n \n 54,86\n \n \n \n \n 20LA06\n \n \n 10,08\n \n \n \n \n 20LA07\n \n \n 0,53\n \n \n \n \n 20LL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO04\n \n \n 60,43\n \n \n \n \n 20LO08\n \n \n 251,53\n \n \n \n \n 20LU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MA00\n \n \n 237,3\n \n \n \n \n 20MA01\n \n \n 216,9\n \n \n \n \n 20MD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MH01\n \n \n 1,67\n \n \n \n \n 20MJ00\n \n \n 772,05\n \n \n \n \n 20MJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MJ04\n \n \n 35,28\n \n \n \n \n 20MJ05\n \n \n 377,79\n \n \n \n \n 20MJ12\n \n \n 297,07\n \n \n \n \n 20MJ13\n \n \n 9,07\n \n \n \n \n 20MJ14\n \n \n 166,21\n \n \n \n \n 20MM00\n \n \n 370,53\n \n \n \n \n 20MM01\n \n \n 217,28\n \n \n \n \n 20MM06\n \n \n 322,02\n \n \n \n \n 20QU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20QY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20RC00\n \n \n 43,7\n \n \n \n \n 20RF00\n \n \n 81,88\n \n \n \n \n 20RM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ST00\n \n \n 7,51\n \n \n \n \n 20TZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20TZ04\n \n \n 118,06\n \n \n \n \n 20TZ07\n \n \n 173,36\n \n \n \n \n 20TZ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20TZ12\n \n \n 6,87\n \n \n \n \n 20TZ13\n \n \n 37,65\n \n \n \n \n 20TZ14\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20WI00\n \n \n 34,34\n \n \n \n \n 20ZK00\n \n \n 221,98\n \n \n \n \n 20ZK02\n \n \n 59,55\n \n \n \n \n 20ZK04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AS00\n \n \n 92,63\n \n \n \n \n 21AS03\n \n \n 102,89\n \n \n \n \n 21AS07\n \n \n 279,08\n \n \n \n \n 21AS08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AS09\n \n \n 4,5\n \n \n \n \n 21BH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21BH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21CY03\n \n \n 50,05\n \n \n \n \n 21CY05\n \n \n 38,19\n \n \n \n \n 21ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21ET02\n \n \n 116,7\n \n \n \n \n 21ET04\n \n \n 305,7\n \n \n \n \n 21ET07\n \n \n 88,2\n \n \n \n \n 21ET08\n \n \n 19,27\n \n \n \n \n 21ET11\n \n \n 75,74\n \n \n \n \n 21ET12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21EX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21FF00\n \n \n 438,06\n \n \n \n \n 21FV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21FV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GD00\n \n \n 690,98\n \n \n \n \n 21GD01\n \n \n 485,78\n \n \n \n \n 21GD02\n \n \n 11,07\n \n \n \n \n 21GU00\n \n \n 584,97\n \n \n \n \n 21GU04\n \n \n 69,12\n \n \n \n \n 21GU06\n \n \n 289,24\n \n \n \n \n 21GU07\n \n \n 7,62\n \n \n \n \n 21GU08\n \n \n 96,18\n \n \n \n \n 21GU11\n \n \n 130,19\n \n \n \n \n 21GV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GW00\n \n \n 2,44\n \n \n \n \n 21GW02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GW03\n \n \n 180,24\n \n \n \n \n 21GW07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GZ00\n \n \n 74,15\n \n \n \n \n 21GZ06\n \n \n 102,79\n \n \n \n \n 21HC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21HC01\n \n \n 77,1\n \n \n \n \n 21HC03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21HC04\n \n \n 18,26\n \n \n \n \n 21HC08\n \n \n 69,33\n \n \n \n \n 21HC12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21SK00\n \n \n 1,25\n \n \n \n \n 21SK01\n \n \n 214,56\n \n \n \n \n 21WE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21WE02\n \n \n 13,13\n \n \n \n \n 22NE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23AP00\n \n \n 196,03\n \n \n \n \n 23FY00\n \n \n 501,31\n \n \n \n \n 23GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23HC00\n \n \n 310,81\n \n \n \n \n 23HC01\n \n \n 25,18\n \n \n \n \n 23HC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23HC04\n \n \n 115,79\n \n \n \n \n 23JA01\n \n \n 97,18\n \n \n \n \n 23KU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23VD00\n \n \n 99,78\n \n \n \n \n 23VL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23VL01\n \n \n 41,61\n \n \n \n \n 23VL02\n \n \n 68,75\n \n \n \n \n 23VL03\n \n \n 2,32\n \n \n \n \n 23WU00\n \n \n 61,02\n \n \n \n \n 23YU00\n \n \n 147,74\n \n \n \n \n 23YU01\n \n \n 222,52\n \n \n \n \n 23YU02\n \n \n 445,58\n \n \n \n \n 23YU08\n \n \n 45,84\n \n \n \n \n 24PY00\n \n \n 8,07\n \n \n \n \n 24PY02\n \n \n 233,29\n \n \n \n \n 24PY05\n \n \n 253,36\n \n \n \n \n 24PY08\n \n \n 282,1\n \n \n \n \n 24RW00\n \n \n 67,91\n \n \n \n \n 24RW03\n \n \n 273,86\n \n \n \n \n 24RW04\n \n \n 27,55\n \n \n \n \n 24TF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TF02\n \n \n 3,6\n \n \n \n \n 24TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TG04\n \n \n 109,49\n \n \n \n \n 24TJ00\n \n \n 373,52\n \n \n \n \n 24TP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TP02\n \n \n 136,6\n \n \n \n \n 24TP05\n \n \n 180,81\n \n \n \n \n 24TR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TR02\n \n \n 436,39\n \n \n \n \n 24TR03\n \n \n 86,07\n \n \n \n \n 24TR05\n \n \n 237,55\n \n \n \n \n 24TR10\n \n \n 192,62\n \n \n \n \n 24TR12\n \n \n 273,24\n \n \n \n \n 24TR15\n \n \n 25,47\n \n \n \n \n 24TR16\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL01\n \n \n 59,83\n \n \n \n \n 25CL03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM00\n \n \n 25,99\n \n \n \n \n 25CM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV05\n \n \n 36,02\n \n \n \n \n 25DA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25DA02\n \n \n 10,78\n \n \n \n \n 25DA04\n \n \n 83,73\n \n \n \n \n 25DA08\n \n \n 246,87\n \n \n \n \n 25DA09\n \n \n 25,35\n \n \n \n \n 25EF01\n \n \n 11,07\n \n \n \n \n 25EF02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25EF03\n \n \n 103,1\n \n \n \n \n 25EF04\n \n \n 47,47\n \n \n \n \n 25EF05\n \n \n 17,02\n \n \n \n \n 25EF06\n \n \n 37,45\n \n \n \n \n 25EF08\n \n \n 30,94\n \n \n \n \n 25EF09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25FU00\n \n \n 100,22\n \n \n \n \n 25FX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25FX01\n \n \n 22,41\n \n \n \n \n 25FY00\n \n \n 112,86\n \n \n \n \n 25GA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GA01\n \n \n 97,58\n \n \n \n \n 25GB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GB02\n \n \n 11,26\n \n \n \n \n 25GC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC01\n \n \n 169,33\n \n \n \n \n 25GC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC03\n \n \n 1,19\n \n \n \n \n 25GC08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC09\n \n \n 68,07\n \n \n \n \n 25GC10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GD00\n \n \n 132,36\n \n \n \n \n 25GD01\n \n \n 37,25\n \n \n \n \n 25GE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GE02\n \n \n 315,7\n \n \n \n \n 25GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GF01\n \n \n 57,09\n \n \n \n \n 25GL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GL04\n \n \n 545,3\n \n \n \n \n 25GL06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GM00\n \n \n 76,43\n \n \n \n \n 25GM04\n \n \n 66,01\n \n \n \n \n 25GV01\n \n \n 61,15\n \n \n \n \n 25GV05\n \n \n 60,89\n \n \n \n \n 25GV07\n \n \n 43,71\n \n \n \n \n 25GV08\n \n \n 55,77\n \n \n \n \n 25GV09\n \n \n 16,19\n \n \n \n \n 25GV10\n \n \n 4,07\n \n \n \n \n 25GV30\n \n \n 41,28\n \n \n \n \n 25GV31\n \n \n 3,27\n \n \n \n \n 25GV32\n \n \n 16,81\n \n \n \n \n 25GV34\n \n \n 16,99\n \n \n \n \n 25KX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25LV00\n \n \n 468,89\n \n \n \n \n 25LV19\n \n \n 84,24\n \n \n \n \n 25LX33\n \n \n 214,95\n \n \n \n \n 25LX41\n \n \n 74,23\n \n \n \n \n 25LX48\n \n \n 342,76\n \n \n \n \n 25MB00\n \n \n 6,24\n \n \n \n \n 25MB36\n \n \n 186,62\n \n \n \n \n 25MG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25MG02\n \n \n 72,41\n \n \n \n \n 25MG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27DG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27MD00\n \n \n 67,88\n \n \n \n \n 27MD01\n \n \n 74,87\n \n \n \n \n 27MD02\n \n \n 290,79\n \n \n \n \n 27RW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27VD00\n \n \n 73,22\n \n \n \n \n 27VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27VG01\n \n \n 34,19\n \n \n \n \n 27VG04\n \n \n 94,88\n \n \n \n \n 27ZH00\n \n \n 74,95\n \n \n \n \n 27ZH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27ZH03\n \n \n 258,54\n \n \n \n \n 27ZJ00\n \n \n 177,8\n \n \n \n \n 27ZJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 28DH00\n \n \n 237,53\n \n \n \n \n 29WG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 29YT00\n \n \n 383,87\n \n \n \n \n 29ZT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30AU00\n \n \n 43,52\n \n \n \n \n 30AU01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30BC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30BE00\n \n \n 44,56\n \n \n \n \n 30EU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30GC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30GD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30JN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30JN01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30PP00\n \n \n 119,15\n \n \n \n \n 30PP01\n \n \n 2,89\n \n \n \n \n 30PP02\n \n \n 108,59\n \n \n \n \n 30PP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30UB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30UB01\n \n \n 15,92\n \n \n \n \n 30UV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30WH00\n \n \n 650,55\n \n \n \n \n 30WH02\n \n \n 106\n \n \n \n \n 31BL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG01\n \n \n 8,38\n \n \n \n \n 31CG02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG03\n \n \n 28,53\n \n \n \n \n 31CH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CH01\n \n \n 203,93\n \n \n \n \n 31CZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31EW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31EW01\n \n \n 64,87\n \n \n \n \n 31EW02\n \n \n 0,86\n \n \n \n \n 31EX00\n \n \n 25,07\n \n \n \n \n 31EX01\n \n \n 148,01\n \n \n \n \n 31FG00\n \n \n 45,73\n \n \n \n \n 31FH00\n \n \n 13,38\n \n \n \n \n 31GM00\n \n \n 214,17\n \n \n \n \n 31HN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31HN01\n \n \n 287,85\n \n \n \n \n 31JC01\n \n \n 59,22\n \n \n \n \n 31JC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JC03\n \n \n 17,61\n \n \n \n \n 31JC04\n \n \n 99,37\n \n \n \n \n 31JC05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JC06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JW01\n \n \n 212,15\n \n \n \n \n 31KZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31MD00\n \n \n 60,04\n \n \n \n \n 31MD02\n \n \n 267,11\n \n \n \n \n 31MD03\n \n \n 65,72\n \n \n \n \n 31RY00\n \n \n 45,1\n \n \n \n \n 31TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31TK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n \n \n Onderwijskansenscores voor praktijkonderwijs\n \n \n \n \n \n \n Vestigingsnummer\n \n \n Onderwijskansenscore\n \n \n \n \n \n \n 00DI04\n \n \n 11,03\n \n \n \n \n 00PG04\n \n \n 4,34\n \n \n \n \n 01EK00\n \n \n 76,07\n \n \n \n \n 01EO06\n \n \n 41,74\n \n \n \n \n 01HQ00\n \n \n 42,51\n \n \n \n \n 01KD00\n \n \n 25,38\n \n \n \n \n 01NJ16\n \n \n 12,66\n \n \n \n \n 01OE23\n \n \n 65,25\n \n \n \n \n 01RL00\n \n \n 1,89\n \n \n \n \n 01VJ06\n \n \n 57,45\n \n \n \n \n 01XN08\n \n \n 12,54\n \n \n \n \n 02EA05\n \n \n 5,95\n \n \n \n \n 02FO00\n \n \n 20,39\n \n \n \n \n 02LB01\n \n \n 120,77\n \n \n \n \n 02MF00\n \n \n 11,42\n \n \n \n \n 02UV10\n \n \n 4,05\n \n \n \n \n 02VA01\n \n \n 11,83\n \n \n \n \n 02VC02\n \n \n 21,57\n \n \n \n \n 02XJ02\n \n \n 19,6\n \n \n \n \n 03JY06\n \n \n 2,54\n \n \n \n \n 03KN00\n \n \n 22,86\n \n \n \n \n 03KZ00\n \n \n 26,99\n \n \n \n \n 03RB00\n \n \n 12,39\n \n \n \n \n 03SX00\n \n \n 28,57\n \n \n \n \n 03ZY00\n \n \n 18,99\n \n \n \n \n 04FR00\n \n \n 28,07\n \n \n \n \n 04GU06\n \n \n 18,81\n \n \n \n \n 04IK00\n \n \n 71,52\n \n \n \n \n 04NF00\n \n \n 118,5\n \n \n \n \n 04OY06\n \n \n 18,07\n \n \n \n \n 04SU02\n \n \n 41,85\n \n \n \n \n 04YE09\n \n \n 41,86\n \n \n \n \n 05AV05\n \n \n 22,29\n \n \n \n \n 05GV00\n \n \n 44,58\n \n \n \n \n 05NE00\n \n \n 24,26\n \n \n \n \n 05NV00\n \n \n 34,08\n \n \n \n \n 05OP00\n \n \n 43,14\n \n \n \n \n 05VN00\n \n \n 35,56\n \n \n \n \n 06DT00\n \n \n 15,78\n \n \n \n \n 07BM00\n \n \n 36,41\n \n \n \n \n 07FO00\n \n \n 34,99\n \n \n \n \n 07HF00\n \n \n 66,67\n \n \n \n \n 07MZ00\n \n \n 62,4\n \n \n \n \n 07YU00\n \n \n 43,82\n \n \n \n \n 07ZI00\n \n \n 12,7\n \n \n \n \n 08PS00\n \n \n 21,05\n \n \n \n \n 08UV00\n \n \n 31,66\n \n \n \n \n 09PY00\n \n \n 40,41\n \n \n \n \n 09VS00\n \n \n 56,1\n \n \n \n \n 10JY00\n \n \n 72,95\n \n \n \n \n 11AI00\n \n \n 65,34\n \n \n \n \n 12IR00\n \n \n 10,19\n \n \n \n \n 12NW00\n \n \n 49,32\n \n \n \n \n 12PR00\n \n \n 80,79\n \n \n \n \n 13EB00\n \n \n 51,41\n \n \n \n \n 13FB00\n \n \n 50,1\n \n \n \n \n 13JF00\n \n \n 26,3\n \n \n \n \n 13OR03\n \n \n 3,64\n \n \n \n \n 13PE01\n \n \n 9,85\n \n \n \n \n 13VV00\n \n \n 29,47\n \n \n \n \n 14AP00\n \n \n 8,47\n \n \n \n \n 14RL06\n \n \n 55,94\n \n \n \n \n 15DN00\n \n \n 24,14\n \n \n \n \n 15IS00\n \n \n 65,3\n \n \n \n \n 15NE00\n \n \n 48,4\n \n \n \n \n 15NY00\n \n \n 100,01\n \n \n \n \n 16PI02\n \n \n 19,41\n \n \n \n \n 16PJ00\n \n \n 16,59\n \n \n \n \n 16PJ01\n \n \n 10,83\n \n \n \n \n 16YV01\n \n \n 27,59\n \n \n \n \n 17AO00\n \n \n 72,36\n \n \n \n \n 17JI00\n \n \n 44,86\n \n \n \n \n 17MA00\n \n \n 63,36\n \n \n \n \n 17SG00\n \n \n 54,49\n \n \n \n \n 17UX00\n \n \n 74,43\n \n \n \n \n 17VN00\n \n \n 37,63\n \n \n \n \n 17VP05\n \n \n 12,28\n \n \n \n \n 17YS00\n \n \n 98,58\n \n \n \n \n 18BR00\n \n \n 45,56\n \n \n \n \n 18DD02\n \n \n 25,06\n \n \n \n \n 18PR00\n \n \n 53,15\n \n \n \n \n 18TR10\n \n \n 18,54\n \n \n \n \n 18UZ00\n \n \n 27,65\n \n \n \n \n 18VA00\n \n \n 32,77\n \n \n \n \n 18VX00\n \n \n 96,76\n \n \n \n \n 19NG00\n \n \n 43,3\n \n \n \n \n 19QA04\n \n \n 18,42\n \n \n \n \n 19SQ00\n \n \n 14,21\n \n \n \n \n 19TQ00\n \n \n 14,91\n \n \n \n \n 19UO00\n \n \n 31,45\n \n \n \n \n 19UP00\n \n \n 41,71\n \n \n \n \n 19UR00\n \n \n 15,27\n \n \n \n \n 19XH08\n \n \n 49,23\n \n \n \n \n 19YT00\n \n \n 38,06\n \n \n \n \n 20AB05\n \n \n 37,88\n \n \n \n \n 20AM04\n \n \n 12,22\n \n \n \n \n 20AT05\n \n \n 80,43\n \n \n \n \n 20BH02\n \n \n 39,12\n \n \n \n \n 20DL13\n \n \n 32,98\n \n \n \n \n 20EI04\n \n \n 34,27\n \n \n \n \n 20FF00\n \n \n 18,15\n \n \n \n \n 20JX11\n \n \n 57,72\n \n \n \n \n 20KD00\n \n \n 26\n \n \n \n \n 20KD01\n \n \n 47,78\n \n \n \n \n 20MJ04\n \n \n 103,1\n \n \n \n \n 20ZK00\n \n \n 63,27\n \n \n \n \n 21GU09\n \n \n 59,12\n \n \n \n \n 21HC08\n \n \n 45,19\n \n \n \n \n 21KM00\n \n \n 59,61\n \n \n \n \n 23DB00\n \n \n 40,77\n \n \n \n \n 23EJ00\n \n \n 28,96\n \n \n \n \n 23HC02\n \n \n 31,78\n \n \n \n \n 23HH00\n \n \n 48,74\n \n \n \n \n 23VL00\n \n \n 1,09\n \n \n \n \n 24TP03\n \n \n 35,78\n \n \n \n \n 25CM10\n \n \n 12,36\n \n \n \n \n 25FY00\n \n \n 23,86\n \n \n \n \n 25GM02\n \n \n 17,75\n \n \n \n \n 25MG02\n \n \n 10,52\n \n \n \n \n 26HD00\n \n \n 17,5\n \n \n \n \n 26HD01\n \n \n 32,49\n \n \n \n \n 26HF00\n \n \n 15,62\n \n \n \n \n 26HL00\n \n \n 57,05\n \n \n \n \n 26HN00\n \n \n 40,41\n \n \n \n \n 26HP00\n \n \n 57,28\n \n \n \n \n 26HR00\n \n \n 50,29\n \n \n \n \n 26HU00\n \n \n 24,51\n \n \n \n \n 26HV00\n \n \n 31,93\n \n \n \n \n 26HX00\n \n \n 46,59\n \n \n \n \n 26HY00\n \n \n 20,9\n \n \n \n \n 26HY02\n \n \n 27,89\n \n \n \n \n 26JE00\n \n \n 18,91\n \n \n \n \n 26JE02\n \n \n 11,18\n \n \n \n \n 26JR00\n \n \n 69,62\n \n \n \n \n 26JR01\n \n \n 10,8\n \n \n \n \n 26JT00\n \n \n 59,06\n \n \n \n \n 26JV00\n \n \n 9,86\n \n \n \n \n 26JY00\n \n \n 35,44\n \n \n \n \n 26JZ00\n \n \n 56,3\n \n \n \n \n 26KA00\n \n \n 30,35\n \n \n \n \n 26KH00\n \n \n 62,15\n \n \n \n \n 26KP00\n \n \n 35,21\n \n \n \n \n 26KR00\n \n \n 16,94\n \n \n \n \n 26KV00\n \n \n 34,68\n \n \n \n \n 26KY00\n \n \n 13,61\n \n \n \n \n 26KZ00\n \n \n 61,51\n \n \n \n \n 26LL00\n \n \n 15,44\n \n \n \n \n 26LL01\n \n \n 5,7\n \n \n \n \n 26LR00\n \n \n 22,72\n \n \n \n \n 26LT00\n \n \n 44,75\n \n \n \n \n 26LU00\n \n \n 16\n \n \n \n \n 26MD00\n \n \n 30,5\n \n \n \n \n 26MJ00\n \n \n 27,15\n \n \n \n \n 26MP00\n \n \n 24,84\n \n \n \n \n 26MV00\n \n \n 3,76\n \n \n \n \n 26MZ00\n \n \n 22,26\n \n \n \n \n 26NH00\n \n \n 26,07\n \n \n \n \n 27PM00\n \n \n 23,15\n \n \n \n \n 27VF00\n \n \n 62,31\n \n \n \n \n 27VH00\n \n \n 41,73\n \n \n \n \n 28BN00\n \n \n 54,64\n \n \n \n \n 28BU00\n \n \n 55\n \n \n \n \n 28CA00\n \n \n 48,38\n \n \n \n \n 28DF00\n \n \n 52,36\n \n \n \n \n 29VW00\n \n \n 62,17\n \n \n \n \n 29VX00\n \n \n 74,65\n \n \n \n \n 29VY00\n \n \n 19,26\n \n \n \n \n 29VZ00\n \n \n 86,77\n \n \n \n \n 30FF00\n \n \n 39,27\n \n \n \n \n 30JM00\n \n \n 32,84\n \n \n \n \n 30MM00\n \n \n 12,52\n \n \n \n \n 30UD00\n \n \n 25,85\n \n \n \n \n 31HN02\n \n \n 74,97\n \n \n \n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Bijlage\n 2\n Het totaal beschikbare budget en het bedrag per eenheid onderwijskansenscore\n \n Het totaal beschikbare budget: € 167.829.852\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor vmbo, havo of vwo: € 1.937,44\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor praktijkonderwijs: € 2.354,58\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 18524, datum inwerkingtreding 12-06-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.Bijlage 2 komt te luiden:Bijlage2Het totaal beschikbare budget en het bedrag per eenheid onderwijskansenscoreHet totaal beschikbare budget: € 177.361.137,30Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor vmbo, havo of vwo: € 2.047,47Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor praktijkonderwijs: € 2.488,30\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049325/2024-06-12_0/xml/BWBR0049325_2024-06-12_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 18 januari 2024 nr. 43197358, houdende de vaststelling van een nieuwe Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs ter vervanging van de Regeling leerplusarrangement vo (Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs)2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n Gelet op artikel 5.9, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020;\n \n \n Besluit:\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;\n \n \n \n minister: Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;\n \n \n \n onderwijskansenscore: overeenkomstig artikel 5 berekende score van een vestiging die een indicatie geeft van de zwaarte van de problematiek op die vestiging op basis van de aggregatie van de onderwijsscores van de leerlingen van de vestiging;\n \n \n \n onderwijsscore: cijfermatige indicatie van het verwachte risico op onbenut leerpotentieel van een individuele leerling, die op basis van statistische gegevens door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt bepaald;\n \n \n \n school: school of scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;\n \n \n \n schoolplan: schoolplan als bedoeld in artikel 2.88 van de wet;\n \n \n \n teldatum: 1 oktober van het tweede voorafgaande jaar waarop de bekostiging betrekking heeft;\n \n \n \n vestiging: op de teldatum bestaande vestiging van een school als bedoeld in de artikelen 4.13, 4.14 of 4.16 van de wet;\n \n \n \n wet:\n Wet voortgezet onderwijs 2020.\n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Toepassing Kaderregeling\n \n Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Doelomschrijving\n \n De minister verstrekt op grond van deze regeling aanvullende bekostiging, met als doel te voorkomen dat leerlingen, die door omgevingsfactoren een verhoogd risico lopen op het niet optimaal kunnen benutten van hun leerpotentie, afstromen, onnodig doubleren of voortijdig de school verlaten.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Aanvullende bekostiging\n \n \n 1\n De verstrekking van aanvullende bekostiging op grond van deze regeling vindt telkens plaats voor één kalenderjaar.\n \n \n 2\n De aanvullende bekostiging wordt berekend overeenkomstig artikel 5, waarbij gebruik wordt gemaakt van het aantal op de teldatum bekostigde leerlingen per vestiging. Voor de toepassing van deze regeling tellen de leerlingen als bedoeld in artikel 6.10, tweede en derde lid van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 voor 100% mee.\n \n \n 3\n De aanvullende bekostiging wordt uiterlijk vastgesteld in de maand april in het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.\n \n \n 4\n De aanvullende bekostiging wordt betaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang. In de maand waarin de vaststelling en de eerste betaling plaatsvindt wordt ook de bekostiging van de eventueel daaraan voorafgaande maand of maanden betaald.\n \n \n 5\n De aanvullende bekostiging kan uiterlijk in de maand december van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft gewijzigd worden vastgesteld op basis van een bijdrage voor loon- en prijsontwikkeling.\n \n20241852411-06-202430-05-2024VO/4461849820241852411-06-202430-05-2024VO/4461849812-06-202401-01-2024De bedragen zoals die waren vastgesteld voor het kalenderjaar 2023\n blijven van toepassing op het kalenderjaar 2023.\n \n \n Artikel\n 5\n Berekening aanvullende bekostiging\n \n \n 1\n Een vestiging wordt aanvullend bekostigd met een bedrag per eenheid onderwijskansenscore. Indien de vestiging een onderwijskansenscore heeft van nul, of die op grond van het vijfde lid wordt gelijkgesteld aan nul, dan wordt voor de desbetreffende vestiging geen aanvullende bekostiging verstrekt.\n \n \n 2\n Het Centraal Bureau voor de Statistiek berekent jaarlijks de onderwijskansenscore van elke vestiging op basis van de onderwijsscores van de leerlingen die op de teldatum zijn ingeschreven op een vestiging, en maakt deze zo spoedig mogelijk openbaar.\n \n \n 3\n De onderwijskansenscore van een vestiging voor vmbo, havo of vwo is de uitkomst van de formule A − B en wordt als volgt berekend:\n \n \n A =\n som van de uitkomsten van de formule C – D voor alle leerlingen van de vestiging die behoren tot de 15% van alle leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo met de laagste onderwijsscore, waarbij:\n \n \n C =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo;\n \n \n D =\n onderwijsscore van de leerling;\n \n \n B =\n E x F x (C – G) waarbij:\n \n \n E =\n aantal leerlingen van de vestiging;\n \n \n F =\n drempelwaarde van 12%;\n \n \n G =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen die behoren tot de 15% leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo met de laagste onderwijsscore.\n \n \n \n \n 4\n De onderwijskansenscore van een vestiging voor praktijkonderwijs is de uitkomst van de formule A − B en wordt als volgt berekend:\n \n \n A =\n som van de uitkomsten van de formule C – D voor alle leerlingen van de vestiging die behoren tot de 30% van alle leerlingen ingeschreven op het pro met de laagste onderwijsscore, waarbij:\n \n \n C =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen ingeschreven op het pro;\n \n \n D =\n onderwijsscore van de leerling;\n \n \n B =\n E x F x (C – G) waarbij:\n \n \n E =\n aantal leerlingen van de vestiging;\n \n \n F =\n drempelwaarde van 0%;\n \n \n G =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen die behoren tot de 30% leerlingen ingeschreven op het pro met de laagste onderwijsscore.\n \n \n \n \n 5\n De onderwijskansenscore, bedoeld in het tweede lid, wordt rekenkundig afgerond op twee decimalen. Indien de onderwijskansenscore negatief is, wordt deze gelijkgesteld aan nul.\n \n \n 6\n De lijst met onderwijskansenscores wordt jaarlijks uiterlijk op 7 februari in de Staatscourant bekendgemaakt als bijlage 1 bij deze regeling.\n \n \n 7\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore wordt jaarlijks uiterlijk op 7 februari in de Staatscourant bekendgemaakt als bijlage 2 bij deze regeling.\n \n \n 8\n De aanvullende bekostiging voor een vestiging voor vmbo, havo of vwo wordt bepaald door de voor deze vestiging in bijlage 1 opgenomen onderwijskansenscore te vermenigvuldigen met het in bijlage 2 opgenomen bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor vmbo, havo of vwo.\n \n \n 9\n De aanvullende bekostiging voor een vestiging voor praktijkonderwijs wordt bepaald door de voor deze vestiging in bijlage 1 opgenomen onderwijskansenscore te vermenigvuldigen met het in bijlage 2 opgenomen bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor praktijkonderwijs.\n \n \n 10\n Voor de toepassing van deze regeling wordt een vestiging waar zowel praktijkonderwijs als een andere schoolsoort wordt aangeboden, aangemerkt als twee vestigingen, te weten een vestiging voor praktijkonderwijs en een vestiging voor vmbo, havo en vwo.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 6\n Betaling\n \n \n 1\n De minister verstrekt de aanvullende bekostiging voor alle vestigingen met een onderwijskansenscore van hoger dan 0, aan het bevoegd gezag van de school waar de vestiging aan toebehoort op 1 januari van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.\n \n \n 2\n Het recht van het bevoegd gezag op de aanvullende bekostiging voor een school vervalt, indien de school wordt opgeheven of de bekostiging wordt beëindigd.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 7\n Beleid en verantwoording\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van de school geeft in het schoolplan aan hoe het de aanvullende bekostiging op grond van deze regeling inzet voor het onderwijskundig beleid, de bewaking en de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs.\n \n \n 2\n Het bevoegd gezag van de school licht de partijen in de omgeving van de school in over zijn beleid ter zake en betrekt opmerkingen daarover van die partijen herkenbaar bij het bepalen van dat beleid.\n \n \n 3\n Het bevoegd gezag van de school betrekt de inzet van de aanvullende bekostiging op grond van deze regeling bij het overleg met de gemeente over het ondersteunen van leerlingen die door omgevingsfactoren hun potentieel niet waar kunnen maken.\n \n \n 4\n Het bevoegd gezag verstrekt via XBRL aanvullende informatie over de activiteiten die met de aanvullende bekostiging zijn ondernomen, bedoeld in artikel 3.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 8\n Financiële verantwoording\n \n \n 1\n De verantwoording van de besteding van de bekostiging geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.\n \n \n 2\n De aanvullende bekostiging kan ook worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt. Verrekening van de eventueel niet-bestede middelen of overschotten vindt niet plaats.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 9\n Wijziging Regeling aanvullende bekostiging vo-scholen in uitzonderlijke omstandigheden\n \n \n Wijzigt de Regeling aanvullende bekostiging vo-scholen in uitzonderlijke omstandigheden.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735802-02-2024\n \n \n Artikel\n 10\n Intrekking Regeling leerplusarrangement vo\n \n De Regeling leerplusarrangement vo wordt ingetrokken.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 11\n Inwerkingtreding\n \n \n 1\n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2024 en werkt terug tot en met 1 januari 2024.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid treedt artikel 9 in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 12\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n M.L.J.\n Paul\n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Bijlage\n 1\n Onderwijskansenscore per vestiging\n \n Onderwijskansenscores voor vmbo, havo en/of vwo\n \n \n \n \n \n \n \n Vestigingsnummer\n \n \n Onderwijskansenscore\n \n \n \n \n \n \n 00AH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AH07\n \n \n 181,7\n \n \n \n \n 00AH08\n \n \n 27,01\n \n \n \n \n 00AH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AH11\n \n \n 279,14\n \n \n \n \n 00AH17\n \n \n 203,84\n \n \n \n \n 00AH18\n \n \n 13,52\n \n \n \n \n 00AH19\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AQ00\n \n \n 1,06\n \n \n \n \n 00BD00\n \n \n 119,16\n \n \n \n \n 00BD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB04\n \n \n 1,42\n \n \n \n \n 00DI00\n \n \n 34,57\n \n \n \n \n 00DI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI03\n \n \n 10,86\n \n \n \n \n 00DI04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI06\n \n \n 2,38\n \n \n \n \n 00EF00\n \n \n 110,91\n \n \n \n \n 00HI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00HI03\n \n \n 97,81\n \n \n \n \n 00IP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JR00\n \n \n 9,29\n \n \n \n \n 00JT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JT02\n \n \n 9,15\n \n \n \n \n 00JT03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JT06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00KV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ01\n \n \n 2,26\n \n \n \n \n 00LJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ05\n \n \n 16,25\n \n \n \n \n 00MK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML02\n \n \n 44,02\n \n \n \n \n 00ML05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML09\n \n \n 136,45\n \n \n \n \n 00ML12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MV00\n \n \n 34,62\n \n \n \n \n 00MV01\n \n \n 209,13\n \n \n \n \n 00MV02\n \n \n 116,38\n \n \n \n \n 00MV06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MV07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00NE00\n \n \n 34,76\n \n \n \n \n 00NE02\n \n \n 226,64\n \n \n \n \n 00OB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00OB03\n \n \n 94,82\n \n \n \n \n 00PF00\n \n \n 106,58\n \n \n \n \n 00PG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG02\n \n \n 8,42\n \n \n \n \n 00PG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS04\n \n \n 131,6\n \n \n \n \n 00PS05\n \n \n 46,1\n \n \n \n \n 00PS06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS10\n \n \n 10,23\n \n \n \n \n 00RO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RO03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RZ01\n \n \n 17,19\n \n \n \n \n 00RZ07\n \n \n 77,23\n \n \n \n \n 00SZ00\n \n \n 5,8\n \n \n \n \n 00TL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TU01\n \n \n 16,16\n \n \n \n \n 00UM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00UZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00UZ04\n \n \n 68,66\n \n \n \n \n 00VR00\n \n \n 50,83\n \n \n \n \n 00VY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00VY04\n \n \n 157,17\n \n \n \n \n 00WD00\n \n \n 301,45\n \n \n \n \n 00WH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00WH02\n \n \n 3,46\n \n \n \n \n 00WI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00WI04\n \n \n 59,09\n \n \n \n \n 00XA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00XA01\n \n \n 128,07\n \n \n \n \n 00XK00\n \n \n 60,62\n \n \n \n \n 00XK02\n \n \n 169,55\n \n \n \n \n 00YH00\n \n \n 36,43\n \n \n \n \n 00YH01\n \n \n 30,05\n \n \n \n \n 00YH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YH05\n \n \n 13,1\n \n \n \n \n 00YH06\n \n \n 26,79\n \n \n \n \n 00YH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YO00\n \n \n 1,01\n \n \n \n \n 00ZD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZO00\n \n \n 202,52\n \n \n \n \n 00ZV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZV02\n \n \n 27,24\n \n \n \n \n 00ZV05\n \n \n 8,38\n \n \n \n \n 00ZX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZX02\n \n \n 6,02\n \n \n \n \n 00ZX03\n \n \n 45,35\n \n \n \n \n 00ZX08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZX10\n \n \n 1,28\n \n \n \n \n 01AA57\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA59\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA60\n \n \n 52,3\n \n \n \n \n 01AA61\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA62\n \n \n 149,86\n \n \n \n \n 01AA68\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01BE00\n \n \n 25,68\n \n \n \n \n 01EO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01EO01\n \n \n 108,84\n \n \n \n \n 01EO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01EO06\n \n \n 130,52\n \n \n \n \n 01EO08\n \n \n 20,77\n \n \n \n \n 01EO12\n \n \n 2,31\n \n \n \n \n 01ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FP00\n \n \n 211,97\n \n \n \n \n 01FP01\n \n \n 105,29\n \n \n \n \n 01FP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FP05\n \n \n 25,52\n \n \n \n \n 01FP06\n \n \n 16,13\n \n \n \n \n 01FU00\n \n \n 76,56\n \n \n \n \n 01FU01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FU04\n \n \n 25,06\n \n \n \n \n 01FY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GH01\n \n \n 41,78\n \n \n \n \n 01GH04\n \n \n 123,68\n \n \n \n \n 01GL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GN00\n \n \n 112,33\n \n \n \n \n 01GV00\n \n \n 32,47\n \n \n \n \n 01GX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GX02\n \n \n 7,02\n \n \n \n \n 01GX03\n \n \n 86,11\n \n \n \n \n 01IW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01IW03\n \n \n 20,27\n \n \n \n \n 01KF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KF04\n \n \n 44,36\n \n \n \n \n 01KL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL06\n \n \n 32,41\n \n \n \n \n 01KL07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL08\n \n \n 136,83\n \n \n \n \n 01KL09\n \n \n 14,93\n \n \n \n \n 01KL10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL14\n \n \n 26,38\n \n \n \n \n 01KL18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01LZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01LZ01\n \n \n 2,45\n \n \n \n \n 01LZ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01MB00\n \n \n 19,68\n \n \n \n \n 01MO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01MU00\n \n \n 158,79\n \n \n \n \n 01NJ01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ02\n \n \n 6,96\n \n \n \n \n 01NJ08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ10\n \n \n 35,98\n \n \n \n \n 01NJ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ15\n \n \n 2\n \n \n \n \n 01NZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE03\n \n \n 49,65\n \n \n \n \n 01OE05\n \n \n 21,53\n \n \n \n \n 01OE06\n \n \n 71,85\n \n \n \n \n 01OE07\n \n \n 59,43\n \n \n \n \n 01OE12\n \n \n 141,04\n \n \n \n \n 01OE13\n \n \n 41,69\n \n \n \n \n 01OE16\n \n \n 42,74\n \n \n \n \n 01OE17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE18\n \n \n 176,34\n \n \n \n \n 01OE21\n \n \n 47,84\n \n \n \n \n 01OE22\n \n \n 181,79\n \n \n \n \n 01OE23\n \n \n 49,48\n \n \n \n \n 01OE25\n \n \n 50,44\n \n \n \n \n 01OE26\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE27\n \n \n 20,36\n \n \n \n \n 01OE28\n \n \n 115,44\n \n \n \n \n 01OE30\n \n \n 20,36\n \n \n \n \n 01OE32\n \n \n 3,48\n \n \n \n \n 01OE33\n \n \n 8,26\n \n \n \n \n 01OE37\n \n \n 40,05\n \n \n \n \n 01OE49\n \n \n 49,62\n \n \n \n \n 01OE50\n \n \n 40,07\n \n \n \n \n 01OE51\n \n \n 107,8\n \n \n \n \n 01OE54\n \n \n 13,2\n \n \n \n \n 01OE57\n \n \n 4,56\n \n \n \n \n 01OE58\n \n \n 130,99\n \n \n \n \n 01OE59\n \n \n 127,29\n \n \n \n \n 01OE60\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01TC00\n \n \n 558,98\n \n \n \n \n 01UH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ00\n \n \n 114,22\n \n \n \n \n 01VJ01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ03\n \n \n 76,72\n \n \n \n \n 01VJ04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ05\n \n \n 136,27\n \n \n \n \n 01VJ14\n \n \n 125,83\n \n \n \n \n 01VN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VN03\n \n \n 268,26\n \n \n \n \n 01VN04\n \n \n 167,65\n \n \n \n \n 01WM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XF01\n \n \n 52,95\n \n \n \n \n 01XL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XN00\n \n \n 6,07\n \n \n \n \n 01XN01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XN02\n \n \n 47,12\n \n \n \n \n 01XN07\n \n \n 74,37\n \n \n \n \n 01XN09\n \n \n 38,2\n \n \n \n \n 01XN10\n \n \n 143,07\n \n \n \n \n 02AN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02AP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02AR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02CI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02CI01\n \n \n 154,39\n \n \n \n \n 02CI02\n \n \n 72,28\n \n \n \n \n 02CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DC00\n \n \n 87,27\n \n \n \n \n 02DC03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DF00\n \n \n 1,94\n \n \n \n \n 02DO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DO01\n \n \n 94,91\n \n \n \n \n 02DO02\n \n \n 2,06\n \n \n \n \n 02DO03\n \n \n 86,06\n \n \n \n \n 02DQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DZ02\n \n \n 157,58\n \n \n \n \n 02DZ04\n \n \n 32,62\n \n \n \n \n 02DZ10\n \n \n 19,62\n \n \n \n \n 02EA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EA02\n \n \n 1,68\n \n \n \n \n 02EA03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EB04\n \n \n 6,82\n \n \n \n \n 02EB07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EK00\n \n \n 30,86\n \n \n \n \n 02EK01\n \n \n 100,93\n \n \n \n \n 02EK02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EX00\n \n \n 141,03\n \n \n \n \n 02EX04\n \n \n 6,82\n \n \n \n \n 02EX05\n \n \n 34,22\n \n \n \n \n 02EX07\n \n \n 195,74\n \n \n \n \n 02FB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02FY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02FY01\n \n \n 121,91\n \n \n \n \n 02FY02\n \n \n 86,4\n \n \n \n \n 02FY07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GJ01\n \n \n 12,14\n \n \n \n \n 02GN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP05\n \n \n 24,37\n \n \n \n \n 02GP06\n \n \n 24,45\n \n \n \n \n 02GS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02HI00\n \n \n 124,72\n \n \n \n \n 02HI06\n \n \n 33,46\n \n \n \n \n 02HI08\n \n \n 197,78\n \n \n \n \n 02IB00\n \n \n 115,99\n \n \n \n \n 02IB05\n \n \n 74,44\n \n \n \n \n 02IB07\n \n \n 44,38\n \n \n \n \n 02IC00\n \n \n 73,91\n \n \n \n \n 02IC01\n \n \n 0,62\n \n \n \n \n 02JG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02JG04\n \n \n 61,38\n \n \n \n \n 02JG05\n \n \n 25,84\n \n \n \n \n 02JG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB00\n \n \n 32,1\n \n \n \n \n 02KB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB06\n \n \n 99,49\n \n \n \n \n 02KB08\n \n \n 50,27\n \n \n \n \n 02KM00\n \n \n 312,89\n \n \n \n \n 02KR00\n \n \n 7,55\n \n \n \n \n 02LB00\n \n \n 584,53\n \n \n \n \n 02LB01\n \n \n 71,25\n \n \n \n \n 02LB08\n \n \n 473,83\n \n \n \n \n 02LG00\n \n \n 32,39\n \n \n \n \n 02LG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02LG08\n \n \n 79,99\n \n \n \n \n 02LG09\n \n \n 89,9\n \n \n \n \n 02ME00\n \n \n 119,58\n \n \n \n \n 02ME01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ME02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02MF00\n \n \n 182,32\n \n \n \n \n 02MU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ01\n \n \n 156,44\n \n \n \n \n 02NZ09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ10\n \n \n 224,05\n \n \n \n \n 02NZ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ14\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02PA00\n \n \n 84,47\n \n \n \n \n 02QN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QN02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX01\n \n \n 23,63\n \n \n \n \n 02QX03\n \n \n 191,89\n \n \n \n \n 02QX06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA01\n \n \n 116,46\n \n \n \n \n 02RA02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02SB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ST00\n \n \n 40,78\n \n \n \n \n 02ST04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ST05\n \n \n 10,46\n \n \n \n \n 02SY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TC03\n \n \n 244,83\n \n \n \n \n 02TC04\n \n \n 85,95\n \n \n \n \n 02TD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TD03\n \n \n 22,88\n \n \n \n \n 02TD04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UE00\n \n \n 3,91\n \n \n \n \n 02UG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02US00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02US04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UX00\n \n \n 5,06\n \n \n \n \n 02UX01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UX06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VA01\n \n \n 84,35\n \n \n \n \n 02VB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB07\n \n \n 45,96\n \n \n \n \n 02VB16\n \n \n 18,81\n \n \n \n \n 02VC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VC02\n \n \n 113,45\n \n \n \n \n 02VC03\n \n \n 23,24\n \n \n \n \n 02VC08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VC09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VD04\n \n \n 19,56\n \n \n \n \n 02VD05\n \n \n 7\n \n \n \n \n 02VE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG04\n \n \n 201,82\n \n \n \n \n 02VG05\n \n \n 381,95\n \n \n \n \n 02VG08\n \n \n 507,07\n \n \n \n \n 02VG10\n \n \n 123,2\n \n \n \n \n 02VG11\n \n \n 77,57\n \n \n \n \n 02VG14\n \n \n 3,04\n \n \n \n \n 02VG15\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG22\n \n \n 171,75\n \n \n \n \n 02VG25\n \n \n 47,91\n \n \n \n \n 02VJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VJ03\n \n \n 29,02\n \n \n \n \n 02VJ06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VJ07\n \n \n 46,67\n \n \n \n \n 02VJ08\n \n \n 4,76\n \n \n \n \n 02VM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VN01\n \n \n 99,9\n \n \n \n \n 02VO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VQ00\n \n \n 161,89\n \n \n \n \n 02VQ01\n \n \n 334,55\n \n \n \n \n 02VR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR02\n \n \n 114,09\n \n \n \n \n 02VR04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT01\n \n \n 31,04\n \n \n \n \n 02VT02\n \n \n 107,33\n \n \n \n \n 02VT04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT06\n \n \n 33,81\n \n \n \n \n 02XJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02XJ02\n \n \n 61,75\n \n \n \n \n 02XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02YH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR03\n \n \n 0,03\n \n \n \n \n 03AM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03AQ00\n \n \n 425,47\n \n \n \n \n 03FO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03FO01\n \n \n 107,18\n \n \n \n \n 03FO04\n \n \n 12,48\n \n \n \n \n 03JY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03JY01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03JY02\n \n \n 19,92\n \n \n \n \n 03JY03\n \n \n 7,36\n \n \n \n \n 03JY06\n \n \n 13,5\n \n \n \n \n 03JY07\n \n \n 1,22\n \n \n \n \n 03JY08\n \n \n 1,96\n \n \n \n \n 03KN00\n \n \n 18,19\n \n \n \n \n 03OY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RR04\n \n \n 86,87\n \n \n \n \n 03RU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RU02\n \n \n 87,39\n \n \n \n \n 03WO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03WO01\n \n \n 47,75\n \n \n \n \n 03WO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03WO03\n \n \n 24,45\n \n \n \n \n 03XF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XF04\n \n \n 52,23\n \n \n \n \n 03XF05\n \n \n 220,01\n \n \n \n \n 03XM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XS02\n \n \n 76,93\n \n \n \n \n 03XS03\n \n \n 7,62\n \n \n \n \n 03XS08\n \n \n 136,56\n \n \n \n \n 04DF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04DF01\n \n \n 15,57\n \n \n \n \n 04DS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU08\n \n \n 38,43\n \n \n \n \n 04HR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04HR04\n \n \n 102,83\n \n \n \n \n 04HR07\n \n \n 256,53\n \n \n \n \n 04IX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04IX01\n \n \n 124,38\n \n \n \n \n 04OY00\n \n \n 16\n \n \n \n \n 04OY02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04SU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04SU02\n \n \n 61,9\n \n \n \n \n 04XU00\n \n \n 94,8\n \n \n \n \n 04YE00\n \n \n 99,54\n \n \n \n \n 04YE01\n \n \n 28,32\n \n \n \n \n 04YE02\n \n \n 60,49\n \n \n \n \n 04YE03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04YE08\n \n \n 335,62\n \n \n \n \n 04YE11\n \n \n 6,38\n \n \n \n \n 04YX00\n \n \n 74,65\n \n \n \n \n 04YX02\n \n \n 36,85\n \n \n \n \n 05AV00\n \n \n 67,33\n \n \n \n \n 05AV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05AV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05AV03\n \n \n 25,94\n \n \n \n \n 05AV04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05AX00\n \n \n 158\n \n \n \n \n 05EA14\n \n \n 114,21\n \n \n \n \n 05EA16\n \n \n 156,8\n \n \n \n \n 05FB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05FB01\n \n \n 3,27\n \n \n \n \n 05FB07\n \n \n 10,45\n \n \n \n \n 05FB08\n \n \n 30,77\n \n \n \n \n 05FE00\n \n \n 107,41\n \n \n \n \n 05FF00\n \n \n 255,23\n \n \n \n \n 05FF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05FJ00\n \n \n 129,9\n \n \n \n \n 05FJ01\n \n \n 33,68\n \n \n \n \n 05FJ11\n \n \n 18,45\n \n \n \n \n 05FJ12\n \n \n 153,91\n \n \n \n \n 05OH00\n \n \n 86,38\n \n \n \n \n 05OH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05OH07\n \n \n 11,08\n \n \n \n \n 05PL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05RA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05RA01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05TA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05XJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06HF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06HF02\n \n \n 150,73\n \n \n \n \n 06SU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06WY00\n \n \n 57,51\n \n \n \n \n 06XL00\n \n \n 122,83\n \n \n \n \n 07BQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07FH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07KP00\n \n \n 36,71\n \n \n \n \n 07MU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07PK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07PK04\n \n \n 5,81\n \n \n \n \n 07PK05\n \n \n 131,62\n \n \n \n \n 07PK07\n \n \n 51,54\n \n \n \n \n 08CU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08LP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08LP01\n \n \n 2,65\n \n \n \n \n 08LP02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08SG00\n \n \n 16,48\n \n \n \n \n 08SG01\n \n \n 175,43\n \n \n \n \n 08SG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08VU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08VU02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 09VG00\n \n \n 96,49\n \n \n \n \n 10AN00\n \n \n 34,95\n \n \n \n \n 10AN03\n \n \n 71,14\n \n \n \n \n 10AN04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 10LU00\n \n \n 180,83\n \n \n \n \n 11NY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 11ZH00\n \n \n 25,56\n \n \n \n \n 12IR00\n \n \n 88,27\n \n \n \n \n 12IR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 12IR11\n \n \n 68,51\n \n \n \n \n 12RB00\n \n \n 145,84\n \n \n \n \n 13EE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13JO00\n \n \n 49,79\n \n \n \n \n 13OR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13OR01\n \n \n 55,55\n \n \n \n \n 13OR03\n \n \n 11,37\n \n \n \n \n 13PE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13PE01\n \n \n 52,78\n \n \n \n \n 13WH00\n \n \n 73,87\n \n \n \n \n 13ZU00\n \n \n 41,39\n \n \n \n \n 13ZU02\n \n \n 121,9\n \n \n \n \n 13ZU03\n \n \n 64,28\n \n \n \n \n 14DC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14DC02\n \n \n 19,23\n \n \n \n \n 14DC06\n \n \n 2,53\n \n \n \n \n 14FW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW02\n \n \n 45,92\n \n \n \n \n 14FW04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW05\n \n \n 7,51\n \n \n \n \n 14LF00\n \n \n 89,01\n \n \n \n \n 14NQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14NS00\n \n \n 15,87\n \n \n \n \n 14OY00\n \n \n 230,37\n \n \n \n \n 14PS00\n \n \n 52,23\n \n \n \n \n 14PS03\n \n \n 39,72\n \n \n \n \n 14QT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RC00\n \n \n 29,96\n \n \n \n \n 14RC02\n \n \n 154,11\n \n \n \n \n 14RC03\n \n \n 67,59\n \n \n \n \n 14RC04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RC06\n \n \n 98,99\n \n \n \n \n 14RC13\n \n \n 60,2\n \n \n \n \n 14RC14\n \n \n 18,24\n \n \n \n \n 14RC15\n \n \n 32,82\n \n \n \n \n 14RF00\n \n \n 202,16\n \n \n \n \n 14RF03\n \n \n 160,72\n \n \n \n \n 14RF04\n \n \n 252,22\n \n \n \n \n 14RF05\n \n \n 98,68\n \n \n \n \n 14RF06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RF08\n \n \n 62,38\n \n \n \n \n 14RL00\n \n \n 175,61\n \n \n \n \n 14RL03\n \n \n 25,51\n \n \n \n \n 14RL06\n \n \n 20,77\n \n \n \n \n 14RP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RP02\n \n \n 40,7\n \n \n \n \n 14RP03\n \n \n 79,23\n \n \n \n \n 14RR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RR01\n \n \n 44\n \n \n \n \n 14SE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SF00\n \n \n 169,14\n \n \n \n \n 14SF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM05\n \n \n 77,49\n \n \n \n \n 14SM13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM14\n \n \n 150,52\n \n \n \n \n 14SW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14TA00\n \n \n 103,43\n \n \n \n \n 14TD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14UM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14UM01\n \n \n 6,26\n \n \n \n \n 14UM02\n \n \n 100,18\n \n \n \n \n 14VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14VY00\n \n \n 76,17\n \n \n \n \n 14WE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14YD03\n \n \n 106,62\n \n \n \n \n 14YD06\n \n \n 69,62\n \n \n \n \n 14YD09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH00\n \n \n 172,69\n \n \n \n \n 15BH01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15EO00\n \n \n 120,55\n \n \n \n \n 15EO01\n \n \n 103,4\n \n \n \n \n 15HX00\n \n \n 113,45\n \n \n \n \n 15HX02\n \n \n 166,85\n \n \n \n \n 15HX03\n \n \n 1,39\n \n \n \n \n 15JM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15KR00\n \n \n 204,46\n \n \n \n \n 15KR05\n \n \n 36,01\n \n \n \n \n 15KR06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15KR09\n \n \n 60,34\n \n \n \n \n 15KR10\n \n \n 334,67\n \n \n \n \n 15KR11\n \n \n 8,21\n \n \n \n \n 15KR12\n \n \n 81,58\n \n \n \n \n 15KR14\n \n \n 5,98\n \n \n \n \n 15OM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15OM01\n \n \n 85,78\n \n \n \n \n 15QW00\n \n \n 43,14\n \n \n \n \n 15SC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15VQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15XV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15XV01\n \n \n 45,19\n \n \n \n \n 16AW00\n \n \n 240,11\n \n \n \n \n 16AW01\n \n \n 87,59\n \n \n \n \n 16AW06\n \n \n 102,99\n \n \n \n \n 16CX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16CX04\n \n \n 51,38\n \n \n \n \n 16CX08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16EI00\n \n \n 231,05\n \n \n \n \n 16FP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16FP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16FP05\n \n \n 134,65\n \n \n \n \n 16GZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16GZ03\n \n \n 6,39\n \n \n \n \n 16IH00\n \n \n 23,87\n \n \n \n \n 16IH03\n \n \n 118,51\n \n \n \n \n 16KP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16MQ00\n \n \n 141,35\n \n \n \n \n 16NK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16NK01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX02\n \n \n 57,17\n \n \n \n \n 16OX03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX04\n \n \n 30,12\n \n \n \n \n 16OX09\n \n \n 114,32\n \n \n \n \n 16OX10\n \n \n 152,47\n \n \n \n \n 16OX11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PE01\n \n \n 36,77\n \n \n \n \n 16PI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PI03\n \n \n 31,2\n \n \n \n \n 16PI04\n \n \n 13,98\n \n \n \n \n 16PI05\n \n \n 37,06\n \n \n \n \n 16PK00\n \n \n 95,62\n \n \n \n \n 16PK07\n \n \n 136,56\n \n \n \n \n 16PK10\n \n \n 158,55\n \n \n \n \n 16PN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS07\n \n \n 24,38\n \n \n \n \n 16PS08\n \n \n 539,09\n \n \n \n \n 16PS16\n \n \n 61,64\n \n \n \n \n 16PS17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS19\n \n \n 170,13\n \n \n \n \n 16QA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16QA01\n \n \n 75,52\n \n \n \n \n 16QH00\n \n \n 3,46\n \n \n \n \n 16QH01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RT01\n \n \n 28,66\n \n \n \n \n 16SK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16SK01\n \n \n 7,1\n \n \n \n \n 16SK05\n \n \n 87\n \n \n \n \n 16SK07\n \n \n 28,94\n \n \n \n \n 16SL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16ST00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16SW00\n \n \n 43,11\n \n \n \n \n 16SW03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VK01\n \n \n 61,25\n \n \n \n \n 16VK02\n \n \n 20,45\n \n \n \n \n 16VK03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VM00\n \n \n 238,87\n \n \n \n \n 16VM07\n \n \n 24,45\n \n \n \n \n 16VP00\n \n \n 78,52\n \n \n \n \n 16XD00\n \n \n 166,79\n \n \n \n \n 16YC00\n \n \n 111,31\n \n \n \n \n 16YV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16YV01\n \n \n 76,41\n \n \n \n \n 16YV02\n \n \n 47,68\n \n \n \n \n 16YV04\n \n \n 35,12\n \n \n \n \n 16YV10\n \n \n 128,59\n \n \n \n \n 16ZK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16ZK01\n \n \n 0,2\n \n \n \n \n 16ZK02\n \n \n 30,74\n \n \n \n \n 17AA00\n \n \n 34,22\n \n \n \n \n 17AA03\n \n \n 108,38\n \n \n \n \n 17AN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17AN01\n \n \n 53,32\n \n \n \n \n 17AY00\n \n \n 28,4\n \n \n \n \n 17AY04\n \n \n 89,43\n \n \n \n \n 17BI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17BI02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17BI06\n \n \n 117,4\n \n \n \n \n 17BZ00\n \n \n 20,37\n \n \n \n \n 17BZ02\n \n \n 19,03\n \n \n \n \n 17BZ03\n \n \n 20,44\n \n \n \n \n 17BZ04\n \n \n 7,06\n \n \n \n \n 17CK00\n \n \n 14,87\n \n \n \n \n 17CK01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17CR00\n \n \n 144,49\n \n \n \n \n 17DD00\n \n \n 12,63\n \n \n \n \n 17DN00\n \n \n 316,52\n \n \n \n \n 17DN01\n \n \n 40,7\n \n \n \n \n 17GM00\n \n \n 62,67\n \n \n \n \n 17GM02\n \n \n 53,05\n \n \n \n \n 17GT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17GT02\n \n \n 17,19\n \n \n \n \n 17HB00\n \n \n 474,61\n \n \n \n \n 17HB06\n \n \n 459,68\n \n \n \n \n 17HB07\n \n \n 103,96\n \n \n \n \n 17HH00\n \n \n 61,99\n \n \n \n \n 17HN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17HN02\n \n \n 42,36\n \n \n \n \n 17HR00\n \n \n 420,09\n \n \n \n \n 17HR02\n \n \n 448,51\n \n \n \n \n 17HR05\n \n \n 322,41\n \n \n \n \n 17HX00\n \n \n 15,13\n \n \n \n \n 17IM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IM01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IM02\n \n \n 161,88\n \n \n \n \n 17IM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IR00\n \n \n 62,95\n \n \n \n \n 17IR01\n \n \n 7,59\n \n \n \n \n 17IR02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17JB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17JB01\n \n \n 137,22\n \n \n \n \n 17JB02\n \n \n 123,82\n \n \n \n \n 17JY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17KF00\n \n \n 54,66\n \n \n \n \n 17KY00\n \n \n 65,58\n \n \n \n \n 17VF00\n \n \n 275,03\n \n \n \n \n 17VF02\n \n \n 255,32\n \n \n \n \n 17VF03\n \n \n 196,44\n \n \n \n \n 17VF04\n \n \n 2,68\n \n \n \n \n 17VF06\n \n \n 80,25\n \n \n \n \n 17VF08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN00\n \n \n 5,49\n \n \n \n \n 17VN01\n \n \n 116,84\n \n \n \n \n 17VN05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN09\n \n \n 219,59\n \n \n \n \n 17VP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VP02\n \n \n 91,56\n \n \n \n \n 17VS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VS02\n \n \n 7,26\n \n \n \n \n 17VS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17WP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17WQ00\n \n \n 105,56\n \n \n \n \n 17WQ08\n \n \n 359,32\n \n \n \n \n 17XU00\n \n \n 78,84\n \n \n \n \n 17XU01\n \n \n 113,88\n \n \n \n \n 17YF00\n \n \n 402,84\n \n \n \n \n 17YF02\n \n \n 264,87\n \n \n \n \n 17YS00\n \n \n 569,31\n \n \n \n \n 17YS02\n \n \n 179,75\n \n \n \n \n 17YS03\n \n \n 49,88\n \n \n \n \n 17YS04\n \n \n 305,24\n \n \n \n \n 17YS08\n \n \n 148,26\n \n \n \n \n 17YS12\n \n \n 4,26\n \n \n \n \n 17YS18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17YS21\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17YS22\n \n \n 31,42\n \n \n \n \n 18AN00\n \n \n 633,27\n \n \n \n \n 18CH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18CH02\n \n \n 267,14\n \n \n \n \n 18CH03\n \n \n 64,5\n \n \n \n \n 18CH09\n \n \n 306,52\n \n \n \n \n 18CV00\n \n \n 48,07\n \n \n \n \n 18DD00\n \n \n 35,99\n \n \n \n \n 18DD02\n \n \n 161,9\n \n \n \n \n 18DD06\n \n \n 114,67\n \n \n \n \n 18DO00\n \n \n 24,1\n \n \n \n \n 18DO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18DQ00\n \n \n 326,74\n \n \n \n \n 18GC00\n \n \n 22,53\n \n \n \n \n 18TR00\n \n \n 110,79\n \n \n \n \n 18TR01\n \n \n 47,58\n \n \n \n \n 18TR02\n \n \n 110,42\n \n \n \n \n 18TR03\n \n \n 111,73\n \n \n \n \n 18TR07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18TR11\n \n \n 88,31\n \n \n \n \n 18TR12\n \n \n 31,41\n \n \n \n \n 18TR13\n \n \n 126,96\n \n \n \n \n 18WS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18WS04\n \n \n 24,4\n \n \n \n \n 18XR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18XU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18XU01\n \n \n 37,37\n \n \n \n \n 18XX00\n \n \n 106,94\n \n \n \n \n 19DH00\n \n \n 84,23\n \n \n \n \n 19EN00\n \n \n 45,37\n \n \n \n \n 19EQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW01\n \n \n 10,8\n \n \n \n \n 19EW03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW05\n \n \n 23,2\n \n \n \n \n 19FF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19FF04\n \n \n 22,52\n \n \n \n \n 19GY00\n \n \n 203,17\n \n \n \n \n 19GY04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19GY05\n \n \n 58,42\n \n \n \n \n 19GY06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19GY08\n \n \n 115,87\n \n \n \n \n 19HG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HG02\n \n \n 29,96\n \n \n \n \n 19HG04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HG06\n \n \n 45,79\n \n \n \n \n 19HG10\n \n \n 94,67\n \n \n \n \n 19HG11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HR00\n \n \n 317,64\n \n \n \n \n 19HV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HY00\n \n \n 1,57\n \n \n \n \n 19IP00\n \n \n 42,21\n \n \n \n \n 19IW00\n \n \n 2,46\n \n \n \n \n 19IW02\n \n \n 22,46\n \n \n \n \n 19IW04\n \n \n 120,05\n \n \n \n \n 19IW05\n \n \n 92,78\n \n \n \n \n 19KM00\n \n \n 434,04\n \n \n \n \n 19KZ00\n \n \n 37,17\n \n \n \n \n 19LO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19PV00\n \n \n 79,71\n \n \n \n \n 19QA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19QA04\n \n \n 45,95\n \n \n \n \n 19QC00\n \n \n 1,63\n \n \n \n \n 19RX00\n \n \n 40,83\n \n \n \n \n 19RX01\n \n \n 33,75\n \n \n \n \n 19RX02\n \n \n 11,46\n \n \n \n \n 19RX05\n \n \n 118,92\n \n \n \n \n 19TI00\n \n \n 9,49\n \n \n \n \n 19TI03\n \n \n 133,51\n \n \n \n \n 19TI05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19TI06\n \n \n 56,16\n \n \n \n \n 19XH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH01\n \n \n 65,34\n \n \n \n \n 19XH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH04\n \n \n 254,84\n \n \n \n \n 19XH05\n \n \n 90,57\n \n \n \n \n 19XH08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XS01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XV00\n \n \n 115,32\n \n \n \n \n 19XV02\n \n \n 23,89\n \n \n \n \n 19XY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZP00\n \n \n 261,09\n \n \n \n \n 19ZP03\n \n \n 98,15\n \n \n \n \n 19ZP04\n \n \n 119,65\n \n \n \n \n 19ZP05\n \n \n 44,96\n \n \n \n \n 19ZP06\n \n \n 133,93\n \n \n \n \n 19ZQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZQ02\n \n \n 28,49\n \n \n \n \n 19ZU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZX01\n \n \n 28,85\n \n \n \n \n 20AA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AB00\n \n \n 22,83\n \n \n \n \n 20AB04\n \n \n 116,97\n \n \n \n \n 20AB08\n \n \n 123,38\n \n \n \n \n 20AD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AD03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AE00\n \n \n 73,41\n \n \n \n \n 20AE01\n \n \n 37,87\n \n \n \n \n 20AI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AM00\n \n \n 320,25\n \n \n \n \n 20AT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AT01\n \n \n 25,87\n \n \n \n \n 20AT03\n \n \n 127,13\n \n \n \n \n 20AT04\n \n \n 40,33\n \n \n \n \n 20AT07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BC01\n \n \n 450,3\n \n \n \n \n 20BH00\n \n \n 208,52\n \n \n \n \n 20BK00\n \n \n 84,03\n \n \n \n \n 20BK01\n \n \n 474,38\n \n \n \n \n 20BK03\n \n \n 20,31\n \n \n \n \n 20BQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CJ00\n \n \n 93,33\n \n \n \n \n 20CJ04\n \n \n 253,22\n \n \n \n \n 20CJ10\n \n \n 134,87\n \n \n \n \n 20CJ11\n \n \n 117,21\n \n \n \n \n 20CK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CM00\n \n \n 56,48\n \n \n \n \n 20CM01\n \n \n 47,24\n \n \n \n \n 20CM03\n \n \n 10,99\n \n \n \n \n 20CM07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CM08\n \n \n 59,44\n \n \n \n \n 20CM09\n \n \n 79,09\n \n \n \n \n 20CM10\n \n \n 5,17\n \n \n \n \n 20CN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CN02\n \n \n 98,45\n \n \n \n \n 20CN05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CP00\n \n \n 115,64\n \n \n \n \n 20CP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CQ00\n \n \n 720,65\n \n \n \n \n 20CQ01\n \n \n 169,31\n \n \n \n \n 20CQ04\n \n \n 448,52\n \n \n \n \n 20CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CR01\n \n \n 44,48\n \n \n \n \n 20CR03\n \n \n 5,75\n \n \n \n \n 20CR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CR06\n \n \n 143,83\n \n \n \n \n 20CR07\n \n \n 60,39\n \n \n \n \n 20CS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CS04\n \n \n 68,45\n \n \n \n \n 20CS07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DB03\n \n \n 165,6\n \n \n \n \n 20DB11\n \n \n 8,86\n \n \n \n \n 20DC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DF01\n \n \n 136,19\n \n \n \n \n 20DF09\n \n \n 224,31\n \n \n \n \n 20DG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH06\n \n \n 101,91\n \n \n \n \n 20DH08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH11\n \n \n 119,03\n \n \n \n \n 20DH12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL03\n \n \n 87,28\n \n \n \n \n 20DL04\n \n \n 16,66\n \n \n \n \n 20DL06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL13\n \n \n 3,94\n \n \n \n \n 20DL16\n \n \n 115,39\n \n \n \n \n 20DL21\n \n \n 49,71\n \n \n \n \n 20DP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EI01\n \n \n 171,34\n \n \n \n \n 20EI02\n \n \n 2,36\n \n \n \n \n 20EI03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EK00\n \n \n 22,76\n \n \n \n \n 20EK07\n \n \n 28,12\n \n \n \n \n 20EK08\n \n \n 107,3\n \n \n \n \n 20EM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EM01\n \n \n 342,03\n \n \n \n \n 20EM03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EM04\n \n \n 94,68\n \n \n \n \n 20EO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER08\n \n \n 21,47\n \n \n \n \n 20ER09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY07\n \n \n 171,11\n \n \n \n \n 20EY09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY10\n \n \n 117,63\n \n \n \n \n 20FR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20FR02\n \n \n 26,78\n \n \n \n \n 20FR04\n \n \n 209,95\n \n \n \n \n 20FR07\n \n \n 30,33\n \n \n \n \n 20FR08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20FR12\n \n \n 17,62\n \n \n \n \n 20GA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20GD00\n \n \n 294,01\n \n \n \n \n 20GD01\n \n \n 355,73\n \n \n \n \n 20GS00\n \n \n 17,27\n \n \n \n \n 20IB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20IB03\n \n \n 112,61\n \n \n \n \n 20IS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20JX00\n \n \n 272,31\n \n \n \n \n 20JX02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20JX04\n \n \n 61,03\n \n \n \n \n 20KA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20KQ00\n \n \n 21,84\n \n \n \n \n 20KQ04\n \n \n 142,81\n \n \n \n \n 20KQ06\n \n \n 78,52\n \n \n \n \n 20KZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LA02\n \n \n 48,25\n \n \n \n \n 20LA03\n \n \n 23,59\n \n \n \n \n 20LA05\n \n \n 54,86\n \n \n \n \n 20LA06\n \n \n 10,08\n \n \n \n \n 20LA07\n \n \n 0,53\n \n \n \n \n 20LL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO04\n \n \n 60,43\n \n \n \n \n 20LO08\n \n \n 251,53\n \n \n \n \n 20LU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MA00\n \n \n 237,3\n \n \n \n \n 20MA01\n \n \n 216,9\n \n \n \n \n 20MD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MH01\n \n \n 1,67\n \n \n \n \n 20MJ00\n \n \n 772,05\n \n \n \n \n 20MJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MJ04\n \n \n 35,28\n \n \n \n \n 20MJ05\n \n \n 377,79\n \n \n \n \n 20MJ12\n \n \n 297,07\n \n \n \n \n 20MJ13\n \n \n 9,07\n \n \n \n \n 20MJ14\n \n \n 166,21\n \n \n \n \n 20MM00\n \n \n 370,53\n \n \n \n \n 20MM01\n \n \n 217,28\n \n \n \n \n 20MM06\n \n \n 322,02\n \n \n \n \n 20QU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20QY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20RC00\n \n \n 43,7\n \n \n \n \n 20RF00\n \n \n 81,88\n \n \n \n \n 20RM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ST00\n \n \n 7,51\n \n \n \n \n 20TZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20TZ04\n \n \n 118,06\n \n \n \n \n 20TZ07\n \n \n 173,36\n \n \n \n \n 20TZ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20TZ12\n \n \n 6,87\n \n \n \n \n 20TZ13\n \n \n 37,65\n \n \n \n \n 20TZ14\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20WI00\n \n \n 34,34\n \n \n \n \n 20ZK00\n \n \n 221,98\n \n \n \n \n 20ZK02\n \n \n 59,55\n \n \n \n \n 20ZK04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AS00\n \n \n 92,63\n \n \n \n \n 21AS03\n \n \n 102,89\n \n \n \n \n 21AS07\n \n \n 279,08\n \n \n \n \n 21AS08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AS09\n \n \n 4,5\n \n \n \n \n 21BH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21BH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21CY03\n \n \n 50,05\n \n \n \n \n 21CY05\n \n \n 38,19\n \n \n \n \n 21ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21ET02\n \n \n 116,7\n \n \n \n \n 21ET04\n \n \n 305,7\n \n \n \n \n 21ET07\n \n \n 88,2\n \n \n \n \n 21ET08\n \n \n 19,27\n \n \n \n \n 21ET11\n \n \n 75,74\n \n \n \n \n 21ET12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21EX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21FF00\n \n \n 438,06\n \n \n \n \n 21FV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21FV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GD00\n \n \n 690,98\n \n \n \n \n 21GD01\n \n \n 485,78\n \n \n \n \n 21GD02\n \n \n 11,07\n \n \n \n \n 21GU00\n \n \n 584,97\n \n \n \n \n 21GU04\n \n \n 69,12\n \n \n \n \n 21GU06\n \n \n 289,24\n \n \n \n \n 21GU07\n \n \n 7,62\n \n \n \n \n 21GU08\n \n \n 96,18\n \n \n \n \n 21GU11\n \n \n 130,19\n \n \n \n \n 21GV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GW00\n \n \n 2,44\n \n \n \n \n 21GW02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GW03\n \n \n 180,24\n \n \n \n \n 21GW07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GZ00\n \n \n 74,15\n \n \n \n \n 21GZ06\n \n \n 102,79\n \n \n \n \n 21HC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21HC01\n \n \n 77,1\n \n \n \n \n 21HC03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21HC04\n \n \n 18,26\n \n \n \n \n 21HC08\n \n \n 69,33\n \n \n \n \n 21HC12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21SK00\n \n \n 1,25\n \n \n \n \n 21SK01\n \n \n 214,56\n \n \n \n \n 21WE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21WE02\n \n \n 13,13\n \n \n \n \n 22NE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23AP00\n \n \n 196,03\n \n \n \n \n 23FY00\n \n \n 501,31\n \n \n \n \n 23GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23HC00\n \n \n 310,81\n \n \n \n \n 23HC01\n \n \n 25,18\n \n \n \n \n 23HC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23HC04\n \n \n 115,79\n \n \n \n \n 23JA01\n \n \n 97,18\n \n \n \n \n 23KU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23VD00\n \n \n 99,78\n \n \n \n \n 23VL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23VL01\n \n \n 41,61\n \n \n \n \n 23VL02\n \n \n 68,75\n \n \n \n \n 23VL03\n \n \n 2,32\n \n \n \n \n 23WU00\n \n \n 61,02\n \n \n \n \n 23YU00\n \n \n 147,74\n \n \n \n \n 23YU01\n \n \n 222,52\n \n \n \n \n 23YU02\n \n \n 445,58\n \n \n \n \n 23YU08\n \n \n 45,84\n \n \n \n \n 24PY00\n \n \n 8,07\n \n \n \n \n 24PY02\n \n \n 233,29\n \n \n \n \n 24PY05\n \n \n 253,36\n \n \n \n \n 24PY08\n \n \n 282,1\n \n \n \n \n 24RW00\n \n \n 67,91\n \n \n \n \n 24RW03\n \n \n 273,86\n \n \n \n \n 24RW04\n \n \n 27,55\n \n \n \n \n 24TF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TF02\n \n \n 3,6\n \n \n \n \n 24TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TG04\n \n \n 109,49\n \n \n \n \n 24TJ00\n \n \n 373,52\n \n \n \n \n 24TP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TP02\n \n \n 136,6\n \n \n \n \n 24TP05\n \n \n 180,81\n \n \n \n \n 24TR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TR02\n \n \n 436,39\n \n \n \n \n 24TR03\n \n \n 86,07\n \n \n \n \n 24TR05\n \n \n 237,55\n \n \n \n \n 24TR10\n \n \n 192,62\n \n \n \n \n 24TR12\n \n \n 273,24\n \n \n \n \n 24TR15\n \n \n 25,47\n \n \n \n \n 24TR16\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL01\n \n \n 59,83\n \n \n \n \n 25CL03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM00\n \n \n 25,99\n \n \n \n \n 25CM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV05\n \n \n 36,02\n \n \n \n \n 25DA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25DA02\n \n \n 10,78\n \n \n \n \n 25DA04\n \n \n 83,73\n \n \n \n \n 25DA08\n \n \n 246,87\n \n \n \n \n 25DA09\n \n \n 25,35\n \n \n \n \n 25EF01\n \n \n 11,07\n \n \n \n \n 25EF02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25EF03\n \n \n 103,1\n \n \n \n \n 25EF04\n \n \n 47,47\n \n \n \n \n 25EF05\n \n \n 17,02\n \n \n \n \n 25EF06\n \n \n 37,45\n \n \n \n \n 25EF08\n \n \n 30,94\n \n \n \n \n 25EF09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25FU00\n \n \n 100,22\n \n \n \n \n 25FX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25FX01\n \n \n 22,41\n \n \n \n \n 25FY00\n \n \n 112,86\n \n \n \n \n 25GA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GA01\n \n \n 97,58\n \n \n \n \n 25GB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GB02\n \n \n 11,26\n \n \n \n \n 25GC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC01\n \n \n 169,33\n \n \n \n \n 25GC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC03\n \n \n 1,19\n \n \n \n \n 25GC08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC09\n \n \n 68,07\n \n \n \n \n 25GC10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GD00\n \n \n 132,36\n \n \n \n \n 25GD01\n \n \n 37,25\n \n \n \n \n 25GE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GE02\n \n \n 315,7\n \n \n \n \n 25GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GF01\n \n \n 57,09\n \n \n \n \n 25GL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GL04\n \n \n 545,3\n \n \n \n \n 25GL06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GM00\n \n \n 76,43\n \n \n \n \n 25GM04\n \n \n 66,01\n \n \n \n \n 25GV01\n \n \n 61,15\n \n \n \n \n 25GV05\n \n \n 60,89\n \n \n \n \n 25GV07\n \n \n 43,71\n \n \n \n \n 25GV08\n \n \n 55,77\n \n \n \n \n 25GV09\n \n \n 16,19\n \n \n \n \n 25GV10\n \n \n 4,07\n \n \n \n \n 25GV30\n \n \n 41,28\n \n \n \n \n 25GV31\n \n \n 3,27\n \n \n \n \n 25GV32\n \n \n 16,81\n \n \n \n \n 25GV34\n \n \n 16,99\n \n \n \n \n 25KX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25LV00\n \n \n 468,89\n \n \n \n \n 25LV19\n \n \n 84,24\n \n \n \n \n 25LX33\n \n \n 214,95\n \n \n \n \n 25LX41\n \n \n 74,23\n \n \n \n \n 25LX48\n \n \n 342,76\n \n \n \n \n 25MB00\n \n \n 6,24\n \n \n \n \n 25MB36\n \n \n 186,62\n \n \n \n \n 25MG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25MG02\n \n \n 72,41\n \n \n \n \n 25MG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27DG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27MD00\n \n \n 67,88\n \n \n \n \n 27MD01\n \n \n 74,87\n \n \n \n \n 27MD02\n \n \n 290,79\n \n \n \n \n 27RW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27VD00\n \n \n 73,22\n \n \n \n \n 27VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27VG01\n \n \n 34,19\n \n \n \n \n 27VG04\n \n \n 94,88\n \n \n \n \n 27ZH00\n \n \n 74,95\n \n \n \n \n 27ZH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27ZH03\n \n \n 258,54\n \n \n \n \n 27ZJ00\n \n \n 177,8\n \n \n \n \n 27ZJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 28DH00\n \n \n 237,53\n \n \n \n \n 29WG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 29YT00\n \n \n 383,87\n \n \n \n \n 29ZT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30AU00\n \n \n 43,52\n \n \n \n \n 30AU01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30BC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30BE00\n \n \n 44,56\n \n \n \n \n 30EU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30GC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30GD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30JN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30JN01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30PP00\n \n \n 119,15\n \n \n \n \n 30PP01\n \n \n 2,89\n \n \n \n \n 30PP02\n \n \n 108,59\n \n \n \n \n 30PP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30UB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30UB01\n \n \n 15,92\n \n \n \n \n 30UV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30WH00\n \n \n 650,55\n \n \n \n \n 30WH02\n \n \n 106\n \n \n \n \n 31BL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG01\n \n \n 8,38\n \n \n \n \n 31CG02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG03\n \n \n 28,53\n \n \n \n \n 31CH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CH01\n \n \n 203,93\n \n \n \n \n 31CZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31EW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31EW01\n \n \n 64,87\n \n \n \n \n 31EW02\n \n \n 0,86\n \n \n \n \n 31EX00\n \n \n 25,07\n \n \n \n \n 31EX01\n \n \n 148,01\n \n \n \n \n 31FG00\n \n \n 45,73\n \n \n \n \n 31FH00\n \n \n 13,38\n \n \n \n \n 31GM00\n \n \n 214,17\n \n \n \n \n 31HN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31HN01\n \n \n 287,85\n \n \n \n \n 31JC01\n \n \n 59,22\n \n \n \n \n 31JC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JC03\n \n \n 17,61\n \n \n \n \n 31JC04\n \n \n 99,37\n \n \n \n \n 31JC05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JC06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JW01\n \n \n 212,15\n \n \n \n \n 31KZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31MD00\n \n \n 60,04\n \n \n \n \n 31MD02\n \n \n 267,11\n \n \n \n \n 31MD03\n \n \n 65,72\n \n \n \n \n 31RY00\n \n \n 45,1\n \n \n \n \n 31TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31TK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n \n \n Onderwijskansenscores voor praktijkonderwijs\n \n \n \n \n \n \n Vestigingsnummer\n \n \n Onderwijskansenscore\n \n \n \n \n \n \n 00DI04\n \n \n 11,03\n \n \n \n \n 00PG04\n \n \n 4,34\n \n \n \n \n 01EK00\n \n \n 76,07\n \n \n \n \n 01EO06\n \n \n 41,74\n \n \n \n \n 01HQ00\n \n \n 42,51\n \n \n \n \n 01KD00\n \n \n 25,38\n \n \n \n \n 01NJ16\n \n \n 12,66\n \n \n \n \n 01OE23\n \n \n 65,25\n \n \n \n \n 01RL00\n \n \n 1,89\n \n \n \n \n 01VJ06\n \n \n 57,45\n \n \n \n \n 01XN08\n \n \n 12,54\n \n \n \n \n 02EA05\n \n \n 5,95\n \n \n \n \n 02FO00\n \n \n 20,39\n \n \n \n \n 02LB01\n \n \n 120,77\n \n \n \n \n 02MF00\n \n \n 11,42\n \n \n \n \n 02UV10\n \n \n 4,05\n \n \n \n \n 02VA01\n \n \n 11,83\n \n \n \n \n 02VC02\n \n \n 21,57\n \n \n \n \n 02XJ02\n \n \n 19,6\n \n \n \n \n 03JY06\n \n \n 2,54\n \n \n \n \n 03KN00\n \n \n 22,86\n \n \n \n \n 03KZ00\n \n \n 26,99\n \n \n \n \n 03RB00\n \n \n 12,39\n \n \n \n \n 03SX00\n \n \n 28,57\n \n \n \n \n 03ZY00\n \n \n 18,99\n \n \n \n \n 04FR00\n \n \n 28,07\n \n \n \n \n 04GU06\n \n \n 18,81\n \n \n \n \n 04IK00\n \n \n 71,52\n \n \n \n \n 04NF00\n \n \n 118,5\n \n \n \n \n 04OY06\n \n \n 18,07\n \n \n \n \n 04SU02\n \n \n 41,85\n \n \n \n \n 04YE09\n \n \n 41,86\n \n \n \n \n 05AV05\n \n \n 22,29\n \n \n \n \n 05GV00\n \n \n 44,58\n \n \n \n \n 05NE00\n \n \n 24,26\n \n \n \n \n 05NV00\n \n \n 34,08\n \n \n \n \n 05OP00\n \n \n 43,14\n \n \n \n \n 05VN00\n \n \n 35,56\n \n \n \n \n 06DT00\n \n \n 15,78\n \n \n \n \n 07BM00\n \n \n 36,41\n \n \n \n \n 07FO00\n \n \n 34,99\n \n \n \n \n 07HF00\n \n \n 66,67\n \n \n \n \n 07MZ00\n \n \n 62,4\n \n \n \n \n 07YU00\n \n \n 43,82\n \n \n \n \n 07ZI00\n \n \n 12,7\n \n \n \n \n 08PS00\n \n \n 21,05\n \n \n \n \n 08UV00\n \n \n 31,66\n \n \n \n \n 09PY00\n \n \n 40,41\n \n \n \n \n 09VS00\n \n \n 56,1\n \n \n \n \n 10JY00\n \n \n 72,95\n \n \n \n \n 11AI00\n \n \n 65,34\n \n \n \n \n 12IR00\n \n \n 10,19\n \n \n \n \n 12NW00\n \n \n 49,32\n \n \n \n \n 12PR00\n \n \n 80,79\n \n \n \n \n 13EB00\n \n \n 51,41\n \n \n \n \n 13FB00\n \n \n 50,1\n \n \n \n \n 13JF00\n \n \n 26,3\n \n \n \n \n 13OR03\n \n \n 3,64\n \n \n \n \n 13PE01\n \n \n 9,85\n \n \n \n \n 13VV00\n \n \n 29,47\n \n \n \n \n 14AP00\n \n \n 8,47\n \n \n \n \n 14RL06\n \n \n 55,94\n \n \n \n \n 15DN00\n \n \n 24,14\n \n \n \n \n 15IS00\n \n \n 65,3\n \n \n \n \n 15NE00\n \n \n 48,4\n \n \n \n \n 15NY00\n \n \n 100,01\n \n \n \n \n 16PI02\n \n \n 19,41\n \n \n \n \n 16PJ00\n \n \n 16,59\n \n \n \n \n 16PJ01\n \n \n 10,83\n \n \n \n \n 16YV01\n \n \n 27,59\n \n \n \n \n 17AO00\n \n \n 72,36\n \n \n \n \n 17JI00\n \n \n 44,86\n \n \n \n \n 17MA00\n \n \n 63,36\n \n \n \n \n 17SG00\n \n \n 54,49\n \n \n \n \n 17UX00\n \n \n 74,43\n \n \n \n \n 17VN00\n \n \n 37,63\n \n \n \n \n 17VP05\n \n \n 12,28\n \n \n \n \n 17YS00\n \n \n 98,58\n \n \n \n \n 18BR00\n \n \n 45,56\n \n \n \n \n 18DD02\n \n \n 25,06\n \n \n \n \n 18PR00\n \n \n 53,15\n \n \n \n \n 18TR10\n \n \n 18,54\n \n \n \n \n 18UZ00\n \n \n 27,65\n \n \n \n \n 18VA00\n \n \n 32,77\n \n \n \n \n 18VX00\n \n \n 96,76\n \n \n \n \n 19NG00\n \n \n 43,3\n \n \n \n \n 19QA04\n \n \n 18,42\n \n \n \n \n 19SQ00\n \n \n 14,21\n \n \n \n \n 19TQ00\n \n \n 14,91\n \n \n \n \n 19UO00\n \n \n 31,45\n \n \n \n \n 19UP00\n \n \n 41,71\n \n \n \n \n 19UR00\n \n \n 15,27\n \n \n \n \n 19XH08\n \n \n 49,23\n \n \n \n \n 19YT00\n \n \n 38,06\n \n \n \n \n 20AB05\n \n \n 37,88\n \n \n \n \n 20AM04\n \n \n 12,22\n \n \n \n \n 20AT05\n \n \n 80,43\n \n \n \n \n 20BH02\n \n \n 39,12\n \n \n \n \n 20DL13\n \n \n 32,98\n \n \n \n \n 20EI04\n \n \n 34,27\n \n \n \n \n 20FF00\n \n \n 18,15\n \n \n \n \n 20JX11\n \n \n 57,72\n \n \n \n \n 20KD00\n \n \n 26\n \n \n \n \n 20KD01\n \n \n 47,78\n \n \n \n \n 20MJ04\n \n \n 103,1\n \n \n \n \n 20ZK00\n \n \n 63,27\n \n \n \n \n 21GU09\n \n \n 59,12\n \n \n \n \n 21HC08\n \n \n 45,19\n \n \n \n \n 21KM00\n \n \n 59,61\n \n \n \n \n 23DB00\n \n \n 40,77\n \n \n \n \n 23EJ00\n \n \n 28,96\n \n \n \n \n 23HC02\n \n \n 31,78\n \n \n \n \n 23HH00\n \n \n 48,74\n \n \n \n \n 23VL00\n \n \n 1,09\n \n \n \n \n 24TP03\n \n \n 35,78\n \n \n \n \n 25CM10\n \n \n 12,36\n \n \n \n \n 25FY00\n \n \n 23,86\n \n \n \n \n 25GM02\n \n \n 17,75\n \n \n \n \n 25MG02\n \n \n 10,52\n \n \n \n \n 26HD00\n \n \n 17,5\n \n \n \n \n 26HD01\n \n \n 32,49\n \n \n \n \n 26HF00\n \n \n 15,62\n \n \n \n \n 26HL00\n \n \n 57,05\n \n \n \n \n 26HN00\n \n \n 40,41\n \n \n \n \n 26HP00\n \n \n 57,28\n \n \n \n \n 26HR00\n \n \n 50,29\n \n \n \n \n 26HU00\n \n \n 24,51\n \n \n \n \n 26HV00\n \n \n 31,93\n \n \n \n \n 26HX00\n \n \n 46,59\n \n \n \n \n 26HY00\n \n \n 20,9\n \n \n \n \n 26HY02\n \n \n 27,89\n \n \n \n \n 26JE00\n \n \n 18,91\n \n \n \n \n 26JE02\n \n \n 11,18\n \n \n \n \n 26JR00\n \n \n 69,62\n \n \n \n \n 26JR01\n \n \n 10,8\n \n \n \n \n 26JT00\n \n \n 59,06\n \n \n \n \n 26JV00\n \n \n 9,86\n \n \n \n \n 26JY00\n \n \n 35,44\n \n \n \n \n 26JZ00\n \n \n 56,3\n \n \n \n \n 26KA00\n \n \n 30,35\n \n \n \n \n 26KH00\n \n \n 62,15\n \n \n \n \n 26KP00\n \n \n 35,21\n \n \n \n \n 26KR00\n \n \n 16,94\n \n \n \n \n 26KV00\n \n \n 34,68\n \n \n \n \n 26KY00\n \n \n 13,61\n \n \n \n \n 26KZ00\n \n \n 61,51\n \n \n \n \n 26LL00\n \n \n 15,44\n \n \n \n \n 26LL01\n \n \n 5,7\n \n \n \n \n 26LR00\n \n \n 22,72\n \n \n \n \n 26LT00\n \n \n 44,75\n \n \n \n \n 26LU00\n \n \n 16\n \n \n \n \n 26MD00\n \n \n 30,5\n \n \n \n \n 26MJ00\n \n \n 27,15\n \n \n \n \n 26MP00\n \n \n 24,84\n \n \n \n \n 26MV00\n \n \n 3,76\n \n \n \n \n 26MZ00\n \n \n 22,26\n \n \n \n \n 26NH00\n \n \n 26,07\n \n \n \n \n 27PM00\n \n \n 23,15\n \n \n \n \n 27VF00\n \n \n 62,31\n \n \n \n \n 27VH00\n \n \n 41,73\n \n \n \n \n 28BN00\n \n \n 54,64\n \n \n \n \n 28BU00\n \n \n 55\n \n \n \n \n 28CA00\n \n \n 48,38\n \n \n \n \n 28DF00\n \n \n 52,36\n \n \n \n \n 29VW00\n \n \n 62,17\n \n \n \n \n 29VX00\n \n \n 74,65\n \n \n \n \n 29VY00\n \n \n 19,26\n \n \n \n \n 29VZ00\n \n \n 86,77\n \n \n \n \n 30FF00\n \n \n 39,27\n \n \n \n \n 30JM00\n \n \n 32,84\n \n \n \n \n 30MM00\n \n \n 12,52\n \n \n \n \n 30UD00\n \n \n 25,85\n \n \n \n \n 31HN02\n \n \n 74,97\n \n \n \n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Bijlage\n 2\n Het totaal beschikbare budget en het bedrag per eenheid onderwijskansenscore\n \n Het totaal beschikbare budget: € 177.361.137,30\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor vmbo, havo of vwo: € 2.047,47\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor praktijkonderwijs: € 2.488,30\n20241852411-06-202430-05-2024VO/4461849820241852411-06-202430-05-2024VO/4461849812-06-202401-01-2024De bedragen zoals die waren vastgesteld voor het kalenderjaar 2023\n blijven van toepassing op het kalenderjaar 2023.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049325/2025-01-01_0/xml/BWBR0049325_2025-01-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 18 januari 2024 nr. 43197358, houdende de vaststelling van een nieuwe Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs ter vervanging van de Regeling leerplusarrangement vo (Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs)2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n Gelet op artikel 5.9, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020;\n \n \n Besluit:\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;\n \n \n \n minister: Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;\n \n \n \n onderwijskansenscore: overeenkomstig artikel 5 berekende score van een vestiging die een indicatie geeft van de zwaarte van de problematiek op die vestiging op basis van de aggregatie van de onderwijsscores van de leerlingen van de vestiging;\n \n \n \n onderwijsscore: cijfermatige indicatie van het verwachte risico op onbenut leerpotentieel van een individuele leerling, die op basis van statistische gegevens door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt bepaald;\n \n \n \n school: school of scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;\n \n \n \n schoolplan: schoolplan als bedoeld in artikel 2.88 van de wet;\n \n \n \n teldatum: 1 oktober van het tweede voorafgaande jaar waarop de bekostiging betrekking heeft;\n \n \n \n vestiging: op de teldatum bestaande vestiging van een school als bedoeld in de artikelen 4.13, 4.14 of 4.16 van de wet;\n \n \n \n wet:\n Wet voortgezet onderwijs 2020.\n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Toepassing Kaderregeling\n \n Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Doelomschrijving\n \n De minister verstrekt op grond van deze regeling aanvullende bekostiging, met als doel te voorkomen dat leerlingen, die door omgevingsfactoren een verhoogd risico lopen op het niet optimaal kunnen benutten van hun leerpotentie, afstromen, onnodig doubleren of voortijdig de school verlaten.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Aanvullende bekostiging\n \n \n 1\n De verstrekking van aanvullende bekostiging op grond van deze regeling vindt telkens plaats voor één kalenderjaar.\n \n \n 2\n De aanvullende bekostiging wordt berekend overeenkomstig artikel 5, waarbij gebruik wordt gemaakt van het aantal op de teldatum bekostigde leerlingen per vestiging. Voor de toepassing van deze regeling tellen de leerlingen als bedoeld in artikel 6.10, tweede en derde lid van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 voor 100% mee.\n \n \n 3\n De aanvullende bekostiging wordt uiterlijk vastgesteld in de maand april in het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.\n \n \n 4\n De aanvullende bekostiging wordt betaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang. In de maand waarin de vaststelling en de eerste betaling plaatsvindt wordt ook de bekostiging van de eventueel daaraan voorafgaande maand of maanden betaald.\n \n \n 5\n De aanvullende bekostiging kan uiterlijk in de maand december van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft gewijzigd worden vastgesteld op basis van een bijdrage voor loon- en prijsontwikkeling.\n \n20241852411-06-202430-05-2024VO/4461849820241852411-06-202430-05-2024VO/4461849812-06-202401-01-2024De bedragen zoals die waren vastgesteld voor het kalenderjaar 2023\n blijven van toepassing op het kalenderjaar 2023.\n \n \n Artikel\n 5\n Berekening aanvullende bekostiging\n \n \n 1\n Een vestiging wordt aanvullend bekostigd met een bedrag per eenheid onderwijskansenscore. Indien de vestiging een onderwijskansenscore heeft van nul, of die op grond van het vijfde lid wordt gelijkgesteld aan nul, dan wordt voor de desbetreffende vestiging geen aanvullende bekostiging verstrekt.\n \n \n 2\n Het Centraal Bureau voor de Statistiek berekent jaarlijks de onderwijskansenscore van elke vestiging op basis van de onderwijsscores van de leerlingen die op de teldatum zijn ingeschreven op een vestiging, en maakt deze zo spoedig mogelijk openbaar.\n \n \n 3\n De onderwijskansenscore van een vestiging voor vmbo, havo of vwo is de uitkomst van de formule A − B en wordt als volgt berekend:\n \n \n A =\n som van de uitkomsten van de formule C – D voor alle leerlingen van de vestiging die behoren tot de 15% van alle leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo met de laagste onderwijsscore, waarbij:\n \n \n C =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo;\n \n \n D =\n onderwijsscore van de leerling;\n \n \n B =\n E x F x (C – G) waarbij:\n \n \n E =\n aantal leerlingen van de vestiging;\n \n \n F =\n drempelwaarde van 12%;\n \n \n G =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen die behoren tot de 15% leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo met de laagste onderwijsscore.\n \n \n \n \n 4\n De onderwijskansenscore van een vestiging voor praktijkonderwijs is de uitkomst van de formule A − B en wordt als volgt berekend:\n \n \n A =\n som van de uitkomsten van de formule C – D voor alle leerlingen van de vestiging die behoren tot de 30% van alle leerlingen ingeschreven op het pro met de laagste onderwijsscore, waarbij:\n \n \n C =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen ingeschreven op het pro;\n \n \n D =\n onderwijsscore van de leerling;\n \n \n B =\n E x F x (C – G) waarbij:\n \n \n E =\n aantal leerlingen van de vestiging;\n \n \n F =\n drempelwaarde van 0%;\n \n \n G =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen die behoren tot de 30% leerlingen ingeschreven op het pro met de laagste onderwijsscore.\n \n \n \n \n 5\n De onderwijskansenscore, bedoeld in het tweede lid, wordt rekenkundig afgerond op twee decimalen. Indien de onderwijskansenscore negatief is, wordt deze gelijkgesteld aan nul.\n \n \n 6\n De lijst met onderwijskansenscores wordt jaarlijks uiterlijk op 7 februari in de Staatscourant bekendgemaakt als bijlage 1 bij deze regeling.\n \n \n 7\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore wordt jaarlijks uiterlijk op 7 februari in de Staatscourant bekendgemaakt als bijlage 2 bij deze regeling.\n \n \n 8\n De aanvullende bekostiging voor een vestiging voor vmbo, havo of vwo wordt bepaald door de voor deze vestiging in bijlage 1 opgenomen onderwijskansenscore te vermenigvuldigen met het in bijlage 2 opgenomen bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor vmbo, havo of vwo.\n \n \n 9\n De aanvullende bekostiging voor een vestiging voor praktijkonderwijs wordt bepaald door de voor deze vestiging in bijlage 1 opgenomen onderwijskansenscore te vermenigvuldigen met het in bijlage 2 opgenomen bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor praktijkonderwijs.\n \n \n 10\n Voor de toepassing van deze regeling wordt een vestiging waar zowel praktijkonderwijs als een andere schoolsoort wordt aangeboden, aangemerkt als twee vestigingen, te weten een vestiging voor praktijkonderwijs en een vestiging voor vmbo, havo en vwo.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 6\n Betaling\n \n \n 1\n De minister verstrekt de aanvullende bekostiging voor alle vestigingen met een onderwijskansenscore van hoger dan 0, aan het bevoegd gezag van de school waar de vestiging aan toebehoort op 1 januari van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.\n \n \n 2\n Het recht van het bevoegd gezag op de aanvullende bekostiging voor een school vervalt, indien de school wordt opgeheven of de bekostiging wordt beëindigd.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 7\n Beleid en verantwoording\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van de school geeft in het schoolplan aan hoe het de aanvullende bekostiging op grond van deze regeling inzet voor het onderwijskundig beleid, de bewaking en de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs.\n \n \n 2\n Het bevoegd gezag van de school licht de partijen in de omgeving van de school in over zijn beleid ter zake en betrekt opmerkingen daarover van die partijen herkenbaar bij het bepalen van dat beleid.\n \n \n 3\n Het bevoegd gezag van de school betrekt de inzet van de aanvullende bekostiging op grond van deze regeling bij het overleg met de gemeente over het ondersteunen van leerlingen die door omgevingsfactoren hun potentieel niet waar kunnen maken.\n \n \n 4\n Het bevoegd gezag verstrekt via XBRL aanvullende informatie over de activiteiten die met de aanvullende bekostiging zijn ondernomen, bedoeld in artikel 3.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 8\n Financiële verantwoording\n \n \n 1\n De verantwoording van de besteding van de bekostiging geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.\n \n \n 2\n De aanvullende bekostiging kan ook worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt. Verrekening van de eventueel niet-bestede middelen of overschotten vindt niet plaats.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 9\n Wijziging Regeling aanvullende bekostiging vo-scholen in uitzonderlijke omstandigheden\n \n \n Wijzigt de Regeling aanvullende bekostiging vo-scholen in uitzonderlijke omstandigheden.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735802-02-2024\n \n \n Artikel\n 10\n Intrekking Regeling leerplusarrangement vo\n \n De Regeling leerplusarrangement vo wordt ingetrokken.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 11\n Inwerkingtreding\n \n \n 1\n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2024 en werkt terug tot en met 1 januari 2024.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid treedt artikel 9 in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 12\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n M.L.J.\n Paul\n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Bijlage\n 1\n Onderwijskansenscore per vestiging\n \n Onderwijskansenscores voor vmbo, havo en/of vwo\n \n \n \n \n \n \n \n Vestigingsnummer\n \n \n Onderwijskansenscore\n \n \n \n \n \n \n 00AH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AH07\n \n \n 181,7\n \n \n \n \n 00AH08\n \n \n 27,01\n \n \n \n \n 00AH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AH11\n \n \n 279,14\n \n \n \n \n 00AH17\n \n \n 203,84\n \n \n \n \n 00AH18\n \n \n 13,52\n \n \n \n \n 00AH19\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AQ00\n \n \n 1,06\n \n \n \n \n 00BD00\n \n \n 119,16\n \n \n \n \n 00BD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB04\n \n \n 1,42\n \n \n \n \n 00DI00\n \n \n 34,57\n \n \n \n \n 00DI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI03\n \n \n 10,86\n \n \n \n \n 00DI04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI06\n \n \n 2,38\n \n \n \n \n 00EF00\n \n \n 110,91\n \n \n \n \n 00HI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00HI03\n \n \n 97,81\n \n \n \n \n 00IP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JR00\n \n \n 9,29\n \n \n \n \n 00JT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JT02\n \n \n 9,15\n \n \n \n \n 00JT03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JT06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00KV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ01\n \n \n 2,26\n \n \n \n \n 00LJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ05\n \n \n 16,25\n \n \n \n \n 00MK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML02\n \n \n 44,02\n \n \n \n \n 00ML05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML09\n \n \n 136,45\n \n \n \n \n 00ML12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MV00\n \n \n 34,62\n \n \n \n \n 00MV01\n \n \n 209,13\n \n \n \n \n 00MV02\n \n \n 116,38\n \n \n \n \n 00MV06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MV07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00NE00\n \n \n 34,76\n \n \n \n \n 00NE02\n \n \n 226,64\n \n \n \n \n 00OB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00OB03\n \n \n 94,82\n \n \n \n \n 00PF00\n \n \n 106,58\n \n \n \n \n 00PG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG02\n \n \n 8,42\n \n \n \n \n 00PG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS04\n \n \n 131,6\n \n \n \n \n 00PS05\n \n \n 46,1\n \n \n \n \n 00PS06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS10\n \n \n 10,23\n \n \n \n \n 00RO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RO03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RZ01\n \n \n 17,19\n \n \n \n \n 00RZ07\n \n \n 77,23\n \n \n \n \n 00SZ00\n \n \n 5,8\n \n \n \n \n 00TL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TU01\n \n \n 16,16\n \n \n \n \n 00UM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00UZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00UZ04\n \n \n 68,66\n \n \n \n \n 00VR00\n \n \n 50,83\n \n \n \n \n 00VY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00VY04\n \n \n 157,17\n \n \n \n \n 00WD00\n \n \n 301,45\n \n \n \n \n 00WH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00WH02\n \n \n 3,46\n \n \n \n \n 00WI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00WI04\n \n \n 59,09\n \n \n \n \n 00XA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00XA01\n \n \n 128,07\n \n \n \n \n 00XK00\n \n \n 60,62\n \n \n \n \n 00XK02\n \n \n 169,55\n \n \n \n \n 00YH00\n \n \n 36,43\n \n \n \n \n 00YH01\n \n \n 30,05\n \n \n \n \n 00YH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YH05\n \n \n 13,1\n \n \n \n \n 00YH06\n \n \n 26,79\n \n \n \n \n 00YH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YO00\n \n \n 1,01\n \n \n \n \n 00ZD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZO00\n \n \n 202,52\n \n \n \n \n 00ZV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZV02\n \n \n 27,24\n \n \n \n \n 00ZV05\n \n \n 8,38\n \n \n \n \n 00ZX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZX02\n \n \n 6,02\n \n \n \n \n 00ZX03\n \n \n 45,35\n \n \n \n \n 00ZX08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZX10\n \n \n 1,28\n \n \n \n \n 01AA57\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA59\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA60\n \n \n 52,3\n \n \n \n \n 01AA61\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA62\n \n \n 149,86\n \n \n \n \n 01AA68\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01BE00\n \n \n 25,68\n \n \n \n \n 01EO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01EO01\n \n \n 108,84\n \n \n \n \n 01EO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01EO06\n \n \n 130,52\n \n \n \n \n 01EO08\n \n \n 20,77\n \n \n \n \n 01EO12\n \n \n 2,31\n \n \n \n \n 01ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FP00\n \n \n 211,97\n \n \n \n \n 01FP01\n \n \n 105,29\n \n \n \n \n 01FP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FP05\n \n \n 25,52\n \n \n \n \n 01FP06\n \n \n 16,13\n \n \n \n \n 01FU00\n \n \n 76,56\n \n \n \n \n 01FU01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FU04\n \n \n 25,06\n \n \n \n \n 01FY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GH01\n \n \n 41,78\n \n \n \n \n 01GH04\n \n \n 123,68\n \n \n \n \n 01GL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GN00\n \n \n 112,33\n \n \n \n \n 01GV00\n \n \n 32,47\n \n \n \n \n 01GX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GX02\n \n \n 7,02\n \n \n \n \n 01GX03\n \n \n 86,11\n \n \n \n \n 01IW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01IW03\n \n \n 20,27\n \n \n \n \n 01KF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KF04\n \n \n 44,36\n \n \n \n \n 01KL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL06\n \n \n 32,41\n \n \n \n \n 01KL07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL08\n \n \n 136,83\n \n \n \n \n 01KL09\n \n \n 14,93\n \n \n \n \n 01KL10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL14\n \n \n 26,38\n \n \n \n \n 01KL18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01LZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01LZ01\n \n \n 2,45\n \n \n \n \n 01LZ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01MB00\n \n \n 19,68\n \n \n \n \n 01MO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01MU00\n \n \n 158,79\n \n \n \n \n 01NJ01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ02\n \n \n 6,96\n \n \n \n \n 01NJ08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ10\n \n \n 35,98\n \n \n \n \n 01NJ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ15\n \n \n 2\n \n \n \n \n 01NZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE03\n \n \n 49,65\n \n \n \n \n 01OE05\n \n \n 21,53\n \n \n \n \n 01OE06\n \n \n 71,85\n \n \n \n \n 01OE07\n \n \n 59,43\n \n \n \n \n 01OE12\n \n \n 141,04\n \n \n \n \n 01OE13\n \n \n 41,69\n \n \n \n \n 01OE16\n \n \n 42,74\n \n \n \n \n 01OE17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE18\n \n \n 176,34\n \n \n \n \n 01OE21\n \n \n 47,84\n \n \n \n \n 01OE22\n \n \n 181,79\n \n \n \n \n 01OE23\n \n \n 49,48\n \n \n \n \n 01OE25\n \n \n 50,44\n \n \n \n \n 01OE26\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE27\n \n \n 20,36\n \n \n \n \n 01OE28\n \n \n 115,44\n \n \n \n \n 01OE30\n \n \n 20,36\n \n \n \n \n 01OE32\n \n \n 3,48\n \n \n \n \n 01OE33\n \n \n 8,26\n \n \n \n \n 01OE37\n \n \n 40,05\n \n \n \n \n 01OE49\n \n \n 49,62\n \n \n \n \n 01OE50\n \n \n 40,07\n \n \n \n \n 01OE51\n \n \n 107,8\n \n \n \n \n 01OE54\n \n \n 13,2\n \n \n \n \n 01OE57\n \n \n 4,56\n \n \n \n \n 01OE58\n \n \n 130,99\n \n \n \n \n 01OE59\n \n \n 127,29\n \n \n \n \n 01OE60\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01TC00\n \n \n 558,98\n \n \n \n \n 01UH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ00\n \n \n 114,22\n \n \n \n \n 01VJ01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ03\n \n \n 76,72\n \n \n \n \n 01VJ04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ05\n \n \n 136,27\n \n \n \n \n 01VJ14\n \n \n 125,83\n \n \n \n \n 01VN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VN03\n \n \n 268,26\n \n \n \n \n 01VN04\n \n \n 167,65\n \n \n \n \n 01WM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XF01\n \n \n 52,95\n \n \n \n \n 01XL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XN00\n \n \n 6,07\n \n \n \n \n 01XN01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XN02\n \n \n 47,12\n \n \n \n \n 01XN07\n \n \n 74,37\n \n \n \n \n 01XN09\n \n \n 38,2\n \n \n \n \n 01XN10\n \n \n 143,07\n \n \n \n \n 02AN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02AP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02AR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02CI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02CI01\n \n \n 154,39\n \n \n \n \n 02CI02\n \n \n 72,28\n \n \n \n \n 02CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DC00\n \n \n 87,27\n \n \n \n \n 02DC03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DF00\n \n \n 1,94\n \n \n \n \n 02DO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DO01\n \n \n 94,91\n \n \n \n \n 02DO02\n \n \n 2,06\n \n \n \n \n 02DO03\n \n \n 86,06\n \n \n \n \n 02DQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DZ02\n \n \n 157,58\n \n \n \n \n 02DZ04\n \n \n 32,62\n \n \n \n \n 02DZ10\n \n \n 19,62\n \n \n \n \n 02EA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EA02\n \n \n 1,68\n \n \n \n \n 02EA03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EB04\n \n \n 6,82\n \n \n \n \n 02EB07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EK00\n \n \n 30,86\n \n \n \n \n 02EK01\n \n \n 100,93\n \n \n \n \n 02EK02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EX00\n \n \n 141,03\n \n \n \n \n 02EX04\n \n \n 6,82\n \n \n \n \n 02EX05\n \n \n 34,22\n \n \n \n \n 02EX07\n \n \n 195,74\n \n \n \n \n 02FB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02FY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02FY01\n \n \n 121,91\n \n \n \n \n 02FY02\n \n \n 86,4\n \n \n \n \n 02FY07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GJ01\n \n \n 12,14\n \n \n \n \n 02GN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP05\n \n \n 24,37\n \n \n \n \n 02GP06\n \n \n 24,45\n \n \n \n \n 02GS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02HI00\n \n \n 124,72\n \n \n \n \n 02HI06\n \n \n 33,46\n \n \n \n \n 02HI08\n \n \n 197,78\n \n \n \n \n 02IB00\n \n \n 115,99\n \n \n \n \n 02IB05\n \n \n 74,44\n \n \n \n \n 02IB07\n \n \n 44,38\n \n \n \n \n 02IC00\n \n \n 73,91\n \n \n \n \n 02IC01\n \n \n 0,62\n \n \n \n \n 02JG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02JG04\n \n \n 61,38\n \n \n \n \n 02JG05\n \n \n 25,84\n \n \n \n \n 02JG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB00\n \n \n 32,1\n \n \n \n \n 02KB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB06\n \n \n 99,49\n \n \n \n \n 02KB08\n \n \n 50,27\n \n \n \n \n 02KM00\n \n \n 312,89\n \n \n \n \n 02KR00\n \n \n 7,55\n \n \n \n \n 02LB00\n \n \n 584,53\n \n \n \n \n 02LB01\n \n \n 71,25\n \n \n \n \n 02LB08\n \n \n 473,83\n \n \n \n \n 02LG00\n \n \n 32,39\n \n \n \n \n 02LG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02LG08\n \n \n 79,99\n \n \n \n \n 02LG09\n \n \n 89,9\n \n \n \n \n 02ME00\n \n \n 119,58\n \n \n \n \n 02ME01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ME02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02MF00\n \n \n 182,32\n \n \n \n \n 02MU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ01\n \n \n 156,44\n \n \n \n \n 02NZ09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ10\n \n \n 224,05\n \n \n \n \n 02NZ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ14\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02PA00\n \n \n 84,47\n \n \n \n \n 02QN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QN02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX01\n \n \n 23,63\n \n \n \n \n 02QX03\n \n \n 191,89\n \n \n \n \n 02QX06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA01\n \n \n 116,46\n \n \n \n \n 02RA02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02SB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ST00\n \n \n 40,78\n \n \n \n \n 02ST04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ST05\n \n \n 10,46\n \n \n \n \n 02SY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TC03\n \n \n 244,83\n \n \n \n \n 02TC04\n \n \n 85,95\n \n \n \n \n 02TD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TD03\n \n \n 22,88\n \n \n \n \n 02TD04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UE00\n \n \n 3,91\n \n \n \n \n 02UG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02US00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02US04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UX00\n \n \n 5,06\n \n \n \n \n 02UX01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UX06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VA01\n \n \n 84,35\n \n \n \n \n 02VB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB07\n \n \n 45,96\n \n \n \n \n 02VB16\n \n \n 18,81\n \n \n \n \n 02VC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VC02\n \n \n 113,45\n \n \n \n \n 02VC03\n \n \n 23,24\n \n \n \n \n 02VC08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VC09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VD04\n \n \n 19,56\n \n \n \n \n 02VD05\n \n \n 7\n \n \n \n \n 02VE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG04\n \n \n 201,82\n \n \n \n \n 02VG05\n \n \n 381,95\n \n \n \n \n 02VG08\n \n \n 507,07\n \n \n \n \n 02VG10\n \n \n 123,2\n \n \n \n \n 02VG11\n \n \n 77,57\n \n \n \n \n 02VG14\n \n \n 3,04\n \n \n \n \n 02VG15\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG22\n \n \n 171,75\n \n \n \n \n 02VG25\n \n \n 47,91\n \n \n \n \n 02VJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VJ03\n \n \n 29,02\n \n \n \n \n 02VJ06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VJ07\n \n \n 46,67\n \n \n \n \n 02VJ08\n \n \n 4,76\n \n \n \n \n 02VM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VN01\n \n \n 99,9\n \n \n \n \n 02VO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VQ00\n \n \n 161,89\n \n \n \n \n 02VQ01\n \n \n 334,55\n \n \n \n \n 02VR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR02\n \n \n 114,09\n \n \n \n \n 02VR04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT01\n \n \n 31,04\n \n \n \n \n 02VT02\n \n \n 107,33\n \n \n \n \n 02VT04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT06\n \n \n 33,81\n \n \n \n \n 02XJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02XJ02\n \n \n 61,75\n \n \n \n \n 02XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02YH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR03\n \n \n 0,03\n \n \n \n \n 03AM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03AQ00\n \n \n 425,47\n \n \n \n \n 03FO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03FO01\n \n \n 107,18\n \n \n \n \n 03FO04\n \n \n 12,48\n \n \n \n \n 03JY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03JY01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03JY02\n \n \n 19,92\n \n \n \n \n 03JY03\n \n \n 7,36\n \n \n \n \n 03JY06\n \n \n 13,5\n \n \n \n \n 03JY07\n \n \n 1,22\n \n \n \n \n 03JY08\n \n \n 1,96\n \n \n \n \n 03KN00\n \n \n 18,19\n \n \n \n \n 03OY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RR04\n \n \n 86,87\n \n \n \n \n 03RU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RU02\n \n \n 87,39\n \n \n \n \n 03WO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03WO01\n \n \n 47,75\n \n \n \n \n 03WO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03WO03\n \n \n 24,45\n \n \n \n \n 03XF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XF04\n \n \n 52,23\n \n \n \n \n 03XF05\n \n \n 220,01\n \n \n \n \n 03XM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XS02\n \n \n 76,93\n \n \n \n \n 03XS03\n \n \n 7,62\n \n \n \n \n 03XS08\n \n \n 136,56\n \n \n \n \n 04DF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04DF01\n \n \n 15,57\n \n \n \n \n 04DS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU08\n \n \n 38,43\n \n \n \n \n 04HR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04HR04\n \n \n 102,83\n \n \n \n \n 04HR07\n \n \n 256,53\n \n \n \n \n 04IX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04IX01\n \n \n 124,38\n \n \n \n \n 04OY00\n \n \n 16\n \n \n \n \n 04OY02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04SU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04SU02\n \n \n 61,9\n \n \n \n \n 04XU00\n \n \n 94,8\n \n \n \n \n 04YE00\n \n \n 99,54\n \n \n \n \n 04YE01\n \n \n 28,32\n \n \n \n \n 04YE02\n \n \n 60,49\n \n \n \n \n 04YE03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04YE08\n \n \n 335,62\n \n \n \n \n 04YE11\n \n \n 6,38\n \n \n \n \n 04YX00\n \n \n 74,65\n \n \n \n \n 04YX02\n \n \n 36,85\n \n \n \n \n 05AV00\n \n \n 67,33\n \n \n \n \n 05AV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05AV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05AV03\n \n \n 25,94\n \n \n \n \n 05AV04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05AX00\n \n \n 158\n \n \n \n \n 05EA14\n \n \n 114,21\n \n \n \n \n 05EA16\n \n \n 156,8\n \n \n \n \n 05FB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05FB01\n \n \n 3,27\n \n \n \n \n 05FB07\n \n \n 10,45\n \n \n \n \n 05FB08\n \n \n 30,77\n \n \n \n \n 05FE00\n \n \n 107,41\n \n \n \n \n 05FF00\n \n \n 255,23\n \n \n \n \n 05FF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05FJ00\n \n \n 129,9\n \n \n \n \n 05FJ01\n \n \n 33,68\n \n \n \n \n 05FJ11\n \n \n 18,45\n \n \n \n \n 05FJ12\n \n \n 153,91\n \n \n \n \n 05OH00\n \n \n 86,38\n \n \n \n \n 05OH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05OH07\n \n \n 11,08\n \n \n \n \n 05PL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05RA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05RA01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05TA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05XJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06HF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06HF02\n \n \n 150,73\n \n \n \n \n 06SU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06WY00\n \n \n 57,51\n \n \n \n \n 06XL00\n \n \n 122,83\n \n \n \n \n 07BQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07FH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07KP00\n \n \n 36,71\n \n \n \n \n 07MU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07PK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07PK04\n \n \n 5,81\n \n \n \n \n 07PK05\n \n \n 131,62\n \n \n \n \n 07PK07\n \n \n 51,54\n \n \n \n \n 08CU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08LP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08LP01\n \n \n 2,65\n \n \n \n \n 08LP02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08SG00\n \n \n 16,48\n \n \n \n \n 08SG01\n \n \n 175,43\n \n \n \n \n 08SG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08VU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08VU02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 09VG00\n \n \n 96,49\n \n \n \n \n 10AN00\n \n \n 34,95\n \n \n \n \n 10AN03\n \n \n 71,14\n \n \n \n \n 10AN04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 10LU00\n \n \n 180,83\n \n \n \n \n 11NY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 11ZH00\n \n \n 25,56\n \n \n \n \n 12IR00\n \n \n 88,27\n \n \n \n \n 12IR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 12IR11\n \n \n 68,51\n \n \n \n \n 12RB00\n \n \n 145,84\n \n \n \n \n 13EE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13JO00\n \n \n 49,79\n \n \n \n \n 13OR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13OR01\n \n \n 55,55\n \n \n \n \n 13OR03\n \n \n 11,37\n \n \n \n \n 13PE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13PE01\n \n \n 52,78\n \n \n \n \n 13WH00\n \n \n 73,87\n \n \n \n \n 13ZU00\n \n \n 41,39\n \n \n \n \n 13ZU02\n \n \n 121,9\n \n \n \n \n 13ZU03\n \n \n 64,28\n \n \n \n \n 14DC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14DC02\n \n \n 19,23\n \n \n \n \n 14DC06\n \n \n 2,53\n \n \n \n \n 14FW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW02\n \n \n 45,92\n \n \n \n \n 14FW04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW05\n \n \n 7,51\n \n \n \n \n 14LF00\n \n \n 89,01\n \n \n \n \n 14NQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14NS00\n \n \n 15,87\n \n \n \n \n 14OY00\n \n \n 230,37\n \n \n \n \n 14PS00\n \n \n 52,23\n \n \n \n \n 14PS03\n \n \n 39,72\n \n \n \n \n 14QT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RC00\n \n \n 29,96\n \n \n \n \n 14RC02\n \n \n 154,11\n \n \n \n \n 14RC03\n \n \n 67,59\n \n \n \n \n 14RC04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RC06\n \n \n 98,99\n \n \n \n \n 14RC13\n \n \n 60,2\n \n \n \n \n 14RC14\n \n \n 18,24\n \n \n \n \n 14RC15\n \n \n 32,82\n \n \n \n \n 14RF00\n \n \n 202,16\n \n \n \n \n 14RF03\n \n \n 160,72\n \n \n \n \n 14RF04\n \n \n 252,22\n \n \n \n \n 14RF05\n \n \n 98,68\n \n \n \n \n 14RF06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RF08\n \n \n 62,38\n \n \n \n \n 14RL00\n \n \n 175,61\n \n \n \n \n 14RL03\n \n \n 25,51\n \n \n \n \n 14RL06\n \n \n 20,77\n \n \n \n \n 14RP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RP02\n \n \n 40,7\n \n \n \n \n 14RP03\n \n \n 79,23\n \n \n \n \n 14RR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RR01\n \n \n 44\n \n \n \n \n 14SE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SF00\n \n \n 169,14\n \n \n \n \n 14SF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM05\n \n \n 77,49\n \n \n \n \n 14SM13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM14\n \n \n 150,52\n \n \n \n \n 14SW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14TA00\n \n \n 103,43\n \n \n \n \n 14TD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14UM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14UM01\n \n \n 6,26\n \n \n \n \n 14UM02\n \n \n 100,18\n \n \n \n \n 14VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14VY00\n \n \n 76,17\n \n \n \n \n 14WE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14YD03\n \n \n 106,62\n \n \n \n \n 14YD06\n \n \n 69,62\n \n \n \n \n 14YD09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH00\n \n \n 172,69\n \n \n \n \n 15BH01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15EO00\n \n \n 120,55\n \n \n \n \n 15EO01\n \n \n 103,4\n \n \n \n \n 15HX00\n \n \n 113,45\n \n \n \n \n 15HX02\n \n \n 166,85\n \n \n \n \n 15HX03\n \n \n 1,39\n \n \n \n \n 15JM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15KR00\n \n \n 204,46\n \n \n \n \n 15KR05\n \n \n 36,01\n \n \n \n \n 15KR06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15KR09\n \n \n 60,34\n \n \n \n \n 15KR10\n \n \n 334,67\n \n \n \n \n 15KR11\n \n \n 8,21\n \n \n \n \n 15KR12\n \n \n 81,58\n \n \n \n \n 15KR14\n \n \n 5,98\n \n \n \n \n 15OM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15OM01\n \n \n 85,78\n \n \n \n \n 15QW00\n \n \n 43,14\n \n \n \n \n 15SC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15VQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15XV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15XV01\n \n \n 45,19\n \n \n \n \n 16AW00\n \n \n 240,11\n \n \n \n \n 16AW01\n \n \n 87,59\n \n \n \n \n 16AW06\n \n \n 102,99\n \n \n \n \n 16CX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16CX04\n \n \n 51,38\n \n \n \n \n 16CX08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16EI00\n \n \n 231,05\n \n \n \n \n 16FP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16FP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16FP05\n \n \n 134,65\n \n \n \n \n 16GZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16GZ03\n \n \n 6,39\n \n \n \n \n 16IH00\n \n \n 23,87\n \n \n \n \n 16IH03\n \n \n 118,51\n \n \n \n \n 16KP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16MQ00\n \n \n 141,35\n \n \n \n \n 16NK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16NK01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX02\n \n \n 57,17\n \n \n \n \n 16OX03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX04\n \n \n 30,12\n \n \n \n \n 16OX09\n \n \n 114,32\n \n \n \n \n 16OX10\n \n \n 152,47\n \n \n \n \n 16OX11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PE01\n \n \n 36,77\n \n \n \n \n 16PI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PI03\n \n \n 31,2\n \n \n \n \n 16PI04\n \n \n 13,98\n \n \n \n \n 16PI05\n \n \n 37,06\n \n \n \n \n 16PK00\n \n \n 95,62\n \n \n \n \n 16PK07\n \n \n 136,56\n \n \n \n \n 16PK10\n \n \n 158,55\n \n \n \n \n 16PN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS07\n \n \n 24,38\n \n \n \n \n 16PS08\n \n \n 539,09\n \n \n \n \n 16PS16\n \n \n 61,64\n \n \n \n \n 16PS17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS19\n \n \n 170,13\n \n \n \n \n 16QA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16QA01\n \n \n 75,52\n \n \n \n \n 16QH00\n \n \n 3,46\n \n \n \n \n 16QH01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RT01\n \n \n 28,66\n \n \n \n \n 16SK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16SK01\n \n \n 7,1\n \n \n \n \n 16SK05\n \n \n 87\n \n \n \n \n 16SK07\n \n \n 28,94\n \n \n \n \n 16SL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16ST00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16SW00\n \n \n 43,11\n \n \n \n \n 16SW03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VK01\n \n \n 61,25\n \n \n \n \n 16VK02\n \n \n 20,45\n \n \n \n \n 16VK03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VM00\n \n \n 238,87\n \n \n \n \n 16VM07\n \n \n 24,45\n \n \n \n \n 16VP00\n \n \n 78,52\n \n \n \n \n 16XD00\n \n \n 166,79\n \n \n \n \n 16YC00\n \n \n 111,31\n \n \n \n \n 16YV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16YV01\n \n \n 76,41\n \n \n \n \n 16YV02\n \n \n 47,68\n \n \n \n \n 16YV04\n \n \n 35,12\n \n \n \n \n 16YV10\n \n \n 128,59\n \n \n \n \n 16ZK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16ZK01\n \n \n 0,2\n \n \n \n \n 16ZK02\n \n \n 30,74\n \n \n \n \n 17AA00\n \n \n 34,22\n \n \n \n \n 17AA03\n \n \n 108,38\n \n \n \n \n 17AN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17AN01\n \n \n 53,32\n \n \n \n \n 17AY00\n \n \n 28,4\n \n \n \n \n 17AY04\n \n \n 89,43\n \n \n \n \n 17BI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17BI02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17BI06\n \n \n 117,4\n \n \n \n \n 17BZ00\n \n \n 20,37\n \n \n \n \n 17BZ02\n \n \n 19,03\n \n \n \n \n 17BZ03\n \n \n 20,44\n \n \n \n \n 17BZ04\n \n \n 7,06\n \n \n \n \n 17CK00\n \n \n 14,87\n \n \n \n \n 17CK01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17CR00\n \n \n 144,49\n \n \n \n \n 17DD00\n \n \n 12,63\n \n \n \n \n 17DN00\n \n \n 316,52\n \n \n \n \n 17DN01\n \n \n 40,7\n \n \n \n \n 17GM00\n \n \n 62,67\n \n \n \n \n 17GM02\n \n \n 53,05\n \n \n \n \n 17GT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17GT02\n \n \n 17,19\n \n \n \n \n 17HB00\n \n \n 474,61\n \n \n \n \n 17HB06\n \n \n 459,68\n \n \n \n \n 17HB07\n \n \n 103,96\n \n \n \n \n 17HH00\n \n \n 61,99\n \n \n \n \n 17HN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17HN02\n \n \n 42,36\n \n \n \n \n 17HR00\n \n \n 420,09\n \n \n \n \n 17HR02\n \n \n 448,51\n \n \n \n \n 17HR05\n \n \n 322,41\n \n \n \n \n 17HX00\n \n \n 15,13\n \n \n \n \n 17IM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IM01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IM02\n \n \n 161,88\n \n \n \n \n 17IM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IR00\n \n \n 62,95\n \n \n \n \n 17IR01\n \n \n 7,59\n \n \n \n \n 17IR02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17JB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17JB01\n \n \n 137,22\n \n \n \n \n 17JB02\n \n \n 123,82\n \n \n \n \n 17JY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17KF00\n \n \n 54,66\n \n \n \n \n 17KY00\n \n \n 65,58\n \n \n \n \n 17VF00\n \n \n 275,03\n \n \n \n \n 17VF02\n \n \n 255,32\n \n \n \n \n 17VF03\n \n \n 196,44\n \n \n \n \n 17VF04\n \n \n 2,68\n \n \n \n \n 17VF06\n \n \n 80,25\n \n \n \n \n 17VF08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN00\n \n \n 5,49\n \n \n \n \n 17VN01\n \n \n 116,84\n \n \n \n \n 17VN05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN09\n \n \n 219,59\n \n \n \n \n 17VP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VP02\n \n \n 91,56\n \n \n \n \n 17VS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VS02\n \n \n 7,26\n \n \n \n \n 17VS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17WP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17WQ00\n \n \n 105,56\n \n \n \n \n 17WQ08\n \n \n 359,32\n \n \n \n \n 17XU00\n \n \n 78,84\n \n \n \n \n 17XU01\n \n \n 113,88\n \n \n \n \n 17YF00\n \n \n 402,84\n \n \n \n \n 17YF02\n \n \n 264,87\n \n \n \n \n 17YS00\n \n \n 569,31\n \n \n \n \n 17YS02\n \n \n 179,75\n \n \n \n \n 17YS03\n \n \n 49,88\n \n \n \n \n 17YS04\n \n \n 305,24\n \n \n \n \n 17YS08\n \n \n 148,26\n \n \n \n \n 17YS12\n \n \n 4,26\n \n \n \n \n 17YS18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17YS21\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17YS22\n \n \n 31,42\n \n \n \n \n 18AN00\n \n \n 633,27\n \n \n \n \n 18CH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18CH02\n \n \n 267,14\n \n \n \n \n 18CH03\n \n \n 64,5\n \n \n \n \n 18CH09\n \n \n 306,52\n \n \n \n \n 18CV00\n \n \n 48,07\n \n \n \n \n 18DD00\n \n \n 35,99\n \n \n \n \n 18DD02\n \n \n 161,9\n \n \n \n \n 18DD06\n \n \n 114,67\n \n \n \n \n 18DO00\n \n \n 24,1\n \n \n \n \n 18DO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18DQ00\n \n \n 326,74\n \n \n \n \n 18GC00\n \n \n 22,53\n \n \n \n \n 18TR00\n \n \n 110,79\n \n \n \n \n 18TR01\n \n \n 47,58\n \n \n \n \n 18TR02\n \n \n 110,42\n \n \n \n \n 18TR03\n \n \n 111,73\n \n \n \n \n 18TR07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18TR11\n \n \n 88,31\n \n \n \n \n 18TR12\n \n \n 31,41\n \n \n \n \n 18TR13\n \n \n 126,96\n \n \n \n \n 18WS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18WS04\n \n \n 24,4\n \n \n \n \n 18XR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18XU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18XU01\n \n \n 37,37\n \n \n \n \n 18XX00\n \n \n 106,94\n \n \n \n \n 19DH00\n \n \n 84,23\n \n \n \n \n 19EN00\n \n \n 45,37\n \n \n \n \n 19EQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW01\n \n \n 10,8\n \n \n \n \n 19EW03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW05\n \n \n 23,2\n \n \n \n \n 19FF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19FF04\n \n \n 22,52\n \n \n \n \n 19GY00\n \n \n 203,17\n \n \n \n \n 19GY04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19GY05\n \n \n 58,42\n \n \n \n \n 19GY06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19GY08\n \n \n 115,87\n \n \n \n \n 19HG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HG02\n \n \n 29,96\n \n \n \n \n 19HG04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HG06\n \n \n 45,79\n \n \n \n \n 19HG10\n \n \n 94,67\n \n \n \n \n 19HG11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HR00\n \n \n 317,64\n \n \n \n \n 19HV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HY00\n \n \n 1,57\n \n \n \n \n 19IP00\n \n \n 42,21\n \n \n \n \n 19IW00\n \n \n 2,46\n \n \n \n \n 19IW02\n \n \n 22,46\n \n \n \n \n 19IW04\n \n \n 120,05\n \n \n \n \n 19IW05\n \n \n 92,78\n \n \n \n \n 19KM00\n \n \n 434,04\n \n \n \n \n 19KZ00\n \n \n 37,17\n \n \n \n \n 19LO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19PV00\n \n \n 79,71\n \n \n \n \n 19QA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19QA04\n \n \n 45,95\n \n \n \n \n 19QC00\n \n \n 1,63\n \n \n \n \n 19RX00\n \n \n 40,83\n \n \n \n \n 19RX01\n \n \n 33,75\n \n \n \n \n 19RX02\n \n \n 11,46\n \n \n \n \n 19RX05\n \n \n 118,92\n \n \n \n \n 19TI00\n \n \n 9,49\n \n \n \n \n 19TI03\n \n \n 133,51\n \n \n \n \n 19TI05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19TI06\n \n \n 56,16\n \n \n \n \n 19XH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH01\n \n \n 65,34\n \n \n \n \n 19XH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH04\n \n \n 254,84\n \n \n \n \n 19XH05\n \n \n 90,57\n \n \n \n \n 19XH08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XS01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XV00\n \n \n 115,32\n \n \n \n \n 19XV02\n \n \n 23,89\n \n \n \n \n 19XY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZP00\n \n \n 261,09\n \n \n \n \n 19ZP03\n \n \n 98,15\n \n \n \n \n 19ZP04\n \n \n 119,65\n \n \n \n \n 19ZP05\n \n \n 44,96\n \n \n \n \n 19ZP06\n \n \n 133,93\n \n \n \n \n 19ZQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZQ02\n \n \n 28,49\n \n \n \n \n 19ZU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZX01\n \n \n 28,85\n \n \n \n \n 20AA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AB00\n \n \n 22,83\n \n \n \n \n 20AB04\n \n \n 116,97\n \n \n \n \n 20AB08\n \n \n 123,38\n \n \n \n \n 20AD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AD03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AE00\n \n \n 73,41\n \n \n \n \n 20AE01\n \n \n 37,87\n \n \n \n \n 20AI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AM00\n \n \n 320,25\n \n \n \n \n 20AT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AT01\n \n \n 25,87\n \n \n \n \n 20AT03\n \n \n 127,13\n \n \n \n \n 20AT04\n \n \n 40,33\n \n \n \n \n 20AT07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BC01\n \n \n 450,3\n \n \n \n \n 20BH00\n \n \n 208,52\n \n \n \n \n 20BK00\n \n \n 84,03\n \n \n \n \n 20BK01\n \n \n 474,38\n \n \n \n \n 20BK03\n \n \n 20,31\n \n \n \n \n 20BQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CJ00\n \n \n 93,33\n \n \n \n \n 20CJ04\n \n \n 253,22\n \n \n \n \n 20CJ10\n \n \n 134,87\n \n \n \n \n 20CJ11\n \n \n 117,21\n \n \n \n \n 20CK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CM00\n \n \n 56,48\n \n \n \n \n 20CM01\n \n \n 47,24\n \n \n \n \n 20CM03\n \n \n 10,99\n \n \n \n \n 20CM07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CM08\n \n \n 59,44\n \n \n \n \n 20CM09\n \n \n 79,09\n \n \n \n \n 20CM10\n \n \n 5,17\n \n \n \n \n 20CN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CN02\n \n \n 98,45\n \n \n \n \n 20CN05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CP00\n \n \n 115,64\n \n \n \n \n 20CP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CQ00\n \n \n 720,65\n \n \n \n \n 20CQ01\n \n \n 169,31\n \n \n \n \n 20CQ04\n \n \n 448,52\n \n \n \n \n 20CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CR01\n \n \n 44,48\n \n \n \n \n 20CR03\n \n \n 5,75\n \n \n \n \n 20CR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CR06\n \n \n 143,83\n \n \n \n \n 20CR07\n \n \n 60,39\n \n \n \n \n 20CS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CS04\n \n \n 68,45\n \n \n \n \n 20CS07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DB03\n \n \n 165,6\n \n \n \n \n 20DB11\n \n \n 8,86\n \n \n \n \n 20DC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DF01\n \n \n 136,19\n \n \n \n \n 20DF09\n \n \n 224,31\n \n \n \n \n 20DG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH06\n \n \n 101,91\n \n \n \n \n 20DH08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH11\n \n \n 119,03\n \n \n \n \n 20DH12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL03\n \n \n 87,28\n \n \n \n \n 20DL04\n \n \n 16,66\n \n \n \n \n 20DL06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL13\n \n \n 3,94\n \n \n \n \n 20DL16\n \n \n 115,39\n \n \n \n \n 20DL21\n \n \n 49,71\n \n \n \n \n 20DP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EI01\n \n \n 171,34\n \n \n \n \n 20EI02\n \n \n 2,36\n \n \n \n \n 20EI03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EK00\n \n \n 22,76\n \n \n \n \n 20EK07\n \n \n 28,12\n \n \n \n \n 20EK08\n \n \n 107,3\n \n \n \n \n 20EM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EM01\n \n \n 342,03\n \n \n \n \n 20EM03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EM04\n \n \n 94,68\n \n \n \n \n 20EO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER08\n \n \n 21,47\n \n \n \n \n 20ER09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY07\n \n \n 171,11\n \n \n \n \n 20EY09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY10\n \n \n 117,63\n \n \n \n \n 20FR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20FR02\n \n \n 26,78\n \n \n \n \n 20FR04\n \n \n 209,95\n \n \n \n \n 20FR07\n \n \n 30,33\n \n \n \n \n 20FR08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20FR12\n \n \n 17,62\n \n \n \n \n 20GA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20GD00\n \n \n 294,01\n \n \n \n \n 20GD01\n \n \n 355,73\n \n \n \n \n 20GS00\n \n \n 17,27\n \n \n \n \n 20IB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20IB03\n \n \n 112,61\n \n \n \n \n 20IS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20JX00\n \n \n 272,31\n \n \n \n \n 20JX02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20JX04\n \n \n 61,03\n \n \n \n \n 20KA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20KQ00\n \n \n 21,84\n \n \n \n \n 20KQ04\n \n \n 142,81\n \n \n \n \n 20KQ06\n \n \n 78,52\n \n \n \n \n 20KZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LA02\n \n \n 48,25\n \n \n \n \n 20LA03\n \n \n 23,59\n \n \n \n \n 20LA05\n \n \n 54,86\n \n \n \n \n 20LA06\n \n \n 10,08\n \n \n \n \n 20LA07\n \n \n 0,53\n \n \n \n \n 20LL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO04\n \n \n 60,43\n \n \n \n \n 20LO08\n \n \n 251,53\n \n \n \n \n 20LU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MA00\n \n \n 237,3\n \n \n \n \n 20MA01\n \n \n 216,9\n \n \n \n \n 20MD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MH01\n \n \n 1,67\n \n \n \n \n 20MJ00\n \n \n 772,05\n \n \n \n \n 20MJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MJ04\n \n \n 35,28\n \n \n \n \n 20MJ05\n \n \n 377,79\n \n \n \n \n 20MJ12\n \n \n 297,07\n \n \n \n \n 20MJ13\n \n \n 9,07\n \n \n \n \n 20MJ14\n \n \n 166,21\n \n \n \n \n 20MM00\n \n \n 370,53\n \n \n \n \n 20MM01\n \n \n 217,28\n \n \n \n \n 20MM06\n \n \n 322,02\n \n \n \n \n 20QU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20QY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20RC00\n \n \n 43,7\n \n \n \n \n 20RF00\n \n \n 81,88\n \n \n \n \n 20RM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ST00\n \n \n 7,51\n \n \n \n \n 20TZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20TZ04\n \n \n 118,06\n \n \n \n \n 20TZ07\n \n \n 173,36\n \n \n \n \n 20TZ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20TZ12\n \n \n 6,87\n \n \n \n \n 20TZ13\n \n \n 37,65\n \n \n \n \n 20TZ14\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20WI00\n \n \n 34,34\n \n \n \n \n 20ZK00\n \n \n 221,98\n \n \n \n \n 20ZK02\n \n \n 59,55\n \n \n \n \n 20ZK04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AS00\n \n \n 92,63\n \n \n \n \n 21AS03\n \n \n 102,89\n \n \n \n \n 21AS07\n \n \n 279,08\n \n \n \n \n 21AS08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AS09\n \n \n 4,5\n \n \n \n \n 21BH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21BH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21CY03\n \n \n 50,05\n \n \n \n \n 21CY05\n \n \n 38,19\n \n \n \n \n 21ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21ET02\n \n \n 116,7\n \n \n \n \n 21ET04\n \n \n 305,7\n \n \n \n \n 21ET07\n \n \n 88,2\n \n \n \n \n 21ET08\n \n \n 19,27\n \n \n \n \n 21ET11\n \n \n 75,74\n \n \n \n \n 21ET12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21EX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21FF00\n \n \n 438,06\n \n \n \n \n 21FV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21FV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GD00\n \n \n 690,98\n \n \n \n \n 21GD01\n \n \n 485,78\n \n \n \n \n 21GD02\n \n \n 11,07\n \n \n \n \n 21GU00\n \n \n 584,97\n \n \n \n \n 21GU04\n \n \n 69,12\n \n \n \n \n 21GU06\n \n \n 289,24\n \n \n \n \n 21GU07\n \n \n 7,62\n \n \n \n \n 21GU08\n \n \n 96,18\n \n \n \n \n 21GU11\n \n \n 130,19\n \n \n \n \n 21GV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GW00\n \n \n 2,44\n \n \n \n \n 21GW02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GW03\n \n \n 180,24\n \n \n \n \n 21GW07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GZ00\n \n \n 74,15\n \n \n \n \n 21GZ06\n \n \n 102,79\n \n \n \n \n 21HC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21HC01\n \n \n 77,1\n \n \n \n \n 21HC03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21HC04\n \n \n 18,26\n \n \n \n \n 21HC08\n \n \n 69,33\n \n \n \n \n 21HC12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21SK00\n \n \n 1,25\n \n \n \n \n 21SK01\n \n \n 214,56\n \n \n \n \n 21WE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21WE02\n \n \n 13,13\n \n \n \n \n 22NE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23AP00\n \n \n 196,03\n \n \n \n \n 23FY00\n \n \n 501,31\n \n \n \n \n 23GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23HC00\n \n \n 310,81\n \n \n \n \n 23HC01\n \n \n 25,18\n \n \n \n \n 23HC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23HC04\n \n \n 115,79\n \n \n \n \n 23JA01\n \n \n 97,18\n \n \n \n \n 23KU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23VD00\n \n \n 99,78\n \n \n \n \n 23VL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23VL01\n \n \n 41,61\n \n \n \n \n 23VL02\n \n \n 68,75\n \n \n \n \n 23VL03\n \n \n 2,32\n \n \n \n \n 23WU00\n \n \n 61,02\n \n \n \n \n 23YU00\n \n \n 147,74\n \n \n \n \n 23YU01\n \n \n 222,52\n \n \n \n \n 23YU02\n \n \n 445,58\n \n \n \n \n 23YU08\n \n \n 45,84\n \n \n \n \n 24PY00\n \n \n 8,07\n \n \n \n \n 24PY02\n \n \n 233,29\n \n \n \n \n 24PY05\n \n \n 253,36\n \n \n \n \n 24PY08\n \n \n 282,1\n \n \n \n \n 24RW00\n \n \n 67,91\n \n \n \n \n 24RW03\n \n \n 273,86\n \n \n \n \n 24RW04\n \n \n 27,55\n \n \n \n \n 24TF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TF02\n \n \n 3,6\n \n \n \n \n 24TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TG04\n \n \n 109,49\n \n \n \n \n 24TJ00\n \n \n 373,52\n \n \n \n \n 24TP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TP02\n \n \n 136,6\n \n \n \n \n 24TP05\n \n \n 180,81\n \n \n \n \n 24TR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TR02\n \n \n 436,39\n \n \n \n \n 24TR03\n \n \n 86,07\n \n \n \n \n 24TR05\n \n \n 237,55\n \n \n \n \n 24TR10\n \n \n 192,62\n \n \n \n \n 24TR12\n \n \n 273,24\n \n \n \n \n 24TR15\n \n \n 25,47\n \n \n \n \n 24TR16\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL01\n \n \n 59,83\n \n \n \n \n 25CL03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM00\n \n \n 25,99\n \n \n \n \n 25CM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV05\n \n \n 36,02\n \n \n \n \n 25DA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25DA02\n \n \n 10,78\n \n \n \n \n 25DA04\n \n \n 83,73\n \n \n \n \n 25DA08\n \n \n 246,87\n \n \n \n \n 25DA09\n \n \n 25,35\n \n \n \n \n 25EF01\n \n \n 11,07\n \n \n \n \n 25EF02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25EF03\n \n \n 103,1\n \n \n \n \n 25EF04\n \n \n 47,47\n \n \n \n \n 25EF05\n \n \n 17,02\n \n \n \n \n 25EF06\n \n \n 37,45\n \n \n \n \n 25EF08\n \n \n 30,94\n \n \n \n \n 25EF09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25FU00\n \n \n 100,22\n \n \n \n \n 25FX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25FX01\n \n \n 22,41\n \n \n \n \n 25FY00\n \n \n 112,86\n \n \n \n \n 25GA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GA01\n \n \n 97,58\n \n \n \n \n 25GB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GB02\n \n \n 11,26\n \n \n \n \n 25GC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC01\n \n \n 169,33\n \n \n \n \n 25GC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC03\n \n \n 1,19\n \n \n \n \n 25GC08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC09\n \n \n 68,07\n \n \n \n \n 25GC10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GD00\n \n \n 132,36\n \n \n \n \n 25GD01\n \n \n 37,25\n \n \n \n \n 25GE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GE02\n \n \n 315,7\n \n \n \n \n 25GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GF01\n \n \n 57,09\n \n \n \n \n 25GL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GL04\n \n \n 545,3\n \n \n \n \n 25GL06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GM00\n \n \n 76,43\n \n \n \n \n 25GM04\n \n \n 66,01\n \n \n \n \n 25GV01\n \n \n 61,15\n \n \n \n \n 25GV05\n \n \n 60,89\n \n \n \n \n 25GV07\n \n \n 43,71\n \n \n \n \n 25GV08\n \n \n 55,77\n \n \n \n \n 25GV09\n \n \n 16,19\n \n \n \n \n 25GV10\n \n \n 4,07\n \n \n \n \n 25GV30\n \n \n 41,28\n \n \n \n \n 25GV31\n \n \n 3,27\n \n \n \n \n 25GV32\n \n \n 16,81\n \n \n \n \n 25GV34\n \n \n 16,99\n \n \n \n \n 25KX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25LV00\n \n \n 468,89\n \n \n \n \n 25LV19\n \n \n 84,24\n \n \n \n \n 25LX33\n \n \n 214,95\n \n \n \n \n 25LX41\n \n \n 74,23\n \n \n \n \n 25LX48\n \n \n 342,76\n \n \n \n \n 25MB00\n \n \n 6,24\n \n \n \n \n 25MB36\n \n \n 186,62\n \n \n \n \n 25MG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25MG02\n \n \n 72,41\n \n \n \n \n 25MG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27DG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27MD00\n \n \n 67,88\n \n \n \n \n 27MD01\n \n \n 74,87\n \n \n \n \n 27MD02\n \n \n 290,79\n \n \n \n \n 27RW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27VD00\n \n \n 73,22\n \n \n \n \n 27VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27VG01\n \n \n 34,19\n \n \n \n \n 27VG04\n \n \n 94,88\n \n \n \n \n 27ZH00\n \n \n 74,95\n \n \n \n \n 27ZH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27ZH03\n \n \n 258,54\n \n \n \n \n 27ZJ00\n \n \n 177,8\n \n \n \n \n 27ZJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 28DH00\n \n \n 237,53\n \n \n \n \n 29WG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 29YT00\n \n \n 383,87\n \n \n \n \n 29ZT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30AU00\n \n \n 43,52\n \n \n \n \n 30AU01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30BC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30BE00\n \n \n 44,56\n \n \n \n \n 30EU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30GC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30GD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30JN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30JN01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30PP00\n \n \n 119,15\n \n \n \n \n 30PP01\n \n \n 2,89\n \n \n \n \n 30PP02\n \n \n 108,59\n \n \n \n \n 30PP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30UB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30UB01\n \n \n 15,92\n \n \n \n \n 30UV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30WH00\n \n \n 650,55\n \n \n \n \n 30WH02\n \n \n 106\n \n \n \n \n 31BL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG01\n \n \n 8,38\n \n \n \n \n 31CG02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG03\n \n \n 28,53\n \n \n \n \n 31CH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CH01\n \n \n 203,93\n \n \n \n \n 31CZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31EW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31EW01\n \n \n 64,87\n \n \n \n \n 31EW02\n \n \n 0,86\n \n \n \n \n 31EX00\n \n \n 25,07\n \n \n \n \n 31EX01\n \n \n 148,01\n \n \n \n \n 31FG00\n \n \n 45,73\n \n \n \n \n 31FH00\n \n \n 13,38\n \n \n \n \n 31GM00\n \n \n 214,17\n \n \n \n \n 31HN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31HN01\n \n \n 287,85\n \n \n \n \n 31JC01\n \n \n 59,22\n \n \n \n \n 31JC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JC03\n \n \n 17,61\n \n \n \n \n 31JC04\n \n \n 99,37\n \n \n \n \n 31JC05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JC06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JW01\n \n \n 212,15\n \n \n \n \n 31KZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31MD00\n \n \n 60,04\n \n \n \n \n 31MD02\n \n \n 267,11\n \n \n \n \n 31MD03\n \n \n 65,72\n \n \n \n \n 31RY00\n \n \n 45,1\n \n \n \n \n 31TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31TK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n \n \n Onderwijskansenscores voor praktijkonderwijs\n \n \n \n \n \n \n Vestigingsnummer\n \n \n Onderwijskansenscore\n \n \n \n \n \n \n 00DI04\n \n \n 11,03\n \n \n \n \n 00PG04\n \n \n 4,34\n \n \n \n \n 01EK00\n \n \n 76,07\n \n \n \n \n 01EO06\n \n \n 41,74\n \n \n \n \n 01HQ00\n \n \n 42,51\n \n \n \n \n 01KD00\n \n \n 25,38\n \n \n \n \n 01NJ16\n \n \n 12,66\n \n \n \n \n 01OE23\n \n \n 65,25\n \n \n \n \n 01RL00\n \n \n 1,89\n \n \n \n \n 01VJ06\n \n \n 57,45\n \n \n \n \n 01XN08\n \n \n 12,54\n \n \n \n \n 02EA05\n \n \n 5,95\n \n \n \n \n 02FO00\n \n \n 20,39\n \n \n \n \n 02LB01\n \n \n 120,77\n \n \n \n \n 02MF00\n \n \n 11,42\n \n \n \n \n 02UV10\n \n \n 4,05\n \n \n \n \n 02VA01\n \n \n 11,83\n \n \n \n \n 02VC02\n \n \n 21,57\n \n \n \n \n 02XJ02\n \n \n 19,6\n \n \n \n \n 03JY06\n \n \n 2,54\n \n \n \n \n 03KN00\n \n \n 22,86\n \n \n \n \n 03KZ00\n \n \n 26,99\n \n \n \n \n 03RB00\n \n \n 12,39\n \n \n \n \n 03SX00\n \n \n 28,57\n \n \n \n \n 03ZY00\n \n \n 18,99\n \n \n \n \n 04FR00\n \n \n 28,07\n \n \n \n \n 04GU06\n \n \n 18,81\n \n \n \n \n 04IK00\n \n \n 71,52\n \n \n \n \n 04NF00\n \n \n 118,5\n \n \n \n \n 04OY06\n \n \n 18,07\n \n \n \n \n 04SU02\n \n \n 41,85\n \n \n \n \n 04YE09\n \n \n 41,86\n \n \n \n \n 05AV05\n \n \n 22,29\n \n \n \n \n 05GV00\n \n \n 44,58\n \n \n \n \n 05NE00\n \n \n 24,26\n \n \n \n \n 05NV00\n \n \n 34,08\n \n \n \n \n 05OP00\n \n \n 43,14\n \n \n \n \n 05VN00\n \n \n 35,56\n \n \n \n \n 06DT00\n \n \n 15,78\n \n \n \n \n 07BM00\n \n \n 36,41\n \n \n \n \n 07FO00\n \n \n 34,99\n \n \n \n \n 07HF00\n \n \n 66,67\n \n \n \n \n 07MZ00\n \n \n 62,4\n \n \n \n \n 07YU00\n \n \n 43,82\n \n \n \n \n 07ZI00\n \n \n 12,7\n \n \n \n \n 08PS00\n \n \n 21,05\n \n \n \n \n 08UV00\n \n \n 31,66\n \n \n \n \n 09PY00\n \n \n 40,41\n \n \n \n \n 09VS00\n \n \n 56,1\n \n \n \n \n 10JY00\n \n \n 72,95\n \n \n \n \n 11AI00\n \n \n 65,34\n \n \n \n \n 12IR00\n \n \n 10,19\n \n \n \n \n 12NW00\n \n \n 49,32\n \n \n \n \n 12PR00\n \n \n 80,79\n \n \n \n \n 13EB00\n \n \n 51,41\n \n \n \n \n 13FB00\n \n \n 50,1\n \n \n \n \n 13JF00\n \n \n 26,3\n \n \n \n \n 13OR03\n \n \n 3,64\n \n \n \n \n 13PE01\n \n \n 9,85\n \n \n \n \n 13VV00\n \n \n 29,47\n \n \n \n \n 14AP00\n \n \n 8,47\n \n \n \n \n 14RL06\n \n \n 55,94\n \n \n \n \n 15DN00\n \n \n 24,14\n \n \n \n \n 15IS00\n \n \n 65,3\n \n \n \n \n 15NE00\n \n \n 48,4\n \n \n \n \n 15NY00\n \n \n 100,01\n \n \n \n \n 16PI02\n \n \n 19,41\n \n \n \n \n 16PJ00\n \n \n 16,59\n \n \n \n \n 16PJ01\n \n \n 10,83\n \n \n \n \n 16YV01\n \n \n 27,59\n \n \n \n \n 17AO00\n \n \n 72,36\n \n \n \n \n 17JI00\n \n \n 44,86\n \n \n \n \n 17MA00\n \n \n 63,36\n \n \n \n \n 17SG00\n \n \n 54,49\n \n \n \n \n 17UX00\n \n \n 74,43\n \n \n \n \n 17VN00\n \n \n 37,63\n \n \n \n \n 17VP05\n \n \n 12,28\n \n \n \n \n 17YS00\n \n \n 98,58\n \n \n \n \n 18BR00\n \n \n 45,56\n \n \n \n \n 18DD02\n \n \n 25,06\n \n \n \n \n 18PR00\n \n \n 53,15\n \n \n \n \n 18TR10\n \n \n 18,54\n \n \n \n \n 18UZ00\n \n \n 27,65\n \n \n \n \n 18VA00\n \n \n 32,77\n \n \n \n \n 18VX00\n \n \n 96,76\n \n \n \n \n 19NG00\n \n \n 43,3\n \n \n \n \n 19QA04\n \n \n 18,42\n \n \n \n \n 19SQ00\n \n \n 14,21\n \n \n \n \n 19TQ00\n \n \n 14,91\n \n \n \n \n 19UO00\n \n \n 31,45\n \n \n \n \n 19UP00\n \n \n 41,71\n \n \n \n \n 19UR00\n \n \n 15,27\n \n \n \n \n 19XH08\n \n \n 49,23\n \n \n \n \n 19YT00\n \n \n 38,06\n \n \n \n \n 20AB05\n \n \n 37,88\n \n \n \n \n 20AM04\n \n \n 12,22\n \n \n \n \n 20AT05\n \n \n 80,43\n \n \n \n \n 20BH02\n \n \n 39,12\n \n \n \n \n 20DL13\n \n \n 32,98\n \n \n \n \n 20EI04\n \n \n 34,27\n \n \n \n \n 20FF00\n \n \n 18,15\n \n \n \n \n 20JX11\n \n \n 57,72\n \n \n \n \n 20KD00\n \n \n 26\n \n \n \n \n 20KD01\n \n \n 47,78\n \n \n \n \n 20MJ04\n \n \n 103,1\n \n \n \n \n 20ZK00\n \n \n 63,27\n \n \n \n \n 21GU09\n \n \n 59,12\n \n \n \n \n 21HC08\n \n \n 45,19\n \n \n \n \n 21KM00\n \n \n 59,61\n \n \n \n \n 23DB00\n \n \n 40,77\n \n \n \n \n 23EJ00\n \n \n 28,96\n \n \n \n \n 23HC02\n \n \n 31,78\n \n \n \n \n 23HH00\n \n \n 48,74\n \n \n \n \n 23VL00\n \n \n 1,09\n \n \n \n \n 24TP03\n \n \n 35,78\n \n \n \n \n 25CM10\n \n \n 12,36\n \n \n \n \n 25FY00\n \n \n 23,86\n \n \n \n \n 25GM02\n \n \n 17,75\n \n \n \n \n 25MG02\n \n \n 10,52\n \n \n \n \n 26HD00\n \n \n 17,5\n \n \n \n \n 26HD01\n \n \n 32,49\n \n \n \n \n 26HF00\n \n \n 15,62\n \n \n \n \n 26HL00\n \n \n 57,05\n \n \n \n \n 26HN00\n \n \n 40,41\n \n \n \n \n 26HP00\n \n \n 57,28\n \n \n \n \n 26HR00\n \n \n 50,29\n \n \n \n \n 26HU00\n \n \n 24,51\n \n \n \n \n 26HV00\n \n \n 31,93\n \n \n \n \n 26HX00\n \n \n 46,59\n \n \n \n \n 26HY00\n \n \n 20,9\n \n \n \n \n 26HY02\n \n \n 27,89\n \n \n \n \n 26JE00\n \n \n 18,91\n \n \n \n \n 26JE02\n \n \n 11,18\n \n \n \n \n 26JR00\n \n \n 69,62\n \n \n \n \n 26JR01\n \n \n 10,8\n \n \n \n \n 26JT00\n \n \n 59,06\n \n \n \n \n 26JV00\n \n \n 9,86\n \n \n \n \n 26JY00\n \n \n 35,44\n \n \n \n \n 26JZ00\n \n \n 56,3\n \n \n \n \n 26KA00\n \n \n 30,35\n \n \n \n \n 26KH00\n \n \n 62,15\n \n \n \n \n 26KP00\n \n \n 35,21\n \n \n \n \n 26KR00\n \n \n 16,94\n \n \n \n \n 26KV00\n \n \n 34,68\n \n \n \n \n 26KY00\n \n \n 13,61\n \n \n \n \n 26KZ00\n \n \n 61,51\n \n \n \n \n 26LL00\n \n \n 15,44\n \n \n \n \n 26LL01\n \n \n 5,7\n \n \n \n \n 26LR00\n \n \n 22,72\n \n \n \n \n 26LT00\n \n \n 44,75\n \n \n \n \n 26LU00\n \n \n 16\n \n \n \n \n 26MD00\n \n \n 30,5\n \n \n \n \n 26MJ00\n \n \n 27,15\n \n \n \n \n 26MP00\n \n \n 24,84\n \n \n \n \n 26MV00\n \n \n 3,76\n \n \n \n \n 26MZ00\n \n \n 22,26\n \n \n \n \n 26NH00\n \n \n 26,07\n \n \n \n \n 27PM00\n \n \n 23,15\n \n \n \n \n 27VF00\n \n \n 62,31\n \n \n \n \n 27VH00\n \n \n 41,73\n \n \n \n \n 28BN00\n \n \n 54,64\n \n \n \n \n 28BU00\n \n \n 55\n \n \n \n \n 28CA00\n \n \n 48,38\n \n \n \n \n 28DF00\n \n \n 52,36\n \n \n \n \n 29VW00\n \n \n 62,17\n \n \n \n \n 29VX00\n \n \n 74,65\n \n \n \n \n 29VY00\n \n \n 19,26\n \n \n \n \n 29VZ00\n \n \n 86,77\n \n \n \n \n 30FF00\n \n \n 39,27\n \n \n \n \n 30JM00\n \n \n 32,84\n \n \n \n \n 30MM00\n \n \n 12,52\n \n \n \n \n 30UD00\n \n \n 25,85\n \n \n \n \n 31HN02\n \n \n 74,97\n \n \n \n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Bijlage\n 2\n Het totaal beschikbare budget en het bedrag per eenheid onderwijskansenscore\n \n Het totaal beschikbare budget: € 177.361.137,30\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor vmbo, havo of vwo: € 2.047,47\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor praktijkonderwijs: € 2.488,30\n20241852411-06-202430-05-2024VO/4461849820241852411-06-202430-05-2024VO/4461849812-06-202401-01-2024De bedragen zoals die waren vastgesteld voor het kalenderjaar 2023\n blijven van toepassing op het kalenderjaar 2023.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049325/2025-01-01_1/xml/BWBR0049325_2025-01-01_1.xml", "content": "BWBR0049325_2025-01-01_0\n Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 18 januari 2024 nr. 43197358, houdende de vaststelling van een nieuwe Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs ter vervanging van de Regeling leerplusarrangement vo (Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs)2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n Gelet op artikel 5.9, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020;\n \n \n Besluit:\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;\n \n \n \n minister: Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;\n \n \n \n onderwijskansenscore: overeenkomstig artikel 5 berekende score van een vestiging die een indicatie geeft van de zwaarte van de problematiek op die vestiging op basis van de aggregatie van de onderwijsscores van de leerlingen van de vestiging;\n \n \n \n onderwijsscore: cijfermatige indicatie van het verwachte risico op onbenut leerpotentieel van een individuele leerling, die op basis van statistische gegevens door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt bepaald;\n \n \n \n school: school of scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;\n \n \n \n schoolplan: schoolplan als bedoeld in artikel 2.88 van de wet;\n \n \n \n teldatum: 1 oktober van het tweede voorafgaande jaar waarop de bekostiging betrekking heeft;\n \n \n \n vestiging: op de teldatum bestaande vestiging van een school als bedoeld in de artikelen 4.13, 4.14 of 4.16 van de wet;\n \n \n \n wet:\n Wet voortgezet onderwijs 2020.\n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Toepassing Kaderregeling\n \n Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Doelomschrijving\n \n De minister verstrekt op grond van deze regeling aanvullende bekostiging, met als doel te voorkomen dat leerlingen, die door omgevingsfactoren een verhoogd risico lopen op het niet optimaal kunnen benutten van hun leerpotentie, afstromen, onnodig doubleren of voortijdig de school verlaten.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Aanvullende bekostiging\n \n \n 1\n De verstrekking van aanvullende bekostiging op grond van deze regeling vindt telkens plaats voor één kalenderjaar.\n \n \n 2\n De aanvullende bekostiging wordt berekend overeenkomstig artikel 5, waarbij gebruik wordt gemaakt van het aantal op de teldatum bekostigde leerlingen per vestiging. Voor de toepassing van deze regeling tellen de leerlingen als bedoeld in artikel 6.10, tweede en derde lid van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 voor 100% mee.\n \n \n 3\n De aanvullende bekostiging wordt uiterlijk vastgesteld in de maand april in het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.\n \n \n 4\n De aanvullende bekostiging wordt betaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang. In de maand waarin de vaststelling en de eerste betaling plaatsvindt wordt ook de bekostiging van de eventueel daaraan voorafgaande maand of maanden betaald.\n \n \n 5\n De aanvullende bekostiging kan uiterlijk in de maand december van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft gewijzigd worden vastgesteld op basis van een bijdrage voor loon- en prijsontwikkeling.\n \n20241852411-06-202430-05-2024VO/4461849820241852411-06-202430-05-2024VO/4461849812-06-202401-01-2024De bedragen zoals die waren vastgesteld voor het kalenderjaar 2023\n blijven van toepassing op het kalenderjaar 2023.\n \n \n Artikel\n 5\n Berekening aanvullende bekostiging\n \n \n 1\n Een vestiging wordt aanvullend bekostigd met een bedrag per eenheid onderwijskansenscore. Indien de vestiging een onderwijskansenscore heeft van nul, of die op grond van het vijfde lid wordt gelijkgesteld aan nul, dan wordt voor de desbetreffende vestiging geen aanvullende bekostiging verstrekt.\n \n \n 2\n Het Centraal Bureau voor de Statistiek berekent jaarlijks de onderwijskansenscore van elke vestiging op basis van de onderwijsscores van de leerlingen die op de teldatum zijn ingeschreven op een vestiging, en maakt deze zo spoedig mogelijk openbaar.\n \n \n 3\n De onderwijskansenscore van een vestiging voor vmbo, havo of vwo is de uitkomst van de formule A − B en wordt als volgt berekend:\n \n \n A =\n som van de uitkomsten van de formule C – D voor alle leerlingen van de vestiging die behoren tot de 15% van alle leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo met de laagste onderwijsscore, waarbij:\n \n \n C =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo;\n \n \n D =\n onderwijsscore van de leerling;\n \n \n B =\n E x F x (C – G) waarbij:\n \n \n E =\n aantal leerlingen van de vestiging;\n \n \n F =\n drempelwaarde van 12%;\n \n \n G =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen die behoren tot de 15% leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo met de laagste onderwijsscore.\n \n \n \n \n 4\n De onderwijskansenscore van een vestiging voor praktijkonderwijs is de uitkomst van de formule A − B en wordt als volgt berekend:\n \n \n A =\n som van de uitkomsten van de formule C – D voor alle leerlingen van de vestiging die behoren tot de 30% van alle leerlingen ingeschreven op het pro met de laagste onderwijsscore, waarbij:\n \n \n C =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen ingeschreven op het pro;\n \n \n D =\n onderwijsscore van de leerling;\n \n \n B =\n E x F x (C – G) waarbij:\n \n \n E =\n aantal leerlingen van de vestiging;\n \n \n F =\n drempelwaarde van 0%;\n \n \n G =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen die behoren tot de 30% leerlingen ingeschreven op het pro met de laagste onderwijsscore.\n \n \n \n \n 5\n De onderwijskansenscore, bedoeld in het tweede lid, wordt rekenkundig afgerond op twee decimalen. Indien de onderwijskansenscore negatief is, wordt deze gelijkgesteld aan nul.\n \n \n 6\n De lijst met onderwijskansenscores wordt jaarlijks uiterlijk op 7 februari in de Staatscourant bekendgemaakt als bijlage 1 bij deze regeling.\n \n \n 7\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore wordt jaarlijks uiterlijk op 7 februari in de Staatscourant bekendgemaakt als bijlage 2 bij deze regeling.\n \n \n 8\n De aanvullende bekostiging voor een vestiging voor vmbo, havo of vwo wordt bepaald door de voor deze vestiging in bijlage 1 opgenomen onderwijskansenscore te vermenigvuldigen met het in bijlage 2 opgenomen bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor vmbo, havo of vwo.\n \n \n 9\n De aanvullende bekostiging voor een vestiging voor praktijkonderwijs wordt bepaald door de voor deze vestiging in bijlage 1 opgenomen onderwijskansenscore te vermenigvuldigen met het in bijlage 2 opgenomen bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor praktijkonderwijs.\n \n \n 10\n Voor de toepassing van deze regeling wordt een vestiging waar zowel praktijkonderwijs als een andere schoolsoort wordt aangeboden, aangemerkt als twee vestigingen, te weten een vestiging voor praktijkonderwijs en een vestiging voor vmbo, havo en vwo.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 6\n Betaling\n \n \n 1\n De minister verstrekt de aanvullende bekostiging voor alle vestigingen met een onderwijskansenscore van hoger dan 0, aan het bevoegd gezag van de school waar de vestiging aan toebehoort op 1 januari van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.\n \n \n 2\n Het recht van het bevoegd gezag op de aanvullende bekostiging voor een school vervalt, indien de school wordt opgeheven of de bekostiging wordt beëindigd.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 7\n Beleid en verantwoording\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van de school geeft in het schoolplan aan hoe het de aanvullende bekostiging op grond van deze regeling inzet voor het onderwijskundig beleid, de bewaking en de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs.\n \n \n 2\n Het bevoegd gezag van de school licht de partijen in de omgeving van de school in over zijn beleid ter zake en betrekt opmerkingen daarover van die partijen herkenbaar bij het bepalen van dat beleid.\n \n \n 3\n Het bevoegd gezag van de school betrekt de inzet van de aanvullende bekostiging op grond van deze regeling bij het overleg met de gemeente over het ondersteunen van leerlingen die door omgevingsfactoren hun potentieel niet waar kunnen maken.\n \n \n 4\n Het bevoegd gezag verstrekt via XBRL aanvullende informatie over de activiteiten die met de aanvullende bekostiging zijn ondernomen, bedoeld in artikel 3.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 8\n Financiële verantwoording\n \n \n 1\n De verantwoording van de besteding van de bekostiging geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.\n \n \n 2\n De aanvullende bekostiging kan ook worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt. Verrekening van de eventueel niet-bestede middelen of overschotten vindt niet plaats.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 9\n Wijziging Regeling aanvullende bekostiging vo-scholen in uitzonderlijke omstandigheden\n \n \n Wijzigt de Regeling aanvullende bekostiging vo-scholen in uitzonderlijke omstandigheden.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735802-02-2024\n \n \n Artikel\n 10\n Intrekking Regeling leerplusarrangement vo\n \n De Regeling leerplusarrangement vo wordt ingetrokken.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 11\n Inwerkingtreding\n \n \n 1\n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2024 en werkt terug tot en met 1 januari 2024.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid treedt artikel 9 in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 12\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n M.L.J.\n Paul\n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Bijlage\n 1\n Onderwijskansenscore per vestiging\n \n Onderwijskansenscores voor vmbo, havo en/of vwo\n \n \n \n \n \n \n \n Vestigingsnummer\n \n \n Onderwijskansenscore\n \n \n \n \n \n \n 00AH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AH07\n \n \n 181,7\n \n \n \n \n 00AH08\n \n \n 27,01\n \n \n \n \n 00AH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AH11\n \n \n 279,14\n \n \n \n \n 00AH17\n \n \n 203,84\n \n \n \n \n 00AH18\n \n \n 13,52\n \n \n \n \n 00AH19\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AQ00\n \n \n 1,06\n \n \n \n \n 00BD00\n \n \n 119,16\n \n \n \n \n 00BD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB04\n \n \n 1,42\n \n \n \n \n 00DI00\n \n \n 34,57\n \n \n \n \n 00DI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI03\n \n \n 10,86\n \n \n \n \n 00DI04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI06\n \n \n 2,38\n \n \n \n \n 00EF00\n \n \n 110,91\n \n \n \n \n 00HI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00HI03\n \n \n 97,81\n \n \n \n \n 00IP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JR00\n \n \n 9,29\n \n \n \n \n 00JT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JT02\n \n \n 9,15\n \n \n \n \n 00JT03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JT06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00KV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ01\n \n \n 2,26\n \n \n \n \n 00LJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ05\n \n \n 16,25\n \n \n \n \n 00MK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML02\n \n \n 44,02\n \n \n \n \n 00ML05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML09\n \n \n 136,45\n \n \n \n \n 00ML12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MV00\n \n \n 34,62\n \n \n \n \n 00MV01\n \n \n 209,13\n \n \n \n \n 00MV02\n \n \n 116,38\n \n \n \n \n 00MV06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MV07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00NE00\n \n \n 34,76\n \n \n \n \n 00NE02\n \n \n 226,64\n \n \n \n \n 00OB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00OB03\n \n \n 94,82\n \n \n \n \n 00PF00\n \n \n 106,58\n \n \n \n \n 00PG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG02\n \n \n 8,42\n \n \n \n \n 00PG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS04\n \n \n 131,6\n \n \n \n \n 00PS05\n \n \n 46,1\n \n \n \n \n 00PS06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS10\n \n \n 10,23\n \n \n \n \n 00RO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RO03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RZ01\n \n \n 17,19\n \n \n \n \n 00RZ07\n \n \n 77,23\n \n \n \n \n 00SZ00\n \n \n 5,8\n \n \n \n \n 00TL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TU01\n \n \n 16,16\n \n \n \n \n 00UM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00UZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00UZ04\n \n \n 68,66\n \n \n \n \n 00VR00\n \n \n 50,83\n \n \n \n \n 00VY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00VY04\n \n \n 157,17\n \n \n \n \n 00WD00\n \n \n 301,45\n \n \n \n \n 00WH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00WH02\n \n \n 3,46\n \n \n \n \n 00WI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00WI04\n \n \n 59,09\n \n \n \n \n 00XA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00XA01\n \n \n 128,07\n \n \n \n \n 00XK00\n \n \n 60,62\n \n \n \n \n 00XK02\n \n \n 169,55\n \n \n \n \n 00YH00\n \n \n 36,43\n \n \n \n \n 00YH01\n \n \n 30,05\n \n \n \n \n 00YH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YH05\n \n \n 13,1\n \n \n \n \n 00YH06\n \n \n 26,79\n \n \n \n \n 00YH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YO00\n \n \n 1,01\n \n \n \n \n 00ZD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZO00\n \n \n 202,52\n \n \n \n \n 00ZV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZV02\n \n \n 27,24\n \n \n \n \n 00ZV05\n \n \n 8,38\n \n \n \n \n 00ZX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZX02\n \n \n 6,02\n \n \n \n \n 00ZX03\n \n \n 45,35\n \n \n \n \n 00ZX08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZX10\n \n \n 1,28\n \n \n \n \n 01AA57\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA59\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA60\n \n \n 52,3\n \n \n \n \n 01AA61\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA62\n \n \n 149,86\n \n \n \n \n 01AA68\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01BE00\n \n \n 25,68\n \n \n \n \n 01EO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01EO01\n \n \n 108,84\n \n \n \n \n 01EO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01EO06\n \n \n 130,52\n \n \n \n \n 01EO08\n \n \n 20,77\n \n \n \n \n 01EO12\n \n \n 2,31\n \n \n \n \n 01ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FP00\n \n \n 211,97\n \n \n \n \n 01FP01\n \n \n 105,29\n \n \n \n \n 01FP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FP05\n \n \n 25,52\n \n \n \n \n 01FP06\n \n \n 16,13\n \n \n \n \n 01FU00\n \n \n 76,56\n \n \n \n \n 01FU01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FU04\n \n \n 25,06\n \n \n \n \n 01FY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GH01\n \n \n 41,78\n \n \n \n \n 01GH04\n \n \n 123,68\n \n \n \n \n 01GL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GN00\n \n \n 112,33\n \n \n \n \n 01GV00\n \n \n 32,47\n \n \n \n \n 01GX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GX02\n \n \n 7,02\n \n \n \n \n 01GX03\n \n \n 86,11\n \n \n \n \n 01IW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01IW03\n \n \n 20,27\n \n \n \n \n 01KF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KF04\n \n \n 44,36\n \n \n \n \n 01KL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL06\n \n \n 32,41\n \n \n \n \n 01KL07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL08\n \n \n 136,83\n \n \n \n \n 01KL09\n \n \n 14,93\n \n \n \n \n 01KL10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL14\n \n \n 26,38\n \n \n \n \n 01KL18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01LZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01LZ01\n \n \n 2,45\n \n \n \n \n 01LZ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01MB00\n \n \n 19,68\n \n \n \n \n 01MO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01MU00\n \n \n 158,79\n \n \n \n \n 01NJ01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ02\n \n \n 6,96\n \n \n \n \n 01NJ08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ10\n \n \n 35,98\n \n \n \n \n 01NJ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ15\n \n \n 2\n \n \n \n \n 01NZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE03\n \n \n 49,65\n \n \n \n \n 01OE05\n \n \n 21,53\n \n \n \n \n 01OE06\n \n \n 71,85\n \n \n \n \n 01OE07\n \n \n 59,43\n \n \n \n \n 01OE12\n \n \n 141,04\n \n \n \n \n 01OE13\n \n \n 41,69\n \n \n \n \n 01OE16\n \n \n 42,74\n \n \n \n \n 01OE17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE18\n \n \n 176,34\n \n \n \n \n 01OE21\n \n \n 47,84\n \n \n \n \n 01OE22\n \n \n 181,79\n \n \n \n \n 01OE23\n \n \n 49,48\n \n \n \n \n 01OE25\n \n \n 50,44\n \n \n \n \n 01OE26\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE27\n \n \n 20,36\n \n \n \n \n 01OE28\n \n \n 115,44\n \n \n \n \n 01OE30\n \n \n 20,36\n \n \n \n \n 01OE32\n \n \n 3,48\n \n \n \n \n 01OE33\n \n \n 8,26\n \n \n \n \n 01OE37\n \n \n 40,05\n \n \n \n \n 01OE49\n \n \n 49,62\n \n \n \n \n 01OE50\n \n \n 40,07\n \n \n \n \n 01OE51\n \n \n 107,8\n \n \n \n \n 01OE54\n \n \n 13,2\n \n \n \n \n 01OE57\n \n \n 4,56\n \n \n \n \n 01OE58\n \n \n 130,99\n \n \n \n \n 01OE59\n \n \n 127,29\n \n \n \n \n 01OE60\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01TC00\n \n \n 558,98\n \n \n \n \n 01UH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ00\n \n \n 114,22\n \n \n \n \n 01VJ01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ03\n \n \n 76,72\n \n \n \n \n 01VJ04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ05\n \n \n 136,27\n \n \n \n \n 01VJ14\n \n \n 125,83\n \n \n \n \n 01VN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VN03\n \n \n 268,26\n \n \n \n \n 01VN04\n \n \n 167,65\n \n \n \n \n 01WM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XF01\n \n \n 52,95\n \n \n \n \n 01XL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XN00\n \n \n 6,07\n \n \n \n \n 01XN01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XN02\n \n \n 47,12\n \n \n \n \n 01XN07\n \n \n 74,37\n \n \n \n \n 01XN09\n \n \n 38,2\n \n \n \n \n 01XN10\n \n \n 143,07\n \n \n \n \n 02AN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02AP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02AR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02CI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02CI01\n \n \n 154,39\n \n \n \n \n 02CI02\n \n \n 72,28\n \n \n \n \n 02CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DC00\n \n \n 87,27\n \n \n \n \n 02DC03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DF00\n \n \n 1,94\n \n \n \n \n 02DO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DO01\n \n \n 94,91\n \n \n \n \n 02DO02\n \n \n 2,06\n \n \n \n \n 02DO03\n \n \n 86,06\n \n \n \n \n 02DQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DZ02\n \n \n 157,58\n \n \n \n \n 02DZ04\n \n \n 32,62\n \n \n \n \n 02DZ10\n \n \n 19,62\n \n \n \n \n 02EA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EA02\n \n \n 1,68\n \n \n \n \n 02EA03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EB04\n \n \n 6,82\n \n \n \n \n 02EB07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EK00\n \n \n 30,86\n \n \n \n \n 02EK01\n \n \n 100,93\n \n \n \n \n 02EK02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EX00\n \n \n 141,03\n \n \n \n \n 02EX04\n \n \n 6,82\n \n \n \n \n 02EX05\n \n \n 34,22\n \n \n \n \n 02EX07\n \n \n 195,74\n \n \n \n \n 02FB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02FY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02FY01\n \n \n 121,91\n \n \n \n \n 02FY02\n \n \n 86,4\n \n \n \n \n 02FY07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GJ01\n \n \n 12,14\n \n \n \n \n 02GN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP05\n \n \n 24,37\n \n \n \n \n 02GP06\n \n \n 24,45\n \n \n \n \n 02GS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02HI00\n \n \n 124,72\n \n \n \n \n 02HI06\n \n \n 33,46\n \n \n \n \n 02HI08\n \n \n 197,78\n \n \n \n \n 02IB00\n \n \n 115,99\n \n \n \n \n 02IB05\n \n \n 74,44\n \n \n \n \n 02IB07\n \n \n 44,38\n \n \n \n \n 02IC00\n \n \n 73,91\n \n \n \n \n 02IC01\n \n \n 0,62\n \n \n \n \n 02JG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02JG04\n \n \n 61,38\n \n \n \n \n 02JG05\n \n \n 25,84\n \n \n \n \n 02JG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB00\n \n \n 32,1\n \n \n \n \n 02KB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB06\n \n \n 99,49\n \n \n \n \n 02KB08\n \n \n 50,27\n \n \n \n \n 02KM00\n \n \n 312,89\n \n \n \n \n 02KR00\n \n \n 7,55\n \n \n \n \n 02LB00\n \n \n 584,53\n \n \n \n \n 02LB01\n \n \n 71,25\n \n \n \n \n 02LB08\n \n \n 473,83\n \n \n \n \n 02LG00\n \n \n 32,39\n \n \n \n \n 02LG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02LG08\n \n \n 79,99\n \n \n \n \n 02LG09\n \n \n 89,9\n \n \n \n \n 02ME00\n \n \n 119,58\n \n \n \n \n 02ME01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ME02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02MF00\n \n \n 182,32\n \n \n \n \n 02MU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ01\n \n \n 156,44\n \n \n \n \n 02NZ09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ10\n \n \n 224,05\n \n \n \n \n 02NZ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ14\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02PA00\n \n \n 84,47\n \n \n \n \n 02QN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QN02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX01\n \n \n 23,63\n \n \n \n \n 02QX03\n \n \n 191,89\n \n \n \n \n 02QX06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA01\n \n \n 116,46\n \n \n \n \n 02RA02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02SB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ST00\n \n \n 40,78\n \n \n \n \n 02ST04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ST05\n \n \n 10,46\n \n \n \n \n 02SY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TC03\n \n \n 244,83\n \n \n \n \n 02TC04\n \n \n 85,95\n \n \n \n \n 02TD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TD03\n \n \n 22,88\n \n \n \n \n 02TD04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UE00\n \n \n 3,91\n \n \n \n \n 02UG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02US00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02US04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UX00\n \n \n 5,06\n \n \n \n \n 02UX01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UX06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VA01\n \n \n 84,35\n \n \n \n \n 02VB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB07\n \n \n 45,96\n \n \n \n \n 02VB16\n \n \n 18,81\n \n \n \n \n 02VC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VC02\n \n \n 113,45\n \n \n \n \n 02VC03\n \n \n 23,24\n \n \n \n \n 02VC08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VC09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VD04\n \n \n 19,56\n \n \n \n \n 02VD05\n \n \n 7\n \n \n \n \n 02VE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG04\n \n \n 201,82\n \n \n \n \n 02VG05\n \n \n 381,95\n \n \n \n \n 02VG08\n \n \n 507,07\n \n \n \n \n 02VG10\n \n \n 123,2\n \n \n \n \n 02VG11\n \n \n 77,57\n \n \n \n \n 02VG14\n \n \n 3,04\n \n \n \n \n 02VG15\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG22\n \n \n 171,75\n \n \n \n \n 02VG25\n \n \n 47,91\n \n \n \n \n 02VJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VJ03\n \n \n 29,02\n \n \n \n \n 02VJ06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VJ07\n \n \n 46,67\n \n \n \n \n 02VJ08\n \n \n 4,76\n \n \n \n \n 02VM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VN01\n \n \n 99,9\n \n \n \n \n 02VO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VQ00\n \n \n 161,89\n \n \n \n \n 02VQ01\n \n \n 334,55\n \n \n \n \n 02VR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR02\n \n \n 114,09\n \n \n \n \n 02VR04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT01\n \n \n 31,04\n \n \n \n \n 02VT02\n \n \n 107,33\n \n \n \n \n 02VT04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT06\n \n \n 33,81\n \n \n \n \n 02XJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02XJ02\n \n \n 61,75\n \n \n \n \n 02XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02YH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR03\n \n \n 0,03\n \n \n \n \n 03AM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03AQ00\n \n \n 425,47\n \n \n \n \n 03FO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03FO01\n \n \n 107,18\n \n \n \n \n 03FO04\n \n \n 12,48\n \n \n \n \n 03JY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03JY01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03JY02\n \n \n 19,92\n \n \n \n \n 03JY03\n \n \n 7,36\n \n \n \n \n 03JY06\n \n \n 13,5\n \n \n \n \n 03JY07\n \n \n 1,22\n \n \n \n \n 03JY08\n \n \n 1,96\n \n \n \n \n 03KN00\n \n \n 18,19\n \n \n \n \n 03OY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RR04\n \n \n 86,87\n \n \n \n \n 03RU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RU02\n \n \n 87,39\n \n \n \n \n 03WO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03WO01\n \n \n 47,75\n \n \n \n \n 03WO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03WO03\n \n \n 24,45\n \n \n \n \n 03XF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XF04\n \n \n 52,23\n \n \n \n \n 03XF05\n \n \n 220,01\n \n \n \n \n 03XM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XS02\n \n \n 76,93\n \n \n \n \n 03XS03\n \n \n 7,62\n \n \n \n \n 03XS08\n \n \n 136,56\n \n \n \n \n 04DF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04DF01\n \n \n 15,57\n \n \n \n \n 04DS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU08\n \n \n 38,43\n \n \n \n \n 04HR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04HR04\n \n \n 102,83\n \n \n \n \n 04HR07\n \n \n 256,53\n \n \n \n \n 04IX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04IX01\n \n \n 124,38\n \n \n \n \n 04OY00\n \n \n 16\n \n \n \n \n 04OY02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04SU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04SU02\n \n \n 61,9\n \n \n \n \n 04XU00\n \n \n 94,8\n \n \n \n \n 04YE00\n \n \n 99,54\n \n \n \n \n 04YE01\n \n \n 28,32\n \n \n \n \n 04YE02\n \n \n 60,49\n \n \n \n \n 04YE03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04YE08\n \n \n 335,62\n \n \n \n \n 04YE11\n \n \n 6,38\n \n \n \n \n 04YX00\n \n \n 74,65\n \n \n \n \n 04YX02\n \n \n 36,85\n \n \n \n \n 05AV00\n \n \n 67,33\n \n \n \n \n 05AV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05AV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05AV03\n \n \n 25,94\n \n \n \n \n 05AV04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05AX00\n \n \n 158\n \n \n \n \n 05EA14\n \n \n 114,21\n \n \n \n \n 05EA16\n \n \n 156,8\n \n \n \n \n 05FB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05FB01\n \n \n 3,27\n \n \n \n \n 05FB07\n \n \n 10,45\n \n \n \n \n 05FB08\n \n \n 30,77\n \n \n \n \n 05FE00\n \n \n 107,41\n \n \n \n \n 05FF00\n \n \n 255,23\n \n \n \n \n 05FF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05FJ00\n \n \n 129,9\n \n \n \n \n 05FJ01\n \n \n 33,68\n \n \n \n \n 05FJ11\n \n \n 18,45\n \n \n \n \n 05FJ12\n \n \n 153,91\n \n \n \n \n 05OH00\n \n \n 86,38\n \n \n \n \n 05OH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05OH07\n \n \n 11,08\n \n \n \n \n 05PL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05RA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05RA01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05TA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05XJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06HF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06HF02\n \n \n 150,73\n \n \n \n \n 06SU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06WY00\n \n \n 57,51\n \n \n \n \n 06XL00\n \n \n 122,83\n \n \n \n \n 07BQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07FH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07KP00\n \n \n 36,71\n \n \n \n \n 07MU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07PK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07PK04\n \n \n 5,81\n \n \n \n \n 07PK05\n \n \n 131,62\n \n \n \n \n 07PK07\n \n \n 51,54\n \n \n \n \n 08CU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08LP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08LP01\n \n \n 2,65\n \n \n \n \n 08LP02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08SG00\n \n \n 16,48\n \n \n \n \n 08SG01\n \n \n 175,43\n \n \n \n \n 08SG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08VU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08VU02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 09VG00\n \n \n 96,49\n \n \n \n \n 10AN00\n \n \n 34,95\n \n \n \n \n 10AN03\n \n \n 71,14\n \n \n \n \n 10AN04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 10LU00\n \n \n 180,83\n \n \n \n \n 11NY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 11ZH00\n \n \n 25,56\n \n \n \n \n 12IR00\n \n \n 88,27\n \n \n \n \n 12IR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 12IR11\n \n \n 68,51\n \n \n \n \n 12RB00\n \n \n 145,84\n \n \n \n \n 13EE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13JO00\n \n \n 49,79\n \n \n \n \n 13OR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13OR01\n \n \n 55,55\n \n \n \n \n 13OR03\n \n \n 11,37\n \n \n \n \n 13PE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13PE01\n \n \n 52,78\n \n \n \n \n 13WH00\n \n \n 73,87\n \n \n \n \n 13ZU00\n \n \n 41,39\n \n \n \n \n 13ZU02\n \n \n 121,9\n \n \n \n \n 13ZU03\n \n \n 64,28\n \n \n \n \n 14DC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14DC02\n \n \n 19,23\n \n \n \n \n 14DC06\n \n \n 2,53\n \n \n \n \n 14FW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW02\n \n \n 45,92\n \n \n \n \n 14FW04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW05\n \n \n 7,51\n \n \n \n \n 14LF00\n \n \n 89,01\n \n \n \n \n 14NQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14NS00\n \n \n 15,87\n \n \n \n \n 14OY00\n \n \n 230,37\n \n \n \n \n 14PS00\n \n \n 52,23\n \n \n \n \n 14PS03\n \n \n 39,72\n \n \n \n \n 14QT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RC00\n \n \n 29,96\n \n \n \n \n 14RC02\n \n \n 154,11\n \n \n \n \n 14RC03\n \n \n 67,59\n \n \n \n \n 14RC04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RC06\n \n \n 98,99\n \n \n \n \n 14RC13\n \n \n 60,2\n \n \n \n \n 14RC14\n \n \n 18,24\n \n \n \n \n 14RC15\n \n \n 32,82\n \n \n \n \n 14RF00\n \n \n 202,16\n \n \n \n \n 14RF03\n \n \n 160,72\n \n \n \n \n 14RF04\n \n \n 252,22\n \n \n \n \n 14RF05\n \n \n 98,68\n \n \n \n \n 14RF06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RF08\n \n \n 62,38\n \n \n \n \n 14RL00\n \n \n 175,61\n \n \n \n \n 14RL03\n \n \n 25,51\n \n \n \n \n 14RL06\n \n \n 20,77\n \n \n \n \n 14RP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RP02\n \n \n 40,7\n \n \n \n \n 14RP03\n \n \n 79,23\n \n \n \n \n 14RR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RR01\n \n \n 44\n \n \n \n \n 14SE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SF00\n \n \n 169,14\n \n \n \n \n 14SF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM05\n \n \n 77,49\n \n \n \n \n 14SM13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM14\n \n \n 150,52\n \n \n \n \n 14SW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14TA00\n \n \n 103,43\n \n \n \n \n 14TD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14UM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14UM01\n \n \n 6,26\n \n \n \n \n 14UM02\n \n \n 100,18\n \n \n \n \n 14VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14VY00\n \n \n 76,17\n \n \n \n \n 14WE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14YD03\n \n \n 106,62\n \n \n \n \n 14YD06\n \n \n 69,62\n \n \n \n \n 14YD09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH00\n \n \n 172,69\n \n \n \n \n 15BH01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15EO00\n \n \n 120,55\n \n \n \n \n 15EO01\n \n \n 103,4\n \n \n \n \n 15HX00\n \n \n 113,45\n \n \n \n \n 15HX02\n \n \n 166,85\n \n \n \n \n 15HX03\n \n \n 1,39\n \n \n \n \n 15JM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15KR00\n \n \n 204,46\n \n \n \n \n 15KR05\n \n \n 36,01\n \n \n \n \n 15KR06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15KR09\n \n \n 60,34\n \n \n \n \n 15KR10\n \n \n 334,67\n \n \n \n \n 15KR11\n \n \n 8,21\n \n \n \n \n 15KR12\n \n \n 81,58\n \n \n \n \n 15KR14\n \n \n 5,98\n \n \n \n \n 15OM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15OM01\n \n \n 85,78\n \n \n \n \n 15QW00\n \n \n 43,14\n \n \n \n \n 15SC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15VQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15XV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15XV01\n \n \n 45,19\n \n \n \n \n 16AW00\n \n \n 240,11\n \n \n \n \n 16AW01\n \n \n 87,59\n \n \n \n \n 16AW06\n \n \n 102,99\n \n \n \n \n 16CX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16CX04\n \n \n 51,38\n \n \n \n \n 16CX08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16EI00\n \n \n 231,05\n \n \n \n \n 16FP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16FP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16FP05\n \n \n 134,65\n \n \n \n \n 16GZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16GZ03\n \n \n 6,39\n \n \n \n \n 16IH00\n \n \n 23,87\n \n \n \n \n 16IH03\n \n \n 118,51\n \n \n \n \n 16KP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16MQ00\n \n \n 141,35\n \n \n \n \n 16NK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16NK01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX02\n \n \n 57,17\n \n \n \n \n 16OX03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX04\n \n \n 30,12\n \n \n \n \n 16OX09\n \n \n 114,32\n \n \n \n \n 16OX10\n \n \n 152,47\n \n \n \n \n 16OX11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PE01\n \n \n 36,77\n \n \n \n \n 16PI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PI03\n \n \n 31,2\n \n \n \n \n 16PI04\n \n \n 13,98\n \n \n \n \n 16PI05\n \n \n 37,06\n \n \n \n \n 16PK00\n \n \n 95,62\n \n \n \n \n 16PK07\n \n \n 136,56\n \n \n \n \n 16PK10\n \n \n 158,55\n \n \n \n \n 16PN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS07\n \n \n 24,38\n \n \n \n \n 16PS08\n \n \n 539,09\n \n \n \n \n 16PS16\n \n \n 61,64\n \n \n \n \n 16PS17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS19\n \n \n 170,13\n \n \n \n \n 16QA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16QA01\n \n \n 75,52\n \n \n \n \n 16QH00\n \n \n 3,46\n \n \n \n \n 16QH01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RT01\n \n \n 28,66\n \n \n \n \n 16SK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16SK01\n \n \n 7,1\n \n \n \n \n 16SK05\n \n \n 87\n \n \n \n \n 16SK07\n \n \n 28,94\n \n \n \n \n 16SL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16ST00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16SW00\n \n \n 43,11\n \n \n \n \n 16SW03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VK01\n \n \n 61,25\n \n \n \n \n 16VK02\n \n \n 20,45\n \n \n \n \n 16VK03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VM00\n \n \n 238,87\n \n \n \n \n 16VM07\n \n \n 24,45\n \n \n \n \n 16VP00\n \n \n 78,52\n \n \n \n \n 16XD00\n \n \n 166,79\n \n \n \n \n 16YC00\n \n \n 111,31\n \n \n \n \n 16YV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16YV01\n \n \n 76,41\n \n \n \n \n 16YV02\n \n \n 47,68\n \n \n \n \n 16YV04\n \n \n 35,12\n \n \n \n \n 16YV10\n \n \n 128,59\n \n \n \n \n 16ZK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16ZK01\n \n \n 0,2\n \n \n \n \n 16ZK02\n \n \n 30,74\n \n \n \n \n 17AA00\n \n \n 34,22\n \n \n \n \n 17AA03\n \n \n 108,38\n \n \n \n \n 17AN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17AN01\n \n \n 53,32\n \n \n \n \n 17AY00\n \n \n 28,4\n \n \n \n \n 17AY04\n \n \n 89,43\n \n \n \n \n 17BI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17BI02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17BI06\n \n \n 117,4\n \n \n \n \n 17BZ00\n \n \n 20,37\n \n \n \n \n 17BZ02\n \n \n 19,03\n \n \n \n \n 17BZ03\n \n \n 20,44\n \n \n \n \n 17BZ04\n \n \n 7,06\n \n \n \n \n 17CK00\n \n \n 14,87\n \n \n \n \n 17CK01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17CR00\n \n \n 144,49\n \n \n \n \n 17DD00\n \n \n 12,63\n \n \n \n \n 17DN00\n \n \n 316,52\n \n \n \n \n 17DN01\n \n \n 40,7\n \n \n \n \n 17GM00\n \n \n 62,67\n \n \n \n \n 17GM02\n \n \n 53,05\n \n \n \n \n 17GT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17GT02\n \n \n 17,19\n \n \n \n \n 17HB00\n \n \n 474,61\n \n \n \n \n 17HB06\n \n \n 459,68\n \n \n \n \n 17HB07\n \n \n 103,96\n \n \n \n \n 17HH00\n \n \n 61,99\n \n \n \n \n 17HN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17HN02\n \n \n 42,36\n \n \n \n \n 17HR00\n \n \n 420,09\n \n \n \n \n 17HR02\n \n \n 448,51\n \n \n \n \n 17HR05\n \n \n 322,41\n \n \n \n \n 17HX00\n \n \n 15,13\n \n \n \n \n 17IM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IM01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IM02\n \n \n 161,88\n \n \n \n \n 17IM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IR00\n \n \n 62,95\n \n \n \n \n 17IR01\n \n \n 7,59\n \n \n \n \n 17IR02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17JB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17JB01\n \n \n 137,22\n \n \n \n \n 17JB02\n \n \n 123,82\n \n \n \n \n 17JY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17KF00\n \n \n 54,66\n \n \n \n \n 17KY00\n \n \n 65,58\n \n \n \n \n 17VF00\n \n \n 275,03\n \n \n \n \n 17VF02\n \n \n 255,32\n \n \n \n \n 17VF03\n \n \n 196,44\n \n \n \n \n 17VF04\n \n \n 2,68\n \n \n \n \n 17VF06\n \n \n 80,25\n \n \n \n \n 17VF08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN00\n \n \n 5,49\n \n \n \n \n 17VN01\n \n \n 116,84\n \n \n \n \n 17VN05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN09\n \n \n 219,59\n \n \n \n \n 17VP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VP02\n \n \n 91,56\n \n \n \n \n 17VS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VS02\n \n \n 7,26\n \n \n \n \n 17VS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17WP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17WQ00\n \n \n 105,56\n \n \n \n \n 17WQ08\n \n \n 359,32\n \n \n \n \n 17XU00\n \n \n 78,84\n \n \n \n \n 17XU01\n \n \n 113,88\n \n \n \n \n 17YF00\n \n \n 402,84\n \n \n \n \n 17YF02\n \n \n 264,87\n \n \n \n \n 17YS00\n \n \n 569,31\n \n \n \n \n 17YS02\n \n \n 179,75\n \n \n \n \n 17YS03\n \n \n 49,88\n \n \n \n \n 17YS04\n \n \n 305,24\n \n \n \n \n 17YS08\n \n \n 148,26\n \n \n \n \n 17YS12\n \n \n 4,26\n \n \n \n \n 17YS18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17YS21\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17YS22\n \n \n 31,42\n \n \n \n \n 18AN00\n \n \n 633,27\n \n \n \n \n 18CH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18CH02\n \n \n 267,14\n \n \n \n \n 18CH03\n \n \n 64,5\n \n \n \n \n 18CH09\n \n \n 306,52\n \n \n \n \n 18CV00\n \n \n 48,07\n \n \n \n \n 18DD00\n \n \n 35,99\n \n \n \n \n 18DD02\n \n \n 161,9\n \n \n \n \n 18DD06\n \n \n 114,67\n \n \n \n \n 18DO00\n \n \n 24,1\n \n \n \n \n 18DO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18DQ00\n \n \n 326,74\n \n \n \n \n 18GC00\n \n \n 22,53\n \n \n \n \n 18TR00\n \n \n 110,79\n \n \n \n \n 18TR01\n \n \n 47,58\n \n \n \n \n 18TR02\n \n \n 110,42\n \n \n \n \n 18TR03\n \n \n 111,73\n \n \n \n \n 18TR07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18TR11\n \n \n 88,31\n \n \n \n \n 18TR12\n \n \n 31,41\n \n \n \n \n 18TR13\n \n \n 126,96\n \n \n \n \n 18WS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18WS04\n \n \n 24,4\n \n \n \n \n 18XR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18XU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18XU01\n \n \n 37,37\n \n \n \n \n 18XX00\n \n \n 106,94\n \n \n \n \n 19DH00\n \n \n 84,23\n \n \n \n \n 19EN00\n \n \n 45,37\n \n \n \n \n 19EQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW01\n \n \n 10,8\n \n \n \n \n 19EW03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW05\n \n \n 23,2\n \n \n \n \n 19FF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19FF04\n \n \n 22,52\n \n \n \n \n 19GY00\n \n \n 203,17\n \n \n \n \n 19GY04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19GY05\n \n \n 58,42\n \n \n \n \n 19GY06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19GY08\n \n \n 115,87\n \n \n \n \n 19HG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HG02\n \n \n 29,96\n \n \n \n \n 19HG04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HG06\n \n \n 45,79\n \n \n \n \n 19HG10\n \n \n 94,67\n \n \n \n \n 19HG11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HR00\n \n \n 317,64\n \n \n \n \n 19HV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HY00\n \n \n 1,57\n \n \n \n \n 19IP00\n \n \n 42,21\n \n \n \n \n 19IW00\n \n \n 2,46\n \n \n \n \n 19IW02\n \n \n 22,46\n \n \n \n \n 19IW04\n \n \n 120,05\n \n \n \n \n 19IW05\n \n \n 92,78\n \n \n \n \n 19KM00\n \n \n 434,04\n \n \n \n \n 19KZ00\n \n \n 37,17\n \n \n \n \n 19LO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19PV00\n \n \n 79,71\n \n \n \n \n 19QA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19QA04\n \n \n 45,95\n \n \n \n \n 19QC00\n \n \n 1,63\n \n \n \n \n 19RX00\n \n \n 40,83\n \n \n \n \n 19RX01\n \n \n 33,75\n \n \n \n \n 19RX02\n \n \n 11,46\n \n \n \n \n 19RX05\n \n \n 118,92\n \n \n \n \n 19TI00\n \n \n 9,49\n \n \n \n \n 19TI03\n \n \n 133,51\n \n \n \n \n 19TI05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19TI06\n \n \n 56,16\n \n \n \n \n 19XH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH01\n \n \n 65,34\n \n \n \n \n 19XH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH04\n \n \n 254,84\n \n \n \n \n 19XH05\n \n \n 90,57\n \n \n \n \n 19XH08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XS01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XV00\n \n \n 115,32\n \n \n \n \n 19XV02\n \n \n 23,89\n \n \n \n \n 19XY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZP00\n \n \n 261,09\n \n \n \n \n 19ZP03\n \n \n 98,15\n \n \n \n \n 19ZP04\n \n \n 119,65\n \n \n \n \n 19ZP05\n \n \n 44,96\n \n \n \n \n 19ZP06\n \n \n 133,93\n \n \n \n \n 19ZQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZQ02\n \n \n 28,49\n \n \n \n \n 19ZU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZX01\n \n \n 28,85\n \n \n \n \n 20AA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AB00\n \n \n 22,83\n \n \n \n \n 20AB04\n \n \n 116,97\n \n \n \n \n 20AB08\n \n \n 123,38\n \n \n \n \n 20AD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AD03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AE00\n \n \n 73,41\n \n \n \n \n 20AE01\n \n \n 37,87\n \n \n \n \n 20AI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AM00\n \n \n 320,25\n \n \n \n \n 20AT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AT01\n \n \n 25,87\n \n \n \n \n 20AT03\n \n \n 127,13\n \n \n \n \n 20AT04\n \n \n 40,33\n \n \n \n \n 20AT07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BC01\n \n \n 450,3\n \n \n \n \n 20BH00\n \n \n 208,52\n \n \n \n \n 20BK00\n \n \n 84,03\n \n \n \n \n 20BK01\n \n \n 474,38\n \n \n \n \n 20BK03\n \n \n 20,31\n \n \n \n \n 20BQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CJ00\n \n \n 93,33\n \n \n \n \n 20CJ04\n \n \n 253,22\n \n \n \n \n 20CJ10\n \n \n 134,87\n \n \n \n \n 20CJ11\n \n \n 117,21\n \n \n \n \n 20CK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CM00\n \n \n 56,48\n \n \n \n \n 20CM01\n \n \n 47,24\n \n \n \n \n 20CM03\n \n \n 10,99\n \n \n \n \n 20CM07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CM08\n \n \n 59,44\n \n \n \n \n 20CM09\n \n \n 79,09\n \n \n \n \n 20CM10\n \n \n 5,17\n \n \n \n \n 20CN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CN02\n \n \n 98,45\n \n \n \n \n 20CN05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CP00\n \n \n 115,64\n \n \n \n \n 20CP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CQ00\n \n \n 720,65\n \n \n \n \n 20CQ01\n \n \n 169,31\n \n \n \n \n 20CQ04\n \n \n 448,52\n \n \n \n \n 20CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CR01\n \n \n 44,48\n \n \n \n \n 20CR03\n \n \n 5,75\n \n \n \n \n 20CR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CR06\n \n \n 143,83\n \n \n \n \n 20CR07\n \n \n 60,39\n \n \n \n \n 20CS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CS04\n \n \n 68,45\n \n \n \n \n 20CS07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DB03\n \n \n 165,6\n \n \n \n \n 20DB11\n \n \n 8,86\n \n \n \n \n 20DC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DF01\n \n \n 136,19\n \n \n \n \n 20DF09\n \n \n 224,31\n \n \n \n \n 20DG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH06\n \n \n 101,91\n \n \n \n \n 20DH08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH11\n \n \n 119,03\n \n \n \n \n 20DH12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL03\n \n \n 87,28\n \n \n \n \n 20DL04\n \n \n 16,66\n \n \n \n \n 20DL06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL13\n \n \n 3,94\n \n \n \n \n 20DL16\n \n \n 115,39\n \n \n \n \n 20DL21\n \n \n 49,71\n \n \n \n \n 20DP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EI01\n \n \n 171,34\n \n \n \n \n 20EI02\n \n \n 2,36\n \n \n \n \n 20EI03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EK00\n \n \n 22,76\n \n \n \n \n 20EK07\n \n \n 28,12\n \n \n \n \n 20EK08\n \n \n 107,3\n \n \n \n \n 20EM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EM01\n \n \n 342,03\n \n \n \n \n 20EM03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EM04\n \n \n 94,68\n \n \n \n \n 20EO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER08\n \n \n 21,47\n \n \n \n \n 20ER09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY07\n \n \n 171,11\n \n \n \n \n 20EY09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY10\n \n \n 117,63\n \n \n \n \n 20FR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20FR02\n \n \n 26,78\n \n \n \n \n 20FR04\n \n \n 209,95\n \n \n \n \n 20FR07\n \n \n 30,33\n \n \n \n \n 20FR08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20FR12\n \n \n 17,62\n \n \n \n \n 20GA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20GD00\n \n \n 294,01\n \n \n \n \n 20GD01\n \n \n 355,73\n \n \n \n \n 20GS00\n \n \n 17,27\n \n \n \n \n 20IB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20IB03\n \n \n 112,61\n \n \n \n \n 20IS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20JX00\n \n \n 272,31\n \n \n \n \n 20JX02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20JX04\n \n \n 61,03\n \n \n \n \n 20KA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20KQ00\n \n \n 21,84\n \n \n \n \n 20KQ04\n \n \n 142,81\n \n \n \n \n 20KQ06\n \n \n 78,52\n \n \n \n \n 20KZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LA02\n \n \n 48,25\n \n \n \n \n 20LA03\n \n \n 23,59\n \n \n \n \n 20LA05\n \n \n 54,86\n \n \n \n \n 20LA06\n \n \n 10,08\n \n \n \n \n 20LA07\n \n \n 0,53\n \n \n \n \n 20LL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO04\n \n \n 60,43\n \n \n \n \n 20LO08\n \n \n 251,53\n \n \n \n \n 20LU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MA00\n \n \n 237,3\n \n \n \n \n 20MA01\n \n \n 216,9\n \n \n \n \n 20MD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MH01\n \n \n 1,67\n \n \n \n \n 20MJ00\n \n \n 772,05\n \n \n \n \n 20MJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MJ04\n \n \n 35,28\n \n \n \n \n 20MJ05\n \n \n 377,79\n \n \n \n \n 20MJ12\n \n \n 297,07\n \n \n \n \n 20MJ13\n \n \n 9,07\n \n \n \n \n 20MJ14\n \n \n 166,21\n \n \n \n \n 20MM00\n \n \n 370,53\n \n \n \n \n 20MM01\n \n \n 217,28\n \n \n \n \n 20MM06\n \n \n 322,02\n \n \n \n \n 20QU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20QY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20RC00\n \n \n 43,7\n \n \n \n \n 20RF00\n \n \n 81,88\n \n \n \n \n 20RM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ST00\n \n \n 7,51\n \n \n \n \n 20TZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20TZ04\n \n \n 118,06\n \n \n \n \n 20TZ07\n \n \n 173,36\n \n \n \n \n 20TZ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20TZ12\n \n \n 6,87\n \n \n \n \n 20TZ13\n \n \n 37,65\n \n \n \n \n 20TZ14\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20WI00\n \n \n 34,34\n \n \n \n \n 20ZK00\n \n \n 221,98\n \n \n \n \n 20ZK02\n \n \n 59,55\n \n \n \n \n 20ZK04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AS00\n \n \n 92,63\n \n \n \n \n 21AS03\n \n \n 102,89\n \n \n \n \n 21AS07\n \n \n 279,08\n \n \n \n \n 21AS08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AS09\n \n \n 4,5\n \n \n \n \n 21BH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21BH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21CY03\n \n \n 50,05\n \n \n \n \n 21CY05\n \n \n 38,19\n \n \n \n \n 21ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21ET02\n \n \n 116,7\n \n \n \n \n 21ET04\n \n \n 305,7\n \n \n \n \n 21ET07\n \n \n 88,2\n \n \n \n \n 21ET08\n \n \n 19,27\n \n \n \n \n 21ET11\n \n \n 75,74\n \n \n \n \n 21ET12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21EX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21FF00\n \n \n 438,06\n \n \n \n \n 21FV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21FV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GD00\n \n \n 690,98\n \n \n \n \n 21GD01\n \n \n 485,78\n \n \n \n \n 21GD02\n \n \n 11,07\n \n \n \n \n 21GU00\n \n \n 584,97\n \n \n \n \n 21GU04\n \n \n 69,12\n \n \n \n \n 21GU06\n \n \n 289,24\n \n \n \n \n 21GU07\n \n \n 7,62\n \n \n \n \n 21GU08\n \n \n 96,18\n \n \n \n \n 21GU11\n \n \n 130,19\n \n \n \n \n 21GV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GW00\n \n \n 2,44\n \n \n \n \n 21GW02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GW03\n \n \n 180,24\n \n \n \n \n 21GW07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GZ00\n \n \n 74,15\n \n \n \n \n 21GZ06\n \n \n 102,79\n \n \n \n \n 21HC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21HC01\n \n \n 77,1\n \n \n \n \n 21HC03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21HC04\n \n \n 18,26\n \n \n \n \n 21HC08\n \n \n 69,33\n \n \n \n \n 21HC12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21SK00\n \n \n 1,25\n \n \n \n \n 21SK01\n \n \n 214,56\n \n \n \n \n 21WE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21WE02\n \n \n 13,13\n \n \n \n \n 22NE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23AP00\n \n \n 196,03\n \n \n \n \n 23FY00\n \n \n 501,31\n \n \n \n \n 23GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23HC00\n \n \n 310,81\n \n \n \n \n 23HC01\n \n \n 25,18\n \n \n \n \n 23HC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23HC04\n \n \n 115,79\n \n \n \n \n 23JA01\n \n \n 97,18\n \n \n \n \n 23KU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23VD00\n \n \n 99,78\n \n \n \n \n 23VL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23VL01\n \n \n 41,61\n \n \n \n \n 23VL02\n \n \n 68,75\n \n \n \n \n 23VL03\n \n \n 2,32\n \n \n \n \n 23WU00\n \n \n 61,02\n \n \n \n \n 23YU00\n \n \n 147,74\n \n \n \n \n 23YU01\n \n \n 222,52\n \n \n \n \n 23YU02\n \n \n 445,58\n \n \n \n \n 23YU08\n \n \n 45,84\n \n \n \n \n 24PY00\n \n \n 8,07\n \n \n \n \n 24PY02\n \n \n 233,29\n \n \n \n \n 24PY05\n \n \n 253,36\n \n \n \n \n 24PY08\n \n \n 282,1\n \n \n \n \n 24RW00\n \n \n 67,91\n \n \n \n \n 24RW03\n \n \n 273,86\n \n \n \n \n 24RW04\n \n \n 27,55\n \n \n \n \n 24TF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TF02\n \n \n 3,6\n \n \n \n \n 24TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TG04\n \n \n 109,49\n \n \n \n \n 24TJ00\n \n \n 373,52\n \n \n \n \n 24TP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TP02\n \n \n 136,6\n \n \n \n \n 24TP05\n \n \n 180,81\n \n \n \n \n 24TR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TR02\n \n \n 436,39\n \n \n \n \n 24TR03\n \n \n 86,07\n \n \n \n \n 24TR05\n \n \n 237,55\n \n \n \n \n 24TR10\n \n \n 192,62\n \n \n \n \n 24TR12\n \n \n 273,24\n \n \n \n \n 24TR15\n \n \n 25,47\n \n \n \n \n 24TR16\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL01\n \n \n 59,83\n \n \n \n \n 25CL03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM00\n \n \n 25,99\n \n \n \n \n 25CM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV05\n \n \n 36,02\n \n \n \n \n 25DA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25DA02\n \n \n 10,78\n \n \n \n \n 25DA04\n \n \n 83,73\n \n \n \n \n 25DA08\n \n \n 246,87\n \n \n \n \n 25DA09\n \n \n 25,35\n \n \n \n \n 25EF01\n \n \n 11,07\n \n \n \n \n 25EF02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25EF03\n \n \n 103,1\n \n \n \n \n 25EF04\n \n \n 47,47\n \n \n \n \n 25EF05\n \n \n 17,02\n \n \n \n \n 25EF06\n \n \n 37,45\n \n \n \n \n 25EF08\n \n \n 30,94\n \n \n \n \n 25EF09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25FU00\n \n \n 100,22\n \n \n \n \n 25FX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25FX01\n \n \n 22,41\n \n \n \n \n 25FY00\n \n \n 112,86\n \n \n \n \n 25GA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GA01\n \n \n 97,58\n \n \n \n \n 25GB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GB02\n \n \n 11,26\n \n \n \n \n 25GC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC01\n \n \n 169,33\n \n \n \n \n 25GC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC03\n \n \n 1,19\n \n \n \n \n 25GC08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC09\n \n \n 68,07\n \n \n \n \n 25GC10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GD00\n \n \n 132,36\n \n \n \n \n 25GD01\n \n \n 37,25\n \n \n \n \n 25GE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GE02\n \n \n 315,7\n \n \n \n \n 25GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GF01\n \n \n 57,09\n \n \n \n \n 25GL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GL04\n \n \n 545,3\n \n \n \n \n 25GL06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GM00\n \n \n 76,43\n \n \n \n \n 25GM04\n \n \n 66,01\n \n \n \n \n 25GV01\n \n \n 61,15\n \n \n \n \n 25GV05\n \n \n 60,89\n \n \n \n \n 25GV07\n \n \n 43,71\n \n \n \n \n 25GV08\n \n \n 55,77\n \n \n \n \n 25GV09\n \n \n 16,19\n \n \n \n \n 25GV10\n \n \n 4,07\n \n \n \n \n 25GV30\n \n \n 41,28\n \n \n \n \n 25GV31\n \n \n 3,27\n \n \n \n \n 25GV32\n \n \n 16,81\n \n \n \n \n 25GV34\n \n \n 16,99\n \n \n \n \n 25KX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25LV00\n \n \n 468,89\n \n \n \n \n 25LV19\n \n \n 84,24\n \n \n \n \n 25LX33\n \n \n 214,95\n \n \n \n \n 25LX41\n \n \n 74,23\n \n \n \n \n 25LX48\n \n \n 342,76\n \n \n \n \n 25MB00\n \n \n 6,24\n \n \n \n \n 25MB36\n \n \n 186,62\n \n \n \n \n 25MG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25MG02\n \n \n 72,41\n \n \n \n \n 25MG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27DG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27MD00\n \n \n 67,88\n \n \n \n \n 27MD01\n \n \n 74,87\n \n \n \n \n 27MD02\n \n \n 290,79\n \n \n \n \n 27RW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27VD00\n \n \n 73,22\n \n \n \n \n 27VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27VG01\n \n \n 34,19\n \n \n \n \n 27VG04\n \n \n 94,88\n \n \n \n \n 27ZH00\n \n \n 74,95\n \n \n \n \n 27ZH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27ZH03\n \n \n 258,54\n \n \n \n \n 27ZJ00\n \n \n 177,8\n \n \n \n \n 27ZJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 28DH00\n \n \n 237,53\n \n \n \n \n 29WG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 29YT00\n \n \n 383,87\n \n \n \n \n 29ZT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30AU00\n \n \n 43,52\n \n \n \n \n 30AU01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30BC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30BE00\n \n \n 44,56\n \n \n \n \n 30EU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30GC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30GD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30JN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30JN01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30PP00\n \n \n 119,15\n \n \n \n \n 30PP01\n \n \n 2,89\n \n \n \n \n 30PP02\n \n \n 108,59\n \n \n \n \n 30PP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30UB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30UB01\n \n \n 15,92\n \n \n \n \n 30UV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30WH00\n \n \n 650,55\n \n \n \n \n 30WH02\n \n \n 106\n \n \n \n \n 31BL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG01\n \n \n 8,38\n \n \n \n \n 31CG02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG03\n \n \n 28,53\n \n \n \n \n 31CH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CH01\n \n \n 203,93\n \n \n \n \n 31CZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31EW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31EW01\n \n \n 64,87\n \n \n \n \n 31EW02\n \n \n 0,86\n \n \n \n \n 31EX00\n \n \n 25,07\n \n \n \n \n 31EX01\n \n \n 148,01\n \n \n \n \n 31FG00\n \n \n 45,73\n \n \n \n \n 31FH00\n \n \n 13,38\n \n \n \n \n 31GM00\n \n \n 214,17\n \n \n \n \n 31HN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31HN01\n \n \n 287,85\n \n \n \n \n 31JC01\n \n \n 59,22\n \n \n \n \n 31JC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JC03\n \n \n 17,61\n \n \n \n \n 31JC04\n \n \n 99,37\n \n \n \n \n 31JC05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JC06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JW01\n \n \n 212,15\n \n \n \n \n 31KZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31MD00\n \n \n 60,04\n \n \n \n \n 31MD02\n \n \n 267,11\n \n \n \n \n 31MD03\n \n \n 65,72\n \n \n \n \n 31RY00\n \n \n 45,1\n \n \n \n \n 31TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31TK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n \n \n Onderwijskansenscores voor praktijkonderwijs\n \n \n \n \n \n \n Vestigingsnummer\n \n \n Onderwijskansenscore\n \n \n \n \n \n \n 00DI04\n \n \n 11,03\n \n \n \n \n 00PG04\n \n \n 4,34\n \n \n \n \n 01EK00\n \n \n 76,07\n \n \n \n \n 01EO06\n \n \n 41,74\n \n \n \n \n 01HQ00\n \n \n 42,51\n \n \n \n \n 01KD00\n \n \n 25,38\n \n \n \n \n 01NJ16\n \n \n 12,66\n \n \n \n \n 01OE23\n \n \n 65,25\n \n \n \n \n 01RL00\n \n \n 1,89\n \n \n \n \n 01VJ06\n \n \n 57,45\n \n \n \n \n 01XN08\n \n \n 12,54\n \n \n \n \n 02EA05\n \n \n 5,95\n \n \n \n \n 02FO00\n \n \n 20,39\n \n \n \n \n 02LB01\n \n \n 120,77\n \n \n \n \n 02MF00\n \n \n 11,42\n \n \n \n \n 02UV10\n \n \n 4,05\n \n \n \n \n 02VA01\n \n \n 11,83\n \n \n \n \n 02VC02\n \n \n 21,57\n \n \n \n \n 02XJ02\n \n \n 19,6\n \n \n \n \n 03JY06\n \n \n 2,54\n \n \n \n \n 03KN00\n \n \n 22,86\n \n \n \n \n 03KZ00\n \n \n 26,99\n \n \n \n \n 03RB00\n \n \n 12,39\n \n \n \n \n 03SX00\n \n \n 28,57\n \n \n \n \n 03ZY00\n \n \n 18,99\n \n \n \n \n 04FR00\n \n \n 28,07\n \n \n \n \n 04GU06\n \n \n 18,81\n \n \n \n \n 04IK00\n \n \n 71,52\n \n \n \n \n 04NF00\n \n \n 118,5\n \n \n \n \n 04OY06\n \n \n 18,07\n \n \n \n \n 04SU02\n \n \n 41,85\n \n \n \n \n 04YE09\n \n \n 41,86\n \n \n \n \n 05AV05\n \n \n 22,29\n \n \n \n \n 05GV00\n \n \n 44,58\n \n \n \n \n 05NE00\n \n \n 24,26\n \n \n \n \n 05NV00\n \n \n 34,08\n \n \n \n \n 05OP00\n \n \n 43,14\n \n \n \n \n 05VN00\n \n \n 35,56\n \n \n \n \n 06DT00\n \n \n 15,78\n \n \n \n \n 07BM00\n \n \n 36,41\n \n \n \n \n 07FO00\n \n \n 34,99\n \n \n \n \n 07HF00\n \n \n 66,67\n \n \n \n \n 07MZ00\n \n \n 62,4\n \n \n \n \n 07YU00\n \n \n 43,82\n \n \n \n \n 07ZI00\n \n \n 12,7\n \n \n \n \n 08PS00\n \n \n 21,05\n \n \n \n \n 08UV00\n \n \n 31,66\n \n \n \n \n 09PY00\n \n \n 40,41\n \n \n \n \n 09VS00\n \n \n 56,1\n \n \n \n \n 10JY00\n \n \n 72,95\n \n \n \n \n 11AI00\n \n \n 65,34\n \n \n \n \n 12IR00\n \n \n 10,19\n \n \n \n \n 12NW00\n \n \n 49,32\n \n \n \n \n 12PR00\n \n \n 80,79\n \n \n \n \n 13EB00\n \n \n 51,41\n \n \n \n \n 13FB00\n \n \n 50,1\n \n \n \n \n 13JF00\n \n \n 26,3\n \n \n \n \n 13OR03\n \n \n 3,64\n \n \n \n \n 13PE01\n \n \n 9,85\n \n \n \n \n 13VV00\n \n \n 29,47\n \n \n \n \n 14AP00\n \n \n 8,47\n \n \n \n \n 14RL06\n \n \n 55,94\n \n \n \n \n 15DN00\n \n \n 24,14\n \n \n \n \n 15IS00\n \n \n 65,3\n \n \n \n \n 15NE00\n \n \n 48,4\n \n \n \n \n 15NY00\n \n \n 100,01\n \n \n \n \n 16PI02\n \n \n 19,41\n \n \n \n \n 16PJ00\n \n \n 16,59\n \n \n \n \n 16PJ01\n \n \n 10,83\n \n \n \n \n 16YV01\n \n \n 27,59\n \n \n \n \n 17AO00\n \n \n 72,36\n \n \n \n \n 17JI00\n \n \n 44,86\n \n \n \n \n 17MA00\n \n \n 63,36\n \n \n \n \n 17SG00\n \n \n 54,49\n \n \n \n \n 17UX00\n \n \n 74,43\n \n \n \n \n 17VN00\n \n \n 37,63\n \n \n \n \n 17VP05\n \n \n 12,28\n \n \n \n \n 17YS00\n \n \n 98,58\n \n \n \n \n 18BR00\n \n \n 45,56\n \n \n \n \n 18DD02\n \n \n 25,06\n \n \n \n \n 18PR00\n \n \n 53,15\n \n \n \n \n 18TR10\n \n \n 18,54\n \n \n \n \n 18UZ00\n \n \n 27,65\n \n \n \n \n 18VA00\n \n \n 32,77\n \n \n \n \n 18VX00\n \n \n 96,76\n \n \n \n \n 19NG00\n \n \n 43,3\n \n \n \n \n 19QA04\n \n \n 18,42\n \n \n \n \n 19SQ00\n \n \n 14,21\n \n \n \n \n 19TQ00\n \n \n 14,91\n \n \n \n \n 19UO00\n \n \n 31,45\n \n \n \n \n 19UP00\n \n \n 41,71\n \n \n \n \n 19UR00\n \n \n 15,27\n \n \n \n \n 19XH08\n \n \n 49,23\n \n \n \n \n 19YT00\n \n \n 38,06\n \n \n \n \n 20AB05\n \n \n 37,88\n \n \n \n \n 20AM04\n \n \n 12,22\n \n \n \n \n 20AT05\n \n \n 80,43\n \n \n \n \n 20BH02\n \n \n 39,12\n \n \n \n \n 20DL13\n \n \n 32,98\n \n \n \n \n 20EI04\n \n \n 34,27\n \n \n \n \n 20FF00\n \n \n 18,15\n \n \n \n \n 20JX11\n \n \n 57,72\n \n \n \n \n 20KD00\n \n \n 26\n \n \n \n \n 20KD01\n \n \n 47,78\n \n \n \n \n 20MJ04\n \n \n 103,1\n \n \n \n \n 20ZK00\n \n \n 63,27\n \n \n \n \n 21GU09\n \n \n 59,12\n \n \n \n \n 21HC08\n \n \n 45,19\n \n \n \n \n 21KM00\n \n \n 59,61\n \n \n \n \n 23DB00\n \n \n 40,77\n \n \n \n \n 23EJ00\n \n \n 28,96\n \n \n \n \n 23HC02\n \n \n 31,78\n \n \n \n \n 23HH00\n \n \n 48,74\n \n \n \n \n 23VL00\n \n \n 1,09\n \n \n \n \n 24TP03\n \n \n 35,78\n \n \n \n \n 25CM10\n \n \n 12,36\n \n \n \n \n 25FY00\n \n \n 23,86\n \n \n \n \n 25GM02\n \n \n 17,75\n \n \n \n \n 25MG02\n \n \n 10,52\n \n \n \n \n 26HD00\n \n \n 17,5\n \n \n \n \n 26HD01\n \n \n 32,49\n \n \n \n \n 26HF00\n \n \n 15,62\n \n \n \n \n 26HL00\n \n \n 57,05\n \n \n \n \n 26HN00\n \n \n 40,41\n \n \n \n \n 26HP00\n \n \n 57,28\n \n \n \n \n 26HR00\n \n \n 50,29\n \n \n \n \n 26HU00\n \n \n 24,51\n \n \n \n \n 26HV00\n \n \n 31,93\n \n \n \n \n 26HX00\n \n \n 46,59\n \n \n \n \n 26HY00\n \n \n 20,9\n \n \n \n \n 26HY02\n \n \n 27,89\n \n \n \n \n 26JE00\n \n \n 18,91\n \n \n \n \n 26JE02\n \n \n 11,18\n \n \n \n \n 26JR00\n \n \n 69,62\n \n \n \n \n 26JR01\n \n \n 10,8\n \n \n \n \n 26JT00\n \n \n 59,06\n \n \n \n \n 26JV00\n \n \n 9,86\n \n \n \n \n 26JY00\n \n \n 35,44\n \n \n \n \n 26JZ00\n \n \n 56,3\n \n \n \n \n 26KA00\n \n \n 30,35\n \n \n \n \n 26KH00\n \n \n 62,15\n \n \n \n \n 26KP00\n \n \n 35,21\n \n \n \n \n 26KR00\n \n \n 16,94\n \n \n \n \n 26KV00\n \n \n 34,68\n \n \n \n \n 26KY00\n \n \n 13,61\n \n \n \n \n 26KZ00\n \n \n 61,51\n \n \n \n \n 26LL00\n \n \n 15,44\n \n \n \n \n 26LL01\n \n \n 5,7\n \n \n \n \n 26LR00\n \n \n 22,72\n \n \n \n \n 26LT00\n \n \n 44,75\n \n \n \n \n 26LU00\n \n \n 16\n \n \n \n \n 26MD00\n \n \n 30,5\n \n \n \n \n 26MJ00\n \n \n 27,15\n \n \n \n \n 26MP00\n \n \n 24,84\n \n \n \n \n 26MV00\n \n \n 3,76\n \n \n \n \n 26MZ00\n \n \n 22,26\n \n \n \n \n 26NH00\n \n \n 26,07\n \n \n \n \n 27PM00\n \n \n 23,15\n \n \n \n \n 27VF00\n \n \n 62,31\n \n \n \n \n 27VH00\n \n \n 41,73\n \n \n \n \n 28BN00\n \n \n 54,64\n \n \n \n \n 28BU00\n \n \n 55\n \n \n \n \n 28CA00\n \n \n 48,38\n \n \n \n \n 28DF00\n \n \n 52,36\n \n \n \n \n 29VW00\n \n \n 62,17\n \n \n \n \n 29VX00\n \n \n 74,65\n \n \n \n \n 29VY00\n \n \n 19,26\n \n \n \n \n 29VZ00\n \n \n 86,77\n \n \n \n \n 30FF00\n \n \n 39,27\n \n \n \n \n 30JM00\n \n \n 32,84\n \n \n \n \n 30MM00\n \n \n 12,52\n \n \n \n \n 30UD00\n \n \n 25,85\n \n \n \n \n 31HN02\n \n \n 74,97\n \n \n \n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-202401-01-2025Stcrt. 2025, 1799, datum inwerkingtreding 01-02-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2025.Bijlage1Onderwijskansenscore per vestigingOnderwijskansenscores voor vmbo, havo en/of vwoVestigingsnummerOnderwijskansenscore00AH00000AH07201,0700AH0832,6200AH09000AH11326,5200AH17157,7500AH1826,4500AH197,100AQ0030,9100BD00125,1100BD02000CB00000CB01000CB02000CB044,3400DI0032,2100DI01000DI02000DI039,9200EF0096,7700HI00000HI0390,1300IP00000JR0012,6800JT00000JT028,8100JT03000JT06000KV00000LJ00000LJ055,1400MK00000ML00000ML0258,8500ML05000ML09284,5700ML12000MP00000MV002200MV01149,2900MV02125,2300MV06000NE0047,9500NE02279,8800OB00000OB0398,8500PF0088,7700PG00000PG0213,6600PG03000PG04000PG082,6600PJ00000PS00000PS03000PS04115,700PS0548,5200PS061,9500PS08000PS09000PS108,8800RO00000RO03000RZ00000RZ0112,3800RZ0761,500SZ0019,0300TL00000TM00000TU00000TU019,5800UM00000UZ00000UZ0484,5700VR0031,5900VY00000VY04132,1600WD00320,2100WH00000WH028,5600WI00000WI0446,4400XA00000XA01149,3600XK0051,9100XK02195,8500YH0027,4400YH0133,7400YH02000YH03000YH0512,5600YH0638,2900YO0012,5100ZD00000ZO00209,7300ZV00000ZV0236,9100ZV0515,0600ZX00000ZX022,8100ZX0341,4200ZX08000ZX100,3801AA57001AA59001AA6080,1701AA61001AA62225,5101BE0015,0901EO00001EO01125,2301EO02001EO06156,8601EO0829,8101EO124,0901ET00001FP00189,4401FP0192,6801FP04001FP0517,8401FP0626,701FU0084,4401FU01001FU045,8901FY00001GH00001GH0144,3201GH04138,4101GL00001GN00125,6301GV0020,1401GX00001GX0210,7401GX0393,2201IW00001IW0332,9301KF00001KF04001KF05001KF0616,7701KL00001KL0626,201KL070,301KL08202,0301KL0918,9901KL10001KL1433,1501KL18001LZ00001LZ01001LZ02001MB00001MO00001MU00144,8501NJ014,6801NJ024,301NJ08001NJ09001NJ1032,2501NJ11001NJ12001NJ15001NZ00001OE0362,5201OE0522,3401OE0684,8401OE0763,6501OE12117,5901OE1356,7401OE1640,101OE17001OE18205,6401OE2155,4901OE22202,6601OE2355,3701OE2562,8701OE26001OE2729,0701OE28128,0601OE3031,3201OE3212,0901OE3733,1401OE4953,0101OE5048,0601OE5198,401OE547,2101OE573,9301OE58129,8401OE59128,5101OE60001RL00001RL01001RL02001TC00504,8101UH00001VJ00116,2901VJ01001VJ03134,1901VJ04001VJ05111,8301VJ14106,2301VN00001VN03286,9301VN04157,9801WM0013,5401XF00001XF0149,1801XL00001XN00001XN01001XN0243,6501XN0774,4401XN0952,7501XN1082,0902AN00002AP00002AR00002CI00002CI01163,0702CI0265,9302CR00002DC0093,0502DC03002DF00002DO00002DO01117,1402DO0219,0102DO0386,3602DQ00002DW00002DZ00002DZ02156,0202DZ0434,0302DZ1011,5202EA00002EA02002EA03002EA05002EA06002EA07002EA08002EB00002EB048,1602EB07002EK0039,8802EK01109,1202EK02002EX00155,802EX04002EX07228,3402FB00002FY00002FY01103,4602FY0275,0202FY07002GF00002GJ00002GJ015,3802GN00002GP00002GP04002GP0559,9302GP0666,5802GS00002HI00133,8902HI0637,9302HI08233,4302IB00114,1102IB05125,2502IB0739,7702IC0056,8502IC011,2702JG00002JG0496,1802JG0523,3302JG060,2602KB0019,6702KB01002KB02002KB06107,402KB0862,9202KM00309,7202KR007,4202LB00534,3102LB0191,9902LB08481,1702LG0040,0502LG06002LG0828,702LG09128,9302ME00126,7402ME01002ME02002MF00181,0202MU00002NZ00002NZ01133,7902NZ09002NZ10115,2202NZ11002NZ1555,4802PA0095,9702QN00002QN02002QO00002QP00002QQ00002QT00002QX00002QX0138,1102QX03233,3102QX06002QX07002QZ00002RA00002RA0189,1802RA02002RA03002RA05002SB00002ST0034,7602ST04002ST058,5202SY00002TC00002TC03240,8702TC0476,2602TD00002TD0328,3502TD04002TE00002TG00002TH00002TZ00002UB00002UC00002UE0037,6602UG00002UP00002UP01002US00002US04002UT00002UV00002UV03002UV04002UV05002UV08002UV17002UV18002UX0016,4202UX012,4802UX06002VA00002VA0193,0102VB00002VB01002VB02002VB0744,0602VB1614,9502VC00002VC02114,0802VC0319,5402VC08002VC09002VD00002VD048,1902VD057,9202VE00002VG00002VG03002VG04217,0802VG05387,4302VG08599,4302VG10131,9602VG1184,5202VG14702VG15002VG17002VG22183,1102VG2543,2302VJ00002VJ0322,2102VJ060,1602VJ0750,7602VJ081402VM00002VN00002VN01105,702VO00002VO02002VQ00165,8802VQ01344,9902VR00002VR02109,1502VR04002VR05002VR08002VT00002VT0128,1802VT0296,7502VT04002VT05002VT062702XJ00002XJ0266,0402XJ054,4102XS00002YH00002ZR00002ZR024,4702ZR03003AM00003AQ00401,3703FO00003FO01102,3803FO0410,7103JY00003JY01003JY028,8703JY0317,8903JY0612,5803JY072,9203JY08003KN0043,3503OY00003RB00003RR00003RR0491,2303RU00003RU0284,0603RU03003WO00003WO0146,0703WO02003WO0326,4403XF00003XF0474,6603XF05244,6303XM00003XS00003XS0279,0603XS038,4103XS08190,1604DF00004DF0120,9704DS00004GU00004GU03004GU064,0304GU0826,5804HR00004HR0489,3904HR07316,9204IX00004IX01103,3704OY0029,4404OY02004OY0822,904SU00004SU0235,4704XU00100,5504XU0531,4904YE0089,3404YE0125,504YE0251,8204YE03004YE08323,2204YE11004YX0099,9504YX0228,1405AV0049,6405AV010,1205AV02005AV0320,0905AV04005EA1412005EA16143,7505FB00005FB01005FB0718,7605FB0850,0405FE00113,3205FF00238,8405FJ00136,0205FJ0137,7205FJ1119,6805FJ12301,9305OH0098,7105OH03005OH076,7205PL0016,3505RA00005RA01005TA00005XJ00006HF00006HF02182,7706SU00006WY0059,0606XL00157,1707BQ00007FH00007KP0038,607MU00007PK00007PK040,5207PK05146,6907PK0738,2108CU00008LP00008LP016,1208LP02008SG0040,9108SG01167,4408SG06008VU00008VU02009VG00112,9110AN0033,910AN0370,1710AN04010LU00169,5111NY00011ZH0030,212IR00133,4112IR058,4812IR1153,6312RB00159,213EE00013JO0092,1613OR00013OR0149,3813OR0315,0713PE00013PE014113WH0066,4413ZU0044,1213ZU02124,8913ZU0366,5314DC00014DC0218,4214DC060,5114FW00014FW01014FW026214FW04014FW052,8614LF0098,5214NQ00014NS00014OY00247,3114PS0032,114PS0352,8614QT00014RC0034,0214RC02351,0914RC0352,9514RC04014RC1346,4514RF00197,8914RF03139,4414RF04215,3314RF05119,2414RF06014RF0849,8314RL00149,2514RL0333,6414RL0626,5714RP00014RP01014RP0235,9414RP0384,8114RR00014RR0149,2114SE00014SF00144,8814SF01014SM00014SM020,7314SM03014SM040,914SM0572,4514SM13014SM14166,6414SW00014SZ00014TA0095,4814TD00014UM00014UM01014UM02108,7314VG00014VY0071,914WE00014WI00014WJ00014WL00014YD03127,0814YD0675,6914YD09014YD169,2615BH00117,415BH01015BH04015BH05015BH0960,5915BS008,4415EO00110,8615EO0191,315HX0099,7515HX02201,0115HX03015JM00015KR00208,9615KR0531,0415KR06015KR0982,4715KR10318,8915KR1122,2815KR12100,4115KR1414,815OM00015OM0191,4215QW00100,6815SC00015VQ00015XV00015XV0138,4916AW00248,7716AW0191,6716AW06113,0316CX00016CX0454,0816CX08016EI00249,6816FP00016FP04016FP05126,316GZ00016GZ031,6916IH0029,7716IH0397,916KP0014,1516MQ00146,1216NK00016NK01016OX00016OX0245,0116OX03016OX0416,9316OX09104,7416OX10148,3516OX13016PA00016PE00016PE0143,3816PI00016PI0327,2416PI0420,5116PI0527,5216PK00231,7216PK07153,0316PN00016PS00016PS04016PS07016PS08501,9516PS1662,8916PS17016PS18016PS1979,6716PS20122,4116QA00016QA0178,2416QH008,6516QH01016RB00016RF00016RH00016RT00016RT0125,4616SK00016SK018,1816SK0578,8716SK0719,1716SL00016ST00016TS00016TS02016TS03016TS04016TS05016TS06016TV00016TV01016TV02016VI00016VI01016VK00016VK0171,4116VK0212,3516VK03016VK06156,4616VM00237,5316VM0725,9816VP0079,2716XD00180,8116YC0089,4716YV00016YV0192,7616YV0256,5816YV0427,7916YV10140,6216ZK00016ZK01016ZK0229,7316ZK0384,6217AA0049,1717AA03112,9117AN00017AN0155,1317AY00017AY0485,1217BI00017BI02017BI06128,2717BZ0032,4817BZ029,1717BZ0320,8617BZ049,2317CK006,2517CK01017CR00158,4217DD007,0217DN00308,9917DN0151,2417GM0080,6917GM0269,0817GT00017GT0217,3417HB00509,0917HB06472,1617HB07117,517HH0078,1517HN00017HN0244,9617HN0460,8517HN05017HR00394,2817HR02409,7217HR05304,0417HX0017,5417IM00017IM01017IM02152,8917IM04017IR0070,0117IR0110,2917IR02017JB0025,717JB01130,317JB02137,2317JY00017KF0073,1617KY0072,8517VF00291,4917VF02276,1717VF03171,2417VF04017VF0668,9517VF08017VN00017VN01104,5117VN05017VN06017VN09213,7617VP00017VP01017VP0284,5717VS00017VS0216,3617VS03017VS04017WP00017WQ00114,4317WQ08354,9217XU0077,1717XU01105,8617YF00432,0817YF02274,3317YS00496,4417YS02233,7917YS0336,1817YS04354,0817YS08138,4617YS128,8517YS18017YS21017YS2246,2917YS2476,9618AN00616,8918CH00018CH02236,2118CH0376,1118CH09286,0618CV0061,0718DD0051,4818DD02180,8818DD0653,5118DO0024,9718DO02018DQ00329,4518GC0023,9618TR0098,9118TR0157,118TR02113,4618TR03107,7418TR07018TR1199,9318TR1231,1518TR13160,0318WS00018WS0432,9518XR00018XU000,9618XU0151,0818XX00100,4819DH0078,6919EN0055,9419EQ00019ET00019EW00019EW011119EW03019EW04019EW0559,6619FF00019FF0412,3919GY00225,7919GY04019GY0567,3119GY06019GY08106,0219HG00019HG029,6119HG04019HG0642,1119HG10104,1619HG11019HR00332,4819HV00019HY002,3419IP0062,1819IW0010,4219IW0219,7619IW04123,3319IW05102,2119KM00420,6319KZ0043,619LO00019PV0073,5819QA00019QA0462,6219QC0012,4319RX0039,0819RX0118,9919RX028,3319RX0591,0419TI0027,0219TI03134,6419TI05019TI06106,9219XH00019XH0171,6119XH03019XH04310,1719XH0579,3919XH08019XH09019XS00019XS01019XV00143,4319XV0221,2719XY00019ZP00256,9919ZP03114,8719ZP04113,2619ZP0538,3419ZP0660,2919ZP0764,6919ZQ00019ZQ0238,3219ZU00019ZX00019ZX0122,8220AA00020AB0064,9120AB04126,1420AB0522,0420AB08182,4220AD00020AD02020AD03020AE0071,8320AE0136,3820AI00020AJ00020AM00311,5520AT00020AT0125,2920AT03131,320AT0433,5420AT07020BC00020BC01443,5320BH00161,8320BK00100,3320BK01514,3620BK0342,2620BQ00020BV00020CF00020CF01020CI00020CJ0090,2520CJ04249,5220CJ10174,2720CJ1113420CK00020CL00020CM0076,1420CM0151,0920CM0312,7720CM07020CM0836,2420CM0991,0120CM105,7820CN00020CN0268,0620CN05020CP00110,3920CP04020CQ00641,8120CQ01183,8920CQ04399,6420CR00020CR0313,1620CR05020CR06134,5620CR0742,3820CS00020CS0458,8220CS07020DB00020DB03168,4420DB1111,0320DC00020DD00020DD02020DF00020DF01136,5120DF09293,0120DG00020DH00020DH0692,1120DH08020DH0926,7420DH10020DH11104,3920DH12020DH13020DL00020DL01020DL02020DL0380,420DL0414,9720DL06020DL10020DL12020DL135,8320DL16242,2320DL2157,520DP00020EA00020EI001,2320EI01182,6720EI02020EI03020EK0059,420EK0724,3820EK0898,8820EM00020EM01375,1620EM03020EM0493,5220EO00020ER00020ER04020ER0811,8220ER09020EY00020EY07161,6120EY09020EY10133,9820FR00020FR0231,9220FR04184,5120FR0728,9420FR08020FR1226,4820FR13020GA00020GD00327,6120GD01415,9620GS0031,7720IB00020IB03103,9320IS00020JX00290,8820JX02020JX0476,3920KA00020KQ0032,3620KQ04213,220KQ06143,1120KZ00020LA00020LA0236,4120LA03020LA0565,1720LA063,0620LA072,5120LL00020LO00020LO01020LO020,220LO03020LO0470,420LO08208,0120LU00020MA00192,1120MA01216,5620MD00020MF00020MH00020MH01020MJ00864,1320MJ02020MJ0453,4320MJ05326,6420MJ12313,6720MJ1314,0820MJ14145,0120MM00453,6720MM01274,8420MM06377,6920QU00020QY00020RC0051,9520RF0089,3320RM00020ST00020TZ00020TZ0498,0920TZ07175,0120TZ11020TZ129,4720TZ1368,4820TZ14020WI0060,8620ZK00219,2920ZK0278,2420ZK04021AB00021AF00021AS0064,6921AS0365,0821AS07246,8321AS08021AS095,921AS1021,621BH00021BH02021CY0339,321CY0525,4421ET00021ET02115,321ET04259,6821ET0774,9721ET0825,5621ET1172,0621ET12021EX00021FF00473,3621FV00021FV01021GD00597,721GD01453,5921GD029,7621GU00557,9421GU0464,4121GU06301,921GU07021GU08100,821GU11166,9621GU120,9321GV00021GW005,9321GW02021GW03176,1621GW08021GZ0065,3821GZ06108,0821HC00021HC0166,8421HC03021HC046,2121HC0866,1121HC12021SK002,921SK01196,8221WE00022NE00023AP00132,6823AP0174,0823FY00242,923FY04235,4923GF00023HC00327,723HC0122,2523HC02023HC04113,0223JA0193,9423KU00023VD0092,2523VL00023VL0118,2823VL0250,523VL030,1823WU0047,4223YU00160,0223YU01267,5523YU02486,2723YU0843,2724PY00024PY02246,4924PY05253,0924PY08300,9524PY0928,2924RW0055,9524RW03267,9124RW0424,7424RW05024TF00024TF02024TG00024TG0495,1524TJ00343,1824TP00024TP02125,9124TP05153,3524TR0018,2824TR02506,5524TR0328,9224TR05249,7224TR10158,2824TR12251,7724TR1545,0124TR1624,1225CL00025CL0152,7725CL03025CL04025CM0023,825CM04025CM07025CM08025CM12025CR00025CR03025CR07025CR10025CV00025CV01025CV025,0225CV03025CV0527,5925DA00025DA0212,6525DA0488,8925DA08239,4425DA0925,7725EF0117,1525EF02025EF0393,7525EF0453,9525EF0518,0425EF0624,6425EF0814,7925EF094,6125FU00102,9625FX00025FX0131,3125FY00127,3425GA00025GA0190,6625GB00025GB0216,525GC00025GC01166,7425GC02025GC035,8825GC087,3525GC0957,4825GC10025GC11025GD00158,9125GD0143,3625GE00025GE02359,1525GF00025GF0178,1325GL00025GL04602,725GL06025GM0089,8625GM0458,1225GV0145,8125GV0541,6625GV0747,1725GV0848,1125GV092425GV103,2125GV3027,2425GV31025GV327,925GV3428,0125KX00025LV00486,6825LV1986,9325LX33198,2625LX4161,0625LX48443,9425MB00025MB36230,1725MG00025MG0274,4425MG03027DG00027MD0097,527MD0173,3527MD02275,6527RW00027VD0046,5127VG00027VG0156,9227VG04144,6827ZH0055,7227ZH02027ZH03244,4827ZJ00185,3427ZJ02028DH00214,329WG00029YT00384,8829ZT00030AU0038,2430AU01030BC00030BE0040,7930EU00030GC00030GD00030JN00030JN01030PP00115,8830PP01030PP02103,3630PP0415,2630UB00030UB0124,3230UV00030WH00595,4330WH02206,8831BL00031CG00031CG010,131CG02031CG0323,931CH00031CH01203,4831CZ00031EW0012,3431EW0156,5831EW02031EX0026,4231EX01149,1431FG0055,8831FH0037,5831GM00217,931HN00031HN01270,5631JC0152,3631JC02031JC0322,3831JC0489,2331JC05031JC06031JW00031JW01251,4931KZ00031LA00031LB00031LW00031MD0062,5331MD02299,7431MD0382,4131RY0053,4331TG00031TK00031XT00032AJ000Onderwijskansenscores voor praktijkonderwijsVestigingsnummerOnderwijskansenscore00DI0414,0600PG048,2901EK0070,4301EO0637,4801HQ0042,101KD0029,0501NJ1610,2801OE2360,9201RL003,9401VJ0653,4101XN0812,6102EA055,7802FO0028,0902LB01118,6202MF0012,3302UV102,8502VA0112,3702VC0222,5502XJ0223,403JY063,8903KN0027,9803KZ0022,0403RB0012,2203SX0029,4703ZY0023,7304FR0034,7304GU0616,7304IK0062,6104NF00107,2404OY0619,404SU0253,9704YE0948,6805AV0524,805GV0052,5405NE0028,1705NV0029,0605OP0044,3705VN0039,1406DT0015,6907BM0036,0407FO0032,3407HF0058,1707MZ0056,8407YU0044,8407ZI0015,3608PS0027,0908UV0028,0209PY0040,1409VS0047,9510JY0073,1911AI0078,6912IR009,4212NW0043,612PR0082,4413EB0043,4213FB0049,8513JF0027,3913OR035,1313PE0111,313VV0030,914AP006,6914RL0645,8215DN0025,2215IS0063,3615NE0042,0715NY00112,7816PI0216,0716PJ0016,3716PJ0119,4916YV0126,3617AO0068,2717JI0050,3817MA0069,9817SG0045,3417UX0087,1517VN0040,4417VP0511,3117YS0089,8418BR0038,3618DD0225,0518PR0054,1618TR1017,8118UZ0031,6918VA0034,9318VX0094,2119NG0042,4919QA0419,0919SQ0020,8619TQ0017,5519UO0030,9719UP0038,0519UR0024,2719XH0850,919YT0044,2420AB0540,3720AM0413,2820AT0575,7220BH0237,4220DL1337,8420EI0440,7820FF0022,9720JX1153,5620KD0030,4320KD0153,9620MJ04101,2720ZK0057,7421GU0961,4721HC0840,6721KM006023DB0041,9223EJ0034,1223HC0235,2523HH0060,9623VL001,7124TP0332,7525CM1017,625FY0023,2825GM0216,7325MG0210,3726HD0018,1126HD0124,3326HF0022,2226HL0058,8426HN0036,2326HP0055,9726HR0050,1426HU003126HV0039,3326HX0046,7926HY0013,426HY0217,6226JE0028,4726JR0066,3926JR017,6226JT0061,2126JV008,3326JY0030,926JZ0054,5326KA0044,0826KH0056,4826KP0034,9126KR0022,8526KV0052,6226KY0017,1226KZ0062,4226LL0015,4526LL016,4626LR0027,0226LT0047,6526LU0016,9926MD0033,3926MJ0025,7426MP0018,6726MV006,3226MZ0026,4226NH0024,0527PM0024,7527VF0061,5427VH0043,8928BN0057,5728BU0049,6728CA0050,7228DF0052,3929VW0064,3629VX0069,1429VY0019,8529VZ0088,0230FF0033,0630JM0028,6530MM0016,2330UD0028,0131HN0267,85\n \n \n Bijlage\n 2\n Het totaal beschikbare budget en het bedrag per eenheid onderwijskansenscore\n \n Het totaal beschikbare budget: € 177.361.137,30\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor vmbo, havo of vwo: € 2.047,47\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor praktijkonderwijs: € 2.488,30\n20241852411-06-202430-05-2024VO/4461849820241852411-06-202430-05-2024VO/4461849812-06-202401-01-2024De bedragen zoals die waren vastgesteld voor het kalenderjaar 2023\n blijven van toepassing op het kalenderjaar 2023.01-01-2025Stcrt. 2025, 1799, datum inwerkingtreding 01-02-2025, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2025.Bijlage2Het totaal beschikbare budget en het bedrag per eenheid onderwijskansenscoreHet totaal beschikbare budget: € 177.361.137Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor vmbo, havo of vwo: € 1.980,60Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor praktijkonderwijs: € 2.457,04\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049325/2025-02-01_0/xml/BWBR0049325_2025-02-01_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 18 januari 2024 nr. 43197358, houdende de vaststelling van een nieuwe Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs ter vervanging van de Regeling leerplusarrangement vo (Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs)2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n Gelet op artikel 5.9, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020;\n \n \n Besluit:\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;\n \n \n \n minister: Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;\n \n \n \n onderwijskansenscore: overeenkomstig artikel 5 berekende score van een vestiging die een indicatie geeft van de zwaarte van de problematiek op die vestiging op basis van de aggregatie van de onderwijsscores van de leerlingen van de vestiging;\n \n \n \n onderwijsscore: cijfermatige indicatie van het verwachte risico op onbenut leerpotentieel van een individuele leerling, die op basis van statistische gegevens door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt bepaald;\n \n \n \n school: school of scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;\n \n \n \n schoolplan: schoolplan als bedoeld in artikel 2.88 van de wet;\n \n \n \n teldatum: 1 oktober van het tweede voorafgaande jaar waarop de bekostiging betrekking heeft;\n \n \n \n vestiging: op de teldatum bestaande vestiging van een school als bedoeld in de artikelen 4.13, 4.14 of 4.16 van de wet;\n \n \n \n wet:\n Wet voortgezet onderwijs 2020.\n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Toepassing Kaderregeling\n \n Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Doelomschrijving\n \n De minister verstrekt op grond van deze regeling aanvullende bekostiging, met als doel te voorkomen dat leerlingen, die door omgevingsfactoren een verhoogd risico lopen op het niet optimaal kunnen benutten van hun leerpotentie, afstromen, onnodig doubleren of voortijdig de school verlaten.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Aanvullende bekostiging\n \n \n 1\n De verstrekking van aanvullende bekostiging op grond van deze regeling vindt telkens plaats voor één kalenderjaar.\n \n \n 2\n De aanvullende bekostiging wordt berekend overeenkomstig artikel 5, waarbij gebruik wordt gemaakt van het aantal op de teldatum bekostigde leerlingen per vestiging. Voor de toepassing van deze regeling tellen de leerlingen als bedoeld in artikel 6.10, tweede en derde lid van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 voor 100% mee.\n \n \n 3\n De aanvullende bekostiging wordt uiterlijk vastgesteld in de maand april in het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.\n \n \n 4\n De aanvullende bekostiging wordt betaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang. In de maand waarin de vaststelling en de eerste betaling plaatsvindt wordt ook de bekostiging van de eventueel daaraan voorafgaande maand of maanden betaald.\n \n \n 5\n De aanvullende bekostiging kan uiterlijk in de maand december van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft gewijzigd worden vastgesteld op basis van een bijdrage voor loon- en prijsontwikkeling.\n \n20241852411-06-202430-05-2024VO/4461849820241852411-06-202430-05-2024VO/4461849812-06-202401-01-2024De bedragen zoals die waren vastgesteld voor het kalenderjaar 2023\n blijven van toepassing op het kalenderjaar 2023.\n \n \n Artikel\n 5\n Berekening aanvullende bekostiging\n \n \n 1\n Een vestiging wordt aanvullend bekostigd met een bedrag per eenheid onderwijskansenscore. Indien de vestiging een onderwijskansenscore heeft van nul, of die op grond van het vijfde lid wordt gelijkgesteld aan nul, dan wordt voor de desbetreffende vestiging geen aanvullende bekostiging verstrekt.\n \n \n 2\n Het Centraal Bureau voor de Statistiek berekent jaarlijks de onderwijskansenscore van elke vestiging op basis van de onderwijsscores van de leerlingen die op de teldatum zijn ingeschreven op een vestiging, en maakt deze zo spoedig mogelijk openbaar.\n \n \n 3\n De onderwijskansenscore van een vestiging voor vmbo, havo of vwo is de uitkomst van de formule A − B en wordt als volgt berekend:\n \n \n A =\n som van de uitkomsten van de formule C – D voor alle leerlingen van de vestiging die behoren tot de 15% van alle leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo met de laagste onderwijsscore, waarbij:\n \n \n C =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo;\n \n \n D =\n onderwijsscore van de leerling;\n \n \n B =\n E x F x (C – G) waarbij:\n \n \n E =\n aantal leerlingen van de vestiging;\n \n \n F =\n drempelwaarde van 12%;\n \n \n G =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen die behoren tot de 15% leerlingen ingeschreven op het vmbo, havo of vwo met de laagste onderwijsscore.\n \n \n \n \n 4\n De onderwijskansenscore van een vestiging voor praktijkonderwijs is de uitkomst van de formule A − B en wordt als volgt berekend:\n \n \n A =\n som van de uitkomsten van de formule C – D voor alle leerlingen van de vestiging die behoren tot de 30% van alle leerlingen ingeschreven op het pro met de laagste onderwijsscore, waarbij:\n \n \n C =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen ingeschreven op het pro;\n \n \n D =\n onderwijsscore van de leerling;\n \n \n B =\n E x F x (C – G) waarbij:\n \n \n E =\n aantal leerlingen van de vestiging;\n \n \n F =\n drempelwaarde van 0%;\n \n \n G =\n landelijk gemiddelde onderwijsscore van alle leerlingen die behoren tot de 30% leerlingen ingeschreven op het pro met de laagste onderwijsscore.\n \n \n \n \n 5\n De onderwijskansenscore, bedoeld in het tweede lid, wordt rekenkundig afgerond op twee decimalen. Indien de onderwijskansenscore negatief is, wordt deze gelijkgesteld aan nul.\n \n \n 6\n De lijst met onderwijskansenscores wordt jaarlijks uiterlijk op 7 februari in de Staatscourant bekendgemaakt als bijlage 1 bij deze regeling.\n \n \n 7\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore wordt jaarlijks uiterlijk op 7 februari in de Staatscourant bekendgemaakt als bijlage 2 bij deze regeling.\n \n \n 8\n De aanvullende bekostiging voor een vestiging voor vmbo, havo of vwo wordt bepaald door de voor deze vestiging in bijlage 1 opgenomen onderwijskansenscore te vermenigvuldigen met het in bijlage 2 opgenomen bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor vmbo, havo of vwo.\n \n \n 9\n De aanvullende bekostiging voor een vestiging voor praktijkonderwijs wordt bepaald door de voor deze vestiging in bijlage 1 opgenomen onderwijskansenscore te vermenigvuldigen met het in bijlage 2 opgenomen bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor praktijkonderwijs.\n \n \n 10\n Voor de toepassing van deze regeling wordt een vestiging waar zowel praktijkonderwijs als een andere schoolsoort wordt aangeboden, aangemerkt als twee vestigingen, te weten een vestiging voor praktijkonderwijs en een vestiging voor vmbo, havo en vwo.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 6\n Betaling\n \n \n 1\n De minister verstrekt de aanvullende bekostiging voor alle vestigingen met een onderwijskansenscore van hoger dan 0, aan het bevoegd gezag van de school waar de vestiging aan toebehoort op 1 januari van het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.\n \n \n 2\n Het recht van het bevoegd gezag op de aanvullende bekostiging voor een school vervalt, indien de school wordt opgeheven of de bekostiging wordt beëindigd.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 7\n Beleid en verantwoording\n \n \n 1\n Het bevoegd gezag van de school geeft in het schoolplan aan hoe het de aanvullende bekostiging op grond van deze regeling inzet voor het onderwijskundig beleid, de bewaking en de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs.\n \n \n 2\n Het bevoegd gezag van de school licht de partijen in de omgeving van de school in over zijn beleid ter zake en betrekt opmerkingen daarover van die partijen herkenbaar bij het bepalen van dat beleid.\n \n \n 3\n Het bevoegd gezag van de school betrekt de inzet van de aanvullende bekostiging op grond van deze regeling bij het overleg met de gemeente over het ondersteunen van leerlingen die door omgevingsfactoren hun potentieel niet waar kunnen maken.\n \n \n 4\n Het bevoegd gezag verstrekt via XBRL aanvullende informatie over de activiteiten die met de aanvullende bekostiging zijn ondernomen, bedoeld in artikel 3.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 8\n Financiële verantwoording\n \n \n 1\n De verantwoording van de besteding van de bekostiging geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.\n \n \n 2\n De aanvullende bekostiging kan ook worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt. Verrekening van de eventueel niet-bestede middelen of overschotten vindt niet plaats.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 9\n Wijziging Regeling aanvullende bekostiging vo-scholen in uitzonderlijke omstandigheden\n \n \n Wijzigt de Regeling aanvullende bekostiging vo-scholen in uitzonderlijke omstandigheden.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735802-02-2024\n \n \n Artikel\n 10\n Intrekking Regeling leerplusarrangement vo\n \n De Regeling leerplusarrangement vo wordt ingetrokken.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 11\n Inwerkingtreding\n \n \n 1\n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 februari 2024 en werkt terug tot en met 1 januari 2024.\n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid treedt artikel 9 in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 12\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling onderwijskansen voortgezet onderwijs.\n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n M.L.J.\n Paul\n \n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024\n \n \n Bijlage\n 1\n Onderwijskansenscore per vestiging\n \n Onderwijskansenscores voor vmbo, havo en/of vwo\n \n \n \n \n \n \n \n \n Vestigingsnummer\n \n \n \n \n Onderwijskansenscore\n \n \n \n \n \n \n \n 00AH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AH07\n \n \n 201,07\n \n \n \n \n 00AH08\n \n \n 32,62\n \n \n \n \n 00AH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00AH11\n \n \n 326,52\n \n \n \n \n 00AH17\n \n \n 157,75\n \n \n \n \n 00AH18\n \n \n 26,45\n \n \n \n \n 00AH19\n \n \n 7,1\n \n \n \n \n 00AQ00\n \n \n 30,91\n \n \n \n \n 00BD00\n \n \n 125,11\n \n \n \n \n 00BD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00CB04\n \n \n 4,34\n \n \n \n \n 00DI00\n \n \n 32,21\n \n \n \n \n 00DI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00DI03\n \n \n 9,92\n \n \n \n \n 00EF00\n \n \n 96,77\n \n \n \n \n 00HI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00HI03\n \n \n 90,13\n \n \n \n \n 00IP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JR00\n \n \n 12,68\n \n \n \n \n 00JT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JT02\n \n \n 8,81\n \n \n \n \n 00JT03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00JT06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00KV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00LJ05\n \n \n 5,14\n \n \n \n \n 00MK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML02\n \n \n 58,85\n \n \n \n \n 00ML05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ML09\n \n \n 284,57\n \n \n \n \n 00ML12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00MV00\n \n \n 22\n \n \n \n \n 00MV01\n \n \n 149,29\n \n \n \n \n 00MV02\n \n \n 125,23\n \n \n \n \n 00MV06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00NE00\n \n \n 47,95\n \n \n \n \n 00NE02\n \n \n 279,88\n \n \n \n \n 00OB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00OB03\n \n \n 98,85\n \n \n \n \n 00PF00\n \n \n 88,77\n \n \n \n \n 00PG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG02\n \n \n 13,66\n \n \n \n \n 00PG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PG08\n \n \n 2,66\n \n \n \n \n 00PJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS04\n \n \n 115,7\n \n \n \n \n 00PS05\n \n \n 48,52\n \n \n \n \n 00PS06\n \n \n 1,95\n \n \n \n \n 00PS08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00PS10\n \n \n 8,88\n \n \n \n \n 00RO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RO03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00RZ01\n \n \n 12,38\n \n \n \n \n 00RZ07\n \n \n 61,5\n \n \n \n \n 00SZ00\n \n \n 19,03\n \n \n \n \n 00TL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00TU01\n \n \n 9,58\n \n \n \n \n 00UM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00UZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00UZ04\n \n \n 84,57\n \n \n \n \n 00VR00\n \n \n 31,59\n \n \n \n \n 00VY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00VY04\n \n \n 132,16\n \n \n \n \n 00WD00\n \n \n 320,21\n \n \n \n \n 00WH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00WH02\n \n \n 8,56\n \n \n \n \n 00WI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00WI04\n \n \n 46,44\n \n \n \n \n 00XA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00XA01\n \n \n 149,36\n \n \n \n \n 00XK00\n \n \n 51,91\n \n \n \n \n 00XK02\n \n \n 195,85\n \n \n \n \n 00YH00\n \n \n 27,44\n \n \n \n \n 00YH01\n \n \n 33,74\n \n \n \n \n 00YH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00YH05\n \n \n 12,56\n \n \n \n \n 00YH06\n \n \n 38,29\n \n \n \n \n 00YO00\n \n \n 12,51\n \n \n \n \n 00ZD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZO00\n \n \n 209,73\n \n \n \n \n 00ZV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZV02\n \n \n 36,91\n \n \n \n \n 00ZV05\n \n \n 15,06\n \n \n \n \n 00ZX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZX02\n \n \n 2,81\n \n \n \n \n 00ZX03\n \n \n 41,42\n \n \n \n \n 00ZX08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 00ZX10\n \n \n 0,38\n \n \n \n \n 01AA57\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA59\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA60\n \n \n 80,17\n \n \n \n \n 01AA61\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01AA62\n \n \n 225,51\n \n \n \n \n 01BE00\n \n \n 15,09\n \n \n \n \n 01EO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01EO01\n \n \n 125,23\n \n \n \n \n 01EO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01EO06\n \n \n 156,86\n \n \n \n \n 01EO08\n \n \n 29,81\n \n \n \n \n 01EO12\n \n \n 4,09\n \n \n \n \n 01ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FP00\n \n \n 189,44\n \n \n \n \n 01FP01\n \n \n 92,68\n \n \n \n \n 01FP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FP05\n \n \n 17,84\n \n \n \n \n 01FP06\n \n \n 26,7\n \n \n \n \n 01FU00\n \n \n 84,44\n \n \n \n \n 01FU01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01FU04\n \n \n 5,89\n \n \n \n \n 01FY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GH01\n \n \n 44,32\n \n \n \n \n 01GH04\n \n \n 138,41\n \n \n \n \n 01GL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GN00\n \n \n 125,63\n \n \n \n \n 01GV00\n \n \n 20,14\n \n \n \n \n 01GX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01GX02\n \n \n 10,74\n \n \n \n \n 01GX03\n \n \n 93,22\n \n \n \n \n 01IW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01IW03\n \n \n 32,93\n \n \n \n \n 01KF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KF04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KF05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KF06\n \n \n 16,77\n \n \n \n \n 01KL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL06\n \n \n 26,2\n \n \n \n \n 01KL07\n \n \n 0,3\n \n \n \n \n 01KL08\n \n \n 202,03\n \n \n \n \n 01KL09\n \n \n 18,99\n \n \n \n \n 01KL10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01KL14\n \n \n 33,15\n \n \n \n \n 01KL18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01LZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01LZ01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01LZ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01MB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01MO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01MU00\n \n \n 144,85\n \n \n \n \n 01NJ01\n \n \n 4,68\n \n \n \n \n 01NJ02\n \n \n 4,3\n \n \n \n \n 01NJ08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ10\n \n \n 32,25\n \n \n \n \n 01NJ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NJ15\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01NZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE03\n \n \n 62,52\n \n \n \n \n 01OE05\n \n \n 22,34\n \n \n \n \n 01OE06\n \n \n 84,84\n \n \n \n \n 01OE07\n \n \n 63,65\n \n \n \n \n 01OE12\n \n \n 117,59\n \n \n \n \n 01OE13\n \n \n 56,74\n \n \n \n \n 01OE16\n \n \n 40,1\n \n \n \n \n 01OE17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE18\n \n \n 205,64\n \n \n \n \n 01OE21\n \n \n 55,49\n \n \n \n \n 01OE22\n \n \n 202,66\n \n \n \n \n 01OE23\n \n \n 55,37\n \n \n \n \n 01OE25\n \n \n 62,87\n \n \n \n \n 01OE26\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01OE27\n \n \n 29,07\n \n \n \n \n 01OE28\n \n \n 128,06\n \n \n \n \n 01OE30\n \n \n 31,32\n \n \n \n \n 01OE32\n \n \n 12,09\n \n \n \n \n 01OE37\n \n \n 33,14\n \n \n \n \n 01OE49\n \n \n 53,01\n \n \n \n \n 01OE50\n \n \n 48,06\n \n \n \n \n 01OE51\n \n \n 98,4\n \n \n \n \n 01OE54\n \n \n 7,21\n \n \n \n \n 01OE57\n \n \n 3,93\n \n \n \n \n 01OE58\n \n \n 129,84\n \n \n \n \n 01OE59\n \n \n 128,51\n \n \n \n \n 01OE60\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01RL02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01TC00\n \n \n 504,81\n \n \n \n \n 01UH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ00\n \n \n 116,29\n \n \n \n \n 01VJ01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ03\n \n \n 134,19\n \n \n \n \n 01VJ04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VJ05\n \n \n 111,83\n \n \n \n \n 01VJ14\n \n \n 106,23\n \n \n \n \n 01VN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01VN03\n \n \n 286,93\n \n \n \n \n 01VN04\n \n \n 157,98\n \n \n \n \n 01WM00\n \n \n 13,54\n \n \n \n \n 01XF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XF01\n \n \n 49,18\n \n \n \n \n 01XL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XN01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 01XN02\n \n \n 43,65\n \n \n \n \n 01XN07\n \n \n 74,44\n \n \n \n \n 01XN09\n \n \n 52,75\n \n \n \n \n 01XN10\n \n \n 82,09\n \n \n \n \n 02AN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02AP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02AR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02CI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02CI01\n \n \n 163,07\n \n \n \n \n 02CI02\n \n \n 65,93\n \n \n \n \n 02CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DC00\n \n \n 93,05\n \n \n \n \n 02DC03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DO01\n \n \n 117,14\n \n \n \n \n 02DO02\n \n \n 19,01\n \n \n \n \n 02DO03\n \n \n 86,36\n \n \n \n \n 02DQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02DZ02\n \n \n 156,02\n \n \n \n \n 02DZ04\n \n \n 34,03\n \n \n \n \n 02DZ10\n \n \n 11,52\n \n \n \n \n 02EA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EA02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EA03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EA05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EA06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EA07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EA08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EB04\n \n \n 8,16\n \n \n \n \n 02EB07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EK00\n \n \n 39,88\n \n \n \n \n 02EK01\n \n \n 109,12\n \n \n \n \n 02EK02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EX00\n \n \n 155,8\n \n \n \n \n 02EX04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02EX07\n \n \n 228,34\n \n \n \n \n 02FB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02FY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02FY01\n \n \n 103,46\n \n \n \n \n 02FY02\n \n \n 75,02\n \n \n \n \n 02FY07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GJ01\n \n \n 5,38\n \n \n \n \n 02GN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02GP05\n \n \n 59,93\n \n \n \n \n 02GP06\n \n \n 66,58\n \n \n \n \n 02GS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02HI00\n \n \n 133,89\n \n \n \n \n 02HI06\n \n \n 37,93\n \n \n \n \n 02HI08\n \n \n 233,43\n \n \n \n \n 02IB00\n \n \n 114,11\n \n \n \n \n 02IB05\n \n \n 125,25\n \n \n \n \n 02IB07\n \n \n 39,77\n \n \n \n \n 02IC00\n \n \n 56,85\n \n \n \n \n 02IC01\n \n \n 1,27\n \n \n \n \n 02JG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02JG04\n \n \n 96,18\n \n \n \n \n 02JG05\n \n \n 23,33\n \n \n \n \n 02JG06\n \n \n 0,26\n \n \n \n \n 02KB00\n \n \n 19,67\n \n \n \n \n 02KB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02KB06\n \n \n 107,4\n \n \n \n \n 02KB08\n \n \n 62,92\n \n \n \n \n 02KM00\n \n \n 309,72\n \n \n \n \n 02KR00\n \n \n 7,42\n \n \n \n \n 02LB00\n \n \n 534,31\n \n \n \n \n 02LB01\n \n \n 91,99\n \n \n \n \n 02LB08\n \n \n 481,17\n \n \n \n \n 02LG00\n \n \n 40,05\n \n \n \n \n 02LG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02LG08\n \n \n 28,7\n \n \n \n \n 02LG09\n \n \n 128,93\n \n \n \n \n 02ME00\n \n \n 126,74\n \n \n \n \n 02ME01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ME02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02MF00\n \n \n 181,02\n \n \n \n \n 02MU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ01\n \n \n 133,79\n \n \n \n \n 02NZ09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ10\n \n \n 115,22\n \n \n \n \n 02NZ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02NZ15\n \n \n 55,48\n \n \n \n \n 02PA00\n \n \n 95,97\n \n \n \n \n 02QN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QN02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX01\n \n \n 38,11\n \n \n \n \n 02QX03\n \n \n 233,31\n \n \n \n \n 02QX06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QX07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02QZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA01\n \n \n 89,18\n \n \n \n \n 02RA02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02RA05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02SB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ST00\n \n \n 34,76\n \n \n \n \n 02ST04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ST05\n \n \n 8,52\n \n \n \n \n 02SY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TC03\n \n \n 240,87\n \n \n \n \n 02TC04\n \n \n 76,26\n \n \n \n \n 02TD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TD03\n \n \n 28,35\n \n \n \n \n 02TD04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02TZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UE00\n \n \n 37,66\n \n \n \n \n 02UG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02US00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02US04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UV18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02UX00\n \n \n 16,42\n \n \n \n \n 02UX01\n \n \n 2,48\n \n \n \n \n 02UX06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VA01\n \n \n 93,01\n \n \n \n \n 02VB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VB07\n \n \n 44,06\n \n \n \n \n 02VB16\n \n \n 14,95\n \n \n \n \n 02VC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VC02\n \n \n 114,08\n \n \n \n \n 02VC03\n \n \n 19,54\n \n \n \n \n 02VC08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VC09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VD04\n \n \n 8,19\n \n \n \n \n 02VD05\n \n \n 7,92\n \n \n \n \n 02VE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG04\n \n \n 217,08\n \n \n \n \n 02VG05\n \n \n 387,43\n \n \n \n \n 02VG08\n \n \n 599,43\n \n \n \n \n 02VG10\n \n \n 131,96\n \n \n \n \n 02VG11\n \n \n 84,52\n \n \n \n \n 02VG14\n \n \n 7\n \n \n \n \n 02VG15\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VG22\n \n \n 183,11\n \n \n \n \n 02VG25\n \n \n 43,23\n \n \n \n \n 02VJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VJ03\n \n \n 22,21\n \n \n \n \n 02VJ06\n \n \n 0,16\n \n \n \n \n 02VJ07\n \n \n 50,76\n \n \n \n \n 02VJ08\n \n \n 14\n \n \n \n \n 02VM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VN01\n \n \n 105,7\n \n \n \n \n 02VO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VQ00\n \n \n 165,88\n \n \n \n \n 02VQ01\n \n \n 344,99\n \n \n \n \n 02VR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR02\n \n \n 109,15\n \n \n \n \n 02VR04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VR08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT01\n \n \n 28,18\n \n \n \n \n 02VT02\n \n \n 96,75\n \n \n \n \n 02VT04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02VT06\n \n \n 27\n \n \n \n \n 02XJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02XJ02\n \n \n 66,04\n \n \n \n \n 02XJ05\n \n \n 4,41\n \n \n \n \n 02XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02YH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 02ZR02\n \n \n 4,47\n \n \n \n \n 02ZR03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03AM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03AQ00\n \n \n 401,37\n \n \n \n \n 03FO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03FO01\n \n \n 102,38\n \n \n \n \n 03FO04\n \n \n 10,71\n \n \n \n \n 03JY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03JY01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03JY02\n \n \n 8,87\n \n \n \n \n 03JY03\n \n \n 17,89\n \n \n \n \n 03JY06\n \n \n 12,58\n \n \n \n \n 03JY07\n \n \n 2,92\n \n \n \n \n 03JY08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03KN00\n \n \n 43,35\n \n \n \n \n 03OY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RR04\n \n \n 91,23\n \n \n \n \n 03RU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03RU02\n \n \n 84,06\n \n \n \n \n 03RU03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03WO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03WO01\n \n \n 46,07\n \n \n \n \n 03WO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03WO03\n \n \n 26,44\n \n \n \n \n 03XF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XF04\n \n \n 74,66\n \n \n \n \n 03XF05\n \n \n 244,63\n \n \n \n \n 03XM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 03XS02\n \n \n 79,06\n \n \n \n \n 03XS03\n \n \n 8,41\n \n \n \n \n 03XS08\n \n \n 190,16\n \n \n \n \n 04DF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04DF01\n \n \n 20,97\n \n \n \n \n 04DS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04GU06\n \n \n 4,03\n \n \n \n \n 04GU08\n \n \n 26,58\n \n \n \n \n 04HR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04HR04\n \n \n 89,39\n \n \n \n \n 04HR07\n \n \n 316,92\n \n \n \n \n 04IX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04IX01\n \n \n 103,37\n \n \n \n \n 04OY00\n \n \n 29,44\n \n \n \n \n 04OY02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04OY08\n \n \n 22,9\n \n \n \n \n 04SU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04SU02\n \n \n 35,47\n \n \n \n \n 04XU00\n \n \n 100,55\n \n \n \n \n 04XU05\n \n \n 31,49\n \n \n \n \n 04YE00\n \n \n 89,34\n \n \n \n \n 04YE01\n \n \n 25,5\n \n \n \n \n 04YE02\n \n \n 51,82\n \n \n \n \n 04YE03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04YE08\n \n \n 323,22\n \n \n \n \n 04YE11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 04YX00\n \n \n 99,95\n \n \n \n \n 04YX02\n \n \n 28,14\n \n \n \n \n 05AV00\n \n \n 49,64\n \n \n \n \n 05AV01\n \n \n 0,12\n \n \n \n \n 05AV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05AV03\n \n \n 20,09\n \n \n \n \n 05AV04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05EA14\n \n \n 120\n \n \n \n \n 05EA16\n \n \n 143,75\n \n \n \n \n 05FB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05FB01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05FB07\n \n \n 18,76\n \n \n \n \n 05FB08\n \n \n 50,04\n \n \n \n \n 05FE00\n \n \n 113,32\n \n \n \n \n 05FF00\n \n \n 238,84\n \n \n \n \n 05FJ00\n \n \n 136,02\n \n \n \n \n 05FJ01\n \n \n 37,72\n \n \n \n \n 05FJ11\n \n \n 19,68\n \n \n \n \n 05FJ12\n \n \n 301,93\n \n \n \n \n 05OH00\n \n \n 98,71\n \n \n \n \n 05OH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05OH07\n \n \n 6,72\n \n \n \n \n 05PL00\n \n \n 16,35\n \n \n \n \n 05RA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05RA01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05TA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 05XJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06HF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06HF02\n \n \n 182,77\n \n \n \n \n 06SU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 06WY00\n \n \n 59,06\n \n \n \n \n 06XL00\n \n \n 157,17\n \n \n \n \n 07BQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07FH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07KP00\n \n \n 38,6\n \n \n \n \n 07MU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07PK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 07PK04\n \n \n 0,52\n \n \n \n \n 07PK05\n \n \n 146,69\n \n \n \n \n 07PK07\n \n \n 38,21\n \n \n \n \n 08CU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08LP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08LP01\n \n \n 6,12\n \n \n \n \n 08LP02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08SG00\n \n \n 40,91\n \n \n \n \n 08SG01\n \n \n 167,44\n \n \n \n \n 08SG06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08VU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 08VU02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 09VG00\n \n \n 112,91\n \n \n \n \n 10AN00\n \n \n 33,9\n \n \n \n \n 10AN03\n \n \n 70,17\n \n \n \n \n 10AN04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 10LU00\n \n \n 169,51\n \n \n \n \n 11NY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 11ZH00\n \n \n 30,2\n \n \n \n \n 12IR00\n \n \n 133,41\n \n \n \n \n 12IR05\n \n \n 8,48\n \n \n \n \n 12IR11\n \n \n 53,63\n \n \n \n \n 12RB00\n \n \n 159,2\n \n \n \n \n 13EE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13JO00\n \n \n 92,16\n \n \n \n \n 13OR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13OR01\n \n \n 49,38\n \n \n \n \n 13OR03\n \n \n 15,07\n \n \n \n \n 13PE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 13PE01\n \n \n 41\n \n \n \n \n 13WH00\n \n \n 66,44\n \n \n \n \n 13ZU00\n \n \n 44,12\n \n \n \n \n 13ZU02\n \n \n 124,89\n \n \n \n \n 13ZU03\n \n \n 66,53\n \n \n \n \n 14DC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14DC02\n \n \n 18,42\n \n \n \n \n 14DC06\n \n \n 0,51\n \n \n \n \n 14FW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW02\n \n \n 62\n \n \n \n \n 14FW04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14FW05\n \n \n 2,86\n \n \n \n \n 14LF00\n \n \n 98,52\n \n \n \n \n 14NQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14NS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14OY00\n \n \n 247,31\n \n \n \n \n 14PS00\n \n \n 32,1\n \n \n \n \n 14PS03\n \n \n 52,86\n \n \n \n \n 14QT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RC00\n \n \n 34,02\n \n \n \n \n 14RC02\n \n \n 351,09\n \n \n \n \n 14RC03\n \n \n 52,95\n \n \n \n \n 14RC04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RC13\n \n \n 46,45\n \n \n \n \n 14RF00\n \n \n 197,89\n \n \n \n \n 14RF03\n \n \n 139,44\n \n \n \n \n 14RF04\n \n \n 215,33\n \n \n \n \n 14RF05\n \n \n 119,24\n \n \n \n \n 14RF06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RF08\n \n \n 49,83\n \n \n \n \n 14RL00\n \n \n 149,25\n \n \n \n \n 14RL03\n \n \n 33,64\n \n \n \n \n 14RL06\n \n \n 26,57\n \n \n \n \n 14RP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RP02\n \n \n 35,94\n \n \n \n \n 14RP03\n \n \n 84,81\n \n \n \n \n 14RR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14RR01\n \n \n 49,21\n \n \n \n \n 14SE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SF00\n \n \n 144,88\n \n \n \n \n 14SF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM02\n \n \n 0,73\n \n \n \n \n 14SM03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM04\n \n \n 0,9\n \n \n \n \n 14SM05\n \n \n 72,45\n \n \n \n \n 14SM13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SM14\n \n \n 166,64\n \n \n \n \n 14SW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14SZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14TA00\n \n \n 95,48\n \n \n \n \n 14TD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14UM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14UM01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14UM02\n \n \n 108,73\n \n \n \n \n 14VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14VY00\n \n \n 71,9\n \n \n \n \n 14WE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14WL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14YD03\n \n \n 127,08\n \n \n \n \n 14YD06\n \n \n 75,69\n \n \n \n \n 14YD09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 14YD16\n \n \n 9,26\n \n \n \n \n 15BH00\n \n \n 117,4\n \n \n \n \n 15BH01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15BH09\n \n \n 60,59\n \n \n \n \n 15BS00\n \n \n 8,44\n \n \n \n \n 15EO00\n \n \n 110,86\n \n \n \n \n 15EO01\n \n \n 91,3\n \n \n \n \n 15HX00\n \n \n 99,75\n \n \n \n \n 15HX02\n \n \n 201,01\n \n \n \n \n 15HX03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15JM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15KR00\n \n \n 208,96\n \n \n \n \n 15KR05\n \n \n 31,04\n \n \n \n \n 15KR06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15KR09\n \n \n 82,47\n \n \n \n \n 15KR10\n \n \n 318,89\n \n \n \n \n 15KR11\n \n \n 22,28\n \n \n \n \n 15KR12\n \n \n 100,41\n \n \n \n \n 15KR14\n \n \n 14,8\n \n \n \n \n 15OM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15OM01\n \n \n 91,42\n \n \n \n \n 15QW00\n \n \n 100,68\n \n \n \n \n 15SC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15VQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15XV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 15XV01\n \n \n 38,49\n \n \n \n \n 16AW00\n \n \n 248,77\n \n \n \n \n 16AW01\n \n \n 91,67\n \n \n \n \n 16AW06\n \n \n 113,03\n \n \n \n \n 16CX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16CX04\n \n \n 54,08\n \n \n \n \n 16CX08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16EI00\n \n \n 249,68\n \n \n \n \n 16FP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16FP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16FP05\n \n \n 126,3\n \n \n \n \n 16GZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16GZ03\n \n \n 1,69\n \n \n \n \n 16IH00\n \n \n 29,77\n \n \n \n \n 16IH03\n \n \n 97,9\n \n \n \n \n 16KP00\n \n \n 14,15\n \n \n \n \n 16MQ00\n \n \n 146,12\n \n \n \n \n 16NK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16NK01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX02\n \n \n 45,01\n \n \n \n \n 16OX03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16OX04\n \n \n 16,93\n \n \n \n \n 16OX09\n \n \n 104,74\n \n \n \n \n 16OX10\n \n \n 148,35\n \n \n \n \n 16OX13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PE01\n \n \n 43,38\n \n \n \n \n 16PI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PI03\n \n \n 27,24\n \n \n \n \n 16PI04\n \n \n 20,51\n \n \n \n \n 16PI05\n \n \n 27,52\n \n \n \n \n 16PK00\n \n \n 231,72\n \n \n \n \n 16PK07\n \n \n 153,03\n \n \n \n \n 16PN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS08\n \n \n 501,95\n \n \n \n \n 16PS16\n \n \n 62,89\n \n \n \n \n 16PS17\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16PS19\n \n \n 79,67\n \n \n \n \n 16PS20\n \n \n 122,41\n \n \n \n \n 16QA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16QA01\n \n \n 78,24\n \n \n \n \n 16QH00\n \n \n 8,65\n \n \n \n \n 16QH01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16RT01\n \n \n 25,46\n \n \n \n \n 16SK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16SK01\n \n \n 8,18\n \n \n \n \n 16SK05\n \n \n 78,87\n \n \n \n \n 16SK07\n \n \n 19,17\n \n \n \n \n 16SL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16ST00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TS06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16TV02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VI01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VK01\n \n \n 71,41\n \n \n \n \n 16VK02\n \n \n 12,35\n \n \n \n \n 16VK03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16VK06\n \n \n 156,46\n \n \n \n \n 16VM00\n \n \n 237,53\n \n \n \n \n 16VM07\n \n \n 25,98\n \n \n \n \n 16VP00\n \n \n 79,27\n \n \n \n \n 16XD00\n \n \n 180,81\n \n \n \n \n 16YC00\n \n \n 89,47\n \n \n \n \n 16YV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16YV01\n \n \n 92,76\n \n \n \n \n 16YV02\n \n \n 56,58\n \n \n \n \n 16YV04\n \n \n 27,79\n \n \n \n \n 16YV10\n \n \n 140,62\n \n \n \n \n 16ZK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16ZK01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 16ZK02\n \n \n 29,73\n \n \n \n \n 16ZK03\n \n \n 84,62\n \n \n \n \n 17AA00\n \n \n 49,17\n \n \n \n \n 17AA03\n \n \n 112,91\n \n \n \n \n 17AN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17AN01\n \n \n 55,13\n \n \n \n \n 17AY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17AY04\n \n \n 85,12\n \n \n \n \n 17BI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17BI02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17BI06\n \n \n 128,27\n \n \n \n \n 17BZ00\n \n \n 32,48\n \n \n \n \n 17BZ02\n \n \n 9,17\n \n \n \n \n 17BZ03\n \n \n 20,86\n \n \n \n \n 17BZ04\n \n \n 9,23\n \n \n \n \n 17CK00\n \n \n 6,25\n \n \n \n \n 17CK01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17CR00\n \n \n 158,42\n \n \n \n \n 17DD00\n \n \n 7,02\n \n \n \n \n 17DN00\n \n \n 308,99\n \n \n \n \n 17DN01\n \n \n 51,24\n \n \n \n \n 17GM00\n \n \n 80,69\n \n \n \n \n 17GM02\n \n \n 69,08\n \n \n \n \n 17GT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17GT02\n \n \n 17,34\n \n \n \n \n 17HB00\n \n \n 509,09\n \n \n \n \n 17HB06\n \n \n 472,16\n \n \n \n \n 17HB07\n \n \n 117,5\n \n \n \n \n 17HH00\n \n \n 78,15\n \n \n \n \n 17HN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17HN02\n \n \n 44,96\n \n \n \n \n 17HN04\n \n \n 60,85\n \n \n \n \n 17HN05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17HR00\n \n \n 394,28\n \n \n \n \n 17HR02\n \n \n 409,72\n \n \n \n \n 17HR05\n \n \n 304,04\n \n \n \n \n 17HX00\n \n \n 17,54\n \n \n \n \n 17IM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IM01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IM02\n \n \n 152,89\n \n \n \n \n 17IM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17IR00\n \n \n 70,01\n \n \n \n \n 17IR01\n \n \n 10,29\n \n \n \n \n 17IR02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17JB00\n \n \n 25,7\n \n \n \n \n 17JB01\n \n \n 130,3\n \n \n \n \n 17JB02\n \n \n 137,23\n \n \n \n \n 17JY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17KF00\n \n \n 73,16\n \n \n \n \n 17KY00\n \n \n 72,85\n \n \n \n \n 17VF00\n \n \n 291,49\n \n \n \n \n 17VF02\n \n \n 276,17\n \n \n \n \n 17VF03\n \n \n 171,24\n \n \n \n \n 17VF04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VF06\n \n \n 68,95\n \n \n \n \n 17VF08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN01\n \n \n 104,51\n \n \n \n \n 17VN05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VN09\n \n \n 213,76\n \n \n \n \n 17VP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VP02\n \n \n 84,57\n \n \n \n \n 17VS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VS02\n \n \n 16,36\n \n \n \n \n 17VS03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17VS04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17WP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17WQ00\n \n \n 114,43\n \n \n \n \n 17WQ08\n \n \n 354,92\n \n \n \n \n 17XU00\n \n \n 77,17\n \n \n \n \n 17XU01\n \n \n 105,86\n \n \n \n \n 17YF00\n \n \n 432,08\n \n \n \n \n 17YF02\n \n \n 274,33\n \n \n \n \n 17YS00\n \n \n 496,44\n \n \n \n \n 17YS02\n \n \n 233,79\n \n \n \n \n 17YS03\n \n \n 36,18\n \n \n \n \n 17YS04\n \n \n 354,08\n \n \n \n \n 17YS08\n \n \n 138,46\n \n \n \n \n 17YS12\n \n \n 8,85\n \n \n \n \n 17YS18\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17YS21\n \n \n 0\n \n \n \n \n 17YS22\n \n \n 46,29\n \n \n \n \n 17YS24\n \n \n 76,96\n \n \n \n \n 18AN00\n \n \n 616,89\n \n \n \n \n 18CH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18CH02\n \n \n 236,21\n \n \n \n \n 18CH03\n \n \n 76,11\n \n \n \n \n 18CH09\n \n \n 286,06\n \n \n \n \n 18CV00\n \n \n 61,07\n \n \n \n \n 18DD00\n \n \n 51,48\n \n \n \n \n 18DD02\n \n \n 180,88\n \n \n \n \n 18DD06\n \n \n 53,51\n \n \n \n \n 18DO00\n \n \n 24,97\n \n \n \n \n 18DO02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18DQ00\n \n \n 329,45\n \n \n \n \n 18GC00\n \n \n 23,96\n \n \n \n \n 18TR00\n \n \n 98,91\n \n \n \n \n 18TR01\n \n \n 57,1\n \n \n \n \n 18TR02\n \n \n 113,46\n \n \n \n \n 18TR03\n \n \n 107,74\n \n \n \n \n 18TR07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18TR11\n \n \n 99,93\n \n \n \n \n 18TR12\n \n \n 31,15\n \n \n \n \n 18TR13\n \n \n 160,03\n \n \n \n \n 18WS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18WS04\n \n \n 32,95\n \n \n \n \n 18XR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 18XU00\n \n \n 0,96\n \n \n \n \n 18XU01\n \n \n 51,08\n \n \n \n \n 18XX00\n \n \n 100,48\n \n \n \n \n 19DH00\n \n \n 78,69\n \n \n \n \n 19EN00\n \n \n 55,94\n \n \n \n \n 19EQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW01\n \n \n 11\n \n \n \n \n 19EW03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19EW05\n \n \n 59,66\n \n \n \n \n 19FF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19FF04\n \n \n 12,39\n \n \n \n \n 19GY00\n \n \n 225,79\n \n \n \n \n 19GY04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19GY05\n \n \n 67,31\n \n \n \n \n 19GY06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19GY08\n \n \n 106,02\n \n \n \n \n 19HG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HG02\n \n \n 9,61\n \n \n \n \n 19HG04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HG06\n \n \n 42,11\n \n \n \n \n 19HG10\n \n \n 104,16\n \n \n \n \n 19HG11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HR00\n \n \n 332,48\n \n \n \n \n 19HV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19HY00\n \n \n 2,34\n \n \n \n \n 19IP00\n \n \n 62,18\n \n \n \n \n 19IW00\n \n \n 10,42\n \n \n \n \n 19IW02\n \n \n 19,76\n \n \n \n \n 19IW04\n \n \n 123,33\n \n \n \n \n 19IW05\n \n \n 102,21\n \n \n \n \n 19KM00\n \n \n 420,63\n \n \n \n \n 19KZ00\n \n \n 43,6\n \n \n \n \n 19LO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19PV00\n \n \n 73,58\n \n \n \n \n 19QA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19QA04\n \n \n 62,62\n \n \n \n \n 19QC00\n \n \n 12,43\n \n \n \n \n 19RX00\n \n \n 39,08\n \n \n \n \n 19RX01\n \n \n 18,99\n \n \n \n \n 19RX02\n \n \n 8,33\n \n \n \n \n 19RX05\n \n \n 91,04\n \n \n \n \n 19TI00\n \n \n 27,02\n \n \n \n \n 19TI03\n \n \n 134,64\n \n \n \n \n 19TI05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19TI06\n \n \n 106,92\n \n \n \n \n 19XH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH01\n \n \n 71,61\n \n \n \n \n 19XH03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH04\n \n \n 310,17\n \n \n \n \n 19XH05\n \n \n 79,39\n \n \n \n \n 19XH08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XH09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XS01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19XV00\n \n \n 143,43\n \n \n \n \n 19XV02\n \n \n 21,27\n \n \n \n \n 19XY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZP00\n \n \n 256,99\n \n \n \n \n 19ZP03\n \n \n 114,87\n \n \n \n \n 19ZP04\n \n \n 113,26\n \n \n \n \n 19ZP05\n \n \n 38,34\n \n \n \n \n 19ZP06\n \n \n 60,29\n \n \n \n \n 19ZP07\n \n \n 64,69\n \n \n \n \n 19ZQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZQ02\n \n \n 38,32\n \n \n \n \n 19ZU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 19ZX01\n \n \n 22,82\n \n \n \n \n 20AA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AB00\n \n \n 64,91\n \n \n \n \n 20AB04\n \n \n 126,14\n \n \n \n \n 20AB05\n \n \n 22,04\n \n \n \n \n 20AB08\n \n \n 182,42\n \n \n \n \n 20AD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AD03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AE00\n \n \n 71,83\n \n \n \n \n 20AE01\n \n \n 36,38\n \n \n \n \n 20AI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AM00\n \n \n 311,55\n \n \n \n \n 20AT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20AT01\n \n \n 25,29\n \n \n \n \n 20AT03\n \n \n 131,3\n \n \n \n \n 20AT04\n \n \n 33,54\n \n \n \n \n 20AT07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BC01\n \n \n 443,53\n \n \n \n \n 20BH00\n \n \n 161,83\n \n \n \n \n 20BK00\n \n \n 100,33\n \n \n \n \n 20BK01\n \n \n 514,36\n \n \n \n \n 20BK03\n \n \n 42,26\n \n \n \n \n 20BQ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20BV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CF01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CI00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CJ00\n \n \n 90,25\n \n \n \n \n 20CJ04\n \n \n 249,52\n \n \n \n \n 20CJ10\n \n \n 174,27\n \n \n \n \n 20CJ11\n \n \n 134\n \n \n \n \n 20CK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CM00\n \n \n 76,14\n \n \n \n \n 20CM01\n \n \n 51,09\n \n \n \n \n 20CM03\n \n \n 12,77\n \n \n \n \n 20CM07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CM08\n \n \n 36,24\n \n \n \n \n 20CM09\n \n \n 91,01\n \n \n \n \n 20CM10\n \n \n 5,78\n \n \n \n \n 20CN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CN02\n \n \n 68,06\n \n \n \n \n 20CN05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CP00\n \n \n 110,39\n \n \n \n \n 20CP04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CQ00\n \n \n 641,81\n \n \n \n \n 20CQ01\n \n \n 183,89\n \n \n \n \n 20CQ04\n \n \n 399,64\n \n \n \n \n 20CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CR03\n \n \n 13,16\n \n \n \n \n 20CR05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CR06\n \n \n 134,56\n \n \n \n \n 20CR07\n \n \n 42,38\n \n \n \n \n 20CS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20CS04\n \n \n 58,82\n \n \n \n \n 20CS07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DB03\n \n \n 168,44\n \n \n \n \n 20DB11\n \n \n 11,03\n \n \n \n \n 20DC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DD02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DF01\n \n \n 136,51\n \n \n \n \n 20DF09\n \n \n 293,01\n \n \n \n \n 20DG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH06\n \n \n 92,11\n \n \n \n \n 20DH08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH09\n \n \n 26,74\n \n \n \n \n 20DH10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH11\n \n \n 104,39\n \n \n \n \n 20DH12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DH13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL03\n \n \n 80,4\n \n \n \n \n 20DL04\n \n \n 14,97\n \n \n \n \n 20DL06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20DL13\n \n \n 5,83\n \n \n \n \n 20DL16\n \n \n 242,23\n \n \n \n \n 20DL21\n \n \n 57,5\n \n \n \n \n 20DP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EI00\n \n \n 1,23\n \n \n \n \n 20EI01\n \n \n 182,67\n \n \n \n \n 20EI02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EI03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EK00\n \n \n 59,4\n \n \n \n \n 20EK07\n \n \n 24,38\n \n \n \n \n 20EK08\n \n \n 98,88\n \n \n \n \n 20EM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EM01\n \n \n 375,16\n \n \n \n \n 20EM03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EM04\n \n \n 93,52\n \n \n \n \n 20EO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ER08\n \n \n 11,82\n \n \n \n \n 20ER09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY07\n \n \n 161,61\n \n \n \n \n 20EY09\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20EY10\n \n \n 133,98\n \n \n \n \n 20FR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20FR02\n \n \n 31,92\n \n \n \n \n 20FR04\n \n \n 184,51\n \n \n \n \n 20FR07\n \n \n 28,94\n \n \n \n \n 20FR08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20FR12\n \n \n 26,48\n \n \n \n \n 20FR13\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20GA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20GD00\n \n \n 327,61\n \n \n \n \n 20GD01\n \n \n 415,96\n \n \n \n \n 20GS00\n \n \n 31,77\n \n \n \n \n 20IB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20IB03\n \n \n 103,93\n \n \n \n \n 20IS00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20JX00\n \n \n 290,88\n \n \n \n \n 20JX02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20JX04\n \n \n 76,39\n \n \n \n \n 20KA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20KQ00\n \n \n 32,36\n \n \n \n \n 20KQ04\n \n \n 213,2\n \n \n \n \n 20KQ06\n \n \n 143,11\n \n \n \n \n 20KZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LA02\n \n \n 36,41\n \n \n \n \n 20LA03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LA05\n \n \n 65,17\n \n \n \n \n 20LA06\n \n \n 3,06\n \n \n \n \n 20LA07\n \n \n 2,51\n \n \n \n \n 20LL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO02\n \n \n 0,2\n \n \n \n \n 20LO03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20LO04\n \n \n 70,4\n \n \n \n \n 20LO08\n \n \n 208,01\n \n \n \n \n 20LU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MA00\n \n \n 192,11\n \n \n \n \n 20MA01\n \n \n 216,56\n \n \n \n \n 20MD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MH01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MJ00\n \n \n 864,13\n \n \n \n \n 20MJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20MJ04\n \n \n 53,43\n \n \n \n \n 20MJ05\n \n \n 326,64\n \n \n \n \n 20MJ12\n \n \n 313,67\n \n \n \n \n 20MJ13\n \n \n 14,08\n \n \n \n \n 20MJ14\n \n \n 145,01\n \n \n \n \n 20MM00\n \n \n 453,67\n \n \n \n \n 20MM01\n \n \n 274,84\n \n \n \n \n 20MM06\n \n \n 377,69\n \n \n \n \n 20QU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20QY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20RC00\n \n \n 51,95\n \n \n \n \n 20RF00\n \n \n 89,33\n \n \n \n \n 20RM00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20ST00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20TZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20TZ04\n \n \n 98,09\n \n \n \n \n 20TZ07\n \n \n 175,01\n \n \n \n \n 20TZ11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20TZ12\n \n \n 9,47\n \n \n \n \n 20TZ13\n \n \n 68,48\n \n \n \n \n 20TZ14\n \n \n 0\n \n \n \n \n 20WI00\n \n \n 60,86\n \n \n \n \n 20ZK00\n \n \n 219,29\n \n \n \n \n 20ZK02\n \n \n 78,24\n \n \n \n \n 20ZK04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AS00\n \n \n 64,69\n \n \n \n \n 21AS03\n \n \n 65,08\n \n \n \n \n 21AS07\n \n \n 246,83\n \n \n \n \n 21AS08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21AS09\n \n \n 5,9\n \n \n \n \n 21AS10\n \n \n 21,6\n \n \n \n \n 21BH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21BH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21CY03\n \n \n 39,3\n \n \n \n \n 21CY05\n \n \n 25,44\n \n \n \n \n 21ET00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21ET02\n \n \n 115,3\n \n \n \n \n 21ET04\n \n \n 259,68\n \n \n \n \n 21ET07\n \n \n 74,97\n \n \n \n \n 21ET08\n \n \n 25,56\n \n \n \n \n 21ET11\n \n \n 72,06\n \n \n \n \n 21ET12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21EX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21FF00\n \n \n 473,36\n \n \n \n \n 21FV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21FV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GD00\n \n \n 597,7\n \n \n \n \n 21GD01\n \n \n 453,59\n \n \n \n \n 21GD02\n \n \n 9,76\n \n \n \n \n 21GU00\n \n \n 557,94\n \n \n \n \n 21GU04\n \n \n 64,41\n \n \n \n \n 21GU06\n \n \n 301,9\n \n \n \n \n 21GU07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GU08\n \n \n 100,8\n \n \n \n \n 21GU11\n \n \n 166,96\n \n \n \n \n 21GU12\n \n \n 0,93\n \n \n \n \n 21GV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GW00\n \n \n 5,93\n \n \n \n \n 21GW02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GW03\n \n \n 176,16\n \n \n \n \n 21GW08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21GZ00\n \n \n 65,38\n \n \n \n \n 21GZ06\n \n \n 108,08\n \n \n \n \n 21HC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21HC01\n \n \n 66,84\n \n \n \n \n 21HC03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21HC04\n \n \n 6,21\n \n \n \n \n 21HC08\n \n \n 66,11\n \n \n \n \n 21HC12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 21SK00\n \n \n 2,9\n \n \n \n \n 21SK01\n \n \n 196,82\n \n \n \n \n 21WE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 22NE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23AP00\n \n \n 132,68\n \n \n \n \n 23AP01\n \n \n 74,08\n \n \n \n \n 23FY00\n \n \n 242,9\n \n \n \n \n 23FY04\n \n \n 235,49\n \n \n \n \n 23GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23HC00\n \n \n 327,7\n \n \n \n \n 23HC01\n \n \n 22,25\n \n \n \n \n 23HC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23HC04\n \n \n 113,02\n \n \n \n \n 23JA01\n \n \n 93,94\n \n \n \n \n 23KU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23VD00\n \n \n 92,25\n \n \n \n \n 23VL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 23VL01\n \n \n 18,28\n \n \n \n \n 23VL02\n \n \n 50,5\n \n \n \n \n 23VL03\n \n \n 0,18\n \n \n \n \n 23WU00\n \n \n 47,42\n \n \n \n \n 23YU00\n \n \n 160,02\n \n \n \n \n 23YU01\n \n \n 267,55\n \n \n \n \n 23YU02\n \n \n 486,27\n \n \n \n \n 23YU08\n \n \n 43,27\n \n \n \n \n 24PY00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24PY02\n \n \n 246,49\n \n \n \n \n 24PY05\n \n \n 253,09\n \n \n \n \n 24PY08\n \n \n 300,95\n \n \n \n \n 24PY09\n \n \n 28,29\n \n \n \n \n 24RW00\n \n \n 55,95\n \n \n \n \n 24RW03\n \n \n 267,91\n \n \n \n \n 24RW04\n \n \n 24,74\n \n \n \n \n 24RW05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TF02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TG04\n \n \n 95,15\n \n \n \n \n 24TJ00\n \n \n 343,18\n \n \n \n \n 24TP00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 24TP02\n \n \n 125,91\n \n \n \n \n 24TP05\n \n \n 153,35\n \n \n \n \n 24TR00\n \n \n 18,28\n \n \n \n \n 24TR02\n \n \n 506,55\n \n \n \n \n 24TR03\n \n \n 28,92\n \n \n \n \n 24TR05\n \n \n 249,72\n \n \n \n \n 24TR10\n \n \n 158,28\n \n \n \n \n 24TR12\n \n \n 251,77\n \n \n \n \n 24TR15\n \n \n 45,01\n \n \n \n \n 24TR16\n \n \n 24,12\n \n \n \n \n 25CL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL01\n \n \n 52,77\n \n \n \n \n 25CL03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CL04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM00\n \n \n 23,8\n \n \n \n \n 25CM04\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM08\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CM12\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR07\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CR10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV02\n \n \n 5,02\n \n \n \n \n 25CV03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25CV05\n \n \n 27,59\n \n \n \n \n 25DA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25DA02\n \n \n 12,65\n \n \n \n \n 25DA04\n \n \n 88,89\n \n \n \n \n 25DA08\n \n \n 239,44\n \n \n \n \n 25DA09\n \n \n 25,77\n \n \n \n \n 25EF01\n \n \n 17,15\n \n \n \n \n 25EF02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25EF03\n \n \n 93,75\n \n \n \n \n 25EF04\n \n \n 53,95\n \n \n \n \n 25EF05\n \n \n 18,04\n \n \n \n \n 25EF06\n \n \n 24,64\n \n \n \n \n 25EF08\n \n \n 14,79\n \n \n \n \n 25EF09\n \n \n 4,61\n \n \n \n \n 25FU00\n \n \n 102,96\n \n \n \n \n 25FX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25FX01\n \n \n 31,31\n \n \n \n \n 25FY00\n \n \n 127,34\n \n \n \n \n 25GA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GA01\n \n \n 90,66\n \n \n \n \n 25GB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GB02\n \n \n 16,5\n \n \n \n \n 25GC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC01\n \n \n 166,74\n \n \n \n \n 25GC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC03\n \n \n 5,88\n \n \n \n \n 25GC08\n \n \n 7,35\n \n \n \n \n 25GC09\n \n \n 57,48\n \n \n \n \n 25GC10\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GC11\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GD00\n \n \n 158,91\n \n \n \n \n 25GD01\n \n \n 43,36\n \n \n \n \n 25GE00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GE02\n \n \n 359,15\n \n \n \n \n 25GF00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GF01\n \n \n 78,13\n \n \n \n \n 25GL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GL04\n \n \n 602,7\n \n \n \n \n 25GL06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GM00\n \n \n 89,86\n \n \n \n \n 25GM04\n \n \n 58,12\n \n \n \n \n 25GV01\n \n \n 45,81\n \n \n \n \n 25GV05\n \n \n 41,66\n \n \n \n \n 25GV07\n \n \n 47,17\n \n \n \n \n 25GV08\n \n \n 48,11\n \n \n \n \n 25GV09\n \n \n 24\n \n \n \n \n 25GV10\n \n \n 3,21\n \n \n \n \n 25GV30\n \n \n 27,24\n \n \n \n \n 25GV31\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25GV32\n \n \n 7,9\n \n \n \n \n 25GV34\n \n \n 28,01\n \n \n \n \n 25KX00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25LV00\n \n \n 486,68\n \n \n \n \n 25LV19\n \n \n 86,93\n \n \n \n \n 25LX33\n \n \n 198,26\n \n \n \n \n 25LX41\n \n \n 61,06\n \n \n \n \n 25LX48\n \n \n 443,94\n \n \n \n \n 25MB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25MB36\n \n \n 230,17\n \n \n \n \n 25MG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 25MG02\n \n \n 74,44\n \n \n \n \n 25MG03\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27DG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27MD00\n \n \n 97,5\n \n \n \n \n 27MD01\n \n \n 73,35\n \n \n \n \n 27MD02\n \n \n 275,65\n \n \n \n \n 27RW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27VD00\n \n \n 46,51\n \n \n \n \n 27VG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27VG01\n \n \n 56,92\n \n \n \n \n 27VG04\n \n \n 144,68\n \n \n \n \n 27ZH00\n \n \n 55,72\n \n \n \n \n 27ZH02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 27ZH03\n \n \n 244,48\n \n \n \n \n 27ZJ00\n \n \n 185,34\n \n \n \n \n 27ZJ02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 28DH00\n \n \n 214,3\n \n \n \n \n 29WG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 29YT00\n \n \n 384,88\n \n \n \n \n 29ZT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30AU00\n \n \n 38,24\n \n \n \n \n 30AU01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30BC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30BE00\n \n \n 40,79\n \n \n \n \n 30EU00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30GC00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30GD00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30JN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30JN01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30PP00\n \n \n 115,88\n \n \n \n \n 30PP01\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30PP02\n \n \n 103,36\n \n \n \n \n 30PP04\n \n \n 15,26\n \n \n \n \n 30UB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30UB01\n \n \n 24,32\n \n \n \n \n 30UV00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 30WH00\n \n \n 595,43\n \n \n \n \n 30WH02\n \n \n 206,88\n \n \n \n \n 31BL00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG01\n \n \n 0,1\n \n \n \n \n 31CG02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CG03\n \n \n 23,9\n \n \n \n \n 31CH00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31CH01\n \n \n 203,48\n \n \n \n \n 31CZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31EW00\n \n \n 12,34\n \n \n \n \n 31EW01\n \n \n 56,58\n \n \n \n \n 31EW02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31EX00\n \n \n 26,42\n \n \n \n \n 31EX01\n \n \n 149,14\n \n \n \n \n 31FG00\n \n \n 55,88\n \n \n \n \n 31FH00\n \n \n 37,58\n \n \n \n \n 31GM00\n \n \n 217,9\n \n \n \n \n 31HN00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31HN01\n \n \n 270,56\n \n \n \n \n 31JC01\n \n \n 52,36\n \n \n \n \n 31JC02\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JC03\n \n \n 22,38\n \n \n \n \n 31JC04\n \n \n 89,23\n \n \n \n \n 31JC05\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JC06\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31JW01\n \n \n 251,49\n \n \n \n \n 31KZ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LA00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LB00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31LW00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31MD00\n \n \n 62,53\n \n \n \n \n 31MD02\n \n \n 299,74\n \n \n \n \n 31MD03\n \n \n 82,41\n \n \n \n \n 31RY00\n \n \n 53,43\n \n \n \n \n 31TG00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31TK00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 31XT00\n \n \n 0\n \n \n \n \n 32AJ00\n \n \n 0\n \n \n \n \n \n Onderwijskansenscores voor praktijkonderwijs\n \n \n \n \n \n \n \n \n Vestigingsnummer\n \n \n \n \n Onderwijskansenscore\n \n \n \n \n \n \n \n 00DI04\n \n \n 14,06\n \n \n \n \n 00PG04\n \n \n 8,29\n \n \n \n \n 01EK00\n \n \n 70,43\n \n \n \n \n 01EO06\n \n \n 37,48\n \n \n \n \n 01HQ00\n \n \n 42,1\n \n \n \n \n 01KD00\n \n \n 29,05\n \n \n \n \n 01NJ16\n \n \n 10,28\n \n \n \n \n 01OE23\n \n \n 60,92\n \n \n \n \n 01RL00\n \n \n 3,94\n \n \n \n \n 01VJ06\n \n \n 53,41\n \n \n \n \n 01XN08\n \n \n 12,61\n \n \n \n \n 02EA05\n \n \n 5,78\n \n \n \n \n 02FO00\n \n \n 28,09\n \n \n \n \n 02LB01\n \n \n 118,62\n \n \n \n \n 02MF00\n \n \n 12,33\n \n \n \n \n 02UV10\n \n \n 2,85\n \n \n \n \n 02VA01\n \n \n 12,37\n \n \n \n \n 02VC02\n \n \n 22,55\n \n \n \n \n 02XJ02\n \n \n 23,4\n \n \n \n \n 03JY06\n \n \n 3,89\n \n \n \n \n 03KN00\n \n \n 27,98\n \n \n \n \n 03KZ00\n \n \n 22,04\n \n \n \n \n 03RB00\n \n \n 12,22\n \n \n \n \n 03SX00\n \n \n 29,47\n \n \n \n \n 03ZY00\n \n \n 23,73\n \n \n \n \n 04FR00\n \n \n 34,73\n \n \n \n \n 04GU06\n \n \n 16,73\n \n \n \n \n 04IK00\n \n \n 62,61\n \n \n \n \n 04NF00\n \n \n 107,24\n \n \n \n \n 04OY06\n \n \n 19,4\n \n \n \n \n 04SU02\n \n \n 53,97\n \n \n \n \n 04YE09\n \n \n 48,68\n \n \n \n \n 05AV05\n \n \n 24,8\n \n \n \n \n 05GV00\n \n \n 52,54\n \n \n \n \n 05NE00\n \n \n 28,17\n \n \n \n \n 05NV00\n \n \n 29,06\n \n \n \n \n 05OP00\n \n \n 44,37\n \n \n \n \n 05VN00\n \n \n 39,14\n \n \n \n \n 06DT00\n \n \n 15,69\n \n \n \n \n 07BM00\n \n \n 36,04\n \n \n \n \n 07FO00\n \n \n 32,34\n \n \n \n \n 07HF00\n \n \n 58,17\n \n \n \n \n 07MZ00\n \n \n 56,84\n \n \n \n \n 07YU00\n \n \n 44,84\n \n \n \n \n 07ZI00\n \n \n 15,36\n \n \n \n \n 08PS00\n \n \n 27,09\n \n \n \n \n 08UV00\n \n \n 28,02\n \n \n \n \n 09PY00\n \n \n 40,14\n \n \n \n \n 09VS00\n \n \n 47,95\n \n \n \n \n 10JY00\n \n \n 73,19\n \n \n \n \n 11AI00\n \n \n 78,69\n \n \n \n \n 12IR00\n \n \n 9,42\n \n \n \n \n 12NW00\n \n \n 43,6\n \n \n \n \n 12PR00\n \n \n 82,44\n \n \n \n \n 13EB00\n \n \n 43,42\n \n \n \n \n 13FB00\n \n \n 49,85\n \n \n \n \n 13JF00\n \n \n 27,39\n \n \n \n \n 13OR03\n \n \n 5,13\n \n \n \n \n 13PE01\n \n \n 11,3\n \n \n \n \n 13VV00\n \n \n 30,9\n \n \n \n \n 14AP00\n \n \n 6,69\n \n \n \n \n 14RL06\n \n \n 45,82\n \n \n \n \n 15DN00\n \n \n 25,22\n \n \n \n \n 15IS00\n \n \n 63,36\n \n \n \n \n 15NE00\n \n \n 42,07\n \n \n \n \n 15NY00\n \n \n 112,78\n \n \n \n \n 16PI02\n \n \n 16,07\n \n \n \n \n 16PJ00\n \n \n 16,37\n \n \n \n \n 16PJ01\n \n \n 19,49\n \n \n \n \n 16YV01\n \n \n 26,36\n \n \n \n \n 17AO00\n \n \n 68,27\n \n \n \n \n 17JI00\n \n \n 50,38\n \n \n \n \n 17MA00\n \n \n 69,98\n \n \n \n \n 17SG00\n \n \n 45,34\n \n \n \n \n 17UX00\n \n \n 87,15\n \n \n \n \n 17VN00\n \n \n 40,44\n \n \n \n \n 17VP05\n \n \n 11,31\n \n \n \n \n 17YS00\n \n \n 89,84\n \n \n \n \n 18BR00\n \n \n 38,36\n \n \n \n \n 18DD02\n \n \n 25,05\n \n \n \n \n 18PR00\n \n \n 54,16\n \n \n \n \n 18TR10\n \n \n 17,81\n \n \n \n \n 18UZ00\n \n \n 31,69\n \n \n \n \n 18VA00\n \n \n 34,93\n \n \n \n \n 18VX00\n \n \n 94,21\n \n \n \n \n 19NG00\n \n \n 42,49\n \n \n \n \n 19QA04\n \n \n 19,09\n \n \n \n \n 19SQ00\n \n \n 20,86\n \n \n \n \n 19TQ00\n \n \n 17,55\n \n \n \n \n 19UO00\n \n \n 30,97\n \n \n \n \n 19UP00\n \n \n 38,05\n \n \n \n \n 19UR00\n \n \n 24,27\n \n \n \n \n 19XH08\n \n \n 50,9\n \n \n \n \n 19YT00\n \n \n 44,24\n \n \n \n \n 20AB05\n \n \n 40,37\n \n \n \n \n 20AM04\n \n \n 13,28\n \n \n \n \n 20AT05\n \n \n 75,72\n \n \n \n \n 20BH02\n \n \n 37,42\n \n \n \n \n 20DL13\n \n \n 37,84\n \n \n \n \n 20EI04\n \n \n 40,78\n \n \n \n \n 20FF00\n \n \n 22,97\n \n \n \n \n 20JX11\n \n \n 53,56\n \n \n \n \n 20KD00\n \n \n 30,43\n \n \n \n \n 20KD01\n \n \n 53,96\n \n \n \n \n 20MJ04\n \n \n 101,27\n \n \n \n \n 20ZK00\n \n \n 57,74\n \n \n \n \n 21GU09\n \n \n 61,47\n \n \n \n \n 21HC08\n \n \n 40,67\n \n \n \n \n 21KM00\n \n \n 60\n \n \n \n \n 23DB00\n \n \n 41,92\n \n \n \n \n 23EJ00\n \n \n 34,12\n \n \n \n \n 23HC02\n \n \n 35,25\n \n \n \n \n 23HH00\n \n \n 60,96\n \n \n \n \n 23VL00\n \n \n 1,71\n \n \n \n \n 24TP03\n \n \n 32,75\n \n \n \n \n 25CM10\n \n \n 17,6\n \n \n \n \n 25FY00\n \n \n 23,28\n \n \n \n \n 25GM02\n \n \n 16,73\n \n \n \n \n 25MG02\n \n \n 10,37\n \n \n \n \n 26HD00\n \n \n 18,11\n \n \n \n \n 26HD01\n \n \n 24,33\n \n \n \n \n 26HF00\n \n \n 22,22\n \n \n \n \n 26HL00\n \n \n 58,84\n \n \n \n \n 26HN00\n \n \n 36,23\n \n \n \n \n 26HP00\n \n \n 55,97\n \n \n \n \n 26HR00\n \n \n 50,14\n \n \n \n \n 26HU00\n \n \n 31\n \n \n \n \n 26HV00\n \n \n 39,33\n \n \n \n \n 26HX00\n \n \n 46,79\n \n \n \n \n 26HY00\n \n \n 13,4\n \n \n \n \n 26HY02\n \n \n 17,62\n \n \n \n \n 26JE00\n \n \n 28,47\n \n \n \n \n 26JR00\n \n \n 66,39\n \n \n \n \n 26JR01\n \n \n 7,62\n \n \n \n \n 26JT00\n \n \n 61,21\n \n \n \n \n 26JV00\n \n \n 8,33\n \n \n \n \n 26JY00\n \n \n 30,9\n \n \n \n \n 26JZ00\n \n \n 54,53\n \n \n \n \n 26KA00\n \n \n 44,08\n \n \n \n \n 26KH00\n \n \n 56,48\n \n \n \n \n 26KP00\n \n \n 34,91\n \n \n \n \n 26KR00\n \n \n 22,85\n \n \n \n \n 26KV00\n \n \n 52,62\n \n \n \n \n 26KY00\n \n \n 17,12\n \n \n \n \n 26KZ00\n \n \n 62,42\n \n \n \n \n 26LL00\n \n \n 15,45\n \n \n \n \n 26LL01\n \n \n 6,46\n \n \n \n \n 26LR00\n \n \n 27,02\n \n \n \n \n 26LT00\n \n \n 47,65\n \n \n \n \n 26LU00\n \n \n 16,99\n \n \n \n \n 26MD00\n \n \n 33,39\n \n \n \n \n 26MJ00\n \n \n 25,74\n \n \n \n \n 26MP00\n \n \n 18,67\n \n \n \n \n 26MV00\n \n \n 6,32\n \n \n \n \n 26MZ00\n \n \n 26,42\n \n \n \n \n 26NH00\n \n \n 24,05\n \n \n \n \n 27PM00\n \n \n 24,75\n \n \n \n \n 27VF00\n \n \n 61,54\n \n \n \n \n 27VH00\n \n \n 43,89\n \n \n \n \n 28BN00\n \n \n 57,57\n \n \n \n \n 28BU00\n \n \n 49,67\n \n \n \n \n 28CA00\n \n \n 50,72\n \n \n \n \n 28DF00\n \n \n 52,39\n \n \n \n \n 29VW00\n \n \n 64,36\n \n \n \n \n 29VX00\n \n \n 69,14\n \n \n \n \n 29VY00\n \n \n 19,85\n \n \n \n \n 29VZ00\n \n \n 88,02\n \n \n \n \n 30FF00\n \n \n 33,06\n \n \n \n \n 30JM00\n \n \n 28,65\n \n \n \n \n 30MM00\n \n \n 16,23\n \n \n \n \n 30UD00\n \n \n 28,01\n \n \n \n \n 31HN02\n \n \n 67,85\n \n \n \n \n \n2025179914-01-202520-12-2024492470992025179914-01-202520-12-20244924709901-02-202501-01-2025\n \n \n Bijlage\n 2\n Het totaal beschikbare budget en het bedrag per eenheid onderwijskansenscore\n \n Het totaal beschikbare budget: € 177.361.137\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor vmbo, havo of vwo: € 1.980,60\n Het bedrag per eenheid onderwijskansenscore voor praktijkonderwijs: € 2.457,04\n2025179914-01-202520-12-2024492470992025179914-01-202520-12-20244924709901-02-202501-01-2025\n \n2024256901-02-202418-01-2024431973582024256901-02-202418-01-20244319735801-02-202401-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049325/manifest.xml", "content": "2024-02-012024-01-01tot-en-met2024-02-06T06:13:40+01:002025-01-21T21:16:38+01:00BWBR0049325.WTI2024-02-012024-02-012024-02-012024-06-112024-02-06T06:13:49+01:002024-06-14T06:13:30+02:00541578f4d6fe30a5a8a62de66229756ccd71bdd65e062be5dca2ffb080b8b55d599135e2426bbfbb46c016051c5484bfd58891ef8e208cffb3c46f6aa3539791c51bf12024-02-022024-06-112024-02-022024-06-112024-02-06T06:13:49+01:002024-06-14T06:13:31+02:0054274195fef699fe124f022739ca0acac210a527e479f56cc392198076a40eea8552769d9fddef7c6c7bc9b025e2bcff28143f596870801ee61a9c2bc23701c659e5ae2024-01-012024-01-312024-02-012024-06-112024-02-06T06:13:49+01:002024-06-14T06:13:30+02:00550163ef602fd1ef7119bee91fd2d23de99da1946c36bb88a90697bcff8a00a8d9be6d2bb2833f48d972d6dd720587a362dd94e42d28703f87d5ae3506a427255d689a2024-02-022024-06-112024-06-129999-12-312024-06-14T06:13:31+02:002024-06-14T06:13:31+02:00544295f3964adc82eb976f1ce32fb2456e39691f73df7bc69d6d720dad3dcf407ebcae988b010f6dcdf660caf1a3336dbfa690abf67f730aac3f3f4368a9e1ac4759962024-01-012024-01-312024-06-129999-12-312024-06-14T06:13:30+02:002024-06-14T06:13:30+02:00551649ccc60d9e95eaad3958edf0e86247cc59994a093084d6a8f2f62e269c8eaa575cf3f187e1958302f10c15daa7d7540213685682494188e17cfea74fb56414be2f2024-02-012024-02-012024-06-129999-12-312024-06-14T06:13:30+02:002024-06-14T06:13:30+02:0054317460c7ddaa2bd926b7d54db5670e1e3fcf19f4021840e34a0a6573c843ddeee386318d9b1a312e0ffab31de10df2091e4b5e80b3507a1106756c20b785766d384b2024-06-122024-12-312024-06-129999-12-312024-06-14T06:13:29+02:002025-02-01T06:22:47+01:005430368acad1a83d739a9b5626f972cc6d5d2ccc6fe610e85a2b2b135c3a488b847e09f1bfa933735c09d9367d027addf1f340ba2de0f8fe51cf6f7afe99cbb2dedfe72025-02-019999-12-312025-02-019999-12-312025-02-01T06:22:47+01:002025-02-01T06:22:47+01:00536670d9b64e39881c9355050fcadfc285759a975ce0ae86fc4a0bb727a30cb638fb68e31b52358fd54b7a814b1e7a349df94fe6bddd625e5d1578910877672f6d92382025-01-012025-01-312025-02-019999-12-312025-02-01T06:22:47+01:002025-02-01T06:22:47+01:00892089e1926352078c0679239bfb21cd347d495152cd25cd5199d41b3fe6e0e73000424be92710b2076d84a14027b7c86062cc406c24e9e7e7483977a93c1176c90b422025-01-012025-01-312024-06-122025-01-312025-02-01T06:22:47+01:002025-02-01T06:22:47+01:0054303682ee75cc3137d0d8b4b1ee9af4996615c25f0d559ffdc02e68e166f5e4e55a63a9eddc6c8c5fac1bf56cafab446b536e86fef0a47efb87f6472f9625d7f7a8c4", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049326/2023-10-16_1/xml/BWBR0049326_2023-10-16_1.xml", "content": "\n Besluit van de secretaris-generaal van het Ministerie van Financiën tot verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan de kwartiermaker Belangenbehartiger voor Belastingplichtigen en Toeslaggerechtigden (Mandaatbesluit kwartiermaker Belangenbehartiger voor Belastingplichtigen en Toeslaggerechtigden) van 7 november 2023 (2023-15911)2024324902-02-202407-11-20232023-159112024324902-02-202407-11-20232023-1591103-02-202416-10-202316-10-2023Stcrt. 2024, 3249, datum inwerkingtreding 03-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 16-10-2023.\n Mandaatbesluit kwartiermaker Belangenbehartiger voor Belastingplichtigen en Toeslaggerechtigden2024324902-02-202407-11-20232023-159112024324902-02-202407-11-20232023-1591103-02-202416-10-202316-10-2023Stcrt. 2024, 3249, datum inwerkingtreding 03-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 16-10-2023.\n \n \n De secretaris-generaal,\n \n Gelet op de op te richten Belangenbehartiger voor Belastingplichtigen en Toeslaggerechtigden,\n Gelet op de benoeming van de kwartiermaker per 16 oktober 2023,\n Gelet op artikel 3 van het Organisatiebesluit Ministerie van Financiën 2020 en de artikelen 5, 7 en 8 van het Mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2020;\n \n \n Besluit:\n \n2024324902-02-202407-11-20232023-159112024324902-02-202407-11-20232023-1591103-02-202416-10-202316-10-2023Stcrt. 2024, 3249, datum inwerkingtreding 03-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 16-10-2023.\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begrippen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n Kwartiermaker: Kwartiermaker Belangenbehartiger voor belastingplichtigen en toeslaggerechtigden;\n \n \n b.\n \n Belangenbehartiger: Belangenbehartiger voor belastingplichtigen en toeslaggerechtigden.\n \n \n2024324902-02-202407-11-20232023-159112024324902-02-202407-11-20232023-1591103-02-202416-10-202316-10-2023Stcrt. 2024, 3249, datum inwerkingtreding 03-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 16-10-2023.\n \n \n Artikel\n 2\n Verantwoordelijkheid\n \n De Kwartiermaker is verantwoordelijk voor (de voorbereiding van) de oprichting en inrichting van een Belangenbehartiger, met inachtneming van zijn taakopdracht zoals opgenomen in de bijlage bij de Kamerbrief van 1 juni 2023 (Kamerstukken II, 2022/23, 31 066, nr. 1140).\n2024324902-02-202407-11-20232023-159112024324902-02-202407-11-20232023-1591103-02-202416-10-202316-10-2023Stcrt. 2024, 3249, datum inwerkingtreding 03-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 16-10-2023.\n \n \n Artikel\n 3\n Mandaat, volmacht en machtiging\n \n \n 1\n Aan de Kwartiermaker wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor alle aangelegenheden die vallen binnen zijn verantwoordelijkheid als bedoeld in artikel 2 en de volgende daarbij behorende taken:\n \n \n a.\n Een nadere uitwerking van de taken en bevoegdheden van de Belangenbehartiger;\n \n \n b.\n Uitwerken van de voor- en nadelen van de verschillende opties voor positionering van de Belangenbehartiger en adviseren over de te kiezen optie, zoals beschreven in de taakopdracht;\n \n \n c.\n Het vormgeven van de organisatiestructuur en inbedding van de Belangenbehartiger;\n \n \n d.\n Het opstellen van een organisatie- en formatierapport;\n \n \n e.\n De voorbereiding van de benoeming van de Belangenbehartiger;\n \n \n f.\n De financiële onderbouwing van de (organisatie van de) Belangenbehartiger, inclusief het voorbereiden van een voorstel voor de voorjaarsbesluitvorming;\n \n \n g.\n Het opstellen van de profielen en het werven en selecteren van de benodigde medewerkers om de Belangenbehartiger van start te laten gaan;\n \n \n h.\n Het periodiek afstemmen over de voortgang en de bevindingen met een begeleidingscommissie waarin het Ministerie van Financiën (onder andere de directoraten-generaal Belastingdienst en Toeslagen) en maatschappelijke organisaties vertegenwoordigd zijn;\n \n \n i.\n Het meenemen van de Tweede Kamer in het proces van de vormgeving van het voorstel voor de inrichting van de Belangenbehartigerdoor middel van een halfjaarlijkse rapportage. Het uiteindelijke profiel van de Belangenbehartiger voor belastingplichtigen en toeslaggerechtigden maakt hier onderdeel van uit.\n \n \n \n \n 2\n De Kwartiermaker is bevoegd verplichtingen – met financiële consequenties – aan te gaan en uitgaven goed te keuren, voor zover deze passen binnen zijn budget en zijn taken.\n \n \n 3\n Ten aanzien van het nemen van personeelsbeslissingen is de Kwartiermaker bevoegd overeenkomstig hetgeen daarover is bepaald voor directeuren in artikel 16, eerste en vierde lid, van het Mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2020.\n \n2024324902-02-202407-11-20232023-159112024324902-02-202407-11-20232023-1591103-02-202416-10-202316-10-2023Stcrt. 2024, 3249, datum inwerkingtreding 03-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 16-10-2023.\n \n \n Artikel\n 4\n Verantwoording\n \n De Kwartiermaker heeft een onafhankelijke positie en legt rechtstreeks verantwoording af aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Financiën.\n2024324902-02-202407-11-20232023-159112024324902-02-202407-11-20232023-1591103-02-202416-10-202316-10-2023Stcrt. 2024, 3249, datum inwerkingtreding 03-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 16-10-2023.\n \n \n Artikel\n 5\n Inwerkingtreding\n \n \n 1\n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 16 oktober 2023.\n \n \n 2\n Dit besluit geldt tot en met de dag waarop de organisatie van de Belangenbehartiger formeel wordt opgericht, inclusief de benoeming van de Belangenbehartiger.\n \n2024324902-02-202407-11-20232023-159112024324902-02-202407-11-20232023-1591103-02-202416-10-202316-10-2023Stcrt. 2024, 3249, datum inwerkingtreding 03-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 16-10-2023.\n \n \n Artikel\n 6\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit kwartiermaker Belangenbehartiger voor Belastingplichtigen en Toeslaggerechtigden.\n2024324902-02-202407-11-20232023-159112024324902-02-202407-11-20232023-1591103-02-202416-10-202316-10-2023Stcrt. 2024, 3249, datum inwerkingtreding 03-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 16-10-2023.\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n B. van den\n Dungen\n \n secretaris-generaal\n \n2024324902-02-202407-11-20232023-159112024324902-02-202407-11-20232023-1591103-02-202416-10-202316-10-2023Stcrt. 2024, 3249, datum inwerkingtreding 03-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 16-10-2023.\n \n2024324902-02-202407-11-20232023-159112024324902-02-202407-11-20232023-1591103-02-202416-10-2023", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049326/2024-02-03_0/xml/BWBR0049326_2024-02-03_0.xml", "content": "\n Besluit van de secretaris-generaal van het Ministerie van Financiën tot verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan de kwartiermaker Belangenbehartiger voor Belastingplichtigen en Toeslaggerechtigden (Mandaatbesluit kwartiermaker Belangenbehartiger voor Belastingplichtigen en Toeslaggerechtigden) van 7 november 2023 (2023-15911)2024324902-02-202407-11-20232023-159112024324902-02-202407-11-20232023-1591103-02-202416-10-2023\n Mandaatbesluit kwartiermaker Belangenbehartiger voor Belastingplichtigen en Toeslaggerechtigden2024324902-02-202407-11-20232023-159112024324902-02-202407-11-20232023-1591103-02-202416-10-2023\n \n \n De secretaris-generaal,\n \n Gelet op de op te richten Belangenbehartiger voor Belastingplichtigen en Toeslaggerechtigden,\n Gelet op de benoeming van de kwartiermaker per 16 oktober 2023,\n Gelet op artikel 3 van het Organisatiebesluit Ministerie van Financiën 2020 en de artikelen 5, 7 en 8 van het Mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2020;\n \n \n Besluit:\n \n2024324902-02-202407-11-20232023-159112024324902-02-202407-11-20232023-1591103-02-202416-10-2023\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begrippen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n Kwartiermaker: Kwartiermaker Belangenbehartiger voor belastingplichtigen en toeslaggerechtigden;\n \n \n b.\n \n Belangenbehartiger: Belangenbehartiger voor belastingplichtigen en toeslaggerechtigden.\n \n \n2024324902-02-202407-11-20232023-159112024324902-02-202407-11-20232023-1591103-02-202416-10-2023\n \n \n Artikel\n 2\n Verantwoordelijkheid\n \n De Kwartiermaker is verantwoordelijk voor (de voorbereiding van) de oprichting en inrichting van een Belangenbehartiger, met inachtneming van zijn taakopdracht zoals opgenomen in de bijlage bij de Kamerbrief van 1 juni 2023 (Kamerstukken II, 2022/23, 31 066, nr. 1140).\n2024324902-02-202407-11-20232023-159112024324902-02-202407-11-20232023-1591103-02-202416-10-2023\n \n \n Artikel\n 3\n Mandaat, volmacht en machtiging\n \n \n 1\n Aan de Kwartiermaker wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend voor alle aangelegenheden die vallen binnen zijn verantwoordelijkheid als bedoeld in artikel 2 en de volgende daarbij behorende taken:\n \n \n a.\n Een nadere uitwerking van de taken en bevoegdheden van de Belangenbehartiger;\n \n \n b.\n Uitwerken van de voor- en nadelen van de verschillende opties voor positionering van de Belangenbehartiger en adviseren over de te kiezen optie, zoals beschreven in de taakopdracht;\n \n \n c.\n Het vormgeven van de organisatiestructuur en inbedding van de Belangenbehartiger;\n \n \n d.\n Het opstellen van een organisatie- en formatierapport;\n \n \n e.\n De voorbereiding van de benoeming van de Belangenbehartiger;\n \n \n f.\n De financiële onderbouwing van de (organisatie van de) Belangenbehartiger, inclusief het voorbereiden van een voorstel voor de voorjaarsbesluitvorming;\n \n \n g.\n Het opstellen van de profielen en het werven en selecteren van de benodigde medewerkers om de Belangenbehartiger van start te laten gaan;\n \n \n h.\n Het periodiek afstemmen over de voortgang en de bevindingen met een begeleidingscommissie waarin het Ministerie van Financiën (onder andere de directoraten-generaal Belastingdienst en Toeslagen) en maatschappelijke organisaties vertegenwoordigd zijn;\n \n \n i.\n Het meenemen van de Tweede Kamer in het proces van de vormgeving van het voorstel voor de inrichting van de Belangenbehartigerdoor middel van een halfjaarlijkse rapportage. Het uiteindelijke profiel van de Belangenbehartiger voor belastingplichtigen en toeslaggerechtigden maakt hier onderdeel van uit.\n \n \n \n \n 2\n De Kwartiermaker is bevoegd verplichtingen – met financiële consequenties – aan te gaan en uitgaven goed te keuren, voor zover deze passen binnen zijn budget en zijn taken.\n \n \n 3\n Ten aanzien van het nemen van personeelsbeslissingen is de Kwartiermaker bevoegd overeenkomstig hetgeen daarover is bepaald voor directeuren in artikel 16, eerste en vierde lid, van het Mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2020.\n \n2024324902-02-202407-11-20232023-159112024324902-02-202407-11-20232023-1591103-02-202416-10-2023\n \n \n Artikel\n 4\n Verantwoording\n \n De Kwartiermaker heeft een onafhankelijke positie en legt rechtstreeks verantwoording af aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Financiën.\n2024324902-02-202407-11-20232023-159112024324902-02-202407-11-20232023-1591103-02-202416-10-2023\n \n \n Artikel\n 5\n Inwerkingtreding\n \n \n 1\n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 16 oktober 2023.\n \n \n 2\n Dit besluit geldt tot en met de dag waarop de organisatie van de Belangenbehartiger formeel wordt opgericht, inclusief de benoeming van de Belangenbehartiger.\n \n2024324902-02-202407-11-20232023-159112024324902-02-202407-11-20232023-1591103-02-202416-10-2023\n \n \n Artikel\n 6\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit kwartiermaker Belangenbehartiger voor Belastingplichtigen en Toeslaggerechtigden.\n2024324902-02-202407-11-20232023-159112024324902-02-202407-11-20232023-1591103-02-202416-10-2023\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n B. van den\n Dungen\n \n secretaris-generaal\n \n2024324902-02-202407-11-20232023-159112024324902-02-202407-11-20232023-1591103-02-202416-10-2023\n \n2024324902-02-202407-11-20232023-159112024324902-02-202407-11-20232023-1591103-02-202416-10-2023", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049326/manifest.xml", "content": "2024-02-032023-10-16tot-en-met2024-02-07T06:14:09+01:002024-02-07T06:14:09+01:00BWBR0049326.WTI2023-10-162024-02-022024-02-039999-12-312024-02-07T06:14:24+01:002024-02-07T06:14:24+01:0032713e6d1db9212f4fca96c609fc754254fb18166735400eddb5cc9bd919edbc0edeee7f76f7cbd89528e01f77b994d060c6759e06197fcca3dbf8c747e31a6fa10c62024-02-039999-12-312024-02-039999-12-312024-02-07T06:14:23+01:002024-02-07T06:14:23+01:0027658322fb7951c40c6d36c5dfb76a4aecf1bd998248f58ca6ebb2507bcae54bfb53e02a171caeebb949c7bdd08e8cb920877deae733bf63c36a69fa3345b9adf01cf", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049327/2023-11-15_1/xml/BWBR0049327_2023-11-15_1.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 5 december 2023, nr. OWB/42696432 houdende instelling van de Commissie die onderzoek gaat doen naar de mogelijkheden voor verlaging van het aantal proeven op niet-humane primaten (Instellingsbesluit Commissie onderzoek niet-humane primaten)2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-202315-11-2023Stcrt. 2024, 3370, datum inwerkingtreding 06-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-11-2023.\n Instellingsbesluit Commissie onderzoek niet-humane primaten2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-202315-11-2023Stcrt. 2024, 3370, datum inwerkingtreding 06-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-11-2023.\n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,\n \n Gelet op artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;\n \n \n Besluit:\n \n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-202315-11-2023Stcrt. 2024, 3370, datum inwerkingtreding 06-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-11-2023.\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;\n \n \n b.\n \n Ministerie van OCW: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n \n \n c.\n \n commissie: commissie die onderzoek gaat doen naar de mogelijkheden voor verlaging van het aantal proeven met niet-humane primaten, bedoeld in artikel 2;\n \n \n d.\n \n dierproef: elk al dan niet invasief gebruik van een dier voor experimentele of andere wetenschappelijke doeleinden, waarvan het resultaat bekend of onbekend is, of onderwijskundige doeleinden, die bij het dier evenveel of meer pijn, lijden, angst of blijvende schade kan veroorzaken als, dan wel dan het inbrengen van een naald volgens goed diergeneeskundig vakmanschap. Dit omvat ieder gebruik waarvan het doel of het mogelijke gevolg de geboorte of het uit het ei breken van een dier is, dan wel het in een dergelijke toestand brengen en houden van een genetisch gemodificeerde dierenlijn, met inbegrip van het doden van dieren ten behoeve van het gebruik van hun organen, weefsels of lichaamsvloeistoffen voor een doel genoemd in artikel 1c van de Wet op de dierproeven.\n \n \n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-202315-11-2023Stcrt. 2024, 3370, datum inwerkingtreding 06-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-11-2023.\n \n \n Artikel\n 2\n Commissie onderzoek niet-humane primaten\n \n \n 1\n Er is een commissie onderzoek niet-humane primaten.\n \n \n 2\n De commissie heeft tot taak een onderzoek uit te voeren naar de mogelijkheid om het aantal proeven op niet-humane primaten verder te verlagen zonder dat dit gevolgen heeft voor het onderzoek dat strikt noodzakelijk is voor de bestrijding van levensbedreigende ziekten en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen.\n \n \n 3\n De commissie brengt hierover uiterlijk november 2024 een rapport uit aan de minister.\n \n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-202315-11-2023Stcrt. 2024, 3370, datum inwerkingtreding 06-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-11-2023.\n \n \n Artikel\n 3\n Nadere uitwerking van taken commissie\n \n \n 1\n De commissie zorgt voor een afbakening van de begrippen ‘levensbedreigende ziekte’ en ‘infectieziekte die de volksgezondheid bedreigt’.\n \n \n 2\n De commissie onderzoekt welk wetenschappelijk onderzoek met niet-humane primaten nodig is ten behoeve van de bestrijding van levensbedreigende ziekten en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen en onder welke omstandigheden dit onderzoek in de toekomst verder kan worden afgebouwd.\n \n \n 3\n De commissie onderzoekt de mogelijkheden hoe het overige wetenschappelijk onderzoek met niet-humane primaten zo snel mogelijk naar nul kan worden afgebouwd.\n \n \n 4\n De commissie brengt de mogelijkheden, zoals genoemd in voorgaand lid, met verschillende scenario’s in kaart, waarbij wordt ingegaan op de wetenschappelijke, ethische, juridische, economische, internationale en maatschappelijke implicaties.\n \n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-202315-11-2023Stcrt. 2024, 3370, datum inwerkingtreding 06-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-11-2023.\n \n \n Artikel\n 4\n Samenstelling, benoeming en ontslag\n \n \n 1\n De commissie bestaat uit één voorzitter en acht andere leden.\n \n \n 2\n De voorzitter en de overige leden worden door de minister benoemd voor een periode van 15 maanden, met de mogelijkheid tot verlenging.\n \n \n 3\n De voorzitter en de overige leden informeren de minister voorafgaand aan het lidmaatschap over relevante hoofd- of nevenfuncties en relevante zakelijke relaties. Bij verandering van hoofd- of nevenfuncties of het aangaan van bepaalde relaties door de voorzitter en de overige leden kan de minister het lidmaatschap van de commissie heroverwegen.\n \n \n 4\n De voorzitter en overige leden brengen op persoonlijke titel hun kennis en ervaring in en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke belangengroep.\n \n \n 5\n De voorzitter en overige leden kunnen op eigen verzoek of wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of andere zwaarwegende gronden worden geschorst of ontslagen door de minister.\n \n \n 6\n Bij tussentijds vertrek van een lid kan de minister een ander lid benoemen.\n \n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-202315-11-2023Stcrt. 2024, 3370, datum inwerkingtreding 06-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-11-2023.\n \n \n Artikel\n 5\n Leden\n \n \n 1\n Met ingang van 15 november 2023 worden, voor de periode tot 15 februari 2025, tot lid van de commissie benoemd:\n \n \n a.\n Prof. dr. Ir. W.E. (Wiebe) Bijker, tevens voorzitter;\n \n \n b.\n Prof. dr. A. (Annemieke) Geluk;\n \n \n c.\n Prof. dr. W.A (Pim) van Gool;\n \n \n d.\n Dr. L. (Lotte) Krabbenborg;\n \n \n e.\n Prof. dr. H.G.M. (Bert) Leufkens;\n \n \n f.\n Prof. dr. F.L.B. (Franck) Meijboom;\n \n \n g.\n Prof. dr. C.L. (Christine) Mummery;\n \n \n h.\n Prof. dr. C.P. (Chantal) Rovers;\n \n \n i.\n Dr. F.M.S. (Femke) de Vrij.\n \n \n \n \n 2\n Een lijst met de relevante hoofd- of nevenfuncties en relevante zakelijke relaties van de in het eerste lid bedoelde leden is opgenomen in een bijlage bij dit besluit.\n \n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-202315-11-2023Stcrt. 2024, 3370, datum inwerkingtreding 06-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-11-2023.\n \n \n Artikel\n 6\n Ondersteuning commissie\n \n \n 1\n De minister draagt zorg voor een secretariaat ten behoeve van de praktische ondersteuning van de commissie.\n \n \n 2\n De minister draagt zorg voor onderzoeksondersteuning ten behoeve van de inhoudelijke ondersteuning van de commissie.\n \n \n 3\n Het secretariaat en de onderzoeksondersteuning is voor de uitvoering van haar taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de commissie.\n \n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-202315-11-2023Stcrt. 2024, 3370, datum inwerkingtreding 06-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-11-2023.\n \n \n Artikel\n 7\n Werkwijze commissie\n \n \n 1\n De commissie maakt bij de uitvoering van haar taken zoveel mogelijk gebruik van reeds bestaande rapporten en onderzoeken.\n \n \n 2\n De voorzitter rapporteert periodiek aan de minister over de voortgang.\n \n \n 3\n De commissie stelt haar eigen werkwijze vast, waarbij rekening wordt gehouden met het voorkomen van (de schijn van) belangenverstrengeling gedurende de gehele looptijd van de commissie.\n \n \n 4\n De commissie kan zich door andere personen laten bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.\n \n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-202315-11-2023Stcrt. 2024, 3370, datum inwerkingtreding 06-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-11-2023.\n \n \n Artikel\n 8\n Instellingsduur\n \n De commissie wordt met ingang van 15 november 2023 ingesteld voor de duur van 15 maanden.\n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-202315-11-2023Stcrt. 2024, 3370, datum inwerkingtreding 06-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-11-2023.\n \n \n Artikel\n 9\n Informatieplicht\n \n De commissie verstrekt aan de minister desgevraagd de door de minister gewenste inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van de taak van de minister redelijkerwijs nodig is.\n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-202315-11-2023Stcrt. 2024, 3370, datum inwerkingtreding 06-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-11-2023.\n \n \n Artikel\n 10\n Kosten van de commissie\n \n \n 1\n De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:\n \n \n a.\n vergoedingen aan de leden van de commissie als bedoeld in artikel 11;\n \n \n b.\n binnenlandse reiskosten van de leden van de commissie;\n \n \n c.\n de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning, en externe personen zoals bedoeld in artikel 7, lid 4; en,\n \n \n d.\n de kosten voor publicatie van rapportages.\n \n \n \n \n 2\n De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting en een planning aan de minister aan.\n \n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-202315-11-2023Stcrt. 2024, 3370, datum inwerkingtreding 06-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-11-2023.\n \n \n Artikel\n 11\n Vergoeding van de commissie\n \n \n 1\n Aan de leden van de commissie wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op het maximum van schaal 18 conform de laatst afgesloten CAO Rijk. De arbeidsduurfactor wordt daarbij vastgesteld op 1 dag per week voor de voorzitter en 0,5 dag per week voor de leden, op basis van 8-urige werkdagen.\n \n \n 2\n Naast de vergoeding voor de werkzaamheden komen de eventuele reis- en verblijfskosten van de leden voor vergoeding in aanmerking. De leden ontvangen een vergoeding voor reiskosten gebaseerd op de regeling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges.\n \n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-202315-11-2023Stcrt. 2024, 3370, datum inwerkingtreding 06-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-11-2023.\n \n \n Artikel\n 12\n Openbaarmaking\n \n 1. Rapporten, notities, interviewverslagen, vastgestelde notulen, adviezen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de commissie zelf openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister uitgebracht of overgedragen.\n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-202315-11-2023Stcrt. 2024, 3370, datum inwerkingtreding 06-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-11-2023.\n \n \n Artikel\n 13\n Archiefbescheiden\n \n De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van hun werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de directie Organisatie en Bedrijfsvoering van het Ministerie.\n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-202315-11-2023Stcrt. 2024, 3370, datum inwerkingtreding 06-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-11-2023.\n \n \n Artikel\n 14\n Inwerkingtreding\n \n \n 1\n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 15 november 2023.\n \n \n 2\n Dit besluit vervalt met ingang van 1 juli 2026.\n \n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-202315-11-2023Stcrt. 2024, 3370, datum inwerkingtreding 06-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-11-2023.\n \n \n Artikel\n 15\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie onderzoek niet-humane primaten.\n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-202315-11-2023Stcrt. 2024, 3370, datum inwerkingtreding 06-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-11-2023.\n \n \n \n Dit besluit zal met de daarbij behorende bijlage en toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,\n \n R.H.\n Dijkgraaf\n \n \n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-202315-11-2023Stcrt. 2024, 3370, datum inwerkingtreding 06-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-11-2023.\n \n \n Bijlage\n \n \n Belangenverklaringen van de leden van de commissie\n \n \n Prof. dr. Ir. W.E. Bijker, voorzitter\n \n Vragenlijst inzake relaties, belangen en nevenfuncties\n Deze vragenlijst is bedoeld om inzicht te krijgen in de relaties, belangen en nevenfuncties van u als lid van een commissie. Het formulier bevat tevens een check op de Wet Normering Topinkomens. Gelieve alle gele velden in te vullen.\n \n Deze vragenlijst bevat vragen over uw huidige werkkring en nevenfuncties en over directe en indirecte belangen die kunnen leiden tot mogelijke beïnvloeding. Bij de beoordeling speelt mede een rol of de schijn van vooringenomenheid kan ontstaan. Dat kan namelijk zowel beschadigend zijn voor het gezag (van het advies) van de commissie als uw eigen reputatie. Als u twijfelt of u een bepaalde affiliatie moet melden, vraagt u zich dan af hoe deze op het algemene publiek zou overkomen. Deze vragenlijst is een formaliteit om er zeker van te zijn dat alles volgens de regelgeving verloopt.\n \n Persoonlijke gegevens\n Voorletters, naam en titulatuur: W. E. Bijker, Prof. Dr. Ir.\n Hoofdfunctie(s)\n \n Graag functienaam en werkgever vermelden en bij meerdere functies de omvang per functie.\n \n \n \n •\n Hoogleraar emeritus, Universiteit Maastricht: 0,0 fte\n \n \n •\n Voorzitter Stuurgroep WOTRO-NWO: 0,1 fte\n \n \n •\n Adviseur Caribbean Research Program, NWO: 0,1 fte\n \n \n Nevenwerkzaamheden\n \n Graag kort per functie de werkzaamheden vermelden en of deze betaald of onbetaald zijn.\n \n \n \n •\n -\n \n \n Denkt u dat u met uw lidmaatschap van de commissie in combinatie met uw andere betaalde werkzaamheden onder het maximum blijft dat de wet normering topinkomens hanteert inzake de bezoldiging van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector? (zie voor maxima 2020: https://www.topinkomens.nl/actueel/bezoldigingsmaxima)\n Ja\n Vragenlijst\n Deze vragenlijst gaat over uw financiële en zakelijke belangen, persoonlijke relaties en overige belangen. Bij de beantwoording kunt u onderstaande vragen in het achterhoofd houden, maar u hoeft deze niet te beantwoorden.\n \n \n •\n \n Welke inschatting zou een onpartijdige burger maken van de omstandigheden of situatie?\n \n \n \n •\n \n Kan uw betrokkenheid bij deze commissie of de te geven adviezen twijfels oproepen over uw integriteit of die van uw organisatie?\n \n \n \n •\n \n Als u iemand anders in deze situatie zou zien, zou u dan vermoeden dat er sprake zou zijn van een geval van belangenverstrengeling?\n \n \n \n •\n \n Als u een advies zou geven als commissielid, zou u er dan problemen mee hebben als uw collega’s of de samenleving zich bewust werden van uw andere belangen?\n \n \n \n •\n \n Hoe zou u zich voelen als er aandacht zou worden besteed in de media?\n \n \n \n •\n \n Indien er een nauwkeurig onderzoek zou worden uitgevoerd inzake de door u voorgestelde beslissing, kan hier een uitkomst uitkomen die van publiek belang is?\n \n \n \n Financiële en zakelijke belangen\n Zou u, een persoon of een instelling die met u in verband kan worden gebracht, direct of indirect, financieel of zakelijk voor- of nadeel kunnen hebben van het door u gegeven advies in deze commissie of lidmaatschap van de commissie in bredere zin? Denk bij zakelijke belangen ook aan intellectueel eigendom, bescherming van de eigen reputatie/positie of de positie van de werkgever of andere belangenorganisaties.\n Nee\n Persoonlijke relaties\n Zijn er mensen uit uw directe omgeving die baat hebben of schade kunnen ondervinden bij een bepaalde uitkomst van de adviezen van de commissie? Denk bijvoorbeeld aan uw partner, ouders, (klein)kinderen, vrienden en naaste collega’s. Denk ook aan relaties in het verleden.\n Nee\n Heeft u enige persoonlijke of professionele gezichtspunten of vooroordelen die ertoe kunnen leiden dat anderen redelijkerwijs zouden kunnen concluderen dat u niet de juiste persoon bent om deze adviezen te geven?\n Nee\n Overige belangen\n Zijn er bij u of in uw omgeving andere dan de hierboven beschreven belangen die, als ze bekend worden, u, de commissie of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verlegenheid kunnen brengen?\n Nee\n \n Conclusie:\n \n Kunt u gelet op bovenstaande naar uw oordeel zitting nemen in de commissie?\n Ja\n Ondertekening\n Ondergetekende:\n \n Verklaart naar eer en geweten hierboven een opsomming te hebben gegeven van alle relevante relaties en belangen die hij/zij heeft;\n \n \n Verklaart het direct te zullen melden indien er tussentijds sprake is van wijzigingen in de gemelde relaties en belangen.\n \n Wiebe E. Bijker\n 13-11-2023, Eijsden\n \n Prof. dr. A. Geluk\n \n Vragenlijst inzake relaties, belangen en nevenfuncties\n Deze vragenlijst is bedoeld om inzicht te krijgen in de relaties, belangen en nevenfuncties van u als lid van een commissie. Het formulier bevat tevens een check op de Wet Normering Topinkomens. Gelieve alle gele velden in te vullen.\n Persoonlijke gegevens\n Voorletters, naam en titulatuur: A. Geluk, Prof. Dr.\n Hoofdfunctie(s)\n \n \n •\n Hoogleraar. Leerstoel: Immunodiagnostiek van mycobacteriële infectieziekten (lepra en tuberculose). Afdeling Infectieziekten, Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). 1FTE\n \n \n Nevenwerkzaamheden\n \n \n •\n Secretaris van de Q.M. Gastmann-Wichers stichting; onbezoldigd. Communicatie met bestuursleden en website bijhouden.\n \n \n •\n Lid van de WHO Task Force (Global Leprosy Programme) Bepalen van definitions, criteria and indicators for interruption of transmission and elimination of leprosy; onbezoldigd.\n \n \n •\n Lid van het Nederlands Expertise Centrum Lepra; onbezoldigd. Binnen het expertise centrum verzorgt mijn research groep de (immuno)diagnostiek van lepra patienten ism ErasmusMC.\n \n \n Denkt u dat u met uw lidmaatschap van de commissie in combinatie met uw andere betaalde werkzaamheden onder het maximum blijft dat de wet normering topinkomens hanteert inzake de bezoldiging van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector? (zie voor maxima 2020: https://www.topinkomens.nl/actueel/bezoldigingsmaxima)\n Ja\n Vragenlijst\n Financiële en zakelijke belangen\n Zou u, een persoon of een instelling die met u in verband kan worden gebracht, direct of indirect, financieel of zakelijk voor- of nadeel kunnen hebben van het door u gegeven advies in deze commissie of lidmaatschap van de commissie in bredere zin? Denk bij zakelijke belangen ook aan intellectueel eigendom, bescherming van de eigen reputatie/positie of de positie van de werkgever of andere belangenorganisaties.\n Nee\n Persoonlijke relaties\n Zijn er mensen uit uw directe omgeving die baat hebben of schade kunnen ondervinden bij een bepaalde uitkomst van de adviezen van de commissie? Denk bijvoorbeeld aan uw partner, ouders, (klein)kinderen, vrienden en naaste collega’s. Denk ook aan relaties in het verleden.\n Ja, tijdens mijn promotieonderzoek (1989-1995) aan de afdeling Immunohematologie en Bloedtransfusie (LUMC), deed ook Frank Verreck promotie onderzoek aan die afdeling. Maximaal 1x per jaar spreken wij samen met een groep van ca 10 ex-PhD studenten van die afdeling uit die tijd af om samen te dineren. Dr Verreck is nu werkzaam bij het BPRC in Rijswijk en geeft daar leiding aan de research groep die onderzoek doet naar tuberculose. In die functie, heeft hij met mij samen gewerkt aan wetenschappelijk onderzoek. Dit heeft geresulteerd in een publicatie in 2021:\n \n \n •\n \n Zhou Z, van Hooij A, Vervenne R, Sombroek \n CC, Tj\n on Kon Fat EM, Ottenhoff THM, et al. Quantitative Rapid Test for Detection and Monitoring of Active Pulmonary Tuberculosis in Nonhuman Primates. Biology. 2021;10(12).\n \n \n \n Binnen de afdeling Infectieziekten van het LUMC werken momenteel enkele directe collega’s van mij met Dr Verreck samen aan onderzoek naar ontwikkeling van vaccins voor tuberculose. Daarnaast werk ik momenteel ook met Dr. Verreck samen in het kader van onderwijsactiviteiten voor studenten van het LUMC en studenten van een internationale Summer school in 2024 die ik vanuit het LUMC organiseer. Dit betreft een bezoek aan het BPRC inclusief seminars over research aan malaria en tuberculose binnen het BPRC. Daarnaast heb ik in 1992/1993 als PhD student samen gewerkt met Prof. Dr. Ronald Bontrop die toen bij het BPRC in Rijswijk werkzaam was. Dit heeft geresulteerd in onderstaande publicaties in 1993:\n \n \n •\n \n Geluk A, Elferink DG, Slierendregt BL, van Meijgaarden KE, de Vries RR, Ottenhoff TH, et al. Evolutionary conservation of major histocompatibility complex-DR/peptide/T cell interactions in primates. J Exp Med. 1993;177(4):979-87.\n \n \n \n •\n \n Elferink BG, Geluk A, Otting N, Slierendregt BL, van Meijgaarden KE, de Vries RR, et al. The biologic importance of conserved major histocompatibility complex class II motifs in primates. Hum Immunol. 1993;38(3):201-5.\n \n \n \n Heeft u enige persoonlijke of professionele gezichtspunten of vooroordelen die er toe kunnen leiden dat anderen redelijkerwijs zouden kunnen concluderen dat u niet de juiste persoon bent om deze adviezen te geven?\n Nee\n Overige belangen\n Zijn er bij u of in uw omgeving andere dan de hierboven beschreven belangen die, als ze bekend worden, u, de commissie of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verlegenheid kunnen brengen?\n Nee\n \n Conclusie:\n \n Kunt u gelet op bovenstaande naar uw oordeel zitting nemen in de commissie?\n Ja, de persoonlijke relaties (genoemd onder punt 2.) heb ik eerder gedeeld met de voorzitter van de commissie. Deze zag genoemde relaties uit het heden en verleden niet als mogelijke belangen verstrengeling.\n Ondertekening\n Ondergetekende:\n \n Verklaart naar eer en geweten hierboven een opsomming te hebben gegeven van alle relevante relaties en belangen die hij/zij heeft;\n \n \n Verklaart het direct te zullen melden indien er tussentijds sprake is van wijzigingen in de gemelde relaties en belangen.\n \n Annemieke Geluk\n Datum 19 november 2023\n \n Prof. dr. W.A van Gool\n \n Vragenlijst inzake relaties, belangen en nevenfuncties\n Deze vragenlijst is bedoeld om inzicht te krijgen in de relaties, belangen en nevenfuncties van u als lid van een commissie. Het formulier bevat tevens een check op de Wet Normering Topinkomens. Gelieve alle gele velden in te vullen.\n Persoonlijke gegevens\n Prof. Dr. W.A. van Gool\n Hoofdfunctie(s)\n \n \n •\n Hoogleraar Neurologie, Amsterdam UMC (0,4 fte)\n \n \n Nevenwerkzaamheden\n \n \n •\n Voorzitter Stuurgroep Zorgevaluatie en Gepast Gebruik, onbezoldigd\n \n \n •\n Voorzitter ZonMW commissie Palliantie-II, vacatievergoeding\n \n \n •\n Vice-voorzitter Raad van Toezicht Hersenstichting, vacatievergoeding (tot 01-01-2024)\n \n \n •\n Penningmeester bestuur Stichting Spinoza Leerstoel, Amsterdam UMC, onbezoldigd\n \n \n •\n Lid Curatorium Hans van Crevel Leerstoel, Amsterdam UMC, onbezoldigd\n \n \n •\n Lid Raad van Advies Stichting Biowetenschappen en Maatschappij, onbezoldigd\n \n \n •\n Lid bestuur Dr. Jan Meerwaldt-stichting, onbezoldigd\n \n \n •\n Lid Comité van Aanbeveling Taskforce QRS Amsterdam, onbezoldigd\n \n \n •\n Lid Comité van Aanbeveling Stichting Farma ter Verantwoording, onbezoldigd\n \n \n •\n Lid Raad van Advies Vereniging tegen de Kwakzalverij, onbezoldigd\n \n \n Denkt u dat u met uw lidmaatschap van de commissie in combinatie met uw andere betaalde werkzaamheden onder het maximum blijft dat de wet normering topinkomens hanteert inzake de bezoldiging van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector? (zie voor maxima 2020: https://www.topinkomens.nl/actueel/bezoldigingsmaxima)\n Nee.\n Vragenlijst\n Financiële en zakelijke belangen\n Zou u, een persoon of een instelling die met u in verband kan worden gebracht, direct of indirect, financieel of zakelijk voor- of nadeel kunnen hebben van het door u gegeven advies in deze commissie of lidmaatschap van de commissie in bredere zin? Denk bij zakelijke belangen ook aan intellectueel eigendom, bescherming van de eigen reputatie/positie of de positie van de werkgever of andere belangenorganisaties.\n Nee\n Persoonlijke relaties\n Zijn er mensen uit uw directe omgeving die baat hebben of schade kunnen ondervinden bij een bepaalde uitkomst van de adviezen van de commissie? Denk bijvoorbeeld aan uw partner, ouders, (klein)kinderen, vrienden en naaste collega’s. Denk ook aan relaties in het verleden.\n Nee\n Heeft u enige persoonlijke of professionele gezichtspunten of vooroordelen die ertoe kunnen leiden dat anderen redelijkerwijs zouden kunnen concluderen dat u niet de juiste persoon bent om deze adviezen te geven?\n Nee\n Overige belangen\n Zijn er bij u of in uw omgeving andere dan de hierboven beschreven belangen die, als ze bekend worden, u, de commissie of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verlegenheid kunnen brengen?\n Nee\n \n Conclusie:\n \n Kunt u gelet op bovenstaande naar uw oordeel zitting nemen in de commissie?\n Ja\n Ondertekening\n Ondergetekende:\n \n Verklaart naar eer en geweten hierboven een opsomming te hebben gegeven van alle relevante relaties en belangen die hij/zij heeft;\n \n \n Verklaart het direct te zullen melden indien er tussentijds sprake is van wijzigingen in de gemelde relaties en belangen.\n \n W.A. van Gool,\n Amsterdam, 17 november 2023\n \n Dr. L. Krabbenborg\n \n Vragenlijst inzake relaties, belangen en nevenfuncties\n Deze vragenlijst is bedoeld om inzicht te krijgen in de relaties, belangen en nevenfuncties van u als lid van een commissie. Het formulier bevat tevens een check op de Wet Normering Topinkomens. Gelieve alle gele velden in te vullen.\n Persoonlijke gegevens\n L. Krabbenborg, dr.\n Hoofdfunctie(s)\n \n \n •\n Universitair Hoofddocent Publieke Participatie in Wetenschap en Technologieontwikkeling, Radboud Universiteit, 1.0 fte\n \n \n Nevenwerkzaamheden\n \n \n •\n Commissie Wetenschappelijke Integriteit KNAW (2023-2024) (onbetaald)\n \n \n •\n Lira Boekenfonds 2021-2024 (vacatievergoeding)\n \n \n Denkt u dat u met uw lidmaatschap van de commissie in combinatie met uw andere betaalde werkzaamheden onder het maximum blijft dat de wet normering topinkomens hanteert inzake de bezoldiging van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector? (zie voor maxima 2020: https://www.topinkomens.nl/actueel/bezoldigingsmaxima)\n JA\n Vragenlijst\n Financiële en zakelijke belangen\n Zou u, een persoon of een instelling die met u in verband kan worden gebracht, direct of indirect, financieel of zakelijk voor- of nadeel kunnen hebben van het door u gegeven advies in deze commissie of lidmaatschap van de commissie in bredere zin? Denk bij zakelijke belangen ook aan intellectueel eigendom, bescherming van de eigen reputatie/positie of de positie van de werkgever of andere belangenorganisaties.\n Nee\n Persoonlijke relaties\n Zijn er mensen uit uw directe omgeving die baat hebben of schade kunnen ondervinden bij een bepaalde uitkomst van de adviezen van de commissie? Denk bijvoorbeeld aan uw partner, ouders, (klein)kinderen, vrienden en naaste collega’s. Denk ook aan relaties in het verleden.\n Nee\n Heeft u enige persoonlijke of professionele gezichtspunten of vooroordelen die er toe kunnen leiden dat anderen redelijkerwijs zouden kunnen concluderen dat u niet de juiste persoon bent om deze adviezen te geven?\n Nee\n Overige belangen\n Zijn er bij u of in uw omgeving andere dan de hierboven beschreven belangen die, als ze bekend worden, u, de commissie of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verlegenheid kunnen brengen?\n Nee\n \n Conclusie:\n \n Kunt u gelet op bovenstaande naar uw oordeel zitting nemen in de commissie?\n Ja\n Ondertekening\n Ondergetekende:\n \n Verklaart naar eer en geweten hierboven een opsomming te hebben gegeven van alle relevante relaties en belangen die hij/zij heeft;\n \n \n Verklaart het direct te zullen melden indien er tussentijds sprake is van wijzigingen in de gemelde relaties en belangen.\n \n Lotte Krabbenborg\n 22 december 2023\n \n Prof. dr. H.G.M. Leufkens\n \n Vragenlijst inzake relaties, belangen en nevenfuncties\n Deze vragenlijst is bedoeld om inzicht te krijgen in de relaties, belangen en nevenfuncties van u als lid van een commissie. Het formulier bevat tevens een check op de Wet Normering Topinkomens. Gelieve alle gele velden in te vullen.\n Persoonlijke gegevens\n Prof dr H.G.M. Leufkens\n Hoofdfunctie(s)\n \n \n •\n Emeritus hoogleraar Geneesmiddelregulering en -beleid Universiteit Utrecht\n \n \n Nevenwerkzaamheden\n \n \n •\n zie: https://www.uu.nl/medewerkers/HGMLeufkens; alle functies zijn onbetaald of alleen vacatiegeld per vergadering.\n \n \n Denkt u dat u met uw lidmaatschap van de commissie in combinatie met uw andere betaalde werkzaamheden onder het maximum blijft dat de wet normering topinkomens hanteert inzake de bezoldiging van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector? (zie voor maxima 2020: https://www.topinkomens.nl/actueel/bezoldigingsmaxima)\n Ja\n Vragenlijst\n Financiële en zakelijke belangen\n Zou u, een persoon of een instelling die met u in verband kan worden gebracht, direct of indirect, financieel of zakelijk voor- of nadeel kunnen hebben van het door u gegeven advies in deze commissie of lidmaatschap van de commissie in bredere zin? Denk bij zakelijke belangen ook aan intellectueel eigendom, bescherming van de eigen reputatie/positie of de positie van de werkgever of andere belangenorganisaties.\n Nee\n Persoonlijke relaties\n Zijn er mensen uit uw directe omgeving die baat hebben of schade kunnen ondervinden bij een bepaalde uitkomst van de adviezen van de commissie? Denk bijvoorbeeld aan uw partner, ouders, (klein)kinderen, vrienden en naaste collega’s. Denk ook aan relaties in het verleden.\n Nee\n Heeft u enige persoonlijke of professionele gezichtspunten of vooroordelen die ertoe kunnen leiden dat anderen redelijkerwijs zouden kunnen concluderen dat u niet de juiste persoon bent om deze adviezen te geven?\n Nee\n Overige belangen\n Zijn er bij u of in uw omgeving andere dan de hierboven beschreven belangen die, als ze bekend worden, u, de commissie of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verlegenheid kunnen brengen?\n Nee\n \n Conclusie:\n \n Kunt u gelet op bovenstaande naar uw oordeel zitting nemen in de commissie?\n Ja\n Ondertekening\n Ondergetekende:\n \n Verklaart naar eer en geweten hierboven een opsomming te hebben gegeven van alle relevante relaties en belangen die hij/zij heeft;\n \n \n Verklaart het direct te zullen melden indien er tussentijds sprake is van wijzigingen in de gemelde relaties en belangen.\n \n H.G.M. Leufkens\n woensdag 29 november 2023\n \n Prof. dr. F.L.B. Meijboom\n \n Vragenlijst inzake relaties, belangen en nevenfuncties\n Deze vragenlijst is bedoeld om inzicht te krijgen in de relaties, belangen en nevenfuncties van u als lid van een commissie. Het formulier bevat tevens een check op de Wet Normering Topinkomens. Gelieve alle gele velden in te vullen.\n Persoonlijke gegevens\n Prof. dr. F.L.B. Meijboom\n Hoofdfunctie(s)\n \n \n •\n Hoogleraar Sustainable Animal Stewardship, Universiteit Utrecht, Faculteit Diergeneeskunde\n \n \n Nevenwerkzaamheden\n \n \n •\n Vice voorzitter Raad van Toezicht Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren (Dierenbescherming)(onbezoldigd)\n \n \n •\n President van de European Society for Agricultural and Food Ethics (EurSafe) (onbezoldigd)\n \n \n •\n Voorzitter Wetenschappelijk Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten (Ministerie LNV) (betaald, vacatie ten gunste van werkgever)\n \n \n •\n Voorzitter bestuur SON Response (Stichting Olievogelopvang Nederland) (onbezoldigd)\n \n \n •\n Bestuurslid Stichting Animales (onbezoldigd)\n \n \n •\n Lid van de editorial board van het Journal of Agricultural and Environmental Ethics (Springer) (onbezoldigd)\n \n \n •\n Lid van de editorial board van het tijdschrift Food Ethics b(Springer) (onbezoldigd)\n \n \n Denkt u dat u met uw lidmaatschap van de commissie in combinatie met uw andere betaalde werkzaamheden onder het maximum blijft dat de wet normering topinkomens hanteert inzake de bezoldiging van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector? (zie voor maxima 2020: https://www.topinkomens.nl/actueel/bezoldigingsmaxima)\n Nee\n Vragenlijst\n Financiële en zakelijke belangen\n Zou u, een persoon of een instelling die met u in verband kan worden gebracht, direct of indirect, financieel of zakelijk voor- of nadeel kunnen hebben van het door u gegeven advies in deze commissie of lidmaatschap van de commissie in bredere zin? Denk bij zakelijke belangen ook aan intellectueel eigendom, bescherming van de eigen reputatie/positie of de positie van de werkgever of andere belangenorganisaties.\n Nee\n Persoonlijke relaties\n Zijn er mensen uit uw directe omgeving die baat hebben of schade kunnen ondervinden bij een bepaalde uitkomst van de adviezen van de commissie? Denk bijvoorbeeld aan uw partner, ouders, (klein)kinderen, vrienden en naaste collega’s. Denk ook aan relaties in het verleden.\n Nee\n Heeft u enige persoonlijke of professionele gezichtspunten of vooroordelen die er toe kunnen leiden dat anderen redelijkerwijs zouden kunnen concluderen dat u niet de juiste persoon bent om deze adviezen te geven?\n Nee\n Overige belangen\n Zijn er bij u of in uw omgeving andere dan de hierboven beschreven belangen die, als ze bekend worden, u, de commissie of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verlegenheid kunnen brengen?\n Nee\n \n Conclusie:\n \n Kunt u gelet op bovenstaande naar uw oordeel zitting nemen in de commissie?\n Ja\n Ondertekening\n Ondergetekende:\n \n Verklaart naar eer en geweten hierboven een opsomming te hebben gegeven van alle relevante relaties en belangen die hij/zij heeft;\n \n \n Verklaart het direct te zullen melden indien er tussentijds sprake is van wijzigingen in de gemelde relaties en belangen.\n \n F.L.B. (Franck) Meijboom\n Datum 16-11-2023\n \n Prof. dr. C.L. Mummery\n \n Vragenlijst inzake relaties, belangen en nevenfuncties\n Deze vragenlijst is bedoeld om inzicht te krijgen in de relaties, belangen en nevenfuncties van u als lid van een commissie. Het formulier bevat tevens een check op de Wet Normering Topinkomens. Gelieve alle gele velden in te vullen.\n Persoonlijke gegevens\n Voorletters, naam en titulatuur: C.L.Mummery\n Hoofdfunctie(s)\n \n \n •\n Hoogleraar Ontwikkelingsbiologie LUMC\n \n \n Nevenwerkzaamheden\n \n \n •\n SAB Hubrecht Inst, Gurdon Inst onbez\n \n \n •\n Vz RvB hDMT, Board EUROoCS onbez\n \n \n •\n SAB Mogrify, Allen Institute, Agnios, Sartorius bez\n \n \n •\n Assoc Editor Stem Cell Reports bez\n \n \n •\n Stretegieplan NFU bez\n \n \n Denkt u dat u met uw lidmaatschap van de commissie in combinatie met uw andere betaalde werkzaamheden onder het maximum blijft dat de wet normering topinkomens hanteert inzake de bezoldiging van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector? (zie voor maxima 2020: https://www.topinkomens.nl/actueel/bezoldigingsmaxima)\n Ja\n Vragenlijst\n Financiële en zakelijke belangen\n Zou u, een persoon of een instelling die met u in verband kan worden gebracht, direct of indirect, financieel of zakelijk voor- of nadeel kunnen hebben van het door u gegeven advies in deze commissie of lidmaatschap van de commissie in bredere zin? Denk bij zakelijke belangen ook aan intellectueel eigendom, bescherming van de eigen reputatie/positie of de positie van de werkgever of andere belangenorganisaties.\n Nee\n Persoonlijke relaties\n Zijn er mensen uit uw directe omgeving die baat hebben of schade kunnen ondervinden bij een bepaalde uitkomst van de adviezen van de commissie? Denk bijvoorbeeld aan uw partner, ouders, (klein)kinderen, vrienden en naaste collega’s. Denk ook aan relaties in het verleden.\n Nee\n Heeft u enige persoonlijke of professionele gezichtspunten of vooroordelen die er toe kunnen leiden dat anderen redelijkerwijs zouden kunnen concluderen dat u niet de juiste persoon bent om deze adviezen te geven?\n Nee\n Overige belangen\n Zijn er bij u of in uw omgeving andere dan de hierboven beschreven belangen die, als ze bekend worden, u, de commissie of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verlegenheid kunnen brengen?\n Nee\n \n Conclusie:\n \n Kunt u gelet op bovenstaande naar uw oordeel zitting nemen in de commissie?\n Ja\n Ondertekening\n Ondergetekende:\n \n Verklaart naar eer en geweten hierboven een opsomming te hebben gegeven van alle relevante relaties en belangen die hij/zij heeft;\n \n \n Verklaart het direct te zullen melden indien er tussentijds sprake is van wijzigingen in de gemelde relaties en belangen.\n \n Christine Mummery\n Datum 1.12.2023\n \n Prof. dr. C.P. Rovers\n \n Vragenlijst inzake relaties, belangen en nevenfuncties\n Deze vragenlijst is bedoeld om inzicht te krijgen in de relaties, belangen en nevenfuncties van u als lid van een commissie. Het formulier bevat tevens een check op de Wet Normering Topinkomens. Gelieve alle gele velden in te vullen.\n Persoonlijke gegevens\n Prof. dr. C.P. Rovers\n Hoofdfunctie(s)\n \n \n •\n Internist-infectioloog/hoogleraar Uitbraken van Infectieziekten (0,7 fte) en medisch flow manager (0,1 fte), Radboudumc\n \n \n Nevenwerkzaamheden\n \n \n •\n Lid responsteam Mpox LCI/RIVM (onbetaald)\n \n \n •\n Lid Platform Preparatie A-ziekten LCI/RIVM: doel om landelijk in de zorg beter voorbereid te zijn op uitbraken van A-ziekten met de nadruk op virale hemorragische koorts (onbetaald)\n \n \n •\n Bestuurslid ESCCAR (European Study Group on Chlamydiales, Coxiella, Anaplasma, Rickettsia and other intracellular bacteria, onbetaald)\n \n \n •\n Lid Raad van Advies Q-uestion, stichting voor mensen met Q-koorts (onbetaald)\n \n \n Denkt u dat u met uw lidmaatschap van de commissie in combinatie met uw andere betaalde werkzaamheden onder het maximum blijft dat de wet normering topinkomens hanteert inzake de bezoldiging van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector? (zie voor maxima 2020: https://www.topinkomens.nl/actueel/bezoldigingsmaxima)\n Ja\n Vragenlijst\n Financiële en zakelijke belangen\n Zou u, een persoon of een instelling die met u in verband kan worden gebracht, direct of indirect, financieel of zakelijk voor- of nadeel kunnen hebben van het door u gegeven advies in deze commissie of lidmaatschap van de commissie in bredere zin? Denk bij zakelijke belangen ook aan intellectueel eigendom, bescherming van de eigen reputatie/positie of de positie van de werkgever of andere belangenorganisaties.\n Nee\n Persoonlijke relaties\n Zijn er mensen uit uw directe omgeving die baat hebben of schade kunnen ondervinden bij een bepaalde uitkomst van de adviezen van de commissie? Denk bijvoorbeeld aan uw partner, ouders, (klein)kinderen, vrienden en naaste collega’s. Denk ook aan relaties in het verleden.\n Nee\n Heeft u enige persoonlijke of professionele gezichtspunten of vooroordelen die er toe kunnen leiden dat anderen redelijkerwijs zouden kunnen concluderen dat u niet de juiste persoon bent om deze adviezen te geven?\n Nee\n Overige belangen\n Zijn er bij u of in uw omgeving andere dan de hierboven beschreven belangen die, als ze bekend worden, u, de commissie of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verlegenheid kunnen brengen?\n Nee\n \n Conclusie:\n \n Kunt u gelet op bovenstaande naar uw oordeel zitting nemen in de commissie?\n Ja\n Ondertekening\n Ondergetekende:\n \n Verklaart naar eer en geweten hierboven een opsomming te hebben gegeven van alle relevante relaties en belangen die hij/zij heeft;\n \n \n Verklaart het direct te zullen melden indien er tussentijds sprake is van wijzigingen in de gemelde relaties en belangen.\n \n Chantal Rovers\n Datum 4-12-2023\n \n Dr. F.M.S. de Vrij\n \n Vragenlijst inzake relaties, belangen en nevenfuncties\n Deze vragenlijst is bedoeld om inzicht te krijgen in de relaties, belangen en nevenfuncties van u als lid van een commissie. Het formulier bevat tevens een check op de Wet Normering Topinkomens. Gelieve alle gele velden in te vullen.\n Persoonlijke gegevens\n Voorletters, naam en titulatuur: Dr. F.M.S de Vrij\n Hoofdfunctie(s)\n \n \n •\n Universitair Hoofddocent Erasmus MC (1,0 fte)\n \n \n Nevenwerkzaamheden\n \n \n •\n Commissielid ZonMw Open Competitie (betaald)\n \n \n •\n Adviesraad Lorentz Center Life and Medical Sciences (onbetaald)\n \n \n •\n Wetenschappelijke raad ENCORE expertise centrum (erfelijke neuro-cognitieve ontwikkelingsstoornissen Rotterdam) (onbetaald)\n \n \n •\n Commissielid interne Erasmus MC2 grants (onbetaald)\n \n \n •\n Beoordelingscomissie Research Master Neuroscience Erasmus MC (onbetaald)\n \n \n •\n Adviesraad NewTDec consortium (Amsterdam UMC N=You center for precision medicine) (onbetaald).\n \n \n Denkt u dat u met uw lidmaatschap van de commissie in combinatie met uw andere betaalde werkzaamheden onder het maximum blijft dat de wet normering topinkomens hanteert inzake de bezoldiging van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector? (zie voor maxima 2020: https://www.topinkomens.nl/actueel/bezoldigingsmaxima)\n Ja\n Vragenlijst\n Financiële en zakelijke belangen\n Zou u, een persoon of een instelling die met u in verband kan worden gebracht, direct of indirect, financieel of zakelijk voor- of nadeel kunnen hebben van het door u gegeven advies in deze commissie of lidmaatschap van de commissie in bredere zin? Denk bij zakelijke belangen ook aan intellectueel eigendom, bescherming van de eigen reputatie/positie of de positie van de werkgever of andere belangenorganisaties.\n Nee\n Persoonlijke relaties\n Zijn er mensen uit uw directe omgeving die baat hebben of schade kunnen ondervinden bij een bepaalde uitkomst van de adviezen van de commissie? Denk bijvoorbeeld aan uw partner, ouders, (klein)kinderen, vrienden en naaste collega’s. Denk ook aan relaties in het verleden.\n Nee\n Heeft u enige persoonlijke of professionele gezichtspunten of vooroordelen die er toe kunnen leiden dat anderen redelijkerwijs zouden kunnen concluderen dat u niet de juiste persoon bent om deze adviezen te geven?\n Nee\n Overige belangen\n Zijn er bij u of in uw omgeving andere dan de hierboven beschreven belangen die, als ze bekend worden, u, de commissie of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verlegenheid kunnen brengen?\n Nee\n \n Conclusie:\n \n Kunt u gelet op bovenstaande naar uw oordeel zitting nemen in de commissie?\n Ja\n Ondertekening\n Ondergetekende:\n \n Verklaart naar eer en geweten hierboven een opsomming te hebben gegeven van alle relevante relaties en belangen die hij/zij heeft;\n \n \n Verklaart het direct te zullen melden indien er tussentijds sprake is van wijzigingen in de gemelde relaties en belangen.\n \n Femke M.S. de Vrij\n Datum 20 november 2023\n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-202315-11-2023Stcrt. 2024, 3370, datum inwerkingtreding 06-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-11-2023.\n \n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-2023", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049327/2024-02-06_0/xml/BWBR0049327_2024-02-06_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 5 december 2023, nr. OWB/42696432 houdende instelling van de Commissie die onderzoek gaat doen naar de mogelijkheden voor verlaging van het aantal proeven op niet-humane primaten (Instellingsbesluit Commissie onderzoek niet-humane primaten)2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-2023\n Instellingsbesluit Commissie onderzoek niet-humane primaten2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-2023\n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,\n \n Gelet op artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;\n \n \n Besluit:\n \n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-2023\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;\n \n \n b.\n \n Ministerie van OCW: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n \n \n c.\n \n commissie: commissie die onderzoek gaat doen naar de mogelijkheden voor verlaging van het aantal proeven met niet-humane primaten, bedoeld in artikel 2;\n \n \n d.\n \n dierproef: elk al dan niet invasief gebruik van een dier voor experimentele of andere wetenschappelijke doeleinden, waarvan het resultaat bekend of onbekend is, of onderwijskundige doeleinden, die bij het dier evenveel of meer pijn, lijden, angst of blijvende schade kan veroorzaken als, dan wel dan het inbrengen van een naald volgens goed diergeneeskundig vakmanschap. Dit omvat ieder gebruik waarvan het doel of het mogelijke gevolg de geboorte of het uit het ei breken van een dier is, dan wel het in een dergelijke toestand brengen en houden van een genetisch gemodificeerde dierenlijn, met inbegrip van het doden van dieren ten behoeve van het gebruik van hun organen, weefsels of lichaamsvloeistoffen voor een doel genoemd in artikel 1c van de Wet op de dierproeven.\n \n \n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-2023\n \n \n Artikel\n 2\n Commissie onderzoek niet-humane primaten\n \n \n 1\n Er is een commissie onderzoek niet-humane primaten.\n \n \n 2\n De commissie heeft tot taak een onderzoek uit te voeren naar de mogelijkheid om het aantal proeven op niet-humane primaten verder te verlagen zonder dat dit gevolgen heeft voor het onderzoek dat strikt noodzakelijk is voor de bestrijding van levensbedreigende ziekten en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen.\n \n \n 3\n De commissie brengt hierover uiterlijk november 2024 een rapport uit aan de minister.\n \n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-2023\n \n \n Artikel\n 3\n Nadere uitwerking van taken commissie\n \n \n 1\n De commissie zorgt voor een afbakening van de begrippen ‘levensbedreigende ziekte’ en ‘infectieziekte die de volksgezondheid bedreigt’.\n \n \n 2\n De commissie onderzoekt welk wetenschappelijk onderzoek met niet-humane primaten nodig is ten behoeve van de bestrijding van levensbedreigende ziekten en uitbraken van infectieziekten die de volksgezondheid bedreigen en onder welke omstandigheden dit onderzoek in de toekomst verder kan worden afgebouwd.\n \n \n 3\n De commissie onderzoekt de mogelijkheden hoe het overige wetenschappelijk onderzoek met niet-humane primaten zo snel mogelijk naar nul kan worden afgebouwd.\n \n \n 4\n De commissie brengt de mogelijkheden, zoals genoemd in voorgaand lid, met verschillende scenario’s in kaart, waarbij wordt ingegaan op de wetenschappelijke, ethische, juridische, economische, internationale en maatschappelijke implicaties.\n \n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-2023\n \n \n Artikel\n 4\n Samenstelling, benoeming en ontslag\n \n \n 1\n De commissie bestaat uit één voorzitter en acht andere leden.\n \n \n 2\n De voorzitter en de overige leden worden door de minister benoemd voor een periode van 15 maanden, met de mogelijkheid tot verlenging.\n \n \n 3\n De voorzitter en de overige leden informeren de minister voorafgaand aan het lidmaatschap over relevante hoofd- of nevenfuncties en relevante zakelijke relaties. Bij verandering van hoofd- of nevenfuncties of het aangaan van bepaalde relaties door de voorzitter en de overige leden kan de minister het lidmaatschap van de commissie heroverwegen.\n \n \n 4\n De voorzitter en overige leden brengen op persoonlijke titel hun kennis en ervaring in en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke belangengroep.\n \n \n 5\n De voorzitter en overige leden kunnen op eigen verzoek of wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of andere zwaarwegende gronden worden geschorst of ontslagen door de minister.\n \n \n 6\n Bij tussentijds vertrek van een lid kan de minister een ander lid benoemen.\n \n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-2023\n \n \n Artikel\n 5\n Leden\n \n \n 1\n Met ingang van 15 november 2023 worden, voor de periode tot 15 februari 2025, tot lid van de commissie benoemd:\n \n \n a.\n Prof. dr. Ir. W.E. (Wiebe) Bijker, tevens voorzitter;\n \n \n b.\n Prof. dr. A. (Annemieke) Geluk;\n \n \n c.\n Prof. dr. W.A (Pim) van Gool;\n \n \n d.\n Dr. L. (Lotte) Krabbenborg;\n \n \n e.\n Prof. dr. H.G.M. (Bert) Leufkens;\n \n \n f.\n Prof. dr. F.L.B. (Franck) Meijboom;\n \n \n g.\n Prof. dr. C.L. (Christine) Mummery;\n \n \n h.\n Prof. dr. C.P. (Chantal) Rovers;\n \n \n i.\n Dr. F.M.S. (Femke) de Vrij.\n \n \n \n \n 2\n Een lijst met de relevante hoofd- of nevenfuncties en relevante zakelijke relaties van de in het eerste lid bedoelde leden is opgenomen in een bijlage bij dit besluit.\n \n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-2023\n \n \n Artikel\n 6\n Ondersteuning commissie\n \n \n 1\n De minister draagt zorg voor een secretariaat ten behoeve van de praktische ondersteuning van de commissie.\n \n \n 2\n De minister draagt zorg voor onderzoeksondersteuning ten behoeve van de inhoudelijke ondersteuning van de commissie.\n \n \n 3\n Het secretariaat en de onderzoeksondersteuning is voor de uitvoering van haar taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de commissie.\n \n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-2023\n \n \n Artikel\n 7\n Werkwijze commissie\n \n \n 1\n De commissie maakt bij de uitvoering van haar taken zoveel mogelijk gebruik van reeds bestaande rapporten en onderzoeken.\n \n \n 2\n De voorzitter rapporteert periodiek aan de minister over de voortgang.\n \n \n 3\n De commissie stelt haar eigen werkwijze vast, waarbij rekening wordt gehouden met het voorkomen van (de schijn van) belangenverstrengeling gedurende de gehele looptijd van de commissie.\n \n \n 4\n De commissie kan zich door andere personen laten bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.\n \n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-2023\n \n \n Artikel\n 8\n Instellingsduur\n \n De commissie wordt met ingang van 15 november 2023 ingesteld voor de duur van 15 maanden.\n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-2023\n \n \n Artikel\n 9\n Informatieplicht\n \n De commissie verstrekt aan de minister desgevraagd de door de minister gewenste inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van de taak van de minister redelijkerwijs nodig is.\n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-2023\n \n \n Artikel\n 10\n Kosten van de commissie\n \n \n 1\n De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan:\n \n \n a.\n vergoedingen aan de leden van de commissie als bedoeld in artikel 11;\n \n \n b.\n binnenlandse reiskosten van de leden van de commissie;\n \n \n c.\n de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning, en externe personen zoals bedoeld in artikel 7, lid 4; en,\n \n \n d.\n de kosten voor publicatie van rapportages.\n \n \n \n \n 2\n De commissie biedt zo spoedig mogelijk na haar instelling een begroting en een planning aan de minister aan.\n \n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-2023\n \n \n Artikel\n 11\n Vergoeding van de commissie\n \n \n 1\n Aan de leden van de commissie wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op het maximum van schaal 18 conform de laatst afgesloten CAO Rijk. De arbeidsduurfactor wordt daarbij vastgesteld op 1 dag per week voor de voorzitter en 0,5 dag per week voor de leden, op basis van 8-urige werkdagen.\n \n \n 2\n Naast de vergoeding voor de werkzaamheden komen de eventuele reis- en verblijfskosten van de leden voor vergoeding in aanmerking. De leden ontvangen een vergoeding voor reiskosten gebaseerd op de regeling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges.\n \n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-2023\n \n \n Artikel\n 12\n Openbaarmaking\n \n 1. Rapporten, notities, interviewverslagen, vastgestelde notulen, adviezen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de commissie zelf openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister uitgebracht of overgedragen.\n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-2023\n \n \n Artikel\n 13\n Archiefbescheiden\n \n De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van hun werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de directie Organisatie en Bedrijfsvoering van het Ministerie.\n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-2023\n \n \n Artikel\n 14\n Inwerkingtreding\n \n \n 1\n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 15 november 2023.\n \n \n 2\n Dit besluit vervalt met ingang van 1 juli 2026.\n \n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-2023\n \n \n Artikel\n 15\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie onderzoek niet-humane primaten.\n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-2023\n \n \n \n Dit besluit zal met de daarbij behorende bijlage en toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.\n \n \n De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,\n \n R.H.\n Dijkgraaf\n \n \n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-2023\n \n \n Bijlage\n \n \n Belangenverklaringen van de leden van de commissie\n \n \n Prof. dr. Ir. W.E. Bijker, voorzitter\n \n Vragenlijst inzake relaties, belangen en nevenfuncties\n Deze vragenlijst is bedoeld om inzicht te krijgen in de relaties, belangen en nevenfuncties van u als lid van een commissie. Het formulier bevat tevens een check op de Wet Normering Topinkomens. Gelieve alle gele velden in te vullen.\n \n Deze vragenlijst bevat vragen over uw huidige werkkring en nevenfuncties en over directe en indirecte belangen die kunnen leiden tot mogelijke beïnvloeding. Bij de beoordeling speelt mede een rol of de schijn van vooringenomenheid kan ontstaan. Dat kan namelijk zowel beschadigend zijn voor het gezag (van het advies) van de commissie als uw eigen reputatie. Als u twijfelt of u een bepaalde affiliatie moet melden, vraagt u zich dan af hoe deze op het algemene publiek zou overkomen. Deze vragenlijst is een formaliteit om er zeker van te zijn dat alles volgens de regelgeving verloopt.\n \n Persoonlijke gegevens\n Voorletters, naam en titulatuur: W. E. Bijker, Prof. Dr. Ir.\n Hoofdfunctie(s)\n \n Graag functienaam en werkgever vermelden en bij meerdere functies de omvang per functie.\n \n \n \n •\n Hoogleraar emeritus, Universiteit Maastricht: 0,0 fte\n \n \n •\n Voorzitter Stuurgroep WOTRO-NWO: 0,1 fte\n \n \n •\n Adviseur Caribbean Research Program, NWO: 0,1 fte\n \n \n Nevenwerkzaamheden\n \n Graag kort per functie de werkzaamheden vermelden en of deze betaald of onbetaald zijn.\n \n \n \n •\n -\n \n \n Denkt u dat u met uw lidmaatschap van de commissie in combinatie met uw andere betaalde werkzaamheden onder het maximum blijft dat de wet normering topinkomens hanteert inzake de bezoldiging van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector? (zie voor maxima 2020: https://www.topinkomens.nl/actueel/bezoldigingsmaxima)\n Ja\n Vragenlijst\n Deze vragenlijst gaat over uw financiële en zakelijke belangen, persoonlijke relaties en overige belangen. Bij de beantwoording kunt u onderstaande vragen in het achterhoofd houden, maar u hoeft deze niet te beantwoorden.\n \n \n •\n \n Welke inschatting zou een onpartijdige burger maken van de omstandigheden of situatie?\n \n \n \n •\n \n Kan uw betrokkenheid bij deze commissie of de te geven adviezen twijfels oproepen over uw integriteit of die van uw organisatie?\n \n \n \n •\n \n Als u iemand anders in deze situatie zou zien, zou u dan vermoeden dat er sprake zou zijn van een geval van belangenverstrengeling?\n \n \n \n •\n \n Als u een advies zou geven als commissielid, zou u er dan problemen mee hebben als uw collega’s of de samenleving zich bewust werden van uw andere belangen?\n \n \n \n •\n \n Hoe zou u zich voelen als er aandacht zou worden besteed in de media?\n \n \n \n •\n \n Indien er een nauwkeurig onderzoek zou worden uitgevoerd inzake de door u voorgestelde beslissing, kan hier een uitkomst uitkomen die van publiek belang is?\n \n \n \n Financiële en zakelijke belangen\n Zou u, een persoon of een instelling die met u in verband kan worden gebracht, direct of indirect, financieel of zakelijk voor- of nadeel kunnen hebben van het door u gegeven advies in deze commissie of lidmaatschap van de commissie in bredere zin? Denk bij zakelijke belangen ook aan intellectueel eigendom, bescherming van de eigen reputatie/positie of de positie van de werkgever of andere belangenorganisaties.\n Nee\n Persoonlijke relaties\n Zijn er mensen uit uw directe omgeving die baat hebben of schade kunnen ondervinden bij een bepaalde uitkomst van de adviezen van de commissie? Denk bijvoorbeeld aan uw partner, ouders, (klein)kinderen, vrienden en naaste collega’s. Denk ook aan relaties in het verleden.\n Nee\n Heeft u enige persoonlijke of professionele gezichtspunten of vooroordelen die ertoe kunnen leiden dat anderen redelijkerwijs zouden kunnen concluderen dat u niet de juiste persoon bent om deze adviezen te geven?\n Nee\n Overige belangen\n Zijn er bij u of in uw omgeving andere dan de hierboven beschreven belangen die, als ze bekend worden, u, de commissie of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verlegenheid kunnen brengen?\n Nee\n \n Conclusie:\n \n Kunt u gelet op bovenstaande naar uw oordeel zitting nemen in de commissie?\n Ja\n Ondertekening\n Ondergetekende:\n \n Verklaart naar eer en geweten hierboven een opsomming te hebben gegeven van alle relevante relaties en belangen die hij/zij heeft;\n \n \n Verklaart het direct te zullen melden indien er tussentijds sprake is van wijzigingen in de gemelde relaties en belangen.\n \n Wiebe E. Bijker\n 13-11-2023, Eijsden\n \n Prof. dr. A. Geluk\n \n Vragenlijst inzake relaties, belangen en nevenfuncties\n Deze vragenlijst is bedoeld om inzicht te krijgen in de relaties, belangen en nevenfuncties van u als lid van een commissie. Het formulier bevat tevens een check op de Wet Normering Topinkomens. Gelieve alle gele velden in te vullen.\n Persoonlijke gegevens\n Voorletters, naam en titulatuur: A. Geluk, Prof. Dr.\n Hoofdfunctie(s)\n \n \n •\n Hoogleraar. Leerstoel: Immunodiagnostiek van mycobacteriële infectieziekten (lepra en tuberculose). Afdeling Infectieziekten, Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). 1FTE\n \n \n Nevenwerkzaamheden\n \n \n •\n Secretaris van de Q.M. Gastmann-Wichers stichting; onbezoldigd. Communicatie met bestuursleden en website bijhouden.\n \n \n •\n Lid van de WHO Task Force (Global Leprosy Programme) Bepalen van definitions, criteria and indicators for interruption of transmission and elimination of leprosy; onbezoldigd.\n \n \n •\n Lid van het Nederlands Expertise Centrum Lepra; onbezoldigd. Binnen het expertise centrum verzorgt mijn research groep de (immuno)diagnostiek van lepra patienten ism ErasmusMC.\n \n \n Denkt u dat u met uw lidmaatschap van de commissie in combinatie met uw andere betaalde werkzaamheden onder het maximum blijft dat de wet normering topinkomens hanteert inzake de bezoldiging van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector? (zie voor maxima 2020: https://www.topinkomens.nl/actueel/bezoldigingsmaxima)\n Ja\n Vragenlijst\n Financiële en zakelijke belangen\n Zou u, een persoon of een instelling die met u in verband kan worden gebracht, direct of indirect, financieel of zakelijk voor- of nadeel kunnen hebben van het door u gegeven advies in deze commissie of lidmaatschap van de commissie in bredere zin? Denk bij zakelijke belangen ook aan intellectueel eigendom, bescherming van de eigen reputatie/positie of de positie van de werkgever of andere belangenorganisaties.\n Nee\n Persoonlijke relaties\n Zijn er mensen uit uw directe omgeving die baat hebben of schade kunnen ondervinden bij een bepaalde uitkomst van de adviezen van de commissie? Denk bijvoorbeeld aan uw partner, ouders, (klein)kinderen, vrienden en naaste collega’s. Denk ook aan relaties in het verleden.\n Ja, tijdens mijn promotieonderzoek (1989-1995) aan de afdeling Immunohematologie en Bloedtransfusie (LUMC), deed ook Frank Verreck promotie onderzoek aan die afdeling. Maximaal 1x per jaar spreken wij samen met een groep van ca 10 ex-PhD studenten van die afdeling uit die tijd af om samen te dineren. Dr Verreck is nu werkzaam bij het BPRC in Rijswijk en geeft daar leiding aan de research groep die onderzoek doet naar tuberculose. In die functie, heeft hij met mij samen gewerkt aan wetenschappelijk onderzoek. Dit heeft geresulteerd in een publicatie in 2021:\n \n \n •\n \n Zhou Z, van Hooij A, Vervenne R, Sombroek \n CC, Tj\n on Kon Fat EM, Ottenhoff THM, et al. Quantitative Rapid Test for Detection and Monitoring of Active Pulmonary Tuberculosis in Nonhuman Primates. Biology. 2021;10(12).\n \n \n \n Binnen de afdeling Infectieziekten van het LUMC werken momenteel enkele directe collega’s van mij met Dr Verreck samen aan onderzoek naar ontwikkeling van vaccins voor tuberculose. Daarnaast werk ik momenteel ook met Dr. Verreck samen in het kader van onderwijsactiviteiten voor studenten van het LUMC en studenten van een internationale Summer school in 2024 die ik vanuit het LUMC organiseer. Dit betreft een bezoek aan het BPRC inclusief seminars over research aan malaria en tuberculose binnen het BPRC. Daarnaast heb ik in 1992/1993 als PhD student samen gewerkt met Prof. Dr. Ronald Bontrop die toen bij het BPRC in Rijswijk werkzaam was. Dit heeft geresulteerd in onderstaande publicaties in 1993:\n \n \n •\n \n Geluk A, Elferink DG, Slierendregt BL, van Meijgaarden KE, de Vries RR, Ottenhoff TH, et al. Evolutionary conservation of major histocompatibility complex-DR/peptide/T cell interactions in primates. J Exp Med. 1993;177(4):979-87.\n \n \n \n •\n \n Elferink BG, Geluk A, Otting N, Slierendregt BL, van Meijgaarden KE, de Vries RR, et al. The biologic importance of conserved major histocompatibility complex class II motifs in primates. Hum Immunol. 1993;38(3):201-5.\n \n \n \n Heeft u enige persoonlijke of professionele gezichtspunten of vooroordelen die er toe kunnen leiden dat anderen redelijkerwijs zouden kunnen concluderen dat u niet de juiste persoon bent om deze adviezen te geven?\n Nee\n Overige belangen\n Zijn er bij u of in uw omgeving andere dan de hierboven beschreven belangen die, als ze bekend worden, u, de commissie of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verlegenheid kunnen brengen?\n Nee\n \n Conclusie:\n \n Kunt u gelet op bovenstaande naar uw oordeel zitting nemen in de commissie?\n Ja, de persoonlijke relaties (genoemd onder punt 2.) heb ik eerder gedeeld met de voorzitter van de commissie. Deze zag genoemde relaties uit het heden en verleden niet als mogelijke belangen verstrengeling.\n Ondertekening\n Ondergetekende:\n \n Verklaart naar eer en geweten hierboven een opsomming te hebben gegeven van alle relevante relaties en belangen die hij/zij heeft;\n \n \n Verklaart het direct te zullen melden indien er tussentijds sprake is van wijzigingen in de gemelde relaties en belangen.\n \n Annemieke Geluk\n Datum 19 november 2023\n \n Prof. dr. W.A van Gool\n \n Vragenlijst inzake relaties, belangen en nevenfuncties\n Deze vragenlijst is bedoeld om inzicht te krijgen in de relaties, belangen en nevenfuncties van u als lid van een commissie. Het formulier bevat tevens een check op de Wet Normering Topinkomens. Gelieve alle gele velden in te vullen.\n Persoonlijke gegevens\n Prof. Dr. W.A. van Gool\n Hoofdfunctie(s)\n \n \n •\n Hoogleraar Neurologie, Amsterdam UMC (0,4 fte)\n \n \n Nevenwerkzaamheden\n \n \n •\n Voorzitter Stuurgroep Zorgevaluatie en Gepast Gebruik, onbezoldigd\n \n \n •\n Voorzitter ZonMW commissie Palliantie-II, vacatievergoeding\n \n \n •\n Vice-voorzitter Raad van Toezicht Hersenstichting, vacatievergoeding (tot 01-01-2024)\n \n \n •\n Penningmeester bestuur Stichting Spinoza Leerstoel, Amsterdam UMC, onbezoldigd\n \n \n •\n Lid Curatorium Hans van Crevel Leerstoel, Amsterdam UMC, onbezoldigd\n \n \n •\n Lid Raad van Advies Stichting Biowetenschappen en Maatschappij, onbezoldigd\n \n \n •\n Lid bestuur Dr. Jan Meerwaldt-stichting, onbezoldigd\n \n \n •\n Lid Comité van Aanbeveling Taskforce QRS Amsterdam, onbezoldigd\n \n \n •\n Lid Comité van Aanbeveling Stichting Farma ter Verantwoording, onbezoldigd\n \n \n •\n Lid Raad van Advies Vereniging tegen de Kwakzalverij, onbezoldigd\n \n \n Denkt u dat u met uw lidmaatschap van de commissie in combinatie met uw andere betaalde werkzaamheden onder het maximum blijft dat de wet normering topinkomens hanteert inzake de bezoldiging van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector? (zie voor maxima 2020: https://www.topinkomens.nl/actueel/bezoldigingsmaxima)\n Nee.\n Vragenlijst\n Financiële en zakelijke belangen\n Zou u, een persoon of een instelling die met u in verband kan worden gebracht, direct of indirect, financieel of zakelijk voor- of nadeel kunnen hebben van het door u gegeven advies in deze commissie of lidmaatschap van de commissie in bredere zin? Denk bij zakelijke belangen ook aan intellectueel eigendom, bescherming van de eigen reputatie/positie of de positie van de werkgever of andere belangenorganisaties.\n Nee\n Persoonlijke relaties\n Zijn er mensen uit uw directe omgeving die baat hebben of schade kunnen ondervinden bij een bepaalde uitkomst van de adviezen van de commissie? Denk bijvoorbeeld aan uw partner, ouders, (klein)kinderen, vrienden en naaste collega’s. Denk ook aan relaties in het verleden.\n Nee\n Heeft u enige persoonlijke of professionele gezichtspunten of vooroordelen die ertoe kunnen leiden dat anderen redelijkerwijs zouden kunnen concluderen dat u niet de juiste persoon bent om deze adviezen te geven?\n Nee\n Overige belangen\n Zijn er bij u of in uw omgeving andere dan de hierboven beschreven belangen die, als ze bekend worden, u, de commissie of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verlegenheid kunnen brengen?\n Nee\n \n Conclusie:\n \n Kunt u gelet op bovenstaande naar uw oordeel zitting nemen in de commissie?\n Ja\n Ondertekening\n Ondergetekende:\n \n Verklaart naar eer en geweten hierboven een opsomming te hebben gegeven van alle relevante relaties en belangen die hij/zij heeft;\n \n \n Verklaart het direct te zullen melden indien er tussentijds sprake is van wijzigingen in de gemelde relaties en belangen.\n \n W.A. van Gool,\n Amsterdam, 17 november 2023\n \n Dr. L. Krabbenborg\n \n Vragenlijst inzake relaties, belangen en nevenfuncties\n Deze vragenlijst is bedoeld om inzicht te krijgen in de relaties, belangen en nevenfuncties van u als lid van een commissie. Het formulier bevat tevens een check op de Wet Normering Topinkomens. Gelieve alle gele velden in te vullen.\n Persoonlijke gegevens\n L. Krabbenborg, dr.\n Hoofdfunctie(s)\n \n \n •\n Universitair Hoofddocent Publieke Participatie in Wetenschap en Technologieontwikkeling, Radboud Universiteit, 1.0 fte\n \n \n Nevenwerkzaamheden\n \n \n •\n Commissie Wetenschappelijke Integriteit KNAW (2023-2024) (onbetaald)\n \n \n •\n Lira Boekenfonds 2021-2024 (vacatievergoeding)\n \n \n Denkt u dat u met uw lidmaatschap van de commissie in combinatie met uw andere betaalde werkzaamheden onder het maximum blijft dat de wet normering topinkomens hanteert inzake de bezoldiging van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector? (zie voor maxima 2020: https://www.topinkomens.nl/actueel/bezoldigingsmaxima)\n JA\n Vragenlijst\n Financiële en zakelijke belangen\n Zou u, een persoon of een instelling die met u in verband kan worden gebracht, direct of indirect, financieel of zakelijk voor- of nadeel kunnen hebben van het door u gegeven advies in deze commissie of lidmaatschap van de commissie in bredere zin? Denk bij zakelijke belangen ook aan intellectueel eigendom, bescherming van de eigen reputatie/positie of de positie van de werkgever of andere belangenorganisaties.\n Nee\n Persoonlijke relaties\n Zijn er mensen uit uw directe omgeving die baat hebben of schade kunnen ondervinden bij een bepaalde uitkomst van de adviezen van de commissie? Denk bijvoorbeeld aan uw partner, ouders, (klein)kinderen, vrienden en naaste collega’s. Denk ook aan relaties in het verleden.\n Nee\n Heeft u enige persoonlijke of professionele gezichtspunten of vooroordelen die er toe kunnen leiden dat anderen redelijkerwijs zouden kunnen concluderen dat u niet de juiste persoon bent om deze adviezen te geven?\n Nee\n Overige belangen\n Zijn er bij u of in uw omgeving andere dan de hierboven beschreven belangen die, als ze bekend worden, u, de commissie of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verlegenheid kunnen brengen?\n Nee\n \n Conclusie:\n \n Kunt u gelet op bovenstaande naar uw oordeel zitting nemen in de commissie?\n Ja\n Ondertekening\n Ondergetekende:\n \n Verklaart naar eer en geweten hierboven een opsomming te hebben gegeven van alle relevante relaties en belangen die hij/zij heeft;\n \n \n Verklaart het direct te zullen melden indien er tussentijds sprake is van wijzigingen in de gemelde relaties en belangen.\n \n Lotte Krabbenborg\n 22 december 2023\n \n Prof. dr. H.G.M. Leufkens\n \n Vragenlijst inzake relaties, belangen en nevenfuncties\n Deze vragenlijst is bedoeld om inzicht te krijgen in de relaties, belangen en nevenfuncties van u als lid van een commissie. Het formulier bevat tevens een check op de Wet Normering Topinkomens. Gelieve alle gele velden in te vullen.\n Persoonlijke gegevens\n Prof dr H.G.M. Leufkens\n Hoofdfunctie(s)\n \n \n •\n Emeritus hoogleraar Geneesmiddelregulering en -beleid Universiteit Utrecht\n \n \n Nevenwerkzaamheden\n \n \n •\n zie: https://www.uu.nl/medewerkers/HGMLeufkens; alle functies zijn onbetaald of alleen vacatiegeld per vergadering.\n \n \n Denkt u dat u met uw lidmaatschap van de commissie in combinatie met uw andere betaalde werkzaamheden onder het maximum blijft dat de wet normering topinkomens hanteert inzake de bezoldiging van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector? (zie voor maxima 2020: https://www.topinkomens.nl/actueel/bezoldigingsmaxima)\n Ja\n Vragenlijst\n Financiële en zakelijke belangen\n Zou u, een persoon of een instelling die met u in verband kan worden gebracht, direct of indirect, financieel of zakelijk voor- of nadeel kunnen hebben van het door u gegeven advies in deze commissie of lidmaatschap van de commissie in bredere zin? Denk bij zakelijke belangen ook aan intellectueel eigendom, bescherming van de eigen reputatie/positie of de positie van de werkgever of andere belangenorganisaties.\n Nee\n Persoonlijke relaties\n Zijn er mensen uit uw directe omgeving die baat hebben of schade kunnen ondervinden bij een bepaalde uitkomst van de adviezen van de commissie? Denk bijvoorbeeld aan uw partner, ouders, (klein)kinderen, vrienden en naaste collega’s. Denk ook aan relaties in het verleden.\n Nee\n Heeft u enige persoonlijke of professionele gezichtspunten of vooroordelen die ertoe kunnen leiden dat anderen redelijkerwijs zouden kunnen concluderen dat u niet de juiste persoon bent om deze adviezen te geven?\n Nee\n Overige belangen\n Zijn er bij u of in uw omgeving andere dan de hierboven beschreven belangen die, als ze bekend worden, u, de commissie of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verlegenheid kunnen brengen?\n Nee\n \n Conclusie:\n \n Kunt u gelet op bovenstaande naar uw oordeel zitting nemen in de commissie?\n Ja\n Ondertekening\n Ondergetekende:\n \n Verklaart naar eer en geweten hierboven een opsomming te hebben gegeven van alle relevante relaties en belangen die hij/zij heeft;\n \n \n Verklaart het direct te zullen melden indien er tussentijds sprake is van wijzigingen in de gemelde relaties en belangen.\n \n H.G.M. Leufkens\n woensdag 29 november 2023\n \n Prof. dr. F.L.B. Meijboom\n \n Vragenlijst inzake relaties, belangen en nevenfuncties\n Deze vragenlijst is bedoeld om inzicht te krijgen in de relaties, belangen en nevenfuncties van u als lid van een commissie. Het formulier bevat tevens een check op de Wet Normering Topinkomens. Gelieve alle gele velden in te vullen.\n Persoonlijke gegevens\n Prof. dr. F.L.B. Meijboom\n Hoofdfunctie(s)\n \n \n •\n Hoogleraar Sustainable Animal Stewardship, Universiteit Utrecht, Faculteit Diergeneeskunde\n \n \n Nevenwerkzaamheden\n \n \n •\n Vice voorzitter Raad van Toezicht Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren (Dierenbescherming)(onbezoldigd)\n \n \n •\n President van de European Society for Agricultural and Food Ethics (EurSafe) (onbezoldigd)\n \n \n •\n Voorzitter Wetenschappelijk Adviescommissie Convenant Onbedwelmd Ritueel Slachten (Ministerie LNV) (betaald, vacatie ten gunste van werkgever)\n \n \n •\n Voorzitter bestuur SON Response (Stichting Olievogelopvang Nederland) (onbezoldigd)\n \n \n •\n Bestuurslid Stichting Animales (onbezoldigd)\n \n \n •\n Lid van de editorial board van het Journal of Agricultural and Environmental Ethics (Springer) (onbezoldigd)\n \n \n •\n Lid van de editorial board van het tijdschrift Food Ethics b(Springer) (onbezoldigd)\n \n \n Denkt u dat u met uw lidmaatschap van de commissie in combinatie met uw andere betaalde werkzaamheden onder het maximum blijft dat de wet normering topinkomens hanteert inzake de bezoldiging van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector? (zie voor maxima 2020: https://www.topinkomens.nl/actueel/bezoldigingsmaxima)\n Nee\n Vragenlijst\n Financiële en zakelijke belangen\n Zou u, een persoon of een instelling die met u in verband kan worden gebracht, direct of indirect, financieel of zakelijk voor- of nadeel kunnen hebben van het door u gegeven advies in deze commissie of lidmaatschap van de commissie in bredere zin? Denk bij zakelijke belangen ook aan intellectueel eigendom, bescherming van de eigen reputatie/positie of de positie van de werkgever of andere belangenorganisaties.\n Nee\n Persoonlijke relaties\n Zijn er mensen uit uw directe omgeving die baat hebben of schade kunnen ondervinden bij een bepaalde uitkomst van de adviezen van de commissie? Denk bijvoorbeeld aan uw partner, ouders, (klein)kinderen, vrienden en naaste collega’s. Denk ook aan relaties in het verleden.\n Nee\n Heeft u enige persoonlijke of professionele gezichtspunten of vooroordelen die er toe kunnen leiden dat anderen redelijkerwijs zouden kunnen concluderen dat u niet de juiste persoon bent om deze adviezen te geven?\n Nee\n Overige belangen\n Zijn er bij u of in uw omgeving andere dan de hierboven beschreven belangen die, als ze bekend worden, u, de commissie of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verlegenheid kunnen brengen?\n Nee\n \n Conclusie:\n \n Kunt u gelet op bovenstaande naar uw oordeel zitting nemen in de commissie?\n Ja\n Ondertekening\n Ondergetekende:\n \n Verklaart naar eer en geweten hierboven een opsomming te hebben gegeven van alle relevante relaties en belangen die hij/zij heeft;\n \n \n Verklaart het direct te zullen melden indien er tussentijds sprake is van wijzigingen in de gemelde relaties en belangen.\n \n F.L.B. (Franck) Meijboom\n Datum 16-11-2023\n \n Prof. dr. C.L. Mummery\n \n Vragenlijst inzake relaties, belangen en nevenfuncties\n Deze vragenlijst is bedoeld om inzicht te krijgen in de relaties, belangen en nevenfuncties van u als lid van een commissie. Het formulier bevat tevens een check op de Wet Normering Topinkomens. Gelieve alle gele velden in te vullen.\n Persoonlijke gegevens\n Voorletters, naam en titulatuur: C.L.Mummery\n Hoofdfunctie(s)\n \n \n •\n Hoogleraar Ontwikkelingsbiologie LUMC\n \n \n Nevenwerkzaamheden\n \n \n •\n SAB Hubrecht Inst, Gurdon Inst onbez\n \n \n •\n Vz RvB hDMT, Board EUROoCS onbez\n \n \n •\n SAB Mogrify, Allen Institute, Agnios, Sartorius bez\n \n \n •\n Assoc Editor Stem Cell Reports bez\n \n \n •\n Stretegieplan NFU bez\n \n \n Denkt u dat u met uw lidmaatschap van de commissie in combinatie met uw andere betaalde werkzaamheden onder het maximum blijft dat de wet normering topinkomens hanteert inzake de bezoldiging van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector? (zie voor maxima 2020: https://www.topinkomens.nl/actueel/bezoldigingsmaxima)\n Ja\n Vragenlijst\n Financiële en zakelijke belangen\n Zou u, een persoon of een instelling die met u in verband kan worden gebracht, direct of indirect, financieel of zakelijk voor- of nadeel kunnen hebben van het door u gegeven advies in deze commissie of lidmaatschap van de commissie in bredere zin? Denk bij zakelijke belangen ook aan intellectueel eigendom, bescherming van de eigen reputatie/positie of de positie van de werkgever of andere belangenorganisaties.\n Nee\n Persoonlijke relaties\n Zijn er mensen uit uw directe omgeving die baat hebben of schade kunnen ondervinden bij een bepaalde uitkomst van de adviezen van de commissie? Denk bijvoorbeeld aan uw partner, ouders, (klein)kinderen, vrienden en naaste collega’s. Denk ook aan relaties in het verleden.\n Nee\n Heeft u enige persoonlijke of professionele gezichtspunten of vooroordelen die er toe kunnen leiden dat anderen redelijkerwijs zouden kunnen concluderen dat u niet de juiste persoon bent om deze adviezen te geven?\n Nee\n Overige belangen\n Zijn er bij u of in uw omgeving andere dan de hierboven beschreven belangen die, als ze bekend worden, u, de commissie of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verlegenheid kunnen brengen?\n Nee\n \n Conclusie:\n \n Kunt u gelet op bovenstaande naar uw oordeel zitting nemen in de commissie?\n Ja\n Ondertekening\n Ondergetekende:\n \n Verklaart naar eer en geweten hierboven een opsomming te hebben gegeven van alle relevante relaties en belangen die hij/zij heeft;\n \n \n Verklaart het direct te zullen melden indien er tussentijds sprake is van wijzigingen in de gemelde relaties en belangen.\n \n Christine Mummery\n Datum 1.12.2023\n \n Prof. dr. C.P. Rovers\n \n Vragenlijst inzake relaties, belangen en nevenfuncties\n Deze vragenlijst is bedoeld om inzicht te krijgen in de relaties, belangen en nevenfuncties van u als lid van een commissie. Het formulier bevat tevens een check op de Wet Normering Topinkomens. Gelieve alle gele velden in te vullen.\n Persoonlijke gegevens\n Prof. dr. C.P. Rovers\n Hoofdfunctie(s)\n \n \n •\n Internist-infectioloog/hoogleraar Uitbraken van Infectieziekten (0,7 fte) en medisch flow manager (0,1 fte), Radboudumc\n \n \n Nevenwerkzaamheden\n \n \n •\n Lid responsteam Mpox LCI/RIVM (onbetaald)\n \n \n •\n Lid Platform Preparatie A-ziekten LCI/RIVM: doel om landelijk in de zorg beter voorbereid te zijn op uitbraken van A-ziekten met de nadruk op virale hemorragische koorts (onbetaald)\n \n \n •\n Bestuurslid ESCCAR (European Study Group on Chlamydiales, Coxiella, Anaplasma, Rickettsia and other intracellular bacteria, onbetaald)\n \n \n •\n Lid Raad van Advies Q-uestion, stichting voor mensen met Q-koorts (onbetaald)\n \n \n Denkt u dat u met uw lidmaatschap van de commissie in combinatie met uw andere betaalde werkzaamheden onder het maximum blijft dat de wet normering topinkomens hanteert inzake de bezoldiging van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector? (zie voor maxima 2020: https://www.topinkomens.nl/actueel/bezoldigingsmaxima)\n Ja\n Vragenlijst\n Financiële en zakelijke belangen\n Zou u, een persoon of een instelling die met u in verband kan worden gebracht, direct of indirect, financieel of zakelijk voor- of nadeel kunnen hebben van het door u gegeven advies in deze commissie of lidmaatschap van de commissie in bredere zin? Denk bij zakelijke belangen ook aan intellectueel eigendom, bescherming van de eigen reputatie/positie of de positie van de werkgever of andere belangenorganisaties.\n Nee\n Persoonlijke relaties\n Zijn er mensen uit uw directe omgeving die baat hebben of schade kunnen ondervinden bij een bepaalde uitkomst van de adviezen van de commissie? Denk bijvoorbeeld aan uw partner, ouders, (klein)kinderen, vrienden en naaste collega’s. Denk ook aan relaties in het verleden.\n Nee\n Heeft u enige persoonlijke of professionele gezichtspunten of vooroordelen die er toe kunnen leiden dat anderen redelijkerwijs zouden kunnen concluderen dat u niet de juiste persoon bent om deze adviezen te geven?\n Nee\n Overige belangen\n Zijn er bij u of in uw omgeving andere dan de hierboven beschreven belangen die, als ze bekend worden, u, de commissie of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verlegenheid kunnen brengen?\n Nee\n \n Conclusie:\n \n Kunt u gelet op bovenstaande naar uw oordeel zitting nemen in de commissie?\n Ja\n Ondertekening\n Ondergetekende:\n \n Verklaart naar eer en geweten hierboven een opsomming te hebben gegeven van alle relevante relaties en belangen die hij/zij heeft;\n \n \n Verklaart het direct te zullen melden indien er tussentijds sprake is van wijzigingen in de gemelde relaties en belangen.\n \n Chantal Rovers\n Datum 4-12-2023\n \n Dr. F.M.S. de Vrij\n \n Vragenlijst inzake relaties, belangen en nevenfuncties\n Deze vragenlijst is bedoeld om inzicht te krijgen in de relaties, belangen en nevenfuncties van u als lid van een commissie. Het formulier bevat tevens een check op de Wet Normering Topinkomens. Gelieve alle gele velden in te vullen.\n Persoonlijke gegevens\n Voorletters, naam en titulatuur: Dr. F.M.S de Vrij\n Hoofdfunctie(s)\n \n \n •\n Universitair Hoofddocent Erasmus MC (1,0 fte)\n \n \n Nevenwerkzaamheden\n \n \n •\n Commissielid ZonMw Open Competitie (betaald)\n \n \n •\n Adviesraad Lorentz Center Life and Medical Sciences (onbetaald)\n \n \n •\n Wetenschappelijke raad ENCORE expertise centrum (erfelijke neuro-cognitieve ontwikkelingsstoornissen Rotterdam) (onbetaald)\n \n \n •\n Commissielid interne Erasmus MC2 grants (onbetaald)\n \n \n •\n Beoordelingscomissie Research Master Neuroscience Erasmus MC (onbetaald)\n \n \n •\n Adviesraad NewTDec consortium (Amsterdam UMC N=You center for precision medicine) (onbetaald).\n \n \n Denkt u dat u met uw lidmaatschap van de commissie in combinatie met uw andere betaalde werkzaamheden onder het maximum blijft dat de wet normering topinkomens hanteert inzake de bezoldiging van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector? (zie voor maxima 2020: https://www.topinkomens.nl/actueel/bezoldigingsmaxima)\n Ja\n Vragenlijst\n Financiële en zakelijke belangen\n Zou u, een persoon of een instelling die met u in verband kan worden gebracht, direct of indirect, financieel of zakelijk voor- of nadeel kunnen hebben van het door u gegeven advies in deze commissie of lidmaatschap van de commissie in bredere zin? Denk bij zakelijke belangen ook aan intellectueel eigendom, bescherming van de eigen reputatie/positie of de positie van de werkgever of andere belangenorganisaties.\n Nee\n Persoonlijke relaties\n Zijn er mensen uit uw directe omgeving die baat hebben of schade kunnen ondervinden bij een bepaalde uitkomst van de adviezen van de commissie? Denk bijvoorbeeld aan uw partner, ouders, (klein)kinderen, vrienden en naaste collega’s. Denk ook aan relaties in het verleden.\n Nee\n Heeft u enige persoonlijke of professionele gezichtspunten of vooroordelen die er toe kunnen leiden dat anderen redelijkerwijs zouden kunnen concluderen dat u niet de juiste persoon bent om deze adviezen te geven?\n Nee\n Overige belangen\n Zijn er bij u of in uw omgeving andere dan de hierboven beschreven belangen die, als ze bekend worden, u, de commissie of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verlegenheid kunnen brengen?\n Nee\n \n Conclusie:\n \n Kunt u gelet op bovenstaande naar uw oordeel zitting nemen in de commissie?\n Ja\n Ondertekening\n Ondergetekende:\n \n Verklaart naar eer en geweten hierboven een opsomming te hebben gegeven van alle relevante relaties en belangen die hij/zij heeft;\n \n \n Verklaart het direct te zullen melden indien er tussentijds sprake is van wijzigingen in de gemelde relaties en belangen.\n \n Femke M.S. de Vrij\n Datum 20 november 2023\n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-2023\n \n2024337005-02-202405-12-2023OWB/426964322024337005-02-202405-12-2023OWB/4269643206-02-202415-11-2023", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049327/manifest.xml", "content": "2024-02-062026-07-012023-11-15tot-en-met2024-02-07T06:14:20+01:002024-02-07T06:14:20+01:00BWBR0049327.WTI2024-02-069999-12-312024-02-069999-12-312024-02-07T06:14:24+01:002024-02-07T06:14:24+01:0010537703329da4a14d435b0883b2fcd292fc2b4ae84c41e518110f401847a0b4f5fec134bb36e80289ec7a7d944f9ea65ac5d2652462aa448dd208d5f9d9236cee371b2023-11-152024-02-052024-02-069999-12-312024-02-07T06:14:24+01:002024-02-07T06:14:24+01:00115473e6a0550fbb01662955ab154d7f5c592fab328493ba1fbdf6c181d70f971b52ac136466095eaecc879312b702b16fbff5afcd13ad89ec859bcf72448377f5171c", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049328/2024-02-06_0/xml/BWBR0049328_2024-02-06_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 26 januari 2024 nr. BOACAT2024/010, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij gemeente Bloemendaal2024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/0102024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/01006-02-2024\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar gemeente Bloemendaal 20242024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/0102024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/01006-02-2024\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n Gelezen het verzoek van de gemeente Bloemendaal van 26 januari 2024 en de adviezen van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket\n Noord-Holland en de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;\n Gelet op:\n \n \n –\n \n artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 7, negende lid, van de Politiewet 2012;\n \n \n –\n \n artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n \n artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Wet op de economische delicten;\n \n \n –\n de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n2024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/0102024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/01006-02-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2.\n2024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/0102024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/01006-02-2024\n \n \n Artikel\n 2\n \n De personen, werkzaam in de functie van Boa team toezicht en handhaving in dienst van gemeente Bloemendaal, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.\n2024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/0102024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/01006-02-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein I, Openbare ruimte, zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het in het eerste lid genoemde domein.\n \n2024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/0102024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/01006-02-2024\n \n \n Artikel\n 4\n \n Op grond van dit besluit kunnen maximaal 7 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.\n2024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/0102024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/01006-02-2024\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Holland.\n \n \n 2\n Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.\n \n2024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/0102024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/01006-02-2024\n \n \n Artikel\n 6\n \n De buitengewoon opsporingsambtenaar kan de in artikel 7, eerste lid, van de Politiewet 2012 omschreven bevoegdheden uitoefenen.\n2024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/0102024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/01006-02-2024\n \n \n Artikel\n 7\n \n \n 1\n De gemeente Bloemendaal brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:\n \n \n a.\n het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;\n \n \n b.\n de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;\n \n \n c.\n de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister voor Rechtsbescherming goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.\n \n \n \n \n 2\n Dit verslag wordt toegezonden aan de in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Justis, afdeling V&T, postbus 20300, 2500 EH Den Haag.\n \n2024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/0102024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/01006-02-2024\n \n \n Artikel\n 8\n \n De individuele akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging en de overige benoemingsbescheiden van de buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van gemeente Heemstede in de functie van Boa team toezicht en handhaving, worden voor de duur van hun geldigheid of tot daarover nader zal zijn beslist, geacht te zijn afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit.\n Dit artikel brengt geen wijziging in de resterende looptijd van de afgegeven aktes.\n2024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/0102024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/01006-02-2024\n \n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.\n2024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/0102024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/01006-02-2024\n \n \n Artikel\n 10\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar gemeente Bloemendaal 2024.\n2024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/0102024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/01006-02-2024\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 26 januari 2024\n \n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n namens deze,\n \n I.M.\n Koster-Boer\n \n Operationeel manager V&T\n \n2024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/0102024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/01006-02-2024\n \n2024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/0102024329005-02-202426-01-2024BOACAT2024/01006-02-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049328/manifest.xml", "content": "2024-02-062029-02-062024-02-08T10:04:59+01:002024-02-08T10:04:59+01:00BWBR0049328.WTI2024-02-069999-12-312024-02-069999-12-312024-02-08T10:05:58+01:002024-02-08T10:05:58+01:003341193bffaf21ff92e0042974ca65e0434e383af59c95582fa4abfef84795cf49c217d9d1df1863b6dfccf316fefc753d7c56d548759cb3e6b7fe26998d76788deda", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049329/2024-02-06_0/xml/BWBR0049329_2024-02-06_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 2 februari 2024, nr. IENW/BSK-2024/29590, houdende verlening van mandaat en machtiging aan de Business Manager (Juridisch) van Vanberkel Professionals met betrekking tot het nemen van beslissingen op bezwaar en daarmee samenhangende besluiten en feitelijke handelingen in het kader van de Beleidsregel nadeelcompensatie overschrijding grenswaarden geluid luchthaven Schiphol2024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/295902024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/2959006-02-2024\n Besluit mandaat en machtiging Vanberkel Professionals2024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/295902024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/2959006-02-2024\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,\n \n Gelet op de artikelen 10:3, 10:4, 10:6 en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht;\n Gezien de schriftelijke instemming van de Business Manager (Juridisch) van Vanberkel Professionals d.d. 29 januari 2024;\n \n \n BESLUIT:\n \n2024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/295902024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/2959006-02-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begrippen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n −\n \n Awb:\n Algemene wet bestuursrecht;\n \n \n −\n \n Beleidsregel:\n Beleidsregel nadeelcompensatie overschrijding grenswaarden geluid luchthaven Schiphol;\n \n \n −\n \n Minister: Minister van Infrastructuur en Waterstaat;\n \n \n −\n \n Vanberkel Professionals: Vanberkel Professionals B.V., gevestigd aan de Bleiswijkseweg 47, 2712 PB, geregistreerd onder KVK-nummer 27337839.\n \n \n2024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/295902024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/2959006-02-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Mandaat\n \n \n 1\n De Minister verleent de Business Manager (Juridisch) van Vanberkel Professionals mandaat en machtiging om namens hem besluiten te nemen en feitelijke handelingen te verrichten in het kader van de Beleidsregel.\n \n \n 2\n Het mandaat en de machtiging, bedoeld in het eerste lid, hebben alleen betrekking op:\n \n \n a.\n het niet-ontvankelijk verklaren van een bezwaarschrift;\n \n \n b.\n het behandelen van een bezwaarschrift;\n \n \n c.\n het beslissen op een bezwaarschrift; en\n \n \n d.\n het beslissen op een ingebrekestelling in het kader van een bezwaarschrift.\n \n \n \n2024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/295902024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/2959006-02-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Machtiging\n \n \n 1\n De Business Manager (Juridisch) van Vanberkel Professionals kan machtiging verlenen voor de bevoegdheid, genoemd in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, aan onder zijn of haar verantwoordelijkheid vallende medewerkers die hij of zij geschikt acht voor het uitvoeren van deze bevoegdheid, ter voorbereiding van de besluiten die in dat kader genomen moeten worden.\n \n \n 2\n Het verlenen van machtiging, als bedoeld in het eerste lid, geschiedt schriftelijk.\n \n \n 3\n Degene die krachtens machtiging handelt, handelt overeenkomstig hetgeen in dit besluit is bepaald.\n \n \n 4\n De Business Manager (Juridisch) van Vanberkel Professionals houdt een register bij dat in ieder geval de functieomschrijving van de gemachtigde functionarissen omvat alsmede de aan deze functionarissen krachtens machtiging toegekende bevoegdheden.\n \n \n 5\n Het register, bedoeld in het vierde lid, wordt op verzoek gedeeld met de Minister.\n \n2024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/295902024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/2959006-02-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Voorschriften en instructies\n \n \n 1\n De bevoegdheden, genoemd in artikel 2, tweede lid, onderdelen a tot en met d, worden uitgeoefend binnen de grenzen en met inachtneming van het ter zake geldende recht.\n \n \n 2\n Degene aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat of machtiging is verleend, past de algemene dan wel specifieke instructies, bedoeld in artikel 10:6 van de Awb, van de Minister toe.\n \n \n 3\n Degene aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat of machtiging is verleend, oefent zijn bevoegdheid niet uit indien hij bij de te nemen beslissing een persoonlijk belang heeft als bedoeld in artikel 2:4, tweede lid, van de Awb.\n \n2024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/295902024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/2959006-02-2024\n \n \n Artikel\n 5\n Ondertekening\n \n De ondertekening van een krachtens mandaat genomen besluit of een krachtens machtiging verrichte feitelijke handeling, luidt:\n DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT,\n namens deze,\n [handtekening van de gemandateerde of gemachtigde]\n [naam van de gemandateerde of gemachtigde]\n [functie van de gemandateerde of gemachtigde]\n2024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/295902024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/2959006-02-2024\n \n \n Artikel\n 6\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte in de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt op 5 februari 2026.\n2024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/295902024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/2959006-02-2024\n \n \n Artikel\n 7\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat en machtiging Vanberkel Professionals.\n2024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/295902024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/2959006-02-2024\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,\n \n M.G.J.\n Harbers\n \n \n2024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/295902024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/2959006-02-2024\n \n2024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/295902024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/2959006-02-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049329/2024-04-19_0/xml/BWBR0049329_2024-04-19_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 2 februari 2024, nr. IENW/BSK-2024/29590, houdende verlening van mandaat en machtiging aan de Business Manager (Juridisch) van Vanberkel Professionals met betrekking tot het nemen van beslissingen op bezwaar en daarmee samenhangende besluiten en feitelijke handelingen in het kader van de Beleidsregel nadeelcompensatie overschrijding grenswaarden geluid luchthaven Schiphol2024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/295902024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/2959006-02-2024\n Besluit mandaat en machtiging Vanberkel Professionals2024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/295902024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/2959006-02-2024\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,\n \n Gelet op de artikelen 10:3, 10:4, 10:6 en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht;\n Gezien de schriftelijke instemming van de Business Manager (Juridisch) van Vanberkel Professionals d.d. 29 januari 2024;\n \n \n BESLUIT:\n \n2024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/295902024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/2959006-02-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begrippen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n −\n \n Awb:\n Algemene wet bestuursrecht;\n \n \n −\n \n Beleidsregel:\n Beleidsregel nadeelcompensatie overschrijding grenswaarden geluid luchthaven Schiphol;\n \n \n −\n \n Minister: Minister van Infrastructuur en Waterstaat;\n \n \n −\n \n Vanberkel Professionals: Vanberkel Professionals B.V., gevestigd aan de Bleiswijkseweg 47, 2712 PB, geregistreerd onder KVK-nummer 27337839.\n \n \n2024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/295902024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/2959006-02-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Mandaat\n \n \n 1\n De Minister verleent de Business Manager (Juridisch) van Vanberkel Professionals mandaat en machtiging om namens hem besluiten te nemen en feitelijke handelingen te verrichten in het kader van de Beleidsregel.\n \n \n 2\n Het mandaat en de machtiging, bedoeld in het eerste lid, hebben alleen betrekking op:\n \n \n a.\n het niet-ontvankelijk verklaren van een bezwaarschrift;\n \n \n b.\n het behandelen van een bezwaarschrift;\n \n \n c.\n het beslissen op een bezwaarschrift;\n \n \n d.\n het beslissen op een ingebrekestelling in het kader van een bezwaarschrift; en\n \n \n e.\n het behandelen van beroep en hoger beroep in bestuursrechtelijke procedures.\n \n \n \n20241223218-04-202411-04-2024IENW/BSK-2024/9094220241223218-04-202411-04-2024IENW/BSK-2024/9094219-04-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Machtiging\n \n \n 1\n De Business Manager (Juridisch) van Vanberkel Professionals kan machtiging verlenen voor de bevoegdheid, genoemd in artikel 2, tweede lid, onderdelen b en e, aan onder zijn of haar verantwoordelijkheid vallende medewerkers die hij of zij geschikt acht voor het uitvoeren van deze bevoegdheid, ter voorbereiding van de besluiten die in dat kader genomen moeten worden.\n \n \n 2\n Het verlenen van machtiging, als bedoeld in het eerste lid, geschiedt schriftelijk.\n \n \n 3\n Degene die krachtens machtiging handelt, handelt overeenkomstig hetgeen in dit besluit is bepaald.\n \n \n 4\n De Business Manager (Juridisch) van Vanberkel Professionals houdt een register bij dat in ieder geval de functieomschrijving van de gemachtigde functionarissen omvat alsmede de aan deze functionarissen krachtens machtiging toegekende bevoegdheden.\n \n \n 5\n Het register, bedoeld in het vierde lid, wordt op verzoek gedeeld met de Minister.\n \n20241223218-04-202411-04-2024IENW/BSK-2024/9094220241223218-04-202411-04-2024IENW/BSK-2024/9094219-04-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Voorschriften en instructies\n \n \n 1\n De bevoegdheden, genoemd in artikel 2, tweede lid, onderdelen a tot en met d, worden uitgeoefend binnen de grenzen en met inachtneming van het ter zake geldende recht.\n \n \n 2\n Degene aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat of machtiging is verleend, past de algemene dan wel specifieke instructies, bedoeld in artikel 10:6 van de Awb, van de Minister toe.\n \n \n 3\n Degene aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat of machtiging is verleend, oefent zijn bevoegdheid niet uit indien hij bij de te nemen beslissing een persoonlijk belang heeft als bedoeld in artikel 2:4, tweede lid, van de Awb.\n \n2024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/295902024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/2959006-02-2024\n \n \n Artikel\n 5\n Ondertekening\n \n De ondertekening van een krachtens mandaat genomen besluit of een krachtens machtiging verrichte feitelijke handeling, luidt:\n DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT,\n namens deze,\n [handtekening van de gemandateerde of gemachtigde]\n [naam van de gemandateerde of gemachtigde]\n [functie van de gemandateerde of gemachtigde]\n2024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/295902024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/2959006-02-2024\n \n \n Artikel\n 6\n Inwerkingtreding\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte in de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt op 5 februari 2026.\n2024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/295902024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/2959006-02-2024\n \n \n Artikel\n 7\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat en machtiging Vanberkel Professionals.\n2024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/295902024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/2959006-02-2024\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,\n \n M.G.J.\n Harbers\n \n \n2024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/295902024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/2959006-02-2024\n \n2024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/295902024372905-02-202402-02-2024IENW/BSK-2024/2959006-02-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049329/manifest.xml", "content": "2024-02-062026-02-052024-02-07T06:14:07+01:002024-04-20T06:41:09+02:00BWBR0049329.WTI2024-02-062024-04-182024-02-069999-12-312024-02-07T06:14:23+01:002024-04-20T06:41:25+02:0028874a0a962655db69bb008e05488d1d95ee60c7f3d73b2ede8331abde4df3ca14fab325083524f6570cdc19605336d7b17480428fe5eda07f128c7c1535809cb867e2024-04-199999-12-312024-04-199999-12-312024-04-20T06:41:25+02:002024-04-20T06:41:25+02:002921838f9ac4928084f6f87b782672b11d354a18a039d39a2b05bd9adb152b8e01674142bcc8b5f9bf1cf75eb1c9ce88f7abc9645a3976c6ae3528af19cd9c5fdc924", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049330/2023-01-01_1/xml/BWBR0049330_2023-01-01_1.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 29 januari 2024, nr. 2024-0000013768, houdende de inrichting van de Rijksschoonmaakorganisatie alsmede doorverlening van vertegenwoordigingsbevoegdheden van de directeur van de Rijksschoonmaakorganisatie (Organisatie-, Mandaat- en Volmachtbesluit RSO)2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-202301-01-2023Stcrt. 2024, 3427, datum inwerkingtreding 07-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.\n Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit Rijksschoonmaakorganisatie 2023 (OMV RSO 2023)2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-202301-01-2023Stcrt. 2024, 3427, datum inwerkingtreding 07-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n Gelet op de artikelen 3, aanhef en onderdeel k, 7, negende lid en 8, van het Organisatie-, Mandaat- en Volmachtbesluit plaatsvervangend Secretaris-Generaal 2009 SZW;\n \n \n Besluit:\n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-202301-01-2023Stcrt. 2024, 3427, datum inwerkingtreding 07-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.\n \n \n \n §\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1\n \n \n 1\n In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de directie: de directie Rijksschoonmaakorganisatie (RSO) van het Ministerie SZW;\n \n \n b.\n \n de directeur: de directeur van de Rijksschoonmaakorganisatie;\n \n \n c.\n \n het afdelingshoofd: de functionaris die leidinggeeft aan een afdeling;\n \n \n d.\n \n de clustermanager: de functionaris die rechtstreeks ressorteert onder een afdelingshoofd en die leidinggeeft aan het aan hem toegewezen cluster;\n \n \n e.\n \n de dienstverleningsmanager: de functionaris die rechtstreeks ressorteert onder het afdelingshoofd Operatie en die leiding geeft aan de aan hem toegewezen verzorgingsregio.\n \n \n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid, onder d, ressorteert de manager Human Resources Ondersteuning rechtstreeks onder de manager Human Resources.\n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-202301-01-2023Stcrt. 2024, 3427, datum inwerkingtreding 07-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-202301-01-2023Stcrt. 2024, 3427, datum inwerkingtreding 07-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.\n \n \n §\n 2\n Organisatie\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n De directie bestaat uit de volgende afdelingen:\n \n \n a.\n de afdeling Operatie;\n \n \n b.\n de afdeling Bedrijfsvoering & Bestuursondersteuning (BV& BO).\n \n \n \n \n 2\n Aan het hoofd van iedere afdeling staat een afdelingshoofd.\n \n \n 3\n De afdeling Operatie bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:\n \n \n a.\n het cluster Dienstverlening, met aan het hoofd de manager Dienstverlening;\n \n \n b.\n het cluster Verzorgingsregio’s, met aan het hoofd van iedere verzorgingsregio een dienstverleningsmanager (DVM).\n \n \n \n \n 4\n De afdeling Bedrijfsvoering en Bestuursondersteuning bestaat uit de volgende clusters:\n \n \n a.\n het cluster Human Resources (HR), met aan het hoofd de manager HR die wordt bijgestaan door de manager Human Resources Ondersteuning (HRO);\n \n \n b.\n het cluster Financiën, Facilitair & Inkoop (FF&I), met aan het hoofd de manager FF&I;\n \n \n c.\n het cluster Planning & Control (P&C), met aan het hoofd de manager P&C;\n \n \n d.\n het cluster Bestuursondersteuning (BO), met aan het hoofd het afdelingshoofd Bedrijfsvoering & Bestuursondersteuning.\n \n \n \n \n 5\n Het team accountmanagement valt rechtstreeks onder aansturing van de directeur RSO.\n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-202301-01-2023Stcrt. 2024, 3427, datum inwerkingtreding 07-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-202301-01-2023Stcrt. 2024, 3427, datum inwerkingtreding 07-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.\n \n \n §\n 3\n Verantwoordelijkheden\n \n \n Artikel\n 3\n \n Elk van de afdelingshoofden is verantwoordelijk voor:\n \n \n a.\n het bijdragen aan de strategische en bestuurlijke advisering over de doorontwikkeling van de RSO;\n \n \n b.\n het bijdragen aan het jaarplan en het meerjarenplan van de directie RSO;\n \n \n c.\n het rapporteren aan de directeur over de uitvoering van het jaarplan van de eigen afdeling;\n \n \n d.\n het uitoefenen van budgethouderschap ten aanzien van aan de afdeling toegewezen budgetten;\n \n \n e.\n het leiding geven aan de eigen afdeling, waaronder begrepen de personeelsaangelegenheden ten aanzien van de medewerkers die rechtstreeks onder hen ressorteren, de coaching van de medewerkers en het bevorderen van de sociale en functionele cohesie van de eigen afdeling;\n \n \n f.\n het voeren van functioneel beheer op systemen waarvan het afdelingshoofd de hoofdgebruiker is;\n \n \n g.\n het afleggen van verantwoording aan de directeur over de hiervoor onder a tot en met f genoemde verantwoordelijkheden.\n \n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-202301-01-2023Stcrt. 2024, 3427, datum inwerkingtreding 07-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.\n \n Artikel\n 4\n \n Elk van de clustermanagers en dienstverleningsmanagers is verantwoordelijk voor:\n \n \n a.\n het leveren van bijdragen aan het afdelingsjaarplan;\n \n \n b.\n het hiërarchisch aansturen van en dragen van de P-verantwoordelijkheid voor de medewerkers van het cluster;\n \n \n c.\n de leiding, planning en inzet van medewerkers en de toegekende budgetten en de voortgangsbewaking hiervan voor het eigen organisatieonderdeel;\n \n \n d.\n het sturen op en de realisatie van de doelen van het cluster/de verzorgingsregio binnen de gegeven strategische richting;\n \n \n e.\n het afleggen van verantwoording aan het afdelingshoofd over de hiervoor onder a tot en met d genoemde verantwoordelijkheden.\n \n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-202301-01-2023Stcrt. 2024, 3427, datum inwerkingtreding 07-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.\n \n Afdeling Operatie\n \n \n Artikel\n 5\n \n Naast het in artikel 3 gestelde, is het afdelingshoofd Operatie verantwoordelijk voor:\n \n \n a.\n het doorontwikkelen van de afdeling Operatie, waarbij invulling wordt gegeven aan de visie en waarden van de Rijksschoonmaakorganisatie;\n \n \n b.\n het aansturen van het cluster Verzorgingsregio’s;\n \n \n c.\n het accorderen van (addenda op) de dienstverleningsafspraken, voorafgaand aan definitieve vaststelling door de directeur;\n \n \n d.\n het mede vormgeven (samen met de directeur van de RSO) aan strategisch relatiemanagement met opdrachtgevers en leveranciers.\n \n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-202301-01-2023Stcrt. 2024, 3427, datum inwerkingtreding 07-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.\n \n Artikel\n 6\n \n Naast het in artikel 4 gestelde is de manager Dienstverlening verantwoordelijk voor:\n \n \n a.\n het inrichten van de operationele bedrijfsadministratie, waaronder het beheer van de informatie over dienstverleningsafspraken, het ruimtebeheer van de panden en ruimtes en het beheer van de afspraken over de budgetten met betrekking tot de panden;\n \n \n b.\n het zorgdragen voor correcte uitvoering van de werkzaamheden door de medewerkers binnen het cluster;\n \n \n c.\n het zorgdragen voor correcte uitvoering van DVA beheer;\n \n \n d.\n verdere professionalisering van de schoonmaakdienstverlening.\n \n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-202301-01-2023Stcrt. 2024, 3427, datum inwerkingtreding 07-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.\n \n Artikel\n 7\n \n Naast het in artikel 4 gestelde zijn de dienstverleningsmanagers verantwoordelijk voor:\n \n \n a.\n de organisatie van de operationele schoonmaakwerkzaamheden en alle bijbehorende processen in de eigen verzorgingsregio;\n \n \n b.\n het voeren van accountgesprekken en het in overleg treden met individuele opdrachtgevers in het eigen verzorgingsgebied op operationeel niveau;\n \n \n c.\n de tactische en operationele voorbereiding van de start of wijziging van schoonmaakdienstverlening bij opdrachtgevers die aansluiten op de dienstverlening van de Rijksschoonmaakorganisatie.\n \n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-202301-01-2023Stcrt. 2024, 3427, datum inwerkingtreding 07-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-202301-01-2023Stcrt. 2024, 3427, datum inwerkingtreding 07-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze afdeling. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.\n \n Afdeling Bedrijfsvoering  & Bestuursondersteuning\n \n \n Artikel\n 8\n \n Naast het in artikel 3 gestelde is het afdelingshoofd Bedrijfsvoering  & Bestuursondersteuning verantwoordelijk voor:\n \n \n a.\n het doorontwikkelen van de afdeling Bedrijfsvoering & Bestuursondersteuning, waarbij invulling wordt gegeven aan de visie en waarden van de Rijksschoonmaakorganisatie;\n \n \n b.\n het opstellen en monitoren van het jaarplan en meerjarenplan, de managementinformatie, de sturingsinformatie en de jaarverantwoording en het jaarverslag;\n \n \n c.\n het stellen van kaders en het adviseren op het gebied van de bedrijfsvoeringsaspecten, zoals vastgesteld door de directeur, mede op basis van rijksbrede en departementale kaders;\n \n \n d.\n de regievoering op de dienstverlening belegd bij of afgenomen via rijkspartners op het gebied van de bedrijfsvoeringsaspecten;\n \n \n e.\n het aanbesteden in overleg met RIS en/of Inkoopcategorie, het contracteren, het contractmanagement en de voortgangsbewaking van de dienstverlening die door externe leveranciers wordt verricht;\n \n \n f.\n het aansturen van het cluster Bestuursondersteuning;\n \n \n g.\n het bestellen, accorderen, betaalbaar stellen en verzenden van uitgaande facturen en het beheer hierop.\n \n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-202301-01-2023Stcrt. 2024, 3427, datum inwerkingtreding 07-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.\n \n Artikel\n 9\n \n \n 1\n Naast het in artikel 4 gestelde is de manager Human Resources verantwoordelijk voor:\n \n \n a.\n de implementatie en nadere uitwerking van kaderstelling, het advies met betrekking tot organisatie en personeel en de daaraan verbonden juridische aspecten, mede op basis van rijksbrede en departementale kaders;\n \n \n b.\n het adviseren en ondersteunen van de directeur in zijn hoedanigheid als bestuurder in de zin van de Wet op de Ondernemingsraden.\n \n \n \n \n 2\n De manager Human Resources wordt bijgestaan door de rechtstreeks onder hem ressorterende manager Human Resources Ondersteuning, die verantwoordelijk is voor:\n \n \n a.\n de inrichting en uitvoering van de administratieve ondersteuning met betrekking tot organisatie en personeel;\n \n \n b.\n het afleggen van verantwoording aan de manager Human Resources over de onder a genoemde verantwoordelijkheden.\n \n \n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-202301-01-2023Stcrt. 2024, 3427, datum inwerkingtreding 07-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.\n \n Artikel\n 10\n \n Naast het onder artikel 4 gestelde is de manager Financiën, Facilitair & Inkoop verantwoordelijk voor:\n \n \n a.\n het voeren van een correcte financiële, facilitaire en inkoopadministratie waarmee doelmatigheid en rechtmatigheid van handelen gewaarborgd worden;\n \n \n b.\n toepassing van rijksbreed beleid, inclusief het nemen van besluiten binnen het gestelde financiële mandaat en het eventueel opstellen van nadere kaders, processen of uitvoeringsbeleid specifiek ten aanzien van financieel beheer, contractmanagement en inkoop, alsook de facilitaire administratie op het gebied van vervoer en ICT-middelen en -systemen.\n \n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-202301-01-2023Stcrt. 2024, 3427, datum inwerkingtreding 07-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.\n \n Artikel\n 11\n \n Naast het onder artikel 4 gestelde is de manager Planning & Control verantwoordelijk voor:\n \n \n a.\n het zorgdragen voor de regie op de (RSO)cyclus van plannen, begroten, verantwoorden en bijsturen, inclusief de inrichting van het integraal risicomanagement;\n \n \n b.\n het zorgdragen voor correct beheer en onderhoud van het tariferingsmodel;\n \n \n c.\n het verder professionaliseren en optimaliseren van de administratieve organisatie en het uitoefenen van controle op de deugdelijkheid van de administratieve organisatie.\n \n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-202301-01-2023Stcrt. 2024, 3427, datum inwerkingtreding 07-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-202301-01-2023Stcrt. 2024, 3427, datum inwerkingtreding 07-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze afdeling. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-202301-01-2023Stcrt. 2024, 3427, datum inwerkingtreding 07-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.\n \n \n §\n 4\n Bevoegdheden\n \n \n Artikel\n 12\n \n \n 1\n Aan de afdelingshoofden, clustermanagers en dienstverleningsmanagers wordt volmacht en machtiging verleend met betrekking tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het vaststellen en ondertekenen van stukken die betrekking hebben op de personeelsaangelegenheden van de onder elk van hen ressorterende functionarissen, met inbegrip van de uitvoering van het arbeidsomstandigheden- en ziekteverzuimbeleid, voor zover dit niet is voorbehouden aan de secretaris-generaal, dan wel de plaatsvervangend secretaris-generaal.\n \n \n 2\n Voor de clustermanagers en dienstverleningsmanagers ziet het in het eerste lid gestelde op:\n \n \n a.\n het geven van een waarschuwing;\n \n \n b.\n het doorvoeren van wijzigingen in de arbeidsovereenkomst betreffende arbeidsduur, taken, het (tijdelijk) opdragen van andere werkzaamheden en wijziging van de werklocatie van de medewerker;\n \n \n c.\n het geven van een waarschuwing of het stopzetten dan wel opschorten van betaling van het maandinkomen wegens niet-meewerken aan re-integratie bij ziekteverzuim;\n \n \n d.\n het toekennen of wijzigen van toelagen en het niet-toekennen van periodieken;\n \n \n e.\n het toekennen en wijzigen van verlof.\n \n \n \n \n 3\n In aanvulling op het eerste lid, wordt aan de afdelingshoofden volmacht en machtiging verleend tot:\n \n \n a.\n het aangaan of wijzigen van al dan niet tijdelijke arbeidsovereenkomsten en detacheringsovereenkomsten van onder hen ressorterende functionarissen die vallen onder de laatstelijk afgesloten collectieve\n \n \n b.\n arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren, voor zover dit niet is voorbehouden aan de secretaris-generaal, dan wel de plaatsvervangend secretaris-generaal;\n \n \n c.\n het beëindigen van arbeidsovereenkomsten wanneer dit binnen de proeftijd geschiedt, wanneer de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt, of wanneer deze eindigt op verzoek van de medewerker;\n \n \n d.\n het toekennen van extra periodieken en gratificaties (boter-bij-de-vis).\n \n \n \n \n 4\n In aanvulling op het eerste en tweede lid, wordt uitsluitend aan de directeur volmacht en machtiging verleend tot het verrichten van de volgende handelingen:\n \n \n a.\n het verlenen van ontslag op staande voet en het sluiten van beëindigingsovereenkomsten;\n \n \n b.\n het opleggen van een disciplinaire straf of ordemaatregel conform de CAO Rijk;\n \n \n c.\n het toekennen van bewuste beloningen;\n \n \n d.\n het voeren van gerechtelijke procedures en indiening van ontslagaanvragen bij het UWV.\n \n \n \n \n 5\n Alle overige personele beslissingen voor zover deze niet staan beschreven in het eerste tot en met het vierde lid, zijn uitsluitend voorbehouden aan de directeur RSO.\n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-202301-01-2023Stcrt. 2024, 3427, datum inwerkingtreding 07-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.\n \n Artikel\n 13\n \n \n 1\n De afdelingshoofden zijn gevolmachtigd tot het aangaan van overeenkomsten of bestellingen ter waarde van ten hoogste € 75.000,– inclusief btw per overeenkomst of bestelling betreffende:\n \n \n a.\n het opleiden van de onder hen ressorterende medewerkers binnen de kaders van het opleidingsplan van de directie;\n \n \n b.\n activiteiten ten behoeve van de sociale en functionele cohesie, representatieve aangelegenheden, vergaderingen en recepties voor het eigen onderdeel, binnen de daarvoor geldende departementale dan wel binnen de door de directeur vastgestelde financiële kaders;\n \n \n c.\n activiteiten ten behoeve van de re-integratie en arbeidsomstandigheden van onder hen ressorterende medewerkers.\n \n \n \n \n 2\n In aanvulling op het eerste lid, zijn afdelingshoofden gevolmachtigd tot het afroepen van personele inhuur, zoals uitzendkrachten, binnen de door de directeur vastgestelde kaders en ter waarde van ten hoogste € 200.000,– inclusief btw. Dit bedrag is per overeenkomst per ingehuurde medewerker inclusief alle verlengingen voor de gehele duur van het contract.\n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-202301-01-2023Stcrt. 2024, 3427, datum inwerkingtreding 07-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.\n \n Artikel\n 14\n \n \n 1\n De clustermanagers, dienstverleningsmanager en de manager HRO zijn gevolmachtigd tot het aangaan van overeenkomsten en bestellingen ter waarde van ten hoogste € 15.000,– inclusief btw per overeenkomst of bestelling betreffende:\n \n \n a.\n het opleiden van de onder hen ressorterende medewerkers binnen de kaders van het opleidingsplan van de directie;\n \n \n b.\n activiteiten ten behoeve van sociale en functionele cohesie, representatieve aangelegenheden, vergaderingen en recepties voor het eigen verzorgingsgebied binnen de daarvoor geldende departementale dan wel door de directeur vastgestelde (financiële) kaders;\n \n \n c.\n activiteiten ten behoeve van de re-integratie en arbeidsomstandigheden van onder hen ressorterende medewerkers binnen de kaders van het re-integratieproces.\n \n \n \n \n 2\n In aanvulling op het eerste lid zijn de dienstverleningsmanagers gevolmachtigd tot:\n \n \n a.\n het afroepen van uitzendkrachten ten behoeve van het eigen verzorgingsgebied binnen de door de afdelingsmanager Operatie vastgestelde kaders;\n \n \n b.\n het doen van bestellingen met betrekking tot de schoonmaakdienstverlening binnen de door de afdelingsmanager Operatie vastgestelde (financiële) kaders.\n \n \n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-202301-01-2023Stcrt. 2024, 3427, datum inwerkingtreding 07-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.\n \n Artikel\n 15\n \n \n 1\n Bij afwezigheid of verhindering van de directeur worden, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens taken en bevoegdheden waargenomen door het afdelingshoofd Operatie.\n \n \n 2\n Bij gelijktijdige afwezigheid of verhindering van de directeur en het afdelingshoofd Operatie, worden voor de duur van de afwezigheid of verhindering, de taken en bevoegdheden van de directeur waargenomen door het afdelingshoofd Bedrijfsvoering & Bestuursondersteuning.\n \n \n 3\n Bij gelijktijdige afwezigheid of verhindering van de directeur en zowel het afdelingshoofd Operatie als het afdelingshoofd Bedrijfsvoering & Bestuursondersteuning, worden voor de duur van de afwezigheid of verhindering, de taken en bevoegdheden van de directeur waargenomen door een specifiek daartoe aangewezen functionaris.\n \n \n 4\n In uitzondering op het eerste tot en met het derde lid, worden bij afwezigheid of verhindering van de directeur, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens taken en bevoegdheden als bestuurder in de contacten met de Ondernemingsraad waargenomen door de plaatsvervangend secretaris-generaal SZW.\n \n \n 5\n In uitzondering op het eerste tot en met het derde lid, wordt het door de secretaris-generaal SZW verleende mandaat aan de directeur voor het afnemen van de eed en belofte, bij afwezigheid of verhindering van de directeur, niet doorverleend aan diens waarnemers.\n \n \n 6\n Bij afwezigheid of verhindering van het afdelingshoofd Operatie worden, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens taken en bevoegdheden als afdelingshoofd Operatie waargenomen door de manager Dienstverlening.\n \n \n 7\n Bij afwezigheid of verhindering van het afdelingshoofd Bedrijfsvoering & Bestuursondersteuning worden, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens taken en bevoegdheden als afdelingshoofd Bedrijfsvoering & Bestuursondersteuning (geheel of gedeeltelijk en afhankelijk van de situatie) waargenomen door (één van) de managers van de afdeling P&C, HR en FF&I.\n \n \n 8\n Bij afwezigheid of verhindering van de manager Dienstverlening worden, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens taken en bevoegdheden als manager Dienstverlening waargenomen door de senior regisseur Dienstverlening. Uitsluitend financiële aangelegenheden gerelateerd aan DVA-beheer kunnen in deze situatie worden waargenomen door de coördinator DVA-beheer.\n \n \n 9\n Bij afwezigheid of verhindering van de manager Human Resources worden, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens taken en bevoegdheden als manager Human Resources waargenomen door de manager Human Resources Ondersteuning.\n \n \n 10\n Bij afwezigheid of verhindering van de manager Facilitair, Financiën en Inkoop worden, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens taken en bevoegdheden als manager FF&I waargenomen door de coördinator van het team Financieel Beheer.\n \n \n 11\n Bij afwezigheid of verhindering van de manager Planning & Control worden, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens taken en bevoegdheden als manager P&C, waargenomen door de Business Controller.\n \n \n 12\n Bij afwezigheid of verhindering van een dienstverleningsmanager worden, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens taken en bevoegdheden geheel of gedeeltelijk waargenomen door een of meer aan te wijzen dienstverleningsmanagers.\n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-202301-01-2023Stcrt. 2024, 3427, datum inwerkingtreding 07-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-202301-01-2023Stcrt. 2024, 3427, datum inwerkingtreding 07-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.\n \n \n §\n 5\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 16\n \n \n 1\n Het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit Rijksschoonmaakorganisatie 2019 wordt ingetrokken.\n \n \n 2\n Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2023.\n \n \n 3\n Deze regeling wordt aangehaald als: Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit Rijksschoonmaakorganisatie 2023 (OMV RSO 2023).\n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-202301-01-2023Stcrt. 2024, 3427, datum inwerkingtreding 07-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-202301-01-2023Stcrt. 2024, 3427, datum inwerkingtreding 07-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze paragraaf. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.\n \n \n \n Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 29 januari 2024\n \n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n namens deze,\n \n R.\n Gans\n \n Directeur Rijksschoonmaakorganisatie\n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-202301-01-2023Stcrt. 2024, 3427, datum inwerkingtreding 07-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.\n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-2023", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049330/2024-02-07_0/xml/BWBR0049330_2024-02-07_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 29 januari 2024, nr. 2024-0000013768, houdende de inrichting van de Rijksschoonmaakorganisatie alsmede doorverlening van vertegenwoordigingsbevoegdheden van de directeur van de Rijksschoonmaakorganisatie (Organisatie-, Mandaat- en Volmachtbesluit RSO)2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-2023\n Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit Rijksschoonmaakorganisatie 2023 (OMV RSO 2023)2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-2023\n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n \n Gelet op de artikelen 3, aanhef en onderdeel k, 7, negende lid en 8, van het Organisatie-, Mandaat- en Volmachtbesluit plaatsvervangend Secretaris-Generaal 2009 SZW;\n \n \n Besluit:\n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-2023\n \n \n \n §\n 1\n Algemeen\n \n \n Artikel\n 1\n \n \n 1\n In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n de directie: de directie Rijksschoonmaakorganisatie (RSO) van het Ministerie SZW;\n \n \n b.\n \n de directeur: de directeur van de Rijksschoonmaakorganisatie;\n \n \n c.\n \n het afdelingshoofd: de functionaris die leidinggeeft aan een afdeling;\n \n \n d.\n \n de clustermanager: de functionaris die rechtstreeks ressorteert onder een afdelingshoofd en die leidinggeeft aan het aan hem toegewezen cluster;\n \n \n e.\n \n de dienstverleningsmanager: de functionaris die rechtstreeks ressorteert onder het afdelingshoofd Operatie en die leiding geeft aan de aan hem toegewezen verzorgingsregio.\n \n \n \n \n 2\n In afwijking van het eerste lid, onder d, ressorteert de manager Human Resources Ondersteuning rechtstreeks onder de manager Human Resources.\n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-20232024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-2023\n \n \n §\n 2\n Organisatie\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n De directie bestaat uit de volgende afdelingen:\n \n \n a.\n de afdeling Operatie;\n \n \n b.\n de afdeling Bedrijfsvoering & Bestuursondersteuning (BV& BO).\n \n \n \n \n 2\n Aan het hoofd van iedere afdeling staat een afdelingshoofd.\n \n \n 3\n De afdeling Operatie bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:\n \n \n a.\n het cluster Dienstverlening, met aan het hoofd de manager Dienstverlening;\n \n \n b.\n het cluster Verzorgingsregio’s, met aan het hoofd van iedere verzorgingsregio een dienstverleningsmanager (DVM).\n \n \n \n \n 4\n De afdeling Bedrijfsvoering en Bestuursondersteuning bestaat uit de volgende clusters:\n \n \n a.\n het cluster Human Resources (HR), met aan het hoofd de manager HR die wordt bijgestaan door de manager Human Resources Ondersteuning (HRO);\n \n \n b.\n het cluster Financiën, Facilitair & Inkoop (FF&I), met aan het hoofd de manager FF&I;\n \n \n c.\n het cluster Planning & Control (P&C), met aan het hoofd de manager P&C;\n \n \n d.\n het cluster Bestuursondersteuning (BO), met aan het hoofd het afdelingshoofd Bedrijfsvoering & Bestuursondersteuning.\n \n \n \n \n 5\n Het team accountmanagement valt rechtstreeks onder aansturing van de directeur RSO.\n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-20232024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-2023\n \n \n §\n 3\n Verantwoordelijkheden\n \n \n Artikel\n 3\n \n Elk van de afdelingshoofden is verantwoordelijk voor:\n \n \n a.\n het bijdragen aan de strategische en bestuurlijke advisering over de doorontwikkeling van de RSO;\n \n \n b.\n het bijdragen aan het jaarplan en het meerjarenplan van de directie RSO;\n \n \n c.\n het rapporteren aan de directeur over de uitvoering van het jaarplan van de eigen afdeling;\n \n \n d.\n het uitoefenen van budgethouderschap ten aanzien van aan de afdeling toegewezen budgetten;\n \n \n e.\n het leiding geven aan de eigen afdeling, waaronder begrepen de personeelsaangelegenheden ten aanzien van de medewerkers die rechtstreeks onder hen ressorteren, de coaching van de medewerkers en het bevorderen van de sociale en functionele cohesie van de eigen afdeling;\n \n \n f.\n het voeren van functioneel beheer op systemen waarvan het afdelingshoofd de hoofdgebruiker is;\n \n \n g.\n het afleggen van verantwoording aan de directeur over de hiervoor onder a tot en met f genoemde verantwoordelijkheden.\n \n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-2023\n \n Artikel\n 4\n \n Elk van de clustermanagers en dienstverleningsmanagers is verantwoordelijk voor:\n \n \n a.\n het leveren van bijdragen aan het afdelingsjaarplan;\n \n \n b.\n het hiërarchisch aansturen van en dragen van de P-verantwoordelijkheid voor de medewerkers van het cluster;\n \n \n c.\n de leiding, planning en inzet van medewerkers en de toegekende budgetten en de voortgangsbewaking hiervan voor het eigen organisatieonderdeel;\n \n \n d.\n het sturen op en de realisatie van de doelen van het cluster/de verzorgingsregio binnen de gegeven strategische richting;\n \n \n e.\n het afleggen van verantwoording aan het afdelingshoofd over de hiervoor onder a tot en met d genoemde verantwoordelijkheden.\n \n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-2023\n \n Afdeling Operatie\n \n \n Artikel\n 5\n \n Naast het in artikel 3 gestelde, is het afdelingshoofd Operatie verantwoordelijk voor:\n \n \n a.\n het doorontwikkelen van de afdeling Operatie, waarbij invulling wordt gegeven aan de visie en waarden van de Rijksschoonmaakorganisatie;\n \n \n b.\n het aansturen van het cluster Verzorgingsregio’s;\n \n \n c.\n het accorderen van (addenda op) de dienstverleningsafspraken, voorafgaand aan definitieve vaststelling door de directeur;\n \n \n d.\n het mede vormgeven (samen met de directeur van de RSO) aan strategisch relatiemanagement met opdrachtgevers en leveranciers.\n \n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-2023\n \n Artikel\n 6\n \n Naast het in artikel 4 gestelde is de manager Dienstverlening verantwoordelijk voor:\n \n \n a.\n het inrichten van de operationele bedrijfsadministratie, waaronder het beheer van de informatie over dienstverleningsafspraken, het ruimtebeheer van de panden en ruimtes en het beheer van de afspraken over de budgetten met betrekking tot de panden;\n \n \n b.\n het zorgdragen voor correcte uitvoering van de werkzaamheden door de medewerkers binnen het cluster;\n \n \n c.\n het zorgdragen voor correcte uitvoering van DVA beheer;\n \n \n d.\n verdere professionalisering van de schoonmaakdienstverlening.\n \n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-2023\n \n Artikel\n 7\n \n Naast het in artikel 4 gestelde zijn de dienstverleningsmanagers verantwoordelijk voor:\n \n \n a.\n de organisatie van de operationele schoonmaakwerkzaamheden en alle bijbehorende processen in de eigen verzorgingsregio;\n \n \n b.\n het voeren van accountgesprekken en het in overleg treden met individuele opdrachtgevers in het eigen verzorgingsgebied op operationeel niveau;\n \n \n c.\n de tactische en operationele voorbereiding van de start of wijziging van schoonmaakdienstverlening bij opdrachtgevers die aansluiten op de dienstverlening van de Rijksschoonmaakorganisatie.\n \n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-20232024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-2023\n \n Afdeling Bedrijfsvoering  & Bestuursondersteuning\n \n \n Artikel\n 8\n \n Naast het in artikel 3 gestelde is het afdelingshoofd Bedrijfsvoering  & Bestuursondersteuning verantwoordelijk voor:\n \n \n a.\n het doorontwikkelen van de afdeling Bedrijfsvoering & Bestuursondersteuning, waarbij invulling wordt gegeven aan de visie en waarden van de Rijksschoonmaakorganisatie;\n \n \n b.\n het opstellen en monitoren van het jaarplan en meerjarenplan, de managementinformatie, de sturingsinformatie en de jaarverantwoording en het jaarverslag;\n \n \n c.\n het stellen van kaders en het adviseren op het gebied van de bedrijfsvoeringsaspecten, zoals vastgesteld door de directeur, mede op basis van rijksbrede en departementale kaders;\n \n \n d.\n de regievoering op de dienstverlening belegd bij of afgenomen via rijkspartners op het gebied van de bedrijfsvoeringsaspecten;\n \n \n e.\n het aanbesteden in overleg met RIS en/of Inkoopcategorie, het contracteren, het contractmanagement en de voortgangsbewaking van de dienstverlening die door externe leveranciers wordt verricht;\n \n \n f.\n het aansturen van het cluster Bestuursondersteuning;\n \n \n g.\n het bestellen, accorderen, betaalbaar stellen en verzenden van uitgaande facturen en het beheer hierop.\n \n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-2023\n \n Artikel\n 9\n \n \n 1\n Naast het in artikel 4 gestelde is de manager Human Resources verantwoordelijk voor:\n \n \n a.\n de implementatie en nadere uitwerking van kaderstelling, het advies met betrekking tot organisatie en personeel en de daaraan verbonden juridische aspecten, mede op basis van rijksbrede en departementale kaders;\n \n \n b.\n het adviseren en ondersteunen van de directeur in zijn hoedanigheid als bestuurder in de zin van de Wet op de Ondernemingsraden.\n \n \n \n \n 2\n De manager Human Resources wordt bijgestaan door de rechtstreeks onder hem ressorterende manager Human Resources Ondersteuning, die verantwoordelijk is voor:\n \n \n a.\n de inrichting en uitvoering van de administratieve ondersteuning met betrekking tot organisatie en personeel;\n \n \n b.\n het afleggen van verantwoording aan de manager Human Resources over de onder a genoemde verantwoordelijkheden.\n \n \n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-2023\n \n Artikel\n 10\n \n Naast het onder artikel 4 gestelde is de manager Financiën, Facilitair & Inkoop verantwoordelijk voor:\n \n \n a.\n het voeren van een correcte financiële, facilitaire en inkoopadministratie waarmee doelmatigheid en rechtmatigheid van handelen gewaarborgd worden;\n \n \n b.\n toepassing van rijksbreed beleid, inclusief het nemen van besluiten binnen het gestelde financiële mandaat en het eventueel opstellen van nadere kaders, processen of uitvoeringsbeleid specifiek ten aanzien van financieel beheer, contractmanagement en inkoop, alsook de facilitaire administratie op het gebied van vervoer en ICT-middelen en -systemen.\n \n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-2023\n \n Artikel\n 11\n \n Naast het onder artikel 4 gestelde is de manager Planning & Control verantwoordelijk voor:\n \n \n a.\n het zorgdragen voor de regie op de (RSO)cyclus van plannen, begroten, verantwoorden en bijsturen, inclusief de inrichting van het integraal risicomanagement;\n \n \n b.\n het zorgdragen voor correct beheer en onderhoud van het tariferingsmodel;\n \n \n c.\n het verder professionaliseren en optimaliseren van de administratieve organisatie en het uitoefenen van controle op de deugdelijkheid van de administratieve organisatie.\n \n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-20232024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-20232024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-2023\n \n \n §\n 4\n Bevoegdheden\n \n \n Artikel\n 12\n \n \n 1\n Aan de afdelingshoofden, clustermanagers en dienstverleningsmanagers wordt volmacht en machtiging verleend met betrekking tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en het vaststellen en ondertekenen van stukken die betrekking hebben op de personeelsaangelegenheden van de onder elk van hen ressorterende functionarissen, met inbegrip van de uitvoering van het arbeidsomstandigheden- en ziekteverzuimbeleid, voor zover dit niet is voorbehouden aan de secretaris-generaal, dan wel de plaatsvervangend secretaris-generaal.\n \n \n 2\n Voor de clustermanagers en dienstverleningsmanagers ziet het in het eerste lid gestelde op:\n \n \n a.\n het geven van een waarschuwing;\n \n \n b.\n het doorvoeren van wijzigingen in de arbeidsovereenkomst betreffende arbeidsduur, taken, het (tijdelijk) opdragen van andere werkzaamheden en wijziging van de werklocatie van de medewerker;\n \n \n c.\n het geven van een waarschuwing of het stopzetten dan wel opschorten van betaling van het maandinkomen wegens niet-meewerken aan re-integratie bij ziekteverzuim;\n \n \n d.\n het toekennen of wijzigen van toelagen en het niet-toekennen van periodieken;\n \n \n e.\n het toekennen en wijzigen van verlof.\n \n \n \n \n 3\n In aanvulling op het eerste lid, wordt aan de afdelingshoofden volmacht en machtiging verleend tot:\n \n \n a.\n het aangaan of wijzigen van al dan niet tijdelijke arbeidsovereenkomsten en detacheringsovereenkomsten van onder hen ressorterende functionarissen die vallen onder de laatstelijk afgesloten collectieve\n \n \n b.\n arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren, voor zover dit niet is voorbehouden aan de secretaris-generaal, dan wel de plaatsvervangend secretaris-generaal;\n \n \n c.\n het beëindigen van arbeidsovereenkomsten wanneer dit binnen de proeftijd geschiedt, wanneer de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt, of wanneer deze eindigt op verzoek van de medewerker;\n \n \n d.\n het toekennen van extra periodieken en gratificaties (boter-bij-de-vis).\n \n \n \n \n 4\n In aanvulling op het eerste en tweede lid, wordt uitsluitend aan de directeur volmacht en machtiging verleend tot het verrichten van de volgende handelingen:\n \n \n a.\n het verlenen van ontslag op staande voet en het sluiten van beëindigingsovereenkomsten;\n \n \n b.\n het opleggen van een disciplinaire straf of ordemaatregel conform de CAO Rijk;\n \n \n c.\n het toekennen van bewuste beloningen;\n \n \n d.\n het voeren van gerechtelijke procedures en indiening van ontslagaanvragen bij het UWV.\n \n \n \n \n 5\n Alle overige personele beslissingen voor zover deze niet staan beschreven in het eerste tot en met het vierde lid, zijn uitsluitend voorbehouden aan de directeur RSO.\n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-2023\n \n Artikel\n 13\n \n \n 1\n De afdelingshoofden zijn gevolmachtigd tot het aangaan van overeenkomsten of bestellingen ter waarde van ten hoogste € 75.000,– inclusief btw per overeenkomst of bestelling betreffende:\n \n \n a.\n het opleiden van de onder hen ressorterende medewerkers binnen de kaders van het opleidingsplan van de directie;\n \n \n b.\n activiteiten ten behoeve van de sociale en functionele cohesie, representatieve aangelegenheden, vergaderingen en recepties voor het eigen onderdeel, binnen de daarvoor geldende departementale dan wel binnen de door de directeur vastgestelde financiële kaders;\n \n \n c.\n activiteiten ten behoeve van de re-integratie en arbeidsomstandigheden van onder hen ressorterende medewerkers.\n \n \n \n \n 2\n In aanvulling op het eerste lid, zijn afdelingshoofden gevolmachtigd tot het afroepen van personele inhuur, zoals uitzendkrachten, binnen de door de directeur vastgestelde kaders en ter waarde van ten hoogste € 200.000,– inclusief btw. Dit bedrag is per overeenkomst per ingehuurde medewerker inclusief alle verlengingen voor de gehele duur van het contract.\n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-2023\n \n Artikel\n 14\n \n \n 1\n De clustermanagers, dienstverleningsmanager en de manager HRO zijn gevolmachtigd tot het aangaan van overeenkomsten en bestellingen ter waarde van ten hoogste € 15.000,– inclusief btw per overeenkomst of bestelling betreffende:\n \n \n a.\n het opleiden van de onder hen ressorterende medewerkers binnen de kaders van het opleidingsplan van de directie;\n \n \n b.\n activiteiten ten behoeve van sociale en functionele cohesie, representatieve aangelegenheden, vergaderingen en recepties voor het eigen verzorgingsgebied binnen de daarvoor geldende departementale dan wel door de directeur vastgestelde (financiële) kaders;\n \n \n c.\n activiteiten ten behoeve van de re-integratie en arbeidsomstandigheden van onder hen ressorterende medewerkers binnen de kaders van het re-integratieproces.\n \n \n \n \n 2\n In aanvulling op het eerste lid zijn de dienstverleningsmanagers gevolmachtigd tot:\n \n \n a.\n het afroepen van uitzendkrachten ten behoeve van het eigen verzorgingsgebied binnen de door de afdelingsmanager Operatie vastgestelde kaders;\n \n \n b.\n het doen van bestellingen met betrekking tot de schoonmaakdienstverlening binnen de door de afdelingsmanager Operatie vastgestelde (financiële) kaders.\n \n \n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-2023\n \n Artikel\n 15\n \n \n 1\n Bij afwezigheid of verhindering van de directeur worden, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens taken en bevoegdheden waargenomen door het afdelingshoofd Operatie.\n \n \n 2\n Bij gelijktijdige afwezigheid of verhindering van de directeur en het afdelingshoofd Operatie, worden voor de duur van de afwezigheid of verhindering, de taken en bevoegdheden van de directeur waargenomen door het afdelingshoofd Bedrijfsvoering & Bestuursondersteuning.\n \n \n 3\n Bij gelijktijdige afwezigheid of verhindering van de directeur en zowel het afdelingshoofd Operatie als het afdelingshoofd Bedrijfsvoering & Bestuursondersteuning, worden voor de duur van de afwezigheid of verhindering, de taken en bevoegdheden van de directeur waargenomen door een specifiek daartoe aangewezen functionaris.\n \n \n 4\n In uitzondering op het eerste tot en met het derde lid, worden bij afwezigheid of verhindering van de directeur, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens taken en bevoegdheden als bestuurder in de contacten met de Ondernemingsraad waargenomen door de plaatsvervangend secretaris-generaal SZW.\n \n \n 5\n In uitzondering op het eerste tot en met het derde lid, wordt het door de secretaris-generaal SZW verleende mandaat aan de directeur voor het afnemen van de eed en belofte, bij afwezigheid of verhindering van de directeur, niet doorverleend aan diens waarnemers.\n \n \n 6\n Bij afwezigheid of verhindering van het afdelingshoofd Operatie worden, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens taken en bevoegdheden als afdelingshoofd Operatie waargenomen door de manager Dienstverlening.\n \n \n 7\n Bij afwezigheid of verhindering van het afdelingshoofd Bedrijfsvoering & Bestuursondersteuning worden, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens taken en bevoegdheden als afdelingshoofd Bedrijfsvoering & Bestuursondersteuning (geheel of gedeeltelijk en afhankelijk van de situatie) waargenomen door (één van) de managers van de afdeling P&C, HR en FF&I.\n \n \n 8\n Bij afwezigheid of verhindering van de manager Dienstverlening worden, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens taken en bevoegdheden als manager Dienstverlening waargenomen door de senior regisseur Dienstverlening. Uitsluitend financiële aangelegenheden gerelateerd aan DVA-beheer kunnen in deze situatie worden waargenomen door de coördinator DVA-beheer.\n \n \n 9\n Bij afwezigheid of verhindering van de manager Human Resources worden, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens taken en bevoegdheden als manager Human Resources waargenomen door de manager Human Resources Ondersteuning.\n \n \n 10\n Bij afwezigheid of verhindering van de manager Facilitair, Financiën en Inkoop worden, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens taken en bevoegdheden als manager FF&I waargenomen door de coördinator van het team Financieel Beheer.\n \n \n 11\n Bij afwezigheid of verhindering van de manager Planning & Control worden, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens taken en bevoegdheden als manager P&C, waargenomen door de Business Controller.\n \n \n 12\n Bij afwezigheid of verhindering van een dienstverleningsmanager worden, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens taken en bevoegdheden geheel of gedeeltelijk waargenomen door een of meer aan te wijzen dienstverleningsmanagers.\n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-20232024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-2023\n \n \n §\n 5\n Slotbepalingen\n \n \n Artikel\n 16\n \n \n 1\n Het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit Rijksschoonmaakorganisatie 2019 wordt ingetrokken.\n \n \n 2\n Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2023.\n \n \n 3\n Deze regeling wordt aangehaald als: Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit Rijksschoonmaakorganisatie 2023 (OMV RSO 2023).\n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-20232024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-2023\n \n \n \n Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 29 januari 2024\n \n \n \n De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,\n namens deze,\n \n R.\n Gans\n \n Directeur Rijksschoonmaakorganisatie\n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-2023\n \n2024342706-02-202429-01-20242024-00000137682024342706-02-202429-01-20242024-000001376807-02-202401-01-2023", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049330/manifest.xml", "content": "2024-02-072023-01-01tot-en-met2024-02-08T10:04:34+01:002024-09-21T06:10:25+02:00BWBR0049330.WTI2023-01-012024-02-062024-02-079999-12-312024-02-08T10:05:12+01:002024-09-21T06:10:52+02:00115269815f00aa4861e8ff63efad67f14b1ea7198bbc69966c27273cbe241c64246f3f3cbd3ed0961247f46ff6f9c20e92617620935cdd397c08b04a9bbd3693e8329e2024-02-079999-12-312024-02-079999-12-312024-02-08T10:05:12+01:002024-09-21T06:10:47+02:0010162703f9ff0bb28ef0b8977eaf26615d326e1c78b5805e0eae7b83a0e0c007a9f3a242e34bf2451906a76e478c0e680d90765625dfa3ee4cf655e26d33b26b9a1999", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049331/2024-02-06_0/xml/BWBR0049331_2024-02-06_0.xml", "content": "\n Toezichtkader CO-stelsel2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n Toezichtkader CO-stelsel2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n \n \n \n 1\n Inleiding\n \n Dit toezichtkader bevat een algemene toelichting op de toezichttaak van de Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw (TloKB) ten aanzien van het stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties (CO-stelsel) en op de wijze waarop de TloKB invulling geeft aan deze taak. Dit toezichtkader maakt onder andere gebruik van de ex ante evaluatie die de TloKB heeft laten uitvoeren in 2022 en van eerdere publicaties, zoals jaarplannen en jaarverslagen van de TloKB.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 1.1\n Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw\n \n De TloKB is een zelfstandig bestuursorgaan en heeft hoofdtaken ten aanzien van drie stelsels: kwaliteitsborging bouw, erkende kwaliteitsverklaringen en werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties.\n \n \n \n Figuur 1: Taken TloKB\n \n \n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 1.1.1\n Kwaliteitsborging voor het bouwen\n \n Met het oog op verbetering van de bouwkwaliteit regelt de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) een aantal taken voor de TloKB. Zij laat enerzijds instrumenten voor kwaliteitsborging (Wkb-instrumenten) toe tot het stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen (het Wkb-stelsel). Anderzijds houdt de TloKB toezicht op de aanbieders van toegelaten Wkb-instrumenten, de toepassing van deze Wkb-instrumenten door kwaliteitsborgers en op het functioneren van het stelsel van kwaliteitsborging. De TloKB houdt een openbaar register bij van de toegelaten instrumenten, de instrumentaanbieders en de kwaliteitsborgers. Voor haar dienstverlening (toelating, registratie en toezicht) stelt de TloKB tarieven vast. De TloKB heeft een voorlichtingstaak in de toepassing van de regels met betrekking tot de toelating van instrumenten. Tot slot monitort en evalueert de TloKB het functioneren van het Wkb-stelsel en brengt hierover verslag uit aan de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO).\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 1.1.2\n Erkende kwaliteitsverklaringen\n \n Een Erkende Kwaliteitsverklaring (EKV) is een door de Minister voor VRO erkende verklaring dat een gecertificeerd product, proces of systeem voldoet aan de kwaliteitseisen van het Bouwbesluit 2012.1Vanaf invoering Omgevingswet het Besluit bouwwerken leefomgeving. De TloKB wijst binnen het EKV-stelsel beoordelingsrichtlijnen (BRL’s) en certificerende instellingen aan voor de afgifte van de EKV’s. Vervolgens houdt de TloKB een openbaar register bij met de aangewezen BRL’s, de aangewezen certificerende instellingen en de EKV’s. Als een bouwer gebruik maakt van een EKV is het bevoegd gezag, volgens het Bouwbesluit 2012, verplicht deze zonder nadere controle te accepteren als voldoende bewijs dat aan de bouwtechnische regels is voldaan.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 1.1.3\n Werkzaamheden gasverbrandingsinstallaties\n \n Om de kwaliteit van werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties te verbeteren met het oog op reductie van koolmonoxide-ongevallen introduceert de Woningwet een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties (CO-stelsel).2Wijziging Woningwet in verband met de introductie van het CO-stelsel, TK, Staatsblad 2019, 383\n Met het CO-stelsel geeft de Minister voor VRO invulling aan adviezen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid en de Gezondheidsraad.3Koolmonoxide – Onderschat en onbegrepen gevaar, Publicatie 18-11-20154Gezondheidsrisico’s door lage concentraties koolmonoxide, Gezondheidsraad, Advies 10-07-2019 Hij kiest daarbij voor accreditatie en procescertificering met een open stelsel. Dit houdt in dat het stelsel ruimte kent voor meerdere certificatieschema’s en meerdere certificerende instellingen naast elkaar. Deze keuze heeft tot gevolg dat een belangrijk deel van het toezicht wordt uitgevoerd door de Raad voor Accreditatie, die in dit stelsel een sleutelrol als accrediterende en toezichthoudende organisatie vervult.\n De TloKB wijst certificatieschema’s en certificerende instellingen aan en laat ze toe tot het CO-stelsel en houdt een openbaar register bij met de aangewezen certificatieschema’s, aangewezen certificerende instellingen en certificaathouders.5Certificaathouders zijn installatiebedrijven, technische diensten van organisaties en bedrijven en leveranciers van gashaarden en -kachels die gecertificeerd zijn voor het uitvoeren van werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties. Daarnaast houdt de TloKB op een beperkt aantal onderdelen die buiten de taken van de Raad voor Accreditatie vallen aanvullend toezicht. Dit betreft de naleving van enkele verplichtingen van schemabeheerders en certificerende instellingen en op het functioneren en de effectiviteit van het CO-stelsel. De TloKB monitort en evalueert het functioneren en de effectiviteit van het CO-stelsel en brengt daarover verslag uit aan de Minister voor VRO.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 1.2\n Doel toezichtkader\n \n Dit toezichtkader bevat een algemene toelichting op de toezichttaak van de TloKB ten aanzien van het CO-stelsel en de wijze waarop de TloKB invulling geeft aan deze taak. Het toezichtkader geeft schemabeheerders en certificerende instellingen inzicht in welke verschillende toezichttaken de TloKB onderscheidt en wat zij van het toezicht door de TloKB kunnen verwachten.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 1.3\n Wettelijke basis toezichtkader\n \n Dit toezichtkader is op te vatten als een beleidsregel. Artikel 4:83 Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat de bekendmaking van een beleidsregel zijn wettelijke basis vermeldt.6Algemene wet bestuursrecht, Overheid.nl, geldend vanaf 01-01-2023, BWBR0005537\n \n Artikel 3 van het Besluit mandaat en machtiging Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw inzake uitvoering wettelijke taken certificering werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties geeft de bevoegdheid aan de TloKB om beleidsregels vast te kunnen stellen met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheden bedoeld in artikel 2 van het Mandaatbesluit.7Mandaat en machtiging aan de TloKB ten behoeve van het CO-stelsel, Overheid.nl, Staatscourant 2022, 10597\n De wettelijke basis voor deze beleidsregel is artikel 2, vierde lid en artikel 3, tweede lid van de Woningwet (Wonw), en artikel 8, in samenhang met artikel 2, van het (mandaat)besluit van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 18 mei 2022 nr. 2022-0000175582.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 1.4\n Missie en visie, kernwaarden en kwaliteiten\n \n Het toezichtkader bouwt voort op de missie, visie en kernwaarden en met inzet van de kwaliteiten van de TloKB. Het toezichtkader geeft invulling aan het wettelijke kader en draagt bij aan een beter vertrouwen in kwaliteit van bouwen.\n Missie\n De TloKB ziet toe op het stelsel van kwaliteitsborging van bouwwerken, bouwproducten en werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties. Eigenaren en gebruikers krijgen zo bouwwerken die veiliger, gezonder, duurzamer, bruikbaarder en toegankelijker zijn.\n Visie\n De TloKB speelt een publieke sleutelrol in de verbetering van de bouwkwaliteit. De TloKB laat toetsmethoden toe en ziet toe op het juiste gebruik van deze methoden in de bouwpraktijk. Zo kan iedereen vertrouwen op de kwaliteit van bouwwerken, bouwproducten en werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties.\n Kernwaarden\n De TloKB voert haar taken uit vanuit drie kernwaarden:\n \n \n •\n Onafhankelijk: De TloKB neemt besluiten en adviseert met het oog op het maatschappelijk belang van een goede bouwkwaliteit.\n \n \n •\n Transparant: De TloKB geeft inzicht in de overwegingen die ten grondslag liggen aan het te nemen besluiten en adviezen, en draagt deze uit.\n \n \n •\n Zorgvuldig: De TloKB neemt alle relevante aspecten in ogenschouw en staat open voor uiteenlopende maatschappelijke signalen.\n \n \n Kwaliteiten\n Bij de uitvoering van de taken zet de TloKB de volgende vier kwaliteiten in:\n \n \n •\n Professioneel: de TloKB verstaat haar vak en is op de hoogte van de ontwikkelingen relevant voor de bouwsector.\n \n \n •\n Inlevend: de TloKB voert vanuit een open houding overleg met betrokken partijen, weegt alle belangen en onderhoudt een relevant maatschappelijk netwerk.\n \n \n •\n Kosteneffectief: de TloKB gaat in haar taakuitvoering doelmatig om met de aan hen verstrekte middelen.\n \n \n •\n Doortastend: de TloKB verzamelt alle informatie die nodig is voor heldere en consistente besluitvorming in toelating en handhaving.\n \n \n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 1.5\n Beleidsregels CO-toezicht\n \n De TloKB stelt voor ieder stelsel waar zij toezichthoudende taken heeft beleidsregels op in de vorm van kaders en een protocol werkwijze. Daarin legt zij de invulling vast van het toezicht, de inspecties en de handhaving en de daarbij te hanteren uitgangspunten en werkwijzen:\n \n \n •\n een toezichtkader;\n \n \n •\n een inspectiekader;\n \n \n •\n een handhavingskader en\n \n \n •\n een protocol werkwijze toezicht (inspectie en handhaving).\n \n \n Toezicht is gericht op het bevorderen van nalevingsgedrag via informatieverzameling, beoordeling en handhaving. De werkwijze van toezicht is in de regel het verzamelen en beoordelen van informatie aan de hand van inspecties.\n Het inspectiekader bevat een nadere concretisering van het toezichtkader en werkt uit hoe de TloKB haar inspecties inricht, uitvoert en informatie beoordeelt. Daarbij concretiseert zij ook de inspectiethema’s en inspectievragen. Het inspectiekader geeft duidelijkheid aan certificerende instellingen en schemabeheerders over hoe de TloKB informatie controleert en welke verschillende inspecties de TloKB onderscheidt en wat zij tijdens een inspectie van de TloKB kunnen verwachten.\n Het handhavingskader werkt de handhavingsbevoegdheden van de TloKB uit, welke uitgangspunten zij hierbij hanteert en welke keuzes zij maakt. Wanneer en hoe handhaaft de TloKB, welke afwegingen gelden bij handhaving? Hoe zet zij haar bevoegdheden op basis van de Woningwet (Wonw) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in en hoe verhouden de verschillende handhavingsinstrumenten zich tot elkaar?\n Toezicht kent ook andere werkwijzen dan inspecties en de TloKB zet ook andere middelen in om certificerende instellingen en schemabeheerders (en via hen certificaathouders) te stimuleren tot nalevingsgedrag, zoals:\n \n \n •\n het publiceren van richtlijnen of ‘good practices’;\n \n \n •\n het uitdragen van een gerichte toezichtboodschap op bijeenkomsten;\n \n \n •\n de inzet van media (interviews, social media, e.d.);\n \n \n •\n het onderhouden van contacten met betrokken partijen;\n \n \n •\n ad hoc informatieverzoeken aan ondertoezichtstaande partijen;\n \n \n •\n samenwerking met andere toezichthouders en opsporingsdiensten.\n \n \n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 1.6\n Opbouw van het toezichtkader\n \n In dit toezichtkader komt als eerste een beschrijving aan de orde van het CO-stelsel en het krachtenveld binnen dit stelsel met een algemene beschrijving van het toezicht, de juridische grondslagen en het onderscheid tussen nalevingstoezicht en kwaliteitstoezicht. Daarna komt de informatiepositie van de TloKB aan de orde en welke bronnen van informatie het aanvullend toezicht door de TloKB op het CO-stelsel kent. Vervolgens gaat dit kader in op nalevingstoezicht door zowel de Raad voor Accreditatie als de TloKB en hun onderlinge afstemming. Dan werkt dit kader het kwaliteitstoezicht nader uit en tenslotte de programmering van het toezicht door de TloKB.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n \n 2\n Toezicht op het CO-stelsel\n \n \n 2.1\n Het CO-stelsel\n \n Het doel van het CO-stelsel is dat naleving van de eisen uit de certificatieschema’s leidt tot werkzaamheden door certificaathouders aan gasverbrandingsinstallaties die bijdragen aan een reductie van koolmonoxideongevallen.\n \n \n \n Figuur 2: Het CO-stelsel\n \n \n Het toezicht op het CO-stelsel maakt gebruik van regulering met accreditatie en certificering.8Certificatie en accreditatie in het kader van het overheidsbeleid, TK, 2015-216, 29304, nr. 6 Accreditatie en certificering is een private vorm van zelfregulering. De overheid zet deze vorm onder andere in om publieke en eventueel ook private belangen te dienen in het kader van overheidsbeleid. Hiermee bepalen certificerende instellingen in hoeverre werkzaamheden door certificaathouders voldoen aan vooraf gestelde eisen en borgen zij de kwaliteit van deze werkzaamheden. Een certificaathouder moet zich door een certificerende instelling laten certificeren voor het uitvoeren van werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties. Het certificatieschema stelt hiervoor onder andere eisen aan het vakmanschap en aan het kwaliteitssysteem van de certificaathouder. De certificerende instelling voert gedurende de looptijd van het certificaat controles uit om na te gaan in hoeverre het kwaliteitssysteem van de certificaathouder aan de eisen van het certificatieschema voldoet. De TloKB wijst daartoe het schema en de certificerende instelling aan.\n Voor het vertrouwen in het stelsel en een goede werking ervan is van belang dat de certificerende instelling onafhankelijk en deskundig is. Om dit aan te tonen accrediteert de Raad voor Accreditatie een certificerende instelling, in dit geval voor certificering van certificaathouders die werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties uitvoeren. Als de certificerende instelling niet meer aan de eisen voldoet, kan de Raad voor Accreditatie een accreditatie schorsen of intrekken. Accreditatie en certificering sluit aan bij het zelfregulerend vermogen van een sector en kan het draagvlak voor beleid vergroten. Voor het CO-stelsel heeft de Minister voor VRO geoordeeld dat regulering met accreditatie en certificering, aangevuld met aanwijzing van certificatieschema’s en certificerende instellingen door de TloKB, passend is ter borging van de kwaliteit van werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties.\n De belangrijkste veranderingen ten opzichte van de huidige situatie om het gestelde doel met het nieuwe CO-stelsel te bereiken zijn:\n \n \n •\n Systematisch toetsen\n De toetsing van de kwaliteit voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties is niet vormvrij, maar vindt systematisch plaats, conform een door de TloKB aangewezen certificatieschema.\n \n \n •\n Aantoonbaarheid van kwaliteit\n Een certificaathouder legt de kwaliteit van zijn werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties vast, zodat de certificaathouder kan aantonen dat hij zijn werk effectief en veilig heeft uitgevoerd, volgens het door hem toegepaste certificatieschema.\n \n \n •\n Lerend vermogen\n Een certificaathouder leert systematisch van geconstateerde afwijkingen, zodat stapsgewijs verbetering in de kwaliteit van werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties plaatsvindt.\n \n \n Wanneer het CO-stelsel door systematisch toetsen leidt tot aantoonbaar kwalitatief veilige werkzaamheden aan installaties en tot het structureel vermogen om te leren van afwijkingen, draagt dit bij het reduceren van het aantal (bijna-)koolmonoxideongevallen.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 2.2\n Krachtenveld\n \n Bij de uitoefening van haar CO-taken bevindt de TloKB zich in een krachtenveld van verschillende partijen en hun belangen. Deze partijen zijn te onderscheiden naar hun kennis, ervaring en belang binnen het CO-stelsel.9Draagvlak is essentieel voor waardecreatie, AevesBenefit, afbeelding 2: 4 typen stakeholders met bijbehorende basisstrategie, Roddeman en van Veen, 2021\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 2.2.1\n Actoren binnen het krachtenveld\n \n \n \n −\n Toezichthouders\n De Raad voor Accreditatie is de belangrijkste toezichthouder binnen het CO-stelsel en ziet toe op de naleving door de certificerende instelling van de in het aangewezen certificatieschema vastgelegde verplichtingen en de eisen vastgelegd in de van toepassing zijnde accreditatienorm voor certificerende instellingen.10Norm NEN-EN-ISO/IEC 17065:2012 betreft een internationale norm die eisen bevat voor de competentie van, consistente uitvoering door en onpartijdigheid van certificerende instellingen die producten, processen en/of diensten certificeren. Op haar beurt houdt de certificerende instelling toezicht op de toepassing van het aangewezen certificatieschema door de certificaathouder. Naarmate het toezicht van de Raad voor Accreditatie op de certificerende instelling en van de certificerende instelling op de certificaathouder effectief is kan het toezicht door de TloKB terughoudend blijven. Een goede samenwerking tussen de Raad voor Accreditatie en de TloKB is van groot belang uit oogpunt van effectief en efficiënt toezicht.\n \n \n −\n Certificaathouders\n Certificaathouders zijn als uitvoerende partij cruciaal voor de goede uitvoering van de gecertificeerde werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties. Certificaathouders zijn installatiebedrijven, maar ook technische diensten van bedrijven en instellingen. Voor hen is van belang dat ze een rendabel tarief voor werkzaamheden kunnen vragen. Uit oogpunt van toezicht betekent dit dat de toezichtslast door de certificerende instelling wordt beperkt tot het noodzakelijke. Verder is van belang dat certificaathouders (en hun brancheorganisaties) investeren in hun opleidingen, zodat het kennisniveau van certificaathouders toeneemt. Naast certificaathouders zijn er de installateurs die niet gecertificeerd zijn voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties. Zij mogen geen werkzaamheden aan deze installaties meer uitvoeren.\n \n \n −\n Branche-organisaties\n De brancheorganisaties van certificaathouders (Techniek Nederland, Nederlandse Haarden- en Kachelbranche) waken over de reputatie van de branche en zullen de ontwikkelingen nauw volgen en signalen afgeven in geval van tekortkomingen.\n \n \n −\n Bevoegd gezag\n Het bevoegd gezag ziet erop toe dat consumenten van gasverbrandingsinstallaties alleen werkzaamheden aan hun installatie laten uitvoeren door een CO-gecertificeerde partij (certificaathouder). Als het bevoegd gezag constateert dat een consument werkzaamheden laat uitvoeren door een niet-gecertificeerd installateur zal een handhavingsmaatregel volgen. Hoe beter het stelsel draait en hoe meer er gebruik van gemaakt wordt, hoe minder vaak het bevoegd gezag te maken zal hebben met overtredingen en handhavingsmaatregelen. Als adviseurs van het bevoegd gezag hebben de hulpdiensten belang bij een goede werking van het CO-stelsel, omdat hiermee het beroep dat op hen wordt gedaan in geval van (bijna-)ongevallen afneemt.\n \n \n −\n Consumenten\n Een vergelijkbaar belang hebben consumenten (zowel particuliere als zakelijke) van gasverbrandingsinstallaties. Zolang het stelsel effectief en efficiënt functioneert zullen de voordelen van gecertificeerde installatiewerkzaamheden opwegen tegen de kosten. Is dit onvoldoende het geval, dan neemt de kans toe dat zij werkzaamheden uitstellen, dan wel door een niet-gecertificeerde partij laten uitvoeren.\n \n \n −\n Minister voor VRO\n Meer op afstand staan de politieke spelers binnen het krachtenveld, de Minister voor VRO en het parlement. Het CO-stelsel is het resultaat van lange tijd van politieke debat. Voor Minister en parlement zal van belang zijn dat met dit stelsel na verloop van tijd het aantal (bijna-)ongevallen afneemt. De TloKB zal om die reden de ontwikkelingen in en om het CO-stelsel monitoren en Minister en parlement hiervan verslag doen.\n \n \n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 2.2.2\n Kenmerken krachtenveld\n \n Specifieke kenmerken van het krachtenveld waarmee de TloKB te maken heeft, vergroten de mate van complexiteit van de uitvoering van taken door de TloKB. Eerste kenmerk is dat het een krachtenveld van professionele, goed in het onderwerp van de werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties ingevoerde partijen betreft, waarmee de TloKB voor een goede taakuitvoering contact zal onderhouden. Tweede kenmerk is dat de uiteindelijke doelgroep van werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties, namelijk de particuliere en zakelijke consumenten die een gasverbrandingsinstallatie laten installeren, repareren, onderhouden en in bedrijf stellen, niet breed georganiseerd en vertegenwoordigd zijn binnen het krachtenveld, waardoor zij moeilijk hun stem kunnen laten horen.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 2.2.3\n Regulatory capture\n \n De TloKB heeft als zelfstandig bestuursorgaan een sterke, onafhankelijke positie om haar taken uit te oefenen. Voor een goede taakuitoefening is van belang dat er voldoende kennis en ervaring is en ook dat er voldoende voeling is met de installatiepraktijk en hetgeen speelt bij de certificerende instellingen en schemabeheerders, als ondertoezichtstaande partijen. Uit onderzoek naar toezicht blijkt dat bij het houden van toezicht zoals opgedragen aan de TloKB, het risico ontstaat van wat ‘regulatory capture’ wordt genoemd.11D. Carpenter & D. Moss (eds.), “Preventing regulatory capture: special interest influence and how to limit it”, Cambridge: Cambridge University Press, the Tobin Project, 2013. Regulatory capture duidt het risico dat een steeds betere relatie tussen toezichthouder en ondertoezichtstaande organisaties ertoe leidt dat de toezichthouder zich te veel met het belang van de ondertoezichtstaande organisaties vereenzelvigt dan vanuit het publieke belang en het belang van consumenten wenselijk is.\n Om dit risico te beperken investeert de TloKB in goed contact en goede relaties met consumenten, die zich wel georganiseerd hebben. Dit kan zowel door middel van overleg, als via werkbezoeken. Ook houdt de TloKB voeling met de installatiepraktijk doordat zij de mogelijkheid biedt om (vermoedens van) misstanden te melden voor eenieder die dit wil, voor zover deze onder de bevoegdheid van de TloKB vallen. Hiervoor is een formulier op de TloKB-website ingericht waarmee belanghebbenden contact op kunnen nemen met de TloKB. Maar ook anderszins staat de TloKB open voor signalen over het functioneren van het CO-stelsel.\n De Raad van Advies van de TloKB ruimt plaats in voor vertegenwoordiging van consumenten om te komen tot een evenwichtige vertegenwoordiging van partijen en belangen.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 2.3\n Toezicht\n \n Toezicht is het verzamelen van informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de gestelde eisen, het zich daarna vormenvan eenoordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.12Kaderstellende visie op toezicht, TK, 2000-2001, 27 831, nr. 1 Het verzamelen van informatie is dus de basis van toezicht. Het volgende hoofdstuk geeft aan welke informatie de TloKB op reguliere basis ontvangt nog zonder dat ze toezicht uitoefent.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 2.4\n Object van toezicht\n \n De schemabeheerders van aangewezen schema’s en de aangewezen certificerende instellingen zijn het object van toezicht door de TloKB. Voorafgaand aan het houden van toezicht beoordeelt de TloKB de certificatieschema’s van de schemabeheerders en de competentie van de certificerende instellingen aan hand van de vereisten van artikelen 2 en 3 van de Woningwet (Wonw), en artikel 8, in samenhang met artikel 2, van het (mandaat)besluit van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 18 mei 2022 nr. 2022-0000175582.\n Hiervoor heeft de TloKB aanwijzingskaders vastgesteld voor respectievelijk de certificatieschema’s en voor de certificerende instellingen.13Aanwijzingskaders CO-stelsel, TloKB.nl, Publicatie 17-05-2022 Met de inwerkingtreding van het CO-stelsel is de TloKB bevoegd tot toezicht en handhaving tegenover de schemabeheerders die een certificatieschema aangewezen hebben gekregen en de aangewezen certificerende instellingen die werken met een aangewezen certificatieschema.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 2.5\n Juridische grondslagen toezichtstaken\n \n In artikel 2 van het mandaatbesluitBesluit mandaat en machtiging Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw inzake uitvoering wettelijke taken certificering werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties heeft de Minister voor VRO het mandaat verstrekt aan het bestuur van de TloKB voor de uitoefening van de bevoegdheden van de Minister bedoeld in artikel 92, lid 3 Woningwet, en de artikelen 1.35, 1.36 eerste tot en met het zesde lid, artikel 1.37, eerste tot en met het vierde lid, artikel 1.39, eerste tot en met het vijfde lid, met uitzondering van de laatste volzin van het vierde lid, en artikel 1.40, eerste lid van het Bouwbesluit 2012.14Zie voetnoot 7\n \n Artikel 8 van het Mandaatbesluit wijst de ambtenaren van de toelatingsorganisatie aan als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of op grond van artikel 2 van het Mandaat.\n Ook is afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing waarin het toezicht op de naleving is geregeld.15Zie voetnoot 6\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 2.6\n Nalevings- en kwaliteitstoezicht\n \n De TloKB onderscheidt twee hoofdvormen van toezicht, te weten nalevingstoezicht en kwaliteitstoezicht. Uitgangspunt binnen het CO-stelsel is dat nalevingstoezicht en kwaliteitstoezicht elkaar aanvullen en versterken. Het nalevingstoezicht bij de schemabeheerder en de certificerende instelling heeft tot doel om vast te stellen dat zowel de certificerende instelling als de certificaathouder het schema naleven. De certificerende instelling voert controles uit of de juiste toepassing van het aangewezen certificatieschema door de certificaathouder plaatsvindt. Met name de Raad voor Accreditatie houdt dit nalevingstoezicht.\n \n \n \n Figuur 3: Toezichttaken TloKB binnen het CO-stelsel\n \n \n Het kwaliteitstoezicht door de TloKB is gericht op de werking van het CO-stelsel als geheel.16Dit toezichtkader gebruikt de term kwaliteitstoezicht synoniem met de term stelseltoezicht in de wet- en regelgeving over het CO-stelsel. Op basis van de informatie die ondertoezichtstaande partijen ter beschikking stellen geeft de TloKB het toezicht in de loop van de tijd nader vorm. Naar zijn aard is het kwaliteitstoezicht beperkt, terughoudend en reactief.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n \n 3\n Informatiepositie TloKB\n \n \n 3.1\n Informatiebronnen voor toezicht\n \n Met de start van het CO-stelsel houden de Raad voor Accreditatie en de TloKB toezicht op een nieuw stelsel met nieuwe regelgeving en deels nieuwe partijen. De TloKB houdt beperkt en terughoudend toezicht op het CO-stelsel.17Wijzing van de Woningwet in verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties, memorie van toelichting, paragraaf 5.2 Toezicht en handhaving binnen het stelsel. De TloKB reageert met nalevings- en kwaliteitstoezicht op basis van de informatie die zij periodiek ontvangt van de Raad voor Accreditatie, de schemabeheerders, de certificerende instellingen, betrokken partijen en derden.\n \n \n \n Figuur 4: Informatiebronnen van de TloKB\n \n \n Voor een deel van de informatiebronnen geldt dat de aanlevering van de betreffende informatie verplichtend is vastgelegd in wet- en regelgeving, de aanwijzingsbeschikkingen of overeenkomsten (1 t/m 4). De informatiestromen van betrokken partijen en derden verkrijgt de TloKB op ongebonden basis. Alle bronnen van informatie tezamen vormen de basis voor de programmering van het toezicht.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 3.2\n Toelichting op de informatiebronnen\n \n \n 3.2.1\n Informatie-uitwisseling met de Raad voor Accreditatie volgens het informatieprotocol\n \n In een informatieprotocol leggen de Raad voor Accreditatie en de TloKB vast dat de Raad voor Accreditatie de TloKB direct informeert wanneer hij tijdens zijn toezicht een afwijking vaststelt ten aanzien van:18Omgekeerd zal de TloKB de Raad voor Accreditatie in soortgelijke situaties eveneens direct informeren.\n \n \n −\n vermoedens van moedwillige fraude, intimidatie, omkoping, of andere pogingen om het oordeel van de toezichthouder, auditor of beoordelaar te beïnvloeden, of\n \n \n −\n aanwijzingen van malversaties bij de afgifte van certificaten.\n \n \n Aanvullend stellen de Raad voor Accreditatie en de TloKB elkaar de hoogte van het geplande toezicht, zoals kantoorbezoeken en bijwoningen. Periodiek bezien de Raad voor Accreditatie en de TloKB of het informatieprotocol adequaat invulling geeft aan de wederzijdse informatiebehoefte.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 3.2.2\n Beoordelingsrapportages van de Raad voor Accreditatie\n \n De Raad voor Accreditatie voert gedurende de looptijd van de accreditatie van de certificerende instellingen bij deze instellingen beoordelingen uit. Afwijkingen van het certificatieschema en/of de internationale norm voor certificerende instellingen legt de Raad voor Accreditatie vast in beoordelingsrapportages.19Zie voetnoot 10. De certificerende instellingen leveren de definitieve beoordelingsrapportages van de Raad voor Accreditatie aan bij de TloKB.20Wanneer de betreffende certificerende instelling beschikt over een accreditatie voor meerdere certificatieschema’s dan volstaat de certificerende instelling met het verstrekken van enkel de delen van de beoordelingsrapportage die de beoordelingen van eisen uit het CO-certificatieschema en de NEN-EN-ISO/IEC 17065:2012 bevatten.\n Voorts heeft de TloKB in de aanwijzingsbeschikkingen van de certificerende instellingen de handelwijze vastgelegd in het geval de Raad voor Accreditatie bij een certificerende instelling afwijkingen constateert gerelateerd aan:\n \n \n −\n de onafhankelijkheid van de certificerende instelling, of\n \n \n −\n de competentie van medewerkers van een certificerende instelling, of\n \n \n −\n uitgegeven certificaten, die zijn hersteld of herroepen.\n \n \n De certificerende instelling informeert wanneer sprake is van bovengenoemde afwijkingen, vooruitlopend op de afgeronde beoordelingsrapportage van de Raad voor Accreditatie, de TloKB hierover direct. In een dergelijke situatie is het uitgangspunt dat de TloKB acties richting de certificerende instelling overlaat aan de Raad voor Accreditatie en niet zelf optreedt.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 3.2.3\n Jaarlijkse verslagen van certificerende instellingen\n \n De certificerende instellingen verstrekken jaarlijks vóór 1 maart een verslag over de gevoerde werkzaamheden van het afgelopen kalenderjaar.\n De verslagen bevatten de volgende informatie:\n \n \n •\n Een overzicht van de controles die de certificerende instelling heeft uitgevoerd, inclusief de resultaten van elke controle.\n \n \n •\n De door de certificerende instelling afgegeven, ingetrokken en geschorste certificaten.\n \n \n •\n Wijzigingen in de voor de certificerende instelling relevante accreditaties, reglementen en procedures.\n \n \n •\n Knelpunten die zich in de uitvoeringspraktijk hebben voorgedaan.\n \n \n •\n De hoeveelheid en aard van de door de certificerende instelling ontvangen klachten en de wijze van afhandeling daarvan.\n \n \n •\n Ingediende bezwaren op beslissingen van de certificerende instelling over al dan niet verleende certificaten en de ingestelde beroepen tegen de beslissingen op bezwaar, en ook de wijze van afhandeling daarvan.\n \n \n •\n Ingediende verzoeken in het kader van de Wet open overheid (Woo).\n \n \n •\n Een analyse van de effectiviteit van de ‘bovenwettelijke eisen’.\n \n \n •\n Het aantal ontvangen inbedrijfstellingen.\n \n \n •\n Het aantal ontvangen (bijna-)ongevalmeldingen met daarbij aangegeven:\n \n \n −\n de gemeten concentratie koolmonoxide,\n \n \n −\n een beschrijving van de ruimte waarin de concentratie is gemeten.21De TloKB zal in overleg met partijen bepalen hoe ook de oorzaak van (bijna-) ongevalmeldingen in de jaarlijkse verslagen wordt opgenomen.\n \n \n \n \n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 3.2.4\n Schema-evaluaties van schemabeheerders\n \n De schemabeheerder zendt de TloKB jaarlijks een evaluatieverslag over de werking van het door de betreffende schemabeheerder opgestelde certificatieschema. In overleg met de schemabeheerders stelt de TloKB de eisen vast aan de inhoud en vormgeving van het evaluatieverslag. De TloKB verwacht dat de evaluaties zich voornamelijk richten op eventuele technische aanpassingen van het schema en binnengekomen signalen.\n Aanvullend heeft de TloKB de beheerders van de aangewezen certificatieschema’s verzocht om de kwaliteit van de vakopleidingen te monitoren. Hiermee verkrijgt de TloKB inzichten in hoeverre de vakopleidingen leiden tot certificaathouders die voldoen aan de vakbekwaamheidseisen van de Regeling Bouwbesluit 2012, artikel 1.18. Tot slot stelt de TloKB schemabeheerders in de aanwijzingsbeschikking de voorwaarde dat de schemabeheerder de TloKB op de hoogte stelt in geval van signalen over onjuist gebruik of functioneren van het certificatieschema.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 3.2.5\n Informatie van betrokken partijen\n \n De TloKB ontvangt naast de vaste informatiestromen meldingen, signalen en handhavingsverzoeken van betrokken partijen binnen het stelsel. Voorbeelden van betrokken partijen zijn consumenten van gasverbrandingsinstallaties, bevoegd gezag, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, brancheorganisaties en vakmensen.22Zie ook paragraaf 2.1.1 Hiervoor onderhoudt de TloKB contact met deze partijen en heeft de zij aanvullend een contactpunt op de website ingericht.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 3.2.6\n Informatie van derden\n \n Tot slot gebruikt de TloKB openbare informatiebronnen van derden ter aanvulling en verificatie van wat de TloKB uit de bovenstaande bronnen verkrijgt. Denk hierbij aan nieuwsbronnen, cijfers van het CBS en P2000-meldingen.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n \n 4\n Nalevingstoezicht\n \n Het nalevingstoezicht beoogt vast te stellen dat het toezicht door de certificerende instelling op de toepassing van het certificatieschema door de certificaathouder plaatsvindt in overeenstemming met wat hierover in het aangewezen certificatieschema is vastgelegd. De Raad voor Accreditatie voert dit toezicht grotendeels uit. De certificerende instelling houdt toezicht op de juiste toepassing van het certificatieschema door de certificaathouder. Op een beperkt aantal resterende onderdelen houdt de TloKB nalevingstoezicht, waarbij de ontvangen informatie de aanleiding kan zijn voor het uitvoeren van inspecties.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 4.1\n Raad voor Accreditatie\n \n De Raad voor Accreditatie ziet toe op de naleving door de certificerende instelling van de in het aangewezen certificatieschema vastgelegde verplichtingen en de eisen vastgelegd in de van toepassing zijnde accreditatienorm die eisen stelt aan certificerende instellingen die certificaten toekennen aan producten, processen en diensten.23Zie voetnoot 10. In het certificatieschema heeft de schemabeheerder de verplichtingen voor de certificerende instelling en voor de certificaathouder vastgelegd. Dat betreft onder meer het toezicht door de certificerende instelling op de toepassing van het aangewezen certificatieschema door de certificaathouder. Een certificaathouder mag alleen een installatie aanleggen, repareren, onderhouden en in bedrijf stellen wanneer hij deze werkzaamheden uitvoert in overeenstemming met een aangewezen certificatieschema voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties.\n In het kader van het nalevingstoezicht voert de Raad voor Accreditatie beoordelingen uit bij de certificerende instelling. Bij een beoordeling kan de Raad voor Accreditatie vaststellen in hoeverre er al dan niet aan de vereisten is voldaan. In het geval dat niet aan de eisen is voldaan constateert de Raad voor Accreditatie een afwijking en stelt hij de certificerende instelling in de gelegenheid om maatregelen te treffen voordat de Raad voor Accreditatie een besluit neemt over de accreditatie van de certificerende instelling. De certificerende instelling dient de afwijking volgens het kwaliteitsmanagementprincipe te behandelen, zodat de corrigerende maatregel de grondoorzaak van een afwijking wegneemt en de kans op herhaling minimaliseert. Afwijkingen betreffen afwijkingen in de naleving van hetgeen is vastgelegd in het aangewezen certificatieschema of de van toepassing zijnde accreditatienorm en het daarmee niet voldoen aan de wettelijke eisen binnen het CO-stelsel. Dit alles in overeenstemming met het stelsel van accreditatie en certificering.\n De Raad voor Accreditatie beschrijft de werkwijze waarop hij het nalevingstoezicht op het CO-stelsel invult en de certificerende instellingen beoordeelt in een Specifiek Accreditatie Protocol (SAP). Het SAP legt ook vast welke aanwijzingscriteria van het TloKB-Aanwijzingskader COI en welke aandachtspunten (al dan niet afkomstig van de TloKB) de Raad voor Accreditatie bij zijn beoordelingen (voor en tijdens accreditatie) betrekt. Na de vaststelling publiceert de Raad voor Accreditatie het SAP op zijn website.24Zie verder paragraaf 3.3 Door beoordelingen bij de certificerende instelling uit te voeren ziet de Raad voor Accreditatie toe op het certificatieschema en de werking van dit schema in de praktijk.\n \n \n Figuur 5: Nalevingstoezicht CO-stelsel door de Raad voor Accreditatie\n \n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 4.2\n TloKB\n \n \n 4.2.1\n Nalevingstoezicht TloKB op de certificerende instelling\n \n De TloKB houdt, in aanvulling op de Raad voor Accreditatie, beperkt aanvullend toezicht op de naleving door de certificerende instelling van de door de TloKB vastgestelde criteria die niet onder het toezicht van de Raad voor Accreditatie vallen. Dit zijn de criteria Kwaliteitssysteem van de certificerende instelling, Bezwaar, Solvabiliteit certificerende instelling, Medewerking informatieverzoeken en Informatie in het jaarlijks verslag van het Aanwijzingskader.25Aanwijzingskader certificerende instelling CO-stelsel, TloKB.nl, Publicaties 23-06-2022, Kwaliteitssysteem van de certificerende instelling (COI-2.01, deel C en D, behandeling Woo-verzoeken en toepassing Archiefwet), Bezwaar (COI-2.10), Solvabiliteit certificerende instelling (COI-5.01), Medewerking informatieverzoeken (COI-5.03) en Informatie in het jaarlijks verslag van hoofdstuk 5 van het Aanwijzingskader (COI-5.05). Door zich te beperken tot deze criteria uit het TloKB-Aanwijzingskader COI geeft de TloKB concreet invulling aan haar voorgenomen terughoudendheid in het nalevingstoezicht binnen het CO-stelsel en sluit zij aan bij de wet- en regelgeving.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 4.2.2\n Nalevingstoezicht TloKB op de schemabeheerder\n \n Ten aanzien van de schemabeheerder spitst het nalevingstoezicht zich toe op twee onderdelen:\n \n \n 1.\n Jaarlijkse certificatieschema-evaluatie\n De schemabeheerder heeft een informatieplicht die inhoudt dat een schemabeheerder een jaarlijkse evaluatie van het aangewezen certificatieschema verstrekt aan de TloKB. Deze informatieplicht is opgenomen in de aanwijzingsbeschikking van het aangewezen certificatieschema.26Protocol werkwijze Toelating & Aanwijzing, Staatscourant 2022, 16650, bijlage 3 Het toezicht zal niet verder strekken dan dat de TloKB toeziet op de tijdige naleving van deze verplichting.\n \n \n 2.\n Aanpassing certificatieschema naar aanleiding van wetswijzigingen\n De schemabeheerder heeft de verplichting om zijn schema aan te passen naar aanleiding van de nieuw van kracht zijnde regelgeving. Deze aanpassingsplicht is opgenomen in de aanwijzingsbeschikking van het aangewezen certificatieschema.27Zie voetnoot 22 Ook hier geldt dat toezicht niet meer inhoudt dan dat de TloKB toeziet op de tijdige naleving van de verplichting.\n \n \n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 4.2.3\n Inspecties\n \n Naast het toezien op de naleving van de informatieverplichtingen kan de TloKB besluiten inspecties te houden wanneer de ontvangen informatie hiertoe aanleiding geeft. Een inspectie heeft een vaste basisopzet, maar kan afhankelijk van de inspectiebehoefte worden aangepast.\n \n \n \n Figuur 6: Nalevingstoezicht CO-stelsel door de TloKB\n \n \n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 4.3\n Samenwerking en afstemming tussen Raad voor Accreditatie en TloKB\n \n Bij het nalevingstoezicht treedt de TloKB niet in de toezichttaken van de Raad voor Accreditatie, en ook niet in de taken van de certificerende instelling in zijn rol als toezichthoudende instantie op de juiste toepassing van het certificatieschema door de certificaathouder. Dit om onnodige overlap in werkzaamheden te voorkomen.\n Omdat in het nalevingstoezicht op certificerende instellingen en schemabeheerders twee toezichthouders actief zijn, is denkbaar dat de ene toezichthouder tijdens zijn werkzaamheden constateringen en bevindingen doet die op het terrein van de andere toezichthouder liggen. Uit oogpunt van doelmatig en doeltreffend toezicht is hier van belang dat de Raad voor Accreditatie en de TloKB goed met elkaar samenwerken.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 4.3.1\n Informeren van de TloKB door de Raad voor Accreditatie\n \n Hoewel de Raad voor Accreditatie het nalevingstoezicht grotendeels uitvoert heeft de TloKB een brede toezichtbevoegdheid. De toezichtbevoegdheid van de TloKB omvat alle in de aanwijzingskaders en de aanwijzingsbeschikkingen voor certificerende instellingen en schemabeheerders gestelde eisen. Deze zijn gebaseerd op het wettelijk kader en geven invulling aan de gestelde regels van de Woningwet geldend voor het CO-stelsel.\n De Raad voor Accreditatie en de TloKB stellen elkaar op de hoogte van gepland toezicht zoals kantoorbezoeken en bijwoningen. Een goede informatie-uitwisseling voorkomt dat beide toezichthouders zich met dezelfde tekortkoming bemoeien en beperkt de toezichtlast voor de certificerende instelling. Ook voorkomt dit een dubbele toezichtlast en draagt deze werkwijze bij aan eenduidigheid in het toezicht. Wanneer de Raad voor Accreditatie dusdanig ernstige tekortkomingen constateert dat deze leiden tot een schorsing of intrekking van de accreditatie zullen deze automatisch ook leiden tot een gelijke sanctie met betrekking tot de aanwijzing door de TloKB. Het handhavingskader CO gaat hierop nader in.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 4.3.2\n Informeren van de Raad voor Accreditatie door de TloKB\n \n Binnen de werkwijze van de TloKB is uitgangspunt dat de TloKB tijdens haar werkzaamheden bij bevindingen die het terrein van de Raad voor Accreditatie betreffen, de Raad voor Accreditatie direct in kennis stelt, zodat deze direct kan handelen wanneer de situatie hierom vraagt. Ook hier speelt het belang van eenduidigheid van toezicht en voorkomt deze aanpak onduidelijkheid bij de certificerende instelling over welke toezichthouder toezicht houdt op welke aspecten.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n \n 5\n Kwaliteitstoezicht\n \n \n 5.1\n Doel en reikwijdte kwaliteitstoezicht\n \n Naleving van de aangewezen certificatieschema’s door de certificerende instelling is noodzakelijk, maar geen doel op zichzelf. Uiteindelijk dient de TloKB deze naleving te beoordelen in de context van het bereiken van het doel van het CO-stelsel. Leidt naleving van de eisen uit de certificatieschema’s tot werkzaamheden door certificaathouders aan gasverbrandingsinstallaties die bijdragen aan een reductie van koolmonoxideongevallen?\n \n \n \n Figuur 7: Kwaliteitstoezicht CO-stelsel door de TloKB\n \n \n \n Om een antwoord te formuleren op deze vraag met betrekking tot doelbereiking voert de TloKB naast het toezicht op de naleving een tweede vorm van toezicht uit, te weten kwaliteitstoezicht. Ook bij het kwaliteitstoezicht zijn de inzichten op basis van vooraf beschikbare informatie belangrijk. Bij de start van het CO-stelsel is het uitgangspunt dat de veiligheid van gasverbrandingsinstallaties toeneemt, wanneer betrokken partijen ieder hun rol en verantwoordelijkheid op de juiste wijze invullen. De bevindingen in het eerste jaar gelden als nulmeting in het kader van kwaliteitstoezicht. Het absolute aantal gemelde (bijna-) ongevallen is op zichzelf niet de maatstaf voor de effectiviteit van het stelsel. De effectiviteit van het stelsel bepaalt de TloKB door verschillende informatiebronnen in samenhang te verifiëren en analyseren. Zo is de aanpassing van de certificatieschema’s een bron van informatie. Ook de Raad voor Accreditatie ziet toe op de werking van de certificatieschema’s in de praktijk.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 5.2\n Inrichting kwaliteitstoezicht\n \n Om bij het kwaliteitstoezicht tot een representatief beeld van de veiligheid van gasverbrandingsinstallaties te komen zal de TloKB eerst meer kennis en ervaring moeten opdoen. Mogelijkheden waarmee de TloKB kwaliteitstoezicht invulling kan geven zijn:\n \n \n –\n Representatieve steekproeven\n Het uitvoeren van een representatief aantal aselecte steekproeven geeft een onderbouwd inzicht in de veiligheid van gasverbrandingsinstallaties. Representatieve steekproeven leggen een fors beslag op de personele capaciteit. Ook leveren steekproeven een aanzienlijke toezichtlast op.\n \n \n –\n Selectieve steekproeven\n Selectieve steekproeven op basis van signalen leggen minder beslag op de personele capaciteit van de TloKB. De uitkomsten zijn echter minder generaliseerbaar, immers niet representatief. Wel kunnen selectieve steekproeven, zij het beperkt, relevante inzichten opleveren.\n \n \n –\n Kwalitatief onderzoek naar in bedrijf gestelde installaties\n Alternatief voor steekproeven is het uitvoeren van kwalitatief onderzoek, met behulp van enquêtes en bijwoningen van inspecties door certificaathouders. Ook dit geeft minder generaliseerbare, want niet representatieve uitkomsten. Wel kan onderzoek relevante inzichten opleveren.\n \n \n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n \n 6\n Programmering toezicht, monitoring en verslag\n \n \n 6.1\n Prioriteiten en middellangetermijnstrategie\n \n De TloKB is vanwege haar beperkte middelen genoodzaakt om binnen haar toezichtbeleid prioriteiten te stellen. Hiervoor ontwikkelt de TloKB een middellangetermijnstrategie voor telkens een periode van drie tot vijf jaar. In deze strategie maakt de TloKB inzichtelijk wat binnen deze termijn de beoogde doelstellingen zijn en hoe zij deze doelstellingen stapsgewijs wil realiseren. Mede in dit kader onderhoudt zij contact met relevante betrokken partijen, zowel spelers in en rond de installatiesector als vertegenwoordigers van particuliere en zakelijke consumenten. De TloKB zal deze betrokken partijen bij de totstandkoming van de middellangetermijnstrategie betrekken. In de loop van de tijd kan de TloKB prioriteiten aanpassen aan de ontwikkeling van het stelsel, zoals deze voortvloeien uit de tijdens het toezicht en monitoring opgedane bevindingen.\n Op basis van deze middellangetermijnstrategie stelt de TloKB vervolgens per jaar een programmering op, inclusief prioriteiten. De te stellen prioriteiten legt zij in de uit te brengen jaarplannen vast, voorzien van een onderbouwing. Voorlopig uitgangspunt is dat de TloKB jaarlijks overweegt of en welke prioriteiten zij stelt binnen het toezicht, op basis van de in het voorgaande jaar opgedane inzichten en ervaringen. De TloKB zal hierover communiceren via haar jaarplan, de eerste keer in het plan voor 2024.\n De TloKB gaat in haar taakuitvoering doelmatig om met de aan haar verstrekte middelen. Gelet op het feit dat de Raad voor Accreditatie grotendeels nalevingstoezicht houdt en de certificerende instelling in de rol van toezichthouder taken uitvoert, zal de TloKB beperkt nalevingstoezicht houden. De TloKB zal de beschikbare capaciteit en middelen vooral inzetten in het kwaliteitstoezicht.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 6.2\n Informatie als basis voor toezichtprogrammering\n \n In eerste instantie is de TloKB voor het programmeren van toezicht aangewezen op haar informatiebronnen, zoals genoemd in hoofdstuk 3. Op basis van informatie die de TloKB ontvangt van de Raad voor Accreditatie, certificerende instellingen en schemabeheerders en informatie van betrokken partijen en van derden doet de TloKB inzichten op om na te gaan in hoeverre het CO-stelsel tot de beoogde resultaten leidt.\n Voor het kwaliteitstoezicht kiest de TloKB bij de start van het toezicht voor het uitvoeren van kwalitatief onderzoek naar in bedrijf gestelde installaties voor het verkrijgen van relevante inzichten. Dit doet zij met behulp van enquêtes en bijwoningen van inspecties door certificerende instellingen. Mochten de ontwikkelingen hiertoe aanleiding geven, dan zal de TloKB besluiten of het uitvoeren van steekproeven nodig is ter aanscherping van het beeld over de werking van het CO-stelsel.\n De inzichten die in de loop van de tijd worden opgedaan bepalen de uiteindelijke inrichting en programmering van zowel het nalevingstoezicht als het kwaliteitstoezicht door de TloKB binnen het CO-stelsel.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 6.3\n Risicogericht programmeren van toezicht\n \n Voor een effectieve en efficiënte inzet van mensen en middelen programmeert de TloKB haar toezicht risicogericht, zoals ook veel andere toezichthoudende organisaties doen. Bij risicogericht programmeren inventariseert de toezichthouder de belangrijkste risico’s gerelateerd aan het niet of onvoldoende halen van de doelen van het stelsel:\n \n \n •\n vaststellen in hoeverre certificerende instellingen en certificaathouders de aangewezen schema’s juist naleven en toepassen;\n \n \n •\n vaststellen in hoeverre het stelsel leidt tot reductie van koolmonoxideongevallen door gecertificeerde werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties.\n \n \n Bij de start van het toezicht programmeert de TloKB echter nog slechts beperkt risicogericht, omdat nog weinig objectiveerbare gegevens beschikbaar zijn om risico’s op te baseren. Hierbij is van belang om onderscheid te maken tussen het nalevingstoezicht enerzijds en het kwaliteitstoezicht anderzijds.\n Voor het nalevingstoezicht is bij de start van het stelsel, zij het beperkt, informatie bekend. De aangewezen schema’s van de schemabeheerders en de aanwijzingsvereisten van de certificerende instellingen waarop nalevingstoezicht zich richt heeft de TloKB beoordeeld in het kader van het toetsings- en aanwijzingsproces. In dat kader heeft de TloKB bevindingen opgedaan die zij als aandachtspunten voor het toezicht gebruikt. De TloKB heeft certificerende instellingen en schemabeheerders laten weten dat zij deze bevindingen meeneemt in het nalevingstoezicht.\n In het kader van kwaliteitstoezicht voert de TloKB in het eerste jaar na de start van het CO-stelsel inspecties uit om na te gaan in hoeverre de veronderstelling juist is dat de veiligheid van gasverbrandingsinstallaties toeneemt, wanneer betrokken partijen ieder hun rol en verantwoordelijkheid op de juiste wijze invullen. Deze inspecties zullen veelal bestaan uit het uitvoeren van een schouw van de werkzaamheden van de certificerende instellingen, al dan niet samen met de Raad voor Accreditatie. Naast deze schouwen kan de TloKB ook zelf onderzoek uitvoeren. In de loop van de tijd zal het inzicht toenemen in waar de risico’s binnen het CO-stelsel liggen waardoor het kwaliteitstoezicht door de TloKB zich programmatisch risicogericht ontwikkelt. De TloKB zal na één jaar op basis van de opgedane inzichten, ervaringen en andere informatiebronnen verder invulling geven aan de programmering van het kwaliteitstoezicht.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 6.4\n Thematisch programmeren van toezicht\n \n Uitkomst van risicogericht programmeren kan zijn dat een thema bijzondere aandacht verdient. Ook wanneer de TloKB substantieel signalen krijgt dat een bepaald thema extra aandacht verdient, besluit zij een thema in het jaarplan op te nemen. Binnen de programmering van het nalevingstoezicht valt hierbij te denken aan:\n \n \n •\n veel voorkomende (bijna-)ongevallen en de oorzaken van die (bijna-) ongevallen;\n \n \n •\n de informatievoorziening door certificerende instellingen;\n \n \n •\n de informatieoverdracht door de certificaathouder aan bevoegd gezag en derde partijen.\n \n \n Binnen de programmering van het kwaliteitstoezicht valt te denken aan:\n \n \n •\n de ontwikkeling van het aantal (bijna-)ongevallen en de relatie met de onderhoudsschema’s van de installaties.\n \n \n Afhankelijk hiervan besluit de TloKB thematisch te programmeren binnen ofwel het nalevingstoezicht, dan wel het kwaliteitstoezicht.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 6.5\n Monitoring ontwikkelingen buiten het CO-stelsel\n \n Voor een goede beoordeling van de effectiviteit van het CO-stelsel is van belang om, naast het toezicht op het stelsel zelf, ook over de grenzen van het CO-stelsel heen te kijken. Deze onderwerpen vallen buiten de reikwijdte van het CO-stelsel, maar zijn wel van belang om te volgen om te komen tot een oordeel van werking van het CO-stelsel als geheel. Daarmee vallen de onderwerpen binnen de monitoringstaak van de TloKB. De uitkomsten worden te zijner tijd ook meegenomen in de evaluatie van het CO-stelsel. Denkbare onderwerpen zijn:\n \n \n •\n de ontwikkeling van het marktaandeel van preventief onderhouden gasverbrandingsinstallaties, per type installatie;\n \n \n •\n de ontwikkeling van de frequentie van het preventief onderhoud (jaarlijks of tweejaarlijks) en de relatie van deze frequentie met het optreden van CO-storingen en/of -incidenten;\n \n \n •\n de ontwikkeling van het aantal gevallen waarin installaties die onderhouden worden door gecertificeerde installateurs bij herkeuring afgekeurd worden;\n \n \n •\n de ontwikkeling van de lasten voor certificaathouders voor het vastleggen van de kwaliteit van hun werkzaamheden;\n \n \n •\n het handhavingsbeleid van gemeenten als bevoegd gezag;\n \n \n •\n de wijze waarop de installatiebranche kwaliteit en vakmanschap voor hun leden organiseert;\n \n \n •\n de mate van implementatie van het stelsel en waarop niet-gecertificeerde werkzaamheden plaatsvinden.\n \n \n •\n de ontwikkeling van het aantal incidenten bij installaties die niet onderhouden blijken te zijn;\n \n \n •\n het lerend vermogen van de certificaathouder via verbetering van de interne werkwijze van zijn bedrijf.\n \n \n De TloKB heeft de mogelijkheid naar dit soort onderwerpen eigen onderzoek te doen.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n 6.6\n Jaarlijkse rapportage over het CO-stelsel\n \n De TloKB heeft de wettelijke verplichting om verslag te doen van haar bevindingen aan de Minister voor VRO. Jaarlijks, vóór 1 juli informeert de TloKB de Minister over het functioneren en de effectiviteit van het stelsel. Gezien de ingangsdatum van het CO-stelsel is dit voor het eerst in 2024. Om invulling te geven aan de verslaglegging en de toezichtstaak van de TloKB ten aanzien van de effectiviteit en het functioneren van het stelsel maakt de TloKB in eerste instantie gebruik van de beschikbare informatiebronnen, genoemd in hoofdstuk 3 van dit kader. In aanvulling hierop gebruikt de TloKB de bevindingen uit haar toezicht om aan de Minister verslag te doen.\n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-20242024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024\n \n \n2024316606-02-202405-04-20232024316606-02-202405-04-202306-02-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049331/manifest.xml", "content": "2024-02-062024-02-09T09:55:10+01:002024-02-09T09:55:10+01:00BWBR0049331.WTI2024-02-069999-12-312024-02-069999-12-312024-02-09T09:55:50+01:002024-02-09T09:55:50+01:00181893c69f468133a35306949352b794678d07d1d2ec2cb84754f006d52a07847aba312d01fd71e1d7d5173f69751ff0d8e8c9979484b94fed50a987ee1ec723933947", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049332/2024-03-15_0/xml/BWBR0049332_2024-03-15_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 26 januari 2024 nr. BOACAT2024/008, strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij Landelijk Intelligence-en expertisecentrum Voertuigcriminaliteit2024367107-02-202426-01-2024BOACAT2024/0082024367107-02-202426-01-2024BOACAT2024/00815-03-2024\n Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Landelijk Intelligence-en expertisecentrum Voertuigcriminaliteit 20242024367107-02-202426-01-2024BOACAT2024/0082024367107-02-202426-01-2024BOACAT2024/00815-03-2024\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n Gelezen het verzoek van de Landelijk Intelligence-en expertisecentrum Voertuigcriminaliteit van 23 januari 2024 en de adviezen van de hoofdofficier van justitie bij het Parket CVOM en de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;\n Gelet op:\n \n \n –\n \n artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;\n \n \n –\n \n artikel 36, eerste lid, en artikel 41, tweede lid, van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n \n artikel 17, eerste lid, aanhef en onder 2, van de Wet op de economische delicten;\n \n \n –\n de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar;\n \n \n –\n de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar.\n \n \n \n \n Besluit:\n \n2024367107-02-202426-01-2024BOACAT2024/0082024367107-02-202426-01-2024BOACAT2024/00815-03-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de persoon als bedoeld in artikel 2.\n2024367107-02-202426-01-2024BOACAT2024/0082024367107-02-202426-01-2024BOACAT2024/00815-03-2024\n \n \n Artikel\n 2\n \n \n 1\n De personen, werkzaam in de functie Data-sciëntist Operationeel analist, Specialist, Forensisch Voertuigonderzoeker en Medewerker documentonderzoek in dienst van het Landelijk Intelligence- en expertisecentrum, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De personen, werkzaam in de functie medewerker Intake & Service in dienst van het Landelijk Intelligence-en expertisecentrum Voertuigcriminaliteit, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n2024367107-02-202426-01-2024BOACAT2024/0082024367107-02-202426-01-2024BOACAT2024/00815-03-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n 1\n De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein VI, Generieke Opsporing, zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.\n \n \n 2\n De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het grondgebied van Nederland, voor zover noodzakelijk voor een goede vervulling van de aan de functie gerelateerde taken.\n \n \n 3\n De buitengewoon opsporingsambtenaar vermeldt in zijn processen-verbaal en schriftelijke verslagleggingen het in het eerste lid genoemde domein.\n \n2024367107-02-202426-01-2024BOACAT2024/0082024367107-02-202426-01-2024BOACAT2024/00815-03-2024\n \n \n Artikel\n 4\n \n Op grond van dit besluit kunnen maximaal 50 personen als buitengewoon opsporingsambtenaar worden beëdigd.\n2024367107-02-202426-01-2024BOACAT2024/0082024367107-02-202426-01-2024BOACAT2024/00815-03-2024\n \n \n Artikel\n 5\n \n \n 1\n Als toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie bij het Parket CVOM.\n \n \n 2\n Als direct toezichthouder als bedoeld in artikel 36 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef als bedoeld in artikel 27van de Politiewet 2012 .\n \n2024367107-02-202426-01-2024BOACAT2024/0082024367107-02-202426-01-2024BOACAT2024/00815-03-2024\n \n \n Artikel\n 6\n \n \n 1\n De Landelijk Intelligence-en expertisecentrum Voertuigcriminaliteit brengt jaarlijks, voor 1 april, verslag uit over:\n \n \n a.\n het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam in de in artikel 2 genoemde functie;\n \n \n b.\n de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;\n \n \n c.\n de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de Minister voor Rechtsbescherming goedgekeurde examen en hoeveel personen in dat jaar voor dat examen zijn geslaagd.\n \n \n \n \n 2\n Dit verslag wordt toegezonden aan de in artikel 5 bedoelde toezichthouder en direct toezichthouder en aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Justis, afdeling V&T, postbus 20300, 2500 EH Den Haag.\n \n2024367107-02-202426-01-2024BOACAT2024/0082024367107-02-202426-01-2024BOACAT2024/00815-03-2024\n \n \n Artikel\n 7\n \n De op naam gestelde akten van beëdiging en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het in artikel 8 genoemde besluit, worden geacht mede te zijn afgegeven op basis van dit besluit.\n Dit artikel brengt geen wijziging in de resterende looptijd van de afgegeven aktes.\n2024367107-02-202426-01-2024BOACAT2024/0082024367107-02-202426-01-2024BOACAT2024/00815-03-2024\n \n \n Artikel\n 8\n \n Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit 2019 van 11 maart 2019 nr. BOACAT2019/005 zal vervallen op 15 maart 2024.\n Dit besluit treedt in werking met ingang van 15 maart 2024 en vervalt met ingang van 15 maart 2029.\n2024367107-02-202426-01-2024BOACAT2024/0082024367107-02-202426-01-2024BOACAT2024/00815-03-2024\n \n \n Artikel\n 9\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Landelijk Intelligence-en expertisecentrum Voertuigcriminaliteit 2024.\n2024367107-02-202426-01-2024BOACAT2024/0082024367107-02-202426-01-2024BOACAT2024/00815-03-2024\n \n \n \n Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 26 januari 2024\n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n namens deze,\n \n I.M.\n Koster-Boer\n \n Operationeel manager V&T\n \n2024367107-02-202426-01-2024BOACAT2024/0082024367107-02-202426-01-2024BOACAT2024/00815-03-2024\n \n2024367107-02-202426-01-2024BOACAT2024/0082024367107-02-202426-01-2024BOACAT2024/00815-03-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049332/manifest.xml", "content": "2024-03-152029-03-152024-02-09T09:55:03+01:002024-02-09T09:55:03+01:00BWBR0049332.WTI2024-03-159999-12-312024-03-159999-12-312024-03-15T06:05:04+01:002024-03-15T06:05:04+01:0032489df5ce8ac503518c6cb7d30742cca1c56cd958a781684caa633be4b61928ae77f2679d838b49419932b57fd0bbc8e74920bdbc1de56bb513b9a5296d81dbe98c0", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049333/2024-01-01_1/xml/BWBR0049333_2024-01-01_1.xml", "content": "\n Regeling van de Staatssecretaris van Financiën 27 november 2023, houdende de vaststelling van de gelijkwaardige inspanning van de decentrale overheden inzake het EMU-saldo2024397909-02-202427-11-20232024397909-02-202427-11-202310-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 3979, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n Regeling vaststelling gelijkwaardige inspanning decentrale overheden inzake het EMU-saldo2024397909-02-202427-11-20232024397909-02-202427-11-202310-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 3979, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst,\n \n Handelende in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat;\n Gelet op artikel 3 van de Wet houdbare overheidsfinanciën;\n \n \n Besluit:\n \n2024397909-02-202427-11-20232024397909-02-202427-11-202310-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 3979, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begrippen\n \n De definities van artikel 1 van de Wet houdbare overheidsfinanciën zijn van overeenkomstige toepassing op deze regeling.\n2024397909-02-202427-11-20232024397909-02-202427-11-202310-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 3979, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 2\n EMU-norm 2023\n \n Het collectieve aandeel van de decentrale overheden gezamenlijk in het EMU-saldo, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, wordt voor de jaren 2024 tot en met 2026 vastgesteld op -0,5 procent van het bruto binnenlands product.\n2024397909-02-202427-11-20232024397909-02-202427-11-202310-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 3979, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 3\n Onderverdeling naar overheidslaag\n \n Het collectieve aandeel van de decentrale overheden in het EMU-saldo, bedoeld in artikel 2, wordt uitgesplitst naar:\n \n \n a.\n een aandeel voor de provincies gezamenlijk dat voor 2024 tot en met 2026 wordt vastgesteld -0,10 procent van het bruto binnenlands product;\n \n \n b.\n een aandeel voor de gemeenten gezamenlijk dat voor 2024 tot en met 2026 wordt vastgesteld -0,34 procent van het bruto binnenlands product;\n \n \n c.\n een aandeel voor de waterschappen gezamenlijk dat dat voor 2024 tot en met 2026 wordt vastgesteld -0,06 procent van het bruto binnenlands product.\n \n \n2024397909-02-202427-11-20232024397909-02-202427-11-202310-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 3979, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 4\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2024. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 januari 2024, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2024.\n2024397909-02-202427-11-20232024397909-02-202427-11-202310-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 3979, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst,\n \n M.L.A. van\n Rij\n \n \n2024397909-02-202427-11-20232024397909-02-202427-11-202310-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 3979, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n2024397909-02-202427-11-20232024397909-02-202427-11-202310-02-202401-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049333/2024-02-10_0/xml/BWBR0049333_2024-02-10_0.xml", "content": "\n Regeling van de Staatssecretaris van Financiën 27 november 2023, houdende de vaststelling van de gelijkwaardige inspanning van de decentrale overheden inzake het EMU-saldo2024397909-02-202427-11-20232024397909-02-202427-11-202310-02-202401-01-2024\n Regeling vaststelling gelijkwaardige inspanning decentrale overheden inzake het EMU-saldo2024397909-02-202427-11-20232024397909-02-202427-11-202310-02-202401-01-2024\n \n \n De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst,\n \n Handelende in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat;\n Gelet op artikel 3 van de Wet houdbare overheidsfinanciën;\n \n \n Besluit:\n \n2024397909-02-202427-11-20232024397909-02-202427-11-202310-02-202401-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begrippen\n \n De definities van artikel 1 van de Wet houdbare overheidsfinanciën zijn van overeenkomstige toepassing op deze regeling.\n2024397909-02-202427-11-20232024397909-02-202427-11-202310-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n EMU-norm 2023\n \n Het collectieve aandeel van de decentrale overheden gezamenlijk in het EMU-saldo, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, wordt voor de jaren 2024 tot en met 2026 vastgesteld op -0,5 procent van het bruto binnenlands product.\n2024397909-02-202427-11-20232024397909-02-202427-11-202310-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Onderverdeling naar overheidslaag\n \n Het collectieve aandeel van de decentrale overheden in het EMU-saldo, bedoeld in artikel 2, wordt uitgesplitst naar:\n \n \n a.\n een aandeel voor de provincies gezamenlijk dat voor 2024 tot en met 2026 wordt vastgesteld -0,10 procent van het bruto binnenlands product;\n \n \n b.\n een aandeel voor de gemeenten gezamenlijk dat voor 2024 tot en met 2026 wordt vastgesteld -0,34 procent van het bruto binnenlands product;\n \n \n c.\n een aandeel voor de waterschappen gezamenlijk dat dat voor 2024 tot en met 2026 wordt vastgesteld -0,06 procent van het bruto binnenlands product.\n \n \n2024397909-02-202427-11-20232024397909-02-202427-11-202310-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Inwerkingtreding\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2024. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 januari 2024, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2024.\n2024397909-02-202427-11-20232024397909-02-202427-11-202310-02-202401-01-2024\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst,\n \n M.L.A. van\n Rij\n \n \n2024397909-02-202427-11-20232024397909-02-202427-11-202310-02-202401-01-2024\n \n2024397909-02-202427-11-20232024397909-02-202427-11-202310-02-202401-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049333/manifest.xml", "content": "2024-02-102024-01-01tot-en-met2024-02-14T06:53:58+01:002024-02-14T06:53:58+01:00BWBR0049333.WTI2024-02-109999-12-312024-02-109999-12-312024-02-14T06:54:40+01:002024-02-14T06:54:40+01:001739398202cb23359f2691cdbc287676ec156622bf58ffeb0187972801cad51f97caba0b79604ce0a70b63c7a8760e6dc8c7fd74172f7f52fa7335791bebd5b25ae272024-01-012024-02-092024-02-109999-12-312024-02-14T06:54:40+01:002024-02-14T06:54:40+01:0021440849fef7fe33d22feca2332a4ae1a9c4d652c5359a4d90f14f521cb0f0b85c91c65f25ed0e3d9d603f4d587a843b8354e1f2d360b385934701688bd8d46ab7dcf", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049334/2022-09-01_1/xml/BWBR0049334_2022-09-01_1.xml", "content": "\n Besluit van de directeur Contraterrorisme en Beveiliging Burgerluchtvaart van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid van 25 januari 2024, nr. 5164834, houdende verlening van ondermandaat en het doorgeven van volmacht en machtiging aan de onder de directeur Strategie, Analyse Nationale Veiligheid en Bedrijfsvoering ressorterende ambtenaren (Mandaatbesluit Strategie, Analyse Nationale Veiligheid en Bedrijfsvoering NCTV 2023)2024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-202201-09-2022Stcrt. 2024, 3955, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2022.Werkt terug tot en met 1 september 2022 voor zover het de verlening van ondermandaat aan de decaan van de NCTV Academie betreft.\n Mandaatbesluit Strategie, Analyse Nationale Veiligheid en Bedrijfsvoering NCTV 20232024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-202201-09-2022Stcrt. 2024, 3955, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2022.Werkt terug tot en met 1 september 2022 voor zover het de verlening van ondermandaat aan de decaan van de NCTV Academie betreft.\n \n \n De directeur Contraterrorisme en Beveiliging Burgerluchtvaart van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid,\n \n Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Mandaatbesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid;\n \n \n Besluit:\n \n2024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-202201-09-2022Stcrt. 2024, 3955, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2022.Werkt terug tot en met 1 september 2022 voor zover het de verlening van ondermandaat aan de decaan van de NCTV Academie betreft.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Van het ingevolge artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van het Mandaatbesluit NCTV Ministerie van Justitie en Veiligheid 2019 aan de directeur Strategie, Analyse Nationale Veiligheid en Bedrijfsvoering verleende ondermandaat wordt ten aanzien van de aangelegenheden die hun afdeling dan wel academie betreffen ondermandaat verleend aan:\n \n \n a.\n het hoofd van de Afdeling Strategie, Staf en Juridische zaken;\n \n \n b.\n het hoofd van de Afdeling Analyse Nationale Veiligheid;\n \n \n c.\n het hoofd van de Afdeling Bedrijfsvoering;\n \n \n d.\n de decaan van de NCTV Academie.\n \n \n2024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-202201-09-2022Stcrt. 2024, 3955, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2022.Werkt terug tot en met 1 september 2022 voor zover het de verlening van ondermandaat aan de decaan van de NCTV Academie betreft.\n \n \n Artikel\n 2\n \n De in artikel 1, onder a tot en met d, genoemde functionarissen wordt toegestaan elkaar volledig te vervangen. Zij treden daarbij in elkaars bevoegdheden.\n2024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-202201-09-2022Stcrt. 2024, 3955, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2022.Werkt terug tot en met 1 september 2022 voor zover het de verlening van ondermandaat aan de decaan van de NCTV Academie betreft.\n \n \n Artikel\n 3\n \n Het Mandaatbesluit Strategie, Analyse en Bedrijfsvoering NCTV 2021 wordt ingetrokken.\n2024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-202201-09-2022Stcrt. 2024, 3955, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2022.Werkt terug tot en met 1 september 2022 voor zover het de verlening van ondermandaat aan de decaan van de NCTV Academie betreft.\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte in de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 december 2022 onderscheidenlijk, voor zover het de verlening van ondermandaat aan de decaan van de NCTV Academie betreft, tot en met 1 september 2022.\n2024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-202201-09-2022Stcrt. 2024, 3955, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2022.Werkt terug tot en met 1 september 2022 voor zover het de verlening van ondermandaat aan de decaan van de NCTV Academie betreft.\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit Strategie, Analyse Nationale Veiligheid en Bedrijfsvoering NCTV 2023.\n2024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-202201-09-2022Stcrt. 2024, 3955, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2022.Werkt terug tot en met 1 september 2022 voor zover het de verlening van ondermandaat aan de decaan van de NCTV Academie betreft.\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De directeur Contraterrorisme en Beveiliging Burgerluchtvaart van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid,\n \n W.\n Vink\n \n \n2024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-202201-09-2022Stcrt. 2024, 3955, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2022.Werkt terug tot en met 1 september 2022 voor zover het de verlening van ondermandaat aan de decaan van de NCTV Academie betreft.\n \n2024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049334/2022-12-01_1/xml/BWBR0049334_2022-12-01_1.xml", "content": "\n Besluit van de directeur Contraterrorisme en Beveiliging Burgerluchtvaart van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid van 25 januari 2024, nr. 5164834, houdende verlening van ondermandaat en het doorgeven van volmacht en machtiging aan de onder de directeur Strategie, Analyse Nationale Veiligheid en Bedrijfsvoering ressorterende ambtenaren (Mandaatbesluit Strategie, Analyse Nationale Veiligheid en Bedrijfsvoering NCTV 2023)2024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-202201-09-2022Stcrt. 2024, 3955, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2022.Werkt terug tot en met 1 september 2022 voor zover het de verlening van ondermandaat aan de decaan van de NCTV Academie betreft.01-12-2022Stcrt. 2024, 3955, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n Mandaatbesluit Strategie, Analyse Nationale Veiligheid en Bedrijfsvoering NCTV 20232024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-202201-09-2022Stcrt. 2024, 3955, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2022.Werkt terug tot en met 1 september 2022 voor zover het de verlening van ondermandaat aan de decaan van de NCTV Academie betreft.01-12-2022Stcrt. 2024, 3955, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n \n De directeur Contraterrorisme en Beveiliging Burgerluchtvaart van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid,\n \n Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Mandaatbesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid;\n \n \n Besluit:\n \n2024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-202201-09-2022Stcrt. 2024, 3955, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2022.Werkt terug tot en met 1 september 2022 voor zover het de verlening van ondermandaat aan de decaan van de NCTV Academie betreft.01-12-2022Stcrt. 2024, 3955, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Van het ingevolge artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van het Mandaatbesluit NCTV Ministerie van Justitie en Veiligheid 2019 aan de directeur Strategie, Analyse Nationale Veiligheid en Bedrijfsvoering verleende ondermandaat wordt ten aanzien van de aangelegenheden die hun afdeling dan wel academie betreffen ondermandaat verleend aan:\n \n \n a.\n het hoofd van de Afdeling Strategie, Staf en Juridische zaken;\n \n \n b.\n het hoofd van de Afdeling Analyse Nationale Veiligheid;\n \n \n c.\n het hoofd van de Afdeling Bedrijfsvoering;\n \n \n d.\n de decaan van de NCTV Academie.\n \n \n2024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-202201-09-2022Stcrt. 2024, 3955, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2022.Werkt terug tot en met 1 september 2022 voor zover het de verlening van ondermandaat aan de decaan van de NCTV Academie betreft.01-12-2022Stcrt. 2024, 3955, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n \n Artikel\n 2\n \n De in artikel 1, onder a tot en met d, genoemde functionarissen wordt toegestaan elkaar volledig te vervangen. Zij treden daarbij in elkaars bevoegdheden.\n2024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-202201-09-2022Stcrt. 2024, 3955, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2022.Werkt terug tot en met 1 september 2022 voor zover het de verlening van ondermandaat aan de decaan van de NCTV Academie betreft.01-12-2022Stcrt. 2024, 3955, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n \n Artikel\n 3\n \n Het Mandaatbesluit Strategie, Analyse en Bedrijfsvoering NCTV 2021 wordt ingetrokken.\n2024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-202201-09-2022Stcrt. 2024, 3955, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2022.Werkt terug tot en met 1 september 2022 voor zover het de verlening van ondermandaat aan de decaan van de NCTV Academie betreft.01-12-2022Stcrt. 2024, 3955, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte in de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 december 2022 onderscheidenlijk, voor zover het de verlening van ondermandaat aan de decaan van de NCTV Academie betreft, tot en met 1 september 2022.\n2024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-202201-09-2022Stcrt. 2024, 3955, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2022.Werkt terug tot en met 1 september 2022 voor zover het de verlening van ondermandaat aan de decaan van de NCTV Academie betreft.01-12-2022Stcrt. 2024, 3955, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit Strategie, Analyse Nationale Veiligheid en Bedrijfsvoering NCTV 2023.\n2024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-202201-09-2022Stcrt. 2024, 3955, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2022.Werkt terug tot en met 1 september 2022 voor zover het de verlening van ondermandaat aan de decaan van de NCTV Academie betreft.01-12-2022Stcrt. 2024, 3955, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De directeur Contraterrorisme en Beveiliging Burgerluchtvaart van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid,\n \n W.\n Vink\n \n \n2024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-202201-09-2022Stcrt. 2024, 3955, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2022.Werkt terug tot en met 1 september 2022 voor zover het de verlening van ondermandaat aan de decaan van de NCTV Academie betreft.01-12-2022Stcrt. 2024, 3955, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n2024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049334/2024-02-10_0/xml/BWBR0049334_2024-02-10_0.xml", "content": "\n Besluit van de directeur Contraterrorisme en Beveiliging Burgerluchtvaart van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid van 25 januari 2024, nr. 5164834, houdende verlening van ondermandaat en het doorgeven van volmacht en machtiging aan de onder de directeur Strategie, Analyse Nationale Veiligheid en Bedrijfsvoering ressorterende ambtenaren (Mandaatbesluit Strategie, Analyse Nationale Veiligheid en Bedrijfsvoering NCTV 2023)2024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-2022\n Mandaatbesluit Strategie, Analyse Nationale Veiligheid en Bedrijfsvoering NCTV 20232024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-2022\n \n \n De directeur Contraterrorisme en Beveiliging Burgerluchtvaart van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid,\n \n Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Mandaatbesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid;\n \n \n Besluit:\n \n2024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Van het ingevolge artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van het Mandaatbesluit NCTV Ministerie van Justitie en Veiligheid 2019 aan de directeur Strategie, Analyse Nationale Veiligheid en Bedrijfsvoering verleende ondermandaat wordt ten aanzien van de aangelegenheden die hun afdeling dan wel academie betreffen ondermandaat verleend aan:\n \n \n a.\n het hoofd van de Afdeling Strategie, Staf en Juridische zaken;\n \n \n b.\n het hoofd van de Afdeling Analyse Nationale Veiligheid;\n \n \n c.\n het hoofd van de Afdeling Bedrijfsvoering;\n \n \n d.\n de decaan van de NCTV Academie.\n \n \n2024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n De in artikel 1, onder a tot en met d, genoemde functionarissen wordt toegestaan elkaar volledig te vervangen. Zij treden daarbij in elkaars bevoegdheden.\n2024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n Het Mandaatbesluit Strategie, Analyse en Bedrijfsvoering NCTV 2021 wordt ingetrokken.\n2024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte in de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 december 2022 onderscheidenlijk, voor zover het de verlening van ondermandaat aan de decaan van de NCTV Academie betreft, tot en met 1 september 2022.\n2024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-2022\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit Strategie, Analyse Nationale Veiligheid en Bedrijfsvoering NCTV 2023.\n2024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De directeur Contraterrorisme en Beveiliging Burgerluchtvaart van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid,\n \n W.\n Vink\n \n \n2024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-2022\n \n2024395509-02-202425-01-202451648342024395509-02-202425-01-2024516483410-02-202401-09-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049334/manifest.xml", "content": "2024-02-102022-09-01tot-en-met2024-02-13T06:26:37+01:002024-02-15T07:52:41+01:00BWBR0049334.WTI2022-09-012022-11-302024-02-109999-12-312024-02-13T06:26:53+01:002024-02-13T06:26:53+01:0025645af39a9e19971eaf9f2fb79a06efeb61abb163601576c5e0cc13091959f0d7cede7e5b9a59c1b84761035f2b8625ba9886ad10136706b7531cb37ac0009e2dc622022-12-012024-02-092024-02-109999-12-312024-02-13T06:26:49+01:002024-02-13T06:26:49+01:00297010a291261d2ff3845ba210e53744e0dd36103abd04740c6e3a0b80e7c07ee691976bd47cafba3b893ecc0db9aeed272f659d27c3ee12d529674ecdd0399f60c7d2024-02-109999-12-312024-02-109999-12-312024-02-13T06:26:54+01:002024-02-13T06:26:54+01:001990681b1c773397e4a32f4fa6120f49437167802579ff6e1d749ba5453de047b3e6068a3429d63d0da445dc4c40cfdc2e486cb4c1a6be150064b6830b7e9e1044c64", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049335/2022-12-01_1/xml/BWBR0049335_2022-12-01_1.xml", "content": "\n Besluit van de directeur Contraterrorisme en Beveiliging Burgerluchtvaart van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid van 25 januari 2024, nr. 5164823, houdende verlening van ondermandaat en het doorgeven van volmacht en machtiging aan de onder de directeur ressorterende ambtenaren (Mandaatbesluit Contraterrorisme en Beveiliging Burgerluchtvaart NCTV 2023)2024394809-02-202425-01-202451648232024394809-02-202425-01-2024516482310-02-202401-12-202201-12-2022Stcrt. 2024, 3948, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n Mandaatbesluit Contraterrorisme en Beveiliging Burgerluchtvaart NCTV 20232024394809-02-202425-01-202451648232024394809-02-202425-01-2024516482310-02-202401-12-202201-12-2022Stcrt. 2024, 3948, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n \n De directeur Contraterrorisme en Beveiliging Burgerluchtvaart van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid,\n \n Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Mandaatbesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid;\n \n \n Besluit:\n \n2024394809-02-202425-01-202451648232024394809-02-202425-01-2024516482310-02-202401-12-202201-12-2022Stcrt. 2024, 3948, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Van het ingevolge artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van het Mandaatbesluit NCTV Ministerie van Justitie en Veiligheid 2019 aan de directeur Contraterrorisme en Beveiliging Burgerluchtvaart verleende ondermandaat wordt ten aanzien van de aangelegenheden die hun afdeling betreffen ondermandaat verleend aan:\n \n \n a.\n het hoofd van de Afdeling Contraterrorisme 1;\n \n \n b.\n het hoofd van de Afdeling Contraterrorisme 2;\n \n \n c.\n het hoofd van de Afdeling Beveiliging Burgerluchtvaart.\n \n \n2024394809-02-202425-01-202451648232024394809-02-202425-01-2024516482310-02-202401-12-202201-12-2022Stcrt. 2024, 3948, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n \n Artikel\n 2\n \n De in artikel 1, onder a tot en met c, genoemde functionarissen wordt toegestaan elkaar volledig te vervangen. Zij treden daarbij in elkaars bevoegdheden.\n2024394809-02-202425-01-202451648232024394809-02-202425-01-2024516482310-02-202401-12-202201-12-2022Stcrt. 2024, 3948, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n \n Artikel\n 3\n \n Het Mandaatbesluit Contraterrorisme NCTV 2019 wordt ingetrokken.\n2024394809-02-202425-01-202451648232024394809-02-202425-01-2024516482310-02-202401-12-202201-12-2022Stcrt. 2024, 3948, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte in de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 december 2022.\n2024394809-02-202425-01-202451648232024394809-02-202425-01-2024516482310-02-202401-12-202201-12-2022Stcrt. 2024, 3948, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit Contraterrorisme en Beveiliging Burgerluchtvaart NCTV 2023.\n2024394809-02-202425-01-202451648232024394809-02-202425-01-2024516482310-02-202401-12-202201-12-2022Stcrt. 2024, 3948, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De directeur Contraterrorisme en Beveiliging Burgerluchtvaart van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid,\n \n W.\n Vink\n \n \n2024394809-02-202425-01-202451648232024394809-02-202425-01-2024516482310-02-202401-12-202201-12-2022Stcrt. 2024, 3948, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n2024394809-02-202425-01-202451648232024394809-02-202425-01-2024516482310-02-202401-12-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049335/2024-02-10_0/xml/BWBR0049335_2024-02-10_0.xml", "content": "\n Besluit van de directeur Contraterrorisme en Beveiliging Burgerluchtvaart van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid van 25 januari 2024, nr. 5164823, houdende verlening van ondermandaat en het doorgeven van volmacht en machtiging aan de onder de directeur ressorterende ambtenaren (Mandaatbesluit Contraterrorisme en Beveiliging Burgerluchtvaart NCTV 2023)2024394809-02-202425-01-202451648232024394809-02-202425-01-2024516482310-02-202401-12-2022\n Mandaatbesluit Contraterrorisme en Beveiliging Burgerluchtvaart NCTV 20232024394809-02-202425-01-202451648232024394809-02-202425-01-2024516482310-02-202401-12-2022\n \n \n De directeur Contraterrorisme en Beveiliging Burgerluchtvaart van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid,\n \n Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Mandaatbesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid;\n \n \n Besluit:\n \n2024394809-02-202425-01-202451648232024394809-02-202425-01-2024516482310-02-202401-12-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Van het ingevolge artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van het Mandaatbesluit NCTV Ministerie van Justitie en Veiligheid 2019 aan de directeur Contraterrorisme en Beveiliging Burgerluchtvaart verleende ondermandaat wordt ten aanzien van de aangelegenheden die hun afdeling betreffen ondermandaat verleend aan:\n \n \n a.\n het hoofd van de Afdeling Contraterrorisme 1;\n \n \n b.\n het hoofd van de Afdeling Contraterrorisme 2;\n \n \n c.\n het hoofd van de Afdeling Beveiliging Burgerluchtvaart.\n \n \n2024394809-02-202425-01-202451648232024394809-02-202425-01-2024516482310-02-202401-12-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n De in artikel 1, onder a tot en met c, genoemde functionarissen wordt toegestaan elkaar volledig te vervangen. Zij treden daarbij in elkaars bevoegdheden.\n2024394809-02-202425-01-202451648232024394809-02-202425-01-2024516482310-02-202401-12-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n Het Mandaatbesluit Contraterrorisme NCTV 2019 wordt ingetrokken.\n2024394809-02-202425-01-202451648232024394809-02-202425-01-2024516482310-02-202401-12-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte in de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 december 2022.\n2024394809-02-202425-01-202451648232024394809-02-202425-01-2024516482310-02-202401-12-2022\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit Contraterrorisme en Beveiliging Burgerluchtvaart NCTV 2023.\n2024394809-02-202425-01-202451648232024394809-02-202425-01-2024516482310-02-202401-12-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De directeur Contraterrorisme en Beveiliging Burgerluchtvaart van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid,\n \n W.\n Vink\n \n \n2024394809-02-202425-01-202451648232024394809-02-202425-01-2024516482310-02-202401-12-2022\n \n2024394809-02-202425-01-202451648232024394809-02-202425-01-2024516482310-02-202401-12-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049335/manifest.xml", "content": "2024-02-102022-12-01tot-en-met2024-02-13T06:26:42+01:002024-02-15T07:53:13+01:00BWBR0049335.WTI2024-02-109999-12-312024-02-109999-12-312024-02-13T06:26:49+01:002024-02-13T06:26:49+01:0019323557df9605492c0abc3d4c83c2892c32c81b385adb96dff8c59870fb286988d75cf9133384e8ef093b15fa1e7b3da5f2dd70e8299d924c5953f39536d71f0f0e52022-12-012024-02-092024-02-109999-12-312024-02-13T06:26:49+01:002024-02-13T06:26:49+01:00238746ae20784e4d8802285853246f179a90db7d740bc466c24e31df17d5b059d779bc0444e9193b618583aea0011ffa2409b869dea6863e999ea5284b8c1daed73ac", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049336/2024-01-01_1/xml/BWBR0049336_2024-01-01_1.xml", "content": "\n Tijdelijke vrijstelling op grond van artikel 46, eerste lid van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden voor het gebruik van Permanent Stalspuitmiddel tegen knutten (Vrijstelling Permanent Stalspuitmiddel tegen knutten 2024)2024410007-02-2024IENW/BSK-2023/3926432024410007-02-2024IENW/BSK-2023/39264308-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 4100, datum inwerkingtreding 08-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n Vrijstelling Permanent Stalspuitmiddel tegen knutten 20242024410007-02-2024IENW/BSK-2023/3926432024410007-02-2024IENW/BSK-2023/39264308-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 4100, datum inwerkingtreding 08-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat;\n \n Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;\n Gelezen het verzoek van Denka Registrations BV. van 25 oktober 2023 tot vrijstelling van het verbod op het gebruik van het biocide Permanent Stalspuitmiddel in stallen en op transportwagens voor bepaalde landbouwhuisdieren (herkauwers), ten behoeve van het voorkomen van blauwtong of het bestrijden van het blauwtongvirus;\n Gelet op artikel 46, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 55 van Verordening (EU) nr. 528/2012;\n \n \n BESLUIT:\n \n2024410007-02-2024IENW/BSK-2023/3926432024410007-02-2024IENW/BSK-2023/39264308-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 4100, datum inwerkingtreding 08-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Ten behoeve van het voorkomen van blauwtong of het bestrijden van het blauwtongvirus in stallen waar herkauwers in quarantaine worden gehouden, en op de binnen- of buitenzijde van veevervoermiddelen waarmee deze herkauwers worden vervoerd, wordt op grond van:\n \n \n a)\n \n artikel 46, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden vrijstelling verleend van het verbod, bedoeld in artikel 43, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, om in strijd te handelen met artikel 17, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 528/2012, voor het onder voorwaarden op de Nederlandse markt aanbieden en gebruiken van het biocide Permanent Stalspuitmiddel, en\n \n \n b)\n artikel 55 van Verordening (EU) nr. 528/2012 toegestaan dat de in het onderdeel a genoemde biocide op de Nederlandse markt wordt aangeboden en gebruikt.\n \n \n2024410007-02-2024IENW/BSK-2023/3926432024410007-02-2024IENW/BSK-2023/39264308-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 4100, datum inwerkingtreding 08-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 2\n \n Aan de vrijstelling en toestemming, bedoeld in artikel 1, onderdelen a onderscheidenlijk b, zijn de in de bijlage bij dit besluit opgenomen beperkingen en voorschriften verbonden.\n2024410007-02-2024IENW/BSK-2023/3926432024410007-02-2024IENW/BSK-2023/39264308-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 4100, datum inwerkingtreding 08-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 3\n \n Dit besluit werkt terug tot en met 1 januari 2024 en vervalt met ingang van 29 juni 2024.\n2024410007-02-2024IENW/BSK-2023/3926432024410007-02-2024IENW/BSK-2023/39264308-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 4100, datum inwerkingtreding 08-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Vrijstelling Permanent Stalspuitmiddel tegen knutten 2024.\n2024410007-02-2024IENW/BSK-2023/3926432024410007-02-2024IENW/BSK-2023/39264308-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 4100, datum inwerkingtreding 08-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit treedt in werking op de dag na de datum van plaatsing in de Staatscourant waarin het wordt bekendgemaakt.\n2024410007-02-2024IENW/BSK-2023/3926432024410007-02-2024IENW/BSK-2023/39264308-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 4100, datum inwerkingtreding 08-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n \n DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT,namens dezede directeur-generaal Milieu en Internationaal,A. vanRijn\n2024410007-02-2024IENW/BSK-2023/3926432024410007-02-2024IENW/BSK-2023/39264308-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 4100, datum inwerkingtreding 08-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Bijlage\n bedoeld in artikel 2\n \n Het biocide Permanent Stalspuitmiddel mag in Nederland gebruikt worden in stallen waar herkauwers in quarantaine worden gehouden, en op de binnen- of buitenzijde van veevervoermiddelen waarmee deze herkauwers worden vervoerd. Daarbij moeten de NVWA-protocollen voor het vectorvrij maken van stallen en transportmiddelen worden nageleefd, in ieder geval voor zover die gevolgen hebben voor de blootstelling van mens, dier en milieu aan het biocide.\n Voor het gebruik van het biocide gelden daarnaast de volgende voorwaarden:\n \n \n –\n De risicoreducerende maatregelen/restricties die gelden voor de toegelaten toepassingen van Permanent Stalspuitmiddel (toelatingnummer 7276 N) gelden ook voor de voor vrijstelling aangevraagde toepassingen.\n Om onacceptabele risico’s voor het milieu te voorkomen, moet:\n \n \n –\n emissie naar het vuilwaterriool worden voorkomen. Het middel mag dan ook niet worden toegepast in stallen waarvan de stalvloer is voorzien van een aansluiting op de riolering. Ook mag het middel niet worden toegepast op spuitplaatsen voor voertuigen die afwateren op het vuilwaterriool;\n \n \n –\n mest als afvalstof worden behandeld en niet worden toegepast als meststof indien die verontreinigd is of kan zijn met resten van het biocide1Voetnoot door Ctgb: Hoewel de afvoer naar mest onwenselijk is, is deze manier van afvoeren te prefereren onder voorwaarden dat mest wordt verwerkt als afvalstof en niet als meststof. Afvoeren van afvalwater naar een verwerker zal nog steeds leiden tot onacceptabele risico’s voor het aquatische milieu, omdat een verwerker zeer waarschijnlijk niet in staat zal zijn om de actieve stoffen uit waterige afvalstromen te verwijderen voordat het water wordt geloosd op de riolering of oppervlaktewater.;\n \n \n –\n bij het schoonmaken van de gebruikte apparatuur en gereedschappen het afvalwater worden geloosd op de mestopslag. Lozing op het vuilwaterriool is niet toegestaan.\n \n \n \n \n –\n De emissie naar oppervlaktewater of de bodem moet worden voorkomen.\n \n \n2024410007-02-2024IENW/BSK-2023/3926432024410007-02-2024IENW/BSK-2023/39264308-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 4100, datum inwerkingtreding 08-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n2024410007-02-2024IENW/BSK-2023/3926432024410007-02-2024IENW/BSK-2023/39264308-02-202401-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049336/2024-02-08_0/xml/BWBR0049336_2024-02-08_0.xml", "content": "\n Tijdelijke vrijstelling op grond van artikel 46, eerste lid van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden voor het gebruik van Permanent Stalspuitmiddel tegen knutten (Vrijstelling Permanent Stalspuitmiddel tegen knutten 2024)2024410007-02-2024IENW/BSK-2023/3926432024410007-02-2024IENW/BSK-2023/39264308-02-202401-01-2024\n Vrijstelling Permanent Stalspuitmiddel tegen knutten 20242024410007-02-2024IENW/BSK-2023/3926432024410007-02-2024IENW/BSK-2023/39264308-02-202401-01-2024\n \n \n De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat;\n \n Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;\n Gelezen het verzoek van Denka Registrations BV. van 25 oktober 2023 tot vrijstelling van het verbod op het gebruik van het biocide Permanent Stalspuitmiddel in stallen en op transportwagens voor bepaalde landbouwhuisdieren (herkauwers), ten behoeve van het voorkomen van blauwtong of het bestrijden van het blauwtongvirus;\n Gelet op artikel 46, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 55 van Verordening (EU) nr. 528/2012;\n \n \n BESLUIT:\n \n2024410007-02-2024IENW/BSK-2023/3926432024410007-02-2024IENW/BSK-2023/39264308-02-202401-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Ten behoeve van het voorkomen van blauwtong of het bestrijden van het blauwtongvirus in stallen waar herkauwers in quarantaine worden gehouden, en op de binnen- of buitenzijde van veevervoermiddelen waarmee deze herkauwers worden vervoerd, wordt op grond van:\n \n \n a)\n \n artikel 46, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden vrijstelling verleend van het verbod, bedoeld in artikel 43, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, om in strijd te handelen met artikel 17, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 528/2012, voor het onder voorwaarden op de Nederlandse markt aanbieden en gebruiken van het biocide Permanent Stalspuitmiddel, en\n \n \n b)\n artikel 55 van Verordening (EU) nr. 528/2012 toegestaan dat de in het onderdeel a genoemde biocide op de Nederlandse markt wordt aangeboden en gebruikt.\n \n \n2024410007-02-2024IENW/BSK-2023/3926432024410007-02-2024IENW/BSK-2023/39264308-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n \n Aan de vrijstelling en toestemming, bedoeld in artikel 1, onderdelen a onderscheidenlijk b, zijn de in de bijlage bij dit besluit opgenomen beperkingen en voorschriften verbonden.\n2024410007-02-2024IENW/BSK-2023/3926432024410007-02-2024IENW/BSK-2023/39264308-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n Dit besluit werkt terug tot en met 1 januari 2024 en vervalt met ingang van 29 juni 2024.\n2024410007-02-2024IENW/BSK-2023/3926432024410007-02-2024IENW/BSK-2023/39264308-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Vrijstelling Permanent Stalspuitmiddel tegen knutten 2024.\n2024410007-02-2024IENW/BSK-2023/3926432024410007-02-2024IENW/BSK-2023/39264308-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit treedt in werking op de dag na de datum van plaatsing in de Staatscourant waarin het wordt bekendgemaakt.\n2024410007-02-2024IENW/BSK-2023/3926432024410007-02-2024IENW/BSK-2023/39264308-02-202401-01-2024\n \n \n \n DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT,namens dezede directeur-generaal Milieu en Internationaal,A. vanRijn\n2024410007-02-2024IENW/BSK-2023/3926432024410007-02-2024IENW/BSK-2023/39264308-02-202401-01-2024\n \n \n Bijlage\n bedoeld in artikel 2\n \n Het biocide Permanent Stalspuitmiddel mag in Nederland gebruikt worden in stallen waar herkauwers in quarantaine worden gehouden, en op de binnen- of buitenzijde van veevervoermiddelen waarmee deze herkauwers worden vervoerd. Daarbij moeten de NVWA-protocollen voor het vectorvrij maken van stallen en transportmiddelen worden nageleefd, in ieder geval voor zover die gevolgen hebben voor de blootstelling van mens, dier en milieu aan het biocide.\n Voor het gebruik van het biocide gelden daarnaast de volgende voorwaarden:\n \n \n –\n De risicoreducerende maatregelen/restricties die gelden voor de toegelaten toepassingen van Permanent Stalspuitmiddel (toelatingnummer 7276 N) gelden ook voor de voor vrijstelling aangevraagde toepassingen.\n Om onacceptabele risico’s voor het milieu te voorkomen, moet:\n \n \n –\n emissie naar het vuilwaterriool worden voorkomen. Het middel mag dan ook niet worden toegepast in stallen waarvan de stalvloer is voorzien van een aansluiting op de riolering. Ook mag het middel niet worden toegepast op spuitplaatsen voor voertuigen die afwateren op het vuilwaterriool;\n \n \n –\n mest als afvalstof worden behandeld en niet worden toegepast als meststof indien die verontreinigd is of kan zijn met resten van het biocide1Voetnoot door Ctgb: Hoewel de afvoer naar mest onwenselijk is, is deze manier van afvoeren te prefereren onder voorwaarden dat mest wordt verwerkt als afvalstof en niet als meststof. Afvoeren van afvalwater naar een verwerker zal nog steeds leiden tot onacceptabele risico’s voor het aquatische milieu, omdat een verwerker zeer waarschijnlijk niet in staat zal zijn om de actieve stoffen uit waterige afvalstromen te verwijderen voordat het water wordt geloosd op de riolering of oppervlaktewater.;\n \n \n –\n bij het schoonmaken van de gebruikte apparatuur en gereedschappen het afvalwater worden geloosd op de mestopslag. Lozing op het vuilwaterriool is niet toegestaan.\n \n \n \n \n –\n De emissie naar oppervlaktewater of de bodem moet worden voorkomen.\n \n \n2024410007-02-2024IENW/BSK-2023/3926432024410007-02-2024IENW/BSK-2023/39264308-02-202401-01-2024\n \n2024410007-02-2024IENW/BSK-2023/3926432024410007-02-2024IENW/BSK-2023/39264308-02-202401-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049336/manifest.xml", "content": "2024-02-082024-06-292024-01-01tot-en-met2024-02-09T09:55:18+01:002024-02-09T09:55:18+01:00BWBR0049336.WTI2024-01-012024-02-072024-02-089999-12-312024-02-09T09:55:38+01:002024-02-09T09:55:38+01:0027555d2ec96f05dc523e377f328752f746169c9ac6fecd3fa2c941170f6a32ac9c2a3d6ce23c62b0759fcaeebe60d10381373e5e3ac09b0b033074c5a6ba2e9d6ba772024-02-082024-06-282024-02-089999-12-312024-02-09T09:55:39+01:002024-06-29T06:12:41+02:00224992391aff1eb7e39c3682de169f78f068182d5bcab9dd33932b42441820717a785805a6036eff251ebd80ad2a9cb50ea2b2a83a1bc65837f6f8cec6d55fab40647", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049337/2024-01-01_1/xml/BWBR0049337_2024-01-01_1.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 30 januari 2024, nr. 5076899, houdende de instelling van de Commissie Evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand II (Instellingsbesluit Commissie Evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand II)2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 4375, datum inwerkingtreding 09-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n Instellingsbesluit Commissie Evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand II2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 4375, datum inwerkingtreding 09-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;\n \n Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;\n Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;\n \n \n Besluiten:\n \n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 4375, datum inwerkingtreding 09-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n Minister: Minister voor Rechtsbescherming;\n \n \n b.\n \n commissie: de Commissie Evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand II.\n \n \n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 4375, datum inwerkingtreding 09-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 2\n Instelling en taak\n \n \n 1\n Er is een Commissie Evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand II.\n \n \n 2\n De commissie heeft tot taak:\n \n \n a.\n Het op onafhankelijke wijze adviseren over het actualiseren van het aantal toegekende punten in het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. De bestaande systematiek van forfaitaire vergoedingen in het stelsel is daarbij een randvoorwaarde;\n \n \n b.\n Op basis van de onder a. verkregen gegevens een voorstel te doen met betrekking tot het aantal punten per zaaksoort voor alle rechtsgebieden;\n \n \n c.\n In beeld te brengen of met een bruto omzet die behaald kan worden met 1.200 gedeclareerde punten met het in 2024 geldende punttarief in het stelsel een netto jaarinkomen verdiend kan worden vergelijkbaar met het netto jaarinkomen van een rijksambtenaar op het niveau van de hoogste trede (10) van schaal 12 voor rijksambtenaren en, indien van toepassing, een voorstel te doen hoe dit niveau bereikt kan worden. De commissie betrekt hierbij het onderzoeksrapport van het Kenniscentrum van het stelsel gesubsidieerde rechtsbijstand op dit onderwerp;\n \n \n d.\n Het uitbrengen van een eindverslag.\n \n \n \n \n 3\n In aanvulling op de taakomschrijving zoals bedoeld in het tweede lid, is het referentiekader van de commissie:\n \n \n a.\n De taak ziet niet op de systematiek van de jaarlijkse indexering van de vergoedingen per punt aan rechtsbijstandsverleners. Evenmin ziet de opdracht op vergoedingen aan eerstelijnsrechtsbijstandsverleners;\n \n \n b.\n De voorstellen voor het puntenaantallen per zaaksoort moeten gebaseerd zijn op actuele metingen van de tijdsbesteding, gerelateerd aan de verrichte werkzaamheden waarbij het uitgangspunt een doelmatige praktijkvoering door mediators en advocaten(kantoren) is;\n \n \n c.\n De voorstellen moeten voor zowel de Raad voor rechtsbijstand als de advocatuur eenvoudig toepasbaar en uitvoerbaar zijn;\n \n \n d.\n De commissie valideert de gegevens over de gemiddelde tijdsbesteding met (technologische, juridische, maatschappelijke) ontwikkelingen die de tijdsbesteding kunnen beïnvloeden;\n \n \n e.\n Voor artikel 2, tweede lid, onder c. houdt de commissie rekening met voor mediators en advocaten gebruikelijke bedrijfskosten, pensioenkosten, kosten voor arbeidsongeschiktheid, belastingen en dergelijke.\n \n \n \n \n 4\n De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.\n \n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 4375, datum inwerkingtreding 09-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 3\n Samenstelling\n \n \n 1\n De commissie bestaat uit een voorzitter en vier andere leden.\n \n \n 2\n De voorzitter en leden worden bij ministerieel besluit benoemd.\n \n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 4375, datum inwerkingtreding 09-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 4\n Instellingsduur en rapportageverplichting\n \n \n 1\n De commissie brengt uiterlijk 31 december 2024 een eindverslag uit met betrekking tot het onderzoek, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a. tot en met c.\n \n \n 2\n De commissie kan een tussentijds verslag uitbrengen.\n \n \n 3\n De commissie wordt opgeheven vier weken nadat het eindverslag bedoeld in het eerste lid is uitgebracht.\n \n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 4375, datum inwerkingtreding 09-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 5\n Secretariaat\n \n \n 1\n De Minister voorziet in het secretariaat van de commissie.\n \n \n 2\n Aan het secretariaat kunnen medewerkers worden toegevoegd.\n \n \n 3\n De secretaris en de medewerkers van het secretariaat zijn geen lid van de commissie.\n \n \n 4\n De Minister draagt, op verzoek van de voorzitter, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie.\n \n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 4375, datum inwerkingtreding 09-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 6\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n \n 1\n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2024.\n \n \n 2\n Dit besluit vervalt op het moment dat de commissie wordt opgeheven.\n \n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 4375, datum inwerkingtreding 09-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 7\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand II.\n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 4375, datum inwerkingtreding 09-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 30 januari 2024\n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n F.M.\n Weerwind\n \n \n \n De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n A.C. van\n Huffelen\n \n \n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 4375, datum inwerkingtreding 09-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049337/2024-02-09_0/xml/BWBR0049337_2024-02-09_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 30 januari 2024, nr. 5076899, houdende de instelling van de Commissie Evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand II (Instellingsbesluit Commissie Evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand II)2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-2024\n Instellingsbesluit Commissie Evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand II2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-2024\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;\n \n Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;\n Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;\n \n \n Besluiten:\n \n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n Minister: Minister voor Rechtsbescherming;\n \n \n b.\n \n commissie: de Commissie Evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand II.\n \n \n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Instelling en taak\n \n \n 1\n Er is een Commissie Evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand II.\n \n \n 2\n De commissie heeft tot taak:\n \n \n a.\n Het op onafhankelijke wijze adviseren over het actualiseren van het aantal toegekende punten in het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. De bestaande systematiek van forfaitaire vergoedingen in het stelsel is daarbij een randvoorwaarde;\n \n \n b.\n Op basis van de onder a. verkregen gegevens een voorstel te doen met betrekking tot het aantal punten per zaaksoort voor alle rechtsgebieden;\n \n \n c.\n In beeld te brengen of met een bruto omzet die behaald kan worden met 1.200 gedeclareerde punten met het in 2024 geldende punttarief in het stelsel een netto jaarinkomen verdiend kan worden vergelijkbaar met het netto jaarinkomen van een rijksambtenaar op het niveau van de hoogste trede (10) van schaal 12 voor rijksambtenaren en, indien van toepassing, een voorstel te doen hoe dit niveau bereikt kan worden. De commissie betrekt hierbij het onderzoeksrapport van het Kenniscentrum van het stelsel gesubsidieerde rechtsbijstand op dit onderwerp;\n \n \n d.\n Het uitbrengen van een eindverslag.\n \n \n \n \n 3\n In aanvulling op de taakomschrijving zoals bedoeld in het tweede lid, is het referentiekader van de commissie:\n \n \n a.\n De taak ziet niet op de systematiek van de jaarlijkse indexering van de vergoedingen per punt aan rechtsbijstandsverleners. Evenmin ziet de opdracht op vergoedingen aan eerstelijnsrechtsbijstandsverleners;\n \n \n b.\n De voorstellen voor het puntenaantallen per zaaksoort moeten gebaseerd zijn op actuele metingen van de tijdsbesteding, gerelateerd aan de verrichte werkzaamheden waarbij het uitgangspunt een doelmatige praktijkvoering door mediators en advocaten(kantoren) is;\n \n \n c.\n De voorstellen moeten voor zowel de Raad voor rechtsbijstand als de advocatuur eenvoudig toepasbaar en uitvoerbaar zijn;\n \n \n d.\n De commissie valideert de gegevens over de gemiddelde tijdsbesteding met (technologische, juridische, maatschappelijke) ontwikkelingen die de tijdsbesteding kunnen beïnvloeden;\n \n \n e.\n Voor artikel 2, tweede lid, onder c. houdt de commissie rekening met voor mediators en advocaten gebruikelijke bedrijfskosten, pensioenkosten, kosten voor arbeidsongeschiktheid, belastingen en dergelijke.\n \n \n \n \n 4\n De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.\n \n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Samenstelling\n \n \n 1\n De commissie bestaat uit een voorzitter en vier andere leden.\n \n \n 2\n De voorzitter en leden worden bij ministerieel besluit benoemd.\n \n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Instellingsduur en rapportageverplichting\n \n \n 1\n De commissie brengt uiterlijk 31 december 2024 een eindverslag uit met betrekking tot het onderzoek, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a. tot en met c.\n \n \n 2\n De commissie kan een tussentijds verslag uitbrengen.\n \n \n 3\n De commissie wordt opgeheven vier weken nadat het eindverslag bedoeld in het eerste lid is uitgebracht.\n \n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 5\n Secretariaat\n \n \n 1\n De Minister voorziet in het secretariaat van de commissie.\n \n \n 2\n Aan het secretariaat kunnen medewerkers worden toegevoegd.\n \n \n 3\n De secretaris en de medewerkers van het secretariaat zijn geen lid van de commissie.\n \n \n 4\n De Minister draagt, op verzoek van de voorzitter, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie.\n \n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 6\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n \n 1\n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2024.\n \n \n 2\n Dit besluit vervalt op het moment dat de commissie wordt opgeheven.\n \n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 7\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand II.\n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-2024\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 30 januari 2024\n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n F.M.\n Weerwind\n \n \n \n De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n A.C. van\n Huffelen\n \n \n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-2024\n \n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049337/2024-11-29_0/xml/BWBR0049337_2024-11-29_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 30 januari 2024, nr. 5076899, houdende de instelling van de Commissie Evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand II (Instellingsbesluit Commissie Evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand II)2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-2024\n Instellingsbesluit Commissie Evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand II2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-2024\n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;\n \n Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;\n Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;\n \n \n Besluiten:\n \n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In dit besluit wordt verstaan onder:\n \n \n a.\n \n Minister: Minister voor Rechtsbescherming;\n \n \n b.\n \n commissie: de Commissie Evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand II.\n \n \n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Instelling en taak\n \n \n 1\n Er is een Commissie Evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand II.\n \n \n 2\n De commissie heeft tot taak:\n \n \n a.\n Het op onafhankelijke wijze adviseren over het actualiseren van het aantal toegekende punten in het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. De bestaande systematiek van forfaitaire vergoedingen in het stelsel is daarbij een randvoorwaarde;\n \n \n b.\n Op basis van de onder a. verkregen gegevens een voorstel te doen met betrekking tot het aantal punten per zaaksoort voor alle rechtsgebieden;\n \n \n c.\n In beeld te brengen of met een bruto omzet die behaald kan worden met 1.200 gedeclareerde punten met het in 2024 geldende punttarief in het stelsel een netto jaarinkomen verdiend kan worden vergelijkbaar met het netto jaarinkomen van een rijksambtenaar op het niveau van de hoogste trede (10) van schaal 12 voor rijksambtenaren en, indien van toepassing, een voorstel te doen hoe dit niveau bereikt kan worden. De commissie betrekt hierbij het onderzoeksrapport van het Kenniscentrum van het stelsel gesubsidieerde rechtsbijstand op dit onderwerp;\n \n \n d.\n Het uitbrengen van een eindverslag.\n \n \n \n \n 3\n In aanvulling op de taakomschrijving zoals bedoeld in het tweede lid, is het referentiekader van de commissie:\n \n \n a.\n De taak ziet niet op de systematiek van de jaarlijkse indexering van de vergoedingen per punt aan rechtsbijstandsverleners. Evenmin ziet de opdracht op vergoedingen aan eerstelijnsrechtsbijstandsverleners;\n \n \n b.\n De voorstellen voor het puntenaantallen per zaaksoort moeten gebaseerd zijn op actuele metingen van de tijdsbesteding, gerelateerd aan de verrichte werkzaamheden waarbij het uitgangspunt een doelmatige praktijkvoering door mediators en advocaten(kantoren) is;\n \n \n c.\n De voorstellen moeten voor zowel de Raad voor rechtsbijstand als de advocatuur eenvoudig toepasbaar en uitvoerbaar zijn;\n \n \n d.\n De commissie valideert de gegevens over de gemiddelde tijdsbesteding met (technologische, juridische, maatschappelijke) ontwikkelingen die de tijdsbesteding kunnen beïnvloeden;\n \n \n e.\n Voor artikel 2, tweede lid, onder c. houdt de commissie rekening met voor mediators en advocaten gebruikelijke bedrijfskosten, pensioenkosten, kosten voor arbeidsongeschiktheid, belastingen en dergelijke.\n \n \n \n \n 4\n De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.\n \n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Samenstelling\n \n \n 1\n De commissie bestaat uit een voorzitter en vier andere leden.\n \n \n 2\n De voorzitter en leden worden bij ministerieel besluit benoemd.\n \n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Instellingsduur en rapportageverplichting\n \n \n 1\n De commissie brengt uiterlijk 1 april 2025 een eindverslag uit met betrekking tot het onderzoek, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a. tot en met c.\n \n \n 2\n De commissie kan een tussentijds verslag uitbrengen.\n \n \n 3\n De commissie wordt opgeheven vier weken nadat het eindverslag bedoeld in het eerste lid is uitgebracht.\n \n20243881228-11-202419-11-2024591291920243881228-11-202419-11-2024591291929-11-2024\n \n \n Artikel\n 5\n Secretariaat\n \n \n 1\n De Minister voorziet in het secretariaat van de commissie.\n \n \n 2\n Aan het secretariaat kunnen medewerkers worden toegevoegd.\n \n \n 3\n De secretaris en de medewerkers van het secretariaat zijn geen lid van de commissie.\n \n \n 4\n De Minister draagt, op verzoek van de voorzitter, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie.\n \n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 6\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n \n 1\n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2024.\n \n \n 2\n Dit besluit vervalt op het moment dat de commissie wordt opgeheven.\n \n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 7\n Citeertitel\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand II.\n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-2024\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 30 januari 2024\n \n \n \n De Minister voor Rechtsbescherming,\n \n F.M.\n Weerwind\n \n \n \n De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,\n \n A.C. van\n Huffelen\n \n \n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-2024\n \n2024437508-02-202430-01-202450768992024437508-02-202430-01-2024507689909-02-202401-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049337/manifest.xml", "content": "2024-02-092024-01-01tot-en-met2024-02-09T09:55:19+01:002024-12-03T06:21:48+01:00BWBR0049337.WTI2025-04-292024-02-092024-11-282024-02-099999-12-312024-02-09T10:06:11+01:002024-12-03T06:22:10+01:00327883b476c3dc924ae9e061c480ddb6d72a93d15a42e4775200f843793143e8e78a24282f91098ada7fb9b645495ebb14321c9a6e0c07ffc750941ee48de3932d6772024-01-012024-02-082024-02-099999-12-312024-02-09T10:06:11+01:002024-02-09T10:06:11+01:0038347976279da590a5a4a1aee78e318f27ab0dc31a897a5414df0077cd559145c9aa18ebc2cd97f387356d35895786fbcc8bcfe393ef64055a6502f410ffbdb4ca3342024-11-299999-12-312024-11-299999-12-312024-12-03T06:22:09+01:002024-12-03T06:22:09+01:0032673feb281c8399ffe2a2a70b8bb0a49536c69f8e5614e9dd81819d20129e9986398ca0040e61d20d179194ccd0be0a52737512bedcbbd6ddd7e2af1aa1b779897e4", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049338/2022-12-01_1/xml/BWBR0049338_2022-12-01_1.xml", "content": "\n Besluit van de directeur Cybersecurity, Weerbaarheid Statelijke Dreigingen en Economische Veiligheid van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid van 25 januari 2024, nr. 5164820, houdende verlening van ondermandaat en het doorgeven van volmacht en machtiging aan de onder de directeur ressorterende ambtenaren (Mandaatbesluit Cybersecurity, Weerbaarheid Statelijke Dreigingen en Economische Veiligheid NCTV 2023)2024395109-02-202425-01-202451648202024395109-02-202425-01-2024516482010-02-202401-12-202201-12-2022Stcrt. 2024, 3951, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n Mandaatbesluit Cybersecurity, Weerbaarheid Statelijke Dreigingen en Economische Veiligheid NCTV 20232024395109-02-202425-01-202451648202024395109-02-202425-01-2024516482010-02-202401-12-202201-12-2022Stcrt. 2024, 3951, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n \n De directeur Cybersecurity, Weerbaarheid Statelijke Dreigingen en Economische Veiligheid van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid,\n \n Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Mandaatbesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid;\n \n \n Besluit:\n \n2024395109-02-202425-01-202451648202024395109-02-202425-01-2024516482010-02-202401-12-202201-12-2022Stcrt. 2024, 3951, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Van het ingevolge artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van het Mandaatbesluit NCTV Ministerie van Justitie en Veiligheid 2019 aan de directeur Cybersecurity, Weerbaarheid Statelijke Dreigingen en Economische Veiligheid verleende ondermandaat wordt ten aanzien van de aangelegenheden die hun afdeling betreffen ondermandaat verleend aan:\n \n \n a.\n het hoofd van de Afdeling Weerbaarheid Statelijke Dreigingen en Economische Veiligheid;\n \n \n b.\n het hoofd van de Afdeling Cybersecurity.\n \n \n2024395109-02-202425-01-202451648202024395109-02-202425-01-2024516482010-02-202401-12-202201-12-2022Stcrt. 2024, 3951, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n \n Artikel\n 2\n \n De in artikel 1, onder a en b, genoemde functionarissen wordt toegestaan elkaar volledig te vervangen. Zij treden daarbij in elkaars bevoegdheden.\n2024395109-02-202425-01-202451648202024395109-02-202425-01-2024516482010-02-202401-12-202201-12-2022Stcrt. 2024, 3951, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n \n Artikel\n 3\n \n Het Mandaatbesluit Cyber Security en Statelijke Dreigingen NCTV 2019 wordt ingetrokken.\n2024395109-02-202425-01-202451648202024395109-02-202425-01-2024516482010-02-202401-12-202201-12-2022Stcrt. 2024, 3951, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte in de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 december 2022.\n2024395109-02-202425-01-202451648202024395109-02-202425-01-2024516482010-02-202401-12-202201-12-2022Stcrt. 2024, 3951, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit Cybersecurity, Weerbaarheid Statelijke Dreigingen en Economische Veiligheid NCTV 2023.\n2024395109-02-202425-01-202451648202024395109-02-202425-01-2024516482010-02-202401-12-202201-12-2022Stcrt. 2024, 3951, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De directeur Cybersecurity, Weerbaarheid Statelijke Dreigingen en Economische Veiligheid van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid,\n \n H.\n Somsen\n \n \n2024395109-02-202425-01-202451648202024395109-02-202425-01-2024516482010-02-202401-12-202201-12-2022Stcrt. 2024, 3951, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n2024395109-02-202425-01-202451648202024395109-02-202425-01-2024516482010-02-202401-12-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049338/2024-02-10_0/xml/BWBR0049338_2024-02-10_0.xml", "content": "\n Besluit van de directeur Cybersecurity, Weerbaarheid Statelijke Dreigingen en Economische Veiligheid van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid van 25 januari 2024, nr. 5164820, houdende verlening van ondermandaat en het doorgeven van volmacht en machtiging aan de onder de directeur ressorterende ambtenaren (Mandaatbesluit Cybersecurity, Weerbaarheid Statelijke Dreigingen en Economische Veiligheid NCTV 2023)2024395109-02-202425-01-202451648202024395109-02-202425-01-2024516482010-02-202401-12-2022\n Mandaatbesluit Cybersecurity, Weerbaarheid Statelijke Dreigingen en Economische Veiligheid NCTV 20232024395109-02-202425-01-202451648202024395109-02-202425-01-2024516482010-02-202401-12-2022\n \n \n De directeur Cybersecurity, Weerbaarheid Statelijke Dreigingen en Economische Veiligheid van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid,\n \n Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Mandaatbesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid;\n \n \n Besluit:\n \n2024395109-02-202425-01-202451648202024395109-02-202425-01-2024516482010-02-202401-12-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Van het ingevolge artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van het Mandaatbesluit NCTV Ministerie van Justitie en Veiligheid 2019 aan de directeur Cybersecurity, Weerbaarheid Statelijke Dreigingen en Economische Veiligheid verleende ondermandaat wordt ten aanzien van de aangelegenheden die hun afdeling betreffen ondermandaat verleend aan:\n \n \n a.\n het hoofd van de Afdeling Weerbaarheid Statelijke Dreigingen en Economische Veiligheid;\n \n \n b.\n het hoofd van de Afdeling Cybersecurity.\n \n \n2024395109-02-202425-01-202451648202024395109-02-202425-01-2024516482010-02-202401-12-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n De in artikel 1, onder a en b, genoemde functionarissen wordt toegestaan elkaar volledig te vervangen. Zij treden daarbij in elkaars bevoegdheden.\n2024395109-02-202425-01-202451648202024395109-02-202425-01-2024516482010-02-202401-12-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n Het Mandaatbesluit Cyber Security en Statelijke Dreigingen NCTV 2019 wordt ingetrokken.\n2024395109-02-202425-01-202451648202024395109-02-202425-01-2024516482010-02-202401-12-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte in de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 december 2022.\n2024395109-02-202425-01-202451648202024395109-02-202425-01-2024516482010-02-202401-12-2022\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit Cybersecurity, Weerbaarheid Statelijke Dreigingen en Economische Veiligheid NCTV 2023.\n2024395109-02-202425-01-202451648202024395109-02-202425-01-2024516482010-02-202401-12-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De directeur Cybersecurity, Weerbaarheid Statelijke Dreigingen en Economische Veiligheid van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid,\n \n H.\n Somsen\n \n \n2024395109-02-202425-01-202451648202024395109-02-202425-01-2024516482010-02-202401-12-2022\n \n2024395109-02-202425-01-202451648202024395109-02-202425-01-2024516482010-02-202401-12-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049338/manifest.xml", "content": "2024-02-102022-12-01tot-en-met2024-02-13T06:26:38+01:002024-02-13T06:26:38+01:00BWBR0049338.WTI2022-12-012024-02-092024-02-109999-12-312024-02-13T06:26:55+01:002024-02-13T06:26:55+01:0023798b03c4ac6f64d8615b49a73adcb5b025ade89c238a8017aab91b3d08376d8ba77d32040e4cdc546355a27680cfb8ea6a8af1f994208d63afc4bb41634fece73692024-02-109999-12-312024-02-109999-12-312024-02-13T06:26:55+01:002024-02-13T06:26:55+01:0019247cf131ac395ddd0f63f2389e0b7746167fbdd5ca73d357c83c8d8d67739f40e3841a8d3be0685a5568fd74ff830c5a13ed2100f9771b8165a7241016eaaa84550", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049341/2022-12-01_1/xml/BWBR0049341_2022-12-01_1.xml", "content": "\n Besluit van de directeur Nationale Crisisbeheersing en Bewaken en Beveiligen van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid van 25 januari 2024, nr. 5164829, houdende verlening van ondermandaat en het doorgeven van volmacht en machtiging aan de onder de directeur ressorterende ambtenaren (Mandaatbesluit Nationale Crisisbeheersing en Bewaken en Beveiligen NCTV 2023)2024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-202201-12-2022Stcrt. 2024, 3953, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n Mandaatbesluit Nationale Crisisbeheersing en Bewaken en Beveiligen NCTV 20232024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-202201-12-2022Stcrt. 2024, 3953, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n \n De directeur Nationale Crisisbeheersing en Bewaken en Beveiligen van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid,\n \n Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Mandaatbesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid;\n \n \n Besluit:\n \n2024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-202201-12-2022Stcrt. 2024, 3953, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Van het ingevolge artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van het Mandaatbesluit NCTV Ministerie van Justitie en Veiligheid 2019 aan de directeur Nationale Crisisbeheersing en Bewaken en Beveiligen verleende ondermandaat wordt ten aanzien van de aangelegenheden die hun afdeling onderscheidenlijk centrum betreffen ondermandaat verleend aan:\n \n \n a.\n het hoofd van de Afdeling Coördinatie Bewaken en Beveiligen;\n \n \n b.\n het hoofd van het Nationaal Crisiscentrum;\n \n \n c.\n het hoofd van de Afdeling Communicatie.\n \n \n2024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-202201-12-2022Stcrt. 2024, 3953, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n \n Artikel\n 2\n \n De in artikel 1, onder a tot en met c, genoemde functionarissen wordt toegestaan elkaar volledig te vervangen. Zij treden daarbij in elkaars bevoegdheden.\n2024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-202201-12-2022Stcrt. 2024, 3953, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n \n Artikel\n 3\n \n Het Mandaatbesluit Nationale Crisisbeheersing NCTV 2019 en het Mandaatbesluit Nationaal Crisis Centrum NCTV 2019 worden ingetrokken.\n2024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-202201-12-2022Stcrt. 2024, 3953, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte in de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 december 2022.\n2024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-202201-12-2022Stcrt. 2024, 3953, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit Nationale Crisisbeheersing en Bewaken en Beveiligen NCTV 2023.\n2024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-202201-12-2022Stcrt. 2024, 3953, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De directeur Nationale Crisisbeheersing en Bewaken en Beveiligen van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid,\n \n M.\n Zannoni\n \n \n2024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-202201-12-2022Stcrt. 2024, 3953, datum inwerkingtreding 10-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-12-2022.\n \n2024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049341/2024-02-10_0/xml/BWBR0049341_2024-02-10_0.xml", "content": "\n Besluit van de directeur Nationale Crisisbeheersing en Bewaken en Beveiligen van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid van 25 januari 2024, nr. 5164829, houdende verlening van ondermandaat en het doorgeven van volmacht en machtiging aan de onder de directeur ressorterende ambtenaren (Mandaatbesluit Nationale Crisisbeheersing en Bewaken en Beveiligen NCTV 2023)2024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-2022\n Mandaatbesluit Nationale Crisisbeheersing en Bewaken en Beveiligen NCTV 20232024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-2022\n \n \n De directeur Nationale Crisisbeheersing en Bewaken en Beveiligen van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid,\n \n Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Mandaatbesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid;\n \n \n Besluit:\n \n2024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Van het ingevolge artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van het Mandaatbesluit NCTV Ministerie van Justitie en Veiligheid 2019 aan de directeur Nationale Crisisbeheersing en Bewaken en Beveiligen verleende ondermandaat wordt ten aanzien van de aangelegenheden die hun afdeling onderscheidenlijk centrum betreffen ondermandaat verleend aan:\n \n \n a.\n het hoofd van de Afdeling Coördinatie Bewaken en Beveiligen;\n \n \n b.\n het hoofd van het Nationaal Crisiscentrum;\n \n \n c.\n het hoofd van de Afdeling Communicatie.\n \n \n2024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n De in artikel 1, onder a tot en met c, genoemde functionarissen wordt toegestaan elkaar volledig te vervangen. Zij treden daarbij in elkaars bevoegdheden.\n2024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n Het Mandaatbesluit Nationale Crisisbeheersing NCTV 2019 en het Mandaatbesluit Nationaal Crisis Centrum NCTV 2019 worden ingetrokken.\n2024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte in de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 december 2022.\n2024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-2022\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit Nationale Crisisbeheersing en Bewaken en Beveiligen NCTV 2023.\n2024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De directeur Nationale Crisisbeheersing en Bewaken en Beveiligen van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid,\n \n M.\n Zannoni\n \n \n2024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-2022\n \n2024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049341/2024-06-01_0/xml/BWBR0049341_2024-06-01_0.xml", "content": "\n Besluit van de directeur Nationale Crisisbeheersing en Bewaken en Beveiligen van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid van 25 januari 2024, nr. 5164829, houdende verlening van ondermandaat en het doorgeven van volmacht en machtiging aan de onder de directeur ressorterende ambtenaren (Mandaatbesluit Nationale Crisisbeheersing en Bewaken en Beveiligen NCTV 2023)2024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-2022\n Mandaatbesluit Nationale Crisisbeheersing en Bewaken en Beveiligen NCTV 20232024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-2022\n \n \n De directeur Nationale Crisisbeheersing en Bewaken en Beveiligen van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid,\n \n Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Mandaatbesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid;\n \n \n Besluit:\n \n2024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-2022\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Van het ingevolge artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van het Mandaatbesluit NCTV Ministerie van Justitie en Veiligheid 2019 aan de directeur Nationale Crisisbeheersing en Bewaken en Beveiligen verleende ondermandaat wordt ten aanzien van de aangelegenheden die hun afdeling onderscheidenlijk centrum betreffen ondermandaat verleend aan:\n \n \n a.\n het hoofd van de Afdeling Coördinatie Bewaken en Beveiligen;\n \n \n b.\n het hoofd van het Nationaal Crisiscentrum;\n \n \n c.\n het hoofd van de Afdeling Communicatie.\n \n \n2024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-2022\n \n \n Artikel\n 2\n \n De in artikel 1, onder a tot en met c, genoemde functionarissen wordt toegestaan elkaar volledig te vervangen. Zij treden daarbij in elkaars bevoegdheden.\n2024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-2022\n \n \n Artikel\n 3\n \n Het Mandaatbesluit Nationale Crisisbeheersing NCTV 2019 en het Mandaatbesluit Nationaal Crisis Centrum NCTV 2019 worden ingetrokken.\n2024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-2022\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte in de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 december 2022.\n2024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-2022\n \n \n Artikel\n 5\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit Nationale Crisisbeheersing en Bewaken en Beveiligen NCTV 2023.\n2024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-2022\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De directeur Nationale Crisisbeheersing en Bewaken en Beveiligen van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid,\n \n M.\n Zannoni\n \n \n2024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-2022\n \n2024395309-02-202425-01-202451648292024395309-02-202425-01-2024516482910-02-202401-12-2022", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049341/manifest.xml", "content": "2024-02-102022-12-01tot-en-met2024-02-14T06:53:54+01:002024-11-14T06:27:23+01:00BWBR0049341.WTI2024-11-122024-06-01tot-en-met2024-02-102024-05-312024-02-109999-12-312024-02-14T06:54:52+01:002024-11-14T06:28:28+01:001954778b408c422ed13030794b27f315e0fb28c6acdcb97b28041590ce8f6c07d2138a28d1ade85065f2635dc662abde9f7ffe5d8538ce191be01c9f3e2d1ae5e78482022-12-012024-02-092024-02-109999-12-312024-02-14T06:54:53+01:002024-02-14T06:54:53+01:0024098eb1302b04209a9c5d3db3d7a3ca3e22fdea1ffe641683388595aeda6e8ad7ab345be0b778aefa25a2524eaa70dd48cb54d0149dbe13d78fc9d3e50b4aef549712024-06-012024-11-112024-02-102024-11-112024-11-14T06:28:27+01:002024-11-14T06:28:27+01:00195473829493cb8814091d113f338178d0024172a9b0020fd165437dfbb233cd735debfbe71645fcf0a7358c19f1155bc4a308e417254878a6ffe9b9a0ebe3304a8f4", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049343/2024-02-11_0/xml/BWBR0049343_2024-02-11_0.xml", "content": "\n Besluit vaststelling selectielijst Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport2024394509-02-2024NA/2024/439293092024394509-02-2024NA/2024/4392930911-02-2024\n Besluit vaststelling selectielijst Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport2024394509-02-2024NA/2024/439293092024394509-02-2024NA/2024/4392930911-02-2024\n \n \n De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,\n en\n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n \n Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;\n \n \n BESLUITEN:\n \n2024394509-02-2024NA/2024/439293092024394509-02-2024NA/2024/4392930911-02-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De bij dit besluit gevoegde concernbrede selectielijst van de Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de daarbij behorende toelichting worden vastgesteld.\n2024394509-02-2024NA/2024/439293092024394509-02-2024NA/2024/4392930911-02-2024\n \n \n Artikel\n 2\n \n De volgende selectielijsten worden ingetrokken, behalve voor het organisatieonderdeel Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP):\n \n \n •\n \n Concernbrede selectielijst van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Stcrt. 2021, nr. 2559;\n \n \n •\n \n Generieke Selectielijst voor de archiefbescheiden van het CIBG Dienst voor registers vanaf 1995- vallend onder het zorgdragerschap van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Stichting Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting vanaf 1995, Stcrt. 2018, nr. 47836;\n \n \n •\n \n Selectielijst Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) vanaf 1 januari 2004, Stcrt. 2017, nr. 20886;\n \n \n •\n BSD neerslag handelingen beleidsterrein Patiëntenbeleid 1945-, Stcrt. 2007, nr. 152.\n \n \n De Concernbrede selectielijst van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Stcrt. 2021, nr. 2559) wordt voor het organisatieonderdeel SCP niet ingetrokken maar afgesloten.\n2024394509-02-2024NA/2024/439293092024394509-02-2024NA/2024/4392930911-02-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.\n2024394509-02-2024NA/2024/439293092024394509-02-2024NA/2024/4392930911-02-2024\n \n \n \n De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst.\n \n \n \n Den Haag\n 9 februari 2024\n \n \n \n \n De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap\n namens deze,\n De algemene rijksarchivaris,\n \n A.J.M.\n Doek\n \n \n \n De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport\n namens deze,\n De plaatsvervangend secretaris-generaal,\n \n A.I.\n Norville\n \n \n2024394509-02-2024NA/2024/439293092024394509-02-2024NA/2024/4392930911-02-2024\n \n \n Selectielijst\n \n \n Gepubliceerd op www.nationaalarchief.nl/waardering-selectie/selectielijsten.\n \n2024394509-02-2024NA/2024/439293092024394509-02-2024NA/2024/4392930911-02-2024\n \n2024394509-02-2024NA/2024/439293092024394509-02-2024NA/2024/4392930911-02-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049343/manifest.xml", "content": "2024-02-112024-02-13T06:26:19+01:002024-02-13T06:26:19+01:00BWBR0049343.WTI2024-02-119999-12-312024-02-119999-12-312024-02-13T06:26:48+01:002024-02-13T06:26:48+01:0015209a8f7f9a27f0398b74fa34427a51f73e4c0489ef3caa5068d8684c8524b4e2868c0562a72fe31835b7fe6425f084f69a5d62553d95b6665bbf6d63694142fa712", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049344/2024-03-20_0/xml/BWBR0049344_2024-03-20_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 1 februari 2024, nr. ZK-0000050384, houdende tijdelijke vrijstelling op grond van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden voor het behandelen van bonenzaden bestemd voor export naar EU-lidstaten die vrijstelling verleend hebben voor de uitzaai van met Lumiderm VG behandelde bonenzaden (Tijdelijke vrijstelling voor het behandelen van bonenzaden bestemd voor export naar EU-lidstaten, 2024)2024399109-02-202401-02-2024ZK-00000503842024399109-02-202401-02-2024ZK-000005038420-03-2024\n Tijdelijke vrijstelling voor het behandelen van bonenzaden bestemd voor export naar EU lidstaten, 20242024399109-02-202401-02-2024ZK-00000503842024399109-02-202401-02-2024ZK-000005038420-03-2024\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat;\n \n Gelet op artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 53 van de Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europese Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen nr. 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L 309);\n \n \n BESLUIT:\n \n2024399109-02-202401-02-2024ZK-00000503842024399109-02-202401-02-2024ZK-000005038420-03-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Tijdelijke vrijstelling als bedoeld in artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 53 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 wordt verleend voor het gebruik van Lumiderm VG voor het behandelen van bonenzaden bestemd voor export naar EU lidstaten die vrijstelling verleend hebben voor de uitzaai van met Lumiderm VG behandelde bonenzaden.\n2024399109-02-202401-02-2024ZK-00000503842024399109-02-202401-02-2024ZK-000005038420-03-2024\n \n \n Artikel\n 2\n \n De vrijstelling is slechts van toepassing indien de gebruiksvoorschriften in de bijlage bij dit besluit worden nageleefd.\n2024399109-02-202401-02-2024ZK-00000503842024399109-02-202401-02-2024ZK-000005038420-03-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n Dit besluit treedt in werking op 20 maart 2024 en vervalt op 18 juli 2024.\n2024399109-02-202401-02-2024ZK-00000503842024399109-02-202401-02-2024ZK-000005038420-03-2024\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstelling voor het behandelen van bonenzaden bestemd voor export naar EU lidstaten, 2024.\n2024399109-02-202401-02-2024ZK-00000503842024399109-02-202401-02-2024ZK-000005038420-03-2024\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,\n namens deze,\n \n E.\n Veldhuis\n \n Directeur Plantaardige Agroketens en Voedselkwaliteit\n \n2024399109-02-202401-02-2024ZK-00000503842024399109-02-202401-02-2024ZK-000005038420-03-2024\n \n \n Bijlage\n wettelijk gebruiksvoorschrift Lumiderm VG (12280n)\n \n \n \n Wettelijk Gebruiksvoorschrift\n \n Het middel is uitsluitend toegelaten als insectenbestrijdingsmiddel voor het professionele gebruik door middel van een zaadbehandeling in de volgende toepassingsgebieden (volgens Definitielijst toepassingsgebieden versie 2.2 Ctgb juni 2019) onder de hierna vermelde toepassingsvoorwaarden.\n \n \n \n Toepassingsvoorwaarden\n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n \n Toepassingsgebied\n \n \n Werkzaamheid getoetst op\n \n \n Dosering1 middel per toepassing\n \n \n Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus of per 12 maanden\n \n \n Maximaal aantal liter/kg middel per ha per teeltcyclus of per 12 maanden\n \n \n \n \n \n \n Behandelen van zaaizaden van bonen, bestemd voor EU lidstaten mits daar vrijstelling verleend is voor de uitzaai van deze behandelde bonen\n \n \n Bonenvlieg2\n \n \n 8 ml per\n 100 000 zaden\n \n \n 1\n \n \n n.v.t. (aan het land van bestemming)\n \n \n \n \n \n \n 1Verlaging van de dosering is toegestaan, maar van het maximaal aantal toepassingen en de andere toepassingsvoorwaarden mag niet worden afgeweken. Werkzaamheid is vastgesteld voor de genoemde dosering per toepassing en niet voor verlaagde doseringen.\n \n 2Bonenvlieg (Delia platura)\n \n \n \n Overige toepassingsvoorwaarden\n \n \n \n –\n Draag geschikte handschoenen tijdens kalibratie, mengen/laden en schoonmaken;\n \n \n –\n Draag geschikte beschermende kleding tijdens schoonmaken;\n \n \n –\n Draag geschikte adembescherming (FFP2) tijdens kalibratie.\n \n \n Het middel mag uitsluitend op zaaizaden worden aangebracht door bedrijven, die in het bezit zijn van een risico-inventarisatie en -evaluatie zoals omschreven in het Arbeidsomstandighedenbesluit en een vergunning in het kader van de Wet Milieubeheer en artikel 6.2 van de Waterwet.\n Voor de toepassing op zaaizaad bestemd voor andere EU lidstaten is uitsluitend de humane toxiciteit van de toepasser beoordeeld. Toepassing en dosering zijn afhankelijk van het land van bestemming; de voorschriften van de betreffende lidstaat dat vrijstelling heeft verleend, dienen in acht te worden genomen.\n \n \n \n Resistentiemanagement\n \n Dit middel bevat de werkzame stof cynatrniliprole. Cyantraniliprole behoort tot de diamides. De IRAC code is 28. Bij dit product bestaat er kans op resistentieontwikkeling. In het kader van resistentiemanagement dient u de adviezen die gegeven worden in de voorlichtingsboodschappen, op te volgen.\n \n2024399109-02-202401-02-2024ZK-00000503842024399109-02-202401-02-2024ZK-000005038420-03-2024\n \n2024399109-02-202401-02-2024ZK-00000503842024399109-02-202401-02-2024ZK-000005038420-03-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049344/manifest.xml", "content": "2024-03-202024-07-182024-02-14T06:54:06+01:002024-02-14T06:54:06+01:00BWBR0049344.WTI2024-03-202024-07-172024-03-209999-12-312024-03-20T06:10:39+01:002024-07-18T06:30:18+02:0023228243e5b4596cf450fc021e8317d75da9a4b3a48a0c3581a6edd8c9830380e0b9b1e6a4ba6fc3abc338e88ccd7f327f137620efeae02a3f9987d6c6ebc6ed5e223", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049345/2024-01-01_1/xml/BWBR0049345_2024-01-01_1.xml", "content": "\n Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 1 februari 2024, kenmerk 3762073-1060853-WJZ, houdende vaststelling van de rekenfactor ingevolge de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers voor het jaar 20232024415412-02-202401-02-20243762073-1060853-WJZ2024415412-02-202401-02-20243762073-1060853-WJZ13-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 4154, datum inwerkingtreding 13-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit intitule. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n Regeling vaststelling rekenfactor 2023 Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers2024415412-02-202401-02-20243762073-1060853-WJZ2024415412-02-202401-02-20243762073-1060853-WJZ13-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 4154, datum inwerkingtreding 13-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit citeertitel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n \n Gelet op artikel 8, vijfde lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en artikel 35d, vijfde lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers;\n \n \n Besluit:\n \n2024415412-02-202401-02-20243762073-1060853-WJZ2024415412-02-202401-02-20243762073-1060853-WJZ13-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 4154, datum inwerkingtreding 13-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De rekenfactor, bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, alsmede in artikel 35d, vijfde lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers bedraagt voor het jaar 2023:\n \n 100\n \n 3.198\n2024415412-02-202401-02-20243762073-1060853-WJZ2024415412-02-202401-02-20243762073-1060853-WJZ13-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 4154, datum inwerkingtreding 13-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n Artikel\n 2\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2024.\n2024415412-02-202401-02-20243762073-1060853-WJZ2024415412-02-202401-02-20243762073-1060853-WJZ13-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 4154, datum inwerkingtreding 13-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n \n M. van\n Ooijen\n \n \n2024415412-02-202401-02-20243762073-1060853-WJZ2024415412-02-202401-02-20243762073-1060853-WJZ13-02-202401-01-202401-01-2024Stcrt. 2024, 4154, datum inwerkingtreding 13-02-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit regeling-sluiting. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2024.\n \n2024415412-02-202401-02-20243762073-1060853-WJZ2024415412-02-202401-02-20243762073-1060853-WJZ13-02-202401-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049345/2024-02-13_0/xml/BWBR0049345_2024-02-13_0.xml", "content": "\n Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 1 februari 2024, kenmerk 3762073-1060853-WJZ, houdende vaststelling van de rekenfactor ingevolge de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers voor het jaar 20232024415412-02-202401-02-20243762073-1060853-WJZ2024415412-02-202401-02-20243762073-1060853-WJZ13-02-202401-01-2024\n Regeling vaststelling rekenfactor 2023 Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers2024415412-02-202401-02-20243762073-1060853-WJZ2024415412-02-202401-02-20243762073-1060853-WJZ13-02-202401-01-2024\n \n \n De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n \n Gelet op artikel 8, vijfde lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en artikel 35d, vijfde lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers;\n \n \n Besluit:\n \n2024415412-02-202401-02-20243762073-1060853-WJZ2024415412-02-202401-02-20243762073-1060853-WJZ13-02-202401-01-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n De rekenfactor, bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, alsmede in artikel 35d, vijfde lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers bedraagt voor het jaar 2023:\n \n 100\n \n 3.198\n2024415412-02-202401-02-20243762073-1060853-WJZ2024415412-02-202401-02-20243762073-1060853-WJZ13-02-202401-01-2024\n \n \n Artikel\n 2\n \n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2024.\n2024415412-02-202401-02-20243762073-1060853-WJZ2024415412-02-202401-02-20243762073-1060853-WJZ13-02-202401-01-2024\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,\n \n M. van\n Ooijen\n \n \n2024415412-02-202401-02-20243762073-1060853-WJZ2024415412-02-202401-02-20243762073-1060853-WJZ13-02-202401-01-2024\n \n2024415412-02-202401-02-20243762073-1060853-WJZ2024415412-02-202401-02-20243762073-1060853-WJZ13-02-202401-01-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049345/manifest.xml", "content": "2024-02-132024-01-01tot-en-met2024-02-15T07:53:19+01:002025-02-11T10:19:43+01:00BWBR0049345.WTI2026-02-132024-02-139999-12-312024-02-139999-12-312024-02-15T07:54:00+01:002024-02-15T07:54:00+01:00127225c7b87eae31848e6519a0fd1505034ec209a7b9ad3771d2103fea43d9d803025ff25104da314b3d35faf326d9075e287ce120c45f40adac82354d02cdd20c3912024-01-012024-02-122024-02-139999-12-312024-02-15T07:54:00+01:002024-02-15T07:54:00+01:00157616f3686de83b4ceac86c4ae4f2631b9bc744268b4ed2614c1e43fcbe93f00bff45262a23676e161552f488c1d53f8bdc26a5be82606ade76896966645a8d89404", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049346/2024-02-10_0/xml/BWBR0049346_2024-02-10_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 5 februari 2024, nr. 43729265, houdende regels voor subsidieverstrekking ten behoeve van de verbetering van de verbinding tussen het primair en voortgezet onderwijs (Subsidieregeling verbinding po-vo)2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n Subsidieregeling verbinding po-vo2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n Gelet op artikel 71 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 67 van de Wet primair onderwijs BES, artikel 5.11 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en artikel 71 van de Wet op de expertisecentra;\n \n \n Besluit:\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n bevoegd gezag: bevoegd gezag van een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet primair onderwijs BES, artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 of artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;\n \n \n \n coalitie: groep van po-, vo- en – indien van toepassing – so-scholen, die uitvoering geven aan de doelstelling, bedoeld in artikel 3, eerste lid.\n \n \n \n DUS-I: Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;\n \n \n \n externe partij: partij anders dan een school of samenwerkingsverband;\n \n \n \n minister: Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs\n \n \n \n penvoerder: bevoegd gezag van een van de scholen in de coalitie dat als penvoerder optreedt bij de aanvraag van subsidie op grond van deze regeling;\n \n \n \n po-school: uit ’s Rijks kas bekostigde school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 1 van de Wet primair onderwijs BES.\n \n \n \n samenwerkingsverband: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, tweede en vijftiende lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 26, eerste lid, van de Wet primair onderwijs BES of artikel 2.47, tweede en achttiende lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020;\n \n \n \n school: po-school, so-school of vo-school;\n \n \n \n so-school: uit ’s Rijks kas bekostigde school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;\n \n \n \n vestiging: hoofdvestiging of nevenvestiging van een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, hoofdvestiging of nevenvestiging van een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, hoofdvestiging als bedoeld in artikel 4.13 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, nevenvestiging als bedoeld in artikel 4.14 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 of tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel4.16 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;\n \n \n \n vo-school: uit ’s Rijks kas bekostigde school als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020.\n \n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS\n \n Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.\n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Doel van de regeling en te subsidiëren activiteiten\n \n \n 1\n De minister kan op grond van deze regeling subsidie verstrekken met als doel scholen te stimuleren om actiever samen te werken, teneinde de doorstroom van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs te versoepelen.\n \n \n 2\n De minister kan ten behoeve van het doel, bedoeld in het eerste lid, op grond van deze regeling subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten:\n \n \n a.\n het opstellen van een verbindingsplan in het schooljaar 2024–2025; en\n \n \n b.\n het uitvoeren van de afspraken in het verbindingsplan in de schooljaren 2025–2026 en 2026–2027.\n \n \n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Coalitievorming\n \n \n 1\n Een coalitie bestaat uit vestigingen van ten minste twee po-scholen en één vo-school.\n \n \n 2\n Een po-school, vo-school of so-school kan bij ten hoogste twee coalities aansluiten.\n \n \n 3\n Deelname van dezelfde combinaties van po-scholen en vo-scholen aan meer dan één coalitie is niet toegestaan.\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 5\n Subsidieplafond\n \n Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is in totaal een bedrag van € 54.600.000 beschikbaar.\n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 6\n Penvoerderschap\n \n \n 1\n De subsidie wordt verstrekt aan en verantwoord door de penvoerder.\n \n \n 2\n Op de penvoerder rusten alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ongeacht welke partij binnen de coalitie feitelijk is belast met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende activiteiten.\n \n \n 3\n De penvoerder is verantwoordelijk voor het informeren van de bevoegde gezagsorganen van de betrokken scholen in de coalitie over de verplichtingen, bedoeld in artikel 11, vierde lid en artikel 14, derde, vierde en vijfde lid.\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 7\n Aanvraag\n \n \n 1\n De subsidieaanvraag kan door de penvoerder worden ingediend van 14 februari 2024 tot en met 13 maart 2024.\n \n \n 2\n Subsidie wordt aangevraagd met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat is bekendgemaakt op de website www.dus-i.nl. In het aanvraagformulier is opgenomen:\n \n \n a.\n hoeveel en welke vestigingen van po-, vo- en so- scholen deelnemen aan de coalitie;\n \n \n b.\n hoeveel leerlingen op de deelnemende po-scholen in de coalitie tijdens het schooljaar 2023–2024 onderwijs volgen in het achtste leerjaar van het po en over hoeveel schoolklassen deze leerlingen zijn verdeeld;\n \n \n c.\n in welke schoolsoorten en leerwegen er onderwijs op de deelnemende scholen wordt verzorgd.\n \n \n \n \n 3\n Bij de aanvraag wordt een samenwerkingsverklaring gevoegd, die is opgesteld met gebruikmaking van het model dat daartoe is bekendgemaakt op de website www.dus-i.nl. De samenwerkingsverklaring bevat een ondertekende verklaring van het bevoegd gezag van elke school die deelneemt aan de coalitie dat de penvoerder gemachtigd is om hen in het kader van de subsidieverstrekking in en buiten rechte te vertegenwoordigen, en dat alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording door de penvoerder van de besteding van de subsidie, op verzoek aan de penvoerder worden verstrekt.\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 8\n Inhoud verbindingsplan\n \n \n 1\n In het verbindingsplan, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, worden in ieder geval afspraken gemaakt over:\n \n \n a.\n de vormgeving en werkzaamheden van een stuurgroep po-vo, die bestaat uit ten minste één afgevaardigde per deelnemende vestiging van de po-, vo- en so-scholen in de coalitie, waarbij deze stuurgroep zich in ieder geval bezighoudt met de uitvoering en het bewaken van de nakoming van de afspraken uit het verbindingsplan;\n \n \n b.\n het uitbreiden van activiteiten binnen de scholen in de coalitie die zijn gericht op het vergroten van ouderbetrokkenheid;\n \n \n c.\n indien van toepassing, de rol van het samenwerkingsverband bij de uitvoering van de afspraken die in het verbindingsplan zijn opgenomen; en\n \n \n d.\n indien van toepassing, de wijze waarop gebruik wordt gemaakt van externe partijen als bedoeld in artikel 12.\n \n \n \n \n 2\n Daarnaast wordt in het verbindingsplan de inzet op ten minste drie van de volgende onderwerpen beschreven:\n \n \n a.\n afspraken over een systeem waarin de warme overdracht van leerlingen van de po-school naar de vo-school is vastgelegd;\n \n \n b.\n de wijze waarop leerlingen van de po-school in de gelegenheid worden gesteld om ervaring op te doen op de vo-school;\n \n \n c.\n de uitwisseling van kennis en ervaring tussen docenten van de po-school en docenten van de vo-school;\n \n \n d.\n de wijze waarop leerlingen kennis maken en worden voorbereid op de vaardigheden die ze nodig hebben voor het lesaanbod van de vo-school; of\n \n \n e.\n een ander initiatief dat aantoonbaar bijdraagt aan de doelstelling, bedoeld in artikel 3 eerste lid.\n \n \n \n \n 3\n Als onderdeel van de inzet op ten minste drie onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, wordt in ieder geval het volgende uitgevoerd:\n \n \n a.\n indien gekozen wordt voor inzet op het onderwerp, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a: een jaarlijkse actieve en mondelinge terugkoppeling vanuit de vo-school aan de po-school, over het verloop van de overgang van de leerling, en de mate waarin de overdrachtsinformatie aansluit bij de ervaring van de vo-school;\n \n \n b.\n indien gekozen wordt voor inzet op het onderwerp, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b: alle leerlingen uit het achtste leerjaar van de deelnemende po-scholen in een coalitie worden ten minste vijf keer per jaar in de gelegenheid gesteld om ervaring op te doen in het vo;\n \n \n c.\n indien gekozen wordt voor inzet op het onderwerp, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c: de organisatie van minimaal vijf bijeenkomsten per jaar ten behoeve van de uitwisseling van kennis tussen docenten die werkzaam zijn op de scholen binnen de coalitie;\n \n \n d.\n indien gekozen wordt voor inzet op het onderwerp, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d: het aanbieden van vaardigheden op de po-school die van belang zijn binnen het vo, vooruitlopend op en in afstemming met het aanbod hiervan op de vo-school.\n \n \n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 9\n Omvang en besteding subsidie\n \n \n 1\n Het door een coalitie voor de gehele subsidieperiode te ontvangen subsidiebedrag wordt berekend door het aantal deelnemende po-, vo- en so-scholen in de coalitie met € 60.000 te vermenigvuldigen en door het aantal leerlingen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel b, te vermenigvuldigen met € 225. In afwijking van de vorige volzin wordt het subsidiebedrag, indien een po-school deelneemt aan twee coalities, berekend door het aantal leerlingen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel b, van de betreffende po-school te vermenigvuldigen met € 112,50.\n \n \n 2\n Het subsidiebedrag per aanvraag van een coalitie op Caribisch Nederland wordt omgerekend in US-dollars tegen de vastgestelde wisselkoers bij verstrekking van het voorschot.\n \n \n 3\n Als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 10\n Wijze van verdeling beschikbare middelen\n \n \n 1\n Indien het voor subsidieverstrekking beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 5, ontoereikend is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen toe te wijzen, wordt voorrang verleend aan de aanvragen voor scholen in Caribisch Nederland.\n \n \n 2\n Vervolgens worden de aanvragen gerangschikt op basis van de gemiddelde relatieve achterstandsscore van een coalitie. Daartoe wordt per coalitie eerst afzonderlijk een gemiddelde achterstandsscore voor de po-scholen en voor de vo-scholen vastgesteld. Per sector worden de coalities van hoog naar laag gerangschikt. Scholen voor speciaal basisonderwijs, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, blijven hierbij buiten beschouwing. De definitieve rangschikking voor een coalitie wordt vervolgens bepaald door het gemiddelde van de posities op de rangschikkingen per sector te berekenen. De aanvragen worden op basis van de definitieve rangschikking van hoog naar laag toegewezen.\n \n \n 3\n Voor de bepaling van de achterstandsscores worden de volgende gegevens gehanteerd:\n \n \n a.\n voor de berekening van de relatieve achterstandsscore van po-scholen wordt de achterstandsscore gehanteerd zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek, daterend van 1 februari 2023 en gepubliceerd op 16 januari 2024. Met de achterstandsscore zonder drempel en het aantal leerlingen waarmee de achterstandsscore is berekend wordt een relatieve achterstandsscore berekend.\n \n \n b.\n voor de berekening van de relatieve achterstandsscore van vo-scholen wordt de achterstandsscore voor vmbo, havo en vwo dan wel de achterstandsscore voor praktijkonderwijs gehanteerd, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek, daterend van 1 oktober 2022 en gepubliceerd op 31 januari 2024. Met de achterstandsscore zonder drempel en het aantal leerlingen waarmee de achterstandsscore is berekend wordt een relatieve achterstandsscore berekend.\n \n \n \n \n 4\n Indien een so-school of een school voor speciaal basisonderwijs, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, onderdeel is van de aanvraag, stijgt de positie van een coalitie op de definitieve rangschikking met tien plaatsen.\n \n \n 5\n Indien niet genoeg middelen resteren om aanvragen met een gelijke definitieve rangschikking, als bedoeld in de eerste volzin van het tweede lid, te honoreren, dan wordt er tussen deze aanvragen geloot.\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 11\n Verplichtingen subsidie\n \n \n 1\n De penvoerder zendt voor 1 februari 2025 een verbindingsplan aan DUS-I, dat voldoet aan het bepaalde in artikel 8.\n \n \n 2\n Indien één of meerdere van de afspraken uit het verbindingsplan niet wordt nageleefd, meldt de penvoerder dit schriftelijk bij DUS-I.\n \n \n 3\n De coalities werken mee aan door of namens de minister ingestelde initiatieven die gericht zijn op het delen en uitwisselen van kennis en ervaring met andere coalities. Daaronder wordt in ieder geval de deelname aan terugkerende kennisdelingsactiviteiten en het delen van informatie en ervaringen ten behoeve van een kennisuitwisselingsplatform verstaan.\n \n \n 4\n De coalities werken mee aan door of namens de minister ingestelde onderzoeken die erop gericht zijn de minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het door of namens de minister te voeren beleid.\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 12\n Inzet externe partijen\n \n In het verbindingsplan wordt opgenomen op welke wijze gebruik gemaakt wordt van externe partijen bij de uitvoering van de afspraken, bedoeld in artikel 8.\n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 13\n Beoordeling en weigeringsgronden\n \n \n 1\n De minister meldt de penvoerder uiterlijk op 30 april 2025 of het verbindingsplan, bedoeld in artikel 3 tweede lid, onderdeel a, voldoet aan de daaraan gestelde voorwaarden bedoeld in artikel 8.\n \n \n 2\n Indien het verbindingsplan niet voldoet aan de gestelde voorwaarden wordt eenmaal een termijn van tien dagen geboden om het verbindingsplan aan te passen.\n \n \n 3\n Indien het aangepaste verbindingsplan, bedoeld in het tweede lid, niet voldoet aan de gestelde voorwaarden, wordt de subsidie lager vastgesteld.\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 14\n Verlening, vaststelling en verantwoording\n \n \n 1\n Subsidie op grond van deze regeling wordt binnen 13 weken na sluiting van de aanvraagperiode verleend. De minister verstrekt ambtshalve een voorschot van 100%. Het voorschot wordt in drie gelijke delen uitbetaald over de jaren 2024, 2025 en 2026.\n \n \n 2\n De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 1, als bedoeld in bijlage 4 van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.\n \n \n 3\n De verantwoording van de subsidie voor de toepassing van deze regeling in de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba geschiedt overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES met model G, onderdeel 1.\n \n \n 4\n De penvoerder toont aan de hand van een activiteitenverslag aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Daartoe wordt in ieder geval een beschrijving per schooljaar opgenomen van de vormgeving van de stuurgroep po-vo, de betrokkenheid van ouders en de inzet van externe partijen. Afhankelijk van de keuze die binnen de coalitie is gemaakt, bedoeld in artikel 8, tweede lid, wordt ook per schooljaar een beschrijving opgenomen van de inzet om de overdracht van leerlingen te versoepelen, de kennismakingsactiviteiten die voor leerlingen en voor docenten zijn georganiseerd en de inzet om vaardigheden te vergroten. Dit activiteitenverslag wordt uiterlijk op 29 oktober 2027 toegezonden aan DUS-I.\n \n \n 5\n De minister kan de penvoerder verzoeken om in het kader van een steekproefsgewijze controle aanvullende informatie te verstrekken.\n \n \n 6\n Indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt, zijn verricht en aan de daaraan verbonden verplichtingen is voldaan, wordt de subsidie vastgesteld op het bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd.\n \n \n 7\n In afwijking van artikel 9.1, vierde lid onderdeel a, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS, stelt de minister de subsidie ambtshalve vast binnen een jaar na indiening van de jaarverslaggeving over het laatste jaar van de activiteitenperiode.\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 15\n Hardheidsclausule\n \n De minister kan de bepalingen in deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.\n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 16\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n \n 1\n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.\n \n \n 2\n Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2029.\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 17\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling verbinding po-vo.\n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n M.L.J.\n Paul\n \n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049346/2024-02-10_1/xml/BWBR0049346_2024-02-10_1.xml", "content": "\n Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 5 februari 2024, nr. 43729265, houdende regels voor subsidieverstrekking ten behoeve van de verbetering van de verbinding tussen het primair en voortgezet onderwijs (Subsidieregeling verbinding po-vo)2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n Subsidieregeling verbinding po-vo2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n Gelet op artikel 71 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 67 van de Wet primair onderwijs BES, artikel 5.11 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en artikel 71 van de Wet op de expertisecentra;\n \n \n Besluit:\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n bevoegd gezag: bevoegd gezag van een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet primair onderwijs BES, artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 of artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;\n \n \n \n coalitie: groep van po-, vo- en – indien van toepassing – so-scholen, die uitvoering geven aan de doelstelling, bedoeld in artikel 3, eerste lid.\n \n \n \n DUS-I: Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;\n \n \n \n externe partij: partij anders dan een school of samenwerkingsverband;\n \n \n \n minister: Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs\n \n \n \n penvoerder: bevoegd gezag van een van de scholen in de coalitie dat als penvoerder optreedt bij de aanvraag van subsidie op grond van deze regeling;\n \n \n \n po-school: uit ’s Rijks kas bekostigde school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 1 van de Wet primair onderwijs BES.\n \n \n \n samenwerkingsverband: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, tweede en vijftiende lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 26, eerste lid, van de Wet primair onderwijs BES of artikel 2.47, tweede en achttiende lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020;\n \n \n \n school: po-school, so-school of vo-school;\n \n \n \n so-school: uit ’s Rijks kas bekostigde school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;\n \n \n \n vestiging: hoofdvestiging of nevenvestiging van een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, hoofdvestiging of nevenvestiging van een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, hoofdvestiging als bedoeld in artikel 4.13 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, nevenvestiging als bedoeld in artikel 4.14 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 of tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel4.16 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;\n \n \n \n vo-school: uit ’s Rijks kas bekostigde school als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020.\n \n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS\n \n Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.\n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Doel van de regeling en te subsidiëren activiteiten\n \n \n 1\n De minister kan op grond van deze regeling subsidie verstrekken met als doel scholen te stimuleren om actiever samen te werken, teneinde de doorstroom van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs te versoepelen.\n \n \n 2\n De minister kan ten behoeve van het doel, bedoeld in het eerste lid, op grond van deze regeling subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten:\n \n \n a.\n het opstellen van een verbindingsplan in het schooljaar 2024–2025; en\n \n \n b.\n het uitvoeren van de afspraken in het verbindingsplan in de schooljaren 2025–2026 en 2026–2027.\n \n \n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Coalitievorming\n \n \n 1\n Een coalitie bestaat uit vestigingen van ten minste twee po-scholen en één vo-school.\n \n \n 2\n Een po-school, vo-school of so-school kan bij ten hoogste twee coalities aansluiten.\n \n \n 3\n Deelname van dezelfde combinaties van po-scholen en vo-scholen aan meer dan één coalitie is niet toegestaan.\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 5\n Subsidieplafond\n \n Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is in totaal een bedrag van € 54.600.000 beschikbaar.\n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 6\n Penvoerderschap\n \n \n 1\n De subsidie wordt verstrekt aan en verantwoord door de penvoerder.\n \n \n 2\n Op de penvoerder rusten alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ongeacht welke partij binnen de coalitie feitelijk is belast met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende activiteiten.\n \n \n 3\n De penvoerder is verantwoordelijk voor het informeren van de bevoegde gezagsorganen van de betrokken scholen in de coalitie over de verplichtingen, bedoeld in artikel 11, vierde lid en artikel 14, derde, vierde en vijfde lid.\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 7\n Aanvraag\n \n \n 1\n De subsidieaanvraag kan door de penvoerder worden ingediend van 14 februari 2024 tot en met 13 maart 2024.\n \n \n 2\n Subsidie wordt aangevraagd met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat is bekendgemaakt op de website www.dus-i.nl. In het aanvraagformulier is opgenomen:\n \n \n a.\n hoeveel en welke vestigingen van po-, vo- en so- scholen deelnemen aan de coalitie;\n \n \n b.\n hoeveel leerlingen op de deelnemende po-scholen in de coalitie tijdens het schooljaar 2023–2024 onderwijs volgen in het achtste leerjaar van het po en over hoeveel schoolklassen deze leerlingen zijn verdeeld;\n \n \n c.\n in welke schoolsoorten en leerwegen er onderwijs op de deelnemende scholen wordt verzorgd.\n \n \n \n \n 3\n Bij de aanvraag wordt een samenwerkingsverklaring gevoegd, die is opgesteld met gebruikmaking van het model dat daartoe is bekendgemaakt op de website www.dus-i.nl. De samenwerkingsverklaring bevat een ondertekende verklaring van het bevoegd gezag van elke school die deelneemt aan de coalitie dat de penvoerder gemachtigd is om hen in het kader van de subsidieverstrekking in en buiten rechte te vertegenwoordigen, en dat alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording door de penvoerder van de besteding van de subsidie, op verzoek aan de penvoerder worden verstrekt.\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 8\n Inhoud verbindingsplan\n \n \n 1\n In het verbindingsplan, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, worden in ieder geval afspraken gemaakt over:\n \n \n a.\n de vormgeving en werkzaamheden van een stuurgroep po-vo, die bestaat uit ten minste één afgevaardigde per deelnemende vestiging van de po-, vo- en so-scholen in de coalitie, waarbij deze stuurgroep zich in ieder geval bezighoudt met de uitvoering en het bewaken van de nakoming van de afspraken uit het verbindingsplan;\n \n \n b.\n het uitbreiden van activiteiten binnen de scholen in de coalitie die zijn gericht op het vergroten van ouderbetrokkenheid;\n \n \n c.\n indien van toepassing, de rol van het samenwerkingsverband bij de uitvoering van de afspraken die in het verbindingsplan zijn opgenomen; en\n \n \n d.\n indien van toepassing, de wijze waarop gebruik wordt gemaakt van externe partijen als bedoeld in artikel 12.\n \n \n \n \n 2\n Daarnaast wordt in het verbindingsplan de inzet op ten minste drie van de volgende onderwerpen beschreven:\n \n \n a.\n afspraken over een systeem waarin de warme overdracht van leerlingen van de po-school naar de vo-school is vastgelegd;\n \n \n b.\n de wijze waarop leerlingen van de po-school in de gelegenheid worden gesteld om ervaring op te doen op de vo-school;\n \n \n c.\n de uitwisseling van kennis en ervaring tussen docenten van de po-school en docenten van de vo-school;\n \n \n d.\n de wijze waarop leerlingen kennis maken en worden voorbereid op de vaardigheden die ze nodig hebben voor het lesaanbod van de vo-school; of\n \n \n e.\n een ander initiatief dat aantoonbaar bijdraagt aan de doelstelling, bedoeld in artikel 3 eerste lid.\n \n \n \n \n 3\n Als onderdeel van de inzet op ten minste drie onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, wordt in ieder geval het volgende uitgevoerd:\n \n \n a.\n indien gekozen wordt voor inzet op het onderwerp, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a: een jaarlijkse actieve en mondelinge terugkoppeling vanuit de vo-school aan de po-school, over het verloop van de overgang van de leerling, en de mate waarin de overdrachtsinformatie aansluit bij de ervaring van de vo-school;\n \n \n b.\n indien gekozen wordt voor inzet op het onderwerp, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b: alle leerlingen uit het achtste leerjaar van de deelnemende po-scholen in een coalitie worden ten minste vijf keer per jaar in de gelegenheid gesteld om ervaring op te doen in het vo;\n \n \n c.\n indien gekozen wordt voor inzet op het onderwerp, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c: de organisatie van minimaal vijf bijeenkomsten per jaar ten behoeve van de uitwisseling van kennis tussen docenten die werkzaam zijn op de scholen binnen de coalitie;\n \n \n d.\n indien gekozen wordt voor inzet op het onderwerp, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d: het aanbieden van vaardigheden op de po-school die van belang zijn binnen het vo, vooruitlopend op en in afstemming met het aanbod hiervan op de vo-school.\n \n \n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 9\n Omvang en besteding subsidie\n \n \n 1\n Het door een coalitie voor de gehele subsidieperiode te ontvangen subsidiebedrag wordt berekend door het aantal deelnemende po-, vo- en so-scholen in de coalitie met € 60.000 te vermenigvuldigen en door het aantal leerlingen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel b, te vermenigvuldigen met € 225. In afwijking van de vorige volzin wordt het subsidiebedrag, indien een po-school deelneemt aan twee coalities, berekend door het aantal leerlingen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel b, van de betreffende po-school te vermenigvuldigen met € 112,50.\n \n \n 2\n Het subsidiebedrag per aanvraag van een coalitie op Caribisch Nederland wordt omgerekend in US-dollars tegen de vastgestelde wisselkoers bij verstrekking van het voorschot.\n \n \n 3\n Als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 10\n Wijze van verdeling beschikbare middelen\n \n \n 1\n Indien het voor subsidieverstrekking beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 5, ontoereikend is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen toe te wijzen, wordt voorrang verleend aan de aanvragen voor scholen in Caribisch Nederland.\n \n \n 2\n Vervolgens worden de aanvragen gerangschikt op basis van de gemiddelde relatieve achterstandsscore van een coalitie. Daartoe wordt per coalitie eerst afzonderlijk een gemiddelde achterstandsscore voor de po-scholen en voor de vo-scholen vastgesteld. Per sector worden de coalities van hoog naar laag gerangschikt. Scholen voor speciaal basisonderwijs, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, blijven hierbij buiten beschouwing. De definitieve rangschikking voor een coalitie wordt vervolgens bepaald door het gemiddelde van de posities op de rangschikkingen per sector te berekenen. De aanvragen worden op basis van de definitieve rangschikking van hoog naar laag toegewezen.\n \n \n 3\n Voor de bepaling van de achterstandsscores worden de volgende gegevens gehanteerd:\n \n \n a.\n voor de berekening van de relatieve achterstandsscore van po-scholen wordt de achterstandsscore gehanteerd zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek, daterend van 1 februari 2023 en gepubliceerd op 16 januari 2024. Met de achterstandsscore zonder drempel en het aantal leerlingen waarmee de achterstandsscore is berekend wordt een relatieve achterstandsscore berekend.\n \n \n b.\n voor de berekening van de relatieve achterstandsscore van vo-scholen wordt de achterstandsscore voor vmbo, havo en vwo dan wel de achterstandsscore voor praktijkonderwijs gehanteerd, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek, daterend van 1 oktober 2022 en gepubliceerd op 31 januari 2024. Met de achterstandsscore zonder drempel en het aantal leerlingen waarmee de achterstandsscore is berekend wordt een relatieve achterstandsscore berekend.\n \n \n \n \n 4\n Indien een so-school of een school voor speciaal basisonderwijs, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, onderdeel is van de aanvraag, stijgt de positie van een coalitie op de definitieve rangschikking met tien plaatsen.\n \n \n 5\n Indien niet genoeg middelen resteren om aanvragen met een gelijke definitieve rangschikking, als bedoeld in de eerste volzin van het tweede lid, te honoreren, dan wordt er tussen deze aanvragen geloot.\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-202410-02-2024Stcrt. 2024, 13623, datum inwerkingtreding 27-04-2024, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-02-2024.3Voor de bepaling van de achterstandsscores worden de volgende gegevens gehanteerd:b.voor de berekening van de relatieve achterstandsscore van vo-scholen wordt de achterstandsscore voor vmbo, havo en vwo dan wel de achterstandsscore voor praktijkonderwijs gehanteerd, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek, daterend van 1 oktober 2022 en gepubliceerd op 7 maart 2024. Met de achterstandsscore zonder drempel en het aantal leerlingen waarmee de achterstandsscore is berekend wordt een relatieve achterstandsscore berekend.\n \n \n Artikel\n 11\n Verplichtingen subsidie\n \n \n 1\n De penvoerder zendt voor 1 februari 2025 een verbindingsplan aan DUS-I, dat voldoet aan het bepaalde in artikel 8.\n \n \n 2\n Indien één of meerdere van de afspraken uit het verbindingsplan niet wordt nageleefd, meldt de penvoerder dit schriftelijk bij DUS-I.\n \n \n 3\n De coalities werken mee aan door of namens de minister ingestelde initiatieven die gericht zijn op het delen en uitwisselen van kennis en ervaring met andere coalities. Daaronder wordt in ieder geval de deelname aan terugkerende kennisdelingsactiviteiten en het delen van informatie en ervaringen ten behoeve van een kennisuitwisselingsplatform verstaan.\n \n \n 4\n De coalities werken mee aan door of namens de minister ingestelde onderzoeken die erop gericht zijn de minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het door of namens de minister te voeren beleid.\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 12\n Inzet externe partijen\n \n In het verbindingsplan wordt opgenomen op welke wijze gebruik gemaakt wordt van externe partijen bij de uitvoering van de afspraken, bedoeld in artikel 8.\n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 13\n Beoordeling en weigeringsgronden\n \n \n 1\n De minister meldt de penvoerder uiterlijk op 30 april 2025 of het verbindingsplan, bedoeld in artikel 3 tweede lid, onderdeel a, voldoet aan de daaraan gestelde voorwaarden bedoeld in artikel 8.\n \n \n 2\n Indien het verbindingsplan niet voldoet aan de gestelde voorwaarden wordt eenmaal een termijn van tien dagen geboden om het verbindingsplan aan te passen.\n \n \n 3\n Indien het aangepaste verbindingsplan, bedoeld in het tweede lid, niet voldoet aan de gestelde voorwaarden, wordt de subsidie lager vastgesteld.\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 14\n Verlening, vaststelling en verantwoording\n \n \n 1\n Subsidie op grond van deze regeling wordt binnen 13 weken na sluiting van de aanvraagperiode verleend. De minister verstrekt ambtshalve een voorschot van 100%. Het voorschot wordt in drie gelijke delen uitbetaald over de jaren 2024, 2025 en 2026.\n \n \n 2\n De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 1, als bedoeld in bijlage 4 van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.\n \n \n 3\n De verantwoording van de subsidie voor de toepassing van deze regeling in de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba geschiedt overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES met model G, onderdeel 1.\n \n \n 4\n De penvoerder toont aan de hand van een activiteitenverslag aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Daartoe wordt in ieder geval een beschrijving per schooljaar opgenomen van de vormgeving van de stuurgroep po-vo, de betrokkenheid van ouders en de inzet van externe partijen. Afhankelijk van de keuze die binnen de coalitie is gemaakt, bedoeld in artikel 8, tweede lid, wordt ook per schooljaar een beschrijving opgenomen van de inzet om de overdracht van leerlingen te versoepelen, de kennismakingsactiviteiten die voor leerlingen en voor docenten zijn georganiseerd en de inzet om vaardigheden te vergroten. Dit activiteitenverslag wordt uiterlijk op 29 oktober 2027 toegezonden aan DUS-I.\n \n \n 5\n De minister kan de penvoerder verzoeken om in het kader van een steekproefsgewijze controle aanvullende informatie te verstrekken.\n \n \n 6\n Indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt, zijn verricht en aan de daaraan verbonden verplichtingen is voldaan, wordt de subsidie vastgesteld op het bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd.\n \n \n 7\n In afwijking van artikel 9.1, vierde lid onderdeel a, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS, stelt de minister de subsidie ambtshalve vast binnen een jaar na indiening van de jaarverslaggeving over het laatste jaar van de activiteitenperiode.\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 15\n Hardheidsclausule\n \n De minister kan de bepalingen in deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.\n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 16\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n \n 1\n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.\n \n \n 2\n Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2029.\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 17\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling verbinding po-vo.\n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n M.L.J.\n Paul\n \n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049346/2024-04-27_0/xml/BWBR0049346_2024-04-27_0.xml", "content": "\n Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 5 februari 2024, nr. 43729265, houdende regels voor subsidieverstrekking ten behoeve van de verbetering van de verbinding tussen het primair en voortgezet onderwijs (Subsidieregeling verbinding po-vo)2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n Subsidieregeling verbinding po-vo2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n Gelet op artikel 71 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 67 van de Wet primair onderwijs BES, artikel 5.11 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en artikel 71 van de Wet op de expertisecentra;\n \n \n Besluit:\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n Begripsbepalingen\n \n In deze regeling wordt verstaan onder:\n \n \n \n bevoegd gezag: bevoegd gezag van een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet primair onderwijs BES, artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 of artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;\n \n \n \n coalitie: groep van po-, vo- en – indien van toepassing – so-scholen, die uitvoering geven aan de doelstelling, bedoeld in artikel 3, eerste lid.\n \n \n \n DUS-I: Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;\n \n \n \n externe partij: partij anders dan een school of samenwerkingsverband;\n \n \n \n minister: Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs\n \n \n \n penvoerder: bevoegd gezag van een van de scholen in de coalitie dat als penvoerder optreedt bij de aanvraag van subsidie op grond van deze regeling;\n \n \n \n po-school: uit ’s Rijks kas bekostigde school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 1 van de Wet primair onderwijs BES.\n \n \n \n samenwerkingsverband: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, tweede en vijftiende lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 26, eerste lid, van de Wet primair onderwijs BES of artikel 2.47, tweede en achttiende lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020;\n \n \n \n school: po-school, so-school of vo-school;\n \n \n \n so-school: uit ’s Rijks kas bekostigde school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;\n \n \n \n vestiging: hoofdvestiging of nevenvestiging van een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, hoofdvestiging of nevenvestiging van een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, hoofdvestiging als bedoeld in artikel 4.13 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, nevenvestiging als bedoeld in artikel 4.14 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 of tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel4.16 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;\n \n \n \n vo-school: uit ’s Rijks kas bekostigde school als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020.\n \n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 2\n Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS\n \n Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.\n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 3\n Doel van de regeling en te subsidiëren activiteiten\n \n \n 1\n De minister kan op grond van deze regeling subsidie verstrekken met als doel scholen te stimuleren om actiever samen te werken, teneinde de doorstroom van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs te versoepelen.\n \n \n 2\n De minister kan ten behoeve van het doel, bedoeld in het eerste lid, op grond van deze regeling subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten:\n \n \n a.\n het opstellen van een verbindingsplan in het schooljaar 2024–2025; en\n \n \n b.\n het uitvoeren van de afspraken in het verbindingsplan in de schooljaren 2025–2026 en 2026–2027.\n \n \n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 4\n Coalitievorming\n \n \n 1\n Een coalitie bestaat uit vestigingen van ten minste twee po-scholen en één vo-school.\n \n \n 2\n Een po-school, vo-school of so-school kan bij ten hoogste twee coalities aansluiten.\n \n \n 3\n Deelname van dezelfde combinaties van po-scholen en vo-scholen aan meer dan één coalitie is niet toegestaan.\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 5\n Subsidieplafond\n \n Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is in totaal een bedrag van € 61.200.000 beschikbaar.\n20241362326-04-202418-04-20244486952520241362326-04-202418-04-20244486952527-04-2024\n \n \n Artikel\n 6\n Penvoerderschap\n \n \n 1\n De subsidie wordt verstrekt aan en verantwoord door de penvoerder.\n \n \n 2\n Op de penvoerder rusten alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ongeacht welke partij binnen de coalitie feitelijk is belast met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende activiteiten.\n \n \n 3\n De penvoerder is verantwoordelijk voor het informeren van de bevoegde gezagsorganen van de betrokken scholen in de coalitie over de verplichtingen, bedoeld in artikel 11, vierde lid en artikel 14, derde, vierde en vijfde lid.\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 7\n Aanvraag\n \n \n 1\n De subsidieaanvraag kan door de penvoerder worden ingediend van 14 februari 2024 tot en met 13 maart 2024.\n \n \n 2\n Subsidie wordt aangevraagd met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat is bekendgemaakt op de website www.dus-i.nl. In het aanvraagformulier is opgenomen:\n \n \n a.\n hoeveel en welke vestigingen van po-, vo- en so- scholen deelnemen aan de coalitie;\n \n \n b.\n hoeveel leerlingen op de deelnemende po-scholen in de coalitie tijdens het schooljaar 2023–2024 onderwijs volgen in het achtste leerjaar van het po en over hoeveel schoolklassen deze leerlingen zijn verdeeld;\n \n \n c.\n in welke schoolsoorten en leerwegen er onderwijs op de deelnemende scholen wordt verzorgd.\n \n \n \n \n 3\n Bij de aanvraag wordt een samenwerkingsverklaring gevoegd, die is opgesteld met gebruikmaking van het model dat daartoe is bekendgemaakt op de website www.dus-i.nl. De samenwerkingsverklaring bevat een ondertekende verklaring van het bevoegd gezag van elke school die deelneemt aan de coalitie dat de penvoerder gemachtigd is om hen in het kader van de subsidieverstrekking in en buiten rechte te vertegenwoordigen, en dat alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording door de penvoerder van de besteding van de subsidie, op verzoek aan de penvoerder worden verstrekt.\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 8\n Inhoud verbindingsplan\n \n \n 1\n In het verbindingsplan, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, worden in ieder geval afspraken gemaakt over:\n \n \n a.\n de vormgeving en werkzaamheden van een stuurgroep po-vo, die bestaat uit ten minste één afgevaardigde per deelnemende vestiging van de po-, vo- en so-scholen in de coalitie, waarbij deze stuurgroep zich in ieder geval bezighoudt met de uitvoering en het bewaken van de nakoming van de afspraken uit het verbindingsplan;\n \n \n b.\n het uitbreiden van activiteiten binnen de scholen in de coalitie die zijn gericht op het vergroten van ouderbetrokkenheid;\n \n \n c.\n indien van toepassing, de rol van het samenwerkingsverband bij de uitvoering van de afspraken die in het verbindingsplan zijn opgenomen; en\n \n \n d.\n indien van toepassing, de wijze waarop gebruik wordt gemaakt van externe partijen als bedoeld in artikel 12.\n \n \n \n \n 2\n Daarnaast wordt in het verbindingsplan de inzet op ten minste drie van de volgende onderwerpen beschreven:\n \n \n a.\n afspraken over een systeem waarin de warme overdracht van leerlingen van de po-school naar de vo-school is vastgelegd;\n \n \n b.\n de wijze waarop leerlingen van de po-school in de gelegenheid worden gesteld om ervaring op te doen op de vo-school;\n \n \n c.\n de uitwisseling van kennis en ervaring tussen docenten van de po-school en docenten van de vo-school;\n \n \n d.\n de wijze waarop leerlingen kennis maken en worden voorbereid op de vaardigheden die ze nodig hebben voor het lesaanbod van de vo-school; of\n \n \n e.\n een ander initiatief dat aantoonbaar bijdraagt aan de doelstelling, bedoeld in artikel 3 eerste lid.\n \n \n \n \n 3\n Als onderdeel van de inzet op ten minste drie onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, wordt in ieder geval het volgende uitgevoerd:\n \n \n a.\n indien gekozen wordt voor inzet op het onderwerp, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a: een jaarlijkse actieve en mondelinge terugkoppeling vanuit de vo-school aan de po-school, over het verloop van de overgang van de leerling, en de mate waarin de overdrachtsinformatie aansluit bij de ervaring van de vo-school;\n \n \n b.\n indien gekozen wordt voor inzet op het onderwerp, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b: alle leerlingen uit het achtste leerjaar van de deelnemende po-scholen in een coalitie worden ten minste vijf keer per jaar in de gelegenheid gesteld om ervaring op te doen in het vo;\n \n \n c.\n indien gekozen wordt voor inzet op het onderwerp, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c: de organisatie van minimaal vijf bijeenkomsten per jaar ten behoeve van de uitwisseling van kennis tussen docenten die werkzaam zijn op de scholen binnen de coalitie;\n \n \n d.\n indien gekozen wordt voor inzet op het onderwerp, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d: het aanbieden van vaardigheden op de po-school die van belang zijn binnen het vo, vooruitlopend op en in afstemming met het aanbod hiervan op de vo-school.\n \n \n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 9\n Omvang en besteding subsidie\n \n \n 1\n Het door een coalitie voor de gehele subsidieperiode te ontvangen subsidiebedrag wordt berekend door het aantal deelnemende po-, vo- en so-scholen in de coalitie met € 60.000 te vermenigvuldigen en door het aantal leerlingen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel b, te vermenigvuldigen met € 225. In afwijking van de vorige volzin wordt het subsidiebedrag, indien een po-school deelneemt aan twee coalities, berekend door het aantal leerlingen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel b, van de betreffende po-school te vermenigvuldigen met € 112,50.\n \n \n 2\n Het subsidiebedrag per aanvraag van een coalitie op Caribisch Nederland wordt omgerekend in US-dollars tegen de vastgestelde wisselkoers bij verstrekking van het voorschot.\n \n \n 3\n Als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 10\n Wijze van verdeling beschikbare middelen\n \n \n 1\n Indien het voor subsidieverstrekking beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 5, ontoereikend is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen toe te wijzen, wordt voorrang verleend aan de aanvragen voor scholen in Caribisch Nederland.\n \n \n 2\n Vervolgens worden de aanvragen gerangschikt op basis van de gemiddelde relatieve achterstandsscore van een coalitie. Daartoe wordt per coalitie eerst afzonderlijk een gemiddelde achterstandsscore voor de po-scholen en voor de vo-scholen vastgesteld. Per sector worden de coalities van hoog naar laag gerangschikt. Scholen voor speciaal basisonderwijs, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, blijven hierbij buiten beschouwing. De definitieve rangschikking voor een coalitie wordt vervolgens bepaald door het gemiddelde van de posities op de rangschikkingen per sector te berekenen. De aanvragen worden op basis van de definitieve rangschikking van hoog naar laag toegewezen.\n \n \n 3\n Voor de bepaling van de achterstandsscores worden de volgende gegevens gehanteerd:\n \n \n a.\n voor de berekening van de relatieve achterstandsscore van po-scholen wordt de achterstandsscore gehanteerd zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek, daterend van 1 februari 2023 en gepubliceerd op 16 januari 2024. Met de achterstandsscore zonder drempel en het aantal leerlingen waarmee de achterstandsscore is berekend wordt een relatieve achterstandsscore berekend.\n \n \n b.\n voor de berekening van de relatieve achterstandsscore van vo-scholen wordt de achterstandsscore voor vmbo, havo en vwo dan wel de achterstandsscore voor praktijkonderwijs gehanteerd, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek, daterend van 1 oktober 2022 en gepubliceerd op 7 maart 2024. Met de achterstandsscore zonder drempel en het aantal leerlingen waarmee de achterstandsscore is berekend wordt een relatieve achterstandsscore berekend.\n \n \n \n \n 4\n Indien een so-school of een school voor speciaal basisonderwijs, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, onderdeel is van de aanvraag, stijgt de positie van een coalitie op de definitieve rangschikking met tien plaatsen.\n \n \n 5\n Indien niet genoeg middelen resteren om aanvragen met een gelijke definitieve rangschikking, als bedoeld in de eerste volzin van het tweede lid, te honoreren, dan wordt er tussen deze aanvragen geloot.\n \n20241362326-04-202418-04-20244486952520241362326-04-202418-04-20244486952527-04-202410-02-2024\n \n \n Artikel\n 11\n Verplichtingen subsidie\n \n \n 1\n De penvoerder zendt voor 1 februari 2025 een verbindingsplan aan DUS-I, dat voldoet aan het bepaalde in artikel 8.\n \n \n 2\n Indien één of meerdere van de afspraken uit het verbindingsplan niet wordt nageleefd, meldt de penvoerder dit schriftelijk bij DUS-I.\n \n \n 3\n De coalities werken mee aan door of namens de minister ingestelde initiatieven die gericht zijn op het delen en uitwisselen van kennis en ervaring met andere coalities. Daaronder wordt in ieder geval de deelname aan terugkerende kennisdelingsactiviteiten en het delen van informatie en ervaringen ten behoeve van een kennisuitwisselingsplatform verstaan.\n \n \n 4\n De coalities werken mee aan door of namens de minister ingestelde onderzoeken die erop gericht zijn de minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het door of namens de minister te voeren beleid.\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 12\n Inzet externe partijen\n \n In het verbindingsplan wordt opgenomen op welke wijze gebruik gemaakt wordt van externe partijen bij de uitvoering van de afspraken, bedoeld in artikel 8.\n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 13\n Beoordeling en weigeringsgronden\n \n \n 1\n De minister meldt de penvoerder uiterlijk op 30 april 2025 of het verbindingsplan, bedoeld in artikel 3 tweede lid, onderdeel a, voldoet aan de daaraan gestelde voorwaarden bedoeld in artikel 8.\n \n \n 2\n Indien het verbindingsplan niet voldoet aan de gestelde voorwaarden wordt eenmaal een termijn van tien dagen geboden om het verbindingsplan aan te passen.\n \n \n 3\n Indien het aangepaste verbindingsplan, bedoeld in het tweede lid, niet voldoet aan de gestelde voorwaarden, wordt de subsidie lager vastgesteld.\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 14\n Verlening, vaststelling en verantwoording\n \n \n 1\n Subsidie op grond van deze regeling wordt binnen 13 weken na sluiting van de aanvraagperiode verleend. De minister verstrekt ambtshalve een voorschot van 100%. Het voorschot wordt in drie gelijke delen uitbetaald over de jaren 2024, 2025 en 2026.\n \n \n 2\n De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 1, als bedoeld in bijlage 4 van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.\n \n \n 3\n De verantwoording van de subsidie voor de toepassing van deze regeling in de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba geschiedt overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES met model G, onderdeel 1.\n \n \n 4\n De penvoerder toont aan de hand van een activiteitenverslag aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Daartoe wordt in ieder geval een beschrijving per schooljaar opgenomen van de vormgeving van de stuurgroep po-vo, de betrokkenheid van ouders en de inzet van externe partijen. Afhankelijk van de keuze die binnen de coalitie is gemaakt, bedoeld in artikel 8, tweede lid, wordt ook per schooljaar een beschrijving opgenomen van de inzet om de overdracht van leerlingen te versoepelen, de kennismakingsactiviteiten die voor leerlingen en voor docenten zijn georganiseerd en de inzet om vaardigheden te vergroten. Dit activiteitenverslag wordt uiterlijk op 29 oktober 2027 toegezonden aan DUS-I.\n \n \n 5\n De minister kan de penvoerder verzoeken om in het kader van een steekproefsgewijze controle aanvullende informatie te verstrekken.\n \n \n 6\n Indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt, zijn verricht en aan de daaraan verbonden verplichtingen is voldaan, wordt de subsidie vastgesteld op het bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd.\n \n \n 7\n In afwijking van artikel 9.1, vierde lid onderdeel a, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS, stelt de minister de subsidie ambtshalve vast binnen een jaar na indiening van de jaarverslaggeving over het laatste jaar van de activiteitenperiode.\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 15\n Hardheidsclausule\n \n De minister kan de bepalingen in deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.\n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 16\n Inwerkingtreding en vervaldatum\n \n \n 1\n Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.\n \n \n 2\n Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2029.\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n Artikel\n 17\n Citeertitel\n \n Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling verbinding po-vo.\n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n \n \n Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,\n \n M.L.J.\n Paul\n \n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024\n \n2024447409-02-202405-02-2024437292652024447409-02-202405-02-20244372926510-02-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049346/manifest.xml", "content": "2024-02-102029-01-012024-02-14T06:54:03+01:002024-05-01T06:11:26+02:00BWBR0049346.WTI2024-02-102024-04-262024-02-102024-04-262024-02-14T06:54:37+01:002024-05-01T06:11:33+02:00753856d63468617da187b03613859ae01a8542bf075c270603508489293529197fc25cfd53fc4ef6991f9fafe6859bc24aa6f56d3eede8e7f069ab15104c48af3511a2024-04-279999-12-312024-04-279999-12-312024-05-01T06:11:33+02:002024-05-01T06:11:33+02:0075476fc64bac371875d92fa3f7c0135d068a9c8d242e18f762fcb21400f66bb2460bae6c0e487b451e0f29cab2b1298e280bbdb02c1e67384c929579b4f5d5da959bd2024-02-102024-04-262024-04-279999-12-312024-05-01T06:11:33+02:002024-05-01T06:11:33+02:0076628ada375e5736423fcb571154135f69a5fdf8065cfb6ab3fccdb997c81011b31e0a31a1777601d4fa7549a64e6df98f0e8ba04dd9f93e86ff3ebe0583f5af8175a", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049347/2024-02-13_0/xml/BWBR0049347_2024-02-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de Algemeen Directeur van het CIBG van 30 januari 2024, nr. CIBG 24-06539, houdende verlening van ondermandaat aan de hoofden van enkele afdelingen van het CIBG tot het nemen van besluiten alsook voor het ondertekenen van stukken2024418712-02-202430-01-2024CIBG24-065392024418712-02-202430-01-2024CIBG24-0653913-02-2024\n Ondermandaatbesluit CIBG2024418712-02-202430-01-2024CIBG24-065392024418712-02-202430-01-2024CIBG24-0653913-02-2024\n \n \n De Algemeen Directeur van het CIBG,\n \n Gelet op artikel 16, tweede lid, van de Mandaatregeling VWS;\n \n \n Besluit:\n \n2024418712-02-202430-01-2024CIBG24-065392024418712-02-202430-01-2024CIBG24-0653913-02-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Aan de hoofden van de hierna te noemen afdelingen wordt ondermandaat verleend om namens de Minister voor Langdurige Zorg, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport besluiten te nemen en de te voeren correspondentie te ondertekenen, deze taken uitsluitend voor zover betrekking hebbend op het eigen werkterrein:\n \n \n –\n Applicatie- en Servicemanagement;\n \n \n –\n Authenticatie en Gegevensverstrekking;\n \n \n –\n CIO Office;\n \n \n –\n Delivery;\n \n \n –\n Farmatec;\n \n \n –\n Functioneel Beheer;\n \n \n –\n HRM;\n \n \n –\n Klant en Communicatie;\n \n \n –\n Bureau LCH;\n \n \n –\n Publieke Knooppunten en Registers;\n \n \n –\n Toelating en Toezicht.\n \n \n2024418712-02-202430-01-2024CIBG24-065392024418712-02-202430-01-2024CIBG24-0653913-02-2024\n \n \n Artikel\n 2\n \n Het Ondermandaatbesluit Agentschap CIBG 2015 wordt ingetrokken.\n2024418712-02-202430-01-2024CIBG24-065392024418712-02-202430-01-2024CIBG24-0653913-02-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n Dit besluit wordt aangehaald als: Ondermandaatbesluit CIBG.\n2024418712-02-202430-01-2024CIBG24-065392024418712-02-202430-01-2024CIBG24-0653913-02-2024\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.\n2024418712-02-202430-01-2024CIBG24-065392024418712-02-202430-01-2024CIBG24-0653913-02-2024\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Algemeen Directeur van het CIBG,\n \n M.\n Stupar\n \n Voor akkoord,\n de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Volksgezondheid,Welzijn en Sport,\n \n S.\n Riedstra\n \n \n2024418712-02-202430-01-2024CIBG24-065392024418712-02-202430-01-2024CIBG24-0653913-02-2024\n \n2024418712-02-202430-01-2024CIBG24-065392024418712-02-202430-01-2024CIBG24-0653913-02-2024", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049347/manifest.xml", "content": "2024-02-132024-02-15T07:52:39+01:002024-02-15T07:52:39+01:00BWBR0049347.WTI2024-02-139999-12-312024-02-139999-12-312024-02-15T07:53:56+01:002024-02-15T07:53:56+01:0016484d25f8dbc0a3232640200f6b09345995363b45c912a7637987b7a709c98b113cb02758ec8aaea16a94965324afff40354215dbda5c4bcb3735740da4ab4d0c92b", "source": "Basiswettenbestand"} +{"url": "data/BWBR0049348/2024-02-13_0/xml/BWBR0049348_2024-02-13_0.xml", "content": "\n Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 5 februari 2024, MINBUZA-2024.20415-7, tot vaststelling van een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 en tot wijziging van het Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 26 september 2023, Min-BuZa.2023.19898-15, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Tweede openstelling en wijziging beleidsregels Subsidieprogramma Social Sustainability)2024418612-02-202405-02-2024MINBUZA-2024.20415-72024418612-02-202405-02-2024MINBUZA-2024.20415-713-02-2024\n Tweede openstelling en wijziging beleidsregels Subsidieprogramma Social Sustainability2024418612-02-202405-02-2024MINBUZA-2024.20415-72024418612-02-202405-02-2024MINBUZA-2024.20415-713-02-2024\n \n \n De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;\n \n Gelet op de artikelen 6 en 7 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken;\n Gelet op artikel 5.1 en 7.2 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006;\n \n \n Besluit:\n \n2024418612-02-202405-02-2024MINBUZA-2024.20415-72024418612-02-202405-02-2024MINBUZA-2024.20415-713-02-2024\n \n \n \n Artikel\n 1\n \n Aanvragen voor subsidie in de tweede openstelling van het Subsidieprogramma Social Sustainability worden ingediend vanaf 19 februari 2024 tot en met 15 april 2024, 15.00 uur Nederlandse tijd. \n2024418612-02-202405-02-2024MINBUZA-2024.20415-72024418612-02-202405-02-2024MINBUZA-2024.20415-713-02-2024\n \n \n Artikel\n 2\n \n Voor subsidieverlening in het kader van de tweede openstelling van het Subsidieprogramma Social Sustainability geldt een subsidieplafond van € 5,5 miljoen. \n2024418612-02-202405-02-2024MINBUZA-2024.20415-72024418612-02-202405-02-2024MINBUZA-2024.20415-713-02-2024\n \n \n Artikel\n 3\n \n \n Wijzigt het Besluit vaststelling beleidsregels en subsidieplafond Subsidieprogramma Social Sustainability.\n \n2024418612-02-202405-02-2024MINBUZA-2024.20415-72024418612-02-202405-02-2024MINBUZA-2024.20415-713-02-2024\n \n \n Artikel\n 4\n \n Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2028, met dien verstande dat de bijlage bij Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 26 september 2023 tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Subsidieprogramma Social Sustainability) zoals deze luidde voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit van toepassing blijft op reeds voor die dag ingediende aanvragen en verleende subsidies.\n2024418612-02-202405-02-2024MINBUZA-2024.20415-72024418612-02-202405-02-2024MINBUZA-2024.20415-713-02-2024\n \n \n \n Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.\n \n \n De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,\n namens deze,\n de Directeur-Generaal Internationale Samenwerking,\n \n P.\n Grotenhuis\n \n \n2024418612-02-202405-02-2024MINBUZA-2024.20415-72024418612-02-202405-02-2024MINBUZA-2024.20415-713-02-2024\n \n2024418612-02-202405-02-2024MINBUZA-2024.20415-72024418612-02-202405-02-2024MINBUZA-2024.20415-713-02-2024", "source": "Basiswettenbestand"}